Raad
vanState 201005004/1/V3. Datum uitspraak: 15 juli 2010
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: (hierna: de vreemdeling), appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, (hierna: de rechtbank) van 3 mei 2010 in zaak nr. 09/38103 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Justitie (hierna: de minister).
201005004/1/V3
1.
2
1 5 juli 2010
Procesverloop
Bij besluit van 19 oktober 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 3 mei 2010, verzonden op zelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 21 mei 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201005004/1/V3
3.
3
15 juli 2010
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Hent lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Leeuwen ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2010 373-577. Verzonden: 15 juli 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
21/05/2010
09:44
0582991 300
LEXX ADVOCATEN
PAG.
AFSCHRIFT 'GraygS •CHTBANK 's-GRAVENHAGE nevenzittingsp laats Zwolle Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken RtigimaUeiiuniinu. Awb 09/38103 _
Uitspraak in het geding tussen:
geboren op van Eritrese nationaliteit, IND dossiernummer 0909. U. 13 87, eiser, gemachtigde mr. H.T. Gerbrandy, advocaat te Leeuwarden; en De Minister van Justitie, als rechtsopvolger van de Staatssecretaris van Justitie, (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, vertegenwoordigd door mr. M.P. Gaal - de Groot, ambtenaar ten departcmente, verweerder.
1. Procesverloop Op 11 september 2009 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 19 oktober 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Bij brief van 19 oktober 2009 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep is voorzien van gronden bij brief van 13 november 2009. Op 6 april 2010 zijn nadere stukken ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep is ter zitting van 21 april 2010 behandeld. Eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
04/07
21/05/2010
09:44
0582991300
AWB 09/38103
LEXX ADVOCATEN
PAG.
blad 2/4
2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaaldefa'jd,als bedoeld in artikel 28 van deze wet afgewezen, indien een ander land, paru)' bij. het VI uchtelmgenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval is van toepassing Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna Vo 343/2003). 2.2 Italië heeft niet tijdig gereageerd op het terugnameverzoek, zodat Italië op grond van artikel 20, eerste lid, aanhef en onder c, Vo 343/2003 wordt geacht in te stemmen met terugname van eiser. 2.3 De rechtbank overweegt dat de enkele nadere verklaring van eiser dat hij in Italie een verblijfsvergunning voor de duur van driejaar heeft gehad, onvoldoende is om aan te nemen dat dit daadwerkelijk het geval is geweest. Eiser heeft bovendien geen stukken overgelegd om dit te onderbouwen. Verweerder heeft eiser aldus terecht geclaimd op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, Vo 343/2003. 2.4 Ingevolge artikel 3, tweede lid, Vo 343/2003, voor zover thans van belang, kan, in afwijking van het eerste lid, verweerder een bij hem ingediend asielverzoek van een onderdaan van een derde land behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. 2.5 Eiser heeft aangevoerd dat hij in Italië verstoken is geweest van de meest elementaire opvangvoorzieningen nadat aan hem een verblijfsvergunning werd verstrekt Dit in strijd met artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Vluchtelingenverdrag. Eiser betoogt dat Italië zich niet houdt aan de Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (hierna: Procedurerichtlijn) en de Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (hierna: Opvangrichtlijn), en verwijst daarbij naar het artikel 'Asiel in Europa: het Italiaanse asielsysteem in het kader van de EU-wetgeving* van mr. A. Ricci Ascoli in de NAV nr. 3 van juni 2009. Verder verwijst eiser naar het rapport van Thomas Hammarberg van de Raad van Europa van 16 april 2009, en naar diverse door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) getroffen interim measures en een toegewezen voorlopige voorziening door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 31 augustus 2009. Ter ondersteuning van zijn betoog omtrent de Italiaanse asielprocedure verwijst eiser naar diverse documenten, te weten: - het Amnesty International Report 2007 en 2008; - het rapport 'Italy- a briefing to the UN Committee against Torture' van april 2007; - de ECRAN Weekly Update van 30 mei 2008; - de uitspraak van het EHRM inzake Ben Khemais vs. Italia (application no. 346/07). Eiser beroept zich voorts op vragen die het EHRM op 18 november 2009 heeft gesteld aan de
05/07
21/05/2010
09:44
0532991300 LEXX ADVOCATEN PAG.
AWB 09/38103
blad 3/4
Italiaanse overheid (no. 27765/09). Eiser stelt dat hij zijn stellingen voldoende concreet heeft onderbouwd, en verwijst hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank, nevcnzittingsplaats Almelo op 11 februari 2010 (Awb 09/39818). 2.6 De rechtbank overweegt als volgt. in zijn algemeenneid mag Vérweaüa UMI upzichlt vaq lUljg uitgun» van het intcrstateÜjk. vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om op grond van concrete, op de individuele zaak Ijetrotcicen feiten en ömdtafidighcdui aannemelijk-*» wmiwn dnt Mt i^ rtit g^-mi •*&* h^tr^ft Italië anders is. Eiser is hier niet in geslaagd. Met de enkele stelling dat eiser in Italië verstoken is geweest van opvangvoorzieningen en dat eiser geen raadsman tot zijn beschikking had aldaar, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er concrete aanwijzingen bestaan dat Italië de op dat land rustende internationale verplichtingen jegens hem niet zal nakomen. De door eiser aangehaalde toegewezen voorlopige voorziening door de voorzitter van de Afdeling op 31 augustus 2009 maakt dit niet anders. De door eiser aangehaalde documenten zien op de algemene situatie van asielzoekers in Italië en niet op de persoon van eiser, zodat hieruit niet blijkt dat Italië zijn internationale verplichtingen jegens hem niet zal nakomen. 2.7 De rechtbank stelt vast dat de door de President van het EHRM getroffen interim measures niet van een motivering zijn voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit daarom niet worden afgeleid of deze interim measures betekenis hebben voor eiser en bieden deze interim measures geen concreet aanknopingspunt in vorenbedoelde zin. De omstandigheid dat het EHRM op 18 november 2009 vragen heeft gesteld aan de Italiaanse autoriteiten brengt de rechtbank evenmin tot een ander oordeel, reeds omdat niet is gebleken dat de zaak waarin door het EHRM vragen zijn gesteld vergelijkbaar is met de zaak van eiser. Met betrekking tot de uitspraak van deze rechtbank, nevcnzittingsplaats Almelo die ziet op een t/eroep waarin de verantwoordelijkheid van Griekenland aan de orde is, overweegt dfe rechtbank dat evenmin is gebleken dat er sprake is van vergelijkbare zaken, alleen at gezien het feit dat deze uitspraak heeft geen betrekking heeft op de verantwoordelijkheid van Italië. i 2.8 Het betoog dat Italië handelt in strijd met de OpvangrichtUjn, moet worden ingebracht en beoordeeld in Italië. Het beroep op de Opvangrichtlijn faalt. 2.9
Het beroep op de Procedurerichttijn faalt.
Niet is metjeoncrete gegevens gestaafd dat aan de asielprocedure in Italië zodanige gebreken kleven, datjniet kan worden onderzocht en vastgesteld of de in het Vluchtelingenverdrag en het EVRMÎgenoemde risico's worden gelopen bij terugkeer naar het land van herkomst. Aldus is niet aannemelijk gemaakt dat hetrisicobestaat dat Italië zijn verplichtingen voortvloeiend uit die verdragen niet zal nakomen. 2.10 Het betoog dat de behandeling van asielzoekers door de Italiaanse autoriteiten en de omstandigheden waaronder zij in Italië verblijven op zichzelf reeds in strijd is met artikel 3 van het E"v*RM faalt. Daaromtrent behoort te worden geklaagd bij de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van het EHRM van 2 december 2008 (JV 2009,41).
06/07
21/05/2010
09:44
0582991300
LEXX ADVOCATEN
PAG.
AWB 09/38103
07/07
blad 4/4
Hetgeen eiser heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat Italië onvoldoende processuele waarborgen biedt voor toetsing aan artikel 3 EVRM. 2.11
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
~TXl Er beslaat gecfl aanleiding vuur vtuuuideling van ten paitij in de kosten die do andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten TrHlScfü
"
•
•
3. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Comelissen, als rechter, en door deze cn mr. M.H. van Ham als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op n
»3HEl 28W
Afschrift verzonden op: n ^ MPI 9fl1ß Rechtsmiddel Tegen dest uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uiïspraak hoger beroep Instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van ' 'Hoger beroep vreamdelingenziken ". postbus 16113,2500 BC 's-Cirawnhage. Artikel SS Vw 2000 bepaalt in dal verband dat het beroepschrift een of meer grieven legen de uiixpraak bevat. Artikel 6:6 A wb (Itcrstcl verzuim) is niet van toepassing.
21/05,/.2Üie
09:33
0582991300
LEXX ADVOCATEN
PAG. 01/05
LEXX
Leeuwarden Attorneys at law/Advocaten
RAAD VAN STATE INGEKOMEN Aan de Voorzitter van de Afdeling Rechtspraak Raad van State Postbus 16Ï13 2500 BC DEN HAAG Hoger beroep vreemdelingenzaken
mr. dn. NCR. v u der Pol M (+31)06-50*372X1 E ^dpoli?feufldvocotcn.nl mr. D. de Vri» M(+3l)nfi.soA8ï303 E tlcvrittoMeMndvocatcn.nl mr. F.H. Cnrt M(+3])0M*6(Xmi E
[email protected]
Per fax: 070 -36513 80 Leeuwarden, 21 mei 2010 Inzake nat doss.nr. V.nr. onze ref.
~"
Wütcraingel 3B S313CL LcBiwiirtlen Tcl;(*3i)(158-:9?3I8I Fü»:f+3l)0ÏS-299J30O www.lci\fldv«ntcn,?il
mr. H.T. Gcrbrundy M{+31)0rj-43O44BB9 E pcHjnmdyÔ 1m.lidvocitcn.nl
— geboren Eritrese 0909.11.1387
mr. G,J. vnn Ktrmmen M (*3L) 06-51M8770 E Kuikanimcn@Ic?ui(Klvociiicn.ril
HG091081
APPELSCHRIFTUUR Geeft te kennen: ,, geboren op verder te noemen appellant
van Eritrese nationaliteit,
te dezer zake domicilie kiezende te 8913 CL Leeuwarden, aan de Westersingel 28, ten kantore van de advocaat mr H.T. Gerbrandy, die te dezer zake door voornoemde cliente tot bepaaldelijk gevolmachtigde wordt gesteld en als zodanig optreedt om namens voornoemde cliënte een appel schriftuur in te dienen en daartoe derhalve bepaaldelijk gevolmachtigd is; Appellant komt in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank VGravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle van 3 mei 2010 (Awb 09/38103), waarbij het beroep tegen de beslissing van de Minister van Justitie voorheen de Staatssecretaris van Justitie, hierna te noemen verweerder, van 19 oktober 2009 waarbij de asielaanvraag van appellant door verweerder is afgewezen. Appellant kan zich niet verenigen met de bestreden uitspraak, die hierbij wordt overgelegd (*). Appellant is van oordeel dat de uitspraak onvoldoende is gemotiveerd en dat deze, bet hoger beroep gegrond verklarend, dient te worden vernietigd.
21/05/2010
09:33
0532991300
LEXX ADVOCATEN
PAG.
Appellant formuleert daartoe de volgende grief, Grief li Ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.7 overwogen: "Met betrekking tot de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Almelo die ziet op een beroep waarin de verantwoordelijkheid van Griekenlatid aan de orde is, overweegt de rechtbank dat evenmin is gebleken dat er sprake is van vergelijkbare zaken, alleen al gezien het feit dat deze uitspraak [heeft, corr. liTGj geen betrekking heeft op de verantwoordelijkheid van /talie. " Toelichting op grief U De grief van appellant over bovengenoemde rechtsoverweging ziet op de toepassing van het gelijkheidsbeginsel door de rechtbank, welk beginsel de rechtbank naar de mening van appellant onjuist en ten onrecht met betrekking tot de uitspraak van de rechtbank Almelo toepast. Immers, de overweging in de uitspraak van de rechtbank Almelo van 11 februari 2010 (Awb 09/39818) waarnaar appellant verwezen heeft in de aanvullende gronden van beroep van 6 april. 2010 heeft een algemeen karakter en staat los van de specifieke omstandigheden van het geval. De rechtbank wees in zijn algemeenheid op dat het gaat om de omvang van het risico dat eiser bij terugzending loopt, ongeacht of dat risico voortvloeit uit specifiek hemzelf betreffende omstandigheden of uit de algemene omstandigheden. Verder merkt de rechtbank nog op dat de verantwoordelijkheid zich ervan te verzekeren ("to ensure") dat de vreemdeling als gevolg van de uitzetting niet in strijd met artikel 3 EVRM wordt behandeld op de lidstaten rust. Daarbij dient de aard en de ernst van het absolute refoulementverbod, in samenhang met de mogelijk onomkeerbare gevolgen van uitzetting, voor ogen gehouden te worden. De mogelijkheid voor een Dublin-claimant om bij het EHRM een interim measure aan te vragen om dreigende uitzetting naar het land van herkomst (tijdelijk) te voorkomen, doet aan die verantwoordelijkheid niet af. Met andere woorden, de overweging van de rechtbank Almelo is ook in andere zaken toepasbaar, omdat de onderzoeksplicht van verweerder niet beperkt blijft tot overdracht naar het land in kwestie. De rechtbank Zwolle heeft dan ook in de aangevallen uitspraak het beroep op de ' hierboven genoemde uitspraak onvoldoende gemotiveerd verworpen met een verwijzing naar het gelijkheidsbeginsel, door te overwegen dat deze zaak een Dublin-Griekenland zaak betrof. Appellant is derhalve van oordeel dat de rechtbank zittinghoudende te Zwolle tot het oordeel had moeten komen dat van verweerder een zekere onderzoeksplicht
Pagina 1 van 3
02/05
21/05/2010
09:33
0582991380
LEXX ADVOCATEN
PAG.
verwacht had mogen worden en dat niet zondermeer uit mocht worden gegaan van het interstate lijk vertrouwensbeginsel. Conclusie: Gelet op bovenstaande grief is de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 3 mei 2010 (Awb OM&H&Lonvoldoende gemotiveerd en dient deze uitspraak te worden vemietira en dientSe zaak te worden terugverwezen naar de rechtbank om opnieuw op het feroep van appellant te oordelen.
jepaaldelijk gevolmachtigde van appellant
Pagina 3 van 3
03/05