Raad
vanState 201110975/1 A/1. Datum uitspraak: 19 december 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 16 september 2 0 1 1 in zaak nr. 1 1 / 1 2 1 7 4 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201110975/1/V1
1.
2
19 december 2 0 1 1
Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2 0 1 0 heeft de minister de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken. Bij besluit van 25 maart 2 0 1 1 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 16 september 2 0 1 1 , verzonden op 19 september 2 0 1 1 , heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 13 oktober 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201 110975/1/V1
3.
3
19 december 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w . g . Steendijk lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Beerse ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2 0 1 1 382-666. Verzonden: 19 december 2 0 1 1 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
- 13/10 2011 IB : 21 FAX ©005/003
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdûm zaaknummers; AWB 11/12174 (beroep) AWB 11/12175 (voorlopige voorziening) V-rtr: uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningen rechter in de zaak tussen geboren op
van Turkse nationaliteit, eiser en verzoeker (hierna: eiser),
gemachtigde: mr. J. Singh, advocaat te Hoofddorp en de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde; mr. M.O. Kanhai, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Procesverloop Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning onder de beperking "verblijf bij echtgenote ingetrokken, met terugwerkende kracht vanaf 15 december 2009. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 25 maan 2011 ongegrond verklaard. Op 8 april 2011 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen, Bij brief van diezelfde datum is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2011. Eiser is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Feiten Op 4 juli 2008 is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking "verblijf bij echtgenote '. Deze vergunning is laatstelijk verlengd tot 27 juni 2014. De vergunning is met terugwerkende kracht ingetrokken naar aanleiding van informatie van (hierna: referente) waarin zij aangeeft dat eiser niet meer woonachtig is op het adres en dat haar relatie met eiser feitelijk is verbroken.
- 13/10 201116:22 FAX
ROEST SINGH
Zaaknummers: AWB 11/12174 (beroep) en AWB 11/12175 (voorlopige voorziening) inzake
10006/009
Pagina 2 van 5
Overwegingen Ten aanzien van het beroep Regelgevend kader ' 1.1. Op grond van artikel 19 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) in samenhang met artikel 18, eerste 1 id, aanhef en onder f, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden ingetrokken indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning U verleend of een voorschrift dat aan de verblijfsvergunning is verbonden, Paragraaf B 1/5.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) bevat de beleidsregel dat de verblijfsvergunning wordt ingetrokken indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden, tenzij bij het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000) of in de toepasselijke materiehoofdstukken van de Vc 20OÛ anders is bepaald. 1.2. Op grond van artikel 3.13, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming verleend indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3.16 tot en met 3.22 van het Vb 2000 genoemde voorwaarden. 1.3. Op grond van artikel 3.17, aanhef en onder a, van het Vb 2000, voor zover van belang, wordt de verblijfsvergunning verleend indien de vreemdeling en de hoofdpersoon samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. 1.4. In paragraaf B2/4.9 van de Vc 2000 is artikel 3.17, onder a, van het Vb 2000 nader toegelicht. De vreemdeling en de persoon bij wie deze wil verblijven, moeten feitelijk samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Zij dienen ook naar buiten toe hetzelfde adres te voeren, bijvoorbeeld naar de werkgever, de belastingdienst of de zorgverzekeraar. Daarnaast dienen de vreemdeling en de persoon bij wie deze wil verblijven op hetzelfde adres in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) te staan ingeschreven. Standpunten partijen 2.1. Verweerder heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat eiser vanaf 15 december 2009 niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat eiser tijdens de hoorzitting van 16 maart 2011 meerdere malen heeft bevestigd dat hij sinds die datum niet meer samenwoont met referente en hij geen gemeenschappelijke hulshouding met referente meer voert. Dat eiser in de GBA nog staat ingeschreven op hetzelfde adres ais referente en het huwelijk juridisch nog in stand is, maakt dat volgens verweerder niet anders. Immers, van feitelijke samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding is sinds 15 december 2009 geen sprake meer. Dat eiser, naar eigen zeggen, is ingeburgerd, de Nederlandse taal steeds beter begrijpt en hier te lande werkt, vormt volgens verweerder geen aanleiding de intrekking achterwege te laten op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat eiser, gelet op diens arbeidsverleden en het feit dat referente de Nederlandse nationaliteit bezit en eiser en referente niet driejaar hebben samengewoond, geen voortgezet verblijfsrecht kan ontlenen aan besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980
- 13/10 2011 16:22 FAX
ROEST SINGH
Zaaknummers: AWB 11/12174 (beroep) en AWB 11/12175 (voorlopige voorziening) inzake
1^1007/009
Pagina 3 van 5
betreffende de ontwikkeling van de associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Turkije (hierna: Besluit 1/80). 2.2. In beroep heeft eiser hiertegen aangevoerd dat hij tijdens de hoorzitting weliswaar heeft verklaard dat hij niet meer met référante samenwoont, maar dat de oorzaak hiervan niet bij hem ligt. Ter zitting is toegelicht dat de psychische problemen van referente er toe hebben geleid dat samenwonen niet meer mogelijk was. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met deze bijzondere omstandigheden. Verder heeft eiser aangevoerd dat het enkele feit dat hij en referente niet meer feitelijk samenwonen, niet betekent dat de relatie definitief is verbroken. Eiser betwist dat derelatiemet referente is verbroken en referente heeft dît in de gronden van bezwaar ook bevestigd. Beoordeling van de beroepsgronden 3.1. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser en referente sinds 15 december 2009 geen gezamenlijke huishouding meer voeren en niet meer samenwonen. 3.2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 bevoegd was tot het intrekken van de verleende vergunning, aangezien door het beëindigen van de samenwoning vanaf 15 december 2009 niet meer werd voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend. Dat de samenwoning tussen eiser en zijn partner op dat moment is beëindigd is tussen partijen niet in geschil. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond hiervan heeft kunnen oordelen dat eiser niet langer aan de voorwaarde van samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding voldoet. Dat de relatie tussen eueren referente niet definitief is verbroken, leidt niet tot een ander oordeel. 3.3. Voor zover eiser ter zitting betoogt dat voor Turkse onderdanen die rechten ontlenen aan Besluit 1/80 het gemeenschapsrechtelijke openbare orde criterium geldt en verweerder analoog hieraan de E U-regels had moeten hanteren ten aanzien van de vraag of de relatie met referente als verbroken kan worden geacht, kan dit niet slagen. Immers, Besluit 1/80 ziet op Turkse werknemers en hun gezinsleden die op grond van nationale wet- en regelgeving in Nederland rechtmatig verblijf hebben gekregen. Eiser heeft in beroep het standpunt van verweerder dat hij geen rechten kan ontlenen aan Besluit 1/80 niet gemotiveerd bestreden. De omstandigheid dat het communautaire openbare orde begrip moet worden gehanteerd in gevat van verblijfsbeëindiging, betekent dan ook naar het oordeel van de rechtbank reeds daarom niet dat ook ten aanzien van de artikelen 6 en 7 van Besluit 1/80 en eisers wens om op basis van zijn huwelijk hier te lande voortgezet te verblijven, de EU-regels van toepassing zijn, 3.4. Nog afgezien van het feit dat eiser niet heeft aangetoond dat referente kampt met psychische klachten, ziet de rechtbank voorts geen grond voor de conclusie dat verweerder gebruik had kunnen maken van diens inherente afwijkingsbevocgdheid op grond van artikel 4:84 van de Awb, nu de regels in het Vb 2000 geen beleidsregels zijn. 3.5. Ten aanzien van het beroep van eiser op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de weigering om aan eiser verblijf hier te lande toe te staan geen schending betekent van het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven als bedoeld in dat artikel, omdat eiser en referente feitelijk niet samenwonen en geen
• 13/10 2011 16:23 FAX
ROEST SINGH
Zaaknummers: AWB 11/12174 (beroep) en AWB 11/12175 (voorlopige voorziening) inzake
1^] 008/009
Pagina 4 van 5
gemeenschappelijke huishouding voeren. 3.6. Eiser stelt dat verweerder een onjuiste interpretatie heeft gegeven aan artikel 8 van het EVRM. Ondanks dat er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding, wordt wel een volledige invulling gegeven aan het gezinsleven.. 3.7. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat, nu er geen sprake is van samenwoning, geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin ven artikel 8 van het EVRM. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat eiser niet heeft onderbouwd dat op andere wijze een daadwerkelijke invulling aan de relatie worde gegeven. 3.8. Uit he: voorgaande vloeit voort dat verweerder met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b. van de Awb heeft mogen afzien van het horen vanreferenteomdat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dac referente niet is verschenen op de geplande hoorzitting, terwijl zij bij brief van 2 februari 2011 wel daartoe is opgeroepen. Van onzorgvuldige besluitvorming, zoals door eiser is betoogd, is dan ook geen sprake. 4.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening 5. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige gevat is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist. Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voomening 6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
'• 13/10 2011 16:23 FAX
ROEST SINGH
©009/009
Zaaknummers: AWB 11/12174 (beroep) en AWB 11/12175 (voorlopige voorziening) inzake
Pagina 5 van 5
Beslissing
De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 11/12174, - verklaart het beroep ongegrond. De voorzieningen rechter, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 11/12175, - wijst het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter, tevens voorzieningen ree h ter, in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2011.
Cone.: AEM
ColI.:"VJ VK
(l Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen'vienreken na de dag van verzendingjrtaarvan hoger beroep instellen bij de AFdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,(adres: toad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Huger beroep vreemdelingenzaken, Postbus/f 6113, 2300 BC 'sGravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen oçjrond'van artikel 6:5 van de Awb (zoals hei overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een nf meer grieven te bevatten. Anikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening ütuul geen rcchbrnkklcl open.
* 13/10 2011 16: 19 FAX
ROEST SINGH
Morfclplun 23 2132 DA Hoofddorp Tel 023-5563790 Fox 023-5563799 orMfroes rsingh.nl wvvw.roesT3Miflh.nl
ROEST
1^1 001/009
SINGH
AoVotDten: mr. J. Singh mr. drs. I översïer raw. mi. A. Alom-Khon mr. M. Rooifmokers mi. (John) S. Singh mw. mr. M.R. Verdoner mr. drs. I E . Groenenbeig Juridisch medewerkers; mw. S. Artikel mw. ?.l Singh
Raad van Slate Afdeling bestuursrechtspraak
Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC 's-Gravenhage Vooruit per fax: 070-365 1380
RAAD VAN STATE INGEKOMEN _^>, ? -
1.3 OKL2011. Hoofddorp, 13 oktober 201
Inzake
: Hoger beroep van Geboren op Van Turkse nationaliteit
V-nr Onzeref. ; JS/MO/605147
Geachte heer/mevrouw, Hierbij doe ik u in opgcmulde zaak het hoger beroepschrift inzake zijn verblijfsvergunning toekomen, mei het verzoek dit in behandeling te nemen. Eveneens treft u hierbij als bijlage aan de uitspraak waarvan bij deze in hoger beroep wordt gegaan, een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2011, AWB 11/12174.
rdoner
ABN AMRO Bonk rekening nr. 429196342 U t SNdiKng Beheer Derdengelden Roesï Singh Advocaten i-t«. „ „ , ~ J..WU-U t fc_.li k.iUil~l-.i.L*:.. I,., J«4...,J( n ^ »mUJ™l™o.i»«t>™».rtr.Bhï«A(i)»h^iuirMl)uti(twnrr4iJAiii™Tllf
13/10 2011 16:20 FAX
ROEST SINGH
ROEST
0002/009
'SINGH
AAN DE RAAD VAN STATE
RAAD VAN STATE INGEKOMEN -..'^f : ' HOGER BEROEPSCHRIFT
i1 3 OKI 2011 '-ZAAOiR, Aflfól:
Geeft eerbiedig te kennen:
BfltitA'figlSliD: 'IDD:
, hierna te noemen appellant wonende te
PAK:
ie dezer zake domicilie kiezende te 2132
DA Hoofddorp aan hel Marktplein nr. 23, ten kantore van de advocaat mr, M.K. Verdonerdie in deze bepaaldelijk gevolmachtigd is het hoger beroep in te dienen;
Bij besluit van 26 oktober 2010 is de aan appellant verleende verblijfsvergunning onder de beperking 'verblijf bij echtgenote
' ingetrokken, met terugwerkende kracht vanaf 15 december
21009. Bij besluit van 25 maart 2011 is het daartegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 19 september 2011 (AWB U/12174) is tegen dit besluit ingediende beroep ongegrond verklaard, zie de hierbij bijgevoegde bijlage. Appellant kan zich met deze uitspraak niet verenigen en wenst hiertegen in hoger beroep te komen en voert de navolgende grieven aan tegen de bestreden uitspraak. 1. Appellant kan zich niet verenigen met hetgeen in rechtsoverweging 3.4 van de bestreden uitspraak is overwogen aangezien de rechtbank had kunnen en moeten begrijpen dat het een onmogelijke bewijslast is voor appellant dat referente kampt met psychische problemen, reden waarom de relatie tussen hem en referente is gestrand. In dier voege had de rechtbank deze stelling dienen aan te nemen, dan wel appellant alsnog in de gelegenheid dienen te stellen om nader bewijs over te leggen. Te meer nu het zo voor appellant belangrijk is dat hij zijn leven in Nederland kan blijven behouden. Ten onrechte heeft de rechtbank hiervan dan ook afgezien. Alsdan was namelijk gebleken dat er sprake was van bijzondere fetten en omstandigheden die aanleiding hadden dienen te geven lot het rechtsoordeel dat in dit geval niet tot intrekking van de verblijfsvergunning had mogen worden overgegaan en dan had appellant in aanmerking gekomen of kunnen komen voor een verblijfsvergunning op grond van voortgezet
18/10
« 1 1 1 . : « FAX
R0ESTSINßH
^oû3/oog
SINGH ft verblijf. Door aldus te oordelen, zulks in de visie van appellant ten onrechte, zijn zijn kan sen op voortgezet verblijf onnodig verspeeld.
2. Op grond van hetgeen hiervoor naar voren is gebracht, kan appellant zich evenmin niet verenigen met hetgeen in rechtsoverweging 3.5 van de bestreden uitspraak staat vermeld. In dier voege dient hetgeen hiervoor onder ad 1 staat vermeld als hier herhaald en ingelast te worde beschouwd. Voorts is de rechtbank niet, althans onvoldoende, ingegaan op het standpunt als zodanig dat aan appellant een gerechtvaardigd beroep aan artikel 8 EVR.M toekomt, zelfs als zouden appellant en
niet feitelijk samenwonen, waarover de rechtbank zich ook had
dienen uit te laten ook al* appellant niet heeft onderbouwd op welke wijze daadwerkelijke invulling aan de relatie is gegeven. Een en ander klemt te meer nu deze bewijslast ook schier onmogelijk is.
3. Tot slot kan appellant zich niet verenigen met rechtsoverweging 3.8 van de bestreden uitspraak aangezien juist het horen een middel voor appellam was geweest om nog eens toe ie lichten hoe de feitelijke situatie tussen hem en reférente in elkaar steekt. Slechts onder bijzondere omstandigheden van mag van horen in bezwaar worden afgezien en van zo'n bijzondere situatie is gesteld noch gebleken. In de visie van appellant is dit reeds een op zichzelf staande vemietigingsgrond van de bestreden uitspraak.
- 13/10 2011 16:21 FAX
ROEST SINGH
ROEST
10004/009
'SINGH
REDEN WAAROM: Appellant zich tot u wendt mei het verzoek, met gegrondverklaring van het hoger beroep, de bestreden uitspraak van 16 september 20) ] alsmede de beslissing van 26 oktober 2011 te vernietigen en te bepalen dat het beroep alsnog gegrond wordt verklaard, zulks mei veroordeling van verweerder in de kosten van beide procedures.
Hoofddorp, 13 okiober20
Gemachtigde,