Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
Inhoudsopgave
1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 31 maart 2010……………...3
2.
Ingekomen stukken van derden………………………………………………………..…..4
A.1
Kaderstelling bezuiniging. ...................................................................................... 4
1
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
2
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der Koningin Griffier: mevrouw E. Veldman, waarnemend griffier Aanwezig zijn 40 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), B.P.A. Blom (SP), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), W. Haasken (VVD), mevrouw O.G. Hartman-Togtema (VVD), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), E.J. Luitjens (VVD), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), J. Meesters (VVD), mevrouw F. Mete (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), R. Sangers (SP), mevrouw M.R. Schalij (PvdA), mevrouw K.R. Schraagen (VVD), mevrouw C. Sciacca-Noordhuis (SP), mevrouw J. Siersema-Venema (GroenLinks), mevrouw G. van der Sluis-Huisman (ChristenUnie), H.J.B. Spoeltman (PvdA), H. Staghouwer (ChristenUnie), mevrouw F. Stavast (GroenLinks), H.T. Stavenga (PvdA), R. Stevens (ChristenUnie) C. Swagerman (SP), mevrouw L. van der Tuin-Kuipers (CDA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: F.A.M. Keurentjes (CDA), H.J. Flokstra (SP), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD). Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: P.M. De Bruijne, J.C. Gerritsen, M.J. Jager, D.A. Hollenga, W.J. Moorlag, R.A.C. Slager. Opening De VOORZITTER: Dames en heren, goedemorgen. Ik open deze vergadering van Provinciale Staten van Groningen en heet u allen, inclusief de mensen op de publieke tribune, van harte welkom! Tenslotte hebben we een onderwerp waar velen uit onze Groninger samenleving bij betrokken zijn, meningen over hebben geuit, invloed op uit willen oefenen en gevolgen van zullen ondervinden en is het begrijpelijk dat zij zich hier aanwezig tonen. We hebben vandaag één jarige in ons midden, Sandra Beckerman. Provinciale Staten zingen ‘Lang zal ze leven’ voor het jarige Statenlid. De VOORZITTER: Dit lied is dan ook gelijk op internet uitgezonden. Er is al een aantal keren geoefend met de opnames, maar dit is de eerste keer dat we gaan testdraaien met streaming. Iedere belangstellende kan op dit moment of op een later moment meeluisteren en meekijken met dit debat. Beelden kunnen later weer teruggehaald worden. Dat kunt u ook voor uzelf doen als u denkt dat u een lerend Statenlid wilt zijn. U kunt dan naar uzelf kijken en dat geldt voor mij net zo. We gaan ervan genieten. Even de praktische kant. Het is nuttig erom te denken dat u niet per ongeluk de microfoon van een ander gebruikt, want anders is uw hoofd wel zichtbaar, maar staat er een andere naam onder. Als je wilt interrumperen, wacht dan even met indrukken van de microfoon op mij, want anders druk je de ander weg. We hebben één centraal onderwerp. Dat is bijzonder aan deze Statenvergadering vanmiddag en vanavond, maar dat is dan ook niet een gering onderwerp, namelijk de invulling voor de bezuinigingsoperatie voor de komende jaren. Bij uitstek een politiek, democratisch onderwerp waar verschillende keuzes in mogelijk zijn. Eind vorig jaar is er in de commissie Bestuur en Financiën al uitvoerig over gesproken. Toen lag er een GS werkscenario voor. Dat was allemaal nog heel globaal. Straks moet dat nader geconcretiseerd worden in de Voorjaarsnota. We zitten nu in een fase waarin bedoeld is om in deze vergadering de contouren en een aantal politieke keuzes voor dit moment te formuleren om daarmee de zaken duidelijker te maken. De besluittekst in de vorm van aanvullende voordracht, die vrij recent naar u toe is gekomen, omdat we daarmee in verband met de dingen die ondertussen gewijzigd waren, helder hadden wat de laatste stand is, maar in die laatste stand is een typefout geslopen. Daar stond tot 2012 en dat moet zijn tot 2020. Ik wijzig hem bij dezen. Er is een bericht van verhindering ontvangen van de heer Keurentjes en de heer Flokstra. Mevrouw Hazekamp komt mogelijk iets later.
3
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 1.
Ingekomen stukken van derden:
De VOORZITTER: Nagekomen is een e-mail van de heer K.T. Meier te Zuidhorn. Dit bericht is uitgedeeld en is een vervolg op brief 1c en ik stel voor om die brief in handen te stellen van GS ter afdoening. De andere voorstellen staan erbij. Voorgesteld wordt de volgende stukken in handen van de commissie Economie en Mobiliteit te stellen: a. E-mails van de heer P.C.J. Muijzert, Oude Pekela over de N33. (zijn spoedshalve geagendeerd voor de commissie EM op 31 maart) Voorgesteld wordt het volgende stuk voor kennisgeving aan te nemen: b. Brief van de Directeur Bestuurder Woonserve, mede namens andere instellingen van 10 maart 2010 over Noord-Nederland Koplopergebied duurzame nieuwbouw, EPC van 0,5 c. Brief van de heer K.T. Meier, Zuidhorn over bebording i.v.m. aanleg fietspad langs de N355; d. Brief van de Nationale ombudsman van 17 maart 2010 met het verslag van 2009 Voorgesteld wordt het volgende stuk voor kennisgeving aan te nemen: e. 'Anonieme' brief over het 'Van Neteldoorns Nederlanderschap' Verband. Zonder beraad en/of stemming wordt conform de voorstellen besloten. De VOORZITTER: We hebben met elkaar gezegd dat als elke fractie zo’n 13 minuten zou krijgen, iedereen goed zijn verhaal kwijt kan. Globaal is gezegd een indeling aan te houden van 9 en 4 minuten, maar uiteindelijk is het aan de betrokkene om dat anders in te delen. Er zullen zoveel moties en amendementen zijn dat ik nu al kan voorzien dat enige reactie van fracties op elkaar nodig is, ook buiten de interrupties. Je hebt dus enige tijd nodig, ook in de tweede ronde. A.1
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 8 december 2010, nr. 2009-71184, GMO, over de kaderstelling voor de bezuinigingen (nummer 40/2009) en de aanvullende voordracht van 23 maart 2010, nr. 2010-21532, GMO (nummer 40a/2009, (inclusief het amendement van de SP-fractie (letter A).
De VOORZITTER: Aan de orde is de vorengenoemde voordracht, de aanvullende voordracht en het amendement van de SP dat u op uw tafel heeft aangetroffen. Gistermiddag is er ook nog een e-mail binnengekomen die u ook op uw tafel heeft aangetroffen. Het gaat om een bericht van de voorzitter van de Stichting Sensoor Groningen Drenthe. Die brief kan ook bij de beraadslaging worden betrokken. Verder hebben we de volgende stukken: Brief van de Streekraad Oost-Groningen van 11 januari 2010; Brief van het Watersportverbond van 19 januari 2010; Brief van RECRON en HISWA van 2 december 2009; Brief van Marketing Groningen van 11 februari 2010; Brief van de directie van CMO Groningen van 28 januari 2010. Brief van GS van 10 februari 2010, nr. 2010-13331/6/A.16, GMO betreffende beantwoording vragen gesteld door de fracties van GroenLinks en de PvdA Advies van de Ondernemingsraad d.d. 10 en 18 februari jl. met bijlagen en een reactie van de provinciesecretaris van 15 maart op dit advies van de OR Brief voorzitter Presidium van 15 maart 2010 m.b.t. bezuinigingen op de Statenbegroting 2010. De heer SANGERS: Voorzitter, even voor de goede orde. Van ons amendement is alleen de eerste pagina rondgedeeld. De VOORZITTER: Het zal alsnog worden verspreid en dan volledig. Aldus. De verspreiding van de moties zal straks ook even tijd kosten. Een aantal mensen heeft al dingen van elkaar gezien, maar omdat wij formeel nog niets ingediend hebben gekregen, kunnen wij ze geen nummer geven en verspreiden. Dan kan straks wel. We hebben dat wel gedaan met amendement A, maar die poging is blijven steken bij de eerste pagina, maar dat wordt hersteld. Ik check nu even wie de woordvoerders zijn.
4
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Ik stel voor dat we de eerste termijn van de kant van de Staten helemaal afwerken. Daarna zouden we zo rond 16.30 uur, als er niet heel veel interrupties zijn, een theepauze kunnen houden. Dat geeft GS de kans nog even te consulteren. Dat lijkt mij correct en verstandig voor GS. Daarna volgt de eerste termijn van GS tot ongeveer 18.00 uur, waarna gegeten wordt in het atrium tot 19.30 uur. Van 19.30 uur tot 20.30 uur is dan de tweede termijn van de Staten. Eventueel is er dan nog een schorsing als dat nodig is voor de beantwoording of voor fractieoverleg. Rond 21.15 uur is de tweede termijn van GS. Met stemmingen, vaststellingen en besluiten zou het ongeveer rond 21.30 uur moeten kunnen zijn afgerond. Ach, het is zo maar 24 uur. Ik zou zeggen: zet hem op! Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, deze dag blijft in mijn herinnering staan als de dag van € 35 miljoen. Nooit eerder heeft onze provincie voor een bezuinigingsoperatie van deze grootte gestaan en het is maar de vraag of het hierbij blijft. Het Rijk heeft een door het CPB op € 29 miljard geraamde taakstelling. Wanneer het bij het Rijk regent, druppelt het stevig na bij decentrale overheden. Ook provincie en gemeenten zullen niet buiten schot blijven. Voor de provincie is het onzeker hoe de herverdeling van het Provinciefonds gaat uitpakken. Het toekomstig provinciale belastinggebied is onduidelijk en de rijksbezuinigingen hebben ook nog een open einde. Sterker nog, we weten niet eens welke coalitie zich over deze bezuinigingen zal gaan buigen. Kortom, de politieke weersverwachting is een schip met zure appels, terwijl het schip met geld nog niet in zicht is. De discussie over de rollen en de taken van de provincie is actueel. Terecht, want het binnenlandse bestuur is aan herijking toe. Bestuurlijke drukte, democratische legitimatie. De wens tot verregaande decentralisatie en taakdifferentiatie tussen en over overheden en de voortgaande ontwikkelingen op Europees niveau, maken dat we hiermee aan het werk moeten. Het belangrijkste uitgangspunt voor mijn fractie zal zijn: een eigen belastinggebied en een open huishouding voor iedere bestuurslaag, ook voor de provincie. Na ondertekening van het Bestuursakkoord zijn de provincies in onderhandelingen met het Rijk over decentralisatie van taken. De samenwerking tussen provincies hierin brengt mij bij het onderwerp scharde services. Wij vragen het College om haar gedachten over de mogelijkheden van scharde services en de bijbehorende efficiency toe te vertrouwen aan Provinciale Staten, ook in relatie tot het binnenhalen van rijkstaken. De bezuinigingen dwingen ons tot het maken van keuzes. Een van de keuzes is dat de provincie geen generiek beleid kan blijven voeren op bijvoorbeeld de gebiedsgerichte aanpak en op sociale vraagstukken die zich bovenlokaal voordoen. Er zal op deze onderwerpen regiospecifiek moeten worden gaan ingezet. Waar leggen wij dan de prioriteiten? De PvdA-fractie is het eens met de instelling van een reserve leefbaarheid. U hoort het goed. Ik zeg niet een ‘reserve leefbaarheid krimpgebieden’. Hoewel wij het uitgangspunt steunen dat deze reserve specifiek voor de krimpgebieden wordt ingezet, zouden er zich in de toekomst ook elders in de provincie significante maatschappelijke vraagstukken bovenlokaal kunnen ontwikkelen. We weten dat in de krimpgebieden een aanzienlijke maatschappelijke opgave ligt. Deze opgave is te groot voor de betreffende individuele gemeenten en met de reserve leefbaarheid kan de provincie samen met het Rijk, maar ook met woningbouwcorporaties, onderwijsinstellingen en zorginstellingen, de krachten bundelen in zowel ruimtelijk, economisch als sociaal opzicht. Dat vraagt om meer dan alleen extra herstructurering van de woningvoorraad. Dat vraagt ook om goede spreiding van voorzieningen en het op peil houden van de leefbaarheid. Daarvoor zijn extra investeringen nodig van alle betrokken overheden en zullen ondanks de bezuinigingen alle registers moeten worden opengetrokken. Maar mochten zich in de toekomst in andere delen van de provincie grote maatschappelijke opgaven voordoen, dan zal wat ons betreft opnieuw gekeken moeten worden naar de prioriteitstelling in de reserve leefbaarheid. Voorzitter, voorgaande betekent voor mijn fractie in de financiële kaderstelling het volgende: de voeding van de reserve leefbaarheid, jaarlijks op te hogen van € 2 miljoen naar € 3 miljoen. Hiertoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen ter behandeling van de voordracht van 8 december 2009 inzake kaderstellingen voor de bezuinigingen en de aanvullende voordracht van 23 maart 2010, constaterende dat: - het College voorstelt een reserve leefbaarheid in te stellen,
5
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
overwegende dat: - bevolkingsdaling over de gemeentegrenzen reikt en de aard en omvang van de knelpunten die hierdoor ontstaan een robuuste inspanning van de provincie rechtvaardigen; - de middelen uit de reserve benut worden voor het aanpakken van leefbaarheidvraagstukken, samen met gemeenten, op het terrein van wonen, onderwijs, zorg, en sociaaleconomische vitalisering, spreken uit dat: - de reserve leefbaarheid jaarlijks gevoed wordt met € 3 miljoen, ingaande 2011, gedekt voor de jaren 2011 en 2012 door een verlaging van de voorgestelde frictiekosten. Daarna zal de dekking via de prioritering in de "meevallers" worden bereikt en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Mansveld en mevrouw Schalij (PvdA), de heer Brouns (CDA) en de heer Staghouwer en de heer Stevens (ChristenUnie). De motie krijgt nr. 1, wordt verspreid en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, ook de reserve leefbaarheid behoeft kaders. Wat betreft mijn fractie zijn dit de volgende kaders … De heer SANGERS: Voorzitter, even een vraag aan mevrouw Mansveld. De eerste twee jaar wilt u dat extra miljoen dekken uit de mindere frictiekosten van € 1 miljoen. Als we naar de voordracht van het College kijken en naar de oorspronkelijke frictiekosten, was de vrijval van onze diverse projecten onvoldoende om die frictiekosten af te dekken en zat er dus in de voordracht een regel om te kijken naar te heroverwegen projecten. Op het moment dat we nu die verlaging van de frictiekosten benutten voor een miljoen, denk ik dat we weer met hetzelfde probleem zitten waar het College oorspronkelijk mee zat. Hoe kijkt u daar tegenaan? Mevrouw MANSVELD: Wij zitten niet met dat probleem. Wij zullen de frictiekosten zodanig verlagen dat de dekking Leefbaarheidsfonds voor de eerste € 2 miljoen kan plaatsvinden. Daar kom ik verderop op terug. Voorzitter, ook de reserve leefbaarheid behoeft kaders. Wat betreft mijn fractie zijn dit de volgende kaders. Wij vinden dat deze reserve leefbaarheid ingezet moet worden in de krimpgebieden. Wijziging van inzet van middelen vraagt om een Statenbesluit. Zowel aard- en nagelvaste investeringen als sociale investeringen, oftewel ‘zachte’ investeringen. Uit het fonds geen bijdragen aan exploitaties. Wat ons betreft het fonds cofinanciering, bij voorkeur 50-50%, maar op basis van een gemotiveerde aanvraag door een gemeente of bijvoorbeeld een maatschappelijke instelling kan hier wat ons betreft gemotiveerd van afgeweken worden met een maximum van 75% provinciale cofinanciering uit deze reserve. De in de voordracht genoemde procesbegeleiding en deskundigeninhuur betreffen wat ons betreft sociaaleconomische vraagstukken. Bij de Integrale bijstelling wordt door het College jaarlijks achteraf per project inzicht gegeven in de bestedingen uit de reserve. Voorzitter, de wettelijke taken. Er is al veel gezegd, in meerdere commissies, over de 5% korting op de wettelijke taken. In de stukken van oktober staat dat men eerst een kaderstelling van 5% van de Staten akkoord wil hebben om deze vervolgens in te kunnen vullen en te bezien wat hiervan de kwaliteitseffecten zijn, terwijl mijn fractie juist wil zien wat de kwalitatieve en kwantitatieve effecten zijn van een gemiddelde van 5% bezuiniging op de wettelijke taken, om te kunnen beoordelen of zij dit een reëel percentage vindt. Inmiddels is er een nadere toelichting gegeven in de brief van 24 maart 2010. Echter, ook hier blijft het bij een overzicht waarbij we geen vinger achter de kwalitatieve en kwantitatieve consequenties van die 5% krijgen. Mijn fractie vraagt het College dan ook om een aanvullende rapportage over de consequenties van de korting van 5%, zodat wij op basis van deze informatie het percentage op waarde kunnen beoordelen. De programma’s. Recreatie en toerisme. In de commissie Economie en Mobiliteit heeft u van onze fractie al kunnen vernemen dat wij de bezuinigingen op recreatie en toerisme een fors bedrag vinden. Een eigen budget binnen het programma Economie is wat ons betreft niet meer aan de orde, wel willen wij dit beleidsthema terugzien in een breder programma Economie. De motie die hiertoe later ingediend zal worden, steunen wij dan ook.
6
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Airport Eelde. In het programma Ondernemen Groningen wordt ook weer inzichtelijk dat de bijdrage Airport Eelde per 2012 afloopt. Het heeft even geduurd, maar inmiddels begint het erop te lijken dat de laatste hordes om de baan te kunnen verlengen genomen zijn. De provincie is aandeelhouder en op basis van de Businesscase Eelde betrokken bij dit proces. Mijn fractie wil ruim voor afloop van de bijdrage inzicht hebben in de actuele stand van zaken met betrekking tot deze business case. Hiertoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen ter behandeling van de voordracht van 8 december 2009 inzake kaderstellingen voor de bezuinigingen en de aanvullende voordracht van 23 maart 2010, constaterende dat: - de financiële ondersteuning aan Groningen Airport Eelde ad € 308.000 eindigt per 2013, overwegende dat: - Groningen Airport Eelde een economische en bereikbaarheidsfunctie vervult in de regio; - de belangrijkste obstakels voor baanverlenging zijn weggenomen; - de provinciale betrokkenheid gestoeld is op de businesscase van Groningen Airport Eelde, verzoeken het college: - de Businesscase Airport Eelde in samenwerking met de provincie Drenthe te herijken en de uitkomsten hiervan aan de Staten voor te leggen en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is getekend door mevrouw Mansveld (PvdA), de heer Batting (PvdA), de heer Brouns (CDA), de heer Staghouwer en de heer Stevens (ChristenUnie) en de heer Luitjens (VVD). De motie krijgt nr. 2, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer VAN DER PLOEG: Ik heb een vraag over de strekking van de motie en de status die het nieuwe businessplan voor de PvdA dient te hebben. Is dat louter en alleen gericht op de compensatie van het verlies die volgens het contract in 2013 ophoudt te bestaan of wil de PvdA daarmee dan ook de besluitvorming over vervolginvesteringen ter discussie stellen? Mevrouw MANSVELD: Dat zijn twee goede vragen. Het hangt af van de uitkomst van de business case. Wij willen het plaatje zien hoe de Business Case Airport Eelde eruit gaat zien. Ik heb begrepen dat ook u enkele vragen heeft over de situatie bij Airport Eelde en dat u die vraag inmiddels heeft gesteld. Wij willen graag een nieuwe business case zien om te weten welke keuzes wij willen en kunnen maken. De heer VAN DER PLOEG: En dat betekent dus niet alleen maar over de verliescompensatie. Mevrouw MANSVELD: Nee, dat betekent ook de business case in zijn geheel en hoe Airport Eelde haar eigen toekomstperspectief ziet. Cofinanciering. Een belangrijk uitgangspunt in de voorliggende voordracht is de bezuiniging op de reserve provinciale meefinanciering van € 11,5 miljoen, terug naar het oorspronkelijke bedrag van € 4,5 miljoen. Ook hier blijkt weer de impact van de benodigde bezuinigingen voor de regio. Ook deze keuze valt zwaar, temeer daar het bedrag niet lang geleden is opgehoogd. Door het multipliereffect van dit geld betekent het een veel grotere uitname uit de middelen voor economische structuurversterking. Daarom steunen wij de opname van de middelen voor cofinanciering zoals genoemd door het College in de te verwerken mee- en tegenvallerslijst. Hierbij benadrukken wij meteen het belang van een maximale benutting van de Europese programma’s Het is nu meer dan ooit van belang dat iedere eurocent cofinancieringgeld wordt gematched en geïnvesteerd in de provincie. Vorige week heeft Noord-Nederland zich in Brussel gepresenteerd met de vijf economische speerpunten van onze regio. Kan het College aangeven of er mogelijkheden zijn tot nadere krachtenbundeling in noordelijk verband, met de koepels van de grote economische sectoren, om Europese middelen binnen te halen?
7
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 In de voordracht staat dat het sociaal beleid van de provincie niet op de huidige wijze wordt voortgezet. Onder andere de gebiedsgerichte aanpak stopt na 2012. De PvdA ziet dit met lede ogen aan, maar steunt deze keuze. We vragen het College om bij de plannen die samen met de gemeente in deze gebiedsgerichte aanpak worden gemaakt voor de periode 2011 en 2012, al te anticiperen op deze beëindiging. Zodoende kunnen deze twee jaar gebruikt worden om bovenlokale problemen in beeld te brengen om hier alvast gezamenlijk op in te zetten. De PvdA is enthousiast over de transformatie van het CMO naar een Sociaal Cultureel Planbureau. Juist de monitoring en ondersteuning bij grote maatschappelijk opgaven, is voor de provincie onmisbaar. Wij moedigen het College aan om ook met de provincies Drenthe en Friesland te kijken naar samenwerking op dit gebied. Al bij de bespreking van de vier werkscenario’s in oktober jl. heeft mijn fractie gesproken over de overheadkosten van gesubsidieerde instellingen. Huisvesting, personeelskosten, et cetera, kunnen bij inkrimpen van organisaties onevenredig hoge posten worden. Verhuizen kan dan noodzakelijk zijn. Als voorbeeld heb ik toen genoemd het Zorgbelang en het Huis voor de Sport. Met als suggestie deze wederom te huisvesten in het bedrijfsverzamelgebouw waar nu het CMO in is gehuisvest. Natuurlijk gaan de Staten niet over huisvesting van gesubsidieerde instellingen, maar de PvdA-fractie vraagt wel een inspanning van de gedeputeerde om ook dit soort suggesties bij het bespreken van de Begroting met gesubsidieerde instellingen niet achterwege te laten. Wellicht is ook verhuur mogelijk van vrijvallende delen van het provinciehuis. Mijn fractie is blij dat het College er alsnog voor gekozen heeft de basisvoorziening sport in de benen te houden, met € 200 duizend. Echter, niet duidelijk is hoe dit vorm gaat worden gegeven. Kan het College hier iets over zeggen? Frictiekosten. In de commissie is hierover een stevige discussie gevoerd. Niet alleen de frictiekosten, maar ook de inhuur van derden is uitgebreid besproken. Voor wat betreft de inhuur van derden staat een overzicht in de aanvullende brief. De conclusies die het College zelf aan dit overzicht verbindt en de te verwachten ontwikkelingen voor inhuur van derden, is dat inhuur op vrijwel alle posten zal afnemen. Kan het College aangeven met welk percentage of met welk bedrag de verwachte daling is en op welke termijn? Inmiddels hebben we ook een overzicht gekregen van de onderbouwing van de hoogte van de frictiekosten. Mijn fractie heeft dit besproken en vindt dat er eerst voor ruim € 7 miljoen beschikbaar moet worden gesteld aan het apparaat voor frictiekosten. Daarenboven kan van het reguliere jaarlijks ter beschikking staande scholingsbudget van rond de € 1 miljoen gebruik worden gemaakt voor herom- en bijscholing. In de aankomende tijd kunnen de onzekerheden worden omgezet in zekerheden en kan er een inzichtelijker bedrag voor de werkelijke kosten ontstaan. Het personeelsbeleid van gesubsidieerde instellingen is wat ons betreft niet des provincies. Ook is de probleemstelling over waar het om gaat bij deze instellingen onvoldoende en met betrekking tot de frictiekosten dienen wij dan ook de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen ter behandeling van de voordracht van 8 december 2009 inzake kaderstellingen voor de bezuinigingen en de aanvullende voordracht van 23 maart 2010, constaterende dat: - het college in de voordracht financiële kaderstelling een raming doet voor frictiekosten van € 11 miljoen, overwegende dat: - er op basis van de informatie beschikbaar vooreerst een reservering van € 7 miljoen inclusief onvoorzien en afronding voldoende is voor de te ontstane frictiekosten; - er bij de om- bij en herscholing en plaatsing van medewerkers ook gebruik gemaakt kan worden van het reguliere scholingsbudget dat de organisatie jaarlijks ter beschikking heeft; - het personeelsbeleid van subsidierelatie vooreerst een eigen verantwoordelijkheid is van deze organisatie; - de reservering van € 2 miljoen voor frictiekosten bij gesubsidieerde organisaties niet aannemelijk is gemaakt op basis van een probleemstelling en de staten eerst geïnformeerd willen worden over de eventuele instellingen die een beroep willen doen op steun van de provincie in dezen;
8
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 -
dat uiteraard op een goede, conform CAO of andere geldige afspraken, wijze afscheid genomen dient te worden van medewerkers, maar dat daarbij indrukken van gouden handdrukken onwenselijk is,
spreken uit dat: - de reservering frictiekosten van € 11 miljoen vooreerst wordt teruggebracht naar € 7 miljoen waarbij er jaarlijks door het College bij de Rekening verantwoording wordt afgelegd over de in dat jaar gemaakte frictiekosten in de eigen organisatie; - de Staten geïnformeerd worden in een gemotiveerd overzicht over de instellingen die provinciale subsidie ontvangen en in bijzondere gevallen recht menen te hebben op een provinciale bijdrage en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Mansveld (PvdA), de heer Bultje (PvdA), de heer Brouns (CDA), de heer Staghouwer en de heer Stevens (beiden van de ChristenUnie) en de heer Luitjens (VVD). De motie krijgt nr. 3, wordt verspreid en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, tot slot van mijn betoog het hoofdstuk ‘Verwerken van meevallers en tegenvallers’. In de prioriteitstelling van de meevallers wil mijn fractie wijzigingen aanbrengen. Voor wat betreft de afkoopsommen wegen, wil mijn fractie die, zoals al jarenlang gebruik is in deze Staten, verwerken bij de Rekening. Wij zien een extra toevoeging van € 1 miljoen aan de reserve leefbaarheid prioritair nr. 1. Ook de nog in te dienen motie over recreatie en toerisme in het reguliere programma Economie verdient financiële ondersteuning en wat ons betreft wel met € 300 duizend, een derde van het bezuinigde bedrag. Voorzitter, hiertoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen ter behandeling van de voordracht van 8 december 2009 inzake kaderstellingen voor de bezuinigingen en de aanvullende voordracht van 23 maart 2010, constaterende dat: - het College in de voordracht voorstellen doet over de manier waarop omgegaan wordt met financiële meevallers en tegenvallers, overwegende dat: - de afkoopsommen wegen tot op heden verwerkt worden via de Rekening; - de financiële prioriteiten aan dienen te sluiten bij de beleidsmatige prioriteiten, spreken uit dat: - zij de prioritering van de meevallers bij de Begroting als volgt rangschikt: 1. voeding reserve Leefbaarheid Krimpgebieden met 1 miljoen extra vanaf 2013; 2. toevoeging van 300.000,- aan het algemene programma Economie mits het beleidsterrein Recreatie en Toerisme aan dit programma is toegevoegd; 3. het creëren van minimaal € 2 miljoen per jaar aan flexibel budget; 4. van het resterend overschot: a. 50% aanwenden om de ruimte voor cofinanciering via de reserve Provinciale Meefinanciering incidenteel te laten groeien totdat dit het niveau van totaal maximaal € 7 miljoen per jaar heeft bereikt; b. 50% voor versterking van de vermogenspositie - zij bij de Rekening jaarlijks: 1. de afkoopsommen wegen verwerkt en 2. eventuele verdere meevallers bij de Rekening toegevoegd wil zien conform de prioritering bovenstaand en gaan over tot de orde van de dag.” De VOORZITTER: De motie is ondertekend door mevrouw Mansveld en de heer Bultje (beiden van de PvdA), de heer Brouns ( CDA) en de heer Staghouwer en de heer Stevens (beiden van de ChristenUnie). De motie krijgt nr. 4, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging.
9
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De heer LUITJENS: Voorzitter, in deze motie en ook in de bijdrage van mevrouw Mansveld wordt gesproken over een bedrag van € 300 duizend vergezeld gaand van het opnemen van toerisme en recreatie in het programma Ondernemend Groningen. In de discussie in de commissie over ditzelfde onderwerp, werd het bedrag van € 100.000 genoemd dat nodig was om de sector recreatie en toerisme op het minimum niveau te handhaven. We zitten natuurlijk toch in een bezuinigingsoperatie. Waar gaat u het meerdere, die € 200 duizend die u ook daar naartoe laat vloeien, op inzetten? Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, onze redenering is een hele andere geweest. Wij hebben gezegd: er wordt € 1 miljoen bezuinigd. Een groot deel ook nog uit marketing en promotie en wij vinden het reëel dat een derde van dat bedrag in de benen blijft, bij voorkeur toegekend aan marketing en promotie, maar wij kunnen ons ook voorstellen dat er zeer relevante kleine projecten zijn in de provincie die hiermee te maken hebben en die daarmee dan ook gesubsidieerd blijven. De heer SANGERS: Voorzitter. Als u het hebt over de prioriteitstelling als het gaat om het rekeningresultaat, vooropgesteld dat dat een positief resultaat is, heb ik dan goed begrepen dat u zegt dat afkoopsommen wegen prioriteit nr. 1 is en dat daarop het lijstje in de volgorde zoals u net genoemd heeft, volgt? Mevrouw MANSVELD: Nee voorzitter, wat wij gezegd hebben is dat er bij de Begroting wellicht eerst meevallers kunnen ontstaan en dat we eerst de prioriteitstelling Leefbaarheidsfonds en recreatie en toerisme, dan flexibel budget en dan het verdere rijtje ingeboekt willen hebben bij de Begroting. Vervolgens zoals altijd bij de Rekening prioritair, zoals altijd, de afkoopsommen wegen. We hebben het opgesplitst in de meevallers en te verwerken tegenvallers bij de Begroting en bij de Rekening. De heer SANGERS: Terugkomend op de frictiekosten. U zegt dat het College voorstelde € 11 miljoen weg te halen, op 7 zitten en 1 dekken we uit het scholingsbudget. We schrappen even de frictiekosten als het gaat om de gesubsidieerde instellingen. We willen eerst zien wat daar voor werkelijke kosten zijn. Dat komt ten laste van het rekeningresultaat of de Begroting. Hoe ziet u dat dan? Mevrouw MANSVELD: De frictiekosten komen ten laste van de heroverwegingen. Voorzitter, zoals ik aan het begin van mijn betoog zei, bij ons blijft deze dag in de herinnering staan als de dag van € 35 miljoen. Bij gebrek aan een glazen bol stelt mijn fractie voor dat het thema kaderstelling bezuinigingen een vast thema blijft in de commissie Bestuur en Financiën, waarbij de commissie actueel geïnformeerd blijft worden over de kaderstelling en op basis van de in deze Staten gevraagde informatie en de externe ontwikkelingen, verfijnd kan blijven worden. Voorzitter, wij willen bouwen aan de toekomst van Groningen, maar dan wel een sociale toekomst voor alle inwoners van deze provincie. Een sociaal dak met een sociale vloer, waarbinnen we gezamenlijk werken aan de kwaliteit voor morgen. Als we iedereen de gelegenheid geven om mee te doen, dan krijgen we die kwaliteit. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan is nu het woord aan de heer Brouns van de CDA-fractie. De heer BROUNS: Dank u, voorzitter. De hoogte van de taakstellende bezuiniging kan de CDA-fractie onderschrijven. In deze lijn hebben wij ons ook al eerder uitgelaten. Enige flexibele ruimte in de toekomst is immers gewenst om nieuwe uitdagingen passend te kunnen bedienen. De algemene taakstelling voor wettelijke taken, alsmede subsidies in dat kader – de 5% - kunnen we als fractie eveneens onderschrijven, met daarbij de kanttekening die de PvdA ook gemaakt heeft, dat wij over de consequenties daarvan graag geïnformeerd willen worden. Dat geldt ook voor het voorgestelde kortingspercentage op andere subsidiestromen, uiteraard met het respecteren van lopende meerjarige contracten en afspraken. Dat is een uitgangspunt dat onze fractie in algemene zin heeft: we moeten een betrouwbare overheid blijven. Het College heeft als vertrekpunt voor de visie en rol van de provincie in de toekomst gekozen voor de duurzame ontwikkeling van de provincie, zodat ook toekomstige generaties kunnen wonen en werken in een gebied waar de belangrijke karakteristieken en waarden zijn behouden. We doen dit vanuit de eigen toegevoegde waarde, naast de inbreng van andere maatschappelijke partners en overheden. Voorzitter, het CDA omarmt deze lijn van harte. Wij gaan voor een natuurlijke versterking van kleine gebieden. Dat betekent voor ons een integrale benadering van cultuur, economie en landschap.
10
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Dat is de kern van onze visie op de rol van de provincie. Vanuit deze gedachtegang benaderen we de bezuinigingsoperatie. Hier zijn onze keuzes op gebaseerd. Dat betekent, voorzitter, dat wij verheugd zijn met de toezegging van de gedeputeerde, om het Huis voor de Sport ook in de toekomst financieel te blijven ondersteunen. Sport is een belangrijke samenbindende factor in de samenleving. Het draagt bij aan de leefbaarheid. Het Huis voor de Sport ondersteunt het lokale verenigingswerk, brengt mensen samen en draagt bij aan sociale cohesie en saamhorigheid. Daarnaast is sport belangrijk vanuit het oogpunt van gezondheid en jeugdbeleid. Voorzitter, naast sport draagt ook cultuur bij aan de versterking van gebieden. Wij zien uit naar de objectieve toetsingscriteria die het College eind dit jaar verwacht te presenteren als het gaat om de beoordeling van steun aan culturele instellingen. Het is een logische keuze om eerst deze criteria af te wachten, voordat op instellingenniveau bezuinigingen worden doorgevoerd. Wij zijn dan ook blij dat het College deze weg zal gaan volg. Qua criteria willen wij alvast een klein schot voor de boeg aan het College meegeven, namelijk regionale spreiding en een toegevoegde waarde. Die horen daar wat ons betreft in ieder geval ook bij. Sport en cultuur zijn elementen die roering in een gebied kunnen aanbrengen. Goede voorzieningen zijn een element in de aanpak van krimp, maar laten we eerlijk zijn: hoe mooi een landschap ook is, hoe veel culturele- en sportvoorzieningen er ook zijn, zonder een dak boven je hoofd en brood op de plank zal de ervaring van levensvreugde die daar vanuit kan gaan, toch erg beperkt zijn. We betreuren het daarom dat een van de belangrijkste economische sectoren, waar de laatste jaren veel in is geïnvesteerd en waar duidelijk een ontwikkelingspotentieel aanwezig is, door de bezuinigingen naar onze mening onterecht wordt geraakt. Als je de recreatieondernemer vraagt wat de uitdaging voor de komende jaren is, dan antwoordt hij: ‘het vermarkten van het gebied’. Wij willen op het gebied van recreatie en toerisme de basisinfrastructuur daarvoor en derhalve de ondersteuning van Marketing Groningen als het gaat om de promotie in stand houden. Een korting is daar wat ons betreft niet aan de orde. Juist hier zit het potentieel als het gaat om de natuurlijke versterking van kleine gebieden. Voorzitter, daarom willen wij de volgende motie indienen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt: “ Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010, ter behandeling van de voordracht van 8 december 2009 inzake kaderstellingen voor de bezuinigingen en de aanvullende voordracht van 23 maart 2010, constaterende dat: het College in de voordracht voorstelt om de specifieke sector Recreatie en Toerisme in het programma Ondernemend Groningen vrijwel geheel wil afbouwen, overwegende dat: Recreatie en Toerisme een belangrijk economische sector is die goed is voor de ontwikkeling van kleine dorpen; juist de afgelopen jaren een enorme inspanning op het gebied van recreatie en toerisme is geleverd die haar vruchten begint af te werpen; de sector 6% van de totale werkgelegenheid vertegenwoordigt waarbij met name de kleine ondernemer een belangrijke rol speelt; er een relatie is tussen de landschappelijke ontwikkeling en recreatie en toerisme; de sector wordt gekoppeld aan diverse andere programma’s zoals Koers Noord van het SNN, de regiovisie Groningen/Assen en aan het RSP Zuiderzeelijn; de sector aan andere economische belangrijke terreinen raakt zoals Healthy Ageing en Zorg; ondernemers zelf voortdurend wijzen op de uitdaging die in de komende periode in hun ogen speelt, de vermarkting van het gebied, spreken uit dat: het beleidsterrein Recreatie en Toerisme opgenomen dient te worden in het algemene economisch programma Ondernemend Groningen en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Mansveld en de heer Batting (beiden van de PvdA), de heer Brouns en mevrouw Van der Tuin (beiden van het CDA), de heer Staghouwer en de heer Stevens
11
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 (beiden van de ChristenUnie), de heer Luitjens (VVD) en de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 5, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer SWAGERMAN: Ja, voorzitter, ik heb de volgende vraag. Iets toebedelen zonder geld, betekent dat het ten koste gaat van de andere posten in de desbetreffende omgeving. Kunt u aangeven hoe u denkt de nodige gelden vrij te maken? De heer BROUNS: Ja, dat is niet zo moeilijk, want wij hebben namelijk samen met de PvdA – en dat is gebeurd in de eerste termijn – een motie ingediend waarbij € 3 ton is vrijgemaakt die wordt toegevoegd aan het programma Economie. De heer SWAGERMAN: Dan had u beter de volgorde om kunnen gooien. Die motie is volgens mij nog niet aangenomen. De heer BROUNS: Daar stond ook het zinnetje bij: ‘Mits...et cetera...’ en dat was welbewust gedaan. De heer SANGERS: Dan heb ik nog wel een aanvullende vraag. Want die dekking van € 3 ton is, als je hem heel formeel beschouwt, afhankelijk van de begrotingsruimte en dus voorwaardelijk. Betekent dat ook dat u met elkaar, als indieners van deze motie, zegt dat als die begrotingsruimte er niet is, er ook geen beleid is op het gebied van recreatie en toerisme. De heer BROUNS: Daar kan ik heel kort op antwoorden. Wij gaan ervan uit dat die begrotingsruimte er wel is en het beleid derhalve wel wordt vormgegeven. Mocht daar vanuit de meevallers dan wel de Begroting zelf geen ruimte toe zijn, zijn wij als CDA bereid om uit flexibel budget te dekken. De heer SANGERS: Dat is volgens mij een cirkelredenering. De heer BROUNS: Nee, dat is geen cirkelredenering. Bij flexibel budget zit € 2 miljoen in, dus die ruimte is er sowieso. De heer SANGERS: Maar ook dat is voorwaardelijk. De heer BROUNS: In de huidige bezuinigingsoperatie is een taakstellende bezuiniging van ruim € 34 miljoen neergelegd, ervan uitgaande dat daar deze flexibele ruimte in zit, dus daar gaan we dan ook van uit. De focus op recreatie en toerisme binnen het programma Economie betekent ook dat we goed voor ogen moeten houden wat we de toerist en de recreant kunnen en willen bieden. De kleine landschappelijke waarden zijn hier een parel, zowel in economische zin als voor de belevingswaarde van de eigen woonomgeving van de Groningse inwoners. In dat licht pleiten wij voor een accentverschuiving in het ruimtelijke landschappelijk beleid. Van grote projecten naar kleinschalige landschappelijke verbeteringen. Als het gaat om de EHS, stellen wij het afmaken van wat er in de benen staat en al grotendeels gerealiseerd is boven het ter hand nemen van nieuwe ontwikkelingen, waarbij we nadrukkelijk een grote rol zien weggelegd voor particulier beheer. Die kleinschalige projecten op landschappelijk gebied kunnen de lokale ondernemer versterken. Het programma TRIP (TRIP-II is in voorbereiding) zien wij daarbij als meerwaarde. Dit kan naar onze mening worden geïntegreerd in gebiedsgericht werken. Op deze wijze kan efficiënter worden gewerkt, is een budgetbesparing te realiseren en kan tevens een besparing op de apparaatskosten worden bereikt, maar kunnen de kleinschalige projecten in de toekomst wel met gebiedsgericht maatwerk doorgang vinden. Want, voorzitter, het instrument gebiedsgericht werken staat gezien onze visie op de natuurlijke versterking van kleine gebieden, niet ter discussie. In de krimpgebieden zal door het College via een Leefbaarheidsfonds geïnvesteerd worden in sociaaleconomische vitalisering. Samen met de PvdA en de ChristenUnie hebben wij ervoor gepleit om dat fonds met € 1 miljoen extra op te hogen. Die motie is inmiddels ingediend, maar ook elders in de provincie is het gewenst dat kleine landschappelijke karakteristieken en daarmee de kleine lokale economie worden versterkt, dat er sprake is van sociaaleconomische vitalisering. Die kleine economische impulsen die daar vanuit gaan, willen wij in de benen houden. Immers, de lokale leefbaarheid is een belangrijk item en daarbij kan ook gedacht worden aan ondersteuning vanuit Leader. Daartoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt.
12
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen ter behandeling van de voordracht van 8 december 2009 inzake kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - het College in haar voordracht voorstelt om het gebiedsgericht werken niet meer voort te zetten. overwegende dat - juist dit gebiedsgericht werken haar meerwaarde heeft laten zien in het versterken van de lokale en regionale economie en daarmee regionale leefbaarheid; - voor de krimpgebieden een leefbaarheidfonds wordt gevormd om sociaaleconomische vitalisering in deze gebieden te realiseren, spreken uit dat: zij het instrument gebiedsgericht werken na 2012 in ieder geval nog twee jaar in stand wil houden met een budget van € 1 miljoen ten behoeve van het stimuleren van de lokale en regionale Ieefbaarheid in niet-krimp gebieden en dit daar waar mogelijk gecombineerd met aanverwante beleidsinzet, zoals TRIP, teneinde onderlinge versterking en efficiencyvoordelen te creëren. Daarna zal dekking via de prioritering in de "meevallers" worden bereikt of integratie met de reserve Leefbaarheid worden nagestreefd. De financiële dekking vindt plaats uit de vrijval frictiekosten (zie motie) en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Brouns en de heer Abbes (beiden van het CDA), mevrouw Mansveld (PvdA), de heer Staghouwer en de heer Stevens (beiden van de ChristenUnie) en de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 6, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer LUITJENS: Een vraag ter verduidelijking. De heer Brouns heeft het aan de ene kant over gebiedsgericht werken, waar in het Collegevoorstel van wordt gezegd: daar stoppen wij mee omdat dat ook een heel groot overlegcircuit is (menselijke drukte) en aan de andere kant heeft hij het over projecten. Ik ben het spoor bijster en vraag me af wat er nu precies bedoeld wordt. Gaat het erom het hele overlegcircuit in stand te houden of is dat in ieder geval niet de bedoeling en gaat het puur om, wat ik dan even noem, activiteiten die passen binnen het loket Levende Dorpen? De heer BROUNS: Het gaat er niet om allerlei overlegstructuren in stand te houden. Daarom geven wij ook aan dat er gestreefd moet worden naar integratie en dat er bespaard kan worden op apparaatskosten. Het gaat om concrete bijdragen en kleine projecten. En dus ook het loket Levende Dorpen. De heer SANGERS: Nog even voor de duidelijkheid en wellicht ten overvloede. We hebben een motie voorbij zien komen voor € 1 miljoen extra reserve leefbaarheid. Moet ik deze zien als aanvullend daarop of als een nadere verdeling binnen de € 3 miljoen die we eerder langs hebben zien komen? De heer BROUNS: U heeft een besparing op de frictiekosten gezien van € 4 miljoen. Daarvan gaat twee keer € 1 miljoen naar de reserve leefbaarheidfonds en twee keer € 1 miljoen naar gebiedsgericht werken. De heer SANGERS: Dat is voor de jaren 2011 en 2012. In feite is dit onderdeel van de eerdere motie over de € 3 miljoen en gaat het meer over een verdeling van de middelen binnen de reserve leefbaarheid. De heer BROUNS: Het eerste is correct, dat laatste is niet correct. In ieder geval – en dat geeft de motie ook aan – blijft het gebiedsgericht werken de komende twee jaar naast de reserve leefbaarheid bestaan. Voor de periode daarna – en daar heeft mevrouw Mansveld ook al iets over gezegd – als er grote maatschappelijke opgaven zijn, is het te overwegen om te integreren in de reserve leefbaarheid en dan ook die dekking te volgen. Voorzitter, onder leefbaarheid valt ook ontsluiting, zowel voor stedelijke centra als voor de dorpskernen. We zijn dan ook blij dat investeringen op dat terrein in onze provincie onverminderd
13
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 worden voortgezet, zij het soms getemporiseerd. Dat geldt ook voor de andere provinciale economische drager de landbouw, waar via het PLG nog stimulering plaatsvindt. Wij gaan ervan uit dat als de huidige periode is afgelopen, het PLG wordt verlengd en de provincie daarin haar verantwoordelijkheid neemt en de benodigde kennis in huis haalt. Om een goed zicht te hebben op de ontwikkelingen in de provincie, mogelijke uitdagingen en effecten van beleid, zien wij een rol weggelegd voor het CMO. De gedachtegang van het Sociaal Cultureel Planbureau spreekt ons aan om informatie boven tafel te krijgen die nodig is om effectieve invulling te geven aan een natuurlijke versterking van de provincie. De heer LUITJENS: Voorzitter, de heer Brouns neemt aan dat er na 2013 een PLG is. Het is vandaag 31 maart. In eerste instantie zullen de commissies op 9 april op rijksniveau met bezuinigingen komen. Dat wordt waarschijnlijk vervroegd naar eind deze week. Hebt u daar inzage in, dat het PLG overeind blijft en dat daar niet op bezuinigd wordt? Ik vind het een hele prachtige aanname, maar zou hem graag onderbouwd zien. De heer BROUNS: Wij hebben helaas geen inzage in de plannen die er vanuit het Rijk gaan komen. Wij vinden wel dat het PLG een belangrijke rol vervult en willen wij dat het College zich maximaal inzet om te zien dat er na de afloop na de huidige PLG-periode een nieuwe PLG-periode komt. Dat is ook hetgeen wij zeggen. Wij gaan er niet van uit dat alles ongewijzigd zal blijven, maar wij gaan er wel van uit dat er onverminderde inzet op dat terrein plaats zal vinden. De heer LUITJENS: Ja, dat is mooi, maar u kunt natuurlijk ook – net als voor recreatie en toerisme gebeurt – een bedrag voor de sector landbouw apart zetten binnen het programma Ondernemen. Dat hebben we zelf in de hand. De heer BROUNS: Dat is waar en zoals u weet is het ook zo dat er in de hele bezuinigingsoperatie rekening mee wordt gehouden dat er enige ruimte aanwezig is om na nieuwe collegeonderhandelingen, maar ook in de jaren erna, in te spelen op uitdagingen die er zijn. Mocht al blijken dat het Rijk niet bereid is hiermee door te gaan – wat een bijzonder onverstandige keuze van het Rijk zou zijn –, kunnen we altijd kijken in hoeverre we dat vanuit eigen middelen nog kunnen invullen. Voorzitter, de rol van het CMO. Wij zien daar een rol weggelegd als het gaat om het boven tafel krijgen van benodigde informatie. Wij vragen ons – ook uit efficiencyoverwegingen – wel af in hoeverre de nieuwe rol, het opschalen van kwaliteit en kostenbeheersing, wellicht op noordelijke schaal te realiseren is. Daarnaast vinden wij de steunpuntfunctie van het CMO een zeer waardevolle. Wij pleiten er wel voor dat het CMO niet met uitvoerende taken wordt belast. De onderzoeksfunctie dient frank en vrij te kunnen worden opgepakt zonder de belasting van concrete uitvoeringstaken die volgen uit de analyses en mogelijk beleid van de provincie. Voorzitter, op de voorgaand door mij verwoorde wijze wil het CDA invulling geven aan de realisatie van de natuurlijke versterking van kleine gebieden. Een integrale benadering van landschap, cultuur en economie op basis van resultaatgerichte onderzoeksanalyses naar de ontwikkelingen en uitdagingen in onze provincie. Dit sluit ook aan bij het voorgenomen landelijke beleid in het kader van topdorpen als instrument in de krimpaanpak. Volgens de minister gaat het dan om dorpen waar het goed wonen is met betrokken en enthousiaste mensen die zelf de schouders willen zetten onder de leefbaarheid van een dorp. Je kunt dan gaan kijken – citaat van de minister – hoe je vrijgekomen grond bijvoorbeeld door sloop kunt gaan gebruiken voor de aanleg van een dorpspark of recreatiemogelijkheden. Hierbij spelen de inwoners een belangrijke dragende rol. Het ministerie wil inwoners die initiatieven nemen om een dorp leefbaar te houden, gaan stimuleren en belonen. Denk aan het onder eigen beheer starten van een bibliotheek en het opzetten van kinderopvang. Wellicht kan Groningen hierin een voorloper zijn en als pilot fungeren. Wil het College hieromtrent het gesprek met de minister aangaan? Wij beseffen dat er voor een deel van onze samenleving echter nog meer nodig is om vol in de samenleving te kunnen meedoen. Een van de aspecten daarbij zijn beperkingen die voortkomen uit de financiële thuissituatie. Als provincie voeren wij geen inkomenspolitiek, daar is een andere overheid verantwoordelijk voor. Wel is het zo dat wij op een andere manier een bijdrage kunnen leveren, bijvoorbeeld door het bevorderen van het volgen van onderwijs. In die zin vinden wij het Studiefonds belangrijk. Het budget dat daarvoor beschikbaar is willen wij dan ook niet korten. Wel zien wij dat de inwoners via de gemeente naar het Studiefonds worden verwezen. Kunnen wij de uitvoering, dus de beoordeling van de aanvragen, dan niet veel beter op gemeentelijk niveau leggen? Daar zijn de inwoners bekend, alsmede hun financiële situatie. Dat levert een besparing in
14
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 apparaatskosten voor de provincie op. We willen het College via een motie vragen hiertoe het overleg met de gemeente aan te gaan. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010, ter behandeling van de voordracht van 8 december 2009 inzake kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: -
uit de beantwoording van de schriftelijke vragen ter voorbereiding van de behandeling van deze voordracht blijkt dat relatief hoge apparaatskosten zijn gemoeid met de uitvoering van het Provinciaal Studiefonds,
overwegende dat: - de inwoners die een beroep op het Studiefonds doen door de gemeente waarin zij wonen worden doorverwezen; - dat die betreffende gemeente reeds over alle benodigde informatie met betrekking tot de financiële situatie van de voor het Studiefonds in aanmerking komende inwoners beschikt, spreken uit dat: - zij het budget voor het Studiefonds in stand willen houden, maar de feitelijke behandeling en toekenning van aanvragen indien mogelijk bij de gemeenten wil neerleggen, verzoeken het College: - met de gemeenten en mogelijke andere organisaties het gesprek aan te gaan met als streven tot doelmatige uitvoering van het Studiefonds te komen en Provinciale Staten over de uitkomst daarvan te informeren en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Brouns en de heer Krajenbrink (beiden van het CDA), mevrouw Mansveld (PvdA) en de heer Staghouwer en de heer Stevens (beiden van de ChristenUnie). De motie krijgt nr. 7, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer BROUNS: Voorzitter, onze inzet betekent dat er minder bezuinigd wordt dan de taakstelling die wij aan het begin hadden. Dat betekent dat wij de dekking moeten aangeven voor die inzet en dat is in eerste termijn gedaan door een motie die wij mede ondertekend hebben. Die dekking, kort gezegd, vinden wij in het volgende. Wij vinden dat de gesubsidieerde instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun personeelsbeleid. Er is tijdig bekend gemaakt dat er bezuinigd gaat worden en er is dus ook ruimschoots de gelegenheid om hierop voor te sorteren. Op voorhand geld reserveren vinden wij dan ook een verkeerd signaal. Daarnaast zijn wat ons betreft indrukken van gouden handdrukken sowieso niet aan de orde. We hebben niet de indruk dat die er zijn, maar willen ook niet de indruk wekken dat die er zouden komen. De door het College gereserveerde frictiekosten van € 3 miljoen, hebben wij dus op een andere wijze aangewend. Verder denken wij dat er, door het Studiefonds over te hevelen, ruimte ontstaat door het wegvallen van de apparaatskosten en uiteindelijk kan nog in het flexibel budget en in de meevallers aanvullende dekking worden gevonden, indien dat nodig is. Waarbij dan de kanttekening geldt dat door het samenvoegen van TRIP en gebiedsgericht werken, ook nog een PM-post ontstaat als gevolg van efficiënter werken, waardoor wellicht ook minder apparaatskosten ontstaan. Tot slot zien wij nog een mogelijke besparing in de kosten, zowel voor de provincie als voor de door de provincie gesubsidieerde instellingen. Met enige regelmaat ontvangen wij brochures, uitnodigingen, jaarrapportages, programma’s et cetera, allemaal mooi uitgevoerde drukwerken. De informatie die daarin staat is voor ons werk deels zeer waardevol, maar de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat er wel eens wat ongeopend in de papierbak verdwijnt. Deze tas is in de afgelopen anderhalve week gevuld. Het functioneren kan ook op een andere wijze invulling krijgen en de gelden die dan vrijgemaakt worden kunnen worden besteed voor de eigen inhoudelijke doelstellingen in plaats van voor papier. Vanuit duurzaamheid rijst ook de vraag of het niet wat minder kan. Wij roepen dan ook op om het drukwerk in de komende periode te halveren. Dat kan eenvoudig gerealiseerd worden. Zet informatie op een A4’tje in plaats van fraai uitgevoerde drukwerken met foto’s en
15
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 tekeningen. Verstuur uitnodigingen eveneens eenvoudig en bekijk in hoeverre kan worden volstaan met een digitale verzending in plaats van papier, zeker bij vooraankondigingen. Voorzitter, ik heb in de afgelopen perioden ook een aantal goede voorbeelden gezien, waar wij vooruitlopen. Een daarvan is een brief die wij van u als voorzitter hebben mogen ontvangen. Het was bijna helemaal perfect. Er waren nog tachtig exemplaren gedrukt, maar de rest is digitaal te krijgen. Een tweede is een foldertje van Staatsbosbeheer, waarin zij aankondigen dat dit de laatste keer is dat zij een foldertje en een Jaarverslag sturen, en dat dat vanaf nu via hun website te downloaden dan wel digitaal aan te vragen is. Voorzitter, het komt de duurzaamheid ten goede en levert ook nog eens een financiële besparing op, zonder dat het ten koste van het werk en de inhoud gaat. Dank u. De VOORZITTER: Hartelijk dank. 11 minuten. Dan zijn we bij de fractie van de SP. Mevrouw Veenstra en de heer Sangers verdelen samen de tijd. Mevrouw VEENSTRA: Voorzitter, geen kaders zonder visie. Aan de vraag welke kaders wij willen stellen aan de bezuinigingen op de provinciale uitgaven, gaat voor de SP dan ook de vraag vooraf hoe wij aankijken tegen de rol en de positie van een provinciaal bestuur. In mijn bijdrage zal ik daarom eerst aangeven wat ons antwoord is op die vraag. Mijn collega, de heer Sangers, zal daarna verder ingaan op de daaruit voortvloeiende kaders voor de bezuinigingen en op ons amendement op de voordracht van het College. Voorzitter, de vraag naar de rol en positie van een provinciaal bestuur, begint uiteraard met de vraag of er tegenwoordig nog wel plaats is voor een provinciaal- of middenbestuur. Vanwege de landelijke bezuinigingen én vanwege de komende Tweede Kamerverkiezingen is die vraag juist weer zeer actueel en weten we dat er over, door en ook binnen verschillende partijen zeer verschillend gedacht wordt. Om hierover maar meteen duidelijkheid te geven: de SP-fractie is van mening dat er op dit moment zeker nog plaats is voor een provinciaal bestuur. Voor de duidelijkheid zeggen we daarbij ook dat het provinciaal bestuur dan wat ons betreft gezien moet worden als een afgeleide bestuurslaag. Kort door de bocht en simpel gesteld bedoelen we daarmee dat het landelijk bestuur en het gemeentelijk bestuur de primaire bestuurslagen zijn in ons land. Het provinciaal bestuur is van deze bestuurslagen afgeleid, in die zin dat het een bestuurslaag dient te zijn die alleen verantwoordelijk is voor die beleidsterreinen waarvoor het werkingsgebied van het lokale bestuur te klein is en waarvoor, functioneel gezien en vanuit het oogpunt van democratische controle, de afstand tot de landelijke overheid te groot is. Uit het afgeleide karakter van het provinciaal- of middenbestuur, volgt in de visie van de SP dan ook dat het bestaansrecht van een provinciaal bestuur niet absoluut is en ook niet voor de eeuwigheid vastligt. Wanneer enerzijds het proces van gemeentelijke herindeling en schaalvergroting en anderzijds het proces van taakoverheveling tussen bestuurslagen voortgezet zullen worden, zal op enig moment opnieuw moeten worden bezien of een provinciale bestuurslaag uit functioneel en democratisch oogpunt nog een toegevoegde waarde heeft. Met dat laatste wil ik absoluut niet gezegd hebben dat de SP-fractie automatisch voorstander is van een gemeentelijke herindeling of schaalvergroting. Integendeel juist. Naar onze mening is een gemeentelijke herindeling enkel en alleen gerechtvaardigd wanneer deze voortkomt uit het eigen initiatief van de betrokken gemeente en ook nog eens in meerderheid gesteund wordt door de inwoners en dus niet wanneer deze van bovenaf wordt opgelegd. Mevrouw MANSVELD: U spreekt over democratische legitimering en de provinciale bestuurslaag. Kunt u precies aangeven wat u hier nog denkt democratisch te moeten legitimeren? Mevrouw VEENSTRA: Ik ga de democratische legitimatie van dit gremium niet betwisten, maar er kunnen momenten zijn dat je zegt van: is dit nog wel een besluit dat hier thuishoort wat misschien niet veel beter op lokaal of landelijk niveau zou kunnen thuishoren. Die overwegingen kunnen er in de toekomst zijn. Mevrouw MANSVELD: Als wij een vooruitgeschoven post Provinciaal van het Rijk zouden zijn, als wij taken doen voor het Rijk en daar geen eigen belastinggebied, een open huishouding, bij hebben, wat is er dan nog te legitimeren voor deze provincie? Is het dan niet gewoon een uitvoeringsorgaan van het Rijk? Praten we er dan niet over dat deze Staten niet meer nodig zijn? Mevrouw VEENSTRA: Nee, want wij constateren met elkaar dat er op dit moment nog een aantal taken zijn die wij onder de huidige wettelijke taken scharen waarvoor blijkbaar op dit moment de
16
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 landelijke overheid te groot en te ver weg is en waarvoor de gemeentelijke overheid op dit moment te klein is. Daarvan zeggen wij dat de Staten daar het geëigende orgaan voor zijn. Mevrouw MANSVELD: Begrijp ik hier dan uit dat wij in uw model als provincie ook onze eigen besluiten mogen nemen over de taken die wij uitvoeren in uw model? Mevrouw VEENSTRA: Over die wettelijke taken. Mevrouw MANSVELD: Dus u heeft het over de wettelijke taken die door het Rijk binnen de wet zijn vastgelegd en die wij slechts uitvoeren. Waar hebben wij dan nog die democratische legitimatie voor nodig? Mevrouw VEENSTRA: We hebben met elkaar besloten dat een aantal taken bij de provincie thuishoort. Laten we zeggen dat die taken zijn besloten door de rijksoverheid. Die taken leggen wij bij de provincies neer en die moeten worden uitgevoerd door de provincie. Dat is democratisch, want wij kiezen het Rijk. Die worden uitgevoerd door een democratisch gelegitimeerd orgaan, namelijk de Staten. Mevrouw MANSVELD: Mevrouw, wij gaan het niet met elkaar eens worden. De heer DE VEY MESTDAGH: Zou dat in uw visie betekenen dat als de provincie zou zeggen dat de gemeenten zich slechts met bepaalde taken mogen bezighouden, dat de gemeenten zich ook daar nog zouden moeten beperken? De grondwet zit zo in elkaar dat we drie bestuurslagen hebben die open huishouding hebben. U zegt nu eigenlijk: het Rijk moet bepalen wat de provincie mag doen. Zou de provincie dan ook mogen bepalen wat de gemeenten slechts mogen doen? Mevrouw VEENSTRA: Wat ons betreft is vastgelegd welke taken er wettelijk bij de provincie thuishoren en dat we die taken wettelijk moeten uitvoeren en dat alle andere taken bij de bestuurslagen thuishoren. De heer DE VEY MESTDAGH: Maar wettelijk is vastgelegd dat de provincie een eigen democratische bestuurslaag is. De wettelijke taken waar u het over heeft zijn alleen maar rijkswetten waar wij de uitvoering van doen. U haalt, denk ik, toch twee dingen door elkaar. Mevrouw VEENSTRA: Goed. Ik ga verder, voorzitter. Ik was bij het punt aangekomen dat de gemeentelijke herindelingen niet van bovenaf opgelegd mogen worden. In dat verband is het misschien aardig om te melden dat wij over onze visie met betrekking tot het provinciaal bestuur in de afgelopen periode intensief overleg hebben gevoerd met onze lokale SPafdelingen, volksvertegenwoordigers en/of bestuurders. Uit dit overleg kwam onder andere naar voren dat de aanwezigheid van een provinciale bestuurslaag wel eens als bijkomend voordeel kan hebben dat daarmee de druk op een verregaande gemeentelijke herindeling kan worden ingedamd en dat we aan de andere kant een verambtelijking van het landsbestuur kunnen voorkomen. Dat is wat ons betreft een boeiende gedachte, voorzitter. In onze visie op het bestaansrecht van een middenbestuur, is het belangrijk dat het werkgebied van een middenbestuur sociaal-cultureel en geografisch een zekere eenheid vormt en dat de inwoners zich kunnen identificeren met dat werkgebied. Voorzitter, voor ons voldoet de huidige provincie Groningen aan die criteria. Opschaling of verknipping is wat de SP betreft dan ook niet aan de orde. Al met al zal het u duidelijk zijn dat wij op dit moment genoeg redenen zien om het middenbestuur op de schaal van de huidige provincie Groningen te handhaven. Maar het zal u ook duidelijk zijn dat uit onze visie volgt, dat dit middenbestuur als afgeleide bestuurslaag zich alleen dient bezig te houden met de uitvoering van de wettelijke taken. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, voor mijn duidelijkheid. Begrijp ik het goed dat u niet wilt opschalen bij gemeenten, maar ook niet wilt opknippen en dat de provincie daar dan een in rol moet spelen? Om taken of werkzaamheden die de gemeente niet zou kunnen doen, bij de provincie neer te leggen, bovenlokaal? Dat is wat ik op tot op heden begrepen heb. Mevrouw VEENSTRA: Nee, wat ik bedoeld heb te zeggen is dat de vorm van een provincie als middenbestuur – de laag tussen het Rijk en de gemeenten – juist dempend kan werken op de schaalvergroting op gemeentelijk niveau. Doordat wij als provincie een aantal wettelijke taken blijven
17
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 uitvoeren en die dus niet bij de gemeenten neerleggen, wordt voorkomen dat wij druk op gemeenten uitoefenen om verbintenissen aan te gaan met andere gemeenten hetgeen zou leiden tot opschaling van gemeenten. Mevrouw MANSVELD: Begrijp ik nu goed dat wij het werk gaan doen dat gemeenten niet samen kunnen doen? Mevrouw VEENSTRA: Nee, dat zeg ik niet. Ik zeg dat wij ons houden aan onze wettelijke taken en dat wij op die manier kunnen voorkomen dat die gemeenten zich onder druk van die wettelijke taken gedwongen voelen tot gemeentelijke herindelingen. Daar waar gemeenten andere taken van ons krijgen, waar de heer Sangers straks ook het een en ander over zal zeggen, zien we nu al dat gemeenten elkaar opzoeken om gezamenlijk taken uit te voeren, maar de druk is nu nog niet zo hoog dat ze daarvoor hoeven te herindelen. Mevrouw MANSVELD: Ik begrijp dat wij taken gaan overhevelen naar de gemeenten, maar de uitvoering daarvan blijven doen omdat de gemeenten daartoe niet in staat zijn. Mevrouw VEENSTRA: Dat is de conclusie die u trekt en niet de mijne. De heer BROUNS: Ik ga een andere poging wagen om er een beetje zicht op te krijgen. De uitvoering van wettelijke rijkstaken – want daar refereert u aan... Wij hebben als provincie een rol op het terrein van jeugdzorg. Wij hebben een terrein op het gebied van de ruimtelijke en economische ordening. Dus u vindt dat wij als provincie zijnde nog steeds het eigen provinciaal omgevingsplan moeten vormgeven. Dat is correct? Mevrouw VEENSTRA: Ja, daar waar de wettelijke taak... De heer BROUNS: Dat is een wettelijke taak, dus u vindt dat de gemeenten dat zelf niet kunnen en als het om jeugdzorg gaat vindt u ook dat wij nog steeds verantwoordelijk zijn voor de instellingen op het terrein van jeugdzorg. Mevrouw VEENSTRA: Jeugdzorg is op dit moment een wettelijke taak die bij de provincie thuishoort. Onderdelen van jeugdzorg, bijvoorbeeld de preventie, die wij kunnen doen op gemeentelijk niveau, moeten we vooral op gemeentelijk niveau doen, maar de provincie Groningen kenmerkt zich nou eenmaal door een hoop aantal kleine gemeenten, variërend tussen de 7.000 en 15.000 inwoners. Ik denk dat het heel veel gevraagd is om dat qua capaciteit, niet qua kwaliteit, bij de gemeenten neer te leggen. De heer BROUNS: Dus de pragmatische overweging is dat er een aantal wettelijke taken zijn waar u niet aan tornt en waar ook geen andere visie achter zit. De gemeente is te klein om het uit te voeren, dus het blijft bij de provincie. Bent u dan met ons van mening dat als je die taken hebt en je als provincie ziet dat er opgaven in de provincie aanwezig zijn bij gebieden waar je op moet inspelen, dat je dat als provincie dan ook vanuit die wettelijke taak moet oppakken? Mevrouw VEENSTRA: Ik denk dat er niks mis mee is dat wanneer wij als provincie dingen signaleren, wij desnoods aan de bel trekken, maar dat de uitvoering van die gemeentelijke taken bij de gemeenten blijft. De heer BROUNS: Nee, het zijn wettelijke taken die bij de provincie liggen, daar waren we het al over eens. Met andere woorden: jeugdzorg en ruimtelijke ordening liggen bij ons. Als wij opgaven in onze provincie zien op het terrein van die wettelijke taken waarvan wij als provincie vinden dat daar een grote opgave ligt en dat er zaken moeten gebeuren, vindt u dan ook dat de provincie dat moet initiëren, oppakken en gaan doen? Mevrouw VEENSTRA: Ja, als dat de wettelijke taak van de provincie is. De heer BROUNS: En als het Rijk daarvoor te weinig geld geeft, hoe financieren we dat dan? Mevrouw VEENSTRA: Dat is een discussie die we overal voeren. Ik ken legio voorbeelden waarin de gemeenten te weinig geld hebben.
18
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De heer BROUNS: Maar dat is een essentiële vraag. U geeft aan dat wij de wettelijke taken blijven doen, dat wij – daar waar wij gebiedsopgaven zien – als provincie moeten blijven initiëren maar u geeft tegelijkertijd aan dat wij onze autonomie, als het gaat om belastinggebied, kwijt zijn. Dan kunnen we dat dus niet financieren en kunnen we daar niet aan tegemoet komen. Mevrouw VEENSTRA: Genoeg redenen om het middenbestuur op de schaal van de huidige provincie Groningen te handhaven. Maar het zal u dan ook duidelijk zijn dat vanuit onze visie volgt dat dit middenbestuur zich als een afgeleide bestuurslaag zich alleen dient bezig te houden met de uitvoering van wettelijke taken. Dat wil zeggen, die taken waarvan door het landelijk bestuur is besloten dat die uitgevoerd dienen te worden door het midden- of provinciaal bestuur. Uiteraard kunnen we daarbij van mening verschillen of bepaalde wettelijke taken al dan niet terecht neergelegd zijn bij het provinciaal bestuur. Die discussie is op dit moment voor ons niet aan de orde. Wel aan de orde is dat de SPfractie vindt dat alle wettelijke taken zo optimaal mogelijk uitgevoerd dienen te worden. Een bezuiniging op de wettelijke taken wijzen wij dan ook vanuit deze visie af, temeer omdat een dergelijke bezuiniging volgens ons niet nodig is. Voorzitter, zoals gezegd, voor de SP past het uitvoeren van autonome niet-wettelijke taken niet langer bij de afgeleide rol en positie van het middenbestuur, omdat het middenbestuur daarmee onherroepelijk in het vaarwater terechtkomt van twee primaire bestuurslagen. Rest de vraag wat we gaan doen met de middelen die vrijkomen als we de autonome taken geschrapt hebben. Voor het beantwoorden van die vraag geef ik het stokje over aan mijn collega Sangers die verder in zal gaan op de alternatieve kaderstelling voor de bezuinigingen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. U heeft 6 minuten gebruikt. De heer Sangers weet dan ongeveer hoe het gaat. De heer SANGERS: Voorafgaand aan de woordvoering, voorzitter. Ik was wat verrast over dat ons amendement al op tafel lag, want ik dacht dat hij nog formeel ingediend moest worden. Blijkbaar was dat niet nodig. De VOORZITTER: U heeft het amendement ingediend via de griffie. Dat is de gebruikelijke procedure en dan wordt het verspreid. De heer SANGERS: Ik hecht er toch aan om u alsnog een getekende versie van het amendement te overhandigen. De VOORZITTER: Voor alle zekerheid, amendement A. Amendement A luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010 ter behandeling van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009, betreffende de kaderstelling voor de bezuinigingen, Besluiten de punten 1 t/m 5 van de besluittekst van de aanvullende voordracht te vervangen door de volgende tekst: 1. De autonome taken die deel uitmaken van de programma's 'Ondernemend Groningen', 'Wonen', 'Karakteristiek Groningen', Bereikbaar Groningen', 'Schoon en veilig Groningen', 'Gebiedsgericht' en 'Welzijn, sociaalbeleid, jeugd, cultuur' volledig te schrappen met inachtneming van reeds aangegane verplichtingen en met inachtneming van de volgende fasering : 10% in 2011, 20% in 2012, 40% in 2013, 10% in 2014 en 100% in 2015 en verder; 2. Op de autonome taken die deel uitmaken van het programma's 'Bestuur' (met uitzondering van het onderdeel Provinciale Staten), 'Bedrijfsvoering' en 'Algemene Middelen' 50% te bezuinigen, met inachtneming van de volgende fasering: 10% (van de 50%) in 2011, 20% in 2012, 40% in 2013, 70% in 2014 en 100% in 2015 en verder; 3. De bijdragen aan de reserves Provinciale Meefinanciering en ESFI met ingang van 2011 volledig te schrappen, met inachtneming van reeds aangegane verplichtingen; 4. De begrotingstekorten zoals opgenomen in het meerjarenperspectief volgens IB 2009 te verrekenen met de middelen die vrijkomen door de maatregelen zoals genoemd bij de punten 1 t/m 3.
19
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 5. De middelen die wijkomen door de maatregelen zoals genoemd bij de punten 1 t/m 3, na verrekening van de bij punt 4 genoemde begrotingstekorten, tot en met 2020 als volgt in te zetten: € 1.000.000 ten behoeve van onvoorziene uitgaven; € 2.000.000 ten behoeve van knelpunten in de uitvoering van wettelijke taken; € 7.000.000 als reservering ten behoeve van uitgaven in het kader van het RSP en het Provinciaal MIT (medium variant); De resterende middelen te storten in een in te stellen bestemmingsreserve Leefbaarheid. 6. De criteria voor de bestemmingsreserve Leefbaarheid nader vast te stellen in nauw overleg met de Groninger gemeenten; 7. Aan de criteria voor de bestemmingsreserve Leefbaarheid toe te voegen dat die noodzakelijke apparaatskosten ten behoeve van de uitvoering van de bestemmingsreserve ten laste gebracht kunnen worden van deze bestemmingsreserve; 8. Uiterlijk in 2019, in nauw overleg met de Groninger gemeenten, te komen tot een evaluatie van de bestemmingsreserve Leefbaarheid en op grond van de uitkomsten van die evaluatie vast te stellen of en voor hoe lang de bestemmingsreserve Leefbaarheid gecontinueerd dient te worden, dan wel of er een nieuwe bestemming gegeven dient te worden aan de met ingang van 2021 vrij zijnde middelen; 9. In te stemmen met het treffen van een voorziening voor een nog nader te bepalen totaalbedrag om daarmee de frictiekosten ten gevolge van het schrappen van de autonome taken op te vangen; 10. De bij punt 9 genoemde voorziening voor een nog nader te bepalen totaalbedrag te vormen uit middelen uit de vrijval zoals weergegeven in paragraaf 8 van de voordracht, aangevuld met middelen uit de vrijval tot 2015 van provinciale reserves vanaf peildatum 31-12-2008 en uit de vrijval van provinciale kredieten en meerjarige projecten vanaf peildatum 1-12-2009; 11. De technische verwerking van de bij punt 10 genoemde vrijval te verwerken bij de jaarrekeningen 2009-2015 en verder in te vullen met het bij de jaarrekening 2009-2015 te bepalen rekeningresultaat en de bij de jaarrekeningen 2009-2015 te bepalen eventuele ruimte in investeringsprojecten. 12. De eventueel ontbrekende middelen voor de frictiekosten op een nader te bepalen tijdstip te dekken uit de voor heroverweging in aanmerking komende investeringsprojecten; 13. Het jaarlijkse rekeningresultaat in de periode 2011-2020 toe te voegen aan, dan wel te verrekenen met, de stortingen in de bestemmingsreserve Leefbaarheid, dit met inachtneming van het gestelde onder punt 10 en met inachtneming van de financiering van de in enig jaar te verwachten afkoopsommen wegen; Besluiten tevens de punten 6 en 7 van de besluittekst van voornoemde aanvullende voordracht te vernummeren in 14 en 15 en gaan over tot de orde van de dag.” Het amendement is ondertekend door mevrouw Veenstra en de heer Sangers van de SP-fractie. De heer SANGERS: Voorzitter, voordat ik ga beginnen met de toelichting op het amendement wil ik hier nadrukkelijk onze dank en waardering uitspreken voor de ambtelijke ondersteuning die wij, met name van de heer Oosterling, ontvangen hebben bij het technisch beoordelen en doorrekenen van ons amendement. Dat was voor ons van grote waarde. Nogmaals, veel dank daarvoor! Voorzitter, zoals uit ons amendement en de bijgevoegde doorberekening blijkt, hebben wij bij onze alternatieve kaderstelling onder meer de volgende uitgangspunten gehanteerd: een sluitend meerjarenperspectief, ook bij eventueel aanvullende rijksbezuinigingen en in die zin dus een flexibel kader, rekening houden met reeds vastgelegde verplichtingen of committeringen, dekking van de frictiekosten, het kunnen nakomen van geraamde investeringen voor het RSP en het MIT (dan wel de medium variant) en het continueren van het staande beleid met betrekking tot de financiering van de afkoopsommen wegen. In ons amendement hebben wij ook rekening gehouden met het feit dat bij de programma’s Bestuur, Bedrijfsvoering en Algemene Middelen, diverse taken zijn gelabeld of volledig zijn toegerekend als autonome taken, terwijl hier toch duidelijk sprake is van wettelijke taken, of van taken die gekoppeld zijn aan de wettelijke taken. Vanuit onze visie dat er niets bezuinigd dient te worden op de wettelijke taken hebben wij op deze programma’s – en u ziet dat in de doorrekening – dan ook geen of geen volledige bezuiniging toegepast. Het valt niet uit te sluiten dat er ook bij de overige programma’s sprake kan zijn van een onjuiste labeling van taken. Zo is er bijvoorbeeld alles voor te zeggen om
20
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 taken van het CMO die te maken hebben met de zogenoemde steunfuncties, te betitelen als wettelijke taken. Bij de verdere uitwerking van ons amendement in de Voorjaarsnota – als die wordt aangenomen natuurlijk, maar dat geldt evenzeer voor de eigen voordracht van het College – verzoeken wij het College het onderscheid tussen wettelijke en autonome taken nog eens kritisch tegen het licht te houden. Dat geldt evenzeer voor de eigen voordracht van het College. Met de genoemde maatregelen en uitgaande van de nu bekende feiten en omstandigheden, resteert er in 2011 een bedrag van € 5 miljoen aan vrijkomende middelen en loopt dit bedrag in de volgende jaren op tot een structurele vrije val van € 28 miljoen. Wat nu te doen met deze vrijkomende middelen? Het behouden en versterken van de leefbaarheid van dorpen, buurtschappen en wijken in de diverse gemeenten, zien wij als de grote opgave voor het komende decennium. In de onlangs gehouden gezamenlijke vergadering van de commissies Omgevingsbeleid en Milieu en Bestuur en Financiën over de krimp, heeft mevrouw Schalij, meen ik, namens de PvdA dan ook terecht opgemerkt – en mevrouw Mansveld deed dat net, dacht ik, in dezelfde bewoordingen ook – dat wij alles uit de kast moeten halen of alle zeilen bij moeten zetten om de leefbaarheid aan te pakken. De SP is het daar volledig mee eens, maar vindt dan ook dat alles ook echt alles moet betekenen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, zou de SP de taak van de provincie in het kader van krimp kunnen herleiden tot een wet? De heer SANGERS: Voorzitter, wij hebben als volgt geredeneerd, meneer De Vey Mestdagh. Dat is een hele pragmatische redenering. Wij voeren de wettelijke taken volledig uit. Wij reserveren zelfs nog een bedrag van € 2 miljoen voor mogelijke knelpunten in de uitvoering van die wettelijke taken, plus een aantal andere maatregelen zoals ik die geschilderd heb. Dan hebben we dus geld over. Wat te doen met die middelen? Wat wij als een belangrijke rol van deze provincie zien, is om zo veel mogelijk ondersteuning te bieden aan de gemeenten in de uitvoering van hun taken. Gezien het feit dat de leefbaarheid, denk ik, door ons allen gezien en erkend wordt als een majeur probleem voor de komende jaren, denken wij er verstandig aan te doen om op deze manier die middelen in te zetten. De heer DE VEY MESTDAGH: Zou je er dan voor de systematiek die u voorstaat, niet beter aan doen dat geld terug te geven aan Den Haag om dan vanuit Den Haag die distributie te doen? Dat zou in uw systematiek terecht zijn. De heer SANGERS: Daar hebben wij over gediscussieerd in onze fractie en dat zou mogelijkerwijs de meest theoretisch zuivere benadering zijn. Tegelijkertijd hebben we ook geconstateerd dat de middelen die wij extra hebben voor een groot deel, hetzij in het verleden, hetzij in het heden, opgebracht zijn door de inwoners van deze provincie. We hebben de pragmatische keuze gemaakt de middelen ten goede te laten komen aan de inwoners van deze provincie. De heer DE VEY MESTDAGH: Als ik het nu goed begrijp, is de SP helemaal niet voor alleen het uitvoeren van wettelijke taken van de provincie. Zolang er geld over is, kunnen we andere dingen doen. Of zie ik dat nou verkeerd? De heer SANGERS: Ja, maar dan wel op een andere manier. Daar ga ik nu verder op in. De aanpak van de leefbaarheid ligt in de eerste plaats op het bord van de afzonderlijke gemeenten. Duidelijk is ook dat die opgave te groot is voor de financiële mogelijkheden van de gemeenten en dat de rijksoverheid en de provincies daar fors aan zullen moeten bijdragen. Met ons amendement kunnen wij aan die verplichting voldoen en geven wij ook aan anderen een duidelijk en uitnodigend signaal af om eveneens een maximale inspanning te leveren. Tevens geven wij daarmee invulling aan de gedachte die u recent zelf nog in uw persoonlijk Jaarverslag – niet alleen bescheiden verspreid maar ook mooi vormgegeven – mooi verwoordt, namelijk dat u de provincie ziet als de provincie als een met anderen samenwerkend middenbestuur, dat niet gericht is op zichzelf, maar dienstbaar is aan de inwoners van de provincie. Het feit dat de gemeenten als eerste verantwoordelijk zijn voor de aanpak van de leefbaarheid, betekent voor mijn fractie logischerwijs dat de verdere invulling en uitwerking van de reserve leefbaarheid in nauw overleg zal moeten plaatsvinden met de Groninger gemeenten. Gelet op de ervaringen in Ganzedijk vinden wij ook dat de door de gemeenten te ontwikkelen leefbaarheidsplannen een integraal karakter moeten hebben en in nauwe samenspraak met de bewoners en de overige belanghebbende lokale en/of regionale instanties en partijen ontwikkeld moeten worden.
21
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, kan de heer Sangers toelichten wat hij precies bedoelt met ‘in nauwe samenwerking’? Heeft de provincie daar nog een autonome gedachtegang? Of betekent dat ‘knip’ door de gemeente en de provincie levert geld af? Want dan is het voor mij wederom de vraag waar we dan de democratische legitimatie vinden. De heer SANGERS: Ook hier kunt u zich voorstellen dat wij daar een uitvoerige discussie over gevoerd hebben. Je zou je kunnen voorstellen dat die middelen rechtstreeks aan de gemeenten beschikbaar worden gesteld en dat zij daar zelf invulling aan gaan geven. Wij hebben gemeend – pragmatisch en vanuit de gedachtegang dat we daarmee mogelijk een aantal van u zouden kunnen meekrijgen in het realiseren van een dergelijke reserve – dat het in dit geval, in deze transitieperiode als we het hebben over de provincie, goed is om het in samenspraak te doen. In nauw overleg en in nauwe samenspraak met de Groninger gemeenten. Mevrouw MANSVELD: U heeft het nu over een transitieperiode. En wat daarna? De heer SANGERS: In de huidige situatie met de huidige wettelijke taken en de huidige middelen – van die situatie gaan we even uit – en vooralsnog tot 2020, willen wij die middelen inzetten ten behoeve van gemeenten en in nauwe samenspraak met de gemeenten. Dat betekent dat de discussie over de criteria, de werking, et cetera, van het fonds, niet alleen maar hier bedacht wordt en dat het speelveld niet alleen maar hier ligt, maar dat wij dat nadrukkelijk met de bestuurslaag en de inwoners doen die daar het eerste mee te maken hebben en die daar primair verantwoordelijk voor zijn. De VOORZITTER: Gaat u voort. Het grootste deel van uw tijd is voorbij. De heer SANGERS: Oh? Ik dacht veel tijd aan interruptietijd heen was gegaan. De VOORZITTER: Nee, die tijd is er afgetrokken. U heeft 12 minuten echte spreektijd gehad. De heer SANGERS: Ik kom aan het slot, voorzitter. Ik wil terugkomen op de wettelijke taken. Vanuit onze visie op de rol en positie van het provinciaal bestuur wijzen wij die bezuiniging op de wettelijke taken af. Sterker nog, wij willen juist extra middelen inzetten om de knelpunten in de uitvoerig ervan op te kunnen lossen. Wij willen echter één uitzondering maken. Het College stelt in de eigen voordracht al voor om het aantal gedeputeerden te beperken tot maximaal vijf. Wij waren altijd al tegen de uitbreiding naar zes, dus dit voorstel steunen wij, waarbij het maximum wat ons betreft ook op vier gesteld mag worden. We vinden echter dat bij zo’n omvangrijke operatie waarbij we zo veel vragen van inwoners, organisaties et cetera, ook de leden van Provinciale Staten bereid moeten zijn om naar zichzelf te kijken en daarom dienen wij tot slot de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010, gelezen: - de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009, betreffende de kaderstelling voor de bezuinigingen, gehoord: - de beraadslagingen met betrekking tot voornoemde voordracht, overwegende dat: - de voorgenomen bezuinigingen van directe invloed zijn op de belangen van een groot aantal instanties, organisaties en inwoners van de provincie Groningen; - de leden van Provinciale Staten hun eigen belangen bij de voorgenomen bezuinigingen niet buiten beschouwing dienen te laten, tevens overwegende dat: - artikel 3 van het Rechtspositiebesluit Staten- en Commissieleden aan Provinciale Staten de bevoegdheid toekent om tot ten hoogste 20% naar beneden af te wijken van de geldende vergoedingsregeling voor Statenleden,
22
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 besluiten om: - met ingang van de komende zittingstermijn van Provinciale Staten de vergoeding voor Statenleden vast te stellen op ten hoogste 80% van de gelden vergoedingsregeling voor Statenleden en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Sangers en mevrouw Veenstra (beiden van de SP). De motie krijgt nr. 8, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer LUITJENS: Voorzitter, tijden veranderen. Wij hebben als provincie Groningen in de periode 1999 t/m 2008 onze financiële polsstok ieder jaar langer zien worden. Vrij plotseling was dit over. Hoe gaat de tering naar de nering gezet worden, ook door onze provincie? Dat betekent toch minder leuke dingen voor de inwoners van Groningen. Mijn fractie realiseert zich dat het enorme consequenties heeft voor de medewerkers van deze provincie en onze externe relaties. Voorwaar geen leuke klus, maar GS hebben hem wel direct opgepakt, waarvoor onze complimenten. Maar, voorzitter, zo’n operatie biedt ook kansen. Kansen om de provinciale taken en rollen tegen het licht te houden en te bepalen waar je je op gaat richten en welke je laat vallen. Kansen om provincie Groningen ‘nieuwe stijl’ op te zetten, een provincie in het licht van het akkoord Rijk-IPO uit 2008. Deze voordracht over kaderstelling voor de bezuinigingen en de voorbereiding ervan is al aanleiding geweest tot vele uren discussie in commissies. En terecht, want dit is het meest ingrijpende besluit – en mevrouw Mansveld refereerde daar ook aan – dat PS voorbereidt. Deze discussies hebben uiteindelijk geleid tot een aanvullende voordracht en een brief van 24 maart jl. waarin nog aanvullende informatie is verstrekt. Het is een onderwerp met een breedte die iedere keer weer de verleiding opwerkt om alle aspecten nog eens de revue te laten passeren vanuit ieders politieke achtergrond. Ik zal proberen dat compact te doen. De VVD-fractie streeft naar een compacte, krachtige overheid, wat ook op de provincie van toepassing is, die zich concentreert op een afgebakend aantal taken, in samenwerking met één andere overheid. In geval van de provincie heeft u ook een open huishouding en dus een belastinggebied, waar overigens met zeer grote terughoudendheid gebruik van wordt gemaakt. Alle voorstellen overziende komt de VVD-fractie tot de conclusie dat de aanstaande veranderingen op provinciaal en rijksniveau, veranderingen op financiële mogelijkheden, om krachtiger gemeenten vragen die al hun taken op een goed kwaliteitsniveau en met de benodigde continuïteit uit kunnen voeren. Na deze algemene opmerkingen zijn er een aantal onderwerpen die ik namens mijn fractie bij de afronding van de discussie over deze taakstelling nog beknopt de revue wil laten passeren, vanwege onze specifieke opvatting daarover. Ik probeer dat zeer compact te doen, gezien de vrij beperkte spreektijd die wij onszelf hebben toebedeeld. Allereerst leidt het bezuinigingsvoorstel van GS tot geprognosticeerde overschotten op de Jaarrekening van rond de € 6 miljoen per jaar. Het voorstel bestaat naast bezuinigingen ook uit een lastenverhoging met 4,9 opcenten van de motorrijtuigenbelasting, wat neerkomt op een bedrag van ongeveer € 2,8 miljoen. De VVD is niet van de lastenverhoging en zeker niet als het niet nodig is. Bovendien bleken er in de potjes van de provincie nog allerlei verborgen reserves – zie de bronnen voor de opvang van de frictiekosten – te zitten. De daarna resterende € 14 miljoen, over een aantal jaren uitgesmeerd, vangt deze lastenverzwaring ook op. Niet te snel overgaan tot lastenverzwaring en eerst alle andere mogelijkheden benutten. Vandaar dat ik een amendement met die strekking indien. De VOORZITTER: Het amendement luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010, constaterende dat: - er een voorstel is gedaan in voordracht 40a/2009 voor een bezuinigingstaakstelling van € 34.122.100, overwegende dat: - er jaarlijkse overschotten zijn geprognosticeerd rond de € 6 miljoen; - onderdeel van de bezuinigingsvoorstellen een lastenverzwaring is van 4.9 opcenten motorrijtuigenbelasting, dat komt neer op € 2,8 miljoen,
23
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
stelt voor om: - de in de besluittekst onder 1 van de voordracht het te bezuinigen bedrag te verminderen met € 2,8 miljoen in € 31.322.100; - deze wijziging ook door te voeren in de onderdelen 4.11 en 4.12 van de voordracht en gaan over tot de orde van de dag.” Het amendement is getekend namens de VVD-fractie door de heer Luitjens en krijgt letter B. De heer LUITJENS: Voorzitter, vervolgens ga ik in op de wijze van omgaan met meevallers. De VVD heeft in het verleden ingezet op stevig reserveren voor cofinanciering ten behoeve van het binnenhalen van Rijks- en Europese middelen. Reserveren voor een zogenaamde hefboomfunctie om extra middelen aan te trekken voor investeringen in onze provincie. De VVD-fractie vindt dat als er meevallers zijn, dat die zo veel mogelijk weer aan die hefboomfunctie ten goede moeten komen. Als provincie in het kader van het samenwerkingsverband Noord-Nederland lobby je niet voor niets voor het ter beschikking houden van EFRO-middelen na 2013 en ik denk dat dit ook past bij het pleidooi die de PvdA hiervoor heeft gehouden. Dat betekent ook dat er hier cofinancieringsmiddelen moeten zijn. Daarom stellen wij voor om te streven naar een flexibel budget van € 1 miljoen in plaats van € 2 miljoen en daarom dien ik het volgende amendement in. De VOORZITTER: Het amendement luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010, constaterende dat: - er een voorstel is gedaan voor het omgaan met toekomstige meevallers; overwegende dat: - de provincie Groningen gebaat is geweest bij investeringen met Rijks- en Europese middelen waarvoor provinciale co-financiering is vereist; - de reservering voor co-financiering wordt teruggebracht von € 11 miljoen per jaar naar € 2,5 miljoen; - de provincie Groningen lobbyt voor het behoud von o.a. Europese fondsen met een cofinancieringverplichting, stelt voor om de tekst van voordracht 40/2009 op pagina 40-6 als volgt aan te passen: - het creëren van een flexibel budget van € 1 miljoen per jaar (i.p.v. € 2 miljoen); - het bedrag tussen € 1 en 2 miljoen wordt geheel aangewend om de ruimte tot co-financiering via de Reserve Meefinanciering incidenteel te laten groeien; - het meerdere boven 2 miljoen wordt voor de helft bestemd voor cofinanciering en de andere helft wordt bestemd voor de versterking van onze vermogenspositie en gaan over tot de orde van de dag.” Het amendement is namens de VVD-fractie getekend door de heer Luitjens en de heer Haasken en krijgt letter C. De heer LUITJENS: Uiteraard, voorzitter, gaat de VVD-fractie ervan uit dat het flexibel budget straks alleen wordt ingezet op het nu herijkte takenpakket van de provincie. Voorzitter, frictiekosten en gesubsidieerde instellingen. De provincie is daar niet de werkgever, dat zijn zij zelf. Bovendien is er een uitfaseringsperiode van de financiële bijdrage dezerzijds. De VVDfractie is er dan ook niet van overtuigd dat er nu middelen voor die frictiekosten ter beschikking gesteld dienen te worden, vandaar de steun aan de eerder ingediende motie. Voorzitter, toerisme en recreatie is een kans voor werk en economische activiteit in onze provincie. Dat hebben we Statenbreed als speerpunt benoemd en bovendien heeft Marketing Groningen samen met het toeristisch bedrijfsleven een innovatieve basisinfrastructuur opgebouwd en in de lucht gebracht en gehouden. Dat moet minimaal zo blijven en is berekend op een ton jaarlijks. Voorzitter, ook landbouw is een economisch belangrijke sector en daarnaast beheert zij 70% van het landelijk gebied. Voor die sector is innovatie ook belangrijk en vandaar dat ik deze motie indien.
24
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen ter behandeling van de voordracht van 8 december 2009 inzake kaderstellingen voor de bezuinigingen, constaterende dat: - in de voordracht wordt voorgesteld de sector landbouw in het programma Ondernemend Groningen volledig af te bouwen, overwegende dat: - de landbouw een belangrijke economische sector is; - de landbouw 70% van het landelijk gebied beheert, spreken uit dat: - de sector landbouw weer wordt toegevoegd aan het programma Ondernemend Groningen en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Luitjens (VVD). De motie krijgt nr. 9, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. Gaat u voort. De heer LUITJENS: Voorzitter, onderhoud van onze wegen en onze infrastructuur. Mijn fractie vraagt zich af waar het om onderhoud van onze infrastructuur gaat in relatie tot de voorstellen voor het aanpassen van de ambities daarvoor, hoe GS de onderhoudstoestand zich ziet ontwikkelen. Dit omdat er in de afgelopen 10 jaar hard gewerkt is aan het wegwerken van achterstallig onderhoud. Dat risico wil mijn fractie zo veel mogelijk vermijden of in elk geval in beeld zien te krijgen. Voorzitter, de provincie Groningen heeft al te maken met een dalend bevolkingsaantal en een veranderende samenstelling met gevolgen van dien, ook wel aangeduid met ‘krimp’. Details laat ik achterwege. Het is een belangrijk thema voor de toekomst van de leefbaarheid, vooral in het landelijker gebied van onze provincie. Het speelt op bovengemeentelijk niveau. De VVD-fractie is voor het instellen van een fonds om investeringen mogelijk te maken om de gevolgen op te vangen. Er wordt bij ons daarbij gedacht aan zaken als onderwijsvoorzieningen, multifunctionele centra, maar ook betere positionering van het MKB en met mate enig procesgeld. Voor mijn fractie zijn de criteria voor bijdragen uit dit fonds van groot belang. Het gaat wat ons betreft niet om onderwerpen die in de categorie Welzijn en Zorg vallen en waar met deze bezuinigingen afscheid van wordt genomen. Het gaat wel om het opvangen van de gevolgen van de veranderende samenstelling van de bevolking en die speelt eigenlijk in de hele provincie. Het fonds door GS voorgesteld werkt echter beperkt in de krimpregio’s. Mijn fractie staat achter het voorgestelde fonds van GS, maar vindt dat het fonds pas kan gaan werken als de criteria er zijn en wij zullen ook actief deelnemen aan de discussie daaromtrent. Overigens is het voorstel van de coalitie een interessante optie. Voorzitter, bezuinigingen op cultuur worden ingezet na de werkingsperiode van de huidige cultuurnota na 2012. Mijn fractie vraagt zich af of er tot dat moment eind 2012 al wordt ingespeeld op de aanstaande bezuinigingen. Gaat u festivals de komende jaren nog verlengen in aantal dagen en dus kosten, terwijl er daarna een andere financiële wind waait, of houdt u daar in die zin al rekening mee door dat te ontmoedigen? Voorzitter, onderdeel van de voorstellen is ook het onderzoeken van zakelijke samenwerking van de SNN-provincies, de zogenaamde shared services. Mijn fractie heeft het al eens eerder... De VOORZITTER: De heer Sangers. De heer SANGERS: Even een vraag ter verheldering. Als het gaat om de reserve leefbaarheid en de criteria daarvoor, heb ik dan goed begrepen dat u zegt: we schrappen aan de ene kant van het verhaal de welzijnstaken van de provincie maar dan wil ik ze niet terugzien in de leefbaarheidsplannen die eventueel ten laste komen van de reserve leefbaarheid. De heer LUITJENS: U hebt mij goed begrepen. Wij hebben bij de behandeling van de sociale agenda niet ingestemd met een gedeelte daarvan en dat gedeelte wordt nu ook geschrapt in de voorstellen van het College. Dat behoort dan ook niet terug te komen in het fonds leefbaarheid. Dat bedoel ik ook
25
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 met mijn uitspraak over de inzet van het flexibel budget, dat dat hoort bij de taken die wij ons nu straks toe gaan rekenen. De heer SANGERS: Als de criteria worden opgesteld, is wat de VVD betreft Welzijn en Zorg een uitsluitend criterium. De heer LUITJENS: Er zullen wellicht een paar aspecten zijn die wij daarin toe zouden laten, waar wij ook in de commissie positief over zijn geweest, en andere niet. Wat dat betreft zijn we, denk ik, ook in het verleden al heel helder geweest. Shared services. Mijn fractie heeft het al eens eerder voorgesteld en staat dan ook achter zo’n onderzoek. Ook andere provincies, uitvoeringsorganisaties van het Rijk en van de waterschappen, kunnen wat ons betreft hierbij worden betrokken. Dit ‘medicijn’ schrijven wij ook aan onze gemeenten voor en kunnen we dus onszelf ook niet onthouden. Ik ben zeer geïnteresseerd in dat onderzoek en ik sluit me aan bij de vraag van de PvdA daaromtrent. Voorzitter, deze discussie doet ons ook vooruitkijken naar aanstaande grote investeringen in openbaar vervoer zoals de regiotram of andere nutsvoorzieningen zoals het forum. Een investering leidt tot exploitatie en bijbehorende structurele jaarlijkse lasten. Wij moeten denk ik nog scherper zijn op investeringen met uiteindelijk zo laag mogelijke exploitatiekosten en zo weinig mogelijk risico voor overheden. Onze bomen groeien niet meer tot het oneindige. Dan, voorzitter, blijft er de prangende vraag welke bezuinigingen er nog vanuit het Rijksniveau van ons worden gevergd. Voorzitter, tot zover de bijdrage van de VVD-fractie in eerste termijn. Maar maak u niet ongerust, mijn fractie blijft bouwen aan een sterke provincie Groningen. De VOORZITTER: Dank u. En dat nog binnen de tijd ook, wat door mij zeer gewaardeerd wordt. Het woord is aan de ChristenUnie, de heer Stevens. De heer STEVENS: Voorzitter, dank u wel. We weten allemaal dat we bij de overheid en dus bij de provincie fors moeten bezuinigen. Er is weliswaar veel onzekerheid over de precieze omvang van het bedrag dat we moeten bezuinigen, maar het is niet goed om te wachten totdat alles duidelijk is. We gaan er net als het College van uit, dat als de plannen van het Rijk volledig zijn ingevuld, dit eerder tot meer dan tot minder bezuiniging voor de provincie zal leiden. Het is daarom goed dat we nu voortvarend verdergaan in het proces waaraan we op gestructureerde wijze zijn begonnen. Na de eerdere scenarioverkenning hebben we nu de kaderstelling. We waarderen de gestructureerde aanpak van het College. Dat neemt niet weg dat de uitkomsten leiden tot soms heel pijnlijke keuzes en op een aantal daarvan wil ik ingaan. Bezuinigingen op wettelijke taken, gemiddeld 5%. Het College heeft in haar aanvullende voordracht verder uitgewerkt wat de gevolgen zijn van de 5% bezuiniging op wettelijke taken. Dank daarvoor. Onze fractie kan de toelichting en de gemaakte keuzes op hoofdlijnen wel volgen. Onze fractie heeft in de commissie bij het onderwerp bezuinigingen op wettelijke taken ook aandacht gevraagd voor onderzoek naar verdere mogelijkheden van efficiency en kwaliteitsverbetering. Ook in relatie met Kleiner en Beter. Het College geeft hiervan in de voordracht zelf ook een mooi voorbeeld. Bij het opheffen van bestuurlijke drukte, zoals bij gebiedsgericht werken, minder institutioneel en minder probleemgericht, dat spreekt ons aan en het is een mooi voorbeeld van Kleiner en Beter. Echter, in de Aanvullende Voordracht geeft het College aan absoluut niet te kunnen overzien wat de gevolgen zijn van efficiencyverbetering zoals ook de gevolgen van verdere digitalisering. Toch roepen wij het College op hier wat ambitieuzer in te zijn. Is het College bereid om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van verdere efficiency- en kwaliteitsverbetering? Meer bezuinigen op autonome taken. Onze fractie is het met het College eens dat we ons als provincie niet moeten beperken tot louter wettelijke taken, maar ook rekening moeten houden met de kerntaken op grond van de commissie Lodders en ook onder ogen moeten zien wat we als provincie willen zijn en doen, zoals dat ook in het POP is beschreven. Neemt niet weg dat de meeste bezuinigingen toch gezocht moeten worden op de zogenaamde autonome taken. Op dit vlak zijn er rigoureuze voorstellen van het College, zoals bij welzijn. Welzijn is een sector waar harde klappen vallen. 80% bezuiniging op autonome taken. Weliswaar is welzijn primair een gemeentelijke taak, maar het nagenoeg geheel schrappen van het budget voor asielzoekersbeleid, roept bij onze fractie veel vragen op. De provincie heeft een belangrijke toezichthoudende monitorende taak bij het asielzoekersbeleid ten aanzien van de gemeenten. Wij willen toch niet een provincie zijn die op dit punt alles laat varen wat er is opgebouwd als het gaat om huisvesting van statushouders, integratie van asielzoekers en ondersteuning van Vluchtelingenwerk Noord-Nederland?
26
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Verder wil onze fractie in deze tijden graag tegenwicht bieden aan het verharde politieke en sociale klimaat ten aanzien van vreemdelingen. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010 ter behandeling van de voordracht van Gedeputeerde Staten van 8 december 2009, nr. 2009-71.184, GMO, betreffende de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - het budget voor asielzoekers als gevolg van de voordracht van het college nagenoeg geheel verdwijnt, overwegende dat: - in deze tijden tegengewicht moet worden geboden aan het verharde politieke en sociale klimaat ten aanzien van vreemdelingen; - asielzoekers en vluchtelingen in de provincie aanspraak moeten kunnen maken op basisvoorzieningen; - de provincie een belangrijke toezichthoudende en monitorende taak heeft betreffende het asielzoekersbeleid ten aanzien van gemeenten; - de provincie een belangrijke taakstelling heeft ten aanzien van statushouders en deze bestendigd zou moeten worden; - de provincie met het budget voor asielzoekers invulling kan geven aan sociale cohesie en integratie en aan het stimuleren van actief burgerschap en vrijwilligerswerk, spreken uit dat: - de bezuinigingen op het budget voor asielzoekers in de jaren 2013 tot en met 2015 niet worden doorgevoerd; - de financiële dekking plaatsvindt uit vrijval van apparaatskosten Studiefonds en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Staghouwer en de heer Stevens (beiden van de ChristenUnie), mevrouw Mansveld (PvdA), de heer Brouns (CDA) en de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 10, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER: De heer De Vey Mestdagh heeft een vraag. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, zou de ChristenUnie kunnen aangeven wat, in het geval deze motie niet wordt aangenomen, in zijn visie dan concreet de gevolgen voor asielzoekers zouden zijn? De heer STEVENS: Dat is natuurlijk nooit helemaal concreet. De heer DE VEY MESTDAGH: Waar zijn ze nou precies slechter in af? De heer STEVENS: Dat is natuurlijk nooit concreet aan te geven. Wat wij heel concreet willen bereiken is dat de provincie de taak die zij heeft op dit punt niet laat varen en dat die in het geweld van de bezuinigingen ook niet verdwijnt. De heer DE VEY MESTDAGH: De taak is coördineren, zegt u. Kunt u aangeven waarom dan, als dat weg zou vallen, het een veel slechter situatie zou opleveren voor asielzoekers? De heer STEVENS: Nogmaals, dat is natuurlijk helemaal niet precies concreet aan te geven, maar wij gaan er van uit dat de coördinerende, monitorende en toezichthoudende taak die de gemeente op dit punt heeft, of die de provincie op dit punt heeft ten opzichte van de gemeente en de subsidies die wij verstrekken als vluchtelingenwerk Noord-Nederland, heel goed besteed zijn op dit onderwerp. Zorg. De bezuinigingen van 50% op autonome zorgtaken ligt onze fractie ook zwaar op de maag. Een instelling als Zorgbelang valt zonder financiering van de provincie tussen de wal en het schip van Rijk, gemeenten en zorgverzekeraars. Terwijl Zorgbelang Groningen een belangrijke
27
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 coördinerende regionale functie heeft voor wat betreft optimaal behartigen van individuele en collectieve belangen van patiënten en consumenten op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Als deze functie wegvalt, staat er niemand klaar om deze functie over te nemen. De bezuinigingsvoorstellen kunnen grote consequenties hebben voor de voortzetting van de activiteiten van Zorgbelang Groningen. De belangen waar dit soort instellingen voor staan komen wat ons betreft niet als eerste in aanmerking voor bezuiniging. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010 ter behandeling van de voordracht van Gedeputeerde Staten van 8 december 2009, nr. 2009-71.184, GMO, betreffende de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - de bezuinigingsvoorstellen van het College grote consequenties zullen hebben voor de voortzetting van de activiteiten van Zorgbelang Groningen; - het College in zijn voordracht stelt dat een consequente doorvertaling van het bestuursakkoord op het gebied van zorg onaanvaardbare gevolgen zal hebben; - het College het niet acceptabel vindt als maatschappelijk belangrijke activiteiten onmogelijk worden gemaakt door het volledig wegvallen van provinciale financiering, overwegende dat: - Zorgbelang Groningen een belangrijke regionale functie vervult die (nog) niet door Rijk, gemeenten en zorgverzekeraars wordt ondersteund; - Zorgbelang Groningen een belangrijke coördinerende, regionale functie heeft voor wat betreft het optimaal behartigen van (individuele en collectieve) belangen van patiënten en consumenten op het gebied van wonen, welzijn en zorg; - Zorgbelang Groningen individuele burgers ondersteunt en zorgt voor signalering van knelpunten in (jeugd)zorg en welzijn, waarmee de koepels en Zorgbelang beleid van instellingen ten goede kunnen beïnvloeden; - Zorgbelang Groningen inhoudelijke, administratieve en facilitaire ondersteuning biedt aan de provinciale patiënten- en cliëntenorganisaties, spreken uit dat: - het niet wenselijk is dat maatschappelijke belangen en activiteiten onmogelijk worden gemaakt en dat daarom Zorgbelang Groningen niet als eerste in aanmerking dient te komen voor bezuinigingen; - wet betreft bezuinigingen, Zorgbelang Groningen na 2012 zoveel mogelijk moet worden ontzien en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Staghouwer en de heer Stevens (beiden van de ChristenUnie), mevrouw Mansveld (PvdA), de heer Brouns (CDA) en de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 11, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER: Gaat u voort. De heer STEVENS: Voorzitter, het volgende onderwerp mag ik namens een speciale groep uit deze Staten tot u richten en dat is de groep van alle jonge Statenleden. U zult begrijpen dat ik mij zeer vereerd voel... De VOORZITTER: Voordat we aan de jongeren toekomen, is het woord aan de heer Sangers. De heer SANGERS: Ik heb een vraag ter verheldering van de net ingediende motie. U zegt, als ik het goed begrepen heb, in de motie dat Zorgbelang niet als eerste in aanmerking komt voor bezuinigingen. Hoe moet ik dat lezen? Komen ze wel als tweede, derde of vierde in aanmerking? Wat zijn de criteria als het gaat om deze rangorde? De heer STEVENS: Voorzitter, de aard van de bezuinigingen en de pijnlijke gevolgen die je moet accepteren, zijn altijd afhankelijk van de omvang van de bezuinigingen. Je kunt niet bij voorbaat een
28
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 instelling of onderwerp absoluut uitsluiten van bezuinigingen, maar gezien de orde van grootte van de bezuinigingen en de consequenties die dat lijkt te hebben, willen wij die op dit moment niet bij Zorgbelang laten vallen. De heer SANGERS: Voorzitter, ik denk toch dat het goed is voor dit debat dat we even uitgaan van het kader zoals dat qua bezuinigingen geschetst is, grofweg de omvang van hetzij € 28 miljoen hetzij € 34 miljoen, uitgaande van welke insteek. Moet ik de motie zo lezen dat u zegt binnen dit geschetste kader van het College, binnen die voordracht, binnen dát kader niet te willen bezuinigen op Zorgbelang? De heer STEVENS: Dat is correct, voorzitter. De heer SANGERS: Maar, zo staat het er niet. De heer STEVENS: Zo staat het er wel. De heer SANGERS: Niet als eerste. Dat betekent dat het nog wel zou kunnen. De VOORZITTER: Akkoord, tot slot. De heer STEVENS: Ik denk dat de strekking van de motie volstrekt helder is en dat u op dit punt vraagt naar de bekende weg. Het onderwerp dat ik nu aan de orde stel mag ik namens alle jonge Statenleden tot u richten en u zult begrijpen dat ik mij zeer vereerd voel. Verder laat ik het aan uw eigen interpretatie over of u zich vertegenwoordigd voelt door wat ik nu zeg. Het gaat over jongerenparticipatie. In de voorgestelde kaderstelling bezuinigingen verdwijnt de post ‘jongerenparticipatie’ vanaf 2013 volledig. Dit betekent dat het bezoeken van Statenleden op scholen en het ontvangen van jongeren en klassen in het Provinciehuis, evenals het trendteam, verloren zullen gaan. Dat zouden wij erg jammer vinden. We zien hier namelijk een grote meerwaarde in het deelnemen van jongeren in het maatschappelijke leven, actief zijn in de samenleving evenals de openheid en bekendheid van de provincie naar buiten toe. Wij stellen voor om dit onderwerp in de afbouw van het sociale domein specifiek mee te nemen in de evaluatie en de meerwaarde ervan te onderschrijven, waarbij we de suggestie willen doen een deel van het beleidsterrein jongerenparticipatie in afgeslankte vorm en met behoud van eerder genoemde activiteiten, ook na 2012 doorgang te laten vinden en onder te brengen bij de representatiefunctie van de Commissaris van de Koningin. Cultuur. In de voorstellen wordt 30% bezuinigd op cultuur door het hanteren van uitgangspunten als bovenlokaal, integraal, spreiding, participatie en regionale identiteit. Wij vinden dit een goede benadering. Onze fractie vraagt aan het College of zij mogelijkheden ziet om bij het scherp toepassen van deze uitgangspunten zelfs tot een hoger percentage van bezuiniging te kunnen komen. Die vraag klemt des te meer als we de bezuinigingen op welzijn (80%), met als onderdeel asielzoekers (90%) en zorg (50%) stellen tegenover cultuur (30%). Reservefonds krimp. De fractie van de ChristenUnie juicht de instelling van het reservefonds krimp toe. Dit is een goede beweging die ook in tijden van bezuiniging hard nodig is om de negatieve gevolgen van krimp op te vangen. De rijksoverheid heeft € 30 miljoen in het krimpfonds beschikbaar gesteld. De omvang van de kosten om de gevolgen van krimp te bestrijden is zo groot, dat er altijd méér geld nodig is. De commissie Mans van het Topteam adviseert om ook andere financieringsstromen op krimpgebieden te richten. Te denken valt aan het besluit Locatiegebonden subsidies, het ILG, MIRT, Pieken in de Delta en ISV-gemeente Groningen. Een goed voorbeeld in onze provincie was het bestemmen van de ISV-gelden uit de regio voor uitsluitend de krimpgebieden. Onze fractie roept het College op zich actief te richten op verder onderzoek naar mogelijkheden om nieuwe en bestaande financieringsstromen om te buigen in de richting van krimpgebieden. Een ander aspect van het krimpfonds betreft de vraag waar het voor wordt aangewend. In de voordracht wordt een aantal leefbaarheidvraagstukken genoemd als bestemming voor het krimpfonds. Dat mag wat onze fractie betreft breed worden geïnterpreteerd, dus ook bedoeld voor het beïnvloeden van de woningmarkt, sloop et cetera. Dit laatste is weliswaar hoofdzakelijk een taak voor het Rijk en kost veel geld, maar heeft de provincie dan helemaal geen taak op dit punt? Immers, evenwicht in maatregelen is ook van belang, want investeringen en subsidies op het gebied van leefbaarheid zijn vaak weggegooid geld als leegstand en verpaupering niet eerst wordt aangepakt. Onze fractie vraagt het College hoe zij zorgt voor een evenwichtige inzet van de financiële middelen. Gevolgen voor Personeel en Organisatie...
29
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De heer SANGERS: Als het gaat om de reserve leefbaarheid geeft het College aan dat een van de criteria zou kunnen zijn, afgeleid van het POP, dat het moet gaan om aard- en nagelvaste investeringen. Ik begrijp uit uw opmerking dat het nu ook kan gaan om aard- en nagelvaste desinvesteringen. De heer STEVENS: Ja, voorzitter. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het wordt aard- en nagellos in plaats van aard- en nagelvast. De heer STEVENS: Inhuur. In de aanvullende voordracht geeft het College aan dat inhuur naar verwachting op allerlei fronten zal afnemen. Daar neemt onze fractie met vreugde kennis van. Vervolgens acht het College het gewenst om dit gericht te monitoren. Kan het College ook een ambitie formuleren dat deze verwachte afname van inhuur ook daadwerkelijk wordt geïncasseerd? Frictiekosten. In de commissie heeft onze fractie al vragen gesteld bij de omvang van de frictiekosten voor instellingen. In de aanvullende voordracht is dit bedrag weliswaar met € 1 miljoen verlaagd, maar een totaal van € 11 miljoen aan frictiekosten is wat ons betreft aan de hoge kant. Ik dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Normaal gesproken zou dit het moment zijn voor een korte schorsing. Tegelijkertijd maken we dan niet de hele ronde af. Dat betekent ook dat het College eventueel nog weer een moment van schorsing nodig heeft bij de eerste spreker. Mevrouw Hazekamp is afwezig, die komt definitief niet. De facto hebben we gelijk na de schorsing nog drie sprekers. Ik wil u niet afhouden van de interrupties, want dat verlevendigt en verduidelijkt het op zichzelf. Ik denk dat ook de laatste drie sprekers voldoende attentie nodig hebben van ons allen en wellicht dat daarbij een kopje thee zal helpen. Ik stel voor echt te proberen om hier uiterlijk om 16.45 weer te zitten. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan de heer Van der Ploeg. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dank u wel. De fractie van GroenLinks heeft bij Bestuur en Financiën voorgesteld om de besluitvorming vandaag iets anders in te richten en eerst een visiedebat te houden. De meerderheid in de commissie wilde dat niet, dus - wij zijn erg flexibel - voor ons vandaag dus geen visiedebat. Kortweg gaat GroenLinks voor de provincie als een open huishouding met oog voor problemen en kansen en een provincie die aansluit bij de noodzaak tot hervormen en omvormen naar een duurzame samenleving. Vandaag hanteren we vooral een zakelijke aanpak. Ook GroenLinks ziet de noodzaak tot bezuinigen, maar bezield bezuinigen betekent ook investeren en voorkomen van kaalslag. Meer doen, duurzamer inrichten en dat met minder geld. Wat wel en wat niet meer? We sluiten ons in grote lijnen aan bij het rapport Lodders en het afgesloten Bestuursakkoord. Er zijn echter meer stappen nodig. Gevoelig, waardevol beleid en kernbeleid voor de duurzame revolutie willen we beschermen. Als beleid naar gemeenten wordt overgeheveld, moeten we dat niet zomaar over de schutting gooien. Frictiekosten voor personeel omarmen we, maar er zijn ook frictiekosten voor beleid. Wat niet meer? Geen onderwijs, sport, armoedebeleid en afbouwen van het welzijnsbeleid. Ook regulier landbouwbeleid is wat ons betreft voorbij bij de provincie. Een lagere inzet vanuit cofinanciering vanuit tal van economische projecten achten wij onvermijdelijk. De heer SANGERS: Even ter verheldering, voorzitter, want de heer Van der Ploeg bezigt de boeiende term ‘duurzame revolutie’. Moet ik die duiden als een eeuwigdurende revolutie, of de revolutie binnen de duurzaamheid? De VOORZITTER: Ik stel dat dit een mooie vraag is, maar dat we ons toch vooral iets beperken in interrupties tot wat echt nodig is. U mag op deze filosofische gedachtegang nog even ingaan. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik vind dat mooi en ik vind dat allebei de kwalificaties wel passen. We willen ook af van de bestuurlijke drukte en dus kortere lijnen. Heldere afspraken met gemeenten, ook in regionaal verband, blijft belangrijk. We staan immers niet op een eiland.
30
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Wat wel? Ruimtelijke ordening, fysieke omgeving, bereikbaarheid en OV, gespecialiseerde jeugdzorg, regionale cultuur, natuur- en landschapsbeleid. Ook het waterbeleid hoort daar wat ons betreft bij. Meer en intensievere noordelijke samenwerking, zodat we in regionaal verband bijvoorbeeld in staat zijn om rijkstaken over te nemen. Daarnaast twee hoofdprioriteiten, namelijk het achterstallig onderhoud in de provincie en vooral in krimpgebieden en u mag dat breed interpreteren. Als tweede de omslag naar een duurzame samenleving, de transitie. Meneer de voorzitter, GroenLinks heeft geen behoefte aan een plek op het perron terwijl de trein voorbijraast. Provinciale Staten moeten mede de koers en snelheid bepalen. We hebben het daar in de commissie al over gehad. Het is daarom dat we een reeks van moties hebben voorbereid, juist om die besluitvorming mee te kunnen beïnvloeden. Diverse fracties stelden in de commissie overigens niet zo te hechten aan het precieze bezuinigingsbedrag. Dat soort signalen begrijp ik, maar uiteindelijk zullen GS, dat kan niet anders, zich moeten baseren op besluiten. GroenLinks omarmt in dit stadium het uitgangspunt van € 35 miljoen, ik dacht dat het inmiddels € 34,1 miljoen was, niet. GroenLinks gaat niet akkoord met een planmatig inzetten op overschotten, terwijl waardevol beleid wordt gestopt. In dit stadium gaat het vooral om wat we op inhoud wel of niet accepteren. Het bezuinigingsbedrag is vervolgens voor ons een resultante. Maar, meneer de voorzitter, de reeks van moties, gekoppeld aan enkele van andere partijen, leiden tot een overzichtelijk aanpassingspakket. We hoeven niet eens de vetpot van € 100 miljoen aan te pakken of in te zetten. Zoals ik in de commissie Bestuur en Financiën al heb gesteld, is de hoogte van die reservering voor ons niet heilig. We hebben de zeven vette jaren achter de rug, maar we hebben reservepotten om ons door de magere jaren heen te slepen en transitie naar echt duurzaam vorm te geven. Wat GroenLinks betreft gaan we dat ook doen. We beraden ons de komende tijd als GroenLinks op welk deel we daarvan gaan inzetten, omdat achterstallig onderhoud in deze provincie wel een deel van omschakeling naar een duurzame economie vanuit de provincie kan invullen. Het gaat niet om enkele miljoenen, eerder om tientallen. Maar dat voor een later debat. Meneer de voorzitter, in de reeks van moties die ik zo dadelijk ga indienen en die inmiddels al rond zijn gegaan en gekopieerd, staan heel veel van onze argumenten opgesloten. De VOORZITTER: Even voor uw goede begrip. In overleg met de heer Van der Ploeg, omdat het veertien moties in totaal zijn, hebben we besloten om die gelijk te nummeren en al op uw tafel te leggen, zodat u ze voor zich heeft. Dan hoef ik ze niet allemaal meer voor te lezen en kunnen we straks alleen even naar dicta kijken en heeft u het voordeel dat u het betoog goed kunt volgen. Gaat uw gang. De moties luiden als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten, d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: er in de afgelopen decennia een reeks aan reserves zijn gecreëerd waarvan een groot deel nu achterhaald blijkt te zijn en kunnen vrijvallen, overwegende dat: - tussen het tijdstip van reserveren door Provinciale Staten en de toekenning van middelen vaak veel tijdzit en dat omstandigheden in die tijd kunnen zijn gewijzigd; - het van belang is dat Provinciale Staten steeds goed zicht hebben op de reserves, besluiten dat: - jaarlijks in de jaarrekening een totaaloverzicht van alle reserves wordt opgenomen, inclusief een beschrijving van de stand van zaken t.a.v. de specifieke reservering; - PS naast het besluit om een reserve op te nemen ook het (realisatie)besluit neemt om de daadwerkelijke uitgave te gaan doen, een en ander op voordracht van Gedeputeerde Staten en gaan over tot de orde van de dag.”
31
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 12, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - welzijn primair als een gemeentelijke taak wordt gezien; - er voor wat betreft de uitgavencategorieën van productgroep 8001 er in de voordracht slechts één uitzondering wordt gehanteerd namelijk het CMO, overwegende dat: - het niet te verwachten is dat via de gemeenten een alternatieve subsidiestroom gegenereerd kan worden voor het COS (Centrum voor Ontwikkelings Samenwerking); - mondiale bewustwording in deze internationaliserende wereld geen weeskindje mag worden; - het COS zich in positieve zin onderscheidt mede door vernieuwende inbreng en innovatieve aanpak, spreken uit dat: - mondiale bewustwording in Groningen via het COS een provinciaal aandachtpunt dient te blijven en dat op de relevante begrotingsposten maximaal het gemiddelde kortingspercentage van subsidies ter hoogte van 25% zal worden toegepast en gaan over tot de orde van dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 13, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - de voordracht uitgaat van een bezuiniging op het biologische meetnet van € 33.500 op een totaal van € 48.500 - slechts € 15.000 resteert voor de opbouw van een nieuwe organisatorische opzet in de vorm van een Kenniscentrum Natuur en Landschap overwegende dat: - natuur en landschap provinciale kerntaken zijn - een goede monitoring van gegevens essentieel is voor het beoordelen, vormgeven en bijstellen van beleid; - professionalisering van gegevensinzameling in een nieuwe organisatorische vorm gepaard moet gaan met adequate financiering; - het College bij het beantwoorden van vragen van Statenleden zich baseerde op overtuiging en niet op inhoudelijke argumenten, zijn van mening dat: - verbetering van gegevensinzameling, gegevensbundeling en monitoring nagestreefd dient te worden; - er op dit moment geen afdoende redenen zijn om te bezuinigen op het budget en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 14, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging.
32
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
“Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen; constaterende dat: - de voordracht uitgaat van een bezuiniging op Milieubeleid en Duurzame ontwikkeling (kostenpost 5003) van in totaal € 645.500; - de voordracht er van uitgaat dat een vernieuwde insteek zal worden ontwikkeld voor energie- en klimaatbeleid en dat in een uitvoeringsprogramma POP de keuzes zullen worden gepresenteerd binnen de 'huidige financiële mogelijkheden', overwegende dat: - de provincie met haar nieuwe POP zwaar inzet op milieu, water, landschap en natuur en tegelijkertijd op stevige economische ontwikkelingen die tot veel inspanningen van de zijde van de provincie en derden leiden; - er dwingende redenen zijn om de transitie naar een duurzame samenleving te stimuleren vanwege milieu, klimaat, economie en algemene maatschappelijke redenen; - een nieuwe beleidsstrategie in ontwikkeling is voor het energieakkoord, het Energieconvenant Groningen, actieplan gebouwde omgeving, Eemsdelta Green en initiatieven voor biomassa, zijn van mening: - dat het energie- en klimaatbeleid zwaarwegende hoekstenen zijn van het provinciale POP beleid en dat dit beleid de komende periode versterkt moet worden doorgezet; - dat dit slechts goed vorm kan krijgen met actieve betrokkenheid van private en maatschappelijke partijen; - dat de subsidies voor instellingen actief op dit terrein maximaal verlaagd worden met gemiddeld 15% i.p.v.25%; - er niet bezuinigd dient te worden op de beschikbaarheid van € 690.000 voor onder meer het energieakkoord, actieplan gebouwde woonomgeving, Energy Valley, et cetera; - er niet bezuinigd dient te worden op de beschikbaarheid van € 308.500 voor actieplan biomassa, programma klimaatbeleid, et cetera en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 15, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen; constaterende dat: - er met de kaderstellende voordracht een overschot wordt geraamd van C 6,126 miljoen in het jaar 2011, overwegende dat: - een vrije ruimte voor 2011 wenselijk wordt geacht, doch dat die vrije ruimte zich kan beperken tot € 2 miljoen, voorts overwegende dat: - het economisch herstel zeer fragiel blijft; - eventuele extra rijksbezuinigingen naar verwachting in 2012 kunnen worden doorgevoerd, zijn van mening dat: - extra investeringen in een duurzame leefomgeving nodig zijn met thema's ais duurzame energie (verlichtingsplan provinciale wegen), duurzaam bouwen en wonen (100.000 woningenplan) en duurzame bereikbaarheid (waaronder thema fiets en het 100.000 woningenplan); - het wenselijk is dat er in krimpgebieden met het leefbaarheidfonds een robuuste start kan worden
33
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 gemaakt, besluiten: - het overschot 2011 op maximaal € 2 miljoen te houden; - tot het instellen van een Fonds Duurzame Investeringen Groningen en in eerste instantie € 3 miljoen aan incidentele middelen aan dit fonds toe te delen; - het leefbaarheidfonds met € 1 miljoen aan incidentele middelen op te hogen, verzoeken: - aan Gedeputeerde Staten om de besluiten uit te werken en te verwerken in de komende begrotingscyclus. en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks) en de heer De Vey Mestdagh (D66). De motie krijgt nr. 16, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - de voordracht uitgaat van een kortingspercentage van 50% op het evenementenbudget; - het evenementenbeleid nauw verbonden is met recreatie en toerisme en dat ook daarop zwaar wordt bezuinigd, overwegende dat: - het belangrijk is dat er ook in de toekomst in de provincie Groningen culturele activiteiten, publieksgerichte evenementen en aansprekende sportieve gebeurtenissen kunnen worden georganiseerd die toegevoegde waarde hebben en een multiplier effect met zich meebrengen voor de Groningse economie; - bij het evenementenbeleid de provincie zich laat gelden en niet naar binnen is gericht maar juist naar buiten, zijn van mening dat: - een gemiddeld kortingspercentage van maximaal 25% de leidraad dient te zijn voor de bezuinigingen op evenementen en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks) en de heer De Vey Mestdagh (D66). De motie krijgt nr. 17, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen; constaterende dat: - de voordracht nu uitgaat van een gemiddeld kortingspercentage van bijna 25% op gesubsidieerde instellingen (autonome lasten) waaronder ook de gesubsidieerde instellingen in het culturele veld, overwegende dat: - cultuur een sector is die sterk afhankelijk is van overheidsuitgaven en kwetsbaar is bij overheidsbezuinigingen, zijn van mening dat: - dat een gemiddeld kortingspercentage van maximaal 15% de leidraad dient te zijn voor bezuinigingen in de culturele sector
34
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks) en de heer De Vey Mestdagh (D66). De motie krijgt nr. 18, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - de winstontwikkeling van Groningen Seaports zich in structurele zin positief heeft verbeterd terwijl er aanvullend sprake is van eenmalige extra winstposities door de verkoop van meerdere grote locaties; - Groningen Seaports commercieel opereert en er alleen positieve investeringsbesluiten worden genomen als er positieve marges op de investeringen te verwachten zijn; - reserves van Seaports niet als subsidie dan wel ter vervanging van overheidsbijdragen kunnen worden ingezet, overwegende dat: - overwinsten niet zijn bedoeld als smeerolie om een herstructurering van dit overheidsbedrijf mee te financieren; - dat er sprake is van een grote behoefte aan financiële middelen als antwoord op de krimpproblematiek voor het omliggende gebied, de Eemsmondregio, zijn van mening: - dat een winstuitkering van de behaalde eenmalige (over-)winsten aan de deelnemende overheden onderzocht dient te worden met als doel deze uitkering te investeren in de leefbaarheid en sociaaleconomische vitaliteit van het direct omliggende gebied; - dat daarover met de partners in overleg getreden dient te worden, verzoeken: - GS hiertoe de nodige stappen te ondernemen en daarover terug te rapporteren; - alle provinciale vertegenwoordigers in het Algemeen en Dagelijks Bestuur van Groningen Seaports de mening van Provinciale Staten in die besturen uit te dragen en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 19, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - in de voordracht wordt uitgegaan van een kortingspercentage van 50% op wettelijke taken; - de kwantitatieve en kwalitatieve effecten van deze korting per programma en relevant beleidsthema onzeker zijn; - soms niet kan worden gekort op een wettelijke taak vanwege voorschriften en dat soms een wettelijke taak zeer ruim kan wordt opgevat met bijbehorende ruime toedeling van provinciale middelen, zijn van mening dat: - het kortingspercentage zal moeten afhangen van de te verwachten effecten en dat deze derhalve inzichtelijk moeten worden, verzoeken aan:
35
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 -
GS om per programma en per relevante beleidsthema nader te rapporteren over te verwachten effecten op kwantitatief en kwalitatief niveau en over de (on)mogelijkheden van bezuinigingen op de wettelijke taken zodat Provinciale Staten in het vervolg van het bezuinigingsproces haar kaderstellende rol in deze kan uitoefenen
en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 20, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen; constaterende dat: - in de gewijzigde voordracht € 8,71 miljoen wordt gereserveerd voor: mobiliteits- c.q herschikkingkosten personeel 1,62 organisatiekosten 3,64 bedrijfsvoeringkosten 2,00 + Subtotaal 7,26 Totaal inclusief bandbreedte 20% 8,71 - de post organisatiekosten helemaal bestaat uit inhuur derden met aannames voor bijvoorbeeld tijdelijke inhuur van tien als sleutelposities benoemde werkplekken (€ 2,6 miljoen) en voor de inhuur van externen voor procesbegeleiding en extern verandermanagement (ruim € 1 miljoen); - het bij de bedrijfsuitvoeringskosten gaat om het uitstellen van de reductie tot en met 2015 bij 4 stafafdelingen die gezamenlijk ongeveer een kwart van de bezetting vertegenwoordigen en waarbij eveneens externe mensen worden ingehuurd voor procesbegeleiding, overwegende dat: - enige reservering voor organisatie- en bedrijfsvoeringkosten reëel is, doch dat de gehanteerde aannames discutabel zijn; - doorstroming van eigen en talentvol personeel, ook naar sleutelposities, goed is voor het belangrijkste kapitaal van de provincie namelijk de eigen medewerkers, besluiten: - de post organisatiekosten en bedrijfsvoeringkosten taakstellend te verlagen tot de helft van de geraamde bedragen; - de zo bespaarde € 3,384 miljoen aan incidentele middelen ponds-ponds in te zetten voor respectievelijk het nieuwe Fonds Duurzame Investeringen Groningen en het Leefbaarheidfonds en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 21, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen; constaterende dat: - de provincie Groningen zich voor een zware bezuinigingsoperatie gesteld ziet; - uit de informatie van Gedeputeerde Staten blijkt dat grote bedragen jaarlijks aan het inhuren van externen worden besteed, overwegende dat: - deze vorm van adviesverslaving gekeerd moet worden; - de provincie heel veel expertise in huis heeft, een lerende organisatie is en er tegelijkertijd veel
36
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 informatie redelijk eenvoudig en zonder veel kosten, en zeker zonder dure experts, te verkrijgen is, zijn van mening dat: - er voortaan minder budgetten c.q. handgeld beschikbaar moeten worden gesteld aan alle afdelingen zodat een vermindering van 50% voor het inhuur van externen kan worden bereikt, verzoeken: - het College maatregelen te nemen en de teugels strak in handen te nemen en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 22, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - de provincie Groningen haar welzijnsbeleid heel veel jaren samen heeft uitgevoerd met de gemeenten in regionale samenwerkingsverbanden; - welzijn primair een gemeentelijke taak wordt; - de provincie autonome middelen tot zijn beschikking had maar dat die bron opdroogt; - niet-bestaande middelen ook niet kunnen worden overgeheveld naar gemeenten, overwegende dat: - het onwenselijk is dat de relevante beleidsthema’s en de coördinerende provinciale rol over de schutting worden gegooid; - het borgen van continuïteit waardevol en wenselijk is; - het zinvol kan zijn dat een vorm gemeenteoverschrijdende coördinatie blijft bestaan; - overleg met de partners wenselijk is over de manier waarop de beleidsthema's en de coördinatie kunnen worden opgepakt door (samenwerkende) gemeenten, besluiten: - ten behoeve van de afbouw van welzijntaken een incidenteel budget beschikbaar te stellen aan (samenwerkende) gemeenten; - dat dit bedrag in eerste instantie wordt vastgesteld op de helft van de geraamde bezuiniging die wordt gerealiseerd in de jaren 2013,2014 en 2015 in afwachting van een rapportage over de wijze van overname van taken, verzoeken: - GS in overleg te treden met de gemeenten en een rapportage op te stellen over de wijze van taakoverdracht en de bekostiging daarvan en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 23, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten, d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - de voordracht uitgaat van bezuiniging op fietsbeleid als wettelijke taak en dat daardoor vertraging optreedt bij het realiseren van snelfietsroutes,
37
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 overwegende dat: - fietsbeleid al jaren een ondergewaardeerd beleidsthema is; - Provinciale Staten in afwachting is van een nieuwe Fietsnota; - met de bezuiniging op het fietsbeleid een verkeerd signaal wordt afgegeven vooral als we dat afzetten tegen de vele honderden miljoenen die aan de andere vervoersmodaliteiten worden uitgegeven zijn van mening dat: - er in dit stadium geen bezuinigingen op het beleidsthema fiets moeten plaatsvinden en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 24, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvullende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - in de voordracht op pagina 7 de volgende zinsnede staat: "Voor de uitvoering van het PLG leggen we noodgedwongen het accent op realisering van de rijksdoelen zoals natuur en in mindere mate op specifieke provinciale doelen zoals landschap en sociaaleconomische vitalisering"; - uit de voordracht tevens blijkt dat het POP de leidraad is voor de bezuinigingen en de provinciale doelen landschap en sociaaleconomische vitalisering daarin zijn opgenomen, overwegende dat: - het bovenstaande een contradictie weerspiegelt in de voordracht; - het College niet inzichtelijk heeft gemaakt om welke concrete stappen en financiële kortingen het hier gaat; - het College het noodgedwongen karakter niet heeft kunnen beargumenteren; - een nieuwe opzet van ILG/PLG te verwachten is vanaf 2013 en discussie over de provinciale PLG doelen nu niet aan de orde is, zijn van mening dat: - het accent in 2011 en 2012 bij de bezuinigingen op het PLG niet verlegd moet worden van provinciale doelen landschap en sociaaleconomische vitalisering naar rijksdoelen en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 25, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer VAN DER PLOEG: Dank u wel, voorzitter. In de moties zijn tal van onze argumenten opgesloten. Ik ga dat allemaal niet woordelijk herhalen, ik ga slechts in algemene zin de lijn van de moties benoemen. Mijn fractie constateert in de eerste plaats dat het College inhoudelijk te snel wil. Als GroenLinks willen we voordat we akkoord gaan de consequenties duidelijk in beeld hebben. Dat hebben we nu niet. Mijn fractie vindt in de tweede plaats dat € 2 miljoen vrije ruimte in principe voldoende is. Het College presenteert voor 2011 een overschot van bijna € 6 miljoen. Op mijn expliciete vragen in de commissie, zeiden de andere fracties dat zij het op prijs stellen ook in 2011 een overschot te hebben. Daarbij werd het bedrag van € 2 miljoen genoemd. Dat betekent dus in onze gedachtegang dat daar € 4 miljoen van overblijft en die zetten wij in voor onze twee prioriteiten: € 3 miljoen voor de duurzame investeringen en € 1 miljoen voor het Leefbaarheidsfonds. Meneer de voorzitter, we willen inzetten op de noordelijke samenwerking. Daar hebben we het, ook in commissieverband, al eerder over gehad. Wij willen een rapportage van GS ontvangen over deze problematiek en toegespitst op de noordelijke schaal. Wij moeten daar tempo achter zetten. Voor GroenLinks wordt dat een belangrijke leidraad in een volgende bestuursperiode en collega De Vey Mestdagh zal daar een gezamenlijke motie over indienen.
38
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Relatie gemeenten en provincies. Wij willen bezinning op deze relatie. Dan gaat het ons om gebiedsgericht beleid, het welzijnsdossier en de gaten die dreigen te vallen. We willen een stevig incidenteel budget creëren om ervoor te zorgen dat de gemeenten, liefst in sterke samenwerkingsverbanden, belangrijke dossiers en coördinatietaken kunnen overnemen. Wat wordt bijvoorbeeld de relatie tussen gemeenten-CMO en het Sociaal Cultuur Planbureau? Voor het welzijnsdossier gaat het in de amenderende motie om de helft van de bezuiniging die in de jaren 2013, 2014 en 2015 worden opgebracht. Zo willen we samenwerkende gemeenten ondersteunen om gemeenteoverschrijdende provinciale taken daadwerkelijk over te nemen. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, kan de heer Van der Ploeg toelichten wat zijn laatste onderwerp, dus de 2013, 2014 en 2015, middelen naar welzijn, toevoegt aan de mogelijkheid om in de aankomende drie jaar bij de gebiedsgerichte plannen die er liggen en gemaakt gaan worden voor 2011 en 2012, al de opdracht in mee te nemen. Wat voorziet u nu aan problemen die daarna nog gaan ontstaan. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, wij willen dat helemaal los van elkaar koppelen. Er zijn programma’s afgesproken en we willen dat die volledig ten uitvoer worden gebracht en dat betekent dat wij aanpalend aan het uitvoeren van het beleid het traject willen inzetten van hoe we het thema en de thema’s die aan de orde zijn kunnen overhevelen naar gemeenten. Dat is meer een bestuurlijk traject. Vervolgens zijn de frictiekosten nodig om in 2013, 2014 en 2015 al die omslag te maken. Mevrouw MANSVELD: Maar, voorzitter, in 2011 en 2012 moeten er nog plannen gemaakt worden met de gebiedsgerichte aanpak binnen het welzijnsbeleid. Die plannen worden gemaakt met behulp van het CMO tussen provincie en gemeenten. Gemeenten niet per gemeente maar per gebied. Wat is erop tegen om nu al, bijvoorbeeld in het krimpgebied, te gaan kijken tegen welke problemen we aanlopen of in andere gemeenten en samenwerkingsverbanden te kijken welke problemen er in andere provincies zijn. De plannen moeten nog geschreven worden, die worden eind 2010 geschreven voor 2011 en 2012. Gaan we die ontwikkeling dan gewoon negeren? De heer VAN DER PLOEG: Maar, meneer de voorzitter, wij hebben nog maar enkele maanden geleden de programma’s voorbij zien komen en er is besluitvorming geweest over de uitvoering. Ik ben wat verbaasd over deze manier van presenteren, want volgens mij is er nog nauwelijks overleg geweest met gemeenten over het hele dossier – dat we ermee stoppen. Dat betekent dat zowel de ambtenaren die het moeten uitvoeren zich nu afvragen wat hun inzet wordt en de gemeenten zich nog afvragen wat er gebeurt en hoe zij dat op moeten pakken. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, ik word verkeerd geïnterpreteerd door de heer Van der Ploeg. Binnen de gebiedsgerichte aanpak van sociaal beleid moeten er voor 2011 en 2012 nog plannen gemaakt worden tussen gemeenten en provincie. Wat is er op tegen om al op die plannen te anticiperen op knelpunten en problemen die er gaan komen ten gevolge van de bezuinigingen? De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dat zou een traject kunnen zijn, maar wij pleiten daar niet voor. Wij vinden dat het beleid gewoon doorgezet moet worden tot en met 2012. Daar zijn de afspraken met gemeenten op gestoeld. Om voorafgaand dat traject te veranderen, vinden wij geen pas hebben. Wellicht dat we nu in ieder geval op dit punt duidelijkheid hebben naar elkaar toe. Meneer de voorzitter, de wettelijke taken. We zijn ervan overtuigd dat er op enkele wettelijke taken sprake is van een doorgeslagen zorgplicht in combinatie met eenzijdige politieke afweging. Scheefgetrokken coalitieafspraak kan je het ook noemen. Het wegenbeleid. We moeten ophouden steeds nieuwe wegen te plannen. In een duurzaam krimptijdperk brengt dit beleid te zware klimaatlasten en te zware financiële hypotheek met zich mee. Wat ons betreft gaat de rondweg Leek-Roden dan ook niet door, komt er geen weg van Ten Boer naar de N41 en geen N361 dwars door de Koningslaagte en geen verdubbeling N33 aan de noordkant. Aan de zuidkant gaan we voor een financierbare variant. Frictiekosten. Daar gebeurt iets merkwaardigs. In de voordracht wordt aangegeven dat er € 12 miljoen nodig is voor mobiliteitsbevordering, kwaliteitsontwikkeling en groen voor grijs. Vervolgens staat er: et cetera. We zijn hier echt volkomen op het verkeerde been gezet door het College, omdat nu blijkt dat het grootste deel naar inhuur van externen gaat. Dat beeld is duidelijk geworden door de kritische aanpak van de collega’s. Onze conclusie is dat wij met een belangrijk deel niet akkoord zullen gaan en hebben daarom een voorstel om 50% op de externe kosten te schrappen. In de
39
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 voordracht gaat het om omgekeerd bezuinigen, in feite. Bijvoorbeeld tien dure krachten een jaar lang inhuren is niet de manier van bezuinigen zoals wij ons dat voorstellen. Wij willen een aantal beleidsthema’s ontzien meneer de voorzitter. Recreatie en toerisme. Er liggen twee moties voor van de coalitiepartijen die wij zullen steunen. Wij willen in 2011 en 2012 niet bezuinigen op het PLG, het landschapsbeleid en de sociaaleconomische vitalisering. Dan gaat het met name om de provinciale doelen. Het biologisch meetnet. Het is uitgebreid in, ik dacht, twee commissies voorbijgekomen. Wij zullen daar niet op willen bezuinigen en daar ligt dus een motie voor. Als het gaat om energiebesparing, duurzame energie en klimaatbeleid is dat een veld waar we niet op willen bezuinigen. Fietsbeleid. Het is financieel marginaal, maar we vinden het een verkeerd signaal om daarop te bezuinigen. Het COS. Het is ons na aan het hart. De nieuwe insteek zoals die door de directrice tijdens de commissie is verwoord, verdient wat ons betreft alle ondersteuning. Wij willen een lagere bezuiniging op cultuur. Niet de bijna 25% zoals die gecommuniceerd is, maar maximaal 15%. Daarvoor hebben we samen met D66 een motie ingediend. Dat geldt ook voor evenementen. Dit zijn allemaal extern gerichte kostenposten waarmee de provincie zich laat zien en die een multipliereffect teweegbrengen. Het resultaat van die wensen is een lager bezuinigingsbedrag, maar het gaat structureel net om € 1 miljoen. We hebben het niet over wereldschokkende bedragen. Ook wij willen scherpe prioriteiten. Wat betreft ‘incidenteel’ is er overigens nog een bedrag van € 4,7 miljoen mee gemoeid en dan hebben we het over dat welzijnsdossier. In de commissie Bestuur en Financiën heb ik een motie aangekondigd over hoe om te gaan met de reserves. Besluitvorming om een reserve op te nemen door PS is één, maar dat zal later bevestigd moeten worden door besluit nr. 2, een realisatiebesluit. Dit als standaardprocedure. Het geeft meer betrokkenheid, meer controle en uiteindelijk ook meer democratische legitimatie van de projecten. Ondanks de bezuinigingen willen wij... Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, het gaat hier om het instellen van reserves. Als er een reserve wordt ingesteld voor een bepaald project, wilt u graag dat op een moment dat tot realisatie wordt gekomen, er een soort realisatiebesluit wordt genomen. Zijn we dan niet een beetje terug bij af ten opzichte van bijvoorbeeld het piepsysteem en waarom zouden we dat bij reserves ook gaan doen? Als je kijkt naar wegen dan komt er eerste een tracé besluit, dan vindt er nog veel onderzoek plaats, moet er met gemeenten overlegd worden voordat er een realisatiebesluit komt. Bij een reserve ligt er op het moment van de reserve al een uitgekristalliseerd voorstel. Hoe kijkt u daarnaar? De heer VAN DER PLOEG: Ik heb me natuurlijk ook afgevraagd hoe met die reserves om te gaan, zoals ik dat ook hier heb verwoord. De ervaring leert dat een heleboel reserves ons gewoon ontglippen en we eigenlijk niet meer precies weten waar ze zitten. Dat blijkt uit een hele lijst van projecten en reserveringen met bedragen. Aan de andere kant – en dan kom ik op uw vraag – ging het piepsysteem vooral over projecten uit reguliere kredieten. Reserveringen doen we vaak op basis van redelijk minimale informatie. Het is bijvoorbeeld leuk om een project bij de Grote Markt Oostzijde te financieren, € 1,2 miljoen, en dan heb je misschien een half paginaatje gehad, waarschijnlijk nog niet eens. Op het moment dat het besluit genomen moet worden, ligt er een compleet rapport. Als wij het doen zoals we het altijd gedaan hebben, dan hoeven we dat helemaal niet meer terug te krijgen hier. Sterker nog, we weten het pas als we het persbericht van GS zien. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, volgens mij is in de commissie Bestuur en Financiën toegezegd dat er bij de rekening jaarlijks een overzicht komt van de reserves die op papier zijn gezet en er ook een verantwoording komt van bestedingen tot aan dat moment. Begrijp ik dat dat voor u niet voldoende is? De heer VAN DER PLOEG: De verantwoording op het moment dat het tot besteding komt, is volgens mij niet keihard toegezegd. Wel dat het in de Jaarrekening terecht zou komen. Waar het mij om gaat is dat als het om dit soort projecten gaat – want het gaat niet om een tiental duizenden euro’s, maar vaak om honderden duizenden euro’s tot enkele miljoenen – vind ik het gerechtvaardigd om in PS die democratische legitimering te zoeken door expliciete besluitvorming. Ik vervolg, meneer de voorzitter. Algemene inhuur van externen. Daar hebben wij een motie voor ingediend. Dat lag op een niveau, als ik me niet vergis, van € 11 a € 12 miljoen. Wij pleiten voor een strakke aanpak voor deze advies- en inhuurverslaving. We hebben er geen concreet bedrag aan gekoppeld, omdat de bedragen versleuteld zijn in tal van posten, maar als de teugels worden
40
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 aangetrokken – en daar pleiten wij voor – dan zal dat beleid wel degelijk resulteren in bijvoorbeeld meevallers bij de Jaarrekening. Meneer de voorzitter, er is ook een motie ingediend over Groningen Seaports. Niet over het bedrijf, maar over hun winsten. Ik heb daar in november ook al over gesproken. De Eemsregio zit in de problemen als gevolg van de krimp. Dan is het logisch om in de exceptionele hoge winst van dit publieke bedrijf onze winst te betrekken. Als het dan gaat om de winst – € 25 miljoen in 2008, terwijl in de periode dat ik er bestuurslid was de winsten tussen de € 0 en € 3 miljoen lagen. Samenvattend, meneer de voorzitter. We pleiten voor slim en bezield bezuinigen op het juiste moment. Er is veel onzekerheid, wellicht een nieuw verdeelmodel van het provinciefonds, soms zijn andere oplossingen voor bezuinigingen reëel en veel moet onderzocht worden. Nieuwe bezuinigingsrondes die op ons afkomen, nieuwe taken eveneens. Overleg met het veld is er nog niet geweest en finetuning komt maar langzaam op gang. Vanuit deze achtergrond kan het niet zo zijn dat besluiten van vandaag in beton en marmer zijn opgetrokken. Het College zich dient wat ons betreft niet te verschuilen achter besluitvorming van PS als ze straks met instellingen gaat praten. Omdat veel effecten niet duidelijk zijn, behouden we ons nadrukkelijk de vrijheid om later bij te sturen als de effecten ons niet passen. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Daarmee zijn al uw moties onderdeel van de beraadslagingen. Een aantal daarvan zijn moties samen met D66 en die komen ongetwijfeld vervolgens aan bod, maar eerst de heer Zanen van de Partij voor het Noorden. De heer ZANEN: Voorzitter, de Partij voor het Noorden vindt de huidige situatie zeer onbevredigend en misschien ook wel onnodig. De bezuiniging waar we nu onze tanden in zetten … Het is de vraag of dat überhaupt wel moet of had gemoeten. Ik weet niet of ik in tegenwoordige of toekomstige tijd moet spreken. Wat er naar mijn idee gebeurd is, is dat er een soort plundering gaande geweest is door de rijksoverheid van financiën van de provincies. Niet alleen de provincie Groningen, maar alle provincies zijn daarmee geconfronteerd. Dat begint eigenlijk aan het begin van het kabinet-Bos I, waarin in één keer ergens nog wel verborgen in de cijfers zit dat er vier keer € 200 miljoen moet worden ingeleverd. Daar is toen enige weerstand gekomen van de provincies. Dat heeft geleid tot de gesprekken rondom de commissie Lodders. Ondertussen kwam er een tweede bezuiniging die structureel van aard was. Dat is ook al zo’n bezuiniging waar we hier mee te maken hebben. Dan zijn er ook nog negentien werkgroepen ingesteld ten behoeve van de komende landelijke begroting, waarin, naar de signalen die daarvandaan komen, hele ernstige dingen op het spel staan. Elk van die werkgroepen moet € 1,5 miljard bezuiniging opleveren en daar wil het Rijk dan haar eigen rol meespelen. De vraag is wat de provincies tegenover deze situaties zouden moeten doen. Dat eerste is de bezuinigingen voor een gedeelte overnemen. Dat is waar we mee zijn begonnen en nu mee bezig zijn. Je had ook kunnen zeggen dat we meer weerstand moeten organiseren en niet moeten accepteren dat het zomaar gebeurt. De meeste van u zijn mensen die lid zijn van een landelijke partij, dus daar zijn directe lijnen. Het is de vraag of je zo’n afbouw moet laten gebeuren. We hebben nu zelf gezegd dat we het ergste vrezen en dat we maar moeten gaan kijken wat we er als provincie mee moeten als allerlei veronderstelde nare dingen helemaal doorgaan. Als we gaan bezuinigen, hoe veel moet dat dan zijn? Dat blijkt € 35 miljoen te zijn, ongeacht wat er verder aan inhoud is. Vandaag zien we dat dat leidt tot het sneuvelen van hele beleidsterreinen of van het minimaliseren daarvan. Gekeken naar de vergadering van vandaag, stellen we vast dat het College voorbereidend werk heeft gedaan en heeft gezegd dat als we dat en dat en dat doen, we die € 35 miljoen over hebben. Dan kunnen we structureel inkrimpen. Vervolgens betekent dat ook dat de Staten vandaag bezig zijn om een poging te doen te verzachten, een beetje te repareren, om van de terreinen waar we brieven over hebben gekregen te zeggen dat we toch wat gas terug kunnen nemen, wat meer als frictiekosten naar voren kunnen schuiven waardoor er misschien een financieringsbron ontstaat voor een stukje welzijnsbeleid. Verschuiven van bezuinigingen van de ene plek naar de andere. Dat is allemaal bij de basiskeuze heel beperkt. Voorzitter, één ding trof mij in het verslag van de ondernemingsraad, de discussie met de directeur. De ondernemingsraad zei dat er eigenlijk een kwalitatief doel voor de provincie moet zijn als je gaat bezuinigen. Los van hoe je het noemt (visie, debat), lijkt het mij een goed idee om niet alleen te gaan bezuinigen om het bezuinigen, omdat dat moet van een hogere overheid. Nee, we gaan dat zo doen dat er iets nieuws gaat ontstaan. Dan wordt het interessant. Dan gaat het niet meer los-vast, zwakke sectoren weg en sterke sectoren blijven bestaan, maar gebeurt er iets anders. De Partij voor het Noorden heeft daar een suggestie voor die zij in de commissie ook genoemd heeft. Wat je zou kunnen doen is stellen dat nu het moment is aangebroken om te kijken of
41
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 de samenwerking op noordelijke schaal van de drie noordelijke provincies zou kunnen worden opgepakt om een sterk nieuw soort fenomeen ‘Nederland landsdeel’ te vormen. Ik denk dat het idee nu dichterbij is dan ooit, ook omdat dat in Den Haag een van de mogelijke bezuinigingsopties is. Ik denk haast dat je het Rijk voor moet zijn en zou moeten zeggen dat wij de mogelijkheid in NoordNederland zien, net zoals het voorbeeld van de shared services maar dan wat breder, om het op termijn in elkaar overgaan tot één geheel worden, nu in te zetten. Om besluiten die we nemen in dat kader te plaatsen. Om te zorgen dat we een bijdrage geven tot. Dat je daar een periode van een jaar of vier voor kunt nemen, waar je die hele ontwikkeling bevordert zodat je aan het eind van de rit dat inderdaad kunt doen. Voorzitter, als je dat doet blijven er een hoop middelen over, net zoals de SP dat wel berekende. Het betekent dat we dan met nieuw enthousiasme kunnen opbouwen. Dat zou je kunnen doen. Wij hebben gezegd dat het Samenwerkingsverband Noord-Nederland zich niet zozeer heeft gemanifesteerd, behalve met dat idee van de shared services. Misschien ook met het aanspreken van de landelijke politieke partijen op hun betrokkenheid bij de noordelijke situatie. Om aan de landelijk partijen te vragen om bij het formeren van het kabinet, dat dan zo te doen dat de noordelijke belangen – en de inhoudelijke punten zijn genoemd – daar vorm in krijgen. Voorzitter, het lijkt ons zo belangrijk dat we daarover een motie hebben geformuleerd, want het is ons duidelijk dat er een politieke uitspraak nodig is als we die kant op willen. Dat kan niet zomaar gebeuren. Het zou zo moeten zijn dat we hier met elkaar zeggen dat op termijn te willen en dat we inderdaad een andere richting op gaan. Dat is een hele bewuste. Ik denk dat dan die bezuinigingsoperatie waar we mee zijn begonnen op een andere manier een invulling kan krijgen op delen – misschien op een paar plekken op dezelfde – en dan ga je de goede kant op. Ik zal u de motie geven. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten, in vergadering bijeen op woensdag 31 maart 2010 te Groningen, -
-
hebben zich gebogen over de kaderstelling rond de voorgestelde bezuinigingen van de provincie Groningen voor de periode 2011-2015; hebben in dat verband vastgesteld dat tot nu toe in de Groninger Staten slechts summier aandacht is besteed aan de (IPO)-discussie over het ‘Profiel van de provincies’, terwijl de rijksoverheid de positie van de provincies als middenbestuur momenteel openlijk ter discussie stelt en de ene na de andere bezuiniging aankondigt; hebben verder vastgesteld dat ook vanuit het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) geen gezamenlijk acties zijn ondernomen richting Den Haag om het tij van de afbouw van het middenbestuur te doen keren, behalve ten eerste het uitbouwen van het idee van de ‘shared services’ en ten tweede het inspelen van het SNN op de politieke actualiteit van de vervroegde Kamerverkiezingen, door bij de landelijke politieke partijen aandacht te vragen voor de kernpunten van het noordelijk sociaaleconomisch beleid,
zijn van mening dat: - de gehele nu op gang komende bezuinigingsronde overbodig is, als niet financiële, maar beleidsmatige overweging leidend zouden zijn voor de te nemen stappen; - in dat geval bijvoorbeeld de drie noordelijke provincies zouden kunnen besluiten om met elkaar één noordelijke provincie/landsdeel te vormen, waardoor bij volledige integratie na een aanloopperiode jaarlijks een structurele bezuiniging kan ontstaan van ruwweg € 75 miljoen, roepen daarom de colleges van GS van Groningen, Fryslân en Drenthe op om: - te onderzoeken onder welke condities bestuurlijk Noord-Nederland omgevormd zou kunnen worden tot een landsdeel en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Zanen (Partij voor het Noorden). De motie krijgt nr. 26, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer ZANEN: Voorzitter, u heeft waarschijnlijk ook gezien dat in de landelijke politieke discussie het idee van landsdeel inderdaad bij een aantal partijen naar boven is gekomen waarin zelfs meerdere varianten met vier, zeven of acht landsdelen. Het idee is dus opeens aan de orde. Er wordt in deze
42
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 sfeer van samenvoegen van provincies gezocht naar een mogelijke uitweg uit financiële problemen. Het gaat mij er niet om alleen financiële problemen te noemen, maar dat we daarmee ruimte krijgen om het debat op een positieve manier in te vullen en inderdaad een stap te doen in de richting. Ik denk dat het goed zou zijn als wij als provincie Groningen, die vooraan is gaan lopen in dit bezuinigingsdebat, inderdaad het voortouw nemen in zo’n discussie en dat is de vraag van de motie. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan is nu het woord aan de heer De Vey Mestdagh, D66. De heer DE VEY MESTDAGH: Dank u wel, voorzitter. De bedoeling is dat wij vandaag de taakstelling voor de bezuiniging vaststellen tot 2015. Let wel, met het bedrag van € 34.519.400 en in de commissie voegde ik daar voor de grap aan toe: en twee kwartjes. Voorzitter, het is gezien de inleiding die bij het stuk zit, niet zo heel erg logisch dat we hier zo’n gedetailleerde taakstelling aannemen, met alle onzekerheden die daar nog op zitten. Daaroverheen stappende, voorzitter: kaders stellen dient in PS te gebeuren. Als we nou naar de vorige bespreking kijken, kijken we naar het basissysteem: hoe gaan we bezuinigen? Op dingen die we kúnnen doen (autonome taken), dingen die we moeten doen (wettelijke taken)? Hoe zit dat precies? De dingen die we kunnen doen – als anderen die al doen, moeten we ze dan wel doen? Op zich een logisch stramien om de bezuinigingen langs vorm te geven. Het wordt wat ingewikkelder vandaag, want vandaag hebben we een stuk voorliggen waarin in percentages ten aanzien van bepaalde deelgebieden is aangegeven hoe we daar zouden kunnen bezuinigen. Dat is ingewikkelder omdat het echte beeld over de achterliggende consequenties voor ons allemaal nog niet volledig helder is. Dat maakt de afwegingen van vandaag eigenlijk heel lastig, zo niet onmogelijk. Voorzitter, er zijn eigenlijk twee beleidsterreinen die aangekondigd worden in deze bezuinigingsvoorstellen, waarvan zeker is dat daar nieuw beleid op moet komen. Dat zijn leefbaarheid in het kader van krimp, wat ons betreft, en klimaat, energie en duurzaamheid, zo wordt aangekondigd. Het zijn twee zaken die op ons afkomen, waar we op dit moment nog niet helemaal precies van kunnen voorspellen hoeveel geld we daarvoor nodig hebben. Dat we er geld voor nodig hebben, is duidelijk. Leefbaarheid. Wat ons betreft in het kader van krimp – want als je leefbaarheid breder maakt dan kunnen we ons volledige beleid eronder zetten. Want als je een Leefbaarheidsfonds hebt kan je zeggen dat economie ook helpt bij leefbaarheid. En als het dan niet in een krimpgebied hoeft, is zo’n fonds eigenlijk gewoon een algemeen fonds voor de provincie geworden. Desalniettemin zou een fonds van leefbaarheid voor krimpgebieden een wat robuuster start moeten hebben. Daarom hebben we met GroenLinks een motie (motie 16) ingediend, waarin we ervoor pleiten dat fonds in ieder geval het eerste jaar, op basis van geld dat we hebben kunnen vinden, nog een miljoen extra mee te geven. Ten aanzien van klimaat, energie en duurzaamheid. Dat vinden we eigenlijk merkwaardig. Het ontbreekt in deze bezuinigingsvoorstellen, terwijl we weten dat we iets moeten gaan doen. Wij stellen in dezelfde motie dan ook voor om dat fonds vanuit dezelfde middelen die dan vrijgespeeld kunnen worden, ook een vulling te geven van in eerste instantie € 3 miljoen – een fonds duurzame investeringen. Dat lijkt ons een evenwichtige wijze van besluitvorming. Vandaar die motie. Voorzitter, cultuur en evenementen als economische drager. Er zit een multipliereffect in deze begrotingsfactoren, zowel maatschappelijk als economisch. Wij hebben hiertoe samen met GroenLinks een tweetal moties (17 en 18) ingediend waarin we stellen dat we daar eigenlijk iets minder af zouden moeten doen dan nu is voorgesteld. Recreatie en toerisme. Diverse partijen hebben het er al over gehad. Dat is ook kleinschalige bedrijvigheid. Kan ook een belangrijke drager zijn in de krimpgebieden waar we het over hebben gehad. We vinden het eigenlijk te karig bedeeld, maar wij hadden al begrepen dat daar andere moties over zouden worden ingediend en daar zullen we straks naar kijken. Efficiency. In het voorstel staat dat Kleiner en Beter een project is dat eigenlijk zo goed als uitgemolken is. Ik neem aan dat GS toch nog blijven kijken naar wat ook intern efficiënter en beter kan. Maar misschien is het tijd om een ander sluipend proces, namelijk Groter en Beter, eens wat nader onder de loep te nemen. Wat ook aangekondigd wordt – en dan heb ik het over de samenwerking tussen de provincies Friesland, Groningen en Drenthe – om te kijken of we daar efficiencywinst kunnen boeken ten aanzien van de samenwerking, eventueel zelfs met betrekking tot het binnenhalen van mogelijke rijksuitvoeringsdiensten die daar dan wellicht een rol in zouden kunnen spelen. Dat is wel van belang, want dat zijn trajecten die nu al lopen. Het is natuurlijk van groot belang dat wij op niet al te lange termijn in de hele meerjarenplanning van bezuinigingen, inzicht krijgen in wat
43
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 dat soort processen kunnen opleveren, omdat het ook de prioriteitstelling ten aanzien van de bezuinigingen voor ons beïnvloed. Vandaar dat we daar een motie over hebben die ik bij deze wil indienen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “De Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010, constaterende dat: - er kansen zijn om door verdergaande samenwerking met Friesland en Drenthe kosten te besparen binnen de thema’s waarop bezuinigd moet worden, overwegende dat: - door een dergelijke kostenbesparing de negatieve gevolgen van een lagere besteding zouden kunnen worden verminderd; - een Noordelijke samenwerking ook mogelijkheden kan bieden voor deconcentratie van taken van de rijksoverheid (met de daarbij behorende middelen); - het voor PS van groot belang is om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de uiteindelijke gevolgen van de bezuinigingen in het meerjaren perspectief, verzoekt het College: - de mogelijkheden tot samenwerking in kaart te brengen die kunnen leiden tot kostenreducties; - in overleg met Friesland en Drenthe vast te stellen of deze samenwerking een kans van slagen heeft; - aan PS te rapporteren welke mogelijke vormen van samenwerking tot stand zou kunnen komen en tot welke kostenreducties dat zou kunnen leiden en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is getekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks), de heer De Vey Mestdagh (D66) en de heer Zanen (Partij voor het Noorden). De motie krijgt nr. 27, is verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer DE VEY MESTDAGH: Ja, voorzitter, dan kan ik mij ook nog voorstellen dat er in de fasering van de bezuiniging nog wel iets kan gebeuren. We hebben bijvoorbeeld een bezuiniging ten aanzien van de snelle fietspaden en je zou je kunnen afvragen of je dat moet temporiseren en of je niet beter de weg door de Koningslaagte zou kunnen temporiseren, waardoor je de gelden over en weer kunt uitwisselen en de fietspaden sneller aan kunt leggen. Binnen hetzelfde budget overigens. Inhuren. Wij ondersteunen het minder inhuren in beginsel. We hebben straks relatief meer ambtenaren voor de taken en dan moet dat mogelijk zijn. De zesde gedeputeerde zou bij het schrappen een bezuiniging opleveren. Ik heb in de commissie gevraagd hoe dat nou eigenlijk kan. Het College heeft toen de zesde gedeputeerde er kwam, aangegeven dat hij zichzelf zou opbrengen en er dankzij hem nog veel meer geld binnen zou komen. Dan kan het toch niet zo zijn dat dat bij het schrappen een bezuiniging oplevert. Het is of het een of het ander, of u heeft toen niet helemaal conform datgene wat misschien nu geldt, geantwoord of het stuk dat we vandaag voor hebben liggen, klopt niet geheel. Het belastinggebied. D66 is er voorstander van, om dingen meer in eigen hand te kunnen hebben. Wat dat betreft zouden we het goed vinden als het College er via het IPO voor probeert te zorgen dat er, ongeacht of de kilometerheffing nu wel of niet doorgaat, toch alvast doorgepraat wordt over een zelfstandig belastinggebied en dat dit wellicht zelfs al ingevoerd wordt. Dit niet zijnde de opcenten uit de motorrijtuigenbelasting. GroenLinks heeft het ook al gezegd, maar het was ons ook opgevallen. In motie 4 die door de PvdA is ingediend, staan een aantal goede zaken, maar zij gaan uit van prudent begroten, oftewel: begrotingen waarvan je van tevoren kunt zeggen dat ze overschot opleveren. Je zou ook heel goed kunnen kijken of je in de toekomst niet beter reëel kunt gaan begroten, waardoor je in ieder geval in het eerste jaar ook ruimte hebt om een aantal bezuinigingen op te vangen. Wat ons betreft zou bijvoorbeeld drie ton, die indirect voor toerisme en recreatie is, maar voor algemeen economisch beleid, niet van het toeval van een overschot moeten afhangen, maar regulier in de Begroting moeten komen. Dan moet je de Begroting maar wat reëler proberen te maken. De heer Jaspers heeft hier in het verleden ook al het een en ander over gezegd, dus ik sta hier niet alleen in.
44
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Voorzitter, dan even kort de moties die we hebben ingediend waar we het beleid in ieder geval wat willen verzachten. Die bevinden zich op de gebieden van cultuur, milieu en economie. Voorzitter, in alle gevallen zal het als wij bezuinigen zo zijn dat er minder ondersteuning zal gaan plaatsvinden van de gemeente. De VVD heeft daar dezelfde opmerking over gemaakt die ik daarover wilde en zal maken. Dat is dat het betekent dat wij vanuit de provincie wel tegelijkertijd een grotere zorg dienen te hebben ten aanzien van het ‘zorgen dat de gemeenten sterk genoeg zijn om de extra moeite te kunnen opbrengen’. Dat is niet alleen maar omdat ze van ons minder ondersteuning krijgen, maar ze worden tegelijkertijd ook nog bezuinigd vanuit Den Haag, dus ze krijgen het wat dat betreft dubbel moeilijk. De Groningse samenleving wordt eigenlijk wel zeker nog minder maakbaar met minder centen. Dat betekent voor D66 dat de maatschappelijke invulling van de leefbaarheid van Groningen voor een gedeelte weer meer bij burgers en bedrijven komt te liggen. Wat ons betreft betekent dat, dat die daar ook invulling moet geven en wel een redelijk vrije invulling, want initiatief moet je in dat kader niet doodslaan. Het zal een opdracht aan ons hier in de Staten en in de provincie zijn, om minder betutteling en meer vrijheid te creëren voor onze burgers en bedrijven. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde van de eerste ronde van de zijde van de Staten gekomen. Wij hebben als oogst in meer praktische zin drie amendementen (A, B en C) en zevenentwintig moties. De moties hebben als karakteristiek dat sommige over onderwerpen gaan waar ook een amendement over gaat. Sommige Statenleden hebben mij erop gewezen dat dan de vraag aan de orde is wat het meest vergaande onderdeel is. Soms zitten in een motie of amendement meerdere onderdelen, wat het nog niet zo eenvoudig maakt om nu alles gesplitst te stemmen. Theoretisch kan het allemaal, maar we moeten het ook een beetje praktisch houden. Wat ik zal proberen te doen is om, met behulp van de ambtelijke staf, op een rij te krijgen hoe ongeveer de onderwerpen gegroepeerd zijn en of dat soms aan de orde is. Als het heel expliciet en helder is en het gaat allemaal over hetzelfde, dan nemen we eerst de verst gaande motie en volgen we niet simpel de volgorde van de nummering. Maar zo ver zijn we nog niet. Ik denk dat het, alles overziende, verstandig is dat we de boel een beetje omgooien tot zijn oorspronkelijke planning en dat we het zo doen. Het is nu 17.40 uur. Het is reëel en verstandig dat, stel dat je in een keer door zou willen gaan, je het College toch een schorsing geeft. Voor onderling beraad is dat nuttig en ook voor de geordendheid en het systematisch kunnen reageren op het ingediende. Het lijkt mij beter om nu te schorsen en om uiterlijk 19.00 uur weer te beginnen. Het eten staat om 17.45 uur voor u klaar. En dan beginnen we weer om 19.00 uur met de eerste termijn van het College. Dat is volgens mij de beste manier. Als u zegt dat u een kwartier eerder kunt beginnen … ik zie sommigen enthousiast kijken. We beginnen nu dus weer om 18.45 uur. Uitstekend! Het College wordt wel geacht om tijdens deze pauze te overleggen. Ik wens u smakelijk eten en tot straks. De vergadering is geschorst. Schorsing van 17.40 tot 18.45 uur. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Wij zijn toe aan de beantwoording door het College. Ik meld nog het volgende. U heeft uitgedeeld gekregen amendement B, gewijzigd, een amendement van de VVD, dat niet inhoudelijk, maar slechts tekstueel is gewijzigd. Dit amendement is nu uitgereikt en het loopt verder mee met de overige amendementen. Het oorspronkelijk ingediende amendement is hiermee vervallen. Voor de beantwoording door het College heeft nu gedeputeerde Moorlag het woord. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dank u, voorzitter. De heer Brouns begon te stellen dat wij hier als provincie moeten werken aan een duurzame toekomst. Dat is eigenlijk precies de kern van het collegeprogramma. Er zit een drieslag in: het realiseren van een sterke economie, een goed leef- en woonklimaat in deze provincie en een goede ecologische balans. Bij het uitvoeren van het coalitieprogramma zitten wij al te vaak met het dilemma dat onze ambities verder reiken dan de beschikbare middelen en dat dilemma wordt in de komende jaren alleen maar groter. Het is dan ook de vraag welke rol en welke taak je je als provincie zou moeten toe-eigenen. Ik begin met de meest extreme benaderingen. De heer Zanen stelt dat we toe moeten naar een landsdeel. Dat levert € 75 miljoen op. Ik zie niet dat er een goede feitelijke onderbouwing voor is geleverd. Dat wij iets samen moeten met de provincies is wel helder. Het zal met name om beleidsarme taken gaan. De heer Van den Berg zal daarop nader ingaan. Van de kant van de SP wordt gesteld dat de provincie zich louter moet beperken tot wettelijke taken. Dat past dus niet bij de ambities van de coalitie, want dan zou je de
45
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 provincie transformeren tot een onzelfstandig bestuursorgaan en is dan niet meer een volwaardige verdieping in het Huis van Thorbecke. Dan zou het slechts een soort bijgebouwtje zijn met een loket zit waar alleen datgene wordt uitgevoerd wat de wet voorschrijft. Gezien de opgaven van deze provincie en de politieke ambities van deze coalitie is het voor dit College een raadsel hoe wij een aantal grote opgaven in de provincie op een goede wijze het hoofd kunnen bieden. Nergens in de wet is bepaald dat je als provincie het krimpvraagstuk te lijf zou moeten gaan. Nergens in de wet staat dat wij als provincie iets moeten doen aan economische stimulering. Nergens in de wet staat dat je een Eemshaven moet exploiteren. Nergens in de wet staat dat je iets met toerisme zou moeten doen. Nergens in de wet staat dat je Zorgbelang in de benen zou moeten houden. Laat staan dat in de wet een loket Levende Dorpen voorkomt. Blijkbaar zouden we dat allemaal prijs moeten geven. De VOORZITTER: De heer Sangers. De heer SANGERS: Dank u, voorzitter. Ik dacht al: wanneer drukt hij? De VOORZITTER: Dat gebeurt meestal bij een punt en dit was een punt. Gaat uw gang. De heer SANGERS: De heer Moorlag geeft een wat gechargeerd beeld, denk ik, van de visie die wij hebben op de rol van de provincie, maar ik wilde er wel een vraag aan koppelen in de zin van dat de provincie in uw schets slechts een veredeld uitvoeringsloket. Bent u niet met ons van mening dat er binnen de wettelijke taken – en zo is ook de praktijk heden ten dage – nog genoeg beleidskeuzes gemaakt dienen te worden. Denk aan de jeugdzorg, het openbaar vervoer, et cetera, waardoor er nog wel degelijk binnen de wettelijke taken een rol is weggelegd voor de provincie en dus ook voor de Staten in dezen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dat is alsof je aan boord van de Titanic de dekstoelen nog wat heen en weer zou mogen schuiven. Echter, de koers wordt dan toch door een Haagse kapitein van het schip bepaald. Het is natuurlijk wel zo dat je binnen de wettelijke taken enige beleidsvrijheid hebt, maar die hele rij opgaven die ik zo-even noemde en die een bovenlokale schaal hebben, kun je dan niet meer bedienen. Als je dan de middelen niet gebundeld en geconcentreerd gaat inzetten, maar opknipt in 23 partjes – de 23 Groninger gemeenten – dan ontstaat er een zodanige verwatering dat aan de grootschalige, bovenlokale opgaven niet meer het hoofd geboden kan worden. De VOORZITTER: De heer Sangers. De heer SANGERS: Even een vraag. Waaruit concludeert u dat wij dat op zouden willen delen in 23 partjes, want dat ben ik, eerlijk gezegd, in ons verhaal niet tegen gekomen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wat ik toch uit uw verhaal opmaak is dat u één fonds wilt vormen om dat vervolgens ongedifferentieerd aan de gemeenten toe te delen. De heer SANGERS: Sorry, voorzitter. Dan raad ik de heer Moorlag toch aan naar de formulering van ons amendement te kijken, waarin nadrukkelijk staat dat wij in nader overleg met de gemeenten de criteria met betrekking tot het fonds zullen vaststellen. Het is dus geen ongedifferentieerd verhaal of wat dan ook. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het is op dit moment ongedifferentieerd en je zou vervolgens weer een differentiatie in overleg met de gemeenten kunnen gaan aanbrengen, maak ik daaruit op. Het moet wel louter worden geoormerkt voor leefbaarheid en dat betekent dat je niet meer de economie stimuleert en dat zou betekenen dat je geen banen meer creëert, maar als je dan geen baan hebt, heb je wel een comfortabel dorpshuis waar je de dag in door kunt brengen. Dat is niet echt de ambitie die dit College heeft als het gaat om bijvoorbeeld de economische structuurversterking van deze provincie. Door diverse fracties zijn knelpunten genoemd. Het gaat erom of de reserve leefbaarheid voldoende wordt gevoed. Het gaat om het beleidsvraagstuk toerisme. In de sfeer van het sociaal beleid is een aantal zaken genoemd. Met name door de coalitiefracties zijn voorstellen gedaan in de vorm van moties om beslagen te gaan leggen op de beschikbare begrotingsruimte in de komende jaren. Het College kan aan de ene kant neuzen tellen en begrijpt de indringende wens van meerderheden in deze Staten, maar er moet wel een spiegel worden voorgehouden. Dat raakt het punt dat de heer Van der Ploeg aanroerde, namelijk of er niet te veel wordt bezuinigd. Er zit tussen
46
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 hetgeen je bezuinigt en datgene wat je als meerjarentekort hebt, een gat van ca. € 6 miljoen. Dat is dus een potentiële ruimte van € 6 miljoen. Maar zoals in de commissie ook is gesteld: we hebben nog een aantal PM-posten. We weten niet precies wat uit de herverdeling van het Provinciefonds komt. Voorts de ontwikkeling van de accressen- een accres van 1% is toch € 550.000 wat je structureel mist – en de 19 commissies die nog aan het werk zijn. Het was en het is de ambitie van dit College om in één keer een dusdanig bezuinigingspakket samen te stellen dat je toch met enig gevoel van vertrouwen kunt stellen dat we, als er nog wat tegenvallers komen, tenminste nog een buffer hebben om die op te vangen. Vandaar dat het College er niet erg veel voor voelt om mee te gaan met de redenering van de heer Van der Ploeg, maar ook niet met een aantal voorliggende moties. Gezien de ondertekenaars kunnen een aantal moties op een meerderheid rekenen. Maar dan wordt een deel van die ruimte als het ware geoormerkt voor de komende jaren. Dat betekent wel dat je daarmee risico’s gaat lopen. Als je in de prioriteitvolgorde zaken opnoemt – het is genoemd – dan loop je het risico dat, als je in een bepaald jaar de betreffende begrotingsruimte niet hebt – ik noem maar even € 300.000 voor toerisme - , je in dat jaar onvoldoende middelen hebt. Dat is dan niet de meest solide financiering. De heer De Vey Mestdagh zei er ook iets over, namelijk dat het in strijd was met de doctrine van de heer Jaspers, een zeer gewaardeerd oud-Statenlid met name als het gaat om financiën. Dat betekent wel dat door het oormerken van het geld een onzekerheidsmarge in de exploitatie van de provincie wordt gebracht. Dat besef moet wel ten volle aanwezig zijn. De VOORZITTER: De heer Van der Ploeg. De heer VAN DER PLOEG: De gedeputeerde wil ons een spiegel voorhouden en dat begrijp ik best. We leven in een wereld van onzekerheid, maar ik heb mij wel af zitten vragen waarom het College zo gemakkelijk tussen voordracht en aanvullende voordracht € 400.000 minder bezuinigt. Waarom heeft het College niet gezocht naar alternatieve mogelijkheden tot financiering? Kennelijk willen GS ook niet heel strak vasthouden aan die € 34,5 miljoen, zoals in de voordracht stond. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Aan de ene kant heeft het College wel de wens om er strak aan vast te houden, maar aan de andere kant kom je al werkendeweg een aantal knelpunten tegen. Eén daarvan is bijvoorbeeld sport. Toen dat op enig moment in de publiciteit kwam, was er direct beweging merkbaar. Hier werd de noodzaak ingezien om er toch iets van in de lucht te houden, ook als je kijkt naar het maatschappelijk effect. Er dreigt een vorm van erosie op te treden. Daarmee wordt de buffer om toekomstige tegenvallers op te vangen, geringer. Vandaar de waarschuwende woorden om de erosie van het bezuinigingsbedrag zo gering mogelijk te laten zijn. Dat neemt niet weg dat er een spanning zit tussen oog hebben voor knelpunten en oog hebben voor belangrijke zaken, zoals de leefbaarheid, de wens om de reserves op te plussen, het belang van een beleidsterrein als toerisme. Maar bij elke wens die wordt gehonoreerd, neemt het dekkingsprobleem in de toekomst toe. In de komende tijd dient goed gemonitord te worden waar knelpunten gaan optreden. Eén van de moties roept ertoe op om de knelpunten bij het beleidsterrein welzijn te blijven monitoren. Dat zal uiteraard moeten geschieden en de Staten zullen daarover geïnformeerd moeten worden. Dat vraagstuk doet zich ook voor bij Zorgbelang, want er is ook zorg uitgesproken over of er wel een robuuste patiënten- en consumentenorganisatie in de lucht gehouden kan worden. De heer De Bruijne zal er zo meteen iets over zeggen. De spanning tussen ambities en knelpunten aan de ene kant en aan de andere kant een noodzakelijke bezuinigingsopgave blijft bestaan, maar die moet niet al te ver worden opgevoerd. Er is veel gezegd over het gebiedsgericht werken. Er is gepleit voor een afbouw van twee jaar, waarbij wordt gekeken naar de vrijval in de frictiekostendekking. Die dekking zit in een der moties mede besloten, als ik het wel heb. Waar je dan zowel bij het Leefbaarheidsfonds als bij het gebiedsgericht werken en het restant van het welzijnswerk tegen aanloopt, is de vraag welke criteria je gaat toepassen bij de besteding van middelen. Daar kunnen we nu een uitvoerig debat over gaan voeren, maar het College stelt voor om het debat over de criteria voor het Leefbaarheidsfonds en de criteria voor het al dan niet aanwenden van middelen voor gebiedsgericht werken – wat doe je specifiek voor de krimpregio’s en wat doe je voor de andere regio’s? – te voeren aan de hand van een voorstel van het College aan de Staten. Van de kant van het CDA werd gesteld dat het PLG wordt verlengd. Of dat een automatisme is, is nog de vraag. Het is onbekend wat er uit die negentien werkgroepen komt, noch wat er uit de kabinetsformatie komt. In de voordracht kiest het College voor de periode tot en met 2013, de looptijd van het PLG, voor: samen de trap op en samen de trap af. Als het Rijk zijn verplichtingen nakomt, komen wij als provincie onze verplichtingen ook na. Wijzigt daar tussentijds iets, dan zullen wij
47
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 tussentijds naar evenredigheid gaan reduceren. Op het moment dat er voor het PLG een opvolger komt, zullen wij onder ogen moeten zien in welke omvang, vorm en maat dat ingevuld wordt. Er is door de PvdA een vraag gesteld over Groningen Airport Eelde. De heer Jager zal daar nader op ingaan. Er zijn veel vragen gesteld over de 5% op de wettelijke taken in de zin of dat wat meer of juist wat minder kan en of dat niet gemonitord moet worden. In een van de moties ligt de vraag besloten naar verstrekking van periodieke rapportages. Indachtig de plastic tas van de heer Brouns, denk ik dat als wij er rapportage over gaan verstrekken, wij dat zo veel mogelijk in de reguliere informatie- en verantwoordingscyclus moeten doen. Wij maken u dan deelgenoot van knelpunten die daarbij optreden, maar we willen geen compleet nieuwe rapportage- en verantwoordingscyclus gaan optuigen. Datzelfde vraagstuk doet zich ook voor met de inhuur van externen. De heer Slager zal er zo meteen in detail op ingaan. Ik wil u wel wijzen op een dilemma wat daar dreigt te gaan ontstaan. Als je stoer zegt dat er vanaf een bepaald moment 50% op moet worden bezuinigd, kom je straks in de situatie dat er met een vacaturestop natuurlijk verloop ontstaat, dat posities niet worden opgevuld en dat er ook geen herplaatsingkandidaten beschikbaar zijn. Dan kan het zo zijn dat er juist wat meer externen moeten worden ingezet, maar op langere termijn zal die trend naar beneden moeten gaan buigen. Dat is het politieke signaal dat hier indringend is afgegeven en dat is goed verstaan. Echter, er moet wel onder ogen worden gezien dat je voor bepaalde zaken specialistische kennis nodig hebt. Gisteravond was ik bij de aandeelhouderscommissie van Essent. Als je dan spreekt over specialistische inhuur - in dit geval loopt dat via de rekening van Brabant, maar die stuurt die rekening voor 6% aan ons door - gaat het om een expertise die je niet in huis hebt waardoor je er niet aan ontkomt om die in te huren. Dus het College wil zich sterk inspannen om inhuur van externen te reduceren, maar ook de keerzijde dient gezien te worden: in een aantal gevallen is de noodzaak tot inhuur echt aanwezig en onontkoombaar. Er is het nodige gezegd inzake de frictiekosten van de gesubsidieerde instellingen. Ook daarover zijn redelijk stoere standpunten ingenomen in de zin dat zij formeel zelf werkgever zijn en dat wij daarvoor niet verantwoordelijk zijn. Dit even los van de moraliteit. Wij hebben er ook een welbegrepen eigenbelang bij. Als je een instelling hebt van tien personen en er wordt 50% bezuinigd, dan worden er vijf mensen boventallig. Op grond van hun rechtspositie heeft de gesubsidieerde instelling de verplichting om iets te doen richting de ontslagen werknemers. Het kan zijn op basis van een vonnis van de kantonrechter of op basis van een wachtgeldverplichting op grond van de CAO. Dat betekent dat de gesubsidieerde instelling de resterende 50% van de middelen prioritair daarvoor moet gaan aanwenden. Dar betekent dat de middelen niet kunnen worden aangewend voor dat doel waarvoor die subsidie eigenlijk bestemd is. Voor dat soort fricties dien je oog te hebben. Er wordt gesteld dat wij geen gouden handdrukken moeten gaan subsidiëren en dan zit er geen enkele tegenstelling tussen degenen die dit in deze Staten stellen en het College. Het gaat er zeker niet om om royale arrangementen te financieren. Er gaan zich daar hoe dan ook knelpunten voordoen. De subsidievoorwaarden zullen er trouwens nog eens goed op nagevlooid moeten worden, want een gerespecteerd oud-gedeputeerde, de heer Fennema, was onlangs hier in dit huis en hij vertelde dat in het verleden soms besloten lag dat je er als provincie iets mee zou moeten. Die exercitie moet nog worden gedaan. De Motorrijtuigenbelasting. Door verschillende fracties is er iets over gezegd en soms lijken de uitersten elkaar te raken. Het voorstel van de SP is om de lasten niet met € 2,8 miljoen te verhogen en van de kant van de VVD is dat voorstel ook gedaan. Van de VVD kan ik het goed begrijpen. De automobilist heeft een warme plek in het liberale smaldeel en niet alleen in deze Staten, maar ook landelijk. Van de SP kan ik het niet zo goed begrijpen, want de Motorrijtuigenbelasting is toch zo’n mooie nivellerende belasting. Als je geen auto hebt, betaal je niets. Als je een klein zuinig autootje hebt, betaal je ook niets. Heb je een iets grotere auto, betaal je weinig en heb je een grote Hummer dan betaal je heel veel. Het is niet ons doel om de lasten voor de Motorrijtuigenbelasting op te gaan schroeven om de opbrengsten te vergroten. Door rijksmaatregelen zullen de inkomsten de komende jaren gaan afnemen. Er is een nultarief voor de aller-zuinigste auto’s. Wij willen de inkomsten die wij uit ons eigen belastinggebied hebben, op peil houden en niet gaan verruimen, afgezien van de normale indexering. Er zou een gat van € 2,8 miljoen gaan ontstaan. Ik heb van de VVD niet goed begrepen hoe dat dan precies gedekt zou moeten worden. Het College houdt vast aan het uitgangspunt om de opbrengsten uit het eigen belastinggebied intact te houden en dat betekent dat er een taakstelling van € 2,8 miljoen ligt om te voorkomen dat de opbrengst naar beneden gaat wegzakken. Ik merk er trouwens bij op dat de provincie Groningen, als je kijkt naar de rangorde van de provincies in het land qua kosten voor de automobilist, weggezakt is
48
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 uit de top en nu een middenmoter is geworden. Het is nu dus niet zo dat wij meedoen in de top voor het kampioenschap maximale belastingheffing. Door de ChristenUnie werd gesteld dat op cultuur slechts 20 of 30% wordt bezuinigd, terwijl dat bij Welzijn wel 80% is. Die percentages kloppen niet helemaal. Als je puur kijkt naar de programmakosten, lijkt dat zo te zijn, maar een groot deel van de bestedingen voor cultuur en welzijn loopt ook via de subsidiestaat en daar zie je dat er dan een wat gebalanceerder beeld ontstaat. Wat daarbij voor het College ook heeft meegespeeld als het gaat om de criteria is dat in het bestuursakkoord Lodders de cultuur nog wel als kerntaak wordt aangemerkt. Welzijn is daarentegen een autonome taak. Daarbij is afgewogen of je dat geheel naar een ander domein moet brengen en daarbij is vastgesteld dat een aantal taken, zoals ten aanzien van Zorgbelang, maar ook ten aanzien van Sensoor, niet zomaar in 23 stukjes zijn op te knippen en als zodanig overgeheveld zouden moeten worden naar de gemeenten. Uiteindelijk heeft er wel een bijstelling door het College plaatsgevonden, maar dat neemt niet weg dat dit autonoom terrein is en dat Welzijn en Cultuur voor een fors deel wordt aangeslagen voor een deel van de bezuinigingsopgaven. De heer Van der Ploeg sprak behartigenswaardige woorden over het belang van een open huishouding, maar stelt ook dat het niet nodig is dat de provincie een vetpot van € 200 miljoen aanhoudt. Is dat nu wel daadwerkelijk een vetpot? Zijn we bezig om geld onnodig op te potten? Wij hebben vanuit de dividendopbrengsten van Essent jaarlijks een voeding voor het investeringsfonds ESFI. Dat dividend valt weg, maar er wordt deels gecompenseerd door renteopbrengsten en deels door dividend vanuit een aantal onderdelen van Essent die zelfstandig afgesplitst zijn, zoals het netwerkbedrijf en het milieubedrijf en de kerncentrale in Zeeland. Dat levert dividend op. Om die dividendstroom op termijn op een verantwoord niveau te houden is het nodig om € 100 miljoen aan de kant te zetten en de renteopbrengsten te gebruiken voor de voeding. De heer VAN DER PLOEG: Wij hebben daarover gediscussieerd in de commissie Bestuur en Financiën. Op een gegeven moment was het duidelijk dat het ging om het niveau van de compensatie van de dividenden. Het College en de coalitiepartijen komen met € 15,2 miljoen als het niveau waarop de provinciale financiën gecompenseerd zouden moeten worden. Dat is wel het gevolg van een dividendsprong in tien jaar tijd. De exercitie inzake de provinciale financiën is gebaseerd op tien jaar geleden. Dat was toen de startpositie. Als je daar naar kijkt, zou je met een schamele € 3 of 4 miljoen aan compensatie voor dividendinkomsten op het niveau staan waar al die commissies van uit zijn gegaan en waar zij hun berekeningen op los hebben gelaten. Wat u doet – en ik vraag u of u het daarmee eens bent – is dat u de inkomstenpositie afhankelijk maakt van hoe het in de energiewereld is gegaan gedurende de afgelopen tien jaar. Dat is de conclusie als je € 15,2 miljoen als uitgangspunt neemt. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Kijk, die dividendinkomsten hebben gefluctueerd. De laatste jaren heeft daarin een sterk oplopende lijn gezeten. Soms gebeurde dat door éénmalige superdividenden, bijvoorbeeld bij de verkoop van het kabelbedrijf. Het is mijn overtuiging dat we op een goed moment hebben verkocht gezien de berichten in de krant over Eneco en Delta. Voor publieke aandeelhouders is dat een weinig vrolijk stemmend beeld. Maar het is niet zo dat wij dat niveau van dividendopbrengsten van ruim € 15 miljoen onverkort vasthouden. Ook in de bezuinigingstaakstelling ziet u dat de voeding van ESFI wordt aangeslagen. Ik meen dat er dan nog ongeveer € 10 of 10,5 miljoen resteert. Dat is naar beneden bijgeraamd en het is absoluut niet zo dat wij dit zonder meer op het oude niveau handhaven. Wij hebben dus gekeken naar de voeding van ESFI en uit die voeding wordt ook een bijdrage geleverd aan de bezuiniging. De heer VAN DER PLOEG: De koppeling aan ESFI is iets anders dan O.E.M., Overige Eigen Middelen. Volgens mij zitten we nog steeds op een niveau van boven de € 15 miljoen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, maar dat niveau van € 15 miljoen wordt niet meer geoormerkt voor ESFI. Daaruit wordt nu een deel van de exploitatie gefinancierd. Je kunt dan die vetpot – ik gebruik uw woorden - van € 100 miljoen op willen gaan gebruiken. Je zou daar een investeringsprogramma voor kunnen maken, maar dat betekent wel dat, als je de bezuinigingstaakstelling wilt halen, je een additionele bezuiniging van ca. € 4,5 miljoen moet gaan realiseren in de exploitatie van de provincie. Linksom of rechtsom, dat maakt qua saldo niet uit. De heer VAN DER PLOEG: Uiteraard is het zo dat als je die € 100 miljoen gaat aanspreken, je een bepaalde periode overbrugt en dat je aan het eind van die periode minder hebt. Je speculeert over hoe de situatie dan is. Ik kan niet overzien wat er over tien jaar aan middelen mogelijk is.
49
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Om nu € 100 miljoen gedurende de komende jaren extra op te souperen … we hebben al een zeer robuust investeringsprogramma tot 2020. Economische stimulering, RSP-cofinanciering, infrastructuur Openbaar vervoer. Om daar nog eens extra € 100 miljoen voor éénmalige investeringen te gaan gebruiken en dat je daarna moet vaststellen dat je in 2020 een heel schamele voeding hebt voor ESFI … dat vind ik, eerlijk gezegd, geen solide begrotingsbeleid. Ook is dit de uitvoering van een afspraak die wij gemaakt hebben in het coalitieakkoord waar we trouwens ook niet geheel aan voldoen, want we zouden de volledige dividendstroom gaan vastzetten, terwijl daar nu ca. € 4,5 miljoen op wordt bezuinigd. De heer BROUNS; Voorzitter, richting de heer Van der Ploeg en misschien dat het College dat zelf ook kan bevestigen … als je kijkt naar die voeding die richting ESFI gaat, die € 15 miljoen waar u nog steeds aan refereert … dan staat in de besluiten bij deze kaderstelling ook dat daar de voeding uit gehaald wordt voor de bestemmingsreserve leefbaarheid en dat daarnaast de voorbereidingskosten voor de uitvoering van projecten binnen het MIT, binnen het ESFI gedekt worden en dan komen we terug op de voeding die nog overblijft, want er zit dan nog € 10 miljoen in en die hebben we nog hard nodig in de toekomst. De VOORZITTER: Meneer Van der Ploeg, even een reactie daarop en dan de heer Moorlag ter afsluiting. De heer VAN DER PLOEG: Het gaat natuurlijk om het onderscheid maken tussen je inkomsten en je uitgaven. Dat loopt hier kennelijk door elkaar heen. Wij hebben het over € 15,1 miljoen aan inkomsten die gecompenseerd zouden moeten worden. Dat was het uitgangspunt waar ik het over heb. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden in hoe je dat vervolgens besteedt. Waar ik richting de gedeputeerde op wil wijzen is dat er in het verleden nog meer is afgesproken over het besteden van Essent-gelden in het algemeen. Toen hadden we die € 100 miljoen nog helemaal niet, maar alleen hadden we aandelen. Er was sprake van een geringe waarde op de balans. Die situatie is nu veranderd. Waar is dat plattelandsfonds nu gebleven voor landschapsontwikkeling? Er is een hele serie van ideeën, ook bij partijen die toen ook in de coalitie zaten, die een rol zouden spelen in het bestedingskarakter van deze provincie. De heer MOORLAG (gedeputeerde): In het coalitieakkoord is daarover een prioritaire volgorde afgesproken. Eén was dat de voeding voor ESFI op peil zou blijven op een niveau van € 15 miljoen. Die € 15 miljoen vloeit met dit bezuinigingsvoorstel niet meer volledig naar ESFI toe. Dat wordt gereduceerd en zoals de heer Brouns al zei wordt dat deels aangewend voor de voeding van het Leefbaarheidsfonds gedurende de komende jaren. Die voeding wordt dus al wat afgeknepen en voor een deel wordt die gebruikt voor de exploitatie. Het tweede punt is dat daarna Kolibri aan de orde komt. Daarvoor is geld in ESFI gereserveerd. Het was een prioritaire volgorde en als je dan bij de laagste prioriteit uiteindelijk niet uitkomt, kunt u mij niet kwalijk nemen dat die handelswijze zo is toegepast. De heer VAN DER PLOEG: Dat begrijp ik. U remt zichzelf af op het moment dat je die € 15,1 miljoen als compensatie als grens trekt. Als dat bedrag lager was geweest, had je ook meer te besteden gehad in bijvoorbeeld een landschapsfonds of voor duurzame investeringen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Stel nu dat wij dat hadden gedaan en dat bedrag op € 10 miljoen hadden vastgezet. Daarna moet de bezuinigingstaakstelling worden uitgevoerd en dan hadden we nu een deel van de exploitatie uit die € 10 miljoen moeten dekken, alsmede het Leefbaarheidsfonds. Naar mijn smaak is het dan zo dat als je kijkt naar het vermogen van de provincie – dat loopt in de vele honderden miljoenen – dat loopt het eigen vermogen tot 2020 met nog de investeringen die we doen, af naar zo’n € 100 miljoen stamrecht plus nog vrij vermogen die je moet aanhouden als risicoreserve op basis van de inschattingen die de accountant periodiek doet over de risicopositie. Naar mijn smaak geeft dat een gebalanceerd financieel beeld. In dezen kun je het blijkbaar nooit goed doen, want aan de ene kant wordt gezegd dat er wordt opgepot en aan de andere kant zie je dat het vermogen snel wordt afgebouwd en dan kan het feit ons treffen dat wij al het tafelzilver van de provincie aan het verjubelen zijn. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, wij willen natuurlijk niet verjubelen, maar wel goed investeren. Ik zal er in mijn tweede termijn op terugkomen.
50
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De heer MOORLAG (gedeputeerde): Op de vraag van de heer Zanen zal de heer Van den Berg terugkomen. Over de soliditeit van het door hem genoemde bedrag van € 75 miljoen als besparing door de vorming van een landsdeel heb ik zo-even al een opmerking gemaakt. Ik zou graag in de tweede termijn willen horen waar dat bedrag precies op berust. Ik voel me er weinig comfortabel bij als dit zo wordt gesteld zonder dat er een concrete onderbouwing bij wordt geleverd. Los daarvan heeft dit College een landsdeel nooit echt omarmd en zoals de heer Zanen consistent is, is dit College ook tamelijk consistent. Ik begrijp dat de heer Zanen zijn kans ruikt, maar daarbij zeg ik wel dat Troelstra ook iets te vroeg een revolutionair gemoed in de samenleving in 1918 ontwaarde. Die vergelijking kon nog wel eens treffend gaan worden. Aan de andere kant is er door de heer De Vey Mestdagh een iets genuanceerder beeld neergezet. Hij zegt dat het goed zou zijn om inzicht te krijgen in de effecten. Er ligt ook een motie om dat te gaan onderzoeken. Om dat in beeld te brengen, kan absoluut geen kwaad. De heer De Vey Mestdagh heeft verder nog iets gezegd over het belastinggebied, namelijk om de discussie daarover, ook nu de kilometerheffing niet doorgaat, te blijven voeren. Er is onlangs overleg geweest tussen het ministerie van BZK en het IPO. Daarvan is door de staatssecretaris gesteld dat de urgentie om te spreken over een nieuw belastinggebied nu weg is, daar de kilometerheffing vooralsnog niet doorgaat. De moties. Ik heb iets gezegd over de eerste zes moties. Aan de ene kant is het neuzen tellen, maar aan de andere kant waarschuw ik voor de dekkingsproblemen en ook dat wij elkaar de komende tijd nog tegen kunnen komen, omdat er nu toch enige voorbeslagen worden gelegd op een ogenschijnlijk vrije ruimte die nog wel eens heel erg beperkt kan worden door toekomstige besluitvorming op rijksniveau. Over motie 7 zal de heer De Bruijne iets zeggen. Motie 8 is meer een kwestie die aan de Staten is. De heer Van den Berg zal daarop reageren. Motie 9 van de VVD. Ik constateer dat er geen dekking bij zit. Die motie ontraden wij met klem. Motie 10. We zien hier een dekkingsprobleem ontstaan. De vraag van het College aan de indieners is om in de tweede termijn aan te geven waar die dekking dan gevonden zou kunnen worden. Over motie 11 is zo-even al iets gezegd. De heer De Bruijne kan daar zo meteen op ingaan. Motie 12 inzake het opnemen van een totaaloverzicht in de jaarrekening. Het eerste deel van de motie onderschrijft het College wel. We willen dat meenemen in de reguliere cyclus, maar er zit een praktisch probleem aan het tweede deel. In feite zou dit een herintroductie van het oude piepsysteem betekenen, namelijk dat elke besteding uit de reserves goedgekeurd moet worden door de Staten. Het College hanteert hier het beleid dat bij majeure uitgaven de Staten worden geïnformeerd bij brief zodat zij zich kunnen uitspreken. Dat is onder meer gebeurd bij Life Sciences, het project ERIBA. De verantwoording zal toch moeten gebeuren via de normale cyclus, de vier momenten in het jaar dat naar de financiën wordt gekeken, met als zwaartepunt het jaarverslag. De motie in deze vorm willen wij dus niet overnemen, maar de toezegging om die verantwoording te leveren, kan ik wel doen. Mondiale bewustwording bij het programma Welzijn en Sociaal Beleid en alles wat daar annex aan is. Een aantal van de keuzes is pijnlijk, maar wij ontkomen er niet aan, gezien onze taakstelling, om toch ook keuzes te maken die pijnlijk zijn. Het College ontraadt die motie. Biologische meetnet. Dat is in de commissie ook al aan de orde geweest. De heer Hollenga zal daar nog iets over zeggen. Motie 15 ontraden wij. Motie 16 idem vanwege de dekking. Dat is zo-even toegelicht. Motie 17 wordt ook afgewezen ook in verband met het dekkingsvraagstuk dat zich daarbij voordoet. Motie 18. Een korting van maximaal 15%. Deze motie wijzen wij ook af. Motie 19 inzake de winsten van Groningen Seaports. Wij vragen ons af of het op dit moment wel verstandig is om daarnaar te gaan kijken. Seaports is gewikkeld in een verzelfstandigingoperatie en dat is al een heel broos proces. Bovendien heeft Seaports een fors investeringsprogramma. Het College is er daarom geen voorstander van om op dit moment een greep te doen uit het vermogen van Seaports. De heer VAN DER PLOEG: In de eerste plaats gaat het nu nog niet om een ingreep, maar om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn. Vindt het College dat de winsten wel gebruikt moeten worden om een reorganisatie van het bedrijf te financieren? Dat is juist een van de overwegingen waarom dat niet het geval zou moeten zijn.
51
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het gaat niet zozeer om het financieren van een reorganisatie, maar als je kijkt naar welke broze processen doorlopen moesten worden om de verzelfstandigheidsdiscussie op gang te krijgen … Dat schip ligt nu vlak voor de haven en met zo’n debat werp je weer een potentiële zandbank op voor die haven. Als u zegt dat er nog geen greep wordt gedaan, is het slecht getimed om op dit moment zo’n onderzoek in te gaan stellen. De heer VAN DER PLOEG: Wat is daar slecht getimed aan? Een exceptionele hoge winst is toch een uitstekend moment om het er juist dan over te hebben. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ook is sprake van een exceptioneel hoog investeringsprogramma plus het feit dat er binnenkort finale besluitvorming moet gaan plaatsvinden over de verzelfstandiging van Seaports. Om die discussie nu te gaan vertroebelen met onderzoeken als deze zou het proces wel eens niet ten goede kunnen komen. De heer VAN DER PLOEG: Of het zou het juist heel helder kunnen maken. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het verminderen van de externe inhuur. Ik heb er zo-even al iets over gezegd. Het streven op zich wordt wel onderschreven, maar om dat 50% taakstellend als zodanig hier te formuleren, is te kras en niet realiseerbaar. Zeker niet gezien de fricties en spanningen op korte termijn ten aanzien van de personeelsbezetting. Die motie wordt afgewezen en ontraden. Over het welzijnsbeleid zal de heer De Bruijne spreken. Beleidsthema fiets en Groningen Airport Eelde. Hierop zal de heer Jager ingaan. PLG 2011 zal worden toegelicht door de heer Hollenga. Landsdeel en motie 27. De heer Van den Berg zal hierop ingaan. Amendement A wijzen wij af. Iedere vezel verzet zich daar tegen. Amendement B wordt eveneens afgewezen. Onder meer om redenen van het ontbreken van een adequate dekking. Het staat ook haaks op de keuze die het College in dezen maakt. Amendement C. Het reduceren van het flexibele budget naar € 1 miljoen achten wij onwenselijk en daarom wordt dit amendement ook afgewezen. Tot zover, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. U heeft 26 minuten gebruikt en nu krijgt u zonder dat het u tijd kost een vraag te beantwoorden van de heer Sangers. De heer SANGERS: Ja voorzitter, ik wil nog even wat meer helderheid krijgen over de positie van het College ten aanzien van de eerste zes moties, zeg maar de coalitiemoties. U zegt met zoveel woorden dat u ze afraadt. Binnen de uitgangspunten en de gedachtegangen van uw eigen voordracht kan ik me daar iets bij voorstellen. Tegelijkertijd zegt u dat het een kwestie is van neuzen tellen, maar dat de Staten het College ook wel weer tegen zullen komen. Het is een beetje onduidelijk allemaal. Zegt u nu dat het onaanvaardbaar is of zegt u dat u die moties wel uitvoert? Wat is nu precies de positie van het College in dezen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het College, of nee, laat ik het persoonlijk houden, ik zit met een wat geprangd gemoed. Aan de ene kant dien je, gelet op de financiële soliditeit, hard vast te houden aan onze taakstelling, maar aan de andere kant geldt dat, als je enig politiek gevoel hebt en ook weet wat er is gewisseld in de verschillende commissies als het gaat om leefbaarheid en het Leefbaarheidsfonds – niet alleen door de coalitiefracties, maar ook door de andere fracties –, als het gaat om zaken als sport, toerisme en andere zaken, het niet erg van politieke realiteitszin zou getuigen om er dwars voor te gaan liggen. Dat is de afweging daarin. Ik heb wel aarzelingen of wij de financiering in de toekomst goed in de lucht kunnen houden. Er zitten grotere onzekerheden bij dat beleid dan het beleid dat regulier bij de programma’s wordt gevolgd. Het betreft een voorwaardelijke dekking als er voldoende flexibel budget is. Ik heb het vergeleken met een soort waterval. In dit geval een waterval met een dun stroompje waar een stuk of zes of acht potjes onder gezet worden. Dan is het de vraag of al die potjes wel goed vollopen en of die waterstroom niet op enig moment tijdelijk of geheel opdroogt. Inhoudelijk kan ik het goed begrijpen en kunnen wij het ook billijken en financieel zeg ik dat wij er daar dan maar in moeten berusten en dan met Gronings enthousiasme, zeg ik er dan maar even bij. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, de heer Moorlag begon zijn verhaal redelijk genuanceerd in de zin van een spiegel voorhouden, een beetje oppassen, er moet nog wat ruimte
52
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 blijven, maar niet te veel … maar vervolgens raffelt hij een heleboel moties af met inadequate dekking, inadequate dekking, inadequate dekking. Dan denk ik dat dit niet bij elkaar klopt, want de dekking van bijna alle moties, ook die van andere fracties, is er. Misschien wilt u die dekking niet, maar die is er wel en die is zeer adequaat, want we hebben het hier niet over een onevenwichtige Begroting en grote mintekens die opdoemen op het moment dat je een en ander gaat doorvoeren. Ik vind deze manier van opereren niet alleen vreemd, maar het stuit me tegen de borst. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik denk dat u ook een nuance ontgaat, want een aantal van die moties waarbij ik de meest krachtige woorden heb gebruikt van afwijzen of ontraden, zijn doorgaans moties die in de tijd niet zijn begrensd. Ik versta een aantal van de moties, met name nummers 1 tot en met 7, zodanig dat zorg moet worden gedragen voor een zachte landing. Als er extra middelen zijn - en u neemt dat op voorhand aan, maar ik ben er niet zo zeker van gezien de donkere wolken die zich nog aan het samenpakken zijn – zijn die uitgaven voorwaardelijk. Dat maakt het moeilijk om er beleid op te gaan voeren, maar ze zijn wel voorwaardelijk en dat is iets anders dan amendementen en moties die ertoe strekken dat er geen sprake is van een zachte landing of dat er geen sprake is van een voorwaardelijke financiering, maar van een ongelimiteerde financiering. De VOORZITTER: Meneer Van der Ploeg, we moeten proberen dit tot een slot te brengen, want anders loopt het te lang weg. De heer VAN DER PLOEG: Ik constateer, meneer de voorzitter, dat er een reeks van moties ligt van diverse kanten, van coalitiepartijen en oppositiepartijen - los van het SP-verhaal, want dat is een heel ander verhaal – die misschien leiden tot een verschuiving van 3 of 4% in het totale pakket. Als het over pijnlijke zaken gaat – u noemt dat woord ook – kan het ook zijn dat Provinciale Staten iets te pijnlijk vinden. Ik vind dat een College daar ook met respect over dient te spreken. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dan spijt het mij als ik mij te weinig respectvol heb uitgelaten. Het inhoudelijke punt is dat de marge tussen de bezuinigingstaakstelling die toch al aan erosie onderhevig is, en het bezuinigingsbedrag zo gering wordt dat bij enige zuchtjes tegenwind je onmiddellijk weer met een tekort zit en dat je nogmaals een bezuinigingsslag moet gaan maken. Ik ben er niet zeker van of er geen tweede slag zou moeten komen. Liever niet. We willen niet een College worden dat reorganisatie op reorganisatie en bezuiniging op bezuiniging gaat stapelen. Ik kan ook niet voorzien wat er allemaal nog uit Den Haag komt, maar het voorspelt allemaal weinig goeds. U zou mij als portefeuillehouder financiën niet kwalijk moeten nemen dat wij daar een buffer voor willen aanhouden. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, mogelijk een laatste vraag aan de gedeputeerde, want in de commissie heeft hij aangegeven toen de heer Van der Ploeg vroeg waarom er nu een beslissing genomen moet worden en of die niet beter opgeschoven kon worden naar september … eigenlijk ondersteunt u dat verhaal nu een beetje. Wat wij als SP-fractie ook wel zien is dat in deze moties uit een aantal gevallen die absoluut nog niet vastliggen geld wordt weggehaald, wat volgens ons ook drie ballen van de acht uit de lucht plukken is. Ik zou de heer Van der Ploeg bijna willen verzoeken om alsnog dat uitstel aan te vragen, en wel met deze steun. De heer MOORLAG (gedeputeerde): In de commissie heb ik uiteengezet dat dit College vindt dat er een sluitend meerjarenbeeld achter gelaten moet worden en dat we aan het eind van dit jaar een sluitend meerjarenbeeld willen presenteren. Wij accepteren het in onze toezichthoudende rol ook niet van gemeenten als men geen sluitend meerjarenbeeld presenteert en het is ook gewoon politieke realiteit dat in verkiezingstijd het buitengewoon lastig is om bezuinigingen nadrukkelijk te bespreken. Dat proces is op dit moment in Den Haag al zichtbaar waar men razend snel afscheid neemt van allerlei zaken die geld zouden moeten opleveren tijdens de verkiezingscampagnes. Dat betekent dat je gauw een jaar of twee jaar verliest en dat de onzekerheid voortduurt. Wij willen als College een robuust meerjarenbeeld achterlaten. De VOORZITTER: Hartelijk dank en daarmee zijn we bij de heer Hollenga. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Dank u wel, voorzitter. Ik wil ingaan op drie punten. Het gebiedsgerichte beleid, landbouw en het biologisch meetnet. De PvdA-fractie heeft benadrukt en gevraagd om in de komende tijd te benutten wat er blijft liggen in het gebiedsgerichte beleid en hoe dat op een nette manier naar de toekomst afgebouwd kan
53
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 worden. We hebben regelmatig stuurgroepvergaderingen met verschillende gewesten. We hebben in beeld gebracht welke projecten er nog lopen in het huidige programma. We hebben steeds gezegd dat we die op een nette manier gaan afmaken. Ook de gemeenten hebben dat gezegd en we kijken naar wie de trekker is van het project, of de financiering rond is, of de betrokken partners goed op de hoogte zijn zodat dit op een goede manier zijn weg vindt. Door de fracties van het CDA, de PvdA en de ChristenUnie is een motie ingediend over het in stand houden gedurende twee jaar van het gebiedsgericht werken met een budget van € 1 miljoen. In aanvulling op wat collega Moorlag al heeft gezegd is het zo dat we te maken hebben met vier gebieden waar stuurgroepen functioneren met ambtelijke ondersteuning. Daarnaast willen we zo snel mogelijk invulling geven aan de gebiedsopgaven die we in het Provinciaal Omgevingsplan hebben afgesproken. Dat betekent dat we goed moeten kijken hoe we ons personeel op een goede manier kunnen inzetten. Dat wil niet zeggen dat het gebiedsgericht beleid geheel weg is. Met het Leefbaarheidsfonds geven we een nieuwe invulling aan het gebiedsgerichte beleid. Daarnaast hebben we in alle gebieden nog te maken met de uitvoering van het huidige beleid in die zin dat, mede op aandrang van uw Staten, wij aan het begin van deze PLG-periode, met name op het gebied van sociaaleconomische vitalisering, extra provinciaal budget hebben ingezet om daarmee ook Europees budget binnen te halen, wat ook is gelukt, en die programma’s die vooral tot stand komen in de zogenaamde LEADER Actiegroepen – dat zijn de gemeenten en de maatschappelijke organisaties in het gebied – gaan gewoon door met hun werkzaamheden en die kunnen dat ook blijven doen. Als deze Staten mochten besluiten om er voor bepaalde gebieden nog een bedrag aan toe te voegen, is het ook aan die groep om er op een goede manier invulling aan te geven, conform het programma wat men daarvoor ter beschikking heeft. Dat geldt zowel voor sociaaleconomische vitalisering als landschap, inclusief het loket Levende Dorpen wat daar onderdeel van is. Het is niet zo dat we de stuurgroepen en de bestuurlijke gremia in alle gevallen in stand willen houden, omdat dit te veel personele inzet vergt. Het is wel zo – afgelopen week was ik nog in de Stuurgroep West – dat men er wel voor voelt om de komende tijd contact te onderhouden met het College over bepaalde zaken. Natuurlijk, daar lopen er projecten waar wij bij betrokken zijn en dus zal er op die punten ook bestuurlijk overleg blijven plaatsvinden. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, binnen het PLG zijn voor de aankomende drie jaar bedragen respectievelijk van € 3,2, 1,1 en 1,1 miljoen gereserveerd oor sociaaleconomische vitalisering. Zegt u nu dat dit geld daar wel of niet naar toe gaat binnen het PLG? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Dan slaat waarschijnlijk op de vraag die door GroenLinks werd gesteld. De bedragen die in het PLG gereserveerd zijn voor sociaaleconomische vitalisering die blijven daarvoor gereserveerd en worden niet gebruikt voor andere dingen. Laat dat duidelijk zijn. Het staat een beetje ongelukkig in de voordracht, want je zou eruit kunnen lezen dat we onze prioriteiten gaan verleggen, misschien zelfs met provinciale middelen naar natuur en landschap, vooral naar natuur, maar dat zijn rijksdoelen en daar hebben we rijksgeld voor. Net zo goed als wij van mening zijn dat het Rijk geen greep in onze kas mag doen, gaan wij geen greep in hun kas doen, want dat kan niet en dan maken we de afspraken niet waar. De heer VAN DER PLOEG: Ik begrijp dat die zinsnede in de voordracht gewoon foutief is. Begrijp ik dat goed? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Die zinsnede moet u zo lezen. Toen wij begonnen met het PLG was het probleem dat wij rijksdoelen kregen met rijksgeld. Wij vonden dat ook sociaaleconomische vitalisering en landschap een rijksdoel met rijksgeld had moeten zijn. Dat is er niet van gekomen en toen hebben we het hier in deze provincie zelf ingevuld. Dat blijven we doen met de middelen die we daarvoor gereserveerd hebben. Als uw Staten zeggen dat we er voor de komende jaren nog iets aan gaan toevoegen, is dat alleen maar mooi! De heer VAN DER PLOEG: Nog even heel secuur, meneer de voorzitter. De gedeputeerde heeft op mijn vraag in de commissie gezegd dat hij bij de Voorjaarsnota met een nadere invulling voor het bezuinigen op de provinciale doelen 2011 en 2012 zou komen. Dat klopt dus niet? Begrijp ik dat goed? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Nee. Wel als het om het gebiedsgericht werken gaat. Dat noemde ik net al. We hebben al aangegeven dat personele inzet niet meer overal beschikbaar is.
54
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De heer VAN DER PLOEG: Het ging expliciet over de provinciale doelen. Ik begrijp dus dat dit ineens is veranderd. OK. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): We hebben ook afgesproken met die regionale gebiedsgroepen dat we zullen proberen om de gelden die beschikbaar zijn gesteld voor zeven jaar, als het enigszins kan, in vijf jaar willen wegzetten. Dan zou ik op een gegeven moment bij uw Staten willen komen met de mededeling dat wij zulke goede projecten hebben gehad dat het geld in vijf jaar is weggezet. De heer VAN DER PLOEG: Dan toch nog even praktisch, meneer de voorzitter. Er ligt een motie voor van mijn fractie. Die hoeft dus niet in stemming te worden gebracht wat u betreft, want die wordt gewoon al uitgevoerd? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): In uw motie 25 staat dat het accent in 2011 en 2012 bij de bezuiniging op het PLG niet verlegd moet worden van provinciale doelen, landschap en sociaaleconomische vitalisering naar rijksdoelen. Wij gaan geen middelen voor sociaaleconomische vitalisering overhevelen naar rijksdoelen. De heer SANGERS: Voorzitter, nog even een vraag aan de heer Hollenga. U zegt: als de Staten extra middelen beschikbaar willen stellen voor de vitalisering: hartstikke mooi! Dan heb ik wel de vraag in hoeverre u dat rijmt met de stellingname van de heer Moorlag van zojuist. Graag hoor ik ook een reactie van de heer Moorlag op dat punt. Is hij het eens met zijn collega? De VOORZITTER: Nee, er is er maar één die nu werkt. De rest mag u in de tweede termijn doen. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Voorzitter, ik heb aangegeven hoe wij omgaan met de bezuinigingen op het gebiedsgericht werken en ik wacht eerst maar even af wat de Staten doen met de ingebrachte moties. Dan ten aanzien van het onderwerp landbouw. Er is … De heer SANGERS: Mag ik daar dan uit afleiden dat u de vorige opmerking die u maakte met de woorden: dan is dat mooi, bij dezen intrekt? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Die opmerking intrekken? Nee, ik trek geen opmerkingen in. De heer SANGERS: Zo erg is dat niet. Nog even ter toelichting. U heeft de Staten in feite net uitgenodigd om een besluit te nemen om extra middelen uit te trekken voor de vitalisering, want u vindt dat mooi. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ik heb gezegd: als … De heer SANGERS: Ja, en dan vindt u dat mooi en dat was dus een uitnodiging. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Voorzitter, ik … De heer SANGERS: Sorry, voorzitter. Ik wil wel even antwoord. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ik vind dat mooi! De heer SANGERS: Dan wil ik straks toch graag een reactie van de penningmeester horen. De VOORZITTER: Mooi. Dan gaan we door. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ja. Voorzitter, de VVD-fractie heeft een motie ingediend op het gebied van landbouw en heeft daarmee min of meer gezegd om het opnieuw toe te voegen aan het programma Ondernemend Groningen. In de voordracht hebben we heel duidelijk aangegeven hoe wij met het onderdeel landbouw, als zijnde sectorbeleid, in het economische programma omgaan. We hebben daarbij gezegd dat er voorlopig voldoende landbouwmaatregelen in het PLG zitten die we kunnen honoreren. Daarnaast is het voor landbouw heel belangrijk om gefaciliteerd te worden in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Heel belangrijk voor landbouw is dat er ruimte is om te ondernemen.
55
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Er zitten in het PLG nog voldoende mogelijkheden om aan structuurversterking te doen en ook aan projecten op het gebied van innovatie. Wij zullen er op die manier invulling aan kunnen geven. Daarnaast kan landbouw natuurlijk evenals andere economische sectoren profiteren van de grote economische programma’s zoals EFRO en Pieken in de Delta waarvan agribusiness een belangrijk onderdeel is. De heer LUITJENS: Voorzitter, is de gedeputeerde met mij van mening dat misschien het PLG tot 2013 voldoende ruimte mag bieden, maar dat landbouw één van de sectoren is die uit Ondernemend Groningen kan trekken, dient na 2013 in elk geval behouden te worden. Ook als je in het PLG te kort komt en er is meer ruimte in het programma Ondernemend Groningen, dient de landbouw daar mee te kunnen doen. En dat ruimtelijk faciliteren, dat begrijp ik, maar daar heb ik het ook niet over. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Wij hebben in het kader van de bezuinigingen geconstateerd dat we ten aanzien van de autonome taken zoals ze zitten in het economische programma, daar de bezuinigingen zoeken, net zo goed als we ook bezuinigingen zoeken in het programma Welzijn en Zorg. In dit geval hebben we het daar gezocht voor het onderdeel landbouw met de opmerking dat er in het PLG ook nog de nodige ruimte zit. De heer LUITJENS: Voorzitter, misschien is het de gedeputeerde opgevallen: ik heb niet gepleit voor extra middelen. Door een andere motie worden er extra middelen aan het programma Ondernemend Groningen toegevoegd die deels voor recreatie en toerisme nodig zijn en ook wel voor iets anders gebruikt mogen worden. Ik voeg als categorie – dat is de strekking van deze motie – aan het programma Ondernemend Groningen landbouw toe. Dan kan landbouw meedoen met wat er in dat programma zit. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Landbouw kan als men met goede projecten komt, gebruik maken van verschillende geldstromen binnen dit Provinciehuis, maar wij gaan niet het onderdeel landbouw opnemen in EZ en daar dan achterzetten: nul. Dat is uw vraag. Voorzitter, dan als laatste kom ik bij de vraag van GroenLinks over het biologisch meetnet. Wij hebben in de voordracht al aangegeven dat we dat gaan omvormen tot een kennishuishouding Natuur en Landschap. As je de voordracht zo leest, zou ik mij kunnen voorstellen dat je zegt dat het wel erg mager is wat er overblijft als je van die € 48.000 een gedeelte weghaalt, zodat er maar € 15.000 overblijft, maar dat kennisnetwerk Natuur en Landschap is niet alleen een budget, maar dat zijn ook mensen, en wel heel goede mensen die hier in dit huis werken. We houden nog formatieplaatsen, zowel op natuur als op landschap, om invulling te geven aan de monitoring en verzameling van gegevens die we nodig hebben voor onze verslaglegging naar uw Staten en om ons beleid op een goede manier te monitoren. Daar gaan we gewoon mee door, alleen in een beperkter opzet en niet meer in die omvang die we tot nu toe hadden, maar we kunnen er wel met moderne middelen en andere gegevens die beschikbaar zijn, op een goede manier invulling aan geven. Vandaar dat we die motie dus afwijzen. De heer VAN DER PLOEG: Begrijp ik nou dat een kenniscentrum voor natuur en landschap een interne afdeling wordt in dit Provinciehuis? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ja, dat was het ook al. We noemden het toen biologisch meetnet. De heer VAN DER PLOEG: Het begrip komt opeens naar voren in uw stukken zonder nadere uitleg, dus ik vraag het. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ik heb u aangegeven wat de invulling daarvan is. He gaat om gedeeltelijk budget en gedeeltelijk om mensen. De VOORZITTER: Dan zijn we nu bij gedeputeerde Slager. De heer SLAGER (gedeputeerde): Dank u wel, voorzitter. De volgorde is bij mij even wat anders dan bij de vorige twee sprekers. Ik wil beginnen met een toelichting bij een drietal moties om dan vervolgens af te sluiten met een paar zinnen over een paar opmerkingen die ik tegen kwam in de bijdragen van de verschillende fracties. Ik begin bij motie 3, ingediend door de Partij van de Arbeid, het CDA, de VVD en de ChristenUnie. Dat gaat over de frictiekosten.
56
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Wij hebben in onze aanvullende voordracht het bedrag van € 11 miljoen opgenomen en dat bedrag bestond uit twee gedeelten. Bij motie 3 lees ik het zo dat de Staten er de voorkeur aan geven, althans de partijen die deze motie hebben ingediend, om dat op te splitsen in twee gedeelten. Enerzijds een bedrag van € 7 miljoen dat bedoeld is voor ons eigen personeel. Wij hebben dat toegelicht. Wat ons betreft is dat akkoord. Het is overigens niet onze bedoeling om dat bedrag tot de laatste cent op te maken. Mocht het zo zijn dat we overhouden, dan gaat het gewoon weer terug naar de algemene middelen, maar komen we tekort dan ontmoeten wij elkaar daarover wel weer in deze zaal. Anders gaat het bij de gesubsidieerde instellingen waar de indieners van zeggen dat zij er niet van overtuigd zijn dat dit op deze manier moet en daarom stellen zij voor om daar eerst een nadere motivering van het College van af te wachten. In dit kader is ook door de Staten gezegd dat de verantwoordelijkheid voor het personeel van door de provincie gesubsidieerde instellingen bij de besturen van die stichtingen of welke andere rechtsvorm daar aan de orde is, ligt. Wij zijn het met u eens dat die organisaties daar in eerste instantie zelf voor verantwoordelijk zijn. Collega Moorlag heeft net al kort toegelicht dat er omstandigheden kunnen zijn zodanig dat wij er toch toe over moeten gaan om een bijdrage te leveren als er onoverkomelijke knelpunten ontstaan. Maar het is misschien in deze werkwijze iets lastiger voor het College en zelfs iets lastiger dan wijzelf hebben voorgesteld in onze voordracht, maar het College kan met deze werkwijze wel leven en wij gaan u deze motie niet ontraden. Ik zeg er wel bij dat dit betekent dat als er aanvullende middelen nodig zijn voor de gesubsidieerde instellingen - en wij verwachten dat dat het geval zal zijn. Collega Moorlag heeft dat net toegelicht – wij dan bij u langs komen en u zullen toelichten waarom wij vinden dat dit nodig is en hoe wij denken de knelpunten op te lossen. De heer SWAGERMAN: Ja voorzitter, ik heb even de vraag of er enige helderheid valt te verschaffen over de nodige knelpunten. Moet ik dan denken aan mogelijk aangegane arbeidscontracten door stichtingen of verenigingen waar men misschien niet onderuit kan waarbij de provincie dan moet bijspringen in de afwikkeling? Of zie ik dat helemaal verkeerd? De heer SLAGER (gedeputeerde): Het kan zijn dat een stichting langdurig personeel in dienst heeft, langjarig subsidie van de provincie krijgt, door deze maatregelen van de provincie gedwongen wordt om personeel te ontslaan en daardoor de middelen van de stichting moet inzetten en geen geld meer overhoudt voor de normale activiteiten. Dan ontstaat er een knelpunt en dan zullen we een afweging moeten maken. Gaan de activiteiten voor of gaat het wachtgeld van het personeel voor? Er kunnen allerlei omstandigheden ontstaan. Dit is slechts een voorbeeld. Wij komen met die zaken bij u om toe te lichten wat er aan de hand is. Dat is wat u vraagt in deze motie en daar kunnen wij mee leven. De heer BROUNS: Ja voorzitter, ik heb daar dan direct een nuancering op. Het zou ook zo kunnen zijn dat die instellingen die weten dat dit op hen afkomt, nu heel hard aan de slag gaan om te kijken hoe zij hun activiteiten op peil kunnen houden door elders financiering te vinden, zodat zij niet in de situatie komen dat ze moeten afvloeien dan wel dat ze nu al gaan kijken hoe ze op een verantwoorde wijze kunnen afvloeien, zodat ze straks niet in de problemen komen. De heer SLAGER (gedeputeerde): Dat ben ik met u eens. Ook dat is een mogelijkheid en overigens, er is nu een brief uitgegaan naar alle instellingen die door ons worden gesubsidieerd waarin wij een mededeling hebben gedaan over de gang van zaken waar wij vandaag over spreken. En dat betekent dus ook dat als er organisaties zijn die de komende tijd nog actief vast personeel aan gaan nemen, wij daar dan wel degelijk rekening mee gaan houden. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, een vraag voor mijn begrip. U begon met het dictum van de motie. Van € 11 naar € 7 miljoen staat daarin. U zegt dat die € 7 miljoen kennelijk voor interne personele apparaatskosten is. Maar ik zie alleen een korting van het totale bedrag, namelijk van € 11 miljoen naar € 7 miljoen. Waar leidt u nu uit af dat die € 7 miljoen alleen voor personele apparaatskosten zijn? Misschien moest ik die vraag aan de Partij van de Arbeid stellen. De heer SLAGER (gedeputeerde): Dat mag ook. De VOORZITTER: Dat doen we allemaal in de tweede termijn. De heer SLAGER (gedeputeerde): Ik wil wel een poging doen om hem te beantwoorden, voorzitter. Ik zie bij het vierde gedachtestreepje dat de reservering van € 2 miljoen voor frictiekosten bij
57
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 gesubsidieerde organisaties niet aannemelijk is gemaakt en dat de indieners van de motie zeggen dat zij daar nog niet mee akkoord gaan. Ik leg het dan uit, omdat het bedrag van € 11 miljoen uit twee onderdelen bestaat en dat door de indieners van de motie deze splitsing bedoeld is. De VOORZITTER: Ik zie de PvdA-fractie knikken. Gaat u door. De heer SLAGER (gedeputeerde): Voorzitter, het feit dat ik net heb gezegd dat wij motie 3 niet zullen ontraden betekent tegelijkertijd ook dat dit wel het geval zal zijn met motie 21 van GroenLinks, want die twee kunnen niet gelijktijdig naast elkaar leven. Ik moet u zeggen dat het heel verleidelijk is om daar nader op in te gaan, ook op de berekeningen die de heer Van der Ploeg daarbij heeft genoemd, maar het lijkt mij beter om dat nu vanavond niet te doen. Ik heb in de commissie uitgelegd hoe wij tot die bedragen zijn gekomen. Wij hebben zelf intern berekeningen gemaakt. We hebben gelukkig niet zo heel veel ervaring met omstandigheden als deze, maar we hebben naar beste weten en kunnen bedragen vastgesteld, drie scenario’s doorgerekend en daar het gemiddelde scenario van genomen waarmee we door zijn gegaan en vervolgens een second opinion aan een extern bureau gevraagd. Ik heb u ook in de commissie al gezegd welke bandbreedte er bestaat in die drie scenario’s. Het heeft dus op dit moment heel weinig zin om over een miljoen meer of minder te gaan discussiëren, want wij beseffen heel goed dat dit gebaseerd is op aannames en dat de tijd zal leren welke berekening het beste was. De heer VAN DER PLOEG: Ja, meneer de voorzitter. Het lijkt mij een heel goed moment om het er juist wel over te hebben, want, eerlijk gezegd, was ik nogal geschokt over de nadere informatie die wij kregen. Ik heb de oude tekst van de voordracht benoemd in de eerste termijn. Het ging om mobiliteitsbevordering, kwaliteitsontwikkeling en groen voor grijs. Het opvullen van tien sleutelposities voor een jaar lang valt daar volgens mij niet onder. Waarom zijn wij toen niet geïnformeerd over het feit dat juist die categorie inhuur personeel onder die € 12 miljoen – over dat bedrag ging het toen – viel. De heer SLAGER (gedeputeerde): Ik heb de indruk, voorzitter, dat de heer Van der Ploeg nu met name kijkt naar de second opinion van Twijnstra & Gudde. De heer VAN DER PLOEG: Ik kijk in de eerste plaats naar uw eigen indeling van kosten die vervolgens niet in de eerste informatieronde naar ons toe vermeld staat, namelijk dat het gros van de kosten van een andere soort is dan in de voordracht stond vermeld. Daarmee zijn wij op het verkeerde been gezet. Dat probeer ik u duidelijk te maken. Beseft u dat wel? De heer SLAGER (gedeputeerde): Dat heeft u in uw eerste termijn ook al gezegd en dus besef ik dat wel degelijk. Ik heb zelfs de woorden opgeschreven die u daarbij gebruikte. Maar ik zeg nu: wij hebben toen in de commissie de cijfers gebruikt vanuit onze eigen berekeningen. Ik heb in de commissie gezegd: ik heb vanmorgen aanvullende gegevens van Twijnstra & Gudde daarbij gekregen. Als u die beide rekenmethodes naast elkaar legt, zult u zien dat daar niet dezelfde aannames als basis onder liggen. Daar zit verschil in. In onze berekeningen, althans de laatste die ik daarvan heb gezien, is het bedrag aan organisatiekosten dat u nu becijfert op € 3,64 miljoen, in onze berekeningen nog steeds € 1 miljoen. Maar, ook die cijfers verschuiven. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, kennelijk hebben wij het over verschillende bronnen, maar ik heb het over informatie die wij in december hebben gekregen en die in de voordracht staat en die niet klopt met de achterliggende cijfers. De heer SLAGER (gedeputeerde): In ieder geval, voorzitter, is het niet onze bedoeling geweest om misleidend te zijn. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, even voor de duidelijkheid. De gedeputeerde zegt dat hij motie 21 ontraadt omdat hij motie 3 niet ontraadt, omdat ze niet tegelijkertijd zouden kunnen worden uitgevoerd. Maar dat lijkt me iets voor de prioritering van het voorleggen van de moties. Dan kunt u motie 21 eerst voorleggen aan de Staten en daarna pas motie 3. Daar hebben GS niets mee te maken. De heer SLAGER (gedeputeerde): Ik laat aan de voorzitter over in welke volgorde hij ze aan de orde stelt, maar ik constateer wel dat ze beiden niet naast elkaar kunnen bestaan, want ze spreken niet
58
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 hetzelfde uit. Het is het een of het ander en het College kiest in dit geval voor motie 3 boven motie 21. Dat probeerde ik te zeggen, meneer De Vey Mestdagh. De VOORZITTER: Dat heb ik ook op mijn lijstje staan als het om de volgorde van de stemming gaat. De heer SLAGER (gedeputeerde): Dan nog een motie en wel motie 22. Collega Moorlag heeft er net al iets over gezegd. Wat duidelijk moet zijn is dat het percentage van 10% voor inhuur van personeel van derden, nog steeds staat. Dat staat niet ter discussie en dat is een afspraak die we hebben gemaakt en wij houden ons daar aan. Maar volgens deze motie 22 moet er 50% gekort worden op de inhuur van externen. Nee, dat zeg ik te stellig, want dat staat er niet letterlijk zo. Er wordt een poging gedaan om dat te bereiken. Dat zou betekenen dat als wij nog 50% verder moeten korten, dat we het dan over € 6,5 miljoen spreken, want we hebben € 13 miljoen in 2009 gebruikt voor de inhuur van personeel. Als we ernaar zouden moeten streven om daar 50% op te korten, dan hebben we het over € 6,5 miljoen. Wij korten nu al € 9,7 miljoen op apparaatskosten personeel en dan zou dat er nog eens overheen komen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik dacht dat de heer Slager zo goed had geluisterd naar ij. Ik heb namelijk expliciet gezegd dat ik er geen bedrag aan koppelde, omdat het versleuteld is in allerlei andere bedragen. Het gaat dus ook niet om de constateringen en overwegingen, maar het gaat hier om het dictum. De heer SLAGER (gedeputeerde): Ja, u hebt gezegd: ik koppel er nu geen bedrag aan. Maar ik zie hier wel dat een percentage van 50% in uw motie wordt genoemd. Ik probeer voor u te vertalen waar we het dan over hebben. De heer VAN DER PLOEG: Ja, daar zijn we het over eens. De heer SLAGER (gedeputeerde): Voorzitter, even nog ter toelichting. Wij hebben op dit moment een vacaturestop, maar op dit moment gaan er al wel mensen bij ons weg. Dat betekent niet dat het werk daarmee ook weg valt. Er moet nog wel gewerkt worden en voor die werkzaamheden huren wij op dit moment, als het echt niet anders kan, tijdelijke mensen voor in. Zouden wij daar vast personeel voor in gaan huren, wordt het probleem straks groter, want dan zouden we door de operatie waar we nu samen mee bezig zijn, wel eens kunnen worden gedwongen dat we straks nog meer mensen moeten ontslaan en dan heb ik weer te maken met hogere frictiekosten en die probeer ik zo laag mogelijk te houden. Aanvullend daarop, ons medewerkers zijn ook net gewone mensen. Ze worden wel eens langdurig ziek. Een deel van het personeel wordt zomaar zwanger, niet helemaal zo maar … maar dat soort situaties krijg je soms wel en in die situatie ontkomen wij er soms niet aan om personeel in te huren. Soms kun je een hele discussie opwerpen door iets op een bepaalde manier te zeggen. De VOORZITTER: Nee, dat gaan we niet doen. Gaat u door. De heer SLAGER (gedeputeerde): Nee. Wat het effect is van 50% korten, kan ik zo één-twee-drie niet zeggen. Daar willen we nog wel eens wat berekeningen op loslaten. Dat waren de drie moties, voorzitter. Nu nog een paar losse opmerkingen. De heer Brouns liet ons zien bij welke winkelketen hij in Haren normaal zijn boodschappen doet, maar daar ging het niet om. Het ging over het drukwerk. Ik ben blij dat er meer mensen zijn die wel eens zuchten als ze allerlei stukken moeten lezen. Wij zullen eens kijken of we de digitalisering die wij hier intern doorvoeren, ook in de richting van de Staten kunnen doorvoeren. Overigens sprak u over keurig drukwerk en dat ben ik helemaal met u eens. Wij maken ons drukwerk voor het overgrote deel hier in onze eigen huisdrukkerij en daar hebben we heel bekwame mensen die er met heel veel zorg prachtige boekwerken van kunnen maken. De heer Stevens vroeg nog naar Kleiner en Beter, efficiency-bewegingen. Valt daar nou nog meer aan te doen? Voorzitter, Kleiner en Beter is nog niet afgelopen. Er zijn nog steeds afdelingen volop mee bezig. Het lijkt mij niet goed om daar op dit moment, daar we ook nog met andere operaties bezig zijn, zo’n ingrijpend onderzoek naar in te gaan stellen. Als de indruk bij de heer Stevens bestaat dat wij niet voortdurend oog houden op een efficiënte manier van werken, wil ik die indruk graag wegnemen, want waar wij maar mogelijkheden zien om het te verbeteren, grijpen wij die aan en zeker in de omstandigheden waarin wij nu verkeren en wel met alle mogelijke middelen. Dat is soms
59
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 doorvoering van ICT-hulpmiddelen en soms ook een taak laten liggen en besluiten om het niet langer uit te voeren en alles wat daar tussenin ligt. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Gerritsen. Het College is inmiddels door haar spreektijd heen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, van die mededeling ben ik zodanig onder de indruk dat ik het heel kort zal houden. Cultuur. Op dat punt is sprake van een bezuiniging van iets onder de 20%. Dan moet u naar het bedrag kijken dat bij Overige Programmakosten staat en dat toegedeeld is. Het College heeft al gereageerd op de motie. Wij willen het zo laten als het in het stuk staat. Met enige huivering heb ik kennis genomen van de opmerking van de ChristenUnie over dat het wel meer dan 30% zou kunnen zijn. Ik doe een dringend beroep op de ChristenUnie-fractie om daarop terug te komen. Ik meen dat in alle ernst, omdat ik denk dat het al moeilijk genoeg is om de huidige bezuiniging op een verantwoorde manier door te voeren. Daar zijn uitgangspunten voor geformuleerd en de CDA-fractie heeft enige schoten voor de boeg gelost op het punt van de objectieve criteria en ik zie uit naar het debat dar ik met de heer Krajenbrink daarover ga krijgen op dat moment, maar daar wil ik nu niet op vooruit lopen. Het tweede punt betreft toerisme. College Moorlag heeft al gereageerd op de motie. Dit kan ondergebracht worden bij de meevallers. De CDA-fractie heeft een aantal bestemmingen aangereikt e die nemen we graag mee in die discussie. Dat gaat over Marketing Groningen. Er is in de commissie al nadrukkelijk over gediscussieerd en de benadering in het project TRIP Westerwolde, middels een integrale gebiedgerichte manier, heeft goede ervaringen opgeleverd en dat zijn ervaringen die wij graag in die discussie meenemen. De derde en laatste opmerking ligt in het verlengde van de opmerking van mevrouw Mansveld van de PvdA-fractie over de Europese programma’s. Ja, wij hebben als College speciaal gekeken naar wat wij nodig hebben, omdat wij die Europese programma’s wensen, en naar het goed benutten van Pieken in de Delta. U draait het eigenlijk om. U zegt dat wij de cofinanciering die we hebben, goed moeten gaan wegzetten. Hebben wij daar actie op gepleegd? Vorige week vond de succesvolle bijeenkomst van het Noorden in SNN-verband om onze vijf thema’s goed neer te zetten als de kracht van het Noorden. Dat is Brussel goed geland en wij hebben daarbij een goed beeld neergezet. Eén van de stappen die wij doen. We gaan met dat beleid door. U vraagt naar het sluiten van een coalitie. Zeker met die grotere economische sectoren die de speerpunten zijn, maar ook de coalitie met Niedersachsen, om dat met Noord-Duitsland systematisch aan te pakken. Zij zijn aanwezig op onze bijeenkomsten, wij op hun bijeenkomsten. Maar we hebben ook een gezamenlijk aanbod te realiseren. We zijn zowel in Pieken in de Delta als in het cohesiebeleid aan de bal om die vervolgfase mogelijk te maken en mede met het oog op het benutten van die fondsen willen we natuurlijk heel graag kijken wat de mogelijkheden zijn om bij die meevallers dan profijt te trekken. De heer LUITJENS: Voorzitter, mevrouw Mansveld heeft een pleidooi gehouden voor cofinancieringsmiddelen. Ik heb daar een pleidooi voor gehouden. Hoe kijkt de gedeputeerde naar het vooruitzicht op de voorraad cofinancieringsmiddelen in de toekomst? Hebben wij dan voldoende hefboom om extra middelen van externen aan te kunnen blijven trekken, omdat, als je naar de plannen kijkt, het reserveren van cofinanciering aardig naar beneden gaat, zeker gezien de prioritering van meevallers, zoals nu door de Staten wordt voorgesteld, waardoor de prioriteit nog weer wat lager komt te liggen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Wij denken dat we op dit moment voldoende gaan reserveren voor cofinanciering. U moet zich wel realiseren dat de cofinanciering de laatste jaren hoog was, maar dat kwam omdat wij in een korte periode heel veel EFRO-geld hebben weggezet. Dat is een stevige impuls geweest en daarvoor hadden we extra cofinancieringsmiddelen nodig. De VOORZITTER: Gedeputeerde Jager. De heer JAGER (gedeputeerde): Voorzitter, de heer Luitjens vroeg namens zijn fractie naar de effecten van de bezuiniging op de wettelijke taken qua onderhoud wegen en in hoeverre er een risico in zit dat er sprake kan zijn van achterstallig onderhoud. Zoals u weet is er momenteel sprake van achterstallig onderhoud. Wij hebben enige tijd geleden met incidentele middelen een operatie ingezet om dat zo veel mogelijk weg te werken. Ik kan niet verhullen dat bezuinigen pijn doet en dat ook een korting van 5% op dit budget ertoe zal leiden dat dit zeker niet ten gunste komt van het onderhoud. Wij
60
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 zullen onze uiterste best doen om het tot een minimum te beperken, maar het zal zeker geen positief effect hebben daarop. Maar goed, dat geldt in algemene zin voor de bezuinigingen. Op andere terreinen is die slag wellicht nog groter. Dan nu kort twee moties. Motie 2, Groningen Airport Eelde. Wij zijn graag bereid om met de oproep in die motie aan de slag te gaan. We moeten wel het enthousiasme wat temperen als het gaat om het tijdstip waarop u die informatie dan zult krijgen, aangezien er vrij recent een nieuw businessplan is opgesteld. Ik neem aan dat dit gerelateerd wordt aan het jaar 2013. In de aanloop daarvan neem ik aan dat u de informatie verwacht. Als dat zo is, zullen wij vroegtijdig informatie aanleveren. Motie 24. Vanochtend hebben wij uitgebreid in de commissie gesproken over het fietsbeleid. Ik heb toen aangegeven wat de effecten zijn van het beschikbare jaarlijkse budget op de ambities die wij hebben, namelijk het realiseren van fietsnetwerken plus. De eerlijkheid gebied mij te bekennen dat een korting van € 10.000 per jaar op dat budget er niet zo zeer toe leidt dat er een zware extra achterstand gaat ontstaan in de realisatie. Ik snap dat GroenLinks ten principale deze bezuiniging terug wil draaien, maar ik moet wel zeggen dat op dit punt het concrete effect een stuk minder is dan bij andere onderdelen. Tot slot zijn er een aantal politieke steken onder water gegeven rond concrete projecten en de wenselijkheid daarvan en ik weersta de verleiding om daarop te reageren. De VOORZITTER: Dank. De heer De Bruijne. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, eerst even een paar vragen en punten die aangevoerd zijn en dan kom ik zo toe aan een aantal moties. Mevrouw Mansveld heeft gevraagd hoe wij verder gaan met de sport. Er is twee ton uitgetrokken voor een basisvoorziening op het gebied van de sport. De CDA-fractie heeft aangegeven dat wij de ondersteuning voor het Huis voor de Sport moeten blijven geven. Dat zal natuurlijk niet helemaal kunnen met dit budget, maar wij zijn wel druk doende om te kijken welke structuur we kunnen geven aan het provinciaal sportbeleid. Daar zult u binnen afzienbare tijd, in april of mei, een notitie van het College over krijgen en dan kunnen we er primair in commissieverband over spreken. De CDA-fractie gaf ook aan dat het nuttig zou kunnen zijn om in te spelen op het rijksbeleid als het bijvoorbeeld gaat om topdorpen. Het is ons niet ontgaan dat daar bij de rijksoverheid belangstelling voor is. Er zijn gesprekken geweest en ik kan u zeggen dat, als er goede initiatieven komen vanuit de regio, want daar moet het vandaan komen, wij vooraan in de rij staan als het gaat om de medewerking en de kwalificaties die daarbij horen. Er is over de criteria van het Leefbaarheidsfonds door verschillende sprekers het een en ander gezegd. De heer Moorlag heeft al aangegeven dat het ons goed lijkt om met een voorstel daartoe bij de Staten te komen, zodat we gericht over die criteria kunnen debatteren. Ik wil er daarom op dit moment niet nader op ingaan. Voorzitter, een paar moties. Motie 7, het Studiefonds. Ik moet daarbij opmerken en wij zullen u daar nader over informeren, dat de becijfering zoals die in het werkkader staat en de tabellen die u heeft gekregen, aanpassing behoeft. De werkelijke uitgaven en de werkelijke kosten die wij maken voor het Studiefonds moeten nauwkeuriger aan u worden gecommuniceerd, omdat dit een deel is van de werkelijkheid, terwijl u het andere deel niet kent. Wij zullen ervoor zorgen dat wij die cijfers netjes op een rij hebben om u op die manier inzage te geven in de actuele financiële lasten en uitgaven van het Studiefonds. Dat laat onverlet dat het uiteraard aanbeveling verdient om te kijken of wij de apparaatskosten, de kosten die wij maken om dat Studiefonds in de benen te houden en de uitkeringen te doen, naar beneden kunnen brengen door het op een doelmatiger en dus voordeliger manier te doen. In die zin heeft het College geen moeite met de motie. Wij zullen die poging wagen, maar ik moet wel zeggen dat het overnemen door 23 gemeenten van de Regeling Studiefonds mij geen verstandige optie lijkt. Ik denk dat wij dan toch op een soort tussenvorm moeten komen. Wij gaan ernaar kijken en we zullen primair met de Groninger Gemeenten op dit punt spreken om te kijken hoe de belangstelling en de mogelijkheden van de gemeenten op dit punt liggen. De heer BROUNS: Voorzitter, aansluitend bij de laatste opmerking … het is natuurlijk heel fijn dat het College daar naar wil gaan kijken door het overleg met de gemeenten aan te gaan. Er is overigens ook de suggestie gedaan om te kijken of het wellicht naar andere instellingen overgeheveld kan worden en niet naar de gemeenten, maar dit terzijde. Even terugkomend op het punt daarvoor, want dat vond ik nogal erg cryptisch. We zouden een geactualiseerd overzicht krijgen van de kosten die daarmee zijn gemoeid om de bijdragen uit het Studiefonds uit te keren. In de beantwoording van een van de schriftelijke vragen tijdens de voorbereiding werd gesproken over apparaatskosten in de orde
61
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 van grootte van ruim een half miljoen, € 550.000 geloof ik. Minder cryptisch geformuleerd: moeten wij concluderen dat die kosten wellicht lager zijn? De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, de heer Brouns stelt een concrete vraag en dus geef ik een concreet antwoord. De daadwerkelijke uitgaven, inclusief apparaatskosten en overhead, die we uitgeven aan het Studiefonds, zijn € 138.921 en de bedragen die wij uitgekeerd hebben in de periode 2009-2010 van het Studiefonds zijn, alles bij elkaar, € 153.500,00. Dus de verhouding tussen datgene wat we uitgeven aan het Studiefonds en de apparaatskosten ligt anders. Een deel van het verhaal is in de tabel opgenomen en een deel niet. Dat heeft ook te maken met het feit dat er aanvullende middelen beschikbaar zijn gesteld in het kader van die MBO-regeling vorig jaar. De cijfers zijn op dit punt op een rij gezet en dat laat onverlet, laat dat duidelijk zijn, dat het zoeken naar goedkopere mogelijkheden om met dat Studiefonds het werk te doen wat gebeuren moet, ons zeker aanspreekt. Het is altijd goed om ernaar te zoeken. In die zin kunnen we goed leven met de motie. De heer DE VEY MESTDAGH: Ja voorzitter, daar begrijp ik helemaal niets van. De Staten spreken uit - zo staat er in de motie - dat zij het budget voor het Studiefonds in stand willen houden, maar de feitelijke behandeling en toekenning van de aanvragen bij de gemeenten willen neerleggen. U zegt net dat u dat niet als reëel ziet. Dan moet dat er toch op zijn minst uit? De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Ik lees de motie niet zo. Ik lees de motie zo dat het College wordt opgeroepen om in gesprek te gaan en dat is iets anders dan hetgeen u nu zegt. De heer DE VEY MESTDAGH: Dat staat dus niet in de motie. Wat ik net voorlas, staat in de motie. Als u dat niet wil, moet u zeggen dat dat er op zijn minst uit moet. De VOORZITTER: Ik stel voor dat er een tweede termijn is waarin dat allemaal weer helder wordt. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, ik lees het dictum: met de gemeenten en mogelijk andere organisaties het gesprek aan te gaan met als streven om tot doelmatige uitvoering van het Studiefonds te komen …..” Dat is het dictum van deze motie en met dat dictum kan het College wel uit de voeten. De heer DE VEY MESTDAGH: Prima voorzitter, maar intussen spreken wij uit dat wij het anders willen dan u. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Volgens mij heeft u niet ondertekend. De VOORZITTER: Wat is niet is, kan komen. Eens kijken. De heer BROUNS: In het kader van het debat via de interruptiemicrofoon … als een van de opstellers en indieners van deze motie denk ik toch zeker te weten wat ik heb opgeschreven. Als wij het College vragen om inderdaad het gesprek met de gemeenten aan te gaan om te kijken of het doelmatiger kan en of we op die manier een betere balans kunnen vinden tussen uitvoeringskosten en de daadwerkelijke gelden die bij de inwoners terecht komen en ons daarover te informeren. Ik zou niet weten wat daar Chinees aan is en ik ben heel erg benieuwd hoe D66 dat straks anders gaat uitleggen. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, dan het asielzoekersbeleid. Ik denk dat collega Moorlag er al voldoende over gezegd heeft. Er is een probleem met de dekking. Als we kijken naar de apparaatskosten van het Studiefonds kunt u zich voorstellen dat de kosten van … laten we zeggen dat als we het budget asielzoekers volledig in de lucht willen houden, denk ik dat we het moeten inwisselen voor het Studiefonds. Het lijkt mij niet dat dat de bedoeling van de ChristenUnie is. Zorgbelang niet als eerste in aanmerking laten komen voor bezuinigingen. Ik denk dat ik kan zeggen dat we met een korting van 25% (en niet met 50%, zoals ik in uw woorden beluisterde) in staat zijn om in goed overleg met Zorgbelang te komen tot een heel redelijke voorziening op het gebied van de patiëntenbelangenbehartiging met het bedrag dat overblijft, namelijk die 75%. Wij zijn erover in gesprek met Zorgbelang en denken dat er bewegingen zijn in de richting van het delen van bepaalde kosten met andere organisaties, huisvesting, overhead, waardoor een stuk winst gemaakt kan worden. Wij zullen met betrekking tot de sociale agenda waar de uitkering Zorgbelang deel van uitmaakt, de Staten informeren over de uitkomsten van het overleg met de instellingen dat we voeren over de bezuinigingen en we zullen ook de knelpunten die daar eventueel uit naar voren komen aan
62
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 de Staten rapporteren. Ik zou eigenlijk willen voorstellen dat we deze motie zo interpreteren dat wij kijken of wij, ook in uw oordeel als wij het aan u voorleggen, tot handhaving van een redelijke voorziening op het gebied van een patiëntenbelangenorganisatie, de taakstelling van Zorgbelang, kunnen komen en dat we in tweede instantie, als wij dat aan u hebben voorgelegd en dan zijn we overigens twee jaar verder, er nog eens een beoordeling over geven en u kunt beoordelen of u het nog een knelpunt vindt of niet. De sociale agenda tot slot, voorzitter. Nog even in de richting van de heer Van der Ploeg. Geen overleg met de gemeenten over de sociale agenda? Ja, wel! Er is in het bestuurlijk overleg in de afgelopen maanden in het gebiedsgericht welzijnsbeleid zeker overleg geweest. De gemeenten zijn op de hoogte van het feit welke kentering er komt na 2012 in het budget. Als u van oordeel bent dat het niet verstandig is om te anticiperen op het Leefbaarheidsfonds, denk ik dat we die beoordeling ook maar aan de gemeenten moeten overlaten en dat het zeer wel denkbaar is dat we, samen met gemeenten, in de programmering voor de komende twee jaar tot prioriteiten komen die ook nadrukkelijk thuis horen of aansluiten bij de criteria zoals we die bij het Leefbaarheidsfonds gaan hanteren. De heer VAN DER PLOEG: Ik begrijp best dat je een beetje flexibel wilt zijn bij de invulling van het programma, maar het startpunt moet zijn dat het doorgaat tot en met 2012 en dan spreken we over het geld. Wat je daarna doet, na 2012, … dat is het probleem waar wij het over hebben. Daar zou het overleg ook over moeten gaan. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Er is geen discussie over het in stand houden van het budget. Daar is geen discussie over. Dat blijft. We hebben een tranche van twee jaar plus twee jaar, dus in totaal vier jaar. Voor het tweede deel van die vierjarige periode blijft het budget in stand. Daar is geen discussie over. Het gaat alleen om de invulling van het budget en of je door de besteding van het budget door te anticiperen wellicht op ontwikkelingen die je ook in het gebied hebt en die gerelateerd kunnen worden aan de leefbaarheidreserve, of je die overgang wat geleidelijker kunt maken. De heer SANGERS: Voorzitter, hierop aansluitend en ook op de eerdere opmerking die overigens ook al in de voordracht staat dat het College nog met een voorstel komt als het gaat om de criteria van het Leefbaarheidsfonds of de reserve Leefbaarheid, is mijn vraag of het College ook van plan is dan wel bereid is om bij de totstandkoming van het voorstel overleg te voeren met de gemeenten. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Wij doen niet anders dan overleggen met de gemeenten. De heer SANGERS: Ook specifiek op dit punt, bedoel ik. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): U hoort dat dit aan de collegetafel niet helemaal wordt ondersteund. Laat ik dan maar zeggen: ik doe bijna niet anders dan overleggen met de gemeenten. Ik vind dat het primair de competentie en de bevoegdheid van de Staten is om te oordelen over het voorstel dat het College heeft ten aanzien van de criteria, hetgeen overigens onverlet laat dat wij in de voorbereiding daartoe ook graag zullen luisteren naar wat er in de regio’s – wij doen aan regionaal beleid als het gaat om krimp – bij de gemeenten aan opvattingen leeft. De heer SANGERS: Nog even ter concretisering. U zult luisteren. Dat is een formulering, maar de andere formulering is dat u hen ook actief zult raadplegen. De vraag is of dat laatste ook gebeurt. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Mijn ervaring is, even heel concreet, meneer Sangers, dat wij een eerste discussie hebben gehad in Oost-Groningen over het concept Actieplan Bevolkingsdaling van de provincie. Ik kan u zeggen dat dit punt in die discussie en in die reacties ongevraagd op tafel kwam. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan vraag ik de heer Luitjens om even mijn plaats in te nemen. De heer Luitjens neemt het voorzitterschap over. De VOORZITTER: Dan is nu het woord aan de voorzitter van het College van GS, de heer Van den Berg.
63
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 De heer VAN DEN BERG (voorzitter GS): De eerste vraag was van de heer Stevens en naar ik heb begrepen, namens alle fracties, althans de jongeren daaronder. Dat was een wijde range aan leeftijden. Of de CdK – en dat is vroeger blijkbaar ook zo geweest in dit huis – een deel van het interactieve jongerenbeleid, jongerenactiviteiten, kan opnemen onder CK in die portefeuille. Ik heb dat onderzocht. In de totale omvang is dat niet realistisch, omdat het om een bedrag gaat van ongeveer € 40.000. Die bedragen zijn niet zo hoog. Als ik het plaats onder beleidsvoorlichting, dat deel als het ware dat niet het meest dure deel is daarin kan doen als activiteiten, maar ook uitdrukkelijk met de bedoeling het wel belangrijk te vinden, dan is het mogelijk onder het kopje ‘beleidsvoorlichting’. Dat is een onderdeel in CK waar dat geplaatst kan worden en dan is er geen extra geld voor nodig. Ik heb van de penningmeester begrepen dat het niet verstandig is om dit op te plussen. Ik dacht: ik kijk even heel vriendelijk naar de Staten, maar hij zei dat we dat niet moeten doen. Ik heb het betoog van de heer Moorlag heel goed begrepen. Het tweede punt betreft de landsdelen. Zonder daar een breed debat over te beginnen. De heer Moorlag heeft in de kern gezegd dat we met die bedragen voorzichtig moeten zijn. Als je naar de motie kijkt, moet ik zeggen, ook naar D66 toe, dat al die activiteiten, die samenwerking, die doen we. Ik zal het heel precies zeggen: de drie Colleges hebben zich verenigd op twee type activiteiten, op een aantal beleidsterreinen en een aantal operationele activiteiten. We onderzoeken op dit moment hoe we kunnen samenwerken. Daarbij is het doel kwaliteit. Daarbij is het doel effectiviteit. Daarbij is het doel ook mooi geld vrij spelen. Daarbij is ook het doel te kijken naar het Rijk: kunnen wij als het Noorden proefgebied voor het Rijk zijn - dat is ook expliciet door de heer Zanen genoemd –om een aantal dingen te decentraliseren en hier uit te proberen. U wordt volgende week voor een deel van die werkzaamheden geïnformeerd met brieven over de stand van die uitwerkingszaken tussen de drie provincies en door de drie Colleges. Dat doen we gelijktijdig en gezamenlijk, zoals we ons gezamenlijk op die manier - en zoals we dat al gemeld hebben in de commissie B en F - richten tot de regering, als onderdeel van de IPO-positionering Middenbestuur. Dat is nadrukkelijk een verdieping van ons waarin we de anderen kunnen helpen. Wij voelen niet zo veel voor de motie en dat komt omdat u die samenwerking heel sterk neerzet in het licht van het bezuinigen. Wij zouden het heel jammer vinden dat de eerste invalshoek van samenwerken in het Noorden gaat over bezuinigen. Dat is volgens ons niet de goede invalshoek. Het gaat om echt een aantal andere inhoudelijke doelen, zoals we die van de week hebben gezien in Brussel, zoals we die gezien hebben in krachtig lobbywerk in Den Haag, zoals we die gezien hebben in het verhaal. Ongetwijfeld bedoelt u er meer mee, maar het dictum is erg terecht gekomen op de financiën. Misschien dat er en nog even naar kijkt zodat u er in de tweede termijn iets over kunt zeggen. Over shared services is al eerder het nodige gezegd. Dat gaat dan gelijk mee in dat verhaal. Overigens de echte resultaten verwachten wij ergens rond mei van de werkgroepen die we hebben tussen de drie provincies om dit goed uit te zoeken in het geheel. Dan is er het verhaal over Provinciale Staten, de motie. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik wil toch even iets vragen aan de heer Van den Berg. Volgens mij hebben we het vandaag ook over financiën. Dat de samenwerking meer doelen heeft ... U geeft zelf aan dat een van de mogelijkheden kostenreductie is. En omdat we het vandaag over de financiën hebben, lijkt het me logisch dat de moties ook in het kader daarvan staan. Los van het feit dat je nog veel meer kan doen met die samenwerking en dat ben ik helemaal met u eens. De heer VAN DEN BERG (voorzitter GS): Ik begrijp de redenering, maar we delen hem niet. Vandaag hebben we het over beleid dat we onder minder geld voor de toekomst willen voeren en welke vormen van organisatie van openbaar bestuur je zou willen. Dan kijk je echt inhoudelijk en het is elke keer, wat mij betreft, de inhoudelijke beleving hier. Dat kost geld en natuurlijk moet je prioriteiten stellen. De primaire invalshoek, een motie van deze Staten die over samenwerking gaat, om te bezuinigen is niet de goede invalshoek als het gaat om het verhaal in Noord-Nederland. Dat is wat ons betreft onze positie. Overigens inhoudelijk krijgt u op alle punten uw zin. Dat heeft u begrepen. Dat komt allemaal naar u toe en dan kunnen we dat debat met elkaar voeren. De heer DE VEY MESTDAGH: Betekent dat dan dat wij, los van de verbetering van de efficiency en de kwaliteit, geen inzicht kunnen krijgen op enige termijn in de kostenreducties die daarmee gepaard gaan? De heer VAN DEN BERG (voorzitter GS): U krijgt de stukken over de komende maanden van het eerste deel wat meer een indicatie is van beleidsterreinen waarop we denken dat er mogelijk voordeel te halen valt door samenwerking. Die stukken van de drie Colleges van GS komen volgende week
64
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 naar u toe. Tegen de zomer, rond mei, komt dan nog nadere informatie van werkgroepen wat de shared services zouden kunnen doen. Of dat al de hele precieze bedragen zijn … ongetwijfeld krijgt u informatie op financieel vlak. Dat is voor ons natuurlijk ook erg interessant. Er zit een groter verhaal: het gaat over het Noorden in relatie tot het Rijk en wat dan kan opleveren is een andere zaak. De heer ZANEN: Voorzitter, betekent hetgeen de heer Van den Berg nu uitspreekt, dat hij wat ik in de motie heb geformuleerd, verneemt? Het College van GS wordt immers in de motie opgeroepen om te onderzoeken onder welke condities bestuurlijk Noord-Nederland omgevormd zou kunnen worden tot een landsdeel. Als dat een gevoelig punt is .. U zegt in plaats van het landsdeel, gaat het om concrete activiteiten en daar wilt u informatie over geven en dat wilt u ook verder uitzoeken. De heer VAN DEN BERG (voorzitter GS): Dan voor deze aanvullende vraag. Nee, wij zijn expliciet tegen een landsdeel. Wij zijn expliciet voor het behoud van de drie provincies vanwege de culturele identiteit en de democratische identiteit van onze burgers met die drie provincies. Ja, we zijn voor winst als het gaat om het samen optrekken. Dat kan de lobby zijn. Dat kan de kwaliteit van beleid zijn. Dat kan gemeenschappelijk wegbeheer zijn. Dat kunnen een aantal andere activiteiten zijn. Ook operationele voordelen, want wij moeten gezamenlijk zoveel mogelijk voordeel halen met die samenwerking. Dat is dus een ander betoog dan het uwe. Dan wat betreft Provinciale Staten, voorzitter, is het betoog geweest van de SP om binnen de wettelijke mogelijkheden 20% te bezuinigen. Daarop is het antwoord dat dit inderdaad mogelijk is, maar dat wij er niet voor zijn, omdat, als je feitelijk kijkt naar het bedrag – u heeft als Staten mij er al eerder op uitgezonden richting Tweede Kamer om dat duidelijk te maken – uw vergoeding heel bescheiden is, gegeven het aantal uren dat u besteedt aan dit werk. Ik zou willen dat dit erkend wordt en dat er enige waardering is, ook voor de reële tijd die u eraan besteedt. Ik zeg u als voorzitter van uw Staten dat u enige verdediging behoeft. Ik weet dat geen enkel Statenlid het gemakkelijk vindt om dit te verdedigen. Het is nooit erg populair om dat te doen, maar ik wil dat wel doen en ook naar buiten toe. Ik vind dat ik er voor u moet staan. U heeft een hele bescheiden beloning en dat lijkt mij niet iets dat als eerste in aanmerking komt om langs die weg te bezuinigen. Dank u wel, voorzitter. De heer Van den Berg neemt het voorzitterschap weer op zich. De VOORZITTER: We delen nu het lijstje uit waaruit blijkt welke amendementen er zijn en welke moties en de volgorde daarvan voor de stemming. Voordat we naar de stemming gaan hebben we eerst nog een tweede ronde. Als ik kijk naar de beschikbare tijd … een enkele fractie heeft nog een of twee minuten. Ik zal u even een beeld geven, omdat er in het Presidium nadrukkelijk naar gevraagd is. Ik zal dat fair doen, zodat de mensen niet gaan denken dat er niet de hand aan wordt gehouden. De PvdA heeft nog 1 minuut, het CDA 2 minuten, de SP 1 minuut, de VVD nog 4 minuten, de ChristenUnie nog 3 minuten, GroenLinks 0 minuten, de Partij voor het Noorden 5 minuten, D66 nog 3 minuten. GS heeft helemaal geen minuut meer. Desalniettemin zullen wij het College eraan houden dat zij dit ook in stilte aanziet en het goed volgt. Ik zou het volgende willen vragen voor de tweede termijn. Ik heb bewust heel veel toegestaan aan interrupties. Dat is omdat u er goed in slaagt om daarmee dingen te verduidelijken. Deels is dat uw eigen standpunt, maar tegelijkertijd worden punten duidelijker van het College en onder elkaar. Dat is een goede zaak in het geheel. Ik denk dat we nu in de tweede ronde eigenlijk alleen interrupties moeten doen als je denkt dat het betreffende punt erg onhelder is en dat het daardoor niet goed gaat zonder opheldering. Probeer je dan voor de rest te houden aan wat echt nodig is. Ja? Bedankt! Ik stel nu voor dat wij eerst 10 minuten koffie gaan drinken. Ik wil er ook best een kwartier van maken. Om 21.00 uur beginnen we weer. Dat is dan 13,5 minuut. Probeert u dan al het nodige overleg te plegen met het College en met de fracties, zodat wij in een fraaie vaart kunnen gaan werken. Schorsing De VOORZITTER: Zo dan zijn wij nu toe aan de tweede, toegespitste, door uw nog beschikbare tijd enigszins ingeperkte ronde, maar wat gezegd moet worden, moet worden gezegd, dus dat kan. Ik zie gelijk de heer De Vey Mestdagh. Gaat uw gang. De heer DE VEY MESTDAGH: Ja voorzitter, voordat allerlei partijen zich uitspreken over motie 27 .., die motie is inmiddels aangepast conform datgene wat het College wilde. De VOORZITTER: Akkoord. Het is dan ook handig dat die even wordt gekopieerd en rondgedeeld.
65
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De gewijzigde motie 27 van D66 luidt als volgt. “De Provinciale Staten van Groningen , in vergadering bijeen op 31 maart 2010, verzoekt het College: - de mogelijkheden tot samenwerking in kaart te brengen die kunnen leiden tot versterking van de positie van het Noorden, efficiency verhoging en kwaliteitsverbeteringen; - in overleg met Friesland en Drenthe vast te stellen of deze samenwerking een kans van slagen heeft; - aan PS te rapporteren welke mogelijke vormen van samenwerking tot stand zou kunnen komen en tot welke resultaten dat zou kunnen leiden en gaan over tot de orde van de dag.” De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, gelet op de toezeggingen van het College kunnen wij motie 25, die gaat over het PLG, intrekken. De VOORZITTER: Daar is geen commentaar op en dan is het bij dezen gebeurd. Ik heb ook een verzoek gekregen om eerst motie 21 in stemming te brengen en dan pas motie 3. Dat is prima en dan doen we het zo voor het stemmen. De Statenleden Schraagen en Abbes zullen niet deelnemen aan de stemming over het Studiefonds, omdat zij in het fonds zitten en niet door ons zijn benoemd. Ik snap dat en ik zal hen dan de gelegenheid geven om de zaal te verlaten. Daar gaan we verder niet over discussiëren, want dat is hun eigen keuze. Dan is verder motie 25 ingetrokken. Dan zijn we nu bij de tweede beknopte toegespitste en qua interrupties beperkte ronde. Mevrouw Mansveld. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, de waarschuwingen van het College hebben we gehoord over de toekomst en de financiën. Maar zoals ik al in mijn eerste termijn heb gezegd: wij hebben geen glazen bol. Mijn fractie wil nu kaders stellen met de kennis die we nu hebben. Wij hebben nadrukkelijk gevraagd om agendering in Bestuur en Financiën van dit onderwerp om inzicht te krijgen in alle open einden en die steeds in de toekomst weer zullen moeten worden ingevuld en om nieuwe dingen die bekend worden op tijd te kunnen bespreken en waar nodig, op tijd te kunnen aanpassen. Bedankt College voor het voorstel voor de criteria voor het Leefbaarheidsfonds. Graag zien wij daar onze eerste termijn in meegenomen. Naar aanleiding van de moties zal ik verder op een aantal punten ingaan en ook tevens gelijk de moties doorlopen. Voor wat betreft de amendementen: deze steunen wij niet. Ik loop het rijtje langs conform het schema zoals ons is gegeven. Motie 3 en motie 1 steunen wij. Motie 6. In de overwegingen staat dat voor de krimpgebieden een Leefbaarheidsfonds wordt gevormd om de sociaaleconomische vitalisering in deze gebieden te realiseren. Voor mijn fractie is met name de leefbaarheid belangrijk en daarom gaan wij ervan uit dat voor deze twee keer € 1 miljoen ook gedeputeerde De Bruijne wordt betrokken waar het gaat om de criteria van het Leefbaarheidsfonds in de krimpgebieden en op het moment dat de monitoring van het Sociaal Cultureel Planbureau, voorheen het CMO, de maatschappelijke vraagstukken in de provincie goed in beeld kan brengen en wij dan ook goed onze keuzes kunnen maken, zou het bij ons in de lijn der verwachtingen kunnen liggen dat er integratie plaats gaat vinden met de reserve leefbaarheid na twee jaar. Motie 21 en 22 steunen wij niet. Motie 16, ingediend door GroenLinks en de D66-fractie. Primair zijn wij het niet eens met het op voorhand opgeven van de vrije ruimte van 2011. Daarom steunen wij deze motie niet. De heer VAN DER PLOEG: Die vrije ruimte opgeven? Nee, wij laten die € 2 miljoen gewoon staan. Dat was het bedrag dat werd genoemd in de commissie. Mevrouw MANSVELD: Wij willen graag de ruimte in de kaderstellende voordracht van zoals er nu € 6,1 miljoen staat en in de correctie € 5,8 miljoen, beschikbaar houden en niet terugbrengen naar € 2 miljoen. Ook dat heb ik in de commissie Bestuur en Financiën volgens mij laten blijken. Wij zijn zeker niet akkoord gegaan met het terugbrengen van de vrije ruimte van het flexibele budget naar € 2 miljoen.
66
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De heer VAN DER PLOEG: Ik heb expliciet gevraagd naar die overschotten en uw letterlijke woorden kan ik niet terughalen. Ik weet niet of u letterlijk € 2 miljoen heeft gezegd, maar een aantal anderen wel. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, hoe moet ik dat rijmen met uw eigen motie 4 waarin u een flexibel budget van € 2 miljoen per jaar zelf wilt opvoeren vanaf 2013? In het voorstel blijft er ook € 2 miljoen voor 2011 in het voorstel van GroenLinks en D66. Mevrouw MANSVELD: Op welke € 2 miljoen doelt u? De heer DE VEY MESTDAGH: U stelt voor om overschotten die ontstaan, in te vullen met het creëren van een flexibel budget van € 2 miljoen onder de derde prioriteit. Mevrouw MANSVELD: Daar volgen wij het College in. Wij hebben gezegd dat we de prioritering eerst op het Leefbaarheidsfonds willen hebben en dan op Recreatie en Toerisme. Dan volgen we de lijn van het College. De vrije ruimte van 2011 van € 6 miljoen willen wij niet offeren. Ik weet dat de heer Van der Ploeg denkt dat dit een overschotjaar is, een verloren jaar. Die mening delen wij niet. Wij willen het flexibel budget van € 6 miljoen voor 2011 in stand houden. De heer DE VEY MESTDAGH: Dus u wilt in 2011 een flexibel budget van € 6 miljoen en daarna steeds € 2 miljoen. Mevrouw MANSVELD: Daar volgen wij de richtlijn van het College. Motie 14, 15 en 24 steunen wij niet. Motie 5 steunen wij wel en ook motie 4. Motie 7 betreft het Studiefonds. Er staat dat wij het College verzoeken om met de gemeenten en mogelijk andere organisaties gesprekken aan te gaan. Wij willen hier nog een suggestie doen. Wij denken bijvoorbeeld ook aan vrijwilligersorganisaties, zoals Humanitas. Motie 10 van de ChristenUnie die wij mede ondertekend hebben over de asielzoekers. Ik ga ervan uit dat de ChristenUnie zo direct met een ander dekkingsvoorstel komt en dat wij die motie verder kunnen steunen. Motie 11 steunen wij. Motie 13. Dan kom ik op het sociaal beleid en eigenlijk ook op de interruptie die ik al heb gepleegd op het betoog van de heer Van der Ploeg. Voor een aantal moties geldt dat er ons inziens vooruit gelopen wordt op het sociaal beleid en de afronding daarvan eind 2012. De gedeputeerde heeft toegezegd dat hij de knelpunten voor het sociaal beleid in beeld wil brengen en wij gaan ervan uit dat ook onder andere de kosten daarin meegenomen worden en wij willen hierover niet nu al een besluit nemen, maar we willen dat terugzien in de analyse van de gedeputeerde. Wij steunen deze motie op dit moment dus niet. Motie 12, de welzijnstaken. Bekend is hoe wij hierover denken. De motie steunen wij niet. Motie 18, betreft cultuur. Daarvoor geldt dat wij deze motie op dit moment niet kunnen steunen. Simpelweg omdat wij eerst de uitkomst van de Kunstraad af willen wachten met betrekking tot het toetsingskader en da wij niet op voorhand het kader willen wijzigen. Motie 17 en 26 steunen wij niet. Motie 27. Er is inmiddels een nieuwe motie geformuleerd, maar de motie zoals die nu voorligt, is wat ons betreft overbodig en steunen wij niet. Ik zal zo naar de nieuwe motie kijken. Motie 2. Gedeputeerde Jager gaf aan dat hij veronderstelt dat de businesscase van Airport Eelde nog wel even op zich kan laten wachten. Ja, het hoeft niet voor de zomer, maar wij zouden er sterk op aan willen dringen dat deze er voor 1 januari of uiterlijk voorjaar volgend jaar er ligt. Motie 8. Daar willen wij de voorzitter van Provinciale Staten danken voor zijn woorden. Wij steunen de motie niet. Motie 9 steunen wij ook niet. Motie 12. Deze motie steunen wij niet. Waarom niet? Omdat de gedeputeerde aangegeven heeft dat er een specificering en een verantwoording jaarlijks via de Rekening zal komen. Dat is voor ons voldoende en wij nemen daar dan ook als fractie onze eigen verantwoordelijkheid in en vinden dat de Staten daarin dan ook daarnaast hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Motie 25 is overgenomen en ingetrokken. Motie 19, inzake Groningen Seaports, steunen wij niet.
67
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Motie 20 steunen wij wel. Dat is de motie van GroenLinks over de nadere rapportage over de 5% korting op de wettelijke taken. Voorzitter, motie 27 kijk ik nog even na voordat ik daarop reageer. Waar het gaat om energie en duurzaamheid en de instelling van een duurzaamheidfonds, het volgende. Wij hebben naar de motie gekeken, zowel als naar de instelling van een duurzaamheidfonds. Mijn fractie vindt dat er op dit moment een heleboel gebeurt. Het gebeurt versnipperd en de Staten hebben er ook niet al te veel over te zeggen, want er is veel vastgelegd in overeenkomsten en convenanten. Bijvoorbeeld het Energieakkoord en het 100.000-woningenplan. Ook de verantwoordelijkheid in het College is versnipperd. Als we kijken wat er al loopt aan fondsen en subsidieregelingen, zoals stimuleringsfonds Energiebesparing in de bestaande bouw en de regelingen voor Isolatie particulieren, dan zien wij op dit moment meer soelaas om de versnippering tegen te gaan en zaken bij elkaar te brengen en te coördineren en meer betrokkenheid van de Staten te organiseren om dit onderwerp top of mind te houden. Dan kunnen we later kijken of er ontwikkelingen zijn met betrekking tot de suggesties in de motie die wij nu niet steunen. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u. De heer Brouns, fractie van het CDA. De heer BROUNS: Dank u, voorzitter. Eerst een aantal reacties op datgene dat door het College in de eerste termijn is aangereikt. Als het gaat om de criteria voor de reserve leefbaarheid en voor het gebiedsgericht werken, zien wij uiteraard graag het voorstel van het College daartoe tegemoet, zodat we dat in de commissie met elkaar kunnen bediscussiëren en keuzes kunnen maken. Als het gaat om de rapportages te integreren in bestaande rapportagestructuren, ik ben al jaren een pleitbezorger van de vaste rapportagesystematiek die we hebben. Dus ook graag. Wij zijn zeer blij dat het College vooraan staat om, als het gaat om de topdorpen en daar waar er goede initiatieven en voorstellen vanuit het gebied komen, deze als pleitbezorger bij de minister neer te leggen. We roepen het College op om er vooral ruchtbaarheid aan te geven dat al die initiatieven snel deze kant opkomen, zodat u met een rugzak vol die kant op kunt gaan en initiatieven bij de minister neer kan leggen. April, mei werd door het College genoemd als de periode, dat er nader gediscussieerd wordt over de invulling van het sportbeleid in deze provincie. Wij hebben daarbij de woorden van de gedeputeerde in ieder geval wel dusdanig geïnterpreteerd dat daar een grote rol voor het Huis voor de Sport weggelegd blijft. Er is wat ons betreft nog één punt, of ik moet het gemist hebben, dat in de eerste termijn niet door het College beantwoord is en dat is de suggestie om te kijken of de omwenteling van het CMO naar Sociaal Cultureel Planbureau op noordelijke schaal kan worden aangepakt. Dan ben ik bij de moties aangekomen, voorzitter. De moties die wij mede ondertekend hebben, blijven wij steunen. Voor de moties van de ChristenUnie geldt dat daar uiteraard de kanttekening bij is dat wij ervan uitgaan dat zij zo meteen de alternatieve dekking aangeven. Motie 8 van de SP. Daar stemmen wij tegen. Motie 9 van de VVD. Daar stemmen wij tegen. Motie 12 van GroenLinks. Daarvan is inmiddels door het College toegezegd dat wij die informatie aangaande reserves jaarlijks in de Jaarrekening via de normale rapportagestructuur krijgen. De tweede bullet onderschrijven wij niet, want als het gaat om een nieuw piep- of afwegingssysteem… Wij zijn er juist pleitbezorger voor geweest dat het piepsysteem werd afgeschaft, dus herinvoeren willen we zeker niet. Om die reden zullen wij dan ook tegen deze motie stemmen. Motie 13. We zullen tegen stemmen. Dat vinden wij geen provinciale taak. Motie 14. Daarvan is door het College aangegeven dat de monitoring in beeld blijft, dus om die reden stemmen wij tegen deze motie. Motie 15. Daar zullen wij tegen stemmen. Motie 16. Wij zullen tegen stemmen. Wij willen het flexibel budget op niveau houden. Motie 17. Er komt nog een knelpuntanalyse en daarnaast zullen wij ook de percentages nu niet wijzigen, dus daar stemmen we tegen. Motie 18. Daar zullen wij tegen stemmen. Motie 19. Ook daar stemmen we tegen. Wij willen namelijk niet iets onderzoeken waarvan we nu al weten dat we het niet willen, want dan heeft het onderzoek niet zo heel veel zin. Seaports staat voor een enorm investeringsprogramma de komende jaren. Er wordt op dit moment gewerkt aan een andere structuur om de risico’s vanuit die investering te beperken. Als we nu geld gaan onttrekken middels een winstuitkering, komt dat het belang van de economische ontwikkeling van deze provincie zeker niet ten goede en het belang van Seaports ook niet.
68
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, mag ik een vraag stellen aan dhr. Brouns? Wanneer heeft u voor het laatst de vermogens- en financiële positie van Seaports onderzocht? Kent u de Jaarrekening? Weet u wellicht ook of Seaports financieringsmoeilijkheden heeft bij die investeringen? De heer BROUNS: Daar kan ik wel een antwoord op geven. Seaports heeft geen investeringsmoeilijkheden als het gaat om het financieren van investeringen. Dat komt omdat zij een dusdanig eigen vermogen hebben dat zij in staat zijn om deze eigen investeringen te doen. Wat u voorstelt, is dat geld onttrekken en vervolgens moet Seaports maar zien dat ze op de kapitaalmarkt ergens tegen condities die ongetwijfeld zeer ongunstig zijn, dat geld kunnen krijgen. Dat betekent dat het investeringsprogramma niet wordt uitgevoerd. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, het is al jaren beleid en verwachting van Seaports dat zij gewoon bancair zullen gaan lenen. Dat was een hele tijd niet nodig, maar het zat al lang in de planning. De heer BROUNS: Dat kunnen zij, omdat zij de positie hebben opgebouwd dat ze eigen vermogen hebben waarmee je kunt gaan lenen. Ze zullen inderdaad nogal moeten bijlenen om al hun investeringen waar te maken. De heer VAN DER PLOEG: Dat zeg ik ook, maar daar is geen enkel probleem mee en dat heeft niks met de winstpositie te maken. De heer BROUNS: Daar ontstaat een probleem als u het geld eruit trekt, want dan is het eigen vermogen weg. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik zou graag willen weten of de heer Brouns kan aangeven wanneer hij verwacht dat we misschien wel geld tegemoet mogen zien van Groningen Seaports, gegeven het feit dat we er ontzettend veel geld in geïnvesteerd hebben vanuit provinciale financiën in de tijd dat het daar heel slecht ging, terwijl hij net al aangaf dat we ze nu niet nog slechter moeten laten gaan, terwijl het juist heel goed gaat. Ik ben heel nieuwsgierig of de heer Brouns kan aangeven of we ergens een keer geld mogen verwachten. De heer BROUNS: Ik kan u zeggen dat we dat geld dubbel en dwars terugkrijgen, want omdat daar ontwikkelingen plaatsvinden, omdat het daar beter gaat en omdat er plannen op stapel staan, zijn er mensen aan het werk. Dat geld is investeren in onze samenleving en dat geld hebben we dus al dubbel en dwars terug. Motie 20. Als het gaat om de rapportage over de wettelijke taken. Die motie zullen wij steunen. Wij stemmen tegen motie 21. Motie 22. Er ligt een toezegging van het College dat alles op alles gezet wordt om de inhuur tot een minimum te beperken en dat we daarover geïnformeerd worden. Dat is voor ons voldoende, dus wij stemmen tegen deze motie. Motie 23. Daar stemmen wij tegen. Motie 24. Daar stemmen we tegen, gezien de uitleg die het College gegeven heeft. Motie 26. Wij zijn zeker niet van plan om de vorming van een noordelijk landsdeel te onderzoeken, dus daar stemmen wij tegen. Wij stemmen voor motie 27 in gewijzigde vorm, met die kanttekening dat het geen voorbeeld moet zijn voor allerlei nieuwe permanente samenwerkingsverbanden. Dank u, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we bij de heer Sangers, SP. De heer SANGERS: Dank u, voorzitter. Als SP hebben wij een alternatieve kaderstelling gepresenteerd voor de bezuinigingen, een naar onze mening een gedegen, consistent verhaal, gebaseerd op een duidelijke visie op de rol en taken van de provincie. Nou hoef je het inhoudelijk niet eens te zijn met een dergelijk verhaal, maar ik moet toch constateren dat, los van mogelijke inhoudelijke verschillen van opvattingen, er ook bijna iets psychologisch aan de hand is als het gaat om ons verhaal. Ik merk in ieder geval, zeker bij het College en gedeputeerde Moorlag, dat het een gevoelige snaar heeft geraakt. In zijn woorden: ‘Elke vezel in mijn lichaam verzet zich daartegen.’ Ik
69
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 zou bijna zeggen: dat wil wat zeggen. Dat verklaart misschien ook zijn reactie en het feit dat hij naar onze mening een zeer karikaturale en beperkte weergave of vertaling heeft gegeven van ons amendement. We vinden dat jammer en eerlijk gezegd een beetje beneden de waardigheid van het College in dezen. Ik ga verder niet in op de merites van het hele amendement en het belang en de reikwijdte ervan. Ik blijf bij mijn eerdere opmerking dat een belangrijk punt in onze motie is dat we ons hier in dit huis, als het gaat om de niet-wettelijke taken, niet zozeer en alleen maar richten op onszelf, maar heel nadrukkelijk de samenwerking willen zoeken met de gemeenten ten behoeve van de inwoners van deze provincie. Dat is één, voorzitter. Op de motorrijtuigenbelasting ga ik gezien de tijd verder niet in. Twee is het met één mond spreken van het College. Ik heb altijd begrepen dat dat usance is, maar ik ben nu toch aan het twijfelen, voorzitter. We hebben gedeputeerde Hollenga horen spreken die bij wijze van spreken de Staten bijna uitnodigde om extra middelen te vragen als het ging om de vitalisering. Ik denk toch dat daar een contrast zat met de woordvoering van gedeputeerde Moorlag. In die zin ben ik nog zeer benieuwd naar de reactie in tweede termijn van de heer Moorlag als penningmeester, hoe hij die uitnodiging van zijn collega beoordeelt. Voorzitter, in de eerste termijn hebben wij ook een vraag gesteld die wezenlijk van belang is, naar het labelen van welke taken nou wettelijk en welke autonoom zijn. Wij hebben bij een aantal punten geconstateerd dat wat nu door het College als autonoom is gelabeld, met hetzelfde recht als wettelijk gelabeld zou kunnen worden of in ieder geval daaraan toegeschreven zou kunnen worden. We hebben het College uitgenodigd om daar in de uitwerking naar de Voorjaarsnota nog eens kritisch naar te kijken. Ik heb daar nog geen reactie op gehoord en wil daar graag een nadere reactie op van het College. Tot slot, voorzitter, de moties. Omwille van de tijd zullen wij niet alle moties bij langs lopen. Onze totale indruk van de moties, zeker tegen ons amendement afgezet, is dat het gaat om – ik dacht dat dhr. Van der Ploeg ook al zo’n opmerking had gemaakt – om marginale aanpassingen ten opzichte van het kader zoals het College dat hier in de Voordracht heeft voorgesteld. Wij zullen, mocht ons amendement onverhoopt niet aangenomen worden door deze Staten, in algemene lijn die moties steunen die enigszins in lijn liggen met onze denktrant, althans daar een stapje naar in de richting zetten en u zult dan merken hoe dat in de praktijk per motie uitpakt. Ten slotte zullen wij de Voordracht zoals die er ligt, afwijzen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we bij de heer Luitjens, VVD. De heer LUITJENS: Voorzitter, dank u wel. Ondanks het feit dat ik nog vier minuten spreektijd heb, zal ik proberen compact te blijven. Voorzitter, allereerst is er een vraag blijven liggen die ik voor de gedeputeerde Gerritsen had bedoeld. Dat ging erover of hij nu al, in het uitzetten van middelen in het cultuurbeleid en bij festivals, rekening houdt met het feit dat er na 2012 minder middelen beschikbaar zullen zijn en of hij hen, indien die festivals plannen hebben het nog groter te maken, nu al op de feitelijkheden van na 2012 wijst. Leefbaarheidsfonds, criteria. GS komen met een voorstel. Net als de Partij van de Arbeid heb ik ook een aantal zaken genoemd waar ik van hoop en verwacht dat die door GS zullen worden meegenomen. De amendementen. Amendement A zullen we niet steunen, maar wel wil ik hierbij mijn complimenten uitspreken voor het degelijke en vele werk dat de SP daaraan heeft gehad. Amendement B. Daarover zei gedeputeerde Moorlag: ‘Geen dekking.’ Nee, gedeputeerde Moorlag, wij bezuinigen minder. Dat is de dekking. Amendement C is bedoeld om de helft van het flexibele budget tussen € 1 en 2 miljoen vast te leggen voor cofinanciering. Dat is het hoofddoel. Omdat dat het hoofddoel is, laat ik het derde bullet weg. De moties. De moties waar wij in meegaan zal ik niet noemen, te weten, moties 3, 1 en 6. Motie 21. Daar gaan wij niet in mee, en wat ik nu zeg houdt daar verband mee als ons amendement B wordt afgestemd. Met motie 22 gaan we mee. Met motie 16 en 14 gaan we niet mee. Ook niet met motie 15. We kijken wel uit naar toekomstig nieuw beleid. Wij gaan mee met motie 24, met motie 5 en 4 uiteraard wel. Motie 7. Wij staan achter de uitleg die gedeputeerde heeft gegeven, dat is zeer specifiek werk, en versnipperen over 23 moet je je afvragen, maar spreken kan altijd.
70
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Met motie 10, budget asielzoekers, gaan we niet in mee. Motie 11 gaan we niet in mee na de uitleg van de gedeputeerde. Motie 13 gaan we niet in mee, een rijkstaak. Motie 23 gaan we niet in mee. Motie 18 steunen wij niet, evenmin als motie 17. Ook motie 26 steunen wij niet. Motie 27 is in positieve zin bijgesteld door de heer De Vey Mestdagh en daar gaan wij in mee. Uiteraard gaan wij mee in motie 2. Motie 8, met dank voor de uitleg van de voorzitter van deze Staten. Motie 12. Wij willen geen extra procedures teweeg brengen. Groningen Seaports investeert in een regio met krimp en is onze economische motor. Doordat zij goed in hun vermogen zitten en een goede winstgevende positie hebben, kunnen zij hun investeringen zelf rond maken. Motie 20, gaan we in mee, in die rapportage. Als laatste opmerking, en dat heb ik geloof ik tegen de heer Van der Ploeg al wel laten vallen: op zich is een investeringsfonds duurzaamheid een interessante optie. Een optie waarvoor op allerlei podia middelen te verkrijgen zijn. Echter, die middelen vragen wel cofinanciering, dus ik blijf me zorgen maken over de hoeveelheid cofinancieringfondsen die wij voor de toekomst beschikbaar hebben om als hefboom te kunnen werken. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Stevens, ChristenUnie. De heer STEVENS: Voorzitter, dank u wel. Allereerst wil ik het dekkingsvoorstel wijzigen met betrekking tot de motie die wij hebben ingediend over asielzoekers. De woorden apparaatskosten Studiefonds kunnen wat ons betreft gewijzigd worden in ‘reserveringen’, dus ‘wordt gedekt uit de vrijval van reserveringen. De VOORZITTER: De wijziging als zodanig is al rondgedeeld. Gaat u door. De gewijzigde motie 10 luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010 ter behandeling van de voordracht van Gedeputeerde Staten van 8 december 2009, nr. 2009-71.184, GMO, betreffende de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - het budget voor asielzoekers als gevolg van de voordracht van het college nagenoeg geheel verdwijnt, overwegende dat: - in deze tijden tegengewicht moet worden geboden aan het verharde politieke en sociale klimaat ten aanzien van vreemdelingen; - asielzoekers en vluchtelingen in de provincie aanspraak moeten kunnen maken op basisvoorzieningen; - de provincie een belangrijke toezichthoudende en monitorende taak heeft betreffende het asielzoekersbeleid ten aanzien van gemeenten; - de provincie een belangrijke taakstelling heeft ten aanzien van statushouders en deze bestendigd zou moeten worden; - de provincie met het budget voor asielzoekers invulling kan geven aan sociale cohesie en integratie en aan het stimuleren van actief burgerschap en vrijwilligerswerk, spreken uit dat: - de bezuinigingen op het budget voor asielzoekers in de jaren 2013 tot en met 2015 niet worden doorgevoerd; - de financiële dekking plaatsvindt uit vrijval reserveringen, en gaan over tot de orde van de dag.” De heer STEVENS: Daar is nog een bedrag van ongeveer € 3,5 ton ruimte die bij ongewijzigde voorstellen als overschot van de Rekening 2009 vrij zou vallen.
71
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 De heer BROUNS: Voorzitter, wij hebben al eerder uitgesproken dat wij deze motie kunnen ondersteunen. We horen nu ook dat er dekking gevonden wordt, dus daar blijven we ook bij. Als toelichting bij die motie staan een aantal overwegingen. De reden dat wij deze motie steunen is dat wij zien dat de provincie hier een coördinerende en overkoepelende taak heeft ten aanzien van statushouders. Wat wij nog wel op willen merken, en dat is de vraag aan de ChristenUnie, want wij denken dat die motie als zodanig bedoeld is, is dat de feitelijke uitvoering als het gaat om de basisvoorzieningen actief burgerschap/vrijwilliger, natuurlijk nadrukkelijk bij de gemeente ligt en zo hebben wij die overweging ook gelezen. De heer STEVENS: Voorzitter, wij kunnen volop bevestigen dat de primaire taak op dit punt bij de gemeente ligt, maar dat er een bovengemeentelijke, regionale taak bij de provincie ligt. Daarom hebben wij deze motie ingebracht. Cultuur. Ik wil de mogelijke huiver van de gedeputeerde op dit punt proberen weg te nemen. Wellicht is er sprake van een misverstand. Ik heb een percentage van 30% genoemd in de veronderstelling dat 30% het percentage was dat er daadwerkelijk bezuinigd werd. Maar het College heeft aangegeven dat er in werkelijkheid 20% bezuinigd wordt, dus het is niet zo dat wij een voorstel gedaan hebben om de bezuiniging op cultuur op dit punt te verdubbelen van 20% naar 30%. Blijft wel het punt dat wij het College vragen om scherp te kijken naar de criteria en de uitgangspunten die gehanteerd worden bij het toekennen van cultuur. We hebben begrepen dat daar bij de Voorjaarsnota nader invulling aan gegeven wordt en we zullen bij de behandeling daarvan dan ook met dit in ons achterhoofd ons oordeel daarover geven. Tot slot wil ik snel de moties bij langs gaan, voorzitter. Maar even in de volgorde van het overzicht zoals dat is gegeven. Motie 3, 1 en 6 zullen wij steunen. Motie 21, 22, 16, 14, 15 en 24 niet. Motie 5, 4, 7, 10 en 11 zullen wij steunen. Motie 13, COS, mondiale bewustwording, maximale korting van 25%, zullen wij niet steunen. Op dit punt wil ik een nadere toelichting geven. Alhoewel de motie ons heel sympathiek voorkomt vinden we toch, ook na de toezegging van het College dat op dit punt dit thema in het onderwerp welzijn later nog precies wordt geprioriteerd, dat dit onderwerp iets verder af staat van de provincie dan bijvoorbeeld een onderwerp als asielzoekers of Zorgbelang. Wij stemmen tegen motie 23, 18, 17 en 26. Wij stemmen voor de vernieuwde motie 27. Wij stemmen voor motie 2, maar tegen motie 8, 9 en 12. Motie 25, landschap en sociaaleconomische vitalisering is al ingetrokken. Seaports, wij stemmen tegen, maar voor motie 20. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we bij de heer Van der Ploeg, GroenLinks. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, laat ik beginnen met het indienen van een motie. Het is een aanvulling op de motie over welzijn, waarbij ook een bedrag genoemd wordt en in deze motie wordt geen bedrag genoemd, maar wel gevraagd om een rapportage voor eind 2010. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “De Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 31 maart 2010 voor het behandelen van de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten, d.d. 8 december 2009, nummer 40/2009 en de aanvallende voordracht, nummer 40a/2009 over de kaderstelling voor de bezuinigingen, constaterende dat: - de provincie Groningen haar welzijnsbeleid heel veel jaren samen heeft uitgevoerd met de gemeenten in regionale samenwerkingsverbanden; - welzijn primair een gemeentelijke taak wordt; - de provincie autonome middelen tot zijn beschikking had maar dat die bron opdroogt; - dat niet-bestaande middelen ook niet kunnen worden overgeheveld naar gemeenten, overwegende dat: - het onwenselijk is dat de relevante beleidsthema’s en de coördinerende provinciale rol over de schutting worden gegooid;
72
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 -
het wenselijk is dat gemeenteoverschrijdende coördinatie blijft bestaan; overleg met de partners wenselijk is over de manier waarop de beleidsthema’s en de coördinatie kunnen worden opgepakt door (samenwerkende) gemeenten,
zijn van mening dat: - bij het afstoten van taken en rollen zorgvuldigheid betracht moet worden, verzoeken aan GS: - om uitgangspunten en knelpunten van het overdrachtsproces in beeld te brengen, het overleg aan te gaan met gemeenten en hierover voor het eind van 2010 aan PS te rapporteren en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door dhr. Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 28, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. We gaan nog kijken waar deze motie een plekje krijgt, maar hij wordt verspreid. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, in algemene zin moeten wij de reactie van het College kwalificeren als ‘zeer teleurstellend.’ We zijn het proces – ik heb het in de commissie ook gezegd – ooit begonnen om er gezamenlijk met zijn allen als Staten in te gaan. Het College kiest hier de confrontatie en een positie van afstand. Ik moet zeggen, hun argumenten zijn flinterdun. Wij krijgen een heel stel voorstellen voor de kiezen die in feite nog onaf zijn. De Staten gaan repareren en terecht. Dat is niet alleen maar ons recht, het is onze taak. Dan komen er een heleboel flauwe argumenten voorbij. Want... De VOORZITTER: De heer Swagerman. De heer SWAGERMAN: Ja, voorzitter, ik ben wel nieuwsgierig naar de mening van de heer Van der Ploeg nu over het College. Hoe ventileert hij dat ten opzichte van de collegepartijen? De VOORZITTER: De heer Van der Ploeg. De heer VAN DER PLOEG: Nou ja, je kunt vandaag merken dat de rijen zich in coalitieland hebben gesloten en in die zin is het één pot nat, zowel het College als de coalitiepartijen. Ook gelet op de manier waarop er in feite nogal veel moties worden bekritiseerd. Dan denk ik dat er weinig creativiteit vanuit gaat. Men leest met een blik van: we zijn nou eenmaal overeen gekomen dat we met het CDA, de ChristenUnie en de PvdA een aantal moties indienen en that’s it. Dat stuit me tegen de borst, meneer de voorzitter, ook al omdat er in de commissies meerdere mogelijkheden zijn aangegeven, ook vanuit de zijde van het College, voor aanvullende mogelijkheden voor bezuinigingen. Ik heb het nog niet eens over die € 0,5 miljoen voor muskusrattenbestrijding gehad, maar die gaat ook nog vrijvallen. Ik vind het gewoon ongelofelijk flauw om nou hier bij elke motie die voorbij komt ‘inadequate dekking’ te gaan zeggen. Meneer de voorzitter, de reserves. Ik zou er nog even op terugkomen. Wij gaan geen € 100 miljoen opmaken, dat heb ik niet gezegd. Misschien enkele tientallen miljoenen, maar dat hangt er wel van af of wij dat ook in de duurzame economie kunnen wegzetten. Dat is een denkproces waar we nog met de partij ingaan. Wij hebben overigens niet de illusie dat we er met deze sessie, deze bezuiniging, zouden zijn. Vandaar ons argument om bij overschotten daar nu voor te pleiten op basis van de huidige gegevens - volgens de argumentatie van de PvdA – te beslissen. De ruimte is er, de dekking is er. Dan hebben we een probleem, meneer de voorzitter, en dat is gedeputeerde Slager. Hij zei nogmaals tijdens de interruptie: ‘Ja, bij de organisatiekosten ging het om € 1 miljoen.’ Dat klopt gewoon niet. Het gaat om € 5,6 miljoen, in twee posten verdeeld. € 7,28 miljoen personeelskosten, dát stond in de voordracht. Daar zijn schriftelijke vragen over gesteld. Een en een is twee. Of het klopt niet omdat hij het niet weet, of hij … Ja, hij mag het zelf afmaken. Ik wil hem graag de kans geven om ons duidelijk te maken dat het in het voortraject steeds om € 1 miljoen ging als het organisatiekosten betreft bij de frictiekosten. Meneer de voorzitter, enkele moties. Ik ontkom er ook niet aan. Amendement C van de VVD steunen wij niet, want wij hebben daar andere prioriteiten. Amendement B zullen wij wel steunen. In een situatie van overschot vinden wij het niet de juiste tijd om de belastingen te verhogen. Dat kan op een later moment ook.
73
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 Amendement A zullen wij niet steunen. Motie 1, de frictiekosten, zullen wij steunen. Motie 2 zullen wij ook steunen. Wij gaan ervan uit dat dat businessplan er inderdaad dit jaar zal zijn, want het is gewoon nodig om nu die discussie met elkaar aan te gaan. Voor motie 3 geldt dat wij in eerste instantie voor onze eigen motie kiezen. Mocht die onverhoopt worden afgewezen, zullen wij motie 3 steunen. Motie 4 vinden wij een veel te ingewikkeld verhaal. Weliswaar heeft afkoop van wegen bij ons geen prioriteit, maar dit vinden wij een te lastig verhaal om nog goed te kunnen communiceren. Motie 5 zijn wij voor, voor motie 6 ook. Wij zullen tegen motie 7 stemmen, die vinden wij niet passend bij het fonds zoals die nu opereert, om dat bij gemeenten neer te leggen. We zijn tegen motie 8 en 9. We zijn voor gewijzigde motie 10, 11 idem dito. Onze eigen moties blijven allemaal staan. Motie 25 had ik al ingetrokken en er is een nieuwe ingediend. Ik ga daar verder niet op in. Met motie 26 van de Partij voor het Noorden zullen wij niet meestemmen, ondanks het feit dat er in ons landelijk conceptprogramma overigens het woordje ‘landsdeel’ staat. Maar er ligt ook een amendement van mijn persoon voor bij het congres. Motie 27 steunen wij uiteraard. En dan was ik er al, meneer de voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Van der Ploeg. De heer SANGERS: U heeft zich in duidelijke bewoordingen uitgelaten over uw oordeel met betrekking tot de kwaliteit van de voordracht van het College. U heeft ook aangegeven dat als we kijken naar het totaalpakket van de moties, het uiteindelijk gaat om eventuele aanpassingen in de marge. Vanuit die twee gegevens ben ik benieuwd wat dan, stel dat al uw moties aangenomen worden, per saldo uiteindelijk uw eindoordeel met betrekking tot de voordracht zal zijn. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik zal de woorden van de heer Moorlag maar even overnemen. Ik heb ook leren tellen en al die moties zullen niet worden aangenomen en op basis daarvan zullen wij de consequenties trekken als het gaat over de volledige voordracht. De heer VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we bij de heer Zanen, Partij voor het Noorden. De heer ZANEN: Voorzitter, ik wil in de eerste plaats even iets zeggen over een bedrag van € 75 miljoen dat in de motie die is ingediend, staat. Het gaat om een bedrag dat inverdiend wordt als je de drie provincies samenvoegt in een landsdeel na een aantal jaren bezig te zijn geweest met frictiekosten, enzovoorts, om te komen tot een integratie van die drie apparaten. Ik heb daar niet de cijfers van uitgereikt. Die heb ik wel, maar wil ik u graag op een goed moment doen toekomen. Het is dus drie keer vijfentwintig. Vijfentwintig per provincie. Dat gaat op basis van aannames. Voorzitter, dan ben ik, als ik het goed heb gehoord, vergeleken met Troelstra. Dat vind ik een hele eer, overigens. In dit geval... De VOORZITTER: Niet dat onderdeel van die zakjesplakkerij natuurlijk De heer ZANEN: Nee. Het ging ook slecht af. Troelstra werd vrij snel ziek en was niet meer op het toneel. Maar waar hij systematisch zocht naar vormen van democratie en inspraak en betrokkenheid van mensen met name vanuit de arbeidersbeweging bij de sociale zaak, maakte dat hem tot een uitgesproken figuur. Het is ook een van de elementen die in het bestaan van de Partij voor het Noorden leidinggevend zijn en de push geven, namelijk dat je wilt dat mensen veel dichter bij besluitvorming betrokken zijn dan nu het geval is. Dan heb ik het niet zozeer over de Staten in Groningen, maar wel over Den Haag en Brussel en dat soort ver weg gelegen oorden. Je zou het met een Romeinse senator in verband kunnen brengen die zei ‘Carthago moet verwoest worden.’ Carthago werd ook verwoest, dus daar was in ieder geval een einde dat leidde tot wat de bedoeling was. Voorzitter, de Partij voor het Noorden heeft meegedaan met bestudering van alle moties en de discussies in de commissies. Niet vanuit het idee dat we bepaalde verbeteringen terug konden draaien, zoals vanuit GroenLinks net werd gezegd, maar gewoon onze bijdrage daarin te leveren. Niet om tot een positief of negatief oordeel te komen bij een afweging. We hebben bij het begin van het debat gezegd dat we de discussie met de collega’s uiteraard willen voeren, maar dat wij het principe
74
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 dat is gekozen ten opzichte van de taakstellende kadervormende bezuiniging geen goede zaak vinden als je niet knokt voor je positie als provincie. Dat vinden wij veel te weinig gedaan en dat heb ik ook een paar keer gezegd. Voorzitter, de moties en de amendementen. Ik zal kort onze reactie geven. Amendement A, het alternatief bezuinigingsprogramma van de SP, steunen wij niet. Amendement B en C steunen wij wel. Motie 3, 1, 6, 21, 22, 16, 14, 15, 24, 7, 10, 11, 13, 23, 18, en 5 steunen wij. Motie 4 steunen wij niet. Gewijzigde motie 17 van D66 en GroenLinks steunen wij uiteraard en dat geldt nog meer voor de motie over het landsdeel, motie 26. Carthago moet tenslotte verwoest worden. Motie 2 steunen wij. Motie 8 steunen wij niet. Motie 9 steunen wij wel. Motie 12, 25, 19 en 20 en 28 steunen wij ook. Dat was het, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zij we bij de heer De Vey Mestdagh, D66. De heer Zanen meldde dat hij ook motie 25 steunt. Dat mag, maar die is niet meer in stemming want die is ingetrokken met een duidelijke motivering. De heer DE VEY MESTDAGH: Eerst even naar aanleiding van een opmerking van de heer Moorlag ten aanzien van een nieuw belastinggebied voor de provincies. Mijn opmerking was nou juist niet bedoeld om het antwoord uit te lokken dat Bijleveld de noodzaak er op dit moment niet van inziet, maar om aan te geven dat vanuit onze kant die zaak nou juist wel aan de orde blijft, omdat wij vermoeden dat het toch belangrijk is dat je daar stappen in maakt, omdat het anders op een gegeven moment gewoon zover is en wij naast de pot pissen. Voorzitter, ten aanzien van de moties en de amendementen, het volgende. Motie 27, die wij samen met GroenLinks hebben ingediend en is gewijzigd, wordt breed ondersteund. Daar zijn wij blij mee. Motie 8 van de SP zullen wij niet ondersteunen, omdat we eigenlijk tot nu toe hier bijna Statenbreed via IPO het tegenovergestelde hebben beweerd en gewild. Motie 9 van de VVD ten aanzien van de landbouw zullen wij niet ondersteunen. Wij volgen het College in dat dat nu geen provinciale taak meer is. Motie 12 is goeddeels al toegezegd. Het probleem zit ‘m, wat het College betreft, met de herinvoering van iets dat een beetje op het piepsysteem lijkt. We hebben tegen de afschaffing daarvan gestemd, dus hier zullen wij voor stemmen. Motie 13 van GroenLinks vinden wij een sympathieke motie, maar heeft niet onze prioriteit als we hebben over bezuiniging. We volgen het College wat dat betreft. Motie 14 zullen we ook niet ondersteunen. Motie 15 zetten wij positief in. Dan zijn er drie moties die wij samen met GroenLinks hebben ingediend. Daarvan was het enige commentaar tot nu toe van het College dat er geen dekking was. Voorzitter, dat is een onjuiste mededeling vanuit het College en iedereen die kan lezen hier in de Staten, ziet dat er wel degelijk een dekking wordt aangegeven op deze moties. Misschien bevalt die het College alleen niet. Daar kunnen wij als Staten rustig anders over beslissen als we dat zouden willen. Motie 19, de winst van Seaports. Wij zijn niet overtuigd door het verhaal van de heer Moorlag dat het gezien de timing op dit moment geen juist moment is. Wij kunnen ons in ieder geval niet voorstellen dat de gemeenten als bij een verzelfstandiging van Seaports niet ook de winst alsnog willen krijgen uitgekeerd. Wij zien dat eerder als een ondersteuning van het proces. Op motie 20 zullen wij ook positief oordelen, 21 ook. Motie 22 ondersteunen wij niet. Wij vinden het beleid zoals door het College wordt aangevoerd, de flexibiliteit die ze daar in ieder geval voorlopig in nodig hebben en daarbij het streven naar zo weinig mogelijk inleen, voldoende. Motie 23. We volgen hierin het College met een eerste rapportage doen en zullen we dus ook niet ondersteunen. Motie 24 zullen we ondersteunen. Motie 25 is ingetrokken. Motie 26. Daar hebben wij als fractie toch even naar zitten kijken. Het betreft hier de motie van de Partij voor het Noorden inzake de oproep aan het College dat onder condities het landsdeel gerealiseerd zou moeten worden. De overwegingen, voor zover die daar in staan, kunnen we eigenlijk niet zo goed volgen, maar we hebben net begrepen van de heer De Bruijne dat je ook een motie alleen op dictum kunt beoordelen. Hij deed dat met motie 7. Dus wij kijken nu uitsluitend naar het dictum en dat is een oproep voor de GS’en om te onderzoeken onder welke conditie een noordelijk landdeel gevormd zou kunnen worden. Voorzitter, dan begrijp ik dat het misschien niet zo handig is in onderlinge relaties tussen de drie noordelijke provincies …
75
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
De VOORZITTER: De heer Rijploeg. De heer RIJPLOEG: Zou ik de heer De Vey Mestdagh mogen vragen of hij dan ook van mening is dat hij Carthago wil verwoesten. De heer DE VEY MESTDAGH: Dat heeft u mij niet horen zeggen. De heer RIJPLOEG: Nou, u wilde het dictum volgen. Ik kreeg de indruk dat het dictum nogal afbrekend was. De heer DE VEY MESTDAGH: Nee, het dictum is niet afbrekend. Ik zal het u even voorlezen. De heer RIJPLOEG: U hoeft mij die tekst niet voor te lezen, maar de heer Zanen geeft er een lading aan die... De heer DE VEY MESTDAGH: Ja, maar goed, het College leest ook letterlijk het dictum van uw moties, dus dat doe ik ook maar hier. Het is een oproep om je erop voor te bereiden voor als het gebeurt. Net zoals GroenLinks zullen in het programma van mijn landelijke D66 de landsdelen wel degelijk terugkomen. Vandaar dat ik eigenlijk vind dat we ons er wel op moeten voorbereiden bij de drie noordelijke provincies. Ik begrijp dat dat lastig ligt, maar ik kies dan toch maar voor wat ik eigenlijk vind dat wel moet gebeuren. We zullen voor stemmen. Alle moties die door de drie coalitiepartijen ingeleverd zijn, halen het toch wel. Ga ik naar de amendementen toe. Amendement A zullen wij niet ondersteunen, maar wij wensen hier wel de opmerking van de VVD te herhalen dat we een compliment geven aan de SP voor de goede uitwerking daarvan. Daar was in ieder geval geen speld tussen te krijgen. Amendement B zullen wij niet steunen. Amendement C zullen we met de wijziging die net door de VVD is voorgesteld, kunnen steunen. Dat was het, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan kijk ik even naar het College. Kunnen we gelijk doorgaan? Ik zie ‘ja’ knikken. Dan hebben we de heer Moorlag. Het College heeft geen spreektijd meer, dus het moet vooral gericht zijn op de dingen die echt nog specifiek aan de orde zijn. Vanzelfsprekend kan daar gewoon even normaal gesproken worden, want ik neem aan dat de Staten er ook belang bij hebben dat ze nog even adequaat bediend worden in dit democratische proces. De heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dank u wel, voorzitter. Er is een aantal vragen of opmerkingen geplaatst. Allereerst van de kant van de SP. Die vonden het eigenlijk beneden peil zoals er van de kant van het College werd gereageerd. Dat was niet zozeer de intentie en dat heb ik naar mijn smaak ook niet zozeer gedaan. Het is wel zo dat er écht een principieel verschil van opvatting is tussen het College en de SP. Waar het gaat om de autonome middelen die wij hier besteden – die we ook gebruiken om cofinancieringsmiddelen te krijgen om veel maatschappelijk effect te bereiken – kan je een principiële redenering gaan volgen, maar feit blijft dat het College zich primair laat leiden door opgaven in deze provincie. Ik wil de complimenten die zijn uitgedeeld voor het gedegen werk op zich wel onderschrijven, maar het blijft wel gedegen werk dat naar mijn smaak leidt tot een onverstandige uitkomst. In die zin wordt het geenszins gedeeld door het College. Dan het verschil van opvatting dat de heer Sangers meende te bespeuren tussen de heer Hollenga en mij. De heer Hollenga en ik delen het enthousiasme over de sociaaleconomische vitalisering. Wij delen ook de opvatting dat het noodzakelijke is om de budgettaire kaders te respecteren. De heer Hollenga heeft het ene goed verwoord, ik heb het andere goed verwoord. Het is precies in balans, voorzitter. Wettelijk en autonoom. Ik moet bekennen dat ik de vraag niet helemaal mee heb gekregen, maar de heer Sangers vroeg, als ik het goed heb begrepen, om een nadere precisering van wat het College precies verstaat onder wettelijke en onder autonome taken. Ik denk dat het goed is als de heer Sangers dit preciseert. De VOORZITTER: De heer Sangers.
76
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 De heer SANGERS: Wij hebben bij de uitwerking van ons amendement, met name bij drie programma’s, geconstateerd dat daar een aantal taken opgenomen zijn onder autonome taken, terwijl je evengoed kunt zeggen dat dat gekoppeld is aan wettelijke taken. Ik geloof zelfs dat er staat: voor € 1,5 miljoen. Daar staat zelfs letterlijk ‘uitvoering wettelijke taken.’ Dit is slechts een voorbeeld. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Als een verheldering op de drie punten gewenst is, gaan we daar voor zorgen. De heer SANGERS: Dat was de constatering, maar mijn vraag ging verder. Dat hebben we niet in elk programma in detail zo kunnen doen. Ik had wel als voorbeeld het CMO genoemd, waarvan ik zelf vind dat je een aantal taken die het CMO uitvoert, met name als het gaat om invulling geven aan de steunfunctie, met recht en rede zou kunnen betitelen als een wettelijke taak. Dat is één voorbeeld. Mijn vraag aan het College was: wilt u dat bij de uitwerking straks, bij de Voorjaarsnota, allemaal nog eens kritisch tegen het licht houden. Het maakt verschil of het onder het ene of onder het andere regime valt. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wij gaan dat kritisch tegen het licht houden. Het zou ons erg helpen als de punten die de heer Sangers als twijfelgevallen ervaart, wellicht via de mail bij ons worden aangeleverd. Dan kunnen we daar wat nader naar kijken en gaan we daar voor zorgen. De heer SANGERS: Nog een aanvulling als dat mag, voorzitter. Je kunt vraagtekens zetten bij een aantal specifiek benoemde taken. Dat is één. Als we bijvoorbeeld kijken naar het hele budget communicatie, is alles rond communicatie daarop geboekt en als autonoom gerangschikt, terwijl je, als je bij wijze van spreken wettelijke taken uitvoert, daar ook over moet communiceren. In die zin gaat het ook om het toerekenen van. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Akkoord. Een Burgerjaarverslag is wettelijk verplicht, want het is een vorm van communicatie en zo zullen er meer punten zijn. Wij gaan dat verder uitsplitsen. Dan, voorzitter. De VVD heeft aangaande de motorrijtuigenbelasting gesteld dat als je de lasten niet met € 2,8 miljoen verhoogt, dat je dan € 2,8 miljoen minder bezuinigt. De heer Van der Ploeg volgt de VVD daarin. Het College vindt toch dat wij wel een evenwicht hebben. Waar je een bezuinigingspakket hebt dat de € 30 miljoen overstijgt menen we dat we met een lastenverhoging dat daar nog geen 10% van is, de juiste balans hebben. Het is niet zozeer in volume een lastenverhoging, maar het gaat erom te zorgen dat je de motorrijtuigenbelasting, de inkomsten uit je eigen belastinggebied, op peil houdt. Dat acht het College toch wel verantwoord. Er is door GroenLinks gesteld dat het teleurstellend is zoals het College opereert en zoekt de confrontatie op. Voorzitter, ik kan dat eerlijk gezegd niet zo goed plaatsen. Met de taakstelling waar we mee geconfronteerd zijn, het financiële perspectief, hebben we toch naar mijn smaak gekozen voor een vrij open proces. Eerst een werkscenario, ook aan de hand van een eerste debat dat daarover heeft plaatsgevonden. Dan verdere verfijning en bijstellingen, ook op inhoudelijke punten. Vervolgens aan de hand van de debatten die er gevoerd zijn en de knelpunten die, niet alleen door de coalitiefractie maar ook door de andere fracties, geduid zijn op het punt van toerisme waar het gaat om sociaaleconomische vitalisering, leefbaarheid en dergelijke. Dan zijn die punten erin verwerkt. Naar mijn smaak heeft daar een interactie met wederzijdse beïnvloeding plaatsgehad. Er zijn situaties waar wordt besloten om als coalitiepartijen maar ergens in een achterkamertje te gaan zitten en een herzien coalitieakkoord te sluiten. Dat is het andere uiterste, maar daar is bepaald niet voor gekozen, voorzitter, dus ik deel die opvatting niet. De Partij voor het Noorden stelt dat Carthago toch verwoest zal worden. Misschien zal dit provinciale Carthago ooit eens verwoest worden, maar dat hoeft nog niet met de instemming van dit College, voorzitter. Ten slotte de vraag van D66 over het belastinggebied. Dat traject ligt eerst stil, maar alle ingrediënten om dat debat te gaan voeren, zodra het opportuun is, liggen er. Studies van het IPO. Het moet wel worden gezien in samenhang met het debat over de toekomst van zowel de provincies als de waterschappen. Als dat een wending gaat krijgen in de richting van integratie, krijg je twee overheidsorganen met een belastinggebied waarbij ook een vorm van integratie zal moeten plaatsvinden. Het lijkt me zaak om dat eerst af te wachten. Dat proces voltrekt zich wel razendsnel. De VOORZITTER: Hartelijk dank.
77
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 De heer SANGERS: Ik heb een vraag gesteld aan de heer Moorlag waar hij niet op is ingegaan en dat betreft zijn opvatting over de uitlating van de heer Hollenga, dat hij... De VOORZITTER: Daar heeft hij uitvoerig op geantwoord. De heer Hollenga hoeft er ook niet meer op te antwoorden. Het is alsnog geland, dat is oké. De heer Slager. De heer SLAGER (gedeputeerde): Dank u voorzitter. Even een korte reactie op de opmerking van de heer Van der Ploeg zojuist, die zei: of de heer Slager begrijpt het niet of er is iets anders aan de hand. Ik denk dat we het erbij moeten houden dat de heer Slager het niet begrijpt, want op de een of andere manier praten we langs elkaar heen en ik heb met de heer Van der Ploeg net afgesproken dat we dat samen proberen op te lossen. Hopelijk begrijpt de heer Slager het daarna wel. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Gerritsen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, het spreekt voor zich dat we daar nog verslag van zullen doen. De VOORZITTER: Vanzelfsprekend en het liefst op de voorpagina. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, nog twee punten op het gebied van cultuur. De vraag van de VVD in de eerste termijn. Het gaat erover hoe je ermee omgaat als instellingen alsnog extra verplichtingen aangaan, zoals een dag extra bij festivals. In principe zou men dat mogen doen. Men is al door ons gewaarschuwd dat er na 2012 bezuinigingen aan zitten te komen. Men is bekend met de gemiddelden van die bezuiniging. Wij hebben instellingen, festivals ook, ontraden om extra verplichtingen aan te gaan, maar uiteindelijk is dat hun eigen verantwoordelijkheid. Men moet wel beseffen dat die bezuinigingen na 2012 actueel gaan zijn. Ik ben blij met de verheldering van het standpunt van de ChristenUnie. Helemaal gerustgesteld ben ik niet, want het gaat wel over de precieze formulering van de uitgangspunten. Het is overigens wel buitengewoon van belang om dat scherp te doen. U krijgt daar een proeve van bij de Voorjaarsnota om daar de goede afweging te maken en ik zie uit naar het debat met de ChristenUnie, maar ook zeker met uw Staten. De VVD-fractie heeft opnieuw aandacht gevraagd voor het punt van de cofinanciering. Laat ik als College nou zeggen dat wij op pad zijn voor dat cohesiebeleid, Europese fonds en Pieken in de Delta. Juist om dat dan ook in te zetten. Daar hebben we de cofinanciering voor nodig. Wij zijn van oordeel dat we met de huidige reserveringen en het omgaan met meevallers voldoende doen. Op dit punt is amendement C wat ons betreft niet aan de orde. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat wij straks in Brussel echt goed gaan scoren – dat gaat wel lukken, daar hopen wij op – en dat we die middelen dan niet zouden kunnen inzetten. We houden dat natuurlijk scherp in de gaten. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Jager. Niet. De heer De Bruijne. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, de motie van de ChristenUnie met betrekking tot asielzoekers, daar is nu dekking voor aangegeven en daarmee acht het College deze motie ook uitvoerbaar. De PvdA vraagt of het College zich, wat het Studiefonds betreft, ook wil richten op vrijwilligersorganisaties c.q. Humanitas. Ik denk dat wij primair de vraag moeten beantwoorden of de uitvoering van het Studiefonds zich ervoor leent om het uit te besteden aan een vrijwilligersorganisatie. Ik denk dat die vraag eerst beantwoord moet worden, omdat het ook juridische consequenties heeft voor rechten van degenen die een beroep doen op die regeling. Laten we dat eerst doen en dan komen we daar daarna weer op terug. Noordelijke aanpak CMO. Daar is een overleg geweest met de drie gedeputeerde dat ook wordt voortgezet. Ik moet u wel zeggen dat het noordelijk aanpakken van de CMO’s en de samenwerking natuurlijk wel afhankelijk is van de mate waarin in de andere provincies die CMO’s worden gesubsidieerd. In Drenthe houdt dat niet over, dus dat lijkt mij een wat minder voor de hand liggende partner te worden. Motie 28. Ik vind het wat jammer dat GroenLinks de term gebruikt van beleidsthema’s ‘over de schutting gooien’, want dat is volstrekt niet wat er gebeurt. Wat er gebeurt is dat wij na dit jaar nog twee jaar doorgaan met de sociale agenda. Cofinanciering van projecten, samen met gemeenten, die inderdaad in overleg met gemeenten in de regio, regionaal worden bepaald. Wij gooien helemaal niks over de schutting, wij bevelen de gemeenten te anticiperen op de toekomst. Die toekomst is heel
78
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 duidelijk. Na deze tweejaarsperiode eindigt de provinciale cofinanciering. Wij bevelen de gemeenten aan om daarop te anticiperen en ik heb redenen om aan te nemen dat gemeenten daar verstandig mee om zullen gaan. De VOORZITTER: De heer Van der Ploeg. De heer VAN DER PLOEG: Ja, meneer de voorzitter. Het staat bij de overwegingen. In de zin dat wij dat onwenselijk vinden. Dat zijn wij dus met elkaar eens. Het staat niet bij de constateringen dat u het doet. Zo moet u het dus ook niet interpreteren. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Als wij alle dingen waarover we het wel met elkaar eens zouden kunnen zijn in een motie moeten zetten, ,meneer Van der Ploeg, komen wij denk ik papier te kort. Ik denk dat dat niet het punt is. Op het moment dat u zo’n overweging geeft, suggereert u dat dat wel het geval is, en daar reageer ik op. Dat is absoluut niet het geval. De heer VAN DER PLOEG: Het zou ook kunnen dat anderen dat richting ons gaan signaleren en tegen ons gaan zeggen dat wij het over de schutting gooien. Dat wilt u ook niet. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Wij zijn het er volstrekt mee eens dat dat onwenselijk is, maar ik werp de suggestie dat dat het geval zou zijn, van me. Even ter zake. GroenLinks vraagt eind 2010 een rapportage van GS op dit punt. Ik kan u zeggen dat wij in de loop van dit jaar en dit najaar besluiten moeten nemen ten aanzien van de cofinanciering voor het tweede gedeelte van de vierjaarstermijn van de sociale agenda. Dat wordt gerapporteerd aan de Staten. Dat is regulier en dat doen we ook. Ik ben zeker bereid daarbij aan te geven welke knelpunten er gesignaleerd worden met betrekking tot de continuïteit van de projecten. In die zin denk ik dat het College materieel kan voldoen aan datgene wat in deze motie wordt gevraagd. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Dank u. Dan zijn we toe aan de stemmingen. U hebt een lijstje waarbij ik gemeld heb dat ik 21 bovenaan zal beginnen en daarna 3, 1 en 6 – op verzoek van de fractie van GroenLinks. Ik wijs nog even op motie 10, dat is de gewijzigde motie en motie 27 is de ten tweeden male gewijzigde motie. Motie 25 is ingetrokken. Amendement B is gewijzigd. Akkoord, dan zullen wij in ruste maar met gestaag tempo aan het werk gaan. Amendementen In stemming komt amendement A. Amendement A wordt bij handopsteken verworpen. Voor dit amendement heeft gestemd de fractie van de SP. In stemming komt gewijzigde amendement B. Amendement B wordt bij handopsteken verworpen. Voor dit amendement hebben gestemd de fracties van de SP, GroenLinks, VVD en de Partij voor het Noorden. In stemming komt gewijzigde amendement C. Amendement C wordt bij handopsteken verworpen. Voor dit amendement hebben gestemd de fracties van de VVD, D66 en de Partij voor het Noorden. Moties In stemming komt motie 21. Motie 21 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de SP, D66, GroenLinks en de Partij voor het Noorden. In stemming komt motie 3. Motie 3 wordt met algemene stemmen aangenomen.
79
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 In stemming komt motie 1. Motie 1 wordt met algemene stemmen aangenomen. De heer LUITJENS: Voorzitter, mag ik bij motie 6 nog even een opmerking maken. Wij zullen voor motie 6 stemmen, maar wij vinden de verhouding tussen kleine projecten en grote projecten scheef, zeker gezien het feit dat wij waarschijnlijk te weinig cofinancieringsmiddelen zullen hebben. De VOORZITTER: Dit nemen we als stemverklaring op van uw fractie, VVD. In stemming komt motie 6. Motie 6 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie heeft gestemd de fractie van D66. In stemming komt motie 22. Motie 22 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fractie van de SP, GroenLinks, de VVD en de Partij voor het Noorden. In stemming komt motie 16. Motie 16 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de SP, GroenLinks, de Partij voor het Noorden en D66. In stemming komt motie 14. Motie 14 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de SP, GroenLinks en de Partij voor het Noorden. In stemming komt motie 15. Motie 15 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de SP, GroenLinks, de Partij voor het Noorden en D66. In stemming komt motie 24. Motie 24 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de SP, GroenLinks, VVD, de Partij voor het Noorden en D66. In stemming komt motie 5. Motie 5 wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt motie 4. Motie 4 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie hebben gestemd de fracties van GroenLinks, D66 en de Partij voor het Noorden. In stemming komt motie 7. Motie 7 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie heeft gestemd de fractie van GroenLinks. In stemming komt gewijzigde motie 10. Gewijzigde motie 10 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie hebben gestemd de fractie van de VVD en D66. In stemming komt motie 11. Motie 11 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie hebben gestemd de fractie van de VVD en D66. In stemming komt motie 13. Motie 13 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de SP, GroenLinks en de Partij voor het Noorden.
80
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010
In stemming komt motie 23. Motie 23 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de SP, GroenLinks en de Partij voor het Noorden. In stemming komt motie 18. Motie 18 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van GroenLinks, de SP, D66 en de Partij voor het Noorden. In stemming komt motie 17. Motie 17 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de SP, GroenLinks, D66 en de Partij voor het Noorden. In stemming komt motie 26. Motie 26 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de Partij voor het Noorden en D66. In stemming komt gewijzigde motie 27 (tweede wijziging). Gewijzigde motie 27 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie heeft gestemd de fractie van de SP. In stemming komt motie 2. Motie 2 wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt motie 8. Motie 8 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie is de fractie van de SP. In stemming komt motie 9. Motie 9 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de VVD en de Partij voor het Noorden. In stemming komt motie 12. Motie 12 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van GroenLinks, de SP, de Partij voor het Noorden en D66. In stemming komt motie 19. Motie 19 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de SP, GroenLinks, D66 en de Partij voor het Noorden. In stemming komt motie 20. Motie 20 is bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie heeft gestemd de fractie van de SP. Motie 28. De heer LUITJENS: Voorzitter, mag ik daar iets van zeggen. De VOORZITTER: Stel uw vraag. De heer LUITJENS: Eigenlijk sluit ik me aan bij wat gedeputeerde De Bruijne zegt. Ik heb eigenlijk geen behoefte aan deze motie, want ik ga ervan uit dat GS de overdracht van taken zorgvuldig doet. Dus wij zijn tegen. De VOORZITTER: Akkoord.
81
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 31 maart 2010 In stemming komt motie 28. Motie 28 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie heeft gestemd de fractie van de VVD. De VOORZITTER: Dan ga ik naar de vraag of u onder vaststelling van wat aangenomen is, kunt instemmen met de voordracht. Het is een opdracht aan het College om dat allemaal te verwerken in de Voorjaarsnota of op andere plekken waartoe die aangenomen moties leiden. Aangaande de Voordracht heb ik aangegeven dat dat niet 12, maar 20 moet zijn. Dan geldt de tekst zoals gevoegd bij de Aanvullende Voordracht nummer 40a. Ik zie, dat voordat we tot beslissing komen, daarover nog het woord voor een stemverklaring gevraagd wordt door de heer Luitjens. De heer LUITJENS: Ja, voorzitter, wij verwerpen de voordracht niet, maar ik wil hier wel wat ik in het begin van dit debat gezegd heb over de motorrijtuigenbelasting, bij aantekenen. De VOORZITTER: Onder aantekening die de fractie van de VVD heeft gemaakt rond motorrijtuigenbelasting, steunt de VVD deze voordracht. Wie heeft er nog behoefte aan een stemverklaring? De heer ZANEN: Voorzitter, ik wilde melden dat ik ook al in mijn bijdrage heb aangegeven dat ik tegen de hele voordracht stem zoals die voorligt, terwijl ik hem wel heb behandeld en op de inhoudelijke punten ben ingegaan. Daar hebben we net over gestemd. In stemming wordt gebracht de voordracht. De voordracht wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen de voordracht hebben gestemd de fracties van de Partij voor het Noorden, D66, de SP en GroenLinks. De VOORZITTER: Ik sluit de vergadering en ik wens u allen wel thuis. Sluiting. De vergadering wordt gesloten om 22.25 uur.
82