Raad
vanState 200903711/1 /V3. Datum uitspraak: 21 oktober 2009
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 28 april 2009 in zaak nr. 07/46002 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200903711/1 A/3
1.
2
21 oktober 2 0 0 9
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) o m haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 28 april 2 0 0 9 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 mei 2 0 0 9 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en t w e e d e lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , t w e e d e lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200903711/1/V3
3.
3
21 oktober 2 0 0 9
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A . W . M . Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w . g . Bijloos lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van Leeuwen ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2 0 0 9 373-601. Verzonden: 21 oktober 2 0 0 9 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze,
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
Van Tui ist Z25ZG Walls
078 6489369
648912
uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Dordrecht Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer procedurenummer: AWB 07/46002, V-nummer: uitspraak van de enkelvoudige kamer inzake , eiseres, gemachtigde: mr. H.K. Westerhof, advocaat te Dordrecht, tegen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. F. Mountassir, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. 1. Ontstaan «D loop van bet geding Bij besluit van 5 december 2007 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres tot verlening van een verbIyfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tegen dit besluit (hierna: het betreden besluit) heeft eiseres bij faxbericht van 7 december 2007 beroep ingesteld. De zaak is op 7 april 2009 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer. Eiseres is ter zitting verschenen, bij'gestaan door mr. drs. J.M. Walls, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Voorts was ter zitting aanwezig G. Ahmed, tolk. 2. Overwegingen 2.1. wettelijk kader 2.1.1. Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het bestuursorgaan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, de aanvraag zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 (van de Awb) afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
p.3
23 m ei 2009 !0:34
Van Twist 2252G Ualls
078 B489369
648912
P.4
procedurenumrner: AWB 07/46002
2.1.2. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a» van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is Onze Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijft vergunning voor bepaalde tijd in te williger»; af te wijzen dan wei niet in behandeling te nemen. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling: a) die verdragsvluchteling is; b) die aannemelijk heeft gemaakt dat bij gegronderedenenheeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een retel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; c) van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst» in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt b(j het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voorde beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen. 2.1.3. Ingevolge artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van derechtenvan de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) mag niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, 2.2. het bestreden besluit en het verweer 2.2.1. Het bestreden besluit strekt tot afwijzing van de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. In het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen van 24 oktober 2007 is, samengevat, overwogen dat geen geloof wordt gehecht aan de Algerijnse nationaliteit van eiseres en de problemen die zij in dat land zou hebben ondervonden, omdat een taalanalyse heeft uitgewezen dat eiseres eenduidig is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Marokko. 2.2.2. Ter zitting van 7 april 2009 heeft verweerder naar voren gebracht dat de rechtbank volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) ambtshalve moet beoordelen of aan de aanvraag van eiseres nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd, ook al heeft verweerder in het bestreden besluit geen toepassing gegeven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. De thans door eiseres genoemde problemen zijn geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, omdat eiseres hierover ook in de eerdere procedure had kunnen verklaren. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat schaamte en psychische problemen daar ten tijde van de eerdere aanvraag aan in de weg stonden. Voor het geval de rechtbank
23 mei 2003 10:36
Van Ttuist 22526 Walls
078 64893G9
648912
procedurenummer: AWB 07/46002
anders oordeelt, wijst verweerder erop dat eiseres volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling in de eerdere procedure in ieder geval melding had moeten maken van het bestaan van problemen waarover zy niet nader kan verklaren. Eiseres heeft dat niet gedaan; Voor het geval de rechtbank ook hierover anders oordeelt, stelt verweerder zich op het standpunt dat, gelet op de uitkomst van de taalanalyse, op voorhand uitgesloten is dat de door eiseres gestelde problemen kunnen afdoen aan de afwijzing van haar eerdere aanvraag. 2.3. de gronden van beroep 2.3.1. Eiseres heeft, samengevat, het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd. Eiseres blijf) erbij dat zij afkomstig is uit Algerije, maar zij kan geen contra-expertise bekostigen. Het afbreken van de behandeling voor de drugsverslaving van eiseres is iü strijd met artikel 3 van het EVRM, ongeacht uit welk land zij afkomstig is. Blijkens de door eiseres bij faxbericht van 2 februari 2009 overgelegde stukken heeft zij op 10 april 2008 een intakegesprek gehad bij geestelijke gezondheidszorg te In het verslag van dit gesprek is onder meer vermeld dat sprake is van depressieve klachten en suTcidale gedachten, dat eiseres is geboren als een man maar zich voelt en gedraagt als een vrouw, dat eiseres door haar familie en de gemeenschap is verstoten en naar Europa is gevlucht, dat zij tijdens haar reis en in haar jeugd meermalen seksueel is misbruikt en mishandeld, dat eiseres kampt met posttraumatische stressklachten en dat zij grote hoeveelheden alcohol en verschillende drugs gebruikt om deze klachten te verdragen. Voorts heeft eiseres een brief van 21 januari 2009 van Dimcncc overgelegd, waarin is vermeld dat eiseres op de wachtlijst staat bij de afdeling voor gen dei-problematiek van het Vrije Universiteit Medisch Centrum te Amsterdam. Ter zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat zij een ges lac hts veranderende operatie wil ondergaan en dat zij geen leven heeft in een islamitisch land. 2.3.2. In reactie ophet standpunt van verweerder dat eiseres aan de onderhavige aanvraag geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd is ter zitting namens eiseres aangevoerd dat sprake is van een 'Berrehab-situatiV. 2.4. het oordeel van de rechtbank 2.4.1. De aanvraag van 16 juli 2004 van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is onherroepelijk afgewezen. Haar aanvraag van 1S januari 2007 tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is dan ook een nieuwe aanvraag in de zin van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet de rechtbank ambtshalve onderzoeken of eiseres aan haar aanvraag van IS januari 2007 nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd die nopen tot heroverweging van de afwijzende beslissing op haar eerdere aanvraag. Slechts indien en voor zover daarvan sprake is, kan de rechtbank volgens deze jurisprudentie van de Afdeling toekomen aan een beoordeling van het bestreden besluit, 2.4.2. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of eiseres kan worden tegengeworpen dat zij in haar eerdere asielprocedure geen melding heeft gemaakt van de thans gestelde problemen en of zij deze problemen in de onderhavige procedure tijdig naar voren heeft gebracht Als de rechtbank deze beide vragen in voor eiseres gunstige zin zou beantwoorden, moet de rechtbank vervolgens beoordelen of de door eiseres gestelde problemen nopen tot heroverweging van de afwijzing van haar eerdere aanvraag. De
p.5
3 mei 2009
10:37
Van T-ist X25EB W a l l .
078 6489369
648912
P.B
procedurenummer: AWB 07/46002
rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hiertoe het volgende. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 in het bezit moet worden gesteld van de gevraagde vergunning. Uit zowel artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 als artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 volgt dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat zij recht heeft op de aangevraagde vergunning. Gezien het feit dat eiseres de door haar gestelde identiteit en nationaliteit niet met enig stuk heeft gestaafd en gelet op de uitkomst van de taalanalyse heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij afkomstig is uit Algerije, zodat evenmin aannemelijk is dat zij in dat land de problemen heeft ondervonden die volgens eiseres de aanleiding vormden voor haar vertrek naar Europa. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat het voor het beroep op artikel 3 van het EVRM geen verschil maakt uit welk (islamitisch) land zij afkomstig is. Eiseres zal aannemelijk moeten maken dat zij bij terugkeer naar haar land van herkomst een reëel risico loopt in de zin van artikel 3 van het EVRM en artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, zodat duidelijk moet zijn wat haar land van herkomst is. Hierbij komt nog dat eiseres haar standpunt dat terugkeer naar om het even welk islamitisch land in strijd is met artikel 3 van het EVRM niet heeft onderbouwd met argumenten of algemene informatie over de positie van personen mei dezelfde genderproblematiek als eiseres in islamitische landen. Evenmin heeft eiseres argumenten aangevoerd of informatie verstrekt over de omgang met en behandeling van. psychische problemen en drugsverslaving in islamitische landen. Ook in dit opzicht heeft eiseres de door haar gestelde rechtsgrond voor verlening niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorafgaande kunnen de door eiseres gestelde problemen naar het oordeel van de rechtbank evenmin leiden tot de slotsom dat opnieuw overwogen moet worden of zij aanspraak kan maken op een verblijfsvergunning asiel op de in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 genoemde grond. Ook in dat verband moet immers duidelijk zijn wat haar land van herkomst is. De rechtbank komt tot de slotsom dat de thans door eiseres gestelde problemen niet nopen tot heroverweging van de afwijzing van haar eerdere asielaanvraag. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit 2.4.3. Het standpunt van eiseres dat nationale procedureregels buiten toepassing moeten worden gelaten indien de toepassing daarvan leidt tot schending van artikef 3 van het EVRM leidt niet tot een ander oordeel, omdat eiseres gelet op hetgeen onder 2.4.2. is overwogen naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk heeft gemaakt dat de weigering haar in het bezit te stellen van de aangevraagde vergunning in strijd is mei artikel 3 van het EVRM. 2.4.4. Het beroep is derhalve ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
23 mei 2009 10:38
Van Twist X252B Ualls
078 G4893G9
G48912
p.7
procedurenummer: AWB 07/46002
3. Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, rechter, en door deze en mr. T.B. Both-Attema, griffier, ondertekend.
De rechter,
/IjrfoUe^ Uitgesproken in het openbaar op: 28 april 2009 Afschrift verzonden op: Î2 8 ÄPH. ZOOS
Retbtimlddel Partfjeo blaset) tegen deze ut ttpruk Boger beroep Instellen bfj de ArdeJIngbestuunrecfibpraakvaa de R u d van Stare. De termijn voor he« Indienen vin eea beroepschrift bedreigt vier weken na verzending vao de nJtipraakdoor de griffier. Het beroepecbrift dient eea of meer grieves tegen de ulttpnuk VID de rechtbank te bevatten en moei geadresseerd worden «ja de R u d van State, Afdeling bcatnursrêtbtipraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbni 161D, 2900 BCa-Crareobsge. Men wordt verwebt een afschrift vao de ulttpriak mee te zenden.
23 mei 2009 10:34
Van Twist X2526 Walls &
j
Advo^a.té^feantoor
AVan i,.o
: >
Wijnstraat 2 0 9
3311 BV Domrecht
648912
p.l
#
J? &
t Pf&yfaüt
INGEKOMEN
2 3 MEI 2009
Mr do E.W.B, van Twist Mr drs J.M. Walls Mw m r H.K. Werterkof M v mr S. Zwiere Advocaten & ftocureurs
078 6489369
BEHANDELD: DD:
PAR:
Afdeling b e s t u u r s r e c h t s p r a a k Raad van State Postbus 2 0 0 1 9 2500 EA 's-Gravenhage
Telefoon 0 7 8 - 6 4 8 91 2 9
Telefax
0 7 8 - 6 4 8 9 3 69
Tevens per fax 070 3 6 5 1380, 7 pag.
Stickting Bekeer DerdengeUen ABN AMRO 48.61.47.258
Inzake: Procedurenr: Onze ref: IND nr: Dordrecht,
n.n.b. 32466 0407.19.0002 2 3 mei 2 0 0 9
Hoger beroep v r e e m d e l i n g e n z a k e n asiel Hoogedelgestreng college, Door deze en derhalve tijdig b i n n e n de wettelijke beroepstermijn, stelt ondergetekende, m r H. K. Westerhof, advocaat en procureur, k a n t o o r h o u d e n d e te 3 3 1 1 BV Dordrecht a a n de Wijnstraat 2 0 9 , die verklaart bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn door Kader , geboren op , appellante, van Algerijnse nationaliteit, t h a n s verblijvende te en domicilie kiezende ten k a n t o r e van h a a r gemachtigde, om dit appelschrift in te dienen e n te ondertekenen e n hoger beroep i n te stellen, hoger beroep in tegen de u i t s p r a a k van 2 8 april 2 0 0 9 , verzonden op 2 8 april 2009, reg. nr. AWB 07 / 4 6 0 0 2 , {aangehecht), van de r e c h t b a n k 's-Gravenhage, sector bestuursrecht, vreemdelingenkamer, zittingplaats Dordrecht. De rechtbank heeft h e t beroep van appellante tegen de afwijzing van h a a r asielaanvraag voor bepaalde tijd ongegrond verklaard. Verweerder is de Staatssecretaris van Justitie. Appellante w e n s t tegen voornoemde u i t s p r a a k de navolgende grieven a a n te voeren: Grief 1 (r.o. 2.4.2) De rechtbank treedt b u i t e n de grenzen van h e t geschil door te oordelen dat het voor de toets a a n artikel 3 EVRM wel u i t m a a k t n a a r welk (islamitisch) land appellante uitgezet dient te worden.
Iedere «lapratelijtteid ia tepertt tot ket fccJiag dat in ket JßfketrtSraJe gevj onder 4« kwoqi.aaQ.praWlrjkl^idiVKMkeriQj ran ce btJinndffUnd advocaat wordt tiittietaald.
23 mei 2009
10:34
Van
Twist X2526 (Jails
078 6489369
648912
p.2
Toelichting; Appellante stelt uit Algerije afkomstig te zijn, verweerder oordeelt op basis van taalanalyse d a t zij afkomstig is uit Marokko. In beide landen vreest appellante voor een behandeling strijdig met artikel 3 EVRM. Verweerder deed niet af op artikel 4:6 AWB. De r e c h t b a n k oordeelt d e s o n d a n k s d a t er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden n u het land van herkomst niet aannemelijk zou zijn gemaakt. Het is a a n verweerder voorbehouden de genderproblematiek af te zetten tegen h e t land van herkomst; indien verweerder Marokko a l s land van h e r k o m s t ziet d a n zal de problematiek tegen de achtergrond van Marokko beoordeeld dienen te worden. Grief 2 De rechtbank verklaart ten onrechte het beroep ongegrond. Toelichting: Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis. REDEN WAAROM: Appellante zich tot U w e n d t met het eerbiedig verzoek: 1. 2. 3. 4.
Dit hoger beroep gegrond te verklaren; Voornoemde u i t s p r a a k te vernietigen; Het bepaalde in artikel 4 4 Wet RvS d a n wel in artikel 42 Wet RvS toe te passen; Verweerder te veroordelen in de kosten van deze p r o c e d u r e .
H.K. Westerhof, advocaat, bepaaldelijk gevolmachtigde
Bij opvolgend faxbericht verzonden aan IND Zevenaar