8 e jaargang april 2009 - nr 4
Thema: Pa en PO
Tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs
april 2009-4
april 2009-4
aan deze kunstzone werken de volgende vakverenigingen mee BDD Beroepsvereniging Docenten Theater en Drama Secretariaat & administratie, postbus 178, 8260 aD Kampen
[email protected], www.docentendrama.nl
nBDK nederlandse Beroepsvereniging van Danskunstenaars Bureau nBDK: Zwanenveld 16-19, 6538 lp nijmegen. Tel. (024) 3430774, fax 024-3430773
[email protected], www.nbdk.nl
nVTO nederlandse Vereniging voor Beeldend Onderwijs Secretariaat: nachtegaallaan 3, 4105 WX Culemborg. Tel. (0345) 530524
[email protected], www.nvto.nl Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november
VKaV Vereniging audiovisuele educatie Zwanenkamp 275, 3607 SE Maarssen
[email protected], www.vkav.nl
VLBV Vereniging Leraren Beeldende Vakken Secretariaat: Kluppelshuizenweg 32, 7608 rl almelo. Tel. (0546) 491745
[email protected], www.vlbv.nl Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november
VLLT Sectie nederlandse Vereniging Leraren Levende talen Binnenhof 62, 1412 lC Bussum Tel. 035-6783254
[email protected] www.levendetalen.nl -> Talensecties -> nederlands
VLS Vereniging Leraren Schoolmuziek Bureau VlS: Kluppelshuizenweg 32, 7608 rl almelo. Tel. (0546) 491745
[email protected], www.vls-cmhf.nl Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 oktober
abonnementen: binnenland buitenland
€ 49,75 € 72,50
Het abonnementsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november
2
Kunst kan niet vroeg genoeg beginnen ik geef les op een vo-school. Een keer per jaar geven we op onze school voorbeeldlesjes voor de basisscholen bij ons in de buurt. aangezien we een streekschool zijn, komen onze leerlingen uit de wijde omtrek, vaak met een speciaal door de school gehuurde bus. Drie middagen feest op school. U kent het vast wel. We zetten ons beste beentje voor, maken extra leuke lessen. Kort maar krachtig, want ze duren maar een half uurtje. ‘Vol verwachting klopt ons hart’, maar dan een paar maanden later. gewapend met een nieuw keykoord met opdruk van de school, een leuke sleutelhanger en een pen - want ja, onze nieuwe klanten moeten op coole manier gepaaid worden - komen de blommetjes binnen. En ik val van verbazing achterover. Waar vroeger wat timide kindertjes de klas in schuifelden, propt zich nu een kudde pannenkoeken mijn lokaal binnen om vervolgens allemaal, met een hoop lawaai, achterin het lokaal een plekje te veroveren. Overigens niet zonder de linopers een zwiep te hebben gegeven en een poging gedaan te hebben een pols af te snijden met mijn snijmachine. Die dingen noemen ze in het Engels niet voor niets guillotine, heb ik geleerd tijdens mijn cursus Engels. Want, oh ja, sinds wij TTO-school zijn geworden geven we deze leutlessen ook in het Engels. nu lijkt het of het kommer en kwel is, maar dat is natuurlijk maar een eerste indruk. Die lesjes zijn best aardig. ik vraag altijd even wie er goed kan tekenen en wat dat zou zijn. Of ze tijdens hun tekenles binnen de lijntjes moeten kleuren en of ze veel gummen. De eerste knuppel gaat in het hoenderhok wanneer ik door de klas bulder: ‘gummen is voor watjes!’ Heerlijk, die koppen. als opdracht doen we iets waarbij je moet tekenen zonder op je papier te kijken. Dit levert altijd grote hilariteit op. We krijgen zo wel boven tafel of dit andere soort lijnen misschien ook niet mooi of leuk zou kunnen zijn. Met dit inzicht gewapend zijn ze weer weg. ik heb een beetje te doen met mijn basisschool-collega die antwoord moet gaan geven op de plotseling kritische consument die er in de klas lijkt te zitten. De basisschool. Om te kijken waar de nieuwe schatjes vandaan gaan komen, ga ik wel eens een middagje kijken. natuurlijk wil ik niet mijn collega’s op een basisschool afvallen, maar de praktijk die ik bij mijn bezoekjes aantref, komt meestal neer op een herhalen van opdrachtjes die ooit, misschien in een grijs verleden, op de ‘pa’ zijn aangeleerd. Vroeg ik tijdens zo’n bezoekje naar het idee achter een opdracht, dan werd de blik al gauw glazig. Waar ligt dat aan? Vaak niet aan de collega’s van wie zij op de opleiding les kregen, maar meer aan het feit dat een pabo-student veel van een heel breed gebied moet weten. Dit probleem ligt niet alleen bij de kunsten, maar ook bij lichamelijke opvoeding. gelukkig is deze praktijk aan het veranderen. Op de pabo wordt er gerichter aan vakvisie en didactiek gewerkt en op basisscholen zie je ter ondersteuning vaker vakleerkrachten. Dit nummer van Kunstzone gaat grotendeels over pa en po. Een sector van het onderwijs met een eigen, specifieke problematiek waar we misschien te weinig oog voor hebben. Misschien dat we het nu een beetje goed gemaakt hebben. Ruud van der Meer
In deze Kunstzone Thema: Pa en PO ■ hoed op voor Rembrandt
Met zelfgemaakte hoeden op clair-obscur foto’s .........................................4 4
■ Weg uit de Peel
Lezen, media-educatie en geschiedenis in één ........................................... 7
■ Cultuur in de Spiegel
Interview met Barend van Heusden .................................................. 11
■ Laat maar zien
Vakdidactiek voor beeldend onderwijs in het po ....................................... 15
■ Cultuureducatie op de brede school Meerwaarde voor cultuureducatie .................................................... 18
Colofon KUnSTzOne TijDSCHriFT VOOr KUnST En CUlTUUr in HET OnDErWijS nUMMEr 4, april 2009
■ Geef ons tijd!
KUnSTzOne wordt uitgegeven door Stichting Kunstzone.
■ Verrijk de kunstvakken met iCT ....................................................... 23
hOOFD- en eInDReDaCTIe ruud van der Meer
[email protected] jan Verschaeren
[email protected]
Onderzoek De ICC’er in beeld ................................................................ 21
■ TULe - Kunstzinnige oriëntatie
Inhouden en activiteiten bij de kerndoelen Kunstzinnige oriëntatie po ........ 25
■ In gesprek met het beeld en met elkaar
Leidraad voor beschouwingsgesprekken .................................................. 28 28
■ nieuw geluid ............................................................................ 29 ■ Kidsview TV
Ontwikkeling van videomogelijkheden in het onderwijs .......................... 30 30
■ Wat we doen, doet er toe! Limburg verankert cultuureducatie structureel in het basisonderwijs met ‘Voorbij de kaders’ ............................................................................... 32
■ het Concertgebouw
Met muziekdocenten naar Amsterdamse basisscholen ............................... 34
■ Vakspecialist muziek in het po
Over de opleiding Vakspecialist muziek ................................................... 35
■ muziek in het basisonderwijs
Het werk van een Vakspecialist muziek................................................... 37
■ muziek aan de basis
Zomercursus voor het geven van muziekonderwijs op de basisschool ......... 38 38
■ muziek in het primair onderwijs
Geschiedenis van het vak muziek in het po ............................................. 41
■ een nieuwe eigen-wijs
Vernieuwde liedbundel Eigen-wijs gepresenteerd ..................................... 45
■ Belevingswereld ....................................................................... 46 ■ rocco junior ............................................................................ 47 ■ prijzen voor het nFFS ................................................................ 48 ■ Examen Evaluaties ................................................................... 49 ■ Actief met ckv .......................................................................... 50
Omslag:
Mynne, Zie ‘Hoed op voor rembrandt’, Foto: Marije van der Hoeven
Rechtsbijstand: pagina 14
ReDaCTIe jan van gemert Olga de Kort-Koulikova Saskia van der linden Twan robben, paul rooyackers Thea Vuik Wil & Hans Weikamp janneke van Wijk VeRKOOP aDVeRTenTIeS jan Verschaeren Kluppelshuizenweg 32 7608 rl almelo tel. (0546) 491745
[email protected] VORmGeVInG en DRUK jaroff Drukwerkmakers & reproservice Heerenveen STIChTInG KUnSTzOne Maria langemeijer lisztstraat 2 2651 Vl Berkel en rodenrijs tel. (010) 5114397
[email protected] www.kunstzone.nl
© STIChTInG KUnSTzOne niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
ISSn: 1570-7989
4
28
30
38 3
april 2009-4
Dilan
Nisa
Mourad
Levi
april 2009-4
hoed op voor Rembrandt po
marije van der h oeven Wat zou Rembrandt met een digitale camera gedaan hebben? met die vraag in mijn hoofd bedacht ik Hoed op voor Rembrandt. De meeste kinderen kennen alleen zijn
naam. Iemand uit de Gouden eeuw. een schilder die arm stierf. De schilder van de nachtwacht, een heel duur schilderij dat ze van een plaatje kennen. zijn andere schilderijen hebben ze nog nooit bewust gezien. natuurlijk zijn er uitzonderingen, afhankelijk van schoolsoort en achtergrond ouders.
Tentoonstelling en boek Zowel ouders als leerkrachten waren enthousiast over de foto’s van hun kinderen. De portretten werden tentoongesteld in de etalages van de Hema in amsterdam Oost, de buurt waar de kinderen naar school gaan. De volle breedte van de etalages werd ermee gevuld, samen met de mooiste zelfgemaakte hoeden. De kinderen waren trots dat hun foto’s daar hingen en sleepten familieleden ernaartoe. ik had me geen betere locatie kunnen voorstellen voor deze heterogene buurt. De Rode Loper op School (www.derodeloperopschool.nl) bood mij de kans om heel veel kinderen intensief te por-
4
tretteren. Dat is de organisatie van Machtelt van Thiel en ina Brekelmans die al jaren voor prachtige projecten in amsterdam Oost zorgt. Machtelt was het ook die met het boekidee kwam en daar hebben we vervolgens hard aan gewerkt. Foto’s selecteren, kinderen interviewen, teksten (laten) schrijven, subsidie aanvragen, vormgever en uitgever benaderen, enzovoort. Met Machtelt is het goed samenwerken. Zij heeft stijl, visie en doorzettingsvermogen. ik vind het geweldig dat deze kleine kunsteducatiestichting de lat voor kwaliteit zo hoog legt. ik ben blij dat het door alle support zo’n prachtig verzorgd boek is geworden. Opleiding ik ensceneerde mijn eerste foto toen ik vijf jaar oud was. Mijn vader stond op het punt om mij fotograferen, toen ik hem vroeg te wachten totdat ik mijn beer had gehaald. Die lag in mijn slaapkamer op de bovenste verdieping. Mijn vader wachtte geduldig en even later stond ik blij met mijn beer op de foto. ik werd even de baas over wat er allemaal op die foto te zien zou zijn. Dat magische moment, waarop werkelijkheid en fantasie toen even samenvielen, ervaar ik steeds weer als ik nu met kinderen een foto in elkaar zet. Het duurde even voordat ik mijn specialisatie gevonden had: Kinderen en fotografie. in het laatste jaar van de lerarenopleiding, Tekenen en nederlands, maakte ik diaseries en filmpjes. ik vond het geweldig hoe ik daarin mijn vaak literaire ideeën kon overbrengen. Daarom ben ik daarna op de rijksakademie fotografie gaan doen. Daar werkte ik uren in de doka. Eén middag per week was er een ‘bespreking’ waarin de studenten met elkaar over zelf geïnitieerde projecten praatten. Dat was heel leerzaam. Fotografie op de basisschool Fotograferen is een overtreffende trap van kijken, waaraan veel plezier valt te beleven. ik laat kinderen zien hoe je een beeld op een eenvoudige en verrassende manier kunt manipuleren. je kunt met fotografielessen zoveel kanten op: Foto’s om de woordenschat te verrijken, iets van jezelf te tonen, te laten zien waar je goed in bent. Kun je je droom fotograferen? Of een geluksgevoel? En oneindigheid? ‘Daag me uit’, zeg ik wel eens. ‘Wat kun je niet fotograferen?’ laat kinderen al fantaserend en associërend foto’s maken, laat ze spelen met licht, aankleding en standpunten. Daar leren ze veel van!
Foto’s: Marije van der Hoeven
Hoed op voor Rembrandt startte met kijken naar portretten van rembrandt. Hij schilderde veel mensen met een hoed op. Opvallend daarbij vond ik dat veel geportretteerden ook binnenshuis een hoed dragen. ik wees op de reproducties natuurlijk ook op het beroemde Rembrandtlicht. Meteen daarna maakten de kinderen een eigen hoed onder leiding van hoedenmaakster Tineke Koelewijn. Daarna nam ik steeds drie kinderen mee naar een verduisterd plekje in de school. Ze zetten hun zelfgemaakte hoed op en verborgen hun T-shirtjes met een lap fluweel of met een kraag. Om een beetje in de stemming te komen vroeg ik: ‘Kun je vierhonderd jaar teruggaan in de tijd? We gaan het eens helemaal anders doen dan de schoolfotograaf. Om te beginnen doen we het licht uit.’ Bij het maken van de foto’s heb ik mij geconcentreerd op drie aspecten van de portretkunst die mij bijzonder boeien: houding, blik en licht. ik liet de kinderen een tikje uit de hoogte kijken en kaarsrecht zitten. En ik vroeg hen om niet te lachen. Een of twee klasgenoten zorgden met zaklampen voor de lichtdonkersfeer waar rembrandt zo van hield. Voor mij is hij eigenlijk een fotograaf ‘avant la lettre’, want rembrandt tekende en schilderde met licht. Zijn belichting is een gouden, betoverend en tijdloos recept. We bekeken de foto’s op de digitale camera en bespraken houding en blik. En het licht, dat de stoffen deed glanzen. De kinderen waren opgetogen: Het leken wel fotoschilderijen. Een kind riep toen hij zichzelf op de foto zag: ‘ik word verliefd op mezelf!’ En een meisje zei: ‘alles is van rembrandt, behalve mijn gezicht.’
5
april 2009-4
feb/mrt 2009-2/3
Weg uit de Peel Foto: Marije van der Hoeven
Foto: Marije van der Hoeven
Lezen, media-educatie en geschiedenis in één
Hoeden maken
Belichten
po/vo
Toos van den Beuken-Bots ‘het was leuk om te zien dat het meisje zo gehecht was aan de Peel terwijl er eigenlijk alleen wat bomen en het dorre buntgras was’ (Linda van B). ‘het was leuk hoe
Janneke leefde, ze is net zo oud als mij en hoe zij leefde, is heel erg anders’ (Joyce). ‘Je snapt hoe oneerlijk en hoe moeilijk het was vroeger, dat wij het nu maar goed hebben’ (noël). ’het was niet leuk dat de geit van Willem werd onthoofd. De veldslag van de Peelwerkers was spannend, maar verdrietig’ (niek).
ik houd me bezig met geënsceneerde fotografie, omdat ik dan in één klap van die ‘al te vertrouwde schoolomgeving’ af ben. Fotografie betekent voor mij creëren, spelen met mogelijkheden, de wereld even naar je hand zetten. De kinderen leren dat een fotograaf altijd over alles wat op een foto te zien is, een beslissing heeft genomen, bewust of intuïtief. ik hou ook erg van de combinatie beeld-tekst. je gaat anders kijken en je ziet meer. Wat niet te zien is op een foto, namelijk hoe iemand denkt, lees je terug in de tekst. En wat je leest, doet je opnieuw naar die foto kijken, maar nu met geïnformeerde blik, soms zelfs met een andere visie. Basisvaardigheden Digitale fotografie is een geweldige manier om te praten over beelden en de betekenis die we daaraan geven. Maar op school wordt nog nauwelijks tijd besteed aan kijken, terwijl het leeuwendeel van alle informatie die kinderen krijgen toch via hun netvlies binnenkomt. Het analyseren van beelden moet eigenlijk tot de basisvaardigheden horen van jonge mensen die in een complexe beeldcultuur leven als de onze. Het is naar mijn idee essentieel voor de algemene ontwikkeling. Het is daarom een gemiste kans dat er bijna nergens op de basisschool structureel fotografielessen worden gegeven. Van het bloeiende landelijke consulentenoverleg van zo’n vijftien jaar geleden zijn in de praktijk nog maar een paar fotografiedocenten werkzaam. ik vind het erg belangrijk om onze kennis te delen, dingen van elkaar over te nemen en elkaar te inspireren. Het instituut waar ik voor werkte, is drie jaar geleden opgedoekt en dat geldt voor meer instanties. projecten worden alleen nog ‘op maat’ gemaakt voor de klant. Op die manier blijven het incidentele projecten, zit er geen lijn in en kunnen we niets opbouwen. Door het wegvallen van overkoepelende organisaties wordt er nauwelijks nog iets uitgewisseld over het vak. We kunnen alleen te rade gaan bij onze Belgische buren voor een gedrukte leerlijn fotografie en film: de Belgische leerlijn-methode (www.ingebeeld.be). Ook op pabo’s worden geen doelstellingen over kijken geformuleerd en krijgen toekomstige leerkrachten geen les in hoe zij fotolessen kunnen geven. Fotografie blijft op deze manier een ‘leuk vak’ dat nog steeds in de kinderschoenen staat.
6
hoe kijken kinderen? in de loop van de afgelopen twintig jaar heb ik mijn aandacht verschoven van sociaal geëngageerde projecten voor kinderen (maak samen foto’s voor een krantje) naar individuele kunstzinnige projecten (maak foto’s voor een dagboek, zoals de fotograaf lartigue deed als jongetje). in deze projecten ging ik er vanuit dat de kinderen terloops de beeldtaal van foto’s zouden leren kennen. Op dit moment is mijn belangstelling opgeschoven naar de vraag: Hoe lezen kinderen foto’s? Beleidsmakers spreken over ‘mediawijsheid’ en ‘visuele geletterdheid’. Maar naar de manier waarop beeldanalyse op een basisschool in de praktijk kan worden gebracht, is nauwelijks onderzoek gedaan, laat stáán dat er onderzocht is hoe het kijken van kinderen naar foto’s in z’n werk gaat. ik oriënteer mij nu op nieuwe perspectieven voor mijn vakgebied door veel vragen te stellen aan een aantal deskundigen: wetenschappers, onderwijskundigen, een filosoof en mensen uit de praktijk. Daarvoor heb ik subsidie gekregen van het Amsterdams Fonds voor de Kunst waarmee ik de bevindingen ook weer met kinderen in de praktijk ga testen. Er is nog zoveel te ontdekken in dit vakgebied. Marije van der Hoeven geeft al meer dan 20 jaar fotografieles aan kinderen. Van haar verscheen eerder het fotoboek Klik ik heb je dat werd bekroond met een Zilveren Griffel. Zie ook www.marijevanderhoeven.nl.
hoed op voor Rembrandt/hats on for Rembrandt Marije van der Hoeven 96 pagina’s iSBn 978 90 78909 06 4 Uitgeverij De Verbeelding 2008 en Stichting Kunsteducatie De rode loper op School prijs: € 15,--
De leerlingen van groep 7/8 van de St. Jozefschool te Someren-Heide hebben geen moeite met het verwoorden van hun gedachten over het boek Weg uit de Peel van jacques Vriens. Hun uitspraken getuigen van het feit dat ze over het boek hebben nagedacht en dat het hen niet onberoerd heeft gelaten. De kinderen hebben kennisgemaakt met het boek door het project Weg uit de Peel. Dit project is ontwikkeld door Bibliotheek Helmond-Peel voor bovenbouw basisonderwijs en/of onderbouw voortgezet onderwijs. in het project zijn erfgoed-, literatuur-, natuur- en media-educatie met elkaar verbonden. Het verhaal gaat over janneke, dochter van een turfsteker, die ongeveer honderd jaar geleden opgroeit in de peel. als vader door een ongeluk niet kan werken, wordt de tienjarige lowie de peel ingestuurd om te zorgen voor de broodnodige inkomsten. De meester van janneke probeert moeder duidelijk te maken dat janneke capaciteiten heeft om juffrouw te worden, maar moeder wil hier niets van weten. Het boek schetst de omstandigheden van een arbeidersgezin waarin kinderarbeid en het verzet daartegen (in de persoon van jannekes meester) centraal staan. nadat de leerkracht een aantal hoofdstukken heeft voorgelezen, lezen de leerlingen het boek zelf. Dat is mogelijk, omdat de bibliotheek voor dertig exemplaren van het boek heeft gezorgd. Over het voorlezen vertelt een leerkracht: ‘Het voorlezen was een genot. De kinderen hingen aan je lippen, ze bleven een en al oor. alle kinderen vonden het een fantastisch boek.’ Bij het project is beeldmateriaal geleverd in de vorm van twee korte films en 90 historische foto’s. De film De Peel laat kinderen zien hoe het landschap van de peel eruit ziet. Verder wordt in de film ingegaan op hoe het landschap is ontstaan en hoe er vroeger turf werd gestoken. De historische foto’s laten zien dat wat jacques Vriens in zijn boek beschrijft, vroeger ook echt zo is geweest. De foto’s zijn verzameld rondom thema’s als Wonen in vroeger tijden, Kinderleven en Werken in de Peel. Er is ook een fotopresentatie rondom het thema Ontginningen: op deze foto’s zien kinderen hoe het landschap veranderde, wat er moest gebeuren om van woeste grond cultuurgrond te maken. De foto’s
werden voor een belangrijk deel beschikbaar gesteld door het Regionaal Historisch Centrum te Eindhoven. De leerlingen krijgen de opdracht om een deelonderwerp uit te werken, informatie hierover te verzamelen en een presentatie voor te bereiden voor de klas. De onderwerpen hebben te maken met de peel van vroeger en nu. Eén opdracht laat kinderen onderzoeken wat hen in hun eigen woonplaats nog herinnert aan vroeger. Een leerkracht over dit onderdeel van het project: ‘Het maken van een presentatie was heel leuk. Kinderen zagen dat de peel meer is dan een stuk natuur, wat de geschiedenis erachter is en hoe het leven vroeger was. Het interview met de opa’s en oma’s maakte alles werkelijkheid. Ze ontdekten dat het verhaal naar waarheid is geschreven.’ De kinderen maken kennis met het werk van de fotograaf Martien Coppens (lieshout 1908-1986). Deze fotograaf uit de regio heeft het dagelijks leven van de gewone man in de peel in de jaren dertig van de vorige eeuw vastgelegd. Uit zijn werk zijn een aantal portretten geselecteerd die aansluiten bij de verhaalfiguren uit het boek. De kinderen kijken naar de portretten en bespreken met elkaar welke persoon uit het boek de afgebeelde persoon zou kunnen zijn. Vervolgens krijgen ze de opdracht om zelf een portret te tekenen van een zelf gekozen verhaalfiguur uit het boek. De foto’s van Coppens werden beschikbaar gesteld door het Nederlands Fotomuseum te rotterdam. De schrijver van het boek, jacques Vriens, heeft ook medewerking verleend aan het project. Er is een film gemaakt waarin hij aan twee kinderen vertelt hoe hij op het idee kwam om dit boek te schrijven. Vervolgens laat hij de kinderen de verschillende plekken zien die in het boek een rol spelen. Ook vertelt hij hoe hij zich gedocumenteerd heeft en hoe bijvoorbeeld een persoon als Herman Maas, onderwijzer in de peel, die opkwam voor de peel-arbeiders, een rol kreeg in zijn boek in de persoon van Harm Kanters. De film is verrijkt met enige nagespeelde scènes die opgenomen werden met medewerking van toneelvereniging De Speledonckers uit Someren en hun regisseur Harold Schraven. na het bekijken van deze film gaan de kinderen met elkaar in gesprek volgens de ideeën van aidan Chambers. Zij bespreken met elkaar wat ze leuk, niet leuk en moeilijk vonden en welke patronen ze ontdekten
7
Excursie in de Peel: ruiken en voelen aan turf
Foto: Ron Teuben
april 2009-4
april 2009-4
Ontmoeting met vertegenwoordigers van de Heemkundekring
Project Weg uit de Peel Het project Weg uit de Peel kwam tot stand met subsidie van de provincie noord-Brabant en de rabobank. inhoudelijk heeft Erfgoed Brabant ondersteuning geboden. Het project bestaat uit een handleiding van 44 pagina’s, een dvd met twee korte films en een cd-rom met 90 historische foto’s en kost € 95,-. Mail voor meer informatie naar
[email protected].
Acteurs van de Speledonckers spelen een scene uit het boek na
in het boek. Op deze wijze wordt de leesbeleving verdiept. Het is mogelijk een excursie te maken naar nationaal park De Groote Peel. Het bezoekerscentrum Mijl op Zeven te Ospel biedt een excursie aan getiteld In de voetsporen van Tjeu. aan de hand van een in een oude boerderij gevonden dagboek gaan de kinderen de peel in en horen zij de belevenissen van Tjeu, een jongen die met zijn vader de peel in gaat om turf te steken. Kinderen zien met eigen ogen hoe het veenmosplantje water kan vasthouden. Zij mogen zelf de stikker hanteren en ervaren hoe veerkrachtig de bodem is door er met elkaar op te springen. Een leerkracht over de excursie: ‘ik vond het geweldig hoe de verhalen uit het boek klopten met de plek waar je stond in de peel. Daardoor ging het verhaal nog meer leven.’ Het project wordt na vijf weken afgesloten met een bezoek in de klas van een afvaardiging van de Heemkundekring. Kinderen luisteren geboeid naar de verhalen van een van de Heemkundemensen die als jongen van twaalf in de oorlogsjaren met zijn vader in de peel turf ging steken. Een andere vertegenwoordiger van de Heemkundekring gaat met de kinderen in gesprek over de verhaalfiguren en er ontstaan prachtige gesprekken tussen de verschillende generaties. De Heemkundigen over deze bezoeken: ‘De leerlingen bleken het boek te kennen als hun broekzak. Zij wedijverden met elkaar
8
Janneke (Karin Koolen) met geit Witte in de Peel
als het ging om het beantwoorden van vragen die door ons gesteld werden. Zij gaven er blijk van dat ze zich de omstandigheden van de hoofdpersonen uit het boek konden inleven, maar ook dat ze vergelijkingen met de huidige tijd konden maken.’ gedurende vijf weken hebben de leerlingen gewerkt met het boek Weg uit de Peel als uitgangspunt. Een leerkracht over het project als geheel: ‘Het was een super leuk project. Het samen lezen vind ik goed. Kinderen lezen steeds minder en op deze manier gaan ze er wel weer de lol ervan inzien. Het verhaal komt tot leven, ze vormen zich een beeld, net als bij alles dat ze op tv zien. Sommige kinderen waren vergeten dat dat met een boek ook kan. Kinderen komen dichterbij hun eigen geschiedenis/achtergrond.’
9
april 2009-4
april 2009-4
Cultuur in de Spiegel educatie in persoonlijkheid en collectief zelfbewustzijn po
Thea Vuik Wandelend in een Oxfordiaanse omgeving spreek ik met Barend van heusden. Werkzaam aan de Rijksuniversiteit van Groningen en literatuurwetenschapper van
origine: momenteel zeer in de belangstelling vanwege het door het ministerie van OCW en het VSBfonds gesubsidieerde onderzoek Cultuur in de Spiegel.
STUDIeDaG nVTO-VLBV donderdag 11 juni 2009 het zijn roerige tijden. Ook op ons vakgebied. Blijven wij vasthouden aan de oude bekende waarden of zijn we gevoelig voor de mogelijkheden die de moderne tijd ons biedt? Wat is de moeite waard om te bewaren en waarin kunnen wij ons vakgebied vernieuwen? Staan we op een omslagpunt in de tijd en in het beeldend onderwijs? De nVTO en de VLBV vinden gezamenlijk dat we de handen ineen moeten slaan om met elkaar voor de komende tijd een goede richting aan te geven. Daarom organiseren wij een studiedag met twee onderdelen.
1. Denktank Beeldend onderwijs De nVTO-VlBV heeft een denktank ingesteld om de uitgangspunten van het Beeldend onderwijs te actualiseren. De denktank heeft drie hoofdfuncties van het Beeldend onderwijs geformuleerd op weg naar een leerplan voor 4 tot 14 jarigen: 1. Beeldend onderwijs leert je visualiseren. 2. Beeldend onderwijs leert je te zoeken naar meerdere oplossingen. 3. Beeldend onderwijs leert je welke rol beelden spelen in de samenleving. Zie voor de volledige tekst Kunstzone 1-2009 en/of ga naar www.nvto.nl/discussiebeeldendonderwijs.html. Zijn dit de uitgangspunten waarin je je als docent in kunt vinden? in het eerste deel van de studiedag presenteert de denktank de voortgang van zijn werkzaamheden en vraagt het werkveld (in dit geval de studiedagdeelnemers) om commentaar. Een belangrijke consultronde waarmee de dentank weer verder hoopt te kunnen. in het morgenprogramma krijg je dus de gelegenheid om te reageren en te participeren. Deelnemers ontvangen de relevante stukken tijdig tevoren per email. 2. Workshops voor nieuwe dimensies Visies zijn belangrijk. Dat begrijpt iedere vakdocent. Visies moeten wel vertaald worden naar de praktijk. En: hoe kun je als docent inspirerend (blijven) werken? Daarom zijn er ’s middags workshops die draaien om de volgende onderwerpen:
10
-
Beeldend werken met de computer. Hoe doe je dat? Hoe hanteer en beoordeel je digitaal leerlingenwerk? Cultureel Erfgoed: wat kun ermee? Een leerlijn beeldend voor basis en kader Studentenpresentaties: wat vindt de nieuwe generatie?
Met elkaar denken we ook nog na over het beeldend professionaliseren via een lerarenregister. nieuwsgierig en/of behoefte aan bijscholing? Kom! donderdag 11 juni 2009 naar Utrecht, in pabo Domstad. Overtuig je directie van het belang van deze studiedag. KOm! Kosten Docenten: € 80,-- voor leden, € 120,-- voor niet-leden. Studenten: € 25,-- voor aspirant-leden, € 50,-- voor niet-leden. Programma 9.30 uur inloop 10.15 uur start 16.15 uur afsluitende borrel in de volgende Kunstzone staat het dagprogramma. aanmelden graag onder vermelding van naam, email-adres, postadres via
[email protected]. We zien je aanmelding graag tegemoet!
Dit project tracht een algemene theorie te formuleren over doorlopende leerlijnen binnen de cultuureducatie. Van Heusden leidt dit onderzoek dat in samenspraak met de SlO al bezig is duidelijk vorm te krijgen. Er wordt gewerkt met (vijf) clusters van scholen zodat de voorgestelde leerlijn werkelijk doorloopt van po naar vo, drie sets in groningen en twee sets scholen in rotterdam als geste naar de SKVr vanwege hun ondersteuning bij de subsidieaanvraag. De keuze voor een (type) school is redelijk toevallig gebeurd, want uiteindelijk moet het theoretisch kader volgens van Heusden voor iedere school kunnen werken. Hoe ziet het onderzoek eruit, wat moet ik me erbij voorstellen? Wat wij gaan doen is dat we scholen - met name docenten, maar ook schoolleiding - een kader voor cultuureducatie aanbieden. Dat wil zoveel zeggen dat als je cultuureducatie doet vanuit dit perspectief, dit inhoudt dat je weet: daar moet je op letten, daar op letten, en daar op letten. Daar moet je rekening mee houden en daarmee. Dat is wat wij het raamwerk noemen, een staketsel. Wij gaan onderzoeken of zo’n pakket aan criteria bruikbaar is. Of men daar iets mee kan. Of het bijvoorbeeld zorgt dat docenten hun vak beter kunnen rechtvaardigen naar leerlingen, naar ouders of naar andere leraren toe. Of het makkelijker wordt om het te integreren met andere vakken; of het makkelijker wordt om didactiek te ontwikkelen. Overigens gaan wij er natuurlijk wel van uit dat het theoretische kader klopt. Dat is de wetenschappelijke pretentie die we hebben. Zoals wij het beschrijven, is niet een keuze: zo zit het. Dit zijn de dingen waar je rekening mee moet houden. Door leraren te interviewen en door scholen te bekijken gaan we onderzoeken of het raamleerplan bruikbaar is. En kijken we of het zo te implementeren valt op scholen. In hoeverre is het een onderzoek en in hoeverre toetst het? Laat ik het zo zeggen: is het evidence based? Het hangt ertegen aan. De volgende stap - die wij dus nog niet uitvoeren - is dat je zou moeten zeggen: ‘Zie je nou ook dat de leerlingen die een doorlopende leerlijn binnen dit kader doorlopen, zelfbewuster worden?’ Want daar gaat het om. Maar dat kunnen wij nu niet onderzoeken. Wij zetten eerst dat kader neer en we zijn helemaal ervan overtuigd dat dat kader gewoon goed is. De tweede stap is of het - inderdaad - effect heeft op de leerlingen die ermee werken. ik wil dat
tweede onderzoek ontzettend graag doen, maar dan moet je echt op de hele lange termijn kijken. Dan heb je jaren nodig. Daar kun je niet mee beginnen. je moet eerst het kader uitwerken. nou, dat doen we. Wij toetsen de theorie om te kijken hoe vruchtbaar die is. Waarin onderscheidt dit onderzoek zich van ander onderzoek althans… op het gebied van cultuureducatie? ik ben een cultuurwetenschapper, geen sociaal wetenschapper. Dat is ook het grote verschil tussen het onderzoek wat wij nu doen en het meeste onderzoek wat er gebeurt op het terrein van kunst- en cultuureducatie. Veel onderzoek is sociaal wetenschappelijk en minder cultuurwetenschappelijk. Ons onderzoek is dus cultuurwetenschappelijk. Hoe ik dat moet zien? Dat wij vragen zoals ‘wat is kunst, wat is cultuur, wat zijn media?’ als uitgangspunt nemen. Dat zijn juist de vragen die we eigenlijk willen beantwoorden. En wij hebben het idee dat je er veel mee kunt als je die vragen goed beantwoordt. Terwijl ze vanuit sociaal wetenschappelijke richting zeggen dat het vragen zijn die je niet of moeilijk kunt beantwoorden. Wat me opviel aan jouw lezing in Ede (tijdens een conferentie van de CultuurProfielScholen, redactie) is dat schoonheid weer mag. Dat het een aspect is van alle cultuur, een heel wezenlijk onderdeel. Terwijl het begrip eigenlijk min of meer verguisd is geweest. absoluut!! En ik vind het dus ook heerlijk om dat soort dingen te kunnen zeggen. Het is de bevrijding van een soort relativisme. Van ‘alles kan’ en ‘alles mag’. Dat laatste is gewoon niet waar. ik wil weer heel graag een houvast geven. Je bent wel een cultuuroptimist: zo te horen geen Houellebecq in de cultuursector?! niks voor mij, nee. Maar ik probeer mijn optimisme wel goed te onderbouwen. ik ben niet zomaar optimist. Voor mij is schoonheid een middel om te overleven als individu en als gemeenschap. Schoonheid heeft overlevingswaarde. als we iets goed kunnen bewerken, vinden we het mooi en dat is evolutionair zo gegroeid. Ons lichaam beloont ons voor dingen die effectief zijn. als we effectief zijn, beloont ons lichaam ons - en wij noemen dat mooi - met een prettig gevoel. Die prettige gevoelens zijn in feite tot de werking van hormonen te herleiden. natuurlijk vindt de een dit mooi en
11
april 2009-4
april 2009-4
natuurlijk denk ik van wel. Het is van belang dat ze goed aansluiten bij wat er op scholen gebeurt. Dus als op school gewerkt wordt vanuit zo’n raamwerkplan, dan zou zo’n instelling eigenlijk daarbij moeten aansluiten. Want scholen gaan vanuit dat raamleerplan wel naar die instellingen toe, straks. Op welke gebieden zou dit project nog meer impact kunnen hebben? De inspectie van onderwijs krijgt hiermee ook een instrument in handen waarmee zij die doorlopende leerlijn voor cultuureducatie in het onderwijs kunnen gaan volgen. Zij kunnen dankzij dat kader er beter op letten. Dat hoop ik wel. je hebt nu nog te maken met de afwezigheid van een kader. Want als je iets wil toetsen dan moet je het ergens aan toetsen en moet je criteria hebben. je hebt wel eindtermen, maar bij heel veel cultuureducatie heb je dat natuurlijk niet. Dat is maar heel beperkt. Tegen het einde van het onderzoek wil ik heel graag een keer met de resultaten naar de inspectie toe. als je een idee hebt van wat er kan in een bepaald sociaal milieu, op een bepaalde leeftijd. als je gewoon weet wat er kan; als je dat geleerd hebt en weet wat kinderen kunnen en wat hun manier van kijken naar de wereld is, wat hun zelfbewustzijn is en hoe dat in elkaar zit. als je weet wat ze kunnen op het gebied van beelden en op het gebied van film, dan heb je een middel om te kijken of je dat ook ziet. je moet een aantal dingen gewoon in je hoofd hebben - kennis - over hoe zo’n ontwikkeling verloopt om vervolgens te kunnen zien van meer dan dat je van die leeftijdscategorie zou verwachten. Vanuit ons model klopt het bijvoorbeeld niet dat kinderen allemaal hetzelfde doen. Dat is heel gek, want cultuureducatie is zelfbewustzijn: daar moet verschil in zitten.
Foto: Thea Vuik
de ander dat, maar het grappige is dat als het om schoonheid gaat, die smaken minder ver uit elkaar liggen dan we als postmoderne mensen geneigd zijn te denken. Wat is kunst?? Is dat begrip gerelateerd aan het werk van bepaalde wetenschappers? Mijn ideeën daarover zijn heel erg beïnvloed door Merlin Donald. ik bedenk dit ook niet allemaal zelf. Merlin Donald is een belangrijk iemand voor mij en Katherine nelson evenzo. Donald is een evolutiepsycholoog en nelson is een ontwikkelingspsychologe. nelson heeft geprobeerd de evolutietheorie van Donald mee te nemen naar de ontwikkelingspsychologie. naar de ontwikkeling van kinderen, in ieder geval naar de praktijk van de opvoeding. Je hebt de didactiek buitengesloten in je onderzoek: zou dat niet een mooi vervolgstapje zijn in samenwerking met hogescholen of lerarenopleidingen? Die willen dat ook heel graag. We hebben bijvoorbeeld contact met de Hanzehogeschool hier en het zou voor de lera-
12
renopleidingen een uitdaging zijn om te kijken of ze een didactiek bij de theorie kunnen ontwikkelen, want ik denk namelijk dat daar een enorme behoefte aan is. Maar wat ik steeds in mijn hoofd houd, is dat dit model geen aanwijzingen geeft. En dat is wel lastig: wij zijn niet erg gewend om na te denken over wat en hoe en waarom we het zo doen. Bijvoorbeeld ook over cultuureducatie zijn een aantal boeken verschenen en door mijn gesprekken met leraren merk ik dat ze daar eigenlijk niet zoveel mee kunnen. Het nadenken over je vak zou erbij moeten horen. Het zou bij je opleiding moeten horen. Dan sta je op een andere manier in je vak. Zeker voor de status van het onderwijs zou het niet gek zijn als dat wat meer zou gebeuren. ik zou het leuk vinden als een aantal hogescholen en lerarenopleidingen het model zo uitdagend en overtuigend vinden dat ze gaan proberen om er ook vanuit de didactiek iets mee te doen. ik hoop dus dat ook de kunstinstellingen vanuit zo’n kader beter kunnen inspelen op het onderwijs. Zij zitten trouwens niet in dit onderzoek, en ik ervaar dit zelf als het meest grote gemis (‘Het werd anders gewoon teveel.’). Maar ik zou heel graag willen weten of het model ook voor de instellingen een vruchtbare lading heeft.
Heb je een voorkeur voor één kunstvak… ik proef dat er wel uit, omdat je allerlei disciplines op zich toejuicht en bij elkaar haalt. ik zou zelf, denk ik, kiezen voor een geïntegreerd kunstvak, of liever cultuur: gewoon cultuureducatie met al de subdisciplines die ik onderscheid. je kunt zeggen daar heb je twee uur voor nodig, maar ook daar heb je tien uur voor nodig. En die verdeel je onder in verbeelding, conceptualisering, enzovoorts. je kijkt naar verschillende media. je maakt er een duidelijk vak van, naast taal, rekenen, enzovoorts. Daar zou ik heel erg voor zijn. Maar - wat heel belangrijk is - mijn kader schrijft dat niet voor. Echter: als je dat kader dan hebt… vertaal dat dan ook naar de organisatie van je onderwijs. Het zou voor leerlingen heel helder zijn: ’Oh, dat is cultuureducatie’, een duidelijk vak met eventueel een aantal subvakken. ik redeneer dan niet vanuit de disciplines, maar vanuit de inhoud: een conceptuele indeling van het vak. Het zou ook voor de status van het vak heel goed zijn. Waarom zou je alleen met cultuur je identiteit kunnen ontwikkelen? ik zeg ook niet dat het in die zin alleen met maar cultuureducatie kan. Ook sport zit er in de buurt. Sport en cultuureducatie zijn wel de twee vakgebieden binnen de school waar je het meest leert om een eigen identiteit te ontwikkelen. Het belang van het ontwikkelen van die eigen identiteit is zo enorm groot, omdat je handelt vanuit je identiteit. persoonlijk
of collectief. Mijn missie is dat ik cultuureducatie zo belangrijk vind, omdat het je mogelijkheden om te handelen vergroot, verbreedt. Dat is cruciaal. Dat is echt cruciaal. Het is niet alleen creativiteit, ook het zelfvertrouwen is heel belangrijk. Zelfrelativering is ontzettend belangrijk. En zelfkritiek. Dus het is complexer: je moet empatisch kunnen zijn; respect voor anderen hebben. Kortom, het toverwoord voor cultuureducatie is burgerschap. je kunt het succes van cultuureducatie afmeten aan participatie van mensen aan kunst, maar ik zou zeggen aan het vermogen van mensen om mee te doen. gewoon op een goede manier meedoen in een cultuur. participatie in een cultuur als geheel. Kunst is maar een heel klein cirkeltje. Daar kun je niet alleen op inzetten. niet meer. Weet je waarom het ministerie zo gecharmeerd is van je onderzoek? ja, ik heb wel een vermoeden. Ten eerste willen ze heel erg graag dat er een doorlopende leerlijn komt. Dat vinden ze belangrijk. Ten tweede heb ik het gevoel dat ze ook wel gecharmeerd zijn van deze theoretische aanpak. Omdat dan toch lijkt dat het iets meer houvast gaat geven voor allerlei beleidsbeslissingen. Er is heel erg veel behoefte aan vastigheid. Taal, rekenen en biologie: natuurlijk… dat ligt allemaal vast en eigenlijk wil ik dat voor cultuureducatie ook. Cultuureducatie met minder vrijheid, minder afhankelijk van enthousiasme. Cultuureducatie is altijd zo afhankelijk van enthousiasme. alsof een goede wiskundeleraar of een goede bioloog niet bevlogen kan zijn. Die mensen zijn allemaal bevlogen, maar die hebben het niet nodig om hun vak te verdedigen met bevlogenheid. En dat wil ik voor cultuureducatie ook. Dat het een doodgewoon vak is en dat die leraren ook heel bevlogen zijn net als alle anderen en niet meer bevlogen dan anderen. Een moeilijke strijd in deze tijden met grote achterstanden in taal en rekenen? Mijn project is ook een poging om daar een beetje tegengas te geven. ik stel een hypothetische vraag: je zou een samenleving creëren zonder cultuur. Dat kan helemaal niet. Dan heb je geen samenleving meer. Een samenleving zonder zelfbewustzijn, dat zijn zombies. Cultuur is zelfbewustzijn. Zo sterk. Dat is mijn uitgangspunt, anders heb je dieren. Dat is ook prima, maar dan hebben we het niet meer over cultuur. We voeden de kinderen op met een van de meest essentiële kenmerken van menselijke cultuur, het zelfbewustzijn. Dat is een hele stellige uitspraak en ik ben benieuwd of iedereen het daarmee eens is? Het kan me helemaal niet schelen of mensen het ermee eens zijn of niet: het gaat erom - als ze het er niet mee eens zijn - wat hun argumenten zijn. ik probeer te verdedigen waarom het zo is. Een beter argument of een betere theorie heb ik nog niet gehoord. Het er niet mee eens zijn daar koop ik niets voor. Wel qua discussie. Je komt uiteindelijk uit de literatuurwetenschap. Zit dat ook binnen cultuur verweven? Toevallig las ik gisteren een citaat van een wetenschapper (richard Dawkins, in zijn inleiding bij The Oxford Book of
13
april 2009-4
april 2009-4
Modern Science Writing): ‘De mensheid heeft in feite maar twee mooie dingen voortgebracht: wetenschap en literatuur’. Dat zijn nu precies die twee niveaus: wetenschap is de kennis van de wereld om je heen en literatuur is kennis van jezelf; reflectie. Waarom zeg ik dat? Vanuit de literatuurwetenschap ben je heel erg gewend om te denken over reflectie op cultuur, en literatuur is een van de meest interessante vormen van culturele reflectie. Dus dat verband is er wel. En eigenlijk probeer ik te zeggen dat je het op school ook zo zou moeten doen: je hebt het niveau van de wetenschap: dat is rekenen, dat is biologie, dat is aardrijkskunde… En je hebt het niveau van de reflectie en dat is cultuureducatie en daar heb je kunst, heb je geschiedenis, dan heb je filosofie, maatschappijleer. Die twee vormen samen een totaalpakket en als je dat allebei biedt, dan heb je naar mijn gevoel een vrij ideaal onderwijsmodel.
Kun je je identiteit niet halen uit rekensommetjes maken? nee, dat kan niet. Wel weer uit de reflectie op dat rekenen. iemand kan zeggen ‘ik ben een puzzelaar, ik ben een goed rekenaar’. Overigens speelt daar ook de kwestie van schoonheid waar ik het over had. Want waarom vinden wij wiskunde soms zo mooi? Omdat het orde schept. Wiskunde is op een hele fundamentele manier orde en dat vinden we geweldig. En orde scheppen geeft weer een goed gevoel… en dat goede gevoel wordt bepaald door hormonen. Uiteindelijk zijn het alleen maar hormonen. is het gewoon scheikunde. Daar moeten we ons vooral geen illusies over maken. ga voor meer informatie over Barend van Heusden naar www.rug.nl/staff/b.p.van.heusden.
Laat maar zien Overwegingen bij de derde herziene druk
po
Jos van Onna Daar staat ze dan, Sandra, 24 jaar oud, voor de 27 kinderen - waarvan ongeveer de helft van allochtone afkomst - van groep 5 op de Oecumenische Basisschool De
aanloop. ze leert de kinderen niet alleen rekenen, lezen en schrijven. nee, ze geeft ze ook aardrijkskunde, geschiedenis, natuuronderwijs, verkeersles en techniek. Voor de muzische vorming van de kinderen geeft ze muziekles, drama, beeldende vorming en - omdat ze dat zelf ook zo fijn vindt dans. Verder besteedt ze aandacht aan levensbeschouwelijke vorming, vredeseducatie, burgerschapskunde en milieu-educatie.
Rectificaties in het artikel Hoezo Cultuurprofiel? stond op pagina 7 bij de foto van de uitreiking van het keurmerk CultuurProfielSchool een verkeerde ondertitel. Er had moeten staan: Cultuurcoördinator Titia Oosterloo (links) en conrector onderwijs Ans Wehmann (rechts) van het Wessel Gansfortcollege in Groningen nemen het keurmerk CultuurProfielSchool in ontvangst van Carlo Pedroli (midden), bestuurslid van de Vereniging CultuurProfielScholen. En in het artikel Luchtpiano wint prijs TU Delft ging het ook al mis. Onder het artikel op pagina 37 stond een dankwoord aan Daniël Kauffman, maar dat moet Alexander Kauffman zijn. Onze excuses voor deze omissies. Redactie Kunstzone
Bereikbaarheid helpdesk IRP voor vakbondsleden Vier middagen en twee avonden is de VLBV-helpdesk telefonisch bereikbaar en vier middagen en twee avonden de VLShelpdesk. Voor algemene vragen kunt u op genoemde tijden bij beide helpdesks terecht: Hoe zit het met mijn fpu?, Is mijn taakinvulling wel juist? Ik heb nog steeds geen benoemingsakte, wat nu? Enzovoorts. Voor specifieke vragen die u als leraar beeldende vakken of als leraar muziek aangaan, kunt u het beste contact zoeken op de tijden dat de VLBV- respectievelijk de VLS-helpdesk bereikbaar is.
14
VlBV-rechtspositie arnold Mullink De Beuk 9 6941 Za DiDaM
VlS-rechtspositie amir pool Kluppelshuizenweg 32 7608 rl alMElO
t (0316) 294346 f (0316) 294347 e
[email protected]
t (023) 5478832 f (0546) 492836 e
[email protected]
Telefonisch spreekuur bij zowel VlBV als VlS op maandag- t/m donderdagmiddag van 14.00 tot 16.30 uur
Het VlS-nummer is op woensdagen donderdagavond van 19.30 tot 20.30 bereikbaar.
Het VlBV-nummer is op maandag- en dinsdagavond van 19.30 tot 20.30 uur bereikbaar.
Bij afwezigheid het antwoordapparaat inspreken en u wordt zo spoedig mogelijk teruggebeld.
Het aanbod volgt doorgaande leerlijnen. En bij dat alles zorgt ze er ook voor dat elk kind dat op eigen niveau kan werken, afgestemd op de individuele leerstijl en intelligenties. Dyslectische en hoogbegaafde kinderen biedt ze extra activiteiten. Die stemt ze af met de i.b.-er. Het geheel van vorderingen rapporteert ze in haar leerlingvolgsysteem. Verder onderhoudt ze natuurlijk de contacten met buitenschoolse instanties en naschoolse opvang. Die Sanne, goed een jaar van de pabo af. Daar staat ze. is ze een mens van vlees en bloed? Oké, over het boek. Waar zullen we eens beginnen. Bij het begin? Kort dan. anky (co-auteur) werkte eind jaren zeventig al bij de SlO aan een project waarin werd getracht tekenen, handenarbeid en textiele werkvormen onder één didactische noemer te krijgen; beeldende vorming. Zelf deed ik begin jaren zeventig de onderwijzersopleiding. ik verbaasde me over de krampachtige scheiding tussen de beeldende vakken. geïnspireerd door de Duitse didactiek (Daucher & Seitz) besloot ik werk te maken van de integratie van de beeldende vakken. in de jaren tachtig leek het tij gunstig en was ik als pabodocent betrokken bij de omscholing van amsterdamse vakleerkrachten tekenen, handenarbeid en textiel tot vakleerkracht beeldende vorming. Midden jaren negentig vroeg anky (SlO) mij mee te werken aan een veldaanvraag van de pabo’s. Onze eerste publicatie gaf een visie op beeldend onderwijs in samenhang: Thuis in een wereld van beelden (SlO, 1997). Onze samenwerking was plezierig en productief. Vandaar dat de uitwerking resulteerde in digitale voorbeeldmodules, waarin pabostudenten een eigen leerroute konden kiezen. Uitgevers durfden dat digitale avontuur nog niet aan. na een stevige omschrijfronde was Wolters-noordhoff de uitgever die ons enthousiasme deelde. Medio mei 2001 was het boek Laat maar zien een feit. in mei 2008 beleefden we met enige trots alweer de derde herziene druk. Wij gaan ervan uit dat elke groepsleerkracht in staat is mooi beeldend onderwijs te geven. Dat betekent dat je kinderen
leert zich uit te drukken door middel van beelden. je hoeft daarvoor geen kunstenaar te zijn of extra begaafd in deze vakken. liever niet zelfs! Want als echte leek heb je een realistischer beeld van wat er van kinderen gevraagd wordt. Wel moet je leren het vormgevingsproces te doorzien. je moet begrijpen dat het voor 80% draait om informatievoorziening. De resterende 20% kunnen we dan investeren in de factor creativiteit. Het is een alternatief voor de twee verouderde benaderingen die je nog steeds op de basisschool tegenkomt: de gebruik-je-fantasie-maar en de doe-het-werkje-van-de-jufmaar-na benadering. Onze procesgerichte didactiek bestaat hieruit, dat de leerkracht kinderen begeleidt in het omgaan met die informatie, elk op zijn/haar eigen manier. Met samen één doel voor ogen; het creëren van zoveel mogelijk variëteit in benaderingen en werkstukken! Deze kijk op beeldend onderwijs hebben we getracht in Laat maar zien compleet uit te werken, resulterend in deze didactische handleiding voor beeldend onderwijs. als docent werk ik met studenten van alle leeftijden (van 18 tot 58 jaar). Het gros van de studenten komt met knikkende knieën naar de eerste colleges en ziet als een berg op tegen de eerste lessen beeldende vorming in de stage. Dikwijls ontving ik van studenten na hun ervaringen op de basisschool verbaasde en enthousiaste berichten. Het kan dus tóch?! Sinds het gebruik van het boek krijgen we die verhalen ook uit het land van collega pabodocenten: ‘Door Laat maar zien, het vakdidactiekboek voor beeldend onderwijs, is de vakdidactiek heel hanteerbaar geworden. Dat boek geeft zo’n helder kader dat je zo makkelijk kunt uitvouwen naar verschillende kanten en je komt steeds weer uit bij hetzelfde principe. Met het didactisch model uit dat boek kun je een kleine kernachtige boodschap steeds weer op een andere manier overbrengen. Dat kun je trainen met studenten. Doordat de docenten het kader steeds beter kunnen overbrengen, krijgen de studenten er steeds meer grip op en gaan daardoor steeds betere lessen geven. Dat is echt top aan het boek. Toen Laat maar zien pas uit was, vonden ze het wel heel the-
15
april 2009-4
april 2009-4
oretisch en pittig. Maar dat mag ook, want het is hbo-niveau.’ (N. van de Lavoir en A. Hendriks, Pabo Groenewoud) Voor de herziening hebben we ons dit laatste signaal ter harte genomen. We hebben er alles aan gedaan het verhaal eenvoudiger te vertellen. Het is bepaald niet makkelijk om (abstracte) theorie in alledaagse taal uit te leggen. Maar de doorkijkjes laten steeds zien hoe het er concreet in de praktijk uitziet. Verder waait er ook onderwijskundig weer een andere wind. Studenten, maar ook de leerkrachten in de praktijk, leren tegenwoordig hun bekwaamheid aan te tonen in termen van competenties. Om beeldend onderwijs te kunnen geven zul je ook moeten beschikken over een aantal competenties. Die vormen nu het referentiekader voor de hoofdstukken. per hoofdstuk wordt aangegeven hoe je de genoemde competenties kunt verwerven. Verder heeft de uitgever Laat maar zien opgenomen in de digitale leeromgeving Pabowijzer. Daarin kunnen studenten oefenen met de stof, ondermeer aan de hand van videofragmenten. Ook besteden we extra aandacht aan de relatie van beeldend onderwijs met cultuureducatie. Het sleutelwoord is samenhang. Mooi onderwijs is onderwijs in samenhang. Beeldend onderwijs biedt prachtige mogelijkheden in samenhang met de wereldoriënterende vakken en is daarmee een perfecte springplank naar cultuureducatie. natuurlijk klinkt het idealistisch. De eerlijkheid gebiedt me te erkennen dat het er op verreweg de meeste basisscholen ronduit teleurstellend voor staat met de kunstvakken. De redenen zijn niet zo moeilijk te raden: 1. geen tijd. De aandacht gaat vooral uit naar taal en rekenen. Verder
16
2.
3.
heeft men het druk met allerlei andere zaken (zorgverbreding, remedial teaching, leerlingvolgsystemen, enzovoorts). geen noodzaak. De onderwijsinspectie kijkt toch nooit naar deze vakken. Waarom zou je je die drukte op de hals halen? nee, van de kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie komt in dat opzicht maar weinig terecht. geen know-how. leerkrachten zeggen nogal makkelijk: ‘Het is mijn ding niet.’ Velen geven aan zich niet competent te voelen om die vakken met enige regelmaat te geven.
Het heeft geen zin om te lang in dit negatieve beeld te blijven hangen. We zien zeker ook positieve ontwikkelingen uit verschillende hoeken die hoopgevend zijn. Met de opkomst van het digitale schoolbord wordt het voor de leerkracht mogelijk met één druk op de knop prachtig visueel lesmateriaal tevoorschijn te toveren, een ideale voorwaarde om beeldend onderwijs inspirerend te presenteren. Met de stichting Beeldendonderwijs.nl proberen we het werkveld tegemoet te komen inzake tijd en know-how. Op die site wordt de online methode Laat maar zien aangeboden. geabonneerde scholen kunnen mooie lesarrangementen downloaden of projecteren op het digibord, waardoor kinderen sterk visueel kunnen worden aangestuurd. Dat ontlast de leerkracht waardoor beeldende activiteiten leerkrachtvriendelijk worden. De ICC’er Verder is er door overheidsbemoeienis landelijk meer aandacht voor cultuureducatie in het basisonderwijs. De meeste
scholen hebben een interne Cultuur Coördinator (iCC’er) mogen aanstellen. Daarmee gloort er weer hoop voor de kunstvakken?! De iCC’er krijgt als leerkracht wat formatieruimte om de cultuureducatie op de betreffende basisschool op poten te zetten. De invulling daarvan wordt volstrekt vrij gelaten. Van overheidswege en in de trainingen is een beeld meegegeven dat cultuureducatie zich grotendeels buiten de school voltrekt of in ieder geval veelvuldig gebruik maakt van buitenschools aanbod. idealiter breng je natuurlijk eerst het onderwijs in de cultuurvakken binnen de school op orde. Helaas zien we dat maar weinig gebeuren. Het gevaar is groter dat de verantwoordelijkheid voor deze vakken onder het mom van cultuureducatie wordt afgeschoven op het buitenschoolse aanbod. De iCC’er verwordt daarmee tot logistiek medewerker die de culturele uitstapjes mag organiseren. maar hoe dan wél? aan de universiteit van groningen is een vierjarig project gestart, Cultuur in de Spiegel, met het doel een theoretisch kader te ontwerpen voor een doorlopende leerlijn geïntegreerde cultuureducatie. Dat gebeurt in samenwerking met het onderwijsveld. Wellicht biedt het raamplan dat daaruit ontstaat, op termijn houvast.
Daar zit ze, Sandra, inmiddels 42 jaar en een behoorlijke ervaring in het basisonderwijs. Het team van De Aanloop heeft een ICC’er aangesteld. Met haar collega’s van de middenbouw heeft ze net het Cultuurkompas ingevuld. ‘Wat doen we al aan muziek, dans, drama, geschiedenis en beeldend vakken?’ was de vraag. Ze dacht terug aan de afgelopen jaren, de voornemens die kwamen en gingen, en de werkelijkheid die toch steeds weer met die idealen op de loop ging. En daartegenover die niet aflatende inspiratiebron die haar dag-in-dag-uit motiveerde: het werken met kinderen! ‘Dit moet toch anders kunnen,’ dacht ze, zonder zich te realiseren met die gedachte de ongebreidelde innovatiedrang van het Nederlandse onderwijs te belichamen.
Websites http://cultuurindespiegel.slo.nl www.beeldendonderwijs.nl
17
april 2009-4
april 2009-4
Cultuureducatie op de brede school po
eeke Wervers een enorme variatie aan scholen is typisch nederlands. Dat gevarieerde beeld zien we ook bij brede scholen die het accent leggen op cultuur. zowel de autonomie in
de wijze waarop een school het beleid uitvoert, als de enorme verscheidenheid van grote, kleine, openbare, bijzondere, dorps- en grote stadsscholen is kenmerkend voor ons onderwijs. Scholen zijn onvergelijkbaar en dat geldt ook voor hun culturele omgeving.
Toch hebben ze in al hun verschillen één belangrijke overeenkomst: zonder een inspirerende visie op onderwijs in de brede school komt goede cultuureducatie niet van de grond. De brede school biedt kinderen veel mogelijkheden om hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Het is de uitdaging voor het onderwijs, buitenschoolse opvang en culturele instellingen om samen te werken aan cultuureducatie die bij de brede school past. Pilotproject Tien (brede) scholen hebben de afgelopen jaren samen met culturele instellingen met veel inzet samen activiteiten ontwikkeld en uitgevoerd. niet alle scholen waren al brede scholen, maar hebben wel met culturele partners projecten ontwikkeld, bijvoorbeeld voor de naschoolse opvang. Een begeleidingscommissie volgde de voortgang van het project en bezocht elke school. Centraal in het project stond de bijdrage die de activiteiten leveren aan de culturele ontwikkeling van de leerlingen en de ontwikkeling van cultuurbeleid. De ervaringen en expertise van de scholen in diverse stadia van het ontwikkelen van cultuureducatie leveren een veelkleurige waaier aan ‘best practices’ op. alle resultaten zijn te vinden op www.cultuurplein.nl en in de publicatie Pilotproject Brede School en Cultuureducatie. OCW: Uitstekend huwelijk in het kader van Regeling Versterking Cultuureducatie ontvangen basisscholen van OCW € 10,90 per leerling per jaar. Daarnaast investeert OCW in de brede school, onder meer in combinatiefuncties cultuur, het pilotproject en een vervolgproject brede school voor de periode 2009–2012. joost Kuggeleijn van OCW is tevreden over de voorlopige opbrengst van de pilot. Hij vindt de cultuureducatie en de brede school een uitstekend huwelijk. ‘in veel brede scholen gaat het gesprek over sport, welzijn, opvang, taalachterstanden en integratie. Het is goed dat we ons ervan bewust zijn hoeveel contacten brede scholen al doen met cultuur, 70% van de scholen heeft al contact met een culturele partner. Er is meer mogelijk. De resultaten van de pilot geven OCW genoeg aanleiding om een vervolgtraject voor een paar jaar te faciliteren.’
18
Talentontwikkeling Talentontwikkeling wordt veel genoemd als belangrijk doel van de brede school. Mogelijke doelen van talentontwikkeling zijn persoonlijke ontplooiing, vergroten van cultuurdeelname, sociale cohesie of het creëren van gelijke kansen. Het is de uitdaging voor elke school om talentontwikkeling zo te definiëren en vorm te geven dat deze bij de school past. Twee scholen in het pilotproject hebben heel gericht gewerkt aan talentontwikkeling. Daarbij is het belangrijk te weten waar je heen wil met talentontwikkeling: de breedte of de diepte. Een aantal ervaringen uit de projecten: biedt kinderen ervaringen aan in een veelheid aan disciplines; koppel actuele thema’s aan kunst- en cultuur, dat geeft een laagdrempelige toegang; buitenschools – en binnenschools leren verbinden vergroot de mogelijkheden voor leerlingen; biedt betaalbare activiteiten en laagdrempelige workshops aan kinderen van school en uit de wijk; kies voor samenwerking met een paar goede instellingen en aanbieders; biedt leerlingen sleutelervaringen, laat ze iets beleven dat ze niet meer vergeten; combinatiefuncties: breng expertise binnen de school; zorg voor een goede communicatie over successen met alle betrokken partijen. Scenario’s Cultuurnetwerk nederland heeft in drie scenario’s de mogelijke ambitieniveaus beschreven voor de rol en inhoud van cultuureducatie in de brede school. De drie scenario’s (face to face, hand in hand en cheek to cheek) corresponderen met bestaande modellen en er zijn verschillende combinaties en mengvormen mogelijk. Een uitgebreide beschrijving van de drie scenario’s is te vinden in Zicht op… brede school en cultuureducatie. Voor scenario en ambitie wordt gekeken naar: huisvesting en netwerk: delen school en culturele instellingen een gebouw en/of hoe intensief werken ze samen in een netwerk; school en curriculum: de relatie tussen activiteiten, kerndoelen en een doorgaande leerlijn; culturele partners: wordt er aanbodgericht of vraagge-
Brede school Het Kleurrijk Doetinchem
-
stuurd gewerkt of samen ontwikkeld; opvang en activiteiten: hoe is de samenhang tussen culturele activiteiten tijdens en na schooltijd; cultuurcoördinator: rol en functie, taken en verantwoordelijkheden; wijkfunctie: wat is de rol van culturele activiteiten in de wijk, en wat is de functie van het gebouw in dit kader; monitoring en evaluatie: op welke wijze worden activiteiten geëvalueerd en hoe zijn de verschillende partners daarbij betrokken.
Combinatiefuncties Combinatiefunctie is een relatief nieuw fenomeen in brede scholen. Sinds de nieuwe subsidieregeling Impuls brede scholen, sport en cultuur eind 2007 van start is gegaan, is er veel aandacht geweest voor de combinatiefuncties. Het doel van de impuls is om in vier jaar tijd 2500 fte te creëren voor mensen die in twee sectoren werken, ten behoeve van brede scholen. Een combinatiefunctie is een functie waarbij een werknemer in dienst is bij één werkgever, maar in of ten behoeve van twee werkvelden/sectoren gelijkelijk te werk gesteld wordt. Eén combinatiefunctie bestaat dus uit twee delen. De in deze definitie bedoelde sectoren zijn onderwijs, sport en cultuur. Het gaat daarbij om nieuwe functies, of uitbreidingen van bestaande (deeltijd)functies. Het is de bedoeling dat de functies zo veel mogelijk op uitvoeringsniveau worden ingezet (werken met kinderen), maar waar nodig kunnen ook coördinerende functies worden gecreëerd. Een combinatiefunctie in de sectoren cultuur en onderwijs is bijvoorbeeld een muziekdocent die zowel klassikaal lesgeeft in een brede school, als op een centrum voor de kunsten.
Hij is in dienst bij de muziekschool, maar wordt voor een aantal uren gedetacheerd bij een brede school. Een combinatiefunctie kan daardoor gemakkelijk een brug slaan tussen binnenschoolse en buitenschoolse cultuureducatie. Hij kan bijvoorbeeld binnenschools ook als talentscout fungeren en buitenschools de talenten verder laten ontwikkelen. Uitgewerkte voorbeelden van functieprofielen voor combinatiefuncties zijn te vinden in de toolkit van de landelijke Taskforce Combinatiefuncties op www.combinatiefuncties.nl > Onderwijs > Downloads > Landelijke Taskforce. Daar zijn ook modellen te vinden voor arbeidsovereenkomsten. Bruggenbouwer De interne cultuurcoördinator (iCC’er) heeft onder meer de taak om de culturele omgeving van de school in kaart te brengen en deze te betrekken bij het onderwijs. iCC’ers denken dus na over de mogelijkheden om een brug te slaan tussen de school en de culturele omgeving. Daarbij combineren ze hun vakkennis als leerkracht met hun opgedane kennis uit de iCC-cursus en de contacten met culturele instellingen. Dit maakt hen tot onmisbare schakels tussen cultuur en school. Dat levert allereerst voordelen op voor de scholen, die dankzij een doordacht cultuureducatiebeleidsplan en een cultuurkaart op een betere manier gebruik kunnen maken van de culturele omgeving. Daarnaast is het voor culturele aanbieders handig om per school een vast aanspreekpunt te hebben. Bovendien is het voor aanbieders prettig als een afnemer weet wat hij wil. De culturele omgeving bestaat overigens niet alleen uit culturele instellingen en culturele organisaties. Er zijn ook personen in de omgeving die een bijdrage kunnen leveren
19
april 2009-4
april 2009-4
Geef ons tijd!
po
Liesbeth Osse De interne cultuurcoördinator (ICC’er) in het primair onderwijs zit stevig in het zadel. In slechts vijf jaar tijd werden door heel nederland ruim 2500 ICC’ers opgeleid door
Brede school Het Kleurrijk Doetinchem
bijna 200 ICC-trainers. De implementatie van de ICC’er is een schoolvoorbeeld van efficiënt manageaan cultuureducatie in de school. Zo heeft de iCC’er van de prins Mauritsschool een buurtbewoner gevonden die striptekenaar is. Deze persoon is ingezet voor een project op deze school. Een aantal leerlingen heeft van hem workshops striptekenen gekregen. Deze workshops pasten goed bij het thema Amerika uit de methode voor wereldoriëntatie Topondernemers. Voorwaarden Uit de ervaringen van de scholen in het project en onderzoek naar de rol van een iCC’er zijn een aantal best practices en tips gedestilleerd om cultuureducatie te bevorderen. Ontwikkelen en uitdragen van de visie is een taak van de iCC’er, directie en medewerkers. alle betrokken culturele partners kunnen vervolgens bijdragen aan een cultuurbeleidsplan en activiteitenplan, gericht op binnen- en buitenschools leren. Zo ontstaat meer samenhang tussen de lessen en de culturele activiteiten. Schoolbesturen zijn een belangrijke aanjager bij de implementatie van cultuureducatie. Zij kunnen leerkrachten faciliteren om de iCC-cursus te volgen en tijd op school creëren om cultuureducatie verder uit te bouwen. iCC’er, collega’s en culturele partners kunnen samen werken aan de uitvoering van het cultuurbeleidsplan. Zij kunnen de activiteiten verdelen en samen stapsgewijs een leerlijn ontwikkelen. Dat draagt ook bij aan de verankering. Successen van kleine activiteiten en projecten stimuleren om later meer omvangrijke activiteiten te ontwikkelen. Experts kunnen leerlingen helpen bij het ontwikkelen van talenten. Ontwikkeling van talent en expertise van leerkrachten maakt dat cultuur op school een brede basis krijgt. Tenslotte: goede communicatie, uitwisseling en heldere vastgelegde afspraken tussencontactpersonen van scholen en instellingen zijn cruciaal.
Knelpunten goede afspraken met externe partners vormen de basis voor succes. Tijdens de pilot is het regelmatig voorgekomen dat de afspraken tussen (brede) school en buitenschoolse opvang en/of culturele partners niet goed werden vastgelegd en ook niet altijd werden nagekomen. juist wanneer er een goed persoonlijk contact is, worden mondeling afspraken gemaakt en toezeggingen gedaan. Bij problemen valt dan niet te achterhalen wat de afspraken precies waren, dus schriftelijk vastleggen is een belangrijke aanbeveling. Op veel scholen wordt vakspecifieke expertise ingehuurd, bijvoorbeeld een vakleerkracht of een kunstenaar. Het blijkt lastig te zijn om de expertise over te dragen aan de ‘gewone’ leerkrachten of medewerkers, terwijl dat wel vaak een doel was. De experts kunnen een goede impuls geven aan de kwaliteit van cultuureducatie, maar dan moeten de activiteiten niet te geïsoleerd plaatsvinden. Een heel praktisch punt was de beschikbaarheid van de betrokkenen en roosterproblemen. Een brede school die serieus werk wil maken van cultuureducatie moet daarvoor tijd reserveren in de jaarplanning. niet alleen voor overleg, maar ook ontwikkeltijd wanneer er materiaal of methodieken ontwikkeld moeten worden. Een oplossing voor het tijdsprobleem is het inschakelen van stagiairs. Op verschillende pabo’s zijn minors cultuureducatie gestart, waarvoor studenten in samenwerking met hun stageschool onderzoek moeten doen en materialen moeten ontwikkelen. in nijmegen bijvoorbeeld hebben studenten een goede bijdrage geleverd aan de invulling van het programma. Ook andere docentenopleidingen, bijvoorbeeld voor de kunstvakken, kunnen een oplossing betekenen voor een tekort aan (ontwikkel)tijd. Eeke Wervers is werkzaam bij Cultuurnetwerk Nederland en projectleider van het project Brede school en cultuureducatie.
Informatie Het rapport Pilotproject Brede School en Cultuureducatie en Zicht op brede school en cultuureducatie zijn te downloaden via www.cultuurplein.nl. De handzame waaier Cultuureducatie en de brede school is aan te vragen bij
[email protected]. Verdere informatie is te verkrijgen via Eeke Wevers door te mailen naar
[email protected]. Sites met informatie: www.cultuurnetwerk.nl, www.cultuurplein.nl, www.cultuurformatie.nl.
20
ment van het door de overheid ingestelde projectbureau.
Maar wat vindt de iCC’er eigenlijk zelf van het coördinatorschap? Hoe ervaart hij zijn positie en aan welke taken geeft hij de voorkeur? Het in 2008 afgeronde onderzoek De ICC’er in beeld heeft die vragen als vertrekpunt genomen. Want uiteindelijk is het de iCC’er die het moet doen. Vastgestelde taken en verantwoording Het interne cultuurcoördinatorschap in het primair onderwijs is geen functie, maar een reeks van taken. En die taken zijn niet exact vastgelegd, maar de school kan een keuze maken uit een drietal scenario’s die in 2003 door de Taakgroep Cultuureducatie zijn geformuleerd in het rapport Hart(d) voor Cultuur. De verschillende scenario’s brengen een eigen reeks van taken voort. Het takenpakket en alle andere inhoudelijke en organisatorische aandachtspunten voor de iCC’er staan beschreven in het cursusboek van de iCC-trainer. Samenvattend gaat het om beleidsontwikkeling en het samenstellen van een programma dat aansluit bij de pedagogische en didactische uitgangspunten van de school. En verder gaat het om communicatie en planning en vanzelfsprekend de daaruit voortvloeiende financiële verantwoording en onderbouwing. Voor deze taken is gemiddeld 70 uur per jaar gereserveerd. Maar een school is vrij om dat naar eigen goeddunken in te vullen. Het is onmogelijk voor de iCC’er om al deze klussen alleen uit te voeren. Bij het ontwerp van het iCC-traject zijn er dan ook taken weggelegd voor de directie en collega’s, maar deze zijn niet vast omschreven, waardoor het in de praktijk aan de iCC’er is om vorm te geven aan die werkverdeling. Uit het onderzoek bleek dat vrijwel alle directies onvoldoende begeleiding en ondersteuning bieden aan de iCC’er. De deelnemers aan dit onderzoek willen graag een directeur die meedenkt in de vorm van een inhoudelijk gesprekspartner, maar ook iemand die in voorkomende gevallen optreedt als manager. Want tijdens de iCC-cursus leert de iCC’er niet hoe je een collega aanstuurt of hoe je ervoor zorgt dat de iCC-taken je niet boven het hoofd groeien. Het gebrek aan inbreng en betrokkenheid van directies wordt als storend ervaren. Focus group Voor het verzamelen van de gegevens voor dit onderzoek is gekozen voor een focus group onderzoek: een drietal discussiebijeenkomsten met iCC’ers op verschillende plekken in
het land. Eén groep was samengesteld met deelnemers uit de randstad, omdat zij met elkaar gemeen hadden dat ze in een gebied wonen met een rijk kunst- en cultuuraanbod. Een andere groep kwam uit de regio Brabant, omdat daar de iCC-cursus al drie jaar wordt georganiseerd. Bovendien is er in Brabant inmiddels een goed functionerende infrastructuur opgebouwd. De derde groep tenslotte kwam uit Flevoland. De jongste provincie van nederland is naar verhouding een dunbevolkt gebied met niet al te veel kunst- en cultuuraanbod. Voor een eerste verkennend kwalitatief onderzoek naar de iCC’er en zijn belevingen was dit een goede methode. De gesprekken hadden een open karakter en de deelnemers kregen de gelegenheid - niet gehinderd door een vaste vragenlijst - kond te doen van hun ervaringen. En de belevingen van collega’s nodigden uit om eigen ondervindingen en emoties met elkaar te delen. Bovendien gaven de iCC’ers tijdens het gesprek elkaar ook advies en steun voor typische iCC’erproblemen. hoe ziet de ICC’er zijn taak en positie? De iCC’er is van mening dat hij een visie op cultuureducatie moet formuleren die past bij de pedagogische en didactische uitgangspunten van de school. En die visie moet vertaald worden in concreet beleid. Verder moet de iCC’er draagvlak creëren voor het nut van cultuureducatie bij directie, collega’s, ouders en leerlingen, want die breed gedragen steun zorgt er uiteindelijk voor dat het gekozen beleid op termijn ook uitgevoerd kan worden. Maar het creëren van dat draagvlak is minder simpel dan het lijkt, want er is meer voor nodig dan een grote dosis enthousiasme van de iCC’er. Veel collega’s en directieleden zien de noodzaak van cultuureducatie niet in, want ze hebben ook nog andere taken, zoals techniek en zorg die uitgevoerd moeten worden en die minstens zo belangrijk zijn. Het is aan de iCC’er om die noodzaak duidelijk te maken op een dusdanige manier dat collega’s er ook mee kunnen werken. Op de iCC-cursus leert de iCC’er dat hij voortgangsrapportages en nieuwsbrieven moet maken. Maar de praktijk leert dat de iCC’er zijn werk tastbaar moet maken in de vorm van aantrekkelijk vormgegeven presentaties en tentoonstellingen in de school. De iCC’er heeft strikt genomen ook geen hiërarchische positie die hem zou kunnen helpen bij het realiseren van een zeker
21
april 2009-4
april 2009-4
maar in de meeste gevallen veroorzaakt het gebrek aan tijd stress. Want er is domweg onvoldoende tijd om de geformuleerde taken uit te voeren. Eén van de deelnemers merkte treffend op dat ‘iedere iCC’er slechts dat oppakt waar hij goed in is’. Dat gebrek aan tijd heeft ook invloed op de professionalisering van cultuureducatie in het basisonderwijs, want daar is al helemaal geen tijd voor. Terwijl het juist van belang is dat het vastgestelde beleid en de kunst- en cultuurprogramma’s geëvalueerd en bijgesteld worden.
‘verplicht cultuurbesef’ bij directie en collega’s. De iCC’er kan alleen een gevoelsmatige hiërarchische positie verwerven door middel van zijn manier van werken en door zijn persoonlijkheid. Zijn presentaties moeten het belang en de functie van cultuureducatie aantonen om zodoende - op de lange termijn - zowel in- als extern de noodzakelijke waardering te krijgen voor zijn werk. En daarmee toont hij uiteindelijk ook het belang van cultuureducatie. De meeste iCC’ers vinden het enig om het culturele programma-aanbod samen te stellen. Het maken van een goede mix tussen eigen kunstlessen en extern aanbod wordt als een aantrekkelijke taak gezien. Het leggen en onderhouden van de daarvoor nodige contacten met culturele organisaties en steunfunctie-instellingen gaat ze dan ook goed af. Tenslotte vinden alle iCC’ers dat ze zich bezig zouden moeten houden met het aanvragen van fondsen en het beheren daarvan. Maar slechts een enkeling doet dat ook daadwerkelijk in de praktijk. Sommigen krijgen domweg geen inzicht van hogerhand en anderen ontbreekt het aan kennis, maar ook aan tijd. De zorg van de ICC’er De iCC’er maakt zich zorgen om de continuïteit van cultuureducatie in het basisonderwijs. De implementatie en de uitvoering hangt aan de iCC’er. als die vertrekt (bijvoorbeeld een andere baan), loopt de expertise met hem de deur uit en komt de uitvoering stil te liggen. Verankering is daarom van vitaal belang. Er wordt door alle iCC’ers gepleit voor het verdelen van de taken over meerdere personen. Een andere zorgfactor is het fenomeen tijd. Uit alle gesprekken bleek dat het gebrek aan tijd om de taken naar behoren uit te voeren een majeur probleem vormt. Het tijdgebrek werkt door in alle onderdelen van de taak en creëert als het ware een domino-effect. De iCC’er maakt in het gunstigste geval keuzes en plant zijn taken over een reeks van jaren,
22
en hoe nu verder De iCC’ers hebben goede adviezen voor de beleidsmakers. ‘Verdeel de iCC-taken over verschillende personen in de school. En maak gebruik van reeds aanwezige competenties bij zittende leerkrachten en administratief personeel. Maak juist gebruik van zakelijk personeel, omdat zij aanspreekbaar zijn voor externen. Hoe meer mensen op school zich bezig houden met het cultuurbeleid hoe makkelijker het wordt breed draagvlak creëren.’ in de randstad willen ze graag een paar extra bovenschoolse iCC’ers die meerdere scholen bedienen. Zij zouden het kunsten cultuuraanbod in kaart moeten brengen, zodat de schoolgebonden iCC’er een keuze kan maken uit voor zijn school passend aanbod. Bovendien zouden deze bovenschoolse iCC’ers moeten functioneren als inhoudelijk gesprekspartner. Dit voorstel komt overeen met de éénmans marktplaatsen zoals die in bijvoorbeeld Brabant al gangbaar zijn. De adviezen van de iCC’ers zijn goed en functioneel, maar gaan tevens uit van het gegeven dat de directies op een paar uitzonderingen na niet meedoen in het cultuureducatietraject. Voor een buitenstaander is dat een opmerkelijke gang van zaken. in ieder bedrijf is er uiteindelijk een manager of een directeur die het vastgestelde beleid evalueert en bijstelt. Bovendien is het ook gebruikelijk dat personeel wordt aangestuurd door directie of management. Het is zinvol om de taak van de directies en het bovenschoolse management duidelijker te definiëren. juist in de voorbereidende beleidsfase hebben zij een begeleidende en sturende taak. Bovendien is het aan te bevelen dat diezelfde directeuren en managers door middel van bijscholing ingevoerd worden in het nut van cultuureducatie voor de leerlingen. Op die scholen waar de directie die ‘aanstuur’-functie niet kan oppakken, is het raadzaam om een externe coach aan te stellen voor de iCC’er. Steunfunctie-instellingen kunnen hier waarschijnlijk in voorzien. Tenslotte, opnieuw aandacht voor het gebrek aan tijd om de iCC-taken uit te voeren, want plannen maken is belangrijk en bovendien heel leuk en nuttig. Maar als die plannen niet uitgevoerd kunnen worden, omdat er domweg onvoldoende tijd voor is ingepland, dan is dat zonde van alle tijd die er inmiddels is ingestoken. Liesbeth Osse is freelance docent dans- en cultuurbeschouwing met ruim 25 jaar ervaring in verschillende theaters en op het terrein van cultuureducatie (
[email protected]).
Verrijk de kunstvakken met ICT po/vo
Dirkje ebbers en astrid Rass (SLO) ICT invoeren binnen de kunstvakken betekent meer dan alleen het aanschaffen van computers en het werken met tools. een goede inbedding van ICT binnen de kunst-
vakken vraagt om een doordacht leerplan waarin de grote lijnen van een (nieuw te ontwikkelen) programma worden vastgelegd.
Dat leerplan kan vervolgens gebruikt worden om ideeën in de praktijk vorm te geven en te evalueren. Daarnaast kan het dienen als verantwoordingsdocument voor de schoolleiding of als overdrachtsdocument voor collega’s. Het cellulair spinnenweb (zie afbeelding) is een instrument om zo’n leerplan op te stellen (Van den akker 2003). Leerplankundige handreiking Het curriculair spinnenweb laat zien dat de visie binnen een curriculum altijd centraal staat en dat de negen curriculumonderdelen (doelen, inhoud, leeractiviteiten, rol van de docent, leerbronnen en materialen, groeperingsvorm, leeromgeving, tijd, toetsing) daaruit voortkomen èn nauw met elkaar samenhangen. Dus wil een school de computer inzetten binnen de kunstvakken, dan heeft dit consequenties voor het gehele leerplan. alle curriculumonderdelen moeten opnieuw worden afgestemd. leerdoelen en onderwijsinhouden zullen bijvoorbeeld moeten worden aangepast en er zal goed nagedacht moeten worden over de leerbronnen en de leeromgeving: staan de computers in het lokaal waar de kunstvakken gegeven worden of moeten de leerlingen naar een apart computerlokaal? En hoe en in welke mate passen we de toetsing aan? Dergelijke vragen moeten met elkaar beantwoord worden.
1. 2.
die ook door professionele kunstenaars gebruikt wordt; leerlingen relatief snel en makkelijk een professioneel resultaat kunnen bereiken; 3. fouten makkelijk te herstellen zijn; 4. de ontwerpfasen in zeer kleine stappen kunnen worden opgeslagen en gevolgd; 5. het uitkomst biedt voor leerlingen die minder vaardig zijn in de ambachtelijke technieken; 6. leerlingen dan zonder gevaarlijke apparaten kunnen werken; 7. werkstukken makkelijk te bewaren en te archiveren zijn; 8. leerlingen gemakkelijk en snel informatie (zowel tekst als beeld) kunnen zoeken. Web 2.0 (waarbij uitwisseling centraal staat, bijvoorbeeld www.flickr.com) biedt de meerwaarde: 1. dat leerlingen waar en wanneer ze willen kunnen reflecteren en reageren op andermans producten; 2. dat ook anderen (over de hele wereld) in de gelegenheid worden gesteld om aanwijzingen te geven; 3. dat leerlingen snel en makkelijk hun werkstuk overal ter wereld kunnen presenteren; 4. dat leerlingen waar en wanneer ze willen online kunnen samenwerken aan een werkstuk.
meerwaarde Binnen het project Kunst en ICT heeft SlO ervaren dat scholen bij het uitwerken van een leerplan Kunst en iCT veel tijd besteedden aan de discussie over iCT als doel of als middel. De onbekendheid met technieken, programma’s en software eist binnen deze discussie zoveel aandacht op dat vakspecifieke leerinhouden hierdoor op de achtergrond kunnen raken. Een docent formuleerde de noodzaak om de computer als middel (en niet als doel) voor goed kunstvakonderwijs te zien, als volgt: ‘Een werkstuk gemaakt met de computer ziet er al snel ‘gelikt’ uit. Vergeet hierbij niet: de computer blijft een gereedschap dat de leerinhoud ondersteunt. Het gaat om het creatieve proces van de leerling. Wat wil hij vertellen en met welke middelen of gereedschappen heeft hij dit bereikt?’ De kunst is dus om de computer daadwerkelijk meerwaarde te laten hebben en met het team te kiezen in welk opzicht iCT het kunstvakprogramma kan verrijken. Uit de ervaringen van scholen die aan het SlO-project hebben meegewerkt, is gebleken dat een iCT-tool meerwaarde biedt als:
23
april 2009-4
april 2009-4
Kunst en ICT op De Goudse Waarden
TULe - Kunstzinnige oriëntatie Inhouden en activiteiten bij de kerndoelen van 2006
leerlingen zijn in groepjes druk bezig met het bouwen van een decor voor hun animatiefilmpje. Het decor bevindt zich in een grote kist. Een groep meisjes werkt aan een sprookjesachtig tafereel. Vlak daarnaast werkt een groep jongens - met veel lawaai, maar erg geconcentreerd - aan een voetbalveld in een stadion waar zich een achtervolgingsscène moet gaan afspelen. Meestal staan er twee docenten op de groep, maar door ziekte van zijn collega staat de docent er nu alleen voor. Tussen alle praktische hand- en spandiensten door vindt hij tijd om met de verschillende groepen te praten over beslissingen die ze moeten nemen: ‘Dan moet je een close-up nemen’ en hen aan het denken te zetten: ‘Wat voor effect heeft dit in de film?’. Op een groep meiden na die meteen roepen dat ze dit ‘zooooo saai’ vinden, zijn de leerlingen gemotiveerd aan het werk: ‘leuk is dat je zelf veel mag verzinnen.’ Wie het decor af heeft en voldoende digitale foto’s heeft gemaakt, mag vervolgens achter één van de vijf krachtige computers die voor de pilot zijn aangeschaft. Bij de uitwerking van deze opdracht speelt de computer een belangrijke rol, maar is het geen hoofddoel. Het maken van een animatiefilmpje gaat nu eenmaal het beste mèt iCT.
Voorbeeld De Goudse Waarden in gouda is één van de vier scholen die samen met SlO gewerkt heeft aan een leerplan Kunst en ICT. Deze school is het schooljaar 2008-2009 begonnen met talentklassen: op vrijdagmiddag volgen de leerlingen een talentklas op het gebied van sport, kunst of een ander terrein. Een talentenworkshop loopt zes weken lang, twee keer 60 minuten. De sectie kunstvakken heeft deze workshops gebruikt als experiment om iCT in te voeren in de kunstvakken. Met hulp van SlO hebben de docenten een plan geschreven en gezorgd voor steun van directie en sectie. in dit plan wordt het doel en de inhoud van de pilot beschreven: via een pilot onderzoeken of en hoe de rol van iCT in de kunstvakken de komende jaren kan worden uitgebreid. gelet wordt op wat de meerwaarde kan zijn van het gebruik van iCT in kunstvakken voor leerlingen, vakdoelen, docenten en onder welke voorwaarden en op welke manier die meerwaarde kan worden bereikt. Omdat de school in de komende jaren nieuwbouw heeft gepland, kwam de pilot op een goed moment. De directie wil nu al weten wat mogelijk en nodig is op het gebied van iCT en (kunst)onderwijs. De docenten roel reijven en jan Willem Hilberink, van wie één zelf al veel ervaring heeft met het maken van animatiefilmpjes, ontwierpen de module Piep!. Binnen deze module maken leerlingen een animatiefilmpje over het figuurtje piep (basis: een piepschuim balletje) en diens wisselende emoties. Beeldend, muziek, drama worden zo met elkaar gecombineerd, met ‘gewone materialen’ die nodig zijn voor het decor van het filmpje én met iCT-middelen: een digitale camera en het animatieprogramma Stop Motion. SlO heeft met de docenten meegedacht over de visie, commentaar gegeven op het lesmateriaal en één van de talentenmiddagen geobserveerd. De docenten zijn redelijk tevreden over de pilot. leerlingen zijn enthousiast en collega’s, inclusief directie, zijn betrok-
24
ken en zien dat iCT als middel een verrijking kan zijn op het bestaande programma. Bovenal zijn de twee docenten, zowel inhoudelijk, didactisch als organisatorisch, een schat aan ervaringen rijker. Ze gaan door op de ingeslagen weg en richten zich op een mogelijk kunstatelier met zowel plek voor traditionele materialen als iCT-middelen. Het lesvoorbeeld Piep! verschijnt binnenkort op www.slo.nl/kvict. Voor meer informatie over Kunst en ICT kunt u contact opnemen met astrid rass (
[email protected], (053) 4840840).
www.slo.nl/kvict SlO heeft binnen het project Kunst en iCT met vier scholen gekeken naar de mogelijkheden om iCT in te bedden in de kunstvakken. Dat heeft geresulteerd in leerplankundige handreikingen, lesvoorbeelden, lijsten met (gratis) ‘easyware’ voor alle kunstvakken en een uitwerking van kritische succesfactoren en scholingsadviezen. Deze resultaten zijn vrij beschikbaar op de website www.slo.nl/kvict. Op deze site staat tevens een interactief curriculair spinnenweb met richtvragen die als basis kan dienen voor een samenhangend leerplan Kunstvakken en ICT. De scholen waarmee SlO binnen dit project heeft samengewerkt, zijn: Bogerman in Sneek, Cals College in ijsselstein, De Goudse Waarden in gouda en Openbare Scholengemeenschap Piter Jelles in leeuwarden. Het project Kunst en ICT is mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van OCW en de regeling Veldaanvragen bij SlO.
po
anky Jacobse Op veel basisscholen wordt enthousiast gewerkt aan het vormgeven van cultuureducatie. zo zijn er scholen die vanuit hun eigen cultuurbeleidsplan leerlijnen voor
één of meerdere kunstzinnige vakken uitwerken of cultuureducatie in samenhang aanbieden met andere leergebieden. De kerndoelen voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie zijn daarbij vaak leidraad. Deze kerndoelen zijn heel globaal. De wetgever geeft op die manier scholen de mogelijkheid om zelf invulling te geven aan de inhoud van het onderwijs. in de kerndoelen is op hoofdlijnen vastgelegd wat belangrijk wordt gevonden om aan alle basisschoolkinderen mee te geven. Ze geven echter geen zicht op hoe de inhoud over de verschillende leerjaren verdeeld kan worden en op welke wijze de verschillende kunstzinnige disciplines bij kunnen dragen aan het realiseren van deze kerndoelen na acht jaar basisonderwijs. in het project Tussendoelen & Leerlijnen (TULE) van SlO zijn de kerndoelen van alle zeven leergebieden, waaronder ook het leergebied Kunstzinnige oriëntatie uitgewerkt in inhouden en activiteiten en die zijn vervolgens verdeeld over de acht leerjaren van de basisschool. Het resultaat van deze uitwerking is de website http://tule.slo.nl. Met TUlE biedt SlO scholen/leraren een beeld wat onder de globale kerndoelen verstaan kan worden. Het geeft zicht op de manier waarop bij ieder kerndoel de inhouden (kennis en vaardigheden) en activiteiten (van kinderen en leraren) kunnen worden verdeeld over de groepen 1 tot en met 8. Dit maakt de doorgaande lijn van de inhoud van het onderwijsaanbod zichtbaar en hanteerbaar. De uitwerkingen van TUlE laten zien hoe de inhoudsverdeling er uit zou kunnen zien. ‘Zou kunnen’ zeggen we met nadruk. Er zijn ook andere opties en overwegingen denkbaar om bij elk kerndoel de inhoud in te vullen en te verdelen over de groepen van de basisschool. Ook zijn er in TUlE zogenaamde doorkijkjes opgenomen waarin te zien is hoe de inhouden en activiteiten concreet vorm kunnen krijgen in de klas. Soms bestaat een doorkijkje uit een tekst, soms uit een videofragment. Kerndoel 54 in TUlE is kerndoel 54, opgedeeld in inhouden en activiteiten voor vier kunstzinnige disciplines: beeldende vorming, muziek,
taal en spel (drama) en beweging (dans). Voor elk van deze disciplines zijn inhouden én activiteiten van leerlingen en leraren uitgewerkt en verdeeld over groep 1 en 2, 3 en 4, 5 en 6, 7 en 8. Op deze wijze ontstaan er verschillende lijnen die een goed beeld geven van de opeenvolging van de inhouden en activiteiten van de verschillende disciplines over de hele basisschool. Voor beeldende vorming zijn er bijvoorbeeld inhoudslijnen uitgewerkt voor (betekenisvolle) onderwerpen, beeldaspecten (ruimte, kleur, vorm, textuur, compositie) en materiaal/techniek. Voor muziek zijn inhoudslijnen opgenomen voor: zingen, luisteren, muziek maken, muziek vastleggen en bewegen. Voor taal en spel (drama) zijn lijnen uitgewerkt voor spelelementen en spelvormen en bij beweging (dans) is een lijn uitgewerkt rond danselementen. in de doorkijkjes is te zien hoe een combinatie van deze onderwijsinhouden en activiteiten van kinderen en leraren samenkomen in lessituaties voor de verschillende groepen. De inhouden met activiteiten vormen ondanks de vele doorkijkjes géén onderwijsprogramma, geen methode en geen leerplan. Het is niet meer en niet minder dan een beschrijving van een mogelijke verdeling van onderwijsinhouden over een aantal jaren. Kerndoel 55 in dit kerndoel staat het reflecteren op eigen werk en dat van anderen centraal. Bijvoorbeeld op een beeldend werkstuk, spel, verhaal, gedicht, muziekfragment, klankspel, lied of dans. Daarbij kan het gaan om het werk van kinderen alsook om werk van professionele kunstenaars (beeldend kunstenaars, componisten, musici, dansers, choreografen, acteurs, schrijvers en dichters). in tegenstelling met kerndoel 54 is voor reflecteren één lijn
Kerndoelen basisonderwijs voor kunstzinnige oriëntatie 54 55 56
De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en ermee te communiceren. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.
25
april 2009-4
april 2009-4
uitgewerkt waarin de verschillende disciplines zijn samengebracht. De doorkijkjes naar de onderwijspraktijk geven een beeld hoe reflecteren binnen de verschillende disciplines vorm kan krijgen. Kerndoel 56 in de huidige kerndoelen wordt ook expliciet aandacht gevraagd voor cultureel erfgoed. in de vorige set kerndoelen was dat nog niet zo. Het begrip cultureel erfgoed vraagt wel enige toelichting. ‘Onder cultureel erfgoed kan worden verstaan: sporen uit het verleden in het heden, die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn in musea, archeologische vondsten, archieven, monumenten en landschappen, maar ook de daaraan verbonden gebruiken, verhalen en gewoonten. Zo wordt ook onderscheid gemaakt tussen het materieel en immaterieel cultureel erfgoed.’ (Bron: Cultuurnetwerk nederland) Bij kerndoel 56 zijn twee leerlijnen uitgewerkt. De eerste leerlijn geeft een algemene uitwerking bij dit kerndoel. De tweede leerlijn geeft een voorbeeld van een specifieke uitwerking voor beeldende kunst als aspect van cultureel erfgoed.
media en literatuur). Bij deze algemene uitwerking wordt de volgende toelichting gegeven: Bij de activiteiten die de kinderen ondernemen komen ze in aanraking met erfgoed en kunst in de directe omgeving van de school. Zij maken kennis met cultureel erfgoed binnen school zoals: voorwerpen en gebruiken die kinderen zelf meebrengen, echte erfgoed-objecten, een kunstenaar of iemand die boeiend kan vertellen over erfgoed. Ook maken ze kennis met cultureel erfgoed buiten school: op straat, in een atelier, de kunstuitleen, een museum, een theater, een kerk, een archief, de muziekvereniging, etc. Daarbij gaat het erom dat kinderen cultureel erfgoed beleven en leren bevragen. Op die manier ontwikkelen zij kennis over cultureel erfgoed met het uiteindelijke doel daarvoor waardering te ontwikkelen. in dit leerproces werkt de school nauw samen met instellingen voor kunst en cultuur en erfgoedhuizen. Bij het realiseren van dit kerndoel zien we een directe samenhang met de inhouden van de andere twee kerndoelen van het leergebied Kunstzinnige oriëntatie, maar ook is er een nauwe samenhang met het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld en met Nederlandse taal.
Kerndoel 56 - Algemeen in deze algemene uitwerking bij dit kerndoel zijn aspecten van cultureel erfgoed onderverdeeld in: - objecten uit het verleden (voorwerpen, monumenten en gebouwen); - rituelen en gebruiken; - verhalen van mensen over het verleden; - kunstzinnige disciplines (beelden, muziek, dans, spel,
Kerndoel 56 - Beeldende kunst in deze (voorbeeld)leerlijn is de aandacht specifiek gericht op beeldende kunst als een aspect van cultureel erfgoed. Deze leerlijn is ontwikkeld op aanvraag van de VlBV. Het uitwerken van de inhouden en activiteiten is gebeurd in nauw overleg met kunstinstellingen in de a1-zone (Deventer, Diepenheim, Hengelo). Deze voorbeeldmatig uitgewerkte leerlijn is bedoeld voor scholen die zich willen profileren in beeldende kunst.
26
Het doel van deze specifieke uitwerking is kinderen te laten ervaren wat beeldende kunst is door dicht bij de kinderen zelf te beginnen en ze in contact te brengen met originele (beeldende) kunst en architectuur en kunstenaars en architecten in of buiten de school. De kinderen maken kennis met beeldende kunst in brede zin. Ze worden uitgedaagd om beeldende kunst te beleven, te bevragen en erover te communiceren en filosoferen. Dit inspireert de kinderen ook bij het maken van eigen beeldende werkstukken. Op die manier ontwikkelen zij hun kennis over beeldende kunst met het uiteindelijke doel daar waardering voor te ontwikkelen. in dit leerproces werkt de school samen met instellingen voor beeldende kunst, musea, kunstcentra, galeries, kunstenaars en architecten in de omgeving van de school en worden vraag en aanbod zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Website De werkgroep kunsteducatie van a1-zone werkt op dit moment aan een website waarop alle kunst- en cultuureducatieprojecten van de regionale kunstinstellingen uit de a1-zone met een link gekoppeld worden aan de inhouden van deze voorbeeldmatig uitgewerkte leerlijn. De leerkrachten in het basisonderwijs krijgen op deze wijze de beschikking over een adequaat kunst- en cultuuraanbod als aanzet voor een doorlopende leerlijn cultuureducatie met het accent op beeldende kunst.
Slot Met Tule - Kunstzinnige oriëntatie biedt SlO scholen en leerkrachten een beeld van wat er onder de drie globale kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie verstaan kan worden en wat deze kerndoelen voor de verschillende leerjaren kunnen betekenen. aan de hand van deze voorbeelduitwerkingen van kunstzinnige oriëntatie kunnen scholen zelf aan de slag met het maken van hun eigen schoolspecifieke leerlijn voor kunsten cultuureducatie. Op veler verzoek verschijnt de informatie van de website TUlE nu ook in een serie schriftelijke publicaties. per leergebied wordt een praktisch overzicht van de inhoud van de website van dit moment weergegeven. Anky Jacobse werkt als senior leerplanontwikkelaar voor kunst en cultuur bij SLO afdeling primair onderwijs.
Producten -
website van TUlE: http://tule.slo.nl. schriftelijke publicatie: TUlE - Kunstzinnige oriëntatie, inhouden en activiteiten bij de kerndoelen van 2006 per e-mail bestellen via
[email protected]. prijs € 10,--.
27
april 2009-4
april 2009-4
In gesprek met het beeld en met elkaar po
je dat? en Kun je dat ergens aan zien?. Zo pendelen kinderen steeds tussen vragen naar wat zij zien (de manier waarop in het kunstwerk beeldaspecten en materialen/technieken zijn gebruikt) en vragen naar de betekenis die zij daaraan geven. Op die manier leren zij hun mening te onderbouwen en kunnen zij aan het eind van het gesprek bijvoorbeeld onder woorden brengen waarom zij een bepaald beeldhouwwerk wel of niet geschikt vinden voor een bepaalde plek in hun stad of wijk. als vervolg daarop ontwerpen zij bijvoorbeeld zelf een beeld voor een bepaalde plek. Het boekje In gesprek met het beeld en met elkaar is geschreven naar aanleiding van een veldaanvraag van VLBV, NVTO, Beeldgroep Pabonetwerk Beeldende vakken en het project Wijkgericht werken in Hengelo. Het sluit aan bij de kerndoelen en de TULE-leerlijnen en is te gebruiken wan-
Inge Roozen Twee jonge vrouwen staan eind januari te kijken naar een beeld-
houwwerk op het eendrachtsplein. ’het is een Kerstman’, zegt de een, ‘maar die moet nu toch
neer je kinderen wilt voorbereiden op een kunstwandeling in de buurt (langs beelden, muurschilderingen, architectuur of straatmeubilair) of op een bezoek aan een tentoonstelling over schilder- of beeldhouwkunst in het museum. Het bestaat uit handreikingen om een beeldbeschouwingsgesprek te voeren en een aantal voorbeeldlessen. Deze lessen kun je vertalen naar de eigen situatie door het beeldmateriaal te vervangen door beeldmateriaal of echte kunstwerken uit de eigen omgeving en het gesprek daarop aan te passen. Bij elke les worden suggesties gegeven voor praktische beeldende opdrachten die aansluiten op het gesprek. najaar 2009 zullen in Kunstzone een aantal reacties van gebruikers worden gepubliceerd. De publicatie is binnenkort te downloaden van de website van de SlO: www.slo.nl.
eigenlijk weer weg?’ reageert de ander. Lachend blijven ze nog een tijdje staan kijken en praten.
nieuw geluid
Waar hebben ze het over? Weten ze dat dit het beruchtste buitenbeeld van Rotterdam is, bijgenaamd Kabouter Buttplug? De amerikaanse kunstenaar paul McCarthy maakte zijn beeld Santa Claus speciaal voor de rotterdamse binnenstad als ironisch commentaar op het consumptiegedrag, maar zijn kunstwerk werd door veel rotterdammers heel anders geïnterpreteerd. Drie jaar lang heeft het beeld noodgedwongen op de binnenplaats van Museum Boijmans Van Beuningen gestaan. Het riep zoveel erotische associaties op dat de meerderheid van de rotterdamse gemeenteraad besloot het beeld uit de openbare ruimte te weren. Tot coalitiepartner VVD het verzet opgaf, zo meldde het nrC. Wat voor associaties zou dit beeld bij kinderen oproepen? Een reusachtige Kerstman die het hele jaar door op zijn plek blijft staan, ook al is Kerstmis allang voorbij. is dat een beeldhouwwerk dat goed past in de binnenstad? Waarom wel of niet? Mogelijk zijn veel kinderen inmiddels zo streetwise dat ze niet meer onbevangen kijken naar dit beeld en ga je als leraar het gesprek liever niet aan, maar er zijn genoeg andere beelden die tegenstrijdige reacties uitlokken en uitdagend zijn om over te praten. Hoe kijken kinderen eigenlijk naar beeldhouwkunst in hun eigen leefomgeving? Wat vinden zij interessante beelden die passen in de openbare ruimte? in het boekje In gesprek met het beeld en met elkaar krijgen leraren basisonderwijs handreikingen om dergelijke gesprekken over kunst met kinderen te voeren. Bijvoorbeeld rond een ander omstreden beeldhouwwerk: Thinker on rock van Barry Flanagan (Haas van Flanagan), een beeld dat ook jarenlang door de bewoners werd afgewezen. Een broodmagere haas die op een steen zit na te denken, was dat wel een serieus beeld voor het oudste plein van Utrecht? Dat het beeld ook een humoristische verwijzing was naar de beroemde Denker van rodin, zal alleen de kunstkenners niet ontgaan zijn. Het boekje geeft naast concrete lesvoorbeelden om een beschouwingsgesprek te voeren, een bepaald kader in de vorm van vijf kernvragen die je kunt hanteren als bouwstenen voor een gesprek. De kernvragen vormen een kapstok
28
Santa Claus Foto: Inge Roozen
die je kunt vertalen in een aantal subvragen. Deze subvragen kun je toespitsen op het specifieke kunstwerk dat je beschouwt. De vijf kernvragen kunnen leraren helpen om het gesprek enigszins te structureren en bieden tegelijk mogelijkheden om verder ‘door’ te vragen op datgene waar de interesse van kinderen naar uitgaat. receptie (waarnemen, ervaren) van kunstwerken is heel persoonlijk. Het gaat om een individuele ervaring. Wat doet het kunstwerk met je als kind (of volwassene)? Welke associaties roept het op, maakt het je nieuwsgierig, moet je erom lachen, prikkelt het je verbeelding? Door naar kunstwerken te kijken en er samen over te praten probeer je woorden te geven aan wat je ziet en ervaart en daarmee zoek je naar betekenis: wat is het dat maakt dat ik bijvoorbeeld om dat kunstwerk moet lachen of dat ik het juist akelig vind? Door over kunstwerken te praten krijg je grip op het proces van betekenis geven en door verschillende interpretaties met elkaar uit te wisselen en te onderbouwen, worden die betekenissen steeds rijker. je ontdekt dat anderen andere dingen zien en er misschien wel anders over denken dan jij. Bij een beschouwingsgesprek gaat het in de eerste plaats om wat het kunstwerk bij de kinderen zelf oproept. Van daaruit zullen zij misschien ook vragen hebben over wat de kunstenaar mogelijk heeft bedoeld. Ook daar kun je samen naar op zoek gaan. in gesprekken over kunst is het belangrijk dat leraren kinderen niet alleen leren te interpreteren, maar ook goed leren waarnemen. Dat zij de interpretaties van de kinderen steeds terug brengen naar het kunstwerk met vragen als Hoe weet
vo
Roeland Vrolijk na jarenlang schrijfwerk en onderzoek is er dan eindelijk
een nieuwe methode voor het vak muziek op de pabo. De methode Nieuw geluid is bedoeld voor alle pabo-studenten en leerkrachten die muziek geven aan basisschoolkinderen. Startpunt is de muzikaliteit van de leraar en zijn eigen leerstijl. Elke lezer begint daarom met een muziekspecifieke KOlB-test waarmee hij/zij zijn eigen muzikale leerstijl kan ontdekken. Op basis van deze leerstijl kan hij/zij zijn eigen leerroute uitstippelen. Deze aanpak geeft de student plezier en vertrouwen om muziekonderwijs te leren geven. Nieuw Geluid bestaat uit een boek en een cd met liedjes. Bovendien wordt deze methode digitaal ondersteund op www.pabowijzer.nl met digitale toetsen met feedback en studieadvies, samenvattingen per hoofdstuk, videofragmenten, muziekfragmenten, praktijkideeën, achtergrondinformatie en een online versie van het boek.
menten, luisteren naar muziek, componeren en improviseren, bewegen en muziek, muziek lezen, noteren en vastleggen. De opzet van de hele methode is zo, dat de student zich de stof op een interactieve en creatieve manier eigen maakt. Nieuw Geluid zet de meest voorkomende onderwijsopvattingen over muziekonderwijs op een rij. Het is aan de leraar om bij de school en de kinderen de juiste keuze te maken. De methode is vormgeven met muzikale aquarellen van Trudie Vermeiden en kleurenfoto’s van leo aussems. Roeland Vrolijk (1975) is als opleidingsdocent muziek verbonden aan de pabo van de Hogeschool INHOLLAND Rotterdam en is ontwikkelaar van onderwijsprogramma’s en methodes voor muziek in po en pabo. Aquarel van Trudie Vermeiden
De opzet van Nieuw Geluid is competentiegericht en biedt eigentijdse mogelijkheden om competenties te ontwikkelen. in deel 1 onderzoekt de aankomend leraar basisonderwijs de muzikaal-didactische kwaliteiten van hemzelf, die van het kind en de betekenis van diverse muziekculturen in nederland. in dit deel leert de student kijken naar zijn eigen muzikaliteit en die van anderen. Deze methode gaat onder meer uit van de theorie van Howard gardner. De theorie onderbouwt de gedachte dat ieder mens, op zijn eigen manier, muzikaal is. in deel 2 volgt een muzikaal inhoudelijke verdieping van de meest voorkomende activiteiten: zingen, spelen op instru-
29
april 2009-4
april 2009-4
schappelijke thema’s zijn aan de orde geweest zoals: gezond leven, invloed van media, historisch besef (‘wij zijn de geschiedenis’), klimaatverandering.’ Daarnaast had Den Haag een glasvezelnetwerk gekregen. peter Molenaar (bewindvoerder Stichting GlasLokaal en programmamanager Digitaal Leren) vertelt over het waarom van glas: ‘glaslokaal biedt het Haagse onderwijs een toekomstvaste, breedbandige dataverbinding met internettoegang tegen een laag tarief. Dat is aantrekkelijk. Maar vanaf dag één is onze belangrijkste doelstelling het verbeteren van het onderwijs door het stimuleren van het gebruik van iCT.’ (Uit: ICT op school) in het werkplan 2007 is aangegeven dat Stichting GlasLokaal, naast het verzorgen van een goede en snelle infrastructuur, diensten over haar glasvezelnetwerk wil stimuleren. Zij heeft
Wat leren de docenten? ‘leraren leren vooral hoe je met beelden een verhaal vertelt. Verder leren ze de basis van montage en interviewen. Tijdens de training is er aandacht voor hoe je kan werken met leerlingen. Wat is haalbaar in jouw omstandigheden met jouw leerlingen? We werken met formats, want dat is vaak overzichtelijk te hanteren binnen een leerlingengroep. Verder benadrukken we dat filmen teamwork is. na afloop krijgen de docenten een certificaat waarmee ze kunnen uitzenden bij de Stadsomroep Den Haag.’ Wanneer komt een school in aanmerking? ’alle scholen komen in aanmerking. De training is gratis voor docenten, maar niet geheel vrijblijvend. als ze de training niet afronden, moet de school het geld terugbetalen. Verder krijgt de school de plicht om met de leerlingen een tv-programma te maken dat voor uitzending geschikt is.’
Christelijk Gymnasium Sorghvliet
Kidsview TV po/vo
Kidsview TV-docententraining
Veurs Stip College
Janneke van Wijk In het project Kidsview TV worden de mogelijkheden van video in het onderwijs ontwikkeld. Tot nu toe hebben docenten van circa 20 scholen voor primair en voortgezet
onderwijs een cursus voor het werken met video gekregen. De cursus is, naast het aanleren van de techniek, met name gericht op het werken met de leerlingen aan het verzorgen van een item voor een tv-programma. De uitzendingen zijn door de leerlingen (groep 7 en 8 van het po en klas 1 en 2 van het vo) geheel verzorgd en uitgezonden op de lokale tv-zender Stadsomroep Den Haag. Daarnaast zijn de filmpjes op een projectsite van het Haags Onderwijs Portaal te zien: www.kidsviewtv.nl. Het project is in 2005 ontstaan bij Digitaal Leren en deels gesubsidieerd door de gemeente Den Haag. Een jaar is
30
Kidsview TV-docententraining
samengewerkt met Klassestudio, een landelijk project van Kennisnet. Doel van het project peter Molenaar programmamanager van Digitaal leren: ‘De gemeente Den Haag wilde graag weten wat er leeft onder kinderen in de leeftijd van 10 tot 15 jaar. Een aantal maat-
daartoe een visie ontwikkeld. De uitzendingen van Kidsview TV passen daar prima in. Fokje Pietersen Fokje pietersen is de docent van Kidsview TV. Ze geeft al ruim 20 jaar media-educatie. Wat is er zoal veranderd in die 20 jaar? ‘De apparatuur is de laatste jaren kleiner, beter en handzamer geworden. Media-educatie heeft nu meer draagvlak dan vijftien jaar geleden. Op technisch gebied merk je dat deelnemers - bijvoorbeeld door het gebruik van powerpoint - meer overgangen herkennen die ook tijdens de montage gebruikt worden. Maar niet altijd weten mensen wanneer ze deze moeten gebruiken. Wat vertel je ermee, wat is de functie van een overgang? Technische mogelijkheden zijn leuk, maar ze moeten wel een functie hebben.’
Verschillende onderwijsevenementen werden gefilmd door en vanuit de beleveniswereld van Kidsview crews, waaronder de Haagse Telecom Meeting, de FirST lEgO league en het Haganum Festival. Hiervoor werden de montagekits (camera en montagelaptop) gebruikt die de scholen bij Digitaal Leren kunnen lenen. in totaal zijn er veertien videoproducties gemaakt. De producties werden minstens twee keer uitgezonden bij de Stadsomroep Den Haag. Vrijwel alle deelnemende scholen hebben een link naar hun filmpje op hun schoolwebsite geplaatst.
31
april 2009-4
april 2009-4
Wat we doen, doet er toe! Limburg gaat voorbij de kaders
po
ankie Rutten In Limburg werken primair onderwijs en de provincie nauw samen aan het verankeren van cultuureducatie. er is een lange weg afgelegd waarin zich een behoorlijke
ontwikkeling binnen het primair onderwijs en in de samenwerking met de provincie heeft voorgedaan. een veranderingsproces dat startte bij het oprichten van het Platform cultuureducatie PO Limburg (www.cultuurpad.nl/platformcultuureducatiepo) waarmee het onderwijs het belang van cultuureducatie bevestigde en een eerste stap naar eigen regie op het terrein van cultuureducatie nam. Inhoudelijke oriëntatie volgde en deze zelfreflectie kondigde een cultuuromslag in Limburg aan. We gaan voorbij de kaders! Het primair onderwijs in limburg is aan zet met als missie ‘samen met partners werken aan het inrichten van een krachtige leer- en leefomgeving waarbinnen cultuureducatie structureel verankerd is’. Vanuit een gezamenlijk belang is cultuureducatie niet alleen voor het onderwijs belangrijk, ook overheden en het culturele veld hebben er belang bij.
gerichte vorming en opvoeding. Het onderwijs kan daaraan bijdragen. Op basis van partnerschap wil het platform zelf de regie oppakken voor cultuureducatie. Tevens streven zij naar gerichte samenwerking met overheden en andere partners voor een duurzame oplossing voor verbreding van cultuureducatie naar de leefomgeving.
Op 5 maart 2009 bezegelden de provincie en het platform hun samenwerking voor de toekomst met een bijzondere uitwisseling. Het platform bood de notitie Meer kinderen meedoen. Wij doen mee! aan waarin het de ambitie onderstreept om in nauwe samenwerking met de stakeholders, overheden en cultuur, cultuureducatie te borgen binnen- en buitenschools. Maar de provincie komt ook niet met lege handen. gedeputeerde voor Cultuur en Onderwijs Odile Wolfs geeft alle scholen voor primair onderwijs in limburg het boek Voorbij de kaders van alexandra van der Hilst cadeau. Een cadeau als blijk van waardering, als verklaring dat cultuureducatie een betekenisvolle bijdrage kan leveren in het primair onderwijs en een aanzet vormt om inhoudelijk met elkaar verder te discussiëren over de nieuwe kaders voor cultuureducatie in het primair onderwijs. als vervolg op de schenking van het boek Voorbij de kaders aan alle scholen voor primair onderwijs starten in de provincie regionale workshops om de scholen een handvat te bieden en leerkrachten te prikkelen verder te werken aan het invoeren van cultuureducatie vanuit de integrale context, als onderdeel van een breed onderwijsprogramma. De cultuursector kan kennis nemen van deze manier van denken in het primair onderwijs en daarop, indien gewenst, aansluiten.
Voorbij de kaders was voor primair onderwijs en de provincie een voor de hand liggende keuze. De werkwijze van het onderwijs en de denkwijze in het boek van alexandra van der Hilst sluit aan bij meer kinderen meedoen, ofwel actieve participatie van kinderen en een integrale aanpak voor cultuureducatie in het onderwijs. De veelzijdigheid van cultuureducatie biedt kansen voor het onderwijs. in het kader van de werking van het geheugen en het belang van het aanleggen van verschillende geheugenpaden is het interessant om cultuureducatie in te zetten in het onderwijs om de lesstof te behandelen. Vanuit meervoudige intelligentie, door een brug te slaan tussen het denken van linker- en rechterbrein zal het inzetten van cultuureducatie veel kinderen in staat stellen om op een andere manier contact te maken met lesstof die anders ongrijpbaar en ondoorzichtig blijft. Kinderen verschillen en scholen verschillen. Het is een uitdaging om verschillen in kinderen en de manier waarop ze leren te (h)erkennen en verscheidenheid als bron van inspiratie te zien. niet methodisch, maar werken met hoofd, hart en handen. Denken, voelen en doen en je buiten de bestaande paden begeven leidt tot een creatief proces. Met vallen en opstaan, met fouten maken en leren incasseren. Met het ongebruikelijke met elkaar combineren. Met voelen, tolereren, het opzoeken van grenzen en natuurlijk het verleggen ervan. ‘Wij mensen leren met onze zintuigen, leerprocessen vinden plaats doordat prikkels van de zintuigen doorgegeven worden naar onze hersenen. Bewust kijken, horen en voelen voeren je voorbij de meest voor de hand liggende kaders en laten je tegelijkertijd ontdekken welke mogelijkheden allemaal tot je beschikking staan.’ Het primair onderwijs in limburg verlegt de grenzen, wil zich buiten bestaande paden begeven en wil dit samen met
Het belangrijkste gemeenschappelijke doel is het ontwikkelen van (cultureel) burgerschap, van een culturele loopbaan, te beginnen bij de schoolgaande jeugd. Vanuit deze visie wil het primair onderwijs in limburg gaan samenwerken en afspraken maken. Door vroegtijdig kinderen gevoelig te maken voor cultuur wordt de brug geslagen voor blijvende belangstelling voor kunst en cultuur. Cultuurparticipatie vraagt om
32
Foto’s: Cultuurpad Limburg
gemeenten, provincie en de cultuursector doen. Creativiteit is gebaseerd op ontdekken, nieuwsgierigheid, spontaniteit en het durven loslaten van vaste patronen. Kortom, cultuureducatie een plek geven binnen het primair onderwijs vereist denken voorbij de kaders. Het boek van alexandra van der Hilst geeft informatie, stof tot praten, prikkelt de lezer, geeft beelden die duidelijk maken dat er iets bijzonders gebeurt zodra je onderwijs en cultuureducatie verbindt. Tijdens het lezen van het boek raak je enthousiast over de werking van onze hersenen, over creatieve leerprocessen en inzichten vanuit de wetenschap. ‘Als ons verteld wordt dat we iets moeten doen, treedt in de hersenen automatisch een mechanisme in werking dat vooren nadelen tegen elkaar afweegt. Op basis van afwegingen beslissen we vervolgens iets wel of niet te zullen doen, wel of niet aan te nemen of te laten. Het afwegen is een bewust proces waarbij we onze opgebouwde kennis, overtuigingen, weerstanden, ervaringen en vaardigheid tot beredeneren gebruiken. Het onderbewuste is niet in staat dit soort processen van afweging te maken. Prikkels worden zonder filter in ons onderbewuste opgenomen. We leren ook ‘onbewust’. Dit doen we door de omgeving te benutten en een krachtige leeromgeving te creëren. Ophangen van essentiële materialen die met het onderwerp te maken hebben, bewust kleurgebruik, posters met informatie over het onderwerp, enzovoorts. Je
neemt namelijk een omgeving in je op zonder een selectie te maken iets wel of niet te zien. Dit gaat automatisch. Datzelfde principe gaat op voor kinderen in een klas.’ (Uit: Voorbij de kaders) Het tweede deel van het boek gaat over de rol van cultuureducatie in het onderwijs waarbij je ontdekt hoe de kunsten een brug kunnen slaan tussen verschillende vakgebieden en leerstijlen in het onderwijs. ‘Een krachtige leeromgeving draagt bij tot betere resultaten. Fantasie, nieuwsgierigheid en verwondering worden aangewakkerd en verscheidenheid wordt gebruikt om van en met elkaar te leren.’ aan de hand van praktijkverhalen wordt beschreven hoe cultuureducatie een brug kan vormen tussen rationele, irrationele en relationele aspecten van leren. Daarmee levert het boek een positieve bijdrage aan de discussie over de inzet van cultuureducatie in het primair onderwijs. Voor de provincie limburg en het Platform Cultuureducatie PO Limburg heeft het boek en de aanleiding tot het cadeau geven ervan, de bevestiging dat wat we doen, er toe doet! Ankie Rutten is bovenschools cultuurcoördinator van Cultuurpad Limburg.
33 Foto’s: Leo Aussems, Olga de Kort-Koulikova, René Meeuws
april 2009-4
april 2009-4
het Concertgebouw met muziekvakdocenten naar amsterdamse basisscholen
personages van het verhaal. De betrokkenheid van de kinderen bij het dirigeren, de vierkwartsmaat afgewisseld met de tweekwartsmaat, de luide en zachte passages. Het met plezier en totale overgave spelen van begeleidende bodypercussie, evenals het zingen van het openingslied en de personage gerelateerde aria´s. De ontwikkeling in de opera leeft bij de kinderen!’ zingen Muziekvakdocenten van de afdeling binnenschoolse muziekeducatie volgden onlangs een training bij Katherine Zeserson. Katherine Zeserson is Director of learning and participation bij The Sage Gateshead in newcastle. The Sage gateshead is baanbrekend op het gebied van muziekeducatie en -participatie. Het doel is om zoveel mogelijk mensen te betrekken bij, te stimuleren en te enthousiasmeren voor muziek. Katherine heeft een nationaal programma ontwikkeld op het gebied van zingen op basisscholen. Met haar programma wil zo zoveel mogelijk mensen en kinderen laten zingen: ‘We believe that singing has power to change lives and help to build stronger communities’ (www.singup.org).
Foto: Ronald Knapp
po
maartje van houtert
naar aanleiding van de workshop van Katherine Zeserson zijn de muziekvakdocenten van Het Concertgebouw bezig met het ontwikkelen van een zangtraject op wijkniveau. De zangworkshops gaan plaatsvinden in de verschillende amsterdamse stadsdelen om leerkrachten te enthousiasmeren voor het zingen.
muziek voor iedereen Het uiteindelijk doel van de binnenschoolse muziekeducatie is het trainen en coachen van leerkrachten, zodat zij zelf ervaren hoe leuk het is om muziek te maken, hoe leuk kinderen het vinden om muziekles te krijgen en dat iedereen muziek kan maken en het helemaal niet moeilijk of eng is. Tevens moeten schooldirecteuren worden overtuigd van het belang van muziekeducatie en dat muziek een vaste plaats moet krijgen in het beleid. Muziek is namelijk niet alleen mooi, maar kan nog zoveel meer betekenen voor kinderen en voor een scholengemeenschap. Er is geen vast traject dat de komende jaren gevolgd gaat worden. alles komt tot stand in nauwe samenwerking met de basisscholen. Door middel van een pilot-project dat de komende maanden van start gaat op een veertigtal amsterdamse scholen, zal de binnenschoolse muziekeducatie van Het Concertgebouw steeds verder worden vorm gegeven. Door het geven van workshops aan docenten, door het geven van muzieklessen aan kinderen en door te praten met directeuren en docenten draagt Het Concertgebouw haar steentje bij aan de muzikale ontwikkeling van kinderen. Want muziek is voor iedereen! Maartje van Houtert studeerde muziekwetenschap aan de Universiteit Utrecht en is werkzaam als educatiemedewerker bij Het Concertgebouw.
Vanaf september 2008 begeeft het Concertgebouw zich op het gebied van de binnenschoolse muziekeducatie. Jaarlijks bezoeken circa 30.000 kinderen en jongeren het Concertgebouw, maar dit is nog niet voldoende. het Concertgebouw gaat de uitdaging aan om het
Vakspecialist muziek in het po
amsterdamse primair muziekonderwijs naar een hoger niveau te tillen. muziekvakdocenten van het Concertgebouw gaan hiervoor samenwerken met basisschoolleerkrachten. po Verdwijnen van muziekluisterlessen Vorige jaar besloten de Samenwerkende amsterdamse Stadsdelen tot het afschaffen van de muziekluisterlessen. De muziekluisterlessen hebben in amsterdam ruim vijftig jaar bestaan voor de hoogste groepen van het po. De leerlingen kregen tien lessen van een muziekvakdocent en gingen vervolgens naar een concert. De stadsdelen besloten vorig jaar tot een andere invulling van muziekeducatie in het primair onderwijs. Bij deze nieuwe invulling werd Het Concertgebouw betrokken. Het doel van de stadsdelen, en ook van Het Concertgebouw, is het geven van een kwaliteitsimpuls aan de binnenschoolse muziekeducatie in het po in amsterdam. gekozen is voor een aanpak waarbij de scholen ondersteund worden bij het invoeren of handhaven van kwalitatief goed muziekonderwijs aan alle leerjaren, met een methodiek die bij de onderwijskundige visie van de school en leerlingen past. Het traject zal zich richten op het overbrengen van muzikale vaardigheden op de leerkrachten, zodat zij met behulp van een toegankelijke muziekmethode muzieklessen kunnen verzorgen met als uitgangspunt de door de school gekozen leerlijn.
34
Concert voor duizend sterren Omdat de afschaffing van de muziekluisterlessen voor veel scholen als een grote schok kwam, is het huidige schooljaar gemarkeerd als overgangsjaar. alle scholen is de mogelijkheid geboden gratis deel te nemen aan een concert in Het Concertgebouw dat voorafgegaan werd door twee voorbereidende lessen door een muziekvakdocent en een training van de leerkrachten, zodat zij zelf het overige deel van de lessen konden verzorgen. Het eerste project is zojuist achter de rug en bijna 3000 amsterdamse basisschoolleerlingen van groep 6 en 7 hebben deelgenomen aan de operavoorstelling Concert voor duizend sterren. De nederlandse componist Toek numan heeft de muziek van de opera Carmen van Bizet bewerkt voor symfonieorkest Holland Symfonia en 800 leerlingen. Tijdens de voorstelling moesten de kinderen dansen, zingen, luisteren, dirigeren en deden ze aan bodypercussie. Muziekvakdocent Emma rekers heeft in januari op amsterdamse scholen lessen gegeven voor het Concert voor duizend sterren. Zij vertelt: ‘Het is prachtig om te zien hoe de kinderen zich inleven in de
marjanka van m aurik Sinds 2003-2004 wordt op diverse pabo’s al dan niet in samenwerking met conservatoria de opleiding Vakspecialist muziek aangeboden. Deze opleiding is tot stand geko-
men met de PROPOSO-gelden en biedt een gevarieerde scholing, waarbij leraren basisonderwijs (en getalenteerde vierdejaars studenten) in een jaar tijd hun eigen muzikale talenten verder ontwikkelen en inzetten binnen hun eigen basisschool. Helaas blijkt het beschikbare nascholingsgeld op de basisschool vaak te worden besteed aan managementopleidingen en aan de steeds terugkerende speerpunten taal en rekenen, maar zo langzamerhand komt het besef dat de kunstvakken een waardevolle - misschien wel onmisbare - bijdrage leveren aan een goed leerklimaat binnen de school. Mogelijk helpt de beschikbare lerarenbeurs belangstellenden over de financiële drempel en kan in de toekomst op steeds meer scholen een vakspecialist muziek zorgen voor een rijke muzikale leeromgeving. De opleiding als uitgangspunt is gekozen voor een vakspecialist binnen het schoolteam. Deze vakspecialist heeft de rol van initiator, kwa-
liteitsbewaker en specialist. Zij (hij) kan teamleden adviseren over muziekactiviteiten en eventueel in verschillende groepen de muzieklessen verzorgen. Zij draagt zorg voor de muzikale lijn in de school, door bijvoorbeeld een geschikte methode te kiezen, door muziekprojecten te organiseren en schoolconcerten te regelen. Ook is het mogelijk bij te dragen aan een muzikale uitstraling van de school door een schoolorkest en/ of schoolkoor op te richten. De opleiding bestaat uit een vast gedeelte waarin (basis-) vaardigheden worden getraind, zodat de studenten in staat zijn muzieklessen in alle groepen van de basisschool te verzorgen, aansluitend bij de kerndoelen. Hierbij kun je denken aan het opzetten en leiding geven aan musiceeractiviteiten in de groep, bewegen op muziek en het werken met notatie-
35
april 2009-4
april 2009-4
vormen. in een vaklerarengedeelte van de opleiding wordt aandacht besteed aan het begeleiden van liedjes op gitaar of toetsinstrumenten, slagtechniek of worden meer specialistische onderwerpen verder uitgediept, zoals djembé spelen, liedjes maken, werken met de computer, coöperatieve werkvormen. Dit wordt bepaald door de wens van een groep, de mogelijkheden die er zijn in de samenwerking met conservatoria en centra voor de kunsten en de kennis en vaardigheden van de betrokken opleiders. in een differentiatiedeel specialiseert iedere student zich op een gebied dat voor de eigen basisschool een nieuwe kunstimpuls oplevert. Studenten duiken daarvoor de literatuur in, gaan op bezoek bij instellingen. Dit kan leiden tot een verbreding naar kunstcoördinator op de basisschool, maar ook naar de ontwikkeling van een muzikale leerlijn voor de school. in dit kader zie je ook de blokfluitgroepen, de schoolkoren en de schoolorkestjes wortel schieten, met als voortvloeisel veel waardering van kinderen, teamleden en ouders.
Tijdens de bijeenkomsten wordt theorie behandeld, praktisch gewerkt, kunnen studenten opnamen tonen en feedback vragen. Ook kunnen zij zelfbedachte muziekactiviteiten uitproberen of vooroefenen met de groep. al met al blijkt dit elke keer weer een impuls op te leveren om vol enthousiasme in de praktijk bezig te gaan. Informatie Kijk voor informatie op www.vakspecialistmuziek.nl en/of op www.muziekdocentenpabo.nl (nMp) of bel de nascholingsafdeling van een pabo. Marjanka van Maurik is voorzitter van het NMP (Netwerk Muziekdocenten Pabo) en opleidingsdocent Muziek aan de Marnix Academie te Utrecht.
PROjecten Primair Onderwijs en Speciaal Onderwijs (PROPOSO)
een cursist: ‘Elke cursusavond bracht inspiratie voor leuke en leerzame muzieklessen. Het geeft absoluut een meerwaarde voor mezelf en voor onze leerlingen. De kwaliteit van het muziekonderwijs is wat mij betreft vanaf nu voor mijn school gewaarborgd.’
Werkwijze De niveaus binnen een groep studenten die de opleiding volgen, zijn uiteenlopend. Het werken met competenties is daarom erg prettig. per onderdeel (zingen, spelen, luisteren, bewegen en vastleggen) brengt iedereen haar eigen niveau in beeld aan de hand van start- en eindcompetenties. Daarna maakt iedere student een pOp, waarbij uit verschillende opdrachten gekozen kan worden om gericht aan de competenties te werken. Zo koos een student voor zingen de volgende leerdoelen: - professionele aanpak, met name gericht op het dirigeren; - verbeteren van de zngkwaliteit van de eigen groep; - aanleggen van een gevarieerd liedrepertoire. in de praktijk resulteerde dit in het geven van minimaal twee muzieklessen per week. De student verdiepte zich (oefende dit op de opleiding en in haar praktijk) in het dirigeren. Ze ging ook aan de slag met literatuur over de kinderstem, besteedde elke les aandacht aan inzingen, bezocht een kinderkoor in de buurt en ging op zoek naar liedjes met diverse stijlen en onderwerpen. Zij schreef aan het eind van de opleiding over dit onderdeel: ‘Ik heb veel gehad aan de tips rond het inzingen. Dit geldt ook voor het luisteren naar de kinderen: is de inzet gelijk, zitten er bromstemmen tussen, waar zitten de betere stemmen? Dit heb ik nu meer onder de knie, maar ik heb m’n leerdoel hierin moeten bijstellen. Ik had gedacht dit in deze periode te kunnen bereiken, maar heb ondervonden dat het nu (pas) echt gaat werken. De handvatten zijn mij gegeven door het volgen van de opleiding. Dus ik verwacht dat ik hiermee zeker resultaat ga boeken.’
36
Het zogenaamde Amandement Barth dat voorzag in een financiële impuls ter verbetering van het muziekonderwijs in het primair en speciaal onderwijs en werd ingediend en aangenomen bij de begrotingsbehandeling in november 2001, werd uiteindelijk concreet geëffectueerd in het vroege voorjaar van 2002. aan een groep van samenwerkende muziekvakinstellingen, onder leiding van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, werd door de overheid de opdracht gegeven om plannen te ontwikkelen en uit te voeren om tot gerichte lesmethoden met bijpassend curriculum te komen. Het ontwikkelde materiaal werd kostenloos beschikbaar gesteld aan hogescholen waaronder pabo’s, conservatoria, opleidingen Docent Muziek en hbo-opleidingen speciaal onderwijs die opleidingen terzake verzorgen. De meeste aandacht werd besteed aan: - het trainen van musici om in het primair onderwijs actief met groepen kinderen te kunnen musiceren; - het vaardig maken van kunstenaars om interdisciplinaire projecten op scholen te kunnen uitvoeren; - het ontwerpen en in praktijk brengen van een model dat structurele aandacht geeft aan de kwaliteitsverbetering van het zingen; - het implementeren van opleidingscurricula voor vakdocenten muziek basisonderwijs via samenwerkingsverbanden met pabo’s en vakopleidingen Docent Muziek en via aanvullende minortrajecten binnen de opleiding tot musicus; - het ontwikkelen van een concept dat zal zorgen voor een integraal nieuwe aanpak van kunstonderwijs in het primair onderwijs; - het uitvoeren van onderzoek naar zinvolle iCTtoepassingen; - het uitvoeren van onderzoek en het ontwikkelen van materiaal ten behoeve van het speciaal onderwijs; (Bron: www.proposo.koncon.nl)
muziek in het basisonderwijs meer dan gezellig zingen?
po
Judith Baard Je kunt je er ongetwijfeld nog iets van herinneren: de muzieklessen uit je eigen basisschoolperiode. zelfs mijn grootouders, die inmiddels 74 jaar oud zijn, kennen
nog liedjes van vroeger. muziek brengt mensen en vooral ook kinderen samen. in het basisonderwijs zorgt muziek voor een groepssfeer die met andere vakgebieden moeilijk te creëren is. in een groep waar veel gezongen wordt, zou je misschien zelfs kunnen merken dat er minder gepest wordt. Tijdens muziek wordt de groep één. Eenieder kan en mag deelnemen aan dezelfde activiteit en samen maak je mooie klanken en zing je leuke liedjes. Samen zingen en samen lachen om de liedjes die ook vermakelijk kunnen zijn. Muziek in het basisonderwijs is in onze individualistische maatschappij belangrijker dan ooit! De pabo laatst nog vertelde mijn collega (een echte kleuterleerkracht) hoe a-muzikaal ze is: ‘ik moest op de opleiding examen solfège doen. Met zweet in mijn handen stond ik de noten van het blad te lezen, ik ben echt a-muzikaal.’ De tijden zijn veranderd. Tegenwoordig krijg je op de pabo slechts wat lesideeën en leer je een basaal liedrepertoire. En is dat nou verkeerd? ik denk het niet. Met het zingen van liedjes kun je een basisschoolgroep al flink enthousiasmeren en het begrip ‘muzikaliteit’ is in die zin betrekkelijk. Een leerkracht hoeft niet muzikaal te zijn om bekwaam voor een groep te kunnen staan. neem mijn collega. Zij zingt met ‘haar’ kleuters, omdat zij het leuk en naar eigen zeggen belangrijk vindt en daarbij is het niet van belang dat zij precies een zuivere ‘d’ zingt tijdens haar lessen. Haar onzekerheid is misschien wel ontstaan toen er (naar mijn idee) zeer hoge eisen aan haar werden gesteld tijdens haar opleiding, terwijl zij misschien wel muzikaler is dan de gemiddelde leerkracht. nu is zij nooit begonnen met het nemen van gitaarlessen, omdat zij naar eigen zeggen niet muzikaal genoeg is. na één lesje van mij in het spelen van gitaarakkoorden speelt zij verschillende kinderliedjes zo weg. Met de basis die de pabo’s nu bieden, kan iedere bevoegde leerkracht met muziek uit de voeten en leer je voor een groep te zingen zonder schaamte of onzekerheid. naar mijn idee is dit laatste veel belangrijker dan de solfègelessen van jaren terug. Vraag een oudere leerkracht waarom deze niets aan muziek doet en je krijgt in veel gevallen het antwoord: ‘ik ben absoluut niet muzikaal.’ Vakspecialist muziek Wil je inhoudelijke muzieklessen binnen je basisschool, dan kun je tegenwoordig een vakspecialist inschakelen die de kwaliteiten in huis heeft om aan de beschreven doelen van
het basisonderwijs te voldoen. Het afgelopen jaar heb ik in Utrecht de opleiding Vakspecialist muziek afgerond. Onder begeleiding van Marjanka van Maurik en Marianne Hof heb ik mijzelf kunnen ontwikkelen binnen een vakgebied dat mij zeer na aan het hart ligt. Muziek is mijn passie, net als het onderwijs mijn passie is geworden en er is dan ook niets mooiers dan beide passies in mijn werk te kunnen combineren. Tijdens de opleiding is mijn theoretische muzikale kennis aanzienlijk vergroot. Daarbij heb ik geleerd mijn lessen meer diepgang en afwisseling te geven. ik heb meer inzicht gekregen in de leerdoelen voor muziek in het basisonderwijs, die voor de gemiddelde groepsleerkracht volgens mij lastig uit te voeren zijn. Zo doe ik nu vooral meer met bewegen op muziek, een onderdeel dat ik voorheen snel achterwege liet. Tijdens de opleiding was elke bijeenkomst op de Marnix academie of de Theo Thijssen academie weer een feest. Buiten de gezelligheid van medecursisten en de docenten (ook niet onbelangrijk), heb ik ontzettend veel kunnen uitproberen. Van het begeleiden van een ‘orkest’ tot het ontwerpen van een luisterpartituur. Het zijn allemaal onderdelen die ergens diep in mijn onderbewustzijn verstopt leken te zitten en hun uiting vonden dankzij de rijke lessen. De opleidingsdocenten gaven les met een overweldigend enthousiasme en er werd mij alles geboden waar ik naar op zoek was. Samen brachten zij in de opleiding een structuur en doorgaande lijn die iedere les weer vernieuwend en interessant is. Een map vol lesideeën staat nu naast mijn certificaat in de kast. Het klinkt misschien wat overdreven, maar met pijn in mijn hart ben ik naar de laatste bijeenkomst gegaan. het lesgeven Sinds januari geef ik op De Flevoschool, waar ik ook werkzaam ben als groepsleerkracht, muziekles aan groep 3 tot en met 8. De tijd is kostbaar en moet dus goed worden benut. Voor de middenbouwgroepen een les van een half uur, voor de bovenbouwgroepen drie kwartier. Elke les probeer ik een ander onderdeel te belichten: zingen, spelen, luisteren, vastleggen en bewegen. ik geef mijn lessen extra inhoud door te beginnen met achtergrondinformatie over de muziek die ik gebruik in de les. Zo leerde ik de leerlingen laatst Let it be aan met daaraan gekoppeld een les over The Beatles. De clip op YouTube heb ik op het digibord gepresenteerd en dit maakte veel indruk op de leerlingen. De week erna kwam een
37
april 2009-4
april 2009-4
muziek aan de basis po
Leo a ussems Van een mailing, gedaan in december 2008 en gericht aan alle muziekscholen en kunsteducatie-instellingen in nederland kwam ruim tien procent retour. Commentaren op
de geretourneerde enveloppen: ‘muziekschool opgeheven…’, ‘muziekschool opgegaan in…’, ‘Bestaat niet meer…’ en dat in nauwelijks één jaar tijd. Leegloop Muziekscholen zitten met een probleem: de veranderende vraag. Er vindt een verschuiving plaats van reguliere lessen (op de muziekschool) naar lessen buiten de muziekschool, in Brede school-verband. Kan aan die vraag niet worden voldaan, dan lijkt er nog maar één optie voor de muziekschool: sluiten. in het beste geval kan een bestuurlijke samenwerking worden aangegaan met een collega kunsteducatie-instelling uit de gemeente. De taakomschrijving van de personeelsleden, zijnde de musici/docenten binnen de muziekschool, en nu dus ook daarbuiten, verandert echter in een razend tempo. Daar verandert een andere bestuurlijke setting niets aan. En met die veranderde taak is lang niet altijd iedereen even blij.
38
Win-win? Veel gemeentes zien mogelijkheden in de combinatie muziek en Brede school, en zijn bereid subsidies te verstrekken voor projecten in instrumentaal oriënterend onderwijs, algemeen vormend muziekonderwijs en orkestprojecten. Voor de uitvoering van dergelijke projecten kloppen zij aan bij de lokale (vaak gemeentelijke) muziekinstellingen die, op hun beurt, nieuwe kansen zien. Op die manier versterken de twee partijen elkaar. Totdat de geldverstrekker de stekker eruit trekt. Wat gezien werd als structureel beleid, blijkt ineens een lege dop te zijn, een doorgeprikte ballon. in een tijd waarin de economie in een recessie verkeert zullen bij de kunsten, bij onderwijs, bij kunst in het onderwijs, harde klappen vallen. Hoewel, kan het nog harder? Het gevaar is aanwezig.
Scholing Om de overstap van de muziekschool naar de andere omgeving (vaak dus de basisschool) voor muziekschooldocenten soepeler te laten verlopen wordt een jaarlijkse zomercursus Muziek aan de basis georganiseerd. Deze cursus is daarnaast ook bedoeld voor groepsdocenten met een ‘gedegen muzikale achtergrond’ (bespelen een muziekinstrument, beheersen het notenschrift, basale kennis van de muziektheorie) die zich nader willen trainen in het geven van muzieklessen. De cursus wordt sinds 2005 georganiseerd door Codarts en Gehrels Muziekeducatie. angst voor het onbekende Een andere werkomgeving, en dus een andere taak, zo lijkt het. Verandering in het takenpakket veroorzaakt onzekerheid. De bereidheid van docenten om te veranderen lijkt niet groot. Vraag is of de verandering wel zo groot is als men denkt. En indien er sprake is van verandering: op welk terrein, bij welk aspect is er dan sprake van verandering? Zijn er elementen die gelijk blijven? Wat zijn de vaardigheden die ‘meegenomen’ kunnen worden? Wat is de kennis die kan worden ingezet? Wat de cursisten meenemen, is allereerst de liefde voor hun instrument en hun fascinatie voor de muziek. Daarnaast hebben de meeste cursisten een zeer rijke onderwijservaring in allerlei situaties en vormen (privéles, groepsles, jeugdensembles en -orkesten). je zou ook hier kunnen spreken van een
Foto: Leo Aussems
Judith Baard is groepsleerkracht en vakleerkracht muziek op De Flevoschool te Huizen.
Foto: Leo Aussems
jongen uit groep 7 met een tas vol Beatles-spullen van zijn ouders. lp’s, foto’s en tijdschriften uit de jaren zestig, de kinderen waren wild enthousiast. Mijn doel als vakspecialist is om muziek op een andere manier te laten leven dan de gemiddelde groepsleerkracht dat doet. Maar dat betekent niet dat het gezellige zingen met de groepsleerkracht achterwege mag worden gelaten. Hier kom je weer op het aspect sfeer, dat in het basisonderwijs zo essentieel is. De saamhorigheid die in een basisschool, vooral in de bovenbouw, soms wel eens op de achtergrond kan raken, is bij de eerste muziekklanken weer tevoorschijn getoverd. En ondanks de tendens van deze tijd, waarin er op de televisie en in computerspelletjes naar mijn idee weinig meer op basisschool- (lees kinder-)niveau wordt aangebo-
den, worden de gewone basisschoolliedjes nog het meest gewaardeerd. Cowboy Billie Boem en de Droomboom doen het in groep 6 het beste en in groep 8 zijn de leerlingen wild enthousiast over De Noorse Bruiloft en Zweden als quodlibet. Let it be van The Beatles blijkt dus niet eens bovenaan de hitlijst van de leerlingen te staan. Belangrijk tijdens mijn lessen vind ik het uitbannen van onveilig gedrag. Hiermee bedoel ik het uitlachen (giechelen valt hier ook onder) en het ‘stoer doen en niet mee zingen’. Wanneer ik dit tijdens mijn lessen signaleer probeer ik dit onmiddellijk te stoppen. lukt dit niet, dan komt deze leerling voor de keuze te staan: drie kwartier muziek, drie kwartier rekenen of drie kwartier taal. Het geven van deze keuze heeft er tot nu toe nog niet toe geleid dat ik een taal- of rekenles moest voorbereiden. Straffen werkt naar mijn idee averechts, omdat het voor een kind een sport kan worden jouw grens te ontdekken. Wanneer je als leerkracht duidelijk bent in wat je van de kinderen verwacht, zal de leerling de les accepteren zoals die hem of haar wordt aangeboden. Tenminste, dat is mijn ervaring tot nu toe. positief benaderen moet naar mijn idee in het basisonderwijs een uitgangspunt zijn en dit past natuurlijk volledig bij het meest positieve vakgebied, mijn passie: muziek in het basisonderwijs.
embodied knowledge (zie Authentiek muziekonderwijs door Frits Evelein, Kunstzone 2/3-2006, pagina’s 8 t/m 11). in de cursus proberen de opleidingsdocenten zoveel mogelijk aan te sluiten bij deze onderwijspraktijkervaringen om dit uitgangspunt te laten zijn voor verdere training. Tevens wordt er geprobeerd om zoveel mogelijk bij het musiceren te blijven. Musiceren (vocaal/instrumentaal) is de basis voor muziekonderwijs. in deze twee aspecten ligt de kracht van de cursist en deze wordt het uitgangspunt. Sterker nog, deze wordt centraal gesteld. aanwezige auditieve vaardigheden (vaak heel krachtig aanwezig) worden aangesproken en benoemd. aspecten uit de didactiek en methodiek worden ook niet vergeten. Wat en hoe? De angst voor de omslag wordt vaak gevoed door twee lijnen: de vraag wat-en-hoe in muziekdidactisch en methodisch opzicht, en de vraag wat-en-hoe in algemeen onderwijskundig perspectief. Die twee angsten maken de kracht van de musicus vaak onzichtbaar, overschaduwen deze. niet verwonderlijk, aangezien het gehele competentiegerichte onderwijs daarop is ingericht: wat kan je al wel? Dat vinken we af. Wat kan je nog niet? Dan gaan we verder met wat je nog niet kunt. Wat mij telkens weer opvalt, zodra ik mijn studenten voor een klas kinderen zie musiceren, is dat alle kinderen - ook lastige kindertjes - gefascineerd luisteren.
39
april 2009-4
april 2009-4
laat dat dan uitgangspunt zijn. laat muziek in onderwijs daar beginnen. Binnen een school zouden twee lijnen moeten lopen: muziek en muziek in onderwijs, welke elkaar voortdurend versterken en aanvullen. Het zingen van een verjaardagsliedje is net zo belangrijk als muziekonderwijs. Voor de eerste wat-en-hoe wordt een keur aan werkvormen praktisch verkend. Veel werkvormen worden al door de cursisten gebruikt. Onze taak binnen de cursus is vaak deze inzichtelijk te maken, te benoemen, te structureren. Het verkennen van vaak uitstekend materiaal is een andere taak (Moet je doen, Eigenwijs, Klankkleur). Tevens is het binnen deze waten-hoe zaak voortdurend te wijzen naar het (creatieve) musiceren als uitgangspunt. Met oog (oor) voor kwaliteit, hoe klein ook. De tweede, vaak niet voldoende onderkend, gaat vooral over algemeen pedagogische en (ontwikkelings-)psychologische aspecten zoals organisatie, orde, wat kan wel en wat kan niet op een bepaalde leeftijd. natuurlijk kan een dergelijke cursus nooit vergeleken worden met een vierjarige pabo-opleiding dan wel een opleiding Docent muziek. Echter, de jarenlange werkervaring van de cursist biedt een krachtige basis. Voor alle genoemde wat-en-hoe-aspecten worden specialistdocenten ingezet die workshops en lezingen verzorgen. Werkgever De reacties op de cursus zijn overwegend positief. Sommige instellingen (amsterdam, rotterdam) hebben de vraag neergelegd een kant-en-klare cursus te organiseren voor hun personeel, wat meer toegesneden op hun situatie. Zij onderkennen het belang van een zorgvuldige voorbereiding op de veranderende vraag. Bij een enkele organisatie heeft dat geleid tot de uitvoering daarvan en wordt op dit moment een tweede cursus gegeven, bijgesteld naar aanleiding van de opgedane ervaringen. Wat mij verbaast, is dat niet nog meer conservatoria zich buigen over deze vraag en samenwerking zoeken met de betreffende instellingen. De lijntjes tussen
pabo’s, muziekscholen en conservatoria zouden bekort moeten worden. Zouden er samenwerkingsverbanden mogelijk zijn tussen deze drie om projecten zoals iKEi (ieder Kind Een instrument) nader vorm te geven. in rotterdam zijn er al initiatieven waarbij groepsdocenten (afgestudeerden aan een onderwijsopleiding) samenwerken met musici binnen dat iKEi. Maar ook, wat gebeurt er met de kinderen die niet aan deze projecten deelnemen? Visie? Tegelijk met mijn bewondering voor de vele mooie initiatieven - zoals het Leerorkest en IKEI - spookt het idee door mijn hoofd dat dit alles nog steeds een doekje is voor het bloeden dat het muziekonderwijs, althans in de basisschool, moet ondergaan. regionale, stedelijke initiatieven om te trachten een structureel muziekonderwijs te vervangen: een beetje van dit en een beetje van dat, sterk afhankelijk van gemeentepolitiek en dus uiterst kwetsbaar. afhankelijk van een restpot wordt een initiatief genomen. En dat initiatief wordt vervolgens tot beleid gemaakt, tot visie verheven, totdat de pot leeg is. Waar ik voor pleit, is de musicus in de klas, naast en samen met een vakleerkracht, naast en samen met de musicerende groepsdocent, structureel en dus niet als onderdeel van een leergebied kunstzinnige vorming. Wat nodig is, is een fulltime ambassadeur om muziek in het onderwijs terug te brengen. jaap van Zweden? Leo Aussems is docent aan het Rotterdams conservatorium (Codarts) en coördinator/docent van de zomercursus ‘Muziek aan de Basis’.
muziek aan de basis 2009 Van 29 juni tot 4 juli 2009 in Mennorode, Elspeet. Met daaropvolgend twee studieweekenden en twee studiedagen.
40
Foto’s: Leo Aussems
ga voor meer informatie en inschrijfformulier naar www.codarts.nl en/of www.gehrelsmuziekeducatie.nl of bel Marianne Spoel: (010) 2171178.
muziek in het primair onderwijs po
Trudi hartkamp In de loop der jaren hebben veel docenten moeite gehad met het geven van muziekonderwijs. muziek werd als een ‘moeilijk’ vak beschouwd waar je bepaalde capacitei-
ten voor nodig had om het te kunnen geven. Bepaald niet iedereen voelde zich voldoende bekwaam en toegerust om dit vak naar behoren invulling te geven. hoe is de situatie nu, sinds 1 augustus 2006 het vak muziek onder Kunstzinnige oriëntatie ofwel het cluster Cultuuronderwijs terechtgekomen is? het begon in 1857… nee, eigenlijk al lang vóór die tijd, toen kinderen nog geen verplicht onderwijs volgden maar, wie geluk had, via een kerkelijke koorschool naast muziek/zangonderricht ook kon leren lezen en schrijven. in de wet van 1857 werd bepaald ‘dat er overal in het Rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs wordt gegeven, en dat het geven van onderwijs vrij is, behoudens het toezigt der overheid’. Eén van de vakken die onderwezen diende te worden was het vak Zingen, dat aanvankelijk met de letter i aangeduid werd en vanaf de wet uit 1889 jarenlang als vak h op het rooster prijkte. Inhoud van muziekonderwijs De attitude die zang/muziekonderricht van kinderen vraagt, werpt zeker vruchten af op de leerhouding voor de andere vakken binnen het onderwijs. gezamenlijk musiceren vergt nu eenmaal bepaalde sociale vaardigheden die vroeger van ‘beschavend’ belang geacht werden, maar ook bij de huidige integratie van culturen in de samenleving best eens een heel belangrijke functie konden krijgen. Eén van de belangrijkste conventies bij zingen/musiceren is immers naar elkaar luisteren. Over het belang van muziek is in de loop der tijd weinig gesteggeld, wel over de inhoud van het vak. Muziekonderwijs in het basisonderwijs (lager onderwijs) bestond aanvankelijk voornamelijk uit zangonderwijs en het leren notenlezen. Dit zangonderwijs moet niet onderschat worden: in de hoogste klassen van de lagere School werd drie- en vierstemmig gezongen! (Zie voorwoorden van zangmethodes uit die tijd in het archief van het Nationaal Onderwijsmuseum te rotterdam.) Buiten school had het zingen natuurlijk ook een functie, omdat in kerkelijk nederland de gemeentezang en het zingen in koorverband belangrijk was. na verloop van tijd bleek het steeds lastiger bij leerlingen ook het notenlezen voldoende onder de knie te krijgen. in het voorwoord van sommige methodes werd toen al (!) geklaagd over tijdgebrek ten opzichte van andere vakken. Zo schrijft B.j. Douwes, directeur ‘der rijksdagnormaalschool en van den gem. cursus voor de hoofdakte te appingedam’, in het voorwoord van zijn ‘Eenvoudige theorie van het Zingen voor normaallessen en Kweekscholen’ uit 1919, dat de leerboeken voor theorie nog te veel lesstof geven voor de ‘weinige zanguren’ waardoor de tijd voor het zingen zelf in de knel dreigt te komen.
muziekmethodes Een bijkomstigheid was dat - in het enthousiasme tot perfectie - verschillende methoden tot notenlezen ontstaan waren (bijvoorbeeld van galin, paris, Chevé) die onderling nogal van elkaar konden verschillen. Dit kwam de bedoelde en bij wet vastgelegde eenheid in het muziekonderwijs niet ten goede. Zo ontstonden ‘hulpnotaties’ die ter vereenvoudiging en versnelling van het notenlezen een aanduiding voor toonsafstanden in cijfertekens konden aangeven onder of boven de te zingen tekst. Voor klassikaal gebruik maakte men grote zogeheten ‘Zangkaarten’ waarop de docent met een aanwijsstok kon aangeven wat op welk moment moest klinken (Broekhuijsens ‘Zangkaarten’, 78 bij 69 cm, ƒ 1,50 per stuk; ƒ 7,50 per 6 stuks; ƒ 12,-- per 12 stuks). Middels ‘handzingen’ konden lastige intervallen zonodig van tevoren worden geoefend. Hiertoe diende een systeem waar-
Zangkaart
41
april 2009-4
april 2009-4
Handzingen
Muziekmethode uit 1820
bij de ‘absolute’ toonhoogte van genoteerde muziek vervangen werd door een ‘relatieve’ toonhoogte die middels gebaren van vingers of handen aanschouwelijk gemaakt kon worden. Eén ding stond als een paal boven water: zingen was om uiteenlopende redenen zeer belangrijk. De muziekmethodes die als paddenstoelen uit de grond waren opgeschoten, hanteerden zo hun eigen interpretatie van het vak. Sommigen legden in hun methodes het accent vooral op het zingen zelf en het liedrepertoire, waarvoor nieuwe liederen gecomponeerd werden dan wel teksten op bestaande melodieën bedacht werden. Ook omgekeerd: bestaande teksten werden van een (nieuwe) melodie voorzien. andere methodes richtten zich op het notenlezen en weer anderen maakten combinaties van zingen en lezen mogelijk. Dit patroon is met wat variaties, ups en downs, tot ver na WO ii gangbaar geweest.
Halverwege de twintigste eeuw ontstond de gedachte dat naast het zingen ook het gebruik van muziekinstrumenten een plaats kon hebben in de lagere School. in werkelijkheid was het zingen zelf eigenlijk een beetje in diskrediet geraakt doordat het geassocieerd werd met het massagezang van de Hitler-jugend. Ook de padvinderij en het kerklied leden onder dit imago. De methodes van Ward en gehrels ten spijt, vond ad Heerkens dat het tijd werd het zingen op school danig onder de loep te leggen. Dit resulteerde in zijn serie Over schoolmuziek waarin hij hoopte duidelijk te maken dat muziekonderwijs bedoeld was om de eigen muzikale creatieve uiting van kinderen te ontwikkelen. naar zijn stellige overtuiging diende hiertoe het vak Muziek-paedagogiek in het leven geroepen te worden dat zowel op Kweekscholen (extra l.O. akte) als binnen de opleiding Schoolmuziek aan het conservatorium gedoceerd zou moeten worden.
’muziek-paedagogiek’ na WO II De Wet van 1857 bracht ook met zich dat minder bekwame onderwijzers muziek moesten geven (net als nu). Bij de Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst kon het onderwijzend personeel sinds 1889 speciaal toegerust worden om dit vak h naar behoren te geven en ter verkrijging van het diploma Zangonderwijs. Van deze mogelijkheid werd tot aan de Tweede Wereldoorlog gebruik gemaakt.
Begin jaren zeventig Het zou allemaal geweldig geworden zijn wat betreft het muziekonderwijs, ware het niet dat er wat roet in het eten gegooid werd vanuit twee verschillende hoeken. De eerste hoek was de politiek: De Mammoetwet van 1968 had de oude vijfjarige opleiding voor onderwijzers, de Kweekschool, doen verdwijnen. Daarvoor in de plaats kwam een driejarige pedagogische academie. Om toegelaten te
42
worden tot een Kweekschool diende voor aanstaande kwekelingen een ‘voldoende’ voor het vak muziek op de eindlijst van hun vooropleiding (meestal een (M)UlO) te prijken. Deze eis verviel doordat vogels van diverse pluimage vanuit verschillende vooropleidingen op de nieuwe pa terechtkwamen. Studenten die totaal geen muziek in hun vakkenpakket hadden gehad, bleken niet in staat zich binnen de korte opleiding een dusdanig niveau van muziekpedagogische bekwaamheid te verschaffen waarop zij zichzelf vaardig achtten een muziekles op school te verzorgen. De tweede hoek was die van Konrad Boehmer, filosoof, socioloog en musicoloog, die als muziekredacteur van Vrij Nederland begin jaren zeventig jarenlang de vloer aanveegde met het peil van het nederlandse muziekonderwijs. gehrels’ theorieën waren ‘heilloos’ in een geïndustrialiseerde wereld waarin men zich zorgen maakte over de hoeveelheden vrije tijd die de nieuwe mens ten deel ging vallen. Met de kritiekloze overname van Duitse muziekpedagogische modellen verloochende men de geschiedenis van de nederlandse cultuur. Muziekdocenten zouden met slechts hun persoonlijke smaken en waarde-oordelen over (pop)muziek de leerlingen indoctrineren. Ook nico Smit, jarenlang hoofd van de afdeling Schoolmuziek van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, die zich beijverde voor muziekonderwijs van goede kwaliteit, was gedesillusioneerd over de deplorabele toestand waarin het muziekonderwijs zich in de zeventiger jaren bevond. Het viel ook niet mee: de degelijke onderwijzersopleiding, waarin een docent in ieder geval opgeleid werd om een enigszins adequate muziekles (zangles) te verzorgen was weggevallen en een korte impuls om instrumentalisten de bevoegdheid te geven muzieklessen op school te verzorgen, was gestrand op het feit dat musici niet zonder meer in staat bleken een groep kinderen de baas te kunnen. Bovendien werd muziekscholen hiermee hun algemeen vormend muzikaal onderwijs ontnomen. Echte schoolmusici waren er onvoldoende. Kortom, na de zeventiger jaren ging het bergafwaarts met het peil van het muziekonderwijs in het basisonderwijs. Jaren tachtig/negentig in de jaren tachtig/negentig zijn er belangrijke pogingen ondernomen om de kwaliteit van het muziekonderwijs te verbeteren. Vanuit de overheid werd zelfs een initiatief genomen om een opleiding tot muziekconsulent in te richten en te financiëren (met een gegarandeerde aanstelling voor 10 jaar!). Ook werden nieuwe methodes ontwikkeld, zoals een kwaliteitsmethode Muziek voor de basisschool van Trix gijsel en nico Smit die door meer dan 2000 scholen werd ingevoerd, en de meer laagdrempelige methode Moet je doen die ook veel gebruikt werd, al is niet duidelijk in hoeverre het gedeelte voor muziek daaruit benut werd. ’muziek de maat genomen’ in 1991 bracht de rijksinspectie een rapport Muziek de maat genomen uit over de kwaliteit van het muziekonderwijs op de nederlandse basisscholen. in dit rapport wordt verslag uitgebracht over een evaluatie die was voorafgegaan door een
zorgvuldige analyse van documenten waaraan kwaliteitscriteria konden worden ontleend. De Wet op het Basisonderwijs en de voorlopige kerndoelen speelden hierbij een leidende rol, en aan de hand van de vastgestelde criteria stelde de inspectie de kwaliteit vast. Vele lesobservaties gaven tevens een beeld van de inhoud van het muziekonderwijs. Eén van de conclusies uit dat rapport met betrekking op de inhoud van het muziekonderwijs was dat na acht jaar basisonderwijs veel leerlingen analfabeet waren op het terrein van muzieknotatie en dat leerlingen niet of nauwelijks leerden van gedachten te wisselen over kwaliteit, functies of bedoelingen van muziek. Voor de kwaliteit van de samenzang was niet erg veel aandacht: onderwijzers hechtten meer belang aan het feit dat alle kinderen mee mochten/konden zingen en aan het plezier dat zij erin hadden. activiteiten gericht op systematisch en gericht luisteren naar muziek alsook het leren improviseren met klanken, tonen of tekens kwamen weinig voor. Wel was er veel aandacht voor de emotionele beleving van muziek. De inspectie achtte het merendeel van de onderwijzers bekwaam genoeg om adequaat muziekonderwijs te verzorgen, mits zij van een goede methode gebruik maakten en de toegemeten tijd (50 minuten per groep per week) effectief besteedden. PPOn andere onderzoeken zijn verricht door het Periodiek Peiling Onderwijs Niveau (PPON). ppOn is een project van de unit primair Onderwijs van de Citogroep. Het ppOn is in 1987 in het leven geroepen om een bijdrage te leveren aan de kwaliteitsbewaking van het basisonderwijs. Sinds de aanvang van het ppOn zijn drie peilingsonderzoeken naar de leerresultaten in het basisonderwijs voor muziek uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De eerste peiling uit 1987 bestond alleen uit een inventarisatie van het onderwijsaanbod in de basisschool. in de tweede peiling uit 1992 werden ook de prestaties van leerlingen gemeten en werden gedrag en attitude van leerlingen geïnventariseerd. De vergelijking tussen de peilingen uit 1997 en 1992 viel bij de meeste uitkomsten negatief uit: bij de praktische opdrachten in 1997 kon geen vooruitgang worden vastgesteld en voor de opgaven in muziek beluisteren was het resultaat voornamelijk negatief. in het algemeen hadden de prestaties van de leerlingen een onvoldoende niveau, en vergeleken met 1992 was er van vooruitgang geen sprake. muziek en kunstzinnige oriëntatie Onderwijs werd en wordt gegeven door docenten op grond van bij wet voorgeschreven afspraken over doel en middelen. Zo ook muziekonderwijs. Bij ontevreden geluiden over de kwaliteit van het muziekonderwijs in heden en verleden moet men dus over de capaciteit, kwaliteit en toerusting van de docent én over die gemaakte afspraken praten. Tot begin twintigste eeuw werd geklaagd over het vak muziek (zang) vanwege de volstrekte willekeur van waaruit, waarin en waartoe het vak gegeven werd. Het vak stond weliswaar op het rooster, maar de eisen waren relatief (wisselend) en de capaciteit van de docenten varieerde van onvermogend tot zeer professioneel. Het vak muziek is per 1 augustus 2006 binnen een cluster kunstzinnige oriëntatie terechtgekomen. De kerndoelen voor
43
april 2009-4
april 2009-4
muziek bieden geen houvast voor de invulling van muziekonderwijs waardoor veel leerkrachten en muziekvakdocenten helemaal geen raad meer weten met het vak. Klassedocenten missen de nodige vakkennis, en muziekvakdocenten zijn afhankelijk van de voor- en willekeur van school- en gemeentebesturen. De nieuwe kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie bevatten slechts twee keer het woordje muziek. Er worden geen eisen meer aan het vak gesteld, hetgeen mogelijk te verklaren valt op grond van de ppOn-rapporten van indertijd. Onbegrijpelijk is dat deze rapporten niet tot verbeteracties hebben geleid. Wel wordt melding gemaakt van scholen waar geweldige projecten voor muziek plaatsvinden in navolging van het prOpOSO-project alsook van scholen waar muziek totaal verdwenen is. Er zijn scholen die zich de luxe van een vakleerkracht en/of een methode kunnen permitteren en er zijn scholen waarbinnen een eigen leerkracht zich gespecialiseerd heeft om in de verschillende groepen iets aan muziek te doen. Maar er zijn ook scholen waar niemand zich bekwaam genoeg voelt om muziek te geven. Sinds de lumpsumregeling van kracht is (eveneens in 2006 ingevoerd), bepalen scholen zelf óf, en zo ja, hoeveel zij aan muziek kunnen/willen besteden.
dit aangeboden wordt en de vaardigheid van het hanteren van dat gereedschap zijn uiteraard bepalend voor de resultaten. Door leerlingen slechts consumerend met muziek kennis te laten maken wordt hen de belangrijkste mogelijkheid om zich te leren uiten ontnomen.
Bij gemeentelijk beleid dat cultuuronderwijs dient te stimuleren, ontbreekt veelal belangstelling voor muziek. Men weet niet zo goed raad met het vak en vaak kost een éénmalig ‘projectje’ of concert al zoveel geld dat het te besteden budget (€ 10,90 per jaar per leerling voor cultuureducatie, ongewijzigd sinds 2004) snel op is of overschreden is. Veel scholen hebben niet alleen geen (vak)leerkracht voor muziek, maar ook geen methode. Van een doorgaande leerlijn is vaak totaal geen sprake.
Trudi Hartkamp behaalde haar Master Muziekwetenschap in 2007 aan de Universiteit Utrecht. Zij is buitenpromovenda bij het Department of Arts, Culture and Media Studies van de Rijksuniversiteit Groningen in het kader van het project ‘Cultuur in de Spiegel’ van Barend van Heusden. Zij houdt zich bezig met het ontwikkelen van een curriculum voor muziek in het basisonderwijs.
Uit gesprekken met docenten, ouders en kinderen komt veel onvrede en teleurstelling naar voren over het feit dat muziekonderwijs niet meer regulier op het rooster voorkomt. Hetgeen in het reguliere onderwijs nog ‘aan muziek gedaan wordt’ wordt als nihil beschouwd. Voor de ontwikkeling van de muzikale potenties bij kinderen lijkt kunstzinnige oriëntatie vooralsnog geen vooruitgang.
Tot en met het schooljaar 2010-2011 blijven po-scholen € 10,90 per leerling ontvangen aan subsidie versterking cultuureducatie. Met de Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2008 wordt deze subsidie automatisch toegekend aan alle scholen. Een aanvraag is niet meer nodig. De regeling wordt gefinancierd op basis van het aantal leerlingen van een school. Het leerlinggewicht speelt daarbij geen rol. Er blijft een vraag: of en hoeveel scholen dit bedrag ook voor muziek reserveren? Onlangs is aan de rijksuniversiteit van groningen door Barend van Heusden een onderzoek gestart naar cultuureducatie met het doel een raamleerplan voor een doorlopende leerlijn cultuureducatie te ontwerpen: Cultuur in de spiegel. Door het ontwikkelen van een curriculum muziek wordt er in het kader van dit project een bijdrage geleverd aan de toekomst van muziek in het basisonderwijs.
Bronnen -
-
Is er toekomst voor muziek in het po? in de loop der tijd is duidelijk geworden dat het vak muziek slechts gedijt als het door vakbekwame docenten gegeven wordt. Kinderen kunnen bijna alles: zingen, spelen, componeren… in de praktijk ontbreekt het helaas aan docenten die dit in goede banen kunnen leiden. En zelfs als docenten muziek zouden willen geven, is hun opleiding niet toereikend. En daar moet op drastische wijze verandering in komen. Momenteel beheerst muziek het sociale leven van veel kinderen. Slechts weinigen onder hen hebben middels muziekonderwijs kunnen ervaren wat muziek in emotioneel opzicht met hen doet. De stem weerspiegelt de ziel; via muziek kunnen emoties cognitief gemaakt worden. Het gereedschap dat nodig is om kinderen te leren zich via muziek te uiten dient - net als bij spreken-lezen-schrijven - op een adequate leeftijd aangereikt te worden. De kwaliteit van dat gereedschap, de wijze waarop
44
-
-
-
-
Bastian,H.g., Musik(erziehung) und ihre Wirkung: eine langzeitstudie an Berliner grundschulen, Mainz: Schott 2000 Konrad Boehmer, gehoord en Ongehoord. Opstellen over muziek. Oosthoeks’s Uitgeversmaatschappij BV. Utrecht 1974 Hartkamp, g.M., Het muziekonderwijs in nederland tijdens de 20e eeuw. ‘Vak h’.: Een eeuw muziekonderwijs langs de lat. Van productie naar consumptie? Bachelorscriptie adriaan Heerkens, Over Schoolmuziek. Een muziekpaedagogische brochurenreeks. Broekmans en van poppel, amsterdam 1953-1955 Muziek De maat genomen. rapport over de kwaliteit van het muziekonderwijs op de nederlandse basisscholen. publicatie van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, ’s-gravenhage 1991 nico Smit, De nederlandse schoolmuziek. Veranderd of verbeterd? in: Mens & Melodie, jaargang XXXV nr.1, januari 1980 nico Smit, Ze rolt, ze tolt, ze bommelt. Over vicieuze cirkels, beleid en amateurisme in het muziekonderwijs op de basisschool. in: Mens & Melodie, jaargang XXXV nr. 4, april 1980
een nieuwe eigen-wijs po
een eigen-wijze ooggetuige een band, een kinderkoor, liedjes met begeleiding en karaokes: in het basisonderwijs is wat betreft het liedmateriaal de laatste jaren wel wat veranderd. De kleuterdreun-
liedjes van enkele tonen, de zoete liedjes over het heerlijke leven op het platteland en meer of minder duffe canons hebben plaats gemaakt voor SMS mij zsm, Ruzie, You’re in love, yeah, enzovoorts. Waar vroeger Benny Vreden werd verketterd, het volkslied hoog in aanzien stond, de spruitjesgeur van de vergane glorieuze liederen over ‘neerlands’ hoop in bange tijden door de ramen van de lagere school sijpelde, is nu sprake van een gevarieerd repertoire aan liedjes dat zich niet meer afzet tegen de hedendaagse popcultuur. al dat moois in de vorm van de vernieuwde liedbundel Eigenwijs werd woensdag 11 februari 2009 gepresenteerd in het auditorium (met een verschrikkelijk slechte akoestiek en idem geluidsinstallatie) van Hogeschool Windesheim te Zwolle. De auteurs van de vernieuwde bundel werken of werkten hier eendrachtig samen op de pabo om nog iets te maken van het muziekonderwijs aan kinderen op de basisschool. De bundel ziet er inderdaad mooi uit: fraai geïllustreerd, mooi vormgegeven en voorzien van een cd-rom met het eerste couplet (en eventueel refrein) van alle 251 liedjes. Dat was ook de reactie van de tientallen aanwezigen die na afloop van de presentatie de bundel tegen gereduceerde prijs in ontvangst mochten nemen. natuurlijk stond bij deze eerste beoordeling niet het werk van de drie auteurs/samenstellers (Frans Haverkort, rinze van der lei en lieuwe noordam) centraal, maar de prestatie van de uitgever (SMV), vormgever (Mariëtte Haverkort) en de illustrator (Heleen Brulot). Een tiental liedjes waren echter al eerder door de band, het kinderkoor en de bijna 300 aanwezige gasten gezongen. in zijn opzet is de bundel bekend en ongewijzigd gebleven: voor alle groepen van de basisschool een ruime keus aan diverse liedjes. Veel van die liedjes zijn voorzien van didactische tips en aanwijzingen om de leraar basisonderwijs te helpen om het lied op een aantrekkelijke manier aan te leren. De spelletjes, bewegingssuggesties en tekstimprovisaties zijn kort maar duidelijk beschreven. De grootste verrassing is echter de cd-rom. naast een hele serie reeds bekende arrangementen van de reeds eerder geproduceerde luister- en meezingbox (en enkele van de instructie-cd’s) zijn er tientallen nieuwe, moderne arrangementen te horen van oude, maar ook nieuwe liedjes. De grote diversiteit is wel kenmerkend: van soms verstilde piano-arrangementen naar bewerkingen voor een poporkest, voor bigband of andere combinaties in allemaal verschillende stijlen. Het gaat om duidelijk meer dan een hulpje bij het aanleren: kinderen op de basisschool maken kennis met een brede muziekcultuur. De middag in Zwolle werd wel even verdiept door een toe-
Kinderkoor Constantijn uit Zwolle zong enkele liedjes Foto: Friedeke van Gelder
spraak van jan jaap van Dijk, onderwijsspecialist van het CDa. Hij kreeg de vraag voorgelegd of het CDa nog een beetje uit de voeten kon met de voortdurende roep om meer rekenen en meer taal in het basisonderwijs, terwijl die partij toch ook de ontwikkeling van alle talenten van het kind centraal stelt. Zoals een goed politicus betaamt, had dit Kamerlid geen enkel probleem met de vraag: het ging niet om een keuze, maar om de combinatie van beide uitgangspunten! Hoewel hijzelf de meest afschuwelijke herinneringen had aan het schoolse muziekonderwijs, kon Van Dijk wel over deze schaduw uit het verleden heen springen om de aanwezigen te verzekeren dat er onder het CDa niet getornd zou worden aan de muzikale ontwikkeling van kinderen op de basisschool. als dank voor deze toezegging ontving hij van de jongste aanwezige kleuter een exemplaar van de nieuwe bundel. Het enthousiasme van de aanwezigen (waaronder veel pabomuziekdocenten, basisschoolleraren, pabo- en conservatoriumstudenten) deed de hoop opvlammen dat het nog wel een keer goed komt met het zingen in de basisschool. eigen-wijs, liedbundel voor het basisonderwijs Frans Haverkort, rinze van der lei en lieuwe noordam Uitgave: SMV Born, 2009 iSBn: 9 789 080 497160 prijs: € 44,50 (inclusief cd-rom) www.meestersinmuziek.nl
45
april 2009-4
Belevingswereld
april 2009-4
Wonderkind Job ter Steege Iedere muziekdocent hoopt stilletjes dat ooit en ergens in zijn of haar carrière onder de bruggers een wonderkind blijkt schuil te gaan. hoe heerlijk moet het zijn om losjes te vertellen dat je de mozart van de eenentwintigste eeuw nog onder je gehoor hebt gehad.
Die zal dan wel geen Bach heten en geen louis armstrong, maar misschien wel Hadjede Wammesrames of een andere naam waar men nog nooit van gehoord zal hebben. Kijk in elk geval goed rond in uw klassen. anders vergaat het u net zoals die amerikaanse wetenschappers die een kleine eeuw terug congresseerden over de vraag ‘Waar is de amerikaanse Bach?’ en het antwoord schuldig bleven. Ze keken helaas de verkeerde kant op, want die amerikaanse Bach liep allang rond. alleen hij was zwart en speelde niet van nootjes en dus werd armstrong niet als zodanig herkend. Bach en armstrong zijn zeldzame fenomenen. Die tref je niet gauw in de brugklas. ik ben soms al blij als een kind fies en niet vis zegt. En soms betrap ik me er op dat ik wel èrg enthousiast ben als een leerling een jaar of wat les heeft op een instrument. iedereen weet toch dat vier jaar pianoles niets hoeft voor te stellen en dat een meisje na zes jaar les op haar harp ronduit zielig kan wezen. Maar toch, je bent muziekleraar of je bent het niet. als het even kan, moet van mij iedereen de bühne op. Een heel sterk argument dat ik mijn leerlingen meegeef, is het feit dat ik pas op mijn dertiende op pianoles ging. ja, ik was een echte laatbloeier, zo houd ik mijn leerlingen voor. juist als je wat later begint, is dat een voordeel. Het is dus handig om eerst nu aan je ouders te vragen of je op muziekles mag. Het kan nog! Elvis kreeg tenslotte pas op z’n twaalfde verjaardag een gitaar cadeau. En die stond niet eens bovenaan op z’n verlanglijstje. Toen hij met z’n moeder in de plaatselijke Bart Smit van Memphis een cadeau mocht uitzoeken, wilde hij met alle geweld voor z’n verjaardag een geweer. Elvis stampvoette de zaak bij elkaar. Het werd een hele rel waar de bedrijfsleider nog aan te pas moest komen. na een hoop gesteggel ging Elvis tenslotte mopperend akkoord met een gitaar.
ik had onlangs een nieuwe keyboard-opdracht voor de bruggers bedacht. De zestienmatige melodie van Beethovens Ode an die Freude (volkslied van Europa) uit zijn Negende Symfonie kregen de leerlingen uitgedeeld. alleen in de maten
46
3, 5, 6, 7, 11, 12, 13, 14 en 16 had ik de nootjes weggelaten. Opdracht was: ‘Vul aan je keyboard de lege maten in, zodat er een plezierige melodie ontstaat. Het is eigenlijk een bestaande melodie, maar als je die niet herkent, mag je er ook een eigen invulling aan geven.’ Zo’n instructie neemt natuurlijk maar een minuutje in beslag. je besluit dan met: ‘Heeft er iemand nog een vraag?’ Viola uit 1ga stak haar vinger op. ‘ik heb het af’, sprak ze rustig alsof ze even om toiletbezoek verzocht. Ongeloof bij iedereen. Ook bij mij. ‘laat zien!’ zo zei ik. Viola overhandigde het blad en inderdaad, daar stond foutloos wat Beethoven ooit bedacht. Mijn hart juichte. ik had dan wel niet Beethoven in de klas, maar wel een kind dat binnen de minuut Alle Menschen werden Brüder bij elkaar noteerde. Het eerste dat ik deed, was de klas aan het werk zetten. Het tweede was aan Viola te vragen om een tweede stem bij de melodie te noteren. En eventueel een bas. ach, dit kostte haar nog veel moeite. Een begaafd meisje, maar toch geen wonderkind. Zelf was ik in de brugklas allerminst een wonderkind. ik had gewoon vijf jaar gehrels muziekschool achter de kiezen en bespeelde de blokfluit met uitzicht op de dwarsfluit. Op dat moment waarachtig geen best beroepsperspectief om je hele leven met muziek je brood te gaan verdienen. Een maand voordat ik dertien werd, ging ik op pianoles. Dat leek me wel wat en er waren thuis kennelijk geen financiële obstakels. rond m’n vijftiende sloeg de vlam in de pan. ik wilde nog maar twee dingen: Bach spelen en blues spelen. Het eerste was vanzelfsprekend geen enkel probleem. Wie zou een puber die graag Das Wohltemperiertes Klavier open slaat, ook maar een strobreed in de weg willen leggen? De blues lag lastiger. Toen ik ooit rond goede Vrijdag een uitzending van de Mattheus Passion bij de buren had verpest door er drie uur lang via de muur boogie woogie doorheen te spelen, kreeg ik thuis zelfs een pianoverbod voor die muziek. Om me toch aan mijn muzikale gerief te helpen tekende ik op de vensterbank van mijn zolderkamertje* een toetsenbord waarop ik kon oefenen… Er kwam een leerling uit 6-vwo naar me toe: ‘ik heb een vraag. ik twijfel enorm of ik natuurkunde zal gaan studeren of dat ik naar het conservatorium zal gaan. Want vindt u?’ ik had geen bedenktijd nodig: ‘jij moet natuurkunde gaan doen. Bij het volgen van een conservatoriumopleiding horen geen twijfels.’ je hoeft waarachtig geen wonderkind te zijn om dát te snappen. * Het gaat om de vensterbank van de dakkapel aan de voorzijde van het pand pernambucolaan 17 te Overveen. Man setzt sich dort mit Träne nieder.
Rocco junior Juniorvoorstellingen van Rocco en zijn broers vo
Wietske van Soolingen Van 8 t/m 20 maart jongstleden speelden scholieren uit verschillende amsterdamse stadsdelen vijf nieuwe juniorvoorstellingen, gebaseerd op de moderne klassieker
Rocco en zijn broers. Onder de naam Toneelgroep Amsterdam Junior werkt het gezelschap hiervoor intensief samen met zes middelbare scholen en diverse wijktheaters aan een exclusief theaterprogramma voor jonge amsterdammers. Deze bijzondere samenwerking richt zich op de verankering van kunsteducatie door amsterdamse jongeren kennis te laten maken met het theatervak. De circa 200 scholieren van zes amsterdamse vo-scholen maakten hun voorstellingen over hedendaagse thema’s als migratie, identiteit en traditie tegenover de grote verleidingen van het leven in de grote stad. Rocco en zijn broers van luchino Visconti is het bloedstollende verhaal van een broederliefde en de strijd voor een beter bestaan. Toneelgroep Amsterdam brengt de voorstelling, in regie van ivo van Hove, tijdens het Tamtam Festival van 1 t/m 16 mei in Stadsschouwburg Amsterdam. De scholieren in de leeftijd van 14 t/m 18 jaar maakten, onder begeleiding van professionals uit het gezelschap, de wijktheaters en het onderwijs, hun eigenwijze varianten waarbij de thema’s een rode draad zijn. Het leren over theater heeft voor de jongeren niet alleen betrekking op spel, maar ook op tekst, decor- en kostuumontwerp, techniek, publiciteit en productie. Daarnaast werkte Toneelgroep amsterdam voor rocco junior ook samen met studenten van Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam (Beeldende Vorming, Opleiding Techniek en Theater, Opleiding productie podiumkunsten), Universiteit van Amsterdam (Theaterwetenschap, Dramaturgie) en de Fotoacademie. Cartesius Lyceum Het Cartesius Lyceum bracht San Rocco: De italiaanse familie parondi emigreert van Zuid- naar noord-italië, in de hoop op een betere toekomst. Daarbij worden vijf broers en hun moeder gedwongen hun verleden achter zich te laten, Daardoor raakt het gezin de weg kwijt. De broers raken verwikkeld in een zoektocht naar persoonlijk geluk, omdat elk van hen een winnaar wil zijn. Wanneer het gezin uit elkaar valt, werpt de middelste broer rocco zich op als de verlosser. Hij offert zijn eigen leven op, in de hoop dat van zijn broers te kunnen redden.
Berlage Lyceum/montessori Lyceum Het Berlage Lyceum en het Montessori Lyceum deden gezamenlijk Zwaargewicht: als haar man is gestorven, vertrekt rosaria parondi samen met haar vijf zonen van het platteland in het zuiden van italië naar de grote stad Milaan in het noorden. Een warme ontvangst wacht de familie daar niet. Deze stad lijkt een ander land. De mensen en de manier waarop ze met elkaar omgaan zijn totaal anders. Hier zorgt iedereen voor niemand anders dan voor zichzelf. Hier moet je op eigen benen staan, weten waar je naartoe wilt en vervolgens keihard werken om daar te komen. De vijf broers parondi werken, boksen, maken vrienden, vechten en ontdekken de liefde. Zo proberen ze ieder een eigen plek te bevechten. in deze nieuwe stad is aanpassing vereist, maar niet iedereen doet dat zo makkelijk, terwijl anderen zich zo goed aanpassen dat ze zichzelf totaal verliezen. Scholengemeenschap Reigersbos SG Reigersbos maakte Broeinest: Een moeder trekt met haar zonen naar de grote stad. Ze hoopt dat op deze nieuwe plek al haar dromen waarheid worden. Haar ‘jongens’ hebben echter hun eigen dromen. De verleidingen van de stad zorgen voor onrust binnen het gezin: vrouwen, drank, drugs en ambities drijven de familieleden steeds verder uit elkaar. Wat maakt dat de een ten onder gaat en de ander uitvliegt? Hoe ver reikt moederliefde en wie helpt je als je in de problemen zit? Wie bepaalt of je dromen uitkomen? Visio Comeniusschool De Visio Comeniusschool kwam met En route: Wat als hun voeten hen hier hebben gebracht, maar hun harten nog mijlenver weg zijn? Wat als zij hun verhalen hebben meegenomen, maar hun gedachten nog steeds daar zijn? Wat als zij de nieuwe taal spreken, maar zij nog altijd dromen in hun moedertaal? Wat als zij hier vreemden zijn, terwijl zij in hun geboorteland onbekenden worden genoemd? Wat als zij alles kunnen zien, maar niets kunnen bevatten? Wat als je leeft in een wereld tussen twee werelden?
47
Bredero College Het Bredero College speelde bredeROCCO, een eigenwijze versie van de film rocco en zijn broers. brederOCCO is een dynamische voorstelling over een temperamentvolle familie in een nieuwe omgeving: Wie is breed genoeg om de hele familie bij elkaar te houden? Familie, wat moet je ermee? Er zijn grote families, kleine families; families om te huilen, of om te lachen.
Er zijn families waarvan je jeuk krijgt én families waarvoor je alles wilt opgeven. Reprise Tijdens het Tamtam Festival gaan de vijf juniorvoorstellingen van 8 t/m 10 mei in reprise.
Prijzen voor het nFFS vo
Kunstvakken voor vmbo
Kunstvakken voor havo en vwo
Beeldend voor vmbo, kunstvakken 2
Beeldende vakken voor havo en vwo
De VlBV en nVTO organiseren samen de besprekingen van de
De VlBV en nVTO organiseren samen de besprekingen van de
Centrale Examens beeldende vakken.
Centrale Examens beeldende vakken.
Contactpersoon VlBV: Els Otten-Oomen, (0318) 417711,
Voor havo: Contactpersoon VlBV: Yvonne lebbink,
(06) 25051619,
[email protected]
(0113) 323820,
[email protected]
Om 18.30 uur zullen broodjes worden geserveerd.
Voor vwo: Contactpersoon VlBV: Wim Majoor,
(oude stijl)
(035) 5257408,
[email protected] plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
ma 25 mei
Weg der Verenigde naties 1
17.30-20.00 u
Bij beide zullen om 18.30 uur broodjes worden geserveerd. plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
wo 27 mei
het NFFS (Nationaal Film Festival voor Scholieren) reikt jaarlijks in september prij-
(030) 2927777
Weg der Verenigde naties 1
17.30-20.00 u
zen uit. In Griekenland wonnen inzendingen van het nFFS meer dan de helft van de
routebeschrijving: www.domstad.nl
3527 KT Utrecht
havo
(030) 2927777
di 9 juni
routebeschrijving: www.domstad.nl
17.30-20.00 u
Dorée de Kruijk
3527 KT Utrecht
beschikbare prijzen. en landelijk is het nFFS uitgeroepen tot beste activiteit op het gebied van film-
Dans voor vmbo, kunstvakken 2
educatie. Dat ze nu zelf prijzen in ontvangst mogen nemen, vervult de organisatoren met grote trots.
De nBDK organiseert de bespreking van het Centrale Examen
vwo
dans. Contactpersoon nBDK: Erna Slagtand, (0162) 439369,
Kunst algemeen voor havo - CKV2 voor vwo
[email protected]
in vier jaar tijd is het nFFS uitgegroeid tot een evenement van 30 scholen, 400 deelnemers aan de festivaldag en 110 ingezonden films. De scholen komen uit alle delen van nederland: leeuwarden, Winterswijk, nijmegen, Breda, om de uitersten te noemen. Uit de grote steden rotterdam, Den Haag en amsterdam doen verschillende scholen mee. De verschillen qua leeftijd en opleidingsniveau zijn enorm. leerlingen van praktijkscholen zitten op de festivaldag naast gymnasiasten en examenkandidaten havo en vwo, tweedeklassers naast zesdeklassers. Wat hen samenbrengt, is het feit dat ze zelf een film hebben gemaakt. Sommigen voor het eerst, trots op alles wat beweegt op het grote scherm. anderen hebben al tientallen films gemaakt, bij hen spettert het plezier in het filmmaken er vanaf. Beste landelijke filmeducatieve activiteit Die groei, de enthousiaste deelname van de scholieren en het contact tussen de scholieren en professionals uit de filmwereld vormden de voornaamste redenen voor de jury om het nFFS uit te roepen tot beste landelijke activiteit op het gebied van filmeducatie. De filmeducatieprijzen zijn een initiatief van het NIF (Nederlands Instituut voor Filmeducatie) te Utrecht. Zij hebben een onafhankelijke jury opdracht gegeven de 52 aanmeldingen te beoordelen. Tijdens de nOT reikte Eddy Terstall de prijzen uit: een rode loper die de hemel in voert en een cheque van € 1000,--. ‘Dat is natuurlijk een fantastische erkenning voor onze inspanningen’, glunderde Dorée de Kruijk bij het aanvaarden van de prijs. Zelf vinden we het echt een feest, de festivaldag. Fantastische sfeer, enthousiaste jongeren, goede workshops waarvan alle deelnemers er minstens één volgen, nieuwe onderlinge contacten, contacten tussen deelnemende docenten en natuurlijk de zinderende gala prijsuitreiking ’s avonds in het theater. Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt werd er in september 2008 zo luid en heftig toegejuicht dat ze na het uitreiken van haar prijs nog maar wat langer bleef.
48
nog groter? Veel groter moet de festivaldag in lelystad niet worden, dan gaan de ongedwongen sfeer en de overzichtelijkheid verloren. Met 500 deelnemers en 200 films heeft het nieuwland Erfgoedcentrum zijn maximale capaciteit bereikt. Daarom beginnen we dit jaar al te werken aan regionale festivals, zodat scholen gezamenlijk een deelnemersgroep kunnen afvaardigen. We verwachten dat we in 2009 nog alle aanmeldingen kunnen toelaten, maar in 2010 zullen we naar andere oplossingen moeten gaan zoeken. Hoe we dan precies ruimte kunnen gaan bieden aan beginnende filmmakers, zijn we nog aan het onderzoeken. Ook de scholen die voor het eerst leerlingen films laten maken, moeten deel kunnen nemen aan een festival, regionaal in hun provincie of nationaal in lelystad. Griekse prijzen De winnaars van nFFS 2008 gingen de eerste week van december naar pyrgos in griekenland. Daar deden hun films mee aan de competitie tussen 22 landen. in de twee leeftijdcategorieën tussen 12 en 18 jaar zijn maar liefst drie van de zes prijzen uitgereikt aan winnaars van het nFFS. De jury was al meteen na vertoning razend enthousiast over de kwaliteit van de nederlandse films. De eerste prijs voor 12 tot 15 jarigen moest zelfs worden gedeeld door 2 nederlandse films. Sorghvliet Den Haag, iVKO amsterdam, Ma Factory amsterdam en revius Doorn mogen trots zijn op de resultaten van hun leerlingen. De nederlandse filmmakers hebben tijdens hun verblijf in griekenland nog twaalf 1-minuutfilmpjes gemaakt, die te bekijken zijn op www.nffs.nl.
Het SamenwerkingsBeraad KunstVakken SBKV (dans, drama, plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
muziek en beeldend) organiseert deze besprekingen van de
Utrecht
De Kargadoor
di 2 juni
examens Kunst algemeen en CKV2
Oudegracht 36
15.00-18.00 u
Contactpersoon SBKV: leontine Broekhuizen,
Utrecht
(026) 3511596,
[email protected]
(030) 2310377
Om 18.30 uur zullen broodjes worden geserveerd. Van 20 tot 21 uur praten we na met elkaar en met de
Drama voor vmbo, kunstvakken 2
genodigden van CEVO en Cito.
examenevaluaties
april 2009-4
april 2009-4
De BDD organiseert de bespreking van het Centrale Examen drama. Contactpersoon BDD: Bas jacobs, (030) 2760099,
plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
[email protected]
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
di 26 mei
Weg der Verenigde naties 1
17.30-20.00 u
Plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
3527 KT Utrecht
Kunst alg. havo
Utrecht
Faculteit Theater
wo 3 juni
(030) 2927777
wo 15 april
janskerkhof 18
18.00 u
routebeschrijving: www.domstad.nl
17.30-20.00 u
(030) 2312690
(met broodjes)
CKV2 vwo
muziek voor vmbo, kunstvakken 2
muziek voor havo en vwo (oude stijl)
De VlS organiseert de besprekingen van de Centrale Examens
De VlS organiseert de besprekingen van de Centrale Examens
muziek. Contactpersoon VlS: nicky Selen, (075) 6158637,
muziek. Contactpersoon VlS: nicky Selen, (075) 6158637,
[email protected]
[email protected]
plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
di 2 juni
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
di 2 juni
Weg der Verenigde naties 1
17.00-19.00 u
Weg der Verenigde naties 1
13.00-15.00 u
3527 KT Utrecht
3527 KT Utrecht
havo
(030) 2927777
(030) 2927777
di 2 juni
routebeschrijving: www.domstad.nl
routebeschrijving: www.domstad.nl
15.00-17.00 u vwo
nFFS 2009 Van deze site www.nffs.nl is een aanmeldingsformulier te downloaden dat nu al kan worden ingezonden. Elke school mag vijf films inzenden, in welk vak of project die ook gemaakt zijn. De films moeten in cursusjaar 2008-2009 gemaakt zijn door leerlingen van 12 tot 18 jaar. De festivaldag is 21 september aanstaande in lelystad. Deelname is gratis.
49
Workshops Richard avedon Workshop leert de leerlingen bij FOaM t/m 13 mei door de ogen van de beroemde amerikaanse fotograaf Richard Avedon te kijken. Tevens krijgen ze een spoedcursus portretfotografie. Met de gouden tips van Koos Breukel maken de leerlingen een bijzondere portretfoto en kunnen met hun klas een bezoek aan het atelier van de nederlandse topfotograaf Koos Breukel winnen. Duur: ongeveer 2 uur. Doelgroep: vanaf bovenbouw po t/m hbo. Deze workshop is zowel in FOaM als op locatie te boeken. Bel daarvoor met de afdeling Educatie van Foam: (020) 5516500. www.foam.nl > Foam_for you > Onderwijs > primair onderwijs > Speciale richard avedon workshop, FOaM amsterdam
Onder redactie van Wil en Hans Weikamp
IJver CKV workshops maakt films op locatie. De workshops zijn voor elk niveau geschikt. ijver komt met een hoop apparatuur, lesmateriaal en energie bij u op school, passend in uw rooster of lesprogramma. De nadruk van de workshops ligt op samenwerken, creatief denken en oplossen. Bovenal maken ze in een paar uur tijd samen een film! alle basisbeginselen van film en televisie komen aan bod. alles wordt door de leerlingen zelf gedaan: script, regie, acteren, camerawerk, geluid, decor en productie. De films komen online op de webpagina van ijver. workshops.ijver.com
DJ workshops van Master Productions zijn workshops waarbij leerlingen kennis kunnen maken met het vak van Dj en alles wat daarbij komt kijken. Ook biedt Master productions lessen aan die inzicht geven in de wereld achter de evenementenindustrie. De Dj workshop is zeer interactief en leert de deelnemers hoe zij zelf muziek kunnen mixen op de apparatuur waarop grote jongens als DJ Tiësto en Armin van Buuren werken. Daarnaast geeft Koen van Dijk ook lessen over de evenementenwereld. Een leuke interactieve wandeling door de geschiedenis van de evenementenscene met al haar leuke en minder leuke kanten. www.master-productions.nl
50
Movietrader-webpagina
Sites voor het onderwijs Beeld bij de hand is de digitale vorm van het door velen zeer gewaardeerde vakblad voor onderwijs in de kunst- en cultuurvakken Bij de Hand dat niet meer wordt uitgegeven. Vier keer per jaar verschijnt een nummer met in totaal zo’n 140 actuele lessen en lesideeën die binnen het hele vakgebied op alle onderwijsniveaus te geven zijn. www.beeldbijdehand.nl movietrader is een educatieve bronnengame voor het onderwijs. De leerlingen gaan op zoek naar waardevolle stempels in de vele films en fragmenten binnen de online bronnenbank Teleblik. Zo wordt werken met audiovisuele bronnen nóg leuker, zowel voor leerlingen als docenten. Movietrader is een verzamel- en ruilspel dat gebruik maakt van filmpjes. Het spel is gebaseerd op de enorme videodatabase van Teleblik. in die filmpjes zoeken en verzamelen leerlingen verborgen stempels die ze onderling kunnen ruilen en toevoegen aan hun virtuele spaarkaart. Met een volle spaarkaart maken deelnemers kans op prachtige prijzen in de categorieën muziek, dans, theater en sport. www.movietrader.nl Canon van de nederlandse Popmuziek toont dé 50 gebeurtenissen in 50 jaar nederpop. Welke hoogtepunten verbinden de geboorte van de nederlandse rock ’n roll in 1958 - in de vorm van de single Rock Little Baby Of Mine van The Tielman Brothers - met het exportsucces van Within Temptation in 2007? Ofwel de geschiedenis van de nederlandse popmuziek in vijftig stappen. Van Koelewijn tot Kane, van nederbeat tot gabber, van Brood tot junkie Xl. Dat, en nog véél meer, is nu voor het eerst vereeuwigd in de Canon van de Nederlandse Popmuziek met foto’s, video’s, verhalen, portretten. www.50jaarnederpop.nl/canon.php KunstStof van ronald Doornekamp was een zeer gewaardeerde site met informatie over de algemene kunst- en cultuurgeschiedenis. Van de ene op de andere dag is deze site gestopt. gelukkig is de inhoud bewaard gebleven en nu heeft ronald Doornekamp zijn site (inclusief alle goed verzorgde illustraties) weer online weten te krijgen. We hopen dat
Amsterdamse Architectuur in beeld Foto: Klaas Schoof
Nederland zijn site weer weet te vinden. www.kunst-stof.nl amsterdamse architectuur in beeld is een site van de amsterdamse fotograaf Klaas Schoof en toont meer dan 800 kwaliteitsfoto’s van het mooiste en belangrijkste dat amsterdam op het gebied van architectuur en ook wel overige bezienswaardigheden (zoals het Vondelpark) te bieden heeft. De behandelde architectuur is die van de late 16e eeuw tot ongeveer midden vorige eeuw. www.klaasschoof.com www.amsterdaminbeeld.com Tijdlijnen zijn een prima hulpmiddel om én inzicht te krijgen in de perioden van de kunstgeschiedenis én om informatie in te winnen. Bij de meeste tijdlijnen van CKplus is het namelijk mogelijk bij de ingebrachte termen extra informatie aan te vragen. Opgenomen zijn onder andere de zeer overzichtelijke kunstgeschiedenis-tijdlijn van Van Kasteren, een kunstgeschiedenis-tijdlijn van de periode 1800-1940 en een tijdlijn van de kunstgeschiedenis van paleolithicum tot heden. www.CKplus.nl/tijdlijn.html
educatieve activiteiten BliepBliep! is t/m september een reizende multi-mediale tentoonstelling over het geluid uit de computer. luister naar de allereerste computers, fabriceer je eigen muziek en speel retrogames als PacMan en Pong! Op deze tentoonstelling ontdek je alles over computergeluiden van vroeger tot nu, van bliepbliep tot muzikaal genie. De computer bestaat nog niet zo lang, pas een jaar of zestig. Het is een doe-tentoonstelling voor het hele gezin Zo kun je je eigen muziek componeren, een stemopname vervormen met de bitcrusher, van retrogames tot Wii Music spelen en nog veel meer. www.bdmuseum.nl > Tentoonstellingen, Belasting & Douane Museum rotterdam Bozzetti is t/m 1 juni in Rijksmuseum Twenthe een tentoonstelling van schetsen met olieverf op doek of paneel uit de Barok. Daarbij is een educatief programma ontwikkeld voor klas 3- en 4-vmbo, klas 3- t/m 5-havo en klas 3- t/m 6-vwo. Bij schetsen denk je vaak aan wat vlugge
Audiotour Sipke Jan Bousema
streepjes op papier. Wist je dat ze in de Barok ook al schetsen maakten? Deze bozzetti maakten ze niet met potlood op papier, maar met olieverf op doek of paneel. Het waren dus eigenlijk complete kunstwerkjes! Ze werden gebruikt als voorbeeld voor opdrachtgevers. in veel moderne en hedendaagse kunstwerken zie je ook een schetsmatige manier van werken. De leerlingen worden hiermee geconfronteerd en gaan ontdekken waar hun voorkeur ligt. Dit gaan ze doen door verschillende kunstwerken te beschouwen en zelf te schetsen. De duur van de les is anderhalf uur. www.rijksmuseumtwenthe.nl > Educatie > Voortgezet onderwijs, rijksmuseum Twenthe Enschede audiotour Sipke Jan Bousema neemt kinderen mee op een spannende zoektocht in het Rijksmuseum van Oudheden. Sipke jan Bousema gaat op de Egyptische afdeling op zoek naar een mysterieus voorwerp. De audiotour staat verder in het teken van knutselen, hiërogliefen schrijven en een tekenwedstrijd voor kinderen in de feestelijk versierde Tempelzaal. aan de audiotour is een prijsvraag gekoppeld. Elke maand wordt er uit de juiste antwoorden een winnaar getrokken. Fans van Sipke jan kunnen de mp3-file van deze audiotour gratis downloaden. Voor iedereen zonder eigen mp3-speler verhuurt de museumwinkel voor € 2,-- een ipod. www.rmo.nl/sipkejan, rijksmuseum van Oudheden leiden een eeuw onderwijsfilm toont t/m 6 september in het Nationaal Onderwijsmuseum educatieve onderwijsfilms. lange tijd werden er op scholen, in een apart ingerichte en verduisterde ruimte, educatieve films gedraaid. Veel van deze oude onderwijsfilms zijn bewaard gebleven en nu voor het eerst weer te zien in deze tentoonstelling. Er zijn 80 films te zien uit verschillende tijden en over zeer uiteenlopende onderwerpen. De bezoeker ziet en ervaart stapsgewijs de veranderingen in de informatievoorziening en de veranderende rol van de docent. Bood de onderwijzer met de onderwijsfilm aanvankelijk een venster tot de wereld, 100 jaar later heeft hij z’n handen vol aan de ordening en structurering van het informatiebombardement dat z’n leerlingen dagelijks te verwerken krijgen. Kinderen uit het po kunnen aan de slag met films
Reis je rijk! Jan van Scorel - Portret van Agatha 1529
in het educatieve programma 3, 2, 1 … Actie. Ze gaan bijvoorbeeld oorverdovend geluiden maken bij films, kunnen meedingen voor een prijs door een fantasievol script te schrijven en maken hun eigen flipboekje. www.onderwijsmuseum.nl, > Tentoonstellingen > actuele tentoonstellingen > Een eeuw onderwijsfilm, nationaal Onderwijsmuseum rotterdam Reis je rijk! is een interactieve kindertentoonstelling waarbij je t/m 30 augustus in het Centraal Museum te Utrecht een spannende tijdreis maakt naar de 16e eeuw, naar de periode waarin Jan van Scorel (1495-1562) leefde. Deze belangrijke Utrechtse schilder reisde veel om inspiratie op te doen. Zo ging hij naar Duitsland, italië en jeruzalem. in die tijd was reizen heel bijzonder, niet veel mensen deden dit. Een reis duurde vaak niet een paar weken, maar een paar jaar. Er kon onderweg van alles gebeuren en het was niet gemakkelijk om contact te houden met familie. in Reis je Rijk! neemt de schilder jan van Scorel kinderen mee op zijn reis. Ze leren over de verschillen tussen het vervoer van toen en nu: tegenwoordig reizen we per vliegtuig, bus of auto, terwijl het in de 16e eeuw heel gebruikelijk was om per boot, paard of zelfs te voet te gaan. Kinderen ontdekken wat jan allemaal meenam op zijn reis en kunnen voelen hoe zwaar zijn bagage was. jan van Scorel vertelt tijdens de reis over zichzelf en zijn werk, waardoor ze ook ervaren hoe het was om een belangrijk schilder te zijn in de 16e eeuw. niet alleen kinderen kunnen een tijdreis maken met jan van Scorel: voor ouders is tegelijkertijd met de kindertentoonstelling de grote overzichtstentoonstelling Scorels Roem te zien met Utrechtse schilderkunst van 1350 tot 1600, waarin het werk van renaissancekunstenaar jan van Scorel het hoogtepunt vormt. Voor de groepen 3 t/m 8 van het basisonderwijs is er een speciaal scholenprogramma. www.centraalmuseum.nl > interactieve kindertentoonstelling, Centraal Museum Utrecht
Docentenagenda Telefilm brengt op zes zondagen telkens vanaf 20.30 uur op nederland 2 van 12 april t/m 17 mei een nieuwe Telefilm op televisie. Telefilms zijn nederlandse
Culturele SWINGdag
actief met ckv
actief met ckv
Richard Avedon zelfportret
speelfilms voor televisie die inspelen op maatschappelijke thema’s. Deze nieuwe reeks van zes speelfilms bestaat uit: Coach, Julia’s hart, De punt, Stella’s oorlog, Taartman en Witte vis. www.telefilm.nl
Culturele SWInGdag wordt op dinsdag 21 april van 10 tot 16 uur gehouden in het BIMhuis te amsterdam. gratis toegang en lunch voor ckv-docenten, muziekdocenten en cultuurcoördinatoren po en vo. U kunt genieten van (en meedoen met) demonstraties van de workshops Djembé, Didgeridoo, Zangimprovisatie en Saxofoon. Tevens zijn er participatieconcerten Jazz 4 Kids, Braziliaanse Samba, Beatmixen & Wave Your Hands en Hiphop. naast showcases wordt een speciaal programma voor Brede Scholen aangeboden en kun je nader kennis maken met de workshopleiders en andere belangstellenden. www.swingweb.nl, SWing amsterdam Profielmeesterstuk is een wedstrijd georganiseerd door de SlO met als doel om docenten de beste profielwerkstukken van hun leerlingen te nomineren. Hoe dat in zijn werk gaat, kunt u lezen op de site. Op de meeste scholen zijn de profielwerkstukken klaar. leerlingen uit alle profielen van zowel havo als vwo kunnen aan de wedstrijd deelnemen. Zij worden uitgedaagd om het profielwerkstuk op te waarderen naar een meesterstuk. Een profielmeesterstuk is gemaakt in opdracht van een echte opdrachtgever of heeft een directe relatie met een vervolgopleiding. Tot en met 21 april kunnen profielmeesterstukken ingediend worden. Met de wedstrijd zijn mooie prijzen te winnen: reischeques van € 500,--, € 250,-- en € 100,-- als eerste, tweede en derde prijs. Wilt u als school deelnemen of wilt u leerlingen stimuleren zich voor de wedstrijd op te geven, mail dan naar
[email protected]. www.profielmeesterstuk.slo.nl www.CKplus.nl: overzicht van bijna 400 lopende exposities, informatie op trefwoord over 1200 musea www.CKplus.nl/extra7.html: overzicht van culturele manifestaties en exposities www.CKplus.nl/extra12.html: 190 stadswandelingen en kunstroutes
[email protected]: voor reacties en opgave gratis CKplus.nl-nieuwsbrief.
51
U bent muziekdocent in het voortgezet onderwijs en u zoekt een muziekmethode met speelstukken met een lekkere sound en uitdagingen voor alle niveaus, met een goed zingbare mix van aantrekkelijke liedjes maar ook met creatieve componeer- en improviseeropdrachten met ruime keuzemogelijkheden en projecten maar vooral een muziekmethode die uw leerlingen op niveau aanspreekt, inspireert, stimuleert, muzikaal de ruimte geeft?
Dan bent u toe aan de internetmuziekmethode van de 21ste eeuw!
Vraag een demoaccount aan op www.beatsNbits.nl > contact en probeer het leerling- en docentenmateriaal gratis uit 52