Raad
vanState 200910138/1/V2. Datum uitspraak: 26 januari 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 november 2 0 0 9 in zaak nr. 0 9 / 2 1 8 9 8 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200910138/1/V2
1.
2
26 januari 2 0 1 0
Procesverloop
Bij besluit van 2 6 januari 2 0 0 9 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een verzoek van (hierna: de vreemdeling) om opheffing van zijn ongewenstverklaring afgewezen. Bij besluit van 10 juni 2 0 0 9 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 2 5 november 2 0 0 9 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 december 2 0 0 9 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en t w e e d e lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , t w e e d e lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2009101 38/1/V2
3.
3
26 januari 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, ambtenaar van Staat.
w . g . Offers lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Zwinkels ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2 0 1 0
309. Verzonden: 26 januari 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
23/12/2009
17:26 Hesterparkadvocaten
P.007/02^
uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht Afdeling 3, enkelvoudige kamer Regnr.: A WB 09/2 ! 898 BEPTDN UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen eiser, V-nummer
woonplaats kiezende ten kantore van zijn
gemachtigde, mr. F. Kilïç, advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris van Justitie, verweerder. I PROCESVERLOOP 1 Eiser, geboren op bezit de Surinaamse nationaliteit. Bij schrijven van 4 november 2008 heeft eiser op grond van artikel 68 Vw 2000 verzocht om opheffing van zijn ongewenstverklaring. Op deze aanvraag is door verweerder op 26 januari 2009 afwijzend beslist. Eiser heeft hiertegen op 20 februari 2009 een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 10 juni 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. 2 Tegen dit besluit heeft eiser bij schrijven van 16 juni 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en tevens een verweerschrift ingediend. 3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2009. Eiser heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. A.J. Hakvoort. n OVERWEGINGEN 1 In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in het licht van de daartegen aangedragen beroepsgronden de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2 Eiser heeft - zakelijk weergegeven - de volgende beroepsgronden tegen het bestreden besluit aangevoerd. Er is volgens eiser sprake van een ongerechtvaardigde inmenging in de uitoefening van zijn gezinsleven en privéleven in de zin van artikel 8 Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM). Verweerder overweegt ten onrechte dat het algemeen belang ter bescherming van de openbare orde dient te prevaleren nu eiser het gezinsleven is gestart, terwijl hij wist niet in Nederland te mogen verblijven, het
23/12/2009
17-26 Hesterparkadvocaten
(FAX)020 4880254
P.008/022
Regnr.: AWB 09/21898 BEPTDN
gezinsleven met de kinderen eerst is ontstaan na de ongewenstverkiaring van eiser en dat de partner zich met de kinderen kan vestigen in Suriname. Eiser stelt dat volgens de in deze toepasselijke criteria zoals neergelegd in de uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 2 augustus 2001 in de zaak Boultif tegen Zwitserland (JV 2001/254) hier gewicht gehecht had moeten worden aan de volgende omstandigheden: -de relatie tussen eiser en zijn Nederlandse partner is ruim voorde strafrechtelijke veroordeling ontstaan, -het eerste kind van eiser is verwekt voordat hij ongewenst werd verklaard, -de kinderen van eiser de Nederlandse nationaliteit bezitten, en -de partner van eiser in Nederland een opleiding volgt en in Suriname geen carrière mogelijkheden heeft. Eiser stelt bovendien dat hij verzekerd is van een baan in Nederland als afro-kapper en dat hij in Suriname huisvesting, noch middelen heeft. 3 Verweerder stelt zich onder verwijzing naar de stukken op het standpunt dat op goede gronden is geweigerd de ongewenstverkiaring van eiser op te heffen. 4 Ingevolge artikel 68 Vw 2000 kan Onze Minister op aanvraag van de vreemdeling besluiten tot opheffing van de ongewenstverkiaring. Ingevolge artikel 6.6, eerste lid, Vb 2000 wordt de aanvraag om opheffing van de ongewenstverkiaring, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de Wet, door Onze Minister in ieder geval ingewilligd, indien de vreemdeling niet aan strafvervolging terzake van misdrijf is onderworpen en ongewenst verklaard is: a. naar aanleiding van geweldsdelicten of opiumdelicten en sinds de ongewenstverkiaring en het vertrek uit Nederland tien achtereenvolgende jaren buiten Nederland heeft verbleven; b. naar aanleiding van andere misdrijven en sinds de ongewenstverkiaring en het vertrek uit Nederland vijf achtereenvolgende jaren buiten Nederland heeft verbleven, of c. op grond van artikel 67, eerste lid, onder a, van de Wet en sinds de ongewenstverkiaring één jaar buiten Nederland heeft verbleven. Ingevolge het tweede lid Vb 2000 vangen de in het eerste lid genoemde termijnen opnieuw aan, indien de vreemdeling tijdens de ongewenstverkiaring: a. een als misdrijf strafbaar gestelde inbreuk op de openbare orde heeft gepleegd die tot ongewenstverkiaring zou kunnen leiden, of b. zonder voorafgaande tijdelijke opheffing of in strijd met de aan die tijdelijke opheffing verbonden voorwaarden in Nederland heeft verbleven De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden als vermeld in voormeld artikel 6.6 Vb 2000 om de ongewenstverkiaring op te heffen. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Eiser is bij beschikking van 10 februari 2006 ongewenst verklaard, vanwege veroordeling ter zake van een drugsdelict tot een gevangenisstraf met een duur van 5 maanden. Niet in geschil is dat eiser geen tien jaren buiten Nederland heeft verbleven, zoals bedoeld in artikel 6.6, eerste lid, onder a, Vb 2000.
23/12/2009
17:27 Hesterparkadvocaten
(FAX)020 4880254
P.009/022
Regnr.: AWB 09/21898 BEPTDN
Ingevolge het in hoofdstuk A5/4.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 neergelegde beleid kunnen er zich (uitzonderlijke) gevallen voordoen waarbij het gevaar voor de openbare orde is geweken of het persoonlijk belang van de vreemdeling dient te prevaleren vóórdat de van toepassing zijnde duur van de ongewenstverklaring is verstreken. Het algemeen belang van de Staat kan alleen wijken voor het persoonlijk belang van de vreemdeling als sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden van het individuele geval die bij de totstandkoming van de algemene regel (lees: de bovengrens) niet zijn betrokken. Met betrekking tot het beroep van eiser op artikel 8 EVRM waarin is bepaald dat een ieder recht heeft op respect voor zijn familie- en gezinsleven ("family life"), overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is geen inmenging van enig openbaar gezag in de uitoefening van dit recht toegestaan, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde, het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Niet betwist is dat eiser een partner heeft en twee minderjarige kinderen die de Nederlandse nationaliteit bezitten en dat er derhalve familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM bestaat. Het bestreden besluit inhoudende de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de1 weigering tot opheffing van de ongewenstverklaring brengt met zich een inmenging in de uitoefening van het gezinsleven van eiser en zijn Nederlandse partner en minderjarige kinderen. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 28 juni 2004 (200401892/1; UN: AQ3660). Vervolgens rijst de vraag of die inmenging, gelet op artikel 8, tweede lid, EVRM gerechtvaardigd is. Teneinde die vraag te beantwoorden, dient een op de individuele zaak toegespitste belangenafweging te worden gemaakt, waarbij de Nederlandse Staat een "certain margin of appreciation" toekomt. Onder verwijzing naar genoemde uitspraak van de ABRS van 28 juni 2004 dient bij een eerste verzoek om opheffing van een ongewenstverklaring een volledige belangenafweging plaats te vinden conform de criteria die zijn neergelegd in de uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 2 augustus 2001 in de zaak Boultif tegen Zwitserland (JV 2001/254). Daarbij moet, voor zover hier van belang, rekening worden gehouden met de aard en de ernst van het gepleegde misdrijf, of er sprake is van een objectieve belemmering om het familie- en gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen en de duur van het verblijf in het gastland. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval de inmenging gerechtvaardigd is ter bescherming van het door de overheid te behartigen belang bij de handhaving van de openbare orde. Verweerder heeft in dit kader in het bestreden besluit getoetst aan genoemde Boultif-criteria. In het onderhavige geval heeft verweerder bepalend kunnen achten dat verzoeker zoals eerder gesteld op 10 februari 2006 ongewenst is verklaard. Hiertoe is overwogen dat eiser bij vonnis van 15 maart 2005 is veroordeeld tot 5 maanden gevangenisstraf vanwege een drugsdelict. Met betrekking tot de duur van eisers verblijf in Nederland wordt overwogen dat eiser naar gesteld op 7 december 2004 Nederland is binnengekomen. Eiser heeft nooit rechtmatig verblijf in Nederland gehad op grond van een geldige verblijfsvergunning. Voorts heeft
23/12^2009
17:29 Hesterparkadvocaten
(FAX)020 48B0254
P.010/022
Regnr.: AWB 09/21898 BEPTDN
4
verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat in dit geval een objectieve belemmering bestaat om het familie- en gezinsleven met zijn partner en minderjarige kinderen in het land van herkomst voort te zetten. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan het algemeen Nederlands belang, gezien de aard en ernst van het door eiser gepleegde delict, redelijkerwijs een groter gewicht dient te worden toegekend dan aan het persoonlijk belang van verzoeker. De rechtbank is van oordeel dat eiser zich gelet op vorenstaande op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat inmenging in het familieleven gerechtvaardigd is op grond van de nationale veiligheid en de openbare orde en dat er derhalve geen sprake is van schending van artikel 8 EVRM. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen grond heeft hoeven zien voor opheffing van de ongewenstverklaring. Verweerder heeft daarbij evenmin in strijd gehandeld met artikel 4:84 Awb. Het beroep gericht tegen de weigering om de ongewenstverklaring op te heffen is derhalve ongegrond. 7
Het beroep is derhalve ongegrond, zodat er geen grond is voor schadevergoeding.
8
Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
23/12/2Q09
17:29 Hesterparkadvocaten
(FAX)020 4880254
P.011/022
Regnr.: AWB 09/21898 BEPTDN
III
BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. E. Kouwenhoven, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.N. Schuurmans-van Erkel.
Uitgesproken,'ih het openbaar op 25 november 2009.
RECHTSMIDDEL Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na de verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Afschrift verzonden op;
2 5 NOV 2009
17:25 Hesterparkadvocaten
(FAX)020 4880254
Rechtbank 's-Gravenhage Sector Bestuursrecht
Bezoekadres
Postbus 20302, 2500 EH Den Haag
Prins Clauslaan 60
l ] PER FAX (020-4880254)
2595 AJ Oen Haag Telefoon (070] 3813131
Mevrouw mr. F. Kiliç Frederik Hendrikstraat 67 1052 HL Amsterdam
Onderdeel Contactpersoon Doorkiesnummef(9] Faxnummer afdeling Datum Ons kenmerk Uw kenmerk Bij)aQe(n) Onderwerp
Fax C070)3813612 Rabobankrekening 1923.25.795
Vreemdelingenzaken (Blok Q H. Chalabi 070-3813612 25 november 2003 procedurenuramer 09 / 21898 BEPTDN V24 3C G381 casusnummer
Bi] beantwoording de datum en ons kenmenX vermelden. Wilt u slechts een zaak in uw brie! behandelen.
de procedure van
Geachte mevrouw, Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak. Voor de mogelijkheid lot het insteèben van een rechtsmiddel verwijs ik u naar de rubriek Rechtsmiddel in uitjfpraak.
MBL01
23/12/2009
(FAX)020 4880254
17:21 Westerparkadvocaten
P.001/022
westerpark advocaten
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
2 3 OEC 2009 ZAAKNfl.^oo^NON^\\\v": Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak
^ AAN: BEHANDELD: 00:
2Ê
PAR:
Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC Den Haag TEVENS PER FAX: 070 - 365 13 80 Amsterdam, 23 december 2009 Onderwerp Onze referentie
/ IND / Hoger Beroep 2009081t
Uw referentie Mijn e-mail
kilic@westerparkadvocaten .ni
HOGER BEROEPSCHRIFT
Edelachtbaar College, Namens geboren op en van de Surinaamse nationaliteit, te dezer zake domicilie kiezende te 1052 HL Amsterdam aan de Frederik Hendrikstraat 67, ten kantore van d e advocaat mr. F. KJlic, die te dezer zake door Esajas voornoemd bepaaldelijk is gevolmachtigd, en als zodanig optreedt om namens appellant dit Hoger Beroep in te stellen, met het recht van substitutie, u derhalve mededelend dat ondergetekende, daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd door voornoemd;
Frederik Hendrikstraat 67 1052HL Amsterdam www.westerparkadvocaten. nl
westerpark advocaten
t: 020-4750005 f: 020-4880254
[email protected]
M:
23/12/2009
17.:22 Hesterparkadvocaten
(FAX)020 4880254
P.002/022
westerpqrk advocaten
Hoaer Beroep instelt tegen de uitspraak d.d. 25 november 2009, (verzonden op 25 november 2009) van de enkelvoudige kamer Vreemdelingenzaken van de Rechtbank 's-Gravenhage, met registratienummer AWB 09/21898 BEPTDN, waarbij het beroepschrift d.d. 16 juni 2009, welke is gericht tegen de beschikking van de (ND d.d. 10 juni 2009, ongegrond is verklaard.
SrM. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen: "De rechtbank is van oordeel dat vermeerder zich in redefykheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval de inmenging gerechtvaardigd is ter bescherming van het door de overheid te behartigen belang bij de handhaving van de openbare orde." Ingevolge het in hoofdstuk A5/4.1 van d e Vreemdeling en circulaire (Vc) 2000 neergelegde beleid kunnen er zich (uitzonderlijke) gevallen voordoen waarbij het gevaar voor d e openbare orde is geweken of het persoonlijk belang van d e vreemdeling dient te prevaleren voordat de van toepassing zijnde duur van de ongewenstverklaring is verstreken. Gevaar geweken Vast staat dat appellant een strafbaar feit heeft gepleegd, appellant is bij vonnis van 15 maart 2005 veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf. Dit enkele strafbare feit heeft echter jaren geleden plaatsgevonden. Appellant is na dit incident nimmer meer in aanraking geweest met politie of justitie. De kans dat de openbare orde gevaar loopt is zeer gering. De inmenging ter bescherming van de openbare orde is een zwaar wegend maatregel. Inzake appellant is deze maatregel, gezien het minimale recidive gevaar, disproportioneel. Persoonlijk belana De weigering tot opheffing van de ongewenstverklaring brengt met zich een inmenging in de uitoefening van het gezinsleven van appellant en zijn Nederlandse partner en minderjarige kinderen. Deze inmenging is op grond van artikel 8 EVRM niet gerechtvaardigd. Er dient namelijk een op de individuele zaak toegespitste belangenafweging te worden gemaakt conform te criteria die zijn neergelegd in de uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 2 augustus 2001 in de
Frederik Hendrikstroal 67 1052HL Amsterdam www.westerparkadvocaten.nl
VA/OC+Éirrv-irL' ^AT/H^-feir» QCIVOCvJi"! I
t:
020-4750005 °-4e80254
[email protected] f: 0 2
23/12/2009
17:23 Hesterparfcadvocaten
(FAX)020 4880254
P .003/022
westeroqrk advocaten
zaak Bouitif tegen Zwitserland (JV 2001/254). Er moet gewicht worden gehecht aan de volgende omstandigheden (Boultif-criterla, JV 2001/254): - de relatie tussen appellant en zijn Nederlandse partner is ruim voor de strafrechtelijke veroordeling ontstaan; - het eerste kind van appelent is verwekt voordat hij ongewenst werd verklaard: In het beroep is reeds aangegeven dat appellant niet na de ongewenstverklaring maar vóór de ongewenstvertdaring een gezinsleven Is gestart. Dit gezinsleven dient te worden gerespecteerd ex artikel 8 EVRM. in de beschikking d.d. Ï0 juni 2009 stelt de Staatssecretaris van Justitie dat het algemeen belang van de bescherming van de openbare orde dient te prevaleren nu appellant een gezin is gestart terwijl hO wist niet in Nederland te mogen blijven. Dit is echter een onjuiste weergave van de feiten. Aangetoond kan worden dat appellant wel degelijk het gezinsleven voor de ongewenstverklaring is gestart, eerste kind is voor de ongewenstverklaring geboren. Er kan dus gesteld worden dat het gezinsleven ex artikel 8 EVRM geprevaleerd dient te worden boven het algemeen belang van de bescherming van de openbare orde. De kinderen hebben volgens het Boultif criteria recht op hun vader en appellant ook op zijn kinderen. De enige mogelijkheid om dit recht uit te oefenen is dat de ongewenstverklaring van appellant opgeheven wordt zodat hij zijn gezinsleven hier in Nederland voort kan zetten. Gelet op at deze en in het eerder bezwaar aangevoerde omstandigheden had het belang van appellant om het gezinsleven hier te lande voort te zetten dienen te prevaleren boven het belang van de staat om de ongewenstverklaring niet op te heffen. Ten onrechte heeft de rechtbank deze feiten niet voldoende laten meewegen.
Grief II Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen: "Voorts heeft verweerder zich op hef standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat in dit geval een objectieve belemmering bestaat om het familie-
Frederik Hendrikstraat 67 1052HL Amsterdam www.wesferparkadvocoten.nl
VA/^ctfVrïnrV W ^0^^Ln vJUVLAAJlCT I
t:
020- 4750005 O 20 " 486025 *
[email protected] f:
23/12/2009
(FAX)020 4880254
17:24 Hesterparkadvocaten
P.004/022
en gezinsleven met rijn partner en minderjarige kinderen in het tand van herkomst voort te zetten." Zowel uitgebreid in bezwaar als 1er zitting heeft de partner uitgebreid redenen aangevuld waarom het gezinsleven niet kan worden voorgezet in Suriname. Beide minderjarige kinderen van appellant zijn in Nederland geboren en bezitten de Nederlandse nationaliteit. Toekomstperspectieven zijn dan ook gevestigd in Nederland. De partner van appellant volgt een opleiding in Nederland en zij heeft in Suriname geen carrière mogelijkheden. Toekomstplannen zijn gerelateerd aan haar opleiding in Nederland. Familieleden van partner bevinden zich allen ook in Nederland. Bovendien is appellant verzekerd van een baan in Nederland als afro-kapper. In Suriname heeft hij huisvesting, noch middelen. Bovendien dient in het kader van art. 3 IVRK zwaarwegend gewicht toe te komen aan het belang van de kinderen. De redenen van de moeder dienen hier een ondergeschikte positie. Zelfs als de moeder zonder enige reden zou besluiten om niet naar Suriname te verhuizen, b i p de vraag staan of hiermee het belang van de kinderen op kontact met de vader is gediend. Zij zijn gelet op hun jonge leeftijd afhankelijk van de keus van hun moeder. Nu wordt hen het belang ontnomen hun vader te zien. Vooral gelet op de afstand is dit een ongeoorloofde inbreuk op het recht van de kinderen om hun vader te zien. Door het instant laten van de ongewenst verklaring wordt het voor de vader onmogelijk - al is het voor korte periode - naar Nederland af te reizen om zijn kinderen te zien. Gelet hierop is de uitspraak onvoldoende daadkrachtig tot stand gekomen.
Frederik Hendriksfraat 67 1052HL Amsterdam www.we5terparttodvocaten.nl
westerpartc advocaten
t: 020-4750005 f: 020-4880254
[email protected]
23/12/2009
17:25 Hesterparkadvocaten
(FAX)020 4880254
P.005/022
REDENEN WAAROM: appellant zich wendt tot de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State met het eerbiedig verzoek tot:
Gegrond verklaring van het namens appellant ingestelde hogere beroepschrift;
Vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage d.d. 25 november 2009, (verzonden op 25 november 2009) met registratienummer AWB 09/21898 BEPTDN;
II.
Terugverwijzing naar de Rechtbank;
Veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure, daarbij inbegrepen de kosten voor rechtsbijstand, alsmede in de kosten van de rechtbankprocedures.
Hoogachtend,
Mr. F/Jfc Bep/upldelijk gevolmachtigde en: bestreden uitspraak d.d. 25 november 2009 beslissing op bezwaar verzonden op 10 juni 2009
Frederfk Hendrikstraat 67 I052HL Amsterdam www.vvesterparkadvocaten.nl
\A/OC+Ofr^nnV n A ^ w ï t e n QQVOCCITGn
t:
020-4750005 02D 48B0254 ~
[email protected] f: