Raad
vanState 201101098/1/V2. Datum uitspraak: 24 februari 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 14 januari 2 0 1 1 in zaak nrs. 1 0 / 4 4 4 2 4 en 1 0 / 4 4 4 2 3 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201101098/1/V2
1.
2
2 4 februari 2 0 1 1
Procesverloop
Bij besluit van 24 december 2 0 1 0 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 14 januari 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 21 januari 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201101098/1/V2
3.
3
2 4 februari 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M . M . Bosma,. amhtenaar van staat.
w . g . Borman lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Bosma ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2011 572. Verzonden: 2 4 februari 2 0 1 1 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
2Uan. 2.011 17:32
h. i l ! 4
P. 7/10
AFSCHRm
itspraak
...i'
^
RECHTBANK 'g-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Assen Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer Zaaksnummer: Awb 10/44424 en Awb 10/44423
Uitspraak van de voor?ieningenrechter van 14 Januari 2011
inzake:
geboren op van Togolese nationaliteit, tJ ..i; IND-dossiemummer; 1011,30.1120, ;\ ; V-nummer: ^;>;* verzoeker, gemachtigde: mr. J.S. Visser, advocaat te Stadskanaal, tegen:
...Jan. M i I 17:33
Nr. 1IÏ4
P. $/"
Zaaknummer: Awb 10/44424 en Awb 10/44423
Motivering Mtniej i Ingevolge artikel 8:S1, eerste lid, Algemene'wét bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen het besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde speed, gelei op de betrokken belangen, dat vereist. Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Verzoeker is tijdig op deze bevoegdheid gewezen. In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. Verzoeker heeft ter ondersteuning van zijn asielrelaas, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht. Verzoeker is vanwege zijn seksuele geaardheid door zijn familie verstoten. Op school, waar hij onderwijzer was, werd verzoeken gepest. Zo hebben onbekende personen poep op het schoolbord gesmeerd'rnéïTdp woorden "PD" wat vuile flikker betekent, Ook is de woning van verzoeker jn.jjrand gestoken en heeft iemand een keer een slang in zijn woning gelegd. In september 20iÖ,is de vriend van verzoeker vergiftigd. De feitelijke gebeurtenissen worden door verweerder geloofwaardig geacht. De veronderstelling van verzoeker dat zijn seksuele geaardheid ten grondslag lag aan de feitelijke gebeurtenissen die hebben geleid tot zijn vertrek en dat daarbij sprake was van kwade opzet, wordt door verweerder niet geloofwaardig geacht. Zo acht verweerder het niet aannemelijk dat de poep op het schoolbord, de brand, de slang en de vergiftiging van de vriend te maken hebben met de geaardheid van verzoeker. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de discriminatie die verzoeker stelt te hebben ondervonden niet dusdanig is dat deze een ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden van verzoeker oplevert, zodat verzoeker geen geslaagd beroep op het Vluchtelingenverdrag kan doen. In dit verband stelt verweerder zich voorts op het standpunt, hoewel homoseksualiteit in Togo strafbaar is gesteld, dat dit zelden wordt gehandhaafd. Evenmin loopt verzoeker naar de mening van verweerder een risico als bedoeld in artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot • bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hoewel de pesterij op school, gelet op de woorden "PD" wat vuileflikkerbetekent, niet anders kan worden uitgelegd als zijnde een reactie op de geaardheid van verzoeker, heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet aannemelijk: is dàH de brand, de slang en de vergiftiging van de vriend te maken hebben met de geaäräS&jtfVari verzoeker. Het standpunt van verzoeker dat de reeks incidenten te toèvaJïigSSfn'om toe ie kunnen schrijven aan andere oorzaken, treft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen doel, omdat hiermee nog steeds niet aannemelijk is geworden dat de incidenten wel te maken hebben met de geaardheid van verzoeker In dit verband heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter waarde kunnen hechten aan het tijdsverloop tussen de door verzoeker gestelde incidenten, Het standpunt van verzoeker dat de daders in het geheim opereren, gelet op het grote taboe ten aanzien van homoseksualiteit in Togo en dat het verzoeker daarom
21...!iA„ 2.0:1 17:33
Hr, 1Î14
P. 9 / 1 0
Zaaknummer: Awb 10/44424 en Awb 10/44423
3
niet kan worden aangerekend dat hij niet weet^wie de daders zijn, leidt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niet tot een anden&optJçel. De verklaringen van de door verzoeker "ter zitting aangehaalde Togo-deskundige'ffjà^t$het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin anders. Redengevend is de omstandigheid dat uit die verklaringen enkel kan worden afgeleid dat het taboe op homoseksualiteit in Togo zodanig is dat homoseksuelen hun geaardheid verborgen houden om problemen te voorkomen. Uit ds verklaring van de Tugo-deskunriige volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door verzoeker gestelde problemen niet te maken hebben met zijn geaardheid. De verklaring dat vergiftiging een gangbare manier is om iemand van het leven te beroven, doet aan het voorgaande niet af. Voorzover verzoeker stelt dat hij te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, oordeelt de rechtbank dat uit het voorgaande volgt dat verweerder zich op juiste en goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat verzoeker op grond van voornoemde gebeurtenissen gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege zijn seksuele geaardheid. De stelling van verzoeker dat sprake is van vervolging door agents of persecution waartegen de overheid geen bescherming kan of wil bieden, maakt dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders, In hoofdstuk C2/2.10 van de Vreemdelingencirculaire 2Û00 (Vc 2000) staat het volgende: "Indien er sprake is van een bestraffing op basis van een strafbepaling die alleen betrekking heeft op homoseksuelen, is dit een daad van vervolging, Dit is bijvoorbeeld het geval indien het homoseksueel zijn of het uiten van speciiï&k&omoseksuele gevoelens strafbaar is gesteld. Voor de conclusie dat er sprake Äajj&'ch telingschap moet wel sprake zijn van een bestraffingsmaatregel van een zeker gówrclv/Zo zal een enkele boete veelal onvoldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van vluchtelingschap. (.,,) De enkele strafbaarstelling van homoseksualiteit of homoseksuele handelingen in een land leidt evenwel niet zonder meer tot de conclusie dat een homoseksueel uit dat land vluchteling is. De asielzoeker moet (zo mogelijk met documenten) aannemelijk maken dat hij persoonlijk een gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging. (...) Van personen met een homoseksuele voorkeur wordt niet verlangd dat zij deze voorkeur bij terugkeer verbergen," De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker het standpunt van verweerder dat Togo geen actief opsporing- of bestraffingsbeleid heeft met betrekking tot homoseksuelen niet heeft bestreden, Gelet daarop heeft verweerder 2ich, mede gelet op voormeld beleid in de Vc 2000, naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht en op juiste gronden op het standpunt gesteld dat verzoeker enkei vanwege zijn seksuele geaardheid geen geslaagd beroep op het Vluchtelingenverdrag dan wel artikel 3 EVRM kan doen. Voorzover verzoeker meent dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, die verband houden met de redenen van het vertrek uit het land van herkomst, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. In hoofdstuk C4/2.4 Vc 2000 is bepaald de gew#ddac(ige dood van andere verwanten of vrienden, wanneer betrokkene a&nnemelij&>maaM{lat een hechte relatie bestond tussen de overledene en betrokkene, aanleiding kan geverttót verblijfsaanvaarding. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is uitgesloten dat de ervaringen van eiser traumatiserend zijn geweest. De gebeurtenissen vallen echter volgens verweerder niet te relateren aan de limitatieve opsomming zoals vastgelegd in de Vc 2000, omdat niet
Nr. 1114
2Ua.a.. 2.0M 17:34
VU
Zaaknummer: Awb 10/44424 en Awb 10/44423
geloofwaardig is dat sprake is geweest van kwade opzet. De voorzieningenrechter stelt vast dat door verweerder niet is weersproken dat tussen verzoeker en zijn vriend een hechte relatie heefkbestalan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaak^dat^yriend door een gewelddadige dood, in dit geval een opzettelijke vergiftiging, om het l£$jn;js gekomen. Nu verzoeker voorts de opzettelijke vergiftiging nici mei stukken accu ÖHUWUÖUWU, is de voorzien ingcnrcchtcr vas oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op voornoemd standpunt heeft kunnen stellen. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dient als ongegrond te worden afgewezen. Uit het voorgaande volgt tevens dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan beoordeling van de hoofdzaak en dat deze slechts in ongegrond verklar ing van het beroep kan eindigen. De voorzieningenrechter ziet derhalve aanleiding om met toepassing van artikel S;86 van de Awb onmiddellijk op dat beroep te beslissen. Vooreen proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De voorzieningenrechter: wijst het verzoek om een voorlopige voorziening bekend onder nummer Awb 10/44424 af; verklaart het beroep, bekend onder nummer Awb 10/44423. ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P. Claus, rechter, bijgestaan door mr, M, Buikema,
*.?§§ '"
uitgesproken op 14 januari 2011. Tegen deze uitspraak ten aanzien van het gedeelte waarin ten aanzien van het beroep is beslist, hmnen partijen binnen één week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken",postbits 16113, 2500 BC te 'sCravenhage. De vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. afschrift verzonden op:
.1 t, JAN 201!
*-. • ~4#
CONFORM riAVGNHAûfc
21. an. 2ÔM 17:31
Advokaten kantoor Visser c.s. mr J,S. Vissor* advocaat mr J.G.H, van der Kolk advocaat mw. S.M. van dsn Bosch 0///CO manager/secretaresse Postbus 253 Hoold'Kadeloa Telöloon: Telefax; E-mafl: Website:
Afdeling B e s t a i i ü ^ ^ Hoger beroep vreem>M&$rtf^ Postbus 16113 ••:::v::::ï:*£:#-:#&^^ 2500 BC DEN HMÖ' : :;:i:g;:g;:;:!;;: : :^
9500 AG Stadskanaal 9503 HE SladskanaaJ 0599 • 650999 0599-616239
[email protected]»kantoojvi&ser.nl www. advokalenkanioorvisser.nl
In samenwerking mei: K.fluider,Rechtsanwall in Osnabrück A. Cornefisson, advocaat In Evergem, Belgl8
Fax 070-365 13 80 Stadskanaal, 21 januari 2011
Ons kenmerk Betreft e-mail
''^SSS&ïx?:^ "••"S:;:;:::^
/IND 2011028 : HOGER BEROEPSCHRIFT Toevoeging aangevraagd. :
[email protected]
Geeft eerbiedig te kennen: geboren asielzoeker van Togolese nationaliteit, wonende in Asielzoekerscentrum 's-Gravendeel, Kilweg 41 te 3295 KC 's-Gravendeel, verzoeker, voor deze zaak woonplaats kiezende aan de Hoofdkade 108 te 9503 HE Stadskanaal, op het kantoor van de advocaat mr Jf.S. Visser, die door hem bepaaldelijk is gemachtigd dit hoger beroepschrift namens hem in te dienen en ook verder als zijn gemachtigde op te treden. Verzoeker komt bij deze in hoger beroep tcgen de uitspraak d.d. 14 januari 2011, zaaksnummer Awb 10/44424 en Awb 10/44423, van de Rechtbank 'a-Gravenliage, nevenzittingsplaats Assen, en tegen het besteden besluit d.d. 24 december 2010 van DE MUNSTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL (IND), gevestigd Postbus 88 te 9560 AB Ter Apel, verweerder. Als bijlage treft u een kopie aan van de uitspraak waarvan hoger borocp. Voor dit hoger beroep voeit verzoeker de volgende gronden aan. Grief I: Ten onrechte heeft de Rechtbank het ter zitting gedane aanbod tol het leveren van aanvullend bewijs door het horen van de Togo-deshmdige de heer. stilzwijgend gepasseerd. De gemachtigde van verzoeker heeft ter zitting mondeling mededeling gedaan van informatie, die hij de avond voor de zitting telefonisch had verkregen van de heer ; voormalig landenspecialist voor Togo bij Amnesty International en iemand die sinds 1990 jaarlijks Togo bezoekt. De Rechtbank bespreekt deze informatie in de uitspraak en vindt dat deze informatie niet afdoet aan de conclusie dat verweerder het standpunt heeft mogen innemen dat de door verzoeker ondervonden problemen niet te maken hebben met zijn homoseksuele geaardheid. Daarmee komt de Rechtbank in strijd met artikel 83 Vreemdelingenwet, nu in de zaak van verzoeker ook de Rechtbank en verweerder kampen met een gebrek aan actuele informatie over de positie van
tir.ivcfïii? * lid van de Vereniging voor Letselschade Advocaten, L$A * lid van da Specialis alia var an Ig Ing Sociaal Zekerheldsrechlsdvocaten, SSZ
'Mr
2i..Jan.
2')î1 17:31
-S<-~
Nr. WHm
• ïj-.'t;:!;!'
Advokatenkantoor Visser c.s.
homoseksuelen en hun vervolging in Togo, zodat de goede procesorde zich niet verzette tegen het aanbod van de gemachtigde om de genoemde Togo-specialist als deskundige te horen en langs die weg het bestaando gebrek aan actuele informatie zoveel mogelijk op te heffen. Voorts is de zaak behandeld in de AA-procedure, waarin de termijnen dermate kort 2ijn dat het redelijkerwijs niet mogelijk was de Togo-specialist op de 2itting d.d. 7 januari 2011 mee te brengen. Voorts kan niet gezegd worden dat de afdoening van de zaak ontoelaatbaar wei û vêiii aâgu door het aanbod de Tcgcspecialist ter zitting te horen en het verzoek de zaak aan te houden. De Rechtbank kan immers geacht worden voor zaken in de AA-procedure in staat te zijn binnen een redelijke termijn een tweede zitting te plannen, Ook komt de Rechtbank, aldus handelend, in strijd met artikel artikel 4 lid 5 Definitierichtlijn (Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2Q04J; nu verzoeker door de Rechtbank op deze manier onvoldoende in staat werd gesteld een oprechtejn'spanning te leveren om zijn verzoek te staven, temeer daar ook verweerder van mening is daf verzoeker in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd, nu verweerder geloof hecht aan de gebeurtenissen uit het asielrelaas en alleen geen geloof eraan hecht dat vervolging wegens zijn seksuele geaardheid aan deze gebeurtenissen ten grondslag heeft gelegen. De Rechtbank corrigeert verweerder in deze weliswaar wat betreft de twee gebeurtenissen in de school van verzoeker, waarvan gezien de met poep geschreven tekst (tPD" moeilijk volgehouden kan worden dat deze niets de maken hebben met de homoseksuele geaaidheid van verzoeker, maar geeft verweerder voor het overige gelijk. En vindt het dus wel best om verzoeker niet de kans te geven zijn standpunten door het horen van de Togo-specialist nog beter te onderbouwen. Qrie/2: Ten onrechte heeft de Rechtbank geaccepteerd dat verweerder de zaak in de AA-procedure heeft afgedaan. Verzoeker heeft zich met een behoorlijk gedocumenteerd en wat de feiten betreft geloofwaardig bevonden asielverzoek tot verweerder gewend. Voorts is gebleken dat er onduidelijkheid overbleef wat betreft de daders van de ondervonden incidenten, het grote tijdsverloop tussen de incidenten, de relatie tussen de incidenten en de homoseksuele geaardheid van verzoeker. Deze onduidelijkheid had verweerder niet 2onder meer voor risico van verzoeker mogen laten, nu verweerder zelf ook kampt met een gebrek aan behoorlijke actuele informatie over Togo, dooi' de zaak in de AA-procedure af te handelen. Dat heeft immers betekend dat verweerder pertféfinifiete weinig tijd genomen heeft om deze gecompliceerde zaak, waarin niettemin verzoeker;ÉJrBtendeels geloofwaardig is bevonden, voldoende te bestuderen. Immers, de Vreemdelingenôircfflalre C2.10.2 bepaalt: Een asielaanvraag waarin beroep wordt gedaan op problemen vanwege de (gestelde) seksuele geaardheid van een asielzoeker moet worden beoordeeld mei bijzondere aandacht voor de positie van homoseksuelen in het land van herkomst. Per land van herkomst verschilt de invloed van de overheid op het maatschappelijk terrein. En, even verderop in dezelfde passage in de Vreemdelingencirculaire: Vanpersonen met een homoseksuele voorkeur wordt niet verlangd dat zij deze voorkeur bij terugkeer verbergen. Verweerder zijn bijzondere aandacht voor do positie van homoseksuelen in Togo beperkt tot de vaststelling dat de Togalese overheid homoseksualiteit strafbaar stelt maar niet vervolgt. Daarmee is verweerder volledig voorbijgegaan aan de enorme sociale repressie van homoseksuelen in Togo. In de voorbereidingsfase van het bestreden besluit heeft de gemachtigde al uitgebreide documentatie overgelegd over deze repressie, die juist wel inhoudt dat een homoseksueel bij terugkeer naar Togo zijn geaardheid verborgen moet houden. Verweerder heeft hieraan onvoldoende aandacht besteed
I 4U hthtä
an. 2011 17:32
;,
Nr. 1114»
Advokatenkantoor Visser es.
binnen de AA-procedure en had dit gebrek kunnen helen door meer tijd te nemen en de aanvraag in do VA-procedure af te handelen. Grief 3: Ten onrechte heeft de Rechtbank Overwogen dat nader onderzoek redelijkenvijs niet kon bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dus onmiddellijk uitspraak gedaan in de hoofdzaak Uit de bovenstaande overwegingen is al duidelijk naar voren gekomen dat de Rechtbank en de beide procespartijen ter zitting d.d. 7 januari 2011 met een gebrek aan goede actuele informatie zaten inzake de situatie voor homoseksuelen'mTogo. Hoewel zich in de vorm van de mogelijkheid de Togodeskündige te horen daarvoor een goede oplossing aandiende, heeft de Rechtbank desondanks overwogen dat dit nader onderzoek niet zou kunnen bijdragen aan de beoordeling van de zaak, Daarmee heeft de Rechtbank miskend dat het horen van de Togo-deskundige juist wel zou kunnen bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De mededelingen die de gemachtigde van verzoeker ter zitting, na zijn telefoongesprek met de Togo-deskundigöJ:j£eeft weergegeven omvatten immers niet de gehele kennis die de Togo-deskundige heeft inzake Togo'. Het betrof mededelingen die de Togodeskundige na een korte uiteenzetting van de casus aan de gemachtigde deed. Redelijkerwijs was juist wel te verwachten dat de Togo-deskundige, na een grondiger kennisname van het dossier van de zaak, veel meer informatie had kunnen geven dan deze in het telefoongesprek heeft kunnen doen. Ten onrechte heeft de Rechtbank op voorhand aangenomen dat deze meerdere informatie niet zou kunnen bijdragen aan de beoordeling van do zaak en onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak gedaan, in plaats van deze aan te houden in afwachting van de meerdere informatie. Grief 4: Ten onrechte heeft de Rechtbank buiten aanmerking gelaten, dat verweerder onvoldoende bijzondere aandacht heeft besteed aan depositie van homoseksuelen in Togo en onvoldoende aandacht eraan heeft besteed dat verzoeker bij terugkeer in Togo zijn geaardheid zal moeten verbergen. In de uitspraak waarvan hoger beroep citeert de Rechtbank de beide reeds genoemde passages uit de Vreemdelingencirculaire, C2.10.2, maar toetst hij het bestreden besluit vervolgens niet aan deze beide passages. De Rechtbank komt wat dit betreft ongemotiveerd tot de conclus« dat verzoeker enkel vanwege zijn seksuele geaardheid geen beroep kan doen op het Vluchtelingenverdrag dan wel artikel 3 BVRM. Toetsing aan de beide passages uit de Vreemdelingencirculaire levert immers de conclusie op dat verzoeker juist wel een beroep kan doen op het Vluchtelingenverdrag, en in elk geval op artikel 3 EVRM gezien zijn sociaal onhoudbaar geworden situatiëlK Tog'o. Grief5: Ten onrechte heeft de Rechtbank met verweetWr-$concfudeerd dat niet geloofwaardig zou zijn dat er sprake was van kwade opzet bij de vergiftiging van de vriend van verzoeker en dat dus niet voldaan wordt aan de voorwaarde uit de limitatieve opsomming in Vreemdelingencirculaire C4/2.4. Hierboven is uiteengezet dat do Rechtbank en verweerder in deze te snel en onzorgvuldig tot het oordeel zijn gekomen dat de kwade opzet ongeloofwaardig was. Die kwade opzet had juist nader moeten worden onderzocht en de daartoe door verzoeker aangeboden mogelijkheid had moeten worden aangegrepen in plaats van verworpen. Het staat dus allerminst vast dat de kwade opzet ongeloofwaardig, en daarmee staat het ook niet vast dat verweerder terecht verzoeker niet in aanmerking heeft gebracht voor een verblijfsvergunning op grond van klemmende redenen van humanitaire aard.
H A b/nmtm
21.-Jan. 2011 17:32
Advokatenkantoor Visser e s .
•••mmwtiï
\&f
RJBDENEN WAAROM Verzoeker uw Afdeling verzoekt om de uitspraak waarvan hoger beroep en het bestreden besluit to vernietigen en veiweerder opdracht te geven een nieuw besluit te nemen, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met het gestelde in de bovenstaande grieven, en in twee instanties een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Bijlage
.*,ifc-*j..
•-•Ä -,***
'•••