9 e jaargang oktoBER 2010 - nr 10
Thema: ambachten
Tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs
oktober 2010-10
oktober 2010-10
BDD Beroepsvereniging Docenten Theater en Drama Secretariaat & Administratie, Postbus 178, 8260 AD Kampen
[email protected], www.docentendrama.nl
NB D K Nederlandse Beroepsvereniging van Danskunstenaars Bureau NBDK: Postbus 1225, 1500 AE Zaandam Tel. (06) 39452989/(06) 39452988
[email protected] www.nbdk.nl
VKAV Vereniging Audiovisuele Educatie Zwanenkamp 275, 3607 SE Maarssen
[email protected], www.vkav.nl
VLLT Sectie Nederlands Vereniging Leraren Levende talen Binnenhof 62, 1412 LC Bussum Tel. (035) 6783254
[email protected] www.levendetalen.nl -> Talensecties -> Nederlands
VLS Vereniging Leraren Schoolmuziek Vereniging Onderwijs Kunst & Cultuur Secretariaat: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo Tel. (0546) 491745
[email protected] www.vls-cmhf.nl Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 oktober
VONKC Vereniging Onderwijs Kunst en Cultuur Secretariaat: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. (0546) 491745
[email protected], www.vonkc.nl Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november
Abonnementen: binnenland € 49,75 buitenland € 72,50 Het abonnementsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november
2
Ambachtelijk
Ambacht en vakmanschap zijn door alle eeuwen en culturen heen elkaars metgezellen. Toen in het westen het begrip kunst daarbij kwam, werd de zaak troebel. Wat hoort waarbij? Veel culturen buiten Europa hebben nog steeds problemen met het begrip kunst. Zaken uit hun cultuur die wij als kunst benoemen, hebben voor hen vaak alleen maar een religieuze lading. Ze weten er vaak geen weg mee. Ik vroeg iemand uit Floris of zij net als op Bali beelden maakten. ‘We maken wel dingen, maar kunnen niet tekenen of beeldhouwen voor kunst.’ Ze waren wel van plan iets te gaan doen, want ‘het’ verkocht goed... Iets wat met de hand gemaakt is, is per definitie ambachtelijk. Iemand die zijn ambacht goed uitvoert, is een vakman. De hamvraag is natuurlijk of er binnen onze vakken nog ruimte is voor het ambacht. Het Bauhaus had haar opleidingsstructuur rond de samenwerking tussen kunstenaar en ambachtsman gebouwd en dat werkte niet slecht. Veel academies doen nog iets soortgelijks, maar echte vaklieden worden het daar niet. Wanneer ik mijn leerlingen leer omgaan met verschillende gereedschappen en technieken, dan heeft dat iets ambachtelijks en ook iets van een vakman of vakvrouw. Voor het echte ambacht heb ik binnen de les geen tijd, laat staan dat ik er vakmensen van kan maken. Ambacht en vakmanschap zijn fossiele woorden. Een bepaalde generatie heeft er Grolsch-associaties bij, met een deuntje. Dát waren nog eens verkoopargumenten. Het klonk als écht eiken en het zweet des aanschijns. Nee, we hebben geen ambachtslui meer. De ambachtsschool rust in een ver verleden. Zijn opvolgers hebben een slechte reputatie. Niemand wil meer een ambacht leren, want deze beroepen zouden weinig aanzien hebben. Ze zouden slecht betalen, je wordt er moe en vies van. Iedereen moet maar doorleren en wel zo lang mogelijk. Toch is dit onzin. Probeer maar eens een vakman te strikken voor een karweitje in huis en kijk dan eens naar zijn uurloon. Ik verdien dat niet. Dus het wordt zoeken naar een beun (lees: ambachtelijk vakman die het na werktijd doet) of het worden al gauw Polen. Daar wordt nog wel ambachtelijk gewerkt. Ook mijn leerlingen lusten wel pap van het ambacht. Wanneer ik in mijn bovenbouw HAVO/VWO mijn leerlingen naast het gewone lesprogramma een cursus tekenen en schilderen aanbied, dan beginnen de ogen te stralen en vliegt de motivatie de pan uit. Een negende uur? Geen probleem! Tekenen is een geweldig vak! Ik kan de potten, pannen en portretten niet snel genoeg aandragen. Oh, moet dat zo?! Tekenles swingt, rockt en geeft zelfvertrouwen bij de andere opdrachten. Gewoon ambacht en vakmanschap dus en daar is niets is mee. Ik weet alleen niet wat ik met een leerling aan moet die een groot ambachtelijk talent vertoont. Ik heb er een; tekent en schildert écht de sterren van de hemel en is inhoudelijk ook een reus. Zeldzaam. Deze leerling wil graag verder. Hij wil ook graag ambachtelijk, maar ook inhoudelijk verder. Hij wil graag een ambachtelijk kunstenaar worden. Naar mijn bescheiden mening heeft hij daarvoor alles in huis. Dan weet ik het even niet meer. In Nederland viert het concept hoogtij. Gaat hij naar het buitenland dan wordt hem verteld wat goed en mooi is. Blijft hij hier dan leert hij nauwelijks een ambacht. Wanneer u het weet, mag u me mailen. Graag zelfs want deze jongeman heeft een heerlijk talent. Ruud van der Meer
In deze Kunstzone Thema: Ambachten ■ Meer dan een vormgevingsconcept Arts and Crafts..........................................................................12 4
Colofon
■ Een meubelmaker vertelt Interview met Caspar Labarre: ambachtelijk meubelmaker...............8 8
Kunstzone Tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs NUMMER 10, oktober 2010
■ Ambachtelijke musea Vijf ambachtelijke musea presenteren zich....................................10 ■ Vilt, felt, feutre, filz, tova, huopa Het zeer oude ambacht vilten.....................................................16 ■ De ideale maten van Betty Boop De vader aller kunsten...............................................................18 18
Kunstzone wordt uitgegeven door Stichting Kunstzone.
■ De vioolbouwer als klankpoëet Een vioolbouwer met ambities.....................................................21 ■ Historische blaasinstrumenten Minder bekend, een bouwer van blaasinstrumenten.......................23
HOOFD- EN EINDREDACTIE Ruud van der Meer
[email protected] Jan Verschaeren
[email protected]
■ Sleur.......................................................................................24 ■ meNet....................................................................................26 ■ Binnen veilige muren..............................................................30
REDACTIE Jan van Gemert Olga de Kort-Koulikova Saskia van der Linden Twan Robben Paul Rooyackers Thea Vuik Wil & Hans Weikamp Janneke van Wijk
■ Belevingswereld........................................................................32 ■ Samenwerken is een kunst op zich.........................................33 33 ■ Elastiek van het CPE VWO beeldend.......................................36 ■ Spelen is de kunst..................................................................38 ■ 4-VWO met vroege Van Goghs................................................40 ■ @Web......................................................................................41 ■ Actief met CKV..........................................................................42
VERKOOP ADVERTENTIES Jan Verschaeren Kluppelshuizenweg 32 7608 RL Almelo tel. (0546) 491745
[email protected]
Rectificatie In Kunstzone 9-2010 is bij het artikel Incongruent beleid OCW een onjuiste afbeeldingsomschrijving opgenomen: De naam en beschrijving van Thijs Aarts stond per abuis onder het werk van Charlotte Vromans. Het werk op de foto was gemaakt in het kader van het project Making the City van Fontys Academie voor Beeldende
VORMGEVING EN DRUK Jaroff Drukwerkmakers & Reproservice Heerenveen www.jaroff.nl
Vorming in Tilburg. Bovendien stond bij het werk van Floor Kolen niet aangegeven dat ze bij International Fashion & Design aan het Amsterdam Fashion Institute afgestudeerd is. Onze excuses voor deze omissies. Redactie Kunstzone
Rechtsbijstand: pagina 20
Aan deze kunstzone werken de volgende vakverenigingen mee
4
8
Omslag: Caspar Labarre aan het werk Foto: Anna Kuiper Zie: ‘Een meubelmaker vertelt’
18
STICHTING KUNSTZONE Jan Verschaeren Kluppelshuizenweg 32 7608 RL Almelo
[email protected] www.kunstzone.nl
© STICHTING KUNSTZONE Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
33 ISSN: 1570-7989
3
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Meer dan een vormgevingsconcept Arts and Crafts: socialisme, ecologie, geluk en schoonheid vo
Saskia van de Linden Zware stoelen die statigheid uitstralen, depressief makend behang en glas-in-lood lampen die te vaak zijn nagemaakt, allemaal producten van het ‘eerlijke ambacht’.
Het ‘ambacht’ dat sinds de industriële revolutie steeds terugkerend op hernieuwde aandacht en waardering mag rekenen. De eerste keer was eind negentiende eeuw door de Arts and Crafts Movement.
Typische Morris-ontwerpen voor achtereenvolgens glas-in-lood (Brampton Pelicans St. Martin’s Church, 1878), borduurwerk (Embroidery Artichoke in wool on linen, 1877), behang (Acantus Wallpaper, 1975), tegels (Tiles Membland Hall, 1876)
Ambacht Ambachtelijkheid - breder opgevat dan handmatig vervaardigd - begint met het beheersen van technieken en materialen. Een tweede niveau is het correct en met inzicht toepassen van de technieken, bijvoorbeeld in nieuwe combinaties en situaties. Het hoogste en creatieve niveau van ambachtelijkheid bereikt de ambachtsman wanneer hij zijn vak verdiept en vernieuwt door de technieken innovatief toe te passen. Het grote verschil met machinaal vervaardigde, industriële, producten is niet alleen of er machines aan te pas komen, maar heeft te maken met het productieproces. Als bovenstaande drie niveaus mede bepalend zijn voor de ambachtelijkheid van een productieproces, kan dat nooit in een fabriek plaatsvinden waar de arbeiders als radertjes onderdeel zijn
4
van een groter proces. Het ambachtelijke blijft behouden wanneer de ambachtsman het hele productieproces begrijpt en beheerst: het product van A tot Z bedenkt en maakt.
Aan de Arts and Crafts-stijl wordt ook gerefereerd als ‘mission style’. Hier een pagina met productie-instructies.
Visie Bij een verhaal over ambacht denk je al gauw aan de Arts and Crafts Movement. Een groep denkers, wakker geschud door de veranderingen van de industriële revolutie in Engeland, ontwikkelde een visie op kunstnijverheid, architectuur en kunst. Terwijl anderen nog euforisch spreken over de ‘zege van nieuwe technologieën’, schrijft Morris in 1885: ‘It is the lack of this pleasure in daily work which has made our towns and habitations sordid and hideous, insults to the beauty of the earth which they disfigure, and all the accessories of life mean, trivial, ugly - in a word, vulgar.’ Hij spreekt in scherpe bewoordingen over de gevolgen van de groeiende industrie voor mens, maatschappij en landschap: over ‘crowding up factories into huge towns’ en ‘that no one could live in them and keep his sanity without losing all sense of beauty and enjoyment of life’. De Arts and Crafts Movement voerde haar ideeën ook in de praktijk uit, strevend naar betere arbeidsverhoudingen is het, al zouden zij het woord zelf niet gebruiken. Het was een utopische beweging in de zin dat men een betere wereld voor ogen had. Naast de aanvallen op het kapitalistische systeem staat het ambachtschap centraal in hun ideologie. William Morris William Morris (1834-1896), voortrekker van de beweging, ontwierp niet alleen behang, letters of tapijten maar leerde zichzelf ouderwetse houtdruktechnieken, borduren, werken met plantaardige verfstoffen en weven. Deze handarbeid gaf hem plezier. Hij was geïnspireerd door de geschriften van John Ruskin (1819-1900), een marxistisch georiënteerde kunst- en cultuurcriticus. Morris richtte als reactie op de mechanisatie en massaproductie van de contemporaine boekproductie onder andere een eigen drukkerij op, Kelmscott Press (1891-1898), waarin hij zijn ideeën probeerde vorm te geven. Morris was veelzijdig. Hij schreef poëzie, proza en essays, ontwierp, was actief in de marxistisch-anarchistische beweging (Socialist League) en richtte dus bedrijven op. Niet alle experimenten waren even geslaagd. Zijn nalatenschap als vernieuwer in vormgebruik is bekend en vond navolging in bijvoorbeeld de Jugendstil. Zijn vooruitziende blik en gave anderen te inspireren zijn minder bekend. Morris’ ideeën, begin twintigste eeuw nog als misplaatste ideologie gezien, worden in de tweede helft van diezelfde eeuw herkend en gewaardeerd. Morris en Ruskin worden gezien als voorlopers van de moderne ecologische bewegingen.
Eerste pagina van The Nature of Gothic van John Ruskin, uitgegeven door Kelmscott Press (1890)
Arts and Crafts Movement Bloei van circa 1880 tot 1915 in Engeland Arts and Crafts ging uit van rentmeesterschap, zorg om milieu, sociale verhoudingen en duurzaamheid. Gebruik van eerlijke materialen en een productieproces waarin ambachtelijke principes gewaarborgd worden, staat centraal. Men gebruikte, in reactie op het Victoriaanse tijdperk, weinig decoratieve elementen. Vormgeving was enerzijds eenvoudig geometrisch en maakte anderzijds veelvuldig gebruik van organische, natuurlijke vormen uit het plantenrijk (eenvoud & schoonheid) die vlak, helder in silhouet en lineair werden vormgegeven. De Middeleeuwen vormden een rijke inspiratiebron zowel in vormgeving als in ideeën over ambachtschap en het gildewezen. Producten moesten én nuttig én mooi zijn. Men pleitte voor eenheid van kunst en handwerk, in dienst van de samenleving. Deze ideeën werden in latere bewegingen deels overgenomen en deels vertaald in het verbinden van kunst en industrie (Bauhaus). Belangrijkste leden: William Morris, Charles Renee Mackingtosh, Edward Burned-Jones, C.R. Ashbee en in de Verenigde Staten Gustav Stickley en Frank Lloyd Wright.
Charles Renee Mackintosh - Argyle Chair (1897)
Artikelen Zijn ideeën over arbeid, geïnspireerd door Ruskin, gingen uit van Marxistisch-anarchistische principes over kapitalisme en de destructieve gevolgen daarvan voor arbeiders. Hij zag dat alleen dán, wanneer je als arbeider bij het hele productieproces betrokken bent, je ook betrokkenheid bij het product kunt voelen, gelukkiger in je arbeid kunt zijn en vervolgens ook de schoonheid van de producten kunt leren zien. Arbeidersgezinnen zouden zo toegang moeten krijgen tot het schone in het leven. Er staat bij www.marxists.org een verzameling korte leesbare teksten (met name de door Commonweal uitgegeven artikelen) die een goede en vooral leuke indruk geven van zijn ideeën en zijn bevlogenheid. Na het lezen van die artikelen kijk je weer eens anders naar die statige stoelen, behangsels en glas-in-lood lampenkappen!
5
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Lesidee 1 (bovenbouw HAVO/VWO)
Lesidee 2 (onderbouw VO)
Bronnenonderzoek beeldend en Engels
Stijlonderzoek beeldend
Introductie Arts and Crafts Movement, socialisme, industriële ontwikkelingen, typografie van de beweging, stijlelementen en kunstnijverheid. Dit bronnenonderzoek kan vakoverstijgend uitgevoerd worden met Engels, geschiedenis, maatschappijleer en Nederlands. Materiaal Op www.marxists.org zijn een honderdtal goed leesbare stukken te vinden van William Morris. Ze staan bij elkaar op www.marxists.org/archive/morris/works/1888/commonweal. Eindproduct Een geïllustreerde samenvatting met verzorgde typografie, geïnspireerd op de ideeën en stijlkenmerken van de Arts and Crafts Movement. Leerlingen kiezen in kleine groepjes een artikel (docent controleert of het artikel bruikbaar is) dat zij gezamenlijk lezen, uitpluizen en eigen maken: wat staat er precies, waar slaat het op, waar grijpt het op terug en waar verwijst het naar? Zij geven vervolgens een samenvatting in eigen bewoordingen. Ze zoeken een typografie die past bij de tijdsgeest en ‘zetten’ de samenvatting in het lettertype. Bij een verzorgde typografie hoort ook bladspiegel, witruimtes, beginkapitaal en paginanummering. Ze zoeken afbeeldingen die het verhaal, de argumenten ondersteunen. De criteria voor de afbeeldingen zijn daarbij streng: zomaar plaatjes ter illustratie voldoet niet.
Vervolgopdracht Een what if-verhaal op basis van het artikel van William Morris en de gevonden tekst van een tijdgenoot. Leerlingen zoeken weer in kleine groepjes één alinea tekst van tijdgenoot-socialisten, marxisten en anarchisten (Nederlands kan ook) waar William Morris zich door had ‘kunnen laten inspireren’ (let op de jaartallen!). Individueel schrijven ze een (fictief) verhaal over een ontmoeting (reis of briefwisseling) tussen de twee auteurs en hoe de beïnvloeding, inspiratie plaats ‘zou hebben kunnen plaatsvinden’. Evaluatie/criteria - Is de essentie van het artikel begrepen? - Is de tijdsgeest aangevoeld? - Is de typografie verzorgd? - Zijn de afbeeldingen ondersteunend voor het verhaal? - Is er verband gelegd tussen de producten, productiewijze en marxistische ideeën? Nabespreking - Wie van de leerlingen/groepjes heeft er verband gelegd met hedendaagse ideeën en principes over ambachtelijkheid, rentmeesterschap, duurzaamheid, gebruik van natuurlijke materialen, sociale werkomstandigheden? - Is de tijdsgeest getroffen? - Kloppen de basisgegevens in tijd? - Is het verhaal geloofwaardig verwoord?
Verwijzigingen bij de lesideeën Artikelen - www.marxists.org/archive/morris/works/articles.htm Bijvoorbeeld: - Attractive Labour - The Worker’s Share Of Art - Unattractive Labour, Art Or No Art? - Who Shall Settle It? - Artists And Artisan As An Artist Sees It - Workhouse Socialism.
Hedendaagse voorbeelden - http://trustworth.com/main.shtml - www.schuitema-furniture.nl/2009/over-schuitema.php
Nederlandse artikelen - www.marxists.org/nederlands/index.htm
Gratis te downloaden ontwerpprogramma’s - MyFloorplanner: http://nl.floorplanner.com - Woningplan: www.woningplan.nl/klanten/wonenwonen/ opening.html - 3D Roomplanner: www.navigram.com/v09/applications/ ariadneplanner.html - En vooral Google SketchUp: http://sketchup.google.com
Over de Arts and Crafts Movement - www.arts-crafts.com - www.achome.co.uk - www.artscrafts.org.uk/roots/wmorris.html - http://char.txa.cornell.edu/art/decart/artcraft/artcraft.htm - www.artsandcraftshomes.com
Commerciële ontwerpprogramma’s Ook worden via internet 3D-ontwerpprogramma’s aangeboden, in woonbladen en in de boekhandel zoals Super Architect 3D, 3D Huis en Thuis, 3D Huis & Interieur en 3D Huis. Met deze programma’s kun je kleuren en materialen voor onder andere wanden, vloeren en plafond toevoegen.
6
wordt met Arts and Crafts-ontwerpen (overeenkomsten en verschillen in vorm en kleurgebruik, in materiaal en productiewijze). - In Adobe Photoshop of een vergelijkbaar programma (gebruik een goede tutorial ter voorbereiding!) knippen de leerlingen objecten uit en creëren zij tegels ter decoratie van wanden, enzovoort. - Individueel kleden leerlingen (digitaal, maar op papier kan ook) een ruimte aan met het zo verzamelde materiaal. Introductie Arts and Crafts Movement met overdadig beeldmateriaal in het lokaal als introductie op stijlkenmerken: meubels, behang, gordijnen, drukwerk, interieurs en architectuur. Materiaal - Beeldmateriaal uit catalogi (meubels, behang, stof, enzovoort) en van internet van hedendaagse meubel- en interieurontwerpen. Idem over ambachtelijk werkende meubelmakers, wevers, keramisten, glas-in-lood studio’s, enzovoort. - Instructiefilms How to in Photoshop op YouTube. - Een leeg 3D-interieur in een handzaam 3D- of 2D tekenprogramma. Eindproduct Een verzameling van hedendaagse objecten en ontwerpen én een aangekleed interieur in de stijl van Arts and Crafts. - Leerlingen leggen in groepen een verzameling afbeeldingen aan van hedendaagse objecten, meubels, lampen, vazen en decoratieve ontwerpen (industriële én ambachtelijke) die verwantschap vertonen met Arts & Crafts. - Het materiaal wordt, indien nodig, ingescand en dient later om een driedimensionale ruimte in te richten of te decoreren. - Van de verzameling maken zij een gezamenlijk archief waarbij bij elk gevonden object/ontwerp vergeleken
Vervolgopdracht In samenwerking met bijvoorbeeld economie of maatschappijleer maakt elke leerling een begroting van zijn ingerichte kamer en schat in of het idee van William Morris dat schoonheid voor iedere klasse beschikbaar zou moeten zijn, behaald is. Evaluatie/criteria - Is er een uitgebreid archief van voorbeelden aangelegd? - Zijn de gevonden voorwerpen vergeleken op stijlken merken, materiaalhantering en productiewijze? - Is de verzameling geordend en overzichtelijk gepresen teerd (ordeningsuitgangspunt staat vrij)? - Is het interieur volledig ingevuld (dus ook wand-, vloeren raamdecoratie, meubels en kleine objecten als lampen en vazen)? - Zijn de objecten op zorgvuldige manier uitgeknipt (Photoshop-techniek)? - Zijn de decoraties en objecten - voor zo ver mogelijk in juist perspectief ten opzichte van elkaar en de ruimte geplaatst? - Is de begroting goed gedocumenteerd? Nabespreking - Wanneer en waardoor worden producten betaalbaar en wanneer duur? - Wat zijn je keuzes als consument?
7
Foto’s: Caspar Labarre
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Een meubelmaker vertelt Een schaaf moet gestemd worden, net als een viool vo
Saskia van der Linden Caspar Labarre, 24 jaar oud, maakt massief houten meubels in zijn werkplaats aan de dijk in Durgerdam, Amsterdam-Noord. Als ik vraag wat hem typeert, antwoordt hij: ‘Ik
ben iemand die veel energie met zich meebrengt, zowel positief als negatief. Dat typeert me als persoon in de omgang met anderen: energie.’ Energie vormt dan ook de rode draad in dit gesprek.
Zelfgemaakte, goed afgestelde trekschaaf Foto’s: Caspar Labarre en Anna Kuiper
Techniek als uitgangspunt voor het ontwerp Ik werk voor particulieren die me, meestal via via, vragen. Ze zoeken iets dat anders is en vooral eerlijk, in de zin dat elke handeling zichtbaar is. Het product laat dan een duidelijk proces en de toewijding zien. Dat onderscheidt me van de meeste andere meubelmakers. Als mensen bij me komen, vraag ik wat ze in gedachten hebben; of ze willen dat ik iets ontwerp of zelf al een beeld hebben. Afhankelijk van waar ik op dat moment mee bezig ben, ga ik te werk. Ik ben eigenlijk altijd aan het onderzoeken. Dat is mijn leven, zo breng ik mijn dagen door. De meeste ontwerpen komen voort uit de fascinatie voor een techniek. Ben ik bezig met geavanceerde schuifzwaluwstaartverbindingen, dan komen er schuifzwaluwstaartverbindingen in het ontwerp. Heb ik vervolgens schaafjes nodig om de techniek toe te passen, dan maak ik die zelf. De techniek is mijn inspiratie. Het maken van de gereedschappen hoort bij mijn ontwerpproces. Ik maak nieuwe beitels van oude, gebruik het staal, pas de schuinte en breedte aan en maak precieze vormen. Zo creëer ik nieuwe precieze beitels, schaven, zagen, soms meetgereedschappen. Ik ben begonnen met het namaken van Japanse trekschaven, wilde de techniek beheersen en leerde zodoende de schaven begrijpen. Gekochte schaven zijn vrij grof gemaakt, nog niet getuned. Maar ik had ook speciale nodig voor verbindingen, groeven en sponningen, holle en bolle vormen, die je niet kunt kopen. Elk nieuw meubel heeft zijn eigen frezen en schaven nodig. En schaven moet je stemmen als een viool. De zool bepaalt hoe het oppervlak wordt. De beitel zorgt in combinatie met de zool voor de afname. Die afname moet je kunnen controleren. De hoek waarin de beitel op het hout staat, heeft invloed op hoe hij het hout schaaft. En dan is er de vibratie,
8
vlak is nooit vlak. Daarom maak ik flinterdunne groeven in de beitel zodat hij het hout op de juiste punten raakt. Het wezen van het gereedschap en de techniek zorgen er voor dat het gereedschap tot zijn recht komt. Alleen het door en door beheersen van de techniek geeft me de vrijheid om, zonder concessies, elke vorm te maken. En wat me aan het werken met hout zo gelukkig maakt, is dat hele proces van scratch af. Alles vormt een inspiratie Ik laat me inspireren door allerlei stijlen die een streven naar perfectie laten zien: Japanse, Chinese en Koreaanse, maar ook Franse. Mijn eerste fascinatie voor Japanse meubels ging vooral om dat streven naar perfectie. Het was zowel een interesse voor het maakproces als voor de objecten zelf. Ook bij mij ontstaan de vormen niet voordat het idee van de techniek er is. Op YouTube zie ik een Japanner flinterdun schaven en dat wil ik dan ook: zo’n toewijding die ook in de meubels te zien is. Oosterse meubels hebben een eenvoudige, sterk rechthoekige vorm die niet verbloemd wordt. En dan de bekende ‘kunst van het weglaten’! Maar er worden ook daar lelijke dingen gemaakt. Het meest val ik op bepaalde elementen, bijvoorbeeld klassieke verbindingen die zorgen voor constructies die generaties lang meegaan. Maar ook uiterlijke kenmerken, bepaalde afrondingen, open regelwerk met staandertjes in tafels, of schuifdeuren met panelen met rechte nerf, het omkaderen van vlakken zoals in veel Japanse meubels. Onlangs stuitte ik op meubels in Lodewijk-stijl. Daar is heel bijzonder hout toegepast, maar je ziet het niet, omdat het ook zo pompeus is, terwijl het juist zo belangrijk is de schoonheid van het hout te laten zien. In industrieel vervaardigde meubels zie je meerdere planken tot één plaat verwerkt. Ik zoek eindeloos naar de juiste plank voor het meubel, wil het liefst
Open kast met zwaluwstaartverbindingen
Kledingkast
dat het hout de breedte heeft van een kastdeur of lade, zodat ik het kan spiegelen. Zoek naar een harmonie, die je in grotere meubels bereikt door kaders en vakverdeling. Bijna alle houtsoorten zijn mooi, maar ik heb een voorkeur voor subtiel hout, met kleine kleurverschillen en een mooie doffe uitstraling: iepen bijvoorbeeld, omdat het een hele dichte nerf heeft. Wengé is daarbij vergeleken schreeuwerig. Het mooiste is een spiegelglad geschaafd oppervlak. Met de schaaf zie je namelijk bijna geen krasjes. Maar je moet vooral materiaal bij de functie en vorm zoeken. Zo combineer ik ook hout met linoleum. Mijn meubels werk ik af met olie, sterk aangelengd met terpentijn, zodat het goed intrekt en geen film over het hout legt, het donkerder kleurt en de nerf beter zichtbaar maakt. Maar ik probeer van alles uit. Door de essentie van techniek te kennen, creëer je voor jezelf vrijheid. Het grappige is: deze manier van werken kun je op alles in het leven toepassen waardoor je dingen niet als een berg ziet, maar als een pad waarlangs je de berg beklimt. Dat idee vind ik ook terug bij filosofen als Montaigne, Nietzsche en Camus of werken over Japans Boeddhisme. Camus gaf me het bewustzijn dat de energie die jij steekt in het maken van je dagelijkse gang, betekenis geeft aan die gang, in plaats van te verwachten dat er een betekenis is. Dus jij geeft er betekenis aan. Het kralenspel van Herman Hesse heb ik heel graag gelezen: het geeft zo sterk de positie van een individu in de maatschappij weer. Zulke inzichten beïnvloeden mijn werk. Maar ook keramiek bijvoorbeeld. Keramiek hoort op of in mijn meubels! Ik vind glazuur heel bijzonder, het is de extravagantie van het voorwerp. Je voelt de maker in een handgedraaid kommetje. Het is spannend om ernaar te kijken. Terwijl je een beetje thee zit te drinken, word je je daar bewust van. Dat wil ook bereiken met mijn meubels: dat mensen zich bewust zijn van de kast als zij hun kleding pakken en het fijn vinden om de kast aan te raken en de textuur te voelen. Verder ben ik ook dol op Gerhard Richter en Cézanne. Dat werk lijkt op glazuur. Kunst heeft voor mij geen waarde an sich. De markt heeft de waarde van kunst bepaald, maar die zit ‘m voor mij meer in wat je door kunst leert te zíen. Zoals bij de foto’s van André Kertész en Henri Cartier-Bresson. Foto’s helpen je op een bepaalde manier te kijken, waardoor je leert om vormen abstract te begrijpen. Als het om kunst gaat, vind ik meestal de slim bedachte dingen een te sterke boodschap krijgen. Dat wordt me dan te conceptueel. Ik wil graag een oningevuld gevoel krijgen, zonder dat ik er wijzer van word. De waarde moet gevoeld worden en niet verklaard en dat wil ik graag met mijn meubels bereiken.
Elk meubel zijn eigen verbindingen en schaven
Klassieke ambacht soms zinniger dan vernieuwing Ambachtslieden van vroeger verschillen niet van de bouwvakker van nu. Ambacht is het goed uitoefenen van je vak om daarmee je brood te verdienen. Meer betekenis heeft het begrip niet voor mij. Je vak beheersen en bevlogen zijn kan ook bij het in elkaar zetten van keukens. Wie dat goed en efficiënt doet en zijn klanten er gelukkig mee maakt, is ambachtelijk bezig. Ik maak me wel druk over het verdwijnen van oude ambachten en technieken, maar dan hebben we het eigenlijk veel meer over het veranderen van de wereld. Oude technieken zijn verdwenen, omdat de waarde nooit bij de technieken lag, maar bij de producten. En men wil tegenwoordig snel een nieuw product. Die technieken zoek ik terug in oude boeken, omdat ze me controle en vrijheid bieden. Ik maak overigens geen ouderwetse meubels, hoor! Vernieuwing is alleen zinvol als het geen doel op zich is en als je op de schouders van je voorgangers durft te staan. Kwalitatief verbeteren is alleen mogelijk als je kent en weet te gebruiken wat eeuwenlang beproefd is. Zo ben ik dol op de beproefde eenvoud van Shaker-meubels die overigens in veel opzichten verwant zijn aan Oosterse. Veel innovatieve dingen zijn schreeuwerig en dan ben je er ook snel op uitgekeken. Het is wel wat mensen willen: men doet tien jaar met een meubelstuk en koopt dan een nieuw. Ik wil graag iets zo subtiel maken dat je er een mensenleven of langer mee vooruit wilt en kunt. Maar kijk wel naar innoverende designontwerpen van bijvoorbeeld Arne Jacobsen en Hans Wegner die trouwens veel inspiratie vond in het minimalisme van de Shakers: industrieel vervaardigde meubels, maar toch prachtig. In ambacht en kwaliteit hebben deze vormgevers geen concessies gedaan. Waar ze wel op inleverden, is de persoonlijkheid. Ik vind het juist belangrijk dat je de ‘fingerprints’ van de maker kunt zien. Docenten en leerlingen: enthousiasme voor techniek Ik hoop dat docenten leerlingen enthousiast maken voor techniek, zodat ze het leuk gaan vinden om verf te mengen, of om te kijken of er wel voldoende licht is om foto’s te maken. Dat ze overbrengen hoe techniek en vakmanschap de fundamenten zijn van creëren. Laat leerlingen het belang zien van de handelingen en daar juist van genieten: de fascinatie voor het materiaal en de techniek, bijvoorbeeld hoe een penseel beweegt. Laat ze zelf dingen uitvinden met die penseel en eindeloos oefenen, oefenen, oefenen. Maar voorwaarde is dat de docenten die fascinatie zélf hebben en de techniek beheersen.
Informatie en beeldmateriaal - www.casparlabarre.com: Derde filmpje geeft leuke indrukken van diverse handelingen, is goed materiaal voor in de klas. - www.flickr.com/photos/casparlabarre
9
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Ambachtelijke musea vo
Thea Vuik Nederlands erfgoed op z’n best. Zo zou ik onderstaande verzameling ambachtelijke musea willen noemen. Niet alleen omdat ze ieder voor zich gevestigd zijn in de streek Garenbank TextielLab
die ooit het middelpunt was van een industrie die daar voor veel werkgelegenheid zorgde. Waarom dan nog meer? Dit handjevol musea wil meer dan alleen tentoonstellen uit en over het industriële verleden. Zij laten zien hoe het verleden in combinatie met de huidige tijd gebracht kan worden, hoe spannende combinaties te maken zijn met hedendaags design. De ‘kruikenzeikers’ uit textielstad Tilburg die hun kannetje gevuld met urine meenamen naar het werk om de grote hoeveelheden wol in de fabriek te kunnen ontvetten. Maar niet direct na het weekend vanwege het te hoge alcoholpercentage in het plasje van de werknemers. Het Audax Textielmuseum is niet voor niets in Tilburg gevestigd. Dat bij Koninklijke Porceleyne Fles de industrie zelfs de hoofdmoot vormt naast een mogelijkheid tot exposeren, vind ik nog meer bijzonder. Het is naar eigen zeggen niet een officieel museum. ‘Wij zijn een aardewerkfabriek met een bedrijfsmuseum,’ wordt er opgemerkt.
Vorig jaar was er in het Zuiderzeemuseum de tentoonstelling Gejaagd door de wind. Geïnspireerd door de kledingdrachten van toen heeft de Nederlandse modewereld van nu zich onder gastconservator Alexander van der Slobbe op indrukwekkende wijze gepresenteerd. Een goed voorbeeld van zo’n oud-nieuwcombinatie: het heden laaft zich aan haar rijke verleden. Omdat steeds meer kunstenaars en vormgevers hun ideeën in glas willen vertalen, heeft de glasblazerij van het Nationaal Glasmuseum uit Leerdam het razend druk met het externe productiewerk. Het ambacht heeft weer de aandacht die het verdient!
Audax Textielmuseum Bea Nieuwenhuis Experiment en inspiratie, vakmanschap en creativiteit, TextielLab en textielshop, textielacademie en activiteiten, design en kunst, vernieuwing en ambacht, museum en tentoonstellingen. Dit zijn de trefwoorden die in de kern beschrijven waar het Audax Textielmuseum Tilburg voor staat. Het museum is gevestigd in de wijk Oud-Noord, de belangrijkste voormalige textielwijk van de stad Tilburg. In dit dynamische en creatieve bedrijf zijn heden en verleden samengebracht. Textiel wordt getoond vanuit verschillende disciplines: vormgeving, kunst, techniek en geschiedenis. Het maakproces van textiel staat hierbij centraal. Bezoekers zijn er getuige van hoe producten en objecten worden en werden ontwikkeld. Centraal in het museum ligt het TextielLab: een uitnodigende experimenteerplek waar machines en mensen aan het werk zijn. Ontwerpers, kunstenaars, studenten en productontwikkelaars werken samen aan de nieuwste, meest spannende en
10
Exterieur
Het Textielmuseum brengt drie keer per jaar een tijdelijke tentoonstelling met telkens een ander thema. Textieldesign en textielkunst staan hierin centraal. Er wordt werk gepresenteerd van toonaangevende of veelbelovende ontwerpers en kunstenaars of er wordt aandacht besteed aan textieltechnieken en innovatieve toepassingen. Dit najaar is de tentoonstelling reTHINK! te zien. De tentoonstelling toont een duurzame levenscyclus van textiel met voorbeelden uit mode, interieurtextiel en productdesign. Daarnaast wordt de schijnwerper gericht op de duurzame productontwikkeling bij bedrijven als Brennels, Rubia Pigmenta Naturalia en het project Duurzaam huis, een samenwerking van tien Brabantse bedrijven.
biedt voor diverse onderwijsgroepen programma’s aan rondom textiel, vormgeving, materialen, techniek en historie. Er is een uitnodigend en inspirerend aanbod voor studenten en leerlingen in een authentieke leeromgeving die gevarieerd, contextrijk en uitdagend is. Het ontdekken en ontwikkelen van eigen interesses, vaardigheden en talenten is bij alle programma’s uitgangspunt. Studenten en leerlingen worden begeleid door vakkundige en enthousiaste museumdocenten die op interactieve wijze rondleidingen en workshops verzorgen. Voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs zijn er een aantal vaste programma’s op het gebied van textiel en vormgeving, waarbij rondleidingen gecombineerd zijn met workshops. En er is een programma op het gebied van industrieel erfgoed waarbij rondleidingen gecombineerd zijn met opdrachten. Elk schooljaar wordt minimaal één programma vernieuwd. De TextielAcademie richt zich in groeiende mate op studenten studerend aan beroepsopleidingen met afdelingen op het gebied van textiel, mode en vormgeving. Binnen de opleidingen is het vak textiel aan het afbrokkelen of zelfs aan het verdwijnen en daarmee verdwijnen ook de vakdocenten textiel. Daarnaast is voor het aanleren van textieltechnieken en vaardigheden niet of nauwelijks voldoende tijd, expertise en faciliteiten beschikbaar. Het paradoxale is dat er juist wel een groeiende behoefte blijkt te zijn. Meer dan ooit zien we op vormgevings-, interieur-, architectuur- en modegebied het gebruik van textiele materialen, technieken en toepassingen. Er is een groeiende behoefte aan deskundigheid, scholing en faciliteiten op textielgebied. De TextielAcademie ziet hier kansen en ontwikkelt in samenspraak met opleidingen programma’s om deze leemte te vullen. Zo zijn er samenwerkingen met ROC Tilburg, Willem II College uit Tilburg, Design Academy Eindhoven, Amsterdam Fashion Institute (AMFI) en Academie voor Beeldende Vorming Maastricht. Ook voor (textiel)docenten en ontwerpers is er een aanbod. Jaarlijks zijn er masterclasses en workshops. Ulf Moritz, Akira Minagawa, Alexander van Slobbe en Hella Jongerius vervulden de afgelopen jaren de rol van master al met verve. In december 2010 vindt (onder voorbehoud) een masterclass onder leiding van de Japanse ontwerper Reiko Sudo plaats. Ook organiseert de TextielAcademie regelmatig inspirerende workshops. In januari 2011 verzorgt Kate Goldsworthy, docent aan Central St. Martins College of Art te Londen, een tweedaagse workshop in het kader van de tentoonstelling reTHINK!.
Voor het onderwijs heeft het museum veel te bieden. De TextielAcademie, de educatieve afdeling van het museum,
Nieuwsgierig geworden? Bezoek dan voor informatie de site www.textielmuseum.nl.
Trouw aan het schoenmakersambacht is het Nederlands Leder en Schoenen Museum gevestigd in Waalwijk, als hoofdstad van de Langstraat, bekend om zijn vele schoenfabrieken.
HBO-studenten in het TextielLab
originele textielproducten. Het TextielLab is een ‘gewone’, maar door zijn concept ‘ongewone’ presentatie van het museum die uniek is in de wereld. Je bent als bezoeker deelgenoot van de processen en krijgt van de demonstrateurs uitleg over proeven, producten, garens en technieken en ziet de meest recente, spraakmakende experimenten. Vele ontwerpers en kunstenaars werken (of hebben gewerkt) in het TextielLab. Naast het TextielLab, dat het heden presenteert, tonen andere permanente tentoonstellingen het verleden. In de Wollendekenfabriek 1900-1940 zijn de meeste machines in bedrijf. Hier is te zien hoe vroeger wollen dekens werden gemaakt. In de multimediatentoonstelling Hete Harten Koele Koppen, Werken in de textiel 1860-2006 vertellen mensen zelf hoe zij het werken in de textielindustrie hebben ervaren. Een selectie van objecten licht de verhalen in beeld toe. In de DamastWeverij wordt nog steeds damast geproduceerd op oude handweefgetouwen uit de negentiende eeuw. Jaarlijks is er een wisselende tentoonstelling te zien van historisch en eigentijds damasten tafelgoed uit de museumcollectie.
11
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Productieproces
Koninklijke Porceleyne Fles/ Royal Delft Schoenmaker uit vervlogen tijden
Jessica Wallien-van Erkel
Nederlands Leder en Schoenen Museum Looier inspecteert huid op fouten
Inge Specht-den Boer
In de zeventiende eeuw importeert de VOC, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, blauw beschilderd porselein uit China. Producenten van aardewerk in Nederland zien hier mogelijkheden in en maken een variant in aardewerk. Dit is wat wij nu Delfts blauw noemen. Bij Koninklijke Porceleyne Fles is het productieproces te zien en datgene wat door de eeuwen heen is gemaakt.
In Waalwijk bevindt zich een bijzonder museum. Dit Nederlands Leder en Schoenen Museum is een schatkamer vol herinneringen aan de historie van schoenmakers en leerlooiers in het gebied dat De Langstraat genoemd wordt. Het museum is zo bijzonder omdat het naast de eindproducten - leer en schoenen - ook het ontstaan van deze producten en hun talloze toepassingen toont. In de looierij en de schoenfabriek wordt aanschouwelijk gemaakt hoe leer en schoenen werden en worden geproduceerd. In de permanente schoenexpositie is de ontwikkeling van schoeisel van prehistorie tot heden ‘op de voet te volgen’ en op de kinderafdeling worden diverse toepassingen belicht van leer door de eeuwen heen. Extra aantrekkelijk is dat op de kinderafdeling alles mag worden aangeraakt.
Dolce & Gabbana 2005
12
In het bedrijfsmuseum zijn originele stukken te zien, niet alleen in het blauw, maar in diverse gekleurde uitvoeringen. Ook is in het bedrijf en in de binnentuin veel terug te zien van de bouwkeramische stukken die de fabriek heeft gemaakt. Dat is een stuk minder bekend dan het Delfts blauw, maar hoewel dat tegenwoordig niet meer gemaakt wordt, ontzettend mooi om te zien.
Beschilderen
beschilderd, maar gemaakt met een speciale zeefdruktechniek die transfer genoemd wordt. Daardoor is het productieproces een stuk korter en de prijs ook lager. Voor € 39,75 kun je zo’n bord met Catootje en Karlijn of de Rode Kater aanschaffen. De Nijntjemagneten zijn al verkrijgbaar vanaf € 5,00. In de winkel bij de fabriek vind je nog meer allerlei leuke souvenirs en tenslotte is in de brasserie een drankje of hapje verkrijgbaar. Ga voor informatie naar www.royaldelft.com. Familie Tromp uit Libelle
Bij een bezoek aan Koninklijke Porceleyne Fles zie je de schilders aan het werk en zie je in de werkplaats hoe de vormen gemaakt worden, het gieten van de klei, het glazuren en het afwerken. De reusachtige ovens waarin het aardewerk tweemaal gebakken wordt, staan ook in de werkplaats.
Voor zowel basisscholen als voortgezet onderwijs biedt het museum een breed aanbod aan onderwijspakketten. Tevens kan samen met de afdeling educatie een pakket op maat worden samengesteld. Thema’s die daarbij aan bod zouden kunnen komen zijn bijvoorbeeld schoenproductie, de sociale geschiedenis van Waalwijk en omstreken, geschiedenis van de schoen, schoenmode, schoenontwerpers, techniek, etnisch schoeisel, productie en toepassingen van leer. Het Nederlands Leder en Schoenen Museum besteedt veel aandacht aan hedendaags schoendesign en leather art, maar ook aan historische toepassingen van leer zoals in de tentoonstelling Een tweede huid die sinds 25 september te zien is. Deze expositie over schilden neemt de toeschouwer mee naar de tijden van bloeddorstige krijgers en machtige tovenaars. Gastconservator is kunstenaar Geert de Bruijn, die zelf al tweemaal in het museum exposeerde met zijn leerobjecten.
De Koninklijke Porceleyne Fles, of Royal Delft zoals het bedrijf in het buitenland heet, is de enige Delftse aardewerkfabriek uit de zeventiende eeuw die continue in bedrijf is gebleven. De Porceleyne Fles is opgericht in 1653 en net als toen worden de voorwerpen nog steeds met de hand beschilderd.
Viktor & Rolf 2007
Kortom, het Nederlands Leder en Schoenen Museum is een museum dat gezien moet worden! Ga voor meer informatie naar www.schoenenmuseum.nl.
Een rondleiding op afspraak is mogelijk, maar je kunt ook op eigen gelegenheid, met een audiotour in acht verschillende talen, alles op je gemak bekijken. Leuk is het ook om een speurtocht door het museum en de fabriek te doen. Wil je zelf aan het werk, dan is dat ook mogelijk: Je kunt een workshop volgen en zelf een tegel, bord of beker schilderen onder begeleiding van een echte schilder. Dat moet dan wel vooraf worden besproken. Maar er worden in Delft niet alleen borden en vazen met traditionele ontwerpen gemaakt. Ook Nijntje staat afgebeeld op verschillende artikelen en sinds kort ook de familie Tromp uit Libelle! Deze borden worden niet helemaal met de hand
Tulpenvaas
13
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Interieur Nationaal Glasmuseum Foto: Jeroen Musch
Stadsgracht Zuiderzeemuseum Foto: Zuiderzeemuseum
Werk van kunstenaar Kiki van Eijk Foto: Erik & Petra Hesmerg
Vader/moeder-tafeltje Foto: Erik & Petra Hesmerg
Caroline Schouten
Zuiderzeemuseum - Huis|Stijl
Leerdam is bekend als glasstad. Uiteraard is er de fabriek, waar nog steeds flessen en glazen geproduceerd worden. Verder zijn er in het centrum vele glasgalerieën te vinden. Een belangrijk deel van de glasstad wordt gevormd door het Nationaal Glasmuseum en door de Glasblazerij.
Niels Lauwers De tentoonstelling Huis|Stijl is van 1 november t/m 8 april 2011 een spannende confrontatie tussen de geschiedenis van de Zuiderzee en de hedendaagse interpretatie daarvan door toonaangevende Nederlandse ontwerpers Kiki van Eijk, Joost van Bleiswijk en het designersduo Scholten & Baijings. Het Zuiderzeemuseum presenteert de nieuwe ontwerpen in een setting met authentieke voorwerpen. De meubels, keramiek en textiel van Kiki van Eijk zijn gebaseerd op de collectie kunstnijverheid van het museum. De ontwerpen verwijzen naar alledaagse huiselijke gebruiken, zoals strijken en koffie zetten op een petroleumkachel. Joost van Bleiswijk gaat met zijn ontwerpen terug op de handelsmissies van de VOC die doorgaans vertrokken vanuit Enkhuizen. Scholten & Baijings lieten zich voor hun vijf meubelstukken inspireren door museumtopstukken uit de collectie beschilderd meubilair. Educatieve programma Voorwerpen komen tot leven bij het educatieve programma Het geheime leven van voorwerpen. In kleine groepjes gaan de leerlingen kris kras door de tentoonstelling Huis|Stijl om het verhaal achter de voorwerpen te ontdekken. Op speelse wijze en via gevarieerde activiteiten die betrekking hebben op hun belevingswereld maken de leerlingen kennis met zowel de authentieke objecten als de nieuwe designs. Daarbij wordt een beroep gedaan op hun creativiteit en fantasie en maken zij gebruik van al hun zintuigen om op een nieuwe manier naar voorwerpen te kijken. Aansluitend maken de leerlingen - net als Kiki en Joost - een eigen miniatuur voorwerp geïnspireerd op wat zij in de tentoonstelling hebben gezien. In de vorm van een workshop hebben de scholieren de mogelijkheid om combinaties van
14
Glasblazen, een vak apart
Zuiderzeemuseum educatie Foto: Zuiderzeemuseum
verschillende meubelstukken te creëren, oud en nieuw. Dit doen ze met allerlei materialen. Het leerlingenwerk wordt tentoongesteld in het museum. In 2011 staat in het Zuiderzeemuseum alles in het teken van ambachten, want 2011 is het Jaar van het ambacht. Hierbij wordt een educatief programma ontwikkeld. Zie de website voor meer informatie! Over het Zuiderzeemuseum Het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen richt zich op kunst, cultuur en erfgoed rondom het voormalige Zuiderzeegebied en het huidige en toekomstige IJsselmeergebied. Door zijn activiteiten, aanpak en samenwerking heeft het museum een internationale uitstraling en publieksbereik. Gemeenschappen, ambachten en water staan centraal. Het museum bestaat uit een openluchtcollectie in de vorm van een museumpark en een binnenmuseum met een grote hoeveelheid expositieruimtes voor vaste presentaties en tijdelijke tentoonstellingen. Het museum verzorgt daarnaast regelmatig presentaties in binnen- en buitenland. Ga voor meer informatie naar www.zuiderzeemuseum.nl.
In het museum vind je de belangrijkste glascollectie van Nederland en in de Glasblazerij, de studio van het museum, worden dagelijkse demonstraties glasblazen verzorgd. Glasblazen is één van de meest spectaculaire ambachten: vuur, hitte, spierkracht en jarenlange ervaring zijn nodig om van een klein bolletje glas een prachtige vaas of schaal te maken. Tegenwoordig worden flessen en glazen met machines in de fabriek gemaakt. Iedere dag rollen er miljoenen wijnglazen van de lopende band af. Allemaal zijn ze precies hetzelfde: even hoog, even breed en even dik. Logisch, want wat in een fabriek gemaakt wordt, moet altijd hetzelfde zijn. Vroeger werden alle flessen en glazen met de hand gemaakt. Of beter gezegd: met de mond geblazen en met de hand gevormd. Glasblazers waren iedere dag aan het werk om exact dezelfde glazen te blazen. Het is amper te zien dat ze met de hand gemaakt zijn. Hoewel… In de collectie van het Nationaal Glasmuseum zijn glazen uit de modellenkamer opgenomen. Op deze modellen staan aantekeningen: ‘1 mm te hoog’ of ‘glas moet dunner’. De glasblazers in de fabriek gebruikten deze voorbeelden om de glazen te maken die daarna in de winkel kwamen. Naast de modellen in de vitrines van het museum wordt het ‘echte’ glasservies getoond. Als u goed kijkt, ziet u inderdaad dat het ‘goede’ glas net iets dunner is, of net iets minder hoog. En om zo te kunnen blazen moet de glasblazer een goed ambachtsman zijn. Soms moeten glasblazers met kunstenaars werken. Kunstenaars zullen niet zelf glasblazen, maar geven de glasblazers aanwijzingen. Ze maken tekeningen die de glasblazers na moeten maken. Dat is moeilijk: zelf iets maken is vaak makkelijker, maar de kunstenaars hebben
Richard Hutten aan het werk Foto: Ben Deiman
vaak geen ervaring met glas. Dus moeten ze samenwerken met de ambachtsmensen. Er zijn twee locaties van het Nationaal Glasmuseum: de Glasblazerij aan de Zuidwal is de studio van het museum. Hier zijn doorlopende demonstraties glasblazen te zien waarbij ambachtelijke producten gemaakt worden en avontuurlijke ontwerpen in opdracht van kunstenaars worden geblazen. Vanaf een tribune is prima zicht op wat de glasblazers doen en er is altijd een voorlichter aanwezig die uitlegt wat er op de werkvloer gebeurt. Als u vragen heeft, kunnen die dan ook aan de voorlichter gesteld worden. Aan de Lingedijk staat het oude woonhuis van Cochius, de fabrieksdirecteur die in Leerdam als eerste is gaan samenwerken met kunstenaars. Hier is de grootste en belangrijkste collectie Nederlands glas van de twintigste en eenentwintigste eeuw te zien, met continu zeven tentoonstellingen. Het Nationaal Glasmuseum is onlangs heropend na een ingrijpende verbouwing. Er is daarom nu nog geen educatief materiaal beschikbaar. Maar met een iPod Touch worden bezoekers langs objecten geleid en kan men luisteren naar de verhalen achter de topstukken. Glasblazers vertellen waarom een object zo moeilijk was om te maken. Ontwerpers vertellen waarom het uiteindelijke stuk is afgekeurd, terwijl glaskenners juist dat object fantastisch vinden. Ga voor meer informatie naar www.nationaalglasmuseum.nl.
Meijdam-vaas (1954) Foto: Erik & Petra Hesmerg
15
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Vilt, felt, feutre, filz, tova, huopa Oud ambacht biedt vernieuwende mogelijkheden vo
Informatie Kijk voor meer informatie op www.lidwinacharpentier.nl met onder andere uitleg over het maken van een beschermhoes voor een externe harde schijf of een mobieltje.
Lidwina Charpentier Vilt is helemaal hot, cool, vet, gaaf. Niet in de laatste plaats omdat het, gecombineerd met bepaalde andere materialen, nieuwe moderne mogelijkheden biedt. Bovendien
kan er van vilt zowat alles gemaakt worden. Vilt als sculptuur, dier, allerlei soorten kleding, huis, interieurtoepassingen. Als je het in het platte vlak maakt, kunnen nieuwe stoffen ontworpen worden. Het mooie is dat in principe iedereen het kan maken in elk gewenste vorm, stijl en ontwerp, want het is een eenvoudige techniek. Het belangrijkste dat er nodig is, is geduld. Bedenk dat vilt maken de alleroudste manier is om een stof te vervaardigen. In de oudheid Vilten is een ambacht dat al meer dan 2500 jaar beoefend wordt. Dit weten we door diverse vindplaatsen van vilten voorwerpen en afbeeldingen. Vilt werd in de oude tijden alleen in Azië en Europa gemaakt. In Pompeii is een wandtekening te vinden waarop mensen vilt maken aan een tafel van waaruit het water in een houtgestookt vat loopt. Dat water wordt opnieuw gebruikt voor het viltproces. In het oudste viltgebied Mongolië wordt volgens oude traditie de yurt (een ronde tent van wolvilt en hout) gemaakt. In plaats van met de hand te vilten moest er een andere manier gevonden worden vanwege de grootte van het kleed. Deze grote stukken vilt werden nat gemaakt en samen met doek ingerold om een paal en vervolgens over de steppe getrokken door paarden of kamelen. Door het hobbelen en rollen ging de wol klitten en ontstond er een vast geheel. Recent In de twintigste eeuw is het vilten vooral een Scandinavische aangelegenheid. Het is via China en Rusland in Scandinavië terecht gekomen. En ook daar was het vak bijna uitgestorven. De huizen werden beter geïsoleerd en men droeg thermosokken in plaats van wol. In de jaren tachtig werd er een klein boekje over vilten vertaald vanuit het Zweeds in het Nederlands. Nu is er genoeg literatuur te vinden en is er in Nederland zelfs een vakvereniging. Anno 2010 wordt er veel geëxperimenteerd en gemixt, gekleurd, bestaande stoffen toegevoegd (nunovilt). Experimenten met stomen en drogen, wringen, persen, afbinden, enzovoort waardoor je een structuur krijgt die lijkt op bijvoorbeeld stekels, schubben of zeepokken. Het onderzoek en het stuiten op nieuwe vorm, textuur, huid is een van de leuke zaken die vilt biedt. Dit haalt het vilten uit het pure handwerk naar de kunst van het beeldende. Wat is vilt en hoe ontstaat het? Het samenklitten van wol noemen we vilt. Het is van losse haren tot een geheel geworden. De wol van sommige schapenrassen klit erg snel, waardoor ze geschikt is om mee te
16
vilten. Het sneller in elkaar gaan zitten van de haren heeft te maken met het aantal schubben die het haar heeft. De schubben zorgen voor het in elkaar ‘weven’ van de haren. Er zijn vele schapenrassen waarvan de wol goed verwerkt kan worden tot vilt. Elk ras heeft zo zijn eigenschappen. De twee bekendste viltrassen zijn het merinoschaap en het bergschaap. De wol van het merinoschaap is fijn en zacht, zodat het uitermate geschikt is om er kleding van te maken. Deze wol prikt niet op de huid. De stuggere bergschaapwol wordt eerder voor interieurdoeleinden gebruikt. Hoe gebeurt dat vilten? Het ontstaat door de combinatie van warm water, zeep en wrijving. Door water en zeep gaan de schubben van de haren uit staan waardoor ze weerhaakjes vormen. Door zachtjes te wrijven gaan de haren in elkaar zitten. Dit stadium heet aanvilten: het kan nog makkelijk uit elkaar getrokken worden. Als je begint te voelen dat het echt gaat krimpen, ben je bezig met vilten. Nu ontstaat er een vaste stof. Dan begint het vollen. Dan mag er flink gewreven, gegooid en geduwd worden. Het proces is namelijk onomkeerbaar. Het kan alleen nog dichter op elkaar gaan zitten. Het vilt wordt nu werkelijk kleiner en krimpt ongeveer 30%. In de praktijk is het zo dat je in het vollen kunt controleren hoever je het geheel wil laten krimpen. Als je een sleeve voor je telefoon wilt maken, dan laat je het geheel krimpen totdat het past. Het proces is zodanig dat er in het begin meer aaiend gevilt moet worden, omdat door een te snelle beweging de schubben geen tijd hebben om in elkaar te haken. Een geduldoefening voor snelle meisjes en jongens! Een meditatieve oefening. Het tempo en de kracht wordt opgevoerd naar het stadium waarin het viltwerk zich bevindt. Hier komen ongeduldige types tot hun recht, omdat ze nu kracht en snelheid kunnen gebruiken. Stel je voor: je hebt wat wol en door middel van zeep en je handen geschiedt er een klein wonder en is het opeens zonder al te veel moeite een vast voorwerp geworden. Laten we maar eens heel eenvoudig beginnen met een armband. Dit is om zonder veel poespas te ervaren wat vilten is. Vilten van een armband Je hebt nodig: Merino lontwol, warm water in een kom met wat Driehoek-zeep, een kloppertje en een handdoek. Zie de afbeeldingen.
1. Gesplitste streng Merino lontwol 2. Bewaarmethode tot gebruik 3. Om de eigen vuist gemeten. Zo weten we welke doorsnee de armband moet hebben in verband met krimp 4. Reeds aangevilte armband 5. Armband die klaar is. 6. Een dread in plaats van een armband
Na het meten wordt de wol gerold, zodat het aan elkaar gaat zitten
Wol om de vuist gemeten
Benodigdheden voor het vilten
Daarna met water en zep verder rollen of - zoals op de foto - een platte variatie maken (aanvilten)
Laatste stadium. Nog even flink kneden, gooien, duwen, enzovoort (vollen) totdat het goed past. Armband is klaar
Studiemiddag examenthema VWO beeldende vakken 2011 Woensdag 13 oktober 2010 van 16 tot 19 uur te Utrecht VONKC organiseert een studiemiddag over het examenthema VWO beeldende Vakken 2011: Wat van ver komt... In 2011 staat de invloed van het verre oosten aan de hand van de Japanse kunst meer centraal. De opzet van deze studiemiddag is vooral informatief: opfrissen van kennis en het mogelijk verwerven van nieuwe inzichten. Kunsthistoricus drs. Jos ten Berge van de Vrije Universiteit te Amsterdam gaat in zijn voordracht in op de expositie Primitivism in Museum for Modern Art te New York in 1984. Een tweede voordracht zal gehouden worden door dr. Helen Westgeest van Universiteit Leiden. Zij is deskundige
op het gebied van Japanse kunst. Aan beide voordrachten wordt een vragenronde gekoppeld. Er is een zaal gereserveerd met een capaciteit van maximaal 70 personen. Dus: vol is vol! Locatie: Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU), Lange Viestraat 2 B (schuin tegenover De Bijenkorf), 3511 BK Utrecht. Aanmelden kan door te mailen naar
[email protected] met vermelding van naam, adres, postcode en woonplaats, naam van de school. De kosten bedragen € 50,-- per persoon inclusief broodmaaltijd.
17
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Henk en Morrison Schiffmacher Foto: Thea Vuik
En de opleiding van je dochter: heb je een leerplan bedacht? Ja, eh, ik ben verantwoordelijk voor haar. Zij heeft al heel veel getekend. Er zijn hier vaak mensen geweest die komen vragen om hier het vak te leren en hebben dan als portfolio twee tekeningetjes bij zich. Die zijn lui van nature. Die weten niet - zoals Morrison - hoe ze een ouderwetse pin-up goed moeten tekenen. Dan moeten de handen goed zijn, moeten de voeten goed zijn, de enkeltjes goed zijn, moet de borstenpartij goed zijn, de aanzet van de billen. Dat vereist wel wat studie en dat heeft ze zichzelf aangeleerd. Door veel te kijken en veel dingen te bestuderen. Betty Boop te ontleden, verhoudingen… Ja. De gulden snede. Ze is tweeëneenhalf jaar bij me in de leer en nu zelfstandig. Ze heeft gewoon haar eigen zaak en is pas 19 geworden. Dat is natuurlijk geweldig. Het is fantastisch om zo met elkaar om te gaan. Het is een heel andere omgang dan met het personeel.
behoorlijk aanstootgevend geheel en kon mijn opa behoorlijk uitfoeteren als ie er per ongeluk geen pleister over had geplakt als hij met ontbloot bovenlijf iets stond te scheppen in zijn tuin. Op een gegeven moment ben ik gaan fotograferen. Ik fotografeerde heel veel getatoeëerde mensen en kwam steeds meer in aanraking met en raakte steeds meer verzeild in die wereld. Toen ik als fotograaf bij De Bijenkorf werkte, ben ik in het kielzog van Nederlandse topmodellen als een soort toyboy meegesleept naar Tokio. Ik kreeg allerlei kennissen die met tatoeages bedekt waren en ik was nog steeds zelf niet getatoeëerd. Op een gegeven moment dacht ik: Nee, dit kan niet meer. Ik ben gewoon als een vegetariër die in een slagerij werkt. Dus toen heb ik me maar laten tatoeëren door tattoo Peter. Uiteindelijk ben ik - na een jaar
Eigenlijk zijn jullie het in grote lijnen wel eens?! Nee, zij is het met mij eens (bulderende lach). Ik ben eigenwijs en heel expliciet in wat ik wil.
Ideale maten van Betty Boop vo
Thea Vuik Volgens het lexicon van Hanky Panky ofwel Henk Schiffmacher is tattoo de vader aller kunsten. Ik zoek hem op in de tattooshop van zijn dochter Morrison, waar hijzelf de
laatste hand legt aan een tattoo die in tweeëneenhalf uur zo ongeveer qua grootte de hele schouder van iemand bedekt. Het ontwerp heeft de klant zelf meegebracht.
Schiffmacher heeft het vervolgens uitvergroot en tijdens het tatoeëren slechts minimaal naar zijn eigen hand gezet. Tussen alle bedrijven door kletst hij honderduit. ‘Wat doet Morris? Staat ze te bellen?’ Schiffmacher lijkt wel duizend dingen tegelijk te kunnen, want ziet ondertussen zijn dochter even naar buiten lopen… Raak je door mijn vragen niet afgeleid terwijl je aan het werk bent? Wat zeg je? Ja, eh nee… Ik hou wel van… Het is net als schieten. Dat vereist een soort van opperste concentratie en daar zitten soms wat adempauzes in. Deze dochter krijgt van jou les? Ik heb twee dochters en deze heb vroeg van school gehaald. Ze zat op de IVKO (Montessorischool voor voortgezet onderwijs met naast HAVO en MAVO ook aandacht voor creativiteitsontwikkeling; red.). Ze kon alleen maar heel mooi tekenen en verder leerde ze eigenlijk niet veel op school. Een fantastische school met fantastische leerlingen hoor, maar je moet wel met dat systeem om kunnen gaan. Morrison heeft van kinds af aan het tatoeëren meegemaakt. Ze is er als het
18
ware in geboren en uiteindelijk zei ze: ‘Luister papa, dit heb ik altijd gewild.’ De andere dochter is van het woord. Die bezit een eigen blog waarop ze schrijft. Maar je kunt toch niet zomaar iemand die leerplichtig is van school halen? Ja, je kunt als je bij je vader in de leer gaat vervroegd van school. Dus twee jaar eerder van school. Je vader is dan een soort van officiële scholing. Daar moet je voor tekenen en daar word je op gecontroleerd. De leerplichtambtenaar moet daarmee akkoord gaan. Dat gaat in overleg met de school. Als jij een slagersjongen bent en je wilt slager worden en je vader is slager, dan mag je het vak - dat is een nieuwe wet bij je vader gaan leren. Voor een bakker geldt hetzelfde. Het gaat expliciet om dit soort ambachten: om - zeg maar die oude ambachten niet verloren te laten gaan. Het heeft natuurlijk meegeholpen dat we dat konden staven: Morrison had weinig goede cijfers. Ze is een dromer die, net als ik, dyslectisch is en ook op die school had ze moeite om te functioneren. Maar ze was wel het tekentalent van de school. De Bijbel vertelt ons dat we met onze talenten iets moeten doen. Dat is dus hier het geval.
Is er binnen de tattoowereld ook een onderscheid te maken? Want je zegt immers zelf dat je dochter veel pin-ups moest (na)tekenen? Wij pretenderen een beetje een old-fashioned tattooshop te zijn. Er is sprake van een Eindhovense en een Amsterdamse school. In Amsterdam is het nog steeds schepen, ankers, harten, enzovoort wat de klok slaat. Ik heb zelf een interesse in het schilderen van vormen van de primitieven, bijvoorbeeld wat ze in de Pacific doen. Je kunt dat geen tribal noemen. Ik heb een beetje een hekel aan dat woord gekregen, want dat is inmiddels een misbruikt woord voor allerlei fröbels die in de provincie gemaakt zijn. Zorg bij tribal ook echt dat het van een bepaalde stam vandaan komt en enigszins bestudeerd is alvorens het op de arm geschreven wordt. Er is - doordat het zo populair is geworden - een zekere wildgroei opgetreden en dat komt niet altijd ten goede van ons ambacht. Ik had het graag iets anders gezien. Hoewel, ik wel moet zeggen dat het op dit moment in Nederland sterft van het talent. Is er geen officiële opleiding voor dit ambacht? Nee. Er zijn in België wel wat figuren die voor veel geld iets doen. In Brussel is er wel een soort school, geloof ik. Dat zijn mensen die meestal de cosmetische industrie ingaan en bijvoorbeeld een randje om de lippen tatoeëren. Dat is een andere tak van business waar ik overigens geen goed woord voor over heb. Die gebruiken heel bewust pigmenten die na een paar maanden al weer gaan afbreken, zodat ze drie jaar later weer opnieuw in iemand kunnen gaan zitten peuteren. Dat komt niet overeen met dat wat een tatoeage hoort te zijn… Een onuitwisbaar teken: liefst gegarandeerd tot na het intreden van de rigor mortus. Hoe ben je zelf aan je tatoeages gekomen? Ik vind een tatoeage een mooie manier van communiceren. Het heeft me altijd geïntrigeerd. Mijn opa had een blote dame op zijn rug. Het was een slecht gekopieerde Willendorfachtige omlijning met twee ufo’s die borsten moesten voorstellen. Het hoofd was ook niet veel soeps. Mijn oma vond het een
Dat je tegenwoordig geen zeeman, bajesklant of prostituee meer hoeft te zijn, maar kunstliefhebber, bewijst Op het lijf geschreven: een zogenaamde ‘tussenstop’ expositie van het Dordrechts Museum. Deze expositie was t/m 12 september te bezoeken. Juist dit opvulsel doet veel stof opwaaien: waarom laat iemand überhaupt iets permanents op zijn lijf kopiëren? Is zo’n tattoo meer ‘waard’ als dat een kunstwerk betreft? En is het meer kunst als het niet nagemaakt wordt? In Tilburg werden tijdens het Incubatefestival op 17 t/m 19 september door een aantal kunstenaars speciaal ontworpen tattoos gratis gezet. Wellicht staan de voorbeelden nog op www.incubate.org/data/tilburgink.html.
19
oktober 2010-10
oktober 2010-10
rondgezworven te hebben in Azië - zelf in Amsterdam een tattooshop begonnen. Teken(de) jij ook zoveel? Ik heb mijn hele leven getekend! Ik kom namelijk ook uit zo’n ‘ambachtelijke’ stal, hè. Als je bij ons in Harderwijk komt, dan is daar een slagerij en die is in 1821 door een Schiffmacher begonnen. En sinds die tijd zitten er allemaal slagers in dat huis die allemaal Schiffmacher heten. Het is een van de vijf oudste slagerijen van Nederland. Dus op zich zit Betty Boop het vader-op-zoon-ding een beetje in de familie. Maar vader op dochter was de eerste. Mijn vader leerde ons hoe de botten van een koe in elkaar staken. Ondertussen stonden wij het vet en het vlees ervan af te knabbelen. Dus wij wisten al vrij snel hoe zo’n beest bewoog en er van binnen uitzag. Maar goed kunnen tekenen op papier is toch heel anders? Natuurlijk, om te beginnen moet je een tweedimensionale tekening als het ware om de vormen van het lichaam heen projecteren, zodat de tekening blijft kloppen. En je lijf vervalt, wordt ouder: ook een tattoo vervormt mee als het vel gaat hangen. Je moet dus goed nadenken waar je het precies wilt hebben. Bovendien zit het papier mooi stil, is geduldig, zweet niet en valt nooit flauw. Heb je, naast je dochter, ook andere leerlingen? Stagiairs misschien? Ja hoor, jongens die een jaar of een half jaar blijven werken en die zich dan een beetje door een mopperende oude baas laten bijscholen. Die probeer ik in ieder geval op een stevige
manier een new-agerig verhaal af te leren. Je bent namelijk gewoon een huurling, al voer je natuurlijk uit wat je zelf wil. Als ik geen zin heb dan zeg ik: ‘Dat doe ik niet.’ Als ze me vragen een hakenkruis of zoiets te tatoeëren, zeg ik: ‘Ga toch lekker ergens anders je ding doen.’ Iemand kom de zaak binnen. Of Schiffmacher zijn barcode kan opfrissen? Hij heeft er al eentje, maar die is erg onduidelijk en niet zo scherp. Ook graag een witte achtergrond erbij. In de hoop dat de zwarte streepjes van de barcode wat duidelijker worden. ‘Dat doe ik niet. Dat heeft niets met tatoeage te maken. Dat is een leuk grapje. Daar zijn er honderden van gemaakt. Dat is toch een ravage? Maak er maar iets anders van… En besluit Schiffmacher (tegen zichzelf?): ‘Duidelijk communiceren!!’ Het Ministerie van OCW is niet op de hoogte van de ‘wet’ waar Schiffmacher het over heeft. Volgens het ministerie is het ontbreken van een bepaalde opleiding geen grond voor vrijstelling. De leerplichtwet wordt overigens door de gemeente gehandhaafd. De leerplichtambtenaar in de woongemeente kan vrijstelling hebben verleend op basis van artikel 15 van de Leerplichtwet: ‘Indien wordt aangetoond dat de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet.’ In Amsterdam ziet Bureau Leerplicht Plus toe op de naleving ervan. Zij zegt het volgende: ‘De leeplichtwet kent de mogelijkheid om leerlingen voor wie het volgen van volledig dagonderwijs geen haalbare kaart is, vervangende leerplicht verlenen. Binnen de vervangende leerplicht krijgen de leerlingen een andere vorm van leren aangeboden: een combinatie van algemeen vormend onderwijs en stage. De artikelen 3a en 3b regelen de vervangende leerplicht voor volledig leerplichtigen.’
Saskia Schouten Foto: Govert Driessen
Atelier van Saskia Schouten Foto: Govert Driessen
De vioolbouwer als klankpoëet Martine Mussies De oorspronkelijke betekenis van het Griekse woord poetu is doen of maken. En dat vindt vioolbouwer Saskia Schouten uit Heusden dan ook precies het mooie van haar vak: het poëtische ondefinieerbare van muziek mogelijk maken door een instrument te scheppen dat
Rechtsbijstand voor vakbondsleden De VONKC-helpdesk en de VLS-helpdesk zijn iedere
VONKC-Rechtspositie Arnold Mullink De Beuk 9 6941 ZA DIDAM
De VONKC-helpdesk is op maandag- en dinsdagavond van 19.30 tot 20.30 uur bereikbaar.
geen benoemingsakte, wat nu? Enzovoorts.
t (0316) 294346
Voor specifieke vragen die u als leraar beeldende
e
[email protected]
De VLS-helpdesk is op woensdag- en donderdagavond van 19.30 tot 20.30 uur bereikbaar.
week twee avonden telefonisch bereikbaar. Voor algemene vragen kunt u op genoemde tijden bij beide helpdesks terecht: Hoe zit het met mijn fpu? Is mijn taakinvulling wel juist? Ik heb nog steeds
vakken of als leraar muziek aangaan, kunt u het beste contact zoeken op de tijden dat de VONKCrespectievelijk de VLS-helpdesk bereikbaar is. Handiger is om een e-mail te sturen. Zo kunt u uw probleem helder uitleggen en kan de helpdesk een duidelijk antwoord formuleren dat u naar wens telefonisch of via e-mail terugontvangt.
20
VLS-Rechtspositie Amir Pool Kluppelshuizenweg 32 7608 RL ALMELO t (023) 5478832 e
[email protected]
Als de helpdesk onbemand is, kunt u het antwoordapparaat inspreken. Dan wordt u zo spoedig mogelijk teruggebeld.
die potenties in zich heeft. ‘De keuze van het model heeft veel invloed op de klank’, vertelt Saskia, ‘een Strad en een Guarneri, bijvoorbeeld, hebben allebei voordelen. Een Stradivari is meestal wel strakker en evenwichtiger. Het is iedere keer spannend hoe de klank van een instrument zich precies gaat ontwikkelen. En daarna om te zien hoe speler en instrument naar elkaar toegroeien met als hoogtepunt natuurlijk een concert.’ Saskia is gespecialiseerd in de nieuwbouw van celli en altviolen. Meerdere van haar instrumenten zijn aangekocht door Stichting Nationaal Muziekinstrumentenfonds. Wat is interessanter, een kopie maken of naar eigen idee bouwen? ‘Het is eigenlijk allebei interessant, omdat je door de combinatie verschillende modellen kunt uitproberen en zo ziet wat voor effect dat op de klank heeft. In de altbouw kun je meer met eigen modellen experimenteren dan in de cellobouw, vanwege de verschillende groottes van altviolen en de enorme variatie in modellen. Alten hebben een wisselende rol
gehad in de geschiedenis en ook nu kun je in verschillende richtingen denken. Zoek je de alt/tenor- of zelfs meer de baritondieptes voor dit prachtige middenregister. Dit natuurlijk gekoppeld aan de verschillende groottes van de klankkast. Bij het bouwen van alten lijkt het op het aftasten van grenzen en het oprekken van beperkingen om uiteindelijk het ideale compromis te bereiken. Te grote instrumenten, met grote toon worden op den duur te vermoeiend om te spelen. Te kleine instrumenten zijn prettig om te spelen, maar blijven te vriendelijk. Te smalle instrumenten zijn helder, maar missen diepte en te brede zijn eerder donker, maar missen mogelijk wat directheid. Bij het bouwen zijn er dan ook vele overwegingen om een en ander te versterken dan wel te compenseren.’ Hoe gaat het proces verder, na de keuze van het model? ‘Dan komt de keuze van het hout, de tweede belangrijke factor voor het uiteindelijke instrument. Het bovenblad is van een geselecteerd vurenhout en het achterblad van esdoorn,
21
oktober 2010-10
oktober 2010-10
evenals de zijwanden en de krul. De bladen bestaan uit twee delen die eerst moeten worden gevoegd (passend geschaafd), gelijmd en in de klemmen gezet. Vervolgens worden de zijwanden op dikte geschaafd en om een heet buigijzer gebogen tot ze precies om de mal passen. Er zitten blokken boven, onder en op de hoekpunten. Later als de bladen klaar zijn gaat de mal eruit en worden blokken bijgewerkt. Als de bladen zijn gevoegd, gevlakt en uitgezaagd, komt het vormen van de welving. Met de guts en later met schaafjes kun je mooie lijnen vormen. Wanneer de bovenkant af is, ga je de binnenkant uithollen en op dikte afwerken. Veel factoren spelen een rol voor de klank: de hoogte, de soort welving, de dikteverdeling, de veerkracht en de toonhoogte van het blad. In het bovenblad worden de f-gaten gesneden en de zangbalk ingelijmd en gevormd, uiteraard ook allemaal van invloed op de klank. Daarna wordt de klankkast in elkaar gelijmd: feest! De krul wordt uitgesneden en in de juiste hoek in de kast gezet. Deze hoek bepaalt veel hoeveel spanning straks op de kam komt. Vervolgens begint het lakproces. Nog steeds vind ik het lakken het moeilijkst. Hoe maak je een visueel aantrekkelijk instrument en is de lak toch duurzaam en bestand
wil, maar mag niet te dik, te hard of te zacht zijn. En moet er vooral aantrekkelijk uitzien, een oneindige zoektocht naar de ideale verhouding van de ingrediënten. In de eerste plaats dient de lak ter bescherming van het instrument. Maar het vergroot ook de uiterlijke schoonheid van het instrument. Lakken van oude instrumenten hebben door de invloed van licht en slijtage veranderingen ondergaan. De oude meesters experimenteerden natuurlijk ook met de grondering, de verschillende harsen en oliën. Net als nu: het blijft een zoektocht naar de ideale kleur, consistentie en dikte van de lak.’
tegen stootjes en temperatuurwisseling?’ ‘De lak is van minder belang voor de klank dan de legende
‘Ik zou graag een cello bouwen voor Giovanni Sollima, cellist en componist in Italië.’
Martine Mussies Voor veel middelbare scholieren zijn de makers van blaasinstrumenten minder bekend dan de vioolbouwers. Geert Jan van der Heide is zo iemand, een bouwer van historische blaasinstrumenten en pauken.
Vanwaar deze passie voor je zoektocht? ‘Vroeger speelde ik zelf viool. Daarom was ik benieuwd hoe ze werden gemaakt, waarom ze verschillen in klank.’ Als professioneel bouwer speelt ze vooral cello en op haar website prijken lovende referenties van bekende cellisten, zoals Elias Arizcuren. Hij noemt Saskia ‘een geweldige verrijking van de Nederlandse vioolbouw’.
In zijn atelier in Putten werkt hij aan allerlei verschillende types trombones, trompetten, hoorns en mondstukken. Maar een kluizenaar is hij niet bepaald. Regelmatig trekt hij erop uit om workshops te geven aan de eerste en tweede klassen van het voortgezet onderwijs. Daarbij legt hij dan haarfijn uit wat de verschillen tussen moderne en historische blaasinstrumenten zijn. En elke leerling gaat na afloop met een zelfgebouwde dwars- of panfluit naar huis.
Heb je nu nog wensen?
Thema CSE VWO 2011: Wat van ver komt... Met nieuwe ‘specifieke teksten’ over onder andere het Dogenpaleis in Venetie, een film over houtsnede Ukiyo-e, een instructievideo over How te dress a kimono, veel FRUiTS met verwijzing naar alle recente nummers, Ganguro Girls, Lolita Girls, Cobra en Kandinsky, Ai Weiwei en Ni Haifeng. Dit alles en nog heel veel meer is te vinden in de nieuwe ELO Wat van ver komt 2011 van de Digitale School. Nu ook nog met een leeslink voor de leerling: De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet van David Mitchell. Na het volgen van een workshop over de vaardigheid in het beheren van een ELO krijgt de deelnemende docent de beschikking over een kant en klare ELO, gevuld met bronnen in de vorm van tekst, afbeeldingen en videofragmenten en meer dan 20 toetsen om aan te bieden aan zijn of haar leerlingen. Zelf bronnen en opdrachten toevoegen of verwijderen is door eigen beheer dan ook mogelijk evenals correctie en cijfergeving van de online gemaakte toetsen. Het thema Wat van ver komt 2011 is te vinden op: http://moedermoodle.stoas.nl/course/view.php?id=222 Meer informatie over de workshop staat op: http://moedermoodle.stoas.nl/course/view.php?id=407 De bronteksten met de generieke en de specifieke teksten zijn te vinden en te downloaden van www.examenblad.nl. Let er wel op dat linksboven de keuze staat op jaarring 2011. Een link naar weblog 2011 op http://watvanverkomt-2011.blogspot.com moet te zijner tijd door de docent nog worden voorzien van afbeeldingen.
22
Historische blaasinstrumenten
Wat is er anders aan een historisch instrument? De huidige maatschappij en de daarbij behorende muziekpraktijk vraagt naar een ander type muziekinstrument dan de voorbije perioden. Grote concertzalen en de daarbij passende grote orkesten vragen om volume en stabiliteit van de instrumenten. Materialen en productiewijze, gebruikt bij de tegenwoordige bouw, komen uitstekend aan deze vraag tegemoet. Daar waar echter muziek gemaakt wordt op een authentieke manier, worden andere eisen gesteld. Flexibiliteit en mengbaarbeid van klank staan hier op de voorgrond. Flexibiliteit is nodig om ook anders dan gelijkzwevend gestemd te kunnen spelen en het musiceren in kleine groepen met verschillende bezettingen vraagt om een goed mengbare klank. Dit wordt bereikt door de keuze van goede mensuren, de juiste materiaalbehandeling en de dikte van de wand van de door mij gemaakte instrumenten. De mensuren of de wijdtematen (de doorsneden) worden gekopieerd of zijn gebaseerd op de best bewaarde en kwalitatief beste originele instrumenten die in de Europese verzamelingen te vinden zijn. Bij historische instrumenten hebben naast de muzikale eigenschappen ook uiterlijke vorm en schoonheid een functie. Een goed instrument ‘verdient’ zijn decoraties, en een kopie wordt er compleet van. Indien gewenst worden alle versieringen met de hand gegraveerd en geciseleerd. Het oppervlak van de messing instrumenten wordt niet gepolijst en gelakt. Om de wanddikte en de veerkracht te kunnen controleren is schaven de laatste handeling. Zo ontstaat een textuur en een aanzien die de instrumenten uit de Renaissance en de Barok ook bezaten. Als materiaal wordt een koperlegering gebruikt die sterk overeenkomt met die welke in de zeventiende eeuw voorkwam. Hoe kun je nu weten hoe mensen vroeger instrumenten bouwden? Na degelijk onderzoek naar arbeidsmethoden die toen bij de instrumentenbouw werden gebruikt, worden die door mij compleet toegepast. Dat wil zeggen dat al het materiaal (tenzij anders vermeld) met de hand op de juiste dikte wordt
gehamerd. Ook wordt voor het verkrijgen van de bekervorm met de daarbij gewenste wanddikte en veerkracht, alleen hamer en aambeeld gebruikt. Zo is het mogelijk de na te bouwen dikten van 0,2 mm te bereiken, iets wat machinaal bijna onmogelijk is. Hierdoor ontstaat een boventoonrijke en ‘authentieke’ klank. Behalve de al in mijn programma opgenomen instrumenten is het mogelijk om van elk bestaand origineel een kopie te laten maken. Naast de bouw van kopieën is een goedkopere bouw ontwikkeld. Bij deze zogenaamde studie- of ‘lowbudget’ instrumenten, wordt alleen de beker volledig gehamerd. De buizen worden vervaardigd van naadloos getrokken buis. Dit geeft een enorme tijdsbesparing, waardoor het mogelijk is redelijk authentiek klinkende instrumenten te bouwen voor een betrekkelijk lage prijs. Dat zijn allemaal zaken die ik ook uitleg tijdens de workshops aan brug- en/of tweede klassen van het voortgezet onderwijs. De leerlingen krijgen inzicht in de werking van verschillende blaasinstrumenten, trombones, trompetten en hoorns, en mondstukken. Aan het eind van de dag maken ze zelf een eenvoudige dwarsfluit en/of panfluit! Meer weten? Surf dan naar www.geertjanvanderheide.nl., de website van Geert Jan. Daar is ook een leuk filmpje van hem te bekijken op zijn boerderij midden in de sneeuw. Op enkele tientallen meters afstand van het woonhuis staat zijn werkplaats, waarin hij aan de slag gaat met het bouwen van een kopie van een zestiende eeuwse Italiaanse trompet van Lissandro Milanese. Het origineel werd enige jaren geleden gevonden op een scheepswrak voor de kust van Texel en onderzoekers vroegen Van der Heide om advies over de gevonden resten.
23
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Sleur Lotte Niekel Mijn ochtendritueel is eigenlijk elke dag hetzelfde. De wekker gaat om half zeven. Eerst ga ik ontbijten. En daarna kleed ik me aan en pak ik snel mijn spullen bij elkaar. Ik spring op de fiets en hoop dat de kou op mijn wangen me een beetje wakker maakt. Eenmaal op school hang ik mijn jas op en neem zoals altijd een kopje groene thee.
De bel gaat en ik loop rustig naar mijn lokaal. Ik heb mijn les niet voorbereid, ik doe dit werk al 20 jaar en ik ken inmiddels alle lessen uit mijn hoofd. Week 23? In deze week leer ik de leerlingen uit klas 2A het volkslied aan. Niet echt een favoriet, maar de Top 40 komt mijn neus uit. Dat gedreun de hele tijd… Ik ga achter de piano zitten en kijk nog even de klas rond. Het is half negen ’s ochtends en sommige leerlingen liggen nog half te slapen. Wie weet gaat het groepje achterin vandaag meezingen in plaats van playbacken. Ik zie mezelf al helemaal voor me, over 20 jaar. Elke dag hetzelfde kopje thee en elk jaar dezelfde lessenserie die ik ooit in mijn eerste werkjaren heb gemaakt. Ik noem het een sleur, mijn grootste angst. Heb ik als ik eenmaal in de veertig ben nog wel plezier in mijn vak? Dit jaar studeer ik af als een 21-jarige docent muziek. Ik heb zin om het werkveld in te gaan en leerlingen alles te leren wat ik weet. Langere leerlijnen waarbij leerlingen echt naar een einddoel werken. Een presentatie, een concert, een zelfgeschreven lied! Leerlingen weten alles over The Beatles en James Brown en kunnen niet wachten tot het vrijdag is en ze weer muziekles hebben. Ik zit nu vol ideeën en ben verbaasd als ik leraren zie die geen nieuwe dingen meer verzinnen en blijven hangen bij de methodeboeken. Bij mijn stages zie ik ook dat leraren al snel tevreden zijn met het gekraai dat de klas maakt. Ook kwam ik een liedjesmap tegen met muziekpapier dat al 114 keer gekopieerd leek: Wilhelmus, Kortjakje en Proud Mary van Tina Turner. Ik wil niet in zo’n sleur komen! Daarom zal ik op een rijtje zetten hoe ik dit wil gaan voorkomen. Ik doe dit door middel van het beantwoorden van drie vragen. Mijn eerste vraag: Wat voor docent wil ik zijn? Ik vertel hier over de verschillende doelen die leraren hebben in hun les en de kerndoelen voor het vak muziek. Mijn tweede vraag: Hoe wil ik dit bereiken? Dit gaat over de voorbereiding van de opleiding docent muziek op de praktijk en hoe je je na je diploma verder ontwikkelt. Mijn derde en laatste vraag: Wat heb ik nodig? Dit gaat over de ideale leeromgeving voor de leerlingen en de werkomgeving voor de muziekdocent. Wat voor docent wil ik zijn? Mijn doel is een respectvolle band tussen leerling en docent te ontwikkelen. Leerlingen zien het vak muziek als een volwaardig
24
Sleur Uitspraak: slør de-woord (mannelijk) zelfstandig naamwoord iets dat je zo vaak doet dat het vervelend geworden is ‘Mijn werk is een sleur geworden.’ ‘de dagelijkse sleur doorbreken’
onderdeel van hun opleiding. Als leerlingen jou en je vak respecteren, zullen ze naar mijn idee ook meer leren. Als docent kun je verschillende kerndoelen in je lessen verwerken. De ene vind de sfeer in de klas heel erg belangrijk. Zonder een goede sfeer zul je de leerlingen niets leren. Een andere heeft juist een vakgericht doel, bijvoorbeeld: ‘De leerlingen kunnen aan het einde van de les een tweestemmig stuk zingen, gelet op zuiverheid, dynamiek, ritme en tekstbeleving.’ Wat moeten de leerlingen volgens de wet kunnen? Om die vraag te beantwoorden ging ik kijken naar onze geliefde kerndoelen. Het frappante is dat er nog niet eens een halve pagina gaat over het vak muziek. Het is ondergebracht in het leergebied kunst & cultuur. Ik kan niet precies zien wat de leerlingen nou eigenlijk moeten kunnen. Dan maar terug naar de kerndoelen van 1998–2003. Een voorbeeld: ‘De leerlingen kunnen de liederen in passend tempo, in de maat, ritmisch, zuiver, met frasering, articulatie, dynamiek en expressie uitvoeren.’ Het lijkt me toch best belangrijk dat er ook daadwerkelijk met de kerndoelen gewerkt wordt. Ik denk dat het voor leerlingen juist prettig is als docenten wat meer echt werken aan een liedje, zodat het uiteindelijk ook echt goed klinkt! Even terug naar het woord sleur. Zodra ik merk dat ik in een sleur kom, ga ik kijken naar deze kerndoelen en overweeg dan welke kerndoelen ik waarmaak en welke niet? Vernieuwing lijkt me een goede manier om de sleur te ontwijken! Ik wil een docent zijn die elke dag met plezier naar haar werk gaat en regelmatig haar leerlijnen vernieuwt, zodat ze aansluiten bij de actualiteit. Hoe wil ik dit bereiken? Om deze vraag te beantwoorden moet ik eigenlijk eerst terug gaan naar het begin. De opleiding tot docent muziek. Natuurlijk zit ik zelf nog op de opleiding en ik denk dat hetgeen waar ik het meeste aan heb gehad, is het opzetten van
een les: hoe maak je een les afwisselend en hoe houd je de leerlingen betrokken? Op de docentenopleiding leren we allemaal dat je bij een zangles op meerdere dingen kunt letten. Bijvoorbeeld op de houding tijdens het zingen, op het volume en op de zuiverheid. Ik zie op mijn stages dat docenten al vrij snel tevreden zijn. Zodra de leerlingen het lied helemaal gezongen hebben, gaan ze verder met een ander onderdeel van de les of is de les afgelopen. Is het niet zo dat wij als muziekdocent de leerlingen iets willen leren? Ik had het net al over de kerndoelen. Daar staat toch iets heel anders over waar op gelet wordt bij het zingen van een lied. Ik heb een aantal pas afgestudeerde docenten een paar vragen gesteld over hoe zij het lesgeven na het behalen van hun diploma ervaren. Ik vroeg hen wat zij belangrijk vinden in de muziekles en of de opleiding hen goed heeft voorbereid op de praktijk. Een van de docenten zegt dat voor een les een positieve sfeer heel belangrijk is, leerlingen moeten zich op hun gemak voelen. Wat de opleiding docent muziek betreft vind hij dat hij goed is voorbereid. Hij staat stil bij elke les en stelt zichzelf de vragen die vroeger door zijn mentoren gesteld zouden zijn. Een andere docent vertelde dat ze niet goed is voorbereid op de praktijk, en dat dat ook niet de bedoeling is: ‘Je leert vooral door te doen!’ Na het behalen van je diploma is het belangrijk dat je jezelf blijft ontwikkelen. Blijf reflecteren en vraag ook andere docenten of ze een keer bij jou in de les komen kijken. Zouden docenten die al twintig jaar in het vak zitten, nog steeds stilstaan bij elke les die ze geven? Bij sommige scholen waar ik stage heb gelopen, leek het een heel ander verhaal. Het lijkt erop dat als je al een vrij lange tijd lesgeeft, het reflecteren en vernieuwen niet meer zo belangrijk is. Ik stel aan jou de vraag: Als je niet regelmatig op je eigen kunnen reflecteert, hoe kun je dan ooit verder groeien in je vak? Mijn antwoord op de vraag: Hoe wil ik dit bereiken? is als volgt: Ik wil een docent zijn die met plezier naar haar werk gaat. Ik zal hiervoor regelmatig mijn leerlijnen vernieuwen en ik sta stil bij de lessen die ik geef. Ik stel steeds nieuwe doelen voor mezelf en voor de leerlingen. Wat heb ik nodig? Als ik een goede les wil geven, heb ik te maken met verschillende factoren. Bijvoorbeeld het aantal lesuren per klas per week. Als je niet veel lesuren ter beschikking hebt, is het ook lastiger om tijd vrij te maken voor verdieping in een onderwerp. Die verdieping vind ik toch wel belangrijk. The Beatles verdienen toch wel meer dan een halve pagina in het tekstboek. Ik wil minimaal twee lesuren per klas per week. Wat mij betreft is het heel belangrijk dat de kunstvakken leven in de school. Ik denk daarbij aan buitenschoolse activiteiten zoals musicals en talentenjachten en ook lekker veel zelfgemaakte tekeningen aan de muren. Zo gaan de kunstvakken ook meer leven voor de leerlingen. Op mijn huidige stageschool wordt er veel gedaan met kunst. Er is zelfs een nieuw theater gebouwd. Daar weten wij muziekdocenten wel raad mee! Het vak muziek wordt serieus genomen en daar krijg ik een enorme motivatieboost van. Wat zou het leuk zijn om in een kunstteam te werken en verschillende kunstdisciplines met elkaar te verbinden! Een speci-
ale kunstavond vol met zelfgemaakte schilderijen en beelden. Een voorstelling met dans, drama en muziek. Dit zou mij zeker helpen om niet in een sleur te komen! Dan komen we nog bij het muzieklokaal zelf. Daar hebben we allemaal zo onze dromen over. Ik zou een breed instrumentarium willen, met xylofoons, keyboards, een drumstel, gitaren, basgitaren, percussie, een piano. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Wat me ook vrij belangrijk lijkt, is een goede muziekinstallatie. Ook een mooie beamer in de klas is superhandig. Via YouTube zijn er leuke films te bekijken die de leerlingen zeker zullen aanspreken. Elvis Presley blijft denk ik beter hangen als je ook weet hoe hij eruit zag. Dit zijn natuurlijk allemaal dromen, een verlanglijstje voor de beste leeromgeving. Op weinig scholen zul je deze leeromgeving vinden. Maar als jij net zo’n droom heb als ik - bijvoorbeeld een uitgebreid instrumentarium - probeer die droom dan ook te verwezenlijken. Hou een benefietavond, verzamel oude instrumenten, zorg voor een eigen kunstpotje. Sleur Ik ben in juli 2010 afgestudeerd. Tijdens mijn stages ben ik af en toe zeer demotiverende dingen tegen gekomen. Een liedrepertoire uit de jaren vijftig, een gitaar die al wekenlang geen snaren heeft, een muziekinstallatie die de andere kant van het lokaal niet haalt en xylofoons die je niet meer terug herkent. Hoe zorg ik ervoor dat ik zelf niet in een sleur kom? Vijf stappen: 1. Houd je eigen doelen en de kerndoelen voor het vak muziek in de gaten. 2. Sta stil bij de lessen die je geeft. Vernieuw zo nodig en sta open voor tips van collega’s. 3. Doe mee aan buitenschoolse activiteiten. Jouw vak wordt er belangrijker door. 4. Maak een verlanglijstje voor jouw perfecte leeromgeving en probeer deze te verwezenlijken. 5. Blijf kritisch tegenover je leerlingen en tegenover jezelf! Als wij willen dat ons vak serieus genomen wordt, moeten we zelf ons vak ook serieus nemen! Ik ben net geen student meer en ik moet het allemaal nog ontdekken. Toch denk ik dat ik met mijn persoonlijke stappenplan een aardige stap in de goede richting doe!
Jaarvergadering VLS De VLS houdt haar jaarvergadering op dinsdag 7 december 2010 met als aanvangstijdstip 18 uur. De locatie wordt nog nader bekend gemaakt. Wilt u deze datum alvast in uw agenda noteren? Verdere informatie volgt.
25
oktober 2010-10
oktober 2010-10
meNet Muziekonderwijs en docentenopleidingen in Europa Adri de Vugt, Sarah Hennessy, Isolde Malmberg, Franz Niermann De European Association for Music in Schools (EAS) nam een aantal jaren geleden het initiatief om een project op te zetten dat zou bijdragen aan een actieve uitwisseling van kennis en ervaringen in het muziekonderwijs. Hoewel de EAS al jaarlijks een internationale conferentie organiseert, zou een project nog meer invulling kunnen geven aan een netwerk voor het muziekonderwijs.
meNet Music Education Network (meNet) is een Europees project gesubsidieerd door het EU Socrates/Comenius 3-programma en is gericht op de uitwisseling van kennis en evaring op het gebied van muziekonderwijs en de opleiding van muziekdocenten. Het project ging in december 2006 van start en werd in het najaar van 2009 afgerond. Onlangs verschenen de resultaten in de vorm van een digitaal handboek.
Onder leiding van het Institüt für Musikpädagogik van de Universität für Musik und Darstellende Kunst in Wenen werd een project bedacht en uitgevoerd waarin 27 instituten uit elf verschillende landen actief betrokken waren en ongeveer 90 zogenaamde associated partners het project ondersteunden door aan te geven profijt te zullen hebben van de resultaten. Nederland werd vertegenwoordigd door het Koninklijk Conservatorium en was lid van de stuurgroep en voorzitter van de Learning Outcomes-groep. meNet had tot doel een ‘European Communication and Knowledge Management Network for Music Education’ te zijn. Dat is een hele mond vol, maar evident is dat het project een grote en interessante hoeveelheid materiaal opleverde die bijdraagt aan het denken, doen en laten binnen het muziekonderwijs in Europa. Onlangs verscheen een digitaal handboek voor het muziekonderwijs dat een schat aan informatie bevat. Hoewel het project inmiddels is afgerond, is het uiteraard zaak dat het netwerk actief blijft. De EAS heeft deze taak op zich genomen. Een digitaal handboek Hoewel het project een samenhangende thematiek kent, zijn verschillende deelonderwerpen in zes subgroepen uitgewerkt. Het voert te ver om op alle deelonderwerpen in te gaan. In deze bijdrage wordt, na een korte beschrijving van het project als totaal, uitgebreider ingegaan op het onderwerp Learning Outcomes. meNet kent zes hoofdonderwerpen: 1. Het in kaart brengen van het reguliere muziekonderwijs in de verschillende Europese landen. Het gaat daarbij om
26
beschrijvingen van doelen, inhouden, beleid en achtergronden van het muziek als schoolvak. In het te publiceren handboek komen beschrijvingen van ongeveer twintig landen. 2. Het in kaart brengen van opleidingen tot muziekdocent. Ook hier betreft het de beschrijving van doelen die men nastreeft, kenmerken van het curriculum, aard van de opleiding, enzovoort. En ook hier is informatie beschikbaar van twintig verschillende landen. 3. Het formuleren van bekwaamheden van muziekdocenten. Deze learning outcomes sluiten aan bij de Europese afspraken en ontwikkelingen, maar hebben vooral ook de bedoeling bij te dragen aan de verbetering van de opleiding van muziekdocenten. 4. Het beschrijven en illusteren van voorbeelden uit de praktijk (practices in contexts). Aan de hand van videomateriaal en andere bronnen worden voorbeelden uit de praktijk toegelicht. 5. Lifelong Learning is een belangrijk thema in het moderne onderwijs. Ook muziekonderwijs en het opleiden van docenten vraagt om een benadering die bijdraagt aan het een leven lang leren. Binnen meNet heeft een aparte groep zich met dit vraagstuk bezig gehouden. 6. Het beschrijven van Europese projecten voor muziekonderwijs die tot nu toe hebben plaatsgevonden in het kader van Comenius. Het handboek verscheen in digitale vorm op www.menet.info. Alle materialen zijn beschikbaar in twee talen: Engels en Duits. Learning outcomes De Bologna-verklaring heeft als doel een onderwijsstelsel in te voeren om de onderlinge vergelijkbaarheid van studies te verbeteren en de mobiliteit van studenten te bevorderen. Kwalificatiekaders zijn belangrijke instrumenten om dat te realiseren. Voor het hoger onderwijs zijn de zogenaamde Dublin descriptoren opgesteld. Vervolgens hebben de verschillende beroepssectoren deze uitgewerkt in zogenaamde learning outcomes. De Association Conservatoires Europeen (AEC) heeft learning outcomes geformuleerd voor de musicus. Momenteel wordt ook gewerkt aan de learning outcomes voor docenten instrumentaal-vocaal. Binnen het meNet-project werden de outcomes voor muziekdocenten geformuleerd.
De meNet Learning Outcomes hebben vooral tot doel een bijdrage te leveren aan het denken over kunst- en muziekonderwijs en het opleiden van docenten in dit vakgebied en stimuleren hopelijk een verdere discussie en communicatie hierover. Ze kunnen een rol spelen bij de verdere ontwikkeling van studieprogramma’s aan de talloze instituten die opleidingen voor muziekdocenten verzorgen. In dit opzicht vormen ze welkome aanvulling op de bestaande competentieset van het KDVO en, meer algemeen, een mogelijke invulling van de SBL-competenties. Ze verschenen overigens op het juiste moment, omdat binnen de kunstvakopleidingen momenteel wordt gewerkt aan nieuwe competentiesets en de kennisbasis. De meNet Learning Outcomes moeten niet worden opgevat als richtlijnen of bindende adviezen. Ze zijn bedoeld als impuls om opleidingen te verbeteren. Er is geprobeerd een document te maken dat voor de praktijk zo hanteerbaar mogelijk is. Er is geen eenduidige definitie van de term learning outcomes. In verschillende literatuur wordt de term gedefinieerd als het geheel van uitspraken over wat een lerende geacht wordt te weten, te kunnen en/of te kunnen demonstreren aan het einde van een studie of periode van studie. De formuleringen zijn redelijk abstract. Er is ook getracht geen specifieke scholen als uitgangspunt te nemen, bijvoorbeeld basis- of voortgezet onderwijs of een indeling naar niveau. Evenmin is een perspectief gekozen ten aanzien van het type lerarenopleiding. Muziekdocenten worden immers op verschillende manieren opgeleid: aan conservatoria, Musikhochschulen en universiteiten, zowel initieel als postacademisch, op bachelor- en masterniveau. Ook is het gebleken dat de kwalificatie van muziekdocenten niet op dezelfde momenten plaatsvindt. Soms zijn docenten pas officieel gekwalificeerd na een periode in de praktijk werkzaam te zijn geweest. Vanwege al deze variatie is besloten geen beschrijving te geven op bachelor- of masterniveau, maar één algemeen niveau. In de meeste landen maakt de training voor het geven van muziek deel uit van algemene docentenopleidingen voor het basisonderwijs. Het spreekt vanzelf dat deze training niet de diepte heeft en reikwijdte van competenties heeft zoals deze van gespecialiseerde muziekdocenten wordt verwacht. Hoewel de meNet Learning Outcomes wel interessant kunnen zijn voor de opleiding van docenten basisonderwijs, de
muzikaal-didactische kennis en vaardigheden moeten er niet eenvoudigweg uit worden afgeleid. Aan leerkrachten in het basisonderwijs worden vooral ook andere eisen gesteld. Er is meer onderzoek nodig naar de muzikale en muziekdidactische training voor deze opleidingen. De EAS werkt op dit moment aan learning outcomes voor generalisten. Globaal maar toch expliciet Het veralgemeniseren van learning outcomes heeft als gevaar uiteindelijk weinig te zeggen. Toch is geprobeerd in de formuleringen standpunten in te nemen. Ten aanzien van de formuleringen zijn twee belangrijke beslissingen genomen. In de eerste plaats is zoveel mogelijk geprobeerd kennis en vaardigheden te koppelen. Hoewel in theorie kennis geïsoleerd van vaardigheden kan worden beschreven, en dit in tal van documenten ook gebeurt, zijn beide onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wanneer een docent bijvoorbeeld wordt geacht iets te weten van informatietechnologie, gaat het erom dat hij/zij deze kennis moet kunnen hanteren. Voorbeeld: ‘have good working knowledge of the principle applications of technologies in music and can use these to support learning’ In de tweede plaats is uitgegaan van een relatie tussen muzikale en muzikaal-didactische kennis en vaardigheden. Er is het standpunt ingenomen dat muzikale vaardigheden steeds in de context moeten staan van muziekeducatie. Voor een aantal vaardigheden is dat vanzelfsprekend (liedbegeleiding, arrangeren, enzovoort), maar ook voor vaardigheden die wat verder van de educatieve praktijk lijken te staan, is de context van educatie relevant. Zo heeft het op artistiek en muzikaal niveau bespelen van een hoofdinstrument alleen maar zin als dit bijdraagt aan en invloed heeft op de professionele kwaliteiten als muziekdocent. Voorbeeld: ‘are able to communicate music through performing confidently, fluently and expressively according to the musical style and with awareness of different learning contexts’ Doceren is een complex beroep. Van docenten wordt verwacht expert te zijn in het vakgebied, in didactiek, in organisatie, in communicatie, enzovoort. Het belang van vakkennis is vanzelfsprekend, maar het is interessant na te gaan in
27
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Een belangrijk kenmerk van leren is dat de lerende een actieve rol moet innemen in het onthouden, begrijpen, verwerken en toepassen van kennis en vaardigheden. Doceren dient leren wel zodanig te faciliteren dat er een balans is in gestuurd, zelfstandig en zelfregulerend leren. Docenten moeten zich bij elke onderwijssituatie steeds realiseren welke vorm van ondersteuning het meest relevant is. Soms moet de docent een heldere structuur bieden en directe feedback kunnen geven. Op andere momenten gaat het juist om kaders en neemt de docent een meer coachende rol in. In de meNet Learning Outcomes wordt in het verlengde hiervan ook de vaardigheid benadrukt om onderwijs te kunnen afstemmen op de individuele behoeften en mogelijkheden van leerlingen. welke mate en met welke inhoud het vak beheerst moet worden. Bij het formuleren van de meNet Learning Outcomes is uitgegaan van de opvatting dat de kwaliteit van muziekonderwijs sterk in verband staat met de muzikale kwaliteit van de docent. Het vak hoort muzikaal gegeven te worden en docenten die muzikaal lesgeven, hebben hoge verwachtingen van hun leerlingen. Echter van muziekdocenten wordt niet verwacht dat ze muzikale performers van hoog niveau zijn. Ze moeten in staat zijn kinderen te helpen zich te ontwikkelen in hun vermogen muziek te maken, naar muziek te luisteren, te reflecteren op muziek, hun opvattingen uit te drukken over de muziek die ze horen, spelen of maken, enzovoort. Dit vraagt om muzikale vaardigheden van de docent in een educatieve context.
dus niet op zichzelf. Muziek, haar praktijken en het leren ervan moeten worden opgevat als divers, actief en dynamisch. Voorbeeld: ‘use musical repertoire which reflects both formal curriculum requirements and the larger sphere of musical practices in society’
Voorbeeld: ‘can motivate the musical creativity of learners, and facilitate the skills and confidence to communicate their ideas musically’
Een uitgangspunt is ook dat muziek niet alleen wordt geleerd in formele situaties zoals onderwijs. Muzikale activiteiten buiten het onderwijssysteem leveren een belangrijke bijdrage aan de muzikale ontwikkeling van mensen. In alle landen bestaat er buiten de school een levendige muzikale praktijk. Het is belangrijk dat in de ontwikkeling van curricula relaties worden gelegd tussen het formele, informele en non-formele leren van muziek. Dit betekent dat muziekdocenten kennis en vaardigheden moeten hebben met betrekking tot het binnenen buitenschoolse leren.
Achter de formuleringen gaan opvattingen schuil over muziek en het leren daarvan. Zo wordt verondersteld dat muziekonderwijs muziek en muzikale praktijken moet weerspiegelen zoals deze zich maatschappelijk manifesteren. Muziek staat
Voorbeeld: ‘can connect artistic and cultural activities and expertise from in and out of school and use these to enhance and support learning’
Informatie - EAS-website: www.eas-music.org - Enkele relevante documenten over de Europese ontwikkelingen: - http://ec.europa.eu/education/policies/2010/doc/rep_fut_obj_en.pdf - http://ec.europa.eu/education/policies/2010/et_2010_en.html - http://ec.europa.eu/education/policies/educ/bologna/bergen.pdf - http://ec.europa.eu/education/policies/2010/consultations_eqf_en.pdf - AEC Learning Outcomes: www.aecinfo.org - Polifonia-project: www.polifonia-tn.org - Adam, S. (2004) Using Learning Outcomes. A consideration of the nature, role, application and implications for European education of employing learning outcomes at the local, national and international levels. Report presented at United Kingdom Bologna Seminar 1 -2 July 2004. - Sarah Hennessy:
[email protected] - Isolde Malmberg:
[email protected] - Franz Niermann:
[email protected] - Adri de Vugt:
[email protected]
28
Voorbeeld: ‘can help learners to orientate themselves in the field of music, and find ways of enabling their engagement in order to pursue their own musical interests and goals’ Zoals geldt in andere beroepen, wordt van docenten niet verwacht dat ze allround expert zijn bij de afronding van hun studie. De culturele, muzikale en educatieve omgeving zal absoluut veranderen in de toekomst. Daarnaast is de professionele ontwikkeling van docenten een proces van lifelong learning. Dit betekent dat docentenopleidingen aandacht moeten besteden aan het ontwikkelen van vaardigheden voor een leven lang leren. Een reflectieve attitude verbetert niet alleen de vaardigheden van de docent zelf, het draagt ook bij aan de ontwikkeling van het muziekonderwijs. Gebruiksaanwijzing Met de meNet Learning Outcomes wordt een bijdrage geleverd aan een reflectie op en discussie over aspecten van het opleiden van muziekdocenten op alle betrokken Europese instituten. Daarbij wordt aangesloten op Europese beleidsontwikkelingen waarin wederzijdse communicatie, transparantie, discussie en begrip centraal staan. Juist de diversiteit op institutioneel, regionaal en nationaal niveau is van grote waarde voor de culturele ontwikkeling van Europa. Het heeft veel nut de discussie over wat muziekdocenten nu precies moeten zijn en wat de resultaten en inhouden van opleidingen moeten zijn, boven instituten uit en over politieke grenzen heen te voeren. Juist dan wordt duidelijk wat men eigenlijk precies wil. Immers, binnen de eigen systemen worden de dingen vaak zo gemakkelijk bevestigd. De meNet Learning Outcomes kunnen gebruikt worden bij het vaststellen van curricula en bij de voortgaande bijstelling van onderwijsprogramma’s. Aan de andere kant moeten ze ook worden opgevat als een
representatief document. Ze zijn tijdens de uitwerking regelmatig voorgelegd aan een brede groep van deskundigen. Op tal van nationale en internationale bijeenkomsten werden de formuleringen uitvoerig bediscussieerd om vervolgens te worden bijgesteld. De meNet Learning Outcomes zijn gepresenteerd in twee talen: Engels en Duits (www.menet.info). Er is geen originele versie, want in het proces van formuleren zijn beide talen tegelijk gebruikt. Het discussiëren en bijstellen van de formuleringen in beide talen betekende een verrijking, omdat het gebruik van de verschillende talen steeds verschillende invalshoeken gaf. Een Nederlandse vertaling is momenteel onder handen. Het is duidelijk dat de meNet Learning Outcomes een voortdurende bijstelling behoeven. De bespreking van competenties, vaardigheden en kennis waarover docenten moeten beschikken nu en in de toekomst, is een proces met een open einde. (Advertentie)
mens en muziek conferentie
Chaos-Vorm-Vrijheid 28 - 30 oktober 2010 Scorlewald Schoorl (NH) www.mensenmuziek.nl
% 072 509 9458
Concerten, Lezingen en Werkgroepen door o.a.: Pär Ahlbom, Rob van Asch, Christiaan Boele, Michael Deason Barrow, Reinhild Brass, Fenneken Franken, Rike Kohlhepp&Thomas Reuter, Martin Tobiassen, Dick Verbeeck, Cornelia Wiemers, Weidler Kwartet
29
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Binnen veilige muren Het opleiden van muziekdocenten hbo
Aad de Been Begin juni. Het is altijd warm, de ramen open. Een flink aantal dagen sluit de commissie zich op, ontspannen maar ook nieuwsgierig naar de nieuwe oogst. Op de gang
nerveuze achttienjarigen, soms wat ouder. De nieuwe studenten van de opleiding Docent Muziek geven bij de toelating een eerste proeve van hun kunnen. Voorspelen of -zingen, een eenvoudige begeleiding bij een zelf gezongen liedje, een stukje voordracht en het presenteren en uitvoeren van een muzikale lesopdracht met de studenten uit hogere jaren. En dan zou ik bijna vergeten dat de kandidaten ook nog een motivatie schrijven. Voor de meesten blijkt dit een lastige opdracht die vaak niet veel verder komt dan: ‘Ik hou ontzettend van muziek en wil niets liever dan dit met anderen delen.’ Juist omdat deze motivatie zo algemeen en schijnbaar nietszeggend is, geeft ze veel informatie aan de toekomstige opleiders.
Een student komt binnen omdat hij van muziek houdt, zelf muziek maakt en van muziek een beroep wil maken. Dit is wat hij wil delen met anderen. Eigenlijk niet zoveel anders dan alle andere nieuwe muziekstudenten. Het verschil zit hem in het toekomstige podium. Niet de concertzaal, maar het klaslokaal. Bijna dezelfde jongens en meisjes dus. Ze deden het al goed op de planken van het amateurpodium, vielen daar op, maakten al een voorzichtige eigen compositie. Vaak ook de jongens en meisjes die opvielen in de muziekles op school. Al goed op een instrument, snel handig aan de piano, makkelijk iets zingen. Stiekem ook een beetje de lieveling van de muziekleraar. De nieuwe student Docent Muziek zet de eerste stappen in een conservatorium. Een instituut dat zich bezig houdt met het opleiden van musici. Tijdens mijn studietijd gold dit ook voor de docenten van de toekomst. Zij heetten schoolmusici. Vandaag heten ze docent. Een docent die over muziek doceert. Tussen musiceren en doceren, tussen vaardigheden van artistieke en van onderwijskundige aard vinden we het spanningsveld waarin de opleiding tot muziekdocent zich steeds beweegt. De Docent Muziek opleiding aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag is onderdeel van de educatieve opleidingen. Daarin ook het minor-programma muziekeducatie, de master opleiding muziekpedagogiek en de zij-instroom Docent Muziek. De opleiders van de opleiding Docent Muziek buigen zich al een tijdlang over de structuur en inhoud van de opleiding. Richtinggevend in deze gesprekken zijn twee invalshoeken. De student ontwikkelt zich van binnen naar buiten. Daarnaast wil de opleiding docenten afleveren, die kunnen functioneren
30
in de huidige onderwijsomgeving, maar ook zijn voorbereid op een toekomst waarin een rol van deskundige ontwikkelaar en vernieuwer gevraagd wordt. Als we de opleiding bij de student willen beginnen, ligt het voor de hand eerst de muzikale honger te stillen. Als ze als musicus deel uit gaan maken van de muzikale beroepspraktijk, dan is het nodig in de eerste studiefase een groot gewicht te leggen op de muzikaal artistieke ontwikkeling. Lessen op een hoofdinstrument of stem, ensemblespel, begeleiden, repertoirekennis. Het docentschap in deze fase richt zich op oriënteren en een eerste opbouw van onderwijskundige vakken, maar dan wel met een directe relatie naar het muzikantschap, zoals musiceren in een educatieve context met als eenvoudig voorbeeld het schoolconcert. Het oriënteren is bitter noodzakelijk in een omgeving waar de schoolklas slechts een klein deel van de omgeving van de nieuwe docent zal uitmaken. Schoolmusici (ik blijf voor de helderheid van dit betoog deze benaming nog maar even gebruiken) zijn gewild op alle plaatsen waar muziek met educatie verbonden word. De podia, ensembles, orkesten, festivals zijn slechts een paar voorbeelden. In de loop van de studie krijgt de onderwijskunde meer diepgang. Zolang het om brede, algemene pedagogisch didactische vaardigheden gaat, is een goed lesprogramma samen te stellen. Op het moment van de vraag naar meer diepgang op specifieke onderwerpen of doelgroepen komt de opleiding voor tal van nauwelijks oplosbare vragen te staan. De schoolmusicus ontvangt na afstuderen een bevoegdheid voor alle vormen van regulier onderwijs en wordt door de muziekwereld gezien als de alleskunner op het gebied van muziekeducatie. Vandaag strekt zich deze vermeende kennis zelfs uit tot andere domeinen in de kunst zoals theater en dans.
De verzuchting dat dit in een tijdsbestek van 4 jaar helemaal niet mogelijk is, is natuurlijk volkomen terecht. Zelfs in 5 of 6 jaar is het niet mogelijk. Daarvoor is het terrein domweg te breed en de nodige diepgang te groot. Daarnaast gaat het niet alleen over de beschikbare studietijd. Studenten met voldoende muzikaal artistieke en daarnaast ook uitgesproken onderwijskundige kwaliteiten hebben daarin ook nog eens een heel eigen, individuele aanleg. Studenten die zich artistiek vooral in het stijlgebied van de jazz, pop of klassiek bewegen. Of studenten met een uitgesproken talent in het werken met specifieke doelgroepen naar leeftijd of sociale en culturele achtergrond. We vinden het volstrekt normaal dat een uitvoerend musicus niet wordt opgeleid tot bespeler van alle instrumenten, inclusief de menselijke stem. Zelf een specialisme als het beheersen van alle strijk- of blaasinstrumenten is natuurlijk volstrekt onmogelijk. Nee, je bent fluitist, violist of zanger. Daarentegen is het volledig geaccepteerd dat de muziekpedagoog alle instrumenten van het onderwijs in elke stijl en context kan leren beheersen. En dat alles in een tijdsbestek van 4 jaar. Kunnen de opleidingen Docent Muziek tot oplossingen komen waar meer recht wordt gedaan aan individuele kwaliteiten van de student en specifieke vragen uit het educatieve veld? En dit alles zonder de met zoveel moeite samengestelde meNet Learning Outcomes (zie het artikel meNet, pagina 26 t/m 29; red.) uit het oog te verliezen en natuurlijk met behoud van de bestaande bevoegdheden die aan het einddiploma verbonden zijn. Een alternatief zoeken we onder andere in het ontwikkelen van een uitgebreid keuzeprogramma dat mogelijkheden biedt aan individuele scholingswensen van de studenten en dat ook nog eens flexibel genoeg is om op verandering in de muzikale onderwijsvraag te kunnen reageren. Wanneer deze vraag wordt gesteld binnen de opleiding waar ik zelf werkzaam ben, is het antwoord simpel: Nee, dat kunnen we niet. In Den Haag hebben we een fantastische opleiding Docent Muziek met een grote investering in de muzikaal artistieke vakken. De studenten vinden na afstuderen gemakkelijk hun weg in het onderwijs. Binnen een paar maanden heeft iedereen passende baan. Toen ik deze opmerking vol trots maakte tijdens een gesprek met vertegenwoordigers van verschillende scholen en educatieve diensten, keek men nogal op. De Haagse VMBO-scholen waren er al jaren niet in geslaagd geschikte muziekdocenten aan te trekken. En zo waren er meer klagers in het veld. Zouden we, ondanks de mooie resultaten onze studenten, toch minder afstemmen op de werkelijke vraag dan we denken? Het Koninklijk Conservatorium heeft een naam op het gebied van klassiek, oude muziek en jazz, maar kent geen afdeling pop- of wereldmuziek. Er is geen theateropleiding en de fameuze dansafdeling staat mijlenver van de hiphoppers op het schoolplein.
Ik kan me een bijeenkomst van het O2DM-overleg (platform van de opleidingen Docent Muziek in Nederland) herinneren waar de Nederlandse opleidingen Docent Muziek, na jaren van stilte, hernieuwd met elkaar kennis maakten. Elke opleiding presenteerde daar het eigen programma. Sindsdien vindt er in dit platform regulier uitwisseling plaats over de structuur, inhoud en ervaringen met de curricula en het wordt steeds vaker aangesproken als de vertegenwoordiger van de opleidingen Docent Muziek in Nederland. Van groot belang en heel leerzaam. Maar wat kunnen de opleiders doen met deze uitwisseling. Er lering uit trekken voor het eigen programma? Of is het mogelijk curricula met elkaar te verbinden? Zou het denkbaar zijn dat studenten in hun individuele studieprogramma keuzevakken, zelf hele onderdelen van hun studie bij een van de andere faculteiten kunnen volgen? Is er - na de gemeenschappelijke Learning Outcomes - een samenwerking in het ontwikkelen van curriculum mogelijk? Terwijl ik dit schrijf, klinkt in mijn eigen hoofd een complete set alarmbellen. Over organisatie, geld, zeggenschap, ingewikkeldheid, we hebben het al druk genoeg. En zo was er vanzelf weer de realiteit van alledag. Onze mooie eigen opleiding, fantastische docenten en talentvolle studenten. Waarom zou je dat opgeven voor dromen over ingewikkelde verbanden, lastige samenwerking of landelijke muziekeducatieve faculteiten met specialismen op verschillende locaties. Men zegt dat dromen altijd een verbinding met de werkelijkheid hebben. En zo herkende ik iets van deze dromen toen in mei van dit jaar het rapport van de commissie Dijkgraaf (www.hbo-raad.nl) op tafel kwam. Over de kwaliteit van het kunstonderwijs met een oproep tot aandacht voor de buitenwereld, scherpe profilering en samenhang. Mijn eerste intentie bij het schrijven van dit artikel was iets meer te vertellen over de opzet van de onderwijsopleidingen aan het Koninklijk Conservatorium. Maar daar is het niet van gekomen. Misschien omdat er teveel om me heen gebeurt. Het klimaat verandert, de temperatuur op aarde loopt op, maar het is koud buiten. Het klimaat in de wereld van kunst en cultuur is kil. Laten we weerstand bieden aan de neiging de deuren te sluiten. Oplossingen moeten vooral buiten de eigen muren gevonden worden. Buiten, waar we samen de vragen en problemen tegemoet gaan. Samen voor een beter klimaat. Voor dit artikel heb ik niet geput uit wetenschappelijke publicaties. Wel zeg ik dank aan de staf van de opleiding Docent Muziek van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag: Ruth van de Putte, Julia Stegeman, Wouter Tempelaar, Adri de Vugt en Huub de Vriend. Aad de Been is coördinator onderwijsopleidingen aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.
31
oktober 2010-10
Belevingswereld
oktober 2010-10
Solliciteren Job ter Steege Als ik nu naar een baantje als muziekleraar zou solliciteren, valt het te betwijfelen of een school in mij geïnteresseerd is. Ten eerste de leeftijd. Ik ben 62 en welke school wil er nu een opa bij? Maar er is meer aan de hand. Een aantal jaren geleden werd uit mijn linker wijsvinger een tumor verwijderd. Sindsdien is trommelen met de linkerhand niet meer mogelijk. Leuk al die djembé’s in m’n lokaal, maar ik kan er niets mee.
Dan nog iets. Ik kan geen gitaar spelen. Lang geleden heb ik mezelf drie akkoorden aangeleerd om een blues in G te spelen. Maar aan de piano speel ik een blues zo onvoorstelbaar veel beter dat het moeizaam aanleren van die drie suffe akkoorden mij naar een diepe depressie hielp. Ik moest destijds een paar snipperdagen opnemen om in het reine te komen met de gedachte dat ik nimmer zou kunnen rocken op een gitaar. Het enige dat ik met een gitaar kan, is het ding stemmen. Er zijn bruggers die dat al een heldendaad vinden en denken dat ik geen stukje gitaar speel, omdat dit waarschijnlijk pas in de tweede komt. Net zoals op onze school leerlingen bij gymnastiek pas in de tweede klas de klimwand op mogen. Ik kan geen gitaar spelen en dat is in de muziekles een enorm gemis. Het aanleren van drie akkoorden voor een blues in G is in groepjes heel goed te doen. Wat zou dat leuk zijn voor de leerlingen! Hoe jammer is het dat ze van meneer ter Steege les hebben. Hij is die drie akkoorden inmiddels al lang vergeten en piekert er niet over zich deze weer eigen te maken. Ik ben al somber genoeg. Behalve de oplopende ouderdom, de weggesneden tumor en mijn sluipende depressiviteit moet men er rekening mee houden dat ik een docent van de oude stempel ben. Begrijp me goed, in mijn jonge jaren gaf ik les aan pubers met leeren opvoedingsmoeilijkheden. Ik gaf zelfs twee jaar muziekles aan een experimentele middenschool waar alles voorbij kwam wat de meest gestoorde onderwijskundige maar kon verzinnen. Na zoiets word je vanzelf een docent van de oude stempel. Zo vind ik dat de docent in de klas de baas is en dat leerlingen naar hem moeten luisteren. De docent is op
32
de hoogte, de leerlingen zijn dat nog niet. De docent legt uit, demonstreert en instrueert. Pas dan mogen de leerlingen het zelf proberen. Wanneer leerlingen het alleen of in groepjes moeten uitzoeken en de docent een soort coach is, vind ik dat verdacht onderwijs. Ik heb wel eens geschreven dat als ik tegen een klas zou zeggen dat ik niet meer hun leraar maar hun coach ben, alleen geslachtsverandering van hun muziekleraar meer verbazing zal wekken.
Samenwerken is een kunst op zich Ontwikkelen, verbinden en borgen in Amsterdam Nieuw-West po
Japke Schonewille In Amsterdam Nieuw-West staat kunst- en cultuureducatie hoog op de agenda als
Ik vertel overigens niets nieuws, want de geregelde lezer weet dat ik het niet zo had en heb op de basisvorming, het nieuwe leren en het competentiegericht onderwijs. Je hoort er gelukkig ook steeds minder over. Maar ik ben sceptisch. Die malle onderwijskundigen bedenken steeds weer iets nieuws. Hun schoorsteen moet tenslotte ook roken. Zo verlang ik zelfs terug naar de tijd dat er nog geen fotokopieerapparaten bestonden. Weet u hoe menig muzieklesje er in die tijd uitzag? Je ging met de klas een lied instuderen. De tekst van zo’n lied schreef je op het bord en de leerlingen schreven die over in een schrift. De schriftjes gingen vervolgens dicht. Dat overschrijven was alleen maar bedoeld om er bij volgende muzieklessen plezier van te hebben. Daarna ging je via het bord de tekst klassikaal behandelen. Bij een Engelse tekst natuurlijk ook vertalen. Vervolgens koos je voor een instudeermethode die bij het betreffende lied paste. Alle leerlingen keken naar het bord en de docent had 100% controle. Wie niet naar het bord keek, deed niet mee en kon tot de orde worden geroepen. Allemaal voordelen. Een flink deel van de tijd ging heen met schrijfwerk. Voor de docent was dat laten overschrijven van liedteksten van het bord een rustig onderdeel van de les. Het gaf lucht om zoiets meerdere uren op een dag te doen. Ordelijk werd er uitgelegd, gedemonstreerd en geïnstrueerd. In één les kon je zo met maximale, intensieve inzet twee of drie liedjes er gedegen in krijgen. Toen kwamen de fotokopieerapparaten. De muziekleraar werd moreel gedwongen nieuwe liedjes alleen nog maar uit te delen of hij maakte en verspreidde z’n eigen liedbundel die leerlingen op de goede bladzijde dienden open te slaan. En dat is tegenwoordig voor veel leerlingen al een hele klus. Het vanaf een papiertje instuderen van nieuwe liedjes met leerplichtige, puberende kinderen is een flink karwei. Het blijkt voor leerlingen namelijk erg gemakkelijk om achter een boekje of een fotokopie zijn of haar snor te drukken. Wat heb ik een pestpokkenhekel gekregen aan dat fotokopiëren van liedteksten! Het is 2010. Elke brugger heeft tegenwoordig een mobiel met minstens genoeg geheugen om een hele muziekles te filmen, maar in Haarlem loopt een muziekleraar rond die de uitvinding van het fotokopieerapparaat betreurt. Want hij wil liedjes van het bord laten overschrijven om ze daarna klassikaal in te studeren. Als die de zak krijgt, komt-ie echt nèrgens meer aan de bak.
één van de aandachtsgebieden van het programma Koers Nieuw West. In nauw overleg met scholen, culturele instellingen, schoolbesturen en stadsdelen zijn allerlei initiatieven en projecten in uitvoering of in ontwikkeling. Met als doel dat al die initiatieven en projecten zichtbaar en herkenbaar worden voor de kinderen en de volwassenen van Nieuw-West! ‘Maar nog belangrijker is dat er structurele samenwerking en borging tot stand komt,’ zegt projectleider Marion Jonk. ‘Daarmee staat of valt het succes op lange termijn.’ Marion Jonk kent het onderwijs en de culturele organisaties van Amsterdam Nieuw-West op haar duimpje. Vanaf 1 juli 2007 is ze vanuit Koers Nieuw West (zie kader) bezig kunsten cultuureducatie weer structureel de school in te krijgen, met een op scholen toegesneden aanpak. De werkwijze die Marion Jonk daarvoor in de afgelopen jaren heeft toegepast, noemt ze zelf de stepping stones. ‘Ik stel mezelf primair op als een verbinder. Ik maak mensen enthousiast, spreek ze aan, houd vol en zet door. Maar ik neem de regie niet over. Ik hanteer een meebewegende, flexibele, en soms directe, rechtlijnige stijl. Afhankelijk van wat er op mij afkomt - situaties, vragen, problemen - ga ik gesprekken aan, zet ik expertise in of stimuleer ik samenwerking. Zo bewegen we van plek naar plek, op basis van wat zich aandient en wat er nodig is. In een school of organisatie zoek ik naar de personen die de drive en kracht hebben om met kunst- en cultuureducatie aan de slag te gaan. Mensen die zich er echt mee willen verbinden, die enthousiast en een betrouwbare gesprekspartner zijn, en vakkennis hebben. Mensen die samen op willen denken en met elkaar een school of een organisatie sterker willen maken.’ Ontwikkelen van draagvlak Als eerste actie benaderde Marion Jonk, samen met de projectleider van het Meesterplan (zie kader Koers Nieuw West), de schoolbesturen van Nieuw-West. ‘We wilden hun commitment voor de plannen. In het onderwijs bestaat de neiging om alle aandacht te richten op taal en rekenen. Maar kinderen zijn meer dan dat, en ook kunsteducatie is belangrijk voor hun ontwikkeling en schoolprestaties. Daarom heet ons plan Art develops the mind.’ Parallel aan de schoolbesturen werden gesprekken aangeknoopt met de basisscholen in Nieuw-West, met als insteek: heeft de school een kunst- en cultuurbeleid, is dat uitgewerkt naar een concreet plan, wat zijn de vragen van de school op het gebied van kunst- en cultuureducatie? Marion Jonk: ‘Een deel van de scholen wilde eerst aan de gang met hun cultuurbeleid. Daarbij ondersteunt Mocca. Andere scholen stonden te popelen om meer diepgang aan hun kunstactiviteiten te geven, men wilde af van de losse projecten en juist een duidelijke relatie met onderwijskundige doelstellingen.’ Zo ont-
stonden de drie focuslijnen waarop kunst- en cultuureducatie in Nieuw-West zich richt: - doorlopende, lange leerlijnen van een kunstdiscipline; - samenhang tussen binnenschoolse en naschoolse kunstactiviteiten; - relatie met taalontwikkeling.
Koers Nieuw West Sinds 1 juli 2007 is het programma Koers Nieuw West actief, dat zich richt op het verbeteren van de sociaaleconomische positie van de bewoners van Amsterdam Nieuw-West. Samen met woningbouwcorporaties, scholen, bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties investeert Koers Nieuw West in duurzame interventies en programma’s die een substantiële bijdrage leveren aan de sociaal-economische verbetering. Kunst- en cultuureducatie valt onder het bredere kunsten cultuurprogramma van Koers Nieuw West dat zich samen met de partners in het veld richt op het bevorderen en verbeteren van samenwerking, participatie, cultuureducatie en de infrastructuur van kunst en cultuur. Sleutelwoorden: aanjagen, begeleiden en faciliteren rondom drie culturele omgevingen: beeld (beeldende kunst, film, video en fotografie, vormgeving, maar ook media), geluid (muziek, maar ook radio maken of verhalen vertellen) en podium/theater (vooral voor kinderen en jongeren). Kunst- en cultuureducatie is ook opgenomen in het Meesterplan voor het onderwijs dat alle basisscholen in Nieuw-West wil toerusten om krachtige en slagvaardige scholen te worden. Uit de intekening op het Meesterplan blijkt dat scholen daarin een rol zien weggelegd voor kunst- en cultuureducatie. Van de 40 basisscholen hebben er 27 aangegeven hier aandacht aan te willen besteden. De scholen in Amsterdam Nieuw-West willen meer inhoud geven aan kunst- en cultuureducatie, maar zien het ook als een manier om zich te profileren en om ouders te betrekken bij de school van hun kinderen.
33
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Educatieproject Malkovich Ateliers bij Stichting Nieuw en Meer Foto: Thomas Lenden
Tegelijkertijd verkende Marion Jonk het culturele veld in Nieuw-West en daarbuiten. Welke organisaties en kunstenaars zijn er, wie werken er al met scholen in Nieuw-West, wie willen er werken met scholen in Nieuw-West, wat hebben zij te bieden aan scholen? Marion Jonk: ‘Het is belangrijk dat de omgeving waar kinderen wonen, een inspiratiebron is voor creativiteit. Dat cultuur zichtbaar, voelbaar, hoorbaar is. De mensen van het kunst- en cultuurprogramma van Koers Nieuw West trekken er hard aan om dat voor elkaar te krijgen door bijvoorbeeld culturele organisaties in NieuwWest te versterken en allerlei initiatieven te ondersteunen. Tegelijkertijd staan er in het centrum van de stad geweldige, professionele, culturele instituten waar kinderen echt naartoe moeten. Vice versa moeten die instituten naar de kinderen toe, de wijken in. Dat begint nu te komen. De samenwerking tussen Foam_Fotografiemuseum en twee basisscholen is hier een goed voorbeeld van.’
Good practice fotografie Foam_Fotografiemuseum ontwikkelt in samenspraak met basisscholen Einstein en St. Jan de Doper in NieuwWest een korte leerlijn portretfotografie voor leerlingen van groep 7 en 8. Het aanbod wordt voor de scholen op maat gemaakt. Op de Einstein krijgt dezelfde groep leerlingen drie keer een serie van acht workshops. Dit biedt veel mogelijkheden tot verdieping. Ook wordt een relatie gelegd met taal door specifiek aandacht te schenken aan kernwoorden/begrippen. Op de St. Jan de Doper zullen leerlingen van groep 7 en groep 8 ieder acht workshops volgen, waarna een deel van de leerlingen kan deelnemen aan acht workshops na schooltijd met als oogmerk talentontwikkeling. Op deze school passen de fotografielessen binnen de leerlijn beeldende vorming. De interne cultuurcoördinator ziet toe op de inhoudelijke afstemming.
34
Netwerken Door al die contacten ontstond geleidelijk een beeld van de stand van zaken, en van de vragen en de mogelijkheden. Als volgende stap zijn er meerdere - grotere en kleinere netwerkbijeenkomsten gehouden voor scholen en culturele organisaties samen. Doel: elkaar leren kennen, maar ook en vooral de vragen van scholen aan culturele instellingen helder krijgen. Wat willen scholen en wat hebben culturele organisaties te bieden? Dergelijke netwerkbijeenkomsten zijn hoognodig, vindt Marion Jonk. ‘De gemeente Amsterdam heeft de aanbodgerichte werkwijze voor kunst- en cultuureducatie losgelaten vanuit de verwachting dat scholen weten wat zij willen. De gemeente ondersteunt het ontwikkelen van cultuurbeleid op scholen (door Mocca) en zorgt voor financiering (vouchers). Verder is het aan de scholen en culturele organisaties zelf. Gevolg is geweest dat scholen een keuze moeten maken uit het grote en vaak ondoorzichtige woud van culturele aanbieders. Dat blijkt erg ingewikkeld. Scholen hebben vaak te weinig expertise om verantwoorde keuzes te kunnen maken, waardoor kunst- en cultuureducatie blijft steken op het niveau van incidenten en projecten. Culturele organisaties op hun beurt weten vaak te weinig van een school en hoe ze achter de wens en vraag van een school kunnen komen en komen dan maar met een project, zonder dat ze weten of dat echt is waar een school behoefte aan heeft.’
Good practice muziek De Globe, Johannesschool en De Punt (drie basisscholen in Amsterdam Nieuw-West) zijn in april 2010 gestart met het Leerorkest. Alle leerlingen van groep 5 krijgen wekelijks onder schooltijd een uur les op instrumenten van een symfonie-orkest. Na de oriëntatiefase kiezen ze voor een instrument en bekwamen zich daar verder in. Een aantal keer per jaar geven de leerlingen van de drie scholen gezamenlijk een concert. Volgend schooljaar komt er een leerjaar bij en volgen alle leerlingen van groep 5 en 6 de lessen. Het is de bedoeling dat uiteindelijk alle leerlingen van groep 5 t/m groep 8 deelnemen aan het Leerorkest. Basisschool De Globe breidt de muzieklijn ook uit naar de leerlingen van groep 1 t/m 4 waarvoor Aslan Muziekcentrum een wekelijks aanbod verzorgt. Aslan Muziekcentrum en het Leerorkest zitten met elkaar om tafel om de (inhoudelijke en organisatorische) overgang van groep 4 naar groep 5 goed af te stemmen. Ook wil de school in overleg met Muziekschool Amsterdam en Schatkamer een naschools instrumentaal aanbod realiseren voor de leerlingen die echt talent en interesse hebben. Dit schooljaar is dit naschoolse aanbod gericht op leerlingen van groep 6 t/m 8.
kunnen we wel het proces van samenwerken versnellen.’ Bij de uitwerking van de plannen gaan scholen en organisaties samen aan de slag rond de vraag: op welke wijze past het aanbod (project/leerlijn) van de culturele organisatie binnen de school? Het gaat zowel om kunstinhoudelijke als pedagogisch-didactische als organisatorische aspecten. Marion Jonk: ‘Samenwerking is echt een kunst op zich. Over en weer moet je bereid zijn om diep in elkaars vakgebied te kijken en je eigen visie en aanpak daardoor te laten beïnvloeden.’ Als blijkt dat de samenwerking ‘stokt’, ondersteunt Koers Nieuw West het proces totdat de school of scholen en de culturele organisatie(s) weer met elkaar verder kunnen. Meestal zijn hiervoor twee à drie werksessies nodig om zaken te verhelderen en wensen bij elkaar te brengen. ‘In die contacten dring je soms diep door in een organisatie,’ vertelt Marion Jonk. ‘Bijvoorbeeld als we een schooldirecteur concreet ondersteunen bij het indienen van een aanvraag. Of dat we een
culturele organisatie aanspreken als die teveel over het hoofd van de interne cultuurcoördinator heen een aanbod in de school plugt.’ ‘Het gaat ons erom: hoe kom je tot een goed resultaat? Hoe begeleid je het proces van planvorming tot uitvoering? Wat heeft een school of culturele organisatie nodig om een werkelijk passend cultureel aanbod te realiseren voor die specifieke school en die groep met leerlingen, gericht op educatie en talentontwikkeling. Het antwoord op die vraag is per school, per organisatie, per situatie, per gebied verschillend. Dat betekent dus maatwerk bieden. Essentieel daarbij is dat er fundament is in een school, iemand die meedenkt, verbindt, initiatief neemt en eigen verantwoordelijkheid draagt.’ Borgen Hoe zorg je er nou voor dat alle mooie opbrengsten van de werkwijze ook na afloop van Koers Nieuw West kunnen doorgaan? Hoe borg je de samenwerking en de financiën? Vanaf het begin heeft Marion Jonk dit onderwerp in de gesprekken en contacten geagendeerd en ze trekt aan heel veel touwtjes om deze borging te realiseren. Scholen, culturele organisaties, schoolbesturen, ambtenaren en de politiek, iedereen wordt langzaam maar zeker warm gemaakt voor het samen op denken, het delen van kennis en kunde (in plaats van elkaar te beconcurreren), beleid concreet vertalen naar werkwijzen en activiteiten, én ervoor zorgen dat wat nu in gang is gezet en bereikt, kan worden geborgd, zowel inhoudelijk als financieel. Marion Jonk: ‘Scholen en organisaties zijn daar in de afgelopen jaren steeds meer voor toegerust. Ook in de politiek en het beleid zie ik steeds meer bereidheid. Maar een aanjager blijft nodig, iemand die de boel organiseert, opschudt en op de rails houdt.’
Informatie Gemeente Amsterdam Koers Nieuw West Marius Bauerstraat 30-1 1006 AB Amsterdam Marion Jonk, projectleider kunst – en cultuureducatie (020) 3463080 / (06) 21270143
[email protected] www.koersnieuwwest.amsterdam.nl
Makers+co brengt het actuele en eigentijdse van ambachtelijk maken onder de aandacht en wil de waarde ervan voor de ontwikkeling van de creatieve sector én het maatschappelijk belang
Samenwerken Na het verkennen en netwerken was het de hoogste tijd om concreet aan de slag te gaan. Om dit te stimuleren, konden scholen een subsidie-aanvraag indienen bij Koers Nieuw West, waarin de school een duidelijke keuze moest aangeven voor één (of meer) van de focuslijnen en ook moest aangeven met welke culturele organisatie(s) men wilde samenwerken. Marion Jonk: ‘We zijn geen subsidieloket, maar door een beperkt bedrag per school beschikbaar te stellen,
benadrukken. Met Garage Notweg - werkplaats voor social design in Amsterdam Nieuw-West - als basis worden diverse activiteiten georganiseerd. Het programma start op 1 oktober 2010 met het Makers Festival waar de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van maken te zien zijn en de beste resultaten van samenwerking tussen ambachtelijke makers en ontwerpers, architecten, kunstenaars worden gepresenteerd. Er is te zien hoe ambachten passen in de huidige tijd en hoe nieuwe producten en samenwerkingsvormen mogelijk worden door mediatechnologie.
35
oktober 2010-10
Foto: Vincent Baake
oktober 2010-10
Elastiek van het CPE VWO beeldend vo
Vincent Baake Altijd weer spannend toch? Hoe lang je het ook al doet! Het moment waarop de cijfers van het CPE, gegeven door je vakcollega van een andere school, uit de net
geopende envelop naast je eigen cijfers worden gelegd. In al die jaren dat onze tekensectie dit doet is er zelden of nooit veel ‘gedoe’ geweest. Het voelt als een opluchting dat de voorgestelde eindcijfers op tienden nauwkeurig overeenkomen. Als er toch sprake is van grote discrepantie, zorgt juist het collegiaal overleg ervoor dat de kandidaat een eindcijfer krijgt dat recht doet aan het geleverde werk. Meestal ontstaan de verschillen in beoordeling, omdat er andere accenten worden gelegd. Bij de één wordt er meer waarde gehecht aan een grondig beeldend onderzoek of aan materiaalbeheersing dan bij de ander. De laatste paar keer ontstond er wat meer discussie. Vooral het gebruik door leerlingen van digitale beeldmiddelen vonden enkele vakcollega’s moeilijk te verteren. Dit, maar ook andere aspecten van het CPE, hebben mij ertoe aangezet dit stukje te schrijven. Historie Voor het buitenland waren wij in de jaren negentig een voorbeeld van good practice. Hongaren en Finnen kwamen naar ons land om het kunstje af te kijken. Een groep Hongaren bracht halverwege de jaren negentig, via contacten met het Cito, een bezoek aan het Liemers College in Zevenaar om daar de praktijk van het CPE van mijn 6-VWO-groep te kunnen zien. Diezelfde dag nog gingen we met de Hongaarse delegatie naar de DBKV-opleiding van de Tilburgse kunstacademie (toen nog ABV) om met mijn studenten vakdidactiek en collega’s van gedachten te wisselen. Geen CPE meer Bij de invoering van de Tweede fase en bij de introductie van CKV2,3 hebben de beleidsmakers van toen gemeend deze examenvorm te moeten schrappen. Kunst beeldend (de voormalige CKV3-variant) heeft nu dus geen CPE meer. De voormalige minister Tineke Netelenbos oordeelde, op basis van opvattingen van een beleidsambtenaar die niet zo’n voorstander was van de kunstvakken, dat een CPE geen recht zou doen aan het VWO-examen als voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs. Een historische miskleun! In een afgeslankte, inhoudelijk en organisatorisch gewijzigde vorm heeft het CPE sindsdien een plaatsje verworven in het VMBO bij de de gemengde en de theoretische leerweg.
36
Meerwaarde Nog steeds zijn mijn ex-VWO-leerlingen blij met de toen verworven studievaardigheden die ze hard nodig bleken te hebben voor de onderzoekende en zelfstandige studiehouding op universitaire opleidingen. Studievaardigheden als op langere termijn kunnen plannen, zelfstandig procesmatig werken, gevarieerd en diepgaand (bronnen)onderzoek doen, kritische zelfevalutie uitvoeren, verantwoorde keuzes kunnen maken, presentatievaardigheid... het zit er allemaal in! Een andere grote meerwaarde van het CPE beeldende vakken op het VWO is gelegen in het wederzijdse bezoek van docenten. Door bij elkaar in de keuken te kijken spiegel je vanzelf je eigen schoolpraktijk en opvattingen aan die van je vakcollega’s. Dikwijls levert dat inspirerende ervaringen en gesprekken op. Door de collegiale contacten en door het bespreken van het leerlingenwerk krijg je een landelijk niveau steeds beter in beeld. Het gevaar om op je eigen eilandje vast te roesten is veel kleiner. Het beoordelen wordt hierdoor (nog) beter. Het unieke karakter van dit examen moeten we koesteren. In geen enkel ander examenvak wordt de leerling in staat gesteld om een langdurige ervaring op te doen met procesmatig werken. Het resultaat is ook geen momentopname meer, iets dat bij andere vormen van examinering wel een rol speelt. Ik pleit ervoor om weer een CPE in te voeren bij álle examens voor beeldende vakken. Dus ook bij de variant Kunst beeldend, niet alleen op het VWO, maar ook op het HAVO. En nu ik toch bezig ben: wordt het niet hoog tijd dat alle VMBOleerlingen de gelegenheid krijgen een (beeldend) kunstvak te volgen en niet alleen maar de (gemengde) theoretische leerwegen? Daarnaast zou een samenwerking met de kunstopleidingen op regionaal niveau een waardevolle input kunnen betekenen voor zowel kunstvakdocenten op HBO- als op VO-niveau. Nu er echt werk wordt gemaakt van opleidingsscholen die con-
tracten afsluiten met opleidingsinstituten, zou dit makkelijker gerealiseerd kunnen worden dan in het recente verleden. De laatste zes jaar koppel ik, via een project, mijn DBKVstudenten aan middelbare schoolklassen waar studenten en leerlingen samenwerken aan schoolexamenopdrachten. Digitaal en CPE ICT is inmiddels normaal en niet meer weg te denken uit het onderwijs. In veel vaklokalen beeldend staan steeds meer computers, scanners, beamers, enzovoort. Bij het CPE hangt het in principe van de outillage van de school af in hoeverre de leerling de mogelijkheden van het multimediale kan benutten om beeldend werk te maken. Niet iedere schooldirectie lijkt zich hiervan bewust. Dat is op te maken uit de moeizame weg die vakcollega’s soms moeten gaan voordat het kwartje valt bij de directie. Dat de examenmakers ICTgebruik stimuleren blijkt uit een recente CPE-tekenopdracht om een website te ontwerpen. Op mijn school werken leerlingen met digitale beeldende middelen. Er worden foto’s, films, PowerPoint-presentaties gemaakt die onderdeel uitmaken van een beeldende collectie. In een enkel geval kiest de leerling ervoor om het eindwerkstuk helemaal te maken met deze digitale middelen en gereedschappen. Soms kan beeldend werk niet op school worden gemaakt, omdat - om voor mij soms moeilijk te verteren argumenten - de legale software niet aanwezig mag of kan zijn op de schoolcomputers. Centenkwestie? Meerdere keren heb ik gezien, op mijn eigen school en op andere scholen, dat leerlingen dan op een andere (thuis)computer aan de gang gaan. Hoe streng, star of soepel moet je dan zijn als docent? In de richtlijnen staat immers dat het werk onder toezicht moet worden gemaakt. Wat is toezicht hier? Indien er goede afspraken zijn en de leerling maakt het werk buiten direct visueel toezicht, ben je dan in overtreding? Hoe rekbaar is hier het elastiek? Je kent immers je Pappenheimers. Wanneer de leerling het werkproces, onder andere via het logboek, zichtbaar maakt en een verantwoording geeft voor de gevolgde werkwijze en de gemaakte keuzes, wat is dan het probleem? Enkele jaren geleden deed zich een vervelende discussie voor met een gecommitteerde die vol hield dat het gebruik van digitale beeldmiddelen niet was toegestaan. Deze collega ging er nog van uit dat alleen de traditionele materialen en gereedschappen gebruikt mochten worden. Presentatie Dit jaar was er bij mijn collega opnieuw een discussie over het meegeleverde werkboek (een werkboek is dus wat anders dan de proceswerkstukken). Een werkboek maakt geen deel uit van de collectie. Het staat de leerling vrij om buiten de examenuren een werkboek bij te houden, waarin het denkproces - dat vaak niet stopt buiten de examenuren - wordt gevisualiseerd. In de beoordelingsinstructie staat dat het werkboek, evenals de procesbeschrijving, niet in de beoordeling mag worden betrokken. Helder. De collega in kwestie eiste dat de werkboeken, die in drie gevallen aanwezig waren, zouden worden verwijderd uit de examenruimte. Een uiterst vreemde reactie. Mijn collega werd voor het blok gezet. Voor de zekerheid heb ik nog diezelfde dag contact gezocht met
het College voor Examens, (voorheen CEVO) die onze lezing volmondig onderschreef. Een ander signaal dat sommige collega’s hun stempel te stevig drukken op de beeldende collectie van de examenkandidaten, is dat er soms sprake is van een opvallend eenzijdig formaatgebruik bij alle kandidaten van de betreffende school. Naast een soort standaardisering van formaat tref je soms ook een frequent gebruik aan van één materiaal- en techniekkeuze. Ook tref ik situaties aan waarbij de schooldirectie aan de vakcollega nauwelijks of geen ondersteuning biedt bij de examinering en inrichting van het CPE. Het geknok om een expositieruimte binnen de school te bemachtigen zal een aantal lezers bekend voorkomen. Uiterst vreemd als je bedenkt dat diezelfde schooldirectie er alles aan doet om de andere centrale examens vlekkeloos laten verlopen. De inspectie ligt immers altijd op de loer. Het curriculum zou er op gericht moeten zijn dat de leerlingen zoveel mogelijk persoonlijke keuzes leren maken in gebruik van materialen en gereedschappen en beeldaspecten in relatie met de te communiceren betekenis. En als daar een foto- of videocamera of ander digitaal gereedschap voor nodig is, is dat prima, zolang maar uit het werkproces duidelijk wordt op welke wijze deze keuze tot stand is gekomen. Bij ons richt de leerling ook zelf zijn tentoonstelling in, bepaalt dus zelf de wijze van presenteren. Dit levert een expositieruimte op met veel variatie. De één houdt het bij een ingelijst eindwerkstuk aan de muur en een procesmap erbij op een tafeltje, de ander richt een hoek in waar het lichtniveau een sfeerbepalend element kan zijn, soms vergezeld van geluid. Ik herinner me ook een eindwerkstuk dat als een cilinder met een diameter van ongeveer twee meter en een hoogte van een meter aan het plafond was gehangen en waar je als kijker binnenin moest gaan staan (een soort Panorama Mesdag-effect). Binnen werd je geconfronteerd met honderden portretfoto’s van medeleerlingen (in de schoolgang genomen) die allen de ogen gesloten hadden. Als ik me goed herinner was het CPE-thema dat deze leerlinge gekozen had Buitengesloten. Tijdens het afgelopen CPE trof een leerling een gecommitteerde die in eerste instantie niet akkoord ging met haar eindproduct dat bestond uit een collectie foto’s die aan een droogmolen werden geëxposeerd. Het ging natuurlijk niet om het beoordelen van een ruimtelijk object, maar hier vulde de presentatievorm iets toe aan inhoudelijke betekenis van de foto’s in hun onderlinge samenhang. Aanbevelingen 1. Het zou niet verkeerd zijn om de CPE-richtlijnen die nog stammen uit het eind van de jaren zeventig, eens onder de loep te nemen om zo tot richtlijnen te komen die recht doen aan de actuele situatie en die geen onnodige discussies meer veroorzaken. Is het in dit kader een idee om de leerling in staat te stellen mondeling een toelichting te geven? 2. Onderzoek de mogelijkheden voor invoering van een CPE voor Kunst beeldend op HAVO en VWO. 3. Maak voor alle VMBO-leerlingen het afleggen van een examen in kunstvakken mogelijk (Kunstvakken II).
37
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Spelen is de kunst Willemien Bronkhorst vo
In 1998 verscheen de eerste druk van Lidwine Janssens’ Drama is de kunst. Zij schreef dit boek vanuit haar ervaringen als vakdocente, consulente drama en haar werk op de opleidingen docent drama in Arnhem (ArtEZ) en Leeuwarden (NHL).
Inmiddels is er het nodige veranderd in het onderwijs: de basisvorming heeft plaatsgemaakt voor de vernieuwde onderbouw, de bijbehorende kerndoelen zijn een stuk algemener geworden en in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is met de Tweede fase de mogelijkheid ontstaan om het vak drama als examenvak aan te bieden. Terwijl die veranderingen werden doorgevoerd en ook alweer deels zijn bijgesteld, heeft Lidwine Janssens haar boek in de praktijk getest door het te gebruiken in de lessen vakdidactiek op de opleiding docent drama in Leeuwarden. Dit heeft ertoe geleid dat Janssens nu een geheel herziene versie heeft uitgebracht: Spelen is de kunst.
Keuze titel Er is bewust gekozen voor het wijzigen van de titel in Spelen is de kunst. Het vak heet binnen het basis- en voortgezet onderwijs nog steeds drama, maar de docentopleidingen hebben hun naam inmiddels gewijzigd in opleiding docent theater. Spelen zal altijd centraal zal blijven staan binnen het vak, ongeacht de benaming ervan en is dus een veilige keuze. Maar de gewijzigde titel is meer dan een veilige keuze. De titel staat ook symbool voor het hart van het vak, het actief bezig zijn van de leerlingen op de spelvloer. In hoofdstuk één schetst Janssens in het kort de geschiedenis van het schoolvak drama. Hierin is een ontwikkeling te zien waarin naast het ontwikkelen van creativiteit en zelfexpressie steeds meer aandacht is gekomen voor vormgeven en reflecteren. Janssens spreekt haar zorg uit over de oprukkende aandacht voor theorie binnen de kunsteducatie en zij houdt in haar boek een warm pleidooi voor het leren en het ervaren van het vak in de praktijk: het spelen.
-
Praktijkboek Met al deze aanwijzingen, tips en praktijkvoorbeelden is Spelen is de kunst, Handboek voor dramadocenten een echt praktijkboek geworden. Het boek is met veel passie en liefde voor het vak geschreven door een bevlogen Lidwine Janssens. Zij zet de lezer aan tot nadenken over het vak drama binnen het grote terrein van de kunsteducatie, overdondert de lezer af en toe met informatie, maar houdt vooral een warm pleidooi voor de kern van het vak: het spelen.
Theaterschool Amsterdam: www.theaterschool.nl Theaterschool Arnhem / Opleidng Docent Drama Zwolle: www.artez.nl/theater Noordelijke Hogeschool Leeuwarden - Opleiding Docent Drama: www.nhl.nl/drama Toneelacademie Maastricht: www.toneelacademie.nl Fontys Hogeschool voor de Kunsten: Academie voor Drama: www.academievoordrama.nl Hogeschool voor de Kunsten Utrecht faculteit Theater: www.hku.nl/web/show/id=60606
Workshop Spelen is de kunst Op dinsdag 12 oktober geeft Lidwine Janssens een workshop Spelen is de Kunst, gebaseerd op haar gelijknamige boek, voor dramadocenten in de onderbouw van het VO. In deze workshop krijgt u inzicht in de didactiek van theaterspel en toegepast drama binnen andere vakken voor de onderbouw VO aan de hand van informatie en verwerkingsopdrachten. Ze zal ook kort ingaan op de doorlopende leerlijnen voor 4- tot 18-jarigen die ze in haar boek beschrijft en de ontwikkelingen binnen cultuur- en kunsteducatie zoals die wordt nagestreefd in de publicatie Cultuur in de Spiegel van prof. Barend van Heusden.
Spelen is de Kunst
38
Opbouw methode De door Janssens ontwikkelde methode is ontstaan in de praktijk, startend vanuit het kinderspel in het basisonderwijs. Hierbij heeft zij zich laten voeden en inspireren door onderzoekers van spel zoals de historicus Huizinga met zijn Homo ludens, invloedrijke psychologen als Vygotski en Gardner en mensen uit de dramapraktijk zoals Dorothy Heathcote en Augusto Boal. Veel van deze namen en theorieën worden kort aangestipt en aangehaald in het boek, maar ze worden nergens ingezet om een onderbouwd theoretisch fundament te leggen onder de methode. Dit is jammer, want het zou de status van het schoolvak drama kunnen verhogen. Voor een onderbouwing van dit fundament is het aan te bevelen om gebruik te maken van theorieën uit de theaterwetenschap. Dit alles doet echter niets af aan de bruikbaarheid van het boek voor studenten van de theateropleidingen en voor de (beginnende) dramadocenten in de praktijk.
Praktische informatie Vanuit de ontwikkelde structuur van de kwintessens voorziet Janssens de lezer van veel praktische informatie om het vak in de praktijk op te bouwen. De vijf elementen van de kwintessens zijn alle voorzien van een helder praktijkvoorbeeld van de hand van Maartje van Amersfoort, een vakdocente uit het voortgezet onderwijs. Op de bijgeleverde CD-ROM staan nog veel meer voorbeelden die alle zijn ontwikkeld en uitgeprobeerd in de praktijk. Van Amersfoort is ook verantwoordelijk voor het vormgeven van een exemplarisch leerplan voor de onderbouw dat met name voor de beginnende docent heel bruikbaar kan zijn en richting geeft. Verder legt Janssens linken met zowel de oude als de nieuw geformuleerde kerndoelen, de einddoelen en algemene onderwijsdoelen. Dit vertaalt zij in aanbevelingen voor doorlopende leerlijnen. Er wordt een apart hoofdstuk gewijd aan de verschillende rollen van de docent en hoe de docent vanuit deze rollen de leerling kan inspireren, informeren en stimuleren. Tot slot wordt er aangegeven hoe een goede mix van de verschillende rollen die aansluit bij de gegeven omstandigheden, kan leiden tot magic teaching.
Opleidingen Docent theater
Van kinderspel tot theaterspel Naast de geschiedenis van het schoolvak beschrijft Lidwine Janssens ook hoe wij als mens van kinds af aan met spel omgaan, hoe wij door middel van spel vat krijgen op ons leven en hoe dat kinderspel zich in de loop der jaren kan ontwikkelen tot theaterspel. Vanuit het centraal stellen van
Lidwine Janssens Uitgeverij International Theatre Paperback 180 pagina's ISBN 9789064037535 € 24,50
Kwintessens van drama Door de vormgeving weer op te delen in drieën - het dramatisch instrument, het dramatisch samenspel en de dramatische vormgeving - ontstaat de kwintessens van drama. Bij het opdelen van de vormgeving wordt gestart vanuit de speler en zijn instrument, dan komt het samenspel en vervolgens wordt het geheel voorzien van theatrale middelen richting de ‘derde speler’: de toeschouwer. Helaas wordt dit niet overal consequent doorgevoerd, want op het moment dat Janssens haar structuur probeert te vertalen naar de andere kunstdisciplines, noemt zij bij samenspel vaak de interactie tussen de maker en de kijker, terwijl dit bij drama aan de orde komt binnen de dramatische vormgeving.
het spel dat gevoed wordt door intuïtie, inspiratie en impulsen, wordt er in combinatie met een algemene omschrijving van kunst een structuur ontwikkeld om het schoolvak systematisch vorm en inhoud te kunnen geven. Het vak wordt opgebouwd vanuit drie kerngebieden: verbeelding, vormgeving en beschouwen.
Plaats: Faculteit Theater van de HKU in Utrecht. Datum en tijd: dinsdag 12 oktober van 18.00 tot 20.30 uur. Kosten: € 25,- (gratis voor BDD-leden) Inschrijven: mail naam, adres en woonplaats naar
[email protected].
39
oktober 2010-10
oktober 2010-10
Thea Vuik Er zijn beelden die de weg recht naar je hart precies weten te vinden. Ze raken je als bij donderslag of sluipen zomaar je gevoel binnen. Je staat er misschien niet echt bij stil totdat je heel duidelijk beseft dat het intens veel met je doet.
4-VWO met vroege Van Goghs
Monddood raken van de schoonheid van de Taj Mahal of gelukzalig slenteren in een schijnbaar verlaten Alhambra.
vo
Sjaak Jansen Vincent van Gogh, geboren in Zundert, heeft in Londen, Parijs, Amsterdam en Brussel gewoond. Hij is net 28 jaar, mislukt als kunsthandelaar, als prediker en als zendeling.
Zonder ook maar één cent op zak arriveert hij in april 1881 in het West-Brabants dorpje Etten. Hier woont het gezin Van Gogh op dat moment, omdat vader Van Gogh er dominee is. In het ouderlijk huis hoopt Vincent rust te vinden. Omdat Vincent de religie de rug toegekeerd heeft, is de relatie met zijn vader slecht. Terwijl pa zieltjes probeert te winnen, wil zoonlief maar één ding: kunstenaar worden. Etten zal een vruchtbaar begin worden van zijn kunstenaarschap. Hier ontdekt Vincent zijn talenten. Hier begint zijn carrière. Manifestatie Voor het tweede jaar op rij werd dit afgelopen april gevierd met het evenement Van Gogh Leeft! Kunst 10-Daagse EttenLeur. Tijdens deze manifestatie presenteerde de Katholieke Scholengemeenschap Etten-Leur (KSE) op uitnodiging van en gesponsord door het organiserend comité een zestal werken die Vincent in zijn Ettense periode gemaakt heeft. Iedereen kent de zonnebloemen en de ‘Starry Night’, maar de eerste tekeningen van Vincent die hij in Etten maakte, zijn bij het grote publiek onbekend. Leerlingen van 4-VWO van de KSE hebben daarom in de weken voorafgaand aan de manifestatie letterlijk en figuurlijk op groot formaat reliëf gegeven aan zes tekeningen uit deze periode. Op dinsdag 30 maart legden zij in het winkelcentrum van Etten-Leur de laatste hand aan deze kunstwerken. Om 10 uur werd er begonnen, om 15 uur was alles klaar. Het hele proces is gefotografeerd door 4-VWO leerling Debbie Schoone die de verschillende stadia op school en in het winkelcentrum heeft vastgelegd. Het eindresultaat: zes tekeningen uit de allereerste fase van Van Gogh’s kunstenaarschap, geïnterpreteerd in een ruimtelijke bewerking in vier of vijf uitgezaagde plans en op groot formaat in acrylverf uitgevoerd. Proces Op school werden de tekeningen met de beamer geprojecteerd op grote platen gelaagd karton, overgetekend met
40
grafietstiften, ingedeeld in verschillende plans volgens het coulissenperspectief. Deze coulissen werden door onze onvolprezen onderhoudsmedewerkers Rinus en Johan uitgezaagd. Alles werd van een grondlaag gebroken wit voorzien, op elkaar gelijmd met houtlijm en tenslotte in hun geheel betekend met grafietstiften. Dat dit enkele lessen in beslag nam, moge duidelijk zijn. Om de aan elkaar geplakte plans te laten drogen zonder dat het zaakje krom zou trekken, hebben we de zware werktafels uit het tekenlokaal omgedraaid en met het blad naar beneden op het werk gelegd en dat een nachtje laten liggen. Op deze wijze geplet droogde alles mooi vlak op en kon er de volgende dag tijdens het eerste uur weer vrolijk verder gewerkt worden. Openbare les van een dag Op 30 maart werd alles op een grote aanhanger naar het winkelcentrum van Etten-Leur getransporteerd waar het uiteindelijke schilderen onder grote belangstelling van het winkelend publiek en nieuwsgierige ouders van de leerlingen plaatsvond. Met veel plezier werd er gewerkt door de schilders van 4-VWO die tevens leiding gaven aan tweede en derde klassers die als hulptropen werden ingezet tijdens het uur dat zij eigenlijk tekenles hadden van de projectbegeleiders Michiel Eikenaar en Sjaak Jansen. Hierbij zag je enkele toekomstige schoolfrikjes zich al duidelijk manifesteren! Dit alles terwijl de camera’s van de lokale omroep Brabant 10 en een eigen KSEreportageteam alle verrichtingen vastlegde.
De moguls uit het Oosten, maar ook - dichterbij - de Moren hebben zo veel prachtige kunstschatten voortgebracht. Mooi om naar te kijken, maar nog meer om in al je vezels te ervaren doordat er een perfecte balans gevonden is tussen overdaad en soberheid. Geen strenge zuinigheid van gereformeerden en geen katholieke pracht en praal die je maar afleidt van de achterliggende mystiek. In het laatste geval word ik al gauw blasé van zoveel prikkels. Allemaal schitterend hoor, maar niet voor mijn diepste ik. Het zijn de regels van de Koran die stellen dat Het Goddelijke niet afgebeeld mag worden. Dus proberen islamitische kunstenaars de oneindigheid te vangen door een keur aan geometrische patronen te gebruiken. En het is juist deze wetmatigheid achter de gebruikte patronen die rust en ruimte biedt voor spiritualiteit. Nog steeds zijn er ambachtslieden bezig om heel geduldig zo’n patroon in te vullen met verschillende stukjes tegel (vooral in Fèz, Marokko). Ze bikken heel voorzichtig de miniscule stukjes keramiek precies op maat uit en ‘breien’ daarmee het berekende patroon aan elkaar: het zogenaamde zellige. En nog steeds als ruim een eeuw geleden wordt er aan de hand van wiskundige vergelijkingen berekend met welke figuren je een vlak helemaal kunt opvullen zonder ruimtes over te laten. Ik heb me laten vertellen dat
er drie basisvormen zijn die dat kunnen: de driehoek, het vierkant en de zeshoek. Daarnaast zijn er 14 combinaties van die drie mogelijk, waarmee het ook lukt. Die zeventien mogelijkheden (overigens allemaal te vinden in het Alhambra) vormen samen - met extra hulpcirkels en hulplijnen - het stramien voor de veel ingewikkelder patronen van sterren, golfvormen en bloemblaadjes: de uiteindelijke decoratie. We slaan de algebra over - dat laten we in ons informatietijdperk aan de computer over - maar ik wil op een speelse manier gaan ontwerpen. Ga daarvoor mee naar de website www.cgl.uwaterloo.ca/~csk/washington/taprats. Taprats is een klein programma, geschreven door Craig S. Kaplan. Je kunt het als school (niet voor commerciële doeleinden) gratis downloaden. Het heeft beperkte mogelijkheden, maar is dan ook eenvoudig in het gebruik. Het levert altijd patronen op die direct herkenbaar zijn als ‘in islamitische stijl’ en dan ook nog van de complexere soort. Het is geschreven in Java (de extensie van de programmanaam is .jar) en daarom moet Java op je computer geïnstalleerd zijn. Er zijn twee mogelijkheden: bij The Applet installeer je niets en zie je links een klein schermpje verschijnen. Je kunt het een en ander uitproberen, maar niets opslaan, laat staan iets afdrukken. Ik zou ervoor kiezen om het programma te installeren. Dat kan door bij The Application op proceed to this page te klikken. Het uiteindelijke doel is toch iets op te kunnen slaan en dat vervolgens te kunnen bewerken in een bij voorkeur vectorgeoriënteerd programma zoals Adobe Illustrator. Maar ook met CorelDraw of Adobe Photoshop gaat dat zeker lukken. Als je kiest voor installatie kun je het ontwerp opslaan als een eps-bestand. Let wel: bij het opslaan kies je voor Export EPS en geef je het patroon een naam. Dan moet je zelf de extensie .eps bij de naam zetten, anders kan je niets met het opgeslagen patroon doen. Wat kun je er eigenlijk allemaal mee doen? Oneindig veel, lijkt me.
@Web
Zonder opsmuk
Alhambra-voorbeelden: zie www.patterninislamicart.com
Om 15 uur kon alles opgeruimd worden, werden de werkstukken voor de komende tien dagen in exposeerstand gezet en was er alom waardering voor de resultaten. Van Goghs eerste tekeningen zijn op deze manier zowel bij de leerlingen als bij het publiek op bijzondere wijze onder de aandacht gebracht!
41
Actief met CKV Onder redactie van Wil en Hans Weikamp
Marinus Boezem - De Groene Kathedraal Foto: Vincent Wighels Zie: Flevoland als Kunstwerk
We beginnen schooljaar 2010-2011 met een bonte verzameling educatieve mogelijkheden voor alle disciplines binnen CKV. Flevoland als Kunstwerk is onderdeel van een uniek meerjarig educatieprogramma van Museum De Paviljoens en Nieuw Land in Almere voor alle scholen in Flevoland en omstreken. Beide organisaties verheugen zich om het culturele educatie-aanbod te verbreden met kennis die kunst en erfgoed van de jonge provincie met elkaar in relatie brengt. Flevoland als Kunstwerk is een speciaal educatief pakket voor de groepen 6 en 7 van het basisonderwijs en voor klas 2 van het voortgezet onderwijs over de geschiedenis van Flevoland, zoals de plannenmakerij, de drooglegging en ontginning, de archeologische vondsten die zijn gedaan van de Swifterbantcultuur en van schepen die ooit op de Zuiderzee zijn vergaan, maar ook de bijzondere Land Art-projecten, waaronder Observatorium (1971-1977) van Robert Morris, Exposure (2010) van Antony Gormley en De Groene Kathedraal (1978-1996) van Marinus Boezem. Het educatiepakket bestaat uit een bezoek aan Museum De Paviljoens of Nieuw Land en enkele Land Artprojecten, het onlangs verschenen cahier Land Art, de educatieve films Land Lucht Lijn en Streep door de Zee, Zuiderzeeliederen en diverse online lesmaterialen (voorbereidende lessen en verwerkingslessen) over de verschillende onderwerpen. www.nieuwlanderfgoed.nl > EDUCATIE > Voortgezet-onderwijs of Basisonderwijs > Diversen-Flevoland als kunstwerk, Museum De Paviljoens en Nieuw Land Almere Examentour Wat van ver komt toont van 16 oktober t/m 27 maart 2011 in Gemeentemuseum Den Haag prachtige kunstwerken rondom het thema Japan en China in de Stijlkamers. De wisselwerking tussen niet-westerse culturen en westerse beeldende kunst, architectuur en vormgeving wordt in deze tentoonstelling voor het voetlicht gebracht. Er verschijnen hierbij examenkijkwijzers. Ook bij de examenthema’s Tehatex HAVO en Kunstvakken 2 VMBO. Voor het examenvak Kunst (algemeen) heeft het Gemeentemuseum een examenrondleiding rondom twee ‘laatste
42
Jongerenvoorstelling Zie: Filmhuis Den Haag
meesterwerken’ samengesteld: het museumgebouw van Hendrik Petrus Berlage en de Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan. Speciaal voor CKV ontwikkelde het museum een Kunstautobiografie CKV. Hierin kunnen leerlingen aan de hand van vragen hun beginsituatie wat betreft kunst onder woorden brengen, net als hun verwachtingen van dit vak. www.gemeentemuseum.nl > JEUGD > Jeugd 12-18 > Kijkwijzers > Examentours, Gemeentemuseum Den Haag Filmhuis Den Haag is een populaire bestemming voor buitenschoolse activiteiten. Een filmvoorstelling, filmles of workshop kan op een aantrekkelijke manier bijdragen aan de invulling van uw lesprogramma. Film kan uitgangspunt zijn bij het behandelen van een bepaald thema/ onderwerp en besproken worden als zelfstandige kunstvorm, waarbij de focus op het medium zelf ligt. Er is een brochure met een compleet overzicht van het educatieve programma voor het basis- en het voortgezet onderwijs. Alle filmvoorstellingen voor het voortgezet onderwijs kunnen naar wens extra ingeleid worden met een korte uitleg over filmkijken. De inleiding is gebaseerd op de lesbrief Leren Filmkijken. www.filmhuisdenhaag.nl > EDUCATIE, Filmhuis Den Haag Digital Playground seizoensbrochure 2010-2011 bevat nieuwe workshops in Rotterdam en de introductie van de Webwalk. De Webwalk is de nieuwe online tool van Digital Playground en maakt onderdeel uit van het volledige programma. Een Webwalk neemt de leerlingen mee langs een route op internet. Tijdens het surfen komen de leerlingen langs allerlei opmerkelijke zaken die met (het gebruik van) media te maken hebben. Tekst, beeld, geluid en video op verschillende sites geven leerlingen informatie over specifieke onderwerpen die samenhangen met de workshop. Wilt u er zeker van zijn dat u de seizoensbrochure ontvangt, stuur dan een mail naar het adres
[email protected] met uw persoonlijke gegevens. Digital Playground is dit schooljaar bij een aantal scholen op bezoek geweest en is op zoek naar nieuwe samenwerkingspartners buiten Rotterdam. Heeft u
ARTTRA-logo Zie: ARTTRA
een grote groep leerlingen die u kennis wil laten maken met media? Digital Playground komt graag een aantal dagen bij u op school. Neem contact op en vraag naar de voorwaarden door te mailen naar
[email protected] of te bellen naar (010) 4126031. www.docenten.digitalplayground.nl ARTTRA organiseert educatieve themaprojecten, met begeleiding van begin tot eind, van buurt tot buitenland. Ze hebben drie themaprojecten uitgewerkt die een belangrijke bijdrage vormen in de culturele en maatschappelijke ontwikkeling van scholieren op elk niveau: 1. Gouden eeuw, 2. Tolerantie, 3. De weg naar abstractie. Opzet is dat er een inleidende les wordt verzorgd, gevolgd door een workshop en met een excursie als afsluiting. Bij Tolerantie wordt de workshop ondersteund door een beeldend kunstenaar. Dit laatste kan een combinatietour zijn met wandeling, museumbezoek, bustocht of boottocht, zowel in de grote steden als bij u in de buurt. www.arttra.nl Eurekafoon! nodigt scholieren uit de hogere klassen van het voortgezet onderwijs uit om nieuwe muziekinstrumenten te bedenken, te ontwerpen en te bouwen. Zes jonge ontwerpers mogen hun instrument bouwen aan de Technische Universiteit Delft, waarna het Nieuw Ensemble composities voor de gebouwde instrumenten en orkest zal uitvoeren op een feestelijk slotconcert in Paradiso, Amsterdam. De hoofdprijs voor de winnende scholier bedraagt € 1.000,--. Door de vele facetten van Eurekafoon! leent het project zich goed als onderwerp voor een profielwerkstuk. De deelname staat open voor alle scholieren van 15 tot en met 18 jaar. Inschrijven is nu al mogelijk. Dit is vooral gedaan vanwege de vroege tijdsplanning van profielwerkstukken in de examenklassen. Na aanmelding ontvangt de school een uitgebreid informatiepakket, waarna de ontwerpen tot 17 december 2010 kunnen worden ingezonden. Meer informatie en een aanmeldingsformulier voor de Eurekafoon! scholierenprijsvraag is te vinden op de website. Aan de deelname zijn geen kosten verbonden. www.verstigt.nl > Onderwijs > 2010-2011 EUREKAFOON!
Radio Filharmonisch Orkest Foto: Fleur Wiersma Zie: MCO (Muziekcentrum van de Omroep)
Kaartstrook van NT Educatie is verzonden. Daarin een kort en bondig overzicht van de voorstellingen en educatieve activiteiten van Het Nationale Toneel in het seizoen 2010-2011. Heeft u deze niet ontvangen, of is er de wens voor meerdere exemplaren? Dan is het sturen van een mail met naam- en adresgegevens naar het email-adres
[email protected] voldoende. www.hnt.nl > EDUCATIE, Het Nationale Toneel Den Haag MCO (Muziekcentrum van de Omroep) laat schoolklassen van alles beleven. Uniek bij MCO Educatie is de samenwerking met de vier omroepensembles (Radio Filharmonisch Orkest, Radio Kamer Filharmonie, Groot Omroepkoor en Metropole Orkest). Zo krijgen leerlingen een zo breed mogelijk beeld van de praktijk van de klassieke en de lichte muziek. Actief musiceren met professionele musici is een wezenlijk onderdeel van de workshops. Het MCO-gebouw beschikt hiervoor over vele ruime studio’s. Ook kun je alvast een muziekstuk componeren op www.ikcomponeer.nl, de speciale componeer-site van het MCO en de AVRO. Het aanbod voor het voortgezet onderwijs in schooljaar 2010-2011: 1. Componist in één dag, 2. Muziek kun je zien!, 3. GOK4all, 4. Scratch Klassiek. www.mco.nl > Educatie, MCO Hilversum ANGRY is een multimediaal project over beeldvorming rond radicalisering onder jongeren, bekeken vanuit drie perspectieven: fotografen en andere beeldmakers, de gevestigde media, jongeren zelf. Voor jongeren is een vakoverstijgend lespakket/educatief traject met een wedstrijdelement ontwikkeld. Vanaf november aanstaande is het lespakket beschikbaar. Op 15 februari 2011 dient het werk te zijn ingezonden. Uit de grote groep winnaars wordt uiteindelijk één hoofdprijswinnaar gekozen. Die ontvangt een serie afdrukken of een ‘echte’ krant die in de tentoonstelling gepresenteerd wordt. Het vakoverstijgend lespakket speelt zich af rond twee thema’s: Radicalisme is van alle tijden en Radicalisme en beeldvorming. De thema’s starten met theorie en worden afgesloten met een actieve verwerkingsopdracht waarbij leerlingen ervoor kunnen kiezen om een foto- dan wel filmreportage te maken, of een opstel te schrijven rondom het
BeMused Zie: Museum en School
thema radicalisme. De uitkomst van deze opdracht resulteert in een ‘krant’ waarin ook archiefmateriaal wordt opgenomen. Het project is geschikt voor leerlingen van 3-VMBO, 4-HAVO, 4/5-VWO,. Het projectmateriaal sluit aan bij de eindtermen van CKV (Kunst Algemeen), Geschiedenis, Maatschappijleer en de ontwikkeling van mediawijsheid. Optioneel kan een vakdocent fotografie worden aangetrokken. De tentoonstelling is vanaf 22 januari 2011 t/m 13 juni 2011 in het Nederlands Fotomuseum. Voor meer informatie en inschrijven kun je mailen naar Lotte ten Voorde op
[email protected]. www.nederlandsfotomuseum.nl > BEZOEKINFO > ANGRY (omlaag scrollen), Nederlands Fotomuseum Rotterdam Museum en School draait al ruim tien jaar in Leiden. De acht Leidse erfgoedinstellingen - Hortus Botanicus, Museum Volkenkunde, Naturalis, Stedelijk Museum de Lakenhal, Rijksmuseum van Oudheden, Regionaal Archief Leiden, Sieboldhuis, Museum Boerhaave - nemen deel aan het programma BeMused. BeMused is een verzameling van actieve en stimulerende lesprogramma’s voor alle VMBO-leerlingen in de acht genoemde Leidse musea. In het museum wacht de leerlingen een sprankelend programma waarbij actief en ontdekkend leren centraal staat. De voorbereiding en de verwerking van het bezoek wordt door de eigen leerkracht gegeven. De musea hebben hiervoor materialen en lessuggesties ontwikkeld die aan de docenten ter beschikking worden gesteld. www.museumenschool.nl > VMBO, Museum en School Leiden Moderne Kunst Overzicht beschrijft in 43 onderwerpen de scholen, stijlen, stromingen van 1860 t/m heden en een groot aantal schilders/beeldend kunstenaars uit die periode. Uiteraard kan het Moderne Kunst Overzicht niet compleet zijn. De voor de Nederlandse kunstgeschiedenis relevante schilders en stromingen komen zoveel mogelijk aan bod. Daarnaast is er een overzicht van musea met moderne kunst, musea met heden-daagse kunst of musea met een afdeling moderne kunst. www.CKplus.nl/modern.html en www.moderne-kunst.startpagina.nl
Proefrondleiding Foto: Ernst van Deursen Zie: Het Stedelijk Museum
Museum Catharijneconvent is hèt museum voor christelijke kunst en cultuur in Nederland. In het middeleeuwse kloostergebouw brengen kostbare (kunst)voorwerpen de geschiedenis van het christendom in Nederland in beeld. De brede collectie beslaat de periode van de vroege Middeleeuwen tot de 21e eeuw: van Frankische fibula’s uit de zevende eeuw tot hedendaagse videokunst. Speciale themazalen zijn gewijd aan middeleeuwse beelden, schilderijen en handschriften en schitterend kerkelijk goud en zilver. Voor het voortgezet onderwijs biedt het museum zes lespakketten/lesprogramma’s aan. Mail voor neer informatie naar het adres
[email protected] of bel (030) 2313835 www.catharijneconvent.nl > Onderwijs, Museum Catharijneconvent Utrecht Het Stedelijk Museum te Amsterdam is t/m 9 januari 2011 tijdelijk in het historische gebouw open met The Temporary Stedelijk at The Stedelijk Museum. Terwijl er wordt gewerkt aan de uitbreiding van het museum biedt The Temporary Stedelijk een blik op de spectaculaire restauratie door Benthem Crouwel Architekten. De zalen zijn het decor voor het werk van Nederlandse en internationale kunstenaars. De twee grote tentoonstellingen in The Temporary Stedelijk zijn Taking Place, met speciaal geselecteerde werken van hedendaagse kunstenaars, en Monumentalisme, de jaarlijkse aankoopronde met visie van kunstenaars op geschiedenis en nationale identiteit. Voor het onderwijs zijn diverse programma’s ontwikkeld: Spacen in het Stedelijk (VMBO), Architectour: interactieve rondleiding en workshop (VMBO-T,HAVO, VWO), Eerste hulp bij sculptuur: interactieve rondleiding + workshop (HAVO/VWO). www.stedelijk.nl, > educatie > voortgezet onderwijs, Stedelijk Museum Amsterdam
www.CKplus.nl: overzicht van bijna 400 lopende exposities, informatie op trefwoord over 1200 musea www.CKplus.nl/extra7.html: overzicht van culturele manifestaties en exposities www.CKplus.nl/extra12.html: 190 stadswandelingen en kunstroutes
[email protected]: voor reacties en opgave gratis Ckplus.nl-nieuwsbrief
43
BE
L
EV
EN
VO
O
R
O
NZ
E
RE
IS
G
ID
S!
erk w t a a m r en a p a j e o 0 r 4 g n an ente d u t meer d s n ool- e h c s r o vo
vanaf
PARIJS 3-daagse touringcarreis, heen en terug dagrit, hotel*/** 3-persoonskamers, douche/toilet, L+O BERLIJN 4-daagse touringcarreis, heen dag- en terug nachtrit, Jugendhotel, meerpersoonskamers, L+O MADRID 4-daagse vliegreis, Amsterdam of Weeze vv (incl. verplichte taxen), hostel meerpersoonsk., L+O LONDEN 3-daagse touringcarreis, heen dag- en terug nachtrit, youth hostel, meerpersoonskamers, L+O
q 189,95 p.p.
vanaf
q 189,95 p.p.
vanaf
q 189,00 p.p.
vanaf
q
77,50 p.p.
BARCELONA 3-daagse vliegreis, Amsterdam - Barcelona vv (incl. verplichte taxen!),
vanaf
ROME 4-daagse vliegreis, Amsterdam, Weeze of Charleroi - Rome vv (incl. verplichte taxen!),
vanaf
hotel** 4-6 p.kamers, douche/toilet, L+O
q 219,00 p.p.
FLORENCE 5-daagse touringcarreis, heen en terug nachtrit, hotel*** Montecatini,
vanaf
hostel, meerpersoonskamers, L+O
meerpersoonskamers, halfpension
q 166,00 p.p.
q 169,95 p.p.
vanaf
PRAAG 4-daagse touringcarreis, heen dag- en terug nachtrit, hotel*/**, 2-3 p.kamers douche/toilet, L+O RIGA & TALLINN 5-daagse vliegreis, Weeze - Riga vv (incl. verplichte taxen!) hotel**, meerpersoonskamers, L+O
Genoemde tarieven bij 46-60 deelnemers bij touringcarreizen en vanaf 10 deelnemers bij vliegreis Madrid, Barcelona en Rome, 31 deelnemers bij vliegreis Riga & Tallinn. Periode november-februari. Bij touringcarreizen: elke 16e deelnemer gratis en reisverzekering inbegrepen! U kiest uw eigen vertrekdatum! Service waar u recht op heeft! Meer of minder deelnemers? Meer reisdagen? Andere periode? Of een ander reisdoel in Europa? BEL ONS VOOR EEN VRIJBLIJVENDE OFFERTE OP MAAT !
EUROPA SPECIAAL REIZEN - HET WARGAREN 5 - 5397 GN LITH - TEL. 0412-481000
[email protected] www.europaspeciaalreizen.nl U REIST PER KEURMERK TOURINGCAR: VEILIGHEID EN COMFORT !
q vanaf
99,95 p.p.
q 289,00 p.p.