Artikel: Constructie of reconstructie. Historische gezichten als brug naar het verleden Auteur: Linda Groen en Geert Souwer Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 21.4, 265-276. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Linda Groen Geert Souwer
Constructie of reconstructie
Historische geziciiten als brug naar het verleden Sensaos, de Lindow Man en het Meisje van Yde: wie kent ze eigenlijk niet. Gezichtsreconstructies zijn zeer populair als manier om het verleden te visualiseren. Naar aanleiding van een gesprek over het meisje van Yde met Wijnand van der Sanden - ex-conservator van het Drents Museum te Assen plaatsen de auteurs enkele kritische kanttekeningen bij de historische betrouwbaarheid van gezichtsreconstructies.
Op een donkere avond in maart 1994 vond een hond een hoofd. Het lag begraven in een ondiepe kuil, net naast de M6 bij Cannock, Staffordshire. Er was niet veel meer van over: de lieden die het er ooit begroeven, hadden hun uiterste best gedaan de kans op identi ficatie van het hoofd zo klein mogelijk te maken. Gezicht en sche del van de ongelukkige waren onder de slagen van wat op zijn minst een fors uitgevallen hakmes of machete moest zijn geweest, in honderden stukjes uiteen gespat. Al snel bleken ze te horen bij het ont hoofde lijk van een man dat drie maanden eerder was aangetroffen in Wyre Street onder de spoorbaan van Piccadilly Station, Manchester. Wie was deze man? De internationaal vermaarde Dr. Richard Neave, verbonden aan de Unit of Art in Medicine van de Universiteit van Manchester, reconstrueerde zijn gezicht. Het bleek toebehoord te hebben aan ene Adnan Abdul Hameed al-Sane, een steenrijke Koeweiti uit Londen. Jaarlijks wordt Neave gemiddeld twee maal door de Britse justitie ingeschakeld. In zo'n vijftig tot zestig procent van de gevallen slaagt
Dr. Wijnand varTder-S-andé
hij er dan in een bevredigend resultaat te leveren. Wereldwijd is het aantal deskundigen dat tot vergelijkbare presta ties in staat geacht kan worden niet bijster groot. Dat neemt niet weg dat gezichtsreconstructies zo langzamerhand razend populair wor den. Compleet met de revolutionaire inzet van computer tomogra fiescanners en lasertechnieken lijkt de relatieve scepsis van vroeger overwonnen door de euforie van een tijdperk waarin geen vesting nog onneembaar is. Het verleden al helemaal niet. Verenigd in hun streven de doden hun gezicht terug te geven, hebben forensische, medische en archeologische wetenschappers de afgelopen jaren hun werkterrein uitgebreid naar dat van de geschiedbeoefening. Door het een gezicht geven hoopt men de inleving in het verleden door het grote publiek te bevorderen. Tweeduizend jaar geleden werd in het Drentse veengebied een meisje van zestien gewurgd. In opdracht van Van der Sanden reconstrueerde Neave begin jaren negentig ook haar gezicht.
De duvel uit het veen
In mei 1897 bleef de baggerbeugel van een Drentse veenarbeider in Yde aan iets zwaars hangen. 'De duvel haal den vent die dat gat heeft gegraven', tierde de man en hij gaf een ruk aan de beugel. Een zwart hoofd met rood haar kwam uit het veenwater te voorschijn. Ervan overtuigd dat dit wel de duivel in eigen persoon moest zijn, ging de veenarbeider er met zijn maat vandoor. Zo overstuur waren beide mannen, dat ze aanvankelijk niemand van hun luguber ogende 'duvel' durfden te vertellen. Het Meisje van Yde was gevonden. Nog altijd is haar gestalte nauwelijks als menselijk te herkennen. Een verstijfde lap bruin leer zou een betere omschrijving zijn. Het bijna tweeduizend jaar oude veenlijk kwam in het Drents Museum te Assen terecht waar het werd tentoongesteld in een glazen kistje.
Reconstructie en pasfoto v� Adnan Abdul Hameed alSane.
Er verstreken bijna honderd jaren voordat Wijnand van der Sanden het Meisje van Yde als Doornroosje wakker kuste. "Hier is iemand uit het verleden tot leven gebracht," zegt Van der Sanden onom wonden over de reconstructie. Hij verduidelijkt vervolgens zijn motivatie: "Het verleden, en zeker de prehistorie, is voor de door snee museumbezoeker ontzettend abstract." Alle potten, pannen, bijlen en vuursteentjes die je in het museum kunt bezichtigen zijn van tekst en uitleg voorzien, maar de mens achter het voorwerp komt maar zelden in beeld. "De reconstructie van het Meisje van Yde heeft veel mensen de ogen geopend", constateert de voormalige conservator. "Voorheen stelde men zich de mensen van tweeduizend jaar geleden voor als overbehaard en gehuld in dierenvellen. Tot hun stomme verbazing blijken zij er net als wij te hebben uitgezien. De bezoekers hebben nu het gevoel dat ze iemand uit de Ijzertijd leren kennen. Watje ziet is dat leken die vóór de gezichtsreconstructie totaal niet geïnteres seerd waren in het Meisje van Yde, nu ineens alles willen weten van de periode waarin zij leefde."
Veenlijkkoekjes
Volgens Van der Sanden is er een brug geslagen tussen het veenlijk en het publiek, tussen heden en verleden. De vraag is echter, waar de reconstructie de aandacht van het publiek op richt: op het verle den, of op de brug, de reconstructie zelf? Het jonge, blonde meis jeshoofd intrigeert in die mate dat men bij het Meisje van Yde aan het object denkt en niet aan het eigenlijke subject dat in de vitrine ligt. Het ware meisje - een veenlijk - is niet meer los te koppelen van het wassen meisje. De associatie die de naam 'Meisje van Yde' oproept is niet meer die van het stoffelijk overschot. Dit blijkt uit de commercie rond de reconstructie. Bakker Vossema uit Vries bakte
- _fl
'Yder Meisjes', waarbij het gereconstrueerde hoofd op de verpakking van het baksel stond afgebeeld: een fris, jong hoofd. Tevens werd in Vries op 18 juni 1994 op initiatief van de Hengelose kunstenaar en fotograaf Pier van Dijk de Miss Yde-verkiezing gehouden, een eve nement dat de landelijke pers haalde. Zag de winnares er dan uit als een veenlijk? Nee, maar er was een sprekende gelijkenis tussen haar en de reconstructie, waardoor ze dus eigenlijk de Miss Reconstructie-verkiezing gewonnen had. De verschuiving van de aandacht gaat zelfs zo ver dat een enkeling een liefdesbrief schrijft aan het Meisje van Yde, ongeveer in de trant van: 'Lief veenmeisje. Ik heb heel lang naar je foto in de krant geke ken. Je blauwe ogen staan zo droevig. Het leek alsof je me iets wilde zeggen. Ik vind je heel erg mooi en moest je per se in het echt zien. Toen ik voor je stond in het Drents Museum, wilde ik mijn armen om je heen slaan." Met deze blik buigt niemand zich over het glazen kistje van het gelooide lijk; de ware Sneeuwwitje is van was. Het Meisje van Yde is met de reconstructie geësthetiseerd; er heeft zich een verplaatsing voorgedaan van het stukje zichtbare geschiedenis naar een beeld daarvan. Het uiterlijk van het veenlijk spreekt niet erg tot de ver beelding, waardoor er als contrast bij haar lelijke lijk een frisse weer gave van hoe zij er mogelijk heeft uitgezien is geplaatst. Hiermee wordt een afstand gecreëerd tussen het eigenlijke veenlijk en het publiek. De illusie werkt daardoor als een barrière en kan nauwe lijks een instrument zijn van een wetenschapper die een brug wil slaan naar het publiek. De reconstructie van het Meisje van Yde draagt immers ook niet bij aan een vergroting van de wetenschap pelijke kennis omtrent veenlijken. Van der Sanden ziet zijn initiatief om een reconstructie te laten ver vaardigen niet als het opwerpen van een barrière, maar eerder als het
1. Bockho ven, Cocky van, Het Meisje van Yde, hoorspel 1996.
Het Meisje van Yde.
slechten daarvan. "Daarom heb ik het ook gedaan, niet uit puur wetenschappelijke overwegingen - die stonden bij mij niet voorop maar vanuit een educatief standpunt. Dat was mijn taak als conser vator van het Drents Museum. Dat er zoveel mensen met de recon structie aan de haal gingen, heb ik niet kunnen voorzien. Maar wie ben ik om daar iets tegen te hebben."
Living dol!
Er zijn inderdaad nog al wat mensen met de reconstructie 'aan de haal' gegaan. Afgezien van de Miss Yde-verkiezing en de koekjes ver schenen er onder andere liederen, gedichten, kinderboeken, schil derijen, een toneelstuk, een hoorspel en als klap op de vuurpijl 'spraken' sjamanen met het meisje. Op 21 augustus 1994 vertoonde het archeologisch themapark Archeon een openluchtvoorstelling, waarbij het hoe en waarom rond de dood van het Meisje van Yde opgevoerd werd. Wijnand van der Sanden bevond zich in het publiek en zag "een voorstelling waarbij het dramatisch effect belangrijker werd geacht dan de historische feiten." Dit ging Van der Sanden te ver. "Dramatisch effect? Prima. Maar aan het themapark Archeon stel ik andere eisen. Hier ben ik toch echt minder rekkelijk. Feiten ondergeschikt maken aan dramatische effecten kan hier niet. Daar werken de archeologen niet voor, om hun gevoelens door elkaar te laten husselen tot een geheel waarvan men vermoedt dat het zal appelleren aan de gevoelens van het publiek."" Van enig 'Efteling-gehalte' wil Van der Sanden dan ook niets weten. "Het meisje kan bijvoorbeeld niet praten. Zo ver wilde ik ook niet gaan." De prioriteiten lagen elders. Als conservator van het Drents Museum heeft de geestelijk vader van het Meisje van Yde zich van meet af aan bezig gehouden met veenlijken. "Begin jaren negentig
�27 SanaenA Wijnand van der, Het Meisje van Yde (Drukproef 1994).
A A A A A A A A A A A A A A A A A A A A A
I UëTeconsiructie:
had ik alles onderzocht wat er te onderzoeken viel. Er stond nog maar een mogelijkheid open: een gezichtsreconstructie. Het was puur om de eigen nieuwsgierigheid te bevredigen, geen commercië le zet." Blauwe ogen en golvende blonde lokken liggen voor de hand bij een Germaans meisje, maar dragen toch bij aan een mooi beeld, te meer omdat het meisje slechts zestien jaar was toen zij om het leven werd gebracht. Schoonheid en drama; de perfecte ingrediënten om het publiek mee te ontroeren of, zoals Edgar Allan Poe beweerde: "The death of a beautiful woman is, unquestionably, the most poetical topic in the world." Je zou je kunnen afvragen of de belangstelling van het publiek net zo groot zou zijn als het veenlijk van een man was geweest of van een oude vrouw. Van der Sanden verklaart ech ter: "Het is een gelukstreffer. Het Meisje van Yde was namelijk het enige veenlijk in het Drents Museum met een hoofd. De anderen zijn zo plat als een pannenkoek, daar viel niets aan te reconstru eren." Het Meisje van Yde was een gelukstreffer en groeide binnen de kortste keren uit tot een geweldige hype. Yder Meisjes gaan er in als koek, zowel letterlijk als figuurlijk. De 'veraanschouwelijking' van het verleden zal steeds meer weerklank gaan vinden. Van der Sanden: "Een bewegende, sprekende reconstructie? Wie weet, het publiek vraagt steeds meer."
Weten of schatten
Van der Sandens houding tegenover gezichtsreconstructies lijkt zich te kenmerken door een zekere tweeslachtigheid. Enerzijds geeft hij blijk van optimisme. "We hoeven er niet aan te twijfelen dat haar moeder een schok van herkenning zou hebben gekregen," zegt hij in zijn gelijknamige boek over het Meisje van Yde/' Gevraagd naar de
--3. Randen,Wijnand vander. Het meisje van Yde (Assen 1994), 84.
Wijnand van der Sanden en zijn Meisje van Yde.
historische betrouwbaarheid van gezichtsreconstructies geeft hij echter toe; "Ja, er is een een zekere mate van twijfel bij het vervaar digen van een reconstructie. Je bevindt je als het ware op het grens gebied tussen kunst en wetenschap. Vanwege de details die niet te achterhalen zijn, ontstaat er een vrijheid van invulling." Om vast te stellen hoe groot die 'vrijheid' precies is, moeten we eerst iets zeggen over de zekerheid waarmee de verschillende anatomische gegevens voor een gezichtsreconstructie achterhaald kunnen worden. Hoe een gezicht eruit ziet, wordt in eerste instantie bepaald door de specifieke kenmerken van de schedelbeenderen zelf. Die hebben we nog in huis, dus die leveren betrouwbare gegevens op. De breed te van het hele gezicht en van de kaak kunnen van de schedel afge lezen worden, net als de ruimte tussen de ogen en de globale pro porties van neus en ogen. De neusopening in de schedel bedraagt doorgaans drievijfde van de wijdte van de neus zelf. Door de afstand tussen de hoektanden te meten, kan men ook iets zeggen over de breedte van de mond. Dat geldt ook voor de hoogte waarop de oren zitten. Zelfs de stand van de ogen wordt door de schedel beïnvloed. Om elk afzonderlijk oog heen loopt bijvoorbeeld de zogenaamde orbicularis oculi, een sluitspier. Tussen het bovenste en het beneden ste ooglid vertoont deze sluitspier een soort splijting, verbonden met kleine botjes aan de binnenkant van de oogkas. De positionering van deze botjes bepaalt hoe groot de hoek is die de spleet in de orbicula ris oculi maakt met de schedel, en dus de stand van de ogen.* Hoe sterk en dik de spieren zijn die om het hoofd lopen, valt ten dele nog af te leiden uit de aanhechtingspunten, die op het schedel oppervlak zelf terug te vinden zijn. Zijn ze groot en duidelijk zicht baar op de schedelbasis aanwezig, dan heeft de persoon in kwestie een stevige, dikke nek gehad. Maar niet alle spiergroepen kunnen herleid worden. Die van de mond en het topje van de neus moet je
� 4. Stellingvan de Nederlandse anatoom dr. G.J.R. Maat in zijn bijdrage 'Facial reconstruction: a Review and Comment', gehouden tijdens de lezingenreeks 'In de greep van de mummie' van 8 tot 10 oktober 1998 aan de Universiteit van Amsterdam, Allard Pierson Museum. Tevens binnenkort te verschijnen in 'Talanta:
Proceedings of the Dutch Archeological and Historica/ Society'.
Gedeeltijlijk gereconstrueerd gezicht met aangebrachte spieren.
schatten. Of iemand al of niet grote oren had, of misschien flaporen, valt niet te achterhalen - tenzij een lijk puur toevallig bewaard is gebleven. In het veen bijvoorbeeld. Huid, gelaatskleur en haren idem dito. Van het Meisje van Yde was het meeste haar nog wel over. Omdat de pigmentkorrels eerder ovaal dan rond leken, kunnen we vaststellen dat ze blond geweest moet zijn. Maar of ze nu licht- of donkerblond was moet de onderzoeker zelf invullen. De belangrijkste zwakheid van gezichtsreconstructies bestaat ech ter uit de fundamentele onzekerheid omtrent de dikte van iemands zachte aangezichtsweefsel. Om die te bepalen gebruikt men databa ses met meetresultaten naar leeftijd, geslacht en soms fysieke condi tie, bijvoorbeeld zwaarlijvigheid of magerte. Die gegevensbestanden zijn natuurlijk pas in de twintigste eeuw samengesteld. Door gezichtsreconstructies te maken van tweeduizend jaar oude stoffelij ke overschotten projecteert men deze gegevens terug in de tijd waar men een principieel voorbehoud bij kan maken. Van meer praktisch belang is echter dat het werken met zulke databases bete kent dat men statistische gemiddelden hanteert voor individuele gevallen. En dat terwijl bij 95% van de onderzochte populaties de individuele variatie in weefseldikte even groot blijkt te zijn als het daarvoor berekende gemiddelde. De diktevariatie per persoon blijkt zelfs het verschil tussen de gemiddelden van mannen en vrouwen te overtreffen. Kortom, puur aan de hand van gezichtsweefseldikte zou je niet kunnen bepalen tot welke sekse iemand behoord heeft. Welke waarde hebben deze dik 5 tegemiddelden dan nog voor gezichtsreconstructies? De meeste van die gemiddelden zijn afkomstig van metingen verricht aan lijken. Onmiddellijk na iemands overlijden begint het zachte weefsel ech ter te krimpen door uitdroging en doordat het vocht 'weglekt' naar het laagste bereikbare punt - het achterhoofd. Een reconstructie op
5. Prag, TVeave, Making Faces, 29.
basis van deze gegevens kan dus een gezicht opleveren dat veel magerder is dan het in werkelijkheid op een bepaald moment ooit was." Omdat het schedelbotoppervlak en de proporties van bepaalde gezichtsspieren een relatief persoonlijk karakter hebben, kan men bij het naboetseren van een gemiddelde hoeveelheid zacht weefsel bovendien geen rekening houden met een derde, niet minder belangrijke factor: de onderhuidse vetverdeling - opnieuw een sterk individuele variabele. Wordt het gezicht dat bij een schedel hoort met al deze gemiddelden nu persoonlijker, of juist onpersoonlijker, gemiddelder?' Een portret is het zeker niet, geeft Neave toe, maar de gelijkenis tussen beeld en origineel vindt hij in zijn boek Making Faces. Using Forensical and Archeological Evidence niettemin 'zeer sterk'."
Waarom eigenlijk moord?
De 'witte vlekken' van gezichtsreconstructies zijn niet uitsluitend anatomisch van aard. Leeftijd, maar ook gezondheid, welstand en andere factoren die mede door toeval en sociale - of milieufactoren worden bepaald, kunnen lang niet altijd met evenveel zekerheid uit een stoffelijk overschot afgeleid worden, maar zijn wel van cruciaal belang voor hoe iemand eruit heeft gezien. Deze 'witte vlekken' wor den vaak gecompenseerd door uit andere bronnen te putten. Bij de gezichtsreconstructie van Philippus van Macedonië bijvoorbeeld werden elementen aan beeldhouwwerken ontleend. Uit andere bronnen weten we dat hij aan zijn ene oog is geopereerd door de beste chirurg van de vierde eeuw voor Christus. Een extra probleem bij gezichtsreconstructies is de subjectieve invloed van de reconstructeur zelf. Niet alleen staat of valt de betrouwbaarheid van de reconstructie met het vermogen van de
6. Pfag, Neave, Idem, 18-19. 7. Maat, Facial Reconstruction, in: idem. 8. Prag, Neave, Idem,
19- 33.
Richard Neave aan het reconstrueren.
reconstructeur om zijn artistieke vaardigheden van zijn weten schappelijke kennis gescheiden te houden, hij is ook degene die de bronnen interpreteert. En zo aan de verleiding wordt blootgesteld zijn eigen visies en normen terug te projecteren in de tijd. Gezichtsreconstructies zijn niet waardenvrij, maar het product van tijd, plaats en opvattingen. Wie wel eens een blik heeft geworpen op Duitse veenlijkreconstructies uit de jaren dertig, zal dat ongetwijfeld beamen. Het Meisje van Yde werd geboren en om het leven gebracht in een Germaanse stammenmaatschappij, in een tijd dat het Romeinse Rijk hard op weg was naar zijn toppunt van macht en uitgestrektheid. Een rumoerige tijd, waarin geweld endemisch was. Over het einde van het Meisje van Yde blijft het speculeren. Sommige theorieën spreken van vruchtbaarheidsrituelen, andere van sancties op hande lingen die door de maatschappij afgekeurd werden - welke dat dan ook mogen zijn geweest. Van der Sanden sluit niet uit dat uit dat ze geofferd is. Bijvoorbeeld om haar stam in staat te stellen een oorlog te ontlopen of de opmars der Romeinen te bezweren:' De toeschouwer ziet bij deze uiteenzettingen een drama voor zich, een rituele moord. Het begrip 'moord' veronderstelt echter dat het Meisje van Yde onvrijwillig om het leven gebracht werd. Een aanna me die niet alleen onbewijsbaar is, maar ook van een cultureel gekleurd anachronisme getuigt. Ons zou het vreemd in de oren kun nen klinken, maar misschien voelde het Meisje van Yde zich wel uit verkoren en zag ze het einde van haar leven tevens als het hoogte punt ervan. De vraag is of gezichtsreconstructies niet gewoon uitnodigen tot anachronisme. De reconstructie van haar gezicht maakt het ons mogelijk om het Meisje van Yde als een van de onzen te zien. Maar dat is ze helemaal niet. Historisch besef stoelt in de eerste plaats op
A-97Van WerSanden, Het meisje van Yde (Assen, 1994), 119123.
-
- --
---
--
begrip van het feit dat het verleden wezenlijk anders is dan het heden. Zouden twintigste-eeuwers, met hun totaal andere opvattin gen over de ethiek van leven en dood, zich werkelijk door empathie kunnen vereenzelvigen met een willekeurig Germaans personage uit de primitieve en instabiele periferie van het Romeinse Rijk, zonder het verleden geweld aan te doen? Weten we bovendien ook maar iets over het gemoedsleven of de world view van het Meisje van Yde? Welnee, en bij gebrek aan die informatie vullen we dat graag zelf in. We construeren ons eigen verleden. Zeker wanneer ons dat zo mak kelijk gemaakt wordt.
Tam-tam en tegengas
De afgelopen jaren hebben een aantal spectaculaire gezichtsrecon structies het licht gezien. Over het succes en de gespannen ver wachtingen omtrent het 'tot leven wekken van het verleden' is veel te doen geweest. De risico's en tekortkomingen die deze visualise ring en popularisering van het vak geschiedenis aankleven, bleven daarbij onderbelicht. Paradoxaal genoeg bevordert het 'tot leven wekken' van figuren uit de eerste eeuwen na de jaartelling, zoals de Egyptische mummie Sensaos of het Drentse Meisje van Yde niet alleen de publieke belangstelling voor het verleden, maar leidt zij er tegelijkertijd van af Het 'beeld' kan het 'origineel' verdringen; de reconstructie het eigenlijke historische object. De technische procedure om tot gezichtsreconstructies te komen gaat bovendien mank aan een aan tal evidente onvolkomenheden. Dat blijft niet zonder gevolgen voor de historische betrouwbaarheid van het eindresultaat. Wanneer wij dat eindresultaat onder ogen krijgen, kunnen wij ons gemakkelijker inleven in 'mensen zoals wij' door de tijd heen. Denken we, tenminste. Want juist de mogelijkheid tot identi-
----- - - - --
-
- -
-
-- --
ficatie en de suggestie van herkenbaarheid, familiariteit bijna, kun nen ons ertoe verleiden de gevoelens, gedachten, normen en waar den waar wij bekend mee zijn terug te projecteren op de tijd waarin de persoon leefde, die nu ineens zo levensecht voor ons staat. De grens tussen constructie en reconstructie van het verleden zou wel eens gemakkelijker overschreden kunnen worden dan men denkt.