Artikel: God en geschiedenis. Moderne geschiedenis van religie Auteur: Thijs Hinskens Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 22.4, 5-16. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Thijs Hinskens
God en geschiedenis
Moderne geschiedenis van religie
De verhouding van historici met religie is een moeilijke. Veel oudgedienden zijn religieus opgevoed en dat schemert vaak door hun werk heen. Nu komt er een generatie historici die met religie nooit iets te maken heeft gehad. Een probleem? Is religiositeit een handige basis voor onderzoek naar religie of is het een sta-in-de-weg voor objectief onderzoek. Skript woog vijf ingewijden en kwam tot de volgende bevindingen.
De rol van de kerk lijkt in de huidige maatschappij zo goed als uit gespeeld. Niet langer heeft deze controle op het dagelijks leven van de burgers. Nooit in de geschiedenis van het christendom is een generatie zo goddeloos opgevoed als de generatie kinderen van de baby-boomers. Keer op keer blijkt uit onderzoek dat de jeugd amper iets van de bijbel weet en de meeste christelijke scholen belijden nog slechts formeel met een ochtendgebed of een uurtje voorlezen uit Snuf de hond. Geschiedenisboeken zijn niet langer W. G. van der Hulst-achtige apologieën, maar zijn sprookjesboeken geworden waarin en passant ook nog iets van biologie en maatschappijleer wordt bijgebracht. In het middelbaar onderwijs lijkt meer waarde te worden gehecht aan het Verdrag van Locarno dan aan de hele chris telijke geschiedenis bij elkaar Een nieuwe generatie historici staat voor de poort en zal zonder religieuze bagage de wereld van de geschiedschrijving betreden. Een probleem? Zijn zij bereid en in staat iets te begrijpen van de met religie door drenkte maatschappijen van vroeger? Kan een historicus zich in tij-
Il 'Het zintuig voor religie ontbreekt nogal eens'
den van verregaande secularisering inleven in de religieuze mens van vroeger? Is het een voordeel om religieus te zijn opgevoed of is het juist een voordeel om dat niet te zijn omdat dan beter afstand van religieuze vooringenomenheden genomen kan worden, zoals het bovenstaand voorbeeld doet vermoeden?
Begrip
'Er zijn veel dingen die je als historicus moet beschrijven, zonder dat je in staat bent ze zelf na te doen of na te voelen. Wat dat betreft neemt religie geen uitzonderlijke positie in', zegt A" Th., van Deursen, emeritus hoogleraar Nieuwe Geschiedenis van de Vrije Universiteit. 'Een historicus is een soort romanschrijver. De perso nen over wie je schrijft blijven in zekere zin studeerkamermensen. Je ziet echter wel dat het zintuig voor religie bij historici nogal eens ontbreekt. Er treedt een zekere vreemdheid op met de maatstaven die mensen vroeger hanteerden. Een collega vertelde eens dat hij in zijn werkgroep een studente had die geschokt reageerde toen ze ver nam dat men in de zeventiende eeuw geloofde in een leven na de dood.' Volgens Gert Peelen, godsdienstsocioloog aan de Vrije Universiteit is thuis zijn in het onderwerp is een absolute voorwaar de. 'Als je geen/eeling hebt met wat geloven inhoudt kom je er niet. Affiniteit, weten wat religieuzen beweegt, daar gaat het om. Toch is het heel slecht om ofwel al te religieus te zijn ofwel om atheïst te zijn, te zeggen dat het toch allemaal flauwekul is en het te bestrij den.' Peelen is van huis uit gereformeerd, maar noemt zich tegen woordig agnost, of liever methodologisch-agnost, als wetenschaper agnost, daarbuiten gelovige. 'Dat is een beter begrip dan atheïst. Je spreekt je niet uit over de waarheidsvraag. Dogmatiek wordt toch niet als wetenschap beschouwd. Je geeft een beeld van hoe mensen geloven en wat daarvan de consequenties zijn.'
Ed Jonker, geschiedfilosoof aan de Universiteit Utrecht, vat het licht op. 'Dit probleem is niet fundamenteel anders dan andere her meneutische problemen. Kun je bijvoorbeeld begrijpen waarom iemand duelleert of een extreem eergevoel heeft?' Toch gelooft hij niet dat het hermeneutische probleem groot is. 'Het is een nadeel als je te weinig van iets weet, maar dat probleem kan overwonnen wor den. Het doel van een historicus is het komen tot begrip. Daarvoor hoefje niet per se deel te hebben aan watje onderzoekt.'Jonker is van mening dat het nadeel juist groot is wanneer je je teveel met een onderwerp identificeert. 'Van Deursen zelf is een goed voorbeeld. Hij weet veel van zijn onderwerp af en schrijft er heel pakkend over, dankzij zijn identificatie met religie in het verleden. Toch neemt hij te weinig afstand. Zijn hoofdstukken over religie brengen iets extra's, maar zijn ergens autobiografisch. Hij ziet een directe lijn tus sen religie in de zestiende eeuw en religie nu, iets dat over het alge meen als een anachronisme wordt beschouwd.' Maar is dat wel zo? Was de religieuze mens van vroeger wezenlijk anders dan de religieuze mens van nu? 'De kern van het Christendom is altijd dat men ervan overtuigd is na de dood reken schap te moeten afleggen over het leven dat men heeft geleden', aldus Van Deursen. 'Dat wil niet zeggen dat iedereen daar dag en nacht mee bezig was. Ik ben eens een gebed van schipbreukelingen tegengekomen die vrij vertaald zeiden: "Hoewel we er wat laat mee zijn, bidden wij U toch ... etc." Religie was voor de meeste mensen iets dat speelde op bepaalde momenten in het leven. Men zegt wel dat in de vijftiende eeuw een wijdvertakte vroomheid bestond, maar men richtte zich vooral op de magische kant van religie, misschien wel vergelijkbaar met de situatie nu. Mensen hebben natuurlijk iets van elkaar, of ze nu vijftiende- of twintigste-eeuws zijn.' Jonker vindt dat Van Deursen een wel erg ruime karakterisering
p 'De vijftiende-eeuwse vroomheid was vergelijkbaar met die van nu'
geeft voor de kern van het Christendom. De vergeUjking tussen de rehgieuze mens van vroeger en nu gaat wat hem betreft dan ook niet op. 'Een religieus gevoel is tegenwoordig zeker aanwezig, maar het is de vraag of die verschijnselen vergelijkbaar zijn met het verleden. Er wordt nog steeds vaak vanuit gegaan dat het verleden constant was. De vergelijking is riskant, en dat geldt niet alleen voor de ver gelijking met het verleden. Want wat begrijpen wij werkelijk van het conflict dat zich nu in Jeruzalem afspeelt?'
Gissen
Als je ervan uitgaat dat het een voordeel is met religie te zijn opge voed om tot een goede geschiedschrijving van religie te komen, dan moet in de periode van de verzuiling fantastische geschiedschrijving beoefend zijn. De verzuiling wordt door Peter Nissen, kerkhistori cus aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, gezien als de hoog conjunctuur van de religiositeit in de Nederlandse geschiedenis, 'veel meer nog dan de zeventiende eeuw, toen er onder de bevolking een grote onverschilligheid ten opzichte van religie bestond.' Tot het midden van de twintigste eeuw kon je, volgens hem, aan de inhoudsopgave van een handboek al zien of de auteur van katholie ke, dan wel protestantse huize was. 'Een katholiek geschiedschrijver behandelde de Reformatie alleen in hoofdlijnen, liet Luther, Calvijn en Zwingli kort de revue passeren, toonde aan dat het toen allemaal misging en besteedde vervolgens nauwelijks meer aandacht aan de historische ontwikkehng van het protestantisme. Een protestants historicus presenteerde de Reformatie als de terugkeer naar de zui verheid van de vroegere kerk, die in de Middeleeuwen verloren was gegaan.' Jonker kan zich hierin vinden. Hij denkt niet zozeer dat er tegen woordig onder historici minder aandacht wordt besteed aan rehgie.
De verzuilde KRO.
,
tkK..M.O..Sdcbt..,ll'1""nu _,w..,ilalln1 op lcdu uWe4 "''"'"'"' ..,.,. iro,hdk•"· U11 I" IIW hwl•Eul""'"" n o"dtf' 11W lr!•d.. _,.,.,ZiJ "-" ._,.t,.,,,.oe41,t•w>kh11 ,,.,....,.,,....,,..,.,...._/Jf""'"'""'"'"
.,,..1rr,uou,-.. ,1r, ..r..i1.............,..oo:1u., ..........i.z.i,,..,....,...11u
11llchll1t11""-" v"'""°''"ll'""'°'""'""h" 11,....,d,·a,odr.•dalf.
WAT DOET U NU?
U J,.edc11 "<>« PPII•,. ..... •,• .,......a....... ..... .t,-,1 l(.K.0.
HH•t•r•eht IIB. Aw"lod.... Td 4114e·,- ..t'i6111 1,..... 49144.
maar eerder dat de verzuilde geschiedschrijving steeds meer wordt verlaten. 'Daar ligt de eigenlijke klacht van religieuze historici over de huidige geschiedschrijving.' Van Deursen is inderdaad wel te spreken over de verzuilde geschiedschrijving. 'Het voordeel van de verzuiling was, dat je wist welke vooroordelen bij historici leefden. Hierdoor kon je heel makkelijk praten met mensen die een totaal ander standpunt hadden. Je wist wat voor vlees je in de kuip had. Vroeger zei men bijvoorbeeld; "je moet katholiek zijn om de Middeleeuwen te bestuderen". Tegenwoordig, bij iemand als Henk van Nierop [historicus aan de Universiteit van Amsterdam] moetje zelf proberen uit zijn werk op te maken welke vooringenomenheden bij hem spelen. Ik weet niet wat het grootste voordeel is.' Peelen is het hier duidelijk niet mee eens. 'Wat een boude uitspraak', valt hij uit. 'Wat ben je dan voor een historicus. Van Deursen! Ik geloof nou niet bepaald dat in de periode van de verzuiling zulke goede geschiedschrijving is bedreven. "Wij hadden gelijk" werkt nogal dis kwalificerend.' 'Bovendien', vervolgt hij, 'was de verzuiling helemaal niet de hoogconjunctuur van de religiositeit. Uit onderzoek is geble ken dat het een sociaal proces was dat ging om emancipatie van de achtergestelde katholieken en gereformeerden.' Jonker ziet het genuanceerder. 'Om de verzuilde geschiedschrijvers af te doen als pure propagandisten is overdreven. Zij geloofden er wel in. Je ziet ook dat de academische verzuilden veel gematigder waren dan hun achterban, die verantwoordelijk waren voor de pro paganda in bijvoorbeeld de schoolboeken. De academici waren door hun omgeving gedwongen zich te nuanceren. Zij waren dan ook de eersten die zich ontzuilden, namelijk eind jaren vijftig.' Hoewel de ontzuiling definitief lijkt, ziet Nissen nog wel enige sporen van de verzuiling. 'Bijvoorbeeld bij de benoeming van het personeel van de faculteit Theologie, waar ik werk. Dan is de
Il
instemmmg van de grootkanselier, de aartsbisschop van Utrecht, nodig. Onder de huidige, behoudende kardinaal Simonis is de aan stelling van een protestant uitgesloten. Bovendien is het zo dat er aan een katholiek instituut nu eenmaal in de eerste plaats onderzoek gedaan wordt naar onderwerpen die verband houden met het katho licisme.' Ook Hommo van Leersen, als kerkhistoricus verbonden aan de Theologische Universiteit van Gereformeerde Kerken te Kampen, merkt nog wel het een en ander van de verzuihng. Hij heeft een project gedaan over zending in Nederlands-Indië. 'Dit onderzoek is duidelijk vanuit een christelijke invalshoek verricht. We gingen uit van het gezichtspunt van de zendelingen en niet van de Islamitische bevolking in Indië. Mijn christelijke achtergrond is bij dit onderzoek zeker van invloed geweest. Daar schaam ik mij absoluut niet voor. ' Hoewel de verzuiling dus nog niet helemaal voorbij is lijkt de weg vrij voor een meer ongebonden geschiedschrijving. Nissen: 'Tegenwoordig is het niet meer zo dat iedereen zijn eigen familiege schiedenis zit te schrijven, maar is er veel meer aandacht voor de overeenkomsten tussen de verschillende religies.' Bij een onbevoor oordeelde beschouwing van religie is de geschiedschrijving nu een maal meer gebaat.
Polder
Tegelijk met de ontzuiling veranderde de methode van geschiedbe oefening van religie. Vooral de opkomst van mentaliteitsgeschiede nis en historische antropologie zorgden voor een nieuwe invals hoek. Niet langer werd er alleen gekeken naar kerkelijke instituties en de geschiedenis van de dogma's, vooral de religieuze beleving van groepen en individuen kwamen nu aan bod. Het proefschrift De hemel over de poldervanJojoda Verrips over het orthodoxe christen-
dom in de Alblasserwaard en het populaire boek Hoe god verdween uit Jorwerd van Geert Mak zijn recente voorbeelden hiervan. Beide auteurs hebben veldwerk verricht door zich een tijd lang in christe lijke gemeenten te begeven om de mentaliteit van de mensen te pol sen. Peelen gelooft wel in deze methode. 'Het geeft inzicht in wat mensen geloven en waarom en het is meer narratief, daar hou ik van.' Ook onder de kerkhistorici worden deze methoden als positief gezien. Van Leersen: 'Tot ongeveer het begin van de jaren zestig hiel den kerkhistorici zich bezig met de bestudering van christelijke dog ma's. Analoog aan de ontwikkelingen in de geschiedwetenschap, waar de aandacht voor de 'grote mannen' is verlegd naar het wel en wee van het gewone volk, is ook binnen de kerkgeschiedenis de nadruk komen te liggen op de invloed die religie had op het dage lijks leven. Steeds meer kerkhistorici hebben dan ook geschiedenis gestudeerd en niet theologie, zoals vroeger gangbaar was in het vak. Het onderzoek zal zich hierdoor ontwikkelen tot een meer geïnte greerde kerkgeschiedenis, waarbij grote samenhangen belicht zullen worden.' Van Deursen geldt in Nederland als een van de grondleggers van de mentaliteitsgeschiedenis. Met boeken als Bavianen en Slijkgeuzen en Een dorp in de polder Graft in de zeventiende eeuw maakte hij naam als de kenner van religiositeit en het dagelijks leven van de 'gewone man' in de zeventiende eeuw. 'Mentaliteitsgeschiedenis voorziet in de behoefte om hier achter te komen. Iemand als mijn opvolger Frijhoff probeert vat te krijgen op de religieuze belevingswereld van de zeventiende eeuw. In zijn boek Wegen van Evert WiMemszbehan delt hij de religieuze visioenen van deze man en onderzoekt hoe je die moet interpreteren. Het is een baanbrekend werk. Hij neemt het belang van religie serieus. Net als ik is Frijhoff religieus opgevoed, hij heeft de pastoorsopleiding gedaan. Als je aan mentaliteitsge-
111
schiedenis doet is het wel handig om religieus te zijn opgevoed. Anders moet je je dat nog allemaal eigen gaan maken.' 'Er zijn heel erg interessante studies voortgekomen uit mentali teitsgeschiedenis en het is als onderdeel van geschiedschrijving zeker van belang', zegt Jonker. 'Toch is het problematisch dat het materiaal vaak niet zo coherent is dat er directe verbanden kunnen worden gelegd. Bovendien is het teveel afuankelijk van iemands per soonlijke opvatting over een onderwerp. Mentaliteitsgeschiedenis kan niet geschreven worden zonder kader van waaruit het wordt onderzocht.'
Digitale eenheden
Peelen houdt als godsdienstsocioloog meer van tellen en meten. 'Antropologie verklaart niet. Dat is een groot manco.' Godsdienstsociologie houdt zich bezig met het zoeken naar wetma tigheden, naar theorieën en naar verklaringen. De positie van het individu is van minder belang voor het verklaren van de loop van de geschiedenis. Dit is volgens Peelen het probleem met zijn vak. Je brengt mensen terug tot digitale eenheden. Bij een onderzoek naar bijvoorbeeld neo-katholieken is dit onmogelijk. Je kunt ze wel tur ven, maar zo groot is de groep niet. Als je het fenomeen wilt verkla ren, ben je toch aangewezen op diepte-interviews.' Volgens Peelen moeten we daarom streven naar een balans tussen godsdienstsocio logie en mentaliteitsgeschiedenis. Dit is echter een moeilijke balans. Godsdienstsociologie is zo ongeveer tegengesteld aan het werk dat de mentaliteitshistoricus doet. Van Deursen beaamt dan ook de grote kritiek op de godsdienstsociologische methode. 'Iemand als Goubert [Frans sociaal-economisch historicus] beschrijft de zeven tiende eeuw aan de hand van allerlei sociaal-economische becijfe ringen. Dat maakt je wijzer, maar het lijkt wel alsof zijn mensen
leven bij brood alleen. Dat heeft te maken met de tijd waarin hij zijn werken schreef. Frankrijk was al in de jaren zestig een volslagen goddeloos land.' Voor de mentaliteitshistoricus waren de jaren zestig en zeventig moeilijke tijden. Men was het er vrijwel unaniem over eens dat de historicus kwantitatief te werk moest gaan en zijn uit spraken moest baseren op grote reeksen vergelijkbare gegevens. Bovendien stond een religieus persoon in die tijd niet in een buiten gewoon hoog aanzien. Peelen begrijpt de kritiek van een gelovige als Van Deursen op godsdienstsociologie dan ook wel. 'De grote vaders van de godsdienstsociologie zijn Comte, Weber, Durkheim en Marx. Zij wilden religie een logische plek in de geschiedenis geven. Daarmee verklaarden ze de religie weg. Hun theorieën werden in de jaren zestig en zeventig wijd aangehangen. Deze basis heeft het vak verdacht gemaakt voor gelovigen.' Het is moeilijk te zeggen wat de ideale methode om religie te bestu deren is. Alle methoden hebben voordelen en nadelen. We zien dus ook al dat ze steeds meer in elkaar gaan overlopen. Jonker: 'De hui dige gangbare historische methode houdt in ieder geval in dat er flink wat empirisch onderzoek gedaan moet worden naar de omge ving en de tijd waarin het te onderzoeken onderwerp staat. Dit behelst een combinatie van een bepaalde mate van kwantitatief onderzoek door veel bronnen te raadplegen, met kwalitatief onder zoek, bijvoorbeeld relevante teksten als weerspiegeling van wat je zeggen wilt.' Het boek Montaillou zou wat dit betreft als geslaagd voorbeeld kunnen dienen, omdat de auteur, Emmanuel Le Roy Ladurie, kwantitatief onderzoek heeft gedaan naar de belevingswe reld van mensen. 'Toch zit ook in dit boek een te sterk oordeel van de auteur en hij heeft toch nog te weinig onderzoek gedaan. Men zegt wel dat je twintig jaar onderzoek moet doen om iets van belang over een onderwerp te kunnen zeggen', aldus Jonker.
- �Il 'De grote sociologen verklaarden de religie weg'
Lidmaatschap
Met de verhouding tussen historicus en religie lijkt het dus wel goed te zitten. Hij kan verschillende methoden integreren om tot een redelijk inzicht te komen in de geschiedenis van religie. Zeker nu de verzuiling definitief voorbij is en een nieuwe generatie gese culariseerde historici zich aandient, die niet meer gehinderd wordt door vooroordelen en die hun gebrekkige kennis van religie een voudig kunnen overwinnen. Het is alleen de vraag wie hun lezers publiek zal zijn. De vergrijzing onder kerkleden wordt steeds groter en het lijkt dan ook niet lang meer te duren of de Kerk is verworden tot hooguit een interessant cultuurhistorisch fenomeen zonder enige rol van betekenis in de samenleving. Van Leersen gelooft hier niet in. Hij denkt juist dat de kerk een rol blijft spelen. 'Onder invloed van Marxisme en Humanisme was een negatief oordeel over religie in Nederland lange tijd wijd en zijd ver breid. Daar is nu veel minder sprake van. De geseculariseerde samenleving heeft inmiddels ook de schaduwkanten van het heers ende individualisme ondervonden. De kerken nemen in het debat over normen en waarden een belangrijke plaats in.' Nissen sluit zich hierbij aan. 'De houding van grote delen van de Nederlandse bevol king ten opzichte van kerken is te vergelijken met de opstelling van veel mensen ten aanzien van organisaties als Greenpeace en Amnesty International: men vindt het goed dat ze bestaan. De ker ken oefenen moreel gezag uit.' Nissen ziet de toekomst van de kerk somber tegemoet. 'Uit het laatste onderzoek God in Nederland van het Cultureel Planbureau blijkt dat nog maar de helft van de bevol king lid is van een kerkgenootschap. Bovendien heeft het lidmaat schap bij een overgroot deel een soortgelijke betekenis heeft als het lidmaatschap van de ANWB; je maakt er alleen gebruik van als je het nodig hebt. Bij huwelijksinzegeningen en begrafenissen schakelen
mensen de kerken in om zich te bedienen van de rituelen die deze aanbieden. Naar het zich laat aanzien zullen de kerken in de toe komst dan ook een minderheidsverschijnsel worden.' Peelen ziet juist een verdere afname van de maatschappelijke invloed van de kerk. Hij voorziet een andere toekomst voor de kerk, althans voor de katholieke kerk. 'Ik geloof dat de mens om existen tiële redenen ongeneeslijk religieus is. Er is een intellectuele elite die intreedt bij het katholicisme, en die fanatiek is. Het gaat ze om gemeenschapszin, cultuurgoed, ritueel, kaarsen, de Latijnse mis en nadrukkelijk niet om de geloofsleer. Dit gaat niet op voor de prote stante kerken. Zij zijn de exponent van het rationalisme in onze cul tuur, met een constante intellectuele reflectie op de geloofsleer, die bindend is. De toekomst is aan de esthetisering van het geloof en het afleggen van de scepsis.' De protestante kerken zullen zich dus op een andere manier moeten profileren. Met het project Samen op Weg proberen ze in ieder geval de onderlinge verdeeldheid zoveel mogelijk te beperken. Van Leersen: 'Door het kleiner worden van de kerken is er een economische noodzaak tot samenwerken ontstaan. Toch blijft het aanmodderen. Er is wel vooruitgang geboekt - de Samen op Weg kerken hebben een gezamenlijk kantoor geopend in Utrecht - maar het is een moeizaam proces en het verloopt traag; over een gezamenlijke naam kon men het al niet eens worden.' Misschien ligt de toekomst dan alleen nog maar in de Bible-bdt, een strook gereformeerde gemeenten dwars door Nederland die zich uit strekt van Zeeland tot Groningen en Friesland en waar de seculari sering volledig langs de mensen heen lijkt te zijn gegaan. Voor de auteur van een geschiedkundig werk over de protestante kerk lijkt dit een sombere conclusie. Hoewel; Van Deursens boek Bavianen en Slijkgeuzen over gereformeerden in de zeventiende eeuw beleeft momenteel zijn vijfde druk. 'Er bleek een koperspubliek voor te
Ne o-Kafno/iëisme bij de KRO.
Il
bestaan dat van tevoren niemand had verwacht. Ik spreek er wel eens over in kerkelijke gemeenten. Hoe strenger gereformeerd, hoe liever ze lezen over hun voorouders.' Er is dus nog steeds belang stelling, maar van wie? Van Deursen stelt ons gerust: 'De generatie aan wie religie totaal is voorbij gegaan begint zich nu aan te melden. We moeten nog maar even afwachten hoe dat verder gaat. Maar zelfs als de Nederlanders volslagen onchristelijk worden, zullen ze blij ven willen weten wat mensen vroeger heeft bewogen.' Er is hoop.
� Ue verschillende interviews zijn afgenomen door de rédiicteurs van Skript