Artikel: Knippen en plakken. Nelleke Noordervliet in het Rijksmuseum Auteur: Bas Kromhout en Jeroen Molenaar Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 21.3, 161-172. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
BAS KROMHOUT JEROEN MOLENAAR
Knippen en plakken Nelleke Noordervliet in het het Rijksmuseum Romanschrijfster Nelleke Noordervliet beschrijft de Nederlandse geschiedenis aan de hand van de historische afdeling van het Rijksmuseum. Het boek virordt geen gids, geen historische roman en geen geschiedwerk. Wandelend door de bedreigde collectie trekt Noordervliet haar eigen spoor. Ze doorbreekt de clichématige orde en schept een fantastische chaos. "Ik probeer me voor te stellen hoe mensen vroe ger liepen en praatten en beslissingen namen."
In 1987 debuteerde Nelleke Noordervliet met de roman Tine of de dalen waar het leven woont. Haar grote doorbraak kwam in 1991. Met Het oog van de engel, een intrigerend verhaal over het begin van de Franse Revolutie, plaatste ze zich tussen de grote Nederlandse schrijvers van nu. Naast haar werk als schrijfster is ze columniste voor de Volks krant en panellid in het tv-programma De tafel van Pam. Op een morgen in juni ontmoeten we de schrijfster voor het Rijksmuseum. Mensen verdringen zich voor de deuren, die om tien uur opengaan. Hoeveel verwachtingsvolle blik ken zullen vandaag langs de Nachtwacht gaan? Hoeveel voeten zullen door de eregalerij schuifelen? Wij komen voor de afdeling Nederlandse Geschiedenis. Na een tijdro vend proces van driej aar wikken en wegen is de herinrich ting van de linkervleugel van het museum voltooid. Noordervliets nieuwe boek is een ode aan het detail en de verbeelding. Op de zeej van de tijd is een vaderlandse ge schiedenis aan de hand van de collectie van het Rijksmu seum. "De tijd is een zeef die bepaalt welke objecten en ge beurtenissen in het geheugen achterblijven. De afdeling heeft een selectie van topstukken gemaakt. Het is niet mijn selectie. Ik heb er wel dingen aan toegevoegd. Voor het grootste gedeelte was ik het met de afdeling eens." De historische afdeling is een chronologische tour door de Nederlandse geschiedenis van de Opstand tot het begin van de twintigste eeuw. We beginnen bij de Elisabeths vloed. De zaal waarin de strijd tegen de Spanjaarden is af gebeeld, is schemerig verlicht. Er lopen twee suppoosten langs met een draagbaar. Er ligt iets op, gewikkeld in een wit laken. "Oh" mompelt Noordervliet, "ik dacht dat er een lijk werd binnengedragen."
161
Poppetje "Willem van Oranje komt ook in mijn boek voor," vertelt Noordervliet. "Je ontkomt er nu eenmaal niet aan naast de geschiedenis van het volk ook die van de helden te be schrijven. Ik heb geprobeerd de helden binnen menselijke proporties te houden. Het heldhaftige aspect van de histori sche afdeling heeft te maken met de geschiedenis van de collectievorming. In de jonge natiestaat die Nederland in de 19e eeuw was, wilde men teruggrijpen op een roem rucht verleden. Tegenwoordig zijn meer voorwerpen uit het dagelijks leven aan de verzameling toegevoegd. Een voorbeeld is de VOC-galerij. Daar zie je hoe het eraan toe ging op zo'n schip. Niet dat heldhaftige is uitgebeeld, maar de ontbering. Je kunt geschiedenis op zo veel manieren be naderen." Een maquette van het Beleg van Den Bosch trekt ineens haar aandacht. "Kijk, dit is prachtig. Je ziet hoe dat toen ging, zo'n belegering. Alle boeren stonden er sip bij te kij ken, want hun land was voorjaren kapot. Je moetje reali seren dat de soldaten betaald kregen voor elke meter die ze dichter bij de ommuring kwamen. Het museum geeft mo gelijkheden tot vele verhalen. Je moet altijd de verbeelding prikkelen. Bij zo'n maquette kun je voor jezelf het verhaal vertellen van dat poppetje dat daar bij dat kanon staat." In een hoek is een ruimte ingericht over het koloniale ver leden van Nederland, dat zijn oorsprong heeft in de 16e eeuw. Hoe is dat in het overzicht van de Nederlandse ge schiedenis weergegeven? Vanuit een Nederlands oogpunt, of vanuit het oogpunt van de gekoloniseerden? Noorder vliet: "De samenstellers van de presentatie hebben hun best gedaan aan dit thema een bepaald accent te geven. Je kunt zien wat het inhield, zo'n kolonie. Als ik over koloniën schrijf kan ik natuurlijk zeggen: 'goh, dat was ook vreselijk hoe ze over Indiërs spraken, alsof het apen waren die je on der de duim moest houden en laten werken. Hoe was het mogelijk dat ze daar zo over konden denken?' Maar zo dachten ze nu eenmaal. Tegelijk is dat contrasterend met de huidige denkwijze. Dan wil je weten hoe dat is geko men. Je kunt ons nu niet kwalijk nemen dat we toen in sla ven hebben gehandeld. Het verhaal dat erbij hoort is dat de Verlichting kwam en daarmee een andere manier van den ken over volken, rassen en geslachten. Het verhaal van de 162
ethische richting en Multatuli, die geen groot denker was, maar een zuiver gevoel had voor recht en onrecht." Staande voor De factorij Hougly in Bengalen, een schil derij over een Nederlandse handelspost in India, vervolgt ze : "Dit is een soort stripverhaal. Zeker twintig keer hangt de Nederlandse vlag in top. Het is een bijna primitief schil derij in de zin dat alles even groot en even belangrijk is. Je ziet Indiase vorsten en de tuintjes van de kolonisators. De vorsten in India waren machtig. De Nederlanders konden nooit controle krijgen over het binnenland. In Indonesië lukte dat uiteindelijk wel. Nederlanders waren aanvanke lijk meer geïnteresseerd in handel drijven dan in de macht uitoefenen. We waren daar ook te klein voor. West-Indië is een ander verhaal. Dat was een depot en een doorvoerge bied voor slaven. Daar werden voor het eerst op bescheiden schaal planterskolonies gesticht." Terwijl de exotische bestemmingen van de Nederlandse handelsschepen in het museum grootschalig worden gepresenteerd, vinden we nergens informatie over het economisch belangrijkste han delsgebied: de Baltische staten. Noordervliet heeft gepro beerd dat gat te vullen: "In mijn boek komt ook de Oost zeehandel, de moedemegotie, regelmatig aan de orde. Vooral via Pieter de la Court, de lakenhandelaar. Hierover bestaan weinig prenten; vooral geschriften."
Noordervliet: "Waarom zou je die in een Scheepvaartmuseum willen stoppen?"
163
We beklimmen een trap, die leidt naar de VOC-galerij. Bo venaan blijven we staan en kijken naar beneden. Onder ons twee grote scheepsmodellen en een oude molen. De direc teur van het Rijksmuseum, Ronald de Leeuw, heeft gezegd dat hij de schepen wil wegschenken aan het Scheepvaart museum. Noordervliet roept bij de modellen verheugd: "Kijk, dat is toch prachtig! Waarom zou je die in een Scheepvaartmuseum willen stoppen? Het Scheepvaartmu seum is wel heel mooi. Toch vind ik het leuk dat ze hier staan. Die kinderen daar beneden ook, zoals je ziet." Ze wijst naar de molen. "Ook molens zijn mooi. Niet als cli chébeeld, maar als vroege vorm van industrialisering. De molen staat niet voor een klompendansje maar voor om gang met techniek, voor inventiviteit. Het is ongelooflijk leuk te zien hoe in een molen krachten worden overge bracht, horizontaal op verticaal. In de Zaanstreek stonden zeshonderd molens. Dat zijn prachtige getallen, al zijn ge tallen natuurlijk heel saai en droog. Al die molens staan daar in de polder te draaien en te kreunen. Ik zie het voor me."
Marietjes rokje De rondgang boven de zaal is geheel gewijd aan het leven op een VOC-schip. In deze galerij krijgt vooral het detail aandacht. Er ligt van alles tentoongesteld: porselein, textiel, tabak, wapens, medische instrumenten, blusapparaten. De ze alledaagse benodigdheden bieden de toeschouwer een mogelijkheid het leven op een VOC-schip te reconstrueren. Struinend langs de overblijfselen van de zeventiende eeuw voert Noordervliet nog steeds het woord: "Ik heb een paar intermezzi geschreven waarin pure historische verbeelding plaatsgrijpt. Ik heb me voorgesteld hoe de knecht van Van Oldenbameveldt, Jan Francken, na de terechtstelling met het stokje van zijn meester naar een regent gaat om hem mores te leren. Dat is verzonnen, maar Franckens herin nering aan de executie en zijn woede en frustratie zijn wel authentiek. Een andere bekende, waargebeurde anekdote is hoe bij de strafexpeditie van Willem II tegen Amsterdam een postbode de troepen van de prins op de hei zag. Snel ging hij de Amsterdammers waarschuwen, die toen meteen de poorten sloten." Het lijkt erop dat het boek iets weg heeft van een histo rische roman. "Ja, maar wel één die is gebaseerd op wat je daadwerkelijk kunt vinden. De VOC liet soms grote partij en kruidnagel in zee dumpen om de prijs op te drijven. Dal is een feit, maar dat kun je wel aankleden." We staan even stil voor twee vitrines. In de ene ligt een ruime verzameling porselein, in de ander hangen rollen textiel. Een stukje verderop decoratieve spelden achter glas. Wat moet een toeschouwer met zo'n overdaad aan ob jecten? "Met één bordje en één stukje zilver in één vitrine vertel je geen verhaal. Zie je die rollen stof? De dames in Staphorst en Spakenburg dragen nog dezelfde patronen." "Het detail geeft toegang tol hel geheel. Het geheel moet je wel weten, anders heeft het detail geen plek. Maar dal is slechts het doel, niet het middel. Het detail geeft ruimte aan de verbeelding, meer dan het abstracte geheel. Je hoeft bij een collectie als deze ook niet alles in één keer in je op te nemen. Hel museum is een plaats waar je naar terug gaal." "Kijk zo'n speld! Hoe dat werd gemaakt! Dat was een hele industrie. Daar was sprake van de eerste vorm van 164
arbeidsdeling, een soort lopendebandwerk. Ik kan het nu niet zo goed zien, want ik heb mijn brilletje niet op." Onontbeerlijk op een schip zijn natuurlijk wapens. "Wapens vind ik op zichzelf niet zo leuk, maar als je weet dat de ruiters van Maurits met twee geladen pistolen op een paard konden springen... Hij was degene die het exer ceren uitvond, het drillen van soldaten. De mensen lachten zich slap toen ze die houwdegens keurig in het gelid zagen lopen. Daaraan kun je zien dat er vernieuwing plaatsvond." We komen langs een paar schedelboren en een brand spuit. "Tja, je kunt niet alles vertellen", zegt Nelleke Noor dervhet met spijt.
Nelleke Noordervliet
De Heren van Zeventien, de eigenaren van de VOC, had den een geweldig imperium opgebouwd. Om een schip te laten varen was een behoorlijke som geld nodig. Een klein groepje mannen had dat allemaal onder controle en dat doet je nadenken over macht. Of niet? "Ik schrijf een ge165
schiedenis van mensen, niet van machten." zegt Noorder vliet een beetje schimpend, terwijl we de trap afdalen en de hoek omslaan naar de gloriedagen van de Nederlandse zee vaart. "Macht is een abstractie van mensen. Via de geschie denis van mensen kun je dus ook die van machten laten zien." Voor ons hangt de achterspiegel van de Royal Charles, het vlaggeschip van de Engelsen, buitgemaakt door de Hol landers in de slag bij Chatham, 1667. Dit is toch macht? Noordervliet heeft iets anders aan haar hoofd: "Michiel de Ruyter was de hele dag niet erg lekker en bleef veel bene dendeks. Maar aan het einde van de slag kwam hij nog op tijd op het dek om te zien hoe zijn matrozen, onder het zingen van het schone lied Marietjes rokje is gescheurd, de Engelse vlag naar beneden haalden." Het is toch jammer dat de gewone bezoeker al deze prachtige verhalen moet ontberen. "Je kunt dat boek er in stukjes naasthangen, maar dat wordt niets. Met een goede rondleiding kun je al veel bereiken. Er zijn drie niveau's. Je hebt hier de zalen met objecten en eenvoudige informatie. Dan heb je een boek met verhalen van mij. Daarnaast is er nog een hele bibliotheek voor wie meer wil weten." Angst om teveel te vertellen heeft Noordervliet niet. "Het is één van de twee: je kunt iemand zijn verbeelding af nemen, maar die ook aan het werk zetten." Dicht ze de doorsnee museumbezoeker niet te veel verbeeldingskracht toe? Die heeft immers weinig tijd. Noordervliet: "De moge lijkheid om te leren en verbeelden is er en daar gaat het om. Er moet natuurlijk wel gewoon informatie bij de objec ten staan. Maar ook informatie is altijd een selectie, en die dwingt in een bepaalde richting."
Kunst Terwijl Nelleke Noordervliet in opdracht van het Rijksmu seum al deze geschiedenissen optekent, beraadt de direc teur een aanslag op de historische afdeling. In 1997 betwij felde Ronald de Leeuw, als kersverse baas van het Rijksmu seum, in een toespraak in Londen het nut van de sectie Ne derlandse Geschiedenis. Dezelfde scheepsmodellen die Noordervhet zo inspirerend vindt, zou De Leeuw liever kwijt zijn dan rijk. Later heeft de directeur zijn boodschap afgezwakt. Volgens zijn nieuwe masterplan moeten de ob jecten uit de historische collectie verhuizen naar de kunst zalen, om daar als contekst te dienen voor de schilderijen 166
van de Hollandse meesters. Voor een aparte geschiedenis afdeling is te weinig publieke belangstelling. De Raad van Cultuur verzet zich tegen de plannen van De Leeuw. Dit college, dat de regering adviseert, is bang dat de historische objecten worden overschreeuwd door de kunst. De geschiedenis als volledig en integraal 'basisver haal' dreigt verloren te gaan. Daarom heeft de Raad de dis cussie geopend over een nieuw nationaal historisch muse um. De eerste reacties van historici en conservators zijn overwegend negatief. Gevreesd wordt voor bombast en een statische presentatie van de geschiedenis. Wat vindt Noordervliet, als geen ander verbonden met de historische afdeling van het Rijksmuseum, van de plan nen van De Leeuw en het advies van de Raad van Cultuur? Is ze niet bang dat Op de zeef van de tijd het requiem wordt voor een tot verdwijnen gedoemde afdeling? "Zo zie het ik het helemaal niet," antwoordt Noordervliet. "Het boek hoort bij de historische afdeling van het Rijksmuseum, maar het is geen gids. Bovendien zijn er in de collectie ge noeg stukken zo bijzonder, datje ze ook in een nieuwe vorm altijd zult willen tentoonstellen. Ik zie niet gebeuren dat het boek snel achterhaald zal zijn." Gefascineerd als ze is door het detail, heeft Noordervliet geen angst voor het verdwijnen van het geschiedverhaal als geheel. "Je hoeft niet iedere eeuw het volle pond te geven. Je mag best accenten leggen in een collectie. Je kunt het grote verhaal heel goed per onderdeel vertellen, zonder mensen te overvoeren met het complete beeld. Bovendien moetje de mogelijkheid openlaten dat de geschiedenis la ter anders wordt bekeken. Het is een illusie datje een com plete representatie kunt geven van de Nederlandse geschie denis. Ik zou niet gelukkig zijn met een Haus der Geschich te, zoals in Bonn. We hebben in Nederland al leuke histori sche musea, zoals het Rijksmuseum en het Scheepvaartmu seum. Het lijkt me niet verstandig die collecties om te gooi en en alle objecten in één enorm gebouw in the middle of nowhere te proppen. De historische collectie van het Rijks museum heeft hier haar plekje en haar eigen verhaal. Ik be twijfel of het werkt, als je bijvoorbeeld de VOC-afdeling losweekt uit de historische afdeling en in een andere con tekst plaatst." Wil dat zeggen dat ze ook het masterplan van Ronald de Leeuw afwijst en volgens haar alles moet blijven staan waar het staat? Noordervhet: "Nee, het lijkt me fantastisch om geschiedenis en kunst, cultuur en politiek naast elkaar en 167
met elkaar vermengd weer te geven. Dat gebeurt op de his torische afdeling ook al." Moet de geschiedenis dan in de kunstcollectie worden geïntegreerd of andersom? "Dat kan beide," zegt de schrijfster. "Je kunt je voorstellen dat er een plek is waar geschiedenis de hoofdmoot vormt, met kunst erdoor gewoven. Er kan ook een plek zijn waar kunst het belangrijkste is en de geschiedenis ermee wordt ver mengd." Twee plekken dus, maar dat is niet de bedoeling van De Leeuw. Geschiedenis moet het begrip van de kunst gaan dienen en niet andersom. Noordervliet: "Ik zou het jammer vinden als de historische afdeling sui generis ver dwijnt. Het is van belang de continuïteit in de geschiedenis weer te geven. Kunst is prachtig en belangrijk, maar ge schiedenis is meer dan kunst." Op onze weg door de historische collectie wijst Nelleke Noordervliet inderdaad op een enkel kunstwerk. Zoals twee schilderijen over het Rampjaar 1672: een bloemige al legorie op de misère van land en volk naast een niets ver hullende weergave van de hangende kadavers van de ge broeders De Witt. "Als je het hebt over kunst", zegt Noor dervliet terwijl ze op de allegorie wijst, "dan zou dit in de kunstzalen boven absoluut niet misstaan." Toch vindt de schrijfster het horrorschilderij leuker om te zien. "Dat schilderij van Cornelis en Johan de Witt is huiveringwek
Allegorie op de Franse invasie in de Nederlanden in 1672 door Jan van Wijckersloot. De lijken van de gebroeders de Wilt op tiet Groene Zoodje aan de Vijverberg, toegesctireven aan Jan de Baen 1672.
168
kend. Ze werden door het volk aan mootjes gehakt. Ogen, hart en vingers werden losgesneden. De prins was onder tussen troepen aan het inspecteren en vond het niet nodig terug te komen. Wat mij bezighoudt is: hoe kan een menig te in een staat van zulke krankzinnigheid raken? In de massa verlies je ieder gevoel van individualiteit."
Draden Noordervliet vertelt en wij luisteren. Langzaam wordt dui delijk dat Op de zeef van de tijd een bijzonder boek wordt, waarin kleine feiten gepaard gaan met een grote verbeel ding. Ook wat al bekend was, gaat leven. We zijn bij het eind van de zeventiende eeuw aangekomen en de schrijf ster doet moeite zichzelf af te remmen. "De Glorious Revo lution heeft zoveel prachtige details, daar kan ik nu niets over vertellen." Stilte. "Goed dan. Willem III voer vijfen twintig schepen breed het Kanaal over om Engeland te gaan veroveren. Op de krijtrotsen van Dover stonden de Engelsen toe te kijken. In Calais stonden de Fransen. Daar tussen voer tetterend onze Willem." Groot machtsvertoon van een fysiek kleine stadhouder. "Willem III was een on aanzienlijk mannetje, maar een koel berekenend politicus. Zijn einde was tragisch: zijn paard struikelde over een molshoop en hij brak zijn sleutelbeen. Dat is niet eens een reden om dood te gaan, maar Willem was gewoon op. Hij wilde niet verder, nu Mary ook al dood was." Volgende scène: de Nederlanders op hetJapanse eiland Desima. Noordervliet: "De Nederlanders kwamen vrijwel nooit buiten de omheining van hun nederzetting. Er is maar één keer een vrouw buiten geweest. Die staat dan ook op veel Japanse prenten afgebeeld, met een enorm aange dikte neus. Eens in de zoveel tijd moesten de Nederlanders naar de keizer. Dat was een kostbare ceremonie, compleet met draagstoelen. Daarom gingen ze na verloop van tijd nog maar één keer in de vier jaar. Moet je je voorstellen dat je je daar op Desima zat te vervelen. Hooguit twee keer per jaar kwam een schip voorbij en dan moest je de rest van de tijd de lading zien te verkopen. Alle ingrediënten voor een roman zijn aanwezig." Nelleke Noordervhet ijlt verder naar de achttiende eeuw. "Die diorama's van Suriname vind ik mooi. En dan die kleine meisjesportretten, zo beeldig! Je ziet heel duide lijk dat de meisjes halfbloed zijn. Zie je dat schaalmodel van die sluis? De achttiende eeuw was de ontstaansperiode van Rijkswaterstaat." Noordervliet is duidelijk gechar169
meerd van de achttiende eeuw, hoewel die in de collectie net als in de Nederlandse kunstgalerij - een marginale plaats inneemt. "Ik pleit altijd voor herwaardering van de achttiende eeuw. Ik mis die erg op de geschiedenisafdeling. De negentiende eeuwse collectievorming was daar nooit op gericht. Toch is in het Rijksmuseum nog een prachtig stuk je achttiende eeuw naar boven gehaald." In Op de zeef van de tijd krijgt de achttiende eeuw een plek. "Ik heb een literair intermezzo geschreven over Goe janverwellesluis", zegt de schrijfster bij het tentoongestelde grafmonument van een Pruisische soldaat. In het zwarte hout is de schedel van de grenadier geplaatst. "Goed ge mikt," zegt Noordervliet, wijzend op het perfect ronde gaatje tussen de oogkassen. "Prinses Wilhelmina werd mid den in de polder bij Goejanverwellesluis door patriotten tegengehouden. Er was daar niets te doen. In een huisje langs de weg zat het prinselijk gevolg zich te vervelen. Pa triottenleider Willem Schouten ging maar bij Wilhelmina aan tafel zitten om haar gezelschap te houden. Dat was na tuurlijk tegen het protocol." Gestoord door een luidruchtige kinderklas lopen we snel langs een schilderij van prins Willem in Waterloo "Dit is overduidelijk geschiedvervalsing, maar ja, je vervalst de geschiedenis voortdurend" - naar de afdeling negentien-
170
de eeuw. Die is klein van oppervlak. Noordervliet: "De ne gentiende eeuw is een moeilijke eeuw. Er is in dit museum te weinig ruimte voor gemaakt. Wat moet ik hier mee: het schaalmodel voor een niet gebouwd Van Speyk-monument, een preekstoel, ja het hoort er wel allemaal bij." De rondgang door de historische afdeling van het Rijks museum eindigt met een tijdelijke expositie: foto's van twintigste eeuwse kinderen. Het is het enige stukje twin tigste eeuw dat wordt getoond. "Ik vind het goed met wis selende tentoonstellingen de twintigste eeuw te laten zien. Die eeuw is nog in beweging. Dat geldt ook voor de peri ode vóór de Tweede Wereldoorlog. De Balkanoorlog, de in eenstorting van het Sovjetrijk, dat zijn draden die nog niet afgehecht zijn. Het kost ongelooflijk veel moeite greep te krijgen op de twintigste eeuw. Wat betreft de eeuwen er voor is alles redelijk vastgelegd. Geschiedenis versteent als er van een periode geen getuigen meer zijn."
Beperkingen "De geschiedenis zoals die in dit museum wordt getoond is tevens de geschiedenis van de collectie", zegt Noordervliet. De collectie van het Rijksmuseum wordt binnenkort 200 jaar oud. Ontstaan uit de door de Fransen geroofde kunst schat van de stadhouder, werd de verzameling uitgebreid en tot nationaal bezit verklaard door Lodewijk Napoleon. Aanvankelijk waren de historische en kunsthistorische col lecties te zien in Huis ten Bosch en het Amsterdamse Trip penhuis. In 1862 werd een poging ondernomen een Mu zeüm Willem 1 te stichten, maar pas in 1885 werd de collec tie bijgezet in een heus pantheon: het Rijksmuseum van P.J.H. Cuypers. Naast het ontbreken van de Middeleeuwen, een grote achttiende eeuwse sectie en een twintigste eeuwse uitbrei ding, levert de verzamelwijze van de negentiende eeuw Noordervliet ook voordelen op. "Nederland heeft in die tijd wel een gooi gedaan naar een ronkend nationalisme, maar meer ook niet. Het land heeft een andere natievorming doorgemaakt dan de landen om ons heen. Daardoor is hier een tongue-in-cheek benadering van de geschiedenis moge lijk. "Ik kan me niet veroorloven fouten te maken," verze kert Nelleke Noordervliet. Maar tussen een fout en de ab solute waarheid licht een wereld aan variaties. Noorder vliet: "Historische feiten zijn er en je kunt ze niet negeren. De Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden. Maar sfeerIl
171
1. N.Noordervliel. 'Geheugensporen. Verschillen en overeenkomsten tussen lite ratuur, journalistiek en geschied schrijving',in: Optima 41 (1993).
beelden helpen om de complexe realiteit van een periode op te roepen. Realiseer je, dat voor de mensen die vroeger leefden alles onzeker was en onaf. Wist Thorbecke wat er zou gebeuren met zijn grondwet? 1848 was eenjaar van onrust. Dat is een feit, maar het zegt pas iets als je je kunt verplaatsen in de mensen die het meemaakten." Is dat het verschil tussen de historicus en de roman schrijfster? "Goede historici kunnen - met alle beperkingen van hun vak - ook in staat zijn een waarachtig beeld van het verleden te geven", zegt Nelleke Noordervliet. Ze vindt dat het bijvoorbeeld bij een historische analyse van de Franse Revolutie hoort, datje beschrijft hoe erg het stonk in de straten van Montmartre. Dat is niet het monopolie van de romanschrijver. "Een historicus kan gegevens verza melen over de vuilophaal in Parijs. Werd het opgehaald? Hoe vaak? Gooiden de mensen de varkenskoppen zo in het riool en werd het slachtbloed afgevoerd door de gootjes in de straat? Op basis van dat soort feiten kun je concluderen dat het er stonk. Maar wat een historicus niet kan en een romanschrijver wel, is zich verplaatsen in de hoofden van mensen en kijken vanuit hun perspectief." Noordervliet schreef eens: "De literatuur is als geen an der medium in staat de grenzen van de tijd te overschrij den. In plaats van de gemeten tijd stelt zij de beleefde tijd. In plaats van de kloktijd en de lineaire vooruitgang stelt zij de gelijktijdigheid. De taal van de Hteratuur sluit aan bij de taal van het geheugen, dat een zooitje maakt van causaliteit en van een lineair verloop van tijd nog nooit schijnt te heb ben gehoord, dat bovendien op de zonderlingste details de aandacht vestigt."' De historicus kan van de romanschrij ver leren niet te veel te ordenen en recht te doen aan de chaos. Noordervliet: "Een geschiedschrijver kijkt meer vanuit een ordening dan een romanschrijver. Een goede historicus laat ruimte aan de chaos en een romanschrijver brengt ook ordening aan." Historici schrijven geen romans, maar als romanschrijvers geschiedenis schrijven, is de cha os compleet.
Dit intervieuw kwam mede tot stand met medewerking van Fieke Tissink, wetenschappelijk medewerkster aan de afdeling educatie en voorlichting van het Rijksmuse um Amsterdam. 172