12
december 2011
T i j d s ch ri ft vo o r k u n s t e n c u l t u u r i n h e t o n d e r w i j s
2
3
december 2011
Aan deze Kunstzone werkten de volgende vakverenigingen mee
Beroepsvereniging Docenten Theater en Drama
De vakinhoud, het examineren en het opleiden tot leraar in het
Secretariaat & Administratie,
onderwijs in de kunsten is al jarenlang een ondoorzichtig dool-
Postbus 178, 8260 AD Kampen
[email protected],
hof. Aan vakinhoud en vakvisie wordt hard gewerkt en dat heeft
www.docentendrama.nl
ook resultaat. Ik heb het hier in eerste instantie niet over het
NBDK
basisonderwijs (dat is een verhaal apart), maar meer over het
Nederlandse Beroepsvereniging van Danskunstenaars
VO en het HBO. Ik hoef al die toestanden niet te noemen, want
Bureau NBDK: Postbus 1225, 1500 AE Zaandam
u wordt er jaar in, jaar uit in de examentijd mee geconfronteerd.
Tel. (06) 39452989/(06) 39452988
De traditionele examenbeschouwingen in Kunstzone weerspie-
[email protected]
gelen ieder jaar weer deze merkwaardige brij. Na de laatste
www.nbdk.nl
Preadvies
BDD
Inhoud leggen en zijn zij inderdaad genoeg voorbereid om zich deze complexe materie in korte tijd eigen te maken. Voor studenten
Discussie Preadvies Verkenningscommissie kunstvakken Afgevaardigden uit het werkveld geven advies
een lastige taak zich te voegen naar de school waar ze gaan
Afscheid van een gemiste kans
werken. Er is ook reden voor verdriet. Velen onder u en ik zien
60 jaar televisie in Nederland
een groot deel van KUA verdwijnen. De breedte van alle disci-
Liever afstandsbediening dan tandenborstel
plines voor de twintigste eeuw wordt geschrapt. Daar hebben
Leerlingen als medeonderzoekers
we dus voor niets voor bijgeschoold. Oh nee, dat deed ik voor
Wat kun je leren in een museum?
mezelf! Een belangrijker gemis komt van het ministerie. Een van de
Cultuureducatie in het Nederlandse onderwijs Filmquiz ondersteunt leerproces
lingen en probeerden elkaar en het ministerie van hun gelijk te
Waarom? Dat weet ik niet, dat staat er ook niet. Waarschijnlijk
Focus op kennis is niet genoeg
Zwanenkamp 275, 3607 SE Maarssen
overtuigen. Een pijnlijke patstelling was het gevolg. Iedere
ligt er een kostenaspect onder. Ik kan me niet voorstellen dat
Voorstellingsvermogen is belangrijker dan kennis
[email protected],
poging om eenduidigheid en wellicht het ultieme kunstvak te
het een vakinhoudelijke overweging zou kunnen zijn. Een groot
creëren heeft tot nu toe jammerlijk schipbreuk geleden. Ik ben
verlies van een grote verworvenheid. Dit wegvallen, brengt
VLLT
niet ingevoerd genoeg om het hele proces weer te geven en ik
onbalans teweeg. Onbalans bijvoorbeeld in de weging tussen
Sectie Nederlands Vereniging Leraren Levende talen
heb dan ook geen mening over wie de schuldigen van de
schoolexamen (dan grotendeels praktijk) en eindexamen (alleen
Tel. (035) 6783254
schipbreuken zijn. Het is een moeilijke materie met daarin veel
theorie). U wordt straks aangesproken op dit verschil dat net als
[email protected]
mijnenvelden. Om hier uit te komen zullen kool en geit gespaard
bij andere vakken slechts een binnen een beperkte bandbreedte
moeten gaan worden: een compromis waar iedereen mee moet
mag vallen. Dit is nu natuurlijk ook al zo bij het examineren van
kunnen leven. Een politieke oplossing die een weerspiegeling
KUA en Kunst, maar dit neemt niet weg dat dit een minder
www.vkav.nl
Binnenhof 62, 1412 LC Bussum
www.levendetalen.nl -> Talensecties -> Nederlands
VLS Vereniging Leraren Schoolmuziek
zal zijn van hoe de verhoudingen binnen de groepen liggen of
wenselijke situatie is.
Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo
een vakinhoudelijk standpunt binnen de perken die het ministe-
Kunstzone informeert u over deze verschillende aspecten die
Tel. (0546) 491745
rie heeft aangegeven. Gecompliceerd dus, vandaar een com-
onze vakken wederom grote veranderingen zullen brengen.
www.vls-cmhf.nl
missie met een preadvies. Dit preadvies gaat ook ook richting
Veel sterkte, het gaat nog waaien…
Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 oktober
geven aan de vakinhoud waarvoor je opgeleid wordt.
VONKC
Bij ons op school geven we sinds jaar en dag het kunstvak
Secretariaat:
[email protected]
Vereniging Onderwijs Kunst en Cultuur
algemeen, vroeger CKV2,3. Aan stagiaires vraag ik nu altijd hoe
Secretariaat:
zij opgeleid zijn of hoe zij voelen dat ze opgeleid zijn. Hoe goed
Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. (0546) 491745
Ruud van der Meer
voelen zij zich in staat om mijn bovenbouw de hofcultuur uit te
[email protected], www.vonkc.nl Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november
Colofon KUNSTZONE
REDACTIE
VERKOOP ADVERTENTIES
STICHTING KUNSTZONE
© STICHTING
Omslag:
Tijdschrift voor kunst en
Toine van Gaal
Jan Verschaeren
Jan Verschaeren
KUNSTZONE
Tune4u-workshop
cultuur in het onderwijs
Jan van Gemert
Kluppelshuizenweg 32
Kluppelshuizenweg 32
Niets uit deze uitgave mag
Zie: ‘Actief met CKV’
NUMMER 12, december 2011
Olga de Kort-Koulikova
7608 RL Almelo
7608 RL Almelo
worden verveelvuldigd
Kunstzone wordt uitgegeven
Saskia van der Linden
tel. (0546) 491745
[email protected]
en/of overgenomen zonder
Tune4u
door Stichting Kunstzone.
Paul Rooyackers
[email protected]
www.kunstzone.nl
schriftelijke toestemming
Thea Vuik
Abonnementen: binnenland € 49,75 buitenland € 72,50 Het abonnementsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november.
HOOFD- EN EINDREDACTIE
Wil & Hans Weikamp
Ruud van der Meer
Janneke van Wijk
van de uitgever. VORMGEVING EN DRUK
[email protected]
Drukkerij Libertas
Jan Verschaeren
Bunnik
[email protected]
www.libertas.nl
ISSN: 1570-7989
11 14 16
Movietrader als actief schoolmateriaal
gestelde beperkingen houdt in dat het CPE gaat verdwijnen.
Vereniging Audiovisuele Educatie
8
Actie leren - Over de grenzen heen
overheidsveranderingen betrokken groepen in het veld hun stel-
VKAV
4
Streep door CPE VWO kunstvakken
18 22
En verder Digizone Liszt4Kids Muziek brengt jeugd in beweging Vampierkillers in Etten-Leur Muziekdocentengehoor aangetast Rechtsbijstand voor VLS- en VONKC-leden De improvisatieles Hollandse helden herrijzen Boeksignalementen Van Gogh op iPad @Web: Livebinders Skills 21 | Kunstonderwijs en 21e-eeuwse vaardigheden Drie dansende, wilde mannen op een motor Apparaten Circus Boerhaave Ik weet hoe een muisje danst... Actief met CKV
16 25 26 27 28 29 30 32 35 36 37 38 39 40 41 42
4
december 2011
5
VO
Preadvies Verkenningscommissie Kunstvakken Op 1 oktober 2011 organiseerde SLO, Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling een expertmeeting. Leden van de Verkenningscommissie Kunstvakken gingen in gesprek met een veertigtal kunstvakdocenten, docentopleiders en vertegenwoordigers van organisaties over het Preadvies Verkenningscommissie Kunstvakken. De gespreksrondes leverden veel reacties en ideeën op die samen met de reacties van de kunstvakverenigingen door de commissie in het definitieve advies kunnen worden meegenomen om te komen tot het definitieve advies. Naar aanleiding van deze expertmeeting publiceert Kunstzone bijdragen van Diederik Schonau en Marie-Thérèse van de Kamp.
Discussie Preadvies Verkenningscommissie kunstvakken Afgevaardigden uit het werkveld geven advies Marie-Thérèse van de Kamp Foto’s: Jan van Gemert
Zaterdag 1 oktober jongstleden werd een bijeenkomst belegd door de Verkenningscommissie kunstvakken met afgevaardigden uit het veld. Doel van deze bijeenkomst was om het preadvies van de commissie te bespreken. Dit preadvies moet door de commissie voor het eind van dit jaar tot een definitief advies uitgewerkt zijn, zodat het op tijd klaar is in het kader van beoogde aanpassingen of herzieningen in het voortgezet onderwijs per 2012. De commissie stelt in het preadvies voor de bestaande vakken oude stijl en nieuwe stijl af te schaffen en per discipline een kunstvak in te voeren, gedifferentieerd naar HAVO- en VWO-niveau. De commissie kreeg expliciet de opdracht een advies uit te zetten waarvoor draagvlak is in het werkveld. Bij deze bijeenkomst waren afgevaardigden uit diverse geledingen aanwezig, zoals docenten beeldend, dans, drama, kunst algemeen, muziek en tehatex, docenten van HBO-opleidingen, medewerkers van Cito en College voor Examens (CvE) en andere betrokkenen uit het veld zoals CJP. Discussiegroepen De discussies werden gevoerd in drie afzonderlijke groepen, waarbij in elke groep de discussie werd geleid door een van de leden van de verkenningscommissie. Ik was aanwezig bij de groep die voorgezeten werd door Folkert Haanstra, in de verkenningscommissie aanwezig als lector vanuit de Amsterdamse
Hogeschool voor de Kunsten, en Antoine Gerrits, vanuit de Vereniging van CultuurProfielscholen. Aan alle aanwezigen werd gevraagd aan te geven wat zij goed vonden, minder goed vonden of onduidelijk vonden in het preadvies. Dat leverde meteen een scala aan waardevolle inzichten op. Door alle aanwezigen werd opgemerkt dat het goed was dat er nu een commissie is die probeert om de twee verschillende soorten examenvakken tot één nieuw examenvak om te vormen en er werd ook opgemerkt dat het fijn is dat de verkenningscommissie deze verantwoordelijke, maar moeilijke taak opgepakt heeft en met het veld een discussie over het preadvies wil voeren om zodoende in het definitieve advies een plan te bieden dat ook daadwerkelijk breed gedragen wordt, zoals de commissie door het ministerie ook kreeg opgedragen. Daarmee kan het een goed perspectief zijn voor de kunstvakken in de toekomst. Constructief, inhoudelijk en eensgezind De discussie die plaatsvond was erg inhoudelijk en kritisch, maar verliep constructief. Opvallend was dat veel van de door de aanwezigen gemaakte opmerkingen konden rekenen op bijval van de andere aanwezigen. Zo werd het idee om een domein (B) gericht op de verbinding tussen praktijk en theorie aan te brengen, om uiteenlopende redenen breed verworpen, maar ook het idee van een betoog werd om diverse redenen radicaal afgewezen. In dat kader was het interessant dat dit idee ook vanwege toetstechnische overwegingen geen bijval kreeg van de aanwezige namens
6
7
december 2011
het CvE. Folkert Haanstra gaf als argument voor die verbinding tussen praktijk en theorie dat het bij de discipline Kunst volgens Howard Gardner vooral om de productie zou draaien. Dit werd echter tegengesproken, omdat de discipline Kunst niet alleen uit praktijk, maar eveneens uit theorie bestaat en de domeinen productie, receptie en reflectie omvat. Het kunstvak dient alle leerlingen zowel de mogelijkheid te bieden door te stromen naar een praktijkopleiding in de kunst als naar een (universitaire) opleiding in de kunsttheorie en zou daarom in de domeinen geen eenzijdig accent mogen leggen op de productie van kunst. Eveneens opmerkelijk was het om te merken dat zowel docenten van de tehatex- en muziekvakken en docenten van kunst algemeen het zeer met elkaar eens waren dat het niet benoemen en centraal examineren van kunst van vóór de twintigste eeuw volstrekt onwenselijk is en dat dit aspect in het definitieve advies veranderd zou moet worden. Wel bleven er verschillen van mening tussen docenten tehatex en docenten kunst algemeen. Deze laatste groep vond het, in tegenstelling tot de eerste groep, onwenselijk dat er in het preadvies weer een domein vaktheorie geïntroduceerd is. De docenten kunst algemeen vonden het eveneens onwenselijk dat het domein brede cultuurtheorie daarmee kleiner geworden is. Door aanwezige docenten kunst algemeen werd opgemerkt dat vooral leerlingen die brede kunsttheorie erg inspirerend vinden, meer inspirerend dan de vaktheorie van één discipline. Kernconcepten als stofbeperking Men vond - breed ondersteund door vrijwel alle aanwezigen in deze deelgroep - dat het zelfs heel goed mogelijk is om ook de kunst van vóór de twintigste eeuw in het examenprogramma op te nemen, en daarnaast ook nog interculturele aspecten van kunst en toch geen overladenheid te creëren door op een goede manier een stofbeperking te hanteren. Door een andere stofbeperking te hanteren dan de commissie nu gedaan heeft in het preadvies, namelijk door met kernconcepten en contexten te gaan werken in plaats van door het uitsluiten van tijdvakken en het werken met thema’s. Daarna ontstond een discussie of die stofbeperking dan meer historisch of meer sociologisch van karakter zou moeten zijn, maar heel goed denkbaar is een constructie waarin beide aspecten aanwezig zijn. Volgens een aantal aanwezigen is het voor leerlingen ook belangrijk om enig cultuurhistorisch besef te ontwikkelen en dat lukt niet goed met fragmentarische cultuurhistorische kennis. Door een van de aanwezigen werd opgemerkt dat de verkenningscommissie in het preadvies vooral het
Plan A Vanuit een onvrede met de door het ministerie opgelegde eis dat een CPE niet haalbaar is, zonder dat deze eis verder toegelicht of onderbouwd is, heb ik op de website van het expertisecentrum kunsttheorie en het forum van Digischool een Plan A gelanceerd. Dit plan heeft zowel bijval als kritiek gekregen op het forum van Digischool, maar veel docenten gaven wel aan dat zij eveneens vinden dat het ministerie niet bij voorbaat het CPE als een haalbare optie had mogen uitsluiten. Daarom lijkt het een goed idee dat de verkenningscommissie bij het ministerie een onderbouwing vraagt van de randvoorwaarde waarom het CPE geen haalbare optie is. Plan A bevat daarnaast ook een heldere indeling in drie domeinen: productie, receptie en reflectie, en luisterend naar alle opmerkingen in de discussie, lijkt ook het idee dat in Plan A opgenomen is voor het aanbrengen van een stofbeperking door kernconcepten in context (met daarin ook eindtermen voor de periode van vóór de twintigste eeuw) op brede steun te kunnen rekenen. Voor CKV zouden culturele activiteiten in het plan opgenomen kunnen worden. Daarmee lijkt Plan A in veel opzichten aardig in de richting te komen van een advies dat aansluit op de opmerkingen in het veld, al blijft het de vraag hoe de vaktheorie/brede cultuurtheorie precies vormgegeven moet worden.
wat van de leerstof/eindtermen of domeinen moet aangeven en daarin zo helder mogelijk moet zijn, maar zich (na de Commissie Dijsselbloem) niet meer zou mogen richten op het hoe (didactiek - zoals het kiezen voor een thematische benadering, dat is een didactische keuze die niet voorgeschreven zou mogen zijn) van de eindtermen: dat is iets dat scholen en docenten zelf moeten kunnen bepalen. Dat was ook een van de redenen waarom het domein B door veel van de aanwezigen - en eerder ook in de discussie op het Digischool-forum - verworpen werd. Verhouding praktijk en theorie De aanwezigen constateerden dat de verhouding tussen de domeinen gericht op praktijk en op theorie door het preadvies nog een zwaarder accent op de theorie komt te liggen. Maar liefst vier van de vijf domeinen zijn gericht op de theorie en dat werd door bijna alle aanwezigen onwenselijk gevonden. Ook de indeling in domeinen in het huidige preadvies vond men niet helder. Er werd geadviseerd om in het definitieve advies minder domeinen en dan vooral de kerndomeinen productie, receptie en reflectie op te nemen. Over het Centraal Praktisch
Examen (CPE), zoals dat voor VWO nog steeds aanwezig is, werd opgemerkt dat de verkenningscommissie bij het ministerie zou moeten verzoeken om meer duidelijkheid waarom het CPE geen haalbare optie geacht werd. Vermoed werd dat dit te maken zou kunnen hebben met de meetbaarheid, de betaalbaarheid en met de te hoge cijfers die door docenten gegeven worden voor de praktijk(school)examens. Echter, dit waren vermoedens, en op elk van deze mogelijke punten kan onderzoek aantonen of het CPE werkelijk geen haalbare of betaalbare optie zou zijn en of er mogelijk alternatieven bedacht kunnen worden die wel haalbaar zijn. Oplossingen zouden dus gevonden kunnen worden en dat dit door het ministerie bij voorbaat uitgesloten is, werd door veel van de aanwezigen niet redelijk gevonden. CKV, onderbouw en VMBO Ook werd het preadvies besproken in relatie tot de onderbouw en CKV en VMBO en er werd gediscussieerd over wat wenselijk is in relatie tot de doorlopende leerlijnen voor de kunstvakken. Voor CKV werd door alle aanwezigen aangegeven dat het vak een ervaringsgericht vak moet blijven waarin leerlingen in aanra-
king kunnen komen met echte kunst via culturele activiteiten. Daarbij werd de hoop uitgesproken dat het CJP fondsen zou kunnen vinden waardoor de culturele activiteiten financieel ondersteund kunnen blijven worden. Ook voor CKV zouden de domeinen benoemd moeten (blijven) worden. Daarbij zijn culturele activiteiten, kennis van kunst en cultuur, praktische activiteiten en kunstdossier (reflectie) nog steeds gewenst. De aanwezigen deelden het plan van de commissie niet zozeer dat er een zwaarder accent op kennis van kunst en cultuur zou moeten komen, maar waren het wel met elkaar eens dat specifieke eindtermen voor kennis van kunst en cultuur mogelijk wenselijk zijn om zodoende de toetsing van het vak meer op een landelijk vergelijkbaar niveau te laten komen. Zeker gezien het plan in het preadvies om voor CKV in de toekomst een cijfer te schrijven dat in het combinatiecijfer opgenomen kan worden. Docentenopleidingen Door de aanwezigen van de HBO-opleidingen werd opgemerkt dat het programma zoals de verkenningscommissie dit nu gelanceerd
heeft, niet zo duidelijk tot verlichting leidt zoals in de inleiding van het preadvies beschreven is. Men vond dat er door de combinatie van productie, vaktheorie en brede cultuurtheorie en de hoeveelheid verschillende domeinen niet echt duidelijk sprake lijkt te zijn van verlichting. In dit kader werd ook besproken dat er opnieuw twijfels zijn of het programma voor de ongedeelde/ongegradeerde HBO-bachelor opleidingen niet te overladen is, en het daarom beter zou zijn om een tweedegraads bevoegdheid voor de HBO-bachelors in te voeren en een eerstegraads bevoegdheid voor de HBO-masters. Hierover is momenteel een discussie met het ministerie gaande. Vanuit het perspectief van de universitaire opleidingen werd opgemerkt dat de verkenningscommissie in het huidige preadvies onterecht eenzijdig de belangen van praktijkgeoriënteerde leerlingen, HBO-kunst vakopleidingen en HBOkunst vakdocenten opleidingen en door het HBO opgeleide kunstvakdocenten behartigd heeft en niet de belangen van theoriegeoriënteerde leerlingen, universitaire kunsttheorieopleidingen en door de universiteit opgeleide kunsttheorie docenten.
Werken vanuit kernconcepten - zoals dat bij andere schoolvakken inmiddels ook wordt gedaan - lijkt mij een uitstekende mogelijkheid om tot stofbeperking te komen die vanuit de inhoud van de theorie uitgewerkt kan worden. Daarbij kun je bijvoorbeeld kernconcepten nemen, die centraal staan in een breukvlak tussen twee periodes (= kunsthistorische of cultuurhistorische context) en daarnaast kun je die kernconcepten ook bekijken vanuit enkele kernfuncties van kunst in dat breukvlak. Op die manier kunnen heldere kernconcepten centraal staan in de stofbeperking, waarmee docenten zelf kunnen kiezen of zij een meer historische of meer sociologische benadering kiezen en dat lijkt mij iets waar zowel tehatex- en muziekdocenten enerzijds als docenten kunst algemeen anderzijds blij mee zullen zijn, omdat de overladenheid van de (vaak niet geëxpliciteerde) eindtermen dan tot het verleden kan gaan behoren en docenten zich dan kunnen richten op het ontwikkelen van een goede didactiek, waarmee zij hun leerlingen nog meer en beter kunnen interesseren voor kunst, in de productie, receptie en reflectie ervan. En dat is toch ons gezamenlijke streven?
8
december 2011
Streep door CPE VWO kunstvakken Afscheid van een gemiste kans Diederik Schönau
‘Centrale praktijkexamens voor de kunstvakken zijn geen haalbare optie.’ Aldus luidt de laatste randvoorwaarde die het Ministerie van Onderwijs meegaf aan de Verkenningscommissie kunstvakken.1 Het ministerie heeft deze commissie in het leven geroepen om een advies uit te brengen over de ontwikkeling van de kunstvakken in de Tweede Fase. In juli 2011 heeft deze commissie het Preadvies Verkenningscommissie kunstvakken afgeleverd en daarin is de mogelijkheid van een Centraal Praktisch Examen (CPE) inderdaad niet opgenomen. Waarom heeft de commissie dat niet gedaan? De ministeriële eis aan de commissie is op zijn minst opvallend te noemen. In het VMBO kennen de beeldende kunstvakken sinds 2002 wel een CPE. Bovendien kennen de praktijkvakken in de basisberoepsgerichte leerweg en kaderberoepsgerichte leerweg (sinds 2005) en de gemengde leerweg (sinds 2009) van het VMBO een zogenaamd Centraal Schriftelijk en Praktisch Examen (CSPE). Daarin worden praktische vaardigheden en theoretische kennis in samenhang getoetst. Met andere woorden: in de laatste tien jaar is er op verschillende manieren gewerkt aan de invoering van praktijkexamens in een centrale examensituatie. Dat een CPE in HAVO en VWO nu geen optie meer is, lijkt op zijn minst een trendbreuk. Geschiedenis Het CPE heeft een lange en roerige geschiedenis. De allereerste gedachten gaan terug tot het begin van het Experiment Eindexamens Expressievakken, nu zo’n veertig jaar geleden. Het idee voor een centraal praktisch examen is ontstaan onder muziekdocenten.2 Uiteindelijk is het pas tijdens het Experiment Eindexamens VWO in 1979 gelukt voor de beeldende vakken een (experimenteel) CPE te starten, dankzij de persoonlijke inzet van de toenmalige staatssecretaris voor Onderwijs Klaas De Jong Ozn.3 Nadat in 1984 de VWO-examens in muziek en de beeldende vakken officieel waren ingevoerd, is bij herhaling geijverd om ook voor de beeldende vakken in het HAVO een CPE te krijgen. Die verzoeken zijn in de loop der jaren om een veelheid van redenen door het ministerie afgewezen en uiteindelijk nooit gehonoreerd.
De invoering van de Tweede fase bracht in 1998 nieuwe kunstvakken (CKV1, 2 en 3), waarbij de praktijk van de kunsten (het zelf maken) werd ondergebracht in een apart vak: CKV3. Dat vak wordt, ook na een naamsverandering in 2007, voor elke discipline afgesloten met een schoolexamen. Ondanks de invoering van deze nieuwe kunstvakken bleven de oude examenprogramma’s voor muziek en de verschillende beeldende vakken op HAVO en VWO van kracht. Daarmee is Nederland sinds 1998 hoogstwaarschijnlijk het land met de meeste eindexamens in de kunstvakken ter wereld. Die situatie duurt nog steeds voort, maar heeft nu wel geleid tot de instelling van voornoemde verkenningscommissie.4 Voor het ministerie dus kennelijk aanleiding om na ruim dertig jaar een punt te zetten achter het CPE in de beeldende vakken. Het ministerie geeft geen toelichting op de formulering dat een CPE in de kunstvakken geen haalbare optie is. De verkenningscommissie gaat verder ook niet op deze voorwaarde in, maar komt wel met een creatieve oplossing voor het verdwijnen van het CPE door te kiezen voor een verplicht verbindend thema tussen schoolexamen en centraal examen dat in het centraal examen getoetst wordt door middel van (onder andere) een reflectieschrijfopdracht. Probleem van beoordeling omzeilen Maar wat zouden de redenen kunnen zijn om het CPE op voorhand af te schaffen (VWO) dan wel te verbieden (HAVO)? De belangrijkste reden kan zijn dat men het probleem van de beoordeling van leerlingprestaties in een CPE voor alle kunstvakken wil omzeilen. Voor de beeldende vakken was (en is) een CPE organisatorisch en beoordelingtechnisch nog haalbaar gebleken, waarschijnlijk omdat het gaat om individuele prestaties van leerlingen. Het beoordelen van gezamenlijke opdrachten, kenmerkend voor podiumkunsten, lijkt te ingewikkeld. Al was het alleen maar omdat niet elke deelnemer in herkenbare mate evenveel bijdraagt aan het collectieve resultaat en het lastig zal zijn gemeenschappelijke criteria te ontwikkelen voor allerlei soorten praktijkwerk. Daarmee is het toetsprobleem volledig bij de scholen neergelegd en onttrekt de beoordeling van deze belangrijke en complexe vaardig heden zich aan de blik van de overheid.
9
VO
Verschillen in niveau Interessant genoeg stelt de Verkenningscommissie kunstvakken dat de praktijkcomponent van het vak op een ‘eigen en individuele wijze’ moet worden ingevuld.5 Dan zal ook de beoordeling in het schoolexamen recht moeten doen aan dit individuele karakter. Direct daar achteraan stelt de commissie: ‘Deze invulling is mede afhankelijk van de vooropleiding en de reeds aanwezige competenties bij de leerlingen.’ Dit lijkt ook de kern van het meest gehoorde bezwaar tegen een CPE bij met name muziek: leerlingen verschillen te veel in niveau om ze aan het einde van HAVO of VWO langs dezelfde meetlat te kunnen leggen. Sommige leerlingen zitten al meer dan tien jaar op een muziekschool of volgen zelfs al de vooropleiding van een kunstacademie, terwijl andere leerlingen buiten hun schoollessen nooit een andere vorm van muziekonderwijs hebben gehad. Dit is zonder meer waar. Maar ook hier geldt dat het probleem nu weer bij de vakdocent wordt neergelegd. Hoe moeten zij dit probleem oplossen? Hoe eerlijk wordt (of blijft) nu het schoolexamen als docenten hun criteria en normen voor het schoolexamen niet kunnen toetsen aan landelijke criteria? Moeten er negens en tienen gereserveerd worden voor de leerlingen die dankzij buitenschools kunstonderwijs een voorsprong hebben? Of moeten die leerlingen juist strenger beoordeeld worden? Maar ook dat is een vreemde oplossing. Kortom, het omzeilen van het toetsprobleem op centraal niveau genereert een probleem op schoolniveau. Daar moet de docent het dus zelf maar uitzoeken. De verdeling van zeer verschillende vaardigheden in respectievelijk het schoolexamen en het centraal examen roept nog een ander probleem op. Er mogen geen al te grote verschillen bestaan tussen prestaties op het schoolexamen en het centraal examen. Nu kun je hopen dat leerlingen met actieve buitenschoolse kunstervaring ook navenant beter zullen presteren op het theoretische centrale examen, maar dat kan nog wel eens tegenvallen, gezien de klachten van de selectiecommissies van de kunstvakopleidingen over het gebrekkig theoretische niveau van veel van hun eerstejaars.6 Het valt dan ook sterk te betwijfelen of leerlingen met veel buitenschools kunstonderwijs systematisch hoger zullen scoren op het schriftelijk centraal examen.
Andere vakken Samenvattend: de keuze om geen CPE meer toe te staan vergroot het toetsprobleem voor docenten en maakt de scholen extra kwetsbaar voor prestatieverschillen tussen schoolexamen en centraal examen. Nu geldt deze situatie voor meer vakken. Bij de moderne vreemde talen wordt bijvoorbeeld ook maar een van de vier vaardigheden centraal getoetst, namelijk lezen, naast spreken, schrijven en luisteren. De vraag is ook hier gerechtvaardigd of dit recht doet aan zowel het vak als aan de informatiewaarde van het centraal examen. Want wat zegt een centraal examen eigenlijk over het vaardigheidsniveau van een leerling bij een bepaald vak, wanneer grote(re) delen van het vak alleen door de eigen docent worden beoordeeld? Het best toetsbare onderdeel wordt dan gezien als een steekproef uit alle domeinen van het vak, maar het krijgt wel het grootste gewicht: 50%. Deze meting moet dan een compensatie vormen voor het kwalitatief oncontroleerbare examineren van de overige onderdelen in het schoolexamen (met uitzondering van de luistertoetsen van Cito). Tegelijkertijd moeten de prestaties op het centraal examen ook richtinggevend zijn voor de becijfering van de onderdelen in het schoolexamen. Immers, centraal examen en schoolexamen mogen wat betreft niveau nauwelijks uit elkaar lopen. Functie centraal examen In feite gaat het om een fundamentelere vraag: wat is de functie van een centraal examen? Aan centrale examens worden specifieke eisen gesteld: de examens moeten zo eerlijk mogelijk zijn, zowel wat betreft de te toetsen inhoud of vaardigheid (validiteit) als wat betreft de vergelijkbaarheid tussen leerlingen (objectiviteit). Maar die eisen mag je ook stellen aan schoolexamens die toch voor de helft meetellen voor het examenresultaat en die dus wat betreft het gemeten prestatieniveau niet te veel mogen afwijken van het centraal examen. Een ander kenmerk van centrale examens is dat zij snel kunnen worden afgenomen. Immers, leerlingen moeten in korte tijd in veel vakken examen doen. Dat heeft geleid tot de traditie van schriftelijke examens, met veel relatief korte open en gesloten vragen. Extra voordeel is dat deze zich in het algemeen ook goed objectief laten beoordelen. Maar de overheid heeft zelf de afgelopen tien jaar in het VMBO het CSPE ingevoerd. Die ontwikkeling heeft alles te maken met de noodzaak in het onderwijs meer aandacht te geven aan complexe vaardigheden. Wat in het CPE voor de beeldende vakken al bijna 30 jaar bestond, is in de laatste tien jaar in het VMBO ingevoerd: centraal toetsen van niet-schriftelijke vaardigheden.
21e-eeuwse vaardigheden Daarmee ontstaat een ander punt: het moderne onderwijs is steeds minder gericht op leerlingen die allemaal op hetzelfde moment hetzelfde moeten leren en doen. De invoering van de Tweede fase in de jaren negentig nam al een voorschot op het belang van vakoverstijgende vaardigheden. Op internationaal niveau is een groeiend belang zichtbaar van zogenaamde sleutelcompetenties (met name op Europees niveau) en de zogenaamde 21e-eeuwse vaardigheden. Sterker nog: een land als Singapore is bezorgd over zijn eigen succes op de PISAonderzoeken. Ze scoren erg hoog op taalvaardigheden, wiskunde en ‘science’, maar men realiseert zich daar op ministerieel niveau maar al te goed, dat Singapore een aantal tekortkomingen heeft om op langere termijn economisch succesvol te blijven. Vandaar dat zij groot belang hechten aan deelname aan een internationaal onderzoeksproject naar 21st century skills.7 Dat onderzoek preludeert ook op het PISA-onderzoek dat in 2015 het ‘samenwerkend probleem oplossen’ (of: probleemoplossend samenwerken) als nieuwe, 21e-eeuwse vaardigheid op de agenda heeft staan. Meer aandacht voor complexe vaardigheden vraagt ook om aandacht voor de beoordeelbaarheid van deze vaardigheden. Dit laat onverkort dat basale vaardigheden belangrijk blijven en dat objectieve toetsing van groot belang is, maar het ligt niet voor de hand de toetsing van complexere vaardigheden dan maar aan de goede bedoelingen van docenten over te laten.8
Het verdwijnen van het CPE uit het perspectief van het ministerie is op zijn minst een signaal dat de aandacht van de overheid zich wat betreft de centrale examens meer focust op schriftelijke toetsing. Het is jammer dat hiermee ook de mogelijkheid verdwijnt in samenwerking met het veld in een centrale examensituatie te werken aan de ontwikkeling van nieuwe vormen van examinering, waarin complex gedrag centraal staat en recht wordt gedaan aan de eigenheid van de leerling. Als Nederland zich als kenniseconomie werkelijk wil onderscheiden van opkomende economieen, ligt het meer voor de hand in te zetten op wat ons van die economieën onderscheidt, dan ons te laten verleiden tot een wedstrijd in het opjagen van scores op domeinen waaraan die landen, dankzij hun uiterst competitieve onderwijs en examentraditie, ook al sterk in zijn. Invoering van een CPE in alle kunstvakken zou zowel die kunstvakken als de beoordelingsproblematiek van de daar te demonstreren vaardigheden in ieder geval een stimulans geven. Met de eis te moeten voldoen aan de laatste randvoorwaarde die het ministerie aan de Verkenningscommissie kunstvakken heeft gesteld, laten wij met elkaar een geweldige uitdaging liggen. Diederik Schönau werkt bij Cito. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel.
Noten 1 Preadvies Verkenningscommissie kunstvakken, juli 2011. Enschede, SLO, 2011. p. 6. 2 Mondelinge mededeling van Corry Mehler-Janzen aan auteur, juni 1985. 3 K. De Jong Ozn: De Aanleiding, in: Met een zoen van de muze. Eindverslag Experiment Eindexamens VWO, Zeist: Coördinatiecommissie Experiment Eindexamens VWO, 1985, pp. 4-7. 4 In 2005 is er nog een kortetermijnadvies uitgebracht door de Profielcommissies voor de herziening van de Tweede fase. Daarin is al een voorstel gedaan voor de herziening van de examenopzet van de kunstvakken. Kortetermijnadvies Profielcommissies, Enschede, 25 mei 2005, VO/2865/D04/05-062. Zie met name hoofdstuk 6, pp. 45-49. Het eindadvies van de Profielcommissies is door een kabinetswissel voortijdig in de la verdwenen. Eindadvies. Kennis, kwaliteit en keuze in de Tweede fase, September 2007. 5 Preadvies, p. 12 (zie noot 1). 6 D.W. Schönau: Selectie aan de poort van ArtEZ: procedures, criteria, toeleiding en het voorafgaande onderwijs. Rapportage van een onderzoek uitgevoerd in het kader van het SKONproject, februari 2010. Intern advies SKON/ArtEZ. 7 Het betreft het onderzoeksproject Assessment and Teaching of 21st Century Skills (ATC21S), dat overigens in het najaar van 2011 ook in Nederland wordt uitgevoerd. Zie voor verder informatie http://atc21s.org. 8 De staat Indiana heeft onlangs aangekondigd dat scholen voor basisonderwijs niet meer verplicht zijn kinderen schrijfonderwijs te geven: de jeugd schrijft alleen nog maar via toetsenborden. The Vancouver Sun, 8 juli 2011. Zie www.vancouversun.com/Indiana+drops+handwriting+from+ school+curriculum/5070433/story.html#ixzz1UXcXgHfU (geraadpleegd 21 september 2011).
10
11
(advertorial) december 2011
Rabo Kunstzone Welkom bij de Tentoonstelling IKJIJWIJ Folkert de Jong Circle of Trust (Mother and Son), 2009 Sentimenteel, over the top. Alleen al het onderwerp. Schilderachtige ellende, ontleend aan het vroege werk van Picasso. Met zijn kleuren en materialen gooit Folkert de Jong er nog een flinke schep bovenop. Maar zoals min maal min plus is, zo gaat het ook hier. Alles wordt weer helemaal echt.
ijkstra 4, 1995 Rineke D Liverpool, March
lub), Buzz (C
Marlene Dumas, Dead man, 1988 De weerkaart in de vijftiger jaren
Folkert de Jong , Heritage, 2009
60 Jaar televisie in Nederland Liever afstandsbediening dan tandenborstel
W . ie ben ik? Wie ben jij? Wie zijn wij? Wat is onze identiteit? Welke rol spelen afkomst, werk, geaardheid of leefomgeving hierbij? Uitdagende vragen waarbij niet zomaar een antwoord is te geven. Want, hoe kijk je ernaar? Als man of als vrouw, als professional, individu of als lid van een groep? In de dit jaar geopende Rabo Kunstzone laat de tentoonstelling IKJIJWIJ zien dat identiteit een gelaagd begrip is. We zijn een samengaan van individuele identiteit, culturele identiteit, sociale identiteit en misschien zelfs wel corporate identity. Telkens tonen wij ons van een andere kant, en nemen we een andere ‘gedaante’ aan. Wie je bent wordt mede bepaald door de ander. Wie ben ik? Wie ben jij? Wie zijn wij?
www.rabobank.nl/kunst
In deze tentoonstelling laten we kunstenaars uit de Rabo Kunstcollectie hierover aan het woord. Een antwoord op de vraag wie we zijn, zullen we vast niet krijgen. Maar soms is het beter vragen te stellen dan ze beantwoord te krijgen. We laten werk zien van o.a. Rineke Dijkstra, William Kentridge, Yinka Shonibare, Guido van der Werve, Job Koeleman, Marlene Dumas en Koos Breukel.
Janneke van Wijk
In Nederland bestaat televisie dit jaar 60 jaar. Ter gelegenheid hiervan schreef Bert van der Veer het boek 60 jaar Televisie in Nederland. Van het boek is ook een iPad-versie beschikbaar. Het boek bevat een DVD met televisiefragmenten.
Welkom in de Kunstzone!
Nog te zien t/m 3 februari 2012 Rabo Kunstzone Croeselaan 18 3521 CB Utrecht
Open op alle werkdagen van 9.00 – 19.00 uur Gratis toegang
Bert van der Veer, eveneens schrijver van het boek Grepen uit een kwart eeuw tv in Nederland, geeft in 60 jaar Televisie in Nederland een overzicht van verschillende genres televisieprogramma’s waarin elke generatie herkenning
zal vinden. Het is vooral een bladerboek waarin chronologisch 60 jaar televisieprogramma’s voorbijkomen. Het jubileum is niet alleen met een boek bekroond, het EYE Film Instituut vierde het jubileum met een TV Filmfestival en op www.tvcanon.nl liet de Nederlandse Publieke Omroep kijkers een canon samenstellen van de zestig meest bepalende tv-programma’s van de afgelopen zestig jaar. 60 jaar televisie in vogelvlucht Op dinsdag 2 oktober 1951 om kwart over acht worden vanuit studio Irene in Bussum de eerste
zwart-wit televisiebeelden uitgezonden. Op dat moment waren er in heel Nederland 400 televisietoestellen verkocht. De toestellen stonden opgesteld in cafés, etalages, zalen, enkele huiskamers en in de bibliotheek van Paleis Soestdijk. De uitzending begint met twee toespraken van staatssecretaris Cals van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en NTS-voorzitter prof. J.B. Kors. Cals waarschuwt in zijn toespraak voor de terreur van de techniek: ‘Wij dienen te waken dat de techniek nooit doel gaat worden, maar slechts als middel aangewend.’ Dan is er tien minuten pauze om de tafeltjes
12
13
december 2011
beginjaren is de uitzending onregelmatig, maar in de jaren zestig neemt de populariteit van Swiebertje toe. Daarom wordt de uitzending verplaatst naar de vooravond, zodat ook de volwassenen kunnen kijken. Eind 1960 zijn er achthonderdduizend geregistreerde tv-toestellen in Nederland en zeven uitzendavonden. Op zondag wordt elke week Sport in Beeld uitgezonden, de voorloper van Studio Sport, gepresenteerd door Jan Cottaar. Vijf maal per week kan Nederland naar het Journaal kijken. Het nieuws wordt geduid vanuit de eigen identiteit. Als er serieus ingehaakt moet worden op het nieuws, wendt men zich tot dr. L. De Jong (bij de VARA) of mr. G.B.J. Hilterman (bij de AVRO). De TV-weerman tekent op dat moment het weerbericht op het bord of op een kaart op een schildersezel.
Jeroen Pauw en Paul Witteman. Foto: Leendert Jansen
van de sprekers opzij te schuiven en plaats te maken voor de decors van het televisiespel De Toverspiegel. Vervolgens wordt er een filmpje uitgezonden over de fabricage van beiaardklokken in Nederland, een overzicht van de geschiedenis van de televisie en als hoofdschotel kan de kijker het spel De Toverspiegel zien. De eerste tv-uitzending duurt tot 22.15 uur en verloopt op een kleine technische storing na zonder problemen. Daarna gaat het beeld op zwart om pas de vrijdag daarop weer tot leven te komen. De Amsterdamse journaliste Jeanne Roos is omroepster van het eerste uur. De technische storing tijdens de eerste uitzending beschrijft zij de volgende dag in Het Parool als ‘een verzameling bewegende schilderijen van Mondriaan’. Terwijl na afloop van het historisch gebeuren de felicitaties binnenstromen, staan er bij Studio Irene twee ambtenaren van de Arbeidsinspectie op de stoep. Ze komen proces-verbaal opmaken, omdat de 11-jarige Louis Bouwmeester had meegespeeld in het televisiespel De Toverspiegel.
Cees van Kooten en Wim de Bie
Verzuiling Nederland 1 is het eerste televisiestation. In 1956 wordt gekozen voor een verzuild systeem met verschillende omroepen. De zendtijd wordt verdeeld over KRO, NCRV, VARA en VPRO. Aan de NTS wordt de wettelijke status van samenwerkingsorgaan en verzorger van een eigen programma verleend. In 1956 voert de
regering het wettelijk kijkgeld in. Het luistergeld was al in 1940 door de Duitse bezetters ingevoerd. In 2000 schaft het kabinet Paars II de omroepbijdrage af. Het kijk- en luistergeld zit nu in de inkomstenbelasting en kost iedere Nederlander € 50,- per jaar. Daarmee kent Nederland de laagste omroepbijdrage in Europa.
Eerste geldimzamelingsprogramma In 1962 presenteert Mies Bouwman het eerste grote geldinzamelingsprogramma Open het Dorp. Het programma duurt 23 uur en wordt tegelijkertijd op radio en tv uitgezonden. De opbrengst is bestemd voor een woongemeenschap voor gehandicapten in de buurt van Arnhem. Dit programma, waarin 400 artiesten optreden, staat bij veel mensen in het geheugen gegrift.
Penny de Jager en Ad Visser
In 1969 maakt de Omroepwet het mogelijk om als nieuwe omroep tot het bestel toe te treden. Vereist is dat er binnen de omroep verschillende programmacategorieën aan bod moeten komen, een omroep minimaal 100.000 leden moet hebben en het terug laten keren van bij het volk levende culturele en godsdienstige waarden in programma’s. Sinds 1992 is binnenlandse commerciële televisie mogelijk.
Internet Via internet zijn ook de films terug te kijken die op het TV Film Festival in EYE Film Instituut te zien waren. Ook de productie van de Nederlandse korte film wordt in belangrijke mate ondersteund door de televisie. NTR KORT! (voorheen NPS) geeft sinds 2000 jonge en gevestigde fictieregisseurs en scenarioschrijvers uit Nederland en Vlaanderen de kans om korte films te maken, bestemd voor vertoning in de bioscoop, op televisie en internet. Ook dit initiatief heeft reeds tot vele spraakmakende en prijswinnende korte films geleid.
Televisiecultuur We leven in een televisiecultuur. Televisiestudie is een vakgebied geworden en bestudeert onder andere de momenten waarop televisie bijdraagt aan hoe we de wereld begrijpen. Volgens een onderzoek in opdracht van elektronicafabrikant Logitech uit 2010 (genoemd in VPRO-gids nummer 40/2011) blijkt dat 23 procent van de Nederlanders liever een maand geen seks heeft, dan een maand geen controle over de televisie. Dertig procent van de mensen had liever geen tandenborstel meer dan geen afstandsbediening. Onderzoeken In de jaren zestig verschijnen de eerste onderzoeken naar kijkgewoonten en programmawaardering. Toneel en tv-spelen zijn populair. De donderdagavond is dan de toneelavond. In Amerika zijn de jaren vijftig de Golden Age van het televisiedrama. Op woensdagmiddag 20 april 1955 zend de NCRV Swiebertje uit. In de
Tegenwoordig bekijkt een groeiende groep jongeren televisieprogramma’s liever interactief via internet. Voor een grote groep is de afstandsbediening dan ook van steeds minder groot belang. Met de komst van smartphones en tablets komt het beeld naar je toe en heb je geen afstandsbediening meer nodig. Uitzending gemist en YouTube zorgen ervoor dat je veel
programma’s terug kan zien wanneer je zelf wilt en waar je zelf wilt. Op Best 24 (voorheen HilversumBest), een digitaal themakanaal van de publieke omroep, kan je 24 uur per dag programma’s van vroeger zien. Best 24 werkt nauw samen met het Instituut voor Beeld en Geluid.
Voor wie even genoeg heeft van de beeldcultuur en meer tijd wil hebben om te lezen, te sporten, muziek te maken of anderszins is er ieder jaar eind april een televisieloze week. Het Amerikaanse initiatief van de International TV Turn-off Week, voor het eerst georganiseerd in 1995, komt voort uit principiële bezwaren tegen de invloed van televisie. In 2005 hebben ruim 25 miljoen mensen de afstandsbediening niet aangeraakt. Sinds kort is de naam omgedoopt tot International Screen-Free Week om de nieuwe media een weekje te kunnen uitschakelen: www.facebook.com/screenfreeweek.
Informatie In het TV Film Festival vertoonde films zijn te vinden op: Telefilm: www.telefilm.nl One Night Stand: www.mediafonds.nl > Activiteiten > One Night Stand NTR Kort!: www.kortefilmonline.ntr.nl > KORT! NTR Kort!: www.kortefilmonline.ntr.nl > One Night Stand 60 jaar Televisie in Nederland Bert van der Veer Uitgeverij Marmer Baarn, 2011 Gebonden, 253 pagina’s ISBN 978 94 606 8045 8 Prijs: € 24,95
14
15
december 2011
Verder kregen ze een idee van wat ze leren, wat ze zouden willen leren en hoe ze dat het beste kunnen of willen doen. Met het antwoord op deze vragen waren de leerlingen beter in staat om hun eigen leeromgeving te onderzoeken. Naast algemene dingen die je kan zeggen over leren, is leren ook voor een deel persoonlijk. Dit vraagt dus ook een zekere zelfkennis. Leerlingen werd gevraagd antwoord te geven op vragen als: - Leren is voor mij... - Dit wil ik graag leren... - Ik weet dat ik iets geleerd heb als... - Dat kan ik het beste doen op deze manier... - Wat ik vooral nodig heb om goed te kunnen leren, is...
Leerlingen als medeonderzoekers Wat kun je leren in een museum? Janneke van Wijk
Om leerlingen meer te betrekken bij het vormgeven van hun eigen leerproces heeft het lectoraat Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis van Hogeschool Utrecht (HU) het onderzoeksproject Leerlingen als medeonderzoekers uitgevoerd. Over de werkwijze die in dit project is gevolgd om leerlingenparticipatie in de praktijk te brengen, verschijnt in het voorjaar van 2012 een handboek voor docenten. Leerlingen en leraar onderzochten samen: Wat wil je en kun je leren buiten de school en hoe kan dat het beste? De onderzoekteams gingen aan de slag in het Museum voor Communicatie, het Catharijneconvent, het Universiteitsmuseum Utrecht en Dok in Delft. In dit artikel een aantal ervaringen van het Museum voor Communicatie. Het onderzoek Het doel van het onderzoek was drieledig: - Het verbeteren van het leren in een externe educatieve omgeving; - Het actief aanmoedigen van leerlingen om
het onderwijs dat zij krijgen mee te ontwikkelen; - Positief leerling-leraar gedrag versterken. Een onderzoeksteam bestond uit 3 tot 5 leerlingen uit het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs (alleen onderbouw) en hun leraar. In een enkel geval was deze leraar tegelijk ook student aan de HU. Het team werd aangevuld met een (educatief) medewerker uit de buitenschoolse leeromgeving. Ben Smit (projectleider): ‘Er is bewust gekozen voor een buitenschoolse setting. Als je in de school blijft is het moeilijker, voor zowel leraar als leerling, uit hun rol te stappen. Er was nu meer sprake van een gelijkwaardige verhouding. Er werden gezamenlijk beslissingen genomen over de onderzoeksvragen en de bevindingen werden met elkaar geïnterpreteerd en gepresenteerd.’ Het onderzoek valt onder actieonderzoek. Actieonderzoek is een manier om je eigen professioneel handelen te verbeteren. Dit doe je door (samen met alle betrokkenen) je eigen werkwijze, je eigen specifieke aanpak en je gedrag in je eigen praktijksituatie op een syste-
matische manier onder de loep te nemen, hierop te reflecteren en doordachte verbeteringen door te voeren. Het is een benadering om het professioneel handelen in het onderwijs te ontwikkelen waarbij leidinggevenden (en ook leerkrachten, begeleiders en andere medewerkers) gebruik leren maken van methoden en strategieën uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek om te reflecteren op hun eigen praktijk en om hun praktijk te verbeteren (Ponte en Beers, 1996) Wat wil je leren en hoe kan dat het beste? Om de leerlingen en leraren goed voor te bereiden op het onderzoek werden vooraf workshops gegeven. Het doel van deze workshops was om de leerlingen een aantal handvatten te geven voor het onderzoek. Eén workshop richtte zich op: Wat is leren? Om vragen te beantwoorden als ‘Wat wil je en kun je leren buiten de school en hoe kan dat het beste?’ moet je op z’n minst een idee hebben wat leren inhoudt. In de voorbereidende workshop kwamen de leerlingen in aanraking met de manieren waarop je leert, zoals toevallig of met opzet/zelf of met hulp/door observeren, lezen of zelf doen.
Bij deze laatste vraag werd om feedback gevraagd voor de leerkracht. Welke advies kan je je leerkracht geven hoe hij het beste aan mij uit kan leggen. Eva Vesseur (educatiemedewerker Museum voor Communicatie): ‘Als educator en als tentoonstellingsmaker word je toch voornamelijk geleid door eigen ervaring, literatuur en kerndoelen. Soms verlies je wel uit het oog waar het echt om gaat: de kinderen. Alleen wordt kinderen vaak niet gevraagd wat ze vinden en willen volwassenen altijd graag delen wat ze vinden. De mening van een volwassene is makkelijker te verkrijgen. Bevindingen Om het onderzoek te kunnen uitvoeren moesten de leerlingen en leraren in de onderzoekteams gegevens verzamelen. Verschillende technieken werden daarbij gebruikt, zoals foto’s maken en digitaal bewerken, een filmpje, tekening of plattegrond maken, aantekeningen maken van wat zij zien en een folder kritisch bekijken. Verder leerden zij het onderscheid tussen objectieve en subjectieve gegevens. In het begin was het even aftasten voor de kinderen om zich in te leven in hun rol als onderzoeker. Maar na afloop konden ze hun visie wel verwoorden. Een leerling zegt hierover: ‘Nu, in dit project, is er genoeg tijd om een serieuze discussie te voeren met de leraar. Je wordt niet na vijf minuten afgekapt, zoals op school.’ Een andere leerling: ‘Het is niet dat wij meer ‘de baas’ zijn geworden, maar dat zij (de lerares) dat minder is geworden.’ Ook leraren waren verrast over de mate waarin de leerlingen konden reflecteren op hun leren, maar sommigen hadden ook wel hun voorbehoud. Een leraar: ‘Ik merk dat mijn onderwijs meer en meer tweerichtingsverkeer wordt, maar ik weet nog niet in welke mate ik het verder ga invoeren in mijn praktijk.’ Ben Smit: ‘In het project Leerlingen als medeonderzoekers werd onderzocht hoe leerlingen
samen met hun leraar de voor- en nadelen van hun eigen onderwijs kunnen onderzoeken en hoe ze samen tot verbeteringen daarvan kunnen komen. Leerlingen hebben zelf een belangrijke kijk op onderwijs en op wat ze in verschillende contexten willen en kunnen leren. Door dat samen met de leraar te onderzoeken komt er informatie beschikbaar om de leeromgeving nog aantrekkelijker en effectiever in te richten. Door de leerlingen op deze manier te betrekken worden de motivatie en de betrokkenheid vergroot, wat ook een positief effect heeft op het gedrag. In dit project wordt een buitenschoolse leeromgeving onderzocht. Wat helpt hen of hindert hen juist bij het leren? Dat kan bijvoorbeeld de inrichting van een instelling betreffen, wat er wordt getoond of beleefd en in welke vorm dat wordt aangeboden. Maar ook de voorbereiding en de begeleiding kunnen onderwerpen van het onderzoek zijn. Aan het einde van het project wordt ook bekeken hoe leerlingenparticipatie binnen de school zou kunnen worden toegepast.’ Eva Vesseur: ‘Deze kinderen waren ergens heel serieus mee bezig en dat maakte nieuwsgierig. Wat ik mooi vond aan het project, is dat de onderzoekers zo vol zelfvertrouwen waren. Ze werden heel erg serieus genomen en dat straalde er vanaf. Vandaar dat zij werden gezien als ‘intelligente kinderen’ met het clipboard, de fotocamera en een kritische blik.’ Wat het onderzoek mij bewezen heeft, is dat kinderen in staat zijn om, in ieder geval bij spellen en voorwerpen, de leerdoelen te herkennen. Sterker nog, kinderen zijn misschien wel beter in staat de leerdoelen te herkennen dan volwassenen. Dit is voor mij als educator en voor de tentoonstellingmakers heel erg van belang. Het bevestigt veel van wat wij in het ontwikkelproces hebben bedacht. Over het algemeen is iedereen het ermee eens dat het museum, en dan vooral de kindertentoonstellingen, vaker door kinderen onder de loep genomen moet worden. Zij weten tenslotte het beste wat ze leuk vinden. Eva: ‘Ik heb zelf gezien dat kinderen heel goed in staat zijn om een onderzoeksvraag als uitgangspunt te nemen voor een onderzoek. Bij mijn collega’s was aanvankelijk twijfel of kinderen wel op die manier kunnen reflecteren op hun eigen gedachten.’
gaand aan het bezoek hadden geformuleerd was: ‘Hoe komt een brief van Nederland naar Afrika?’ Dit is informatie die je niet makkelijk kunt vinden in het museum. Het Museum voor Communicatie is ook eigenlijk constant op zoek naar een manier waarop interessante historische informatie op een leuke manier in het museum te vinden is. De tentoonstelling is zo gemaakt dat je leert door te spelen. Als je als kind met een concrete vraag naar het museum komt, moet je veel moeite doen om het te vinden.’ Evaluatie en presentaties De onderzoeksresultaten zijn via een PowerPoint aan de instelling en medeklasgenoten gepresenteerd. Het leukste in een museum is natuurlijk op de knopjes drukken. In de evaluatie was terug te vinden: ‘Wij gingen op alle knopjes tegelijk drukken. Dat ging niet goed. Alles ging door elkaar.’ Tips voor het museum zijn zowel van technische als van inhoudelijke aard. ‘Het ganzenbord moet anders uitgelegd worden. Zorg dat de microfoons het doen. Er moet een andere veer in de raket en er moet een spannend spel zijn.’
Informatie Het lectoraat Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis van Hogeschool Utrecht is dit jaar geëindigd. De betrokkenen zetten hun onderzoek vanuit andere werkverbanden voort.
‘Het was goed om te zien dat de kinderen heel erg veel plezier hadden en tegelijk veel leerden,’ zegt Eva. ‘Ondanks dat wij als beschouwers soms dachten dat ze niet meer met het onderzoek bezig waren, waren ze dit toch. Wat ik confronterend vond, was dat de kinderen uit groep 3 erg op zoek waren naar concrete informatie. Een van de vragen die ze vooraf-
Betrokkenen: Prof. Dr. Petra Ponte
[email protected] Drs. Ben Smit
[email protected] Gijs Verbeek
[email protected] Leon Plomp
[email protected] Drs. Renny Beers
[email protected] Jolande Bisschop
[email protected] Eva Vesseur
[email protected]
16
17
december 2011
Actief leren - Over de grenzen heen Cultuureducatie in het Nederlandse onderwijs
Beeldonderwijs De TIN Theaterencyclopedie is een encyclopedie over theater, samengesteld onder supervisie van TIN (Theater Instituut Nederland). Het is een platform waar theaterliefhebbers informatie kunnen vinden over het Nederlandse theater van vroeger en nu, in de breedste zin van het woord. Wat kunt u er allemaal vinden? Beschrijvingen van gezelschappen, biografieën, theaters, theatertermen en gegevens over voorstellingen. Maar ook belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis van het theater in Nederland. De ruggengraat van de TIN Theaterencyclopedie is de databank van TIN (Theater Instituut Nederland), waarin gegevens van alle premières in Nederland van professionele theater- en dansvoorstellingen verzameld worden. De omvangrijke collectie van TIN wordt in steeds grotere mate aan de TIN Theaterencyclopedie toegevoegd. Denk hierbij aan duizenden foto’s, video’s, geluidsfragmenten, affiches, maar ook tekeningen, prenten, brieven en persoonlijke archieven. De TIN Theaterencyclopedie is nooit af, maar zal blijven groeien met bijdragen uit hun eigen redactie en collectie, uit de theatersector zelf en vanuit enthousiaste theaterliefhebbers. Door middel van cocreatie, kan iedereen die dat wil zijn bijdrage leveren door teksten, foto’s en video’s toe te voegen. www.theaterencyclopedie.nl Volgen op Facebook: www.facebook.com/theaterinstituutnederland
Alexandra Blaauw-Reenalda
Het International Baccalaureate biedt een kunstprogramma met potentie aan. De interdisciplinaire opzet en de actieve aanpak biedt leerlingen de ruimte voor interpersoonlijke en interculturele ontwikkeling. Zou het Nederlands beeldend onderwijs zijn voordeel kunnen doen met de kennis en de ervaring in het kunstonderwijs binnen deze internationale opleiding? In Nederland is het aantal scholen dat Tweetalig Onderwijs (TTO) aanbiedt snel stijgend. In het kielzog daarvan hoor je steeds vaker praten over het International Baccalaureate (IB). Met haar typische actieve benadering is het een programma dat aansluit bij het kind van deze tijd. Het IB is ‘cool’ en ‘booming’ en het is als docent juist nu de moeite waard om er wat meer van af te weten. Ooit opgericht in 1968 door de International School van Geneve biedt het IB inmiddels aan meer dan 3.000 scholen in 139 landen - waaronder 17 in Nederland - een doorlopend onderwijsprogramma met internationaal perspectief. Opererend vanuit drie Global Centres, namelijk Maryland (Verenigde Staten), Singapore en - sinds vorig jaar - Den Haag stimuleert het IB academische kennis en vaardigheden op basis van reflectie, dialoog, kritische analyse en (oplossingsgericht) creatief denken. Gebaseerd op humanistische beginselen en tolerantie hecht het een grote waarde aan multiculturele bewustwording. Het IB-diploma wordt in Nederland gezien als een diploma op VWO-niveau. Het diploma wordt internationaal erkend door de beste universiteiten (www.ibo.org). Zo’n acht jaar geleden raakte ik als docente Visual Arts aan internationale scholen in Libië en Oekraïne bekend met de programma’s van het IB. Het IB bestaat uit zes groepen/disciplines: een moedertaal (A1), een vreemde taal, een sociale wetenschap, een natuurwetenschap, wiskunde en de kunstvakken. De groepen worden daarbij als het ware gevoed vanuit het midden (de Core) aan de hand van maatschappelijke activiteiten, het vak levensbeschouwing en een verdiepend werkstuk. Deze zogenaamde IB-hexagoon ziet er uit zoals weergegeven in Figuur 1. Uit deze zes groepen worden zes vakken gekozen waarin eindexamen wordt gedaan. Bij alle vakken, inclusief het Visual Arts programma, ligt de nadruk op het schrijven van essays en het analyseren van probleemstellingen.
Figuur 1: IB-hexagoon
Inmiddels overtuigd IB-aanhanger, kwam ik gedurende mijn docentenopleiding aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten te Arnhem, vooral in het vak CKV, verrassend veel raakvlakken met het IB-curriculum tegen. Ik miste echter de focus op multiculturele bewustwording aan de hand van diverse kunstvormen en culturen, vanuit de persoonlijke visie, uitvoering en beleving van de leerling. Ook leek CKV tekort te schieten aan een procesmatig ontwikkelingsplan van actief ontdekken. Het domein C geeft daar helaas niet de benodigde ruimte en lestijd voor. Immers, CKV is geen Kunst Beeldende Vormgeving. Ook de bereidwilligheid interdisciplinair samen te werken liet in de praktijk veelal te wensen over. Volgens mij ‘zijn het juist die componenten die leerlingen de kans bieden zich interpersoonlijk en intercultureel te ontwikkelen ten behoeve van zichzelf, de gemeenschap en de wereld om hen heen’. Cultureel zelfbewustzijn Afgelopen februari/maart vestigde Diederik Schonau in zijn artikel Het Einde van cultuur-
Figuur 2: Cultureel zelfbewustzijn
educatie in Kunstzone de aandacht op het onderzoeksproject Cultuur in de Spiegel van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij ging hier met name in op de publicatie van Barend van Heusden Cultuur in de spiegel en zijn ontwikkelde theorie over cultuur en cultuuronderwijs (www.cultuurindespiegel.nl). In deze publicatie komt Van Heusden tegemoet aan de vraag wat nou eigenlijk precies cultuureducatie in het Nederlandse onderwijs inhoudt, of zou moeten inhouden, opdat van daaruit een doorgaande leerlijn cultuuronderwijs kan worden ontwikkeld. Ik vroeg me vervolgens af of het IB-kunstonderwijs met zijn interculturele grondslag een antwoord op die vraag zou kunnen zijn.
Figuur 3: Visual Arts Ontwikkelingscyclus
Figuur 4: Reflectiemodel Korthagen
Onderwijs in cultureel zelfbewustzijn De basis van het onderzoeksproject is gelegen in de keuze om niet cultuur centraal te stellen, maar cultureel zelfbewustzijn. Cultuur sec betreft namelijk slechts het cognitief leerproces waartoe we met behulp van gereedschappen (lichaam, voorwerpen, symbolen) en taal vier culturele basisvaardigheden inzetten: waarneming, verbeelding, conceptualisering en analyse. Wanneer echter het cognitief verwerkingssysteem zelf een object van beoordeling wordt, dan wordt er ook een leerproces van zelfbewustzijn in werking gezet, in de vorm van zelfwaarneming, zelfverbeelding, zelfconceptualisering en zelfanalyse en kunnen we derhalve spreken van een meta-cognitief leerproces. Dit leerproces ziet er in het model van Van Heusden uit zoals verbeeld in Figuur 2. Binnen deze cyclus maakt Van Heusden de verdiepingsslag en vertaalslag naar een metacognitief cultuuronderwijs. Hij stelt vast dat cultuuronderwijs ‘onderwijs in cultureel zelfbewustzijn’ zou moeten zijn en zoals hier voorgesteld, de leerling de mogelijkheid zou moeten bieden voor zelfbewust (kritisch, genuanceerd en creatief) handelen. IB: mogelijke vertaalslag voor CKV Het onderzoeksproject, en met name de theorie van Van Heusden, zijn waardevolle stappen in een richting die wijzen op het essentiële belang van een zelfbewustwordingsproces binnen de algemene ontwikkeling van de jonge mens. Daarnaast staat de vorm van cultuuronderwijs waar Van Heusden voor pleit open voor de ‘andersdenkenden onder ons’ (Gerrit Breeuwsma, Psychologie voor de linkerhand) en besteedt ruimschoots aandacht aan de nodige
kunstbeschouwing en kunstbeoefening ten gunste van ‘een breder, meer genuanceerd wereld- en toekomstbeeld’ (Annelies van MeelJansen, De Kunst verstaan). Het concept onderstreept daarmee het belang van een vakoverstijgende sleutelpositie die aan de kunstvakken binnen het Nederlands onderwijs zouden moeten worden toegekend. Dit zelfbewustwordingsproces kenmerkt nu juist de aanpak van het IB kunstonderwijs. Door middel van een stapsgewijs ontwikkelingsproces wordt de nadruk gelegd op creatief denken en inventieve ‘problem solving’. De zogenaamde Visual Arts Ontwikkelingscyclus (zie Figuur 3) die daartoe wordt ingezet, motiveert de leerling: - historische achtergronden van diverse kunstuitingen te onderzoeken, produceren, appreciëren en evalueren; - begrip voor kunstuitingen vanuit lokaal, nationaal en internationaal oogpunt te ontwikkelen; - zelfvertrouwen op te bouwen door persoonlijke en culturele ervaringen visueel en creatief vorm te geven; - productievaardigheden te ontwikkelen die een actieve en persoonlijke betrokkenheid uitstralen; - verantwoordelijkheid te dragen voor het eigen leerproces tijdens de uitoefening van praktische activiteiten; - eigen keuzes, ervaringen, onderzoek, ontwikkeling en uitkomsten te reflecteren en evalueren in een reflectieboek, het zogenaamde Developmental Work Book.
Het CKV-programma vertoont opmerkelijke overeenkomsten met bovenstaande doelstellingen, verdeeld over vier domeinen die nauw met elkaar samenhangen. Het is gebaseerd op het reflectiemodel van Korthagen (zie Figuur 4) uit Docenten leren reflecteren (2002): de culturele activiteit als uitgangspunt, kennis en praktische verwerking ter ondersteuning en reflectie als terugblik op het doorlopend leerproces. Interessant is dat in tegenstelling tot de overige vakken binnen het Nederlands onderwijs de eindtermen voor CKV veel globaler zijn geformuleerd en aan docenten, scholen en met name de leerling zelf meer keuzevrijheid geboden wordt bij de invulling van het examenprogramma. Van die ongekende vrijheid kan of zou met recht dankbaar gebruik gemaakt moeten worden. Het is namelijk met name binnen deze ruimte dat veelal aan de ontwikkeling van het culturele zelfbewustzijn van de leerling wordt tegemoet gekomen waarbij het de leerling is die stuurt, terwijl de docent kijkt en begeleidt. IB en Parsons’ autonoom waarde-oordeel De opzet van het IB Visual Arts, alsook het CKVprogramma en de doelstellingen ten gunste van het cultureel bewustwordingsproces, doet sterk denken aan de theorieën van de Amerikaan Michael J. Parsons (How we understand Art, 1987). Op basis van gesprekken met kinderen, adolescenten en volwassenen onderscheidt Parsons in de ontwikkeling van esthetische oordelen en interpretaties vijf stadia: de associatieve (favoritisme, egocentrisme), de mimetische (realisme, mooi is net echt), de expressieve (gevoelswaarde, kwaliteit van de ervaring), de formele (stijl en vorm) en de open oordeelstructuur (autonomie, post-conventioneel). Parsons pleitte voor meer aandacht voor de esthetische ontwikkeling in met name het onderwijs, temeer die van zo’n groot belang is voor de gehele persoonlijkheidsontwikkeling, met name waar het gaat om het uitspreken en beargumenteren van oordelen en het vergelijken van eigen oordelen met die van anderen, om zo meer zicht te krijgen op innerlijke processen. Gerrit Breeuwsma (Pleidooi voor doelmatigheid zonder doel, 2005) heeft echter zo zijn twijfels over het inzetten van deze vorm van volwassen-doelmatig-nutsdenken binnen een onderwijsprogramma gericht op zes- tot achttienjarigen. Breeuwsma wijst erop dat het artistieke domein juist gebaat is bij een lossere omgang met die doelmatigheid, die ook in het Nederlands onderwijs zo vaak en zo hoog staat aangeschreven. Hij stelt dat niet het esthetische oordeel, maar de aard van de esthetische waarneming centraal zou moeten staan.
18
19
december 2011 Saskia Meijer
Movietrader als educatief schoolmateriaal Filmquiz ondersteunt leerproces
Breeuwsma pleit voor een alternatieve benadering van de artistieke ontwikkeling: ‘Jongeren zijn vooral doeners. Hun denken, waar Jean W.F. Piaget omstandig op gewezen heeft (De psychologie van het kind, 1948), drukt zich aanvankelijk vooral uit in hun handelen. Toch wordt het resultaat van hun handelen in de eerste plaats afgemeten aan hun cognitieve begrip. Door uitvoeriger naar het handelen van kinderen te kijken is het mogelijk andere accenten te leggen. Het accent zou daarom meer moeten komen te liggen op het productieproces van een kunstzinnige activiteit en niet primair op het eindproduct. Dus niet alleen wat, maar vooral ook waarom en hoe.’ Met Piagets uitgangspunt ‘echt leren komt niet van de leraar, maar vanuit het kind, het is een proces van actief ontdekken’ ontwikkelde het IB een Visual Arts programma, waarbinnen cultureel en esthetisch besef zich kan ontplooien vanuit persoonlijk waarnemen en handelen. Met de pro-actieve benadering als uitgangspunt legt het IB-kunstleerplan het accent in meerdere mate op het individuele ontwikkelingsproces en in veel mindere mate op de ontwikkeling van een volwassen-doelmatig-nutsdenken van bovenaf opgelegd. Toch bleek al snel dat binnen Parsons’ esthetische oordeelontwikkeling maar weinig mensen het vierde stadium en autonoom ‘volwassen’ oordeelsniveau bereikten. De meeste mensen, zo constateerde Parsons zelf, bleven steken in het derde stadium, dat zich kenmerkt door een expressieve oordeelstructuur, waarin het kunstwerk wordt beoordeeld op wat het uitdrukt. Deze stagnatie, die het ontwikkelingstraject ondervindt, bleek het gevolg van een te grote nadruk op cognitie met betrekking tot onderzoek naar en theorievorming over de artistieke ontwikkeling. Het essentiële belang van actieve deelname aan kunstuiting bleef onderbelicht. In 1993 kwam Parsons in zijn Aesthetics and Education op zijn theorie terug en stelde zich daar terecht ten doel het stadiumdenken te combineren met studiowerk en de nodige effectieve interdisciplinaire samenwerking. Doorlopende leerlijn over de grenzen heen Aan de hand van een sterk op identiteit gericht lesprogramma biedt het IB-kunstonderwijs met haar holistische benadering de leerling alle ruimte en mogelijkheden tot zelfontwikkeling binnen een cultureel georiënteerd kader. Het stapsgewijs leerproces komt daarin tegemoet aan Parsons’ esthetische oordeelontwikkelingstheorie, alsook aan die van Van Heusden ten behoeve van het cultureel zelfbewustzijn. Bij afsluiting van het examenprogramma ziet het IB er op toe dat de leerling:
- kritisch en onderbouwd antwoord kan geven op functie, betekenis en vorm van kunstuitingen binnen een historische context. Hij/ zij hanteert daarbij vereist vakjargon (termen en begrippen); - eigen ideeën en werkstukken ontwikkeld en gepresenteerd heeft, en het verband tussen deze en het werk van anderen uiteen kan zetten; - ideeën heeft uitgewerkt en ontwikkeld alsook technieken ten behoeve van werkstukken door middel van gerelateerd onderzoek en directe waarneming; - een sterk verband tussen onderzoek en doelgericht werkproces heeft ontwikkeld en gehandhaafd; - persoonlijk gerelateerde werkstukken heeft geproduceerd die een ontwikkeling van ideeen laten zien en cultureel en historisch bewustzijn reflecteren; - technische vaardigheden heeft ontwikkeld en toont, alsook artistieke kwaliteiten die persoonlijke grenzen, technische vaardigheden en zelfstudie uitdagen en uitbreiden.
‘Van jongs af aan had ik altijd al moeite om mij door schoolboeken heen te worstelen,’ vertelt Ilse, ‘ik zie veel liever een film of luister naar een verhaal dan dat ik lappen tekst lees.’ Ook bij veel kinderen is deze behoefte zichtbaar. De overdaad aan educatief filmmateriaal is een bron van informatie en kennis. Het ondersteunen in het leerproces is de drijfveer voor Ilse: ‘Daarom steek ik zoveel tijd en energie in het ontwikkelen van deze online filmquiz. Het leuke is dat Movietrader nu op allerlei gebieden wordt ingezet, want naast het onderwijs vinden ook bedrijven en bijvoorbeeld bibliotheken dat hun boodschap best ook per filmpje kan worden overgebracht.’
New ways of expressing ideas help to make visual arts one of the most interesting and challenging areas of learning and experience. The processes of designing and making art require a high level of (meta-)cognitive activity that is both intellectual and affective. Engagement in the arts promotes a sense of identity and makes a unique contribution to the lifelong learning of each student. Study of visual arts provides students with the opportunity to develop a critical and intensely personal view of themselves in relation to the world. (IBO Visual Arts Diploma programme, March 2007) Dit gezegd, lijkt het mij niet onmogelijk dat vanuit de IB-aanpak een brug zou kunnen worden geslagen naar het Nederlands kunstonderwijs en de doelstellingen van het IB Visual Arts een verantwoorde vertaalslag voor een CKV-vak zou kunnen zijn. Binnen zo’n nieuw CKV-leerplan, wellicht in combinatie met Kunst Beeldende Vormgeving, zou wel eens de basis kunnen liggen voor de doorlopende leerlijn cultuuronderwijs waarop het onderzoeksproject Cultuur in de Spiegel zich zo daadkrachtig en gedreven toelegt. Samen kan er een meer open houding, dieper inzicht en grotere bewogenheid binnen het Nederlands kunstonderwijs bewerkstelligd worden. Een ambitie die menig gepassioneerd kunstdocent met mij zal kunnen delen. Dit artikel wordt in Kunstzone 1-2012 vervolgd met een uiteenzetting van de IB Visual Arts methode Engaging the adolescent Mind van de Amerikaanse kunstdocent en schrijver Ken Vieth, gevolgd door een in een lesmatrix uitgewerkt praktijkvoorbeeld.
In 2010 werd Movietrader genomineerd voor het meest innovatieve product van het jaar. Door Ilse Godtschalk is de online filmquiz ontwikkeld uit een persoonlijke voorkeur om op een andere manier te leren dan uit boeken. Movietrader zet films educatief in en ondersteunt de kijker in een leerproces.
Hoe werkt Movietrader Movietrader is een online filmquiz bestaande uit negen (of minder) filmpjes. Er zijn kant-enklare Movietraders die je op school kunt gebruiken, maar je kunt ze ook gemakkelijk zelf bouwen met filmpjes die je uploadt van Youtube of met filmpjes die je zelf hebt gemaakt. Als docent kan je er een samenstellen over je eigen gekozen onderwerp. In elk filmpje zet je een aantal meerkeuzevragen die beantwoord moeten worden om verder te kunnen. Hiermee scoor je punten. Als alle filmpjes zijn bekeken, verschijnt de eindscore en weet je hoe hoog je scoort ten opzichte van anderen. Als laatste
krijg je één filmwidget over de quiz die je net hebt gespeeld. Enthousiast? Dan kan je deze widget met een druk op de knop verspreiden via netwerken als Hyves, Twitter of Facebook. Reportages Ilse Godtschalk heeft tien jaar als docent in het basisonderwijs gewerkt. Na een studie pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam werkte zij voor schooltelevisie en ontwikkelde onder andere jeugdprogramma’s, om zich uiteindelijk als zelfstandig ondernemer te vestigen. Als eerste maakte zij samen met haar partner Victor Zantman, cameraman en editor, vele korte films. ‘Pas later kwam het ontwikkelen van een filmquiz op mijn pad. Met het eerste idee heb ik de stoute schoenen aangetrokken en een aanvraag bij Economische Zaken gedaan om met hun steun te kunnen starten. Toen de aanvraag werd gehonoreerd kon ik ook daadwerkelijk starten’. Curaçao Al snel begon deze filmgame op te vallen en werd genomineerd voor het meest innovatieve product van 2010. ‘Dat was allemaal heel erg spannend en ondertussen stak ik heel veel tijd in het verbeteren, testen en verspreiden van deze quiz. Daarnaast kwam er ook iets nieuws op ons pad, het verzoek om een lange en een
Uitwisseling Nederland Curaçao Twintig verschillende basisscholen uit Nederland en op Curaçao hebben meegedaan aan een uitwisseling via een online filmquiz. Met deze quiz konden de leerlingen elkaar een verzameling filmpjes sturen waarin zij vragen voor elkaar verwerkten. De ontvangende partij kon deze filmpjes afspelen en met het beantwoorden van de vragen punten verdienen. En toen werd het spannend, wie had de hoogste score en werd de winnaar? Winnaars De winnaars zijn inmiddels bekend. Een gedeelde eerste plaats voor een Nederlandse en een Curaçaose school.
Blije winnaars Movietrader op Curaçao en in Nederland!
In Nederland eindigt groep 7/8 van de basisschool Het Kompas in Ter Aar op de eerste plaats, samen met groep 7B van de Albert Schweitzerschool op Curaçao. De Antilliaanse kinderen maakten een Movietrader over hun highlights van Curaçao: het Christoffelpark, orkanen en Koninginnedag op Curaçao. Op hun beurt maakten de Nederlandse kinderen een Movietrader over items als Amsterdam, Oranje, Anne Frank en windenergie. Het is opvallend dat de Curaçaose scholen duidelijk beter scoren met de vragen over Nederlandse onderwerpen. Dat komt waarschijnlijk doordat zij op school veel meer leren over Nederland dan de Nederlandse leerlingen over Curaçao. Ook wonen sommige familieleden van de leerlingen op Curaçao in Nederland, waardoor zij veel over Nederland horen. De Movietrader spaarkaart bekijken kan via www.movietrader.nl/scholen/scholen-curacao. Prijsuitreiking Beide schoolklassen kregen een Bloggie uitgereikt. In Nederland gebeurde dit door de voorzitter van Stichting Cultuur Kameleon, Saskia Meijer. Op Curaçao is de prijs uitgereikt door de jonge Movietrader reporter Biko Zantman aan een leerling van de Albert Schweitzerschool. Caribbean Kids News (jeugdjournaal op Curaçao) maakte een item over de voorbereidingen van een Movietrader door de Prins Bernhard School in het Medialab Curaçao. Zie www.youtube.com/user/CaribbeanKidsNews#p/c/92B9A4E98DC4BD9C/9/EEhxLk9bdjU.
20
december 2011
aantal korte films te maken op Curaçao.’ Het was geen makkelijke beslissing voor Ilse en Victor om met het hele gezin een half jaar naar de andere kant van de wereld te vertrekken, temeer omdat Movietrader net een beetje van de grond ging komen. Op het moment dat zij besloten om Movietrader in te zetten in het Medialab Curaçao leek de weg vrij. Het Medialab is een workshoplokaal voor nieuwe media voor het onderwijs in de Openbare Bibliotheek van Curaçao. ‘Ik was betrokken geraakt bij dit project en het leek mij een mooie manier om een bijdrage te leveren aan dit Medialab en ook om de filmquiz Movietrader te kunnen testen’.
Speelfilm In Curaçao realiseren Ilse en Victor als eerste, samen met hun kinderen in de hoofdrol, de jeugdfilm De Movietrader Reporters en de bedreiging van het Archivo National Kòrsou, een productie van een half uur voor kinderen van 8 tot 12 jaar die ook wordt ingezet in het onderwijs. De film is een spannende zoektocht naar Philip Molder, waarbij alle hoeken en gaten van het eiland Curaçao worden afgespeurd. Maar wel met behulp van de modernste technieken! Met handige laptops, via internet, Google, filmpjes op beeldbanken en de slimste mobieltjes zoeken Nederlandse en Curaçaose kinderen naar een spoor van Philip Molder. Wordt het archief gered en vinden ze hem voordat het te laat is? De uitkomst laat zich raden. De film ging in première in de grootste bioscoop van het eiland - De Cinema’s - en is in Curaçao op tv vertoond. Korte films Daarnaast worden er een aantal typisch Curaçaose onderwerpen van circa 10 minuten gedraaid zoals Koninginnedag, carnaval, vlie-
geren, vlootdagen, elektriciteit van zonne- en windenergie, mijn eerste communie en de geschiedenis van de relatie Nederland-Curaçao in het licht van 10-10-‘10. De items worden geupload op verschillende beeldbanken waaronder YouTube, maar ook op Teleblik en Ed-it van het Instituut voor Beeld en Geluid. Hiermee wordt de online informatie die te vinden is over Curaçao uitgebreid en toegankelijk gemaakt voor zowel Antilliaanse als Nederlandse mensen. De kinderen Luka, Biko en Zora zijn de reporters die iedereen interviewen. ‘Het was een ongelooflijk voordeel om een aantal maanden te kunnen werken op Curaçao aan de films en met Movietrader, om zo met eigen ogen te zien hoe goed de game aansluit bij het onderwijs. Ik heb kunnen regelen dat alle workshops standaard begonnen met deze filmquiz. Na een korte instructie hebben alle workshopdocenten een eigen variant gemaakt. De een heeft als onderwerp Weblog maken, de andere Animatiefilm of bijvoorbeeld Hoe mediawijs ben jij?. In een mum van tijd hadden we een reeks leuke Movietraders die onmiddellijk door de leerlingen werden gebruikt. Je voorbereiden door naar filmpjes te kijken is natuurlijk veel leuker dan een droog tekstje doornemen. En dan kan je nog punten scoren en elkaar de loef afsteken. Een goede combinatie!’ Terug in Nederland Na een half jaar hard werken op Curaçao is het gezin weer terug in Nederland. ‘Als je denkt dat het lekker relaxen was in de zon, vergis je je,’ zegt Ilse, ‘het vraagt veel om te werken in de hitte en ook nog eens om je aan te passen aan een andere cultuur. Dan moet je wel een passie voelen voor wat je doet! Mijn kinderen gingen naar een Engelstalige school, omdat er op de andere scholen geen plaats meer was. Dus dat was dubbel lastig. Gelukkig hebben ze het goed doorstaan en kunnen ze nu een aardig mondje Engels. Ieder nadeel heeft zijn voordeel, zeg maar. En we zijn natuurlijk een hele ervaring rijker.’
om hun programma’s interactief te maken op internet. Een heel verrassende gebruiker is het Academisch Medisch Centrum. Zij zetten Movietrader in om kennis over bijvoorbeeld online vergaderen bij te spijkeren. Ilse: ‘En wat blijkt, specialisten zijn dol op onze filmquizzen!’ Educatieve toepassing De komende tijd gaat Ilse zich op musea richten. Deze branche heeft meestal veel prachtig filmmateriaal over mooie onderwerpen. ‘Desnoods kunnen wij ook zelf nog mooie items filmen. We kunnen de filmpjes en vragen makkelijk op iedere doelgroep toesnijden. Ik denk dat we iets kunnen toevoegen aan het museumbezoek als voorbereiding vooraf, maar ook als begeleide ontvangst in het museum, waarbij een Movietrader als nieuwe media wordt ingezet.’ Ondertussen lonken de andere eilanden in het Caribische gebied ook. ‘De films in combinatie met Movietrader zijn goed bevallen op Curaçao, dus wie weet pakken we volgend jaar wel weer onze koffers voor een aantal maanden en combineren we al onze passies opnieuw!’
Workshopdocent aan het woord Yvonne Willemsen, eindredacteur educatie van de NTR, was een van de workshopdocenten. ‘Het was een fantastische ervaring om op Curaçao te werken. In mijn workshops gingen de kinderen aan de slag met Movietrader en social media. Het mooie aan de quiz is dat het heel makkelijk is. Iedereen kan in een handomdraai een leuke filmquiz maken, zich verdiepen in een onderwerp en ondertussen media ervaring opdoen. De leergierigheid heeft mij het meest getroffen. Je merkt dat de leerlingen op Curaçao behoefte hebben
Bibliotheken Ondertussen had Ilse de zaken in Nederland goed geregeld. Een aantal mensen hebben haar zaken in Nederland waargenomen, waaronder Bob van der Mark. Bob heeft in die tijd ervoor gezorgd er voor de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) een Movietrader over Mediawijsheid werd ontwikkeld. Deze quiz wordt binnenkort uitgebreid gebruikt in een groot aantal bibliotheken in Nederland tijdens de Week van de Mediawijsheid. Ondertussen ging Ilse in gesprek met bedrijven. Dat mondde uit in een Movietrader voor het Lions Dive Hotel op Curaçao die ze aanbieden aan hun (toekomstige) klanten. Ook de NTR gebruikt Movietrader
aan nieuwe dingen en goede materialen. Daaruit put ik veel voldoening. Ik ga zo weer hoor, als mijn werk het toelaat!’
Informatie Ilse Godtschalk: (06) 54342669 of
[email protected] www.movietrader.nl. Zie ook www.youtube.com/ watch?v=18UnX0iOcqo.
22
23
december 2011
Focus op kennis is niet genoeg Voorstellingsvermogen is belangrijker dan kennis Suzan Lutke
‘Nederland heeft de ambitie om te behoren tot de top vijf van kenniseconomieën. Om te komen tot meer excellent onderwijs is meer structuur en focus op kennis nodig.’ (Regeerakkoord, 2010) Maar is kennis voldoende om innovatie tot stand te brengen? Een interessant stukje tekst uit het regeerakkoord met gevolgen die te voorspellen zijn. Als er op school wat uren overblijven en de vraag is of die naar een interdisciplinair kunstproject of naar extra uren wiskunde gaan, dan wordt het een pittige discussie. In het publieke debat wordt de ‘kenniseconomie’ automatisch gekoppeld aan rekenen, taal en meer frontale lesvormen. Echter, van kennis alleen word je echter niet slimmer. Je moet wat doen met die kennis. Noten leren lezen heeft geen enkele zin zonder dat je ze ook leert spelen. Weten wat een G is, is nutteloos zonder dat die klinkt in samenhang met de rest. Je zult moeten nadenken over die G en hem moeten herkennen. En dan begint het pas, want hoe klinkt die G, zacht of hard? Lang of kort? Samen of alleen? Welk instrument? Het notenschrift geeft aanwijzingen, maar creativiteit zorgt ervoor dat we er wat mee kunnen. Hieronder volgt een compacte versie van mijn essay Innovatie. Op www.kunstzone.nl onder de tab Downloads staat het gehele essay (Innovatie.pdf) ter download. Daarin zijn ook de bijbehorende referenties te vinden. ‘Nederland heeft de ambitie om te behoren tot de top vijf van kenniseconomieën. (…) Om te komen tot meer excellent onderwijs is meer structuur en focus op kennis nodig. Er wordt toegewerkt naar een absolute kwaliteitsnorm waarbij de toegevoegde waarde zwaarder meeweegt.’ (Regeerakkoord 2010, onderwijs, paragraaf 1) ‘Om de concurrentiekracht van het bedrijfsleven te versterken voert de overheid ook een gericht beleid ter bevordering van innovatie en ondernemerschap, onder meer door stimulering van samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. Innovatie is voor alle sectoren van het bedrijfsleven van vitaal belang bij de productontwikkeling en export.’ (Regeerakkoord 2010, economie, paragraaf 3) Bovenstaande twee ambities uitgesproken door de huidige regering Rutte zijn veel gehoord en besproken in de landelijke media.
Kernwoorden zijn dan innovatie en kenniseconomie. In de media worden deze vaak in één zin genoemd. Met een kenniseconomie wordt dan een samenleving bedoeld waarbij een significant deel van de economische groei voortkomt uit (technische) kennis. Kennis wordt in het regeerakkoord naadloos verbonden aan innovatiekracht. Dit blijkt onder andere uit de Kennis en Innovatie Agenda (2011). Een conclusie die daarin getrokken wordt, is dat om de innovatiekracht van Nederland te verhogen we het onderwijs en onderzoek moeten verbeteren. Het gaat dan vooral om kennis: Europees gezien lopen we achter in de investering in kennis. Het regeerakkoord sluit daarbij aan door de nadruk te leggen op meer kennis in het onderwijs. Over de inhoud van die kennis is de minister duidelijk, het betreft terugkeren naar de kern, of zoals verwoord in de adviesaanvraag Actieplan Beter Presteren: ‘In het basiscurriculum in primair en voortgezet onderwijs (zowel de onderbouw als de bovenbouwprogramma’s van VMBO, HAVO en VWO) komt meer nadruk te liggen op de kernvakken Nederlands, Engels, wiskunde en science.’ (Van Bijsterveldt, 2010, paragraaf 5) Minder duidelijk is de minister over hoe dan precies die kennis tot de leerlingen moet komen. Wat wel duidelijk wordt uit de bovengenoemde adviesaanvraag van het actieplan, is dat er ‘opbrengstgerichter’ gewerkt gaat worden, dat er meer aandacht komt voor het toetsen van wat de minister de kerntaken van het onderwijs noemt om zo de kwalificerende taak van onderwijs te onderstrepen. In de volksmond wordt deze ambitie van de minister vaak aangegrepen om de vergaarbak van Het Nieuwe Leren (HNL) te ondergraven. Mijn vader, in 1967 afgestudeerd aan de Kweekschool verzucht vaak dat docenten weer gewoon les moeten gaan geven en leerlingen ‘dingen moeten leren’. De vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) is het met hem eens: ‘Directe instructie en oefening onder leiding van een vakkundig docent, in overzichtelijke groepen met een royaal aantal contacturen per vak, is in beginsel de meest effectieve vorm van onderwijs, mits goed uitgevoerd door de
docent en binnen de opleiding ondersteund.’ (BON, 2006, para. 6) Op allerlei ouderfora is ongezouten kritiek te lezen op het ‘softe’ onderwijs in Nederland, bijvoorbeeld op fora waar het Belgisch onderwijs wordt aangeprezen. In deze fora valt op dat kennis in het onderwijs inderdaad direct verbonden wordt aan overdracht, discipline, structuur en docentgestuurdheid van het onderwijs. De overheid wil dus een kenniseconomie zijn. Zowel de overheid als de publieke opinie lijken een visie te hebben over hoe deze kennis te vergaren, namelijk door productgerichtheid, kwalificeerbare en toetsbare eindtermen en meer sturing van de docent. Het is de vraag of dit juist de andere ambitie van de regering, namelijk het bevorderen van innovatie, wel dient. Wat is innovatie? De menselijke kwaliteit die ten grondslag ligt aan innovatie is creativiteit. Dellas en Gaier (1970) beschrijven creativiteit als het vermogen om je verbeelding, je inzicht en je intellect te gebruiken, alsook je gevoel en emotie om zo een idee te kunnen ontwikkelen tot een nieuw idee. Volgens Craft (2000) is creativiteit het denken in mogelijkheden, het gebruik van de verbeelding om zo een groter probleemoplossend vermogen te hebben, het divergent denken versus convergent denken. Deze definiëring wordt ook wel de ‘democratische visie op creativiteit’ genoemd vanwege het uitgangspunt dat creativiteit iets is dat iedereen bezit. Een kennisbasis alleen zal Nederland dus niet innovatiever maken. Ook verbeeldingskracht en divergent probleemoplossend vermogen lijken daarin een belangrijke rol te spelen. Teaching for creativity Hoe ziet onderwijs eruit dat creativiteit stimuleert? Craft beschrijft hoe ‘teaching for creativity’ eruit ziet. In tegenstelling tot ‘creative teaching’ richt dit zich op de leerling in plaats van op de docent. De leerling maakt zelf zijn keuzes en controleert wat en hoe hij leert. Onderbouwd door een uitgebreide lijst van onderzoeken komt Craft uiteindelijk tot een beschrijving van een docent die succesvol is in
het stimuleren van creativiteit in kinderen. Deze docent doet iets of alles uit de onderstaande lijst: - Ontwikkelt de motivatie van leerlingen om creatief te zijn; - Moedigt de ontwikkeling van betekenisvolle doelen in het curriculum aan; - Moedigt de leerling aan om diepgang te zoeken, om zijn kennis te vergroten, door hem te stimuleren om verder te gaan dan zijn eigen directe observaties en ervaringen; - Gebruikt taal die de verbeelding aanspreekt; - Biedt een duidelijk curriculum en tijdpad
-
-
aan, en betrekt de leerling in het ontwikkelen van nieuwe routines en, als dat nodig is, in het zoeken naar echte alternatieven; Zorgt voor een omgeving die de leerling stimuleert verder te gaan dan wat verwacht wordt, en die dat ook beloont; Helpt leerlingen om de relevantie van hun leren te ontdekken; Geeft alternatieven aan en geeft tegelijkertijd inzicht in bestaande conventies; Moedigt leerlingen aan om alternatieven te onderzoeken, en de moed te hebben om anders te zijn;
- Geeft leerlingen genoeg incubatietijd voor hun ideeën. Bovenstaande gedragskenmerken van een docent sluiten aan bij de rol die een docent krijgt/heeft in op sociaal-constructivisme gebaseerde schoolcontexten. In Nederland is dat samengevat onder de brede noemer Het Nieuwe Leren. De docent is dan een coach van leerprocessen, een ondersteuner van initiatieven van de leerling: de leerling als regisseur van zijn eigen leerproces. Zonder in detail in te gaan op de onderwijsvorm, lijkt creativiteit
24
december 2011
VO
25
Ellen Verhagen
beter tot ontplooiing te komen in een omgeving waarin de leerling gestimuleerd wordt zelf zijn kennis te construeren in een authentieke, liefst prikkelende omgeving die hem voldoende ondersteuning geeft om in een veilige omgeving te ontdekken. Maar de tegenstanders… Na het verschijnen van het rapport van de Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwing (2008) heeft de publieke opinie zich tegen nieuwere onderwijstypen gekeerd. Dit ondanks de milde toon van het Dijsselbloem rapport wat betreft HNL. De aanbevelingen in het rapport richten zich niet zozeer op de didactische methoden gehanteerd in HNL, maar veel meer op de focus op vaardigheden en daarmee het verlies van kennis. De commissie adviseert dan ook niet om het studiehuis af te schaffen, maar om als overheid strakker toe te zien op wat de leerling precies moet kennen en kunnen en dit ook centraal te toetsen. De publieke opinie ging er echter mee aan de haal. Olie op het vuur van organisaties als Beter Onderwijs Nederland (BON). Op de site van deze vereniging zijn verschillende rapporten te vinden die onderwijs gebaseerd op sociaal constructivistische ideeën onderuit halen. Kozloff (1999) bijvoorbeeld beschrijft in een soort pamflet de ideeën van ‘instructivisten’ als tegenstanders van het constructivisme. Instructivisten baseren hun visie op de verworvenheden van het behaviorisme, en stellen daarbij vast dat dus de docent als stimulator en centraal persoon in onderwijs de leiding neemt in leerprocessen van zijn leerlingen: de docent stuurt het leren. Van duidelijker wetenschappelijk niveau is het werk van Kirschner, Sweller en Clark (2006). In een heldere analyse van de werking van het brein, met een cognitieve leertheorie als achtergrond betwijfelt Kirschner et al. de werking van allerlei leercontexten gebaseerd op constructivistische grondslag. Belangrijkste kritiek van Kirschner is dat de grote belasting van het werkgeheugen bij het op probleem gebaseerd leren de leerling ervan weerhoudt om kennis in het lange termijn geheugen op te slaan. Instructie van de docent heeft juist als doel de leerling te begeleiden in het verwerken van informatie in relatie tot leerdoelen, zodat deze informatie in het lange termijn geheugen kan belanden. Kirschner beschrijft in zijn artikel vooral constructivistische vormen waarin sprake is van minimale begeleiding. En wie heeft er nu gelijk? Schmidt, van der Molen en te Winkel (2009) weerleggen in een onderzoek naar het op probleem gebaseerd leren curriculum van de medische faculteit
van de universiteit van Maastricht de kritiek van Kirschner. In een vergelijk gebaseerd op gestandaardiseerde testen tussen deze en andere medische faculteiten scoren de studenten in Maastricht significant beter en studeren ze ook nog eens sneller af. Schmidt bekritiseert Kirschner in zijn aanname dat alle op sociaal constructivisme gebaseerde curricula vormen van ‘minimaal ondersteund’ leren zijn. Voorwaarde namelijk voor het succes van deze faculteit is een structuur van ondersteuning, coaching en feedback. Wat is dan het probleem? De onderzoeken, aangehaald in dit artikel, zoeken allen een eindpunt van een continuüm op: of helemaal leerlinggestuurd of helemaal docentgestuurd. Of een leeromgeving met authentieke ‘real life’ problemen waarin een leerling vrij mag ronddolen of terug naar 1950 met een docent als almachtige kennisoverdrager met een enkeltje lange termijn geheugen. Groot debet aan deze polarisatie is het publieke debat en de media. Immers, het genuanceerde tussengebied doet het niet zo goed bij Pauw en Witteman. Conclusie Willen we werkelijk tot innovatie komen in Nederland, dan hebben we kennis nodig. Immers, innovatie is bouwen op de schouders van reuzen. Die kennis moet creatief toegepast worden. De lopende encyclopedie zal niet uit zichzelf tot briljante ideeën komen. Daarvoor moet hij geleerd hebben zijn verbeelding te gebruiken, divergent te denken, verbindingen te leggen die niet voor de hand liggen, durven spelen, durven buiten gebaande paden te treden. Het is kortom zaak dat we het Dijsselbloem rapport als onderwijssector zelf gaan lezen, alle 192 bladzijden, en niet de politiek getinte samenvattingen op internet. Het staat er allemaal in. Formuleer als overheid een basis van kennis en vaardigheden die je goed toetst. Wat wil je dat leerlingen kunnen en kennen aan het einde van een bepaalde periode? Laat de pedagogische/didactische inrichtingen bij de school, maar zorg ervoor dat je docenten professionaliseert zodat ze in staat zijn leerlingen te coachen in hun zoektocht naar betekenisgeving. De verworvenheden van de afgelopen eeuw zijn allemaal van belang voor het onderwijs. De doodsteek is het polariserend gedrag van media en publieke opinie. Als we in Nederland werkelijk innovatief willen zijn, dan is het
focussen op kennis niet genoeg. We zullen moeten onderzoeken hoe de leercontext eruit ziet die leerlingen en studenten leert om deze kennis divergent, verbeeldingsvol en buiten de gebaande paden toe te passen. Het onderwijs nu leert hen eerder binnen de lijntjes te kleuren. Of zoals Csikszentmihalyi (2006) zegt: ‘Schools teach how to answer, not to question.’ Onderzoeken tonen aan dat op sociaal-constructivisme gebaseerde curricula heel succesvol kunnen zijn, zowel op het gebied van kennis als van de creatieve toepassing van die kennis, mits er heel veel aandacht is voor de begeleiding van de student, juist om de genoemde kritiekpunten te ondervangen. Laten we alle verworvenheden tot ons nemen, en de zwarte gaten in empirische bewijslast opvullen met gedegen onderzoek. Alleen zo kan onderwijs de maatschappij wezenlijk dienen.
Liszt4Kids Een muzikale reis door Europa Liszt4Kids is een dialoog tussen gesproken woord en muziek, opgehangen aan de ‘eerste klassieke popster’ Frans Liszt. Liszt was een Michael Jackson van zijn tijd, een held die op de piano presteerde wat niemand anders kon. Vrouwkje Tuinman (schrijfster en dichteres) en Jeroen van Veen (pianist en componist) stelden de voorstelling samen. Wat is er te zien en horen? De landen waar Liszt concerten gaf, inspireerden hem om nieuwe composities te schrijven. Zo werd hij in Hongarije geïnspireerd voor de Hongaarse Rapsodie. De invloeden van diverse culturen zijn duidelijk terug te horen in zijn muziek. In het eerste deel van Liszt4Kids wordt de luisteraar aan de hand van de belevenissen van Liszt meegenomen op reis door Europa. Met een grote postzak met brieven van Liszt komt Vrouwkje op het podium en begint aan de reis. Tijdens de voorstelling verzamelen zich op het podium steeds meer attributen die in de verhalen voorkomen. In het tweede deel van de voorstelling vertelt Vrouwkje het verhaal van de Chinese Nachtegaal, het lievelingssprookje van Liszt. Vrouwkje: ‘De moraal ervan valt heel erg samen met het werk van en de vooroordelen over Liszt: het gaat niet om de glitter, om de techniek of om de prestatie. Maar om de werkelijke inhoud, het menselijke aspect.’ De muziekstukken van ongeveer drie minuten worden afgewisseld met de door Vrouwkje geschreven verhalen. Bijpassende beelden maken het tot een audiovisuele voorstelling die de aandacht tot het eind weten vast te houden. What’s in a letter? De brieven van Liszt zijn voor Vrouwkje een inspiratiebron geweest tijdens het schrijven van de verhaallijn: ‘De brieven zijn een rechtstreekse manier geweest om verhalen te vertellen. Op het moment zelf geschreven, met indrukken die op dat moment belangrijk leken. En daarmee veel directer dan verhalen achteraf, of door anderen opgetekende verhalen. Liszt heeft extreem veel brieven geschreven en ontvangen. Vanuit (voor zijn tijd, maar ook voor de onze) extreem veel landen. De brieven waren weken, soms maandenlang onderweg, kwamen soms pas aan als hij zelf al weer heel ergens anders was. Dat spreekt ook nu nog tot de verbeelding.’
Zo schrijft Liszt in een van zijn brieven: ‘Als u dit leest, ben ik weer onderweg naar huis. Of, misschien, als de post zijn best niet doet, ben ik al thuis. Maar ik schrijf dit in Schotland. Let maar niet op mijn handschrift, het lukt niet altijd om mijn blaadje stil genoeg te houden, omdat de koets met de paarden hard over de heuvels raast, onderweg naar een optreden.’ ‘Liszt is cool!’ ‘Na ons optreden in de Stadsgehoorzaal (18 april 2011) vertelden ouders dat ze de combinatie van verhaal, muziek en beeld heel boeiend vonden. Jeroen vertelt met zichtbaar veel plezier dat een van de kinderen na het concert zei: ‘Liszt is cool!’ Een van zijn doelen, op een laagdrempelige manier (jonge) mensen te interesseren in klassieke muziek, is klaarblijkelijk bereikt. Vrouwkje geeft aan dat de kracht van deze voorstelling ligt in het feit dat hij niet betuttelend is, dat het kinderen serieus neemt, en dat het je de ruimte geeft om eruit te pikken wat je zelf interessant vindt. ‘Misschien zijn dat Liszts spannende verre reizen of dat hij een wonderkind was. Er zijn genoeg dingen om aan te relateren,’ aldus Vrouwkje. Voor Liszt was niets onmogelijk, hij was (en is!) inspirerend, gaf veel aan goede doelen, was overal bekend, vervulde een voorbeeldfunctie, reisde veel en bracht zijn muziek (en die van andere componisten) onder het volk. Wat valt er te leren? Kijk naar kinderen, hoe klein ook, en je ziet ze bezig met dans en muziek. Muziek maakt ‘levend’. Door bijvoorbeeld in de geschiedenisles een fenomeen als Liszt in de 19e eeuw te behandelen wordt de geschiedenisles persoonlijk, het krijgt een gezicht. ‘Een voorstelling als dit raakt zowel taal en muziek als geschiedenis en aardrijkskunde aan. Het laat zien dat Liszt weliswaar een bijzonder leven had, maar dat het ook echt een leven was. Je kunt er aan relateren. Hij is, kortom, ook maar een mens en trouwens ook een kind geweest. Daar zitten ook diverse fragmenten over in,’ zegt Vrouwkje. Vrouwkje vertelt onder andere dat Liszt door de vele ontmoetingen op den duur de mensen uit een land vanzelf herkent aan hun kleding en hun gedrag. Beschrijvingen van de Engelsen, Duitsers, Fransen en Italianen brengen deze ontmoetingen tot leven.
En? Wat vind je ervan? Wat zou na de voorstelling de reactie zijn als Jeroen en Vrouwkje deze voorstelling als negenjarige hadden meegemaakt? Jeroen: ‘Helemaal té gek!’ Vrouwkje: ‘Ik denk dat ik meteen was gaan tekenen en schrijven.’
Foto: Sandra van Veen
Informatie Liszt4Kids is een anderhalf uur durend programma in twee delen voor scholen, concert- en theaterzalen. De voorstelling kan op maat worden gemaakt. De voorstelling is bedacht en ontwikkeld door Vrouwkje Tuinman (dichteres en schrijfster) en Jeroen van Veen (pianist en componist). Informatie: www.speelklavier.nl. Lisztomania is een film over de populariteit van de eerste ‘klassieke popster’ Franz Liszt, in 1987 geproduceerd door Ken Russell. Bron van de brieven: biografie van Franz Liszt, Franz Liszt: The Virtuoso Years (1811–1847) van Alan Walker (1987). www.vrouwkje.com www.jeroenvanveen.com.
26
december 2011
PO VO
VO
27
Vampierkillers in Etten-Leur
Reyer Ploeg
Geen grotere kul dan de musical! Muziek brengt jeugd in beweging Studiedag voor muziekdocenten in PO en VO Een prettige samenwerking tussen de besturen van Gehrels Muziekeducatie en de Vereniging Leraren Schoolmuziek (VLS) heeft geleid tot de organisatie van een gezamenlijke studiedag op zaterdag 24 maart 2012. We hebben ernaar gestreefd veel praktische workshops aan te bieden waarvan de inhoud zowel (muziek)leerkrachten in de basisschool als docenten muziek in de onderbouw van het voortgezet onderwijs inspiratie kan bieden voor hun dagelijks werk. De studiedag is laagdrempelig en veelbelovend. We willen de deelnemers laten profiteren van de inventiviteit van een aantal collega’s die binnen ons vakgebied getracht hebben hun gevoel voor wat kinderen en jeugdigen in beweging en tot klinken brengt, vorm te geven. Waar Maria Speth weet dat jeugdigen tussen 12 en 18 jaar zonder problemen tot dansen zijn te verleiden, laat Collin Hoeve ervaren dat gitaar spelen met een groep voor iedereen voor de hand ligt. Jeroen Katier toont hoe muziek tot leven kan worden gewekt in het laten organiseren en uitvoeren van een concert, terwijl Renee Jonker ons leert dat jongeren juist goed in staat zijn muziek uit het niets te creëren. Ook Huub de Vriend beoefent met ons het samen scheppen van muziek binnen de mogelijkheden die iedereen op en met zijn instrument heeft. Hoe we in meer algemene zin de verschillen in talent en interesse kunnen managen, weet niemand beter dan Saul de Caluwé, terwijl Marja Reinders de verschillende ingangen tot het gebruik van de stem met ons wil oefenen en Suzan Lutke ons leert hoe we VMBO-leerlingen kunnen ‘empoweren’ in het zelf maken van kunst.
GEHRELS
M U Z I E K E D U C AT I E
De VLS-workshops die vooral gericht zijn op de onderbouw van het VO, zetten we hier alvast op een rij. Maria Speth - Hoe mobiel zijn we? ‘Muziek en dans zijn nauw met elkaar verbonden, ze beïnvloeden elkaar, ze vullen elkaar aan of vormen een contrast. Hoe dan ook is er altijd sprake van een wisselwerking, van communicatie. Dansen met jongeren tussen 12 en 16 jaar kan spannend én inspirerend zijn!’ Collin Hoeve - Gitaar in het klaslokaal ‘Hoe ga je eigenlijk met een instrument om in de klas waar je zelf weinig tot geen ervaring mee hebt? In deze workshop ga je praktisch aan de slag met de gitaar en zul je merken dat de basis van gitaarspelen en het gebruik van gitaren in de klas helemaal niet zo ingewikkeld is.’ Jeroen Katier - Het Klassenconcert ‘Het Klassenconcert is een vorm die we in Holten al jaren succesvol toepassen. Leerlingen werken in groepen van maximaal 6 personen toe naar een uitvoering in de eigen klas. Deze kan op verschillende manieren beoordeeld worden, en kent per leerjaar in de onderbouw andere beoordelingscriteria.’ Renee Jonker - Het creatieve aspect in groepslessen ‘Jonge musici die geleerd hebben zelf muziek te bedenken of vorm te geven, tonen een veel grotere betrokkenheid in het samenspel. Of geven blijk van verrassende aspecten van hun muzikaliteit die anders minder snel aan bod zouden zijn gekomen.’ Huub de Vriend - Instant Composing ‘Eigen muziekinstrumenten mogen worden meegenomen, Daarnaast is er divers eigentijds klasse-instrumentarium aanwezig. In de workshop ligt de nadruk op het musiceren op ieders persoonlijke niveau. Evenals in de klas zal er ook in de workshop worden gedifferentieerd.’ Saul de Caluwé - Differentiëren: te leren? ‘In deze workshop staat centraal het bieden van individueel maatwerk tijdens klassikaal muziekonderwijs. Hoe kun je ertoe bijdragen dat al je leerlingen met plezier en inzet naar de muziekles komen, ongeacht de stof die je wilt behandelen?’
Marja Reinders - Estill Voice Training ‘In de workshop gaan we werken aan een aantal kwaliteiten die je tegenkomt bij het zingen met jeugd. We oefenen bijpassende figuren en gaan een recept mixen om een kwaliteit te maken. Aangezien dat met veel verschillende ingrediënten gepaard gaat, wordt u zeker geïnspireerd om veel nieuws te leren te begrijpen en natuurlijk toe te passen.’ Suzan Lutke - VMBO-leerling als kunstenaar ‘Het VMBO is een bijzondere doelgroep. Het is niet altijd makkelijk hen te prikkelen om mee te doen. Wat kun je als beroepskunstenaar doen om dat wel te bereiken? Wees bereid mee te discussiëren, uw ervaringen te delen en te ervaren!’ Een uitgebreidere omschrijving van deze workshops en het aanbod van Gehrels Muziekeducatie vindt u op de VLS-site www.vls-cmhf.nl onder de kop Vakinhoud. U heeft de mogelijkheid uit het complete aanbod twee workshops te kiezen. Bij de VLS workshops is ruimte voor in totaal 100 deelnemers. Programma studiedag 10.00 uur Ontvangst met koffie/thee 10.30 uur Gezamenlijke opening in de theaterzaal 11.00 uur Workshops Ronde I 12.30 uur Lunch 13.30 uur Gezamenlijke activiteit in de theaterzaal 14.30 uur Pauze met koffie/thee 14.45 uur Workshops Ronde II 16.15 uur Slot Locatie, prijs en aanmelding Zo goed als zeker zal de studiedag in Amersfoort nabij een van de stations worden gehouden. De deelnameprijs is voor leden € 63,50 en voor niet-leden € 79,50. Niet-leden kunnen natuurlijk ter plaatse of vooraf lid worden van de VLS. Na afloop worden nascholingscertificaten uitgereikt. U kunt zich via de VLS-site www.vls-cmhf.nl voor de studiedag aanmelden. Wij hopen dat velen van u met ons een muzikale lente willen vieren en raden u aan deze dag alvast in uw agenda te reserveren.
Sjaak Jansen
Katholieke Scholengemeenschap Etten-Leur heeft een naam hoog te houden op het gebied van toneel- en musicaluitvoeringen. De laatste jaren werden er twee musicals per jaar opgevoerd. Het afgelopen schooljaar werd er gekozen om voortaan één groots opgezette productie per jaar te draaien. Regisseur Ron Schijfs koos dit jaar voor Knoflook. Knoflook is een musicalbewerking van The fearless vampirekillers van regisseur Roman Polanski. In Nederland ook wel bekend als Met jouw tanden in mijn nek. Het verhaal over een professor die met zijn assistent op zoek gaat naar vampiers in Transsylvanië is een parodie op het Dracula-verhaal en zit vol komische scènes. Het stuk leent zich er prima voor om eens ouderwets uit te pakken met grime, kostuums en decors. Het ontwerpen, schilderen en bouwen van decors op KSE is van oudsher een klus waarvoor de tekenleraar gevraagd wordt. De afgelopen jaren werd het decor van de jaarlijkse toneeluitvoering steeds vaker vervangen door PowerPoint-dia’s, achtergrondprojecties en andere zegeningen van de moderne media. Daarom was het des te leuker om samen met de leerlingen weer een keer ouderwets los te gaan met kwasten en verf. Bovendien werd er intensief samengewerkt tussen de secties drama, muziek, tekenen en media-educatie. Veel hulp en samenwerking Na de nodige heisa en problemen slaagde KSE er uiteindelijk in toestemming te krijgen om deze bewerking te mogen spelen. Met veel hulp en samenwerking werd een mooie productie tot stand gebracht. De decors zijn gedurende een drietal maanden geschilderd door leerlingen van de tekengroepen van 4-VWO en 3-HAVO, waarbij ze begeleid werden door stagiaires van Fontys Hogeschool voor de Kunsten uit Tilburg. Op platen hardboard die later door de technische dienst bevestigd werden op grote verschuif bare raamwerken, werden de verschillende decors geschilderd. Zo kregen het vampierkasteel en de herberg hun uiteindelijke vorm. Het kasteel en de herberg bleven continu zichtbaar op het podium. De changementen van de overige decors (de gelagkamer, de bibliotheek van de graaf, het kerkhof en de balzaal waarin de finale zich voltrok) werden door de spelers zelf gedaan onder begeleiding van de klanken van het combo. De oorspronkelijke muziek van Jim Steinman
werd door muziekdocent Frank Melisse kundig gearrangeerd voor het begeleidend combo. Zijn collega Bonny Lochten had de verantwoordelijkheid voor de zang. De choreografie was in handen van oud-leerling Marleen Hendrickx die dit jaar afstudeerde op haar dansopleiding. De grime werd verzorgd door leerlingen van ROC Het Zoomvliet College uit Roosendaal. De kostuums werden deels gehuurd van de Bredase Revue, deels vervaardigd door de moeder van een van onze leerlingen die in het verleden haar sporen verdiend heeft bij diverse theaterproducties in de Verenigde Staten. Jouw tanden in mijn hals. Foto: Debbie Schoone
Debbie Schoone, de vaste fotograaf uit 5-VWO legde de audities, repetities en uitvoeringen vast en een reportageteam van aanstormend verslaggeverstalent uit de brugklas maakte van dit alles video-opnamen. Na montage was die reportage in de maand september jongstleden op woensdag en op zaterdag te zien op Omroep Brabant in het kader van S/TV, telkens om 15 en 17 uur. Via www.omroepbrabant.nl/stv is de uitzending ook online te bekijken. Een ding is zeker: er is door iedereen met veel plezier en enthousiasme aan de productie gewerkt en dat kwam ook zeer aanstekelijk over bij het publiek!
28
december 2011
29
VO
Linda Timmermans
Daarnaast wordt beschreven hoe een mogelijke muziekles in het voorgezet onderwijs eruit zou kunnen zien (waarbij gewerkt wordt in oefenstudio’s). De muziekdocent bevindt zich
Links: Normbepaling van geluid volgens de Arbo-wet
Onder: Voorbeelden van geluidniveaus
Concluderend ziet men in dit onderzoek ten eerste dat het menselijk gehoor een vernuftig instrument is waar met zorg mee moet worden omgegaan. Als het gehoor eenmaal beschadigd is, kan er niets meer gedaan worden om dit te herstellen. Gehoorbeschadiging kan geleidelijk optreden en daarom is het belangrijk dat men zich bewust wordt van de risico’s die te lange blootstelling aan geluid tot gevolg kan hebben. Ten tweede ziet men dat een muziekdocent in het VO die gebruikt maakt van oefenstudio’s, te lang wordt blootgesteld aan te harde geluiden. Gelukkig zijn er voor de muziekdocent mogelijkheden om hier goed mee om te gaan. Omgaan met geluid Door goed om te gaan met geluid kan veel voorkomen worden. De muziekdocent moet zich ten eerste bewust zijn van de gevolgen voor het gehoor. Daarna kan de muziekdocent maatregelen treffen door bijvoorbeeld het drumgeluid te verzachten door middel van dempende materialen. De andere instrumenten kunnen het geluidsniveau dan aanpassen aan het zachtere drumgeluid. Als er in de muziekles gebruik wordt gemaakt van blaasinstrumenten, kunnen deze eenvoudig het geluidsniveau verminderen door gebruik te maken van een demper. Daarnaast kan de muziekdocent geluidsabsorberend materiaal laten plaatsen in de oefenruimte en goed kijken naar bijvoorbeeld de opstelling van de speakers in de ruimte. Ook kan het helpen om de leerlingen met dynamiek te laten spelen en door af te wisselen tussen solo- en tutti-spel. Als na toepassing van deze mogelijkheden het geluidsniveau toch boven de toegestane dB(A) komt, dan kan de muziekdocent gebruik maken van gehoorbescherming. Oordopjes Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat docenten en leerlingen tijdens een muziekles zich in een omgeving bevinden waar geluiden geproduceerd worden die boven de volgens de Arbowet vastgestelde geluidsniveaus liggen. Naast het invoeren van maatregelen in de
Aanbeveling Het is de moeite waard om docenten en leerlingen bewust te maken van de risico’s. Als het gehoor eenmaal beschadiging heeft opgelopen, is dit niet meer te genezen. Muziekdocenten kunnen metingen doen in het eigen leslokaal met een dB-meter. De Voltcraft SL 50 digitale decibel meter kan al voor € 24,99 worden aangeschaft. Er is zelfs een decibel meter applicatie voor de iPhone. Deze kan al voor € 0,75 worden aangeschaft.
Een muziekdocent die zich bewust is van de gevolgen voor het gehoor, is ook wel zo verstandig om de leerlingen te wijzen op de risico’s voor het gehoor. Wellicht is het een idee om de leerlingen de mogelijkheid te geven om geluidsbescherming te gebruiken tijdens het spelen in de oefenstudio’s. Een hulpmiddel om te checken of het aantal dB’s niet te hoog is de Earkeeper van Struktief (www.earkeeper.nl). Dit is een geluidsregistratie-apparaat dat speciaal ontwikkeld is voor de leerling in het voortgezet onderwijs. De Earkeaper geeft heel nauwkeurig aan wat het aantal dB(a) is. Bij minder dan 80 dB(a) gaat er een groen lichtje branden, bij 80-100 dB(A) een geel lichtje en bij 100 of meer dB(A) een rood lichtje. Op deze manier hebben leerlingen overzicht op de geluidsniveaus en kunnen ze zelf maatregelen nemen om het aantal dB’s te verlagen of zichzelf te beschermen door het dragen van gehoorbescherming.
het artikel vragen hebben of het onderzoek willen inzien, neem dan contact op met Linda Timmermans door te mailen naar
[email protected].
Literatuur - B. Westermann (2006), Branchecatalogus Podiumkunsten Versterkt Geluid. Arbopodium en de Vereniging Van EvenementenMakers (VVEM). De regelaar - J.A.P.M. de Laat (2003), Gehoorschade door geluid, Leids Universitair Medisch centrum - B. Bakker (2008), Luisteronderzoek, Pleon - I. v/d Lubbe, M. Straatman, M. Lute (2008), Oor en Geluid, Mediaplanet Publishing House B.V., H. Troost, (2009) muziekdocent, Risico Gehoorschade & Aanbevelingen, Geraadpleegd op 12 mei 2011 via www.oorbewust.nl > Artikelen (omlaag scrollen) > Muziek Docent (klik op Lees verder…).
Rechtsbijstand Rechtsbijstand voor voor VLSVLS- en en VONKC-leden VONKC-leden ie
Dit onderzoek geeft meer inzicht in de mogelijke invloeden van geluid op de werkplek van de muziekdocent in het VO. Er wordt uiteengezet welke mogelijke geluidsbronnen er tijdens een muziekles zijn en welke hoeveelheden decibel daaraan gekoppeld zijn. Vervolgens wordt er gekeken hoe men op een gezonde manier kan omgaan met geluid. In dit onderzoek komt aan de orde hoe het menselijk gehoor werkt, wat geluid is en wanneer geluid schadelijk kan zijn voor het gehoor (zie Tabel 1 en Tabel2).
mogelijk 320 minuten per dag in een geluidsomgeving van boven de 80dB(A). Tijdens de muzieklessen, zoals in het onderzoek beschreven, zelfs in een omgeving van 110dB(A). Deze situatie kan zeer schadelijke gevolgen hebben voor het gehoor, zoals gehoorverlies, tinnitus (ook wel oorsuizen genoemd), recruitment, hyperacusis, distortie en diplacusis.
Mocht u naar aanleiding van het lezen van
De VONKC-helpdesk en de VLS-helpdesk worden
Rechtspositie VLS/VONKC
bemand door Remko Littooij. De spreekuren zijn
t.a.v. Remko Littooij
geconcentreerd op een ochtend en een avond. Voor
Kluppelshuizenweg 32
algemene en specifieke vragen kunt u op genoemde
7608 RL ALMELO
tijden bij de helpdesk terecht: Hoe zit het met mijn
(06) 16500695
FPU?, Is mijn taakinvulling wel juist? Ik heb nog steeds geen benoemingsakte, wat nu? Enzovoort.
E-mail VONKC:
[email protected]
Handiger is om een e-mail te sturen met de uitleg van
E-mail VLS:
[email protected]
uw probleem. Zo kan de helpdesk een duidelijk antwoord formuleren dat u naar wens telefonisch of
Telefonische bereikbaarheid helpdesk:
via e-mail terugontvangt.
- maandagochtend van 9 tot 10 uur - woensdagavond van 17 tot 19 uur Als de helpdesk onbemand is of in gesprek, kunt u een bericht achterlaten. Dan wordt u zo spoedig mogelijk teruggebeld.
at
Naar verwachting vindt de muziekdocent zijn gehoor nog belangrijker dan de gemiddelde Nederlander. Een muziekdocent heeft het gehoor namelijk nodig om bijvoorbeeld een speel- of zangstuk te beoordelen, intervallen aan te leren of belangrijke passages in luistervoorbeelden te kunnen horen. Het is evident dat de muziekdocent zonder een goed gehoor niet kan functioneren. Het gehoor kan beschadigd worden door blootstelling aan harde geluiden. Voor de muziekdocent is geluid een onlosmakelijk onderdeel van de dagelijkse werkzaamheden. Dit geluid is van een andere aard dan het geluid waar andere docenten (niet muziekdocenten) aan blootgesteld worden. Muziekdocenten worden blootgesteld aan geluiden die bijvoorbeeld afkomstig zijn van popbandjes, piano’s en blaasinstrumenten. Deze geluiden liggen boven de 80 dB(A). In het huidige Nederlandse voortgezet muziekonderwijs wordt op sommige scholen gewerkt met oefenstudio’s. Dit zijn kleine ruimtes waar leerlingen met een bandinstrumentarium bijvoorbeeld popnummers
kunnen instuderen. De muziekdocent is tijdens deze manier van lesgeven aanwezig als coach. In deze oefenstudio’s kan het geluidsniveau oplopen tot 110 dB(A). Voor mijn afstudeerproject voor de Opleiding docent muziek aan het Conservatorium van Amsterdam onderzocht ik welke mogelijkheden er zijn om het gehoor van deze docenten te beschermen. In mijn onderzoek stond de volgende vraagstelling centraal: ‘Welke mogelijkheden zijn er voor de muziekdocent om het gehoor voldoende te beschermen tegen hard geluid tijdens een muziekles in het voortgezet onderwijs (VO) waarbij gebruik wordt gemaakt van oefenstudio’s?’
Informatie
rm
Als muziekdocent ben je afhankelijk van je gehoor. Toch neemt lang niet iedereen de moeite om bewust en beschermend met zijn gehoor om te gaan. In mijn afstudeerscriptie GehoorIG onderzocht ik de mogelijkheden om het gehoor van docenten tijdens de muziekles te beschermen.
Als er eenmaal bewustwording is van de geluidsniveaus, dan kan men zichzelf informeren met de Arbo-catalogus en andere relevante websites. De Arbo-catalogus kunsteducatie (2011) gaat bijvoorbeeld wel in op de risico’s van geluid ten gevolge van harde muziek en geluid. Wellicht kan de geïnteresseerde muziekdocent deze catalogus gebruiken om de schoolleiding te informeren over hoe om te gaan met geluid tijdens een muziekles. Daarnaast is het erg belangrijk om goede gehoorbescherming te laten aanmeten. Om te weten hoe het op dit moment met het gehoor staat kan een gehoortest gedaan worden. Op www.oorcheck.nl kan dit, maar ook bij de KNO-arts of een audicien.
fo
Gevolgen van blootstelling aan harde geluiden tijdens een muziekles
ruimte, manier van spelen en gebruik van instrumenten om het geluidsniveau te reduceren zijn oordopjes een noodzakelijk goed voor de muziekdocent die wordt blootgesteld aan deze geluidsniveaus. In de Arbocatalogus-VO (www.arbocatalogus-vo.nl > Normen > Lawaai en Gehoorbescherming (onder Geluid)) wordt vooral uitgegaan van gehoorbeschadiging door middel van het gebruik van machines. De adviezen die worden gegeven om het geluidsniveau te verminderen, zijn niet gericht op een muziekles, maar op het werken met machines. Blijkbaar is men zich in het voortgezet onderwijs nog niet genoeg bewust van de risico’s voor het gehoor die men kan oplopen tijdens een muziekles. Gezien de minimale aandacht voor gehoorbeschadiging in bijvoorbeeld de Arbo-catalogus VO, maar ook in de afwezigheid van onderzoeken naar gehoorbelasting tijdens een muziekles in het VO, blijft het de vraag hoe reëel het is dat alle muziekdocenten gebruik zullen gaan maken van gehoorbeschermers. Een andere vraag is in hoeverre docenten de leerlingen zullen wijzen op het gevaar van gehoorbeschadiging.
In
Muziekdocentengehoor aangetast
30
december 2011
31
VO
De improvisatieles
Literatuur
Praktijkkennis van muziekdocenten vergeleken met de theorie
- C.D. Azzara, (2005) Understanding Music
Esther Schopman en Melissa Bremmer
Figuur 1: relatie tussen cognities, interactieve cognities en handelingen
In Kunstzone 11-2011 zijn in het artikel van Esther Schopman de uitkomsten te vinden van een enquête naar de manier waarop er in de praktijk aandacht wordt besteed aan leren improviseren. Aansluitend hebben wij in een kwalitatief onderzoek geprobeerd te achterhalen welke kennis docenten ontwikkelen in de lespraktijk en hoe deze zich verhoudt tot de theoretische inzichten over leren improviseren. Hieronder de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. Voor een vollediger beeld wordt verwezen naar het onderzoeksrapport De improvisatieles: Wat, hoe en waarom zo? (Bremmer & Schopman, 2011). Praktijkkennis Wat docenten in de klas doen, blijkt meer te worden bepaald door de kennis die docenten zelf in de praktijk ontwikkelen dan door de pedagogische en didactische kennis die zij als theorie aangereikt krijgen in bijvoorbeeld de opleiding. Deze zogenaamde praktijkkennis is kennis die een docent vaak onbewust ontwikkelt door wat hij tegenkomt in de lespraktijk. Praktijkkennis is te verdelen in twee soorten. Ten eerste hebben docenten in hun lange termijn geheugen door de jaren heen kennis en opvattingen opgebouwd zoals persoonlijke overtuigingen, ideeën en een visie op het lesgeven, maar ook normen, waarden en meer feitelijke kennis over het onderwijs (Meijer, 1999). Daarnaast ontstaan er tijdens het lesgeven interactieve cognities in het werkgeheugen. Dit zijn als het ware nieuwe gedachten die in en door een lessituatie ontstaan en die van invloed zijn op wat de docent doet. Een muziekdocent is er bijvoorbeeld van overtuigd dat een veilige leeromgeving belangrijk is voor de ontwikkeling van de leerling (kennis en opvattingen in het lange termijn geheugen). Daarom probeert hij altijd opbouwende en positieve kritiek te geven (gedrag). Als hij vervolgens merkt dat een leerling zijn feedback niet begrijpt (informatie uit de omgeving), wordt kennis uit het lange termijn geheugen over het geven van feedback geactiveerd in zijn werkgeheugen en daar gemengd met de nieuwe informatie uit de omgeving. Dit veroorzaakt dan weer een nieuwe gedachte (interactieve cognitie): ‘Ik moet een andere manier bedenken om feedback te geven, laat ik eens dit proberen…,’ hetgeen leidt tot nieuw gedrag.
Crasborn en Hennissen (2010) hebben geprobeerd de kennis en opvattingen in het lange termijn geheugen, de interactieve cognities in het werkgeheugen en de invloed op het gedrag (het handelen) van een docent in een model te vatten (zie Figuur 1). In dit model kun je zien hoe kennis en opvattingen met de interactieve cognities samenhangen en elkaar beïnvloeden, en zie je ook hoe die interactieve cognities op hun beurt weer met het handelen van de docent samenhangen en elkaar beïnvloeden. Om aan te geven dat cognities en handelingen afhankelijk zijn van de lessituatie, is de buitenste ellips aan het model toegevoegd. Met de pijlen willen we het dynamische aspect in het model benadrukken.
ken. Het zal duidelijk zijn dat het onmogelijk is om steeds de les te verstoren om te vragen wat een docent denkt tijdens het lesgeven. Om toch de interactieve cognities van de docenten over leren improviseren te achterhalen, hebben we gebruik gemaakt van stimulated recall. Daarvoor is een les over improviseren op video opgenomen en direct na de opname afgespeeld in het bijzijn van de betreffende docent. Deze gaf tijdens het afspelen van de video zoveel mogelijk aan wat zijn gedachten over leren improviseren waren tijdens het lesgeven. Als aanvulling op de stimulated recalls, hebben we de kennis en opvattingen over leren improviseren van docenten in kaart gebracht met interviews. De docenten die meededen aan het onderzoek, hebben een conservatoriumopleiding afgerond en geven muziekles met daarbinnen aandacht voor improvisatie vanuit een zelfontworpen curriculum aan leerlingen van ongeveer dezelfde leeftijd. De deelnemende docenten waren twee muziekdocenten die lesgeven in de onderbouw van het voortgezet onderwijs en twee pianodocenten die lesgeven aan jongeren in dezelfde leeftijdcategorie. Op basis van de stimulated recalls en de interviews zijn portretten geschreven van de docenten en hun visie op leren improviseren. Deze portretten zijn weer vergeleken met de theorieën over leren improviseren.
Onderzoek De vraag die wij ons stelden, was of de praktijkkennis over leren improviseren die muziekdocenten ontwikkelen in de lespraktijk, hetzelfde is of anders is dan de theorieën die er bestaan over leren improviseren. Om dit te kunnen doen is zowel de praktijkkennis van docenten in kaart gebracht als een literatuurstudie naar de theorie gedaan. Deze twee vormen van kennis zijn met elkaar vergeleken. Hieronder een beschrijving van hoe dat precies gedaan is.
Leren improviseren in theorie In de literatuurstudie is beschreven hoe improvisatie wordt gedefinieerd, wat de ideeën zijn over het ontwerpen van een lange leerlijn en een individuele les, ideeën over het pedagogisch-didactisch handelen, de randvoorwaarden en de relevantie van improviseren. In dit artikel komt maar een onderdeel van de literatuurstudie aan de orde, namelijk de theorie over het ontwerpen van een lange leerlijn voor improviseren van Azzara (2005). Azzara beschrijft vanuit een muziekleertheoretisch perspectief hoe je een lange leerlijn voor improviseren kunt ontwerpen. Hij geeft globaal aan welke fasen een leerling kan doorlopen om het improviseren binnen een bepaalde muzikale stijl te leren. De verschillende fasen volgen elkaar niet strikt op, maar overlappen en versterken elkaar.
Praktijkkennis in kaart brengen Zoals hierboven beschreven bestaat de praktijkkennis van de docent uit kennis en opvattingen over onderwijs, opgeslagen in het lange termijn geheugen, en interactieve cognities in het werkgeheugen, namelijk de gedachten die tijdens het lesgeven zelf ontstaan. Kennis en opvattingen kun je goed buiten de lespraktijk onderzoeken. Interactieve cognities ontstaan echter tijdens het lesgeven zelf en zou je eigenlijk ook tijdens het lesgeven moeten onderzoe-
Fase 1 Leerlingen luisteren regelmatig en veelvuldig naar muziek in de stijl waarin geïmproviseerd gaat worden. Ze bouwen hierdoor een persoonlijk geluidsarchief op, waarin karakteristieke melodieën, harmonische progressies, ritmes, timing, vormen, klankkleur van een stijl opgeslagen worden. Het doel van dit ‘intense luisteren’ is om een muzikaal gevoel te ontwikkelen voor een stijl: wat past wel en wat past niet bij de stijl?
Fase 2 Leerlingen leren op het gehoor bestaande karakteristieke melodieën, baslijnen, harmonische progressies, vormen, ritmes, timing, klankkleur uit een stijl te spelen of te zingen. Ze worden in deze fase actieve uitvoerders van de stijl waarin zij zelf zullen gaan improviseren. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld bluesschema’s spelen en zingen, of bekende jazz standards leren waarop vaak geïmproviseerd wordt. Het doel hiervan is ten eerste dat leerlingen muzikale basismodellen van een muzikale stijl leren uitvoeren en internaliseren. Ten tweede leren leerlingen te voorspellen hoe basismodellen verlopen (bijvoorbeeld welke akkoorden elkaar opvolgen in een bluesschema). Fase 3 Leerlingen leren zelf te improviseren binnen een muzikale stijl. Ze kunnen in deze fase hun eigen muzikale ideeën inbrengen en bepalen of hun ideeën passen binnen de stijl, maar ze zijn ook in staat om te bedenken hoe een improvisatie verloopt en kunnen daarop anticiperen. Praktijkkennis Hierboven staat beschreven dat er in de literatuur wordt gesuggereerd om de leerlingen een drietal fasen te laten doorlopen bij het leren improviseren, Daarbij staan verschillende muzikale activiteiten centraal: eerst luisteren, dan (na)spelen en tot slot zelf improviseren. Ook in de praktijk wordt een curriculum in min of meer opeenvolgende fasen opgebouwd, zoals hieronder wordt getoond. Praktijkkennis pianodocenten Of en hoeveel aandacht er aan leren improviseren wordt besteed, blijkt in de buitenschoolse lespraktijk af te hangen van de belangstelling van de leerling. Is de leerling geïnteresseerd, dan kiezen beide docenten voor een curriculum dat bestaat uit een opbouw in muzikale elementen. Leerlingen beginnen bij beide docenten met ‘vrij’ improviseren. Hans legt uit: ‘Ik speel een akkoordenschema en de leerling mag er dan doorheen spelen.’ Bij Petra is vrij improviseren helemaal vrij: ‘Zonder opdracht en zonder remmingen op het gebied van de harmonie. Of eventueel binnen een kader, zoals de pentatoniek.’ Daarna leren leerlingen te improviseren in ritme en melodie. Petra noemt als voorbeeld de volgende gerichte opdrachten: ‘Spanning opbouwen en af laten vloeien, afwisseling laten ontstaan, een groepje noten gebruiken, of een thema, een aantal octaven omvang, met of zonder pedaal, de maatsoort bewust kiezen en wisselen, in verschillende muziekstijlen leren improviseren.’ Tot slot leren leerlingen rekening te houden met de harmonie.
Hans vertelt daarnaast van eenvoudig naar complex te werken: a. melodie spelen op begeleiding van akkoorden of 5-tonenreeks in verschillende ritmes (‘Ritme is iets wat vanaf de start belangrijk is’); b. blues-melodie spelen op C, F of G-akkoord; c. bluesschema: begeleiding linkerhand erbij; d. spelen van tonen die niet in de bluestoonladder thuishoren; e. eenvoudige jazz-stukken, andere akkoorden dan dominante akkoorden en trappen (2-5-1); f. complexere jazz-stukken.
through Improvisation. In M. Runfola, & T. Crump Taggart, (Eds.), The Development and Practical Application of Music Learning Theory, Chicago, GIA Publications - M. Bremmer & E. Schopman (2011), Leren improviseren: Wat, hoe en waarom zo? Praktijkkennis van docenten uit het binnenschoolse en het buitenschoolse onderwijs vergeleken met theoretische inzichten. Lectoraat Kunst- en cultuureducatie (AHK) en Lectoraat Kunsteducatie (ArtEZ) - F. Crasborn & P. Hennissen (2010), The skilled mentor: Mentor teachers’ use and
Bovenstaande opbouw van het curriculum is gebaseerd op ordeningsprincipes als van makkelijke naar moeilijke muzikale elementen en van eenvoudige naar complexe of concrete naar abstracte improvisatie-opdrachten. Praktijkkennis docenten VO Harold, één van de docenten uit de binnenschoolse lespraktijk, kiest voor een opbouw van het curriculum die bestaat uit muzikale elementen: in het eerste jaar werkt hij met ritme-kaarten als basis voor het improviseren. In het tweede jaar worden melodie en ritme gecombineerd en in het derde jaar kunnen er in de toekomst naast ritme en melodie ook akkoorden bij komen. De andere VO-docent, Matthijs, stelt vragen bij het ontwerpen van een lange leerlijn gebaseerd op fasen, vanwege de aard van improvisatie: ‘Ik weet niet of (het leren improviseren) wel zo goed in bouwsteentjes te vangen is, en in een leerlijn te vangen is. (…) inherent aan improviseren is dat je het op dat moment doet. En, je kunt op zoveel verschillende manieren improviseren of zoveel verschillende dingen gebruiken om te improviseren.’ Wel heeft hij contouren van een leerlijn: in het eerste jaar staat het verkennen van verschillende improvisatie-mogelijkheden centraal. Daarna wordt in jaar twee en drie het abstractieniveau van de opdrachten opgevoerd. Deze docenten bouwen hun curriculum dus in grote lijnen op vanuit dezelfde ordeningsprincipes als hun buitenschoolse collega’s. Praktijkkennis vergeleken met de theorie Vergelijken we theorie en praktijkkennis over het ontwerpen van een lange leerlijn improviseren, dan valt op dat in de theorie gedacht wordt vanuit een opbouw van muzikale activiteiten zoals luisteren, (na)spelen en dan pas improviseren, terwijl er in de praktijk direct aan de slag gegaan wordt met improviseren en er een opbouw zit in de muzikale elementen en in het type opdrachten. Tot slot Verder onderzoek zou moeten uitwijzen of er nog meer manieren zijn om een leerlijn impro-
acquisition of supervisory skills (Proefschrift), Technische Universiteit Eindhoven - F. Hoobroeckx, & E. Haak (2002), Onderwijskundig ontwerpen: Het ontwerp als basis voor leermiddelenontwikkeling, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten - P. Meijer ( 1999), Teachers’ practical knowledge (Proefschrift), Universiteit Leiden - E. Schopman (2011), Improviseren in het muziekonderwijs, Kunstzone 11-2011, p. 28-30
viseren op te bouwen (zie voor mogelijke ordeningsprincipes bijvoorbeeld Hoobroeckx & Haak, 2002, p. 110-112), hoe effectief en/of efficiënt deze zijn en of een combinatie van verschillende mogelijkheden uit theorie en praktijk gewenst is. Wij realiseren ons dat de conclusies zijn ontstaan uit een vergelijking van de specifieke praktijkkennis van slechts vier docenten uit verschillende muzikale omgevingen, namelijk de binnen- en buitenschoolse lespraktijk, met een selectie uit bestaande theorieën. Toch geven deze docenten en de beschreven theorie aanleiding om over de vraag na te denken hoe nu eigenlijk een curriculum voor improvisatie opgebouwd kan worden. Daarbij kan de theorie docenten input geven voor het ontwikkelen van improvisatielessen op basis van muzikale activiteiten en kan de praktijk aanknopingspunten bieden voor reflectie en vervolgonderzoek die tot nieuwe theorie kunnen leiden. Het expliciteren van praktijkkennis lijkt een geschikte manier om een brug te slaan tussen kennis over en van de praktijk. Esther Schopman is docent bij de ArtEZ conservatoria in Enschede en Zwolle. Melissa Bremmer is docent bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK). Het onderzoek is een gezamenlijk project van het Lectoraat Kunsteducatie van ArtEZ en het Lectoraat Kunsten Cultuureducatie van de AHK.
32
hbo november 2011
33
PO
Hollandse helden herrijzen Canonvensters in projectvorm Melissa de Vreede
In het oktobernummer van Kunstzone is al op verschillende manieren aandacht besteed aan de canonvensters. Als toegift een beschrijving van het lesprogramma Canonhelden dat Stichting Kunstkrul over een aantal historische figuren heeft ontwikkeld. ‘Die is toch allang dood?’, vraagt een bijdehand jongetje, wanneer wordt aangekondigd dat Michiel de Ruyter een bezoek aan de klas komt brengen. Volgens Maaike Duijn, leerkracht van groep 8, is het een risico om juist deze leeftijdsgroep via toneelspel bij een onderwerp te betrekken. ‘Een verkleed iemand die ‘doet alsof’ is voor mijn leerlingen een lastige vorm, maar de acteur had zich uitstekend voorbereid en ging flexibel met iedere situatie om. Dus het ging heel goed.’ Stichting Kunstkrul Michiel de Ruyter is een van de eerste canonhelden over wie een lesprogramma werd gemaakt. Verantwoordelijke organisatie achter het multidisciplinaire project is Stichting Kunstkrul. Door het oprichten van deze stichting hebben Eric Lieverst en Martine van der Sandt hun samenwerking, die al een paar jaar duurde en in een aantal projecten heeft geresulteerd, enige tijd geleden geformaliseerd. Zij merkten dat hun belangstelling en hun kracht het beste tot hun recht kwamen in cultuurprojecten en kozen ervoor om zich hierop te concentreren. Eric Lieverst: ‘We hadden een paar opdrachten gekregen, waarbij de geschiedenis van een school verweven moest worden met erfgoed in de omgeving. Ikzelf kom uit het onderwijs en Martine heeft een achtergrond in de kunsten. Plotseling vielen de puzzelstukjes in elkaar. We werkten al samen met entoen.nu. We hoorden dat de canon verplicht werd en besloten onze focus op de vensters te richten.’ Canonhelden Stichting Kunstkrul wil in de toekomst bij elk van de vijfig vensters (vijftig onderwerpen die heel belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van Nederland) een lesprogramma aanbieden, waarbij de inhoud op een levendige manier wordt overgedragen. Hiertoe worden kunstdocenten op freelance basis ingehuurd die zich gedegen in de materie inlezen. Een vaste kern van deze docenten wordt ook nauw betrokken bij de ontwikkeling van de programma’s om de samenhang tussen de verschillende lessen te garanderen.
Omdat de Kinderboekenweek dit jaar Superhelden als thema had, lag het voor de hand voor de eerste pilots een aantal helden te kiezen. En zo ontstond Canonhelden. Stichting Kunstkrul hoopte als pas begonnen organisatie natuurlijk dat het Boekenweek-thema voor scholen een extra stimulans zou zijn een programma bij hen af te nemen. En dat bleek het geval. De belangstelling voor de Canonhelden was groot en is dat nog steeds. Michiel de Ruyter en een zeemanslied Michiel de Ruyter was een van de eerste helden die onderwerp van een lesstof-vervangend programma werd. De Catharinaschool in Amsterdam werd gevraagd als proefkonijn te fungeren. Leerkracht en leerlingen mochten na afloop zoveel mogelijk kritische noten kraken, zodat een en ander zo nodig nog kon worden bijgesteld. Maar dat bleek amper nodig. Iedereen was heel enthousiast. De leerlingen waren er trots op dat hun mening van belang werd geacht en stuurden al hun tips en tops, aangevuld met diverse tekeningen, aan Kunstkrul. In de eerste les kwam Francine Plaisier, een van de vakdocenten, de introductie verzorgen. Maaike Duijn herinnert zich hoe ze aanvankelijk haar hart vasthield. Als ervaren leerkracht kent zij haar pappenheimers: ‘Francine ging het levensverhaal van Michiel de Ruyter vertellen en ik weet hoe snel die pubers van groep 8 laten weten wanneer ze het niks vinden. Maar al gauw had ik door dat het helemaal goed zat. Zij vertelde zo levendig, echt geweldig. Mijn leerlingen en ik hebben drie kwartier ademloos geluisterd. En passant kwam ook de inhoud van de leskoffer aan de orde. Die werd gebruikt om een aantal aspecten te illustreren.’ De eerste les werd nog aangevuld met het vertonen van een filmpje dat Klokhuis maakte over Michiel de Ruyter en met het aanleren van een zeemanslied. Dit laatste onderdeel werd door een muziekdocent verzorgd. Extra mogelijkheden Na deze eerste kennismaking met de zeeheld kon de klas verder werken aan het thema. In de leskoffer zitten tal van aanknopingspunten, die in een handleiding worden toegelicht. In glazen potjes bevinden zich katoen en tabak en er is zelfs een potje met kruitdamp. Op zeekaarten is te zien hoe men halverwege de zeventiende eeuw dacht dat de aarde eruit zag en voor liefhebbers is een instructiekaart beschikbaar, zodat met een aantal bekende
zeemansknopen geoefend kan worden. Daarnaast biedt de website van entoen.nu vele suggesties voor boeken, excursies of filmpjes die via het digiboard kunnen worden bekeken. Groep 8 van de Catharinaschool maakte weinig gebruik van de mogelijkheden om het programma uit te breiden. Normaal gesproken houdt deze groep zich bezig met de meer recente geschiedenis. De Gouden Eeuw wordt in groep 6 of 7 behandeld. Toch kan een opfriscursus voor de leerlingen van groep 8 geen kwaad, aldus de leerkracht. De CITO-toets gaat immers over de hele geschiedenis. Maar uit het voorleesboek dat in de koffer zit, werd niet gelezen. Freelance vakleerkrachten ‘Voorlezen lukte eigenlijk niet met deze groep 8. Dat vinden ze gewoon niet leuk,’ zegt Maaike Duijn. ‘Ik vroeg ze daarom of ze het boek zelf wilden lezen, maar daar is lang niet iedereen aan toegekomen.’ En daardoor ontstond enige verwarring bij de derde les, toen Michiel de Ruyter in hoogsteigen persoon de klas kwam bezoeken. Hij borduurde namelijk voort op de inhoud van het voorleesboek. Maar hij pikte dat heel goed op, volgens Maaike Duijn. ‘Zodra hij door had dat de kinderen het boek niet allemaal kenden, schakelde hij over. Hij had zich heel goed in de materie verdiept, gelukkig, dus de leerlingen mochten vragen stellen. Een paar gymnasiumklantjes uit de groep lieten zich dat natuurlijk geen twee keer zeggen. Die gingen allemaal slimme vragen op hem afvuren. Maar hij liet zich daardoor totaal niet van de wijs brengen. Een enkele keer wist hij geen antwoord en dan zei hij dat gewoon. Er ontstond een heel levendig gesprek. Wat mij betreft een perfecte afsluiting van dit project.’ Tussen de eerste en derde les kwam nog een andere kunstdiscipline aan bod. In les 2 werd de school bezocht door een docent beeldende vorming om de groep te begeleiden bij het maken van een schip. Maaike Duijn: ‘Tot vorig jaar hadden we nog een aparte vakdocent beeldend die iedere week een les verzorgde. Deze groep is dus behoorlijk verwend wat betreft lessen in dat vak. Die vakdocent is nu helaas wegbezuinigd. Toch hebben mijn leerlingen ervan genoten om een schip te mogen maken. Zij vonden het een bijzondere les. Alle schepen zijn een hele tijd tentoongesteld en daarna meegegeven naar huis.’ Eric Lieverst en Martine van der Sandt van Stichting Kunstkrul kozen er bewust voor het
34
35
december 2011 Boeksignalementen
onderwerp op allerlei manieren aan de orde te stellen: ‘Zo bereik je ieder kind. Elke leerling heeft zijn eigen leerstijl en door diverse ingangen te bieden zit er voor ieder type iets in. Onze docenten zijn er goed in daarop te letten en op in te gaan. Laatst was er een leerling die tijdens de beeldende les helemaal geobsedeerd raakte door scheepsspiegels. Dat is een prachtige aanleiding om samen op zoek te gaan naar mooie voorbeelden van achterkanten van schepen. Op die manier inspireren leerling en docent elkaar, in plaats van dat er sprake is van eenrichtingsverkeer.’ Canonhelden en andere vensters Inmiddels zijn de programma’s van verschillende ‘canonhelden’ klaar. Scholen kunnen naast Michiel de Ruyter ook kiezen voor Willem van Oranje, Leeghwater, Rembrandt, Aletta Jacobs of Anne Frank. Vooral met laatstgenoemde optie is de leerkracht van groep 8 van de Catharinaschool blij. Dat onderwerp past namelijk prima bij de stof die in deze groep behandeld wordt. En de andere onderwerpen komen in aanmerking voor de groepen 6 en 7. Dan kunnen delen van de reguliere geschiedenismethode die de school gebruikt, worden overgeslagen. Het basisprogramma rondom iedere canonheld bestaat uit drie lessen. Vaste ingrediënten zijn een lied dat over iedere held wordt gemaakt, een expressieles, een leskoffer met attributen, (voor)leesboeken en lessuggesties. Ook de acteur die in kostuum een bezoek aan de klas brengt, is een constante factor.
Volgens planning worden in de komende jaren programma’s ontwikkeld bij alle vijftig vensters. De volgorde wordt ingegeven door evenementen of jubilea die een bepaald thema in de schijnwerpers zetten en daardoor naar verwachting publiciteit genereren. Was dat in 2011 het door de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) gekozen thema Superhelden, volgend jaar is uitgeroepen tot landelijk themajaar van de Historische Buitenplaats. Daarom is ook over dit venster een lesprogramma gemaakt. In een buitenplaats bij de school in de omgeving wordt de klas opgewacht door een acteur die in de rol van jonkvrouw of van dienstbode met de leerlingen communiceert. Via theatraal spel worden de kinderen uitgedaagd zich in te leven in een historisch personage. Ook bij dit programma horen aanvullende lessuggesties, een muziekles en een beeldende les. In 2012 is het bovendien 400 jaar geleden dat de Beemster werd drooggelegd. Dus ook over dat venster komt een programma beschikbaar. En verder Stichting Kunstkrul krijgt het druk, want in 2013 is het dubbel feest. Het is dan vier eeuwen geleden dat het centrum van Amsterdam werd uitgebreid met de grachtengordel. Bovendien is het dan 200 jaar geleden dat er voor het eerst sprake was van een eenheidsstaat: het Koninkrijk der Nederlanden was een feit. Hoog tijd dus om aandacht te besteden aan koning Willem I!
erfgoed mensen kan verbinden en
Uitgelicht Centraal cultuurpunt
gemeenschappen motiveren. Maar hoe
En ook 2014 zal niet ongemerkt voorbijgaan. Want al heeft de Eerste Wereldoorlog niet in Nederland plaatsgevonden, en hebben andere landen vele malen meer onder de ‘grote oorlog’ geleden, toch waren er ook voor Nederland ingrijpende gevolgen. En in 2015 tenslotte, is het 70 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog voorbij was. Ook dat lustrum zal de nodige aandacht krijgen. Voor de financiering van de ontwikkelkosten van alle programma’s probeert Stichting Kunstkrul fondsen te interesseren. Op die manier kunnen de deelnamekosten voor scholen zo laag mogelijk worden gehouden. Het gaat dan vooral om betaling van de daadwerkelijke kosten van het programma. Volgens Maaike Duijn zijn die uitgaven een aanrader: ‘Via zo’n project maak je geschiedenis levend. Want ook al vinden wij op school geschiedenis echt belangrijk, voor leerlingen is het vak al gauw saai. En Kunstkrul zorgt voor een goede organisatie, voor goede instructie en voor goede mensen. Ik zou dus tegen alle andere scholen willen zeggen: Doen!’ Ga naar www.canonhelden.nl en naar www.kunstkrul.nl voor meer informatie. Melissa de Vreede is senior projectleider bij Cultuurnetwerk Nederland.
bouw je in de praktijk bruggen tussen
Welke bijdrage kan een ‘centraal cultuurpunt’ leveren aan de interne cultuur-
erfgoed en de maatschappij? Hoe laat je
coördinator van de basisschool voor de ontwikkeling en verankering van
mensen met veel verschillende invals-
cultuureducatie in het primair onderwijs? Bij de beantwoording van deze vraag
hoeken samenwerken aan een dyna-
komt onder meer aan de orde welke taken voor de functie Interne Cultuur
misch erfgoed? En in welke mate kun-
Coördinator worden omschreven en welke taken er daadwerkelijk uitgevoerd
nen sociaal-agogische praktijken hierbij
worden. Ook is er onderzocht of er sprake van samenwerking met de culturele
een inspiratiebron zijn? In de publicatie
instellingen en waaruit die samenwerking dan bestaat.
zijn ook interviews opgenomen met
Bovenschoolse coördinatie cultuureducatie po: welke bijdragen kan een
onder meer medewerkers van verschil-
centraal cultuurpunt leveren aan de Interne Cultuur Coördinator voor de veran-
lende musea, archieven, scholen,
kering van cultuureducatie in het primair onderwijs? / E. Velthuis, 2011. 122 pag.,
kunstenaars, sociaal-cultureel werk en
Masterscriptie Artez Hogeschool voor de Kunsten, Zwolle, Master
beleidsambtenaren.
Kunsteducatie.
Makelaardij in erfgoed: praktijkkennis voor bruggenbouwers / F. Vantomme
Kunstaanbod voor mensen met een beperking
Kunstbeschouwing
Lindenberg, hoe de sleutelfiguren
Hoe kun je de uiterlijke verschijnings-
(schoolbestuurders, directeuren, locatie-
Een grote groep Nederlanders met een
vormen van kunstwerken systematisch
coördinatoren en interne cultuurcoördi-
beperking heeft niet altijd vrije toegang
onderzoeken? In tien hoofdstukken wor-
natoren) op de brede scholen over die
tot het actieve kunstaanbod. Het is daar-
den beeldaspecten behandeld als: mate-
kwaliteit oordelen, en hoe de sleutel-
om van belang dat overheden, instellin-
riaal en techniek, afmetingen en kader,
figuren meer marktwerking gerealiseerd
gen en kunstenaars verbetering in deze
ruimte, licht, kleur, beweging, standpunt
willen zien.
situatie brengen. Om hierin een eerste
en plaatsing, waarneming en abstractie.
Cultuureducatie op brede scholen: een
stap te doen heeft het sectorinstituut
Hardop kijken: een inleiding tot de kunst-
inventariserend onderzoek over de vraag
amateurkunst Kunstfactor in samen-
beschouwing, A. de Visser, Nijmegen:
of meer marktwerking op dit vlak tot
werking met stichting Special Arts, de
Sun, 2009, 156 pag., ISBN 978-90-
kwaliteitsverhoging kan leiden,
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
61682516
Gemeente Nijmegen, Afdeling
(et al.), FARO, 2011, 120 pag.
(VNG) en Vereniging Gehandicaptenzorg
Onderzoek en Statistiek, Nijmegen:
Nederland (VGN) een publicatie samen-
Gemeente Nijmegen, 2010, 28 pag.
gesteld met informatie over podium-
Digitale versie: www2.nijmegen.nl/
kunst beoefend voor en door mensen
mmbase/attachments/1030275/
met een handicap. Het geeft een indruk
R20101117IS_tkn07_Onderzoek_cultuur-
van de diversiteit, de kwaliteit en de
educatie_Brede_Scholen.pdf
spreiding van het aanbod. Tevens bevat
Illustratietechnieken
het boek artikelen die een aanzet geven
Freinetscholen besteden veel aandacht
Cultuurnetwerk Nederland selecteert
tot discussie over thema’s als kwaliteit,
aan de presentatie van het werk dat de
jaarlijks een aantal projecten die extra
inclusie, zichtbaarheid en randvoorwaar-
kinderen maken. De teksten die ze schrij-
Invloed van muziek op de hersenen
aandacht verdienen. Het zijn goede voor-
den. Geschikt voor beleidsmakers,
ven worden geïllustreerd met tekenin-
Wetenschappers hebben stijgende
beelden van projecten die culturele instel-
theatermakers, kunstopleidingen en
gen. Om leerkrachten in het basisonder-
belangstelling voor de invloed van
zorginstellingen. Het boek heeft een
wijs te helpen bij het werken met
muziek op de hersenen. Het
index op naam, discipline en provincie.
illustratietechnieken is een praktisch
Erkend talent: podiumkunsten voor en
overzicht van achttien veel toegepaste
Onderzoek marktwerking
wetenschapsjournalist Mark Mieras om
door mensen met een handicap / A. van
illustratietechnieken gemaakt. De auteur
Kan meer marktwerking leiden tot kwali-
het meest recente onderzoek op een rij
den Kieboom (et al.), T. de Rooij (auteur
legt uit hoe leerlingen tot mooi geïllus-
teitsverhoging? Dat was één van de
te zetten. De voorlopige conclusies uit
van voorwoord), K. de Vos (auteur van
treerde eindversies van hun teksten
vragen die onderzoekers stelden aan de
het onderzoek: zingen en musiceren
inleiding), Utrecht: Kunstfactor en
kunnen komen en wat het aandeel van
twaalf Brede Scholen die geld ontvingen
ondersteunt de ontwikkeling van sleutel-
Special Arts, 2010, 165 pag., ISBN 978-
meester en juf is.
van de gemeente Nijmegen voor het
vaardigheden als luisteren en lezen en
90-8857-005-6
Mooi werk: tekst en beeld vullen elkaar
ontwikkelen van cultuureducatieprojec-
stimuleert de emotionele intelligentie.
aan, J. Tans, J. Bakermans (medewer-
ten. En wat zijn de effecten van meer
Wat muziek doet met kinderhersenen,
Brug tussen erfgoed en maatschappij
ker), Nij Beets: Freinetbeweging, 2011,
keuzevrijheid bij de scholen bij het inhu-
M. Mieras, Jeugdcultuurfonds, 2010, 8
127 pag., ISBN 978-90-70961-00-8.
ren van een aanbieder van deze cultuur-
pag. Digitale versie: www.jeugdcultuur-
Het boekje Makelaardij in erfgoed: prak-
Digitale verkorte versie: http://praktijk.
lessen? Naast deze vragen onderzocht
fonds.nl/ul/cms/fck-uploaded/docu-
tijkkennis voor bruggenbouwers gaat uit
freinet.nl > Vrije expressie > illustratie-
de gemeente Nijmegen ook de kwaliteit
ments/muziek%20en%20kinderherse-
van de veronderstelling dat cultureel
technieken.pdf
van het Huis voor de Kunsten de
nen%20def.pdf
lingen hebben ontwikkeld voor het onderwijs. Ga voor meer informatie naar www.projectloketcultuur.nl > onderwijs [+ bijzondere projecten].
Jeugdcultuurfonds Nederland vroeg
Alle vermelde publicaties zijn uitleenbaar en te vinden in de bibliotheek van Cultuurnetwerk Nederland, expertisecentrum cultuureducatie. Deze bibliotheek met complete collectie kunst- en cultuureducatie is op werkdagen openbaar toegankelijk. Meer informatie en online catalogus: www.cultuurnetwerk.nl/bibliotheek, e-mail:
[email protected], (030) 2361200.
36
december 2011
Van Gogh op iPad Stichting van Gogh Brabant maakt app Thea Vuik
Onlangs heeft Stichting Van Gogh Brabant de app Explore Vincent op de markt gebracht, die het leven van Van Gogh op een speelse manier probeert te visualiseren. Helaas (nog?) alleen voor de iPad. De meesterwerken van Vincent van Gogh zijn over de hele wereld verspreid geraakt, maar de wortels van zijn werk liggen in Brabant. In deze provincie werd Vincent van Gogh geboren en groeide hij op. Vandaar dat Stichting Van Gogh Brabant de aandacht wil richten op de Brabantse jaren van Van Gogh en de invloed ervan op zijn verdere carrière. Stichting Van Gogh Brabant wordt gefinancierd door de provincie Noord-Brabant (www.brabant.nl) in het kader van 2018Brabant (www.2018brabant.eu). Het programma van deze stichting sluit namelijk perfect aan bij de ambitie van de provincie om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden. In de app figureren de vijf Brabantse gemeentes die een unieke band met Van Gogh hebben. De eerste gemeente is Zundert, daar werd Van Gogh geboren en groeide hij op. In Tilburg kreeg hij les van een beroemd tekenleraar. In Etten tekende hij zijn eerste modellen en oefende hij zijn ‘tekenknuist’ op het Brabantse landschap en in Nuenen maakte hij zijn eerste grote
37
PO VO
@web Livebinders
meesterwerk De Aardappeleters. Als laatste het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch, dat een waardevolle collectie schilderijen bezit uit zijn Brabantse periode. Explore Vincent neemt uiteindelijk Van Goghs hele leven onder de loep, dus niet alleen het Brabantse stukje. De app bestaat uit drie lagen. Vincents Verhaal is de rode draad en geeft een beeld van Van Goghs leven. In deze laag kunnen uitstapjes gemaakt worden naar Vincents Werk op de betreffende locatie, en naar Vincents Tijd voor een (kunst)historische verdieping op het verhaal. Je kunt door het menu scrollen door er horizontaal overheen te swipen. Je kunt door de app heen bladeren: in de verhaallijn swipe je naar links of naar rechts om een stapje verder of terug te gaan. Daarnaast kun je omhoog swipen om naar Vincents Tijd te navigeren en naar beneden om naar Vincents Werk te navigeren. Een lollige manier van interactief leren door animaties, games en feiten met elkaar te combineren. De app is voor € 1,59 te downloaden bij de iTunes Appstore, maar op de vijf Brabantse locaties zijn speciaal hiervoor ontwikkelde iPad-kasten geplaatst die een groep bezoekende kinderen van voldoende iPads kan voorzien. Te vergelijken met de inmiddels op scholen aardig ingeburgerde laptopkarren.
Je Theo De app Explore Vincent is geschikt voor primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. In de iTunes Store is een andere app te downloaden die geschikter is voor wat oudere leerlingen. Het uitgangspunt is hier de briefwisseling tussen Vincent en zijn broer Theo. Je Theo is gratis te downloaden en is - naast de iPad - ook geschikt voor de iPod en de iPhone. Met deze app - waarin een keur aan filmpjes, audiofragmenten en afbeeldingen - heeft het Van Gogh Museum een waardig opvolger uitgebracht!
Thea Vuik
Het lijkt wel een zich repeterend thema te gaan vormen: de chaos waarin we ons leven leven. In Facades (@Web Kunstzone 7/8-2010, pagina 47) besprak ik de mogelijkheden van Evernote: het programma dat allerlei informatie online kan opbergen. Dit gaat echter nog te veel wiskundig en te weinig beeldend, waardoor ik al gauw afhaakte. Totdat ik op het nieuwe programma Livebinders stuitte en weer nieuwe mogelijkheden zag om tot die felbegeerde ordening te komen. In feite is Livebinders een soort online map waarin je foto’s, video’s, tekst en links kunt opnemen. Maar het programma biedt meer, want je kunt het bijvoorbeeld delen met medegebruikers. Als je de link van die digitale ordner doorspeelt (plus toegangscode) kan iemand anders er ook gebruik van maken. Stel je voor: je wilt een opdracht geven aan je leerlingen. Je bundelt zoveel mogelijk informatie in je map. Netjes gerangschikt door middel van tabbladen. Het kan een bundeling zijn vanuit diverse bronnen: afbeeldingen uit je documenten, websites, PDF’s, filmpjes, tekst door het uploaden van een Worddocument of door het gebruiken van de ingebouwde teksteditor. Je kunt een passende afbeelding op de cover van je ordner plakken en je kunt zoveel mogelijk tabbladen (en subtabbladen) maken als je maar wilt. Op deze manier geef je je leerlingen een schat aan passende informatie waarmee ze zo aan de slag kunnen. Livebinders is prima te gebruiken om informatie over een onderwerp te bundelen als je ergens een werkstuk over gaat schrijven, of een praktische opdracht moet maken. Maar ook als je geen werkstukken hoeft te schrijven, is Livebinders een handig instrument om verschillende materialen te bundelen, zoals voorbereiding op je lessen bijvoorbeeld. En dan is het helemaal makkelijk als je collega’s of leerlingen daar ook gebruik van kunnen maken en het zelfs kunnen aan-/bijvullen. Of gebruik het gegeven eens om een Web 2.0-klassenopdracht te formuleren: ‘Maak een binder over een kunstenaar die je bewondert’. Het wordt je erg gemakkelijk gemaakt als je de speciale LiveBinder It-bladwijzer aan de browserbalk plakt. Als je op een interessante website stuit die je wilt bewaren, hoef je alleen maar op dit logootje te klikken. Je voert vervolgens in waar je het precies wilt opbergen en het gebeurt gewoon, zonder onnodig heen-en-weer te schakelen tussen verschillende sites. Echt waar, mogelijkheden te over. Dan heb ik nog niet eens gehad over het maken van een (digitaal) portfolio, waarvoor Livebinders ook heel geschikt is. Laat je dus niet zomaar afschrikken door de onbekendheid van alweer zo’n noviteit. Ga maar eens naar www.livebinders.wordpress.com/2009/11/09/10-great-ways-that-educators-are-using-livebinders, want de site van Livebinders staat vol met (video)tutorials die ervoor zorgen dat je het online programma snel onder de knie hebt. Bovendien is op de site een keur aan interessante binders te vinden. Makkelijk als je de zoekfunctie gebruikt en natuurlijk weet wat je wilt zoeken. Want de bibliotheek groeit met de minuut, misschien wel (onder ons gezegd) omdat de gemaakte binders standaard op het net worden gezet. Of je moet expliciet aangeven dat het voor personal use is. Pas dan kun je het buiten de wijde wereld om helemaal geordend voor jezelf houden. Ga voor meer informatie naar www.livebinders.com.
38
december 2011
39
hbo
Drie dansende, wilde mannen op een motor Recensie Paard van Troje Paul Rooyackers
Paard van Troje was een dansvoorstelling door De Movers, een drietal zeer ervaren dansers die hebben gewerkt met niet de minsten… om er maar een paar te noemen… Jiri Kylian, Hans van Manen, William Forsythe, Ohad Naharin, Ed Wubbe, Nacho Duato, Itzik Galili. Een drietal woeste dansers die zichzelf blijkbaar liever De Movers noemden dan dansers. En terecht was dat zeker, want het waren ‘movers’ die op een prachtige, multifunctionele Suzukimotor naast dansbewegingen allerlei ‘moves’ maakten die niet alleen binnen de dans zouden vallen als men het zou moeten classicificeren. De Parade, het rondtrekkend festival, haalde dit jaar een openluchtact in huis die hoge ogen gooide als het ging om dans en entertainment.
Foto’s: Karlijn Muller
Yvonne Lebbink
Skills21 | Kunstonderwijs en 21e-eeuwse vaardigheden Discussie in december 2010 in de groep Cultuureducatie op LinkedIn over wat de kunstvakken kunnen bijdragen aan de vaardigheden van de 21ste eeuw leverde het symposium Skills21 op. Na een live-brainstorm volgde de organisatie door Cultuurnetwerk.nl en Fontys Hogeschool voor de Kunsten te Tilburg. Het symposium werd gehouden op 7 oktober 2011 in Tilburg, als eerste in een nieuwe reeks, want Skills21 zijn van belang voor het onderwijs! Als doelgroep werden alumni (minder dan 6 jaar) van de kunstvakdocentenopleidingen en masters kunsteducatie gekozen. Het dagprogramma werd ingevuld met keynotespreker Joke Voogt en een ochtend- en een middaggedeelte met introducties door de workshopleiders, zodat je van alles minstens een impressie kreeg, en daarna de workshops zelf. Studenten, docenten, jong van leeftijd en/of ‘afstudeerdatum’ kwamen er op af, geïnteresseerd en leergierig. Discussienota 21st century skills Joke Voogt, onderwijskundige aan de Universiteit Twente: ‘Kunstvakken hebben een cruciale rol bij de implementatie van deze skills in het onderwijs’. Jongeren worden opgeleid voor beroepen die nu nog niet bestaan in onze naar kennis- en netwerkmaatschappij veranderde
samenleving. Dat vraagt van hen veel flexibiliteit en wereldwijd denken. Dat vraagt naast vaardigheden ook de juiste houding en kennis. Internationaal is er veel belangstelling voor deze thematiek. Joke deed voor Kennisnet een uitgebreide literatuurstudie en presenteerde in Tilburg een raamwerk van vaardigheden. Samenwerken, burgerschap, communicatie en ICT-geletterdheid vormen de binnenring. Deze zijn nodig en worden voornamelijk instrumenteel ingezet. Probleemoplossen, kritisch denken, productiviteit en creativiteit vormen de buitenring. Deze buitenring is uitdagender en belangrijker. Voeg de implementatie van de buitenring toe aan het curriculum! Daarvoor is vakinhoudelijke kennis nodig die kunstvakdocenten bezitten. ‘Kernvakken, 21st century skills en interdisciplinaire thema’s moeten worden bepaald, uitgaande van wat al onderwezen wordt op de scholen. Koppelingen tussen kernvakken, 21st century skills en actuele thema’s moeten worden geëxpliciteerd om duidelijk te maken hoe de ‘nieuwe’ vaardigheden geïntegreerd worden in het curriculum.’ Met een sleutelrol voor de docent bij deze onderwijsvernieuwing. Inspirerende Skills21-workshops Productief: - Michiel Koelink over Easyware: makkelijk bereikbare technologie inzetten voor een sterk lesidee.
- Melissa Coleman met Electronisch textiel: integratiemogelijkheden van verschillende materialen, relatie menselijk lichaam en technologie. Receptief: - Ed Santman en Jos Zandvliet met PEETA (Personal Effectivenes and Employability skills Through the Arts): een Europees project waarin kunstonderwijs gebruikt wordt om ‘soft skills’ aan te leren. - Pam Emmerik met Kunstenaarschap in de 21e eeuw: goede combinatie van zelfinzicht hebben en je breed maatschappelijk inzetten. Reflectief: - Soheila Najand met Skills en culturele vorming: kunst is veelzijdig en complex, net als het moderne leven, kunst helpt de balans te vinden tussen individuele vrijheid en verantwoord functioneren in de maatschappij. - Justin Waerts met Kunst: sociaal of ontoegankelijk?: kunsteducatie als zoektocht tussen autonome kunst en de mens als sociaal wezen, kunstdocent als bemiddelaar tussen vreemd kunstwerk en de sociale skills. Vervolg Op 8 oktober 2012 is de vervolgdag, op NHL Hogeschool in Leeuwarden in samenwerking met Hanzehogeschool Groningen. In de tussentijd vindt u op www.cultuurnetwerk.nl/skills21 een uitgebreid verslag van 7 oktober 2011 en andere informatie over Skills21.
Paard van Troje Er werd op een oppervlak van 25 vierkante meter woest gereden met een motor die speciaal voor deze streetdance aangepast en gemodificeerd was. Het Paard van Troje kennen we uit de Griekse oudheid en stond voor een verras-
sende ontknoping waardoor de vijand verslagen werd. Bij deze voorstelling werd het publiek verslagen door de verrassingen die het drietal in petto had. Volgens Kevin, een van de dansers, staat het paard hier voor de motor, de paardenkracht voor paard en wagen die samen - er is een zijspan bevestigd aan de motor - drie dansers laten voortbewegen met gevaar voor eigen leven. Het drietal - Kevin Polak, Miquel de Jong en Ryan Lawrence - heeft al een professioneel dansverleden bij gerenommeerde dansgroepen achter de rug en werd met Paard van Troje beloond met de Publieksprijs Buitenkans 2011. Het maakproces Kevin: ‘Na opgedane ervaringen met Hondengeluk de afgelopen drie jaar, zagen we dat straattheater een geheel ander genre is dan een optreden in een theater. Het moet snel gaan, buiten valt verstilling met alle ruis eromheen weg, je moet contact maken met publiek, je zult onverwachte momenten moeten scheppen en het overdrijven van karakters werkt daarom goed.’ Aan deze ingrediënten moest het dansstuk voldoen om het geschikt te laten
zijn voor een openluchtoptreden tijdens een drempelloos en theatraal festival als De Parade. De dansers doken de studio van danshuis Station Zuid in om een verhaallijn rond een motor te creëren. ‘Er is veel gelachen en gescholden. Prachtige ideeën zijn gesneuveld, maar schitterende vondsten konden daardoor ook weer ontstaan,’ aldus Kevin. ‘Het was een intense rit, waar we van choreografen tot motormonteurs zijn gegaan. We hebben alle gadgets zelf geïnstalleerd, muziek ge-edit, kostuums uitgezocht, noem maar op.’ Zelfs de broeken die brandveilig moesten zijn, gezien hun wilde act op, rond, onder, naast, tegen de dampende en rokende motor, moesten bewegingsvriendelijk en theatraal zijn en in het merk G-Star vonden ze wat ze daarvoor konden gebruiken. Vijfentwintig minuten boeiende en humoristische straatdans - want dat was het - waarbij willekeurige bezoekers meegenomen werden op een wilde rit langs nog niet ontdekte paden, het leven tegemoet, ver weg van alle conventies, en op naar de horizon. De laatste jaren is amateurdansend Nederland vooral bezig met streetdance, maar dit was pas echte professionele straatdans!
40
december 2011
41
PO VO
Paul Rooyackers
Werkstuk van Roomburg-leerling
Werkstuk van St. Joseph-leerling
Homepage van Circus Boerhaave - www.circusboerhave.nl
Apparaten Circus Boerhaave Virtueel museum voor Museum Boerhaave!
Werkstuk van Weerklank-leerling
Yvonne Gallagher
Donderdag 28 april jongstleden opende wethouder Frank de Wit, wethouder van onderwijs van Leiden, de bijzondere tentoonstelling Apparaten Circus Boerhaave. Jongleurs, leeuwen, romantische danseresjes en gedresseerde apen, komt dat zien in Museum Boerhaave. Het hooggeëerd publiek werd vanaf vanaf 29 april getrakteerd op een spetterende tijd in deze tentoonstelling Apparaten Circus Boerhaave en beleefde een moderne variant op een oude traditie: wetenschap en techniek als amusement! Sinds februari jongstleden hebben zo’n 2000 leerlingen van Leidse basisscholen onder leiding van 50 studenten van ROC Leiden samen bijna 1000 vrolijke apparaten gebouwd. Een moderne variant op een oude traditie: techniek als amusement. De wonderbaarlijke
automaten van het Engelse Cabaret Mechanical Theatre waren de inspiratiebron voor de leerlingen om zelf allerlei kleine apparaten te bouwen die met de hand tot leven gewekt worden. De fantastische apparaten, gebouwd door leerlingen van 6 t/m 12 jaar, zijn voor de hele wereld te zien in het virtuele museum www.circusboerhaave.nl. Dit virtuele museum is gebouwd en ingericht door Wouter ten Bosch en Allard van Duyn van het Da Vinci College Kagerstraat. Het is geheel gebouwd in php en html. Zij werden ondersteund door de fotografen Erik Wiedenhof en Ken Voskuil die vorig jaar het Da Vinci College verlieten. Erik en Ken gingen op pad naar twaalf Leidse basisscholen en fotografeerden zo’n 1000 werkjes. Het is uniek dat de leerlingen van Da Vinci College de kans kregen hun droom te verwerkelijken om zo’n bijzondere website te mogen bedenken en maken voor
een culturele instelling als Museum Boerhaave. In nauwe samenwerking met het Technolab Leiden en Museum Boerhaave stond er na drie maanden hard werken een prachtig interactief virtueel museum! De wethouder en de directeur van Museum Boerhaave roemden tijdens de opening de kwaliteit en de inzet van de leerlingen van het Da Vinci College. Een jongetje van het Lucas van Leyden rende tijdens de opening naar Wouter en Allard om zijn moeder alvast trots zijn meesterwerk online te laten zien. Hij kijkt verwonderd naar zijn bewegend geanimeerd geknutseld apparaat. Een selectie van 250 apparaten was van 19 mei t/m 4 september te zien in Museum Boerhaave te Leiden. Deze tentoonstelling werd feestelijk geopend door Jan Jaap de Haan, wethouder cultuur, werk en inkomen van Leiden. Van alle
Werkstuk van Woutertje Pieterse-leerling
scholen die apparaten bouwden, kwamen groepen leerlingen om te helpen hun eigen tentoonstelling feestelijk te openen in de binnentuin van het Museum. Apparaten Circus Boerhaave werd bedacht en georganiseerd door Technolab Leiden in samenwerking met Museum Boerhaave en het Da Vinci College. Mail voor meer info naar Yvonne Gallagher:
[email protected].
Ik weet hoe een muisje danst… Recensie Kunst is hard werken Kunst is keihard werken is een publicatie van de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR), de grote educatieve culturele stichting die in de loop der jaren veel knowhow heeft opgebouwd over hoe docenten en sociaal cultureel werkers om moeten gaan met geïntegreerde kunsteducatie op de brede school. In kunst in keihard werken vertellen kunstdocenten, brede school-coördinatoren, schooldirecteuren en kinderen over hun ervaringen met kunstonderwijs in de verlengde leertijd op brede scholen in Rotterdam. En het moet gezegd worden: het is een opsomming van ervaringen. Ondanks de bezuinigingen blijkt cultuureducatie een steeds belangrijkere plaats in te nemen in het onderwijs. De brede school is daarbij natuurlijk een belangrijke stimulans geweest. De combinatiefuncties cultuur en sport zijn voorbeelden van landelijke impulsen op dit gebied. In Rotterdam stimuleert de gemeente iedere school om brede school te worden. Leertijdverlenging is daarbij een speerpunt. In het boek wordt verslag gedaan van de opbrengsten en meerwaarde van goed partnerschap en van de problematiek waarmee kunstvakdocenten en leerkrachten geconfronteerd worden. Zo komen de randvoorwaarden om kunsteducatie duurzaam te verankeren aan bod, en het altijd maar aanwezige probleem om termen uit de kunstsector helder te maken voor iedere partij in deze. Want is het nu
kunsteducatie of cultuureducatie? Is het kunstonderwijs of kunstzinnige vorming? In Rotterdam is ook gekeken naar wat een brede school zou moeten inhouden. Men richt zich op de VDA’s (de Volledig Dag Arrangementscholen). ‘Elke school is anders van signatuur, wat leg je uit en hoe’, aldus Anna van der Goot die projectleider in deze was. Voordeel van dit project is natuurlijk dat vooral kinderen die in eerste instantie niet met kunst en cultuur in aanraking kwamen, nu bereikt werden. En (de staatssecretaris van cultuur zou dit rapport ook eens tot zich moeten nemen) kunstlessen zorgen voor meer zelfvertrouwen, het is ‘goud voor kinderen,’ aldus een schoolleider. De scholen die meedoen aan het project, staan vermeld in het boek, en eventueel kan daarmee contact worden opgenomen; er is intussen genoeg kennis opgebouwd sinds in 2006 werd gestart met dit project. Al jaren wordt op deze manier keihard gewerkt aan een modus om kunst te kunnen introduceren binnen de school. Het is te hopen nu de bezuinigingen ons om de oren meppen, dat mensen als juffrouw Willeke nog steeds zullen blijven genieten van hun verwondering, gezien haar uitspraak: ‘Het is eigenlijk bizar dat je bij speelgoed voor de oren nauwelijks let op hoe het klinkt.’ Naast deze publicatie, die vooral voor subsidiegegevers en voor intern gebruik op school interessant is, is het SKVR grootproducent als het gaat om publicaties aangaande kunstvakken. De publicatie is te bestellen via www.skvr.nl/onderwijs.
42
43
december 2011
Actief met CKV De Stercke Stadt Breda is een
Primair en voortgezet onderwijs >
individuele krachten te bundelen, ontra-
Driekoningen en Pinksteren. De tentoon-
maken ze geen bezwaar, want ze zouden
Terneuzen, Tilburg, Vlissingen en
Ondersteuning muziekeducatie, Het
felen de leerlingen gezamenlijk het
stelling zal uit ongeveer vijftig schilde-
Dudok Dependance en Dudok Rondleiding is een permanente ten-
wet. Daarnaast bevat het een voorberei-
tentoonstelling over de wapenfeiten in
dende les op de ontmoeting met een ex-
zich geen betere farao kunnen wensen.
Zwolle. Het Bolshoi Theater, opgericht in
de Tachtigjarige Oorlog. De Stercke
Concertgebouw Amsterdam
geheim van de mummies! De game is
rijen bestaan en werk omvatten van
toonstelling in het Raadhuis van
gedetineerde. Een interessante uitbrei-
Bij de voorstelling HATS! heeft Orkest
1776, staat symbool voor de Russische
gratis te downloaden via de website en
onder andere Frans Hals, Frans Pieterz.
Hilversum (1931), het wereldberoemde
ding van het programma is De Elektrici-
MaxTak een lessenserie ontwikkeld,
cultuur en tradities. Het is wereld-
is geschikt voor leerlingen vanaf 11 jaar.
de Grebber, Dirck Hals, Willem
monument van Willem Marinus Dudok
teitscentrale. Dit is bijzonder industrieel
waarin kinderen zelf intensief aan de
beroemd door zijn producties van het
Breda in de Tachtigjarige Oorlog. Naast
Architectuur-/stadswandelingen voor het PO in Amsterdam
Mummies! Het ontrafelde geheim is te
Buytewech, Esaias van de Velde, Jan
(1884-1974), over het werk en het leven
erfgoed. In 1912 werd die in gebruik
slag gaan met materiaal uit de voorstel-
hoogste niveau. Met een repertoire dat
een groot model van het Turfschip van
geven ook een educatief beeld van de
zien tot en met 29 januari 2012. Sir
Steen, David Vinckboons, Jan Miense
van deze architect. Dudok heeft als
genomen om stroom te leveren voor de
ling. HATS! is geschikt voor kinderen
uiteenloopt van nationale klassiekers en
Breda en zijn bemanning, maquettes van
hoofdstad. Amsterdam heeft een rijke
Stanley Spencer. Schilderkunst tussen
Molenaer, Cornelis Dusart, Richard
gemeente-architect een grote stempel
houtzagerij en meubelmakerij van het
van 4 t/m 7 jaar en wordt uitsluitend op
internationale meesterwerken tot
het kasteel van Breda en de vestingstad
geschiedenis en dat kun je zien aan de
hemel en aarde begeleidt de leerlingen
Brakenburgh, Pieter de Molijn en Pieter
gedrukt op Hilversum. Niet alleen door
ambachtscluster. Er staan twee moto-
scholen gespeeld.
nieuwe producties neemt het ook in de
worden er belegeringskaarten, schilde-
historische gebouwen in de binnenstad.
langs de werken van Sir Stanley Spencer
Codde. Educatie: Klassen kunnen deel-
zijn gebouwen, maar ook door zijn
ren, een turfgestookte motor en de
www.maxtak.nl > Voorstellingen > Hats!
moderne Russische samenleving een
rijen, tekeningen en wapens uit deze
Vaak hebben deze gebouwen een nieu-
(1891-1959). Hoe ziet de hemel op aarde
nemen aan een audiotour Feestrumoer
stedenbouwkundige plannen. Er is aan-
Kromhout dieselmotor uit 1928. Na
belangwekkende periode in de geschie-
we functie gekregen. In het project
eruit? Wat is goed en wat is kwaad? Op
in het museum. Met de audiotour bekij-
dacht voor de restauratie, het materiaal-
restauratie is deze laatste weer in staat
Het Kleine Weeshuis is een nieuwe
brengt het Bolshoi Ballet vanuit Moskou
denis van Breda tentoongesteld. De
MOOI BEWAARD van ARCAM onderzoe-
welke plek voel jij je thuis? Deze vragen
ken de leerlingen in kleine groepjes een
gebruik en het interieur van het
om te draaien. Dit programma duurt 30
multidisciplinaire, interactieve kinder-
de topproducties naar de bioscopen.
relatie van de stad met het huis Oranje-
ken leerlingen van de bovenbouw van
komen aan bod in het educatieboekje en
aantal schilderijen, met opdrachten-
raadhuis. Groepen kunnen op afspraak
minuten, inclusief rondleiding. Voor de
tentoonstelling. Voor deze unieke
De balletten worden speciaal voor de
Nassau gedurende deze periode vormt
het primair onderwijs vijftien
talrijke aspecten van het leven komen in
boekje. De tour duurt 60 minuten en is
een rondleiding boeken. Ook zijn er edu-
bovenbouw van het voortgezet onder-
tentoonstelling werden verschillende
bioscoopschermen met tien camera’s
een rode draad in de nieuwe opstelling.
Amsterdamse musea en de geschiede-
Spencers werk samen: liefde, seksuali-
voor de brugklassen. Leerlingen kunnen
catieve projecten voor scholen. Museum
wijs is een Kijkwijzer beschikbaar, waar-
disciplines gebundeld, zodat de wereld
gefilmd in HD en met 5.1 Surround
Er zijn educatieve programma’s.
nis van hun gebouw. Het project kan
teit, dood, religie, werkelijkheid en
ook deelnemen aan de interactieve
Hilversum biedt naast verschillende
mee leerlingen zelfstandig en individu-
van een Amsterdams weeskind in de
Sound. Met geavanceerde transmissie-
www.breda-museum.nl, Breda Museum
zelfstandig door de school uitgevoerd
fantasie. Sir Stanley Spencer is een
wandelingen. Leerlingen bekijken samen
Dudok-rondleidingen ook rondleidingen
eel het museum kunnen bezoeken.
17e eeuw met alle zintuigen ervaren kan
technieken worden de voorstellingen
worden. Het lespakket bestaat uit een
unieke overzichtstentoonstelling van
met een museumgids een aantal schil-
langs Oude en Nieuwe bouwstijlen in
Let op: de Kijkwijzer kan NIET tijdens
worden. Het Kleine Weeshuis is geen
per satelliet live de wereld over
Amsterdam Concertgebouw Educatie werkt overtuigd en enthousi-
lesbrief, een CD-ROM met onder andere
een van de belangrijkste Britse schilders
derijen uit de collectie. De museumgid-
Hilversum en langs verschillende gebou-
groepsbezoek gebruikt worden. Met de
doorsnee museumpresentatie gewor-
gestraald. Data: 11 maart 2012, 16.00
opdrachtenkaarten en dertig gebouwen-
uit de twintigste eeuw. De tentoonstel-
sen zijn er sterk op gericht de leerlingen
wen op het Media Park. Tevens kunnen
Wandelwijzer verkennen de leerlingen
den, want de bezoeker wordt onderdeel
uur: Le Corsaire (Adolphe Adam/Marius
ast mee aan de culturele ontwikkeling
boekjes. Extra: bij dit project wordt een
ling is te zien tot en met 15 januari 2012.
erbij te betrekken. Doelgroep: alle klas-
er ook rondleidingen op maat worden
de omgeving van het museum te voet.
van het verhaal. De structuur van dit
Petipa); 29 april 2012, 17.00 uur: The
van kinderen. Meer dan 30.000 leerlin-
gratis rondvaart aangeboden door
www.kunsthal.nl > EDUCATIE, Kunsthal
sen. Er worden ook verschillende work-
gemaakt.
Tijdens een wandeling van 30 tot 45
verhaal heeft de vorm van een speur-
Bright Stream (Dmitry Shostakovich/
gen ontdekken hier ieder jaar de indruk-
rederij Canal Company! Dit project is het
Rotterdam
shops gegeven: Join the Party, Drama
www.museumhilversum.nl >
minuten komen de leerlingen langs een
tocht. De kinderen krijgen via een tag-
Alexei Ratmansky) en 24 juni 2012, 17.00
wekkende wereld van klassieke muziek,
resultaat van een samenwerking tussen
Workshops, een Ontwerpworkshop. Het
Architectuur > Dudok Dependance,
groot aantal interessante historische
systeem een rol toebedeeld en worden
uur: Raymonda (Alexander Glazunov/
wereldmuziek en jazz. Voor scholieren in
ARCAM en het Allard Pierson Museum.
De Gouden Eeuw viert feest in
educatieve programma en de kijkwijzers
Hilversum Museum
plaatsen in Veenhuizen. Zowel de
verleid de hoofdpersoon stiekem te
Yuri Grigorovich)
het voortgezet onderwijs zijn program-
www.arcam.nl, > EDUCATIE > VOOR
het Frans Hals Museum deze winter.
zijn te downloaden. Het programma
Wandelwijzer als de Kijkwijzer zijn gratis
helpen zonder gezien te worden door de
www.pathe.nl/special/ballet
ma’s samengesteld waarbij zij door mid-
DOCENTEN, Arcam Educatie
Feesten waren destijds een bijzonder
duurt tot en met 6 mei 2012.
Gevangenismuseum biedt lesstof-
te downloaden.
bewoners. Ze moeten opdrachten
del van workshops worden voorbereid
Amsterdam
populair onderwerp. Schilders als Jan
www.franshalsmuseum.nl >
vervangende en veelal vakoverstijgende
www.gevangenismuseum.nl > onder-
volbrengen door middel van activiteiten
Kijkuit maakt op haar nieuwe website
Steen en Frans Hals brachten graag
ONDERWIJS > Voortgezet Onderwijs,
lesprogramma’s aan. Het lesmateriaal
wijs > voortgezet onderwijs,
zoals schoonschrijven, koeien melken,
de jeugdvoorstellingen van 19 produ-
Frans Hals Museum Haarlem
sluit aan bij meerdere kerndoelen van
Gevangenismuseum Veenhuizen
met z’n vieren uit een bord eten: het kan
centen zichtbaar en doorzoekbaar. Op de
er allemaal. Het verhaal speelt zich af in
site is er de Kijjkuitwijzer met iconen
Stadt Breda is een nieuwe permanente expositie over de geschiedenis van
op het bijwonen van een concert of een
belangrijke plaats in. Komend seizoen
openbare repetitie. Er zijn programma’s
Kunsthal Educatie biedt dit najaar
feestvierende personen en gezelschap-
voor zowel de onderbouw als de boven-
met de tentoonstellingen Mummies! Het
pen in beeld, variërend van boeren-
bouw. Samen met onder andere het
ontrafelde geheim en Sir Stanley
kermissen en carnavalsfeesten tot rijke
Tune4u geeft projecten een muzikaal
meld in de docentenhandleiding van de
HATS! is een theatervoorstelling van
het besloten wereldje achter de wees-
(met onder andere genre en sfeer) om
Nederlands Philharmonisch Orkest en
Spencer. Schilderkunst tussen hemel en
buitenpartijen en schuttersbanketten.
gezicht. Met Tune4u geeft Marco
verschillende lesprogramma’s. Tijdens
Orkest MaxTak. Ze trekken in januari
huispoorten, waarbij men eetzalen,
een extra handje te helpen bij de keuze.
het Koninklijk Concertgebouworkest,
aarde een gevarieerd educatief pro-
De tentoonstelling geeft voor het eerst
Emmerig aan kinderen en jongeren
een museumbezoek wordt de groep
2012 voor de tweede maal langs scho-
slaapzalen, leslokalen, keukens, een
www.kijkuit.nu
diverse ensembles, musici en onder-
gramma voor kinderen. Kunsthal heeft
een overzicht van geschilderde feesten
workshops in het schrijven van liedtek-
begeleid door ervaren rondleiders. Om
len. Deze voorstelling speelt zich af in
kakdoos en zelfs een koeienstal heeft
diverse vakgebieden. Deze staan ver-
wijskundigen ontwikkelen ze projecten
voor Mummies! Het ontrafelde geheim
uit de Gouden Eeuw. Behalve vele aan-
sten en echte popliedjes. De workshops
het bezoek nog leuker én leerzamer te
Egypte. In Egypte woont een bijzonder
gecreëerd.
www.CKplus.nl: overzicht van bijna 400
die leerlingen uitdagen. Leerlingen leren
een interactief lesprogramma ontwik-
sprekende schilderijen van belangrijke
zijn erop gericht om de kinderen inzicht
maken kan het programma uitgebreid
meisje genaamd Hats-jep-soet. Als er in
www.amsterdammuseum.nl >
lopende exposities, informatie op
luisteren doordat ze actief worden
keld in de vorm van een game voor het
17e-eeuwse kunstenaars krijgt de bezoe-
te geven in hoe een liedje is opgebouwd
worden met een rondrit met de
Egypte op een dag ineens geen farao
Tentoonstellingen > HET KLEINE
trefwoord over 1200 musea
betrokken bij het concert. Ze worden
digitaal schoolbord. Met deze game
ker een breed scala aan verhalende tafe-
om dan samen met hen een liedtekst en
Boevenbus, een bezoek aan gevangenis
meer voor handen is, twijfelt de stoere
WEESHUIS, Amsterdam Museum
www.CKplus.nl/kunstzone.html: links uit
uitgedaagd om zelf te spelen, muziek te
bereiden de leerlingen zich voor op de
relen te zien die (vaak met een knipoog)
lied te schrijven over een onderwerp.
De Rode Pannen of een ontmoeting met
Hats geen seconde. Ze plakt een baardje
bedenken en die zelf uit te voeren.
tentoonstelling, waarin ze aan de hand
een beeld geven van de toen geldende
Het lied wordt professioneel opgenomen
een ex-gedetineerde. Bezoekers ontvan-
op haar kin, praat met een lage stem en
Bolshoi Ballet live in HD vertoont
www.CKplus.nl/extra7.html: overzicht
Daardoor gaan ze muziek beter begrij-
van een kijkwijzer het geheim van de
normen en waarden. De meest uiteen-
en daarna uitgevoerd met een knallend
gen uitgebreid lesmateriaal met hoofd-
neemt plaats op de troon als een echte
topproducties van het Bolshoi Ballet in
culturele manifestaties en exposities
pen en krijgen ze er meer plezier in.
mummies ontrafelen. Ze leren over de
lopende feesten komen aan bod: chique
optreden! Alle projecten en workshops
stukken over drie thema’s die in het
man. Twintig jaar lang regeert ze naar
zestien bioscopen: Amsterdam,
www.CKplus.nl/extra12.html: 190 stads-
Komt het horen, zien en doe mee! Er is
geschiedenis van het oude Egypte,
buitenpartijen en banketten, kermissen,
kunnen door Tune4u op maat gemaakt
museum aan bod komen: Rechten en
volle tevredenheid van het volk. Als de
Rotterdam, Den Haag, Arnhem, Breda,
wandelingen en kunstroutes
een overzicht van de mogelijkheden.
mummificatie en de invloed daarvan op
en boerenbruiloften, maar ook
worden.
plichten, De geschiedenis van recht en
Egyptenaren erachter komen dat de
Ede, Eindhoven, Groningen, Haarlem,
[email protected]: voor reacties en
www.concertgebouw.nl > EDUCATIE >
de huidige medische wetenschap. Door
Sinterklaas en religieuze feesten als
www.tune4u.nl
straf en De Nederlandse staat en grond-
jonge Hats eigenlijk een vrouw is,
Maastricht, Roermond, Sittard/Geleen,
opgave gratis Ckplus.nl-nieuwsbrief
Foto: Ronald Knapp
Kanopenkist van Amenhotep
Met z’n vieren van één bord eten
Zie: Het Concertgebouw Educatie
Zie: Kunsthal Educatie
Zie: Het Kleine Weeshuis Jan Steen - Het Driekoningenfeest
Raadhuis Hilversum
Kees Maks - De Overgave van Breda (1903)
(circa 1670/1671)
Zie: Dudok Dependance en Dudok Rondleiding
naar Diego Velázquez
Zie: De Gouden Eeuw viert feest
Zie: De Stercke Stadt Breda
deze Actief met CKV
Rondleiding in Gevangenismuseum Zie: Gevangenismuseum
Zie: HATS!