Raad vanState 200907307/1/V1. Datum uitspraak: 3 februari 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 25 augustus 2 0 0 9 in zaak nr. 0 8 / 3 6 5 5 5 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200907307/1/V1
1.
2
3 februari 2 0 1 0
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris), voor zover thans van belang, een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 25 augustus 2 0 0 9 , verzonden op 2 6 augustus 2 0 0 9 , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, (hierna: de rechtbank) het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 18 september 2 0 0 9 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. De vreemdeling klaagt in grief 4 terecht dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.18 van de aangevallen uitspraak ten onrechte heeft overwogen dat zij het beroep ongegrond zal verklaren. Dit leidt echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, aangezien sprake is van een kennelijke verschrijving. Uit het dictum van de aangevallen uitspraak blijkt immers dat de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, het besluit van 6 oktober 2 0 0 8 heeft vernietigd en heeft bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. 2.2. Hetgeen overigens in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan evenmin t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200907307/1/V1
3.
3
3 februari 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w . g . Mondt-Schouten lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Klein Nulent ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2 0 1 0 218-620. Verzonden: 3 februari 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
18. Sep. 2009 15:53
FHK ADVOCATEN
Nr. 0284
P. 4
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVËNHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer; AWB 08 / 36555 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 25 augustus 2009 in de zaak van: geboren op van Iraakse nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. U. Koopmans, advocaat te Haarlem, tegen: de staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. A,H. NoordeJoos, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te 's-Gravenhage. 1»
Procesverloop
1.1
Eiser heeft op 6 januari 2008 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 6 oktober 2008 afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit op 10 oktober 2008 beroep ingesteld.
1.2
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 25 juni 2009. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2.
Overwegingen
2.1
tn beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Eiser is een Koerd en afkomstig uit , Irak. Zijn vader heeft vanwege problemen Irak verlaten en heeft in 1997 asiel aangevraagd in Nederland. Inmiddels heeft zijn vader een verblijfsvergunning. Na het vertrek van zijn vader hebben eiser, zijn moeder en zijn twee broers nog drie jaar in Irak verbleven. Vervolgens is de familie naar Syrie* verhuisd. Eiser was toen tien jaar oud. Toen zij in Syrië waren, heeft zijn vader nog
18. Sep. 2009 15:58
FHK ADVOCATEN
zaaknummer AWB 08 / 36555
Nr. 0284
P. 5
2
een aanvraag tot gezinshereniging gedaan, wat uiteindelijk niets is geworden. Eiser, zijn moeder en broers konden niet langer in Syrië blijven en zijn naar Turkije gegaan, waar zij illegaal verbleven in een Koerdische wijk. Eiser heeft een bericht ontvangen van zijn vader dat het niet goed met hem gaat. Hij is vervolgens naar Nederland vertrokken omdat hij zijn vader miste en hem wilde zien. 2.3
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat het asielrelaas niet geloofwaardig wordt geacht. Eiser verwijst louter naar de problemen van zijn vader, welke problemen hij geheel niet kent, Het is dan ook niet reëel dat eiser gegronde vrees heeft voor vervolging. Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op één van de gronden van artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser komt evenmin in aanmerking voor een verbhjfsvergunnmg op grond van artikel 15, aanhef en sub c, van de richtlijn 2004/83 van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (de richtlijn ). Artikel 29, eerste lid, onder b, Vw beschrijft alle situaties beschreven van artikel 15, aanhef en sub c, van de richtlijn. Nu de toetsing van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw is verricht, treft het separate beroep op artikel 15, aanhef en sub c, van derichtlijngeen doel. Eiser komt ook niet in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, Vw. De rechtbank overweegt als volgt
2.4
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat er, gelet op de conclusie van de AdvocaatGeneraal van 9 september 2008 in zaak C/465/07 (Elgafaji) geen grond bestaat voor de opvatting dat de toelatingsgrond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw alle situaties van artikel 15 van de richtlijn omvat. Volgens eiser is sprake van een binnenlands gewapend conflict in de regio waar eiser vandaan komt, te weten de Turks-lraakse grens.
2.5
In het verweerschrift voert verweerder aan dat volgens de uitspraak van de Afdeling van 25 mei 2009, UN: BI4791, JV 2009/291, artikel 15, aanhef en sub c, van de richtlijn, in samenhang gelezen met artikel 2, eerste lid aanhef en onder e, van de richtlijn, bescherming beoogt te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op de in artikel 15, aanhef en sub c, van de richtlijn bedoelde dreiging. Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw voorziet in de aldus vereiste bescherming.
2.6
Onder artikel 29, eerste lid, onder b, Vw, wordt met ingang van 25 april 2008 ingevolge het bepaalde in artikel 3.105d Vrecmdelingenbesluit 2000 (Vb), voor zover hier van belang, ook begrepen ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van de burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van. een internationaal of binnenlands gewapend conflict. De rechtbank ziet dan ook aanleiding het beroep van verzoeker op artikel 15, aanhef en sub c, van derichtlijnaan te merken als een beroep op artikel 29, eerste lid, onder b, Vw.
18. Sep. 2009 15:59
FHK ADVOCATEN
zaaknummer: AWB 08 / 36555
2.7
Nr. 0284
P. 6
3
Ten aanzien van verzoekers beroep op subsidiaire bescherming ingevolge artikel 15» aanhef en onder c, van de richtlijn, wordt het volgende overwogen. Ingevolge artikel 15, aanhef en onder c, in samenhang gelezen met artikel 2, aanhef en onder e, en artikel IS, van de richtlijn, verlenen de lidstaten de subsidiaire beschermiiigsstatus aan een onderdaan van een derde land of een staatloze ten aanzien van wie zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat hij» wanneer hij naar zijn land van herkomst terugkeert, een reëel risico zou lopen op ernstige schade die bestaat uit een ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
2.10 In het reeds aangehaalde arrest van 17 februari 2009 (EIgafaji, onder de punten 32-39) heeft het Hof, voor zover hier van belang, als volgt geoordeeld. "De in artikel IS, sub a en b, van de richtlijn gebruikte termen „doodstraf, „executie1' en , foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van een verzoeker", hebben betrekking op situaties waarin degene die om subsidiaire bescherming verzoekt, specifiek wordt blootgesteld aan het risico op een bepaald soort schade. De in artikel IS, sub c, van de richtlijn gedefinieerde schade, namelijk een „ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon " van de verzoeker, heeft daarentegen betrekking op een algemener risico op schade. Er wordt immers ruimer gedoeld op een „ bedreiging van het leven of de persoon " van een burger, en niet op bepaalde gewelddadigheden. Die bedreiging is bovendien inherent aan een algemene situatie van een „internationaal of binnenlands gewapend conflict ". Tot slot t$ het geweld dat de oorzaak is van die bedreiging, „ willekeurig ", Dit houdt in dat het geweld gericht kan zijn tot personen ongeacht hun persoonlijke omstandigheden. In die context moet het begrip „individueel" aldus worden opgevat dat het ook betrekking heeft op schade die wordt toegebracht aan burgers ongeacht hun identiteit, wanneer de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapende conflict [,..j dermate hoog is dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico op de in artikel IS, sub c, van de richtlijn bedoelde ernstige bedreigingzou lopen. Aan die uitlegging, die artikel 15, sub c, van de richtlijn een eigen werkingssfeer kan bezorgen, wordt niet afgedaan door de bewoordingen van punt 26 van de considerans van deze richtlijn, volgens hetwelk „/".../ gevaren waaraan de bevolking van een land of een deel van de bevolking in het algemeen is blootgesteld, [...] normaliter op zich geen individuele bedreiging fvormenj die als ernstige schade kan worden aangemerkt". Bedoeld punt houdt immers weliswaar in dat de enkele objectieve vaststelling van een gevaar dat verband houdt met de algemene situatie van een land in beginsel niet volstaat om aan te tonen dat een bepaalde persoon de voorwaarden van artikel IS, sub c. van de richtlijn vervult, maar het gebruik van de term „normaliter" wijst erop dat zich een uitzonderlijke situatie kan voordoen waarin er een dermate hoog risico is dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat die persoon individueel het betrokken risico zou lopen. De uitzonderlijkheid van die situatie wordt ook bevestigd door de omstandigheid dat de bedoelde bescherming subsidiair is en door de opzet van artikel IS van de richtlijn,
18. Sep. 2009 15:59
FHK ADVOCATEN
zaaknummer. AWB 08 / 36555
4
voor zover de in dat artikel sub a en sub b bedoelde schade een duidelijke mate van individualisering veronderstelt Hoewel collectieve elementen steilig een belangrijke rol spelen bij de toepassing van artikel 15, sub ct van de richtlijn, in die zin dat de betrokkene evenals andere personen behoort tot een groep mogelijke slachtoffers van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict, moet die bepaling niettemin systematisch worden uitgelegd in verhouding tot de twee andere in artikel 15 bedoelde situaties en moet die individualisering dan ook nauw bij die uitlegging worden betrokken. Hoe meer de verzoeker eventueel het bewijs kan leveren dat hij specifiek wordt geraakt om redenen die te maken hebben met zijn persoonlijke omstandigheden, hoe lager de mate van willekeurig geweld zal zijn die vereist is opdat hij in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. " 2.8
Van belang is voorts de brief van de Staatssecretaris van Justitie van 29 juni 2009, kenmerk 5606048/09, volgens welke brief minder van belang is of de situatie zoals deze zich voordoet in een bepaalde regio dient te worden aangemerkt als een binnenlands of internationaal gewapend conflict. In deze brief verwijst de staatsecretaris naar haar brief van 17 maart 2009, kenmerk dds 5590389, en herhaalt dat voor "the most extreme cases of general violence", niet noodzakelijkerwijs sprake hoeft te zijn van een 'gewapend conflict*. Nu de situaties die door artikel 3 EVRM worden bestreken, ook de uitzonderlijke situatie van artikel 15, aanhef en sub c, van de richtlijn omvat is de vraag of er in een bepaald land of gebied sprake is van een gewapend conflict, minder van belang, aldus de staatssecretaris.
2.9
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit echter op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een binnenlands gewapend conflict als bedoeld in artikel 15, aanhef en sub c, van de richtlijn, noch is volgens verweerder sprake van een gewapend conflict met een internationaal karakter. Het feit dat er militaire operaties van het Turkse leger binnen Irak worden uitgevoerd, is niet voldoende om anders te concluderen.
2.10 Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat het Turkse leger aanhoudende en samenhangende militaire operaties uitvoert in Noord-Irak, die gericht zijn tegen een andere georganiseerde gewapende groep, de PKK. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar het rapport van 14 augustus 2008 van Schweizerische Flüchtlingshilfe (SFH). Ook kan worden aangenomen dat sprake is van een internationaal gewapend conflict, aangezien het Turkse leger op Iraaks grondgebied grootschalige militaire operaties uitvoert. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig voorbereid en evenmin voldoende draagkrachtig gemotiveerd. 2.11 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet op de hiervoor aangehaalde brieven van 17 maart 2009 en 29 juni 2009, niet op het standpunt kunnen stellen dat het beroep van eiser op artikel 15, aanhef en sub c, van de richtlijn niet slaagt, reeds omdat geen sprake is van een binnenlands of internationaal gewapend conflict. In zoverre is sprake van eenraotiveringsgebreken treft de beroepsgrond doel Het bestreden besluit komt op grond van artikel 3:46 Awb voor vernietiging in aanmerking. Het beroep zal gegrond worden verklaard. 2.12 Oc rechtbank ziet echter aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten en overweegt daartoe als volgt
Sep. 2009 16:00
FHK ADVOCATEN
Nr. 0284
zaaknummer: AWß 08 / 36555
]ia Ait,u w,i A 2.13 Niet in geschil is dat eiser afkomstig is uit * * ~ in het gebied dat onder bestuur staat van de Government. Blijkens het algemeen ambtsbericht van de het ministerie van Buitenlandse Zaken van 29 mei 2009 over Irak (verder: het ambtsbericht) werd de veiligheid in de in de verslagperiode (juli 2008 tot en met april 2009) ondermijnd door militaire acties van het hoewel het aantal slachtoffers hiervan voor zover bekend klein was. Het Turkse leger voerde ook in deze verslagperiode militaire acties uit gericht tegen strijders van de De Turkse luchtmacht bombardeerde verscheidene malen in het noordelijk grensgebied van de Voor zover bekend zijn er bij deze aanvallen geen slachtoffers gevallen, fcr vond geen nieuwe grondoperatie plaats. Volgens een aantal bronnen waren Iraanse troepen nog steeds actiefin Irak en hebben deze militaire acties» waaronder bombardementen, uitgevoerd tegen Lraans strijders rond de plaatsen
2.14 In het door eiser aangehaalde rapport van het Sweizerische Flüchtlingshiïfb van 14 augustus 200 S staat het volgende. "In Kurdistan-Irak ist die Sicherheitslage vergleichsweisefriedlichund stabil. Das Sicherheitsnetz funktioniert fast perfekt. Abgesehen von wenigen Bombenattentaten zumeist auf symbolische Ziele (Einrichtungen der KRG, der Parteien* Hotels) gibt es keine offene Gewalt zwischen politischen, ethnischen oder religiösen Gruppen. Um sich von der weiterhin katastrophalen Lage im Zentral- und Südirak abzugrenzen, verwendet die KRG fur die von ihr kontrollierten Gebiete gerne den Werbe-Slogan «Der andere Irak», Seit Mai 2007 erlaubten kurdische Behörden Personen den Zugang zum KRG-Gebiet nur dann, wenn diese von einer anderen Person in Empfang genommen wurde und für den Aufenthalt als Bürge garantieren konnte. Auch die 2007 begonnene und 2008 fortgesetzte türkische Militäroffensive gegen PKK-Stellungen im Nordirak (u.a. im Zab-Gebict/türkische Grenze, in den QandilBergen, in der Hakurk-Regjon im Dreiländercck Türkri-Irak-Iran sowie gegen Orte entlang der irakisch-iranischen Grenze) sowie grenzübergreifende Bombenangriffe des iranischen Militärs auf Ziele in Kurdistan-Irak (u.a. die Distrikte Qalaat Daza, Zarawa, Pishder, Sidakan) haben die allgemeine Sicherheitslage nicht beeinflusst. Militärische Gewalt hat aber zur Vertreibung von mehreren Tausenden und die Tötung von wenigen Dutzend Menschen sowie zur Zerstörung von Dörfern, Brücken, Gesundheitszentren und Schulen geführt. Auch PKK-Kämpfem werden für Vertreibungen verantwortlich gemacht**. 2.15 De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of in de omgeving van sprake is van een zodanige mate van geweld dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar Irak aldaar enkel door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt het slachtoffer te worden van geweld. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in diens jurisprudentie geoordeeld dat de hier bedoelde uitzonderlijke situatie zich slechts bij zeer uitzonderlijke omstandigheden zal voordoen, maar heeft een dergelijke situatie nog nooit aangenomen. Het moet gaan om "the most extreme cases of general violence". Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor weergegeven bronnen niet dat sprake is van een dergelijke situatie en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat in de omgeving van sprake is van een dergelijke situatie.
18. Sep. 2009 16:00
FHK ADVOCATEN
zaaknummer AWB 08 / 36555
Nr. 0284
P. 9
6
2.16 Vervolgens moet nog worden beoordeeld of, nu er sprake is van een lagere mate van willekeurig geweld dan het geval zal zijn in de hiervoor bedoelde uitzonderlijke situatie, eiser tot op zekere hoogte aannemelijk heeft weten te maken dat hij specifiek wordt geraakt om redenen die te maken hebben met zijn persoonlijke omstandigheden. Nu eisers asielrelaas ongeloofwaardig is geacht en anderszins gesteld noch gebleken is van specifiek op eiser betrekking hebbende omstandigheden, is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van een dergelijke situatie. 2.17 Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een verblijfsvergunning op één van de gronden van artikel 29 Vw. 2.18 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. 2.19 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt en de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoegiiig is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt dit bedrag op grond van artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
i8- Sep. 2009 16:00
Nr. 0284
FHK ADVOCATEN
P. 10
zaaknummer: AWB 08 / 36555
3.
Beslissing De rechtbank:
3.1
verklaart het beroep gegrond;
3.2
vernietigt het bestreden besluit van 6 oktober 2008;
3.3
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
3.4
veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt de Staat der Nederlanden op € 644,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem,
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en op 25 augustus 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. S.S.OX. Chung A Hing, griffier. /CV*\
en op:
U V M A «HA/ M ^ V ,
2 6 AUG 2009
Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16113, 2500 BC, V Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.
Voor oé De grifife
d afschrift. e rechtbank te, s-Graventage
18. Sep. 2009 15:57
Nr. 0284
FHK ADVOCATEN
P. 1
KU
ADVOCATEN
FOSTIUf itV
| HTOUSI HUtLit)
RAAD VAN STATE
Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Vreemdelingenkamer Postbus 20019 2500 EA DEN HAAG
Per post en per fax: 070 -
INGEKOMEN
1 8 SEP 2009
365 13 80
Ons kenmerk :91.748/sn Betreft : hoger beroep vreemdelingenzaak van dhr. /Staatssecretaris van J ustitie IND-nr. ; 0801.06.0001 Haarlem, 18 september 2009
Namens de heer , wonende te en daartoe door hem bepaaldelijk gevolmachtigd, waartoe tevens wordt verwezen naar bijgaande machtiging hoger beroep vreemdelingenzaken, stel ik hoger beroep in tegen de in kopie bijgevoegde uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 25 augustus 2009 van de Rechtbank Den Haag, nevcnzittingspJaats Haarlem, voor zover daarbij het beroep van 10 oktober 2008 tegen het besluit van 6 oktober 2008, waarbij de aanvraag van 6 januari 2008 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalderijdis afgewezen, ongegrond is verklaard althans is bepaald dar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 6 oktober 2008 in stand blijven (Awb 08/36555). De uitspraak is op 26 augustus 2009 aan ondergetekende, als gemachtigde van appellant, verzonden. Een afschrift van de uitspraak treft u bijgaand aan (7 pagina's). Appellant kiest in deac procedure uitdrukkelijk domicilie op mijn kantoor, gevestigd aan de Kleine Houtstraat 134 te (2011 DS) Haarlem. Appellant voert de volgende grieven aan.
Mr F. Fonvlllt Mr drs A. Ho! Mr U. Kooptnins
KfetfwHoimiro»! 134 ZOUOSHurlim Telefoon 023. S311061 Fax 0*3. 53 25 033
18. Sep. 2009 15:57
FHK ADVOCATEN
Nr. 0284
P. 2
Grief 1 Ten onrechte overweegt de rechtbank dat nj aanleiding siiet om met toepassing van artikel 8:72, 3* lid Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten op grond van de rechtsoverwegingen 2.13 tot en met 2.17 van de uitspraak. Toelichting Immers, de overwegingen van de rechtbank terzake van het algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 29 mei 2009 over Irak (r.o. 2.13) en terzake het door de heer overgelegde rapport van het Sweizerische Flüchdingshilfe van 14 september 2008 (r.o. 2.14) zijn door het bestuursorgaan in de besluitvormingsfasc (voornemen en beschikking) noch in de beroepsprocedure op enigerlei wijze aan de orde gesteld of • in het kader van het verzoek om verlening van een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Ook in het verweerschrift en op de zitting heeft het bestuursorgaan 'Ach niet uitgelaten over de consequenties van de in het algemeen ambtsbericht en het Zwiterse rapport besproken militaire acnes van het Turkse en Traanse leger op het grondgebied van Irak. Daarmee staat dus geenszins vast dat, na vernietiging van het besluit van 6 oktober 2008, nog slechts één beslissing mogelijk is, terwijl - nu niet in het voornemen van 12 september 2008 of in de beschikking van 6 oktober 2008, het verweerschrift van 11 juni 2009 en/of ter zitting op 25 juni 2009 door het bestuursorgaan is ingegaan op de in het ambtsbericht en rapportage geschetste militaire acties en de gevolgen daarvan voor de burgerbevolking in Noord-Irak (en wel in het bijzonder de regio dichtbij de Turkse grens) - evenmin gesteld kan worden dat de inhoud van het door de rechtbank vernietigde besluit de rechterlijke toets kan doorstaan. Gricf2 Ten onrechte overweegt de rechtbank in r.o. 2.15 dat, naar het oordeel van de rechtbank, uit de hiervoor weergegeven bronnen niet blijkt dat sprake is van 'the most extreme cases of general violence' en dat de heer niet aannemelijk heeft gemaakt dat in de omgeving van sprake is van een dergelijke situatieToelichting Uit de toelichting bij grief 1 volgt dat de beoordeling van de feiten zoals die uit beide genoemde rapportages blijken aan het bestuursorgaan - na vernietiging van het besluit van 6 oktober 2008 vanwege een motiveringsgebrek - dient te worden overgelaten. De rechtbank is ten onrechte op de stoel van het bestuursorgaan gaan zitten. Grief 3 Ten onrechte concludeert de rechtbank'mr.o. 2.17 dat het bestuursorgaan de heer terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een verblijfsvergunning op één van de gronden van artikel 29 Vw. Toelichting Deze grief heeft geen zelfstandig karakter : haar gegrondheid volgt uit de gegrondheid van de eerste twee grieven.
18. Sep. 2009 15:58
FHK ADVOCATEN
Nr. 0284
P. 3
Grief4 Ten onrechte overweegt de rechtbank in r.o. 2,18 dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren. Toelichting Deze rechtsoverweging verdraagt wch niet met r.o. 2.11 van de uitspraak waarin de rechtbank overweegt dat het beroep gegrond 2al worden verklaard. Kennelijk is sprake van een rechterlijke verschrijving en wordt bedoeld dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het in beroep bestreden besluit in stand zal laten. Uit de eerste twee grieven volgt dat voor het in stand blijven van de rechtsgevolgen van het besluit van 6 oktober 2008 geen grondslag bestaat Na vernietiging van het besluit op de voet van artikel 3:46 Awb dient het bestuursorgaan een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de op dat moment geldende feiten en omstandigheden (met name ten aanzien van de veiligheidssituatie in Noord-lrak in de regio ). Slotsom : appellant concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank VGravcnhage, nevenzittingsplaats Haarlem, d.d. 25 augustus 2009, geregistreerd onder Awb 08/36555, voor zover daarin word bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 6 oktober 2008 in stond blijven en tot gegrondvetklaring van het hoger beroep; kosten rechtens (geen toevoeging aangevraagd). /' Hoogachtend,
U. Koopmatis, advocaat/gemachtigde
Bijlagen : uitspraak Rechtbank Haarlem d.d. 25 augustus 2009 (7 pagina's) machtiging hoger beroep