Raad vanState 201004506/1/V1. Datum uitspraak: 12 juli 2010
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: (hierna: de vreemdeling), appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, (hierna: de voorzieningenrechter) van 13 april 2010 in zaak nrs. 10/7445 en 10/7444 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Justitie (hierna: de minister).
201004506/1/V1
1.
2
12 juli 2010
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2010 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 13 april 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 7 mei 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201004506/1/V1
3.
3
12 juli 2010
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuvt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Schuyt lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 2 juli 2010 154-670. Verzonden: 1 2 juli 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Dordrecht Sector Bestuursrecht V reemdel i ngenkamer procedurenummers: AWB 10/7445 en AWB 10/7444, V-nummer: uitspraak van de voorzieningen ree h ter inzake , verzoeker, gemachtigde: mr. drs. E.W.B, van Twist, advocaat te Dordrecht, tegen de Staatssecretaris van Justitie, thans de Minister van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. D.P.A. van Laarhove, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft bij besluit van 25 februari 2010 afwijzend beslist op de aanvraag van verzoeker tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij faxbericht van 25 februari 2010 beroep ingesteld. Bij faxbericht van 25 februari 2010 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het verzoek om voorlopige voorziening is op 1 april 2010 ter zitting behandeld. Verzoeker is ter zitting verschenen bij gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. 2. Overwegingen 2.1. t. Het wettelijk kader Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Indien een verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan hangende beroep bij de rechtbank en de voorzien ingenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan de voorzien ingenrechter op de voet van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in
procedurenummers: AWB 10/7445 en AWB 10/7444
2
de hoofdzaak. 2.1.2. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is Onze Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen. Ingevolge artikel 29, eerste lid> aanhef en (voor zover van belang) onder b, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling: (...)
b) die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; (...)
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt bij het onderzoek naar de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen. 2.2. Het bestreden besluit Het bestreden besluit strekt tot afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder acht daartoe, onder verwijzing naar de overwegingen uit het voornemen, redengevend dat verzoeker toerekenbaar geen documenten ter onderbouwing van zijn identiteit, nationaliteit en reisroute heeft overgelegd. Daarnaast heeft verzoeker geen documenten ter onderbouwing van zijn asielrelaas overgelegd. Volgens verweerder heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van deze documenten niet aan hem is toe te rekenen. Gelet hierop heeft verweerder het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan verzoeker kunnen tegenwerpen. Mitsdien dient van het asielrelaas positieve overtuigingskracht uit te gaan om het geloofwaardig te achten. Hiervan is in dit geval geen sprake, aldus verweerder, aangezien verzoeker over de kern van zijn asielrelaas tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd. 2.3. De gronden van het verzoek Verzoeker kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft daartoe - kort weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd. Verzoeker meent dat ten onrechte een probleem wordt gemaakt van de geloofwaardigheid van hetgeen hij bij wijze van adstructie van zijn asielaanvraag naar voren heeft gebracht. Verzoeker heeft een consistent en plausibel relaas naar voren gebracht waarbij hij ook een verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij geen documenten (meer) heeft. Daarnaast vindt verzoeker het onbegrijpelijk dat hem wordt verweten dat hij geen documenten heeft meegebracht met
procedurenummers: AWB 10/7445 en AWB 10/7444
3
betrekking tot het geldbedrag dat hij gestolen heeft. Het is niet goed in te denken dat een persoon die geldt steelt daarvan de bewijzen bij zich zal houden. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij zichzelf belast door toe te geven het geld van zijn oom te hebben verduisterd. Dit komt de geloofwaardigheid van het relaas ten goede. Vanwege de diefstal en verduistering van het geld vreest verzoeker voor een (langdurig) verblijf in een gevangenis in Ghana. Niet alleen vanwege een (terechte) strafrechtelijke vervolging, maar vooral omdat gijzeling een veel toegepaste maatregel is ten behoeve van terugbetaling van openstaande of niet invorderbare rekeningen in Ghana. In de gevangenis zijn er geen mogelijkheden om geld te verdienen en verzoeker zal daarom zijn schuld nooit kunnen voldoen. Volgens verzoeker moet een dergelijk langdurig verblijf in de gevangenis als onmenselijk of mensonterend worden gekwalificeerd nu de verblijfsomstandigheden zeer slecht zijn. De gevangenissen zijn overbevolkt, er is geen of onvoldoende hygiëne en er zijn ziektes waartegen men zich niet of niet voldoende kan beschermen. 2.4. Beoordeling door de voorzien ingenrechter 2.4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan verzoeker heeft kunnen tegenwerpen. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn asielrelaas geen identiteits-, nationaliteits- of reispapieren overgelegd en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van deze documenten niet aan hem kan worden toegerekend. Daarnaast heeft verzoeker geen documenten ter onderbouwing van zijn asielrelaas overgelegd. Verzoeker heeft verklaard dat hij zijn Ghanese paspoort voorzien van een toeristenvisum, afgegeven door de Nederlandse ambassade te Accra, na aankomst in Nederland is kwijtgeraakt. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat verzoeker een eigen verantwoordelijkheid heeft in het onderbouwen van zijn identiteit en nationaliteit. Van verzoeker kan en mag worden verwacht dat hij zijn documenten zorgvuldig bewaart. Gelet hierop heeft verweerder verzoeker kunnen tegenwerpen dat hij geen documenten ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit heeft overgelegd. Verzoekers stelling dat hij zijn identiteit heeft aangetoond met de kopie van zijn paspoort die hij bij de aanvraag van het hiervoor genoemde toeristenvisum heeft overgelegd maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft terecht gesteld dat van verzoeker mag worden verwacht dat hij tijdens de asielprocedure zijn authentieke documenten had overgelegd. Verzoeker heeft tijdens het eerste gehoor voorts verklaard en ter zitting is door verzoeker bevestigd dat hij, naast zijn paspoort, ook zijn vliegticket na aankomst in Nederland is kwijtgeraakt. Ook in dit kader heeft verweerder er op kunnen wijzen dat van verzoeker mag worden verwacht dat hij zijn documenten zorgvuldig bewaart. De omstandigheid dat verzoeker zijn vliegticket is kwijtgeraakt vormt geen reden om het niet overleggen niet aan te rekenen. Gelet hierop heeft verweerder verzoeker eveneens kunnen tegenwerpen dat hij geen documenten ter onderbouwing van zijn reisverhaal heeft overgelegd. Op grond hiervan heeft verweerder de afwijzing van de asielaanvraag reeds mede kunnen baseren op artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, zodat het ontbreken van documenten ter onderbouwing van verzoekers asielrelaas (de bankafschriften met betrekking tot de gestelde gezamenlijke bankrekening van verzoeker en zijn oom) verder buiten beschouwing kunnen blijven. 2.4.2. Als aaneen vreemdeling het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van
procedurenummers: AWB 10/7445 en AWB 10/7444
4
de Vw 2000 wordt tegengeworpen, moet van het asielrelaas een positieve overtuigingskracht uitgaan om het geloofwaardig te achten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het asielrelaas van verzoeker positieve overtuigingskracht ontbeert. Immers, om het asielrelaas bij tegenwerping van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 geloofwaardig te doen zijn, mogen in dat relaas in het geheel geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. In het besluit en het daarin ingelaste voornemen heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat verzoeker tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de kern van zijn asielrelaas. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de door verzoeker tijdens het nader gehoor afgelegde verklaring dat hij zowel van de bankrekening als uit het huis van zijn oom geld heeft gestolen, strijdig is met zijn Verklaring in de aanvullingen en correcties op het eerste gehoor dat hij geen geld van zijn oom heeft gestolen maar daarvan door hem wordt beschuldigd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat de vraag of verzoeker zich hiermee in feite schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel verduistering niet rechtens relevant is. Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat de door verzoeker tijdens het nader gehoor afgelegde verklaring dat hij geld van zijn oom heeft gestolen omdat hij er zaken mee wilde gaan doen en dat hij dit geld nooit van zijn oom zou hebben gekregen lijnrecht tegenover zijn verklaring in de hiervoor genoemde aanvullingen en correcties staat dat zijn oom hem geld heeft gegeven zodat hij zaken kon regelen. Verzoeker heeft het standpunt van verweerder niet gemotiveerd bestreden. Verweerder heeft de verklaring van verzoeker dat hij door de Ghanese autoriteiten wordt gezocht voorts bevreemdingwekkend kunnen achten, omdat verzoeker, zoals verweerder terecht stelt en door verzoeker niet is bestreden, in augustus 2009 probleemloos een paspoort heeft kunnen aanvragen. Ook heeft verweerder aan dit standpunt ten grondslag kunnen leggen en door verzoeker is evenmin bestreden dat hij op 11 januari 2010 bij de Koninklijke Marechaussee heeft verklaard dat hij naar Nederland is gekomen omdat hij geld wilde verdienen om zijn familie te onderhouden. Reeds op grond hiervan heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen geloof wordt gehecht aan de door verzoeker gestelde gebeurtenissen. Hiervan uitgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder mitsdien terecht verzoekers aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen. 2.4.3. Omdat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zal de voorzieningenrechter het beroep van verzoeker met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb ongegrond verklaren. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep van verzoeker is geen sprake meer van een met het verzoek om een voorlopige voorziening connexe hoofdzaak. Het verzoek om voorlopige voorziening moet dan ook worden afgewezen. 2.4.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
procedurenummers: AWB 10/7445 en AWB 10/7444
5
3. Beslissing De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek af. Aldus gegeven door mr. A.M J. Adriaansen, voorzieningenrechter, en door deze en mr. C. Willemsen, griffier, ondertekend.
Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Men wordt verzocht een afschrift van de uitspraak mee te zenden.
06 mei
2 0 1 0 S 3 : 15
HP LRSERJET-FRX
Aavo^ateiabantoor
p. 1
v an
© sréJi.
Ondergetekende wijzigt zij o kantooradres per 1 april 2010 Wijnstraat 139 3311 BV DORDRECHT
Mr tira E.W.B. van. Twist Mw mr H . K . Westerkof
Mr K. Wijnmalen M v "rnr~3. ""ÏWierf: Advocaten Wijnstraat 2 0 9 " 1 3 9 3311 BV Dordrectrt Telefoon 0 7 8 - 6 4 8 9 1 2 9 Telefax 0 7 8 - 648 9 3 69 Sticnüng Beteer Derdengelden ABN A M R O 48.61.47.258
HOGER BEROEPSCHRIFT (asiel) Inz.: /Staat Toevoeging in aanvraag Reg.nr.RvS: nji.b. Reg.nr.Rb.: Awb 10 / 7444 BEPTDN ÏND:1001-12-1061 Appellant Geboren: Nationaliteit: Ghanese
Aan de Raad van State De Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC DEN HAAG 070-3651380
=
Dordrecht, 7 mei 2010
RAAD VAN STATE INGEKOMEN ZAAKNR.
-7
MEI 2010
AAN: BEHANDELD: DD:
PAR:
Uitspraak rechtbank: 13 april 2010
Geeft eerbiedig te kennen, __ _ , geboren op , van Ghanese nationaliteit, verblijvende in DTC Dordrecht, hierna aan te duiden als appellant, kiest te dezer zake domicilie te (3311 BV) Dordrecht aan de Wijnstraat 139 ten kantore van zijn advocaat mr H.K. Westerhof, die ten deze als gemachtigde wordt gesteld en als zodanig, zulks met het recht van substitutie, voor hem in rechte zal optreden. Voor zover noodzakelijk wijst appellant erop dat hij ondergetekende bepaaldelijk heeft gevolmachtigd om in deze het hoger beroep op te stellen, te ondertekenen en in te dienen. Bij uitspraak van 13 april 2010 de rechtbank te Den Haag nzp. Dordrecht het beroep van appellant in de asielzaak ongegrond verklaard. Een copie van de litigieuze uitspraak is ingevoegd. De inhoud daarvan dient als hier overgenomen en toegevoegd te worden.
Iedere aaneprakelijLdieid is U p e r t t t o t kei bedrag dat i a riet deitetreffeixl© geval onder de Icro^aanapralaelijUieLdïvereeWLng v a n de t e k a n d e i e n d advocaat wordt uitbetaald.
06 mei
5 0 1 0 3 3 : 15
HP LRSERJET-FFIX
p.a
Ady ocatènfeaiitoor
~
~J'
. .Va^^t'SWalla
Appellant kan zich niet verenigen met de uitspraak nu deze strekt tot ongegrondverklaring van het beroep. Bij wijze van grieven daarvan wijst hij op het volgende. Grief Î Ten onrechte heeft de rechtbank het asielrelaas van appellant getoetst en afgewezen op grond van de vooronderstelde ongeloofwaardigheid daarvan Verweerder heeft in deze aangevoerd dat het relaas een positieve overtuigingskracht ontbeert nu appellant geen documenten heeft en een "bevreemdingwekkende verklaring" wordt tegengeworpen in de zin dat appellant bij de Kmar een andere reden zou hebben opgegeven als later bij de IND. Appellant merkt in dat verband op dat hij de Kmar niet de waarheid heeft verteld, eenvoudigweg omdat hij hoopte daarmee weg te kunnen komen en. zo detentie te voorkomen. Immers, wanneer hij direct de waarheid had verteld (temeer omdat die waarheid fors belastend is voor zijn persoon) dan had hij nooit enige kans op toelating gemaakt. Daarbij is de Kmar niet geëquipeerd om een relaas goed en nauwkeurig neer te leggen in een schriftelijke verslaggeving. Ik meen overigens dat nu het uiteindelijke asielrelaas ook appellant in belangrijkste belast, hij om die reden wel kan worden gevolgd in zijn stellingen dat hij detentie - zowel strafrechtelijk of civielrechtelijk - vreest in het land van herkomst. Grief 2 Ten onrechte heeft de rechtbank niet getoetst aan de b-grond waar een beroep is gedaan om de slechts omstandigheden in het gevangeniswezen in Ghana Blijkens de zienswijze en beroep is een uitdrukkelijk beroep gedaan op artikel 3 EVRM. Dat beroep is gebaseerd op de vooronderstelling dat de algehele toestand in de gevangenissen in Ghana erbarmelijk is. Er bestaan geen openbare bronnen die dat kunnen bevestigen of ontkennen. Zeker nu wel bekend is dat gijzeling- civielrechtelijke detentie van een schuldenaar teneinde hem te dwingen gelden te betalen - veel voorkomt en de enige manier om daar uit te komen het voldoen van de schuld is moet tevens worden vastgesteld dat een schuldenaar in deze volkomen afhankelijk is van derden. Veelal zijn dat familieleden, I.e. is het juist de familie is die opgelicht is. De kans dat zij appellant te hulp komen en7of zijn gijzeling zullen doen beëindigen is derhalve nihil. Dat maakt de gang naar de gevangenis onmenselijk en/of mensonterend. De rechtbank heeft hiermee ten onrechte geen aandacht besteed. Grief S Gezien het vorenstaande meent appellant dat de litigieuze uitspraak van de rechtbank te Middelburg geen stand kan houden. Nu de uitspraak dient te worden vernietigd, zal verweerder de kosten van het beroep alsook van het hoger beroep dienen te vergoeden. WESHALVE
06 mei
2010 £ 3 : 1 5
HP LASERJET-FRX
Advocatêukantoor —*
, J
. V a n g s t ' & Walls -3-
Appellant zich tot Uw Raad wendt en met de verschuldigde eerbied verzoekt: -
het hoger beroep gegrond te verklaren; de uitspraak van de rechtbank, waarvan beroep, te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank of verweerder ter verdere afhandeling;
met veroordeling van verweerder in de proceskosten. Hoogachtend, Uw dw.,