Raad vanState 201105780/1/V2. Datum uitspraak: 8 juli 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van: en
mede voor hun minderjarige kinderen,
appellanten, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 17 mei 2011 in zaken nrs. 1 1 / 1 4 5 8 8 , 1 1 / 1 4 5 9 0 , 1 1 / 1 4 5 9 1 en 1 1 / 1 4 5 9 3 in de gedingen tussen: de vreemdelingen en de minister voor Immigratie en Asiel.
201105780/1/V2
1.
2
8 juli 2 0 1 1
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 27 april 2 0 1 1 heeft de minister aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraak van 17 mei 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 20 mei 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201105780/1/V2
3.
3
8 juli 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. 0 . van Loon, ambtenaar van staat.
w . g . Offers lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van Loon ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2 0 1 1 284-638. Verzonden: 8 juli 2 0 1 1 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
20-05-2011
11:16
VAN
ADV KANT TEMMEN
NAAR
0703651380
uitspraak
P.004
^*»
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Zutphen Sector Bestuursrecht Voorzteningenrechter Reg.nrs.: AWB 11/14588, AWB 11/14590, AWB U/14591 en AWB U/14593
Uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaken, inde gedingen tussen: geboren op V-nummer: verzoeker (hierna: eiser) en zijn echtgenote geboren op V-nummer: verzoekster (hierna: eiseres) mede ten behoeve van hun minderjarige kinderen geboren op V-nummer: geboren op V-nummer: geboren op. V-nu m mer;
allen van Macedonische nationaliteit, verzoekers/eisers (hierna tezamen: eisers), gemachtigde: mr. R.E. Temmen, ad vocaal te Bergen op Zoom, en
de Minister voor Immigratie en Asiel verweerder, gemachtigde: mr. M.A. Vonk, werkzaam hij de IND.
I. Procesverloop !lij afzuiulcrlijke besluiten \an 27 april ?l)l I heeft verweerder in het aaniitelileentrmn de uaiunigen vau eisers uni veileninjï vmi een verblijfMcrminning ^ie'l vuur bepaalde tijd afgewezen.
.20-05-2011
11:17
VAN
ADV KANT TEMMEN
NAAR
0703651380
Reg.nrs.: AWB U/14588, AWB U/14590, AWB U/14591 en AWB U/14593
P.005
2
Eisers hebben beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 10 met 2011, waar eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen. 2. Overwegingen 2.1 Indien de voorzientngenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt. 2.2 Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna; Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij 'in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. 2.3 Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000 wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling afkomstig is uit een land dat partij is bij het Vluchtelingenverdrag en één van de andere in artikel 30, onder d, bedoelde verdragen en de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat het die verdragsverplichtingen ten aanzien van hem niet nakomt. 2.4 In paragraaf C4/3.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) is omtrent deze laatste bepaling het volgende vermeld: "De hier bedoelde landen worden beschouwd als veilige landen van herkomst en om deze reden bestaat een algemeen ree ht s vermoeden dat in het betrokken land geen vervolging dreigt of andere risico's als genoemd in artikel 29, eerste lid, onder b en c, van de Vw 2000. In het kader van deze bepaling is dus geen sprake van een lijst van veilige landen, maar van een systeem waarbij het gaat om landen die de bedoelde verdragen hebben onderschreven en het ook aannemelijk is dat die landen de verdragen nakomen. Aan een vreemdeling die afkomstig is uit een land dat weliswaar partij is bij het Vluchtelingenverdrag en één van de verdragen genoemd in artikel 30, onder d, van de Vw 2000, maar waarvan uit feiten van algemene bekendheid is gebleken dat dit land de verdragsverplichtingen niet naleeft, wordt artikel 31, eerste lid, onder g. van de Vw 2000 niet tegengeworpen. Hierbij wordt gedacht aan landen waarop artikel 29, eerste lid, onder d, van de Vw 2000 (categoriale bescherming, zie C2/5) of een bes lu it moratorium als bedoeld in artikel 43 van de Vw 2000(zie Cl9) van toepassing is en landen waarvan uit ambtsberichten blijkt dat zij elementaire mensenrechten schenden. Ten aanzien van deze vreemdelingen kan de presumptie van veiligheid, die volgt uit de ondertekening van de genoemde verdragen, niet onverkort gehandhaafd worden. De vreemdeling die aannemelijk heeft genmukt dat hij afkomstig is uit zo'n land zal al snel aannemelijk kunnen maken dat dat land de verdragsverplichtingen ten aanzien van hem niet nakomt. Bij de vraag of het betreffende land ten aanzien van de individuele asielzoeker /.ijn verdragsverplichtingen niet nakomt, vormt het relaas van de asielzoeker het uitgangspunt. Pe asielzoeker moet duidelijk maken wat er nan He hand is en hoc dat past in de context van het knul waar hij vandaan komt. De hewijslastverdeling ligt hier echter niet eenzijdig hij de asiol/.ueker. Hij de behandeling van de ;ianvrang worth ook door de INI) bekeken en
05-2011
11:18
VAN
ADV KANT TEMMEN
NAAR
070365I3BO
Reg.nrs.: AWB 11/14588, AWB 11/14590, AWB U/14591 en AWB 11/14593
P.OOG
3
meegewogen of het betreffende land in de praktijk de verplichtingen uit de relevante mensenrechtenverdragen naleeft." 2.5 Eisers hebben aan hun asielaanvraag - samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. In Macedonië heeft eiser problemen met de politie omdat hij langere tijd het land heeft verlaten en twee gestolen laptops heeft gekocht. Eiser handelde onder meer in goederen en werd regelmatig door de politie gecontroleerd. Nadat eiser zijn telefoonnummer aan de politie had gegeven werd hij op een zekere dag gebeld door mensen die wilden dat hij verkiezingspamfletten ging ophangen. Omdat eiser weigerde, werden hij en etseres bedreigd. Op een zekere dag - toen eiser aan het werk was in de lokale discotheek - kwamen er twee mannen gewapend met een mes en een boksbeugel op hem aflopen. Zij vroegen aan eiser waarom hij de verkiezingspamfletten niet had opgehangen. Eiser vertelde aan de twee mannen dat hij niets met hen te maken wilde hebben en werd vervolgens door hen aangevallen. Eiser wist de aanval af te slaan en is vervolgens naar de politie gegaan. Eiseres werd vervolgens gebeld om naar het politiebureau te komen. Daar aangekomen is zij geslagen door omstanders die voor het bureau stonden. Eisers zijn vervolgens naar een tante van eiser gevlucht. Nadat de moeder van eiser belde met de mededeling dat er spullen in huis kapot waren gemaakt en de politie aan eisers meedeelde dat ze nog een boete moesten betalen, hebben eisers besloten om hun land herkomst te verlaten. 2.6 Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten, onder verwijzing naarde daarin ingelaste voornemens, op het standpunt gesteld dat Macedonië kan worden aangemerkt als veilig landais bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000. Derhalve bestaat er ten aanzien van Macedonië een algemeen rechts vermoeden dat er geen rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel als genoemd in artikel 29, • eerste lid, onder a, bof c, van de Vw 2000is. Er is volgens verweerder geen sprake van feiten van algemene bekendheid waaruit is gebleken dat het land de verdragsverplichtingen niet naleeft, die volgens paragraaf C4/3.7 van de Vc 2000 aanleiding zouden zijn om artikel 31, tweede lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000 niet tegen te werpen. Uit het rapport The Former Yugoslav Republic Of Macedonia 2009 Progress Report' van 14 oktober 2009 van de Europese Commissie blijkt volgens verweerder dat Macedonië in de praktijk de verplichtingen uit de relevante mensenrechtenverdragen naleeft. Uit laatstgenoemd rapport blijkt volgens verweerder op geen enkele wijze dat de Macedonische overheid op enigerlei wijze bezig is de positie van de Roma aan te tasten. Eisers hebben daarnaast volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie in Macedonië, er aanleiding is om aan te nemen dat Macedonië ten aanzien van hen zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en derhalve in hun geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder heeft daartoe overwogen dat de relazen van eisers niet geloofwaardig zijn, gelet op de vele tegenstrijdige verklaringen. Daarnaast heeft eiser volgens verweerder slechts vage en summiere verklaringen kunnen geven over zijn belagers. Ouk de belangstelling vun de politie voor het doen en laten van eiser houdt naar het oordeel van verweerder geen verband met het feil dat hij Roma is, maar veeleer met het feil dat eiser verdacht wordt van heling en langere tijd niet in het land heeft verbleven. 2.7 Niet in geschil is dat eisers afkomstig zijn uit een land dat partij is hij het Vluchtelingenverdrag en cén van de andere in artikel Ml aanhef en under d. van de Vw 20(H) bedoelde verdragen.
20-05-2011
11:19
VAN
ADV KANT TEMMEN
NAAR
0703G51380
Reg.nrs.:AWB 11/14588, AWB 11/14590, AWB 11/14591 en AWB tl/14593
P.007
4
Er bestaat voorts, gelet op het onder 2.6 genoemde stuk, geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat de Macedonische autoriteiten de verdragsverplichtingen ten aanzien van uit Macedonië afkomstige Roma als eisers niet zouden nakomen. De verwijzing door eisers naar een tweetal uitspraken van deze rechtbank van 3 november 2010 (nevenzittingsplaats Groningen, UN: BO3820) en 16 september 2010 (nevenzittingsplaats Dordrecht, LJN: BN7961) leidt niet tot een ander oordeel, reeds nu aan de uitspraak van 3 november 2010 een ander feitencomplex ten grondslag ligt en de uitspraak van 16 september 2010 een ander juridisch kader betreft (beëindiging van een bijstandsuitkering). De voorzieningenrechter overweegt voorts dat verweerder in de asielrelazen geen aanleiding heeft hoeven zien aannemelijk te achten dat Macedonië ten aanzien van eisers zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen. Daarbij is het volgende van belang. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de relazen van eisers niet geloofwaardig zijn, gelet op de vele tegenstrijdige verklaringen. Verweerder heeft daarbij onder meer kunnen verwijzen naar tegenstrijdigheden in de verklaringen over de bedreigingen van de zijde van Albanezen aan het adres van eiser. Eiser stelt dat deze bedreigingen in één telefoongesprek met hem zijn geuit, terwijl eiseres stelt dat eiser meerdere malen is bedreigd door de Albanezen. Daarnaast heeft verweerder het ongeloofwaardig kunnen achten dat eiseres heeft verklaard dat door de Albanezen werd geëist dat eiser zou meedoen aan bijeenkomsten, terwijl eiser hierover zelf in zijn gehoor niets heeft verteld. Dat volgens eiser hierover aan hem geen vragen zijn gesteld maakt dit, gelet op het feit dat het aan eiser is om zijn relaas zo volledig mogelijk naar voren te brengen aan de hand waarvan verweerder eventueel vragen kan stellen ter verduidelijking, niet anders. De door eiser bij brieven van 4 en 5 mei 2011 overgelegde stukken leiden niet tot een andersluidend oordeel. De mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 5 april 2011 is gericht op verbetering van de situatie van Roma in de gehele Europese Unie en ziet niet specifiek op Macedonië. Uit deze mededeling kan derhalve niet worden afgeleid dat Macedonië ten aanzien van eisers zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De brieven van de deurwaarder betreffende executiehandelingen ten aanzien van eigendommen van eiser nopen evenmin tot de conclusie dat Macedonië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, reeds nu uit deze brieven niet blijkt en ook overigens door eisers niet is aangetoond dat deze executiehandelingen onrechtmatig zijn. 2.8 De beroepen zijn ongegrond. Er is daarom geen aanleiding voor het treffen van voorlopige voorzieningen. Voor een veroordeling in proceskosten beslaat geen aanleiding.
20-05-2011
11:20
VAN
ADV KANT TEMMEN
NAAR
0703651380
Reg.nrs.: AWB 11/14588. AWB 11/14590, AWB 11/14591 en AWB 11/14593
P.008
5
3. Beslissing De voorzieningenrechter: ten aanzien van de hoofdzaken: - verklaart de beroepen ongegrond; ten aanzien van de verzoeken om voorlopige voorziening: - wijst de verzoeken af. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2011.
Rechtsmiddel ƒ Tegen de uitspraak in de hoofdzaak kan binnerréén.week na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de-ftaad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus. 16113, 2500 BC Den Haag. Afschrift verzonden op:
1 7 MEI 2011
// A 1
I
'//''/ / " Voor foiocopie conform tfet^órtpronkclijke De Griffier van de AfropdissdtAcrfls /Rechtbank rcÄUTPHRN / /
l
/ / / / / / /
III
20-05-2011
11:14
VAN
ADV KANT TEMMEN
NAAR
P.Û01
0703651380
RAAD VAN STATE .
Advocatenkantoor Temmei i
.
1
INGEKOMEN
2 0 MEI 2011
ZAAKNR. Mr. R.E. Temmen Advocaat en procureur Lid vereniging van Strafrechtadvocaten Auvergnestraat 3 4611 LL Bergen op Zoom correspondent tieadres: Postbus 845 46ÛO AV Bergen op Zoom
t\ß[\Ö*5-?lb
AAN: y BEHANDELD: OD:
'C— PAR:
Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC 'S GRAVENHAGE
telefoon: 0164-27 33 88 fax: 0164-210310 email:
[email protected]
Bergen op Zoom, 20 mei 2011 uw ref: 1007.06.1516 onzeref:C0937/M Per fax: 070-36513 80 en kin deren/Staat, hoger beroep
inzake:
HOGER BEROEPSCHRIFT Mijne heren, geboren op
INDnr. 1007.06.1516, CRVnr.
,en
geboren op . CRVnr. ^geboren op . CRVnr. geboren op CRVnr. geboren op CRVnr. allen van Macedonische nationaliteit en allen thans verblijvende te 9581TR Musselkanaal aan de Brink no. 7 (AZC Musselkanaal), te dezer zake domicilie kiezende te 4611 LL Bergen op Zoom aan de Auvergnestraat no. 3 (postbus 845, 4600 AV), ten kantore van de advocaat mr R.E. Temmen, die ten deze door appellanten tot bepaaldelijk gevolmachtigde wordt gesteld en die in deze ook als zodanig voor hen zal optreden. De bepaaldelijk gevolmachtigde is door appellanten bepaaldelijk gevolmachtigd het onderhavig hoger beroepschrift op te stellen, te ondertekenen en in te dienen bij UE. Voorts kiezen appellanten domicilie ter griffie van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak te 's Gravenhage. Middels deze stellen appellanten hoger beroep in tegen de beslissing van de Rechtbank 's Gravenhage, sector bestuursrecht, vreemdelingenkamer, Stichting Belieer Derdengelden reknr. 10.61-36.550 De aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag dat onder de beroepsaansprakelijklieidsverzekering wordt uitgekeerd.
. 20-05-2011
11:15
VAN
ADV KANT TEMMEN
NAAR
0703651380
Ädvocatenfantoor Temmen zittinghoudende te Zutphen van 17 mei 2011, verzonden op 17 mei 2011 (registratienummer AWB11/14588 en AWB 11/14591), welke beslissingen hierbij in kopie worden overgelegd.
GRIEF I Ten onrechte heeft de Rechtbank in de beschikking waartegen het hoger beroep zich richt in de overgelegde mededeling van de Europese commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's van vijf april 2011 geen aanleiding gezien dat Macedonië zich niet aan zijn verdragverplichtingen houdt. TOELICHTING In de brief van 5 april 2011 voornoemd, welke brief aan het onderhavige hoger beroepschrift is gehecht is te lezen dat in Macedonië daadwerkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen mensen van Roma afkomst en de overige bevolking. Voorts is aangegeven dat mensen van Roma afkomst niet gelijke rechten / kansen hebben voor wat betreft werkgelegenheid, onderwijs en medische voorzieningen. In de brief wordt aangegeven dat die situatie dient te worden veranderd. In casu bestaat die situatie derhalve wel degelijk in Macedonië. Dat de brief niet uitsluitend betrekking heeft op Macedonië doet niet ter zake. Immers, in de brief wordt aangegeven dat bedoeide situatie tevens in Macedonië is geconstateerd. GRIEF II Ten onrechte heeft de Rechtbank geoordeeld dat de problematiek zoals die door appellanten in beschreven in het nader gehoor, welke problematiek ertoe heeft geleid dat zij hun land zijn ontvlucht, niet hun grondslag vinden in de Roma afkomst van appellanten. TOELICHTING De Rechtbank heeft in de beschikking waartegen het hoger beroep zich richt aangegeven dat niet zou zijn aangetoond dat de door appellanten beschreven problematiek voortkomt uit hun Roma afkomst. In schril contrast daarmee staat echter het feit dat appellanten aangeven terstond na hun terugreis naar Macedonië diezelfde dag te zijn aangehouden door de autoriteiten en de man niet lang daarna in detentie is geplaatst, gedurende welke detentie mishandelingen hebben plaatsgevonden. Op grond van dat gegeven kan vanuit de zijde van de Minister niet worden gehandhaafd dat ontstane problematiek geen oorsprong heeft in de Roma afkomst van appellanten.
Stichting Beheer Derdengelden reknr. 10.61.36.550 De aansprakelijkheid >s beperkt tot het bedrag dat onder de beroepsaanspraJtelijkheidsverzekering wordt uitgekeerd.
P.002
20-05-2011
11:16
VAN
ADV KANT TEMMEN
NAAR
0703651380
P.003
ßLdvocatm^gntoor 'Temmen Appellanten verzoeken UE op grond van de aangevoerde grief met toelichting het hoger beroep tegen de beslissing van de Rechtbank 's Gravenhage, zittingsplaats Zutphen gegrond te verklaren en de Rechtbank op te dragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van het door u bepaalde. /'/
Hoogachtend,
/ /'
R.E!-temmen
Stichting Beheer Derdengelden reknr. 10.61.36.550 De aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag dat onder de beroepsaansprakelijkhcidsverzekering wordt uitgekeerd.