Raad
vanState 201000073/1 /V3. Datum uitspraak: 15 februari 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep v a n :
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 2 4 december 2 0 0 9 in zaak nr. 0 9 / 4 6 0 0 1 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
201000073/1/V3
1.
2
15 februari 2010
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2009 is (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 24 december 2009, verzonden op 28 december 2009, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 4 januari 2010, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris van Justitie heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen. 2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201000073/1/V3
3.
3
15 februari 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. II.
bevestigt de aangevallen uitspraak; w i j s t het verzoek o m schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, ambtenaar van Staat.
w . g . Sevenster lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Vonk ambtenaar v a n Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2 0 1 0 345. Verzonden: 15 februari 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
17. Dec. 2009= S : 3 9 •
ov ulad he Den Haag 070 370 3545
r, 2716
P. 1 7 / 4 3 "
I2
v
PlfLITIE Postadres Postbus 2291 24ÛOCG Alphen a/d Rijn • Regio Korpsonderdeel Bafundeld door Telefoon Fax V-nummer y Zaak Datum Onderwerp
Hollands-Midden
Holland*-Mldden 16DTÄV A-TVuigt 0360777300 0860777318 /Zaak-15/D9/20QB 03/12/2009 M110-A Maatregel van Bewaring
Maatregel van Bewaring Ik, ondergetekende, Adrianus Twigt, inspecteur van het regionaal politiekorps Hollands-Midden, belast met het toezicht op vreemdetingen, tevens hulpofficier van justitie, leg met het oog op de uitzetting aan
de vreemdeling, zich noemende: Achternaam
Voorna(a)mCen) Geboortedatum Geboorteplaats Geboorteland Nationaliteiten) Geslacht
: Marokko : Marokkaanse : mannelijk
de maatregel van bewaring op, zoals bedoeld in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (geen rechtmatig verblijf). Deze maatregel wordt gevorderd door het belang van de openbare orda omdat er aanwijzingen zijn om te vermoeden dat betrokkene zich aan de uitzetting zal onttrekken, hetgeen blijkt uit het feit dat betrokkene • Niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4,21 van het vreemdelingenbesJuit 200O • Geen vaste woon- /verblijfplaats heeft • Veroordeeld is terzake een misdrijf • Zich niet aangemeld heeft bij de korpschef
De maatregel is opgelegd: Plaats Datum Tijd
Alphen a/d Rijn .(DT&V) 04/12/2009 08:00 uur. ;**5V-ä,
V.nr
"•IXfï.r.
'———Pagina 1 van 2
1/. Dec. 2909* 3:39;
PV ufad he Oen H u g 070 37Ö 3545
;
Nr. 2716
P. 13/43
De Staatssecretaris van Justitie,
Een afschrift van daze maatregel is onmiddeiïijk aan de vreemdeling uitgereikt.
Beroep tegen deze maatregel kan schriftelijk worden ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage, Centraal Intakebureau Vreemdelingenzaken te Haarlem, faxnummer 023 512 6736. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van het model beroepschnft, zie 'www.recht8praak.nl'.
Pagina 2 van 2
4. Jan. 2010 19:11
LM
Advocaten Rotterdam
Nr. 9377 P.P. 505 F-235
uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer, enkelvoudig Nevenziningspïaats Ronerdam Rcg.nr : A WB 09/46001 V-nummer Inzake: , eiser, gemachtigde mr. C.F. Wassenaar, advocaat te Rotterdam, legen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde mr. M. ScheJfaui - de Boo.
I Procesverloop 1 . Eiser heeft gesteld te rijn geboren op nationaliteit te bezitten,
en de Marokkaanse
2 Op 10 december 20Û9 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van waarbij eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de maatregel van bewaring is opgelegd met ingang van 4 december 2009,08.00 uur. Bij brief van 21 december 2009 heeft eiser nadere stukken ingediend. 3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden Op 22 december 2009. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zfjn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig A. Hf Arbi, tolk in de Arabische taal. II Overwegingen 1 Tngevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling o f het besluit tot oplegging van de vrijheïdsontnemendc maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. 2
De rechtbank oordeelt als volgt,
2.1.1 Verweerder betoogt dat de maatregel van bewaring wordt gevorderd door hei belang van de openbare orde, omdat er aanwijzingen zijn om te vermoeden dat eiser rich aan de uitzetting zal onttrekken, hetgeen volgens verweerder blijkt uit de omstandigheden dat eiser geen vaste woon- en verblijfplaats heeft, veroordeeld ia voor een strafbaar feit, niet beschikt over een document als bedoeld in artikel 4,21 van bet Vreemde!ingenbesluit 2000 (Vb 2000) en zich niet heeft gemeld bij de korpschef. 2.1.2 De door verweerder genoemde omstandigheden xrijn niet betwist door eiser. In het algemeen zijn deze omstandigheden, ia onderlinge samenhang bezien, voldoende om dtuirop hei vermoudun t<s kunnen baseren dot da vreemdeling zichm/A\onttrekken aan zijn uiiMüting.
Ontvangst t i j d 28.öec. 13:04
i Jan. .2010 19
IM
Advocaten Rotterdam
Nr, 9377 P.P. 6o5 F-235
AWB 09/46001
De rechtbank 2i'et in de onderhavige zaak geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiser is derhalve in het belang van de openbare orde in bewaring gesteld. 2.2 Efser wenst zelfstandig Nederland ie verlaten. Voor zover eiser een beroep op artikel 59, derde lid, van de Vw 2000 doet, kan dit beroep niet slagen. Nier is gebleken dat eiser over een geldig reisdocument beschikt waarmee hij Nederland uit eigen beweging kan verlaten. 2.3.1 Ëiscr betoogt dat zijn bewaring in redelijkheid niet langer gerechtvaardigd is, nu zijn panner, cen EU-onderdaan, niet wie hij een deugdelijk bewezen relatie heeft op 24 december 2009 in Nederland aankomt en zich bij eiser zal voegen en aldus het bepaalde in artikel 8.7 van het Vb 2000 opgeld doet. Dat eiser tot ongewenst vreemdeling is verklaard, doet hieraan niet af. 2.3.2 Vaststaat dat eiser bij beschikking van 23 oktober 2009 tot ongewenst vreemdeling is verklaard. Gesteld noch gebleken is dat de ongewenstverklaring later is herroepen, vernietigd of opgeheven. Hieruit volgt dat eiser Ingevolge artikel 67, derde lid, van de Vw 2000 geen rechtmatig verblijf kan hebben. Ingevolge artikel 3, eerste lid, vanrichtlijn2Û04/38/EO, betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (hierna; de Richtlijn) is deze slechts van toepassing ten aanzien van burgers van de Unie en de in artikel 2, tweede lid, van de Richtlijn genoemde familieleden. Vaststaat dat eiser daar niet onder valt, zodat twijfelachtig is of eiser aan de Richten verblijfsrecht kan ontlenen. Echter, zelfs indien de Richtlijn op eiser van toepassing is, baadt hem dat niet De Richtlijn staat de lidstaten onder voorwaarden toe verwijderingsmaatregelcn te nemen (hoofdstuk IV van de Richtlijn). Uit artikel 32 van de Richtlijn blijkt dat een vcrwijderingsrnaatregel levens inhoudt dat betreding van het grondgebied van de lidstaat gedurende een zekere termijn verboden is en dat opheffing van de maatregel moet worden gevraagd. Een ongewensi verklär ing is een venvijderingsmaatregel als bedoeld in de artikelen 27 en 32 van de Richtlijn. De Richtlijn staat derhalve niet aan de ongewenstverklaring, of de rechtsgevolgen daarvan, in de weg. Paragraaf 8 1 van het Vb 2000 staat evenmin daaraan in de weg, omdat deze paragraaf het rechtmatig verblijf van een vreemdeling op grond van artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000 nader regelt, terwijl reeds uit artikel 67, derde lid, van de Vw 2000 volgt dat de ongewenst verklaarde vreemdeling in geen geval rechtmatig verblijf kan hebben, artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000 en de betreffende uitvoeringsbepalingen ten spyt. De ongewenstverklaring zelf is thans in rechte onaantastbaar - dat er een verzoek lot opheffing is gedaan doet daaraan niei af-, zodat de rechtbank van de rechtmatigheid van de ongewensrverkJaring dient uit te gaan. Uit dit alles volgt dat, zelfs wanneer eisers partner zich bij hem voegt, eiser - wat er ook zij van de vraag of deugdelijk is bewezen dat zij een duurzame relatie hebben - geen rechtmatig verblijf verkrijgt. 2.3.3 Gelet hierop, en nu niet is gebleken dat eiser detenticongesetrikt is, bestaat er geen aanleiding voor bet oordeel dat de bewaring in redelijkheid ongerechtvaardigd h, 2.4 Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van do bewaring ten aanzien van clscr in »trijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van allé daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank zici derhalve geen
Ontvangst tijd 28. Dec. 13:04
4, Jàn, .2010 19:12
LJWD Advocaten Rotterdam
Nr. 9377
PP.
7JO5
AWB 09/46001
aanleiding om de opheffing van de maatregel re bevelen of een wijziging van de tenuitvoerlegging'daarvan te gelasien. 2.5
Het beroep is ongegrond.
2.6 Er bestaat geen ruimte voor hei toekennen van schadevergoeding, zodat het vereodc daartoe wordt afgewezen. 2.7
De rechtbank ziet geen aanleiding vooreen proceskostenveroordeling.
Ontvangst tijd 28. Dec. 13:04
HH
4. Jan. 2010 19:13
r. 9377
LJWD Advocaten Rotterdam
P?. 8)05 F-235
AWB 09/46001
UI Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage; recht doende: 1
verklaart het beroep ongegrond;
2
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. J. van den Bos, rechter, ïi tegenwoordigheid van GJ, Meiland, griffier. /
1/itgesproken in het openbaar op 24 december 2009. Rechtsmiddel Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open legen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding- De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroepschrift dient een kopie van den uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatien en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingenzaken. Posebus 16113,2500 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen. Afschrift verzonden op:
2 8 DEC ?009
VOOR COPiE CONFORM Da Q?rS:z-r van de rech;t::tf<
ts 's-Gravenhage
\vnd
Ontvangst tijd 28. Dec. 13:04
i
J a n . 2010 1 9 : 0 8
LJWO A d v o c a t e n
Nr. 9377
Rotterdam
P.
I
RAAD VAN STATE INGEKOMEN .'. I ' 1 . I H "
-<
JAN 2009
ZAAKNH. W?J: PAR:
HOGER BEROEPSCHRIFT
Aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 16113 2500 EA 's-Gravenhage Per fax 070-365 13 80 cc. GCPVIND 070 7795517 Betreft: Onze referentie:
Hoger Beroep ex art. 95 VW 2000 RAT/2009647
Geeft te kennen: Gelet op het bepaalde in artikel 70 van de Vreemdelingenwet 2000, verklaart ondergetekende, mr. Florimond Wassenaar, advocaat te Rotterdam door van Marokkaanse nationalieit, geboren en verblijvende op het detentiecentrum Alphen A/D Rijn (Eikenlaan 36 , 2404 BR) doch domiciliekiezende aan het kantoor van zijn gemachtigde aan de Mathenesserlaan 281 (3021 HH) te Rotterdam, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage zp. Rotterdam van 28 december 2009, met het kenmerk 09/46001 die hierbij in kopie wordt overgelegd (productie).
Grief 1 De rechtbank heeft het recht geschonden door het navolgende te overwegen:
FW/2009647
Pagina 1 van 4
4. Jan, 2010 19:09
LJWD Advocaten Rotterdam
Mr. 9377
P. 2
2.3. ) Eiser betoogi dar 2ijn bewaring in redelijkheid niet Janger gerechtvaardigd is, nu zijn partner, een EU-onderdaan, mei wie hij een deugdelijk bewezen relatie heeft op 24 december 20O9 in Nederland aankomt en zich bij eiser zal voegen en aldus het bepaalde in artikel 8.7 van het Vb 2000 opgeld doet. Dar eiser rot ongewenst vreemdeling is verklaard, doet hieraan niet af. 2.3.2 Vaststaat dat eiser bij beschikking van 23 oktober 2009 tot ongewenst vreemdeling is verklaard. Öcsreld noch gebleken is dat de ongewenstverklaring later is herroepen, vernietigd of opgeheven. Hieruit volgt dar eiser Ingevolge artikel 67, derde lid, van de Vw 2000 geen rechtmatig verblijf kan hebben. Ingevolge anikej 3, eersre lid, van richtlyn 2004/38/EG, bctrefFende het recht van vrij vericeer en vobfyTop bet grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (hierna: de Richtlijn) is deze slechts van toepassing ten aanzien van burgers van de Unie en de in artikel 2, tweede lid, van de Richtlijn genoemde familieleden. Vaststaat dat eiser daar niet onder valt. zodat twijfelachtig is of eiser aan de Richten verblijfsrecht kan ontlenen. Echter, zelfs indien de Ricntty'o op eiser van toepassing is, baadt hem dat niet De Richtlijn staai de lidstaten onder voorwaarden toe vertWjderingsmaatregeJcn ie nonen (hoofdstuk fv* van de Richrujn). Uit artikel 32 van de Richtlijn blijkt dat een vcnvijderingsmaatregel tevens inhoudt dat betreding van het grondgebied van de lidstaat gedurende een zekere termijn verboden is en dat opheffing van de maatregel moer worden gevraagd. Een ongewenstverklaring is een verwy-'deringsmaatregel als bedoeld in de artikelen 27 en 32 van de Richtlijn. De Richtlijn staat derhalve niet aan de ongewenstverklaring, of de rechtsgevolgen daarvan, in de weg. Paragraaf 8 2 van het Vb 2000 staat evenmin daaraan tn de weg, omdat deze paragraaf het rechtmatig verblijf van een vreemdeling op grond van artikel S, aanhef en onder e, van de Vw 2000 nader regelt, terwyl reeds uit artikel 67, derde lid, van de Vw 2000 volgt dat de ongewenst verklaarde vreemdeling in geen geval rechtmatig verblyf kan hebben, artikel S, aanhef en onder e, van de Vw 2ÙQ0 en de betreffende uitvoeringsbepalingen ten spijt. De ongewenstverklaring zei f Is thans in rechte onaantastbaar - dat er een verzoek lot opheffing is gedaan dool daaraan niet af-, zodat de rechtbank van de rechtmatigheid van de ongcwcnsrveridflring dient uit te gaan. Uit dit alles volgt dat, zel& wanneer eisers partner zich bij hem voegt, eiser- wat er ook zy van de vraag of deugdelijk is bewezen dar zij een duurzame relatie hebben - geen rechtmatig verblijf verkrijgt. 2.3.3 fielet hierop, en nu niet is gebleken dat eiser detenticongeschikt is, bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat de bewering in redelijkheid ongerechtvaardigd Î&.
Toelichting De rechtbank heeft ten onrechte gemeend dat de formele rechtskracht van het besluit tot ongewenstverklaring van appellant er aan in de weg staat dat de bewaring van appellant in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. Appellant heeft niet gesteld dat hij op het moment dat de rechtbank het onderzoek sloot, rechtmatig in Nederland verbleef op grond van 6:7 Vb, Appellant heeft gesteld dat nu, zodra de partner van appellant Nederland zou inreizen dit recht wel opgeld 20u doen en dat gelet op het ingediende opheffïngsverzoek, het geldende actualiteitsvereiste (8:22 Vb) op dat toekomstige moment, mede gelet op de uitspraak van het EG Gerechtshof inzake De commissie vs. Spanje (JV 2006/123, maar ook RB Den Haag, mk. Amsterdam JV 2008/257) verweerder in redelijkheid niet eiser zou mogen vasthouden in bewaring, immers weldra zal hij rechtmatig hier te lande zijn.
FW/2009647
Pagina 2 van 4
4, Jan. 2010 19:10
LJWD Advocaten Rotterdam
•\
:
I V * . I I
-, i ;
Nr. 9377
P. 3
•,
De rechtbank heeft miskent dat een derdelander die een duurzame relatie heeft met een EU onderdaan niet zijnde een Nederlander slechts rechtmatig verblijf kan worden geweigerd als hij een actuele bedreiging vormt voor de openbare orde. De formele rechtskracht van een besluit tot ongewenstverklaring waarbij niet inhoudelijk is getoetst of de vreemdeling een actuele bedreiging vormt voor de openbare orde, doet daar niet aan af. Immers de in Frankrijk ongewenst verklaarde Algerijnse partner van een Française die in Spanje woonachtig was (Zie boven Commissie vs. Spanje), kon en mocht niet de toegang geweigerd worden tot het Spaanse grondgebied, ook al was de Algerijnse partner op nationale gronden ongewenst verklaard en stond deze SIS gesignaleerd ter fine van weigering aan de grens. De Spaanse autoriteiten die verzuimden te beoordelen of de Algerijn in de aangehaalde zaak een actuele bedreiging vormde voor de openbare orde, schonden het bepaalde in de richtlijn 2004/38/EG aldus het EG Gerechtshof. De zaak van appellant is hetzelfde als de zaak die betrekking heeft op de aangehaalde casus. Dat appellant in Nederland ongewenst is verklaard op nationale gronden, maakt niet dat Nederland, niet ook net als Spanje in de casus, een eerdere, op nationale gronden uitgesproken ongewenstverklaring tegen het licht moet houden. De rechtbank heeft dit ten onrechte miskend. Dat de rechtbank voorts betwijfelt of appellant, zijnde niet gehuwd met zijn Sloveense partner, überhaupt aanspraak kan maken op het bepaalde in artikel 3 jo artikel 2 lid 2 van de richtlijn 2004/38/EG laat onverlet dat het bepaalde in 3:7 Vb (waarbij uitwerking is gegeven aan artikel 3 jo artikel 2 lid 3 van de richtlijn 2004/38/EG) dezelfde rechten geeft aan ongehuwde partners van ËU onderdanen, niet zijnde Nederlanders van toepassing is. De rechtbank dient eerst te kijken naar het nationale recht en de uitwerking daarin van het EU recht, hetwelk de rechtbank heeft verzuimd, hetgeen eveneens onrechtmatig is. Een en ander leidt tot de conclusie dat de motivering van de rechtbank onvoldoende draagkrachtig is. Immers het is niet zo dat appellant geen rechtmatig verblijf zou hebben kunnen krijgen op de datum van 22 december 2009 op grond van 8:7 Vb in combinatie met het opheffingsverzoek ex 68 Vw. Het is deze omstandigheid die appellant tot de stelling had gebracht dat de bewaring in redelijkheid diende te worden opgeheven mede gelet op de weigerachtige houding van verweerder, kenbaar gemaakt ter zitting, om het hierboven namens eiser ook ter zitting voorgedragen toetsingskader tijdig te hanteren. Appellant meende dan ook dat gelet hierop, de belangenafweging in zijn voordeel had moeten uitvallen en dat mitsdien het beroep gegrond had moeten worden verklaard. Appellant meent dat alsnog zou moeten worden geoordeeld dat de bewaring op enig moment in december niet langer rechtmatig was en dat vanaf die datum ook schadevergoeding dient te worden aan hem. Redenen waarom: Appellant uw Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoekt:
FW/2009647
Pagina 3 van 4
4. Jan. 2010 19:10
LJWD Advocaten Rotterdam
•\ !?VOf \Tl
Nr. 9377
P. 4
\
onder verwijzing naar het hiervoor gestelde en de overige gedingstukken het hoger beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, en de zaak terug te verwijzen voor een inhoudelijk oordeel; danwei zelf in de zaak te voorzien en te oordelen dat de bewaring op enig moment in ieder geval vanaf 22 december 2009 onrechtmatig is en dat aan appellant deswege schadevergoeding dient te worden betaald; dan wel dat te doen wat uw Raad in goede justitie meent te moeten behoren; voorts de Staat der Nederlanden te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep bij uw Afdeling heeft moeten maken. Rotterdam, 4 januari 2010
FW/2009647
Pagina 4 van 4