Raad
vanState 200905424/1 A/2. Datum uitspraak: 13 januari 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 1 3 juli 2 0 0 9 in zaak nr. 0 8 / 4 4 2 9 7 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200905424/1/V2
1.
2
1 3 januari 2 0 1 0
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij besluit van 2 0 november 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 13 juli 2 0 0 9 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 juli 2 0 0 9 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen o p w e r p t die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200905424/1/V2
3.
3
1 3 januari 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuyt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, ambtenaar van Staat.
w . g . Schuyt lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Bossmann ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2 0 1 0 314-600. Verzonden: 13 januari 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
2 3-0''"-03:
]
; 04O2 1 1 6 7 0 9
k- !-.-''-'M;
uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Zirtinghoudende te Roermond Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer Vreemdelingenkamer Procedurenummer: AWB 08 / 44297 Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake eiser, gemachtigde mr. J.W. van de Wege, advocaat te Eindhoven, tegen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder. 1.
Procesverloop
1.1. Bij fax van 17 december 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 november 2008, verzonden op 25 november 2008. Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser van 9 juni 2008, gericht tegen het bestuit van 16 mei 2008, ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder geweigerd eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), onder de beperking * verblijf bij partner, gezinsvcuming', te verlenen. Bij fax van 3 februari 2009 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. 1.2. Voorts heeft eiser op 17 december 2008 de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht bij wege van een voorlopige voorziening uitzetting te verbieden, totdat op het beroep is beslist 1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. De ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiser gezonden. 1.4. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 15 juni 2009. Aldaar is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H.M. Post. 1.5. Voormeld verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (met proccdurenummer AWB 08/44298) is op 15 juni 2009 eveneens ter zitting behandeld.
Procedurenummer AWB 08 / 44297 2
2.
Overwegingen
2.1. Eiser is geboren op en bezit de Amerikaanse nationaliteit. Op 4 april 2008 heeft eiser een aanvraag ingediend als omschreven in rubriek 1. 2.2. Verweerder heeft de aanvraag van 4 april 2008 bij besluit van 16 mei 2003 afgewezen op grond van artikel 16, eerste lid, onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) aangezien eiser een ongehuwdverklaring heeft overgelegd die ouder was dan zes maanden en aangezien eisers partner, mevrouw (hierna: referente) niet duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan en niet is gebleken dat zij behoort tot een van de categorieën als bedoeld in artikel 3.22 van het Vreerndelingenbesluit 2000 (hierna Vb 2000), die zijn vrijgesteld van dit vereiste. De weigering om eiser in Nederland verblijf toe te staan betekent volgens verweerder ook geen schending van het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van bet Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). 2.3. In hetgeen van de zijde van eiser in bezwaar is aangevoerd, heeft verweerder ten dele aanleiding gevonden om teug te komen op voormeld besluit, in dier voege dat eiser niet langer wordt tegengeworpen dat hij een ongehuwdverklaring ouder dan 6 maanden heeft overgelegd. Ten aanzien van het middelenvcreiste heeft verweerder evenwel zijn standpunt gehandhaafd. Derhalve heeft verweerder bij besluit van 20 november 2008 eisers bezwaar ongegrond verklaard. 2.4. Thans ligt ter beantwoording van de rechtbank de vraag voor of het besluit van 20 november 2008 de toets in rechte kan doorstaan. Daarbij beperkt het geschil zich tot de vraag of de door referente ontvangen inkomsten uit kamerverhuur als zelfstandige inkomsten uit overige bron kunnen worden aangemerkt. 2.5.
De rechtbank overweegt a b volgt.
2.6. Ingevolge artikel 15 van de Vw 2000 wordt bij de in artikel 14, tweede lid, van de Vw 2000 bedoelde algemene maatregel van bestuur bepaald dat de verblij&vergunning voor bepaalde tijd, onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming, kan worden verleend aan gezinsleden van Nederlanders en vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel I, van de Vw 2000. 2.7. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergurining voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 worden afgewezen indien de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel, indien de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. 2.8. De bijzondere voorwaarden, waaronder een verblijfsvergunning onder de beperking verband houdende met het verblijfsdoel gezinshereniging of gezinsvorming wordt verleend, zijn nader uitgewerkt in de artikelen 3.13 tot en met 3.22 van het Vb 2000.
Procedurenummer AWB 08 / 44297 3
2.9. Op grond van het bepaalde in artikel 3.13, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de verbhjftvergunning voor bepaalde tijd, onder een beperking verband houdend met gezinsvorming, verleend, indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3.16 tot en met 3.22 van het Vb 2000 genoemde voorwaarden. Op grond van het bepaalde in artikel 3.13, tweede lid, van het Vb 2000 kan in de overige gevallen de in het eerste lid bedoelde verblijfevergunning worden verleend. 2.10. Omtrent de toepassing van de in artikel 16, eerste lid, van de Vw 2000 opgenomen afwijzingsgronden zijn ten aanzien van het middelenvereiste nadere regels gesteld- In de artikelen 3.73,3.74 en 3.75 van het Vb 2000 zijn met name regels gesteld omtrent de begrippen "zelfstandig" (artikel 3.73 Vb 2000), "voldoende" (artikel 3.74 Vb 2000) en "duurzaam" (artikel 3.75Vb 2000). 2.11. Ingevolge het bepaalde in artikel 3.73, eerste lid, van bet Vb 2000 worden in ieder geval als zelfstandig in de zin van de Vw 2000 aangemerkt wettelijke toegestane arbeid in loondienst, arbeid als zelfstandige voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen, inkomensvervangende uitkeringen krachtens een sociale verzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen, of eigen vermogen voor zover de bron van de inkomsten niet wordt aangetast en de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen. 2.12. Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 3.73 van het Vb 2000 kunnen ministeriële regels worden gesteld omtrent het eerste lid. 2.13 Ingevolge het bepaalde in artikel 4:81 van de Awb kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel gedelegeerde bevoegdheid. 2.13. In onderdeel Bl/4.3.1 van Vc 2000 is onder de paragraaf "Zelfstandige inkomsten uit overige bron" vermeld dat inkomsten uit kostgeld en particuliere verhuur (zijnde verhuur van woonruimte in het huis waar de hoofdpersoon woonachtig is) mits deze inkomsten bij de Belastingdienst worden opgegeven, als middelen van bestaan in de zin van de Vw 2000 worden aangemerkt. 2.14. De rechtbank gaat uit van de hierna volgende feiten en omstandigheden die blijken uit de door eiser overgelegde niet weersproken stukken en het verslag van gehoor door de ambtelijke commissie op 15 augustus 2008: - referente is met eiser en haar ouders woonachtig aan de - het vastgoedbedrijf Domein is verhuurder van de woning aan het voornoemde adres, - de vader van referente is huurder van deze woning, - referente is geen medehuurder van deze woning, - de vader van referente is sedert de wijziging van het huurrecht in 2003 gerechtigd een deel van de woning onder te verhuren zonder toestemming van de verhuurder, - de vader van rcferente heeft bij brief van 1 oktober 2008 van verhuurder Domein een viertal aanvullende voorwaarden bij de toesternrning tot onderverhuur van een kamer in de woning ontvangen, - referente is door haar ouders gemachtigd in voornoemde woning een kamer onder te verhuren en de daaruit voortvloeiende inkomsten te incasseren, - als onderhuurder is (momenteel) Danaci Aysegul aan voornoemd adres woonachtig,
*
: 04Oi ' 16709
; . v o ? - û ? : 12:1cVM:
Procedurenuramer: AWB 08 / 44297 4
- voorheen waren aan voornoemd adres als onderhuurder woonachtig, - de contracten tot kamerverhuur zijn afgesloten tussen referente en voornoemde onderhuurders, - referente heeft de huurpenningen, voortvloeiend uit deze contracten, op haar bankrekeningnummer ontvangen. 2.15. De rechtbank overweegt ten aanzien van de beantwoording van de vraag of de door referente ontvangen huurpenningen kunnen worden aangemerkt als zelfstandige inkomsten uit overige bron, als bedoeld in het beleid in onderdeel B 1/4.3.1 van de Vc 2000, als volgt. 2.16. Uit de Nota van Toelichting op het bepaalde in artikel 3.73, eerste lid, van het Vb 2000 blijkt dat de wetgever bij de beoordeling van een inkomenssituatie buiten beschouwing Iaat inkomsten die zijn verworven in strijd met de wet. Bij de berekening van het beschikbare zelfstandige inkomen worden de inkomsten uit een buitenwettelijke inkomstenbron buiten beschouwing gelaten. 2.17. Uit het bepaalde in artikel 7:244 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat tot ( gedeeltelijke) onderverhuur enkel bevoegd is de huurder die zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft en dat hij als spiegelbeeld van die bevoegdheid ook aansprakelijk is voor gedragingen van medegebruikers van het gehuurde, waaronder tevens onderhuurders vallen. 2.18. Uit het voorgaande volgt dat tot onderverhuur enkel de vader van referente bevoegd is, nu vaststaat dat referente niet als medehuurder door Domein is aangemerkt 2.19. De inkomsten uit onderverhuur komen in het licht van het vorenstaande dan ook enkel toe aan degene die de bevoegdheid tot onderverhuren heeft en kunnen mitsdien niet worden aangemerkt als een zelfstandige inkomstenbron van referente. 2.20. Verweerder heeft derhalve naar het oordeel van de rechtbank kunnen concluderen dat de inkomsten uit verhuur niet worden aangemerfct als zelfstandige middelen van bestaan uit overige bron. Dat de vader van referente (evenals haar moeder) referente heeft gemachtigd een kamer van de woning onder te verhuren en de huurinkomsten te incasseren, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. 2.21. Het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat eisers beroep op strijd met het motivcringsvereistc, het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel niet kan slagen. Het beroep dient dan ook voor ongegrond te worden gehouden. 2.22. Van omstandigheden op grond waarvan één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken. 2.23.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
1 O/
1 1
23-Ü7-U9;12:10VM;
:04O2'l 16709
Procedurenummer: AWB 08 / 44297
3.
Beslissing
De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. M.LJ. Hegeman in tegenwoordigheid van mr. D. Lechanteur als griffier en in het openbaar uitgesproken op . * ij-., OQQQ w.g. mr. D. Lechanteur, griffier
w.g. mr. M.U. Hegeman, rechter
Voor eensluid de
verzonden op:
1 3 Hf« * 2009 Een belanghebbende en het bestuursorgaan Hinnen tegen dfce uitspraak binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ênder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzakenr, Postbus 16113,250EÎBC te *s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 van de Vw 2000 bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak. Artikel 6:5 van de Awb bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak.
*
11/ 11
••04021 1 6 7 0 9
- 2 3 - 0 7 - Ö 3 ; t i : 1 C-VM;
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
Z 3 JUL1 2009
REINARTZ advocaten
ZAAKNR. a c * ^ ^ U c \ J O ^ V AAN: BEHANDELD DD:
mrG.EM.C- Rcinanz* mrG.M. de Winfher-Mdjjen mr E.H.M. liest rar J.W. van de Wege rar JJ.M. van Ästen nirj. VBO de Wid
bezoekadres: Leenderweg228 5644 AC Eindhoven
PAR:
PER TELEFAX 070-3651380 griffier van de Raad van State afdeling bestuursrechtspraak Hoger Beroep Vreemdelingenrecht Postbus 16113 2500 BC 'S-GRAVENHAGE
correspowtentteadrei: Postbus 4046 5604 EA Eindhoven Tel 040-21264 IS Fax 040-2116709 *advocaat-schciäingjbeniidddaar
Eindhoven, 23 juli 2009
inzake ƒ Immigratie- en naturalisatiedienst Procesvertegenwoordiging betreft hoger beroep vtv ons kenmerk 20091891S/HW/HW
Edelachtbare heer/vrouwe, Bijgaand treft u aan een hoger beroepschrift vreemdelingenzaken met een kopie van de bestreden uitspraak. Deze brief met bijlagen wordt u per telefax en per post toegezonden. Hoogachtend, Mr. J.W. van de Wege
1 / N ^
2 3 - 0 7 - 0 3 ; t 2 : i C-VM;
; 0 4 0 2 1 1S709
i /
RAAD VAN S T A T E , INGEKOMEN . ^ ^ j f
REiNARTZ advocaten
2 3 JUL 200Ï
'
ZAAKNR. AAN;
HOGER BEROEPSCHRIFT
BEHANDELD DD:
PMt
Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Postbus 16113 2500 BC 's-Gravenhage HOGER BEROEP VREEMDELINGENZAKEN ten behoeve van de vreemdeling •achternaam: •voornamen: •geboortedatum: •nationaliteit: •geslacht •woon- of verblijfplaats:
Amerikaanse M
Gegevens bepaaldelijk gevolmachtigd 9: •kantoor Reinartz advocaten •naam: Mr. J. W. van de WÉ •adres: Leenderweg 228 •postcode: 5644 AC •woonplaats: Eindhoven •telefoonnummer: 040-2126415 •faxnummer 040-2116709 Gegevens uitspraak rechtbank: •justitienummer •v-nummer: •pracedurenummen •Datum verzenden uitspraak:
0804041127 2721526242 AWB 08/44297 13 juli 2009
A. Procesverloop:
Bij besluit van 20 november 2008 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hiema: verweerder) het bezwaar van appellant tegen de weigering van een verblijfsvergunning met ais doel "verblijf bij partner, gezinsvorming", ongegrond verklaard. Appellant heeft tegen die beslissing beroep ingesteld op 17 december 2008. Bij de bijgevoegde uitspraak van 13 juli 2009, verzonden op 13 juli 2009 f bijlage 1) heeft de Rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudende te Roermond (hiema te noemen: de Rechtbank), het beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak richt zich het onderhavige hoger beroep.
I
11
2 3 - 0 7 - 0 3 ; 1 i : ifV-'M;
; 0 J 0 2 * 16709
*
REINARTZ advocaten
B. De uitspraak van de Rechtbank: De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inkomsten uit verhuur van de partner van appellant, hierna te noemen: référante, niet kunnen worden aangemerkt als zelfstandige middelen van bestaan uit overige bron. Gelet hierop is ds rechtbank van oordeel dat het beroep van appellant op strijd met het motiveringsvereiste, het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel niet kan slagen. C. Grief: De grief van appellante richten zich tegen: -
rechtsoverwegingen 2.15 t/m 2.21
Volgens appellant Is de rechtbank er ten onrechte van uit gegaan dat de centrale vraag die beantwoord dient te worden is de vraag of de inkomsten uit onderverhuur zijn aan te merken als zelfstandige inkomsten uit overige bron als bedoeld in onderdeel B1/4.3.1 van de Vc 2000. Bovendien is de rechtbank volgens appellant ten onrechte tot het oordeel gekomen dat de inkomsten uit onderverhuur niet zijn aan te merken ais zelfstandige inkomsten uit overige bron en derhalve buiten beschouwing moeten worden gelaten bij de berekening van het inkomen waarover de referente beschikt. Toelichting op de grief: 1. In artikel 16, aanhef en onder c, van de Vw 2000 is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden afgewezen, indien de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel, indien de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. 2. In artikel 3.73 Vb 2000 zijn nadere regels gesteld over het begrip "zelfstandig" zoals vermeld in artikel 16 Vw 2000. ingevolge artikel 3.73 Vb 2000 zijn de in artikel 16, aanhef en onder c, Vw 2000» bedoelde middelen in ieder geval zelfstandig indien ze zijn verworven uit: a. wettelijk toegestane arbeid in loondienst, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen; b. wettelijk toegestane arbeid ais zelfstandige, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen; c. inkomensvervangende uitkeringen krachtens een sociale verzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen, of d. eigen vermogen, voor zover de bron van de inkomsten niet wordt aangetast en de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen. 3. Met betrekking tot inkomsten uit onderverhuur, die in dit geding aan de orde zijn, is in de Vw 2000, het Vb 2000, noch in andere wetgeving iets geregeld. Wel heeft verweerder beleid tot stand gebracht in Vc 2000 B1/4.3.1. Het betreft hier wetsinterpreterend beleid, aangezien, gelet op de tekst van artikel 16, aanhef en onder c, van de Vw 2000, er geen sprake is van beleidsnjimte voor de Staatssecretaris ten aanzien van de vraag of de vreemdeling, dan wel de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan. Nu er sprake is van wetsinterpreterend beleid is de rechter niet
2
3/
2 a - o 7 - O P ; 1 2 = 1 OVM;
; 0 4 0 2 5 167CÏS»
REINARTZ advocaten
gebonden aan dit beleid. De rechter kan en moet de vraag of er zelfstandig wordt beschikt over de middelen van bestaan vol (en niet marginaal) toetsen. 4. De vraag die in dit geding primair ter beantwoording voorligt is, gelet op het voorgaande, derhalve niet de vraag of er sprake Is van zelfstandige middelen van bestaan uit overige bron, zoals bedoeld in voornoemd beleid van de Staatssecretaris. De centrale vraag die beantwoord dient te worden is de vraag of de referente zelfstandig beschikt over de inkomsten uit onderverhuur, als bedoeld in artikel 16, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Het wetsinterpreterend beleid van de Staatssecretaris kan hierbij slechts secundair een rol spelen. De rechtbank heeft dit miskend gelet op de motivering van de uitspraak waartegen hoger beroep is ingediend. 5. In de wetsgeschiedenis met betrekking tot de totstandkoming van artikel 18, aanhef en onder c, van de Vw 2000 is naar de mening van appellant niets terug te vinden, waaruit kan worden afgeleid hoe het begrip zelfstandig beschikken over middelen van bestaan, dient te worden uitgelegd. Ook de Nota van Toelichting bij artikel 3.73 Vb 2000 geeft geen uitsluitsel over de uitleg van dit begrip. 6. De rechtbank leidt uit de Nota van Toelichting bij artikel 3.73, 1 st6 lid, Vb 2000, af dat de wetgever bij de beoordeling van een inkomenssituatie, inkomsten die zijn verworven in strijd met de wet en bij de berekening van het beschikbare zelfstandige inkomen de inkomsten die afkomstig zijn uit een buitenwettelijke inkomstenbron, in ieder geval buiten beschouwing laat. Vervolgens stelt de rechtbank onder verwijzing naar artikel 7:244 BW dat enkel de vader van de referent bevoegd is tot onderverhuur, nu vaststaat dat de referente niet als medehuurder is aangemerkt door de verhuurder (Domein). 7. Artikel 7:244 BW richt zich tot de huurder van woonruimte en regelt de verhouding tussen de verhuurder en de hoofdhuurder. Nu de referente, zoals de rechtbank zelf ook stelt, geen huurder is, valt de referente niet onder de werking van dit artikel en kan niet worden gesteld dat alleen de vader van da referente bevoegd is tot onderverhuur en de referente niet. De positie van de referente wordt niet door dit artikel bestreken. De rechtbank heeft dit miskend en ten onrechte geoordeeld dat op grond van artikei 7:244 BW alleen de vader van de referente bevoegd is tot onderverhuur. 8. Bovendien is de referente wel degelijk bevoegd tot onderverhuur nu de huurder, haar vader, haar hiertoe heeft gemachtigd. De referente neemt door deze machtiging de plaats in van haar vader, hetgeen haar ook de bevoegdheid geeft om te (onderverhuren. De rechtbank heeft dit eveneens miskend. 9. Aan het feit dat de referente niet bevoegd zou zijn tot onderverhuur verbindt de rechtbank vervolgens de conclusie dat de inkomsten uit onderverhuur niet aan haar toekomen en derhalve niet kunnen worden aangemerkt als een zelfstandige inkomensbron van de referente. Deze conclusie is niet gerechtvaardigd. Zelfs indien de referente gelet op artikel 7:244 BW ten opzichte van de verhuurder (Domein) niet bevoegd zou zijn onder te verhuren, kan hieraan volgens appellant niet de conclusie worden verbonden dat de inkomsten uit onderverhuur niet aan de referente toekomen. De referente heeft immers een huurcontract met de betreffende kamerhuurder op grond waarvan zij recht heeft op betaling van de huurpenningen. Daarnaast heeft de vader van de referente haar gemachtigd de huurovereenkomst aan te gaan en de huurpenningen tn ontvangst te nemen. Bovendien ontvang de referente daadwerkelijk de huurpenningen. Op grond hiervan komen de huurinkomsten wel degelijk aan de referente toe en niet aan haar vader. Zelfs indien er vanuit zou moeten worden gegaan dat de referente niet bevoegd was tot onderhuur, hetgeen
3
2 3 - 0 7 - 0 3 ; l i : •lO'J'M;
;Ö4Q21 16709
tt
appellant overigens bestrijdt doet dit niet af aan het feit dat de huurpenningen toekomen aan de référante. De rechtbank heeft dit miskend en is ten onrechte tot het oordeel gekomen dat de inkomsten uit (onderverhuur niet aan de referente toekomen en derhalve niet als een zelfstandige inkomensbron van de referente zijn aan te merken. 10. Hiervoor onder punt 6 Is reeds aangegeven dat de rechtbank uit de Nota van Toelichting bij artikel 3.73, 1** fid, Vb 2000, afleidt dat de wetgever by de beoordeling van een inkomenssituatie inkomsten die zijn verworven in strijd met de wet en afkomstig zijn uit een buitenwettelijke inkomstenbron, buiten beschouwing laat Alhoewel dit in het vervolg van de uitspraak niet duidelijk wordt gesteld, lijkt het erop dat de rechtbank van oordeel i's dat de inkomsten uit onderverhuur van de referente buiten beschouwing blijven, omdat deze verworven zijn in strijd met de wet en afkomstig zijn uit een buitenwettelijke inkomstenbron. 11. Appellant volgt de rechtbank hierin niet Uit de hiervoor genoemde Nota van Toelichting volgt dat de wetgever inkomsten die zijn verworven uit wettelijk niet toegestane arbeid of inkomsten waarover niet de vereiste belastingen of premies zijn afgedragen, buiten beschouwing wil laten. Bij de hiervoor bedoelde wettelijke voorschriften gaat het om voorschriften óla behoren tot het publiekrecht Deze voorschriften richten zich van de overheid tot de burger en betreffen derhalve de verhouding tussen overheid en burger. Artikel 7:244 BW waar de rechtbank aan refereert, is daarentegen civiel recht en betreft de verhouding tussen cMeïe partijen. Het gaat bovendien om regelend recht waarvan partijen bij overeenkomst kunnen afwijken. Bij inkomsten die verworven zijn in strijd met publiekrechtelijke voorschriften is sprake van strijd met de openbare orde. Dit is niet het geval Indien het gaat om inkomsten die mogelijk zijn verworven in strijd met. voornoemde civielrechtelijke voorschriften. Uit de Nota van Toelichting kan worden afgeleid het de bedoeling is van de wetgever dat inkomsten verworven in strijd met publiekrechtelijke wettelijke voorschriften buiten beschouwing worden gelaten. Uit de Nota van Toelichting kan echter niet worden afgeleid het de bedoeling is van de wetgever dat inkomsten verworven in strijd met civielrechtelijke wettelijke voorschriften buiten beschouwing moeten worden gelaten. De rechtbank heeft dit miskend. 12. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank op onjuiste gronden geoordeeld dat het motiveringsbeginsel niet is geschonden en heeft de rechtbank het beroep op onjuiste gronden ongegrond verklaard. D. Conclusie: Concluderend stelt appellant dat de rechtbank het beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard en het verzoek om veroordeling van verweerder in de proceskosten ten onrechte heeft afgewezen. E. Verzoek: Appellant verzoekt u: -
het hoger beroep gegrond te verklaren; de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingspiaats Roermond, met procedurenummer Awb 08/44297 te vernietigen; het beroep bij de rechtbank alsnog gegrond te verklaren; verweerder té veroordelen in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep; verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht in belde instanties,
4
5 / 1 1
: j - o r - û ? ; i2 : I O V M ;
: C - 0 2 •. 1 6 7 0 9
REINARTZ advocaten
Bovenvermelde gemachtigde verklaart dat hij door appellant uitdrukkelijk bepaaldelijk gevolmachtigd is dit hoger beroepschrift in te dienen en te ondertekenen.
Eindhoven, 23 juli 2009 Gemachtigde, Mr. J.W. van de Wege
Bijlage: kopie uitspraak waarvan hoger beroep
#
6/
1 1