Raad
vanState 200901 576/1 A / 1 . Datum uitspraak: 18 juni 2009
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellanten, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 3 februari 2008 (lees: 2009) in zaken nrs. 08/10279 en 08/10282 in de gedingen tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
«
200901 576/1 A/1
3.
3
18 juni 2009
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Hent lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2009 1 54-603. Verzonden: 18 juni 2009 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze,
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
0d-MRT-2009(liJ0E) 15: ld
KOOL BLOCH GAVRHI ADVOCATEN
(FflX)003120d 161840
Rechtbank VGravenhage zittinghoudende te Amsterdam meervoudige kamer vreemdelingenzaken voorzien ingenrechter
'' Uitspraak artikel 8:70 en 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) j° artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nrs.:
AWB 08/10282 (beroep eiser) AWB,08/10283 (voorlopige voorziening eiser) AWB; 08/10279 (beroep ciseres)? AWB 08/10281 (voorlopige voorziening eiseres)
V-ors.: inzake:
_ . , geboren op I eiser/verzoeker (hierna te noemen: eiser) en ; ; geboren op : fèiscres/verzockster (hierna te noemen: ciseres). moeder van eiser, beiden van Azerbeidzjaanse nationaliteit en wonende te Musselkanaal, samen te noemen: eisers, gemachtigde: mr. M. Cavami, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. T. Hartsuiker, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
T. PROCESVERLOOP 1. Bij besluiten van 29 december 2006 heeft verweerder de aanvragen van eisers van 7 maart 2005 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 onder de beperking "medische noodsituatie" afgewezen. De daartegen ingestelde bezwaren zijn bij besluiten van 25 februari 2008 ongegrond verklaard. De besluiten vermelden onder meer de rechtsgevolgen dat eisers na bekendmaking van het besluit niet meer rechtmatig in Nederland verblijven en dat zij Nederland uit eigen beweging binnen 28 dagen moeten verlaten. Op 20 maart 2008 heeft de rechtbank de beroepschriften van eisers ontvangen. De beroepen schorten de rechtsgevolgen van de besluiten niet op. Bij brieven van 20 maart 2008 is verzocht voorlopige voorzieningen te treffen die ertoe strekken de uitzetting van eisers te verbieden totdat op de beroepen is beslist. 2. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2008. Eisers zijn daar in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig E. den Boer, tolk in de Russische taal. 3. De voorzieningenrechter/rechtbank, hierna te noemen: rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
\
P. 004/013
0a-MRT-2009(U0E)
15: l d
KOOL BLOCH GRVFIMI RDVOCRÏEN
(FRXJD031 ÊOÜ1618dO
AWB 08/10282 en AWB 08/10283 inzake, AWB 08/10279en AWB 08/10281 inzake:
P. U U S / U U
2
TI. FEITEN I. Eisers hebben op 25 september 2001 een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij brief van 15 september 2003 heeft de gemachtigde namens eisers aan verweerder verzocht gebruik te maken van zijn discrationaire bevoegdheid. Deze brief is aangemerkt als een zogeheten 14-1 brief. Verweerder heeft bij brief van 2 oktober 2003 te kennen gegeven het dossier van eisers op schrijnendheid te beoordelen. Bij brief van 25 november 2003 heeft verweerder aan eisers meegedeeld dat de inhoud van de 14-1 brief zal worden betrokken bij het oordeel of het beroep moet worden doorgezet. Bij uitspraak van 8 februari 2005 (AWB 02/26992) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep tegen het afwijzende asiclbesluit ongegrond verklaard. Hiertegen is geen hoger beroep ingesteld, De gemachtigde van eisers heeft op 4 augustus 2005 in een brief aan verweerder verzocht om een oordeel te geven inzake de 14-1 brief. Bij brief van 22 december 2005 heeft de gemachtigde een toelichting gegeven op het verzoek om gebruik te maken van de discretions ire bevoegdheid. 2. Op 24 januari 2006 heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) een advies uitgebracht over de gezondheidstoestand van eiser. Hieruit volgt dat eiser bekend is met insuline afhankelijke suikerziekte, een posttraumatische stressstoornis (PTSS), een pollenallergie en haaruitval. 3. Op 27 juni 2006 heeft het BMA een advies uitgebracht inzake eiseres. Hieruit blijkt dat eisercs lijdt aan psychische klachten, die bestaan uit onder andere somberheid, slechte concentratie, slapeloosheid, hoofdpijn, duizeligheid, angsten en suïcidale gedachten. Daarnaast lijdt eisercs aan een hoge bloeddruk en bloedarmoede. Ten slotte heeft eiseres rugklachten. 4. Bij brief van 19 maart 2007 heeft de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige van eiser aanvullende medische informatie aan de gemachtigde van eisers verstrekt Bij brief van 22 maart 2008 heeft de behandelend internist aan de gemachtigde van eisers informatie verstrekt met betrekking tot de behandeling van de diabetes van eiser. Uit die brief volgt dat eiser alleen gebaat is bij een goede diabetesregeling middels een insulinepomp. Met een behandeling op andere wijze is de suikerspiegel moeilijk te reguleren. 5. Op 28 september 2007 zijn aanvullende BMA-adviezen uitgebracht. In het advies inzake eiser wordt in aanvulling op het eerdere BMA-ad vies melding gemaakt van het feit dat eiser sinds september 2006 de insuline toedient middels een insulinepomp. 6. Naar aanleiding van vragen die verweerder over het advies van 28 september 2007 aan het BMA heeft gesteld, is op 28 september 2008 een aanvullend BMA-advies uitgebracht. Hieruit volgt dat eiser bij terugkeer naar het land van herkomst zal moeten overstappen naar een andere behandelmethode dan de insulinepomp, te weten injecteerbare insuline. 7. Bij brief van 29 april 2008, ontvangen door de gemachtigde van eisers op 7 augustus 2008 en overgelegd bij de aanvullende gronden van beroep op 18 oktober 2008, heeft de behandelend internist gereageerd op het hiervoor genoemde BMA-advies. De internist is van mening dat het medisch en ethisch niet verantwoord is om eiser het gebruik van een insulinepomp te onthouden. III.STANDPUNTEN VAN PARTITEN 1. Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten op het suindpunt gesteld dat eisers niet in aanmerking komen voor de gevraagde vergunning. Eisers zijn niet in het bezit van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en zij komen niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-verciste op grond van artikel 17. eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 of op grond van artikel 3.71, vierde üd, van het Vreemdelingen besluit 2000 (Vb 2000). Eiser wordt in staat geacht te
0d-MRT-e009(U0E) 15:15
KOOL BLOCH GflvRHI ADVOCATEN
(FAX)OQ31Ê04161840
AWB 08/10282 en AWB 08/10283 inzake AWB 08/10279 en AWB 08/10281 inzake zien enerzijds op de continuering van medicatie, hetgeen eiser zelf geheel in de hand heeft. Anderzijds betreffen de voorwaarden een schriftelijke overdracht van het medisch dossier. Dit houdt niet meer in dan dat het schriftelijk medisch dossier in handen van de behandelaar wordt gesteld. Verweerder mocht ervan uitgaan dat ook aan die voorwaarde kan worden voldaan. Ten slotte heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de vraag of eiseres lijdt aan PTSS wel degelijk bij het BMA-advies is betrokken, ïn het BMA-advies is weliswaar de term psychische klachten en niet PTSS genoemd, maar niet is door eisers bestreden dat de omschreven behandelmethode juist is. Het BMA-advies is dus op dat punt niet onvolledig of onzorgvuldig tot stand gekomen. IV, OVERWEGINGEN Ten aanzien van het beroep Relevante regelgeving 1. Ingevolge artikel 14. tweede lid, van de Vw 2000 wordt een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. 2. Artikel 16t eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag lot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 kan worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoorde verblijfsvergunning is aangevraagd. 3. Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, indien het betreft de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen. De vreemdeling wordt in dat geval vrijgesteld van het mw-vereiste. 4. ïn paragraaf B 1/4.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) wordt de mogelijkheid tot vrijstelling van het mw-vereiste nader uitgewerkt en toegelicht. De toelichting vermeldt dat voor deze vrijstelling dient ie worden beoordeeld of de vreemdeling in staat is te reizen naar zijn land van herkomst of bestendig verblijf en in staat kan worden geacht daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mvv-aanvraag. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst of bestendig verblijf betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling. Hierbij wordt aangesloten bij paragraaf B8/4 van de Vc 2000, die betrekking heeft op hel medisch advies. 5. Voorts kan de Staatssecretaris, ingevolge het vierde lid van artikel 3.71 van het Vb 2000, het mwvereiste buiten toepassing laten voor zover toepassing daarvan naar zijn oordcel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (de zogeheten hardheidsclausule). 6. Uil de wetsgeschiedenis (Kamerstukken TI 1999-2000,26 732. nr. 7. p. 108-109) bl ijkt dat de in artikel 3.71. vierde lid, van het Vb 2000 neergelegde bevoegdheid bedoeld is als discretionair van aard en beperkt van omvang. Gevallen waaromtrent Is voorzien dat het mw-vereiste niet zal kunnen worden tegengeworpen, zijn ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Vw 2000 van dat vereiste uitgesloten, zodat toepassing van de hardheidsclausule beperkt kan blijven tot zeer uitzonderlijke gevallen die door de wet- en regelgever niet zijn voorzien. Dit is ook neergelegd in paragraaf B1/4.1.1 van de Vc 2000. Daarin is eveneens neergelegd dat in ieder geval geen sprake is van een zeer bijzonder geval, indien de vreemdeling aangeeft dat noodzakelijke, medische behandeling aan terugkeer naar het land van herkomst teneinde een mvv te verkrijgen in de weg staat, maar niet heeft aangetoond dat er sprake is van een medische noodsituatie.
0d-MRT-2009(ii)0E)
15:17
KOOL BLOCH GfiVRMI ADVOCATEN
(FAX)003120dl61840
AWB 08/10282 en AWB 08/10283 inzake AWB 0S/I0279 en AWB 08/10281 inzake
P. 0 0 9 / 0 1 3
6
het land van herkomst of bestendig verblijf betreffen, niet worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of de vreemdeling in staat is te reizen naar zijn land van herkomst of bestendig verb) ijf en in staat kan worden geacht daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mwaanvraag.
.9.5. Voor zover eisers met voornoemde gronden hebben bedoeld dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn verge wispticht, overweegt de rechtbank het volgende. De verge wisp licht houdt in dat verweerder zich reeds bij de beoordeling van de aanvraag ervan moet vergewissen dat het mogelijk is dat bij de daadwerkelijke verwijdering aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan en dat niet kan uitstellen tot het moment dat daadwerkelijk tot verwijdering wordt overgegaan. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de AbRS van 4 september 2008 (kenmerk 200708871/1, JV 2008,93). 9.5.1. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat ten aanzien van de eerste voorwaarde, te weten dat de medicatie gecontinueerd dient te worden, geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. Het is immers aan eiser om zich aan het voorgeschreven medical ie regime te houden en de toediening van insuline te continueren. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat het op voorhand onmogelijk moet worden geacht dat bij de daadwerkelijke verwijdering niet aan die voorwaarde zal kunnen worden voldaan. 9.5.2. Ten aanzien van de tweede voorwaarde, te weten de schriftelijke overdracht, overweegt de rechtbank het volgende. Uit voornoemde uitspraak van de AbRS van 4 september 2008 volgt dat als het BMA in haar advies uitdrukkelijk de voorwaarde opneemt dat de overdracht en directe voortzetting van de behandeling gegarandeerd dienen te zijn, de feitelijke individuele toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst wel moet worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of bij de daadwerkelijke verwijdering aan die voorwaarden kan worden voldaan. De overwegingen in het BMA-advies die zien op de beschikbaarheid van de behandeling in medisch-technïsche zin volstaan in dat geval derhalve niet. De-voorwaarde van een schriftelijke ovcrdracht.van.de. medische gegevens kan naar het oordeel van de.rechtbanknietopéén lijn worden gesteld melde voorwaarde dat de overdracht en directe * voortzctting-van.de.behandelinggcgaxandeerd.dienen.tezijn..Immers*.devoorwaarde vaneen fc schriftelijke AveraJrachtomvat naar het oordeel van de rechtbank, .zoals pok verweerder terzitiing_ heeftgesteld, slechts het meenemen van een schriftelijk medisch dossier, bijvoorbeeld in de. vorm vaneen Europees Medisch Paspooct-dat.kan worden.overhandigd aan één van.de. in.het BMA-advies.. genoemde-instellingcn*. waar de behandeling inmcdisch.-techni.sche zin beschikbaar is. • 9.6. Gelet op het voorgaande bestaat er geenaanleiding orn;aan te nemen dat verweerder er, onvoldoende blijk'van heëfl gegeven dat hij zich ervan heeft vergewist dat het mogelijk is dat bij de. daadwerkelijke Verwijdering aan de gestelde voorwaarden kan worden voldaan. Nu ten aanzien van . eiscres geen gronden zijn.aangevoerd die zien. op de vraag of het voor haar verantwoord is om te. reizen,, heeft verweerder.zich naar.het oordeel van de rechtbank in redelijkheid.op het standpunt kunnen stellen dat eisers in staat moeten worden geacht om.te reizen. Inzake de vraag of verweerder heeft mogen afzien van toepassing van de hardheidsclausule 10.1. Ten aanzien van de vraag of verweerder er in redelijkheid van heeft kunnen afzien om eiser vrij te stellen van het mw-vereiste, overweegt de rechtbank het volgende. 10.2. Uit het BMA-advies van 21 januari 2008 blijkt dat eiser zijn suikerspiegel kan reguleren middels injecteerbare insuline. Thans reguleert eiser zijn diabetes door middel van een insutinepomp. Deze behandelmethode is niet voorhanden in Azerbeidzjan of Georgië', zo volgt uit het BMA-advies. Weliswaar verwacht het BMA dat de regulering van de suikerziekte met injecteerbare insuline moeizaam zal verlopen, maar dit zal niet leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, als
Od-HRT-2009(WOE)
15:18
KOOL BLOCH 5RURMI RDVOCRTEN
(FfiX)0031ÊOdl61840
AWB 08/10282 en AWB 08/10283 inzake AWB 08/10279 en AWB 08/10281 inzake
P.011/013
8
Schweizerische Flüchtlingshilfe (SFH) van 8 juni 2006. Ook dit beroep faalt, nu enkel is verwezen naar de algemene situatie van medische zorg in Azerbeidzjan, en de informatie van de SFH niet nader is toegespitst op de situatie van eiseres. Inzake de toepassing van artikel 3 van het EVRM 12.1. De rechtbank begrijpt de door eisers aangevoerde gronden aldus, dat verweerder had moeten toetsen aan de vraag of het ontbreken van toegankelijkheid tot medische zorg bij terugkeer een schending van artikel .3 vanhet EVRM oplevert. 12.2. Allereerst overweegt de rechtbank in dat kader dal blijkens de arresten van het Europees Hof voor derechtenvan de mens (hierna: het EHRM) van 2 mei 1997 in zaak nr. 146/19967767/964, SL Kitts (RV 1997,70) en 6februari2001 in zaak nr. 44599/98. Bcnsaid (JV 20O1/I03) uitzetting in verband met de medische toestand van de uit te zetten persoon, onder uitzonderlijke omstandigheden en wegens dwingende redenen van humanitaire aard, bij gebrek aan medische voorzieningen en sociale opvang in het land, waarnaar wordt uitgezet, kan leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM. Zoals de AbRS eerder heeft overwogen (in onder meer de uitspraak van 8 november 2005, kenmerk 200507278/1 ; J V 2005/477), blijkt uit deze arresten dat van zulke uitzonderlijke omstandigheden slechts sprake kan zijn, indien de desbetreffende vreemdeling: lijdt aan een ziekte in een vergevorderd en direct ... levensbedreigend stadium. Nu eisers niet met medische verklaringen of anderszins hebben aangetoond... datde ziekte waaraan zij lijden zich in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium bevindt en dit evenmin blijkt uit de BMA-adviezcn is geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld. in;o^arrMten.van.hetEHRMvan2rnei I997.cn6-februari2001. 12.3. Voorzover het beroep op artikel 3 van het EVRM ziet op de feitelijke (an)toegankelijkheid van de medische zorg in Azerbeidzjan, dan wel Georgië, overweegt de rechtbank het volgende. Eisers hebben er allereerst op gewezen dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten geen reisdocumenten aan eisers zullen verstrekken, waarmee de feitelijke toegang tot Azerbeidzjan en Georgië wordt bemoeilijkt. Ter . onderbouwing van deze stelling heeft de gemachtigde van eisers gerefereerd aan de gevallen waarmee hij bekend is vanuit zijn eigen praktijk. Naar het oordeel van de rechtbank is de stelling daarmee onvoldoende onderbouwd en kan deze grond derhalve niet slagen. Daarnaast hebben eisers aangevoerd dal de medische zorg in Georgië - zijnde het land waar ze hun mw-aanvraag moeten indienen omdat Georgië het dichtstbijzijnde land ia waar zich een Nederlandse consulaire post bevindt - niet voor hen toegankelijk zal zijn. vanwege hun etnische afkomst en gebrek aan financiële middelen. Afgezien van het feit dat eisers in afwachting van de behandeling van hun mw-aanvraag kunnen terugkeren naar Azerbeidzjan voor hun medische behandeling, hebben eisers de stelling dat medische zorg voor hen in Georgië niet toegankelijk is, niet nader onderbouwd zodat deze grond niet kan slagen. 12.4. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat geen sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM. Inzake het beroep op de 14-1 brief \ 3. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het verzoek van eisers om gebruik te maken van de discretional re bevoegdheid dient te worden aangemerkt als 14-1 brief. De rechtbank is van oordcel dat geen rechtsregel verweerder ertoe verplichtte om in de bestreden besluiten tevens een oordeel te geven over de 14-1 brief. Tndien eisers menen dat verweerder een besluit had moeten nemen op het in die brief vervatte verzoek en dat dit tot op heden ten onrechte niet is gebeurd, dan staat voor eisers de mogel ij kheïd open om bezwaar te maken tegen het niet (tijdig) besl issen op een aanvraag. 14, De conclusie is dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan, Daarom zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
0Û-MRT-EO09CWOE)
15:19
KOOL BLOCH 6RVRMI flOVOCRTEN
(FRX)0031?Oai61840
AWB 08/10282 en AWB 08/10283 inzake AWB 08/10279 en AWB 08/10281 inzake
H.UIJ/UIJ
10
V^BESUSSING De rechtbank in de zaken geregistreerd onder nummers AWB 08/10279 en AWB 08/10282 -
verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechrer in de zaken geregistreerd onder nummers AWB 08/10281 en AWB 08/10283 - wijst de verzoeken af. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Fehmers. voorzitter, tevens voorzieningenrechter, en mrs. R.H.G. Odink en E.H. de Jong-van Daoijeweert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Talsma, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2008. \
De griffier,
De voorzitter,
Afschrift verconden op: *• 4 FEB 2009
Cone.: LT ColltJV D:C Tegen ee« uitspraak op beroep stiuit hoger beroep open bïj de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, ARJcling bcstuursreclilspniak. Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16113.2500 BC 's-Gravcnhagc). De termijn voor het ittslcllcn van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (muls het overleggen van cen afschrift win deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid. va« Je Vw 2000 oen o I" meer grieven te bevatten. Artikel 6;6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepussing. Tegen de uitspraak op cen verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Kopie c o a f i A d e griffier van de KcchtStaVShVrastcrdam
0d-MRT-2Q09(W0E) 1 5 : 1 3
KOOL 8L0CH GflVRMI ROVOCHTEN
KOOL BLOCH
GAVAMI
(FflX)OO31E0ai618d0
P. 0 0 2 / 0 1 3
ADVOCATEN
2
pomp naar injecteerbare insuline en n^ch strikt aan bet voorgeschreven regime tn aan een regelmatig leefpatroon houdt. Indien betrokkene %cb niet aan de voorgeschreven regime kan houden....~%pndcn de bloedsuikm qtdanig ontregeld'kunnen raken..- dat er mei sprake ^ou kunnen sjjn van een medische noodsituatie. Of dit ^tlgebturtrt en op snikt termijn vaJt niet te voorspellen \ Gelet op de formulering van dit antwoord heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het aan etser is zich aan het voorgeschreven mcdicarieregime te houden en de toediening van insuline te continueren. Tmmrr« uit zowel de medische verklaringen van de behandelende internist als het advies van de BMA-adviseur blijkt dat de regulatie van appellants blocdsuiker in bet verleden onder psychosociale stress factoren onvoldoende ü geweest. Voorts is appellant vanwege zijn psychische klachten onder behandeling hetgeen tot gevolg heeft dat de psychosociale stress factoren bij appellant niet gemakkelijk weg te denken zijn. De combinatie van deze factoren is in appellants visie voldoende om te concluderen dat er van een medische noodsituatie op korte termijn sprake zal zijn. Voorts heeft de medische adviseur in zijn advies van 28 september 2007 aangegeven dat bij het uitblijven van behandeling voor suikerziekte de klachten met levensbedreigende complicaties op korte termijn zullen toenemen. Bovendien zullen de psychische klachten bij het uitblijven van behandeling persisteren dan wel toenemen. Om deze redenen had de Staatssecretaris zich ervan dienen te vergewissen of er ingeval wan eiser bij de daadwerkelijke verwijdering aan de gestelde voorwaarden kan worden voldaan.
Grieft; In de bestreden uitspraak, in overweging 9.5.2., wordt overwogen dat 'de voorwaarde van ttn schrifuBjke overdracht van de medische gegevens niet op een lijn kan worden gesteld met de voorwaardt dat de overdracht en directe voorzetting van de behandeUnggcgamndcerd dient te %fnt.,t%pdat er gm aanleiding bestaat omaante nemen dat verweerder er onvoldoende blijk van heeftgegeven dat hij %'cb ervan heeft vergewist dat het mogelijk is dat bij de daadwerkelijke verwijdering aan degestelde voorwaar kan worden voldaan '. Appellant is van mening dat gelet op de inhoud van het advies en de antwoorden van de medische adviseur kan worden aangenomen dat de overdracht van appellant aan de medische zorg zich niet zal beperken tot de overdracht van zijn dossier. De medische adviseur heeft immers aangegeven dat de regulatie van de blocdsuiker doof injectie in het vedcden onvoldoende is geweest. Bovendien heeft de medische adviseur verklaard dat het uitblijven van de medische behandeling tot cen medische noodsituatie op korte termijn kan leiden. Aangezien appellant in dat geval terg dient te vallen op een andere behandeling, LW. injecteerbare insuline, terwijl uit het verleden blijkt dat dit moeizaam is verlopen, dient appellant daadwerkelijk te worden overgedragen aan de medische zorg aldaar zodat de behandeling direct kan worden voortgezet.
GriefS: In de bestreden uitspraak wordt, in overweging 10.4, overwogen dat een verschil van inzicht tussen de behandelende internist en de Medische adviseur, gelet op de jurisprudentievan Uw Afdeling, niet relevant is. Voorts is er in dit geval geen verschil van inzicht aangezien beiden aangeven dat een medische noodsituatie op korte termijn niet aan de orde zal zijn. Appellant heeft echter in zijn beroep aangevoerd dat zowel de medische verklaring van de behandelende internist als het advies van de BMA, gezien de formiilcdngcn van deze, niet uitsluiten dat cen medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan zodat de uiteindelijke conclusie door de Staatssecretaris, en thans door de rechtbank, onjuist zijn geïnterpreteerd.
Grief4: Appellante heeft in beroep aangevoerd dat de Medische Adviseur heeft nagelaten bij zijn vraagstelling expliciet te informeren over de bchandclmogcUjkliedeii van de PTSS dan wel in zijn advies expliciet over deze behandeling een advies re geven.