Raad
vanState 200808756/1/V2. Datum uitspraak: 6 juli 2 0 0 9
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 27 november 2 0 0 8 in zaak nrs. 0 8 / 3 9 6 7 0 en 0 8 / 3 9 6 7 1 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200808756/1 A/2
1.
2
6 juli 2 0 0 9
Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) o m hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 27 november 2 0 0 8 , verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 4 december 2 0 0 8 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft de Afdeling partijen medegedeeld dat de behandeling van de onderhavige zaak w o r d t aangehouden in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) op de door de Afdeling (bij verwijzingsuitspraak van 12 oktober 2 0 0 7 in zaak nr. 2 0 0 7 0 2 1 7 4 / 1 ; www.raadvanstate.nl) gestelde prejudiciële vragen over de betekenis van artikel 1 5 , aanhef en onder c, van richtlijn 2004/83/EG van 29 april 2 0 0 4 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven, en de inhoud van de verleende bescherming van de Raad van de Europese Unie. Bij arrest van 17 februari 2 0 0 9 in zaak C - 4 6 5 / 0 7 ; J V 2 0 0 9 / 1 1 1 , heeft het Hof voormelde vragen b e a n t w o o r d . Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 (hierna: de V w 2 0 0 0 ) , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde, mede gelet op de uitspraak van de Afdeling van 25 mei 2 0 0 9 in zaak nr. 2 0 0 7 0 2 1 7 4 / 2 / V 2 ; w w w . r a a d v a n s t a t e . n l , geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van de V w 2 0 0 0 , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200808756/1 /V2
3.
3
6 juli 2 0 0 9
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A . W . M . Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, ambtenaar van Staat.
w . g . Bijloos lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Bossmann ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2 0 0 9 314-563. Verzonden: 6 juli 2 0 0 9 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze,
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
04 dec 2008 12:06pm
P- 4
HP LRSERJET-FRX
AFS
CHRIFT
tspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE nevenzitringsplaats Zwolle Sector Bestuursrecht, Voorzleningenrechter Registratienummer: Awb 08/39671 (voorlopige voorziening) Awb 08/39670 (beroep) Uitspraak in het geding tussen:
geboren op van Iraakse nationaliteit, JND dossiernummer 0810.31.1034, verzoeker, gemachtigde mr. HJC. Westerhof, advocaat te Dordrecht; en De Staatssecretaris van Justitie, (Immigratie- en Naturalisa tie dienst), te 's-Gravcnhage, vertegenwoordigd door mr. S. Raterink, ambtenaar ten departemente, verweerder. I. Procesverloop Op 31 oktober 2008 heeft verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 6 november 2008 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 6 november 2008 is daartegen beroep ingesteld. Verzoeker mag de behandeling daarvan niet in Nederland afwachten. Bij verzoek van 6 november 2008 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot in beroep is beslist Het verzoek is voorzien van gronden bij brief van 16 november 2008. Het verzoek ter zitting van 21 november 2008 behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Walls, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2. Overwegingen 2.1 De voorzien ingenrechter stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid. Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter zal toetsen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van verzoeker in afwachting van de beslissing op beroep moet worden verboden.
04-12-2000
12:0G
35*
P.Û04
04 dec 2008 12:06pm
HP LflSERJET-FRX
p.5
AWB 08/39671 (voorlopige voorziening) AWB 08/39670 (beroep)
blad 2/3
2.2 Blijkens de gronden van het verzoek en het verhandelde ter zitting is het geschil beperkt tot de vraag of de weigering om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) te verlenen, in stand kan blijven. 2.3 Verweerder heeft in het bestreden besluit geoordeeld dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van verzoeker, omdat verzoeker toerekenbaar geen reis- of identiteitsdocumenten dan wel andere bescheiden, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag heeft overgelegd. Voorts heeft verweerder gesteld dat het gestelde feitencomplex geloofwaardig is, maar dat de vrees die verzoeker aan het feitencomplex ontleent ongeloofwaardig is. Daartoe heeft verweerder een aantal elementen uit het asielrelaas opgesomd, op basis waarvan is geoordeeld dat het relaas de positieve overtuigingskracht mist die in dat geval geëist mag worden om de juistheid ervan aan te kunnen nemen. Verweerder acht het relaas daarom ongeloofwaardig. 2.4 De rechter stelt vast dat verzoeker niet betwist dat artikel 31, tweede lid, onder f, Vw 2000 aan hem kan worden tegengeworpen. 25 Indien zich één van de in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw 2000 opgesomde omstandigheden voordoet, mogen in het relaas geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. Van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan. 2.6
Verweerder heeft geloofwaardig bevonden: dat verzoeker ir als magazijnmedewerker en administratief medewerker werkzaam was voor de grenspolitie dat hij op 1 september 2008 werd gebeld door een onbekende, Arabisch sprekende persoon; dat zijn moeder het gesprek heeft gevoerd omdat verzoeker geen Arabisch spreekt; dat zijn moeder hem heeft verteld dat de onbekende persoon hem heeft opgedragen een autobom in een bepaald gebied van de grenspolitie binnen te smokkelen; dat hij uit angst zijn baan heeft opgezegd en zijn land heeft verlaten.
Verweerder heeft niet geloofwaardig bevonden: verzoekers verklaring dat de onbekende beller lid is van een islamitische groepering; verzoekers verklaring dat leden van die groepering hem in de gaten hebben gehouden en hem zijn gevolgd naar zijn werk; dat verzoeker, die stelt te vrezen voor zijn leven en vermoedt dat leden van de gróe; -ving weten waar hij werkt, nog een aantal dagen naar zijn werk is gegaan om een soepele overdracht van werkzaamheden te bewerkstelligen. 2.7 Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat laatstgenoemde verklaringen zijn gebaseerd op vermoedens en op geen enkele wijze zijn onderbouwd, en dat de aan die vermoedens ontleende vrees voor de islamitische groepering ongeloofwaardig is. Daarom heeft verweerder m redelijkheid kunnen oordelen dat het asielrelaas positieve overtuigingskracht ontbeert. Daarvan uitgaande heeft verweerder kunnen oordelen dat verzoeker niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, en dat evenmin aannemelijk is dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt te worden onderworpen aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het (Europese) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
::r/cr.04-12-2008
12:07
95*
P.005
04 dec 2009 12:06pm
P.6
HP LASERJET-FflX
AWB 08/39671 (voorlopige voorziening) AWB 08/39670 (beroep)
blad 3/3
2.8 Evenmin kan verzoekers beroep op artikel IS Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (Defïnitierichtlijn), slagen. Vast staat dat verweerder ten onrechte dit beroep heeft beoordeeld tegen de achtergrond van de situatie in (Noord-Irak). Voor zijn vertrek naar Nederland had verzoeker immers zijn normale woon- en vcrpljfplaats in Ccntraal-Irak (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 mei 2008, U N BD6425, 200702830 / 1). Dat kan verzoeker echter niet baten, nu hij op geen enkele wijze heeft aangetoond dat in Ccntraal-Irak sprake is van een binnenlands gewapend conflict als bedoeld in dat artikel. 2.9 Het beroep heeft geen redelijke kans van slagen, zodat het verzoek wordt afgewezen. Omdat nader onderzoek niet tot een andere uitkomst zal leiden, verklaart de voorzieningenrechter, met toepassing van artikel 8:86 Awb, tevens het beroep ongegrond. 2.10 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die ai andere partij in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. 3. Beslissing De voorzieningenrechtcT wijst het verzoek omeén voorlopige -voorziening^ te treffen af; verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr, J.F.MJ. Bouwman en in het openbaar uitgesproken in
Afschrift verzonden op:
£ 7 ^JOV THC^
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak, voorzover daarbij in de hoofdzaak is beslist, kunnen partijea binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrectitspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingeiuaken", postbus 16113. 2500 BC 's-Gmvenhage. Artikel SS Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awbflierstelverzuim) is niet van toepassing.
04-12-2008
12:07
95*
P.00S
04
dec 2008
12:06pm
HP LP.SER JET-FRX P. 1
RAAD VAN STATE INGEKOMEN -4
DEC ?0Q8 ZL.
TI??
ZAAKNR. AAN: BEHANDELD PD:
Mr era E.W.B. van Twi*t Mr drs ƒ .M. \CUlfl
Ja.
PAR:"
M w m r H . K . Wwtetriof Mw Mw mr S. Zwîem
Ä™^*™* ***d ^ State
Ä
AJvocaten & Procureura
2500 EA 's-Gravenhage
Rijnstraat 2 0 9 3311 BV Dcrdreckt "Eïlfifoon 0 7 8 - 648 91 29 Teîctx 078 - 648 93 69
Tevens per fax 070 365 1380, 6 pag.
Stickting Belieer DerdengeUen ABK AMRO 48.61.47.258
Inzake: Procedurenr: Onze refIND nr: Dordrecht,
n.n.o. 32759 0810.31.1034 4 december 2008
Appelsehrift asiel ACprocedure Hoogedelgestreng college,
geboren op * , * u a e m « gevolmachtigd te zijn door. verblijvende te Arnsteraam en a o m i c ü i e k i e S 1 ? 1 a' n^ t oI rr e& Va k&sne n a t ^ a l i t e i t . thans dit appelschrift in te dienen en tTonder T P n t ï *->'" ß ^ a c h t i g d T ^
De rechtbank heeft het h .
«gPlaats Zwolle, voorz.eningenrechter.
- o r bepaalde t ^ ^ T Z Z Z T ^
**« * * * * " « ™ «U» asielaanvraag
Verweerder is de Staatssecretaris va* Justitie ' P — t wenst tegen voornoemde uitspraak de nav o l g ende grieven a a n te
-
04-12-2008
™
^
^
«
Ä
Ä
Ä
u
^
f
w
e
^
!
12:0G 96*
P.001
04 dec 3008 12:06pm
P-2
HP LHSERJET-FRX
Grief 1 (r.o. 2.6) De rechtbank geeft een onjuiste weergave met betrekking tot hetgeen verweerder geloofwaardig acht. Aldus treedt de rechtbank buiten de grenzen van het geschil door zijn oordeel te doen berusten op een eigen, voor appellant negatieve, interpretatie van de litigieuze beschikking van verweerder. Toelichting: Verweerder achtte de feiten geloofwaardig: "Overwogen wordt dat het feitencomplex, zoals hierboven weergegeven geloofwaardig wordt geacht\ (beschikking, 5* pagina bovenaan). De verklaringen van derden, t.w. de moeder die meldde dat appellant werd bedreigd door een islamitische groepering, dienen aldus eveneens als geloofwaardig beoordeeld geacht te worden, in de zin dat appellant daadwerkelijk van de derden vernam wat appellant stelde vernomen te hebben. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat appellant nog een aantal dagen naar zijn werk is gegaan om een soepele overdracht van werkzaamheden te bewerkstelligen. Verweerder heeft daar zelfs een argument aan ontleend met betrekking tot het realiteitsgehalte van de ingeroepen gevolgen immers: "De verklaring van betrokkene dat hij niet zomaar wilde vertrekken en zijn werk netjes wilde overdragen, duidt niet op een acute viuchtsituatiet dan wel dat hij inderdaad vreest voor zijn levena (beschikking 3 e alinea van de 5 e pagina). Grief2(r.o. 2.7) De rechtbank oordeelt ten onrechte dat het gestelde dat appellant nog een aantal dagen naar zijn werk is gegaan om een soepele overdracht van werkzaamheden te bewerkstelligen is gebaseerd op vermoedens. Toelichting: Deze grief spreekt eigenlijk voor zich. Het betreft een onderdeel van het gerelateerde feitencomplex: appellant is naar zijn werk gegaan. Niet valt in te zien hoe dat op een vermoeden van appellant terug te leiden is. Grief 3(r.o. 2.7) De rechtbank legt een onjuist toetsingskader aan door te oordelen dat appellant niet heeft aangetoond dat in Centraal-Irak sprake zou zijn van een conflict zoals bedoeld in artikel 15 (c) van de rinchtlijn 2 0 0 4 / 8 3 / E G van de Raad van 29 april 2004.
04-12-2008
12:06
3GZ
P
'002
04 dec 2008 12:0Gpm
p.3
HP LASERJET-FRX
Aavocaieid*antoor ,Vznjßnsf&y&a}iS
/
Toelichting: Appellant wijst op en beroept zich op de vaste jurisprudentie van Uw Afdeling dat slechts aannemelijk gemaakt hoeft te worden dat er spr? 1 "* î e "an een deregelijk conflict. Ter zitting heeft appellant op de situatie in gewezen, mede memorerende aan het gegeven dat categoriale bescherming ten aanzien van CentraalIrak bestond althans tot kort voor de zitting bestond. Verweerder in ieder geval niet gemotiveerd bestreden heeft dat in Centraal-Irak sprake is van een binnenlands gewapend conflict, sterker nog, verweerder heeft ten onrechte beoordeeld tegen de achtergrond van Noord-Irak. Grief 4 De rechtbank verklaart ten onrechte het beroep ongegrond. Toelichting: Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis. REDEN WAAROM: Appellant zich tot U wendt met het eerbiedig verzoek: 1. 2. 3. 4.
Dit hoger beroep gegrond te verklaren; Voornoemde uitspraak te vernietigen; Het bepaalde in artikel 44 Wet RvS dan wel in artikel 42 Wet RvS toe te passen; Verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
. Walls, advocaat, bepaaldelijk gevolmachtigde
Bij opvolgend faxbericht verzonden aan IND Zwolle
04-12-2008
12:06
95*
P.003