Raad
vanState 201005129/1/V3. Datum uitspraak: 28 oktober 2010
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 4 mei 2010 in zaak nr. 09/3083 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Justitie.
201005129/1/V3
1.
2
28 oktober 2010
Procesverloop
Bij besluit van 31 december 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 4 mei 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 25 mei 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201005129/1/V3
3.
3
2 8 oktober 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.K. van Leening, ambtenaar van staat.
w . g . Troostwijk lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van Leening ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 8 oktober 2 0 1 0 513. Verzonden: 2 8 oktober 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
25/05/2810
18:50
0031206B4B186
HEMONY ADVOCATEN
PAG.
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Zutphen Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Regjir.: AWB 09/3083
Uitspraak in bet geding nissen: geboren op. van Iraakse nationaliteit, V-nummer! eiser, gemachtigde: mr. KM. Holwerda, advocaat te Amsterdam, su
de Minister van Justitie (voorheen: de Staatssecretaris van Justitie) verweerder, gemachtigde; mr. M. Dalhuizen, werjkzaara bij de IND.
L Procesverloop Bij besluit van 31 december 2008 heeft verweerder afwijzend beslist op de door eiser op 25 februari 2008 ingediende aanvraag om verlening van een verbKjfrvcrgunning asiel voor bepaalde tijd. Biser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 12 april 2010. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verbUjfsvergurjning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
06/11
25/05/2010
18:50
003120B646186 PAG.
Reg-nr.: Awb 09/3083
2
Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reisof identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk rijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen. 2.2 Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend, die bij besluit van 19 januari 2006 is ingewilligd op grond van artikel 29, onder d, van de Vw 2000. Deze vergiinning is ingetrokken by besluit van 31 oktober 2006. Gelet op de uitspraken van deze rechtbank van 13 september 2007 (reg-nr. 06/58364) en van de Afdeling bestirarsrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 januari 2008 (zaak nr. 200707217/1) in de procedure tegen dat intrekkingsbesluit, staat in rechte vast dat verweerder artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan eiser heeft kunnen tegenwerpen en op grond daarvan de eis heeft mogen stellen dat thans van het asielrelaas een positieve overtuigingskracht uit dient te gaan. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het relaas van eiser dergelijke overtuigingskracht ontbeert, waarbij verweerder heeft aangegeven dat twijfel is ontstaan aan de door eiser gestelde herkomst. In dit verband heeft verweerder opgemerkt dat eiser eerder beeft verklaard zowel Sorani als Arabisch te spreken en hij tijdens het gehoor in de onderhavige procedure heeft verklaard dat Inj beperkte kennis heeft van de Arabische taal, hetgeen naar de mening van verweerder een indicatie is voor het vermoeden dat eiser afkomstig is uit Nooxd-Irak. Ook bevat het door eiser overgelegde Iraakse paspoort van zijn echtgenote bevreemdingwekkende kenmerken. Gelet hierop heeft verweerder een taalanalyse laten verrichten, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 10 april 2008, uitgevoerd en opgesteld door Bureau Land en Taal (hierna: BLT). In dit rapport is geconcludeerd dat eiser eenduidig is te herleiden tot de spraak- en culmurgemcenschap binnen Noord-Irak, meer precies de plaats Suleymania. Nu eiser zijn nationaliteit, identiteit en herkomst niet aannemelijk heeft weten te maken, kan er niet van worden uitgegaan dat hij afkomstig is uit Centraal-frak en is het derhalve niet aangewezen om zijn individuele asielrelaas te toetsen tegen de achtergrond van hetgeen over de situatie in Ceutraal-Irak betend is. 2J Ter beoordeling staat of verweerder zijn standpunt dat van het relaas van eiser geen positieve overtuigingskracht uitgaat (mede) heeft kunnen baseren op bet rapport taalanalyse van het BLT van 10 april 2008. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt IA Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, waaronder uitspraken van 18 maart 2005 (JV 2005/188) en 20 september 2007 (JV 2007/481), komt verweerder, door in het kader van het onderzoek naar de nationaliteit, dan wel naar het land of de plaats van herkomst van de desbetreffende vreemdeling, een taalanalyse te laten uitvoeren, de desbetreffende vreemdeling tegemoet bij de voldoening aan de op hem rustende verplichting om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, in het geval twijfel is gerezen aan de gestelde identiteit en nationaliteit Wanneer de taalanalyse deze twijfel niet wegneemt; kan de desbetreffende vreemdeling deze door bet laren verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen. 2.5 Een op verzoek van de vreemdeling verrichte taalanalyse dient, om als contra* expertise te dienen, op zorgvuldige wijze, met de nodige waarborgen omkleed, door een onafhankelijke deskundige te worden verricht De aldus verkregen onderzoeksresultaten
07/11
25/05/.2610
18:50
003120B64G186
HEMONY ADVOCATEN
PAG.
Reg.nr.: Awb 09/3083
kunnen slechts als tegenbewijs worden aangemerkt, indien controleerbaar is door wie en onder welke omstandigheden het desbetreffende onderzoek heeft plaatsgevonden, 2.6 ID het rapport taalanalyse is gesteld dat eiser eenduidig is te herleiden tot de spraaken cultuurgemeenschap in de regio Suleymania in Noord-Irak. Hij spreekt een vorm van Sorani-Koerdisch in het Sileimani-dialect en niet het Kerkuki-dialect. De informatie die eiser verstrekt over Kirkuk is algemeen bekend en weinig gedetailleerd Eiser beeft voorts een zeer beperkte beheersing van het Arabisch. Dit is een aanwijzing tegen de gestelde herkomst uit Kirkuk, aangezien alle Keerden in Kirkuk zich spontaan een goede kennis van het Arabisch verwerven door het gebruik daarvan in het sociale verkeer en derhalve tweetalig opgroeien. 2.7 Eiser heeft bij brief van 20 juli 2009 een (Engelstalige) contra-expertise overgelegd, die is opgesteld door prof. Y. Matras van de University of Manchester, onder verantwoordelijkheid van de Taalstadio te Amsterdam. Het BLT heeft hierop bij brief van 19 november 2009 gereageerd De Taalstodio en prof. Matras hebben by brief van 24 maart 2010 op het weerwoord van het BLT gereageerd Gelet op het veiioop van de procedure is de rechtbank van oordeel dat de contra-expertise bij de rechterlijke toetsing in beroep kan worden betrokken. 2.8 In de contra-expertise heeft prof. Matras - voor zover hier vao belang - bet volgende vermeld* 'In producing this report I have consulted a native speaker of Sorani Kurdish who was born and raised in Iraq, has linguistic training, and is closely familiar with the dialects of the region as well as with its culture and landscape. (...) Kurds in the Sorani-speaking areas of Iraq usually have some exposure to. the prestige, variety or Standard Soram, which is based on a conservative version of the speech in Suleimaniya, (, - •) The applicant speaks Sorani as his native and principal language. He also speaks some Arabic (...) The interpreter does not translate these Arabic phrases, (...) and it is not even clear whether the interpreter knows Arabic. It is quite obvious that the applicant would have gladly continued to speak in Arabic had he been asked to do so (...). The applicant's speech ia admittedly difficult to localise regionally and is close to standani Sorani, but it does show a number of features that are typical of Kirkuk, especially in lexicon and morphology. There is no evidence that would cast any doubt on his own narrative according to which he was raised in Kirkuk. (...) The procedure [of the government's language analysis report, rechtbank] is (.. 0 not at the level of an academically informed linguistic analysis. (...) The level of detail of applicant's replies corresponds to the level of detail elicited by the interviewer's questions. (...) The analyst claims categorically that all Kurds who grew up in Kirkuk are bilingual in Kurdish and Arabic, but this statement is made in ignorance of the observation that knowledge of Arabic has been rapidly * declining among Kurds throughout the Kurdish regions of Iraq since the 1991 Gulfwar," 2.9 Het BLT heeft in het weerwoord op de contra-expertise gemotiveerd geconcludeerd dat de contra-expertise de twijfel omtrent de door eiser gestelde herkomst niet wegneemt en niet afdoet aan de conclusies van de taalanalyse van het BLT. Daartoe is in het weerwoord Yoor zover hier relevant, het volgende overwogen:
08/1
25/05/2018
18:50
0031206&461SS
HEMONY ADVOCATEN
PAG.
Reg.nr.: Awb 09/3083
- de deskundigheid van prof. Matras ligt, voor wat de Koerdische talen betreft, volgens zijn eigen opgave vooral bij het Babdini-Koerdisch en niet bij het Sorani-Koerdisch. Voor zover bekend heeft prof. Matras verder Irak nooit zelf bezocht; - bij het onderzoek dat prof. Matras in deze zaak verrichte heeft hij een moedertaalspreker van Sorani-Koerdisch geraadpleegd over wie niets meer bekend is dan dat hij is "geboren en getogen in Irak". Aan te nemen is dat deze moedertaalspreker niet afkomstig is uit CentraalIrak en dat hij de taalsituatie in Kirkuk niet kent uit eigen waarneming. Niet bekend is of, en zo ja, hoe is vastgesteld of deze moedertaalspreker in staal is om verschillende varianten van het Sorani-Koerdisch correct van elkaar te onderscheiden; - de deskundigheid van de geraadpleegde Sorani-spreker, op wiens oordeel prof. Matras zijn conclusie kennelijk in belangrijke mate heeft gebaseerd, is aldus niet afdoende gewaarborgd; - het rapport bevat geen duidelijke, eenduidige conclusie. Het spreken van Standaard Sorani verdraagt zich slecht met een gestelde herkomst uit Kirknk. Wat de contra-expert aanziet voor Standaard Sorani is in feite een gesproken dialect dat te plaatsen is in de regio Sulcymania in Noord-frak; - de beschrijving die de contra-expert geeft van het Arabisch van betrokkene strookt met het oordeel van de taalanalist dat betrokkene bet Arabisch slechts in zeer beperkte mate beheerst Ook al is de taaTsifngriw ia Kirkuk nu andeis dan in het verleden, van betrokkene raag redelijkerwijs worden verwacht dat hij goed Arabisch kan spreken; - dn informatie die betrokkene heeft verstrekt over Kirkuk is ook gemakkelijk te verwerven op een andere wijze dan door een Langdurig verblijf ter plaatse. Z10 Prof. Matras heeft in reactie op het weerwoord van het BLT het volgende aangevoerd; "In working on this assignment I consulted a native speaker of Sorani Kurdisch who was bom in Halabja, was raised and educated in Kirkuk and in Suleimaniya, and attended a higher education institute in Arbih The consultant maintains contact with family and Bends in all these locations as well as in Makhmow (Arbil region) and has first-hand fanriliarity with the Sorani dialects spoken there. (...) 1 can further confirm that a series of tests was applied to determine this speakers ability to correctly identity geographical variation in Sorani. I can finally confirm that I do not rely on the information provided to me by just one single native speaker, but that I work with a network of similarly qualified native speakers, and that I tend to cross-reference the information provided from them, and that this information is further cross-referenced with other published and unpublished observations and occasionally discussed informally with other leading experts in the field of Kurdisch and Iranian dialectology. (...)" 2.11 De rechtbank constateert dat de deskundigheid van prof. Matras niet ter discussie staat. De rechtbank is echter met verweerder van oordeel dat, nu geen nadere informatie is verstrekt over de door prof. Matras geconsulteerde "native speaker1, geen oordeel geveld kan worden over de deskundigheid van deze persoon. De opsomming over de plaatsen waar deze 'native speaker' is opgegroeid en onderwijs heeft genoten maakt dit niet anders. Evenmin is inzichtelijk geworden in hoeverre de conclusies uit het rapport van contra-expertise op de bevindingen van deze 'native speaker1 zijn gebaseerd Ook ter zitting heeft eiser hier desgevraagd geen nadere informatie over kunnen verstrekken. . la het onderhavige geval is dan ook niet voldoende controleerbaar door wie en onder welke omstandigheden de contra-expertise heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan het rapport van contra-expertise niet aangemerkt kan worden als een deskundigenrapport en dus geen afbreuk kan doen aan de uitkomsten van de taalanalyse.
09/
25/05/2010
18:50
0031205&4618&
HEMONV ADVOCATEN
PAG.
Reg.nr.: Awb 09/3083
Ten aanzien van de door eiser bij de taalanalyse geplaatste kanttekeningen overweegt de rechtbank als volgt. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling, waaronder baar uitspraak van 9 mei 2006 (zaak nr. 200600375/1, UN: AX2471), is het uitgangspunt dat een taalanalyse zoals de onderhavige tot stand komt ouder de verantwoordebjkhêid van een ter zake deskundig bureau, waarvan de kwaliteit voldoende is gewaarborgd. De taalanalisten zijn op zorgvuldige wijze geselecteerd en staan onder voortdurende kwaliteitscontrole. Een rapport van een taalanaüst geldt derhalve als deskundigenadvies. Een vreemdeling dient concrete feiten en omstandigheden aan te dragen op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de taalanalyse niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en zou moeten worden getwijfeld aan het resultaat van dit onderzoek. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder het rapport van de taalanalyse van het BLT niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen en de uitkomst van dat rapport niet bij de beoordeling vaa de geloofwaardigheid van eisen asielrelaas heeft mogen betrekken. Dat de taalanalyse niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, is niet aannemelijk gemaakt Dat - naar eiser heeft betoogd - de tolk bij het taalanalysegesprek het Arabisch niet beheerste, is daarvoor onvoldoende, nu eiser zelf bij zijn eerste gehoor heeft verklaard dat hij bet Arabisch niet voldoende beheerst om zijn asielrelaas in die taal uiteen te zetten*. Voorts kan verweerder in dît verband worden gevolgd dat. gelet op het feit dat eiser stelt te zijn opgegroeid in Börkok, alwaar in die periode het Arabisch gangbaar was als voertaal in het dagelijks leven, de omstanai£hiij
5
10/11
25/05/2016
18:50
0031206&46186
HEMONY ADVOCATEN
PAG.
Reg.nr.: Awb 09/3083
in dit verband naar de uitspraak Yan de Afdeling van 27 november 2008 (UN: BH0206), Gelet op het feit dat euer niet onder de reikwijdte van artikel 15» aanhef en onder c, van de richtlijn valt, bestaat evenmin grond voor het oordeel dat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd is omdat verweerder daarin niet heeft getoetst aan voornoemd artikel. 2.14 Voor zover eiser zich er op beroept dat hij in aanmeriring dient te komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste Hó\ aanhef en onder d, van de Vw 2000, overweegt de rechtbank als volgt Ten tijde van bet bestreden besluit gold een beleid van categoriale bescherming voor asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak. Nu verweerder zich blijkens het voorgaande op het standpunt heeft kunnen stellen dat bet niet geloofwaardig is dat eiser afkomstig is uit Centraal-Irak; bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. 2.15 Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, terecht geweigerd aan eiser een verbüjfsvei^nnning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. 2.16 Nu de rechtbank in hetgeen overigens is aangevoerd evenmin aanleiding ziet om het bestreden besluit te vernietigen, is het beroep ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J B . van Breda. De beslissing is ta tegenwoordigheid van de griffier in bet openbaar uitgesproken op 4 mei 2010.
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending boger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreerndelingenzaken", postbnr 16113,2500 BC Den Haag. Afschrift verzonden op:
4 MEI ano Voor fotocopie cc*rfoniyïfet oorspropÄe.'nta: De OrirBer van de ArronaiHemetio - Kccmbank tcZin^HEN
11/11
PAG.
HEMONY ADVOCATEN 25/05/^010
1,8:50
003120664618S
02/11
RAAD VAN 3 W E INGEKOMEN
2 5 MEI 2010
-1HEMONY ADVOCATEN
/,W;tf. Mrl: BEKAWaürOO:
PAfl;
Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 16113 2500 BC Den Haag
mr. A.A. Bouwman mr. F.M. Holwcri-i mr. A.H-A. Ke«cl* m r . H - M . Mcijetink mr. H- Stoppelenburg mr. W.P.C de V r i «
tevens per fax: 070-365 13 SO
mr-T.HA. Wetering«
Amsterdam, 25 mei 2010
ADVOCATEN
Betreft: Hoger beroep vreemdelingenzaken INDnr: 0601.14.0002 Ons kenmerk:
Geeft te kennen: van Irakese nationaliteit, die e n difi [n d e z e ^ w00 nplaats Hemonylaan 27 te Amsterdam, van welk
geboren op momenteel verblijft op het adres
courant te brengen.
2. Grieven: i-M-
. „on i l december 2008 rechtens onjuist is en de
S S 5*1 & E Ä T i ~ — * — - — ' verklaren. Appellant heeft de volgende grieven tegen de uitspraak.
.-i c
nin rtfi22931 * Fa«. 020-664G16fi
I ./.
25/05/2010
18:50
0031206S48186
HEMDNY ADVOCATEN
PAG.
03/11
Htf Grief 1: Deze grief richt zich tegen rechtsoverweging 2JI van de uitspraak. In rechtsoverweging 2. Il van de uitspraak stelt de rechtbank terecht vast dat prof. Matras is aan te merken als deskundige. Dat de rechtbank vervolgens overweegt dat m onderhavige geval niet voldoende controleerbaar is door wie en onder welke omstandigheden de contra-expertise is verricht, kan dan ook niet worden gevolgd. Immers, de contra-expertise is verricht door prof. Matras die als deskundige wordt beschouwd. De uitspraak vertoont op dit punt een innerlijk tegenstrijdig en dient derhalve te worden vernietigd. De conclusie van de rechtbank dat het contra-expertise rapport niet kan worden aangemerkt als deskundigenrapport en dus geen afbreuk doet aan de uitkomsten van de taalanalyse, is onjuist. De overweging van de rechtbank dat geen oordeel geveld kan worden over de deskundigheid van de door prof Matras geraadpleegde 'native speaker' omdat geen nadere informatie is overgelegd over deze persoon, doet aan het voorgaande niet a£ Immers, het rapport is opgesteld door prof Matras. Nu de deskundigheid van prof Matras niet ter discussie staat, moet ook worden aangenomen dat de door hem geraadpleegde bronnen door hem voldoende zijn gecontroleerd en voldoende betrouwbaar zijn geacht. Verder is aan appellant ter ritting gevraagd dooT de rechtbank om nadere informatie te verschaffen over de 'native speaker' die wordt genoemd in het rapport van prof Matras. Appellant heeft aangegeven niet over deze informatie te beschikken en heeft derhalve verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld de kennelijk bij de rechtbank levende vragen over de 'native speaker' te mogen voorleggen aan prof Matras en de antwoorden nog in te brengen in de procedure. Behalve dat dit verzoek ten onrechte niet vermeld wordt in de uitspraak, is het verzoek bovendien ten onrechte niet ingewilligd Immers, van appellant mag worden verlangd dat hij voldoende informatie verschaft over de deskundigheid van de contra-expert maar in redelijkheid kan van appellant niet zonder meer worden verlangd dat hij ook nog eens beschikt over informatie over de door de contra-expertise gebruikte bronnen. Nu de rechtbank kennelijk zoveel belang hecht aan het verkrijgen van meer informatie over de 'native speaker* had de rechtbank appellant inde gelegenheid moeten stellen deze informatie te verschaffen dan wèl had de rechtbank tijdens het vooronderzoek op grond van artikel 8:45 of 8:46 öfter ritting op grond van 8:60 moeten overgaan tot het horen van prof Matras als getuige danwei hem moeten verzoeken inlichtingen te verschaffen. Nu rechtbank dit heeft nagelaten, is het onderzoek onzorgvuldig en onvolledig geweest. Tot slot wijst appellant er op dat prof Matras in de reactie op het weerwoord van BLT d.d. 30 oktober 2009 duidelijk heeft aangegeven dat hij zich niet enkel op één 'native speaker* heeft gebaseerd Hij heeft aangegeven dat de 'native speaker' is onderworpen aan verschillende testen om te bepalen of de 'native speaker' in staat Js om de geografische variaties van het Sorani te onderscheiden. Aangezien de deskundigheid van prof Matras
"L.L
25/05/2010
18:59
0031286646186
HEMÜNY ADVOCATEN
04/11
PAG.
I I LI vast is gesteld maar er dan ook vanuit worden gegaan dat hij de 'native speaker' deskundig heeft onderzocht en deze betrouwbaar heeft geacht. Verder wordt er wel degelijk veel informatie over de 'native speaker' verstrekt door prof Matras. Daarnaast geeft prof. Matras aan op welke andere bronnen hij verder zijn oordeel heeft gebaseerd. De overweging van de rechtbank dat geen nadere informatie is verstrekt door prof Matras over de 'native speaker' en verder niet inzichtelijk zou zijn geworden in hoeverre de conclusies uit het rapport van contra-expertise op de bevindingen van deze 'native speaker1 zijn gebaseerd, kan dan ook niet worden gevolgd. Grief2:
Deze griefrichtzich tegen het overige deel van rechtsoverweging 2.11 van de uitspraak. De rechtbank overweegt ten onrechte dat niet aannemelijk zou zijn gemaakt dat de taalanalyse niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank kan niet worden gevolgd in het oordeel dat het feit dat de tolk aanwezig bij het taalanalysegesprek helemaal geen Arabisch sprak daarvoor onvoldoende is. Appellant heeft betoogd, mede omdat noch de tolk noch de gehoormedewerker de Arabische taal spraken, dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn Arabisch te demonstreren. Dit wordt door de contra-expert, die de bandopname heeft afgeluisterd, bevestigd. Temeer nu de taalanalist van BLT kennelijk de Arabische spraak zo belangrijk heeft geacht bij de determinatie van appellants spraak, brengt de zorgvuldigheid met zich mee dat appellant dan ook wel volledig de gelegenheid krijgt zijn Arabische sprake te demonstreren. De rechtbank heeft dan ook miskend dat het onderzoek door verweerder onzorgvuldig is verricht De redenering van de rechtbank dat het er niet toe doet dat er geen tolk Arabisch bij het taalanalyse gesprek aanwezig is omdat appellant zelfbij het eerst gehoor heeft verklaard het Arabisch niet voldoende te beheersen om zijn asielrelaas uiteen te zetten kan niet worden gevolgd. De rechtbank heeft miskend dat taalanalist immers in zijn rapport de Arabische spraak van appellant beschrijft en op grond daarvan conclusies trekt. Wanneer de rechtbank derhalve meent dat appellant mogelijk onvoldoende in de gelegenheid is gesteld zijn Arabische spraak te demonstreren, moet deze vaststelling leiden tot het oordeel dat de taalanalist kennelijk op onzorgvuldige wijze tot zijn conclusie is gekomen. De vraag of er een valide reden zou zijn geweest voor verweerder om appellant niet voldoende in de gelegenheid te stellen zijn Arabisch te demonstreren, is irrelevant, Voorts merkt appellant op dat uit het rapport eetste gehoor volgt dat hij wel degelijk heeft verklaard Arabisch te spreken. De rechtbank heeft klaarblijkelijk uit het oog verloren dat de vraag aan appellant tijdens het eerste gehoor over zijn talenkennis niet werd gesteld met het oog op het verrichten van een taalanalyse maar om te bepalen welke tolk er voor het nader gehoor moet worden gereserveerd. Immers, er staat ook in het rapport dat appellant de voorkeur heeft om zijn asielrelaas in het Sorard te doen. Er staat dus niet dat appellant heeft verklaard dat hij geen Arabisch spreekt. De rechtbank beeft dan ook
3 /
25/05/2010
18:50
063120664G186
HEMGNY ADVOCATEN
PAG.
+ltf
-1-
miskend dat appellant, nu niet in geschil is dat er bij het taalanalysegesprek geen Arabische tolk aanwezig was, het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is geweest. Voorts heeft appellant naar voren gebracht dat BLT slechts gebruik maakt van één taalanalist die niet is aan te merken als deskundige. Daarnaast Wijkt de linguïst die betrokken is geweest bij de taalanalyse niet deskundig en blijkt hij bovendien ook niet de verantwoordelijkheid voor de taalanalyse te willen nemen. De rechtbank is hieraan ten onrechte voorbij gegaan. Grief 3: Deze grief richt zich tegen rechtsoverweging 2.12 van de uitspraak waarin de rechtbank oordeelt dat verweerder op basis van het rapport zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat appellants relaas een positieve overtuigingskracht ontbeert. Zoals hiervoor is betoogd zijn er concrete aanwijzingen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de taalanalyse niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en er zou moeten worden getwijfeld aan het resultaat van de taalanalyse. Grief 4; Deze grief richt rich tegen rechtsoverweging 2,13 van de uitspraak. Appellant stelt onder verwijzing naar voorgaande grieven dat ten onrechte is geoordeeld door de rechtbank dat er geen positieve overtuigingskracht van het relaas uitgaat. Ten onrechte is derhalve geoordeeld dat appellant niet afkomstig is uit een deel van Irak waar zich een binnenlands gewapend conflict afspeelt. De rechtbank heeft miskend dat verweerder het beroep op artikel 15c DRi ten onrechte niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Grief 5: Deze grief richt zich tegen rechtsoverweging 2.15 en 2.16 van de uitspraak en heeft geen zelfstandige betekenis maar vloeit voort uit voorgaande grieven. Redenen waarom: Appellant uw Afdeling verzoekt om het hoger beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, en doende wat de rechtbank bad behoren te doen het inleidend beroepschrift alsnog gegrond te verklaren. Amsterdam, 25 mei 2010
Ho! *verda
\
î