Raad
vanState 201009014/1/V3 Datum uitspraak: 30 juni 2011
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 17 augustus 2010 in zaak nr. 10/3683 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Justitie.
201009014/1./V3
1.
2
3 0 juni 2 0 1 1
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2 0 1 0 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 17 augustus 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 14 september 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201009014/1./V3
3.
3
30 juni 2011
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, ambtenaar van staat.
w.g. Borman lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Snijders ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2011
279 Verzonden: 30 juni 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
I4.S.P.
2010 13:16
Nr. 0056
Y»I
P. 6
AFSCHRIFT
•G^#/GRAVENHAGE SectorHéstlJursrecht vreemdclingenka mer nevenzittingsplaats Almelo regnr: Awb 10/3683 BEPTDNDU uitspraak van de enkelvoudige kamer inzake: geboren op van Somalische nationaliteit, IND dossiernummer 0902.24.1097, eiser, gemachtigde mr. J.S. Visser, advocaat te Stadskanaal; en De Minister van Justitie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, (Iramigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder, vertegenwoordigd door mr. PJL Postma, ambtenaar ten departementc.
I, Procesverloop Op 24 februari 2009 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 27 januari 2010 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Bij brief van 28 januari 2010 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep is voorzien van gronden bij brieven van 19 februari 2010 en 15 juli 2010, Verweerder heeft bij schrijven van 14 juli 2010 een verweerschrift ingediend. Het beroep is ter zitting van 29 juli 2010 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, afgewezen, indien een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke
lUo.
2010 13:16
NrJ056
AWB 10/3683 BEPTDN DU
p-
blad 2/4
organisalie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval is van toepassing de Schengen UicvoeringsOvereenkomst (hierna: SUO). Tsjechië heeft op 24 september 2009 het terugnameverzoek op grond van artikel 23 van de SUO aanvaard. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat zijn terugzending naar Tsjechië' strijdig is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Daarbij stelt eiser dat het allerminst zeker is dat hij in Tsjechië alsnog zal worden geregistreerd als minderjarige nu hij eerder al als meerderjarige een vluchtelingenstatus heeft gekregen. Ook is onduidelijk of in Tsjechië de vereiste medische zorg in verband met zijn knieen PTSS-klachten voor hem beschikbaar is. Tijdens zijn eerdere verblijf in Tsjechië, dat enige jaren heeft geduurd, is niet gebleken van enige medische zorg. Voorts loopt eiser bij terugkeer een reëelrisicoom opnieuw te worden blootgesteld aan seksuele praktijken van homoseksuelo mannen zonder dat de Tsjechische autoriteiten hem daartegen effectief beschermen. De stelling van verweerder dat de vaststelling van de leeftijd van eiser voor zijn eigen rekening en risico komt kan niet worden gevolgd nu eiser minderjarig is en derhalve ondanks zijn gedrag recht heeft op bescherming als minderjarige. In de aanvullende gronden van 15 juli 2010 voert eiser aan dat hij heeft ontdekt dat zijn oom, de heer , hier in Nederland verblijft als houder van een vcrblij fs vergunning asiel. Deze oom is gaarne bereid eiser bij zich in zijn woning te laten wonen en hij is in staat eiser voldoende zorg te bieden. Eiser beroept zich in verband hiermee dan ook op artikel 7 van de Verordening (EG) 343/2003 van do Raad van de Europese Unie van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen'welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: Vo 343/2003). Voorts stelt eiser dat hij in Tsjechië tot drie maal heeft verzocht om medische behandeling voor zijn knie maar dat hij deze nooit heeft gekregen. Dit in tegenstelling tot Nederland waar zijn knieklachten ernstig genoeg werden bevonden voor een medische ingreep gevolgd door 9 maanden revalidatiehehandelingen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser als vluchteling is toegelaten tot Tsjechië. Nu eiser reeds in Tsjechië als vluchteling is toegelaten is niet de Vo 343/2003 van toepassing maar de SUO. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het beroep van eiser op artikelen uit de Vo 343/2003 niet kan slagen. De stelling van gemachtigde van eiser ter zitting dat de inhoud van deze artikelen analoog van toepassing moet worden geacht bij een terugname op grond van de SUO volgt de rechtbank niet De rechtbank ziet hiervoor in zowel de Vo 343/2003 als in de SUO geen enkel aanknopingspunt. Bovendien heeft gemachtigde van eiser zijn stelling niet nader onderbouwd. Voor het overige overweegt de rechtbank als volgt. Ten aanzien van eisers stelling dat Tsjechië onzorgvuldig zou hebben gehandeld door hem te beschouwen als zijnde een meerderjarige en hem een vluchtelingenstatus te verlenen overweegt de rechtbank dat dit gelet op de eigen verklaringen van eiser hieromtrent voor eisers eigen rekening, enrisicokomt. Daarbij acht de rechtbank voorts van belang dat eiser bij terugkeer in Tsjechië de door hem gestelde leeftijd aan de orde kan stellen zodat er eventueel een medisch
K S . e p . 2010 13:17
AWB 10/3683 BEPTDN DU
Nr. 0056
P; 8
blad 3/4
(leeftyds-) onderzoek kan plaatsvinden. Wat betreft de problemen die eiser stelt te ervaren in Tsjechië is de rechtbank van oordeel dat hij zich daaromtrent kan wenden tot de (hogere) autoriteiten dan wel de geëigende instanties in Tsjechië. Gesteld noch gebleken is dat eiser dit reeds heeft gedaan. Ten aanzien van de medische situatie van eiser overweegt de rechtbank dat uitgaande van het interetatelijk vertrouwensbeginsel de medische voorzieningen in beginsel vergelijkbaar worden verondersteld tussen de lidstaten en kan en mag er eveneens vanuit worden gegaan dat de voorzieningen in de lidstaten, indien geïndiceerd, ook ter beschikking zullen staan aan eiser. Bovendien heeft eiser in casu niet aannemelijk gemaakt dat dit uitgangspunt voor hem niet opgaat. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
14. S.ep.. 2010 13:17
Nr. 0056
P. 9
biad 4/4
AWB 10/3683 BEPTDNDU
3. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr, J U Keuzenkamp, rechter, in tegenwoordigheid van J.M. van der Stouwe, griffier. De rechter,
De griffier,
Uitgesproken in het openbaar op J J ^UG 2'ÖÏQ Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Rasd van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113,2500 BC 's-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Afschrift verzonden op: VOORAFSC OE GR1FFI
ONFQRU A » i ! m M i n / T i r r_ n r m r t i J i f l C
Sep. 2010 13:13
Advokatenkantoor Visser e s . mr J.S. Visser* advocaat mr J.Q.H, van dor Kolk aoVocaaJ mW. S.M. van den Bosch office manager/secretaresse Poslbus253 HooJdkadalOS Telefoon: Telefax: E-mail: Website;
9S0ÛAG Stadskanaal 9503 HE Stadskanaal O599-6SÛ909 0599-616239
[email protected] www.advokaienkamoorvlsser.nl
In aamenwerking mal: K. Rüther, Rechtsanwalt in Osnabrück A, Cornelissen, advocaat In Evergem, België
De Voorzitter vân:a^;j:vx;:v:;:::v:;:;:\g Afdeling BestuursrÇcn^ Hoger beroep vreemaéu'ng^^ea'v:v;;::::;v:: Postbus 16113 *':::::;:::>>:>::':-::>::x::::-:-:«: 2500BC DEN HAAG '"M^^Mri^
«
;
Fax070-36513 80 Stadskanaal, 14 september 2010
RAAD VAM STATE; : Ons kenmerk Betreft e-mail
: /IND 2010299 : VERZOEKSCHRIFT VOORLOPIGE VOORZIENING Toevoeging aangevraagd :
[email protected]
INGEKOMEN
.1 4 SEP 2010 AAN: V3 BEHANDELD: OD:
Geeft eerbiedig te kennen: geboren vreemdeling van Somalische nationaliteit, wonende te verzoeker, die als minderjarige onder voogdij staat van mevrouw J. Pas van de Stichting Nidos, gevestigd Noordenbergschild 9 to 7411 LR Deventer, en voor wie als gemachtigde optreedt mr J.S. Visser, advocaat, gevestigd Hoofdkade 108 te 9503 HE Stadskanaal, die voor deze zaak bepaaldelijk door hem en zijn voogd is gemachtigd dit verzoekschrift in te dienen en ook verder als zijn gemachtigde zal optreden. Verzoeker heeft op 14 september 2010 een hoger beroepschrift bij uw Afdeling ingediend (bijlage), gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank VGravonhage, nevenzittingsplaats Almelo, d.d. 17 augustus 2010. veizonden 17 augustus 2010. kenmerk Awb 10/3683 (bijlage), en tegen het besluit d.d. 27januari2010van.DE MINISTER VAN JUSTITIE, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, IND Den Haag, verweerder. Bij het bestreden besluit d.d. 27 januari 2010 werden de rechtsgevolgen opgeschort, namelijk de verplichting voor verzoeker ora Nederland te verlaten dan wel te worden uitgezet. Nu de beroepsfase voorbij is herleeft deze verplichting. Verweerder is in deze alert: telefonisch deelde hij de gemachtigde op 8 september 2010 mede voornemens te zijn verzoeker op korte termijn in vreemdelingenbewaring te nemen teneinde hem te kunnen overdragen aan de Tsjechische autoriteiten. Verweerder heeft zich in hetzelfde telefoongesprek op grond van de minderjarigheid van verzoeker bereid verklaard nog twee weken af te wachten of verzoeker inmiddels zelf initaiteven ontplooid heeft om terug te keren naai- Somalie, bijvoorbeeld door zich daarover tot het LOM te wenden, in welk geval verweerder de overdracht aan Tsjechië achterwege zal laten.
* lid van de Verenlglnfl voor Laleeïschada Advocaten, LSA * [ld van de SpectallsallevöröniBÏna Sociaal Zekeiheidarachladvocaten, SSZ
PAR:
'' '^
ÖÖ56;:g::::P.J^^^p
4. Sep. 2010 13:14
Advokatenkantoor Visser es.
Verzoeker wordt dus op korte termijn met daadwerkelijke uitzetting bedreigd. Hij heeft er een spoedeisend belang bij in Nederland de uitspraak in hoger beroep te mogen aftvachten. Dit belang is mede gebaseerd op het belang van hem als minderjarige om in het gezin te worden opgenomen van zijn oom in Sliedrecht, u de daartoe strekkende bepalingen op zijn situatie van toepassing worden geacht. Verzoeker vraagt u dus om voor de duur van de hoger beroepsprocedure als voorlopige voorziening te geven een gebod aan verweerder zich te onthouden van handelingen, gericht op de uitzetting van verzoeker uit Nederland. REDENEN WAAROM Verzoeker u vraagt deze voorlopige voorziening te geven en een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Bijlagen
J.S.Vi gemac
4. Sep. J01Ö 13:14 wwX'X'XtfX'Xtt'X'XvxwSra
I'X'X'X^X'X'X'X'X^X'XvX'XvXw !"XvX*X*X*X*X*X,XvX,XvXCWv5|
Advokatenkantoor Visser e s .
:tfx:x%%$föx^,
vX*X*X*X'XvX*X X,XvX*X*X*Xv X'X*X'X*X*X'X^'X*X'X*X*X*X.*Xvi
mr J.s. Visser* advocaat mrJ.G.H.vanderKolk advocaat mw. S.M. van den Bosch office manager/sQcretaresse Postbus 253 9500 AG SladskanaaJ Hoofdkade 108 9503 HE Stadskanaal
Telefoon:
0599-650999
Telefax: E-mail; Website:
Û5â9- 616239
[email protected] w*vw. odvoKalenkanfoorvisser.nl
In samenwerking mel: K. Rüther, Rechisanwalt In Osnabrück A. Corneliasen, advocaat in Evargam, Befglô
Afdeling B e s m u ï ^ ^
Hoger beroep v r e ^ e M ^ ^ Postbus 16113 - ^ l i S J M S ^ ^ 2500 BC DEN HMG-:::::::::::::Xvx::vS*X>fr
Fax 070-365 13 80 Stadskanaal, 14 september 2010
RAAD VAN STATE Ons kenmerk Betreft e-rnail
: /IND 2010299 : HOGER BEROEPSCHRIFT Toevoeging aangevraagd. : i.s.vissej^advokatenkantooi-visser.nl
INGEKOMEN
.1 4 SEP 2010 ZAAKNR. AAN: 8EHAN0ELD: HO:
PAR:
Geeft eerbiedig te kennen: , geboren , vreemdeling van Somalische nationaliteit, wonende , eiser, die als minderjarige onder voogdij staat van mevrouw J. Pas van de Stichting Nidos, gevestigd Noordenbergschild 9 te 7411 LR Deventer, en voor wie als gemachtigde optreedt mr J.S. Visser, advocaat, gevestigd Hoofdkade 108 to 9503 HE Stadskanaal, die voor deze zaak bepaaldelijk door hem en zijn voogd is gemachtigd dit hoger beroepschrift in te dienen en ook verder als zijn gemachtigde op te treden. Dit hoger beroep schrift richt zich tegen de uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo d.d. 17 augustus 2010, verzonden 17 augustus 2010, kenmerk Awb 10/3683, en tegen het bestreden besluit d.d. 27 januari 2010 van DE MINISTER VAN JUSTITIE, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, IND te Den Haag, verweerder. Als bijlage treft u een kopie aan van de uitspraak waarvan hoger beroep. Voor dit hoger beroep voert eiser de volgende gronden aan. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd niet de Verordening EG 343/2003 (Dublin H) maar do Uitvoeringsovereenkomst Schengen, De reden hiervoor is dat de Tsjechische autoriteiten hebben aangegeven dat eiser in Tsjechië" erkend is als vluchteling. Blijkens het bestreden besluit heeft verweerder aanvankelijk gehandeld overeenkomstig de Dublinverordening maar is direct na ontvangst van de informatie van de Tsjechische autoriteiten overgeschakeld op de Uitvoeringsovereenkomst Schengen. In de uitspraak waarvan hoger beroep gaat voorbij aan het in de beroepszaak gedane beroep op artikel 7 Dublinvorordening. Eiser is zelf nog minderjarig en heeft ontdekt dat een oom van hem in SHedrecht woont en houder is van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29 lid 1 d Vw. Blijkens de Vreemdelingencirculaire C3/2.3.5 past verweerder een verruimd beleid toe ten aanzien van artikel 7
* lid van de vereniging voor Lolssischado Advocaten, LSA * lid van de SpecfaifaatleVörtlUfllng Sociaal ZekBrhBidsrectitHdvDcalart, SSZ
'•'-.'*:
14 Sep. 2010 13:15
Advokatenkantoor Visser e s .
Verordening 343/2003. Dit verruimd beleid houdt in dat het artikel ook van toepassing wordt geacht als de reeds in Nederland aanwezige vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft. Voorts is het in dit beleid niet van belang of eiser in het land van herkomst reeds een gezin vormde met deze reeds in Nederland aanwezige oom, De oom dient alleen schriftelijk in te stemmen met de beoogde hereniging. De oom is daartoe bereid. Blijkens het rapport van eerste gehoor in de procedure van eiser woonde de oom in Somalië niet op hetzelfde adres als eiser. Verweerder stelt echter in zijn eigen beleid dat het niet van belang is of er in Somalie" reeds een ge2insband was tussen eiser en deze oom. Verweerder heeft ter zitting d.d, 29 juli 2010 verklaard dat het nieuw opgekomen feit in de zin van artikel 83 Vw. van de familieband tussen eiser en de oom nog wel nader zou moeten worden onderzocht, maar zich in beginsel bereid verklaard tot dit nader onderzoek. Ook eiser en de oom 2ijn in beginsel bereid mee te werken aan dit nader onderzoek, dat dan zou moeten bestaan uit een DNAonderzock. De Rechtbank Almelo stelt echter dat er geen enkel aanknopingspunt zou zijn voor toopassing naar analogie van artikel 7 Dub! in verordening en het beleid dat verweerder ten aanzien daarvan voerï in een situatie waarin alleen de Schengen Uitvoeringsovereenkomst van toepassing is. De Rechtbank Almelo heeft zich in deze dus strenger dan verweerder getoond. Het standpunt van de Rechtbank Almelo, dat er geen enkel aanknopingspunt zou zijn voor eerbiediging van de rechten van eiser als minderjarige en het nastreven van gezinsvorming met zijn oom in Sliedrecht, is onjuist. Artikel 23 lid 5 Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) luidt: Het bepaalde in lid 4 doet geen afbreuk aan de nationale bepalingen inzake het asielrecht, de bepalingen van het Verdrag van Genève van 28juli Î95Î betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, alsmede het bepaalde in lid 2 van dit artikel en in artikel 33 lid Î van deze Overeenkomst Artikel 23 lid 5 SUO formuleert dus uitzondeiingen op het beginsel van de vertrekplicht en verwijdering van eiser naar Tsjechië, waar hij een geldige verblijfstitel heeft, Eén van die uitzonderingen is artikel 12 lid 2 Verdrag van Genève, dat luidt: De rechten welke een vluchteling vroeger heeft verkregen en welke uit de persoonlijke staat voortvloeien, in het bijzonder de rechten, voortvloeiende uit het huwelijk, zullen door een Verdragsluitende Staat worden geëerbiedigd, behoudens dat, zo nodig, de vluchteling de door de wet van die Staat vereiste formaliteiten moet vervullen. Deze bepaling is alleen van tioepassing op rechten welke door de wet van die Staat zouden zijn erkend indien de betrokkene geen vluchteling was geworden. Tot de persoonlijke staat van eiser behoort diens mi ndei jarigheid en diens status van alleenstaande. Hij ontleent daaraan rechten zoals bijzondere bescherming en het recht op de voogd van de Stichting Nidos die voor hem is benoemd. Als eiser geen vluchteling zou zijn geworden als gevolg van zijn erkenning als vluchteling in Tsjechië, zou artikel 7 Dublinverordening en het daarop gebaseerde ruime beleid van verweerder in Vc. C3/2.3.5 op hem van toepassing zijn geweest. Op grond van artikel 12 lid 2 Verdrag van Genève blijven deze bepalingen op hem van toepassing. Het recht een gezin te vormen met 2iju oom in Süedrecht blijft dus gelden voor eiser, ook als op zijn situatie de SUO van toepassing is.
14. Sep. 2010 13:15
Nr. 0056:$
Advokatenkantoor Visser e s .
Verweerder past in zaken van alleenstaande minderjarigen artikel artikel 3.1 Verdrag voor de Rechten van het Kind toe, waarin wordt bepaald dat in allo maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind een eerste overweging dienen te vormen, die vervolgens worden afgewogen tegen andere belangen. Hierbij vormen dit Verdrag, derichtlijnenvan de UNHCR en de resolutie van de Raad van de Europese- Unie inzake niet*begeleide minderjarige onderdanen van derde landen (8745/97) een belangrijk toetsingskader. Het is duidelijk dat het belang van eiser in hogo mate gedient is met opgenomen worden in het gozin van zijn oom en dat dit belang prevaleert boven een correcte uitvoering van de SUO. Daarnaast verzoekt eiser u de gronden van het beroep, zoals uiteengezet in de blieven d.d. 19 februari 2010 en 15 juli 2010, als hier herhaald en ingelast te lezen. Bij deze gronden wordt gepersisteerd. Op grond van het bovenstaande verzoekt eiser u de uitspraak waarvan hoger beroep en het bestreden besluit te vernietigen en in twee instanties een proceskostenveroordeling uit te spieken. Tegelijk met dit hoger beroepschrift wordt een verzoekschrift voorlopige voorziening ingediend.
Bijlage
v . v.-. w . •.•.•.•.•,•;•••> •:•:-:- :•:•:•••'•:•••:•••:•:*