Raad
vanState 201106114/1/VI. Datum uitspraak: 15 augustus 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van: (hierna: de vreemdelingen), appellanten, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 3 mei 2 0 1 1 in zaken nrs. 1 0 / 3 1 8 8 2 en 1 0 / 3 1 8 8 4 in de gedingen tussen: de vreemdelingen en de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister).
201106114/1/V1
1.
2
15 augustus 2 0 1 1
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 16 augustus 2 0 1 0 heeft de minister van Justitie aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraak van 3 mei 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 31 mei 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201106114/1/V1
3.
3
15 augustus 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuyt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J . Willems, ambtenaar van staat.
w . g . Schuyt lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Willems ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2 0 1 1 412-587. Verzonden: 15 augustus 2 0 1 1 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
31/05 2011 16:32 FAX 020 6267093
Hamerslag en van Haren
Ig] 0006/0012
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummers: AWB 10/31882 en AWB 10/31884 V-nn uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in het geding tussen: geboren op en
, van Mongolische nationaliteit, eiser,
geboren op van Mongolische nationaliteit, eiseres, hierna: eisers, gemachtigde: mr. RJ. Hamerslag, advocaat te Amsterdam, en: de minister voor Immigratie en Asiel, rechtsopvolger van de minister van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. A.J. Hakvoort, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Procesverloop Bij besluiten van 16 augustus 2010 heeft verweerder de aanvragen van eisers van 26 oktober 2009 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 10 september 2010 heeft de rechtbank het beroepschrift van eisers ontvangen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2011. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig S. Surenjav, als tolk in de Mongolische taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Overwegingen 1. Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten op het standpunt gesteld dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt wat de reden was waarom eisers niet zijn verschenen voor het geplande nader gehoor op 29 april 2010. Dé overgelegde afsprakenkaarten van eiseres van Preterm Rutgers zijn hiertoe onvoldoende.
31/05 2011 16:33 FAX
020 6267093
Hamerslag en van Haren
Zaaknummers: AWB 10/31882 inzake AWBIO/îl884 inzake
©0007/0012
Pagina 2 van 3
2. Eisers hebben - zakelijk weergegeven - de volgende beroepsgronden tegen de bestreden besluiten aangevoerd. Eisers hadden een duidelijk aanwijsbare reden om geen gehoor te geven aan de uitnodiging vèor het nader gehoor. Eiseres onderging immers een abortus na een problematische zwangerschap. Dit valt af te leiden uit de overgelegde afsprakenkaarten van _ Het is van groot belang om alsnog te worden gehoord over de redenen van hun asielaanvraag, gelet op de omstandigheid dat zij bij gedwongen terugkeer een groot risico lopen te belanden in een situatie als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. 3. Niet in geschil is dat eisers niet bij het nader gehoor op 29 april 2010 zijn verschenen na daartoe wel in de gelegenheid te zijn gesteld. Eisers stellen zich op het standpunt dat ze niet konden komen in verband met de abortus die op 29 april 2010 bij eiseres gepleegd is. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat pas op 28 april 2010 bekend was dat een abortus noodzakelijk was. Ter onderbouwing van de gepleegde abortus hebben eisers twee afsprakenkaarten overgelegd van 4. De rechtbank is van oordeel dat uit de afsprakenkaarten niet blijkt dat eiseres op 29 april 2010 een afspraak had. Immers er is een afsprakenkaart voor 20 mei 2010 en een afsprakenkaart voor 10 juni 2010 overgelegd. Evenmin blijkt uit de afsprakenkaarten dat het om een afspraak met betrekking tot een abortus ging. De stelling van eisers dat nabehandeling van abortus precies drie weken na de abortus is en derhalve overeenkomt met de eerste afspraak van 20 mei 2010, is niet nader onderbouwd. 5. Eisers hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de communicatie door problemen binnen _ moeizaam liep en dat het thans niet meer mogelijk is een nadere onderbouwing te verkrijgen omdat de stichting inmiddels failliet is. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling niet met stukken is onderbouwd. Bovendien is niet gebleken dat niet op een andere wijze onderbouwd had kunnen worden dat eiseres op 29 april 2010 een abortus heeft ondergaan, bijvoorbeeld door een verklaring van een huisarts. De stelling van eisers dat de een abortuskliniek is en derhalve duidelijk is dat eiseres een afspraak voor een abortus had, volgt de rechtbank niet. Uit de tekst van de afsprakenkaart blijkt immers dat de kliniek voor anticonceptie, seksualiteit en abortus is. Hieruit valt dan ook niet af te leiden dat eiseres afspraken had in verband met abortus en om die reden niet tijdens het nader gehoor kon verschijnen. 6. Eisers hebben ter zitting verklaard dat ze nog geprobeerd hebben om de afspraak voor het nader gehoor van 29 april 2010 af te zeggen, maar dat dit niet is gelukt omdat er geen tolk aanwezig was. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd dat eisers op geen enkele wijze, desnoods via een derde, hadden kunnen doorgeven ofwel aan hun gemachtigde dan wel aan verweerder dat en waarom zij niet aanwezig konden zijn of hadden kunnen zijn. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien waarom niet zo spoedig mogelijk na de afspraak alsnog een verklaring is gegeven voor het afwezig zijn van eisers. Eisers wisten immers van de afspraak en bovendien is de gemachtigde van eisers op 29 april 2010 door verweerder telefonisch op de hoogte gebracht van het niet verschijnen van eisers bij het nader gehoor. Eisers hebben hun gemachtigde niet tijdig op de hoogte gesteld van het feit dat zij niet naar het nader gehoor konden gaan en evenmin heeft de gemachtigde van eisers (naderhand) een bericht van; reden van afmelding aan verweerder doorgegeven.
/05 2011 16:35 FAX
020 6267093
Hamerslag en van Haren
Zaaknummers: AWB 10/31882 inzake AWB 10/31884 inzake
10008/0012
Pagina 3 van 3
7. De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat eisers voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om te onderbouwen waarom zij niet bij het nader gehoor van 29 april 2010 zijn verschenen. Eisers zijn hierin naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. 8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bestreden besluiten stand kunnen houden. De rechtbank zal de beroepen dan ook ongegrond verklaren. 9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 10/31882, verklaart het beroep ongegrond. in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 10/31884, verklaart het beroep ^ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Jonkers, rechter, in aanwezigheid van W. de Jong-Koops, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op: Conc..: WdJ Coll.: MvK D:C VK
Q 3 M E I 2011
;M KOPIE CONFO MDttWirFiERDER AriRONDISSEMENTSHECHT'BANK TE AMSTERDAM
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnerf vier Weken na de dag van verzendingdaarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adfésTteiad van 5täte. Afdeling bestuursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken, PoitbuVlöJ 13,2L500 BC 'sGravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen eggrond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
35/05 2011 16:28 FAX
020 6267093
Hamerslag en van Haren
Hamerslag:
©0001/0012
v a n Haren
Advocaten
mr R.J. Hamerslag mr F.L.M. van Haren mr S.D. Lugt mr A.C.M. Nederveen mr I.J.M. Oomen mr A.M.J.M. Louwerse mr K.E. Geertsema mr N.C. Blomjous mr S. Wieriak
PER FAX: 0 7 0 - 3 6 51 380 Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 16113
STk*
2500 BC DEN HAAG
INGEKOMEN _
4 1 MEI 2011, onze referentie: 04050585 RH/sd
in-samenwerking met me H.M. Brink
7.AAKNR, JËL&PÖ:
Amsterdam, 31 mei 2011
HOGER BEROEP VREEMDELINGENZAKEN APPELSCHRIFT Hierbij verklaar ik, R.J. Hamerslag, advocaat te Amsterdam, dat ik door appellanten bepaaldelijk ben gevolmachtigd tot het instellen van het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Amsterdam van 3 mei 2011, AWB 10/31882 en 10/31884, met het recht van substitutie bij het optreden in rechte. Appellanten en belanghebbenden zijn
geboren op
en
geboren op
, met de Mongoolse nationaliteit, IND-nummer 0910-26-1661,
V-nummers
wonende te Alkmaar aan het AZC Alkmaar,
Picassolaan 9 (1816 MD). Zij kiezen woonplaats aan het Damrak nr. 89-1 te Amsterdam (1012 LP), ten kantore van R J . Hamerslag. Voor wat betreft de griffierechten wijs .ik u er uitdrukkelijk op dat ons kantoor een rekening-courantovereenkomst gesloten heeft met uw Afdeling.
Appellanten hebben op 26 oktober 2009 een aanvraag tot verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikking van 16 augustus 2010 heeft verweerder de asielaanvragen afgewezen. Bij beslissing van 3 mei 2011 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard. Appellanten kunnen zich niet verenigen met de genoemde beslissing van de rechtbank en komen daarom tegen deze beslissing in hoger beroep. Voor de kosten van rechtsbijstand is een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam.
Damrak 89-1,1012 LP Amsterdam, Postbus 3269, 1001 AB Amsterdam Tel.: 020-5353171, Fax:020-6267093
31/05,2011 16:29 FAX
020 6267093
Hamerslag en van Haren
©0002/0012
Hamerslag >\ van. Haren Advocaten
Appellanten verzoeken om in gelegenheid te worden gesteld om een mondelinge toelichting te geven op het hoger beroepschrift. Grief 1 Ten onrechte verklaart de rechtbank de zaak onder nummer AWB 10/31882 en AWB 10/31884 ongegrond. Toelichting: Deze beslissing kan niet worden gedragen door het daaraan ten grondslag liggende onderzoek, noch door de daaraan ten.grondslag liggende motivering. Appellanten wordt verweten dat zij niet bij het nader gehoor van 29 april 2010 zijn verschenen, alhoewel zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld. Appellanten hebben daartoe aangevoerd dat zij op die datum niet aanwezig konden zijn omdat zij een afspraak hadden bij Preterm Rutgers, ten einde appellante een abortus te doen ondergaan. De rechtbank is ten onrechte van mening -daarmee de Minister volgende- dat appellanten niet hebben kunnen bewijzen dat die abortus op 29 april 2010 heeft plaatsgevonden. Appellanten hebben wel stukken overgelegd waaruit blijkt dat er afspraken zijn gemaakt en dat zij op 20 mei 2010 dus 3 weken na de abortus voor de nabehandeling van de abortus werden verwacht. Voorts hebben appellanten naar voren gebracht dat de communicatie moeizaam liep vanwege de problemen binnen de Preterm Rutgers, welke Stichting inmiddels failliet is, alsmede ook door de taalbarrière. Appellanten hebben naar voren gebracht dat zij de ondergaande abortus dus niet nader konden onderbouwen.
Grief 2 Ten onrechte overweegt de rechtbank in r.o. 5 dat de stelling, dat de communicatie moeizaam verliep niet met stukken is onderbouwd. Toelichting:
31/05 2011 16:30 FAX
020 6267093
Hamerslag en van Haren
©0003/0012
Hamerslag A j, v a n Haren Advocaten
Het is duidelijk dat voor mensen die de taal niet spreken en maar moeten vertrouwen op hulpverleners zonder tolk, dat de communicatie uiterst moeizaam gaat. Het verwijt van de rechtbank dat appellanten dan maar een derde moeten raadplegen miskent de problematiek waarin de gemiddelde asielzoeker verkeert onder dergelijke omstandigheden. Appellanten zijn daarom van mening 4at de rechtbank ten onrechte de betekenis van de overgelegde stukken miskent en evenzeer miskent dat zij in bewijsnood verkeren. Onder deze omstandigheden had het van de. rechtbank verwacht mogen worden dat het voordeel van de twijfel zou zijn gegeven of dat er een nader onderzoek zou zijn gestart. Grief 3 Ten onrechte overweegt de rechtbank zoals zij doet in r.o. 6, waarin zij appellanten ^verwijt dat er onvoldoende informatie is doorgegeven aan hun gemachtigde, zodat hij in contact had kunnen treden met de IND. De rechtbank miskent daarbij dat het ondergaan van de abortus voor appellanten een zeer emotionele kwestie was waarvoor zij toch enige dagen rust nodig hadden om bij te komen.
Grief 4 Ten onrechte overweegt de rechtbank zoals zij doet in r.o 7, namelijk door te overwegen dat appellanten voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om te onderbouwen waarom zij niet bij het nader gehoor zijn verschenen. De rechtbank is van mening dat appellanten hierin niet geslaagd zijn. Toelichting: Ook deze rechtsoverweging kan niet worden gedragen door het daaraan ten grondslag liggende onderzoek, noch door de daaraan ten grondslag liggende motivering. De rechtbank miskent het feit dat appellanten in bewijsnood verkeren. Onder die omstandigheden had van de rechtbank verwacht mogen worden om het onderzoek te heropenen, omdat appellanten natuurlijk wel een aantal stukken hebben overgelegd. Dan wel appellanten het voordeel van de twijfel te geven.
31/05 2011 16:31 FA5
020 6267093
Hamerslag en van Haren
Hamerslag
^10004/0012
van Haren
Advocaten
Grief 5 Ten onrechte miskent de rechtbank door zo te oordelen dat verweerder appeUantenin een situatie brengt zoals bedoeld in. artikel 3 EVEM Toelichting: De rechtbank miskent dat er hier sprake is van een onzorgvuldige gang van zaken, omdat appellanten niet in de gelegenheid zijn gesteld op een redelijk manier de redenen naar voren te brengen op grond waarvan zij menen dat zij als vluchteling moeten worden toegelaten. Appellanten zijn van mening dat zij daardoor terecht dreigen te geraken in een situatie als bedoeld in artikel 3 EVRM en dat vanwege het feit dat de bewijsnood niet wordt erkend, tevens sprake is van een procedure die in strijd is met het principe van equality of arms en fair play.
Het is om deze redenen dat appellanten u vragen het hoger beroep gegrond te verklaren, de uitspraak van de rechtbank Amsterdam te vernietigen en de beschikking van de Minister te vernietigen. Kosten rechtens.
R.J. Hamerslag