Raad
vanStatc 201106298/1/V2. Datum uitspraak: 1 augustus 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep v a n :
appellanten, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 27 mei 2 0 1 1 in zaken nrs. 1 1 / 1 5 2 1 8 en 1 1 / 1 5 2 1 6 in de gedingen tussen: de vreemdelingen en de minister voor Immigratie en Asiel.
201106298/1/V2
1.
2
1 augustus 2 0 1 1
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 2 mei 2 0 1 1 heeft de minister aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraak van 27 mei 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 juni 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201106298/1 A/2
3.
3
1 augustus 2011
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2011
284-594. Verzonden: 1 augustus 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
27.SlEl.20n 16:13
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch Sector bestuursrecht Zaaknummers: AWB 11/15218; AWB U/15216 Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2011 inzake geboren op eiser, en geboren op eiseres beiden van Azerbeidzjaaase nationaliteit, gezamenlijk te noemen: eisers, gemachtigde mr. H.A.C. KJein Hesselink, tegen de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde mr. A.MH. van de Wal. Procesverloop Bij afzonderlijke besluiten van 2 mei 2011 heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) afgewezen. Eisers hebben op 10 februari 2011 tegen dit besluit beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om hangende de beroepen een voorlopige voorziening te treffen. Deze verzoeken zijn geregistreerd onder zaaknummers AWB 11/15219 en AWB 11/15218. Naast de verzoeken om een voorlopige voorziening zijn, met instemming van partijen, ook de beroepen behandeld op de zitting van 20 mei 2011, waar eisers zijn verschenen in persoon, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
.NR. 69Ö
y- V "
27.ME!.2011 16:13
AWB 11/15218; AWB 11/15216
2
Overwegingen 1. Aan de orde is of de besluiten van 2 mei 2011 in rechte stand kunnen houden. 2. Ter onderbouwing van hun asielaanvragen hebben eisers het volgende aangevoerd. In 2007 is eiser aangehouden na een demonstratie. Eiser is tegenstander van president Alijev, Hij is in de zomer van 2009 begonnen met het verzamelen van informatie over de corruptie en misstanden van de partij van president Alijev. pp 12 maart 2011 heeft eiser weer deelgenomen aan een demonstratie. Hij en zijn vrienden Dzjawid en Dzjeichoen wilden hun informatie delen met Euronews. Dzjawid had een film gemaakt van demonstraties tegen Abjev op 15 april 2010, ' die Dzjeichoen op YouTube heeft gezet. Dzjeichoen is op 12 maart 2011 opgepakt. Omdat er huiszoekingen bij eiser en bij zijn ouders hebben plaatsgevonden, is eiser gevlucht Eiseres is op 13 maart 2011 gearresteerd toen de politie naar eiser kwam vragen. Zij is naar het niinisterie van -Nationale V^Hgfeeid-gebracht,-Tvaar zij werd mderVraagd övera'e veïWîjfj>laats van eiser. Deze arrestatie was de eerste keer dat eiseres iets heeft gemerkt van de politieke activiteiten van eiser. Toen eiseres weigerde een valse beschuldiging jegens eiser te ondertekenen, is zij verkracht Nadat zij de volgende dag een uitreisverbod had ondertekend, is zij vrijgelaten. Vervolgens heeft eiseres van 14 maart 2011 tot 16 maart 2011 bij eisers broer en baar schoonvader verbleven. Op 16maart2011 is eiseres samen met ; in een geleende auto naar het station Gandjilik in Baku gereden, alwaar eiser in de auto stapte. Eisers hebben Azerbeidzjan verlaten en zyn op 22 maart 2011 in Nederland gearriveerd. 3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, eenrechtsgrondvoor verlening van een verbh'jfsvergunning vormen. De afwijzingen zijn gebaseerd op het bepaalde in het eerste lid in samenhang met het bepaalde in het tweede lid, aanhef en onder f, van artikel 31 van de Vw 2000. 4. De rechtbank overweegt als volgt 5. Voorop wordt gesteld dat de algemene situatie in Azerbeidzjan niet zodanig is dat vreemdelingen die afkomstig zijn uit Azerbeidzjan in het algemeen en die behoren tot Azeri-bevolkingsgroep in het bijzonder zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Eisers dienen derhalve aannemelijk te maken dat er hen persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen. 6. Verweerder heeft zich in het kader van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 op het standpunt gesteld dat eisers onvoldoende documenten hebben overgelegd om hun reisroute te kunnen vaststellen. Verweerder werpt eiseres verder tegen dat zij ter staving van haar asielrelaas geen documenten beeft overgelegd. Naar de mening van verweerder hebben eisers onvoldoende meegewerkt aan de vaststelling van de door hen gestelde reisroute, nu zij hun reisverhaal niet hebben onderbouwd met enig ander (indicatief) (reis)bewijs. Eisers stellen vanuit Azerbeidzjan naar Nederland te zyn gereisd, van welke reis immers in redelijkheid mag worden verondersteld dat die met documenten is te staven. Bovendien acht verweerder van belang dat eisers evenmin in staat zijn om gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen over hun gestelde reisroute te geven. Zo heeft eiser niet verklaard waar hij de grens met Rusland is overgestoken, in welke plaats hij de auto naar Velikiy Lukj heeft genomen, via welke plaatsen en landen hij is gereisd. Hierbij acht verweerder van belang dat eiser heeft verklaard dat hij diverse malen uit de auto is gestapt, maar dat hij het kenteken van het busje waarmee hij vanuit de Russische Federatie naar
M . bW
r
D /
-
27.ME1.2Ö11 16:M
AWB 11/15218; AWB H/15216
3
Nederland is gereisd niet kent en hij ook niet weet uit welk land het busje kwam. De verklaring van eiser dat de reis voldoende verifieerbare is, omdat de gecharterde auto's via allerlei achterafweggetjes Dagestan en andere landen hebben gepasseerd, acht verweerder volstrekt onvoldoende ter verschoning hiervan. Nu eiser geen gedetailleerde verklaringen over zijn reis kan geven, wordt hem door verweerder toegerekend dat hij geen documenten ter onderbouwing van zijn reisrelaas heeft overgelegd. Daarnaast acht verweerder de verklaring van eiseres dat zij gedurende de reis gestrest was evenmin een verschoonbare reden voor het ontbreken van concrete informatie over de reis. Gelet op het algemeen waarnemingsvermogen en de omstandigheid dat zij tijdens de reis diverse malen is gestopt, mag volgens verweerder van eiseres worden verwacht dat zij informatie kan verschaffen over eenvoudige zaken als nummers en kleuren van kentekenplaten van de gebruikte vervoersmiddelen, de namen van chauffeurs en gepasseerde plaatsen en landen. Hiertoe is zij ^evenwel niet in-staat gebleken. Derhalve wordt door verweerder aan eisers het ontbreken van documenten die hun reisverhaal onderbouwen toegerekend. 7. Voorts is verweerder van mening dat het aan eiseres is toe te rekenen dat zij geen documenten heeft overgelegd ter staving van het asielrelaas, Eiseres heeft verklaard dat zij bij haar vrijlating een visitekaartje heeft gekregen van degene die haar had ondervraagd tijdens haar detentie. ,Drt visitekaartje heeft zij verscheurd. Gelet op de verantwoordelijkheid die zij hiervoor draagt, mag van eiseres verlangd worden dat zij een dergelijk document ter onderbouwing van haar asielrelaas zou hebben overgelegd. In dit licht stelt verweerder dat het verscheuren hiervan voor haar rekening en risico dient te komen en dat het ontbreken van dit document aan eiseres toerekenbaar is. 8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hetontbreken van documenten aan eisers kan worden toegerekend. Het gaat hierbij niet om de vraag of in redelijkheid een onderscheid bestaat tussen volledig of gedeeltelijk gedocumenteerden, maar of het ontbreken van relevante documenten die noodzakelijk zijn voor.de beoordeling van de asielaanvraag toerekenbaar is te achten. Immers, uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 15 maart 2004, UN: A06645, volgt dat indien wordt vastgesteld dat ten aanzien van één van de in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000 genoemde elementen documenten ontbreken en dat dit is toe te rekenen aan de asielzoeker, dit al voldoende is voor de conclusie dat sprake is van het toerekenbaar ontbreken van documenten. Evenzeer heeft verweerder in redelijkheid aan eisers tegengeworpen dat zij er niet in zijn geslaagd om hun reis aannemelijk te maken met verifieerbare en gedetailleerde verklaringen. Nu eisers tijdens hun gestelde reis per auto(busje) diverse malen zijn gestopt en uitgestapt, had dit wel van hen mogen worden verwacht Verder heeft verweerder het ontbreken van documenten ter staving van het asielrelaas van eiseres in redelijkheid kunnen tegengeworpen. Immers, van iemand die de Nederlandse autoriteiten om bescherming vraagt, ligt het in de rede dat zij haar asielverzoek staaft met alle beschikbare documenten. Eiseres was in het bezit van een visitekaartje, waarmee zij een (gedeelte) van haar asielrelaas had kunnen onderbouwen. Nu zij dit visitekaartje heeft verscheurd, dient de omstandigheid dat eiseres dit niet heeft overgelegd voor haar rekening en risico te komen. Gezien het vorenstaande is op voorhand twijfel ontstaan aan de oprechtheid van eisers en is afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van hun asielrelaas. 9. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, onder andere de uitspraak van 23 mei 2008, LJN: BD13S0, komt verweerder bij de toepassing van dit beleid beoordelingsruimte toe. Verweerder beoordeelt de geloofwaardigheid van het asielrelaas op
"
..„._
NK, bVö.
27.^1.2011 16:14
AWB 11/15218; AWB 11/15236
4
basis van uitvoerige gehören en van vergelijking van het relaas met al datgene, wat hij over de situatie in het land van herkomst weet uit ambtsberichten en andere objectieve bronnen en wat hij eerder heeft onderzocht en heeft overwogen naar aanleiding van de gehören van andere asielzoekers in een vergelijkbare situatie. Dit overzicht stelt bem in staat die beoordeling vergelijkenderwijs en aldus geobjectiveerd te verrichten. Het op deze wijze beoordelen van de geloofwaardigheid van het asielrelaas door verweerder brengt met zich dat de rechter die beoordeling terughoudend zal dienen te toetsen. 10. Ingevolge de paragrafen C4/2.1 en C14/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna; Vc 2000) wordt het asielrelaas in beginsel geloofwaardig bevonden indien de vreemdeling op alle hem gestelde vragen zo volledig mogelijk heeft geantwoord én het relaas op hoofdlijnen innerlijk consistent én niet onaannemelijk is én strookt met wat over de •algemene-sitaatie-in-het^and van heiKoiiist-bekgndlsTOp^oltd vàn'de pafagraTetTC/rflXl tot en met C/14.3.3 van de Vc 2000 worden het asielrelaas en de gestelde feiten voor waar aangenomen indien de asielzoeker alle hem gestelde vragen zo volledig mogelijk heeft beantwoord en zoveel mogelijk documenten overlegt Indien de vreemdeling zijn verklaringen of een deel van zijn verklaringen niet met documenten kan onderbouwen, worden deze verklaringen op grond van artikel 4, vijfde lid, van de Definitierichthjn en artikel 3.3 5, derde lid, van het Vreemdelingen Voorschift 2000 ( W 2000) alsnog geloofwaardig geacht en wordt de vreemdeling het voordeel van de twijfel gegund, indien is voldaan aan een aantal voorwaarden: - de vreemdeling heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn verzoek te staven; - de vreemdeling heeft alle relevante documenten overgelegd, of hij heeft een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van relevante documenten; de verklaringen zijn samenhangend en aannemelijk en niet in strijd met beschikbare algemene en spec&ieke informatie die relevant is voor de aanvraag; - de vreemdeling heeft de aanvraag zo spoedig mogelijk ingediend, tenzij hij goede redenen kan aanvoeren waarom hij dit heeft nagelaten; en - er is vast komen te staan dat de verklaringen in grote lijnen als geloofwaardig kunnen worden beschouwd. De rechtbank is van oordeel dat aan deze voorwaarden in de regel niet zal worden voldaan, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, zoals hier het geval is. Immers, in dat geval is namelijk geen bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van relevante documenten. Om dan alsnog het voordeel van de twijfel te verkrijgen mogen in het relaas geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. Van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan om geloofwaardig geacht te kunnen worden. 11. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen eisers niet worden gevolgd in het betoog dat sprake is van een cirkelredenering, nu het ontbreken van documentatie als argument wordt gehanteerd om tot het ontbreken van positieve overtuigingskracht te concluderen, Van een cirkelredenering zou slechts sprake zijn geweest als verweerder zijn conclusie dat het asielrelaas van eiser positieve overtuigingskracht ontbeert, louter zou hebben gebaseerd op de omstandigheid dat eisers toerekenbaar geen documenten hebben overgelegd Echter, verweerder heeft het asielrelaas van eisers in samenhang beziend ongeloofwaardig geacht omdat het vanwege bevreemdende, vage en inconsistente verklaringen geen positieve overtuigingskracht bezit.
NR.
16:H
AWB U/15218; AWB 11/15216
12. Verweerder heeft zich in dit kader op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn activiteiten rondom het verzamelen van informatie, het verspreiden hiervan en de gestelde daaruit voortvloeiende problemen niet wordt gevolgd Daartoe heeft verweerder allereerst redengevend geacht dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de plaatsing op YouTube van sommige opnames door Dzjawid van demonstraties, nu hij niet weet onder welke naam deze opnames zijn geplaatst en evenmin hoe vaak er beelden op YouTube zijn geplaatst. Tevens acht verweerder van belang dat niet is gebleken dat het filmpje op YouTube over een demonstratie op 31 juli 2010 is gemaakt en geplaatst door eiser. Deze vage en summiere verklaringen doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser, aldus verweerder. 13 Verder heeft verweerder redengevend geacht dat vage verklaringen heeft afgelegd over de wijze waarop hij imfbrmatie heeft verzameld, mVbïj niet" heeft aangegeven hoe contact heeft gelegd met gewone mensen en de families van een aantal opgepakte journalisten. Eiser heeft ook niet verklaard welke informatie hij wilde verzamelen en hoe hij deze mensen bereid vond informatie te verschaffen. Ook acht verweerder van belang dat eiser vaag, summier en bevreemxUngwekkend heeft verklaard aangaande het besluit van eiser en zijn twee vrienden om op 12 maart 2011 naar de demonstratie te gaan en hoe zij de verzamelde informatie aan de internationale pers wilden overhandigen. De Azerbeidzjaanse autoriteiten traden namelijk juist op die dag hard op tegen de demonstranten. Bovendien meent verweerder dat, nu eiser heeft verklaard dat hij door zijn vriend Dzjawid was gebeld met de mededeling dat Dzjeichoen was opgepakt, in redelijkheid van hem mag worden verwacht dat hij juist hierover informatie weet te verschaffen. Door verweerder valt niet in te zien dat eiser niet aan Dzjawid heeft gevraagd onder welke omstandigheden Dzjeichoen was opgepakt en dat eiser niet meer precies wist wat Dzjawid hem had verteld. De gestelde taakverdeling tussen de vrienden en hun werkwijze op een "need to know" basis, maakt dit volgens verweerder niet anders. Immers, eiser heeft naar aanleiding van dit telefoontje besloten om onder te duiken. Daarnaast is verweerder van mening dat eiser inconsistent is in zijn verklaringen over 'de vraag of Dzjeichoen informatie bij zich had tijdens diens arrestatie. Zo heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat Dzjeichoen waarschijnlijk is opgepakt nadat hij informatie had opgehaald uit zijn zomerhuis, terwijl hij in de correcties en aanvullingen heeft aangegeven dat Dzjeichoen misschien wel informatie bij zich had tijdens zijn arrestatie. Daarnaast acht verweerder van belang dat eiser niet op de hoogte is van de afspraken die Dzjeichoen had gemaakt met de journalist van Euronews. 14. Met betrekking tot de huiszoeking in de woning van zijn ouders, waarover eiser van Rashid had vernomen, is eiser naar de mening van verweerder eveneens vaag en summier in zijn verklaringen. Immers, hij weet niets te vertellen over hetgeen tijdens deze huiszoeking is gebeurd en hij weet niet zeker of had gezegd dat hij ook was vastgehouden. De verklaring van eiser dat zijn broer niets had verteld over wat er tijdens de huiszoeking had plaatsgevonden, acht verweerder niet afdoende. Door verweerder wordt niet ingezien dat eiser zijn broer die hem ook vanuit Baku naar de grens heeft gebracht, hierover niet heeft doorgevraagd. De ongeloofwaardigheid vanwege eisers vage en summiere verklaringen aangaande de huiszoeking wordt volgens verweerder versterkt door de omstandigheid dat eiser niets heeft verklaard over de arrestatie van zijn vader en zijn broer Orkhan. 15. Voorts acht verweerder redengevend voor het ontbreken van positieve overtuigingskracht, dat het merkwaardig is dat eiseres niets zou weten over de (politieke) activiteiten die eiser verricht zou hebben. Gelet op de gevolgen voor eiseres die de activiteiten van eiser en haar (schoon)familie hebben gehad - arrestaties en verkrachting -,
NR. 69t)
r- v\\
27. MEI. 2011 16:15
AWB U/15218; AWB 11/15216
6
mocht dit volgens verweerder wel worden verwacht Het wordt door verweerder bevreemdend geacht dat eiseres ook na haar gestelde detentie en het vertrek uit Azerbeidzjan niets aan eiser of aan anderen zou hebben gevraagd. De verklaring van eiseres dat zij zich wil concentreren op haar zwangerschap en stress wilde vermijden, acht verweerder onvoldoende om het gebrek aan informatie niet merkwaardig te achten. Verder is verweerder van mening dat van eiseres had mogen worden verwacht dat zij over Dzjawid en Dzjeichoen méér gegevens had kunnen verstrekken dan alleen hun voornamen, zeker gezien de verklaring dat deze vrienden van eiser met enige regelmaat bij haar thuis waren geweest. Ook acht verweerder van belang dat eiseres niet op de hoogte is van hetgeen eiser in de dagen voor het vertrek uit Azerbeidzjan was overkomen en waar hij ondergedoken had gezeten, ^.^erweerderarirthet verder bewe^dnïgwe^KënTdat eiseres geen namen kan noemen, aangezien zij heeft verklaard een visitekaartje van de medewerker van de Veiligheidsdienst te hebben ontvangen die haar had ondervraagd. Evenmin weet eiseres relevante informatie te verstrekken over de arrestaties en detenties van leden van haar schoonfamilie, die gelijk met haar en om dezelfde reden zouden zijn gearresteerd, aldus verweerder. 17. Marginaal toetsend is de rechtbank van oordeel dat verweerder met het voorgaande - in onderlmge samenhang bezien - voldoende steekhoudende argumenten heeft aangedragen om het asielrelaas van eisers ongeloofwaardig te achten. Verweerder heeft in redelijkheid geen geloof gehecht aan de verklaringen van eiser dat hij door middel van het verzamelen en verspreiden van informatie politiek actiefis geweest tegen het Azerbeidzjaanse regime en dat h|j en eiseres daardoor de gestelde problemen hebben ondervonden- Daarbij acht de rechtbank van belang dat van eiser, die stelt zelf informatie te hebben verzameld die op YouTube is geplaatst, in redelijkheid mag worden verwacht dat hij hierover concreet en gedetailleerd kan verklaren. In het licht van zijn stelling dat hij sinds de zomer van 2009 bezig is geweest met het verzamelen van informatie over corruptie en misstanden in Azerbeidzjan, mag van eiser voorts worden verwacht dat hij zelf meer concreet en gedetailleerd naar voren brengt over de werkwijze die hij hanteerde bij het verzamelen van informatie en over de inhoud van de verzamelde informatie. In het bijzonder gezien het risico dat hij hiermee nam. Hoewel de demonstratie van de oppositie op 12 maart 2011 in het centrum van Baku een goede gelegenheid bood om met een buitenlandse journalist contact te leggen en uit de berichtgeving van Reuters verder blijkt dat de politie optrad tegen mensen om te voorkomen dat zij met buitenlandse journalisten spraken, hebben eisers hiermee nog niet aannemelijk gemaakt dat zij de door hen gestelde gebeurtenissen hebben ondervonden. Dit geldt ook ten aanzien van de door eiser genoemde intemetlink betreffende een filmpje op YouTube over deze demonstratie. Er is hiermee nog altijd niet iets te berde gebracht dat specifiek de persoon van eiser betreft. De omstandigheid dat dit niet specifiek aan eiser is gevraagd, doet niet af aan de eigen verantwoordelijkheid die hij heeft om zijn asielrelaas aannemelijk te maken aan de hand van concrete en gedetailleerde verklaringen. Voorts acht de rechtbank van belang dat aan het feit dat eiseres aan een verloskundige heeft verteld dat zij is verkracht, geen waarde kan worden toegekend in het kader van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Dit geldt eveneens voor het in dit kader overgelegde patiëntdossier van 29 april 2011, waaruit blijkt dat eiser op 17 april 2011 een zelfmoordpoging heeft gedaan. Tot slot kunnen verwijzingen naar de door eisers overgelegde rapporten van Amnesty International van 2010, Hammarberg en het Progress Report Azerbeidzan EC eisers niet baten, nu eiser hierin niet persoonlijk wordt genoemd. Nu verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende argumenten heeft aangedragen op grond waarvan het asielrelaas van
NK. m
r
- jjüü
.MEI. 2011 16:15
AWB 11/15218; AWB 11/15216
7
eisers een positieve overtuigingskracht ontbeert, is in casu geen sprake van onvoldoende draagkrachtige motivering. 18. Nu de verklaringen van eisers over de problemen die zij in Azerbeidzjan stellen te hebben ondervonden niet geloofwaardig zijn bevonden, zijn zij er niet in geslaagd aannemelijk te maken het risico te lopen op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of op een op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bij gedwongen terugkeer. Bovendien zijn de geloofwaardig geachte gebeurtenissen die eerder hadden plaatsgevonden geen aanleiding geweest voor eiser om Azerbeidzjan te verlaten. Om die reden heeft hij niet te vrezen gehad voor de Azerbddzjaanse autoriteiten en vallen deze gebeurtenissen niet onder de limitatieve opsomming van het zogeheten traunxatabeleid als neergelegd in paragraaf C2/4.2.3 van_de3&.20QO. Derhalve heeft verweerder eisers terecht toelating op grontTvan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vw 2000 kunnen onthouden. 19. Gezien het voorgaande komen eisers niet in aanmerking voor toelating op één van de in artikel 29 van de Vw 2000 genoemde gronden, 20. In hetgeen overigens is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen. Het beroep is derhalve ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 21. Beslist wordt als volgt
_
-NR. 69Ö
K. 1 1 / M
27. MEI- 2011 16:15
A WB 11/15218; A WB 11/15216
Beslissing 0e rechtbank, verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gedaan door mr. RJ.A. Schaaf als rechter in tegenwoordigheid van mr. B J. Groothedde als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2011.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij: Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 20019 2500 EA Den Haag De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraap één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Afschriften verzonden:
WMi zon
.Advocatenkantoor Klein Hesselink
Toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag Hoger beroepschrift
Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 20019 2500 HA DEN HAAG
"EJUAI 20 „
Dit hoger beroepschrift is ingediend namens:
echtgenoten wonende te van Azerbeidjaanse nationaliteit, hierna te noemen appellanten, in deze zaak woonplaats kiezend te 4537 AA Terneuzen, aan de Axelsestraat 13, bij de advocaat mr H. Klein Hessclink, die door appellanten bepaaldelijk is gevolmachtigd om dit hoger beroepschrift in te dienen en die als gemachtigde in deze procedure zal optreden. Dit beroepschrift richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. nevenzittingsplaats VHertogenbosch van 27 mei 2011, in de zaken met nummer AWB 11/15218 en AWB 11/15216 gewezen tussen appellanten als eisers en de minister voor Immigratie en Asiel als verweerder. Appellanten kunnen zich met de uitspraak en de gronden waarop die berust niet verenigen. Geïntimeerde is de Minister voor Immigratie en asiel te 's-Gravenhage Inleiding Appellanten zijn afkomstig uit i en hebben op 20 apri! 2011 asiel gevraagd in Nederland. Op 28 april 2011 is in beide zaken het voornemen kenbaar gemaakt de aanvragen af te wijzen. Appellanten hebben beiden hun zienswijze terzake gegeven. Bij afzonderlijke besluiten van 2 mei 2011 zijn de aanvragen van appellanten afgewezen. Appellanten hebben ieder op 2 mei 2011 tegen de afwijzende besluiten beroep ingesteld. In de uitspraak van de rechtbank wordt gemeld dat appellanten op 10 februari 2011 beroep hebben ingesteld. Hier zal sprake zijn van een kennelijke misslag. Op 13 mei 2011 hebben appellanten hun beroepschriften gemotiveerd en ter zitting van 20 mei 2011 zijn dé zaken behandeld. Bij uitspraak van 27 mei 2011 zijn de beroepen ongegrond verklaard. Appellanten kunnen zich met deze uitspraak en de gronden waarop die berust niet verenigen en brengen daartegen het volgende in. De aanvragen van appellanten zijn afgewezen omdat volgens de minister -sprake is van het toerekenbaar ontbreken van documenten, met name reisbescheiden en verifieerbare verklaringen over de gevolgde reisroute; - omdat het asielrelaas van appellanten vervolgens geen positieve overtuigingskracht zou hebben.
hoger beroepschrift khalilov en bayramli / ind khl 1/06-085
1
A d v o c a t e n k a n t o o r Klein Hesselink Appellanten hebben daartegen al in hun zienswijze ingebracht het volgende: - Ten onrechte is toepassing gegeven aan 31 lid 2 sub f. althans is niet geconcludeerd dat het ontbreken van documenten niet toerekenbaar is. - Ten onrechte is geconcludeerd dat het asielrelaas van verzoeker (op voorhand) ongeloofwaardig is. Aldus is een onjuist toetsingskader gehanteerd. - De beoordeling van de positieve overtuigingskracht de beoordeling of aan verzoeker het voordeel van de twijfel dient te worden gegeven heeft aldus eveneens op onjuiste wijze en onjuiste gronden plaatsgevonden. - Ten onrechte is geconcludeerd dat het asielrelaas van verzoeker ongeloofwaardig is. - Ten onrechte is de aanvraag niet inhoudelijk beoordeeld. - Ten onrechte is geen verblijfsvergunning asiel op a, b, of c grond toegekend Aldus de conclusie in nr 7 van de zienswijze van appellant Khalilov. Appellanten hebben deze standpunten in beroep opnieuw aangevoerd en verder uitgewerkt. De rechtbank gaat in de uitspraak in de overwegingen 8 t/m 11 in op de vraag of de minister terecht heeft geconcludeerd dat het ontbreken van documenten aan appellanten kan worden toegerekend. De rechtbank concludeert dat de minster dit inderdaad neeft kunnen tegenwerpen. Vervolgens beoordeelt de rechtbank in ro 17 de vraag of de minister in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat het asielrelaas van appellanten geen positieve overtuigingskracht heeft. Ook die vraag beantwoordt de rechtbank positief. Grief I Ten onrechte overweegt de rechtbank in r.o. 8 a) Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het ontbreken van documenten aan eisers kan worden toegerekend b) Het gaat hierbij niet om de vraag of in redelijkheid een onderscheid bestaat tussen volledig of gedeeltelijk gedocumenteerden maar of het ontbreken van relevante documenten die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van asielaanvraag toerekenbaar is te achten Ten onrechte overweegt de rechtbank in ro 10 c) De rechtbank is van oordeel dat aan deze voorwaarden (van artikel 3:35 lid 3 VV, gemachtigde) in de regel niet zal worden voldaan indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 31 tweede lid aanhef en sub f van de Vw 2000 zoals hier het geval is. Immers in dat geval is geen bevredigende verklaring gegeven voor het ontbreken van relevante documenten. Dm dan alsnog het voordeel van de twijfel te verkrijgen mogen in het relaas geen hiaten, vaagheden ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. d) Ten onrechte overweegt de rechtbank in ro 11 dat geen sprake is van een cirkelredenering Toelichting. De hierboven genoemde overwegingen van de rechtbank hangen in wezen met elkaar samen, net als de grieven daartegen van appellanten. Het gaat in wezen om een aantal vragen die met elkaar samen hangen. - hoe moet worden omgegaan met volledige of gedeeltelijke ongedocumenteerdheid; - maakt het verschil of iemand geheel of slechts gedeeltelijk ongedocumenteerd is; - wanneer is een bevredigende verklaring gegeven voor het ontbreken van documenten; - wanneer is een verklaring bevredigend; - wanneer is een asielrelaas geloofwaardig, ook als de betrokkene niet volledig gedocumenteerd is; - betekent het feit dat de minister artikel 31 lid 2 sub f Vw tegenwerpt dat in beginsel geen bevredigende verklaring is gegeven, en is aldus artikel 3:35 lid 3 VV (de implementatie van artikel 4 lid 5 van Ri 2004/83 ) een nadere uitwerking van artikel 31 lid 2 sub f, of geldt ook ten aanzien van ongedocumenteerdheid het bepaalde in 3:35 lid 3 VV, namelijk dat een bevredigende verklaring voor het ontbreken van documenten moet worden aangevoerd.
hoger beroepschrift khalilov en bayramli / ind khl 1/06-085
2
Ad vocatenkantoor Klein Hesselink Appellanten hebben aangevoerd dat zij niet geheel ongedocumenteerd zijn. Appellant had in ieder geval een identiteitsbewijs met vermelding van nationaliteit en een rijbewijs overgelegd. Voor het ontbreken van overige documenten en voor de beperkte informatie die appellanten hebben kunnen verstrekken over de reisroute hebben zij een bevredigende verklaring afgelegd. Appellanten verwijzen naar hetgeen in de respectieve zienswijzen en motiveringen van de beroepen is aangevoerd. ad ld) Appellante —_, .„ heeft aangegeven dat zij weinig over de reis kan verklaren ten gevolge van de gebeurtenissen in Azerbeidjan, te weten het feit dat zij verkracht was en dat zij daardoor ernstig gestresst was, dat zij worstelde met de vraag of het wel goed zou gaan met haar zwangerschap, dat zij haar man niet durfde te vertellen dat zij verkracht was en zo meer. Die verklaring wordt in de beschikking echter gepasseerd omdat die verkrachting ongeloofwaardig wordt geacht. Aldus is volgens appellanten sprake van een cirkelredenering. De verklaring voor hel ontbreken van documenten inclusief verklaringen over reisroute wordt immers onvoldoende geacht omdat ongeloofwaardig wordt geacht dat de verkrachting heeft plaatsgevonden. De vraag of de verkrachting" heeft plaatsgevonden wordt echter beoordeeld op grond van strengere eisen die worden gesteld in het kader van vereiste positieve overtuigingskracht wegens het onvoldoende gedetailleerd over de reisroute verklaren. Volgens appellanten kan de vraag of de ongedocumenteerdheid toerekenbaar is niet los worden gezien van het asielrelaas als zodanig. Volgens appellanten is dat ook wat in VC C4/3.6.3 wordt bepaald wanneer wordt aangegeven dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van het toerekenbaar ontbreken van documenten steeds de volgende vragen moeten worden gesteld: - zijn de verklaringen omtrent het betreffende element en het ontbreken van de betreffende documenten consistent en geloofwaardig? - komen deze verklaringen overeen met netgeen overigens bekend is? Het is precies in dat kader dat appellante aangegeven, met name in punten 3, 4 en 6:
in haar motivering beroepschrift heeft
3. Eiseres is van mening dat zij omtrent de reisroute heeft verklaard wat redelijkerwijs verwacht mag worden. Wat kan zij in redelijkheid nog meer verklaren over een reis afgelegd per particuliere auto, gedeeltelijk in een laadruimte zonder ruiten, in stress. 4.1 De onjuistheid van de benadering van verweerder blijkt volgens eiseres juist wanneer het gaat om het door haar verscheurde visitekaartje van de medewerker van de veiligheidsdienst. Natuurlijk zou het handig zijn geweest wanneer eiseres dat visitekaartje nog had. Het zou een aantal vragen beantwoorden. Dat het ontbreken van dat visitekaartje voor risico van eiseres komt -in de neutrale betekenis van het woord- is op zich ook nog wel te volgen. Waar bet echter om gaat is dat het ontbreken van dat visitekaartje wordt georuikt als argument om de geloofwaardigheid van eiseres ter discussie te stelen, dat zelfs gesteld wordt dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan naar geloofwaardigheid. Indien echter het relaas van eiseres met enige welwillendheid wordt benaderd, dan is niet zo bevreemdend dat zij het kaartje dat aan haar is gegeven om haar man aan te geven bij de veiligheidsdienst heeft weggegooid, zonder er goed naar te kijken. Haar man aangeven was wel het laatste wat zij wilde doen. Wanneer bovendien, al is het maar voorlopig, ervan wordt uitgegaan dat eiseres onverhoeds door de veiligheidsdienst is meegenomen, een nacht is opgesloten, is verkracht dan is niet zo bevreemdend dat zij het kaartje heeft aangenomen zonder het te bestuderen om de naam van de betrokken ambtenaar te onthouden. Zij heeftnet kaartje in ontvangst genomen om zo snel mogelijk de plaats des onheils te kunnen verlaten. 4.2 In voornemen en beschikking wordt echter het verscheuren van het visitekaartje en het niet kennen van de naam van de man van de veiligheidsdienst gebruikt als argument om de geloofwaardigheid van de verklaring voor het ontbreken van kaartje en het niet kennen van ae naam als ongeloofwaardig af te doen In dat opzicht is daadwerkelijk sprake van een cirkelredenering. 6. Of verklaringen samenhangend en aannemelijk zijn is niet afhankelijk van de vraag hoe de meeste mensen zich onder bepaalde omstandigheden zouden opstellen, maar van de vraag of m dit specifieke asielrelaas die opstelling, dat gedrag, die reactie van deze specifieke asielzoeker 'past' binnen het relaas. Uiteraard zullen er (vee!) mensen zijn (in Nederland) die, wanneer hen is overkomen wat eiseres is overkomen ,op enig moment tijdens de reis of na aankomst in Nederland, aan hun echtgenoot, al dan niet boos, zouden nebben verzocht nu toch eens tekst en uitleg te geven over wat hij in hemelsnaam heeft
hoger beroepschrift
' / i n d k h 11/06-085
3
A d v o c a t e n k a n t o o r Klein Hesselink uitgehaald waardoor zij al die narigheid hebben moeten ervaren. Het feit dat eiseres dat niet heeft gedaan maakt haar relaas daardoor niet onsamenhangend noch onaannemelijk Er zijn mensen die na zo'n ervaring helemaal niets zeggen. De vraag is of hetgeen eiseres verklaard heeft, in het licht van haar overige verklaringen, die van haar man en de algemene informatie over Azerbeidjan samenhangend is en aannemelijk is. Alleen binnen dat grotere kaderlcan worden beoordeeld of haar verklaringen niet 'passen' maar vaag, summier, tegenstrijdig en zo meer zijn. Ten onrechte is het relaas van eiseres niet op deze wijze beoordeeld.
Volgens appellanten voldoet deze verklaring aan de hierboven aangehaalde criteria van Vc C4/ 3.6.3. De verklaring is consistent met de overige verklaringen, geloofwaardig en komt overeen met hetgeen overigens bekend is. De minister heeft in de beschikking de ongedocumenteerdheid ten onrechte beschouwd als een omstandigheid die voor rekening en risico van appellanten komt. Ten onrechte is de rechtbank daaraan voorbij gegaan. ad lb) De rechtbank stelt dat, ingevolge de uitspraak van de Abrs van 15 maart 2004 AO 6645, reeds het feit dat ten aanzien van één van de in artikel 31 lid 2 sub f genoemde elementen documenten ontbreken, voldoende is om te concluderen tot het toerekenbaar ontbreken van documenten. Volgens appellanten is dat echter niet waar het om gaat. Artikel 31 lid 2 Vw somt een aantal omstandigheden op waarmee rekening wordt gehouden bij het beantwoorden van de vraag van het eerste lid van dat artikel, te weten of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die een rechtsgrond vormen voor verlening van de gevraagde vergunning. In dat verband wordt in het voorkomende geval mede betrokken de omstandigheid dat sprake is van het toerekenbaar ontbreken van reis- en identiteitsdocumenten en andere bescheiden. Volgens appellanten betekent het feit dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub f aldus niet meer dan dat er met gehele of gedeeltelijke ongedocumenteerdheid rekening moet worden gehouden bij de vraag of zij aannemelijk hebben gemaakt dat er een rechtsgrond bestaat voor het toekennen van de aanvraag. Daarmee is echter nog niet beantwoord de vraag in welke mate en op welke wijze met het ontbreken van documenten mede rekening moet worden gehouden. Voor het beantwoorden van die vraag is volgens appellanten wel van belang in welke mate sprake is van ongedocumenteerdheid. Daaraan zijn de minister en de rechtbank ten onrechte voorbij gegaan. ad 1 a) en 1 c) Gezien het bovenstaande heeft de rechtbank de beoordeling van de minister gevolgd. Aldus heeft de rechtbank echter niet beoordeeld de vragen van artikel 3:35 lid 3 VV. De rechtbank heeft niet beoordeeld of appellanten een bevredigende verklaring hebben gegeven voor het ontbreken van documenten, maar geconstateerd dat het ontbreken van documenten voor risico van appellanten komt (op één na laatste volzin r.o. 8) Dat is volgens appellanten een onjuiste beoordelingsmaatstaf. Zo volgt de rechtbank de minster immers ook in diens standpunt dat het ontbreken van voldoende bescheiden de geloofwaardigheid van appellanten op voorhand aantast, waardoor het volgens appellanten niet wel meer mogelijk is aan hen nog net voordeel van de twijfel te geven. Volgens appellanten is de beleidsregel uit de Vc inzake de op voorhand aangetaste geloofwaardigheid in strijd met de bepalingen uit VV 3:35 lid 3 en aldus ook in strijd met artikel 4 lid 5 van Ri 2004/83 EG. Grief II Ten onrechte overweegt de rechtbank in r.o. 17 dat verweerder met het voorgaande in onderlinge samenhang bezien voldoende steekhoudende argumenten heeft aangedragen om het asielrelaas van eisers ongeloofwaardig te achten. Toelichting In de overwegingen 12 t/m 16 noemt de rechtbank de argumenten die namens de minister zijn aangevoerd om te concluderen tot het ontbreken van positieve overtuigingskracht.
hoger beroepschrift
/indkh 11/06-085
4
. A d v o c a t e n k a n t o o r Klein Hesselink Appellanten zijn in zienswijze en beroep al gemotiveerd op al deze aspecten ingegaan. Zij zijn van mening dal zij bij die gelegenheden voldoende hebben aangegeven dat de volgens de minister gesignaleerde bevreemdende verklaringen, opmerkelijkheden en vaagheden niet opmerkelijk, bevreemdend of vaag zijn wanneer het asielrelaas wordt beoordeeld uitgaande van het asielrelaas, en niet, zoals de minister doet, op basis van wat al dan niet verwacht mag worden op basis van een niet nader gedefinieerde maatstaf. Aldus blijven appellanten van mening dat de beschikkingen van de minster onvoldoende kenbaar zijn gemotiveerd, aan welk motiveringsgebrek de rechtbank ten onrechte voorbij gaat Appellant heeft aangegeven dat niet hij het feitelijk op You Tube plaatsen van video-opnamen deed en dat hij daarom niet meer weet onder welke naam deze video opnamen precies op You Tube zijn geplaatst. Zo heeft hij ook aangegeven dat geen sprake is van een vaagheid in zijn verklaringen vanwege het niet aangegeven hoe hij contact legde met mensen die zijn geïnterviewd, omdat het daar op dat moment het gehoor niet over ging. Zoals appellanten ook al in beroep hebben aangegeven is het feit dat de minister aanvullende vragen neeft (waar het hier om gaat) niet het zelfde als een vaagheid of hiaat in het relaas In het voornemen en in de beschikking wordt gesteld dat de demonstratie op 12 maart 2011 waarover appellanten hebben verklaard niet is teruggevonden in de berichtgeving waardoor niet aannemelijk is dat er op die dag überhaupt iets kon worden overhandigd aan een internationaal journalist. Appellanten hebben aangetoond dat die demonstratie wel degelijk heeft plaatsgevonden en OOK in de internationale nieuwsmedia is gemeld. Aldus is één van de dragende overwegingen uit het voornemen onjuist. Ten onrechte gaat de rechtbank daar aan voorbij door te stellen dat daarmee de betrokkenheid van appellanten niet is aangetoond. Appellanten hebben aangegeven dat de verklaring van appellante : _ dat zij haar echtgenoot niet durfde te vertelen over de verkrachting consistent is met hetgeen zij in Nederland aantoonbaar aan een verloskundige heeft verklaard en dat dit ook weer consistent is met de zelfmoordpoging van appellant nadat hem alsnog over de verkrachting heet verteld. De rechtbank gaat hieraan wel heel eenvoudig en zonder enige motivering aan voorbij door te stellen dat aan deze omstandigheden geen waarde kan worden toegekend m het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Indien een asielrelaas met name ook wordt beoordeeld op consistentie dan kan volgens appellanten aan een dergelijke consistentie niet zonder meer worden voorbij gegaan. Daarom wenden appellanten zich tot U met het eerbiedig verzoek: dit hoger beroepschrift gegrond te verklaren; de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch van 27 mei 2011 AWB 11/15218 en AWB 11/15216 te vernietigen;. verweerder te veroordelen in de proceskosten Temeuzen, 2 juni 2011 Gemachtigde "
7 O "
/
hoger beroepschrift
/ ind kh 11 /06-085
5