8 e jaargang mei 2009 - nr 5
Thema: cultureel erfgoed
Tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs
mei 2009-5
mei 2009-5
Aan deze kunstzone werken de volgende vakverenigingen mee B DD Beroepsvereniging Docenten Theater en Drama Secretariaat & Administratie, Postbus 178, 8260 AD Kampen
[email protected], www.docentendrama.nl
NBDK Nederlandse Beroepsvereniging van Danskunstenaars Bureau NBDK: Zwanenveld 16-19, 6538 LP Nijmegen. Tel. (024) 3430774, fax 024-3430773
[email protected], www.nbdk.nl
NVTO Nederlandse Vereniging voor Beeldend Onderwijs Secretariaat: Nachtegaallaan 3, 4105 WX Culemborg. Tel. (0345) 530524
[email protected], www.nvto.nl Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november
VKAV Vereniging Audiovisuele Educatie Zwanenkamp 275, 3607 SE Maarssen
[email protected], www.vkav.nl
VLBV Vereniging Leraren Beeldende Vakken Secretariaat: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. (0546) 491745
[email protected], www.vlbv.nl Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november
V LL T Sectie Nederlandse Vereniging Leraren Levende talen Binnenhof 62, 1412 LC Bussum Tel. 035-6783254
[email protected] www.levendetalen.nl -> Talensecties -> Nederlands
VLS Vereniging Leraren Schoolmuziek Bureau VLS: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. (0546) 491745
[email protected], www.vls-cmhf.nl Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 oktober
Abonnementen: binnenland € 49,75 buitenland € 72,50 Het abonnementsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november
Cultureel erfgoed Ik woon in een Brabants dorp. Voor velen van u misschien geen interessante optie, maar voor mij, als ex-stadskind, een heerlijkheid. Geen hoogbouw, je bent een persoon en geen anoniem. Groente en fruit komen bij ons van de teler of kweker. Ook de school waar ik werk, staat hier in het dorp. Een jaloerse collega stelde vast dat ik een ‘comfort zone’ heb. Gut ja, nu je het zegt. Drie minuten fietsen van school staat ons zelfgebouwde huis. Geen files, geen reistijd. Hup op de fiets en na een kort ritje om wakker te worden, kan ik mijn eerste kopje thee van de dag pakken. Nadelen? Oké, je bent net Sinterklaas als je door het dorp fietst. ‘Hé meneer, zag je me niet? Ik zwaaide nog wel naar je.’ En ik ga niet stappen in het dorp. Tussen mijn leerlingen in de kroeg zitten, is niet mijn cup of tea. En ja, en je moet het wel redelijk kunnen vinden met je leerlingen, want de meesten weten je wel te wonen. Maar het is wel degelijk mogelijk een redelijke mate van privacy te houden en dat wordt ook gerespecteerd. Mijn probleem begint wel als we het hebben over cultureel erfgoed bij ons in het dorp. Ik zie veel koppen rondlopen die wellicht tot dit erfgoed behoren. Ook het plaatselijk dialect, dat ik na inmiddels twintig jaar, wel versta maar niet spreek, zou zich prima kunnen kwalificeren. Ik kan interactieve opdrachten maken en DVD’s kijken, maar voor een directe confrontatie met spectaculaire, aansprekende erfgoederen moet ik echt buiten ons dorp zijn. Dit verhaal gaat lijken op de CKV(1)-discussie van jaren geleden. Gelukkig hebben alle leerlingen nu een cultuurkaart en daar kunnen we wel wat mee. Maar, anders dan mijn bovenbouw leerlingen, ik moet ze er naar toe brengen. Toch lastig. Ik hou echt minder geld over in vergelijking met ‘stedelingen’. Misschien dat daar nog iets aan te doen zou zijn. Eerst maar eens kijken wat dit nummer van Kunstzone me brengt aan mogelijkheden.
In deze Kunstzone Thema: cultureel erfgoed ■ De kunst is het te kiezen
De samenstelling van de nationale canon................................................... 4
■ De Cuyperscode
Al gamend leren over cultureel erfgoed......................................................6
■ Cultureel erfgoed, maar dan spannend
Projectdag over cultureel erfgoed..............................................................8 8
■ Geen gezicht!? Portretten van de Romeinse tijd tot het heden.......................................... 11 ■ Verleden van Nederland Documentaires met cultureel erfgoed als onderwerp.................................. 15 ■ Canonmanie
Canons nader bekeken.......................................................................... 18
■ Fijn geordend
Recensie van Dit is Nederland.................................................................20 20
■ Inspirerende veldaanvraag Veldaanvraag van NVTO en VLBV over cultureel erfgoed............................ 22 ■ Laatmiddeleeuwse muziek Van een laatmiddeleeuws muziekhandschrift naar een concert
en een tentoonstelling........................................................................... 23 23
■ Van speelklok tot pierement Restaureren van muziekinstrumenten die spelen zonder hulp van
menselijke hand................................................................................... 25
■ Muzikaal erfgoed De plaats van muziek in de nationale canon........................................ 27 ■ Dutch Folksongs as Musical Content Ontwikkeling van een melodieënzoekmachine........................................... 29 ■ Prettig bouwen op stevig fundament...................................... 31 ■ Tipboek.................................................................................... 33 ■ BeatsNbits................................................................................ 34
De waarde van erfgoed en canon is wijd bediscussieerd. Van de andere kant klopt Europa aan onze deur. Het lijken twee tegengestelde bewegingen die ik mezelf en mijn leerlingen moet voorleggen. De borging van nationale identiteit heeft iets romantisch, maar ook iets tendentieus. Waardering voor je wortels, je eigenheid. Vaag jeukt er iets bij me. Beelden van de Ring des Nibelungen en consorten flitsen door mijn hoofd en vermengen zich met Wilders’ koppen. Trots op Nederland, de verworvenheden van onze democratische kikkerlandje. Het borgen als tegenwicht aan Europakunde op school. Ben ik Nederlander én of óf Europeaan. Wil ik dit? Ik vraag me af… Ik krijg ook jeuk van dat vakantie-inleveren gedoe. Ik lees net: ‘Voortgezet onderwijs moet een week vakantie inleveren,’ volgens de staatssecretaris. Even googelen levert een hele geschiedenis van uitlatingen van de minister in die richting en ook een even groot aantal woede-uitbarstingen van bonden en onderwijsgevenden. Wat is dit nu weer voor natte wind? Nu we met zijn allen in een crisis zitten en de minister ons net verzekerde dat aan de beloofde loonontwikkeling niet getornd gaat worden, is dit dan het wisselgeld? Ik hoop dat er tegen het uitkomen van deze Kunstzone duidelijkheid is. Voorlopig mogen we weer.
■ Belevingswereld........................................................................ 36 ■ @Web...................................................................................... 37 ■ Kleifiguren spelen de hoofdrol..................................................... 38 38 ■ Kunstvakken als verplichte examenvakken.................................... 42 ■ Actief met ckv........................................................................... 46
Colofon Kunstzone Tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs NUMMER 5, mei 2009 Kunstzone wordt uitgegeven door Stichting Kunstzone. HOOFD- EN EINDREDACTIE Ruud van der Meer
[email protected] Jan Verschaeren
[email protected] REDACTIE Jan van Gemert Olga de Kort-Koulikova Saskia van der Linden Twan Robben Paul Rooyackers Thea Vuik Wil & Hans Weikamp Janneke van Wijk VERKOOP ADVERTENTIES Jan Verschaeren Kluppelshuizenweg 32 7608 RL Almelo tel. (0546) 491745
[email protected] VORMGEVING EN DRUK Jaroff Drukwerkmakers & Reproservice Heerenveen STICHTING KUNSTZONE Maria Langemeijer Lisztstraat 2 2651 VL Berkel en Rodenrijs tel. (010) 5114397
[email protected] www.kunstzone.nl
Rechtsbijstand: pagina 14 © STICHTING KUNSTZONE Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
8
20
23
38
ISSN: 1570-7989
Omslag: Uitgaven over ons erfgoed. Zie thema-artikelen. Ruud van der Meer
2
3
mei 2009-5
mei 2009-5
De kunst is het te kiezen Een inleiding op het gebruik van de canon vo
Cees Hageman De canon van Nederland, waar ging dat ook alweer over? De canon van Nederland kwam tot stand op verzoek van het ministerie van OCW. Directe aanleiding was de
constatering van de Onderwijsraad dat er in het onderwijs een tekort was aan ‘aandacht voor de canon als uiting van onze culturele identiteit’, terwijl er vandaag de dag juist behoefte is aan onderhoud van het collectief geheugen.
De opdracht tot het ontwerpen van een canon kreeg de Commissie Van Oostrom. Deze commissie ontwierp een historische en culturele canon in vijftig vensters, van Hunebedden tot Europa. Deze benadering moet onderwijsgevend Nederland helpen accenten aan te brengen in de verschillende leerlijnen die voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voorgezet onderwijs zijn uitgewerkt. Verschillende leerlijnen, zei men nadrukkelijk, want deze canon moest niet alleen bij het vak geschiedenis gebruikt worden. Wat volgde na de publicatie was een landelijk spel van debat en discussie. Er was kritiek op de keuze van onderwerpen, op de voorgestelde verplichting en op de al dan niet verborgen doelstellingen, gericht op identiteit en burgerschap; het was teveel vaderlandse geschiedenis en het ontbrak aan mondiaal perspectief, enzovoorts. Maar daarnaast riep het werk van de commissie ook enthousiasme voor canonisering op. In vele sectoren werd in hoog tempo gewerkt aan het uitbrengen van uiteenlopende canons: van de Bètacanon en de Filmcanon tot zelfs een canon van de glastuinbouw. Enthousiasme in het onderwijs? De presentatie van deze schoolcanon maakte dus veel los. Vooral buiten het onderwijs leek het, terwijl het onderwijs nu juist de partij was waar deze verzameling vensters voor was bedoeld. Met het uitbrengen van het advies aan de minister van OCW lagen ook de aanbevelingen op tafel, want nu het rapport daar lag zou het ook mooi zijn als er daadwerkelijk iets met de canon gedaan werd. Met dat doel voor ogen werd bijvoorbeeld in 2008 de Canonkaravaan gestart, een conferentiereeks met de opdracht de canon in het onderwijs te introduceren. Deze karavaan trok langs de twaalf provincies en de vier grote steden. Onderwijsgevenden uit het basis- en voortgezet onderwijs konden op deze bijeenkomsten kennismaken met de opzet en inhoud van de canon, maar ook met de mogelijkheden die er lokaal werden aangeboden om de inhoud van de canon nader vorm te geven. Op deze conferenties werden lezingen en workshops aangeboden door lokale erfgoedinstellingen, musea en kunstencentra. Mede door deze karavaantour groeide binnen het onderwijs de belangstelling voor de canon en werden de eerste contacten gelegd tussen lokale cultuuraanbieders en het onderwijs. En dat is winst, want met de start van het schooljaar 2009-2010 moet de canon in het onderwijs gebruikt gaan worden.
4
Kans De impact van de verplichte invoering is nogal eens overdreven. Het overgrote deel van de in het rapport opgevoerde vensters komt namelijk al geruime tijd voorbij in de methodes die het onderwijs ten dienste staan. Een beleidsmaatregel als deze zou ook vooral als een kans kunnen worden gezien. Als een mogelijkheid om culturele kennis te verankeren in de leerlijnen van ons onderwijs. Onvolledig Veel kritiek (ook vanuit het cultuuronderwijs) richt zich daarnaast op de onvolledigheid van de canon. De vijftig vensters van de canon vinden we op www.entoen.nu als startpagina gepresenteerd. Daaruit valt op vakgebieden een selectie te maken. Laten we dit eens doen voor kunst en cultuur. De vensters Rembrandt, Buitenhuizen, Vincent van Gogh, De Stijl, Annie M.G. Schmidt en Suriname en de Nederlandse Antillen lichten op. Is dit alles? Dat is weinig, hoor ik u al zeggen. Maar deze notie van onvolledigheid heeft de canoncommissie zelf ook. Er zijn keuzes gemaakt. Bijvoorbeeld om geen muziek en ook geen ballet op te nemen. Maar er zijn wel tal van vertakkingen vanuit de vensters mogelijk naar de kunstvakken. Een aanbeveling (nummer 6) vanuit het rapport laat zien dat de commissie wel degelijk zwaar belang hecht aan de betrokkenheid van de kunstvakken bij de canon: ‘Laten zien hoe expressievakken zoals CKV nog beter in het ontwerp zijn te verankeren, inhoudelijk zowel als didactisch.’ Volgens de commissie zou OCW deze aanbeveling moeten uitwerken in beleidsmaatregelen. Maar niets let u om al eerder de handschoen op te pakken en ervoor te zorgen dat ook de kunstvakken een belangrijke rol krijgen in het canononderwijs. Juist de canon kan aangegrepen worden als een concreet middel om de zo belangrijke en ook vanuit kerndoelen verplichte samenhang tussen kunstvakken te bewerkstelligen. Meer weten Die kinderen van tegenwoordig weten niets meer! Het is een veel gehoorde klacht. Effectief onderwijs in de canon levert in ieder geval een voorspelbare ‘hoeveelheid’ kennis op. Want hoe je het ook wendt of keert alle leerlingen zullen door de implementatie van deze canon met nieuwe of bredere kennis, over kunst en cultuur in dit geval, in aanraking komen.
Bij het volgen van de canon weten alle leerlingen van VMBOBasisberoeps tot VWO straks iets meer over schilderkunst in de zeventiende of negentiende eeuw dan ze nu weten. Er is dan kennisgemaakt met zeer uiteenlopende kunststromingen, met literatuur en architectuur. Het is zelfs mogelijk vrij te associëren op vensters uit de canon en er bijvoorbeeld unieke culturele activiteiten bij te betrekken die door het incidentele karakter anders vaak zo ad hoc in een schoolprogramma moeten worden ingevoerd. Een mooi voorbeeld daarvan was de bijzondere tentoonstelling Erasmus en zijn tijd onlangs in Museum Booymans van Beuningen in Rotterdam; een prachtige gelegenheid om in een beeldende context nader kennis te maken met deze wat narrige wetenschapper. Voor de leerlingen die al gehoord hebben van Erasmus, bij de bespreking van dat canonvenster, valt zo’n tentoonstelling in vruchtbare aarde. Te weinig ervaringsgericht Wat valt er voor leerlingen te beleven aan canononderwijs? Hoe krijgen we ze hier in hemelsnaam bij betrokken? Ook hier is het zo dat er vanuit het kunstonderwijs veel winst te behalen is. Het beroep op de creativiteit van leerlingen, zo essentieel in kunstonderwijs, kan leiden tot het spelen met de kennisinhoud van de canon, op een manier dat die inhoud juist wel beklijft. Tijdens een van de hiervoor genoemde canonconferenties werd in het Openluchtmuseum te Arnhem locatietheater gepresenteerd met de canonvensters als uitgangspunt in de context van de omgeving die het museum biedt. Ergens in de toekomst op de zeebodem wordt een oude computer gevonden. Op het geheugen van dit vermolmde apparaat staat de canon. Een verstrooide wetenschapper tracht hier een logisch geheel van te maken, maar door virussen, waterschade en de verstreken houdbaarheidsdatum van de apparatuur is de canon verworden tot een kolderieke polonaise. De inhoud van de vensters zoals wij die wel herkennen, is totaal ontwricht: Lodewijk Napoleon wordt
zo nagezeten door de Vaderlandse leeuw van de Republiek, Spinoza brabbelt de brutale versjes van Annie M.G. Schmidt. Voor de toen aanwezige docenten zal de canon nooit meer hetzelfde zijn. De luchtigheid en speelsheid die hier aan de canon meegegeven werd, maakt tal van vensters voor de aanwezigen onvergetelijk. Eigenlijk een leereffect dat we met ons onderwijs in het algemeen en het canononderwijs in het bijzonder altijd willen bewerkstelligen. Tevens leidt de beschreven voorstelling tot een oproep, vooral aan kunstvakdocenten: bedenk meer van dit soort mooi gekke, kunstzinnige bewerkingen en verwerkingen van de canon. Dan slaat deze bij veel meer kinderen en jongeren aan. Zo leren zij de wereld om hen heen beter, de geschiedenis en ontwikkeling daarbinnen uiteindelijk kennen. Maak persoonlijke keuzes! Men mag in het leven niet verzuren. Dat geldt helemaal in het onderwijs waar soms toch de neiging bestaat veranderingen in het leerplan af te wijzen op grond van onvrede met voorgestelde wijzigingen en veranderingen. Persoonlijk had ik ook Jan Pieterszoon Sweelinck een plaatsje gegund, maar in feite gaat het daar niet om. Het gaat om de kwaliteit van (canon)onderwijs en dit onderwijs zou wel heel erg vermageren als we uitsluitend zouden werken met de beperkte inhoud die de voorgestelde gebeurtenis achter de vensters van de canon nu eenmaal heeft. De canon wordt er daarom ook niet beter van als we er nog meer plaatjes bij gaan zetten. Veel beter is het daarom als uzelf keuzes maakt en op eigen wijze door de vensters kijkt. De hierbovenstaande woorden zijn een relativering van de druk die velen voelen zodra het woord canon of de verplichting daartoe valt. Hopelijk hebben mijn woorden u hierin enige rust gegeven. En hopelijk hebben ze u vooral ook een beetje enthousiast gemaakt. Dat is alles wat ik kan doen. Daarmee ligt het succes van de canon bij u en de aan u toevertrouwde kinderen.
5
Poster De Cuyperscode deel 2
mei 2009-5
mei 2009-5
De Cuyperscode
vo
Janneke van Wijk ‘Het spelen van videogames, als ze juist zijn uitgekozen, bevordert de talenkennis, het probleemoplossend denken en de wereldoriëntatie van leerlingen.’ Civilization is
bijvoorbeeld erg geschikt om tijdens de lessen politieke geschiedenis te behandelen. Medal of Honor kan jongeren helpen om D-day in 1944 in Normandië beter te doen begrijpen. ‘Games leveren een zeer intelligente leeromgeving en je kunt er tal van dingen tegelijk mee leren,’ zo luidt een van de conclusies. (Bron: Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek).
Ook binnen CKV kunnen leerlingen als culturele activiteit een game doen. Een game waarin je alles te weten kan komen over architectuur, de negentiende eeuw en de middeleeuwen. Res nova, een adviesbureau en kennisnetwerk op het gebied van cultuurhistorie en ruimtelijke ordening, heeft een game geproduceerd rond de figuur van Pierre J.H. Cuypers, de architect van onder andere het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam. Het spel kan gespeeld worden op www.cuyperscode.nl. Vanaf de lancering van spel 1 in oktober 2007 telt het spel ruim 80.000 bezoekers. Deel 1 was met name gericht op Limburg. Maar in deel 2 komen ook Brabant en andere plekken in Nederland aan bod. Deel 2 werd 29 januari jongstleden gelanceerd in het Jheronimus Bosch Art Center in Den Bosch. Kraak de code De Cuyperscode is een artificial reality game (ARG) die Res nova heeft ontwikkeld in het kader van het Cuypersjaar 2007. In 21 ‘hoofdstukken’ ontvouwt zich een mysterie rond het grafmonument van Cuypers, dat de speler samen met zijn achterkleinzoon, ook Pierre Cuypers geheten, oplost. Lopende het spel verdiept men zich in Cuypers, zijn werk en zijn tijd om de vragen te beantwoorden. Aan de Cuyperscode is een forum verbonden (http://forum.res-nova.nl), waar de spelers voor hints en tips terecht kunnen als ze niet verder komen met de raadsels. Gerda Eijkelenberg docent CKV aan Lyceum Schöndeln in Roermond: ‘Omdat games populair zijn onder een aantal leerlingen, hebben we besloten om De Cuyperscode als culturele activiteit mee te laten tellen. De mensen van Res nova hebben ons om advies gevraagd bij de ontwikkeling van het spel. Ik ben zelf van de generatie die een mobieltje al ingewikkeld vindt. Maar toch heb ik het spel uitgespeeld. Ik kon het toch niet uitstaan wanneer collega’s al verder in het spel waren als ik. Ook de leerlingen waren fanatiek. Ze hielpen elkaar wel, maar tot op zekere hoogte. Als ze binnen het spel er zelf een uur over hadden gedaan om ergens achter te komen, gaven ze het geheim toch niet meteen prijs aan elkaar.’ Verder hebben de leerlingen een filmpje gemaakt naar aanlei-
6
ding van de game en op YouTube geplaatst: http://nl.youtube.com/watch?v=d29RZp5RX3A. Waarom een spel? Bernadette van Hellenberg Hubar van Res nova: ‘Eigenlijk vooral omdat het een leuke vorm van infotainment is. Ik had met mijn dochter de game van de Da Vinci Code gespeeld en dacht: Zoiets wil ik ook voor Cuypers.’ De Cuyperscode heeft tot doel om doelgroepen die hier normaliter (nog) niet mee in aanraking zouden komen, op een spannende en laagdrempelige manier te interesseren voor Cuypers en zijn tijd in enge zin en architectuur(geschiedenis) in brede zin. Een spelvorm op internet is naar onze mening de juiste manier om deze lastig te benaderen doelgroep te bereiken. Door deze ‘in de huidige tijd passende’ vorm krijgen leerlingen niet het idee, dat ze leerstof ‘opgelegd’ krijgen, maar nemen ze spelenderwijs en onbewust een groot aantal zaken tot zich. Het betreft een innovatief educatief project waarmee cultuurhistorische waarden op diverse landelijke niveaus kenbaar worden gemaakt. Deel 1 concentreert zich voornamelijk op bouwwerken van Cuypers in de gemeenten Roermond en Bronckhorst. In deel 2 breidt deze scope zich ook uit met aandacht voor bouwwerken van Cuypers in Amsterdam (uiteraard het Centraal Station en het Rijksmuseum), Noord-Brabant met bijvoorbeeld de Catharina van Eindhoven en de Basiliek van Oudenbosch. Het is vervolgens de bedoeling dat deelnemers aan het spel voor het oplossen van raadsels ook op locatiebezoek moeten, zoals dat bijvoorbeeld voor het Jheronimus Bosch Art Centre in Den Bosch moet gebeuren.’ Kern van het spel Bernadette van Hellenberg Hubar: ‘De kern is om via hersenkrakers meer te weten komen over de negentiende eeuw en de middeleeuwen. Voor deel 2 hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de feedback van betrokken docenten. Op advies van hen hebben we bijvoorbeeld de instructie voor deel 2 als spelelement in de hoofdstukken opgenomen. Stap voor stap krijgen de leerlingen instructie in plaats van apart zoals in deel 1. Verder is in overleg met René van Gestel van 2College
Sint Petrus Banden te Oisterwijk (1896)
Durendael in Oisterwijk een scoresysteem ontwikkeld waardoor je het spel op meerdere niveaus kunt spelen. Om de frustratiegraad voor leerlingen die er moeilijk zelf uitkomen naar beneden te krijgen. Er wordt op dit moment een tutorial gemaakt. Dus tegen inlevering van punten kun je straks een gids kopen die je op onderdelen vooruit kan helpen. Verder is er in het spel een logboek ingebouwd zodat leraren kunnen zien hoe leerlingen het spel gespeeld hebben.’ Cuyperslessen De Cuyperscode is vooral bedoeld voor CKV, maar kan ook voor KCV voor gymnasiasten en tijdens geschiedenislessen gebruikt worden. Om het spel in het onderwijs te kunnen gebruiken is er een onderwijspakket samengesteld en worden er inhoudelijke Cuyperslessen verzorgd. Het onderwijspakket is gratis, maar de optionele Cuyperslessen moeten echter wel door de school betaald worden. Voor meer informatie kunnen docenten contact opnemen door een mail te sturen naar
[email protected].
Getekend portret van J.H. Cuypers
Reacties ‘Ik heb zojuist de Cuyperscode uitgespeeld. Ik heb er zo’n vier weken over gedaan. Veel vragen waren erg ver gezocht, moet ik zeggen, maar met behulp van het forum ben ik er nu toch uit. Al met al vond ik het een tof spel om een keer te spelen.’ (Maarten Buitenhuis) ‘Bij deze meld ik dat ook ik de code heb gekraakt!! Mijn naam is Oscar Peeze Binkhorst. Ik ben 17 jaar en zit op het Stedelijk Lyceum in 6-vwo. Ik heb vier dagen over de code gedaan. Dit niet omdat hij gemakkelijk was!! Maar omdat ik mijn hand gebroken heb en ik mij nogal verveeld heb. De Cuyperscode bleek tevens zo interessant dat ik hem bijna in 1 keer heb uitgespeeld!!’ (Oscar Peeze Binkhorst)
7
mei 2009-5
mei 2009-5
Polderdieke keert terug uit de tijd Foto: Jan Lensink
Cultureel erfgoed, maar dan spannend Ervaar het leven van vroeger en laat je erdoor inspireren
Leerlingen aan het werk in de smederij van Tim Vos in Rekken Foto: Jan Lensink
toen? Ik wil dat mijn leerlingen beseffen dat de belevingswereld van iemand uit die tijd niet zo wezenlijk verschilt van hun eigen belevingswereld.’
Polderdieke Festival vo
Katja Roemeling (www.stoertaal.nl) ‘Hee, sta daar niet te lummelen, pak die zakken!’ Onwillekeurig schieten de handen uit de mouwen, de leerlingen komen in beweging en enkele ogenblikken later erva-
ren ze hoe zwaar het beroep van molenaar vroeger was. Menno Ouderkerk, docent CKV op Het Assink Lyceum in Eibergen, blikt tevreden terug op het Polderdieke Festival, afgelopen zomer. ‘Dé manier om jongeren op een aanschouwende manier met ons cultureel erfgoed bekend te maken.’ ‘De volgende keer als ze in de pauze een croissantje kopen voor 80 cent, staan ze misschien wat meer stil bij het proces dat aan zo’n snack vooraf gaat,’ vertelt Menno. Het wakker maken van de jongeren, ze meer inzicht geven in het geheel, dat ze de waarde van de dingen om hen heen ervaren, dat is wat hij wil bereiken met zijn lessen. In het algemeen en specifiek in het onderwijs groeit het besef dat jongeren, met name in het VMBO, leren door te doen. Maar het idee om de jaarlijkse cultureel erfgoeddag als historisch verantwoord festival vorm te geven ontstond niet zomaar. Daar ging echt wel wat veldwerk aan vooraf. Menno: ‘De beschikbare lespakketten over ons cultureel erfgoed vond ik niet echt geschikt voor VMBO-leerlingen, te saai. Dus ik ging in Eibergen en omge-
8
ving op zoek naar aanvullende mogelijkheden. Ik zocht naar een manier om het verleden voor de jongeren te laten leven.’ Belevingswereld Die mogelijkheid vond Menno vorig jaar in de samenwerking met de Stichting Gelders Erfgoed. Samen met de leerlingen bezocht hij de Mallumse molen in Eibergen. Nadien bouwden de leerlingen de aandrijving met Lego na. Ook bezochten ze De Scheper, het historisch museum van Eibergen. Dat was al een eind in de goede richting, maar er ontbrak nog iets volgens Menno: ‘Er was geen klik tussen de jongeren en de vrijwilligers van het museum die de kennis probeerden over te brengen. Ik miste het verhaal van vroeger. Hoe leefde iemand
Het Polderdieke Festival is een initiatief van docent kunstvakken Menno D. Ouderkerk van Het Assink Lyceum in Eibergen. De workshops werden verzorgd door Kunstenmakers in Hengelo. Dit bedrijf heeft een kaartenbak met ongeveer twintig zelfstandige kunstenaars die diverse disciplines beheersen, zoals theatersport, muziek, rap, grime of computeranimatie. Daarnaast werkt Kunstenmakers werkt ook samen met theatergroepen. Bij het Polderdieke Festival had de Oldenzaalse theatergroep Roest de regie over het theatrale gedeelte van de dag. Zo speelde Toos Kottink de rol van Polderdieke. Ze liep rond tussen de workshops, deelde - heel belangrijk! - snoepjes uit en verzamelde en verspreidde nieuwtjes. Verder werkten mee aan het festival: EDU-ART in Arnhem, de Mallumse Molen in Eibergen, de Piepermolen in Rekken, Museum De Scheper in Eibergen, smid Tim Vos uit Rekken, de stoomhoutzagerij uit Groenlo en het openluchttheater in Eibergen.
Kunstzinnige activiteiten Naast zijn werk als CKV-docent bij Het Assink Lyceum in Eibergen is Menno ook als kunstenaar betrokken bij het bestuur van de Atelierroute in Almelo. Daar kwam hij in contact met Kunstenmakers, een bedrijf dat kunstzinnige activiteiten organiseert. Menno: ‘Jozef Kamphuis van Kunstenmakers vertelde mij dat ze ook veel projecten op scholen doen. Al pratende kwamen er zoveel goeie ideeën op dat ik besloot om het volgende cultureel erfgoed project op school eens anders aan te pakken.‘ Tijdmachine Menno schakelde Kunstenmakers in om de cultureel erfgoed dag in 2008 een spannende vorm te geven. Dat is gelukt. Menno: ‘De dag begon met een spectaculaire opening met rook en een tijdmachine, waaruit acteurs kwamen, compleet in kleding van die tijd - geleend van het historisch museum. Daarna vertrokken de leerlingen in groepen naar de verschillende onderdelen, zoals de stoomhoutzagerij, de molen, de wasplaats. Daar werden ze aan het werk gezet: leer het leven van vroeger kennen en laat je erdoor inspireren. Om het karakter van de dag wat minder vrijblijvend te maken stond er op het eind van de dag een creatieve presentatie gepland. Dat is goed gelukt. De ‘waskinderen’ hadden de bewegingen bijvoorbeeld verwerkt in een dans en de houtbewerkers hadden totempalen gemaakt.’
9
mei 2009-5
mei 2009-5
Polderdieke Het festival kreeg de naam Polderdieke, ter nagedachtenis aan een bekende vrouw in Eibergen honderd jaar geleden. Hendrika Aleida Lammertink, zoals Polderdieke eigenlijke heette, leefde van 1864 tot 1951. Menno: ‘Polderdieke kreeg de rol van rode draad tijdens het festival. Historisch verantwoord, want ook in het verleden was Polderdieke een verbindend figuur in de Eibergse gemeenschap. Ze kwam overal om huishoudelijke artikelen te verkopen. Maar behalve koopwaar bracht ze ook nieuwtjes mee. Polderdieke kwam overal en wist alles. Ze zette haar kennis in om hulp in te zetten waar dat nodig was.‘
Mooie resultaten met batikken en stempelen Foto: Jan Lensink
Uitleg in de Piepermolen te Rekken Foto: Jan Lensink
Pittoresk openluchttheater En zoals Polderdieke honderd jaar geleden ervoor zorgde dat iedereen erbij hoorde, zo zorgde het Polderdieke Festival afgelopen zomer voor reuring in de Eibergse samenleving. Heel Eibergen was middels flyers en posters uitgenodigd om de eindpresentatie in het pittoreske openluchttheater bij te wonen. En in diverse kranten werd vol lof geschreven over de bijzondere manier waarop de leerlingen aan het werk waren gezet.
Geen gezicht!? Vensters voor het vmbo vo
Judith Lechanteur Marwa en ik kijken naar het portret van een vrouw. De rechterhand van de vrouw omklemt een zwaard en haar linkerarm rust op een afgehakt hoofd. Ze poseert als
een heldin uit de bijbel: Judith met het hoofd van Holofernes. Marwa vindt de jurk van Judith erg mooi en dus tekent ze de patronen na. Ze kan de schetsen straks gebruiken om zelf een portret te maken.
Geboeid Ook voor de kunstenaars en de vrijwilligers was het een geslaagde dag. ‘De vrijwilligers van de cultureel erfgoed projecten, zoals de smid, de watermolen en het historisch museum waren blij met de kaders’, aldus Menno. ‘Ze konden hun kennis overdragen, maar hoefden de leerlingen niet te amuseren. En ik vond het ontwapenend om te zien hoe onbevangen de kunstenaars van Kunstenmakers aan de slag gingen met de opdracht. Leuk om te zien dat ze niet de meest gangbare methode kozen om de geschiedenis te beleven. Dat bracht een geweldige meerwaarde. De leerlingen waren van begin tot eind geboeid.’
Workshop Vouwen Kunstenaar Mylène Snellens werkt regelmatig samen met het bedrijf Kunstenmakers en geniet ervan om de jongeren te begeleiden. ‘Ik vertel altijd wel wat over de achtergrond of de verschillende toepassingen van het materiaal waarmee we bezig zijn. Dat doe ik niet op een schoolse manier, maar juist een beetje tussen neus en lippen door. Soms zijn er hele drukke kinderen bij of zitten ze te kletsen. Het lukt me om ook die kinderen erbij te betrekken, een kwestie van op het juiste moment de teugels een beetje laten vieren, maar wel heel duidelijk blijven over de kaders.’ Tijdens het Polderdieke Festival begeleidde Mylène de jongeren bij het Vouwen. De deelnemers maakten delen van kostuums door het vouwen van papier en het aan elkaar nieten en plakken, zoals een hoed of een rok. Voorwaarden waren: het moest gevouwen zijn en het moest aan je lijf zitten. Mylène: ‘Deze workshop was geïnspireerd op de rijke linnentraditie van vroeger. Veel gezinnen hadden een traditionele linnenkast, waarin alles, van slopen tot lijkwade, op een speciale manier opgeborgen werd. De lakens werden bijvoorbeeld zo gerold dat er een mooi patroon te zien was.’ ‘Terwijl de jongeren bezig waren nam ik steeds een groepje mee naar de museumboerderij om ze de linnenkast te laten zien. Het feit dat linnen vroeger zoveel voor de mensen betekende en ook dat bijvoorbeeld de lijkwade al jaren voor het grijpen klaarlag, maakte veel indruk. De link naar de merkkleding van tegenwoordig was natuurlijk snel gemaakt. Pronken is van alle tijden, begrepen ze.‘ Wat Mylène steeds weer opvalt, dat is hoe onzeker de jongeren zijn. ‘Ze hebben prachtige dingen gemaakt, er waren écht hele mooie dingen bij. En dat zien ze helemaal niet! ‘Ach, ik heb maar wat gedaan,’ zeggen ze dan. Ik hoop dat mijn oprechte bewondering een verschil kan maken. Dat het blijft hangen en dat ze er toch wat mee gaan doen. De wasdans bijvoorbeeld. Dat durfden ze eerst helemaal niet. Maar door er een soort dansbattle van te maken, waarbij twee groepen de bewegingen van mij en mijn collega nadeden, hebben we ze zeker over een drempel geholpen. En de complimenten achteraf van verschillende kanten, die vergeten ze vast nooit.’
10
Judith en het hoofd van Holofernes Lucas Cranach de Oude (circa 1525)
Samen met haar klasgenoten heeft Marwa de dikke muren van Kasteel Huis Bergh getrotseerd: de jacht op de portretten is begonnen. De portretten? Jan Herman van Heek, textielfabrikant uit Enschede en de laatste bewoner van Huis Bergh, vond in 1912 een serie vorstenportretten op de zolder van het kasteel. Dat was voor hem als kunstliefhebber een mooie aanleiding om een collectie portretten te verzamelen en deze te presenteren aan iedereen die zijn huis bezocht. Bezoek aan Huis Bergh Bijna honderd jaar later doen leerlingen van het Metzo College uit Doetinchem mee aan het project Geen Gezicht!? Portretten van Huis Bergh dat EDU-ART ontwikkelde in opdracht van Huis Bergh. Samen met hun docenten worden de leerlingen binnengelaten door de gids. Struinend door de
Portret van een man Onbekende meester (circa 1525)
kamers en gangen van het kasteel maken ze kennis met de portretten van Huis Bergh. De opdrachten stimuleren hen na te denken over wat nu een portret is en te ontdekken op welke verschillende manieren kunstenaars door de eeuwen heen gezichten van mensen hebben afgebeeld. St. Antonius van Padua, in de Italiaanse kamer, is een heilige, maar zou je het gezicht op het schilderij ook een portret noemen? En welk gezicht is geschilderd zoals in werkelijkheid: dat van Onbekende man of dat van Senecio? Marieke poseert net als Judith, terwijl Marwa kijkt of ze het goed doet. Heeft Judith haar gezicht naar voren (en face) of naar opzij (en profil)? Babeth en Lotte zijn wel even bezig met het bedenken van de antwoorden. ‘Vonden jullie het wel leuk?’ vraag ik later. ‘Ja,’ zeggen ze, ‘want je kunt
11
mei 2009-5
mei 2009-5
Senecio Paul Klee (1922)
Romeins meisje Marmer (circa 210-230)
hier heel veel mooie en oude dingen zien.’ Hidde en Ymke lopen vol bewondering over de grote oude trappen die wel honderden jaren oud lijken. Helemaal boven in de wapenkamer mogen ze wapens uitproberen die ridders eeuwen geleden ook droegen. Na ongeveer drie kwartier gaat iedereen naar buiten. De rollen worden omgedraaid: de leerlingen zijn geen beschouwer meer, maar ervaren hoe het is om zelf kunstenaar te zijn. Ze vinden uit hoe ze van elkaar portretfoto’s kunnen maken. Maarten neemt de kasteelpoort als achtergrond. Nu moet hij kiezen: zet hij alleen Barts gezicht op de foto of zijn hele lichaam? Kijkt Bart vrolijk, boos of verdrietig? Poseert hij als ridder of als zichzelf? En wat te doen met die felle zon die in de camera schijnt? Portretten van alle tijden In het project Geen gezicht!? Portretten van Huis Bergh ont-
Frederik de Wijze Lucas Cranach de Oude (ca. 1532)
dekken leerlingen uit de onderbouw van het VMBO verschillen en overeenkomsten tussen portretten van vroeger en portretten van nu. Een selectie portretten uit verschillende tijden, waaronder een aantal portretten van Huis Bergh uit de vijftiende en zestiende eeuw, vormt de basis van het lesmateriaal. Voorbereiding In een les die voorbereidt op het bezoek aan Huis Bergh, gaan leerlingen aan de slag met deze portretten: portretten van gewone mensen, vorsten, idolen, belangrijke burgers, echtparen en overleden mensen. Een aantal vaste vragen komt bij elk portret terug en nodigt de leerlingen uit om de kunstwerken goed te bekijken. Bijvoorbeeld: waar hoort het portret op de tijdbalk? Van welk materiaal is het portret gemaakt? Hoe kijken leerlingen nu bijvoorbeeld naar de portretten van Romeins meisje, Frederik de Wijze en Ruud van Nistelrooy?
Huis Bergh en Jan Herman van Heek Het huidige kasteel Huis Bergh te ‘s–Heerenberg begon rond 1100 als een houten woontoren. Een eeuw later werd het hout vervangen door tufsteen. Vanaf 1300 is het kasteel steeds verder uitgebreid. Er kwamen drie torens en naast de hoofdburcht waren er bijgebouwen zoals de stallen, een smederij, een brouwerij en de graanbergplaatsen. In het kasteel woonden landheren: de graven van den Bergh. In 1735 brandde de hoofdburcht geheel af. Het werd direct hersteld, maar niet meer bewoond. De laatste graaf verkocht Huis Bergh in 1912 aan Jan Herman van Heek, textielfabrikant uit Enschede. Van Heek was gefascineerd door de middeleeuwen. Aangezien hij het kasteel in een desolate staat aantrof en de hoofdburcht in 1939 opnieuw uitbrandde, kreeg hij de kans om zijn droom te realiseren: Huis Bergh in al zijn facetten terugbrengen naar de middeleeuwen. Van Heek herstelde de ramen van het kasteel door er kruisvensters in te plaatsen. Ook werd een klein stukje van de ringmuur opnieuw opgebouwd. Het dak van het kasteel werd gewijzigd waardoor een aantal op zichzelf staande kappen en daken ontstonden. In het kasteel bracht hij een collectie middeleeuwse en renaissance-kunst samen waaronder ook portretten. Jan Herman van Heek woonde met zijn vrouw en kinderen op Huis Bergh. In 1946 droeg hij het eigendom van het kasteel, de kunstverzameling en de bossen over aan de Stichting Huis Bergh met als doel deze voor het nageslacht te bewaren en toegankelijk te maken. Van Heek stierf in 1957, maar zijn vrouw en kinderen verbleven nog op het kasteel tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
12
Keizer en koning Karel V Nederlandse meester (circa 1532)
Graaf Herman van den Bergh op zijn doodsbed Onbekende meester (1611)
Erasmus Noord-Nederlandse meester (1630)
Wat zijn de elementen in deze afbeeldingen die ze zagen? En wat leverden deze observaties aan kennis op?
bestaan ook nog niet zo lang. Die zijn pas uitgevonden in de negentiende eeuw.
Romeins meisje Toen de leerlingen keken naar Romeins meisje uit de reeks Gewone mensen, wisten ze het in eerste instantie zeker: dit is een portret. Maar bij langer kijken sloeg de twijfel toe. Ja, het is inderdaad een afbeelding van een mens, maar deze is uit marmer. Haar portret is een beeldhouwwerk. Dat mag blijkbaar ook. Op de tijdbalk is ze te plaatsen tussen 200 en 250 na Christus. Daaruit blijkt dat het beeld al heel oud is. Het meisje heeft een mooie jurk aan maar we weten niet hoe ze heet. Ze was vast geen prinses of keizerin maar toch heeft de kunstenaar haar uitgekozen. Als je goed kijkt, zie je dat er een stukje van haar neus is afgebroken. Hoe zou dat gekomen zijn? Ik vind dit portret wel mooi, want het meisje heeft zo’n lieve lach op haar gezicht.
Opvallend hoe gemotiveerd en enthousiast de leerlingen waren bij het bespreken van deze en vele andere portretten.
Frederik de Wijze Het portret van Frederik de Wijze, uit de reeks Vorsten, is geschilderd op een houten paneel. Het is een schilderij. Het is ongeveer 500 jaar oud: Frederiks portretbordje hangt tussen 1500 en 1600 in. Frederiks titel keurvorst zegt het al: hij is een vorst. Zijn gezicht heeft een mooie kleur, maar ik vind wel dat hij een rare hoed draagt. Op het tekstbordje van Huis Berg staat dat van zijn portret heel veel kopieën werden gemaakt die over heel Saksen werden verspreid. Nou, dan wilde hij vast dat al zijn onderdanen hun vorst meteen herkenden als ze hem zagen. Ruud van Nistelrooy Ruud van Nistelrooy, dat is een voetballer. Hij hoort bij de Idolen, maar hij is niet mijn idool hoor! Zijn portret is op papier afgedrukt. Het is een foto op een poster. Die poster is zeker voor zijn fans bedoeld. Er staat niet bij wanneer het is gemaakt. Het zal wel in de twintigste eeuw zijn, want op internet staat dat Ruud in 1976 werd geboren en hij ziet er op de poster een stuk jonger uit dan nu. Bovendien, foto’s
Verwerking Het project wordt afgesloten met een verwerkingsles. Dankzij de inbreng van docenten Vera Knepflé, Pauline Vossen en Ans Lenferink van het Metzo College is er een opdracht ontwikkeld die past binnen het vak beeldende vorming en het leergebied Kunst & cultuur. Leerlingen gebruiken de tekeningen en foto’s die ze op Huis Bergh hebben gemaakt om een zelfportret te schilderen, tekenen, fotoshoppen of boetseren. Ze kunnen zich laten inspireren door de verschillende portretten die ze hebben gezien van de Oudheid tot het heden. Tegelijkertijd verwerken ze iets van zichzelf in hun voorstelling. Zo presenteren ze zichzelf met bijvoorbeeld de hoed van Frederik de Wijze, de stijf over elkaar gevouwen handen van Onbekende man, het shirt van Ruud van Nistelrooy gedecoreerd met hun favoriete patronen en iPod-oortjes in hun oren. Portretten als canonvensters Geen gezicht!? Portretten van Huis Bergh biedt ook mogelijkheden voor docenten die willen werken met de canonvensters van de Canon van Nederland. Portretten zijn geen gewone kunstwerken. Het zijn afbeeldingen van mensen uit een bepaalde tijd. De mens op het portret nodigt je uit om mee op reis te gaan naar de tijd waarin hij of zij leefde, een tijd die aansluit bij één of meer canonvensters. Kijken we bijvoorbeeld naar het portret van Keizer en koning Karel V uit circa 1532, te vinden in Huis Bergh. Dan zien we niet alleen Karel V. Zijn portret verwijst ook naar Karels politiek als heerser over de Nederlanden en daarmee naar een verhaal uit de Nederlandse geschiedenis: het verhaal dat voorafgaat aan de Nederlandse Opstand. Karel V is het icoon van het canonvenster Karel V 1500-1558. De Nederlanden als bestuurlijke eenheid.
13
mei 2009-5
mei 2009-5
Op het portret van Graaf Herman van den Bergh op zijn doodsbed zien we een graaf uit de zestiende eeuw. Hidde zag dit portret op school en vroeg zich af hoe het leven van Herman op Huis Bergh is geweest. We kunnen hem vertellen dat Herman meevocht met de Spanjaarden tégen Willem van Oranje in de Nederlandse Opstand. Hermans portret past dus bij het canonvenster Willem van Oranje 1533-1584. Van rebelse edelman tot vader des vaderlands. De portretten in het project kan een docent gebruiken om leerlingen historische verhalen te laten onderzoeken. In de verwerkingsles die ontwikkeld is voor het vak geschiedenis en het leergebied Mens & Maatschappij, kiezen leerlingen één portret uit. Dat kan een portret zijn van Huis Bergh, een portret dat aansluit bij een canonvenster, bijvoorbeeld Erasmus bij Erasmus 1469(?)-1536. Een internationaal humanist. Maar dat kan ook een ander portret zijn uit het lesmateriaal. Een portret uit de Oudheid, zoals dat van Keizer Augustus, aan-
sluitend bij het venster De Romeinse limes 47-ca. 400 of een fotoportret van Ilse de Lange dat past bij De televisie vanaf 1948. De doorbraak van een massamedium. Over de persoon op het portret, schrijft de leerling een literair portret. Welk verhaal kun jij vertellen over Keizer Augustus door portretten van hem te vergelijken met teksten die over hem zijn geschreven? Portretlijsten zijn net canonvensters. Als je er goed doorheen kijkt, zie je niet alleen stoffige geschiedenis, maar ontdek je een wereld van verhalen die je nog niet kent en waarover je steeds meer wilt weten. Informatie Voor meer informatie over Geen gezicht!? Portretten van Huis Bergh kunt u naar www.huisbergh.nl gaan of contact opnemen met Huis Bergh door te mailen naar
[email protected] of te bellen naar (0314) 661281.
Rectificaties - Bij het artikel Cultuur in de Spiegel in Kunstzone 4-2009 luidt de subkop Educatie in persoonlijkheid en collectief zelfbewustzijn. Maar de subkop had anders gemoeten: Educatie in persoonlijk en collectief zelfbewustzijn. En zo krijgt het een heel andere betekenis. - Bij het artikel Wat we doen, doet er toe! zijn op pagina 33 vier foto’s geplaatst. Daarbij staat vermeld dat de foto’s afkomstig zijn van Cultuurpad Limburg. Dat is echter onjuist. De foto’s zijn afkomstig van het boek Voorbij de kaders van Alexandra van der Hilst. Excuses voor deze omissies. Redactie Kunstzone
Bereikbaarheid helpdesk rechtsbijstand voor vakbondsleden van VLBV en VLS Vier middagen en twee avonden zijn de VLBV-helpdesk en VLShelpdesk telefonisch bereikbaar. Voor algemene vragen kunt u op genoemde tijden bij beide helpdesks terecht: Hoe zit het met mijn fpu?, Is mijn taakinvulling wel juist? Ik heb nog steeds geen benoemingsakte, wat nu? Enzovoorts. Voor specifieke vragen die u als leraar beeldende vakken of als leraar muziek aangaan, kunt u het beste contact zoeken op een tijd dat de VLBV- respectievelijk de VLS-helpdesk bereikbaar is.
14
VLBV-Rechtspositie Arnold Mullink De Beuk 9 6941 ZA DIDAM
VLS-Rechtspositie Amir Pool Kluppelshuizenweg 32 7608 RL ALMELO
t (0316) 294346 f (0316) 294347 e
[email protected]
t (023) 5478832 f (0546) 492836 e
[email protected]
Telefonisch spreekuur bij zowel VLBV als VLS op maandag- t/m donderdagmiddag van 14.00 tot 16.30 uur
Het VLS-nummer is op woensdagen donderdagavond van 19.30 tot 20.30 bereikbaar.
Het VLBV-nummer is op maandag- en dinsdagavond van 19.30 tot 20.30 uur bereikbaar.
Bij afwezigheid het antwoordapparaat inspreken en u wordt zo spoedig mogelijk teruggebeld.
Verleden van Nederland Toekomst voor literatuurgeschiedenis?
vo
Toine van Gaal Hoe breng je anno 2009 een les over hoofsheid tot leven? Hoe maak je leerlingen op een aansprekende manier bekend met de tijdsgeest van de middeleeuwen? Een
docent komt met enthousiasme en vertelkunst een eind, maar soms is dit niet genoeg om leerlingen echt te betrekken bij het onderwerp. De hernieuwde aandacht voor de Nederlandse geschiedenis biedt hem nieuwe mogelijkheden.
Door deze ontwikkeling is namelijk een rijke keuze aan nieuw (les)materiaal ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is de voortreffelijke documentairereeks Verleden van Nederland. Deze serie is onderdeel van een multimediale campagne die naast allerlei landelijke activiteiten onder andere het gelijknamige boek, diverse jeugdboeken en een webexpositie omvat. De inzet van de tv-documentaire Verleden van Nederland kan een nuttige toevoeging aan cultuurlessen zijn. De huidige leerling We leven in een samenleving waarin verschillende nieuwe media functioneren naast traditionele media als radio, boek en krant. Het zijn vooral jongeren die in toenemende mate kiezen voor modernere media zoals internet en televisie. Ook op het Dendron College zien we dit terug wanneer we kijken naar de manieren waarop leerlingen naar informatie op zoek gaan. In negen van de tien gevallen wordt er eerst gegoogled en vaak eindigt een dergelijke zoektocht waar hij is gestart: online. Het naslaan van een papieren naslagwerk is voor de huidige generatie leerlingen niet vanzelfsprekend, hoewel bij een minder succesvol resultaat op het web toch nog regelmatig wordt teruggegrepen naar deze voor leerlingen ouderwetse en trage methode. De grotere betrouwbaarheid van dergelijke bronnen weegt voor een groot aantal leerlingen niet op tegen de snelheid van het zoeken op internet. Hoe kan een docent de leerling die hier wordt geschetst, boeien met kunstwerken die 150, 300 of zelfs 500 jaar oud zijn? Invulling cultuurlessen Voor de HAVO- en VWO-leerling in de bovenbouw zijn de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis bij het vak Nederlands verplichte kost. De VWO’er moet daarbij ook drie Nederlandse literaire werken van vóór 1880 lezen. Bij het vak CKV dienen leerlingen onder andere de functie en betekenis van beeldende kunst en vormgeving vanuit de context van tijd en samenleving verklaren. De praktische invulling ervan is aan de docent. Zo bestaan er voor het vak Nederlands verschillende literatuurmethodes zoals die van J. Dautzenberg, Laagland of Literatuur zonder grenzen. Er wordt op veel scholen daarnaast ook gewerkt met bloemlezingen of zelfgeschreven methodes. Voor het overbrengen van de lesstof heeft een docent de keus uit allerhande werk- en presentatievormen:
de ene les zet hij dramatische werkvormen in, de andere laat hij een PowerPoint-presentatie zien en geeft hij een hoorcollege. Nadat het eerste verzet is gebroken (‘Meneer, waarom moeten we een Bulgaarse tekst lezen?’), blijkt de op het eerste oog onleesbare middeleeuwse tekst een verhaal te zijn over mensen die net als nu jaloers, beïnvloedbaar of egoïstisch zijn. En ook een overvol tafereel als de Tuin der lusten van Jeroen Bosch kan door een bevlogen docent worden verduidelijkt. Een goede cultuurles vereist echter iets wat niet voor iedere docent vanzelfsprekend is. Om de kunstwerken echt tot hun recht te laten komen, moeten de leerlingen een goed beeld hebben van de tijd waarin deze zijn vervaardigd. Met Verleden van Nederland heeft de docent een aansprekend instrument in zijn didactische gereedschapskist gekregen om dit voor elkaar te krijgen. Opzet Verleden van Nederland Woeste golven breken. Schuimvlokken waaien op een strand. Een Vlaamse stem vertelt over een woestenij, een moerassige eindeloosheid. De kijker weet dat hij een streek beschrijft die duizenden jaren later Nederland zal heten. Plots wordt de wildernis verruild voor beelden van volle snelwegen, vertrekkende treinen, een drukke winkelstraat. Dan spreekt Charles Groenhuijsen, presentator van de acht documentaires. ‘35.000 jaar geleden lopen hier al mensen rond die er hetzelfde uitzien als wij, en ze zijn ook intelligent. Er is één groot verschil ... hun wereld ziet er totaal anders uit.’ De beelden vervagen en een prehistorisch landschap doemt op. Het begin van Verleden van Nederland toont direct wat de kracht van de documentaires is: het heden en het verleden worden knap met elkaar verbonden. Bovendien is de hele serie verluchtigd met vertoningen van schilderijen, tekeningen, natuurbeelden, en later ook foto’s en filmbeelden. Dit alles wordt ondersteund door weemoedige muziek en dramatische vertellersstemmen. In september 2004 belde Geert Mak Ireen van Ditshuyzen op met het verzoek een tv-documentaire te maken bij Verleden van Nederland, het boek dat hij in die tijd aan het schrijven was in samenwerking met journalist Gijsbert van Es, historici
15
DVD
mei 2009-5
mei 2009-5 Boek
Jan Bank en Piet de Rooy en letterkundige René van Stipriaan. In het najaar van 2008 was de documentaire van NPS en VPRO op televisie te zien. Gelijktijdig werden overal in het land tijdens de Week van de Geschiedenis activiteiten georganiseerd rondom de vraag wat de Nederlandse identiteit nu precies is. In het begeleidend schrijven dat onderdeel is van de DVD-box, benadrukt eindredactrice Van Ditshuyzen dat de serie Verleden van Nederland heet, ‘zonder het, want ‘het verleden van Nederland vertellen, dat is onmogelijk.’ Deze nuancering laat zien dat de makers zorgvuldig en doordacht te werk zijn gegaan. De insteek van dit initiatief was het maken van een toegankelijke campagne, en dat is gelukt. Een bevredigend antwoord op wat de Nederlander nu werkelijk kenmerkt, krijgt de kijker niet. Maar gezien de opzet van de campagne mag de kijker dit eigenlijk ook niet eisen. De eerder genoemde koppeling van heden en verleden heeft als gevolg dat de documentaire meer wordt dan alleen een opsomming van (overigens altijd interessante) verhalen uit vroeger tijden. Navraag in een klas leert dat leerlingen de verhalen over de kruistochten kennen, bijvoorbeeld uit Kruistocht in spijkerbroek. Daarnaast zijn ze sinds een aantal jaren bekend geraakt met journaalbeelden van gemaskerde moslimfundamentalisten. De serie koppelt deze twee vormen van religieus fanatisme in beeld en verhaal. Leerlingen zien de link vanwege de aansprekende manier waarop de verbinding wordt gemaakt. Praktische inzet lessen Een herkenbare situatie: een docent wil een begin maken met het behandelen van een bepaalde historische periode, bijvoorbeeld voor een les kunst- of literatuurgeschiedenis. Door de aflevering Hoe God verscheen in de Lage Landen over de middeleeuwen als voorbeeld te nemen, kan de waarde van de tv-documentaires worden aangetoond. De docent stelt de vraag: ‘Zou je hebben willen leven in de middeleeuwen?’ De leerlingen noteren zes ja-antwoorden en zes nee-antwoorden met onderbouwing. Vervolgens worden deze antwoorden klassikaal besproken en vertoont de docent (een deel van) de aflevering. Door de sterke nadruk op de situatie in Nederland zien de leerlingen hoe mensen uit hun eigen streek tot het christendom werden bekeerd en hoe andere aspecten van het dagelijks leven eruit zagen. Een interessante afsluiting is het herhalen van de opdracht na het bekijken van het fragment. Hebben leerlingen hun mening herzien? Zijn de leerlingen die ‘niet verplicht naar school’ hadden genoteerd nog steeds overtuigd van hun gelijk? Resultaat: leerlingen ontwikkelen een wat genuanceerdere kijk op de middeleeuwen.
16
Nog een voorbeeld: na een uitleg over de kerstening van WestEuropa vraagt een leerling zich af wat de gevolgen in het dagelijks leven waren voor iemand die zich had laten bekeren. Deze aflevering geeft hem een antwoord dat tot de verbeelding spreekt door onder andere een doopbelofte en verhalen uit de achtste eeuw te laten horen en de anekdote over de Friese koning Radboud die al met één voet in het doopwater staat wanneer hij vraagt: ‘Maar waar zijn mijn gestorven voorouders en familieleden dan? In de hemel of in de hel?’ ‘Je voorouders waren heidenen, dus zijn ze in de hel.’ ‘Dan brand ik liever bij hen, dan dat ik de hemel moet delen met vreemden.’ Het verhaal van Hertog Jan die in zijn vrije tijd liederen over de liefde begon te schrijven waarin hij de vrouw aanprees en andere nieuwe ridderidealen als moed, trouw en gehoorzaamheid is een mooie opening om hoofsheid te bespreken. Dit zijn slechts enkele voorbeelden die de docent een ingang bieden om een bepaald maatschappelijk-, artistiek- of literairhistorisch verschijnsel aan te kaarten. Conclusie De campagne Verleden van Nederland, en vooral de hier besproken documentairereeks, is een product dat de docent kan helpen bij het verbeteren van zijn cultuurlessen. De afwisselende, maar degelijke opbouw van de tv-documentaires weet de aandacht van de leerlingen bij de les te houden en geeft ze meer inzicht in de Nederlandse situatie van de prehistorie tot nu. De serie is geen wondermiddel, maar ze is zeker de moeite waard als aanvulling of variatie op bestaande methodes om de Nederlandse cultuurgeschiedenis over te brengen. Voor geïnteresseerden is de serie integraal te bekijken op: www.nederland2.nl/uitzendinggemist/programma/ het-verleden-van-nederland/3951. Uiteraard kunnen deze online uitzendingen ook in de klas worden vertoond. De gegevens van het bijbehorende boek: Jan Bank, Gijsbert van Es, Geert Mak, Piet de Rooy en René van Stipriaan: Verleden van Nederland, Atlas 2008, 556 pagina’s, € 39,95. Toine van Gaal is docent Nederlands op het Dendron College te Horst.
[email protected]
STUDIEDAG NVTO-VLBV donderdag 11 juni 2009 Het zijn roerige tijden. Ook op ons vakgebied. Blijven wij vasthouden aan de oude bekende waarden of zijn we gevoelig voor de mogelijkheden die de moderne tijd ons biedt? Wat is de moeite waard om te bewaren en waarin kunnen wij ons vakgebied vernieuwen? Staan we op een omslagpunt in de tijd en in het beeldend onderwijs? De NVTO en de VLBV vinden gezamenlijk dat we de handen ineen moeten slaan om met elkaar voor de komende tijd een goede richting aan te geven. Daarom organiseren wij een studiedag met twee onderdelen.
1. Denktank Beeldend onderwijs De NVTO-VLBV heeft een denktank ingesteld om de uitgangspunten van het Beeldend onderwijs te actualiseren. De denktank heeft drie hoofdfuncties van het Beeldend onderwijs geformuleerd op weg naar een leerplan voor 4 tot 14 jarigen: 1. Beeldend onderwijs leert je visualiseren. 2. Beeldend onderwijs leert je te zoeken naar meerdere oplossingen. 3. Beeldend onderwijs leert je welke rol beelden spelen in de samenleving. Zie voor de volledige tekst Kunstzone 1-2009 en/of ga naar www.nvto.nl/discussiebeeldendonderwijs.html. Zijn dit de uitgangspunten waarin je je als docent in kunt vinden? In het eerste deel van de studiedag presenteert de denktank de voortgang van zijn werkzaamheden en vraagt het werkveld (in dit geval de studiedagdeelnemers) om commentaar. Een belangrijke consultronde waarmee de dentank weer verder hoopt te kunnen. In het morgenprogramma krijg je dus de gelegenheid om te reageren en te participeren. Deelnemers ontvangen de relevante stukken tijdig tevoren per email. 2. Workshops voor nieuwe dimensies Visies zijn belangrijk. Dat begrijpt iedere vakdocent. Visies moeten wel vertaald worden naar de praktijk. En: hoe kun je als docent inspirerend (blijven) werken? Daarom zijn er ’s middags workshops die draaien om de volgende onderwerpen:
-
Beeldend werken met de computer. Hoe doe je dat? Hoe hanteer en beoordeel je digitaal leerlingenwerk? Cultureel Erfgoed: wat kun ermee? Een leerlijn beeldend voor basis en kader Studentenpresentaties: wat vindt de nieuwe generatie?
Met elkaar denken we ook nog na over het beeldend professionaliseren via een lerarenregister. Nieuwsgierig en/of behoefte aan bijscholing? Kom! donderdag 11 juni 2009 naar Utrecht, in Pabo Domstad. Overtuig je directie van het belang van deze studiedag. KOM! Kosten Docenten: € 80,-- voor leden, € 120,-- voor niet-leden. Studenten: € 25,-- voor aspirant-leden, € 50,-- voor niet-leden. Programma 9.30 uur inloop 10.15 uur start 16.15 uur afsluitende borrel In de volgende Kunstzone staat het dagprogramma. Aanmelden graag onder vermelding van naam, email-adres en postadres via
[email protected]. We zien je aanmelding graag tegemoet!
17
mei 2009-5
mei 2009-5
Canonmanie po/vo
Twan Robben Canonclips van toen naar nu DVD 1: groep 5/6 van het basisonderwijs DVD 2: groep 7/8 van het basisonderwijs DVD 3: leerjaar 1/2 van het voortgezet onderwijs CD-ROM: handleiding en colofon IDTV Docs en ThiemeMeulenhoff 2008 ISBN 978 90 0664 220 9 Canon met de kleine c Theo Meder, R Koman, Gerard Rooijackers 192 pagina’s Uitgeverij Profiel, Bedum 2008 ISBN 978 90 5294 414 2 Prijs: € 19,50
Sinds de nationale identiteit voortdurend ter discussie staat en voor velen versnipperd aanvoelt, is er een ware canonmanie gaande. De behoefte aan
www.canonmetdekleinec.nl
richtlijnen en ijkpunten is blijkbaar groot. De meest officiële canon voor het onderwijs is uiteraard die van de commissie Van Oostrom. Met niet aflatend enthousiasme zet de stichting En Toen Nu zich er tegenwoordig voor in deze verzameling van 50 vensters levendig in het onderwijs te laten aarden. Dit leidt tot een gestage stroom van publicaties. Canonclips Een voorbeeld hiervan is een DVD met canonclips van toen naar nu. Bij ieder venster zijn drie clips gemaakt. Twee clips zijn steeds bedoeld voor het basisonderwijs, de derde is specifiek bestemd voor de onderbouw VO. Op deze laatste richt ik mij hier. Iedere school heeft overigens één gratis exemplaar van deze uitgave gekregen. Misschien kunt u die nog vinden. Zo niet, dan kunt u nog terecht op www.entoennu.nl. Is de opgenomen beeldmontage van het venster Hebban olla vogala nesta nu bijvoorbeeld bruikbaar als startpunt van de leerlijn literatuurgeschiedenis in de onderbouw? Opvallend is de duidelijke lay-out die een herkenbare vorm heeft en steeds terugkeert. In iedere clip ziet de kijker hoe een venster op de muziek van, kan het Nederlandser,
18 Canonclips op www.verledenvannederland.nl
een orgelspeler op de goede plaats in een tijdlijn worden geplaatst. De hippe beeldtaal sluit daarbij uitstekend aan bij de belevingwereld van de doelgroep. Frank Groothof is daarna de verteller die de kijker inleidt in het onderwerp aan de hand van mooie illuminaties van monniken. Erg snel volgt in deze uiteenzetting over de eerste regel de overstap naar een andere oude bron in het Nederlands: het Haleweinlied. Natuurlijk een fraai verhaal en ook een passende link, maar het programma wordt voor een vier minuten durende clip wel erg overvol. Helemaal wanneer je bedenkt dat de makers ook nog eens de tijdsprong maken en de relevantie van de historische inhoud willen duiden voor de nu levende jonge mens. Dat zal gebeurd zijn met de volgende gedachte in het achterhoofd: Hebban olla vogala, het Haleweinslied, beide teksten om de liefde te bekennen, dat is een thema dat jongeren aanspreekt. Dit verwoorden zij regelmatig in straattaal. Zo wordt het mogelijk razendsnel de straattaal die jongeren bezigen op te voeren in de weinige tijd die een clipmaker toch al tot zijn beschikking heeft. Houd hier als docent maar eens het overzicht op. Al met al zijn de clips aardige filmpjes om eens in de klas te tonen. Maar voor een goed gebruik in de klas was het noodzakelijk geweest meer en scherpere keuzes te maken. Canon met de kleine c In de schaduw van de grote canon waarin de grote verhalen uit het Nederlands een plaats hebben, ontwikkelden Meder, Koman en Rooijackers ook een kleine canon: een canon met
een kleine c. Bij ieder venster zochten zij een authentiek en spannend, overgeleverd verhaal of lied dat de soms toch erg abstracte gebeurtenis voor leerlingen vlees en bloed geven. Sommige liggen voor de hand. Bij het venster Willem van Oranje krijgt het Wilhelmus aandacht, bij het venster Max Havelaar staat Saidjah en Adinda centraal. Maar dit boek reikt de docent ook mooie vondsten aan die als opmaat tot bespreking van een venster prima te gebruiken zijn. Origineel, of ieder geval mij onbekend, is bijvoorbeeld de opgevoerde brief van een Nederlandse commissaris van politie in geheimtaal bij het venster Willem I. Dit epistel sub rosa dat de functionaris schreef over één van de escapades in ons negentiendeeeuwse koningshuis; Albert van Pruisen was gezien in een bordeel. Dergelijk schunnig gedrag bespreekt men natuurlijk niet in het openbaar. Een fantasierijke bron als deze inspireert toch voor het bespreken en construeren van geheimtalen in de onderbouw, of tot enige reflectie over wanneer of voor wie taal zo aangepast dient te worden dat niemand er aanstoot aan kan nemen. Veel meer sagen, roddels, sprookjes en liederen zijn in dit canonnetje op genomen. De Surinaamse vertelsels over Spin Anansie en lovende zeemansliederen ten bate van Michiel de Ruiter zijn voorbeelden van waaruit deze mooie verzameling van teksten en anekdotes bestaat. Deze kunnen, mits goed voorgedragen en verweven met het curriculum, een levendig startpunt van veel cultuurgeschiedenisonderwijs vormen. Mij zou het verbazen wanneer niet het gros van de leerlingen gegrepen raakt door een of meer van deze verhalen.
19
mei 2009-5
mei 2009-5
Fijn geordend
vo
Twan Robben Nederland definiëren in 80 schilderijen is een spannende onder-
neming. Den Hartog Jager slaagt erin. Natuurlijk zullen er culturele connaisseurs zijn die nukkig reageren op de door hem voorgestelde verzameling van 80 iconen die ons kikkerlandje in zijn essentie zouden raken. Dat hoort nu eenmaal bij iedere canon. Maar een wat minder door kennis gehinderd persoon kan enorm genieten van het grasduinend bladeren en lezen in dit fraai vormgegeven boek.
Jan van Scorel - Portret van een twaalfjarige jongen
Vorm Hoe bespreekt Den Hartog Jager nu zijn onderwerpen? Er wordt in ieder geval heel betrokken en kundig gesproken. Veel van de beschouwingen die per beeld nooit meer dan een pagina beslaan, zijn adequate beschrijvingen. Over kunst schrijven vraagt van de auteur een scherpe blik en de vaardigheid de lezer mee te nemen naar nieuwe betekenislagen en dieptes in schilderijen die zich met de juiste focus en kennis dan als vanzelf tonen. Den Hartog Jager doet dit geheel in de traditie van de grote kunstexegeten voor het volk als Henk van Os en Pierre Janssen. Over Jan van Scorels Portret van een twaalfjarige jongen zegt hij bijvoorbeeld het volgende: ‘Eigenlijk is dit een wonderlijk portret, juist omdat er op het eerste gezicht zo weinig bijzonders aan is. We zien een Hollandse jongen. Volgens het bijschrift bovenin is hij twaalf jaar oud. Hij draagt een zogenaamde paltrock (…) Maar een gewone jongen kon zich in 1531 geen portret veroorloven. En als hij dat wel gekund had, of beter gezegd zijn ouders dat hadden kunnen betalen, dan hadden ze hem welvarender afgebeeld, of tussen alle tekst op dit paneel een plekje voor zijn naam uitgespaard. Juist in die tekst zit een groot deel van de betekenis van het werk verborgen…’ Toch een spannend begin! En als je dan zo’n stukje tekst naast het schilderij helemaal gelezen hebt, krijg je het idee weer eens echt iets geleerd te hebben. Je kunt namelijk met het grootste gemak de opgeworpen vraag in het citaat beantwoorden. Dat maakt dat je je een kenner van dat schilderij voelt. En dat verleidt een mens weer om deze kennis te delen met de omgeving of de klas. Een werk dat dergelijk opvoedkundig gedrag en missie genereert, verdient een pluim.
20
Op school Vakoverstijgend denken lokt een boek als dit ook uit. Alleen al de vraag hoe andere disciplines de hoofdvraag van Dit is Nederland… beantwoorden, inspireert. Hoe definieer je Nederland in 80 composities, literaire werken, dansen of toneelstukken? Ook een vergelijking van die verzamelde werken uit verschillende disciplines kan uitdagend zijn. Hoe lijkt de eerste literaire zin op het eerste schilderij van Nederlandse makelij; waar heeft Hebban olla vogala raakvlakken met De opwekking van Lazarus van Aelbert Ouwater? Dit is Nederland… wekt daarnaast de lust op eens flink met canonisering en (volks)identiteit in de klas aan het werk te gaan. Aan de slag bijvoorbeeld om met 5-HAVO als afsluiting van hun CKV-carrière een kleine canon van bijvoorbeeld tien persoonlijk uitverkozen kunstuitingen samen te stellen. Goed beargumenteerd natuurlijk. Een allerindividueelste canon waarmee iedere scholier op pad kan in het naschoolse culturele leven. Daar waar de kunstautobiografie vaak het beginpunt van de CKV-leerlijn is, daar zou de eigen canon een mooi slotstuk kunnen vormen.
Dit is Nederland… past bij de tijdgeest waar de één na de andere canon over talloos veel willekeurige onderwerpen opgesteld wordt. Maar de hier besproken verzameling valt op door presentatie en enthousiaste stijl waarmee Den Hartog Jager spreekt over de vaak eeuwenoude beelden. Een feest van ordening in deze chaotische en onzekere tijd.
Dit is Nederland in tachtig meesterwerken Hans den Hartog Jager 208 pagina’s
Evaluatieformulieren en syllabi examens beeldend In de centrale examens beeldende vakken VMBO en TeHaTex VWO is de laatste jaren een aantal wijzigingen doorgevoerd. Zo vervielen bij het VMBO ondermeer de kunsthistorische eindtermen, werd de opzet thematisch en aan het centraal schriftelijk examen een centraal praktisch examen toegevoegd. Bij VWO waren er vooral veranderingen in de wijze waarop bronnen werden gepubliceerd. Evaluatieformulieren Elk jaar zijn de vakverenigingen benieuwd naar de ervaringen en reacties uit het veld; dit jaar al helemaal. De landelijke evaluatievergaderingen zijn daar natuurlijk een uitstekend instrument voor. Helaas is niet iedere examinator in de gelegenheid deze bijeenkomst bij te wonen. Om uw stem - en kritiek - toch te laten horen kunt u het (de)
Aelbert van Ouwater - De opwekking van Lazarus
Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2008 ISBN 978 90 2536 402 1 Prijs: € 34,95
formulier(en) downloaden van www.kunstzone.nl -> Downloads, invullen en vervolgens per e-mail versturen. Voor TeHaTex HAVO willen we graag weten of daar ook behoefte is aan een evaluatieformulier, dan houden we daar in 2010 rekening mee. Uiteraard mag u uw bevindingen van 2009 gewoon aan ons mailen. Syllabi Misschien bent u werkenderwijs in de syllabi omschrijvingen tegengekomen die u voor verbetering vatbaar vindt. Ook daarvoor geldt dat wij uw opmerkingen graag tegemoet zien. Graag al uw reacties mailen naar:
[email protected]. Wij zullen CEVO en CITO Groep ervan op de hoogte stellen. Vriendelijke dank voor uw medewerking! NVTO en VLBV
21
mei 2009-5
mei 2009-5
Inspirerende veldaanvraag
Laatmiddeleeuwse muziek Een educatief erfgoedproject voor VWO-scholieren
vo
Renda Wolthaus
vo
Ita Hijmans
In 2007 dienden de NVTO en VLBV een veldaanvraag in bij de SLO voor cultureel
Het klinkt gewaagd: een tweedaags project voor scholieren, opgebouwd rond een
erfgoed. Na enige vertraging in het uitvoeringstraject is de hulp van Gerrit Dinsbach
laatmiddeleeuws muziekhandschrift, uitmondend in een concert en een tentoonstel-
ingeroepen die er, bijgestaan door Maarten Tamsma en de SLO-medewerkers Astrid Rass en Stéfanie
ling door en voor de leerlingen. De ensembleleden van Aventure hebben de gok gewaagd en zijn
van Tuinen, een mooi stuk van heeft gemaakt.
begonnen met het overbruggen van de kloof tussen de cultuur van de late vijftiende eeuw en nu.
De plaats van cultureel erfgoed in het curriculum van de beeldende vakken is nog onduidelijk. Doel van de veldaanvraag is dan ook om het begrip cultureel erfgoed voor docenten te verhelderen en handvatten te bieden voor het maken van lessen, met name voor de onderbouw. Inhoud In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de betekenis van het begrip cultureel erfgoed. Wat houdt het in en waarom is het van belang voor leerlingen in het algemeen en voor de beeldende vakken in het bijzonder? Het tweede hoofdstuk geeft suggesties voor diverse sites over cultureel erfgoed, met als aandachtspunt de Unesco-lijst voor werelderfgoed. Een mooi voorbeeld is het Rietveldhuis in Utrecht. Rondom dit monument zijn op internet al allerlei goede opdrachten te vinden die een voorbeeld zijn voor de wijze waarop je beeldend onderwijs en cultureel erfgoed aan elkaar kunt koppelen. De hoofdstukken drie en vier vind ik heel aardig, omdat daarin allerlei voorbeelden worden gegeven van Nederlands erfgoed en hoe je in de omgeving van de school klein kunt beginnen. Met het ANWB Monumentenboek Nederland als bron kan elke docent met verbeelding een goede lessenserie maken. In het vijfde (tevens laatste) hoofdstuk wordt een strategie beschreven om cultureel erfgoed in te passen in het bestaande onderbouwprogramma. Het is sympathiek dat de schrijvers beseffen dat er veel meer moet worden onderwezen dan cultureel erfgoed. De strategie is er dan ook op gericht om dit onderdeel een passende en blijvende plek te geven in het curriculum. Ikzelf vind CKV heel geschikt om cultureel erfgoed een plek te geven. Dit vanwege de mogelijkheid tot koppeling aan een activiteit buiten de school en de beeldende verwerking daarvan. In de diverse bijlagen tenslotte wordt het begrip cultureel erfgoed nog eens verhelderd. De visietekst over beeldend onderwijs van de vakverenigingen - versie 2007 - staat erin en er worden diverse inspirerende sites beschreven. In bijlage vier staan lesvoorbeelden die de SLO-medewerkers samen met docenten beeldend uit het veld hebben gemaakt. Hier kun je als docent zelf een draai aan geven. Inspirerend is de brede wijze waarop het thema kan worden uitgewerkt en de links die worden gelegd met het heden.
22
Muziek in historische context Aventure, ensemble voor middeleeuwse muziek en initiatiefnemer van het project Van laatmiddeleeuws handschrift tot hedendaags concert streeft ernaar middeleeuwse muziek te benaderen in de cultuurhistorische context van haar tijd. Middeleeuwse muziek in de context van haar tijd plaatsen en vervolgens uitvoeren met muziekvakstudenten of amateurzangers en instrumentalisten is ook een inmiddels beproefd educatief concept. Telkens blijkt dat deze voor de cursisten meestal onbekende muziek meer tot hen gaat spreken wanneer een breder cultuurhistorisch perspectief is geschapen. En natuurlijk begrijpen en waarderen zij de muziek meer nadat ze haar zelf hebben uitgevoerd. Diezelfde aanpak volgde het ensemble in zijn pilot-project voor de tweede en derde klassers van het 4e Gymnasium te Amsterdam, een project ontwikkeld in 2008 in samenwerking met docenten en een stagiaire kunstgeschiedenis. Centraal stond het laat 15e eeuwse Handschrift Koning,
Ik vond het een genoegen om de veldaanvraag nog eens grondig te lezen. Er staat voor mij als ervaren docent veel in wat ik nog niet wist – bijvoorbeeld de diverse sites - en waarvoor mij zelf de tijd ontbreekt om dat te onderzoeken. Ik ga de uitdraai snel bij de drukker leggen en mijn collega’s enthousiast maken. Ook belangstelling? De veldaanvraag is te vinden op www.slo.nl -> VO -> Onderbouw -> Publicaties -> Kunst en cultuur -> Cultuur erfgoed binnen de beeldende vakken. Op de studiedag van NVTO en VLBV op 11 juni in Utrecht zal voor docenten beeldend een workshop aan deze veldaanvraag gewijd worden.
genoemd naar een Amsterdamse boekverkoper die het handschrift enige tijd bezat. Het handschrift bevat onder meer een dertigtal Middelnederlandse en Latijnse meerstemmige liederen. De leerlingen konden in het project kiezen uit zeven thema’s die verband hielden met dit handschrift: - Het leven in laatmiddeleeuws Amsterdam; - Bouwkunst in de middeleeuwen; - Het maken en uitvoeren van een contrafact; - Miniaturen tekenen; - Middeleeuwse muziekinstrumenten; - Muziekgeschiedenis rond 1500; - Latijnse heiligenliederen vertalen en voordragen (extra voor klas 3). Voorbereiding Ter voorbereiding van het project besteedden docenten in de reguliere lessen aandacht aan de middeleeuwen. De lessen schetsten een breed historisch beeld van de middeleeuwen bij geschiedenis, bespraken het fenomeen Heiligenlevens bij Latijn of behandelden diverse dichtvormen bij Nederlands. De docenten kregen een lezing over de muziek uit Handschrift Koning aangeboden en konden ter voorbereiding de CD’s van Aventure beluisteren. Daarnaast kregen zij een lesbrief met instructie voor de projectdagen.
Bethaniënklooster Het project begon met een introductie van de zeven thema’s in klassikale lessen. Vervolgens werkten groepjes van ongeveer vier leerlingen deze thema’s in twee dagdelen uit, aan de hand van uitgeschreven opdrachten en onder begeleiding van docenten of ensembleleden. De meeste groepjes maakten een excursie, bijvoorbeeld naar de Oude Kerk, de muziekbibliotheek van de UvA of het Meertens Instituut. Sommige groepjes namen, spelend of zingend, deel aan een muziekworkshop, tekenden miniaturen of schreven gedichten. Alle groepjes werkten toe naar een eindpresentatie - voor medeleerlingen, docenten, ouders en belangstellenden - in het Bethaniënklooster, één van de weinige 15e eeuwse gebouwen in het huidige Amsterdam. De eindpresentatie bestond uit twee onderdelen: een tentoonstelling van posters, filmpjes en maquettes en een podiumpresentatie van de ingestudeerde muziek, uitgevoerd door de leerlingen en het ensemble en afgewisseld door onder andere gedichten. Terugblik Aan het project deden ongeveer 175 leerlingen mee die zelf kozen met welk thema zij aan de slag wilden. Niet alle onderwerpen leenden zich voor even grote aantallen leerlingen. De zangworkshops boden plaats aan ongeveer 15 leerlingen per workshop. Aan een thema als Het leven in laatmiddeleeuws Amsterdam konden ongeveer 30 leerlingen meedoen, omdat het werd opgesplitst in deelonderwerpen. Ongeveer 48 leerlingen zongen of speelden actief tijdens het slotconcert. De overigen leverden bijdragen in de vorm van posterpresentaties, mondelinge presentaties en filmpjes van zelfgeschreven gedichten. Hoewel het deze dertien- tot vijftienjarigen niet meeviel om zich in de laatmiddeleeuwse muziek en haar culturele context te verdiepen, is het ze vaak toch gelukt. Daarvan getuigden het klinkende resultaat van zangers en spelers, de vaak informatieve posters en prachtige miniaturen. Ook musicerend optreden voor medeleerlingen was niet niks, maar oogstte bij iedereen grote bewondering. De grootste opgave bleek echter het luisteren, driekwartier lang, op de vrijdagmiddag, naar laatmiddeleeuwse muziek, maar ook dat is uiteindelijk gelukt. De bijdragen aan de tentoonstelling waren zeer divers. Sommige kinderen leverden niets in. Het onderwerp kon
23
mei 2009-5
mei 2009-5
Van speelklok tot pierement Restauratie-atelier opent deuren voor de toekomst po/vo
Jelle Verhoeks Het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement bevindt zich in het hart van de Utrechtse binnenstad. Alle collectiestukken in het museum spelen zonder hulp van de
menselijke hand. Carillonklokken, speeldozen, pianola’s, de zingende nachtegaal, buikorgels, smartlappen, tingeltangels, automatische orkesten zoals de beroemde Vioolspeler, straat-, kermis- en dansorgels worden in het museum live gedemonstreerd tijdens rondleidingen.
Hans Memling - Musicerende engelen (1400)
ze niet boeien of ze konden de vrijheid van het zelfstandig werken niet aan. Anderen volbrachten hun opdracht precies zoals zij zich wensten, geheel zelfstandig en met een prachtig resultaat. Desgevraagd antwoordden de meeste leerlingen dat ze het project ‘een beetje interessant’ vonden. Dat komt redelijk overeen met wat de ensembleleden ook zelf zagen: leerlingen die zich nu en dan geïnteresseerd toonden, maar zich soms ook voor hun interesse geneerden. Laatmiddeleeuwse muziek was ‘ver van hun bed’, dat was wel duidelijk. ‘Maak die middeleeuwen wat meer 2008!’, was een meermaals gehoorde verzuchting. De docenten beoordeelden het project over het algemeen als interessant en vonden dat het iets toevoegde aan het curriculum. Maar ook voor hen was laatmiddeleeuwse muziek meestal onbekend terrein.
Een blad uit het handschrift ‘O Jesus bant’
Voor herhaling vatbaar Er viel welbeschouwd een behoorlijke kloof te dichten tussen de muziek uit Handschrift Koning en de leerlingen anno 2008. Maar tot op zekere hoogte is dat gelukt en het project is zonder meer, voor leerlingen, docenten en ensemble, een leerrijke ervaring geweest. Wat Aventure betreft is het project dan ook voor herhaling vatbaar. Niet per se in Amsterdam: het project ook geschikt te maken voor VWO-scholieren in andere plaatsen - al maakt de aanwezigheid van een historisch centrum dat wel gemakkelijker. Wie interesse heeft of het projectverslag wil ontvangen, kijkt op www.aventure-ensemble.nl. Ita Hijmans is artistiek leider van Aventure, ensemble voor middeleeuwse muziek, en van Stichting Gele Kraan, centrum voor oude muziek. Ze studeerde blokfluit en zang en specialiseerde zich aan de Schola Cantorum Basiliensis (CH) in Middeleeuwse en Renaissance muziek.
Informatie CD’s van Aventure: Adieu, naturlic leven mijn (Challenge Records FL 72411) Ons is een kijnt geboren (Challenge Records FL 72412) Projectverslag door Aventure, ensemble voor middeleeuwse muziek: Van laatmiddeleeuws handschrift tot hedendaags concert, 2009.
24
Maar hoe kan het toch dat al die eeuwenoude instrumenten nog steeds hun muziek ten gehore kunnen brengen? Wat maakt dat melodieën uit vervlogen tijden door museumzalen kunnen schallen alsof ze gisteren nog in de hitlijsten stonden? Verborgen schatten Achter de schermen van het museum werkt een team van restauratoren in de leeftijd van 18 tot 64 jaar aan het in stand houden van de collectie. Zij kunnen rekenen op de kennis die gedurende circa 40 jaar door voorgangers en collega’s is opgebouwd en doorgegeven. Zo wordt dit unieke ambacht in stand gehouden en overgedragen op mederestauratoren uit de hele wereld. Dit heeft onder andere geresulteerd in samenwerkingsverbanden met het Rijksmuseum (Amsterdam), de Hermitage (Sint Petersburg), het Metropolitan Museum (New York), het British Museum (Londen) en De Verboden Stad (Beijing). Bij deze projecten bleek de kennis van de Utrechtse restauratoren een sleutelrol te vervullen: nergens anders ter wereld beschikt men over de kennis om zoveel verschillende automatisch spelende instrumenten weer leven in te blazen. Sinds de jaren zeventig is het restauratie-atelier gevestigd in een groot pand (bouwjaar rond 1900) dat zich op steenworp afstand van het museum bevindt. Het museum huurde dit gebouw van mevrouw Beijers, die zich geleidelijk ontwikkelde tot de Moeder van het museum. Na haar overlijden op 92-jarige leeftijd werd bekend dat zij het hele ateliergebouw (een voormalige veilinghal met overdekte binnenplaats) had nagelaten aan de Stichting Vrienden van het museum. Een groter cadeau had het museum nog nooit gekregen. Helaas was het gebouw in slechte staat: het dak lekte en de vloeren waren vermolmd. In 2007 en de eerste helft van 2008 is hard gewerkt aan een plan om het pand niet alleen te renoveren, maar ook toegankelijk te maken voor publiek. Daarbij is een bijzondere samenwerking ontstaan met de Stichting Vrienden van Flora’s Hof en de Stichting Initiatief Domplein 2013. Dankzij forse bijdragen van verschillende fondsen en overheden kon de financiering van het project worden gedekt. In de zomer van 2008 kon begonnen worden met de sloop, waarbij alleen het casco van het gebouw overeind bleef. Het verwijderen van de vloer was een spannend moment. Mevrouw Beijers had ooit verteld over een zilveren theepot
met munten die ze daar tijdens de oorlog verstopt zou hebben. Hoewel deze schat tot op de dag van vandaag niet is teruggevonden, werd het verwijderen van de vloer met veel belangstelling gevolgd door schatgravers van een geheel ander kaliber: de gemeentelijke archeologen van het Team Cultuurhistorie. Bij opgravingen die zij uitvoerden, bleek dat er zich in het pand naast resten van het Romeinse Castellum (dat de basis vormde voor de oprichting van de stad), ook overblijfselen van het oudste Bisschoppelijk Paleis in Nederland bevonden. In de afgelopen maanden zijn de contouren van het gebouw langzaam zichtbaar geworden. Naast atelierruimtes voor de klokken- en orgelrestauratoren, komt er ook kantoorruimte voor de wetenschappelijke staf van het museum. In het gebouw komen daarnaast allerhande faciliteiten die in een dergelijk atelier thuishoren: machinewerkplaatsen, een schoonmaakruimte en een depot waarin het deel van de collectie dat niet is tentoongesteld, kan worden opgeslagen. Dat is echter niet alles: via een stadstuin die in de schaduw van de Dom is gelegen, kunnen bezoekers een speciaal publieksatelier betreden. Daar kunnen zij de dagelijkse gang van zaken van dichtbij meemaken. Doe-het-zelf Het publieksatelier stelt bezoekers in staat om een ‘kijkje in de keuken’ te nemen, bijvoorbeeld door te spreken met de restauratoren. Daarnaast is er een speciale opstelling (geschikt voor mensen van 9 tot 109) die bezoekers in staat stelt om zelf een instrument te bouwen of kennis te maken met de meest vreemde materialen en technieken. Deze interactieve presentatie is erop gericht om mensen het restauratiewerk met hun eigen handen te laten ontdekken, waardoor deze bijzonder geschikt is voor leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs. Het museum hoopt hiermee een bijdrage te kunnen leveren aan de beroeps- en studiekeuze van jongeren. Voor leerlingen die op het punt staan een beroep of studie te kiezen, is het immers belangrijk dat zij zich op basis van de praktijk kunnen oriënteren. Een bezoek aan het restauratie-atelier (al jaren een erkend leerbedrijf) zou daarvoor een mooie invulling kunnen zijn. Een voorbeeld: voor VMBO-leerlingen kan het erg inspirerend zijn om te zien hoe jonge mensen met een ver-
25
mei 2009-5
mei 2009-5
Muzikaal erfgoed Wat is het en wat moeten we ermee?
Ellen Kempers Erfgoed en de belangstelling voor erfgoed is geen nieuw fenomeen. Wel is het begrip onderhevig aan allerlei betekenisveranderingen. Door acties en initiatieven van UNESCO is cultureel erfgoed ook op de politieke agenda terechtgekomen. Landen die zich achter de Erwin Roubal ontwerpteen klokbouwpakket voor bezoekers.
Julitta van Elsberg reinigt een Pagodeklok uit de Verboden Stad.
conventies van UNESCO scharen, hebben min of meer de plicht op zich genomen zorg te dragen voor hun culturele erfgoed.
gelijkbare opleiding bijzondere projecten uitvoeren voor grote musea uit de hele wereld. Om deze en andere leerlingen optimaal te kunnen bereiken, zijn er speciaal voor het onderwijs verschillende producten ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van deze educatieve producten heeft het museum de samenwerking gezocht met verschillende overkoepelende organisaties en onderwijsprofessionals. Op deze manier heeft het museum geprobeerd om het aanbod zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de vraag uit het onderwijsveld. Met hulp van twee PABO-studenten is een inventarisatie gemaakt van wensen, eisen en suggesties die door docenten en leerkrachten konden worden aangedragen. Hieruit bleek dat er behoefte is aan materiaal waarmee een bezoek aan het atelier van te voren in de klas voorbereid kan worden, al dan niet met behulp van internet. Daarnaast werden de plannen voor de interactieve presentatie in het publieksatelier tegen het licht gehouden. Gebruik makend van de gegevens die de inventarisatie opleverde, konden er testversies van de verschillende activiteiten worden ontwikkeld. Deze worden op het moment van schrijven getest door leerlingen in de leeftijd van 9 tot 17 jaar. Op basis van hun feedback zullen de activiteiten worden aangepast, zodat een bezoek aan het atelier voor hen een fantastische ervaring zal worden.
Bezoek aan het atelier Het restauratie-atelier zal medio mei 2009 de deuren openen voor het publiek. Onderwijsgroepen kunnen reserveren voor een speciaal arrangement dat tegen gereduceerd tarief wordt aangeboden. Dit bestaat uit een bezoek aan het atelier onder begeleiding van een museummedewerker, waarbij leerlingen in teams samenwerken bij het uitvoeren van verschillende opdrachten in het atelier. Denk hierbij aan het zelf in elkaar zetten van een klok of het speuren naar schade die is veroorzaakt door knagende beesten. Daarnaast is er speciaal lesmateriaal dat tegen een kleine vergoeding toegestuurd kan worden. Met dit lesmateriaal worden het restauratieatelier en het onderwerp automatisch spelende muziek geïntroduceerd door middel van geluidsfragmenten en vragen. Uiteraard is het mogelijk om een bezoek aan het atelier te combineren met een bezoek aan het museum. Openingstijden Vanaf 15 mei is het restauratieatelier van dinsdag t/m vrijdag geopend. Reserveren is noodzakelijk. Dat kan tijdens kantooruren door te bellen naar (030) 2326081. Ga voor meer informatie en openingstijden naar www.museumspeelklok.nl. Jelle Verhoeks is projectcoördinator van het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement in Utrecht.
Dag van de Cultuureducatie De Dag van de Cultuureducatie is dit jaar gewijd aan het speciaal onderwijs. Samen met de Vlaamse organisatie CANON Cultuurcel organiseert Cultuurnetwerk Nederland de jaarlijkse Dag van de Cultuureducatie die op maandag 15 juni aanstaande plaatsvindt in Musis Sacrum in Arnhem. Lezingen, debatten, voorstellingen en praktijkvoorbeelden onderstrepen het belang van culturele activiteiten juist voor deze leerlingen. De Dag van de Cultuureducatie richt zich op educatiemedewerkers van culturele instellingen, op leerkrachten, docenten en beleidsmakers in de culturele sector. Aanmelden kan nu al op www.dagvandecultuureducatie.nl.
26
Inmiddels wordt het begrip erfgoed toegepast op zeer uiteenlopende terreinen zoals migrantenerfgoed, immaterieel erfgoed, mobiel erfgoed, computererfgoed, Nieuw Erfgoed, enzovoorts. In Nederland heeft de omgang met erfgoed inmiddels geleid tot een Nationale Canon en een toekomstig Nationaal Historisch Museum. In deze ideële constructies komt muziek echter nauwelijks ter sprake. Het feit dat muziek niet vertegenwoordigd is in de Nederlandse Nationale Canon was voor de Nederlandse Programma Stichting (NPS) een reden om een speciale klassieke muziekcanon tot stand te brengen (www.kunstbus.nl/cultuur/canon.html -> Canon Nederlandse Klassieke Muziek).
wortels in de Lage Landen. Ook musicologen hebben in Nederland en Vlaanderen hun eigen prestigieuze, wetenschappelijk verantwoorde muziekreeksen tot stand weten te brengen. In deze uitgaven streefde (streeft) men naar behoud door de muziek levend te houden, dat wil zeggen uitvoerbaar te maken door muziek opnieuw uit te geven in een leesbaar notenschrift zonder schrijf- of drukfouten. De achterliggende gedachte bij de negentiende eeuwse monumentale muziekuitgaven is dat muziekbronnen niet absoluut zijn, want de muziek van Bach blijft gewoon klinken, ook als zijn handschriften door brand verloren zouden gaan.
Toch kunnen we desondanks vaststellen dat muziek in het nieuwe bewustzijn van cultureel erfgoed als bron voor nationale trots nauwelijks een rol speelt. Het feit dat er - afgezien van de zogenaamde polyfonisten - nauwelijks componisten uit de Lage Landen tot grote merknamen zijn uitgegroeid, zoals bijvoorbeeld Beethoven en Schubert in de Duitse Landen, kan deze negatie verklaren.
Daarin verschilt het muziekerfgoedobject van veel andere erfgoedobjecten. Schilderijen bijvoorbeeld die door brand worden verwoest, zijn we wel voor eeuwig kwijt. Daarentegen zijn er ook muziekpraktijken verloren gegaan, omdat ze niet gedocumenteerd waren. Liederen bijvoorbeeld waarvan teksten in gedrukte vorm zijn overgeleverd, maar waarbij de muziek oraal werd overgedragen, zijn feitelijk ook verloren gegaan, omdat de orale cultuur verloren is gegaan. Hetzelfde kan gebeuren met de hedendaagse, lichte muziekculturen die ook nauwelijks sporen achterlaten in de vorm van fysieke, bewaarbare bronnen.
Positie van het muzikaal erfgoed Door het ontbreken van internationaal erkende componisten, die geboren en getogen zijn in de Lage Landen, is überhaupt de infrastructuur op muziekgebied in de Lage Landen veel minder ontwikkeld dan in de ons omringende, grote muzieklanden zoals Duitsland, Oostenrijk en Engeland. Grote prestigieuze muziekonderzoeksinstituten, die voedsel leveren aan een muziekerfgoedbewustzijn, ontbreken in de Lage Landen. Op het gebied van muzikaal erfgoed voor andere genres dan de klassieke muziek (pop, jazz, folk, wereldmuziek) is er zelfs nauwelijks sprake van een erfgoedbewustzijn. Het ontbreken van publieke boegbeelden in de muziek betekent echter niet dat daarmee het muziekleven in de Lage Landen, in verleden en heden, niet de moeite waard zou zijn. In tegendeel, diverse festivals en evenementen in de Lage Landen zijn internationaal befaamd. Verschillende vernieuwende muziekstromingen (bijvoorbeeld de oude muziekbeweging, maar ook interculturele bewegingen op het gebied van de lichte muziek en initiatieven op het vlak van de nieuwe muziek via instellingen als Gaudeamus) hebben hun
Belang van muziekbronnen In de loop van de twintigste eeuw is men anders gaan denken over het belang van bronnen. Musici en onderzoekers willen steeds vaker toegang tot de bronnen zelf, al dan niet in digitale vorm. Moderne muziekedities zijn voor musici niet langer de enig zaligmakende middelen voor hun muziekpraktijk. Overigens wil men niet alleen goed geconserveerde autografen (authentieke handschriften van componisten) inzien, men wil ook oude muziekopnamen beluisteren en oude recensies nalezen die in eeuwenoude kranten en muziektijdschriften zijn gepubliceerd. Het bronnenconcept dient verruimd te worden. Muziekuitvoeringen die vastgelegd zijn op magneetband, LP, CD, DVD, enzovoorts moeten tot het bronnendomein worden toegelaten, evenals (oude) muziekinstrumenten die musici en onderzoekers tot bepaalde interpretaties en inzichten kunnen inspireren. Ook documentatie en iconografie rondom concer-
27
mei 2009-5
mei 2009-5
Dutch Folksongs as Musical Content Melodiecoderingsproject wint Digitaal Erfgoedprijs 2008
Martine de Bruin De Digitaal Erfgoedprijs 2008 is een publieksprijs voor een inspirerend idee op het gebied van digitaal erfgoed. In december 2008 werd deze prijs uitgereikt aan het Meertens Instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) voor het project Dutch Folksongs as Musical Content dat deel uitmaakt van een groter geheel van projecten die samen proberen het probleem op te lossen van het herkennen van variante melodieën. Stel, je hoort een melodietje, weet niet wat het is en kan daar ook met geen mogelijkheid achterkomen. Dit kan voor alle muziekbeschrijvers lastig zijn, maar voor diegenen die zich bezig houden met muziek uit de mondelinge overlevering is het helemaal een groot probleem: zij moeten niet alleen (fragmenten van) liederen of melodieën zien te herkennen, maar ook nog eens allerlei varianten daarvan. In het verleden is meerdere malen geprobeerd daarvoor een methode te ontwikkelen. Dit heeft echter nooit geleid tot een waterdicht en algemeen toegepast systeem, zodat uiteindelijk de enige werkmethode bestond uit het individueel opbouwen van repertoirekennis. Zoveel mogelijk melodieën uit het hoofd leren dus. Dit leverde prachtige naslagwerken op als Florimond van Duyse’s Het oude Nederlandsche Lied (19031908), maar het praktisch nut was beperkt. Ook hierin viel namelijk niet op melodie te zoeken.
ten en festivals uit het heden en verleden kunnen als bronnen van belang zijn in het proces van onderzoek, inspiratie, uitvoering en beleving. Vrij nieuw is de opvatting dat ook archivalia van migrantenmuziekculturen tot het domein van het nationale/regionale muzikale erfgoed zouden moeten worden gerekend. Muziekerfgoed kan ook voor het cultuur- en muziekonderwijs op scholen van betekenis zijn. Muziek speelt namelijk een grote rol in de belevingswereld van kinderen en volwassenen. Door het erfgoed in hun context te bewaren en te documenteren kunnen leerlingen verbanden leggen met muziekpraktijken en muziekvoorkeuren van vorige generaties. Zo hebben populaire liedjes en melodieën vaak meerdere levens. Dankzij de Nederlandse liederenbank (www.liederenbank.nl) kan iedereen zoeken naar de oorsprong van een bepaald lied. Inmiddels worden in deze databank al meer dan 125.000 Nederlandse liederen ontsloten, van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw. Discussiedag Muzikaal erfgoed Afbakening van het begrip muzikaal erfgoed is noodzakelijk. Ook moeten er criteria worden opgesteld om te kunnen bepa
28
len wat de moeite waard is om te worden bewaard. Welke objecten zijn relevant voor een goede kennis van en over het muzikale erfgoed van een land/regio en het muzikale leven aldaar door de eeuwen heen? In september 2008 stonden deze vragen centraal tijdens de discussiedag Muzikaal erfgoed georganiseerd door het Nederlands Muziek Instituut (Den Haag) en Resonant (Leuven). Resonant is het centrum voor Vlaams muzikaal erfgoed en initiatiefnemer van een handboek Muzikaal erfgoed (verschijnt in najaar 2009). In dit boek zullen allerlei aspecten van muzikaal erfgoed worden beschreven zoals vindplaatsen, bronnen, soorten muzikaal erfgoed (zowel materieel - archieven, bladmuziek, muziekinstrumenten, muziekopnamen, e-depots - als immaterieel zoals uitvoeringspraktijken). Op 6 april was er in Antwerpen een vervolgbijeenkomst gepland met presentaties op het gebied van muzikaal erfgoed. Ellen Kempers is bibliothecaris bij het Nederlands Muziekinstituut (www.nederlandsmuziekinstituut.nl).
Melodieënzoekmachine Decennia geleden werd al ingezien dat het voor de hand ligt om bij dit probleem de hulp van de computer in te roepen. Maar hierbij gold eigenlijk dezelfde beperking: er kon alleen op teksten worden gezocht en niet op de muziek. Muziek achterhalen was dus alleen mogelijk via een omweg. Sinds een jaar of twintig zijn er ook de eerste zoekmachines die op de muziek zelf zoeken, gebaseerd op Music Information Retrieval-technieken (MIR). Deze machines zijn echter niet bijzonder flexibel. Er kan bijvoorbeeld alleen worden gezocht op exact dezelfde melodie of op een bepaalde opname. Voor gevarieerde melodieën ligt het moeilijker. Om dit probleem op te lossen, wordt er momenteel aan de Universiteit Utrecht in samenwerking met het Meertens Instituut gebouwd aan een nieuwe melodieënzoekmachine. En wel één die variatie aankan. Muzikaal erfgoed in mp3-formaat? Dit project, gefinancierd met CATCH-subsidie, heeft de verrassende naam WITCHCRAFT, een acroniem voor What Is Topical in Cultural Heritage: Content Based Retrieval Amongst Folksong Tunes. Het wordt uitgevoerd door drie muziekinformatici op basis van concreet materiaal uit de erfgoedsector. Dit betreft volksliedjes uit het archief van het Meertens Instituut - een onderzoeksinstituut met een kleine erfgoedfunctie. Het zijn de balladenopnames die veldwer-
Ate Doornbosch maakt opnamen bij Terschellinger Tijs Boer
ker Ate Doornbosch tussen 1957 en 1993 maakte en in zijn radioprogramma Onder de Groene Linde uitzond. Denk hier aan liedjes als Ik ben er de Groenelands straatjes en allerlei varianten van Heer Halewijn. Deze liederen waren al in mp3formaat opgenomen in de Nederlandse Liederenbank. Ontbrekende schakel Om de Liederenbank en het WITCHCRAFT-project met elkaar te laten communiceren was een derde project nodig: Dutch Folksongs as Musical Content (gefinancierd door OC&W, regeling Digitaliseren met Beleid). In dit project werden de opnames van enkele duizenden Onder de Groene Lindeliedjes beluisterd en werd geïnterpreteerd wat de bedoeling was geweest van al die ietwat onzeker, vals of onregelmatig zingende mensen. Deze interpretatie werd omgezet in een digitale editie in een formaat (codering) waarop de melodiezoekmachine kan zoeken. Dutch Folksongs speelde dus een belangrijke rol. Het vormde de onmisbare schakel tussen de liedjes in de Nederlandse Liederenbank en zoekmachine WITCHCRAFT. Aan de ene kant
29
mei 2009-5
mei 2009-5
duizenden melodietjes, vaak bij oudere mensen thuis op analoge band opgenomen, aan de andere kant een innovatieve digitale zoekmachine. Identificatie+classificatie=toegankelijkheid Waar zijn deze tamelijk grootschalige projecten nu precies goed voor? Zoals gezegd komt de zoekmachine voort uit de wens van de volksliedonderzoekers van onder andere het Meertens Instituut om melodieën met elkaar in verband te kunnen brengen, en dan gaat het niet alleen om die identificatie an sich. Samenhangende melodieën, ook wel melodiefamilies genoemd, werpen een licht op het proces van mondelinge en schriftelijke overlevering. Hierbij kan gedacht worden aan migratie door tijd en ruimte, zoals variatie door de eeuwen heen en lokale verschillen. Muziek is een typische gezelschapsactiviteit en een dergelijke aanpak geeft bijvoorbeeld een handvat in onderzoek naar groepsculturen. In het onderzoek wordt ook gedacht aan de meer cognitieve aspecten van muziekherkenning en -reproductie. Wat gebeurt er op het moment dat iemand een zojuist geleerde of juist gouwe ouwe melodie ten gehore brengt? Welke elementen blijven onveranderd en welke kunnen variëren? En waar ligt de grens bij het wel of niet herkennen van muziek? Toonhoogte, toonsoort, melodiecontouren, motieven, cadenstonen, ritme zijn een aantal bouwstenen in dit proces. Voor het zoekproces worden meerdere algoritmes ontwikkeld die aan een of meer van deze onderdelen recht doen. Het klinkt als… Al deze projecten tezamen leveren geweldig studiemateriaal op, waar vanuit diverse buitenlanden begerig naar gekeken wordt. Maar dat is niet alles. Allerlei projecten rondom ‘het lied’ trekken veel belangstelling van een breed publiek. Met de online publicatie van de als onderzoeksinstrument bedoelde Nederlandse Liederenbank heeft het Meertens Instituut in een maatschappelijke behoefte voorzien. Dat merken de onderzoekers nu al aan het aantal hits en de verdere verzoeken om informatie.
Met de toekomstige openstelling van de melodieënzoekmachine (vanaf circa 2010) denkt het Meertens Instituut nog beter aan deze vraag te kunnen voldoen. Dit betekent dat de medewerkers van het instituut naast een specialistische interface voor onderzoekers er ook één zullen bouwen met één rode knop, dat wil zeggen een interface waarop simpelweg geklikt kan worden op de link ‘zoek vergelijkbare melodieën’. Dat betekent dat er op meerdere niveaus gewerkt kan worden met het materiaal, maar ook dat de uit deze projecten voortkomende inzichten door iedereen in de praktijk kunnen worden ervaren en getoetst. De zoekmachine zou zo een zinvolle tool in het muziekonderwijs kunnen zijn: met de verschillende queries en resultaatlijsten worden volop handvatten aangereikt om over muziek te praten. En de toekomstmuziek is dat men ooit een melodietje terug kan vinden door query by humming: je neuriet wat richting de computer en de zoekmachine vindt wat het is. Dat betekent niet alleen dat het apparaat verder moet worden ontwikkeld, maar ook dat de onderzoekers moeten blijven werken aan het toevoegen van melodieën. Een zoekmachine kan immers alleen functioneren als er voldoende data doorzocht wordt. Martine de Bruin studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht met als specialisaties historische letterkunde (diachroon) en literatuurwetenschap. Ze is projectleider en ICT-ontwikkelaar aan het Meertens Instituut, waar ze onder meer de Nederlandse Liederenbank beheert en verder ontwikkelt.
Prettig bouwen op stevig fundament Voorschoolse muziekeducatie stimuleert meer dan muziek! Margré van Gestel Vijftig jaar geleden was het in Nederland nog heel vanzelfsprekend dat er in gezinnen met de kinderen gezongen en gespeeld werd. De paardrijd-liedjes, vingerspelletjes, kriebel- en kiekeboe-liedjes werden zo van de ene op de andere generatie overgedragen. Maar de maatschappij en de thuissituatie is zo veranderd dat het samen zingen en samen spelen langzaam
Meertens Instituut Het Meertens Instituut is een onderzoeksinstituut dat zich bezighoudt met de bestudering en documentatie van Nederlandse taal en cultuur. Ga voor meer informatie naar www.meertens.knaw.nl.
Nederlandse Liederenbank De Nederlandse Liederenbank is een database met dan 125.000 liefdesliederen, spotliederen, geuzenliederen, psalmen en andere religieuze liederen, volksliederen, kinderliedjes, sinterklaas- en kerstliedjes van de middeleeuwen tot de moderne tijd. Meer informatie vindt u op www.liederenbank.nl.
30
maar zeker dreigt te verdwijnen.
Belang van voorschoolse muziekeducatie Wereldwijd wordt samen musiceren nog altijd beschouwd als een fundamenteel aspect van de opvoeding. In de meeste culturen is het heel vanzelfsprekend om voor een baby te zingen. De baby wordt gewiegd en geknuffeld, voelt zich veilig en begint al snel met imiteren van gezichtsuitdrukkingen, geluiden en gebaren. De woorden in de liedjes krijgen betekenis door het spel of het materiaal dat erbij gebruikt wordt. Veel opvoeders geven kinderen speelgoed in handen dat geluid maakt waardoor kinderen klanken en geluiden leren kennen en herkennen. De grote, kleine en fijne motoriek
wordt onder andere gestimuleerd door de bewegingen die bij de kinderliedjes horen. De taalontwikkeling wordt gestimuleerd doordat de onderwerpen van de liedjes aansluiten bij de leefwereld van het kind en veel herhaald worden. Muziek op Schoot Dinsdagochtend: acht jonge peuters staan te trappelen van ongeduld om aan de Muziek op Schoot-les te beginnen. De les start met het vaste begroetingsliedje en de kinderen komen de handpop Pino allemaal een handje en een dikke knuffel geven. Daarna pakt de juf de blokfluit en speelt een
31
mei 2009-5
mei 2009-5
melodie. De kinderen herkennen Op een grote paddenstoel. Een van de kinderen begint vervolgens spontaan het liedje te zingen. Ze zingt het zonder schroom, helemaal zuiver en blijft in de goede toonsoort. Daarna zingen ze het liedje met de hele groep. Iedereen zingt en beweegt mee en het ‘nog een keer’ is niet van de lucht. Wat is het een mooi gezicht wanneer een dreumes van 20 maanden, na een liedje over roeren, de beker en haar lepeltje aan een andere dreumes geeft. De sociale ontwikkeling, het samen delen komt al op gang. En slimmer worden ze zeker: dreumesen die weten waar de elleboog zit, omdat dat in de les gezongen en aangewezen is. Kinderen met een goed voorstellingsvermogen die precies weten wanneer er bijvoorbeeld gestopt moet worden. Peuters van twee die in staat zijn om een been omhoog te tillen en op één been te blijven staan. Wat prachtig is het wanneer peuters laten horen dat ze in staat zijn om naar elkaar te luisteren en op elkaar te reageren, terwijl ze op klankstaven of xylofoon spelen. En wat genieten ze van het muzikantenliedje waarbij ze ook nog eens laten zien dat ze allemaal in de maat kunnen lopen. Ja, het ziet er allemaal heel schattig en leuk uit in een muziekles met baby’s, dreumesen of peuters. Maar muzieklessen in de voorschoolse educatie dienen meer in zich te hebben dan gezellig met elkaar bezig zijn en wat liedjes zingen.
Gehoor, noten lezen en muziektheorie als online game Aantrekkelijk voor de docent: eenvoudig in gebruik, methode-onafhankelijk, voordelig. Aantrekkelijk voor de leerling: online highscore, multiplayer mogelijkheid, leuke extra's. Eén van de meest gebruikte programma's op Nederlandse muziekscholen, maar ook steeds populairder in het voortgezet onderwijs.
Het geven van deze lessen vraagt om kennis, vaardigheden en vakmanschap. Dat vakmanschap betekent: kennis van muziek, kennis van ontwikkeling en pedagogisch didactische kennis toegespitst op jonge kinderen. Voor een Muziek op Schoot-les worden door de docent duidelijke doelen gesteld, zodat naast de muzikale ontwikkeling zowel de sociaal-emotionele, de taal-spraak als de motorische en cognitieve ontwikkeling van de kinderen gestimuleerd wordt. Ook is de docent zich bewust van de voorbeeldfunctie naar ouders in het op een positieve en respectvolle manier begeleiden van de kinderen.
Tipboek
Stichting Muziek op Schoot® De eerste aanzet tot het ontwikkelen van muziek cursussen in de voorschoolse periode is in 1988 gegeven door de Stichting Peuters en Muziek, welke ondergebracht is bij de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Na het starten van de eerste docentenopleiding Muziek op Schoot in 1989 is in de periode van 1989 tot 2009 het concept Muziek op Schoot® (MoS) verder ontwikkeld. Vele docenten, musici en/of pedagogen, volg(d)en de rijkserkende post-hbo docentenopleiding MoS en werden en worden opgeleid om via het zingen en het muzikale spel een gezonde en brede basis te leggen waardoor de jonge kinderen hun muzikale mogelijkheden optimaal kunnen ontplooien. Inmiddels is op 29 december 2008 de Stichting Muziek op Schoot opgericht. Deze stichting wil, kennis en informatie over muziek tijdens de zwangerschap en muziek met jonge kinderen uitdragen en verspreiden. Het opleiden, trainen en informeren van opvoeders in het werken met jonge kinderen en muziek wordt ook internationaal onder andere via congressen van Early Childhood Music Education, een onderdeel van International Society of Music Education (ISME) uitgedragen. Als partner van Gehrels Muziek Educatie verzorgt de Stichting Muziek op Schoot studiedagen, terwijl ook in hun kwartaalblad De Pyramide ruim aandacht wordt geschonken aan de voorschoolse muziekeducatie.
Klarinet, Trompet en trombone, Piano en vleugel, Viool en altviool, Cello, Zang, Versterkers en effec-
Momenteel bieden gediplomeerde MoS-docenten, kruisverenigingen, muziekscholen en kunstencentra cursussen Muziek op Schoot aan waaraan (groot)ouder met (klein)kind, vanaf de leeftijd van 4 maanden tot 4 jaar, kunnen deelnemen. Via www.muziekopschoot.org kunnen ouders een cursusplek vinden, worden er nieuwtjes uitgewisseld en worden docenten op de hoogte gehouden van studiedagen en congressen. De website is een van de initiatieven van de Stichting Muziek op Schoot.
Informatie g aanbiedin Speciale nderwijs. to voortgeze earz.nl r: a a n Ga
32 de demo of kijk voor meer info op www.earz.nl Doe
www.muziekopschoot.org www.voorschoolsemuziekeducatie.nl www.gehrelsmuziekeducatie.nl www.kp-opleidingen.nl (docentenopleiding)
Niet alleen voor muziekdocenten Lorenz Himmelreich In 1997 verschenen de eerste twee boekjes in de inmiddels bij vele muziekliefhebbers bekende Tipboek-reeks: Elektrische gitaar en basgitaar en Drums. In 1998 volgden Muziek op papier / Basistheorie, Keyboard en digitale piano, Akoestische gitaar en Saxofoon. De serie voorzag duidelijk in een behoefte, want in de jaren er na verschenen nog Dwarsfluit en piccolo, ten en Muziek voor kinderen.
Van alle delen zijn intussen meerdere - al dan niet herziene herdrukken verschenen. De hele reeks wordt ook in de Verenigde Staten uitgegeven. Zes delen zijn al in het Frans en Spaans verkrijgbaar en sinds 2007 is er ook een Chinese editie van het Shanghai Music Publishing House.
te veel van het goede. Een cursus notenlezen is het niet, maar in ieder geval een heel goed boekje, voor hen die al enige tijd muziek spelen, op allerlei verschillende manieren met muzieknotatie bezig zijn geweest en al die theorie eens in een goed overzicht willen bestuderen.
In 1999 kocht ik mijn eerste Tipboek: Muziek op papier / Basistheorie. Als docent muziek met muziek als examenvak (HAVO en VWO) was ik nieuwsgierig hoe de voor veel leerlingen weerbarstige materie van de muziektheorie werd uitgelegd. Een leuke binnenkomer was het eerste hoofdstuk waarin het waarom van muziek op papier werd uitgelegd: niet vanuit het ontstaan van notenschrift, maar meer passend bij moderne muziek, waar veel muzikanten muziek maken zonder een noot te lezen. Dat dan na 26 bladzijden hoog en laag (hoofdstuk 2) notenbalken zijn gevuld met zeven kruizen en zeven mollen, en en passant ook het dubbelkruis en dubbelmol zijn behandeld, past in de logica van de behandelde theorie, maar het is voor de beginnende notenlezer wel iets
Andere delen in de reeks heb ik zo ongeveer bij verschijnen aangeschaft. Als muziekleraar in het voortgezet onderwijs heb je te maken met leerlingen die verschillende instrumenten bespelen of willen bespelen en na een loopbaan van meer dan dertig jaar denk je wel veel te weten. Maar de reeks Tipboek zorgde voor een goede geheugenopfrisser en leverde veel nieuwe eigentijdse informatie. Hugo Pinksterboer is de auteur die op de cover van ieder Tipboek staat. Kijk echter naar bladzijde IV van ieder boekje en onder het kopje Bedankt zie je een uitgebreide, soms indrukwekkende lijst met namen van personen die hun bijdrage hebben geleverd. Het resultaat is er naar.
33 Foto’s: Leo Aussems, Olga de Kort-Koulikova, René Meeuws
mei 2009-5
mei 2009-5
Elk Tipboek over muziekinstrumenten begint met een eerste kennismaking met de belangrijkste onderdelen van het instrument. Dit wordt vervolgd met informatie voor beginners over lessen, het zoeken van een leraar, het voorkomen of beperken van geluidsoverlast bij het spelen, enzovoorts. Dan zijn er hoofdstukken met informatie over het kopen van een instrument, want wanneer is een instrument beter dan een ander instrument en waarom is het ene instrument goedkoop en het andere duur? Voor veel instrumenten zijn vervangingsonderdelen nodig zoals snaren, snoeren, stokken, vellen, rieten, strijkstokken of mondstukken. Veel instrumenten moeten regelmatig worden gestemd. Ook hierover vind men de nodige informatie en handige aanwijzingen. Achtergrondinformatie wordt gegeven in hoofdstukken met titels als De fabriek in, De familie, Terug in de tijd en De merken. Aan de orde komen de bouw van een instrument, instrumenten die verwant zijn met het instrument waar het boek over gaat, een korte geschiedenis van het instrument en de belangrijkste merken. Stuk voor stuk boeiende hoofdstukken. Elk tipboek wordt besloten met het hoofdstuk Meer weten? met onder andere titels van tijdschriften en boeken, websites en een woordenlijst/index waarin vaktermen die bij het betreffende instrument horen (nog eens) worden uitgelegd.
Tipboek Drums maar liefst 32 bladzijden rudiments en ritmes: 26 basisoefeningen, 5 extra basisoefeningen en een uitgebreide serie basisritmes van vele muziekstijlen. In de vernieuwde Piano en vleugel en Viool en altviool zijn dat de hoofdstukken Oefentips en Plankenkoorts. Het Tipboek Saxofoon is uitgebreid met grepentabellen voor sopraan-, alt-, tenor- en baritonsaxofoon. De reeks Tipboek over muziekinstrumenten is voor iedere geïnteresseerde goed te lezen. Anders is het met Zang en Versterkers en effecten. In beide boeken wordt in het begin een duidelijke theoretische basis aangeboden, maar het is echt studeren geblazen om de behandelde materie te begrijpen. Het is de inspanning waard. In alle edities die vanaf 2001 zijn verschenen, vind je Tipcodes. Via een tipcode vind je op www.tipboek.com extra informatie, meestal in de vorm van een filmpje. Op dezelfde website is natuurlijk veel meer informatie te vinden, bijvoorbeeld de prijzen. De oude boeken in deze reeks hadden een leuk formaat van 10 x 21 cm en kostten €12,90. Herdrukken en nieuwe titels hebben het formaat van 15 x 23 cm, hebben beduidend meer bladzijden en geven dus meer informatie, en dat is vaak belangrijker dan het leuke formaat. De prijs van herdrukken en nieuwe titels is € 14,90.
Nieuw in de laatste edities zijn de aanwijzingen voor het spelen en/of oefenen. Zo geeft de nieuwste editie van het
BeatsNbits De eerste digitale muziekmethode in Nederland!
vo
Frits Mennen Al meer dan 25 jaar werk ik als docent muziek aan de Scholengemeenschap Sint Ursula te Horn. De laatste tien jaar heb ik geprobeerd om steeds de meerwaarde van
de ICT in te zetten in het muziekonderwijs. De verschillende bestaande methodes voor ons vak speelden hierop in.
Echter, meestal gaf dit problemen. Soms lag de oorzaak hiervan bij de school (computers die niet in orde waren), maar meestal was het toch de uitgever die ondeugdelijk materiaal leverde: cd-roms die niet werkten, installatieproblemen, enzovoorts. Overigens had ik over de inhoud geen kritiek; alle methodes die ik ken, leverden goed te gebruiken materiaal. Geen boeken, alles online Als vakgroep muziek kozen we in 2003 voor Muziek op Maat, vooral omdat de ICT-component precies die meerwaarde bood die we zochten. Weliswaar was een en ander inhoudelijk goed te gebruiken, echter problemen met inloggen en een traag werkende site waren voor onze sectie redenen om
34
vorig schooljaar op zoek te gaan naar een andere methode. Inmiddels was er een nieuwe digitale online-methode BeatsNbits en nadat een van de auteurs, Leon Vliegen, een demonstratie had gegeven, zijn we als school overgestapt op deze revolutionaire methode. Ondanks dat ik zelf altijd de meerwaarde heb ingezien van ICT in het onderwijs, was het toch wel griezelig om in augustus 2008, nu ruim acht maanden geleden, het schooljaar zonder boeken te beginnen. Echter, de makers van BeatsNbits hebben een vrij duidelijke handleiding op het web staan, en daar waar ik toch nog vragen had, waren enkele mailtjes genoeg om mijn vragen te beantwoorden.
Perfecte service Ik stond, en sta nog steeds, versteld van de snelheid van deze web-based methode. Ondanks een langzame internetverbinding in het lokaal, werkt BeatsNbits uiterst snel! Op een onlangs gehouden studiedag op onze school mocht ik voor 50 collega’s een demonstratie verzorgen. De reacties logen er niet om: men was jaloers bij het zien van de talloze mogelijkheden en de meerwaarde voor ons vak. Ook vind ik een van de grootste pluspunten dat de makers luisteren naar de gebruikers, zowel inhoudelijk als qua technische ict-verbeteringen. Wanneer ik een foutje ontdekte, was een mail genoeg om deze fout binnen een dag te herstellen! Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. De grote uitgevers reageerden in het verleden vaak alleen met beloften, maar met leerboeken kun je ook niet anders. Vernieuwend BeatsNbits is vernieuwend. Je klikt op een begrip en je kunt het meteen horen, hetgeen natuurlijk met een boek niet mogelijk is. Wat me ook aanspreekt, zijn de talloze partijen die bij een speelstuk meegeleverd worden, en die je allemaal kunt afspelen. De eerste partij wordt telkens voorzien van vier instructiefilmpjes (Orff en keyboard in twee tempi) en een interactieve trainer waarmee de ingrediënten van deze partij geoefend kunnen worden! Ook het liedmateriaal is voorzien van vele partijen en zanginstructiefilmpjes. Via een prikbord kunnen de leerlingen binnen hun klas reageren op bepaalde opgaven. Zelf gebruik ik dit prikbord om het huiswerk te noteren, waardoor de leerling dit niet hoeft op te schrijven in zijn agenda. Naast muziekopdrachten is ook gedacht aan vakoverstijgende projecten (twee per jaar). Scholen die de kunstvakken niet meer apart op het rooster hebben staan, kunnen hier beslist van profiteren. Naast het zingen, spelen en luisteren biedt BeatsNbits ook componeer- en improvisatie-opdrachten. Zelf heb ik deze
(nog) niet gebruikt. Enerzijds omdat deze tijdrovend zijn, anderzijds omdat ik ze te vaag vind. Het luistergedeelte werkt technisch goed, echter hierbij mis ik nog het een en ander. Er wordt veelal te weinig gedaan met de luisterstukken, maar ik heb goede hoop dat dit in positieve zin gaat veranderen. De auteurs van BeatsNbits hebben grootste plannen. Het volgend schooljaar is een versie in het Engels beschikbaar voor scholen met TTO, en ook willen ze de methode uitbreiden naar het basisonderwijs. Wat heb je nodig? Een groot misverstand bij een digitale methode is dat men denkt dat de leerlingen in een computerlokaal moeten zitten, of hun laptop mee moeten nemen. Als je met BeatsNbits aan de slag gaat, dien je in je lokaal te beschikken over een internetverbinding en een beamer. Leerlingen moeten thuis internet hebben en moeten hun speelstukken thuis kunnen printen. Voor een leerling die alleen de eerste partij speelt betekent dit ongeveer 10 printjes per jaar! De kosten van de methode zijn € 20,-- (inclusief BTW) per leerling per jaar. Voor docenten die overwegen een nieuwe methode aan te schaffen: vraag een demo-account aan op www.beatsnbits.nl. Een andere gebruiker, Hans Reintjes, schreef onlangs een recensie die te vinden is op www.muziekenonderwijs.nl > Nieuwsbrief 2009-1. Frits Mennen is docent muziek aan Scholengemeenschap Sint Ursula te Horn.
35
Belevingswereld
Alles goed? Job ter Steege Ruime tijd terug liep ik met een weekendtas waarin scheergerei, tandenborstel en pyjama, naar de ingang van het hospitaal om mij te melden voor een kleine ingreep. Onderwijl werd één van de ramen van het gebouwencomplex geopend. Er verscheen een verpleegster die ik alras herkende als een oud-leerling. Zij schreeuwde enthousiast over het terrein van het ziekenhuis: ‘Meneer ter Steege, wordt u opgenomen???’
Men komt oud-leerlingen tegen. Zeker als je al die jaren een beetje in de buurt blijft wonen. En daar misschien al je hele leven hebt gewoond. Je vader wordt naar zijn kamer in een verzorgingstehuis gebracht en direct wandelt een ex-HAVO-leerling met de medicijnen binnen. Je hoeft maar in een restaurant naar de kaart te vragen of een oud-leerling vraagt of je wat wilt drinken. Aan alle kassa’s van alle winkels klussen ze bij. Je kunt het zo gek niet bedenken. Het beroerde is dat je vaak niet meer op hun naam kunt komen. Dus waar je ooit een docent was die eens handig eventueel met een plattegrond met namen een klas bestuurde, ben je nu een stakker die niet verder komt dan één of andere schutterige woordenwisseling. Wat moet je er ook mee? Je gaf ze ooit muziekles en dat was het dan. Maar ja, zo werkt het natuurlijk niet. Vooral als die oud-leerlingen met warme herinneringen aan jouw lessen deze dolgraag in de tijd van hun baas met je willen ophalen. Oud-leerlingen in de ziekenzorg zijn eigenlijk het minst gevaarlijk. Zij snappen dat je kwetsbaar bent. Zo werd ik twintig jaar terug op een vroege zaterdagochtend met spoed opgenomen voor een operatie. Voordat ze aan me begonnen, vroeg men uiteraard voor de zekerheid wat mijn naam was. Ik was er slecht aan toe en zei zwakjes: ‘Job ter Steege.’ Men verstond echter: ‘Dokter Steege.’ Paniek in de tent! Een dokter die met spoed werd binnen gebracht! Een collega! Dat was extra oppassen geblazen. Hier mochten geen fouten worden gemaakt! Ondanks de vreselijke pijnen die ik leed, merkte ik in afwachting van de narcose dat de spanning rond de operatiekamer flink was opgelopen. Er ging van alles mis. Eén van de witjaskoningen draaide een kraantje met slangetjes open waarop een ander schreeuwde: ‘Wat doe je nou?!’ Alleen één zuster, ik herkende haar als een oud-leerling, vroeg mij achterdochtig wat voor dokter ik eigenlijk was. ‘Ik ben helemaal geen
36
dokter’, kreunde ik. Dat hielp de kou uit de lucht en ontspannen werd ik snel uit mijn lijden verlost. Ooit stopte een studente voortijdig haar studie schoolmuziek. Ze ging naar de politieschool. Enige jaren later kwam ik van een eindexamenfeestje van afgestudeerde studenten. Met wat biertjes op werd ik door een surveillance-auto aan de kant gezet. Ik draaide het raampje open en vreesde het ergste. Maar de geüniformeerde oud-schoolmuziekstudente had het al gezien. Ze riep tot haar collega, terwijl ze weer instapte: ‘Doorrijden, want die ken ik. Daar begin ik niet aan!’ En snel verdween de politie-auto uit mijn zicht. Amsterdamse agenten bekeuren kennelijk geen oud-docenten. Lesgeven is Russisch roulette. Zeker als je het maar lang genoeg aan heel wat klassen doet. Jarenlang stromen leerlingen je lokaal binnen. Het is allemaal hartstikke leuk. Wat doet zo’n muziekdocent tenslotte niet allemaal met z’n klassen. Zingen, spelen, muziek beluisteren, in groepjes of andere samenstellingen werken, aan een keyboard of aan de computer aan de slag zijn, muziekfilmpjes maken, presentaties voorbereiden, werkstukjes maken, films bekijken, instrumenten bestuderen, noem maar op. Maar eens is het allemaal over en dan is men overgeleverd aan de krachten van het vrije veld: al die grootgegroeide kindertjes kun je overal weer tegen komen. Zo woont sinds drie jaar tegenover mij in de laan een oudleerling. Toen zij hun huis betrokken zei zijn echtgenote: ‘Dat is toch die muziekleraar die je zo aardig vond?’ Die overbuurman kan niet meer stuk. Dennis kreeg in de brugklas ooit een 9 voor een liedje. Mijn dierbare collega is ook een oud-leerling. Maryse kwam lang geleden na de herfstvakantie van een andere school bij ons in de tweede klas. Toevallig was haar eerste les een muziekles van mij. Later vertelde ze me dit, want ze dacht toen: ‘Dat lijkt me me nog eens leuk werk, dat wil ik ook doen.‘ En zo gebeurde. Elk uur weer trappelen leerlingen voor m’n lokaal om er in te mogen. Honderden per week. Nooit denk ik na over wat er daarna gebeurt. Maar wees gerust, doorgaans valt een pay-day in uw voordeel uit. Zelfs bij de ergsten. Eens gaf ik les aan een vmbo-lom-school. Dat waren daar bepaald geen lievertjes. In de derde klas had ik er eentje met griezelig lang haar en vechtlustige kleding uit de dump over z’n uitgeschoten lichaam. Die was wel èrg onmogelijk. Wat daar nou van moest worden… Jaren later werd ik in IJmuiden bij Sail op de schouder getikt. Ik keerde me om en zag een brede, glad geschoren persoon in een indrukwekkend kapiteinsuniform. Verschrikt keek ik de maritieme geweldenaar naar boven aan. Wat wilde hij van mij? Gelukkig is het onderwijs zo barmhartig dat men af en toe een naam onthoudt. Ik keek nog eens goed en riep met ongeloof: ‘Jee, Martin!’ De gekwalificeerde zeerob keek even over mij heen in de richting van de sluizen alsof hij controleerde of het Verenigd Koninkrijk nog op z’n plaats lag. Daarna richtte hij zich met een stormbestendige stem tot mij: ‘Ja, ik heb nog muziekles van je gehad. Ik ben nu op de vaart. Alles goed?’
Lego Digital Designer po/vo
Thea Vuik Ons culturele erfgoed is onderhevig aan allerlei invloeden op aller-
lei terreinen. Dat maakt het boeiend. Ik noem als voorbeeld de taal: zo’n honderd jaar geleden had niemand van de Aspirine (een pil met acetylsalicylzuur) gehoord en nu praat men in de volksmond al over een aspirientje als je het over een
toevoegen aan het uitgebreide arsenaal aan modellen die je ook op de site kunt vinden, dan rinkelt de virtuele kassa. Het programma is zó web 3 dat - als je met je creditcard betaalt - je uiteindelijk de door jou gebruikte steentjes krijgt toegestuurd. Overzichtelijk en toch fantasievol. Waar vind je nog zo’n creatieve combinatie? Lijkt me een zorg minder om als school het ruimtelijk inzicht - dat zo geroemd wordt bij het bouwen met Lego - te proberen aan te spreken. Geen gestruikel over slingerende steentjes of gezoek naar juist dat ontbrekende ringetje. Gewoon relaxed achter de computer en als beloning verdien je - bijvoorbeeld als winnend ontwerp - je eigen model in steentjes.
@WEB
mei 2009-5
mei 2009-5
willekeurige pijnstiller hebt. Zo is er een boek tjokvol woorden (Merken worden Woorden van C.A. den Boon en Ton den Boon), zijn er maggiblokjes en zelfs nog andere blokjes die van merk- naar soortnaam zijn geëvalueerd.
Ver hoef ik niet terug in de tijd als ik mijn kinderen heerlijk met Lego zie spelen. Lego bestaat al ruim 60 jaar en het woord Lego wordt nu direct geassocieerd met bouwsteentjes. Het product op zich is wel anders geworden, want ik had ooit zelf niet zoveel keuze in steentjes. Dus als ik nog verder terugga in de tijd en mijzelf heerlijk met Lego zie spelen, zie ik een bak met uniforme steentjes, wat ramen en deuren en nog wat ander bijzonder spul. Dakpannen bijvoorbeeld, want een huis bouwen was bij mij toch wel heel favoriet. Er was ook nauwelijks variatie in kleuren. Het verschil met mijn kinderen is erg groot. Zij bouwden moeilijke dingen na, bijvoorbeeld een ruimteschip uit Starwars of een - overigens prachtige - raceauto met afstandbediening. Maar wat een drama bij het opruimen. Wanhopig probeerde ik er een systeem in te vinden. Een ordening die zo helder in elkaar zat dat mijn kinderen het als vanzelf nog net niet flierefluitend gingen opruimen. Ik heb het uiteindelijk niet kunnen ontdekken en nu weet ik waarom. Die uitbreiding in steentjes heeft niet bevrijdend gewerkt, eerder verstikkend. Het aanbod werd zo divers dat het naast je eigen fantasie ging staan en je totaal geblokkeerd, maar braaf datzelfde toestel ging nabouwen waar de meegeleverde stapvoor-stap bouwhandleiding over ging. Dat is ook leuk, maar niet te vergelijken met het Duplo-gevoel van vroeger. Duploblokken waren er niet in mijn eigen jeugd, maar het is vergelijkbaar met de beperkte keuze in stenen toen en dat lokte veel kinderen (zelfs nog ver boven de geijkte leeftijd) uit tot het bouwen van hun eigen werkstukken. De gewone Lego is haar doel voorbij geschoten, vind ik. De computer biedt soelaas voor mijn tomeloze zoektocht naar orde in de chaos van mijn kinderen. Ga naar creator.lego.com zonder www en download Lego Digital Designer (voor Mac en Windows). En je kunt vrijuit zelf kiezen wat je wilt bouwen. Steentjes volop en netjes gerangschikt. Bouw een model na en het steentje opzoeken dat je op dat moment nodig hebt, is een kwestie van peulenschillen. Wil je zelf een noviteit
37
mei 2009-5
mei 2009-5
Kleifiguren spelen de hoofdrol Animatieworkshop in de klas po/vo
Marie-José Kommers Peter Jansen (1956) is beeldend kunstenaar. Hij is autodidact en maakt voornamelijk bronzen beelden en computeranimaties. Zijn werken ontstaan vanuit zijn ideeën
over ‘transpositie, beweging en energiecirculaties’ en zijn zowel figuratief als abstract. Jansen exposeert in diverse galeries in Nederland en in het buitenland, waaronder Duitsland, België, Frankrijk en Japan. Naast zijn beroepspraktijk als beeldend kunstenaar geeft Jansen animatieworkshops aan leerlingen van het primair én van het voortgezet onderwijs, die in groepjes van drie of vier aan het werk gezet worden. Binnen het groepje worden de taken verdeeld. Eén leerling bedient een videocamera, twee of drie anderen maken figuren van klei die een rol gaan spelen in de film. De workshop resulteert in een animatiefilmpje van vier tot acht seconden. Er wordt gewerkt met de zogeheten stop motion-techniek. Dat werkt als volgt: eerst wordt het kleifiguurtje in een bepaalde houding neergezet. Met de camera wordt een opname (frame) hiervan gemaakt. Vervolgens wordt de houding van het kleipoppetje een fractie veranderd en wordt er opnieuw een frame geschoten. Deze handeling wordt diverse malen herhaald. Door vervolgens de beelden (frames) achter elkaar af te spelen lijkt het alsof het figuurtje uit zichzelf beweegt. De leerlingen bedenken helemaal zelf wat ze willen maken; het verhaaltje, de figuurtjes. De filmpjes worden na afloop op de website van Jansen gezet, zodat leerlingen aan elkaar, hun ouders en anderen kunnen laten zien wat ze hebben gemaakt. De workshop vindt plaats in een klaslokaal op school en duurt ongeveer anderhalf uur. Na een korte introductie waarin Jansen vertelt wat er van de leerlingen wordt verwacht, gaan ze direct aan de slag. Jansen kiest er bewust voor niet al te veel informatie te geven: ‘Dat genereert de meeste fantasie, creativiteit en inventiviteit.’ Terwijl de filmpjes gemaakt worden, loopt hij rond en begeleidt de leerlingen waar nodig. In totaal kunnen twaalf leerlingen tegelijkertijd aan de workshop deelnemen. Anders dan anders Jansen hoopt dat leerlingen zich door deze workshop realiseren dat ze veel creatiever met een computer om kunnen gaan dan dat ze normaal doen met bijvoorbeeld MSN en games. Ook wil hij ze bewust maken van de hoeveelheid werk en de concentratie die het maken van tekenfilms en animaties vergt. De leerlingen werken anderhalf uur en hebben dan een filmpje van vier tot acht seconden! Verder vindt hij het van belang dat leerlingen creatief bezig zijn, omdat hij de indruk heeft dat dat tegenwoordig op scholen nog maar zelden gebeurt. De workshop verenigt aspecten van handenarbeid (animatiepoppetjes maken) en drama (verhaal bedenken).
38
Ook bevordert de workshop samenwerking tussen de leerlingen onderling. Jansen heeft ervoor gekozen de leerlingen te laten werken met klei, omdat het nog geen vorm heeft en daardoor ruimte geeft aan creativiteit en fantasie. Lego bijvoorbeeld heeft al een vorm en is daarom minder geschikt. Doen is weten Enige tijd geleden volgden 28 (HAVO-)leerlingen van het Montessoricollege in Oosterbeek de workshop in het kader van CKV1. Voor Ellen Wemmers, docente CKV1 en CKV2,3 had de workshop als doel dat leerlingen gingen zien hoe animatie werkt. ‘Ze kennen het vooral van MTV, maar hoe het gemaakt wordt weten ze niet,’ aldus Wemmers. Dus gaf Wemmers een les over animatie. Na afloop van deze les (en als voorbereiding op de workshop) kregen de leerlingen de opdracht een animatie in vijf foto’s te maken. Wemmers vindt het belangrijk dat haar leerlingen tijdens lessen ook actief bezig zijn: ‘Doen is weten. Pas als je een animatie maakt, realiseer je je dat de beweging constant moet zijn, omdat het er anders op beeld schokkerig uitziet.’ Tijdens de workshop van Peter Jansen konden de leerlingen ondervinden wat er bij het maken van zo’n filmpje allemaal komt kijken. Organisatie Het ontwikkelen van de workshop is voor Peter Jansen een geleidelijk proces geweest. Dat begon toen hij werd ingehuurd voor een opdracht door adviesbureau GITP. Medio 2003, begin 2004 rijpte het idee, waarna hij het uitprobeerde op een school. Toen dit experiment succesvol bleek, heeft hij het nodige materiaal aangeschaft: vier camera’s en vier laptops met bewerkingsprogramma’s. Scholen die de workshop willen doen, nemen zelf contact op met Peter Jansen of via intermediaire instellingen voor cultuureducatie die de workshop in hun aanbod voor scholen hebben opgenomen. Het Montessoricollege in Oosterbeek kwam in contact met Peter Jansen via Edu-Art, de provinciale bemiddelende instelling voor Gelderland. De workshop op het Montessoricollege vond plaats tijdens de regulier ingeroosterde uren CKV1 van de HAVO-leerlingen. Docente Wemmers heeft van te voren de tafels (in clusters) in het klaslokaal klaargezet, zoals afgesproken met Jansen. De groepjes zijn spontaan geformeerd, Wemmers had geen indeling gemaakt.
Kosten De workshop kost € 500 per dagdeel, omgerekend ongeveer € 20 per leerling (uitgaande van twee groepen van 12 leerlingen). Dit bedrag is gebaseerd op de kosten die Jansen maakt. Hij heeft voor de workshops laptops, camera’s en programmatuur moeten aanschaffen. Daarnaast zitten in dit bedrag reiskosten en materiaalkosten (elke keer nieuwe klei). Hij realiseert zich dat het, gezien de beschikbare gelden per schooljaar per leerling, best prijzig is, maar hij wil kostendekkend werken. Peter Jansen kan worden betaald met CKV-bonnen. Het Montessoricollege betaalde de kosten voor de workshop aan Edu-Art met CKV-bonnen, aangevuld met geld uit het cultuurbudget van de school. De workshop bevalt prima De workshop is goed verlopen en Ellen Wemmers en haar leerlingen zijn erg enthousiast. Wemmers: ‘Wat ik sterk vind, is dat het resultaat nog dezelfde dag te zien is op een website. Daarnaast is het een activiteit die in één dagdeel kan worden uitgevoerd met een goed product als resultaat. Het is
hard werken voor de leerlingen, maar het resultaat is er wel naar.’ Ze heeft de workshop met haar leerlingen voorbereid door uitleg te geven over wat animatie is en door een aantal voorbeelden van verschillende manieren van animatie te tonen. Tot slot vindt ze het prettig dat Peter Jansen over alle materialen beschikt, waardoor de organisatorische voorbereiding gering is. Komend schooljaar zal hij zeker weer gevraagd worden om een of meer workshops te verzorgen, dan ook voor VMBO-leerlingen. Jansen overweegt om de workshop iets aan te passen, namelijk door geluid aan de filmpjes toe te voegen, omdat dat erg belangrijk is bij de beleving van film. Voorbeelden Ga voor voorbeeldfilmpjes naar www.peterjansen-art.com > Animatie > Workshop > Workshop. Marie-José Kommers is projectleider bij Cultuurnetwerk Nederland.
Cultuurnetwerk Nederland, Stichting Lezen en Erfgoed Nederland selecteren jaarlijks een aantal projecten die naar hun idee extra aandacht verdienen. Het zijn goede voorbeelden van projecten die culturele instellingen hebben ontwikkeld voor het onderwijs. Ga voor meer informatie naar www.projectloketcultuur.n/onderwijs+.asp.
39
mei 2009-5
mei 2009-5
Kunstvakken, single of samen? vo
Gerrit Dinsbach Toont de onderwijsinspectie belangstelling voor kunstvakken? In de regio Eindhoven is dat duidelijk het geval door de expositie In beeld: kunstvak als examenvak moge-
lijk te maken. Het ging om examenwerk, gemaakt op een dozijn VO-scholen in de regio. De plek waar je de honderd werkstukken kon bekijken, was het Inspectiekantoor Eindhoven.
Het is natuurlijk altijd de moeite waard te zien wat er op andere scholen gebeurt, maar de opening op 11 maart was bovendien interessant vanwege enkele bijzondere activiteiten: inspirerende presentaties en lezingen. Zo presenteerden leerlingen van het Elde College in Schijndel enkele AV-animaties en lichtten twee leerlingen van het Christiaan Huygens College in Eindhoven hun eigen werk toe, niet alleen een beschrijving van het eindproduct, maar ook hun gedachten tijdens het werkproces. Voor de volwassen toehoorders klonk het opvallend helder en professioneel. Tussendoor gitaar en zang van een leerlinge van het Pleincollege Van Maerlant in Eindhoven (eindexamenvak muziek). Ook al niet onprettig om aan te horen en eventueel nogmaals te beluisteren op www.myspace.com/sarahsmusicnl. In de uitnodiging voor de opening stond een toelichting op het thema van de twee lezingen Kunstvakken, single of samen. Dat thema was een verwijzing naar de lezing Een brug te ver??? van Folkert Haanstra (gepubliceerd in Dramaforum van november 2008, pagina 13 e.v. en een bewerking ervan in Kunstzone van januari 2009, pagina 9 e.v.). Inspecteur Yvonne Leenen vertelde in haar openingswoord dat de sprekers als leidraad de volgende vragen hadden: Wat is het perspectief voor de kunstvakken? In welke mate blijven ze als aparte of geïntegreerde vakken bestaan? Hieronder volgen korte beschrijvingen van wat ter sprake is gebracht. Diederik Schönau beet het spits af met een lezing waarin hij zichzelf en de toehoorders enkele pittige vragen voorlegde. Vragen waarover je flink moet doordenken. Hij gaf ook behoorlijk wat argumenten ter overweging. Gelukkig, want niet alleen de vragen, maar ook de antwoorden zijn essentieel voor de richting waarin onze vakken zich kunnen ontwikkelen. En daarmee voor de uiteindelijke plaats van kunst in het onderwijs. Zijn bewerkte betoog staat in het artikel hierna. Daarin staat uitgebreid de aanleiding voor zijn vragen en is ook de onderbouwing voor zijn visie beschreven. Kunstvakken als verplichte examenvakken Diederik legde zijn gehoor het volgende voor: - Waarom mogen sommige leerlingen een kunstvak als examenvak kiezen en is er geen verplichting voor alle leerlingen? Wat leert ons een vergelijking met de huidige verplichte vakken? De functie van bijvoorbeeld Engels en wiskunde is instrumenteel, terwijl die van maatschappijleer en CKV/KCV algemeen vormend is.
40
- Bij CKV gaat het om ervaren en waarderen van kunst. Moet daarnaast het leren maken en begrijpen van kunst verplicht worden? Wat is eigenlijk de algemene functie van een profielvak en daarbinnen van kunst als profiel vak? Is een kunstvak als examenvak nuttig en noodza kelijk voor een succesvolle carrière in het vervolgonder wijs? Wat leert ons het gegeven dat bij muziek en dans er veel buiten de school moet worden geoefend? Is dus verplichten binnen het profiel onzin? - Moet een leerling die kunst in het pakket neemt er affiniteit mee hebben en - omdat leerlingen dat niet altijd hebben - is dat een argument om het niet verplicht te stellen? Bedoelen we met affiniteit eigenlijk dat een leerling talent voor een kunstvak moet hebben om het als examenvak te kiezen? Of heeft verplicht een ander doel: brede vorming op een bepaald niveau? In het laatste geval moeten erwel leerstofconsequenties getrokken worden. - Waar denken we concreet aan als we het over kunst hebben? Het lijkt er soms op dat het maken en beleven ervan zich beperkt tot een aparte kunstwereld en dito publiek. Moeten we in het onderwijs niet als doel hebben: gerichtheid op maken en begrijpen van kunst (inclusief taal) als aspect van een brede en intellectuele en vaardig heidsvorming? Diederik poneerde die laatste vraag als stelling met de volgende vier argumenten: 1. Leren vormgeven aan emoties, meningen en gedachten is een aspect van het groeien van puber naar volwassene. 2. Ons denken is niet altijd rationeel, want emoties/zintuigen spelen een belangrijke rol; daarnaast de vermogens om zich in te leven in anderen en in zichzelf (zelfbeeld). Dergelijke intelligenties (zie Gardnerstheorie van meervoudige intelligenties) worden volop benut door kunstenaars. Kunstvakken kunnen een en ander doelgericht ontwikkelen. 3. Belang van culturele vorming in de zin van je openstellen voor gedachten/ideeën in onze maatschappij over werkelijkheid. Kunstenaars spreken zich in hun werk uit over de werkelijkheid waarin wij leven. 4. Zoeken naar unieke vormen en presentaties is kenmerkend voor kunst: het kan altijd anders. Het creatief proces is een zoekproces naar kwaliteit waarin je leert denken met je zintuigen.
Yvonne Leenen Foto: Thea Vuik
Antoine Gerrits Foto: Thea Vuik
Het ontwikkelen van een kwaliteitsbewustzijn is niet alleen van belang voor kunstenaars, maar voor iedereen. Want in veel beroepen en in de wetenschap spelen voortdurend nieuwe situaties, eisen en inzichten een rol. Vanuit deze visie is het wenselijk dat alle leerlingen de kans krijgen een kunstvak te volgen om er examen in te doen. Meer dan gemiddeld Antoine Gerrits zette eerst de ontwikkelingen van de afgelopen jaren op een rijtje. Naar aanleiding van de nota Ruimte laten en keuzes bieden van minister van der Hoeven vond alleen het SBKV dat Kunst een verplicht kernvak moest zijn in het profiel Cultuur & Maatschappij. Alle andere partijen - schoolleiders, besturen, decanen, leerlingen (LAKS), universiteiten (VSNU) en HBO-raad - wilden Kunst niet verplicht. Ook vond men de twee soorten kunstvakken - oude en nieuwe stijl - vreemd, ingewikkeld en duur. Maar het Ministerie van OCW wacht initiatief af vanuit de kunstvakken zelf. Het SBKV streeft naar inhoudelijke vernieuwing en vakstructuurwijziging en misschien wordt een verkenningscommissie ingesteld die de problemen en mogelijkheden inventariseert, bijvoorbeeld inhoud en structuur van de examens (zoals een eventueel CPE) en een keuze oude stijl/ nieuwe stijl. Daarnaast duikt steeds vaker het begrip CultuurProfielSchool op. Waarom bestaan er eigenlijk dergelijke scholen? Het gaat niet alleen om PR, maar in de eerste plaats om structurele verbanden met het curriculum. Concreet gaat het om aansluiten bij leerwensen van leerlingen op het gebied van kunst en cultuur. Dat geeft een inhoudelijke impuls aan het curriculum van de kunstvakken, bijvoorbeeld het aanbieden van extra kunstdisciplines en thema’s. Die bieden meer mogelijkheden aan talenten van leerlingen. Het effect op het schoolklimaat is zonder meer positief. Een CultuurProfielSchool wordt je niet vanzelf: er moet een Cultuurprofielplan worden opgesteld, met daarin onder andere een beschrijving van de visie op cultuur, uitwerking in de programmering, met welke partners wordt samengewerkt (andere scholen, musea, enzovoorts), hoe communicatie ten behoeve van draagvlak en visie plaatsvindt en hoe evaluatie en ontwikkeling worden georganiseerd. Iedereen weet hoe mooi plannen eruit kunnen zien, maar
tussen plan en uitvoering kan soms een flinke kloof zitten. CultuurProfielSchool is daarom een beschermd label en er is in 2007 een Vereniging Cultuurprofielscholen opgericht die onder andere zorg draagt voor visitaties bij toetreding en om de vier jaar. Die visitatie vindt overigens ook door leerlingen plaats! Binnenkort zijn op www.cultuurprofielscholen.nl de resultaten te vinden. Of een school nu kunstvakken als examenvak aanbiedt en/of CultuurProfielSchool is; scholen met kunst in het vaandel zijn meer dan gemiddeld. En dat laatste werd - hoe kan het ook anders - vanuit de zaal niet tegengesproken.
Examenwerkstuk in Inspectiekantoor Eindhoven Foto: Thea Vuik
41
mei 2009-5
mei 2009-5
Kunstvakken als verplichte examenvakken vo
Diederik Schönau De afgelopen jaren is er vanuit de vakverenigingen krachtig gepleit voor een verplicht stellen van een kunstvak in het profiel Cultuur & Maatschappij. De vraag die je
dan moet stellen is, waarom het belangrijk is dat sommige leerlingen zich op examenniveau verplicht met een kunstvak moeten bezig houden? Bijvoorbeeld: waarom niet alle leerlingen? In ons eindexamensysteem is een deel van de vakken verplicht voor iedereen, een deel verplicht (dan wel zeer wenselijk) voor leerlingen die een bepaalde vervolgopleiding willen kiezen (de zogenaamde profielvakken) en tenslotte is er een deel dat bestaat uit keuzevakken waarmee de leerling zijn vakkenpakket moet completeren. Verplichte examenvakken zijn óf instrumenteel van karakter (Nederlands, Engels, tweede moderne vreemde taal en wiskunde) óf algemeen vormend (maatschappijleer, CKV, ANW). CKV als verplicht examenvak heeft het grote voordeel, dat alle leerlingen met zeer uiteenlopende kunstvormen in contact komen en leren zich daarvoor open te stellen. Dit gebeurt op een leeftijd dat deze leerlingen in staat zijn zich bewust te oriënteren op wat de wereld hen aan kunst heeft te bieden en ook veel gerichter in staat zijn hun eigen smaak te ontwikkelen. Het leren ervaren en waarderen van allerlei kunstvormen is in deze multiculturele en geïndividualiseerde maatschappij geen vanzelfsprekendheid meer. Gelukkig vervult het voortgezet onderwijs hier door middel van het vak CKV een dure en mooie plicht. De volgende vraag is of het leren maken en begrijpen van kunst verplicht moet zijn of niet. Met de invoering van de Tweede Fase werd door de wetgever aanvankelijk beoogd de kunstvakken CKV2,3 in het HAVO en VWO tot een verplicht (keuze)vak te maken in het profiel Cultuur & Maatschappij. Dat is uiteindelijk om allerlei redenen niet doorgegaan. Die ambitie is in 2007 definitief door het ministerie gesmoord. Maar wat is de rationale om een kunstvak binnen een profiel te verplicht te willen stellen? Wat is eigenlijk de functie van een profielvak? Profielvakken zijn vooral bedoeld als gewenste voorbereiding op verwant vervolgonderwijs. De relatie tussen de exacte vakken enerzijds en technische, medische en natuurwetenschappelijke vervolgopleidingen anderzijds is hierbij het duidelijkst. Het behalen van een eindexamen waarin bepaalde vakken zijn opgenomen is voor een aantal studies dan ook een voorwaarde. Op het nut van die verplichting valt overigens wel iets af te dingen, want je kunt met een 5 voor wiskunde in principe ook natuurkunde gaan studeren, hoewel dat niet is aan te raden. Voor alle overige examenvakken, inclusief de kunstvakken, is die relatie met het vervolgonderwijs veel minder helder. Dit geldt voor de vakkenkeuze ten behoeve van een vervolgstu-
42
die in de sociale wetenschappen, rechten, economie, talen, de humaniora én de kunstvakken. Een profiel kan dan ook niet worden gezien als een verzameling vakken die noodzakelijk zijn voor een succesvolle carrière in het vervolgonderwijs. Wat betreft de kunstvakken is deze noodzaak tot nu toe ook nooit het uitgangspunt geweest. Voor toelating tot het conservatorium is een eindexamen muziek ook geen voorwaarde. Die kandidaten zullen buiten school hun talenten al veel eerder en veel specifieker moeten hebben ontwikkeld, willen ze kans maken op toelating. Voor dans is deze buitenschoolse voorbereiding evident. Voor toelating tot een kunstvakopleiding op het gebied van drama of beeldende vormgeving ligt dit anders, maar ook daar is het behalen van het bijbehorende examenvak geen voorwaarde. Het volgen van een kunstvak in het HAVO of VWO kan dus niet als voorwaardelijk worden aangemerkt voor het volgen van een kunstvakopleiding. Het is dan ook niet logisch te willen pleiten voor een verplicht kunstvak in één specifiek profiel. Sterker nog: door de kunstvakken te willen koppelen aan het profiel Cultuur & Maatschappij blijven de kunstvakken gevangen in het vooroordeel, dat kunst alleen iets met cultuur te maken heeft, wat dat dan ook moge zijn. Het ontwikkelen van de vaardigheden die via de kunstvakken worden aangesproken, is minstens zo belangrijk, misschien nog wel belangrijker, voor leerlingen die een exact, technisch of welk ander vak dan ook gaan studeren. Ik wil dan ook liever pleiten voor een verplicht kunstvak in elk profiel. Je moet dan wel zorgen dat leerlingen in hun hele schoolcarrière zich al actief met kunst hebben beziggehouden en dat leerlingen op examenniveau ook kunnen kiezen voor een kunstvak waar zij zich het beste in kunnen uitdrukken. En, om het voorstel maar meteen compleet te maken: vormgeven door middel van taal hoort wat mij betreft ook nadrukkelijk tot het gebied van de kunstvakken. Het is goed in gedachten te houden dat het einddiploma van het voortgezet onderwijs allereerst aangeeft dat de leerling een brede vorming heeft gehad op een bepaald niveau. Het gekozen profiel is daarbinnen een versmalling van het pakket dat leerlingen aan de ene kant ongetwijfeld beter voorbereidt op mogelijke vervolgstudies, maar het is aan de andere kant ook een middel om ze te verlossen van vakken waar ze weinig affiniteit mee hebben.
Diederik Schönau en Yvonne Leenen Foto: Thea Vuik
Dit begrip affiniteit verdient een korte nadere beschouwing. In de taakopdracht aan de profielcommissies, van 12 maart 2004, vroeg de toenmalig minister van OCW, Maria van der Hoeven, de profielcommissie te adviseren over de mogelijkheid te komen tot een verplicht kunstvak in het profiel Cultuur & Maatschappij, op voorwaarde dat, en ik citeer, ‘de keuzemogelijkheden voor leerlingen in dit profiel met weinig affiniteit met kunst niet onnodig mogen worden beperkt’ (Eindrapport van de Profielcommissies: Kennis, kwaliteit en keuze in de tweede fase, Eindadvies, september 2007, pp. 109-114). Een curieuze voorwaarde, want mensen tot iets verplichten zonder hen daarbij te beperken, is logisch onmogelijk. Deze merkwaardige voorwaarde gold niet voor vakken als wiskunde of Engels die ook voor iedereen verplicht zijn, terwijl er toch heel wat mensen zijn die weinig affiniteit hebben met die vakken. Het woord affiniteit is in dit verband volgens mij niets anders dan een eufemisme voor het woord talent, de dooddoener waarmee in het verleden de kunstvakken altijd leken te zijn voorbehouden aan een specifieke groep leerlingen. Het is mijns inziens juist kenmerkend en belangrijk voor een brede vorming, dat je ook dingen leert waar je geen affiniteit mee hebt, laat staan talent voor moet hebben. Kortom, affiniteit als voorwaarde stellen voor de keuze van een examenvak is onwenselijk. Blijft de vraag waarom het wenselijk is op examenniveau een vak te volgen dat zich richt op het maken en begrijpen van kunst.
Allereerst beschouw ik hierbij het kunstbegrip veel breder dan wat traditioneel onder Kunst met een grote K wordt verstaan. Het traditionele kunstbegrip - en zeker het westerse begrip Kunst - heeft de wereld en de werkwijzen van kunstenaars langzamerhand in een positie gemanouvreerd, waarin het maken en beleven van Kunst zich lijkt te beperken tot een aparte kunstwereld en dito publiek. Maar Kunst is een specifieke variant van veel bredere cognitieve vaardigheden die voor iedereen elke dag van belang zijn. Wat mij betreft ligt het nut van de kunstvakken dan ook in de brede intellectuele vorming en in de tijdige ontwikkeling van bepaalde vaardigheden die voor alle opleidingen en beroepen en voor het dagelijks leven relevant zijn, niet alleen voor de wereld van de kunsten. En die vorming moet doorgaan tot aan het eindexamen. Ik baseer mij voor deze stelling op vier argumenten. Ten eerste is de periode van de middelbare school de tijd waarin kinderen zich ontwikkelen tot jonge volwassenen. Er is alle reden om te bepleiten, dat leerlingen in die gehele periode de kunsten als een instrument ter beschikking hebben in dit proces van volwassenwording. Zoals steeds duidelijker wordt (en wat pedagogen allang wisten) is, dat het puberbrein volop in ontwikkeling is en dat het - letterlijk - leren vormgeven aan emoties, meningen en gedachten voor hen een cruciaal element is in hun groeiproces. In dat groeiproces spelen artistieke uitdrukkingswijzen een centrale rol. Noem mij één leerling in
43
mei 2009-5
mei 2009-5
intelligentie. Hij onderscheidt onder meer een ruimtelijk-visuele, een muzikale en een sensomotorische intelligentie. Kunstenaars weten als geen ander hoe je door middel van deze intelligenties betekenissen, ideeën en gevoelens kunt overdragen. Gardner onderscheidt nog twee andere intelligenties die in dit verband van belang zijn: de inter- en intrapersoonlijke intelligenties. Vanuit zijn biologische oorsprong heeft de mens het vermogen ontwikkeld zich in te leven in andere mensen - de interpersoonlijke intelligentie - en in zijn eigen gedachtewereld - de intrapersoonlijke intelligentie. Verschijnselen als sympathie en zelfbeeld zijn aspecten van onze intelligentie. Ook deze intelligenties worden volop ontwikkeld en benut door kunstenaars. Wil er werkelijk van algemeen vormend onderwijs sprake zijn, dan zullen al deze intelligenties in het onderwijs doelgericht aan bod moeten komen, niet alleen de talige en wiskundige intelligenties. Examenwerkstuk in Inspectiekantoor Eindhoven Foto: Thea Vuik
het voortgezet onderwijs die zich niet bezighoudt met muziek, dans, mode, vormgeving of met zijn rol als medemens in deze maatschappij. Wij moeten deze natuurlijke fascinatie en uitdrukkingsvormen en de sociale behoeftes die daaraan ten grondslag liggen, niet zien als een verschijnsel in de marge van het onderwijs, maar er doelgericht gebruik maken. Niet om leerlingen te beperken in hun spontane zoektocht, maar om ze te helpen ontdekken hoe je via de kunsten veel gerichter en met meer succes vorm kunt geven aan wat je bezighoudt. Die kunst van het vormgeven kan niet vroeg genoeg geleerd worden, want alles in het leven draait om vormgeven: we geven allemaal dagelijks vorm aan ideeën, processen, oplossingen, gevoelens en relaties. Waarom zou je de ontwikkeling van deze fundamentele vaardigheden en aandriften niet mede richting geven in het onderwijs, wanneer er zowel psychologisch als sociaal van een gevoelige periode sprake is? Ten tweede spelen in de kunsten processen een rol die bij de andere vakken te weinig aan bod komen, maar die voor een brede vorming van essentieel belang zijn. In ons westerse scholingsmodel besteden wij - overigens terecht - veel aandacht aan taal en rekenen. Taal is ons belangrijkste communicatiemiddel en goede taalbeheersing is een essentiële voorwaarde voor het verwerven van nieuwe kennis en het vergroten van sociale mogelijkheden. Maar taal is niet eenduidig en in het verwerven van een andere taal leer je al snel dat de werkelijkheid in een andere taal soms heel anders benoemd, gezien en ervaren wordt. Rekenen en wiskunde zijn van groot belang in veel wetenschappen en in het dagelijks leven. Wiskunde stimuleert ook zindelijk en logisch redeneren. Dat de natuur zich in wiskundige termen laat vangen en begrijpen is eigenlijk heel bijzonder. Dit heeft bijvoorbeeld geresulteerd in Einsteins mooiste formule E=mc2. Maar natuurkundigen en wiskundigen zijn de eersten om te erkennen dat de wereld minder logisch en
44
voorspelbaar in elkaar zit dan op het eerste gezicht lijkt. Wiskunde en taal zijn symboolsystemen, die ongelofelijk krachtig zijn en die ons ook veel voordelen hebben gebracht. Dankzij het rationele en analytische denken is de menselijke cultuur in zeer korte tijd geëvolueerd van een jagerscultuur naar een uiterst complexe cultuur waarin wij langer leven, minder last hebben van onze fysieke beperkingen en ook minder geplaagd worden door de ongemakken en beperkingen die de natuurlijke omgeving aan ons oplegt. Maar taal en wiskunde zijn niet onze enige symboolsystemen. Het cognitieve deel van het menselijk brein in het algemeen, en het intelligentiebegrip in het bijzonder, werkt niet zo logisch emotieloos als eerder werd gedacht. Bij het verwerven van kennis en vaardigheden spelen niet alleen feitenkennis en gerichte vaardigheidsoefening een rol. Ook al zouden wij willen dat wij de wereld om ons heen altijd rationeel en consistent benaderen, de werkelijkheid is weerbarstiger. Ten eerste blijkt ons denken niet altijd zo rationeel te zijn en is het veel meer verknoopt met gevoelens dan we dachten en wellicht ook meer dan ons lief is. De neuroloog Antonio Damasio is de bekendste pleitbezorger voor de theorie dat emoties geen bijverschijnsel zijn van ons krokodillenbrein, maar een noodzakelijke aspect van kennisverwerving. Ten tweede spelen onze zintuigen een veel intelligentere rol dan vaak wordt gedacht. Onze ogen en oren zijn niet enkel doorgeefluikjes van impulsen van buitenaf die wij vervolgens in ons brein rationeel verwerken tot zinvolle informatie. Door hun biologische opbouw geven onze zintuigen direct vorm aan de impulsen die zij waarnemen en die vorm geeft een directe betekenis aan wat wij ervaren. Tenslotte blijkt de menselijke intelligentie veel complexer dan het traditionele intelligentiemodel doet vermoeden. In zijn langjarig onderzoek naar de verschillende menselijke symboolsystemen is de psycholoog Howard Gardner uitgekomen op een theorie van meervoudige
Het derde argument om kunstvakken tot aan het eindexamen een vaste plaats te geven in het onderwijs, is hun belang voor de culturele vorming van leerlingen. En hiermee bedoel ik niet de vorming van leerlingen tot een publiek dat in staat is van kunst te genieten en hiermee het eigen leven te verrijken. Ik bedoel de vorming tot burger die zich openstelt voor de ideeën en de gedachten die in onze maatschappij een rol spelen en die bepalend zijn voor de cultuur waarin wij leven. Want behalve dat kunst aanspreekt door zijn vorm, emoties en zeggingskracht, spreken kunstenaars zich via hun kunst uit over de werkelijkheid waarin wij leven. Kunst is een belangrijk middel om de werkelijkheid te leren begrijpen en de kracht van kunst is, dat dit begrip met artistieke middelen via onze zintuigen wordt overgebracht. Dat behelst ook veel meer dan het leren duiden van betekenissen van kunstwerken op basis van filosofische of kunsttheoretische kennis. Als het begrijpen of overdragen van die theoretische kennis het enige doel zou zijn van kunst, dan worden kunstwerken illustraties bij een theorie. Maar mogelijk het belangrijkste argument om kunstvakken een prominente plaats te geven in het gehele onderwijs is, dat in de kunsten sprake is van het voortdurend zoeken naar unieke vormen en presentaties. In de kunsten zie je en leer je, dat er nooit één juiste oplossing is. Er bestaat geen kunstwerk dat twee keer is bedacht. Elk kunstwerk weerspiegelt daarmee dat de omstandigheden waarin het ontstaat uniek zijn, bepaald door de lokale fysieke situatie, de cultuur waarin de kunstenaar werkt en de bedoeling die een kunstenaar met zijn werk heeft. In de kunst leer je, dat het altijd anders kan, en - heel belangrijk - ook beter. Je leert dat de gevonden oplossing al of niet beantwoordt aan wat je voor de geest stond. Je kunt de eisen waaraan een te maken kunstwerk moet voldoen - of dit nu een roman, een schilderij, een toneelstuk, een gebouw, een danswerk of een muzikale compositie is - vooraf beschrijven, maar in de praktijk zal blijken dat wat er uiteindelijk ontstaat, anders is dan wat je vooraf had bedacht. Wat er al doende ontstaat, genereert zijn eigen dynamiek. Het proces van vormgeven kenmerkt zich door een voortdurend bijstellen, veranderen, toevoegen en weglaten, totdat de maker besluit dat het product klaar is. Dit proces
doet een beroep op een groot aantal cognitieve vaardigheden, waarin emoties en zintuigen een grote rol spelen. In dit soort leerprocessen wordt het gevoel voor kwaliteit ontwikkeld, dat niets anders is, maar ook niets minder, dan dat je weet wat je doet. Dat weten is niet altijd in woorden uit te drukken, maar zit besloten in het handelen zelf en daarmee in het gehele lichaam van degene die iets doet of maakt. Om kunst te kunnen maken moet je leren denken met je zintuigen en dus met je hele lichaam. Iets voelt goed aan, ziet er goed uit, klinkt goed, spreekt aan. Dit zijn geen vaardigheden die alleen langs rationele weg verworven kunnen worden, integendeel. Het zijn vaardigheden die met name door het actief bezig zijn met artistieke vormgevingsproblemen worden ontwikkeld. Het zijn ook geen vaardigheden die alleen voor de kunsten van belang zijn. Ze zijn van belang voor iedereen. Juist ook om deze reden zouden kunstvakken in het VMBO een grote rol moeten spelen. Het VMBO leidt leerlingen al in een vroeg stadium op voor een wereld waarin zij allerlei praktische beroepen zullen gaan uitvoeren. In veel van die beroepen is het ontwikkelen van een gevoel voor kwaliteit - het weten wat je doet - van cruciaal belang. Dit gevoel voor kwaliteit betreft alle aspecten van het beroep, van het feitelijk handwerk tot het omgaan met klanten. In het VMBO - en in het gehele beroepsonderwijs - wordt gewerkt aan het ontwikkelen van competenties. Dezer dagen ligt het competentiegerichte onderwijs als meest wenselijke onderwijsvorm in het beroepsonderwijs onder vuur. Het competentiegerichte onderwijs zou gebaat zijn bij een benadering waarin niet alleen gedacht wordt in termen van beroepssituaties en al of niet wenselijk vormen van professioneel gedrag, maar ook in termen van het ontwikkelen van kwaliteitsbewustzijn. Het gaat erom dat leerlingen leren begrijpen wat ze doen en leren nadenken over wat zij doen. Want als je weet wat je doet, ben je competent. Kunstenaars werken haast per definitie altijd vanuit dit perspectief: ze weten meestal precies wat ze doen. Zij weten ook dat de uitkomst van wat ze doen altijd nieuw is en vaak anders dan wat ze vooraf hadden bedacht. Deze ervaring geldt overigens voor bijna iedere professional, in welk vak dan ook. De onzekerheden nemen toe naarmate je op een hoger abstractieniveau werkzaam bent. Want in veel beroepen en in de wetenschap spelen voortdurend nieuwe situaties, eisen en inzichten een rol. Je kunt je daarop voorbereiden door het aanleren en ontwikkelen van allerlei kennis en vaardigheden, maar wat telt is het kunnen omgaan met onzekerheid, het openstaan voor nieuwe mogelijkheden en het ontwikkelen van inzicht, visie en vormgevingsvaardigheden. Het zou wenselijk zijn als alle leerlingen in hun gehele schoolcarrière vanuit deze visie de kans krijgen een kunstvak te volgen, tot aan hun eindexamen toe. Dit is een bewerkte versie van een lezing gegeven ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling In beeld: kunstvak als examenvak in het gebouw van de Inspectie van het onderwijs te Eindhoven op 11 maart 2009.
45
Voor het onderwijs Galimathias Musicum KV 32 zit in de collectie van het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag en is in 1766 door Wolfgang Amadeus Mozart op 10-jarige leeftijd in Den Haag gecomponeerd ter gelegenheid van de inhuldiging van Prins Willem V als de nieuwe stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Tijdens de festiviteiten aan het hof in Den Haag behoorde de familie Mozart tot de genodigden. Wolfgang speelde er verschillende van zijn ‘Haagse’ composities. Ook Galimathias werd onder zijn leiding uitgevoerd door leden van de Hofkapel. Mozart speelde daarbij zelf de basso continuo partij en de solo op het clavecimbel. De digitale versie van Galimathias Musicum is te horen en de toelichting van een handschrift van Mozart is te zien op de site. www2.nederlandsmuziekinstituut.nl/ galimathias
Onder redactie van Wil en Hans Weikamp
Doen InZicht van Jan Geerling is een site voor het bekijken van mooie steden met heel veel informatie en het gratis downloaden van stadswandelingen. Bijvoorbeeld de Walter Süskind-wandeling door de voormalige Joodse wijk van Amsterdam (4 km, ook in mp3), de wandeling door historisch Enkhuizen (4 km, ook in mp3), de wandeling door de historische marinevesting Hellevoetsluis (3,7 km), de stadswandeling door de oudste delen van Amersfoort (5,8 km), de ANWBwandeling door Den Bosch (7,5 km), het Rondje Dordt (7 km), de wandeling door de vestingstad Heusden (3,7 km), de wandeling door de godvrezende stad Kampen (4 km) en de Nassau-wandeling door Leeuwarden (in mp3). www.xs4all.nl/~jangrlng/stadswandeling. html KunstVaarRoute in Amersfoort biedt dit jaar in het thema De schoonheid van het verschil een combinatie van varen (de stad zien), kunst zien en stadse natuur. De vaarroutes worden uitgevoerd door Waterlijn, een vrijwilligersorganisatie die met hun boten van 19 mei tot november dagelijks honderden mensen door de grachten van Amersfoort vaart. Voor de KunstVaarRoute is een speciale route uitgezet die de oostelijke en westelijke vaarroute combineert en in het kader
46
Maak een filmpje over Europa
van Amersfoort 750 jaar via de Voorde vaart. De Voorde is de doorwaadbare plek aan de Eem waar Amersfoort zijn bestaansrecht aan ontleend. Tevens is er in dezelfde periode een scholenproject. www.kunstvaarroute.nl, Amersfoort Limburgs Museum roept enthousiaste docenten geschiedenis (cultureel erfgoed) op die vrijwillig willen deelnemen aan een klankbordgroep. Deze groep buigt zich kritisch over de invulling van de nieuwe, vaste presentatie ‘Limburg ontstaat’ die vanaf maart 2010 geopend zal worden. Het betreft deelname aan twee vergaderingen, verspreid over een jaar. Interesse? Neem contact op met Esther Leenders: (077) 3522112. www.limburgsmuseum.nl, Limburgs Museum Venlo Maak een filmpje over Europa is een wedstrijdpakket dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken speciaal voor docenten kunstvakken en CKV heeft samengesteld. Het bestaat uit een overzichtelijke docentenhandleiding met lessuggesties, leerlingenmateriaal met de spelregels, achtergrondinformatie en tips voor het maken van hét winnende filmpje. Het leerlingenmateriaal is zo opgezet dat leerlingen ook zelfstandig aan de slag kunnen, in de les(sen) zelf, maar vooral ook erbuiten. Het bevat ook fraaie freecards (om uit te delen) en een poster (om op te hangen) over de filmwedstrijd. De eerste wedstrijdronde eindigt op 30 april. Voor de tweede wedstrijdronde kunnen deelnemers hun filmpje inzenden t/m 31 oktober. www.europahoortbijnederland.nl
Om te plannen STIP met jongerenaanbod 2009-2010 voor VMBO, HAVO en VWO bevat onder andere: - De Boodschapper voor het gehele VO vanaf 13 jaar door BEER. In het kader van 65 jaar Bevrijding is het mogelijk om de voorstelling te boeken vanaf half april t/m Bevrijdingsdag 2010. Het stuk is gebaseerd op het gelijknamige boek van Kader Abdolah. Oude rot Peter Faber komt tegenover een jonge actrice te staan als onderzoeksjournalisten die de opdracht hebben het leven van Mohammed zo helder en objectief mogelijk te reconstrueren. Net zoals bij erfgenamen van Mohammeds gedachtegoed het geval is, raken ook de gemoederen
STIP: BEER - De tuinen van herinnering
van de twee journalisten geregeld oververhit en al snel wordt duidelijk dat ze hun eigen beschouwelijke mening over de ‘kale feiten’ niet buiten beeld kunnen laten. Speelperiode: januari t/m maart 2010. Duur: 75 minuten. Maximaal 250 leerlingen. Locatie: theater. - De Tuinen van de herinnering voor het gehele VO door BEER met als thema humor als beste wapen in tijden van angst en agressie. Michel schaamt zich dood voor zijn vader en diens eigenaardige gewoonte om zich te verkleden als clown. Dan onthult de broer van zijn vader een familiegeheim. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de twee broers na het plegen van een verzetsdaad in een leemput geworpen en overgeleverd aan een Duitse bewaker. Dit onaangename avontuur kreeg echter een onverwachte wending en de essentie van het leven werd blootgelegd, met de dood in het vizier. Naar de roman van Michel Quint. Speelperiode: november t/m januari 2010 en half april 2010 t/m 5 mei 2010. Duur: 60 minuten. Maximaal 250 leerlingen. Locatie: theater. - Ticket to Paradise voor het gehele VO vanaf 15 jaar door DOX. Een theatrale dansvoorstelling gebaseerd op de Perzische theatertraditie Tazië, volksvoorstellingen met verhalen uit het dagelijks leven, vol abrupte omslagen van verdriet naar geluk, van angst voor de dood naar martelaarschap, een begrafenis die verandert in een bruiloftsfeest. Over het zoeken naar houvast in een veeleisende wereld zonder je dromen op te geven. Concept en choreografie: Sassan Saghar Yaghmai. Spel en dans: verteller, acteur en twee dansers. Speelperiode: januari t/m maart 2010. Duur: 60 minuten. Maximaal 200 leerlingen. Locatie: theater. - Toneel voor het gehele VO vanaf 14 jaar door MAX/Jetse Batelaan. Een voorstelling die we eigenlijk niet durven te spelen. Wij kunnen niet zingen maar doen het toch. In feeërieke kostuums komen we op uit het ballenhok. Wij zijn prinsen. Wij zijn ridders. Schor en in gescheurde trainingspakken, worden wij verliefd. Jullie mogen lachen, maar zo bedoelen we het niet. Toneel is een veel te mooie voorstelling over schoonheid. Een gymzaal gevuld met een hoogromantische opera. Spel en muziek: Carola Bärtschiger, René Geerlings, Martin Hofstra e.a. Speelperiode: februari t/m april 2010. Duur: 70 minuten. Maximaal 120 leerlingen. Locatie: gymzaal.
Audax Textielmuseum
Theatergroep MAX neemt een eigen tribune mee. - Shaffy voor kinderen voor onderbouw van HAVO en VWO door STELLA Den Haag. Geïnspireerd door het levensverhaal van Ramses Shaffy beschrijft Hans van den Boom de avonturen van deze zanger, bezien door de ogen van twee Amsterdamse meeuwen die over de stad vliegen en af en toe neerstrijken om de mensen gade te slaan. Net als in veel liederen van Shaffy staat het thema vriendschap centraal: hoe die kapot kan gaan, maar ook hoe die uiteindelijk weer goed kan komen. Met tien weergaloze liedjes van Ramses Shaffy in een bijzondere bewerking. Muzikale uitvoering: drie muzikanten. Speelperiode: januari t/m april 2010. Duur: 65 minuten. Maximaal 200 leerlingen. Locatie: theater. www.stipproducties.nl, STIP producties Amsterdam
Educatieve activiteiten Audax Textielmuseum biedt de mogelijkheid actief kennis te maken met het vernieuwde museum. Kies uit één van programma’s van de Textielacademie en ontdek hoe dynamisch het Textielmuseum is: erfgoededucatie, kunst en vormgeving, techniek. Het Textielmuseum biedt verschillende programma’s voor het PO. Een programma bestaat vaak uit een rondleiding en een workshop. Het Textielmuseum als Museum in Bedrijf is een ideaal uitgangspunt voor de diverse onderwijsvormen en vakken. Zowel textielgeschiedenis, techniek, beeldende kunst en vormgeving kunnen afzonderlijk maar ook in samenhang worden behandeld. Ook voor het VO is Museum in Bedrijf een ideaal uitgangspunt voor de diverse onderwijsvormen en vakken. Zowel textielgeschiedenis, techniek, beeldende kunst en vormgeving kunnen afzonderlijk, maar ook in samenhang worden behandeld. www.textielmuseum.nl -> Textielacademie -> Onderwijs Aphrodites beauty case onthult t/m 31 december in een museumroute in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden schoonheidsgeheimen uit de oudheid. De route begint met een kleine tentoonstelling en loopt aansluitend door het hele
Aphrodites beauty case: Rozen met parfumflesje
museum. De rondwandeling gaat over de vaste presentaties van het museum en voert langs luxe toiletensembles van Romeinse, Griekse en Egyptische dames, afbeeldingen van beeldschone godinnen op Griekse vazen, Etruskische spiegels, cosmeticaflesjes, kohlpotjes en damesportretten. Groepen vanaf 30 personen kunnen op dinsdag, woensdag of donderdag een lezing boeken over schoonheid in de oudheid. De lezing duurt 30 tot 40 minuten en wordt gegeven door Ruurd Halbertsma, conservator collectie klassieke wereld van het museum. U kunt telefonisch reserveren via (071) 5163163. www.rmo.nl -> Actueel -> Tentoonstellingen -> Aphrodites beauty case, Rijksmuseum van Oudheden Leiden Open Source Amsterdam is van 9 mei t/m 11 juli de eerste internationale kunstbiënnale in de openbare ruimte in Amsterdam Zuidoost en gratis te bezoeken. Een drie kilometer lange route tussen NS-station Bijlmer-Arena en metrostation Kraaiennest voert de bezoeker langs veertien werken. Belangrijk onderdeel van de biënnale is het betrekken van bewoners en scholen bij deze bijzondere gebeurtenissen. De diverse educatieve trajecten spelen hier effectief op in, zowel voor PO als VO. Het thema fungeert als middel bij het herontdekken van de ‘oude’ buurt en het doorzien van bepaalde structuren uit de omgeving. In alle actieve en receptieve onderdelen uit het educatieprogramma spelen plekken een voorname rol en wordt er een koppeling gemaakt met hetgeen die plekken aandragen aan kunst, historische, sociale, architectonische en culturele aspecten. Hiertoe is een ondersteunende DVD ontwikkeld. Naast een ‘Amsterdam-programma’ is het ook voor overige scholen uit Nederland mogelijk om in de periode van 9 mei t/m 11 juli in te schrijven voor een rondleiding langs de kunstwerken en deze met de Cultuurkaart te betalen. Prijs hiervoor is € 75,-- voor een groep van 15 personen. Bel (020) 6008610 voor meer informatie over de verschillende mogelijkheden voor scholen of kijk op de site. www.opensourceamsterdam.nl Docschool biedt drie nieuwe DVD-boxen met zeer uiteenlopende thema’s en met speciaal ontwikkeld lesmateriaal voor het
Theater in de Krant
Actief met ckv
Actief met ckv
Blad uit Galimathias Musicum KV 32
gehele onderwijs: 1) Media in Beels is bedoeld voor 4,5,6HAVO/VWO met drie documentaires. Bij elke documentaire wordt in het lesmateriaal stilgestaan bij de inhoud, het productieproces en de thematiek van de documentaire. Het bijbehorende lesmateriaal (pdf) is te downloaden. 2) Werelddocumentaires: Deze DVD-box is tot stand gekomen in samenwerking met Oxfam Novib en bevat 4 documentaires. Het bijbehorende lesmateriaal is te downloaden. 3) Echt gebeurd: 15 jeugddocumentaires verzameld voor het PO en brugklas VMBO/HAVO/VWO. Al bijna een kwart eeuw maakt Villa Achterwerk bijzondere jeugddocumentaires. Deze DVD-box is zeer geschikt voor het gebruik in de klas, met name voor groep 6, 7 en 8 en de brugklas. U kunt de documentaires dus inzetten bij de leergebieden Oriëntatie op jezelf en de wereld en/of Kunstzinnige oriëntatie. Op Docschool kunnen de leerlingen ter voorbereiding de introductieles Wat is een doc? doen. Ook is voor docenten op de site een aantal tips te vinden om met de documentaires aan de slag te gaan. www.docschool.nl -> Docspecials
Theater in de Krant is nieuw gratis lesmateriaal van Krant in de Klas gericht op het theater. Dit is te bestellen en te downloaden via de webshop van Stichting Krant in de Klas. Deze lesbundel begint met algemene opdrachten, waarna de leerlingen recensies analyseren en een voorstelling bezoeken om vervolgens zelf een recensie te schrijven. Dit materiaal sluit goed aan bij de eindtermen en kerndoelen van Nederlands en CKV in het VO. De opdrachten uit de bundel zijn ook als losse opdrachten te downloaden. www.krantindeklas.nl -> Nieuw gratis lesmateriaal Theater in de Krant
www.CKplus.nl: overzicht van bijna 400 lopende exposities, informatie op trefwoord over 1200 musea www.CKplus.nl/extra7.html: overzicht van culturele manifestaties en exposities www.CKplus.nl/extra12.html: 190 stadswandelingen en kunstroutes
[email protected]: voor reacties en opgave gratis CKplus.nl-nieuwsbrief
47
Examenevaluaties
Kunstvakken voor VMBO
Kunstvakken voor havo en vwo
Beeldend voor VMBO, kunstvakken 2
Beeldend voor HAVO en VWO (oude stijl)
De VLBV en NVTO organiseren samen de besprekingen van de
De VLBV en NVTO organiseren samen de besprekingen van de
Centrale Examens beeldende vakken.
Centrale Examens beeldende vakken.
Contactpersoon VLBV: Els Otten-Oomen, (0318) 417711,
Voor HAVO: Contactpersoon VLBV: Yvonne Lebbink,
(06) 25051619,
[email protected]
(0113) 323820,
[email protected]
Om 18.30 uur zullen broodjes worden geserveerd.
Voor VWO: Contactpersoon VLBV: Wim Majoor, (035) 5257408,
[email protected] Bij beide zullen om 18.30 uur broodjes worden geserveerd.
plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
ma 25 mei
Weg der Verenigde Naties 1
17.30-20.00 u
plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
3527 KT Utrecht
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
wo 27 mei
(030) 2927777
Weg der Verenigde Naties 1
17.30-20.00 u
routebeschrijving: www.domstad.nl
3527 KT Utrecht
HAVO
(030) 2927777
di 9 juni
Dans voor VMBO, kunstvakken 2
routebeschrijving: www.domstad.nl
De NBDK organiseert de bespreking van het Centrale Examen
dans. Contactpersoon NBDK: Erna Slagtand, (0162) 439369,
[email protected]
Kunst algemeen voor HAVO
17.30-20.00 u VWO
Het SamenwerkingsBeraad KunstVakken SBKV (dans, drama, plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
muziek en beeldend) organiseert deze bespreking van het
Utrecht
De Kargadoor
di 2 juni
examens Kunst algemeen voor HAVO.
Oudegracht 36
15.00-18.00 u
Contactpersoon SBKV: Leontine Broekhuizen,
Utrecht
(026) 3511596,
[email protected]
Om 18.30 uur zullen broodjes worden geserveerd.
(030) 2310377
Van 20 tot 21 uur praten we na met elkaar en met de
Drama voor VMBO, kunstvakken 2
genodigden van CEVO en Cito.
De BDD organiseert de bespreking van het Centrale Examen drama. Contactpersoon BDD: Bas Jacobs, (030) 2760099,
plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
[email protected]
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
di 26 mei
Weg der Verenigde Naties 1
17.30-20.00 u
datum en tijd
3527 KT Utrecht
Kunst algemeen
Utrecht Faculteit Theater
wo 3 juni
(030) 2927777
Janskerkhof 18
18.00 u
routebeschrijving: www.domstad.nl
(met broodjes)
Plaats
school/gebouw/adres
(030) 2312690
Muziek voor VMBO, kunstvakken 2
Muziek voor HAVO en VWO (oude stijl)
De VLS organiseert de besprekingen van de Centrale Examens
De VLS organiseert de besprekingen van de Centrale Examens
muziek. Contactpersoon VLS: Nicky Selen, (075) 6158637,
muziek. Contactpersoon VLS: Nicky Selen, (075) 6158637,
[email protected]
[email protected]
plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
plaats
school/gebouw/adres
datum en tijd
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
di 2 juni
Utrecht
Dependance Hogeschool Domstad
di 2 juni
Weg der Verenigde Naties 1
17.00-19.00 u
Weg der Verenigde Naties 1
13.00-15.00 u
3527 KT Utrecht
3527 KT Utrecht
HAVO
(030) 2927777
(030) 2927777
di 2 juni
routebeschrijving: www.domstad.nl
routebeschrijving: www.domstad.nl
48
15.00-17.00 u VWO