Raad
vanState 201011850/1/V3. Datum uitspraak: 1 9 januari 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 1 december 2 0 1 0 in zaak nr. 1 0 / 3 9 5 0 6 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201011850/1/V3
1.
2
19 januari 2 0 1 1
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2 0 1 0 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 1 december 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 8 december 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. •2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201011850/1/V3
3.
3
1 9 januari 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A . B . M . Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat.
w . g . Hent lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van Dokkum ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2 0 1 1 480-696. Verzonden: 19 januari 2 0 1 1 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
6. Ho». 2010 11:01 1 5 J o v . 2010 15:11 Model M11Û-À V-nummer :
p 6/j9 Nr 3920- P 20/20 hZ^Jrx^ Çr /
HUIM À
IKD Fax nr. 3767 A +31 U 4 61
iND-numraer
:
{jhfcL c\,
Piketadvocaat
:J.C.A. Kucn
Tel; 01 65-599591
De ondergetekende, zijnde ambtenaar belast mol hel tùMlcht np vreoindelingen, dan wal g ren s bc wak inj,-, Levens Hulpnffieier van Justitie, Jegt mm het oog up de uitzetting aan dó vreemdeling, zich namende: Aohïernaam Voonm(a)m(crO Gobooriedaium Oeiltohi GeboonenlaaUt Gobnnrulnnd Nàltortnlllek
: » ; : Mannelijk ; : :Iraatac
de nruuuregul von bewaring op xoata bedoeld In: (X) artikel 59> eertlo lid, onder fl, van de Vreemdelingenwet MUD,( ) artikel $9, oorste lid, ondc^b, vftn do Vi'eamdolluflonwet20ÛO| deze maatregel woïdt gevorderd door*; ( ) (X)
het hcleng van de nationale veiligheid, nrndtt het belang van do openbare orde omdbt or onnwijzlngon zijn om to vermoeden dat ciö vreemdeling vJch aim de uilzetting zal onurekkon, hotseen blijkt uïr bei Mi tint de vreemdeling ( ) C} ( ) (X) ( ) { ) ( ) ( ) (X) C) (X)
Vöidauhl wordt van liet plegen van een miKdrtff veroordeeld IK tarznka mitdrUf ongewenst verklaoul I« inet hexeliiki over een jdcmiicibtpaplor atK bedoeld In unikal 4.21 VrecmdelingcnbesMi 2(»IK1 zich niet aangemeld beeft bJJ do Kwpïcbaf zich ni ui gehouden heeft .-un zijn vertrektci'mUn gebruik inanki/mwkfc vaneen vals^vervalsidotiumem rich bedfem /liccQ vnn een of moordere allais in geen vaste wooiiVverMijipfaatx heell eerder niet reclumniig in Nederland verbleven hooft andere lüdenCen): Betrokkene beschikt over onvoldoende middelt») vin boswan om In rijn levensonderhoud te voorzien of om de treugrois naar z(|n land vnn horkomxi te bekoxligen.
( ) Artikel $9, eerste-en tweedcïfd, von de VreemdeJlngemYei 2000. oTnddi de vmir terugkeer nood7jkulijke bescheiden voorhttndon zijn. dun vvel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn.
De mnmroflc) is opgelegd : PÏWUi!
ftonsünduül
Datum; 9- i 1-2O10 Tijd:23:40 our
DÓ Minimor voor Iinmisnuie en Asiel. voor deze, de hulpofficier vnn JUKIUIA, PJ, Clivlstlfians, Adjudant onderofficier dor Koninklijke Marechnnssee. Eon ßfsohrlfA VM dew muntn^e! lx onmiddellijk nnn de vreemdeling uitgereikt. Beroep tegen d e « inootregel kon schriftelijk worden ingesteld by de rechthunk te 'A-CrnvcJihage, CeotranI intakehuräAit vreemdeling en znken tcHoarlom, faxnummer 023 - S12tf736\ Hierbij dient-hij vourkcw - gebruik te wurden gemaakt vnn het model beroepschrift, tic "\vwrt^rocl^rJîp^af^k.nl,^ * iikekt lii vullen hij lilbowurlnyslulllftg on^mml vnn iwIfcelSö. «rjiellil. iiwiW en wider aûf b, van tb VrWiftï
i|iwii 3t)in>-
8-12-2010 U:20
VAN: Fax Advocatenkantoor Koen
Inzake: Said / Vreemdelingenbewaring
AAN: +31 0703651390
PAGINA: 004 VAN 006
Ref.nr.: 10.1497/JK/10-00149795
uitspraak HECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Zutpben Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: AWB 10/39506 VRONTN
Uitspraak in het geding tussen de vreemdeling genaamd althans zich noemende: geboren op van Eraakse nationaliteit, verblijvende aan boord van DB Zaandam, V-nummer eiser, gemachtigde; mr. J.C.A. Koen, advocaat te Roosendaal, en de Minister voor Immigratie en Asiel verweerder. gemachtigde: D.A. Riezebos, werkzaam bij de IND,
1. Procesverloop Bij besluit van 9 november 2010 is eiser in vreemdelingenbewaring gesteld. Eiser heeft daartegen bij brief van 12 november 2010 beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding. Het beroep is behandeld ter zitting van 24 november 2010. Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen, Ter zitting was een tolk aanwezig. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 dient de rechtbank te beoordelen of de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewuring in strijd is met deze wet. dan wel hij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerecht vaardigd is.
8-12-2010 14-20
VAN: Fax Advocatenkantoor Koen
/ Vreemdelingenbewaring
AAN: +31 0703651380
PAGINA: 005 VAN 006
Refnr.: 10.1497/JK/l 0-00149795
Reg.nr.: AWB 10/39506 VRONTN
2.2 Naar het oordeel van de rechtbank kan het besluit tot oplegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring wegens het vermoeden van onttrekking aan uitzetting toetsing in rechte doorstaan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat - zoals ook in het besluit is aangegeven - eiser geen vaste woon of verblijfplaats heeft, niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan om in zijn levensonderhoud te voorzien en/of zijn terugreis te bekostigen. 2.3 Eiser heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 mei 2002 (UN: AE3705) betoogd dat verweerder de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden van een nadere motivering dient te voorzien willen deze de maatregel kunnen dragen. De rechtbank volgt dit betoog niet. Anders dan in de situatie die bij de Afdeling ter beoordeling lag, is ingeval van eiser ook het ontbreken van voldoende middelen van bestaan om in het levensonderhoud te voorzien en/ of de terugreis te bekostigen, alsmede het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats aan de maatregel ten grondslag gelegd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de gronden die aan het besluit ten grondslag liggen cumulatief bijdragen aan het vermoeden dat eiser zich aan zijn uitzetting zal onttrekken en de maatregel kunnen dragen. De beroepsgrond van eiser dat geen sprake is van zicht op uitzetting naar Irak slaagt niet. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de nationaliteit van eiser thans nog niet is vastgesteld, zodat deze beroepsgrond reeds hierom niet leidt tot het daarmee beoogde resultaat. 2.4 Naar het oordeel van de rechtbank zijn de procedure leidend tot de inbewaringstelling en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring in overeenstemming met de wettelijke vereisten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, zijn de ambtenaren belast met grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen bevoegd ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Volgens paragraaf A3/2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) kan die bevoegdheid tot toezicht op vreemdelingen slechts worden aangewend ten aanzien van personen van wie mag worden aangenomen dat zij grensgangers zijn. Deze controles vinden plaats zodra dit redelijkerwijs mogelijk is en nog geen of slechts geringe vermenging met het binnenlandse reizigersverkeer heeft plaatsgevonden, uldus deze panigruaf. Uit het op 9 november 2010 op ambtsbelofte opgemaakte procesverbaal van staandehouding. overbrenging en ophouding (model Ml H-C) blijkt dat eiser in de internationale trein Brussel- Amsterdam, rijdend op het traject Roosendaal- Rotterdam in de gemeente Roosendaal is staande gehouden door twee ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, belast met de grensbewaking en het toezicht op vreemdelingen. Uit het proces-verbaal blijkt voorts dat zich bij aankomst op het station Roosendaal, waar de trein direct na de grempossage stopt, om en nabij de 5 personen op het perron bevonden en in de nein .stapten en dat er om en nabij de 300 personen in de trein aanwezig waren voord.it deze stopte aan het perron.
8-12-2010 14:20
VAN:
Fax Advocatenkantoor Koen
/ Vreemdelingenbewaring
AAN: +31 0703651380
PAGINA: 006 VAN 006
Ref.nr.: 10.1497/JK/10-00149795
Reg.nr.: AWB 10/39506 VRONTN
Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2005 (zaak nr. 200504317/1, UN: AT8564), bestaat onder voormelde omstandigheden geen grond voor het oordeel dat verweerder ten onrechte slechts geringe vermenging, als bedoeld in paragraaf A3/2.4 van de Vc 2000, aanwezig heeft geacht. Aldus volgt de rechtbank eiser niet in zijn standpunt dat zijn staandehouding onrechtmatig was omdat niet bekend is hoeveel personen in Roosendaal uit de trein zijn gestapt. 2.5 In hetgeen overigens is aangevoerd, vindt de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de bewaring niet (langer) rechtmatig is. 2.6 Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. 2.7
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing De rechtbank: -
verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochern. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier' in het openbaar uitgesproken op 1 december 2010.
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binneii één week na de verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep instellen bij dcftfdeling bestuursrechtspraak van-de~Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemddingenzaken". postbus 161 p, 2500 BC Den Haag. /' L/ Afschrift verzonden op:
Voor fotocopie De Griffier van d
inkelijke Rechtbank
8-12-2010 14:20 VAN: Fax Advocatenkantoor Koen
AAN: +31 0703651380
PAGINA: 001 VAN 006
Advocatenkantoor Koen
mr. J.CA Koen Boulevard 142 4701 EZ ROOSENDAAL tel.: ++ 31 -(0)165-599 591 fax: ++ 31 -(0)165-599 447 e-mail: [email protected]
Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC 'S-GRAVENHAGE Per telefax: (070) 365 Î3 80
(023)
www. idvoctlenkintoorkoen.nl familierecht: medtation,(samen) scheiden. almtntatiegeschMen • vreemdelingenrecht; vtrblijfivergunmngtn, visa en asiel
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
Roosendaal, 8 december 2010 Refnr.: 10.1497/JK/10-00149833 Inzake: / Vreemdelingenbewaring Uw kenmerk:
•
&
.
0 8 DEC. 2010 2AAKMR. ?n
/njf/xVc-r»
BÊHANDElO-iOD:
PAR:
Geachte heer/mevrouw, Ondergetekende, mr. J.C.A. Koen, advocaat en proaireur, kantoorhoudende te Roosendaal aan de Boulevard 142, verklaart bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn tot het instellen van hoger beroep tegen na te noemen uitspraak bij uw afdeling door
(hierna ook te noemen: "appellant"), van Iraakse afkomst, gedetineerd in Detentie centrum Noord Holland te Zaandam. Appellant kiest te dezer zake uitdrukkelijk domicilie ten kantore van voornoemde gevolmachtigde aan de Boulevard 142 te Roosendaal. Middels deze stel ik in de hoedanigheid van bepaaldelijk gevolmachtigde als hiervoor gemeld, namens appellant hoger beroep in tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage, zittinghoudende te Zutphen, op 1 december 2010 gegeven onder nummer AWB 10/39506, in de zaak van appellant als eiser en de minister voor immigratie en asiel te 's-Gravenhage als verweerder. De beslissing is door de griffier verzonden op 1 december 2010. Een kopie van de bestreden beslissing is bijgevoegd.
Advocattnktnloor Koen beperkt de itnspnktlijkheid voor eventueel vtroorzitkte schade tol het bcdrig dit de beroepstmsprjkeüjltheidsverzekeriar vin bel Itintoor ia het voorkomende g evil uitkeert, vermeerderd met het dan door het kantoor te dragen eigenrisico.Atnsprtkelijkhcid voor het overige wordt uitdrukkelijk uitgesloten.
8-12-2010 14:20
VAN: Fax Advocatenkantoor Kaan
AAN: +31 0703651380
PAGINA: 002 VAN 006
Advocatenkantoor Koen
Beroepsgronden 1.
Grond
Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen inr.o. 2.3. dat de nationaliteit van appellant nog niet zou zijn vastgesteld. Echter, blijkens r.o. 5 op de tweede bladzijde van een eerdere beslissing van de rechtbank met registratienummer AWB 09/3568 in beroep op afwijzing van de asielaanvraag van appellant, welke beslissing zich in het procesdossier bevindt is aan appellant door verweerder in de asielprocedure niet tegengeworpen geen documenten te hebben overgelegd ter staving van nationaliteit omdat hij een identiteitsdocument had overgelegd. Verweerder handelt derhalve niet eenduidig door in de bewaringszaak het tegenovergestelde standpunt in te nemen dat de nationaliteit van appellant niet is komen vast te staan. De rechtbank had dit dienen te onderkennen. Ervan uitgaande dat appellant de Iraakse nationaliteit bezit dient te worden aangenomen dat uitzetting binnen afzienbare termijn van appellant naar Irak niet mogelijk is. De uitzetting naar Irak was op het moment van inbewaringstelling op diplomatiek verzoek / aandringen van het EHRM opgeschort.
2.
Grond
Ten onrechte heeft de rechtbank in r.o. 2.4. overwogen dat de stelling van appellant ongegrond is dat verweerder ten onrechte slechts geringe vermenging aanwezig heeft geacht. Om de mate van vermenging überhaupt vast te kunnen stellen is het noodzakelijk om ook het aantal treinreizigers dat bij het oponthoud in Roosendaal uit de trein is gestapt in de berekening te betrekken. Dat aantal is blijkens de processtukken niet vastgesteld. Daarmee is het aantal treinreizigers dai in de trein is achtergebleven na het oponthoud in Roosendaal, niet komen vast te staan. De rekensom voor de vaststelling van de mate van vermenging is derhalve niet te maken.
Redenen waarom u wordt verzocht het hoger beroep gegrond te verklaren met vernietiging van de bestreden uitspraak van de rechtbank. * Hoogachtend,
J.C.A. Koen
2