Raad
vanState 201103891/1/V4. Datum uitspraak: 20 maart 2 0 1 2
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van: de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister), appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 3 maart 2 0 1 1 in zaken nrs. 1 0 / 3 0 5 8 9 en 1 0 / 3 0 5 9 0 in de gedingen tussen:
en de minister.
201103891/1/V4
1.
2
20 maart 2 0 1 2
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 4 augustus 2 0 1 0 heeft de minister van Justitie de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd ingetrokken. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraak van 3 maart 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard en die besluiten vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de minister (thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel} bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 31 maart 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De vreemdelingen hebben een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. In de overwegingen w o r d t onder de minister tevens verstaan: diens rechtsvoorganger. 2.2. Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de minister niet in redelijkheid aan de vreemdeling heeft kunnen tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over wie hem zou hebben geadviseerd te vertrekken, dat zijn verklaringen over de dood van zijn huisknecht niet aannemelijk zijn en dat niet aannemelijk is dat hij in 2 0 0 5 zou zijn beticht van het lesgeven aan rebellen, terwijl hij al sinds 2 0 0 0 karateles geeft aan groepen, en dat hij zich, gelet daarop, niet zonder nadere motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relaas van de vreemdeling geen positieve overtuigingskracht heeft. Dat de minister w e l in redelijkheid aan de vreemdeling heeft kunnen tegenwerpen dat het niet aannemelijk is dat hij, nadat zijn w o n i n g tweemaal w a s bezocht door soldaten en zijn v r o u w bij de tweede gelegenheid was mishandeld, ondanks waarschuwingen, voor enkele dagen naar huis is teruggekeerd en dat hij voorts vrijwel niets heeft kunnen vertellen over zijn huisknecht, is hiervoor onvoldoende, aldus de rechtbank. De minister voert hiertoe, voor zover thans van belang, aan dat nu de rechtbank heeft overwogen dat hij het asielrelaas van de vreemdeling in redelijkheid op t w e e punten onaannemelijk heeft kunnen achten, de rechtbank tot het oordeel had moeten komen dat hij zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas geen positieve overtuigingskracht heeft. 2.2.1. In hoger beroep is niet in geschil dat van het asielrelaas van de vreemdeling positieve overtuigingskracht moet uitgaan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 4 april 2011 in zaak nr. 2 0 1 0 0 9 5 6 8 / 1 / V 3 ; www.raadvanstate.nl) kan, indien van het asielrelaas positieve overtuigingskracht moet uitgaan, reeds een enkele vaagheid, hiaat, ongerijmde wending of tegenstrijdigheid op het niveau van de relevante
201103891/1/V4
3
20 maart 2 0 1 2
bijzonderheden tot de slotsom leiden dat van positieve overtuigingskracht geen sprake is. De rechtbank heeft onbestreden overwogen dat de minister in redelijkheid het asielrelaas van de vreemdeling op de door de minister bedoelde punten niet aannemelijk heeft kunnen achten. Reeds daarom heeft de minister zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het asielrelaas geen positieve overtuigingskracht heeft. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte overwogen dat het besluit in zoverre ontoereikend is gemotiveerd. De grief slaagt. 2.3. Het hoger beroep is reeds hierom kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen de minister overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de onderscheidenlijke beroepen van de vreemdelingen tegen de onderscheidenlijke besluiten van 4 augustus 2 0 1 0 alsnog ongegrond verklaren. 2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201103891/1/V4
3.
4
2 0 maart 2 0 1 2
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.
verklaart het hoger beroep gegrond;
II.
vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 3 maart 2 0 1 1 in zaken nrs. 1 0 / 3 0 5 8 9 en 1 0 / 3 0 5 9 0 ; verklaart de door de vreemdelingen bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroepen ongegrond.
III.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A . B . M . Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. J . H . van der Winden, ambtenaar van staat.
w . g . Lubberdink voorzitter
w . g . Van der Winden ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2 0 1 2
348-595. Verzonden: 20 maart 2 0 1 2 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
3 1 . M r t . , 2 0 1 l 18:04 1 8 / 0 3 2011 10;39 FAX
PV TEAM 3&4 0388884730
Nr. 7778 r b Z l ï A l e vk
P. 9 ' ©0002/OOOfi
038MM730
Uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE nevenzittingsp laats Zwolle Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken Registratienummer: Awb 10/30589 en 10/30590
Uitspraak in het geding tussen;
geborenop . ...
~ ._, eiser,
geborenop •> eiseres r en haar minderjarige kind, geboren op alten van Burundese nationaliteit, IND dossiernummer 0507.04.0407, eisers, gemachtigde mr. W. Boelens, advocaat te Utrecht; en de minister voor Immigratie en Asiel ab rechtsopvolger van de minister van Justitie (Immigratie' en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, vertegenwoordigd door mr. M.S. Veld, ambtenaar ton dopartemento, verweerder,
I, Procesverloop Eiser is bij besluit van 4 augustus 2005 on met ingang van 28 juli 2005 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000). Bij besluit van 10 oktober 2006 en met ingang van 4 oktober 2006 is eisere« en haar kind een verblijfsvergunning asiel verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000. Verweerder heeft de verblijfsvergunningen ingetrokken bij besluiten Yan 4 augustus 2010. Daartegen is beroep ingesteld, De beroep zijn twitting van 6 januari 2011 behandeld, Eisers zijn versohenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
31. Mrt. . 2011 13:05 1 8 / 0 3 2011 10; 39 PM
PV TEAM 3S4 0388884730
Nr. 7773 rb zwc&le vk
P. 10 00003/0008
0388884730
AWB 10/30589 en 10/30590
2.
blad 2/5
Overwegingen
2.1 Op grond van artikel 32, eerste Jid> aanhef en onder c, van de V\v 2000 kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 20Û0 worden ingetrokken indien de grond voor verlening Is komen Ie vervallen. Bij brief van 19. juni 2006 heeft de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie de Tweede Kamer bericht dat is besloten het categoriale beschermingsbeleid voor asielzoekers afkomstig uit Burundi te beëindigen. Bij Wljzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2006/24 is de beëindiging van het categoriale bescherraingsbelcid voor Burundi van kracht geworden nu deze is gepubliceerd in de Staatscourant van 31 juli 2006, nr, 146, pagina 7. 2.2 Blijkens de gronden van het beroep en bet verhandelde ter zitting is in geschil de vraag of de weigering van verweerder om eisers alsnog een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000 te verlenen, in stand kan blyven. Ten aanzien van het beroep geregistreerd onder Awb 10/30589 2.3 Voor zover thans van belang stelt verweerder in het voornemen en hetjbestreden besluit dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van do verklaringen van eiser, omdat hij toerekenbaar geen of onvoldoende rois- of Identiteitsdocumenten dan wel andere bescheiden, die noodzakelijk z(jn voor de beoordeling van de aanvraag, heeft overgelegd. Voorts heeft verweerder een aantal elementen uit het asielrelaas opgesomd, op basis waarvan is geoordeeld dat het relaas de positieve overtuigingskracht mist dio in dat geval geeist mag worden om de juistheid ervan aan te kunnen nemen, Verweerder acht het relaas daarom ongeloofwaardig. Eiser heeft de juistheid van dat oordeet betwist. Situatie ten tijde van de vergunningverlening 2.3.1 De rechtbank is van oordeel dat verweerder by de beoordeling van de aanvraag in redelijkheid heeft kunnen betrekken dat eiser toerekenbaar zijn Identiteitskaart en geboorteakte van school niet over heeft gelegd. De rechtbank neemt dat oordeel ovor. Indien zich één van de in artikel 31, tweede lid, onder f, van de Vw2000 opgesomde omstandigheden voordoet, mogen in het relaas geen hiaten, vaagheden, ongeremde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. Van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan. 2.3.2 Voor zover thans van belang heeft verweerder in het bestreden besluit en het daarin geïncorporeerde voornemen overwogen dat geloofwaardig wordt geacht dat eiser in Burundi karateleraar was. Verweerder stelt echter dat hot relaas van eiser positieve overtuigingskracht ontbeert, omdat de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden niet geloofwaardig zijn. Eiser stolt dat hij te vrezen heeft voor vervolging of een behandeling strijdig met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in Burundi. Eiser stelt hiertoe dat hij is gezocht door soldaten vanwege de verdenking dat hy karatelessen gaf aan rebollen. Deze soldaten
ÎI.Mrt. .2011 18:05
PV TEAM 3&4
18/03 2011 10:40 FAX 0388684730
Nr. 7773 rb aw&le vk
p. || ©0004/0008
0388884730
AWB10/30589 en 10/30590
!
blad 3/5
hebben meerdere malen zijn Kuis bezocht, zijn vrouw ernstig mishandeld en zijn huisknecht doodgeschoten. Naar aanleiding hiervan heeft eiser Burundi verlaten. 2,3,3 De rechtbank overweegt als volgt.
!
a) Verweerder heeft in redelijkheid aan eiser kunnen tegenwerp on dat rjiet aannemelijk is dat hij - nadat zijn woning tweemaal is bezocht door soldaten en deze zjjnjvrouw bij de tweede keer hebben mishandeld - nog is teruggekeerd naar zijn huis en hier Vervolgen; nog enkele degen heef) verbleven, terwijl eiser en zijn vrouw is medegedeeld dat zij niet thuis moesten blijven omdat het te gevaarlijk zou zijn. Het betoog van eiser dat hl boos was en de soi dat on zou willen bevochten en dat het in zijn cultuur niet gebruikelijk is o n (in navolging van zijn vrouw) onderdak te zoeken bij zijn schoonouders, is onvol do end o v >or een ander oordeel. b) Voorts is de rechtbank van oordeel dat, hoewel eiser ter zitting nade; e informatie heeft verstrekt omtrent de huisknecht, verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet aannemelijk Is dat eiser vrijwel niets heeft kunnen ve lellen over (de achtergrond van) zijn huisknecht, Do rechtbank acht hiertoe met name van belang dat eiser heeft verklaard dat er ten tjjde van de gebeurtenissen In Burundi een burgeroorlog woedde en dat vrijwel niemand te vertrouwen was. o) De rechtbank volgt niet de redenering van verweerder dat niet consistent is verklaard over wie degene is geweest die hem zou hebben gezegd dat hij moest vertreden, In het Rapport Nader Gehoor van I en 2 augustus is, ten aanzien van de verklaring) van eiser omtrent de redenen dat hij zijn land heeft verlaten, het volgende opgenomenj(p. 4); "Mijnproblemen begonnen toen mijn buurman in april 2005, tevens "che/Gachnblri" of "Nyumbakumi" zet dat ik aan rebellen karateles gaf,
u "Ik ging gelijk naar de Chef de Zone. Hjj -vertelde dat hij heeft gehoord dat tk aan rebellen karateles gaf. Ik heb hem verleid dat tk niets wist Ze betaalden gewoon voor de lessen. Daarna heeft de chef de Zone me verteld dat ik moest vertrekken, omdat het niet veilig meer voor me was. " In het rapport van gehoor naar aanleiding van het voornemen tot intrekken van de verblijft vergunning van 27 november 2009 verklaart eiser, op vragen van de medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna; IND) ten aanzien van hetjbetoog van eiser dat hij wordt beschuldigd van het lesgeven aan rebellen, het volgende (p. 4): "Ik heb die informatie van Ndumba Kvmi. Het is de chef van het dorp " ; Op de vraag of dit de chef du zone is die wordt genoemd In het nader gehooir antwoord eiser; "Nee, dat is de chef van de hele dorp. Nduma Kumi staat onder de chef du zone, daar hebben se er meer van in het dorp. " Desgevraagd verklaart eiser vervolgens dat h(j deze naam wel in zijn nader gehoor heeft genoemd. Op de vraag met wie eiser heeft gesprokon en de vervolgvraag wje tegen eiser heeft gezegd dat hjj weg moest gaan antwoordt eiser vervolgens dat dit " betreft. Op de vraag of beide personen tegen eiser hebben gezegd dat hij weg moes gaan antwoord eiser: "de chef du zone heeft dat gezegd ".
l\,M.
.2011 18:06
1 8 / 0 3 2011 10:40 PM
PV TEAM 3&4 0368084730
Nr. 7778 rb i n A l e rk
P. 12 @ooo6/oooe
0388884730
AWB 10/30589 en 10/30590
blad 4/5
Op het standpunt van de medewerker van de IND dat eiser heeft verklaard di t dat tegen hem heeft gezegd antwoordt eisen ' Is een buur, het is net als datje in gesprek gaat met een buu 'man of buurvrouw. Hij heef tegen mij gezegd dat hij van mensen heeft gehoord dat i k lessen gaf aan rebellen." Uil het relaas van eiser en de beantwoording van de gestelde vragen volgt m ar het oordeel van de rechtbank niot dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wie hem zo i hebben geadviseerd to vertrekken. Verweerder heeft dit derhalve in redelijkheid niet aan eiser kunnen tegenwerpen. d) Vertier is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet in redel jkheld op het standpunt heeft kunnen stellen dat de dood van de huisknecht nlot aanuemoli jk is, omdat dit onvoldoende nader is geconcretiseerd. Gelet op do verklaringen van eiser da hij, na een waarschuwing van zijn huisknecht, zijn huis is ontvlucht en vervolgens op h >orafstand van zijn woning twee schoten heeft gehoord» valt niet te bogrijpen verweerders s eil Ing dat eisers verklaring dat zijn huisknecht is gedood enkel Is gebaseerd op verklaringen an derden. Evenmin valt in te zien dat er geen causaal verband is tussen de dood van de huisknecht en eiser, reeds omdat eiser z(jn huis was ontvlucht na een waarschuwing van zijn knecht Dat een vriend van eiser ( na de gestelde gebeurtenissen eisers buren heeft gesproken en eiser vervolgens op do hoogte heeft gesteld van hetgeen hij va j hen heeft vernomen • dat de huisknecht is overleden en hef huis is geplunderd - is voorts in redelijkheid niet onaannemelijk te noemen. o) De rechtbank is tot slot van oordeel dat hot standpunt van verweerde:, dat niet aannemelijk is dat eiser in 2005 zou zijn beticht van het lesgeven aan rebelle«, terwijl hij al sinds 2000 karatelessen geeft aan groepen, in redelijkheid niet langer ten grojndsiag kan worden gelegd aan het standpunt van verweerder dat het asielrelaas positieve^ overtuigingskracht ontbeert, De rechtbank overweegt hiertoe dat eiser, met hjot betoog dat h(j niets wist vari hot lesgeven aan rebellen en de omstandigheid dat hij in 2005 fmogolijk les heeft gegeven aan robellen do aanleiding geweest kan zijn voor de soldaten <^m hem op te zoeken, dit standpunt voldoende heeft weersproken, . 2.3.4 Gelet op vorenstaande Is de rechtbank van oordeel dat verweerder zicji in redelijkheid niet zonder nadere motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat het Celaas van eiser positieve overtuigingskracht ontbeert. Hetgeen verweerder in redelijkheid a<jn eiser heeft kunnen tegenwerpen, zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.3.3, süb a BJ i b, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. Onder deze omstandigheden berust het besti eden besluit niet op een deugdelijke motivoring als bedoeld in artikel 3:46 van de Algemene ' /et bestuursrecht, Hot beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Hetgeen o1 erlgens nog is aangevoerd behoeft geen bespreking.
PV TEAM 3&4
i1..Mr.t. .2011 13:06 1 8 / 0 3 2011 10:40 FAX
Nr. 7778 r b z\t(hle
0308384730
vk
P. 13 0)0006/0006
0388884730
AWB 10/30589 en 10/30590
Wad 5/5
Ten aanzien van het beroep geregistreerd onder Awb 10/30590 2.4 Eiseres Is een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhefen onder f, ven de Vw 2000. Verweerder heeft a ingegeven dat voormelde vergunning abusievelijk is vorfcend. EUoree had een verblijfsver^ unning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, aaste lid, aanhef en onder e, van te Vw 2000 verleend moeten worden. Dit is door eiseres niet weersproken. Situatie ten tijde van de vergunningverlening 2.5 De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op hetgeen is overo ogen ten aanzien van het beroep geregistreerd onder Awb 10/30589, zioh in rcdolijkhi id niet zonder nadere mol ivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat de problemen di î eiseres stelt te hebben ondervonden niet aannemelijk zijn gemaakt. Reeds hierom is het ber iep gegrond. Hetgeen overigens nog is aangevoerd kan onbesproken blijven. 2.6
De beroepen zijn gegrond.
andere party in a 2.7/ Br bestaat aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die dt armere verband met de behandeling van de beroepen redelijkenvijs heeft moeten make 3. Deze kosten worden op de voel van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 87z.--• Cl(1 muit puntvoor voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen, ter zitting; waarde per punt 6 437 wegingsfactor 1),
3.
Beslissing
De rechtbank: - Verklaart de beroepen gegrond; - vernietigt de bestreden besluiten van 4 augustus 2010; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad e 874,- te voldoen aa i eisers. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.MJ. Bouwman, rechter, en doorhem t a MJ.S. Benning als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op o
Afschrift verzonden op:
3 m aifl
Rechtsmiddel Tegen deu uitspraak hinnen partijen binnen yierwekfijj na de datum w/i vemndingvan dm ufbpraak hogerberoep Instellen bf} da Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad va/t Slate, under vermelding van "Bogfr beroep vreemdellngeniaken", postbus 16113,2500 BC 's~Gravcnhage. Artikel SSwdtVW WO bepaalt In dal verband dal het beroepschrift ten o/hteer grieven lege de- uitspraak bevat. Artikel 6;<Svan de Awb (herstel wrzubn) is nltt van toepassing.
Irt. .2011 13:02
PV TEAM 3&4
Nr. 7773
RAAD MAH 3TÂTS INGEKOMEN
3 .1 MRT 2011 ZMKfiP.. AAN: C E ^ A I \ O L U 3 : CO:
PAfr
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van. State Vreemdelingenzaken *«v«inaia» Postbus 20019 ZöOOEA'S-GRAVENHAGB
Hagen beroepschrift vreemdelingenzaken Van: applua^ gemachtigde: mr. GJ. Douma, ambtenaar ten depaitemente
Tegen;
ÄaÄ met kenmerkenAWB 10/30589 en en 10/30590 Inzake: met IND-kenmerk 0507-04-0407""" '" ^ m i n d e 4 a r i « "«• aan te dulden als verweerders gemachtigde; mr, W, Boelen« advocaat te (3507 LH) Utrecht, postbus 13319
ProttsverlegBiïWOûftJijtng Zwatla postbus 4005Z aOM DB ZWOLLE Contsclpersijon: mr, R. JatLman reL{D3B)SHII 650a
PV TEAM 3&4
31- Mr t. - 2011 13:03
1.
Nr. 7778
Inleiding De Minister komt in hoger beroep van de uitspraak van de rechtbank '6-Gravenhage, zittinghoudende te Zwolle van 3 maait 2011, verzonden ûp 3 maart 2011, met kenmerken AWB10/30589 en en 10/30590 (productie 1), In welke zaak de rechtbank de beroepen tegen de beschikkingen van 4 augustus 2010 gegrond heeft verklaard, deze beschikkingen heeft vernietigd, en de Minister in de proceskosten heeft veroordeeld.
2.
Achtergronden
2.1.
Op 26 juli 2005 heeft L, verweerder, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 2B, eerste ltd, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) ingediend. Bij besluit van 4 augustus 2005 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, de rechtsvoorgangervan de Minister vont Immigratie en Asiel, deze aanvraag ingewilligd.
2.2.
Op 4 oktober 2008 heeft ^ . verweerster, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld Jn artikel 28, eerste lid, Vwingediend. Bij besluit van 10 oktober 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie deze aanvraag ingewilligd.
2.3.
Bij afzonderlijke besluiten van 4 augustus 2010 heeft de Minister de aan verweerders verleende verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd ingetrokken,
2.4.
BIJ thans bestreden uitspraakheeft de rechtbank de daartegen door verweerde» ingestelde beroepen gegrond verklaard.
9.
Grieven Grlefl
3.1.
Ten onrechte overweegt de rechtbank in rechtsoverweging 2,3,1 op blad 2/5 van de bestreden uitspraak: "De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag in redelijkheid beeft kunnen belrekken dat eiser toerekenbaar zijn Identiteitskaart en geboorteakte vart school niet over heeft gelegd. Oe rechtbank neemt dat oordeel over.
Grte/2 3.2.
Ten onrechte overweegt de rechtbank in rechtsoverweging 2.3.3 op blad 4/5 van de bestreden uitspraak: "(...) dj Verder 1$ de rechtbank van oordcel dat verweerder zich niet tn redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de dood van de huisknecht niet aannemelijk fa, omdat dit onvoldoende nader is geconcretiseerd, Gelet op de verklaringen van eiser dat hij, na een waarschuwing van zijn huisknecht, zijn huls (s ontvlucht en vervolgens op hoor afstand van zijn woning twee schoten heeft gehoord, valt niet te begrijpen verweerders stelling dat eisers verklaring dat zijn huisknecht is gedood enkel Is gebaseerd op verklaringen van derden. Evenmin valt in te zien dat er geen causaal verband is tussen de dood van de huisknecht en
P. 4
31. Mrt.. 201 î 13:03
PV TEAM 3&4
Nr. 7778
eiser, reeds omdat eiser ?IJn huis was ontvlucht na een waarschuwing van zijn knecht. Dat een vriend van eiser (Munsfmane) na de gestelde gebeurtenissen eisers buren heeft gesproken en eiser vervolgens op de hoogte heeft gesteld van hetgeen hij van hen heeft vernomen - dat de huisknecht Is overleden en het huls (s geplunderd • is voorts in redelijkheid niet onaannemelijk te noemen. c) Oe rechtbank Is tol slot van oordeel dat het standpunt van verweerder, dat niet aannemelijk is dat eiser in 2005 zou zijn beticht van het lesgeven aan rebellen, terwijl hij al sinds 2000 karatelessen geeft aan groepen, in redelijkheid niet langer tea grondslag kan worden gelegd aan het standpunt van verweerder dat het asielrelaas positieve overtuigingskracht ontbeert. De rechtbank overweegt hiertoe dat eiser, met het betoog dat hij niets wist van het lesgeven aan rebellen en de omstandigheid dat hij In 2005 mogelijk les heeft gegeven aan rebellen de aanleiding geweest kan zijn voor de soldaten om hem op te zoeken, dit standpunt voldoende heeft weersproken." Grief3 3.3.
Ten onrechte overweegt de rechtbank In rechtsoverweging 2.5 op blad 5/5 van de bestreden uitspraak: "De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op hetgeen Is overwogen ten aanzien van het beroep geregistreerd onder Awb 10/30589, zich in redelijkheid niet zonder nadere motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat de problemen die eiseres stele te hebben ondervonden ntet aannemelijk zijn gemaakt. Reeds hierom is het beroep gegrond. Hetgeen overigens nog is aangevoerd kan onbesproken blijven."
3.4.
Op de hiervoor genoemde en bestreden overwegingen van de rechtbank berusten de rech ia overwegingen 2.3.4 op blad 4/5 alsmede 2.6 en 2.7 op blad S/5, Gegrondbevinding van de hiervoor geformuleerde grieven tast ook de geldigheid van deze rechtsoverwegingen aan.
4.
Toelichting op de grieven
4.1.
De grieven zullen, gelet op de samenhang, tezamen en in onderling verband worden besproken,
4.2.
Ten onrechte overweegt de rechtbank in rechtsoverweging 2,3,1 dat de Minister bij de beoordeling van de aanvraag van verweerder in redelijkheid heeft kunnen betrekken dat eiser toerekenbaar zijn Identiteitskaart en geboorteakte van school niet over heeft gelegd. Immers, weliswaar Is verweerder In het voornemen van 26 augustus 2009 tegengeworpen dat hij zijn identiteitskaart en geboorteakte In Burundi heeft achtergelaten, doch in het besluit van 4 augustus 2010 Is aangegeven dat de Minister verweerder het ontbreken van het identiteitsbewijs en de geboorteakte niet langer tegenwerpt. Wel heeft de Minister verweerder op goede gronden tegengeworpen dat hij verwijtbaar geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde rela. Hieromtrent heeft de rechtbank in de in de eerste grief aangevallen rechtsoverweging verzuimd aan te geven dat de Minister dit aan verweerder heeft kunnen tegenwerpen.
4.3.
De conclusie In rechtsoverweging 2.3.1 dat, gelet op de toerekenbare ongedocumenteerd held van verweerder, van het relaas een positieve overtuigingskracht dient uit te gaan acht de Minister, gelet op het voorafgaande, op zichzelf Juist.
2
P. 5
. . 2 0 1 1 18:04
PV TEAM 3&4
Nr. 7773
Gelet op dit toetsingskader diende de rechtbank te beoordelen of de Minister In redelijkheid heeft kunnen oordelen dat verweerder vage en/of tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en het relaas van verweerder om die reden positieve overtuigingskracht ontbeert, In dat verband diende de rechtbank te beoordelen of verweerder alle door de Minister geconstateerde vage en tegenstrijdige verklaringen heeft weerlegd. Zoals de rechtbank terecht In rechts overweging 2.3.3 onder a) heeft overwogen heeft de Minister verweerder in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat niet aannemelijk is dat hij na de gestelde gebeurtenissen is teruggekeerd naar zijn huis en dat hij hier nog enkele dagen heeft verbleven. Zoals de rechtbank daarnaast terecht In rechtsoverweging 2.3.3 onder b) heeft overwogen heeft de Minister 2ich fn redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat verweerder vrijwel niets heeft kunnen vertellen over zijn huisknecht. vergelijk: -AbRS 25 februari2011,201005102/1 (wwut.raaatianstate.nl)Derhalve had de rechtbank dienen te oordelen dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat aan het asielrelaas van verweerder positieve overtuigingskracht ontbreekt, 4.4.
De rechtbank heeft vervolgens nog enkele onderdelen van de motivering van het standpunt van de Minister over de geloofwaardigheid van het asielrelaas afzonderlijk getoetst. Tegen de overweging onder c) dat de Minister niet gevolgd wordt in zijn redenering, dat verweerder niet consistent heeft verklaard over degene die hem heeft gezegd te vertrekken wordt In hoger beroep niet opgekomen. Met betrekking tot de overwegfng onder d) inzake de gestelde dood van de huisknecht van verweerder blijft de Minister echter van oordeel dat verweerder zich hieromtrent enkel baseert op verklaringen van derden, Tijdens het nader gehoor op 1 en 2 augustus 2005 heeft ven/eerder enkel verklaard dat hij twee minuten nadat hij via het raam zijn woning was ontvlucht twee schoten bij zijn huls hoorde. BIJ dit nader gehoor heeft verweerder niet aangegeven dat hij vreesde dat het zijn huisknecht was waarop was geschoten. Nadere informatie hieromtrent uit de eerste hand of uit een onafhankelijke bron heeft verweerder niet kunnen verschaffen. Daarmee heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zijn huisknecht daadwerkelijk is gedood nadat verweerder zijn woning was ontvlucht. Dit heeft de rechtbank miskend. Ten onrechte ook oordeelt de rechtbank in de rechtsoverweging onder d) dat de Minister het standpunt dat niet aannemelijk is dat eiser in 2005 zou zijn beticht van het lesgeven aan rebellen nu hij al sinds 2000 karatelessen geeft aan groepen, in redelijkheid niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het oordeel dat het asielrelaas van verweerder positieve overtuigingskracht ontbeert. De enkele stelling van verweerder dat hij niets wist van het lesgeven aan rebellen en dat hij In 2005 mogelijk les heeft gegeven aan rebellen kunnen hieraan niet afdoen. Immers, het ligt in de rede dat verweerder, toen hij in de toenmalige situatie In Burundi op de hoogte werd gesteld van zodanig verdenking, aan degene die hem hiervan op de hoogte had gesteld - en die hem dus kennelijk niet slecht gezind was de nodige vragen had gesteld- al was het maar om zich te kunnen verdedigen tegen deze verdenking. Verweerder moet dus meer kunnen 3
P. 6
.2011 13:04
?V TEAM 3*4
Nr. 7/73
verklaren omtrent de achtergrond van de onderhavige verdenking. Ook dit heeft de rechtbank miskend •i.5.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de Minister zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relaas van verweerder positieve overtuigingskracht ontbeert en dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering, Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte het beroep van verweerder gegrond verklaard.
4,6.
Het oordeel van de rechtbank dat de Minister zich niet In redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de problemen die verweerster stelt te hebben ondervonden niet aannemelijk zijn gemaakt is enkel gebaseerd op het oordeel dat het besluit ten aanzien van verweerder niet berust op een deugdelijke motivering. Gelet hierop heeft de rechtbank ook het beroep van venvcerster ten onrechte gegrond verklaard.
5.
Conclusie De Minister concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en on gegrond verklaring van de door verweerders tegen de besluiten van 4 augustus 201O Ingestelde beroepen,
Zwolle. 31
G.I. Douma, senior procesvertegenwoordiger Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties Immigratie- en Naturalisatiedienst Proces Procesvertegenwoordiging postbus 40052,8004 DB ZWOLLE telefoon (038) 866 6322 telefax 038 - 888 6557/6558
4
P. 1