PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN VERGADERING VAN 11 MAART 2015 1. 2. 3. A.1 A.2 A.3 A.4 A.5
A.6
4. 5. 6.
Opening en mededelingen .............................................................................................................................. 2 Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda .................................................................................... 3 Bespreekpunten .............................................................................................................................................. 5 Brief van Gedeputeerde Staten van 10 maart 2015, nr. 2015-09012, PPM, betreffende beroepschrift instemmingsbesluit gaswinning Groningen .................................................................................................... 5 Voordracht van GS van 17 februari 2015, nr. 2015-06290, ECP, over het wijzigingsbesluit ten behoeve van de Interim-regeling Waardevermeerdering ................................................................................................... 22 Procedures en regels windenergieplannen (motiedebat op verzoek fractie PVV) Agenderingsverzoek procedures en regels windenergieplannen ingediend door de PVV-fractie met bijlagen ............................. 24 Optimalisatie inpassing Windpark N33 (motiedebat vreemd aan de orde van de dag op verzoek fractie Vrij Mandaat, bij afwezigheid overgenomen door fractie CDA) ......................................................................... 27 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 januari 2015, nr.2015-01707, betreffende Groningen Spoorzone: Realisatiebesluit Knoop Groningen, Bustunnel, Fietstunnel, Fietsenstalling zuidzijde en Zuidentree (nummer 4/2015) ........................................................................................................................ 29 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 januari 2015, nr. 2014-51.517, PPM, betreffende Projectplan ‘Blauwestad aanpak 2015 – zichtbaarheid van kwaliteit’ en het vaststellen van de herijkte GREX 2015, inclusief second opinion AT Osborne (nummer 5/2015).............................................................................. 39 Hamerstukken ............................................................................................................................................... 44 Ingekomen brieven ....................................................................................................................................... 45 Sluiting ......................................................................................................................................................... 47
1
PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN VERGADERING VAN 11 MAART 2015 Voorzitter: M.J. van den Berg, commissaris van de Koning Griffier: mevrouw H. Engels-van Nijen Aanwezig 39 Statenleden: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), C.M. Bezuijen (SP), R.H. van der Born (ChristenUnie), P.H.R. Brouns (CDA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw G. van Galen (GroenLinks), mevrouw P. de Graaf-Drijvers (D66), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), mevrouw A. Hemmes (SP), mevrouw N. Homan-Brinkman (GroenLinks), W. Hut (VVD), A.J.M. van Kesteren (PVV), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J.H. Mastenbroek (SP), J. Meesters (VVD), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), M. Oosterhuis (VVD), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), R.J. Schoenmaker (PvdA), H.J.B. Spoeltman (PvdA), G.J. Steenbergen (ChristenUnie), J.L. Swierenga (Fractie Swierenga), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), A.B. Vink (VVD), J.D. de Vries (D66), J. Wolters (SP), mevrouw K. de Wrede (PvdD), mevrouw E.M. Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66) Afwezig: M.W.H. Jansen (PVV), F.A.M. Keurentjes (CDA), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), R. Visser (PvdA) Aanwezige leden Gedeputeerde Staten: mevrouw M. Besselink, M. Boumans, mevrouw Y.P. van Mastrigt, W.J. Moorlag, H. Staghouwer, B.S. Wilpstra
1.
Opening en mededelingen
De VOORZITTER: Mag ik alle Staten- en GS-leden vragen hun plek in te nemen? Dan open ik de vergadering. Dames en heren, het is weer ‘Meertmoand Dialectmoand’. Om in de stemming te komen hebben we het verkiezingslied van Pé & Rinus gedraaid, ‘Wat mot je kaizen’. Een aantal van u is al een beetje gewend aan dat liedje en zingt het al vrolijk mee. En ik begrijp ook van een aantal van u dat men ook graag wil dat de vergadering niet al te lang duurt, want men moet nog op campagne. Nou, dat is prima, ik werk daar graag aan mee. Maar dat ligt ook in uw handen, zoals u weet. We hebben ieder jaar in maart even aandacht voor onze streektaal. Dat betekent ook dat u zelf kunt kiezen in de agenda bij welk onderwerp een van uw fractieleden het woord kan voeren en zich daarbij in het Gronings kan uitdrukken. Als een van de andere leden zich wat comfortabeler voelt in het Nederlands, dan kan dat net zo goed. Dus daar hebben we verder geen vaste regels voor. Maar voelt u vrij en laat ons genieten van de Groningse streektaal. Dan nog een welkom aan de gasten van de Staten. Uw gastheer is de heer Ronald Knegt van de CDA-fractie in deze Staten. Ik zag daarnet al dat u een stukje voorwerk met elkaar gedaan hebt. Ik hoop dat u er een mooie dag van maakt met ons – in ieder geval een mooie ochtend – en u krijgt ongetwijfeld ook nog veel interessante uitleg, een week vóór de verkiezingen van 18 maart, over hoe hier 400 jaar geleden de democratie al begon op deze plek. En dat terwijl er geen keizer was, geen paus, geen koning of wat dan ook en de burgermensen met elkaar dachten: ja, we moeten toch een beetje de boel ordenen en dat op een wat democratische manier doen. Ze zijn toen begonnen met het oprichten van de Staten van Groningen – er was toen nog geen Republiek der Nederlanden. Dus u kunt wel nagaan dat daarmee wel echt iets gebeurd is hier en dat vieren we volgende week weer met de Statenverkiezingen. Sommigen zeggen dat het dan vooral over landelijke thema’s gaat, maar de Statenverkiezingen gaan in ieder geval ook over Groningen en wat ons betreft is het dus ook een opkomstbevordering voor Groningen. We hebben afwezigheidsmeldingen van de heer Keurentjes, de heer Jansen, de heer Veerenhuis-Lens – wat me zometeen praktisch gezien even brengt bij zijn agendapunt, maar daar kom ik zo nog wel even op. Verder is afwezig de heer Visser. Ik heb van een enkeling van u gehoord dat men wellicht in de loop van de dag wegmoet – soms om fysieke, soms om andere redenen. Als dat zo is, geeft u dan even een seintje door aan de griffie op het moment dat dat speelt, zodat wij – mocht er een stemming zijn – even op een correcte manier die boel kunnen verwerken.
2
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda
a.
Behandelvoorstellen
De VOORZITTER: Gisteren bent u via de mail op de hoogte gesteld van het verzoek van de PvdAfractie om het door haar geagendeerde onderwerp ‘Wierden en waarden’ in te trekken. Ik zie dat de heer Rijploeg een punt van orde heeft? De heer RIJPLOEG (PvdA): Alleen maar even de mededeling dat mevrouw Hazewinkel vanwege aardbevingselementen die aan de orde komen, daar niet aanwezig bij is. De VOORZITTER: Akkoord. Dat geldt de hele dag? O, alleen bij dit agendapunt. Akkoord, prima. Zij heeft dat inderdaad ook eerder al gemeld dat zij het op dat punt prettiger vindt om niet aanwezig te zijn bij de beraadslagingen en ook niet bij de eventuele besluitvorming. In de commissie is de notitie ‘Wierden en waarden’ van de PvdA-fractie besproken. Het is mevrouw Mortiers die daarbij een vooraanstaande rol heeft gespeeld. Omdat dit punt nu teruggetrokken is zal het onderwerp bij de Omgevingsvisie opnieuw aan de orde kunnen komen. Dat is natuurlijk ook een logische plaats om het dan verder met elkaar te bediscussiëren. Die toezegging is hier niet alleen door mij maar ook door het College en daarmee is ook van de zijde van GS de verantwoordelijkheid op zich genomen. Kunt u ermee instemmen om dit onderwerp c.q. agendapunt in te trekken? Dat is het geval. Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt ingestemd met dit voorstel. De VOORZITTER: Dan moeten we even praktisch kijken naar een voorstel vreemd aan de orde van de dag. Dat is ingediend door de heer Veerenhuis-Lens van de fractie Vrij Mandaat over de optimalisatie van de inpassing windmolenlocatie N33. Normaal is dit een situatie waarin er in ieder geval éénderde van de Staten voor agendering nodig is, maar eigenlijk is ook wel degene die het indient nodig. Maar ik moet daar formeel in zijn: als er iemand zich er zo op heeft voorbereid, die motie helemaal beheerst en haar derhalve overneemt, dan mag dat formeel. De heer BEZUIJEN (SP): Ik ben even benieuwd naar de motie. Ik heb zelf nog geen motie gezien noch doorgelezen. Dus als ik niets heb, dan kan ik er ook niets mee. De VOORZITTER: Ik heb ook niets, dus daar kan ik u ook niets over meedelen. De heer RAM (PVV): Voor mij geldt dezelfde vraag. Ik zou het wel graag behandeld willen hebben maar als er geen motie is, dan wordt dat moeilijk. De heer BROUNS (CDA): Voorzitter, dit gaat toch over de motie die betrekking heeft op de zesde variant die uitgewerkt moet worden in de MER-procedure? Die motie is namelijk wel rondgestuurd. De VOORZITTER: Ik heb haar niet en de griffie ook niet. De heer BEZUIJEN (SP): Wij hebben haar ook niet. De VOORZITTER: Wacht even. Er is een vraag en nu dient iedereen zich even aan. Het onderwerp waarover we spreken is de optimalisatie van de inpassing van de windmolenlocatie N33. De aanleiding was een motie die eerder hier aangenomen is en de betrokken was niet tevreden over de uitvoering daarvan. Derhalve wou hij het onderwerp opnieuw vandaag aan de orde hebben en daarover opnieuw een uitspraak doen, geloof ik. Of daarbij een motie voorligt of niet: is dat een oude of een nieuwe motie? De heer BROUNS (CDA): Ja, er ligt een nieuwe motie voor. Hij is zojuist even naar de griffie doorgestuurd. Wij hebben haar in ieder geval ontvangen en gezien de inhoud van de motie moeten we natuurlijk nu besluiten of we dat onderwerp nu wel of niet behandelen omdat de heer VeerenhuisLens er niet is. Gezien het belang daarvan en gezien de procedure zou het CDA willen voorstellen om dat wél te behandelen.
3
De VOORZITTER: Het gaat erom dat iemand haar overneemt. Ik moet echt iemand hebben die de motie overneemt. De heer BROUNS (CDA): Dan willen wij deze motie, met dank aan de heer Veerenhuis-Lens, wel overnemen en indienen. De VOORZITTER: Oké, goed. Als dat het geval is, dan kan dat. Ik zie nog iemand die het woord wil. We praten nog wel over de orde, hè? De heer ZWERTBROEK (D66): Ik heb wel een oude motie ontvangen maar de nieuwe niet. Dus er is nu verwarring over de versie van de motie. Ik vind het eigenlijk niet zo ideaal in een Statenvergadering – zeker op dit onderwerp. En het feit dat degene die de motie geschreven heeft, er niet is vind ik ook niet netjes richting de indiener. Dus dan vind ik dat die persoon moet aanwezig zijn. Het kan zo zijn dat iemand anders de motie overneemt, maar de heer Veerenhuis-Lens was de persoon c.q. het Statenlid die c.q. dat haar in deze vergadering wilde behandelen als initiatiefnemer. Dus ik vind het eigenlijk niet zo keurig om het dan ineens over te nemen. Dus ik zeg: van de agenda afhalen. De VOORZITTER: Oké, dat is uitstekend. De verhoudingen zijn zo dat als iemand de motie overgenomen heeft er éénderde in de Staten moet zijn die daar vóór is om haar te behandelen. Dus dan kijk ik gewoon even heel praktisch wie vóór het behandelen is. Dan tellen we het aantal Statenleden even. Wij tellen 14 stemmen vóór en de rest is tegen, zie ik. 14 stemmen van het aantal aanwezige leden is meer dan éénderde van de Staten en dus wordt het onderwerp daarmee gewoon behandeld. Dan stel ik wel voor dat de motie nu even door de griffie wordt verspreid. Want het CDA is nu formeel de indiener. En dan stel ik eigenlijk voor – tenzij u dat niet wilt – dat het een motiedebat wordt, want dat had ik zo begrepen van de heer Veerenhuis-Lens. Ik leg straks nog wel even uit wat dat precies is voor een aantal van u dat dat nog niet helemaal helder heeft. Maar is dat correct, dat motiedebat? Ik kijk hiertoe even naar de collega’s van het CDA. De heer BROUNS (CDA): Wat ons betreft wordt dat een motiedebat met een heel korte toelichting in de lijn van de heer Veerenhuis-Lens. De VOORZITTER: Eens kijken: alle anderen ook akkoord? Doen we het aldus: een motiedebat over dit onderwerp. Goed. Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt ingestemd met dit voorstel. b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De VOORZITTER: Dan komen we toe aan de vaststelling van de agenda en wat ik voorstel is om het in de volgorde dan zo te doen dat we de punten A.1 tot en met A.3 zo handhaven als voorgesteld en we daarna het motiedebat doen over de inpassing windmolenlocatie N33 op verzoek van – formeel – het CDA. En dan ga ik daarna door met de Groninger Spoorzone en tot slot Projectplan Aanpak Blauwestad 2015. Ja? Hebt u allemaal even die volgorde te pakken? Ik zet de onderwerpen zo even in de volgorde dat ze ook met elkaar te maken hebben min of meer. Akkoord? Dan hadden we als spreektijd ongeveer bedacht dat 2 minuten gemiddeld per agendapunt afdoende zou zijn. Iedereen verdeelt dat op zijn of haar eigen manier over de onderwerpen. Maar we hebben er nu twee motiedebatten erbij. Die tellen niet voor vol – althans in de spreektijd, want dat zijn 1-minuutdebatten. Dus dan denk ik dat we dat dan reëel in 10 minuten per fractie moeten kunnen doen, dus vier punten van 2 minuten en twee punten van 1 minuut. Dus dan kunnen we dat in 10 minuten spreektijd per fractie doen en dat betekent voor GS 40 minuten. Is dat akkoord? Ja? Mooi. De heer RIJPLOEG (PvdA): Ja, ik kan het niet goed overzien, maar we hebben natuurlijk de volstrekt bizarre situatie gehad dat wij over een heel groot onderwerp geen commissievergadering hebben gehad en hier in twee ronden over moeten praten. Ik kan niet zo overzien of dat extra tijd vergt. Maar mocht dat gebeuren, wilt u daar dan wel rekening mee houden? De VOORZITTER: U hebt het nu over de Groninger Spoorzone? De heer RIJPLOEG (PvdA): Ja.
4
De VOORZITTER: Dan was de redenering daarover in het presidium als volgt. U hebt gemiddeld 2 minuten per agendapunt. Wilt u voor dat punt iets meer tijd gebruiken, dan moet u op een van de andere onderwerp iets minder dan 2 minuten gebruiken. De heer RIJPLOEG (PvdA): Dat snap ik wel, maar omdat er geen commissievergadering over dit onderwerp is geweest, kan ik niet overzien of we voor dat punt meer tijd nodig hebben. De VOORZITTER: Ja. Ik kijk even naar anderen. Zullen we het proberen met die 10 minuten spreektijd? En als dit onderwerp nog 1 minuut meer vergt, dan doen we dat. Maar we proberen het allemaal met elkaar zo te verdelen dat het bij die 10 minuten houden. Want ik heb ook het dringende verzoek van iedereen om eigenlijk ook niet te laat in de middag te sluiten, omdat men andere dingen heeft te doen. Sommigen moet zelfs dan optreden voor Radio 1 tot en met ‘Nieuwsuur’ en weet ik het. Iedereen zit op de landelijke zenders, dus jullie doen het met elkaar – hartstikke goed. Maar je kunt maar op één plek tegelijk zijn. Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt de agenda vastgesteld.
3.
Bespreekpunten
A.1 Brief van Gedeputeerde Staten van 10 maart 2015, nr. 2015-09012, PPM, betreffende beroepschrift instemmingsbesluit gaswinning Groningen De heer DIETERS (PvdA): Mouwen omhoog, aanpakken en de strijd aangaan met dit beroepschrift. Dat is onze opdracht. In de commissie van 4 maart heeft de Partij van de Arbeid aangegeven dat dit beroep scherp toon is en dat gezegd wordt wat wij als provincie vinden. Het kan haast niet scherper: complimenten over dit stuk. Een beroepschrift dat heel duidelijk maakt dat wij het met dit instemmingsbesluit niet eens zijn. We hebben gevraagd om in de eerste alinea van de samenvatting te verwijzen naar het onderzoeksrapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. Dat heeft het College overgenomen waarvoor onze dank. Naast veiligheid voor onze inwoners zijn we als Partij van de Arbeid er bijzonder mee ingenomen dat in een aparte paragraaf de onomkeerbare aantasting van het cultuurhistorisch erfgoed in het beroepschrift is opgenomen. U zult het begrijpen dat wij dit belangrijk vinden en graag verwijzen wij hierbij naar de notitie ‘Wierden en waarden’ van onze partijgenoot Mortiers. Gedeputeerde Staghouwer heeft toegezegd hier nadrukkelijk naar te willen kijken. Dit beroepschrift is in lijn met die notitie. Mevrouw WULFSE (VVD): De provincie heeft besloten om in beroep te gaan tegen het gasbesluit van het kabinet en heeft daarvoor twaalf onderscheidenlijke redenen aangedragen, waaronder de grote impact, het teveel aan onzekerheden, het feit dat versteviging van de huizen onvoldoende snel kan worden opgepakt, een onjuiste belangenafweging, onvoldoende onderbouwing van het gasbesluit en het gelijkheidsbeginsel. Tevens geeft het College aan in een aanvullende notitie dat er geen consensus is of wetenschappelijk bewijs voor welk niveau van winning nou veilig is en wanneer dat nu echt gegarandeerd is. In de commissie heb ik namens de VVD aangegeven dat voor ons het evenwicht in de afweging van belangen in het gasbesluit niet goed is – de belangen van de Groningers versus de belangen van de Staat. Het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid geeft dat ook duidelijk aan en wij hebben ook meermalen in de media aangegeven dat voor ons het risico op een zware beving ook letterlijk het zwaarst weegt. Dat risico moet omlaag, want dat betekent heel veel voor alle gevolgen, de zorg voor onze bewoners, de veiligheid, de aanpak en onze toekomst. En als het nodig is om daar een beroepschrift voor in te dienen, dan steunt de VVD dat. De impact in brede zin van de gevolgen van de gaswinning is veel te groot en wij vinden dat er echt sprake is van maatschappelijke ontwrichting. We steunen het beroepschrift in algemene zin, ook al schatten we sommige zaken anders in en waarderen we een aantal zaken ook anders. De ene overheid die de andere voor de rechter daagt, is eigenlijk geen weg die we normaal gesproken graag bewandelen. Vorig jaar hebben we een zienswijze ingediend als provincie en als je die naleest dan zie je ook dat een aantal van de aanbevelingen is overgenomen. Wij doen dan ook een beroep op ons bestuur om het overleg op
5
constructieve wijze gaande te houden ondanks dit beroepschrift. Het gevoel dat ons bekruipt is ook wel een beetje dat we achter de feiten aan lopen. We hebben te maken met een nieuwe ingreep in de gaswinning voor de eerste helft van dit jaar, 16,5 miljard kuub, en de minister heeft aangegeven ernaar te streven dit jaar niet meer dan 33 miljard kuub te willen winnen met een uitloop naar 35. College, wat betekent nu een besluit per 1 juli dat de winning dit jaar bijvoorbeeld maximaal 33 miljard kuub blijft voor dit beroepschrift? Voor de VVD is volstrekt duidelijk dat de gaswinning zoals we die tot nu toe hebben uitgevoerd tot de verleden tijd behoort. De VVD heeft ervoor gezorgd dat in het besluit van 1 juli aanstaande de maatschappelijke kosten en baten van de regio en alle negatieve gevolgen meegewogen worden. En wij verwachten dan ook een heel ander besluit. Verder heeft de minister aangegeven te onderzoeken of het Groningen-veld gebruikt kan worden als aanvullend in plaats van als basis. Dat zou betekenen dat de winning per 1 januari veel en veel verder omlaagkan en dat is ons streven: wij ondersteunen deze denkrichting. Wij vinden het van groot belang dat alle partijen vertegenwoordigd in Den Haag mee gaan werken aan deze denkwijze, een andere wijze van leveringszekerheid. Wij staan voor onze zaak en we doen een beroep op alle partijen met Haagse vertegenwoordiging om hier volop aan mee te werken – ook als in de loop van het jaar de rekening gepresenteerd wordt. De heer MASTENBROEK (SP): In de commissievergadering hebben wij complimenten gemaakt aan iedereen die heeft meegewerkt aan het beroepschrift zoals dat voorlag. Wij waren blij met de toon en de strekking van het stuk. Wij misten nog twee – weliswaar belangrijke – punten. Er moet wat ons betreft een harde grens worden opgenomen. In het stuk wordt terecht aangegeven dat de enige onderbouwde grens ligt op 12 miljard kuub per jaar. Dan moet je ook durven zeggen dat de winning tot dat niveau terugmoet. Wij pleiten daar al langer voor en wij blijven dat ook doen. Vandaar dat ik graag onze eerste motie wil indienen mede namens de Partij voor de Dieren en GroenLinks. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Gasplafond’, ingediend door de fractie van de SP, mede namens de fracties van de Partij voor de Dieren en GroenLinks: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • Gedeputeerde Staten in het beroepschrift tegen het gasbesluit van minister Kamp niet specifiek – in de zin van het noemen van getallen – hebben aangedrongen op een drastische reductie van de winning van aardgas uit het Groninger veld; • het niet sterk is om te stellen dat de enige veilige grens ligt op 12 miljard kuub gas per jaar, maar vervolgens niet aan te dringen op verlaging van de gaswinning tot die grens; • zelfs de ook wel genoemde grens van 30 miljard kuub voor 2015 niet als keiharde eis is opgenomen in het beroepschrift; Overwegende dat • hangende een beroepsprocedure in een voorlopige-voorzieningprocedure op korte termijn tijdelijke maatregelen afgedwongen kunnen worden, waaronder schorsing van de gaswinningsbesluiten en (tijdelijke) verlaging van de gaswinning (totdat op de beroepschriften zal zijn beslist); • het opnemen van een grens van 30 miljard kuub voor 2015 en een grens van 12 miljard kuub zo snel mogelijk daarna een stevig signaal afgeeft; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. in het beroepschrift aan te dringen op drastische verlaging van de gaswinning tot maximaal 30 miljard kuub in 2015 en tot maximaal 12 miljard kuub zo spoedig mogelijk daarna; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw WULFSE (VVD): Twee vragen. Het College zegt dat er geen wetenschappelijk bewijs is om nu het veilige niveau van de winning vast te stellen. Hoe kijkt de SP daartegen aan? Vraag 2: is het niet zo dat je een beroepschrift zou kunnen verzwakken door een getal te noemen? Want dan gaat alleen daar de discussie over, terwijl wij natuurlijk die discussie breder willen trekken en de veiligheid voorop willen stellen. De heer MASTENBROEK (SP): Nou ja, in het beroepschrift staat – en dat is het standpunt van de provincie en dat is denk ik een terecht standpunt dat eerder ook door het Staatstoezicht op de Mijnen is overgenomen – dat ‘voor minimalisatie van het aardbevingsrisico een productiecapaciteit van
6
12 miljard kuub per jaar noodzakelijk is’. Dat staat letterlijk in het beroepschrift en het punt van mijn fractie is dat het inconsequent is om dat wél en vervolgens niet een harde grens op te nemen. Ik zie ook niet wat daartegen kan zijn. Als het College kennelijk vindt dat er verlaagd moet worden qua winning, zie ik niet in wat er mis is met het noemen van tot welk plafond er verlaagd moet worden. De heer DIETERS (PvdA): Eigenlijk was mijn vraag gelijkluidend aan die van de VVD. Want veiligheid gaat vóór alles, ook voor de Partij van de Arbeid-fractie. Daarom ben ik ook zo blij met dit beroepschrift: dat we er stevig tegenaan gaan, de winning móét verlaagd worden. En ik heb ook in de commissie gezegd dat we geen bingo moeten doen over de getallen. Want als we het nu vastleggen op 30 miljard kuub, kan het ook in Den Haag uitgelegd worden als dat we hier in Groningen daar tevreden mee zijn. Nee, zegt de Partij van de Arbeid daarop. Daarom is mijn vraag aan de SP: bent u daar dan wel tevreden mee? Want ik wil lager. De heer MASTENBROEK (SP): Nou, ik denk dat de heer Dieters de motie niet goed gelezen heeft. Ik heb in de motie opgeschreven dat voor 2015 het getal 30 miljard genoemd moet worden en dat is omdat mindere winning voor dat jaar inmiddels, denk ik, niet reëel zou zijn. En als dat lager kan, dan is dat prima. Er staat ook ‘maximaal’, helemaal goed. Daarna zo snel mogelijk naar 12 miljard kuub, staat er in de motie. De heer DIETERS (PvdA): Toch nog even een vraag. Ik begrijp heel goed wat u zegt: 30 miljard voor 2015. Ik ben in afwachting van 1 juli, want ik wil eigenlijk in 2015 al wel onder de 30 miljard. Bent u dat met mij eens? De heer MASTENBROEK (SP): Ja, maar u weet ook dat de minister, die u in de Kamer steunt, voor het eerste halfjaar al ruim meer dan de helft van die 30 miljard kuub heeft beloofd. Dat wordt dus nu opgenomen en daarna zou de 30 miljard een forse reductie betekenen. Ik wil ook minder. Nogmaals: er staat in de motie ‘maximaal’ en ‘voor minimalisatie van het aardbevingsrisico is een productiecapaciteit van 12 miljard kuub de grens’. Dát is wat er in de motie staat. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik deel met de heer Mastenbroek dat er zo snel mogelijk duidelijkheid moet komen. En wij wachten allebei met ongeduld op wat er in Den Haag nu wordt gezegd over het hele jaar 2015 – volgens mij delen wij dat. Maar tegelijkertijd vraag ik mij het volgende af bij zo’n zwaar juridisch stuk. Als je daar een maximum in gaat zetten zonder dat daar een duidelijke onderbouwing op is – in de wetenschap dat van het getal dat u noemt niet realistisch is dat het in 2015 in één klap gaat gebeuren omdat we daar ook geen wetenschappelijk bewijs voor hebben – vindt u het dan niet beter om het af te wachten en, zoals GS aangeeft, op het moment dat er onderbouwd een getal kan worden genoemd, we dat altijd nog kunnen toevoegen aan het stuk? Want dat is gewoon een mogelijkheid. Zo wordt het gesteld en volgens mij is dat zo prima. Dan moet dat dan ook de vraag zijn. Bent u dat met mij eens? De heer MASTENBROEK (SP): Nee, dat ben ik niet met u eens. Het stellen van nieuwe gronden voor het beroep is niet mogelijk. De termijn verstrijkt gewoon en daarna kan dat niet meer. Dus het opnemen van de grens moet nu plaatsvinden, anders niet. Ik heb wel een wedervraag aan u. Laat u nu die 30 miljard los? Want uw partij heeft in de Kamer ook altijd vurig voor die 30 gepleit. Wat is dan het probleem ervan om dat hier nog een keer te herhalen? De heer ZWERTBROEK (D66): Zeker heeft mijn partij daarvoor gepleit – sterker nog: dat heb ik zelf ook gedaan hier in deze zaal en bij verkiezingsdebatten. Maar tegelijkertijd ben ik hier lid van Provinciale Staten van Groningen en niet lid van de Tweede Kamer. Daar moet dat uiteindelijk plaatsvinden, daar moet dat besluit genomen worden en als het aan mijn fractie lag dan was dat ook gebeurd. Sterker nog: we hebben een motie daarover ingediend met uw partijgenoot Smaling en met andere fracties. Dus daar zit helemaal geen onduidelijkheid in. Alleen, we zijn hier in de Provinciale Staten van Groningen, we gaan er niet over. Er ligt nu een heel strak beroepschrift waar u terecht volgens mij een compliment over heeft gegeven en volgens mij moeten we daar nu mee aan de slag. De heer MASTENBROEK (SP): Nee, dat vind niet, want het is te gemakkelijk om – zeker nu – te zeggen dat wij daar niet over gaan. Wij gaan daar juist wél over wat de inhoud wordt van het beroepschrift dat de provincie Groningen indient. En in dat beroepschrift moet gepleit worden voor een
7
grens van 30 miljard. Ik zie niet waarom u dat signaal niet af wilt geven dat 30 miljard voor dit jaar het absolute maximum is en dat het daarna nog verder – fors – naar beneden moet. De heer ZWERTBROEK (D66): Maar is de heer Mastenbroek het niet met mij eens dat een beroepschrift iets anders is dan een gaswinningsbesluit? Hoe oneens wij beiden het ook zijn dat het huidige besluit zoals dat door minister Kamp genomen is met die 39,4 miljard kuub – dat zegt het College ook. Dat is toch wat anders? De heer MASTENBROEK (SP): Dat is absoluut iets anders. Maar dit gaswinningsbesluit is nu genomen, in beroep wordt gevraagd om dat onderuit te krijgen en dan is er niets mis mee om aan te geven wat je als provincie vindt dat wél een goed besluit zou zijn voor 2015. Wat mijn fractie betreft is 30 miljard nog steeds te hoog. Wij hebben een motie ingediend in de hoop dat wij hier steun krijgen van ook uw partij, meneer Zwertbroek. Want u hebt landelijk die 30 miljard in uw programma’s staan. Ik heb u daar inderdaad ook in verkiezingsdebatten over gehoord en ik hoop dat u nu eens boter bij de vis kunt doen en hier die 30 miljard kunt overnemen. Het tweede punt is wat er gebeurt in het nu lopende jaar. Wij hebben al in de commissie aangedrongen op het aanvragen van een voorlopige voorziening bij de rechter, zodat de gaswinning direct omlaag zal gaan. Keer op keer wordt er gepapt en natgehouden en ook nu weer stelt GS dat er geen consensus is over een veilig plafond. Maar vast staat wel – en keer op keer is dat inmiddels ook door aardbevingen gebleken – dat 39,4 of zelfs 30 miljard kuub in ieder geval niet veilig is. En dat is het een gotspe dat GS weigert om voor dit jaar een verlaging af te dwingen via de rechter. Het is ook een drogreden dat er geen veilig plafond is. De kern van de zaak is dat 39,4 miljard níét een veilig plafond is en daarom is dit besluit van de minister onrechtmatig – dat stelt de provincie zelf ook – en moet dit dus ook direct van tafel. Dat geldt uiteraard ook voor het oude winplan dat zelfs van 42,5 miljard kuub per jaar uitgaat en op de achtergrond nog ergens rondzweeft en dat is ook een niethoudbaar winplan. Als die beide winplannen van tafel zijn, mag er eenvoudigweg niet meer gewonnen worden en dat moet de inzet van de provincie zijn, al was het maar een middel om een lager plafond af te dwingen. En nogmaals gezegd: de provincie pleit zelf ook voor 12 miljard kuub per jaar. Het duurt nog zeker een jaar voordat er een uitspraak is te verwachten op het beroep – ik denk zelf zelfs wel anderhalf jaar. Er moet daarom nu direct – en niet ‘misschien later nog wel eens’ – een voorlopige voorziening aangevraagd worden. Ik roep alle partijen voor een laatste maal op om de veiligheid van de Groningers centraal te stellen. Als u hier nu ‘nee’ zegt tegen de motie die ik zodadelijk zal indienen, kunt u nooit meer zeggen dat die veiligheid centraal staat. Als u dit niet steunt is het enige dat de Groningers nog kunnen doen met u afrekenen op 18 maart. Ik ben hier niet gekomen om een verkiezingspraatje te houden. Maar ik moet constateren dat wanneer de Collegepartijen nu niet besluiten tot het aanvragen van een voorlopige voorziening, zij volstrekt ongeloofwaardig zijn geworden. Het is nu of niet. Ik hoop oprecht dat u de volgende motie allemaal steunt en dan hoeven wij hier het tot de verkiezingen in ieder geval niet meer over te hebben. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 2, getiteld ‘Voorlopige voorziening’, ingediend door de fractie van de SP, mede namens de fracties van GroenLinks, het CDA en de Partij voor de Dieren: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • Gedeputeerde Staten in het beroepschrift tegen het gasbesluit van minister Kamp niet specifiek – in de zin van het noemen van getallen – hebben aangedrongen op een drastische reductie van de winning van aardgas uit het Groninger veld; • de behandeling van de beroepschriften tegen het gasbesluit mogelijk meer dan anderhalf jaar zal gaan duren; • de inwoners van Groningen niet al die tijd in het ongewisse kunnen blijven en bovendien de gaswinning ook gedurende die periode fors verminderd moet worden; Overwegende dat • hangende een beroepsprocedure in een voorlopige-voorzieningprocedure op korte termijn tijdelijke maatregelen afgedwongen kunnen worden, waaronder schorsing van de gaswinningsbesluiten en (tijdelijke) verlaging van de gaswinning (totdat op de beroepschriften zal zijn beslist); • zo spoedig mogelijk een voorlopige voorziening aangevraagd moet worden, inhoudende dat de gaswinning al in 2015 (verder) verlaagd dient te worden dan de minister op dit moment voorstaat; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om
8
1. zo spoedig mogelijk, bij voorkeur al gelijktijdig met het indienen van het beroepschrift, de hiervoor genoemde voorlopige voorzieningen aan te vragen; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer MASTENBROEK (SP): Wij hopen oprecht dat deze motie wordt aangenomen. Wanneer dat niet gebeurt, zal mijn fractie, die samen met het CDA en GroenLinks ook een zienswijze heeft ingediend, zelf dan maar een voorlopige voorziening aanvragen. Maar het lijkt mij dat dat niet zou moeten zijn. De heer BROUNS (CDA): Hebt u de afgelopen dagen ook zo heerlijk genoten van het lentezonnetje? Dat is lekker, hè? Ja. Dan denk ik dat u de verwarming weinig aan gehad hebt. En wat mij dan verbaast is dat we desondanks dit eerste halfjaar 16,5 miljard kuub gas moeten winnen van deze minister. Een beroep bij de Raad van State van een overheid tegen een medeoverheid: ja, het is eigenlijk te gek voor woorden. Wat moet je daar nou als burger van denken? Waar is die ene overheid gebleven? Maar kennelijk is het noodzakelijk. En het is noodzakelijk omdat de partijen die hier het College vormen en die tegelijkertijd landelijk het kabinet vormen, het onderling niet eens zijn. Dat is de reden waarom wij nu als provincie moeten wenden tot de Raad van State om op te komen voor de veiligheid van onze inwoners. We hebben hier komende zaterdag in deze zelfde Statenzaal een verkiezingsdebat. Dan zal ongetwijfeld de verkiezingsretoriek ook haar intrede doen in deze zaal. Maar vandaag hebben wij een debat in deze Statenzaal over het beroepschrift tegen het gaswinningsbesluit en hoor ik woorden als ‘veiligheid gaat voor alles’. Als veilig voor alles gaat dan hoop ik dat de fracties in deze Statenzaal dat straks ook laten zien in hun inbreng en – nog veel belangrijker – in hun stemgedrag. En als veiligheid voor alles gaat, dan pas je nu het voorzorgsprincipe toe. De directeur van GasTerra heeft aangegeven dat er maar voor 30 miljard kuub in contracten is afgesloten. Dus de gaswinning kan verder omlaag dan de minister wil en dat kan vandaag. Dat moet ook zijn plek vinden in het beroepschrift en moet ook afgedwongen worden via een voorlopige voorziening. Dus daarom hebben we die motie mede ingediend. Tegelijkertijd moeten wij ervoor zorgen dat wij minder afhankelijk worden van dat gas en dat we stappen gaan zetten op het gebied van duurzame energie. En daar ligt nu een kans – hoe cynisch dat ook klinkt voor Groningen – om koploper te worden als het gaat om het energiezuiniger maken van bestaande bebouwing en het energieneutraal gaan bouwen van nieuwe woningen en panden. Vandaag is het hier kleur bekennen, maar ik verwacht dat de Partij van de Arbeid en de VVD alleen van kleur verschieten. De heer DIETERS (PvdA): Wij hoeven niet van kleur te verschieten, we zijn prachtig rood en warm. Dat als eerste opmerking. Maar wat me een beetje stoort aan dit verhaal is dat dit kabinet, tweeënhalf jaar aan de macht, toch al tot een reductie is gekomen van de gaswinning. En ik heb dat niet in een vorig kabinet gezien. U weet welk kabinet dat was. Kunt u daar eens op reageren? Want ik vind dat wel iets te gemakkelijk. De heer BROUNS (CDA): Ja, ik heb daar vaker op gereageerd. Ja, het CDA heeft in kabinetten gezeten. Ja, het CDA heeft verantwoordelijkheid gedragen voor de gaswinning. Ja, onze Tweede Kamerfractie heeft daar haar verontschuldigingen voor aangeboden. Maar ja, op dat moment hadden we het over schade. Úw kabinet weet dat de veiligheid in het geding is. Úw kabinet was het eerste dat dat wist en uw kabinet heeft nagelaten om in te grijpen. De heer DIETERS (PvdA): Ja, nu blijkt dat de heer Brouns het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid niet goed heeft gelezen. Want het is volstrekt helder dat alle kabinetten en alle politieke partijen daar mede schuld aan hebben. En dat was ook de reden dat Agnes Mulder ook excuses aanbood. U moet er hier nu geen nummer van gaan maken dat wij hier alleen over aan bod zijn. Ú was het meeste aan zet op EZ. Klopt dat? De heer BROUNS (CDA): Het feit klopt dat wij vaak een minister van Economische Zaken hebben geleverd, net zoals een aantal andere partijen ook wel eens een minister van Economische Zaken heeft geleverd. En ja, wij hadden de gaswinning ook eerder kunnen terugdraaien. Maar ja, pas sinds de grote beving bij Huizinge – dat staat ook in hetzelfde rapport dat u nu citeert – is de veiligheid hier écht in het geding en toen is niet ingegrepen.
9
De heer ZWERTBROEK (D66): In de commissie heb ik al uitgebreid stilgestaan bij dit beroepschrift. Wij zijn er positief over. Want het is breed aangepakt: het gaat over de culturele schade, het gaat over de veiligheid van mensen, het gaat over de dijken, het gaat over die 39,4 miljard die zo snel mogelijk naar beneden moet. Maar ik constateer ook – dat bleek ook in het debatje dat ik met de heer Mastenbroek had – dat er een juridisch verschil van inzicht zit tussen datgene wat hij aangeeft en datgene wat GS aangeeft. En ik wil daar graag een reactie op van de gedeputeerde hoe hij daartegen aankijkt. Waar zit dat verschil en hoe is de mening van GS tot stand gekomen dat er later nog een bepaald getal kan worden genoemd, dat dan dus nog meegenomen kan worden in het proces. Als dat zo is, dan ben ik ervoor om dat te doen. Want op het moment dat wij nu een getal gaan noemen en er het risico wordt aangegeven dat het stuk minder sterk is bij de Raad van State, dan wil ik dat liever niet. Want uiteindelijk willen wij allemaal dat de Raad van State zegt dat dit besluit van de minister van die 39,4 miljard vernietigd moet worden. De heer MASTENBROEK (SP): Kunt u mij dan uitleggen waarom het stuk zwakker zou worden als er een getal in genoemd zou worden? Want dat is kennelijk het standpunt van uw fractie. De heer ZWERTBROEK (D66): Nee, ik zei dat GS heeft aangegeven dat dit risicovol is om te doen, omdat het beroep dan zwakker wordt daar er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor die 30 miljard. Dat aantal hebben wij ook genoemd omdat het SodM dat zegt. Maar ook daarvan zegt GS dat er nog de nodige gaten in de redenering zijn waarover wij geen kennis hebben. En dat is dat frustrerende gevoel van nog niet alles duidelijk hebben – een gevoel dat wij allemaal ook delen. De heer MASTENBROEK (SP): Misschien moet ik het nog even terugluisteren, maar volgens mij zei u zojuist dat als u het eens bent met het standpunt van het College dat het noemen van een getal het beroep verzwakt. Maar ik begrijp niet waarom dat zo zou zijn. De heer ZWERTBROEK (D66): Dat is juist waarom ik ook vraag aan Gedeputeerde Staten of zij kunnen uitleggen waar het juridische verschil zit tussen datgene wat u aangeeft en datgene wat GS aangeeft. Daar wil ik graag meer inzicht in hebben, omdat dat duidelijk een juridisch verhaal is. De heer MASTENBROEK (SP): Maar bent u het met mij eens dat er helemaal niks juridisch aan is? Het gaat er gewoon om dat je consequent bent en de 12 miljard kuub die je noemt, nóg een keer noemt. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik wil graag consequent zijn. 12 miljard is fantastisch als dat zou gebeuren en ik vind ook dat dat het doel zou moeten zijn. Maar volgens mij zijn het er met zijn allen over eens dat die gaswinning naar beneden moet en het liefst zo snel mogelijk. Ben ik blij met het besluit dat de minister heeft genomen dat die 39,4 erin blijft staan? Nee. Ben ik blij met dat het uitgesteld is tot 1 juli dat er duidelijkheid is over het plafond voor 2015? Nee. Maar kunnen wij als Staten op dit moment in het beroepschrift daar iets over zeggen met een volledige onderbouwing? Dat is de vraag die aan GS stel. Maar als ik het nu zo lees, dan is dat niet mogelijk vanwege het effect dat het stuk dus zwakker zou worden – zoals ik heb aangegeven – en daar wil ik graag een reactie op van GS. De heer MASTENBROEK (SP): U geeft aan dat u het vervelend vindt dat er pas na 1 juli duidelijkheid komt over een eventueel lagere winning en we tot die tijd in onzekerheid zitten. Steunt u dan de motie die ik ingediend heb om een voorlopige voorziening aan te vragen teneinde dat nu al van tafel te krijgen? De heer ZWERTBROEK (D66): Ik heb die motie nog niet gezien. Die werd net op onze tafel gelegd toen ik hiernaartoe liep. Dus daarvan moet ik eerst de tekst bekijken, daar kan ik nu nog geen reactie op geven. Maar duidelijk staat dat mijn fractie dit een sterk beroepschrift vindt waar iedereen ook van zei dat het scherp is opgeschreven en heel breed is opgezet: het gaat over 450.000 mensen van wie de veiligheid in het geding is. Dus het gaat nogal over wat en ik vind dat dus ook geheel terecht. Dat het een bizarre situatie is, zoals de heer Brouns aangaf, dat een overheid een andere overheid voor de rechter daagt, daar geef ik hem helemaal gelijk in, dat is ook ongelooflijk. Maar het is ook ongelooflijk belangrijk dat wij dat vanuit Groningen doen. En ik hoop dat er ook zo snel mogelijk dus in de Tweede Kamer een meerderheid komt om de winning te gaan verminderen en dat het niet nu nog in het vage blijft of het nu die 39,4 voor 2015 of het echt minder wordt. De een gelooft het op
10
de blauwe ogen van de minister. Ik doe dat niet: ik zou die duidelijkheid graag hebben. Mijn collega’s in Den Haag ook, maar helaas. De heer MASTENBROEK (SP): Maar – zonder dan expliciet in te gaan op de tekst van die motie – dan steunt u toch wel de oproep die ik doe om de rechter daar nu een streep door te laten zetten? Als u de minister niet op zijn blauwe ogen gelooft, dan wilt u toch ook een weg inschakelen om dit besluit te herroepen? De heer ZWERTBROEK (D66): Zeker en daarom ondersteun ik ook het beroepschrift. De heer MASTENBROEK (SP): Ik bedoel natuurlijk een voorlopige voorziening en dat begrijpt u best. De heer ZWERTBROEK (D66): Ja, en daar heb ik dus vragen over gesteld richting GS om te weten wat hun reactie daarop is. Want ik ben geen jurist – dat zei ik in de commissie ook al. Ik wil daarom van GS horen hoe zij dat willen doen. Ik begrijp dat u dat al wél duidelijkheid hebt. Nou, daar zit dan een verschil van inzicht in op dit moment. De heer MASTENBROEK (SP): Ja, ik wil niet flauw doen, maar het College van Gedeputeerde Staten heeft in een brief van gisteren aangegeven dat men op dit moment geen voorlopige voorziening gaat aanvragen en dat wellicht ooit misschien op een ander moment nog wel gaat doen. Mijn vraag aan u is: steunt u dat of wilt u met mijn fractie en aantal andere hier ervoor zorgen dat we dat al direct gaan doen? Dat is een heel simpele vraag, daar hoeft u het standpunt van GS niet voor af te wachten. De heer ZWERTBROEK (D66): ‘Dat is een heel simpele vraag’, zegt u. Maar u geeft aan dat dat later niet mogelijk is. GS geeft aan dat dat nog wél mogelijk is op een bepaalde manier. Ik ben benieuwd op welke manier dat dan kan en dan zien we daarna wel verder. Ik wil eerst dat inzicht hebben. De heer MASTENBROEK (SP): Ja, er gaan nu twee dingen door elkaar heen lopen. Het later wel of niet toevoegen van een grens van 30 miljard of 12 miljard is een van de vragen. Voorts heeft GS aangegeven dat dat ook later kan, het aanvragen van een voorlopige voorziening. We zijn het er allemaal over eens dat dat kán, mijn fractie zegt: dat moet nú, want waarom zou je wachten? En ik wil graag weten wat uw standpunt in dezen is. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik vind dat ik een complete onderbouwing moet hebben om dat te gaan doen. Ik wil dat dat ook daadwerkelijk gaat gebeuren. En op dit moment heb ik niet voor 100 procent de onderbouwing om een bepaalde kant op te gaan die ook kansrijk is. Want uiteindelijk moet er iets gebeuren en ik wil niet loze beloften doen waarvan ik niet weet of ze gaan gebeuren en mensen blij gaan maken met een dooie mus. Dat wil ik voorkomen. Daarom wil ik dat inzicht hebben, ben ik benieuwd naar die reactie van GS en zal ik van de motie op de tekst gaan bekijken wat mijn fractie daarmee gaat doen. De heer RAM (PVV): De PVV is er blij mee dat haar bezwaar over het aanwenden van conversiecapaciteit en import van gas verwerkt is in het beroepschrift. Al met al ligt er een stevig beroepschrift. De opvatting die wij niet delen is het niet-noemen van een grens aan de gaswinning. Belangrijk is om duidelijk te zijn naar de burger, zodat men weet waar de provincie precies staat wanneer het gaat om veiligheid. U dient ook geen voorlopige voorziening in met als onderbouwing dat er geen consensus is of wetenschappelijk onderbouwing is voor welk niveau van gaswinning de garantie is op veiligheid. De vraag is of dit wel nodig is in een voorlopige voorziening. Volgens mij is een motivering op basis van het voorzorgsbeginsel en de onomkeerbaarheid na uitvoering van het gasbesluit voldoende om een voorlopige voorziening aan te vragen. Hoe kijkt u hiertegen aan? Wij ondersteunen ook het pleidooi van de SP en de ingediende moties zullen wij later ook ondersteunen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): De overheid dient haar burgers en hun belangen te beschermen, maar het gaswinningsbesluit van het kabinet is geen waarborg voor de veiligheid van de inwoners van Groningen. En om die reden vindt de ChristenUnie het gerechtvaardigd dat de provincie beroep instelt bij de hoogste bestuursrechter tegen dit kabinetsbesluit. Het gebeurt niet vaak dat overheden elkaar voor de rechter dagen, maar dat is in dit geval in onze ogen alleszins
11
gerechtvaardigd. De ChristenUnie vindt dat de veiligheid leidend moet zijn bij besluiten over de gaswinning en die mogen niet beperkt worden tot een financiële afweging. En de argumentatie in het beroepschrift komt daarmee overeen. Belangrijke punten die in het beroepschrift naar voren komen en waar wij op verschillende momenten ook de aandacht op hebben gevestigd, zijn onder meer het aan de orde stellen van het feit dat de veiligheidsrisico’s bij het plafond van 39,4 miljard kuub niet in beeld zijn. En zonder die informatie kun je in onze ogen geen verantwoord besluit nemen. De argumentatie van het College inzake de rechten van de mens is meegenomen en ook de bevindingen en conclusies uit het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid spelen een belangrijke rol. De behandeling van de beroepszaak zal naar verwachting geruime tijd in beslag nemen en wij stellen ons daarbij de vraag wat we als provincie in de tussenliggende periode kunnen ondernemen om te bewerkstelligen dat de gaswinning wordt beperkt. Tijdens de commissievergaderingen hebben we gevraagd naar de mogelijkheden tot het aanvragen van een voorlopige voorziening. In de brief van het College staat dat het College de mogelijkheid daartoe achter de hand houdt – de bereidheid is er dus. Maar uit de brief wordt niet duidelijk welke omstandigheden aanleiding moeten geven tot het aanvragen van een voorlopige voorziening, wanneer dit moment er zal zijn en het juridisch gezien het meest kansrijk is. Daar zouden wij graag meer opheldering over willen krijgen van het College. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Het beroepschrift dat we vorige week ontvingen was een positieve verrassing voor GroenLinks. Een helder geformuleerd document waarin duidelijk naar voren komt dat Groningen het voorzorgsprincipe belangrijk vindt. De stelling is dat de nadelige gevolgen van het instemmingsbesluit, leven en veiligheid, onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen: de financiën. Terecht dat u hierover duidelijk bent, want dit is het laatste moment voor een gezamenlijk signaal: een duidelijk beroepschrift met een maximum gebaseerd op de veiligheid. In het beroepschrift wordt wel een kritische noot gekraakt voor wat betreft de leveringszekerheid en de vraag wat die is. Maar zolang wij niet weten en de minister niet duidelijk kan maken wat die leveringszekerheid is, vindt GroenLinks dat je nu een stevig en duidelijk signaal af moet geven. En dat is dat we heel snel een maximum moeten stellen aan de gaswinning. In het originele besluit staat dat van het maximum van 39,4 miljard kuub kan worden afgeweken als daar noodzaak voor is. Dat geeft heel veel ruimte en onduidelijkheid. En nu hebben we een aanvullende brief van minister Kamp, die aangeeft dat de 16,5 miljard kuub aardgas wordt gewonnen in het eerste halfjaar. En dan, in het tweede halfjaar? 20 of 30 miljard kuub? Het geeft wederom onduidelijkheid. En wat in 2014 meerdere malen gebeurde, namelijk dat er hard werd geroepen maar niks werd gezegd, gebeurt nu weer. Durft GS stelling te nemen of lopen we aan de lijn van EZ? Vormen de financiën de basis van onze keuze? Voor GroenLinks niet. Wij willen een maximum van 30 miljard kuub voor dit jaar en vervolgens nog veel verder terug. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik vind het nogal een boude uitspraak dat wij aan de lijn lopen van EZ. Volgens mij gaan we in beroep tegen dit gasbesluit richting de Raad van State. Dus bent u het niet met mij eens dat uw uitspraak een beetje extreem is en eigenlijk niet op zijn plek is op het moment dat je naar de rechter stapt voor een besluit? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Mijn betoog ging over duidelijkheid over het te noemen getal. En in het begin heb ik complimenten gemaakt over de stelligheid waarmee GS dit beroepschrift heeft opgesteld. Maar ik vind toch dat we duidelijker kunnen zijn – en dat is natuurlijk een oproep aan GS, en dat is onder andere uw College: noem een getal. Lager kan altijd: we hoorden de Partij van de Arbeid die aangaf er ook wel voor te voelen dat het lager kan. Wees dan duidelijk: lager kan, maar hoger kan dan niet meer. De heer ZWERTBROEK (D66): Oftewel u bent het met mij eens dat die uitspraak eigenlijk wel te extreem was voor dit moment. Want het gaat uiteindelijk om een heel beroepschrift waar we over spreken. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik vind dat op dit punt het stellig zijn, lef tonen en keuzes durven maken gemakkelijk kan door die 30 miljard kuub te noemen. Ik vind dat we daarin stelliger moeten zijn als provincie in haar geheel. De minister heeft nog tot en met Prinsjesdag om erover na te denken hoe hij het gat gaat vullen tussen 39,4 miljard en de 30 miljard wie wij willen. GroenLinks heeft dit alvast voorberekend in het Gasplan. Dat komt erop neer: meer belasting voor de grootverbruikers van gas. Dat is de kern van de boodschap. Het kan zo simpel zijn, maar je moet wel durven en willen. Durven om een getal te noemen, want lager kan altijd. Maar ook durven vragen aan de minister hoe hij het ‘gasgat’ op gaat
12
vangen. Wat is het alternatieve plan? Hoe gaan we in Nederland keihard inzetten op schone energie? Hoe zorgen we dat we van onze gasverslaving afkomen? Groningen kan als voorbeeld dienen, maar de rest van Nederland moet ook snel minder gas gaan gebruiken. En GroenLinks wil dat GS het ministerie wijst op het ontbreken in het beroepschrift van dit landelijke plan. Daarom dient GroenLinks samen met de SP en het CDA deze motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Afbouwen gasbehoefte’, ingediend door de fractie van GroenLinks, mede namens de SP en het CDA: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • het beroepschrift tegen het gaswinningsbesluit niet ingaat op het ontbreken van een alternatief plan om in Nederland minder gas voor eigen gebruik nodig te hebben; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. in het beroepschrift op te nemen dat het voor de toekomst en de veiligheid van de Groningers noodzakelijk is om met een stappenplan voor minder gasverbruik in Nederland te komen; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw DE WREDE (PvdD): Ook de Partij voor de Dieren heeft haar steun betuigd aan dit beroepschrift – op een enkele punten na. Het is duidelijk dat de veiligheid van de Groningers geen rol speelde bij de gaswinning. Er is door het Staatstoezicht op de Mijnen gesteld dat een veilige gaswinning maximaal 12 miljard kuub per jaar zou zijn. Wij dienen dan ook samen met de SP en GroenLinks een motie in – die reeds is ingediend – met als strekking dat de gaswinning dit jaar naar 30 miljard kuub mag en moet en de komende jaren maximaal 12 miljard moet zijn. Daarnaast zijn we van mening dat er een voorlopige voorziening moet komen die dit jaar een plafond van 30 miljard kuub stelt aan de gaswinning. En daartoe hebben wij een motie net ingediend met de SP en GroenLinks. En dan het Wad. Ondanks de toezegging van de heer Wilpstra dat hij een afweging zou maken of in het beroepschrift zou worden opgenomen dat een daling van de winning in het Groningen-veld niet mag leiden tot extra winning op de Wadden, zien wij hierover niets terug in de brief van het College. De Partij voor de Dieren vindt dit jammer. Immers, als de veiligheid van de bewoners geen rol heeft gespeeld bij de gaswinning, dan is het bijna onvoorstelbaar dat natuur- en milieubelangen wél een volwaardige rol hebben gespeeld in de besluitvorming ondanks alle rapporten die hierover zijn geschreven. Voor de Partij voor de Dieren staat vast dat de natuurbescherming bij alle menselijke activiteiten voorop moet staan. Niet alleen omdat de winning van delfstoffen in het Waddengebied leidt tot bodemdaling en zo het letterlijk ten onder gaan van voedselplaatsen voor vele vogels – voor wie de Wadden een essentieel leefgebied zijn en waarvoor wij internationale verplichtingen tot instandhouding hebben. Niet alleen omdat aantasting van natuurwaarden en landschap leidt tot daling van de aantrekkelijkheid van onze provincie voor toerisme en recreatie. Maar ook en bovenal omdat natuur geen luxe is: functionerende ecosystemen zijn essentieel voor het leefbaar houden van onze wereld en dat zou het uitgangspunt moeten zijn voor beleid. Daarom dienen wij samen met de SP en GroenLinks deze motie in. Wij hebben ons hierin beperkt tot de provincie Groningen, maar zijn van mening dat nergens elders extra gas zou moeten worden gewonnen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 4, getiteld ‘Geen extra gaswinning in Waddenzee en Lauwersmeergebied’, ingediend door de fractie van de Partij voor de Dieren, mede namens de fracties van GroenLinks en de SP: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • in het beroepschrift geen duidelijke maatstaven staan waaraan de toekomstige gaswinning zou moeten voldoen; • in het beroepschrift aangegeven wordt dat gaswinning (in algemene zin) ‘kan leiden tot onomkeerbare en significante gevolgen (onder meer bodemdaling) voor beschermde natuurgebieden (met name de Waddenzee en Eems-Dollard)’; Overwegende dat • vermindering van gaswinning uit het Groningen-gasveld mogelijk leidt tot intensivering van de gaswinning uit de Waddenzee en in het Lauwersmeergebied; • de huidige gaswinning al negatieve gevolgen heeft voor het Waddengebied;
13
•
meer gaswinning in de Waddenzee en het Lauwersmeergebied negatieve gevolgen zal hebben voor zowel kwetsbare ecosystemen als de aantrekkelijkheid voor recreanten en toeristen; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. in het beroepschrift op te nemen dat vermindering van de gaswinning uit het Groningen-veld niet mag leiden tot toename van de gaswinning in de Waddenzee en het Lauwersmeergebied; En gaan over tot de orde van de dag!’ Eens kijken, dan hebben we de eerste termijn van de kant van de Staten gehad en kijk ik even naar het College. Wil men direct antwoorden of heeft men behoefte aan een schorsing of voorbereiding? Ja? Kan de heer Wilpstra even aangeven hoelang? 5 minuten? Akkoord, maar dat betekent dan ook echt 5 minuten en dan zijn we weer hier. Want we hebben afgesproken in het presidium dat als we om een schorsing vragen – dat geldt ook voor u als Staten – dat dan ook gewoon op het moment dat die tijd om is, degenen die de schorsing aangevraagd hebben ook beargumenteerd moeten uitleggen waarom het eventueel langer zou moeten duren. Dan kan iedereen er ook bij aanwezig zijn, anders dan wordt het beetje een te gemakkelijke sneltrein van het afschuiven van dingen. Sorry hoor, meneer Wilpstra, dat raakt niet u, maar ik behandel dit thema weer even op het verzoek van het presidium in het geheel. U vraagt om 5 minuten. Het is nu 1 minuut over half elf. Dan gaan we zes over half elf weer verder. [Schorsing van 7 minuten.] De VOORZITTER: Dan heropen ik de vergadering en dan is het woord aan het College van GS voor de beantwoording van de eerste ronde van de Staten. De heer Wilpstra heeft het woord. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Wij hebben in de commissievergadering al uitgebreid over het concept-beroepschrift gesproken. Daarom kan ik nu ook kort zijn. Kern van de discussie is de vraag of er wel of niet een voorlopige voorziening zou moeten worden aangevraagd en op welk moment dat eventueel zou moeten. Kijk, de redeneerlijn die wij in het College hebben gevolgd is dat er op dit moment – dat zijn de signalen – heel veel in beweging is in Den Haag met betrekking tot de vraag hoe de gaswinning er in de toekomst het beste uit zou kunnen zien. En dat betekent dus dat je – dat koppel ik aan dat element in het beroepschrift – op dit moment eigenlijk niets met zekerheid kunt zeggen over het niveau van de veiligheid van onze inwoners. Omdat je het niet wetenschappelijk kunt onderbouwen is het noemen van getallen dus arbitrair en dat is ook de reden waarom we ervan hebben afgezien. Dat hebben we ook toegelicht in de brief die u van ons hebt gekregen. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Ik ben benieuwd waaraan een wetenschappelijke onderbouwing voor een maximale hoogte van de gaswinning volgens de gedeputeerde zou moeten voldoen. Wanneer is die voldoende wetenschappelijk onderbouwd en hoe zouden we dat kunnen doen? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ja, het is niet aan mij om die wetenschappelijke onderbouwing te geven. Daar zijn deskundigen voor beschikbaar die dat op enig moment kunnen doen en dan kunnen wij dat beoordelen. Het gaat erom dat eigenlijk in alle uitspraken die je ziet over aantallen, er niet met wetenschappelijke gegevens onderbouwd gezegd kan worden dat de bewoners veilig zijn. Dat is de reden waarom we hebben gezegd dat we dat niet doen: we laten wel open om het op enig ander moment te doen en een natuurlijk moment daarvoor zou kunnen zijn rond 1 juli, wanneer de minister naar buiten zal komen met de gaswinning over de tweede helft van het jaar. Dat is zo’n moment. De heer MASTENBROEK (SP): Stelt u niet in het beroepschrift dat 39,4 miljard in ieder geval níét veilig is? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ja, dat is op zich geen punt van discussie. Maar het gaat, als je een voorlopige voorziening aanvraagt, erom dat je zelf het getal onderbouwt dat je in feite vraagt aan de Raad van State. De heer MASTENBROEK (SP): Maar wat vraagt u dan in een voorlopige voorziening in uw visie?
14
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, in een voorlopige voorziening vraag je met argumenten onderbouwd – want dat is nodig om de voorzitter een uitspraak te ontlokken, zal ik maar zeggen – wat je wilt. De heer MASTENBROEK (SP): Voor zover ik weet – maar goed, ik ruil mijn mening graag voor een betere om – vraag je in een voorlopige voorziening schorsing van een besluit aan en dus een uitspraak dat die 39,4 niet goed is. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, de uitspraak dat die 39,4 niet goed is, is de kern van het beroepschrift in zijn totaliteit, omdat zich dat richt tegen het besluit van 39,4 dat er nog steeds is. En die 16,5 miljard kuub is geen besluit. De heer MASTENBROEK (SP): Maar dan vraagt u toch in een voorlopige voorziening om het besluit van die 39,4 maar te schorsen, want dat deugt niet. Dat is toch wat je vraagt? Je vraagt toch niet om er weer wat anders van te maken? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, de Raad van State zal er wel om vragen dat die voorlopige voorziening die aangevraagd wordt dus niet alleen een schorsing betreft maar ook dat je onderbouwt wat ervoor in de plaats komt. De heer MASTENBROEK (SP): Maar u hoeft toch helemaal niet te vragen dat er iets voor in de plaats komt? Dat besluit wordt gewoon geschorst, ook het besluit van 42,5 miljard moet geschorst worden. Vervolgens is er geen besluit meer en mag er geen gas meer gewonnen worden. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, zo zit het niet in elkaar. Kijk, als het besluit vernietigd wordt… De heer MASTENBROEK (SP): Met alle respect, maar we hebben het niet over vernietigen, maar over het schorsen van een besluit, hangende de beslissing of het al dan niet vernietigd moet worden. Ik begrijp dat u geen jurist bent – ik ben het toevallig wel – maar wat u zegt klopt écht niet. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Wij verschillen kennelijk van mening en dat mag. Na overleg met onze externe juristen hebben wij de redenering gevolgd zoals we die hebben weergegeven in het beroepschrift en nog aangevuld in de brief die wij u hebben toegezonden. En dat laat open dat wij op een ander moment, wanneer de omstandigheden zodanig zijn dat wij dat passend achten, alsnog kunnen doen. En dat je dat dus niet nu doet maar eventueel op een later moment. Dat schaadt op geen enkele manier onze positie. De heer MASTENBROEK (SP): Ik zou de gedeputeerde graag willen vragen of hij weet dat er op Wikipedia het volgende staat over een voorlopige voorziening. Volgens mij staat daar namelijk: ‘Een voorlopige voorziening is de mogelijkheid voor een persoon, organisatie of instelling om een door een bestuursorgaan genomen besluit dat in werking treedt voorlopig ongedaan te maken door middel van een spoedprocedure bij de voorzieningenrechter.’ Bent u dat met mij eens? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ja, wie zal Wikipedia tegenspreken? Kijk, ik houd mij aan de redenering die wij in het College hebben afgesproken in overleg met onze juristen. Dan kom ik even bij mevrouw Wulfse die zich afvroeg of het overleg met de minister van Economische Zaken hangende deze beroepsprocedure wel op normale wijze door zou kunnen gaan. Nou, dat is het geval, dat is zo afgesproken. Vanaf het begin hebben wij gezegd dat wij de weg van de beroepsprocedure met betrekking tot de gaswinning open wilden houden. En zo heeft het ook gefunctioneerd, want de aanvullende afspraken bij het akkoord van januari 2014 zijn ook een normaal onderhandelingsproces geweest. De heer DIETERS (PvdA): Ja, het debat gaat vooral over de voorlopige voorziening – de SP pleit daarvoor op basis van die 39,4. Stel dat je een voorlopige voorziening aanvraagt bij de Raad van State voor het besluit van die 39,4, zou dat ook kunnen inhouden dat als dat besluit inderdaad zo wordt genomen, dat besluit wordt geschorst? En dus het oude besluit weer tevoorschijn komt met een veel hogere hoeveelheid kubieke meters? Dat wil ik toch wel graag weten.
15
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, in een situatie waarin de provincie in het gelijk wordt gesteld herleeft het oude besluit dat er lag. En dat is ruimer dan het besluit van 39,4. En dat is een situatie die je natuurlijk niet moet hebben. Nou, dan is er ook de mogelijkheid om tegen het einde van de procedure alsnog een voorlopige voorziening aan te vragen om dat te stuiten. Dat kan. Dan kom ik nog even bij de heer Brouns. Hij zei dat het volstrekt ongebruikelijk is dat medeoverheden tegen elkaar in het juridische strijdperk treden. Dat is op zich helemaal niet zo ongebruikelijk: als je bijvoorbeeld naar het ruimtelijke-ordeningsrecht en milieurecht kijkt, dan komt dat regelmatig voor. De heer BROUNS (CDA): Ik heb niet gezegd dat dat volstrekt ongebruikelijk is. Ik heb een oordeel uitgesproken over het feit dat je hier in een zo belangrijke zaak als overheden niet één lijn kunt trekken naar de inwoners toe en je elkaar moet bevechten bij de Raad van State. Ik wil daarover in ieder geval juist geciteerd worden. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Goed, als ik de heer Brouns verkeerd heb geciteerd dan neem ik dat uiteraard terug. Dat is helemaal geen punt. Waar ik op heb willen duiden is dat het in zijn algemeenheid niet ongebruikelijk is dat overheden tegen elkaar in het juridische strijdperk treden. Ik kom dan bij de heer Zwertbroek. Hij vroeg naar het juridische verschil tussen wat de heer Mastenbroek heeft gezegd en in de motie heeft verwoord en het standpunt van Gedeputeerde Staten. Nou, dat verschil is er in die zin dat wij hebben gezegd dat wij de mogelijkheid openhouden om een voorlopige voorziening aan te vragen. Dat kan gedurende de hele lopende procedure plaatsvinden en dat kun je dan doen op het moment en onder omstandigheden dat je een behoorlijke kans maakt omdat je het goed kunt onderbouwen en dus doen we het dan. En dat is een verschil met motie 2, waarin wordt gezegd om op dit moment al een voorlopige voorziening aan te vragen. Dus wij gooien geen kansen weg – laat ik het zo samenvatten. Wij houden de mogelijkheid open om deze te kunnen toepassen op het moment dat het het beste lijkt in onze ogen. En die afweging kunnen we dus op ieder moment maken zolang de procedure loopt. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik ben wel benieuwd wat dan dat moment is waarop je zo’n voorlopige voorziening aan kunt vragen. Is dat dan als we een aardbeving hebben van 3 op de Schaal van Richter of is dat als er een gevel omvalt? Wat is dan zo’n moment waarop u zegt dat u een voorlopige voorziening aan zou willen vragen? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, dat hangt van de omstandigheden. Dat kan inderdaad een beving zijn, ook 1 juli kan een natuurlijk moment zijn, want dan zal de minister moeten aangeven hoe de tweede helft van dit jaar zal worden omgegaan met de gaswinning. Het kan ook rond de jaarwisseling met volgend jaar zijn, als de minister moet besluiten over de gaswinning in 2016. Zo zijn er allerlei momenten te bedenken en zolang de procedure bij de Raad van State loopt – en dat zal naar verwachting één à anderhalf jaar duren – kan dat plaatsvinden/ Mevrouw HOMAN (GroenLinks): We hebben natuurlijk gezien dat het aantal aardbevingen ongeveer gelijkblijft, maar ook wel in heftigheid toe lijkt te nemen – onder andere bij de Stad, dat maakt ook dat de risico’s nog groter worden. Bent u het met mij eens dat áls het misgaat, het dan gewoon wachten wordt totdat er iets ergs gebeurt en je dan gewoon te laat bent? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, daar ben ik het niet mee eens. Het gaat er ook om dat je, als je die stap van het aanvragen van een voorlopige voorziening zet, een goede argumentatie hebt. En dat is er op dit moment in onze ogen niet of in ieder geval onvoldoende. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dus als er inderdaad een zwaar ongeluk is gebeurd, hebt u wel de mogelijkheid om een voorlopige voorziening aan te vragen, want dan hebt u genoeg argumentatie? Dat lijkt mij te laat. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Dat hoeft niet per se bij een zware aardbeving te zijn, dat kan ook zijn op het moment dat de minister moet besluiten over de gaswinning in de tweede helft van dit jaar. Want u weet dat het besluit van 39,4 niet is ingetrokken door de minister. Die 16,5 is niet gebaseerd op een besluit, dus het besluit is op dit moment nog steeds 39,4. De heer RAM (PVV): Juist het ontbreken van de onderbouwing van wat veilig is bij de rijksoverheid is volgens mij júíst een argument om een voorlopige voorziening aan te vragen. Dit omdat het juist niet
16
goed onderzocht is én je hebt het voorzorgsbeginsel én je hebt nog de onomkeerbaarheid van het gasbesluit. Bent u het met mij eens dat je op basis alleen al daarvan een voorlopige voorziening zou kunnen aanvragen? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, dat lijkt mij niet. Waar het om gaat is dat je in de richting van de Raad van State voldoende argumentatie moet aandragen, zodat de voorzitter van de Raad van State ook in staat is om een onderbouwde beslissing te nemen. Daar gaat het om en daar koersen wij op. De heer RAM (PVV): Ja, volgens mij is het juist zo omdat de rijksoverheid haar procedures niet goed heeft uitgevoerd, de onderbouwing er niet is en de Raad van State een marginale toets doet, je op basis daarvan je bij de Raad van State een voorlopige voorziening zou kunnen aanvragen. Dat is mijn visie hierop. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, de Raad van State doet geen marginale toets, zij onderzoekt doorgaans zeer uitgebreid alles wat aangedragen is in de kern in een beroepschrift. En ook als het gaat om een voorlopige voorziening zul je toch moeten onderbouwen wat je wilt. Dan ga ik nu de moties nog even bij langs. Motie 1 ontraden wij. Het zal duidelijk zijn waarom: zij is strijdig met de redeneerlijn die wij hebben gevolgd. Motie 2 ontraden wij ook. Dat is ook strijdig met de lijn die wij hebben gevolgd. Motie 3 klinkt op zich qua inhoud sympathiek, maar deze is een politiek gekleurde motie en dat is niet iets wat past in een beroepschrift. En bovendien zijn wij al jaren bezig met de energietransitie, gesteund door een grote meerderheid in de Staten. Op grond daarvan ontraden wij motie 3 ook. Motie 4 heeft betrekking op een gebied buiten het gaswinningsgebied. En ons beroepschrift richt zich op het winningsbesluit van de minister, betrekking hebben op het gaswinningsgebied in onze provincie. Dus op grond daarvan ontraad ik ook deze motie. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik had geen antwoord gekregen op de vraag hoe het College ertegen aankijkt als men per 1 juli de gaswinning op 33 of 30 miljard kuub wordt gezet. Wat betekent dat voor het beroepschrift? Kunt u die vraag nog kort beantwoorden? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nou, dat kan ik op dit moment niet exact zeggen. Kijk, dat hangt ervan af hoe de zaken zich ontwikkelen in de loop van de komende maanden. Het kan natuurlijk best zo zijn dat in de komende maanden duidelijk wordt dat de hoeveelheid gas tot minder 30 miljard kubieke meter kan dalen. Dus als wij van oordeel zijn op basis van de informatie die wij hebben dat de minister eigenlijk nog weer te hoog zit, dan kunnen wij daar natuurlijk ook nog tegenin gaan. De VOORZITTER: Eens kijken. Dan zijn we bij de tweede instantie van de zijde van de Staten. Als eerste is dan het woord aan de Partij van de Arbeid. De heer DIETERS (PvdA): Voorzitter, wij zouden graag 5 minuten willen schorsen. De VOORZITTER: 5 minuten schorsen? Akkoord, dan houdt u het bij die 5 minuten en bent u dan weer terug? Dank u. De heer ZWERTBROEK (D66): Voorzitter, ik zou daar graag 10 minuten van willen maken. De VOORZITTER: 10 minuten? Ik stel het volgende voor dat wij nu pauzeren voor een kwartier, dan kunnen we gelijk koffie of thee drinken en beginnen wij over een kwartier weer, dan kunt u de koffiepauze meteen combineren met al die schorsingen. [Schorsing 15 minuten.] De VOORZITTER: Akkoord, ik heropen de vergadering. En dan zijn we toe aan de tweede ronde van de zijde van de Staten en het woord is aan de heer Dieters. De heer DIETERS (PvdA): Ik zal kort zijn. De Partij van de Arbeid-fractie zou het verstanding vinden om de voorlopige voorziening achter de hand te houden. Onze inzet is: zo laag mogelijke gaswinning, stapsgewijs. Dat moeten we bewerkstelligen en ik hoop dat het beroepschrift daaraan kan bijdragen.
17
Mevrouw WULFSE (VVD): Ik had in de interruptie gevraagd aan het College naar wat te doen als er op 1 juli een ander besluit ligt van 33 of 30 miljard kuub. Daar is wel op geantwoord: ‘Daar gaan we naar kijken.’ Maar is het niet zo dat als er per 1 juli een ander besluit genomen wordt en wij uitgaan van 33 of 30 miljard kuub, dan de beroepsgrond waarop we nu in beroep gaan komt te vervallen? Want dat gaat tegen het besluit van 39,4 in. Dus kunt u daar even iets duidelijker over zijn? De heer MASTENBROEK (SP): Mijn fractie vindt het erg jammer dat de gedeputeerde een onjuist beeld geeft van de mogelijkheden in een voorlopige-voorzieningenprocedure. Wij hebben in de commissie hier al aandacht voor gevraagd en verzocht om een reactie, dus ik was ervan uitgegaan dat de gedeputeerde wat beter voorbereid hierheen zou komen. ‘Zonder onderbouwd winningsplafond kan de Raad van State geen voorlopige voorziening treffen’, staat in de Collegebrief en dat is gewoon onjuist. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik wil graag van meneer Mastenbroek het volgende weten. Stel dat wij, zoals u stelt en zoals in Wikipedia staat en u voor waar interpreteert, een schorsing van het gaswinningsbesluit kunnen vragen via een voorlopige voorziening. En stel dat dat wordt gehonoreerd, wat betekent dat? Ik kan daar twee dingen op bedenken. Of er wordt helemaal geen gas meer gewonnen: ik kan me voorstellen dat de Raad van State dan zegt dat daarvan de gevolgen voor heel Nederland te groot zijn. Óf we gaan naar het oude gaswinningsbesluit van 42,5 miljard kuub. Hoe staat u daarin en wat is uw idee erover welke kant wij opgaan? Want beide kanten vind ik wel erg extreem en ik wil graag weten hoe u gekomen bent tot dit oordeel. De heer MASTENBROEK (SP): Nou ja, in de eerste termijn heb ik al gezegd dat wanneer het gaswinningsbesluit van 39,4 geschorst wordt, dan in beginsel het oude besluit van 42,5 er nog steeds is. En de gedeputeerde heeft ook aangegeven dat op het moment dat er een voorlopige voorziening aangevraagd wordt, ook daartegen een voorlopige voorziening aangevraagd moet worden. Ook dat moet dan van tafel. Ik acht het niet zo goed denkbaar dat een rechter zal vinden dat 39,4 te veel is maar dat 42,5 prima is. Mevrouw DE GRAAF (D66): Nee, maar u vraagt alleen maar schorsing voor het huidige gaswinningsbesluit. En dat is wat u doet. Dus mijn oordeel daarin is dat we daarin een groot risico lopen of de ene kant op of de andere kant op. Ik wil graag weten of u dat met mij eens bent. Want als dat het geval is vind ik de inhoudelijke onderbouwing van GS misschien iets mager, maar zij geeft wel de tijd om een voorlopige voorziening aan te vragen met mogelijk een plafond én een inhoudelijke onderbouwing. Ik wil graag weten hoe u daartegen aankijkt. De heer MASTENBROEK (SP): Ja, nogmaals gezegd: een voorlopige voorziening aanvragen houdt niet in dat je zelf een plafond moet noemen, dat is gewoon niet zo. Een voorlopige voorziening houdt in dat het besluit geschorst wordt in afwachting van de beslissing in de bodemzaak, dus totdat er op het beroepschrift is besloten. Dus dat is wat een voorlopige voorziening is. En ik heb in mijn woordvoering ook gezegd dat het beroepschrift zich ook moet richten tegen die 42,5. Zo moet u die motie ook verstaan en iedereen die daar enigszins naar gekeken heeft zal zeggen dat niet alleen die 39,4 van tafel moet maar ook die 42,5. Mevrouw DE GRAAF (D66): Dat betekent dus dat u naar een gaswinning wilt van nul met alle gevolgen van dien. Klopt dat? De heer MASTENBROEK (SP): Ik zou graag naar een gaswinning van nul toe gaan. Ik zou daar ook niet tegen zijn, maar ik denk niet dat dat in deze tijd en in dit tempo op korte termijn reëel is. Dus dat betekent dat de minister dan een nieuw besluit zal moeten nemen, dat wél een reëel plafond inhoudt. En dan is het aan de minister om te onderbouwen en aan te tonen welk plafond reëel is en dat is niet aan ons als provincie. Mevrouw DE GRAAF (D66): Nee, dat snap ik wel. Maar u vraagt aan de rechter een voorlopige voorziening van schorsing en, zoals u nu aangeeft, van twee gasbesluiten. Nou kan ik alleen maar de conclusie trekken dat als dat gehonoreerd wordt, dan op dat moment de conclusie is: de gaswinning is nul, ongeacht het hele verdere proces dat mogelijk daarin de minister al dan niet gaat doorlopen. Klopt dat?
18
En daarnaast wil ik graag van u weten wat voor risico wij als provincie lopen, mochten wij dit gaan doen met het slagen van onze beroepsprocedure bij de Raad van State. Want ik moet u eerlijk zeggen: ik vind het doel dat het beroep het haalt bij de Raad van State van grotere importantie dan dat u een voorlopige voorziening aanvraagt waar we niet zeker van zijn wat ermee gaat gebeuren. Hoe denkt u daarover? De heer MASTENBROEK (SP): De eerste vraag of het gasbesluit dan naar nul gaat en volgens mij heb ik daarnet al drie keer gezegd dat dat juist is. Dan is het aan de minister om daar vervolgens iets aan te doen. En ten aanzien van de tweede vraag: als een rechter in een voorlopige voorziening oordeelt dat een besluit geschorst moet worden in afwachting van de beslissing in de bodemzaak, dan is dat een heel sterke aanwijzing voor het welslagen van het beroep. Anders gezegd: het aanvragen van een voorlopige voorziening heeft uiteindelijk geen enkele invloed op de beslissing in de bodemzaak, maar het is natuurlijk wel zo dat dit zo’n evident geval is dat ik verwacht dat de voorlopige voorziening zal worden toegewezen én dat het besluit vernietigd zal worden. Mevrouw DE GRAAF (D66): Maar u verwacht dat de voorlopige voorziening wordt toegewezen. Dus ik moet u in dat kader vertrouwen op uw blauwe ogen en uw juridische expertise en ik moet eerlijk zeggen: gezien het feit dat het niet inhoudelijk onderbouwd wordt heb ik daar wel grote problemen mee. En van een gaswinning naar nul is het natuurlijk ook nog maar de vraag wat voor consequenties dat heeft. U wilt die consequenties dragen? vraag ik nu. De heer MASTENBROEK (SP): Met alle respect, maar het is juist de provincie die in het beroepschrift aangeeft – op overtuigende wijze wat mij betreft – dat het besluit om 39,4 miljard kuub gas te winnen volstrekt ondeugdelijk is. Dat moet dus van tafel. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn dat die 42,5 herleeft. Ook daartegen zul je sowieso iets moeten doen, want het zou belachelijk zijn dat dat weer terugkomt. Dat zult u toch met mij eens zijn of niet, mevrouw De Graaf? Mevrouw DE GRAAF (D66): Dat ben ik met u eens. De heer MASTENBROEK (SP): Fijn. Mevrouw DE GRAAF (D66): Alleen, het is een juridische haarkloverij welke procedure hierin gevolgd zou moeten worden en welke daarin de beste is met het beste resultaat. En ik denk dat wij daarin van mening verschillen. De heer DIETERS (PvdA): Ik ben toch blij dat ik vandaag de winterjas hen aangetrokken: ik begrijp dat de SP de gaswinning op nul wil zetten. Maar wel even een procedurele vraag. De voorlopige voorziening die de SP voorstelt gaat over het 39,4-besluit. En begrijp ik nou van u dat, mocht het oude besluit van 42,5 miljard in werking gaan treden – met dank aan het CDA, we dan wéér een voorlopige voorziening gaan aanvragen? Of vindt u dat we nu met elkaar hier, Statenbreed, dit beroepschrift neerzetten? Want daar staat alles in wat we willen. Is dat niet een beter idee? De heer MASTENBROEK (SP): De vraag die meneer Dieters eigenlijk stelt is óf de provincie de inwoners van Groningen een lange lijdensweg wil geven van anderhalf jaar wachten op een besluit óf dat de provincie in de tussentijd dit besluit wil schorsen. En mijn fractie vindt dat dit besluit zo snel mogelijk van tafel moet en dat er niet anderhalf jaar gewacht moet worden. De heer DIETERS (PvdA): Met het laatste ben ik het helemaal eens – laten we dat gelijk vaststellen. Maar ik ben niet bij het Noord-Nederlands Toneel geweest om drama te studeren. Dus dat wat betreft: zo snel mogelijk aan de bak met dit gaswinningsbesluit. U kunt niet ontkennen dat dit snel en deugdelijk moet. Dat het te lang duurt ben ik wél met u eens. De heer MASTENBROEK (SP): Maar waarom bent u het dan niet met mij eens dat er een voorlopige voorziening aangevraagd moet worden? Als u alleen maar beroep instelt, dan duurt het nog anderhalf jaar voordat er iets gebeurt. De heer DIETERS (PvdA): Ik dacht dat ik dat voldoende had gemotiveerd.
19
Mevrouw WULFSE (VVD): Ik wilde vragen hoeveel voorlopige voorzieningen de SP gaat aanvragen. Want wat u zelf terecht zegt: als je daar gelijk in krijgt, dat komt die 42,5 weer boven. Ik heb eens even gekeken naar het niveau van de gaswinning en dan mag u wel acht à tien voorzieningen gaan aanvragen voordat u op het niveau zit dat u gewenst vindt. Wat is daarin uw plan? De heer MASTENBROEK (SP): Kunt u dat uitleggen? Want dat begrijp ik niet. Als die 42,5 van tafel gaat en de 39,4 gaat van tafel, dan zijn we er volgens mij. Mevrouw WULFSE (VVD): Volgens mij gaan we dan terug naar het besluit dat daarvóór lag. De heer MASTENBROEK (SP): Volgens mij had dat een looptijd en is dat al verstreken. Maar goed, u vindt dat blijkbaar anders. Maar het lijkt mij evident – en ik ga er toch ook vanuit dat uw fracties in Den Haag daaraan mee zullen werken – dat als 39,4 te veel is, dan 42,5 sowieso al van tafel gaat. En dat ook eventueel oudere besluiten, die dan nog mogelijk zouden kunnen gelden, ook van tafel gaan. Dan hoeven we toch niet via een rechter af te dwingen? Mevrouw WULFSE (VVD): Natuurlijk niet. Daarom staat die winning nu op 16,5, is 33 het streven en per 1 januari nog verder omlaag: dat heeft de VVD-fractie bereikt. De heer MASTENBROEK (SP): 16,5 is geen besluit, zo heeft ook het College aangegeven. Op dit moment staat het gewoon nog op 39,4. Mijn fractie is van oordeel dat daartegen opgetreden moet worden, ook in een voorlopige voorziening. Wij hebben inmiddels motie 1 aangepast en daarmee nog bredere steun kunnen vinden tot mijn blijdschap. Ik weet niet of dat dan een gewijzigde motie 1 is of dat motie 1 ingetrokken moet worden en deze opnieuw ingediend moet worden, maar dat laat ik aan u, voorzitter. De VOORZITTER: Akkoord. Motie 1 is ingetrokken en dan krijgen we een nieuwe motie. Waar zitten de verschillen? De heer MASTENBROEK (SP): De verschillen zitten daarin dat na de grens van 12 miljard kuub een passage is tussengevoegd. Ik zal de toevoeging nog even voorlezen, want die is wel met zorg tot stand gekomen. Er stond al een grens van 12 miljard kuub in de originele motie ‘dan wel zoveel minder dan 12 miljard kuub als nodig is om de veiligheid te garanderen’. Dat is wat is toegevoegd. Ik zie dat die passage per abuis maar op één plek is toegevoegd, die wordt ook geacht bij de overwegingen te zijn toegevoegd wat mij betreft. De VOORZITTER: Ik stel voor dat u dat even met elkaar gaat doen, ik kan niet iets voorlezen wat er nog niet is. Motie 1 is in ieder geval ingetrokken en men is bezig iets aan te vullen tot een nieuwe motie 5 en die zal ik dan straks voorlezen. Ik kan dat nu niet mondeling doen. Ik zit even te kijken: u was aan het eind van uw spreektijd gekomen, meneer Mastenbroek? De heer MASTENBROEK (SP): Ja hoor. De VOORZITTER: Akkoord. Dan ga ik even door naar de heer Brouns. De heer BROUNS (CDA): Ja, dat kan heel kort. Ik denk dat de verschillen in opvatting tijdens de eerste termijn duidelijk naar voren zullen zijn gekomen – dat zal bij stemmingen ongetwijfeld ook zo blijken. Ik heb er geen behoefte aan dat allemaal hier te gaan herhalen. De heer ZWERTBROEK (D66): Volgens mij is duidelijk tijdens de interruptie van collega De Graaf en ook collega Wulfse duidelijk geworden waarom wij de motie van de SP niet kunnen steunen omdat je dan keer op keer naar de rechter stapt totdat het gewenst is. En daarmee ga je het risico aan dat je beroep 1) steeds zwakker wordt; 2) alsnog zolang gaat duren als de hele procedure bij de Raad van State. De heer RAM (PVV): Wij zijn er teleurgesteld over dat het College geen voorlopige voorziening wil aanvragen. Onzes inziens is anderhalf jaar wachten op een uitslag bij de Raad van de State veel te lang. Dan is 2015 al voorbij en wat heb je dan gedaan voor de veiligheid van de burger? Volgens mij moet je nú een voorlopige voorziening aanvragen om dat besluit tegen te gaan. De vraag is hoe je dan dit besluit van het College politiek moet duiden. Je maakt je namelijk afhankelijk – met de
20
stellingname dat het een goed onderzoek moet zijn – van onderzoek door derden en met name van minister Kamp die die onderzoeken gaat uitvoeren. Op het moment dat je die onderzoeksresultaten hebt, zijn die bepaald door minister Kamp en dán kun je pas een voorlopige voorziening aanvragen volgens dit College. Je maakt je dus politiek afhankelijk van een minister die dit besluit overeind wil houden. Ik vind dit een heel bijzondere zaak die zeer onwenselijk is. Dus daarom willen ervoor pleiten om toch een voorlopige voorziening aan te vragen, juist voor de veiligheid van onze burgers. De VOORZITTER: Dan lees ik nog even de nieuwe motie 5 voor, die ik zojuist heb ontvangen. Mag ik die dan ook beschouwen als te zijn ingediend door de overige indieners van de oorspronkelijke motie 1, namelijk het CDA, de Partij voor de Dieren en GroenLinks? Ja? Goed, dan lees ik de nieuwe motie voor. Motie 1 is dus ingetrokken. Dan is in plaats daarvan nu de nieuwe motie met nummer 5, getiteld ‘Gasplafond’, ingediend door de fractie van de SP, mede namens de fracties van het CDA, de Partij voor de Dieren en GroenLinks: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • Gedeputeerde Staten in het beroepschrift tegen het gasbesluit van minister Kamp niet specifiek – in de zin van het noemen van getallen – hebben aangedrongen op een drastische reductie van de winning van aardgas uit het Groninger veld; • het niet sterk is om te stellen dat de enige veilige grens ligt op 12 miljard kuub gas per jaar, maar vervolgens niet aan te dringen op verlaging van de gaswinning tot die grens; • zelfs de ook wel genoemde grens van 30 miljard kuub voor 2015 niet als keiharde eis is opgenomen in het beroepschrift; Overwegende dat • de behandeling van het beroepschrift mogelijk meer dan anderhalf jaar zal duren; • het opnemen van een grens van 30 miljard kuub voor 2015 en een grens van 12 miljard kuub – dan wel zoveel minder dan 12 miljard kuub als nodig is om de veiligheid te garanderen– zo snel mogelijk daarna een stevig signaal afgeeft; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. in het beroepschrift aan te dringen op drastische verlaging van de gaswinning tot maximaal 30 miljard kuub in 2015 en tot maximaal 12 miljard kuub – dan wel zoveel minder dan 12 miljard kuub als nodig is om de veiligheid te garanderen – zo spoedig mogelijk daarna; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw DE WREDE (PvdD): Wij blijven bij ons standpunt ten opzichte van de voorlopige voorziening en steunen ook het pleidooi van GroenLinks over het opnemen van de noodzaak tot een spoedige energietransitie in het beroepschrift. De motie ‘Geen extra gaswinning in Waddenzee en Lauwersmeergebied’ zal buiten het winningsgebied van het Groninger veld vallen – althans, zo heb ik het zonet van de gedeputeerde begrepen. Maar zo eenvoudig ligt dat niet. Ik heb het niet alleen over de gaswinning bij Terschelling, maar ook over allerlei andere kleine bellen die in zee en bij de kust liggen. Er zitten nu al veel minder trekvogels op de Waddenzee, er zit ook veel minder vis onder de kust. Bodemdaling is daar zeer waarschijnlijk een van de oorzaken van. Nederland is een gemaakt land, we hebben het veroverd op de zee. Buitenlanders verbaasden zich er vroeger over dat wij uit onze eigen grond turf verkochten. Nu laten wij opnieuw de grond opnieuw onder onze voeten wegzakken door de gaswinning. Wat zijn wij zonder grond? Wat zijn wij zonder Wad? Nederland zou zijn grond en natuur moeten koesteren en daar zou de provincie via haar beroepschrift in voorop moeten lopen. De VOORZITTER: Dan is nu het woord aan het College van Gedeputeerde Staten, de heer Wilpstra. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Er zijn één vraag gesteld en één opmerking gemaakt waarop ik zal ingaan. De vraag van mevrouw Wulfse gaat erover dat als de minister 1 juli besluit tot een winning van 30 miljard kuub, dan gaan we ervan uit dat de minister het oude besluit intrekt op dat moment. En als wij dan van oordeel zijn dat het nieuwe besluit niet door de beugel kan – zeg ik maar even kortweg – dan moeten we daar opnieuw beroep tegen instellen onder intrekking van ons huidige beroep. Zo zit het in elkaar. Mevrouw WULFSE (VVD): Ja, precies. Maar dan ontbreekt er nog één zin: als we vinden dat het wél door de beugel kan? Dan hebben we geen beroep meer.
21
De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Nee, als wij tot oordeel komen dat het wel door de beugel kan, dan trekken wij ons beroepschrift in en dienen we geen nieuw beroepschrift in. Ja, dat is logisch. Dan nog één opmerking. Ik moet toch protesteren tegen een opmerking die de heer Mastenbroek maakte en ook de heer Ram, namelijk dat ons beroepschrift met de toelichting daarbij ertoe leidt dat wij per definitie anderhalf jaar gaan afwachten. Dat hoeft helemaal niet het geval te zijn, want wij laten alle mogelijkheden open van het vragen van een voorlopige voorziening – als daartoe aanleiding bestaat in onze ogen. De VOORZITTER: Dank. Sluit ik dan nu de beraadslagingen? Dat is het geval. En daarmee zijn wij aan de stemmingen toe. Is er behoefte aan een stemverklaring? Ja? Ik zie meerdere handen, als eerste mevrouw Van der Graaf. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): De ChristenUnie wil het College de ruimte bieden het advies van de juristen te volgen om het gaswinningsbesluit met succes te bestrijden en ook op het juiste moment een voorlopige voorziening aan te vragen waartoe het College ten principale bereid is. Om die reden zullen wij tegen de moties 1 en 2 stemmen. Mevrouw WULFSE (VVD): Daar kan de VVD achter staan, plus het feit dat in motie 2 aangedrongen wordt op tijdelijke verlaging en de VVD is van mening dat de gaswinning al verlaagd is. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie. De VOORZITTER: Dank u. Dat is het. Dan zijn we bij de stemmingen. Even een mededeling vooraf: bij alle stemmingen vandaag geldt de afwezigheid van twee fracties, namelijk die van Vrij Mandaat en de Fractie Swierenga. Dat herhaal ik dus bij alle overige stemmingen vandaag niet meer. Motie 1 met titel ‘Gasplafond’ is ingetrokken. Dan zijn we bij motie 2 ‘Voorlopige voorziening’. Wie is daarvóór? Dat zijn de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, de PVV en het CDA. Wie stemt tegen? De Partij van de Arbeid, D66. de ChristenUnie en de VVD. Dan is deze motie verworpen. Dan motie nummer 3 ‘Afbouw gasbehoefte’. Wie is daarvóór? Dat zijn de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks en het CDA. Wie is daartegen? De Partij van de Arbeid, D66, de PVV, de ChristenUnie en de VVD. Dan is deze motie verworpen. Motie nummer 4 ‘Geen extra gaswinning in Waddenzee en Lauwersmeergebied‘. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks en het CDA. Wie is ertegen? Dat zijn de Partij van de Arbeid, D66, de PVV, de ChristenUnie en de VVD. Dan is deze motie verworpen. Dan als laatste motie 5 ‘Gasplafond’. Wie is daarvóór? Dat zijn de SP, GroenLinks, de PVV, de Partij voor de Dieren en het CDA. Wie is daartegen? De Partij van de Arbeid, de VVD, D66 en de ChristenUnie. Dan is deze motie verworpen. Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van dit agendapunt.
A.2 Voordracht van GS van 17 februari 2015, nr. 2015-06290, ECP, over het wijzigingsbesluit ten behoeve van de Interim-regeling Waardevermeerdering De heer DIETERS (PvdA): [Houdt zijn betoog in het Gronings.] Wij hebben dit voorstel al besproken in de commissie en op verzoek van de Dialoogtafel wordt deze interim-regeling op twee punten gewijzigd. Het ene betreft de verlenging naar het najaar van 2015 omdat er dan een definitieve regeling zou moeten komen – daar zijn we het ook helemaal mee eens. En de andere wijziging is dat het werkingsgebied wordt uitgebreid met Hoogezand-Sappemeer en Menterwolde. Dat is hartstikke mooi, ook mooi voor de negen andere gemeenten. Maar dat is nog niet genoeg. Wij hebben er altijd op ingezet dat iedere inwoner recht moet hebben op de Waardevermeerderingsregeling zoals die er nu ligt. Dat is zo, dat blijft zo en in de onderhandelingen moet dat nog verder bekrachtigd worden. Maar dit is al een klein stapje in de goede richting. We hebben ook schriftelijke vragen gesteld over de uitbetaling van deze subsidie. We hebben de antwoorden daarop ook gekregen en die zijn in deze regeling meegenomen. Dus op dit moment
22
kan er geen financiële belemmering zijn voor de inwoners om gebruik te maken van deze regeling en dat is hartstikke goed. Mevrouw WULFSE (VVD): Laat ik nu eens, vanwege dat krachtige Gronings, die hele woordvoering van mijn collega Dieters namens de Partij van de Arbeid rechtstreeks overnemen. Dan is daarmee ook mijn Groningse bijdrage verzekerd – maar ook de inhoud: daar staan wij volledig achter. Twee korte opmerkingen. Voor de toekomst komt er een nieuwe waardevermeerderingsregeling en we maken ons daar wat zorgen om, we willen daar graag ook het levensloopbestendig maken van huizen in hebben. We willen het wat breder maken, met name voor de oudere mensen. Dus we kondigen hierbij alvast aan dat we dat ter discussie gaan stellen de komende maanden. Verder willen we nog het leefbaarheidsspoor ter discussie stellen. Want over hoe dat aan de Dialoogtafel wordt uitgevoerd maken we ons ernstige zorgen. Spoor 1, spoor 2, toetsingscommissie, voorzitters, verbindingsofficieren: het is een grote bureaucratie en daar hebben de inwoners niets aan. Bij dezen dus alvast een vooraankondiging en daar wou ik het nu even bij laten. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Ondanks dat ik Groninger ben en ik het Gronings ook wel spreek, wil ik dit betoog toch wel graag gewoon in het Nederlands doen, ook met het oog op het feit dat iedereen meeluistert – tenminste, dat hopen wij – zodat het ook goed voor iedereen verstaanbaar is. Want beleid en besluitvorming moeten voor iedereen te volgen zijn. Wij zijn helemaal akkoord met de voordracht inzake de Interim-regeling Waardevermeerdering zoals die voorligt. Het CDA is er blij mee dat de regeling is verbreed, anderzijds is zij wel enigszins te kort door de bocht. Want het CDA is met meerdere sprekers die we al gehoord hebben van mening dat de eigenaren van alle huizen met schade hier gebruik van moeten kunnen maken. Menterwolde zit ook in de nieuwe regeling. We hebben begrepen dat de plaats Meeden buiten de contourenkaart valt. Nou, dat vinden wij toch wel heel vreemd en in die zin wordt er in wezen binnen één gemeente een soort tweedeling gecreëerd. We denken toch dat dat absoluut niet de bedoeling is en graag vernemen wij ook van het College hoe hiermee om te gaan. Mevrouw DE GRAAF (D66): [Houdt haar betoog in het Gronings.] Wij sluiten ons volledig aan bij de woorden van onze geachte collega Dieters. Hij heeft het mooi gezegd en ik heb daar niets aan toe te voegen, behalve de opmerking dat iedereen in onze provincie recht heeft op aandacht, waardevermeerdering, schadeherstel en woningverbetering. De heer STEENBERGEN (ChristenUnie): [Houdt zijn betoog in het Gronings.] Zoals elk nadeel zijn voordeel heeft is ook deze Waardevermeerderingsregeling een succes – ‘‘t kon minder’. Er zijn almaar meer zonnepanelen op woningen in het gebied, installateurs werken zich een slag in de rondte om de zonnepanelen en nieuwe cv-installaties te plaatsen: goed voor onze burgers, goed voor het milieu en goed voor de bedrijven. Wij zijn er dus blij mee dat deze regeling verlengd wordt en dat burgers in Menterwolde en Hoogezand-Sappemeer mee kunnen doen. Wel hebben we nog wat wensen en bedenkingen. Allereerst de wensen. 1) Alle mensen met bevingsschade – dus niet alleen de burgers binnen de betreffende gemeenten – moeten gebruik kunnen maken van deze regeling. 2) Verschillende dorpen – en Wagenborgen is daar een voorbeeld van – zijn bezig met het opstarten van energiecoöperaties. Het is nu niet mogelijk om die Waardevermeerderingsregeling hiervoor te gebruiken. Onze fractie maakt zich er hard voor dat dit soort coöperaties ook door middel van deze regeling mee kunnen doen. 2½) Bij het oprichten van de energiecoöperaties lopen initiatiefnemers tegen een probleem aan. De regeling is niet gebaseerd op een postcoderoos en het probleem daarbij vormt het dunbevolkte platteland. Onze vraag aan de gedeputeerde is of hij dat wil meenemen naar het Haagse om de uitbreiding van de postcoderoos in de toekomst mogelijk te maken voor het platteland. Dan hebben wij nog een bedenking. En die is kort maar kunnen wij ook meer budget krijgen nu Menterwolde en Hoogezand-Sappemeer ook meedoen? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): GroenLinks heeft al aangegeven helemaal vóór deze Interimregeling Waardevermeerdering te zijn. Wij willen alleen bij de definitieve besluitvorming heel goed kijken of er inderdaad een sterke uitbreiding kan van het hele aardbevingsgebied, zodat er meer budget voor de regeling komt. Wat ons betreft worden we in de tussentijd ook op de hoogte gehouden van hoe hard het loopt. We zitten nu al bijna op 7.000 aanvragen. Voor deze financiële regeling is het natuurlijk wel belangrijk om te weten of we het gaan redden of niet.
23
Dus wat de regeling betreft: chapeau, zo doorgaan en we gaan het er nog goed over hebben. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Wij kunnen ons hierbij aansluiten. De VOORZITTER: Dank. Dan het College, de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): [Houdt zijn betoog in het Gronings.] Kort samengevat op zijn Gronings: ‘’t kon minder’ en voor de toekomst: ‘mmm, ’t kon beter’. Er waren nog een paar vragen, onder andere van de ChristenUnie: hoe zit het met de energiecoöperaties in onder meer Wagenborgen? We moeten kijken of we daarvoor nog ruimte kunnen krijgen bij de definitieve regeling – daar wordt al over nagedacht. De postcoderoos meenemen naar het Haagse: dan gaan we doen. En krijgen we meer centen in deze subsidiepot? Ja, dat is het geval. De VOORZITTER: Dan stel ik eigenlijk voor om de beraadslagingen maar te sluiten op dit punt. Is dat goed? Ja? Mooi. Dan zijn we bij de voordracht. Officieel moet ik dan nog vragen of er fracties zijn met een stemverklaring. Ja? Ik zie de heer Ram met een verklaring. De heer RAM (PVV): De PVV is tegen dit voorstel omdat het de waarde volgens ons niet vermeerdert. Het maakt juist de huizen juist ónverkoopbaarder dan vérkoopbaarder. Daarom zullen wij tegenstemmen. De VOORZITTER: Dank. Dan breng ik de voordracht in stemming. Wie is vóór? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, D66, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Wie is tegen? Dat is de PVV-fractie. Dan is deze voordracht aangenomen en is dit punt daarmee afgehandeld.
A.3 Procedures en regels windenergieplannen (motiedebat op verzoek fractie PVV) Agenderingsverzoek procedures en regels windenergieplannen ingediend door de PVV-fractie met als bijlagen: - de brief van Stichting Platform Tegenwind N33 van 29 januari 2015, betreffende procedures en regels; - de Gedragscode Windenergie op Land van de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines (NLVOW). De VOORZITTER: Akkoord. Wij hebben hier aan de orde een verzoek van de PVV voor een motiedebat over de procedures en regels voor windenergieplannen. We gaan als volgt te werk – we hebben dat nog heel precies gezamenlijk in het presidium vastgesteld. De fractie van de PVV krijgt als eerste maximaal 1 minuut de gelegenheid de motie toe te lichten en deze in te dienen. Daarna zal ik het dictum van de motie voorlezen, vervolgens reageert het College op de motie, daarna krijgt u de mogelijkheid – dat geldt dus voor elke fractie hier – om op de motie en de reactie van het College te reageren. Ook voor het laatste geldt dat maximum van een minuut. En als er een korte tweede ronde nodig is dan doen we dat eerst met een reactie van de indienende partij, de PVV, daarna de andere fracties en vervolgens weer het College. Ook daarbij geldt weer dat het echt kort moet zijn en niet weer een hele nieuwe beraadslaging. Dan sluiten we de beraadslagingen en gaan we over tot de stemming. Dan roep ik als eerste namens de PVV naar voren de heer Ram. De heer RAM (PVV): De vraag die bij de PVV opkwam na het lezen van de brief van Stichting Platform Tegenwind N33 en Storm Meeden over de procedures en regels is: staan de rijksoverheid én de provincies wel aan de kant van de burger of staan zij aan de kant van de projectontwikkelaars? Onze conclusie is dat de rijksoverheid en de provincies aan de kant van de projectontwikkelaars staan. In onze optiek worden burgers niet als volwaardige gesprekspartners gezien in het proces van planontwikkeling omtrent de windmolens. Het bevreemdt ons dan ook dat de provincie niet opkomt voor de belangen van de gedupeerden bij de windmolens, maar bij andere opwekking van energie zoals gaswinning en schaliegas wel. Dit zou toch gelijk moeten zijn.
24
Nog vreemder is dat het in deze provincie vaak over dezelfde groep mensen gaat. Ze hebben én last van windmolens én last van de aardbevingen. De Gedragscode van de NWEA, waar het College zich aan heeft gecommitteerd, is wat ons betreft onvoldoende om de belangen van de burgers te borgen: daar herkennen de burgers zich niet in. De Gedragscode van de NLVOW doet in onze optiek veel meer recht aan deze belangen. Hij gaat wat ons betreft nog niet ver genoeg maar we zien de Gedragscode van de NLVOW als de eerste stap naar het betere borgen van de burgerbelangen. Dan overhandig ik hierbij de motie, voorzitter. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Gedragscode Windenergie op Land van de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines (hierna NLVOW)’, ingediend door de fractie van de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • de NLVOW de Gedragscode Winenergie op Land heeft opgesteld, waarin de belangen van burgers en andere partijen worden vastgelegd; Overwegende dat • omwonenden vinden dat in de huidige processen en regelgeving burgers niet op een gelijkwaardige manier worden gehoord en worden gewaardeerd; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. zich uit te spreken voor en verbinden aan de Gedragscode Windenergie op Land van de NLVOW; 2. bij andere overheden, rijksoverheid en aangrenzende provincies, erop aan te dringen om zich te verbinden aan de Gedragscode Windenergie op Land van de NLVOW; En gaan over tot de orde van de dag!’ De VOORZITTER: Ik zie meneer Bezuijen bij de interruptiemicrofoon staan, maar interrupties zijn eigenlijk niet de bedoeling bij een motiedebat. De heer BEZUIJEN (SP): Ik heb een vraag over de motie. De VOORZITTER: Ja, ik stel voor dat we dat dan heel strak houden bij een verduidelijkende vraag. Want verduidelijkingsvragen mogen. Ga uw gang. De heer BEZUIJEN (SP): In de gedragscode die u nu noemt wordt ook een afstandsnorm genoemd van 750 meter tussen windmolens en huizen. Dat is eigenlijk ook de minimale afstand die de PVV als wenselijk acht. Klopt dat? De heer RAM (PVV): Nee, als het gaat om de wettelijke borging van een norm dan hebben wij een norm in gedachten van minimaal 2 kilometer. Dat is nadrukkelijk niet aan de orde in deze Gedragscode – dat realiseren wij ons ook. Maar wij vinden het wel van belang dat de belangen van de burgers gewaarborgd worden en dat er in ieder geval een aanspreekpunt wordt geregeld via een uitkoopregeling en dat soort zaken in deze Gedragscode. Dat is voor ons een eerste opstap, omdat er nu wettelijk helemaal niets geregeld is. In feite hebben windexploitanten vrij spel. De heer BEZUIJEN (SP): Maar dan komt die aanvulling nog in een motie? Want het is wel een belangrijke aanvulling die u nu geeft. De VOORZITTER: Ik heb alleen deze motie, ik heb geen andere motie. Dan het College voor een reactie, de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Voor wat betreft de betrokkenheid van de burgers verwijs ik graag naar de antwoorden die ik in eerdere debatten en ook in de commissie heb gegeven. Dan nog iets over deze Gedragscode van de NLVOW. Wij hebben hier in de provincie een eigen beleidkader vastgesteld, dus dat is de opdracht die ik van Provinciale Staten heb meegekregen. Dat is ook de lijn die we doorcontracteren in de specifieke overeenkomsten met de ontwikkelaars. En zolang dat dat beleid niet door u herroepen wordt voel ik mij verplicht om dat beleid toe te gaan passen. Ik merk daarbij wel op dat een betere verdeling van lusten en lasten naar mijn smaak essentieel is om tot minder weerstand en meer draagvlak te komen voor windenergie. Dus de
25
provincie blijft zich inzetten voor betere arrangementen, maar die zullen wel op nationaal niveau geregeld moeten worden. De VOORZITTER: Dank, meneer Moorlag. U mag nu gaan zitten. Of hebt u nog meer? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, ik wachtte even op wat uw besluit is over het wel of niet toestaan van een interruptie door de heer Ram. De VOORZITTER: Nee, u krijgt, meneer Ram, zometeen als eerste de gelegenheid om te reageren. Als u een verduidelijkende vraag hebt dan mag dat, maar niet hier in debat. De heer RAM (PVV): Ik heb inderdaad een verduidelijkende vraag. U hebt zich in de commissie ook uitgesproken voor de Gedragscode als ware het een aanvulling – zo heb ik uw woorden gehoord. Verschilt uw betoog van daarnet daar nu van of niet? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Volgens mij moet u de streaming nog eens naluisteren, want het standpunt dat ik hier nu huldig heb ik volgens mij ook in de commissie uiteengezet. De VOORZITTER: Dan zijn we toe aan de reactie – kort, met een maximum van 1 minuut – per fractie waar er nog behoefte aan is. Ik begin weer bij de heer Ram, PVV. De heer RAM (PVV): Ja, de PVV is er uiteraard teleurgesteld over dat de gedeputeerde niet een nieuw uitgangspunt wil kiezen om de belangen van de burger te waarborgen. We roepen toch ook de Staten op om een eerste stap te zetten om de belangen van de burger omtrent windmolenplannen te ondersteunen en samen vóór dit voorstel van ons te stemmen. De heer BEZUIJEN (SP): Eigenlijk het verzoek aan de PVV om de belangrijke aanvulling die zij ons zonet heeft gegeven aan de motie toe te voegen, omdat die wat ons betreft wel een heel belangrijke is. We hebben in november al gepleit voor een veilige afstand tussen huizen en windmolens van 2 kilometer. Daar is toen geen meerderheid voor gekomen, de PVV heeft destijds ook tegengestemd. Dus mocht die fractie nu van mening zijn veranderd, dan zou ik dat graag vastgelegd zien, want dat is voor mijn fractie om dat mee te nemen en eventueel met de PVV-motie te kunnen instemmen. De heer KNEGT (CDA): De motie gaat ons te ver. Er is reeds een gedragscode en wij vinden het van belang dat die op een goede manier wordt toegepast. Wij volgen daarin het College. De VOORZITTER: De overige fracties hebben verder geen behoefte aan een inbreng, begrijp ik. Dan is het woord weer aan het College, de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Met betrekking tot de teleurstelling van de heer Ram merk ik op dat ik het beleid uitvoer dat door PS is vastgesteld. Als de heer Ram daar teleurgesteld in is dan zij dat zo. Maar als de wens er is om een ander beleid uit te voeren dan zal dat hier door Provinciale Staten vastgelegd moeten worden. Ten tweede kwam er nog iets voorbij over de afstandsnormen. De NLVOW gaat er in haar code vanuit dat er voorzieningen getroffen moeten worden vanaf 750 meter. Blijkbaar is het ook acceptabel dat áls er voorzieningen moeten worden getroffen, windmolens binnen zo’n afstand gerealiseerd kunnen worden. Voor het windpark bij Meeden blijven wij streven naar een afstand van 1 kilometer. De VOORZITTER: Dank. Dan zijn wij volgens mij eraan toe om de beraadslagingen te sluiten, De heer RAM (PVV): Voorzitter, ik zou toch graag een schorsing willen aanvragen. De VOORZITTER: U wilt graag een schorsing aanvragen? Ja, uw fractie wilt dat. Voor hoelang? De heer RAM (PVV): Voor tien minuten. De VOORZITTER: Tien minuten? De heer RAM (PVV): Ja.
26
De VOORZITTER: Tien minuten schorsing. Dan is iedereen hier ook weer terug. Dus dan zijn we er om tien over twaalf weer. Ik schors de vergadering. [Schorsing 7 minuten.] De VOORZITTER: Dan heropen ik de vergadering weer. Er was een schorsing aangevraagd door de PVV en wat heeft dat opgeleverd? Komt u dat hier maar even melden, meneer Ram. De heer RAM (PVV): Wij hebben in overleg met de SP de motie aangepast, het dictum is nu anders geworden. Dus wij willen motie 1 intrekken en nu een nieuwe motie indienen. De VOORZITTER: Motie 1 is dan ingetrokken en de nieuwe (aangepaste) motie met nummer 2, getiteld ‘Gedragscode Windenergie op Land van de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines (hierna NLVOW)’, wordt nu ingediend door de fractie van de PVV, mede namens de SP. De constateringen en overwegingen blijven dezelfde, het dictum is als volgt veranderd: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • de NLVOW de Gedragscode Winenergie op Land heeft opgesteld, waarin de belangen van burgers en andere partijen worden vastgelegd; Overwegende dat • omwonenden vinden dat in de huidige processen en regelgeving burgers niet op een gelijkwaardige manier worden gehoord en worden gewaardeerd; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. zich uit te spreken voor de Gedragscode Windenergie op Land van de NLVOW; 2. bij andere overheden, rijksoverheid en aangrenzende provincies, erop aan te dringen om de Gedragscode Windenergie op Land van de NLVOW mee te nemen als uitgangspunt – dit met uitzondering van de genoemde afstandsnorm van minimaal 750 meter – en uit te gaan van een minimale afstand van 2 kilometer tussen bebouwing en windmolens; En gaan over tot de orde van de dag!’ Dan sluit ik bij dezen de beraadslagingen en brengen we deze motie in stemming. Is er nog behoefte aan een stemverklaring? De heer Bezuijen. De heer BEZUIJEN (SP): Nog even ter aanvulling. Als wij de motie zo lezen dat met ‘bebouwing’ bedoeld wordt bebouwingskernen c.q. woonkernen, dan kunnen wij daarmee instemmen. De VOORZITTER: Dat is uw stemverklaring, dat u de motie op die manier interpreteert. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Wij hadden de originele motie willen steunen, maar met de aanvulling die nu is gemaakt zullen wij haar niet steunen. De VOORZITTER: Dan gaan we naar de stemmingen toe. Wie is vóór motie 2? Dat zijn de fracties van de SP en de PVV Wie zijn tegen? De Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de ChristenUnie, het CDA, de VVD en de Partij voor de Dieren. Dan is deze motie verworpen.
A.4 Optimalisatie inpassing Windpark N33 (motiedebat vreemd aan de orde van de dag op verzoek fractie Vrij Mandaat, bij afwezigheid overgenomen door fractie CDA) De VOORZITTER: Dan zijn wij bij agendapunt A.6, dat ondertussen A.4 is geworden zoals eerder deze ochtend door u is vastgesteld. Het is een voorstel vreemd aan de orde, dus overal waar staat ‘Vrij Mandaat’ moet het nu ‘CDA’ gelezen worden; verder is het voorstel ongewijzigd. Ook dit is een motiedebat, dus we volgen weer dezelfde procedureregels als die we daarnet hadden. En we beginnen bij het CDA, de heer Knegt.
27
De heer KNEGT (CDA): Allereerst de opmerking dat wij het jammer vinden dat de heer VeerenhuisLens niet aanwezig is om deze motie in te dienen. De credits voor deze motie gaan dan ook volledig naar hem toe. De zaak is echter van dien aard dat wij hem vandaag niet willen laten passeren. De behandeling van variant 6 vraagt om een zorgvuldige procedure. Variant 6 is in een laat stadium in de procedure gekomen. Wij zijn van mening dat de omwonenden goed in de gelegenheid moeten worden gesteld om hun zienswijze te geven. Juist gelet op de gevoeligheid in deze discussie vraagt dat om een zorgvuldige behandeling. Daarom dienen we dus voor de heer Veerenhuis-Lens de opgestelde motie in, in gezamenlijkheid met de PVV. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Optimalisatie inpassing Windpark N33’, ingediend door de fractie van het CDA, mede namens Vrij Mandaat en de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • Provinciale Staten op 5 november 2014 de motie 6 hebben aangenomen, waarin het College van GS wordt verzocht om alle mogelijke randvoorwaarden mee te nemen om tot optimalisatie van de inpassing in de lopende MER-procedure te komen; • het College van GS aan deze motie nog geen gevolg heeft gegeven respectievelijk nog heeft kunnen geven; • de initiatiefnemers van variant 6 van het Windpark N33 zich per brief van 3 februari 2015 tot de minister van Economische Zaken hebben gewend; Overwegende dat • de initiatiefnemers van variant 6 van het Windpark N33 op het standpunt staan dat een nieuwe notitie Reikwijdte en Detailniveau voor variant 6 niet noodzakelijk is; • de initiatiefnemers een nieuwe notitie Reikwijdte en Detailniveau als een extra blokkade zien en bevreesd zijn dat deze tot vertraging leidt, waardoor zij niet uiterlijk in het derde kwartaal van 2015 aanvragen voor subsidie krachtens het Besluit stimulering duurzame energieproductie kunnen indienen; • een nieuwe notitie Reikwijdte en Detailniveau de bevoegde gezagen, waaronder de provincie Groningen, onder meer in staat stelt om zienswijzen in te winnen; • de initiatiefnemers in de brief aan de minister van Economische Zaken alle betrokken overheden oproepen om effectief sturing te geven aan de dialoog met de omgeving; • de terinzagelegging van een nieuwe notitie Reikwijdte en Detailniveau de enige gelegenheid is voor omwonenden om zienswijzen ten aanzien van variant 6 van het Windpark N33 in te dienen; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. bij de minister van Economische Zaken aan te dringen op een nieuwe notitie Reikwijdte en Detailniveau voor variant 6 in het kader van de lopende MER-procedure; En gaan over tot de orde van de dag!’ Dan gaan we naar het College voor een reactie: meneer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Vooruitlopend op een Bestuurlijk Overleg tussen het Rijk, de provincie Groningen en de gemeenten Menterwolde, Veendam en Oldambt heeft er de afgelopen maanden ambtelijk overleg plaatsgevonden. Daar heeft de vertegenwoordiger van het ministerie van EZ meegedeeld dat in het verdere verloop van de procedure de stap gezet zal worden dat er een nieuwe notitie Reikwijdte en Detailniveau ter inzage wordt gelegd. Daarin wordt variant 6 meegenomen. Dus op die wijze gaat het ministerie al uitvoering geven aan datgene wat de motie bepleit. Gelet op het gegeven dat het ministerie dat standpunt inneemt acht ik de motie overbodig, omdat daar daadwerkelijk invulling aan gegeven gaat worden. De VOORZITTER: Ik zie de heer Knegt klaarstaan. Als wat de heer Moorlag zegt het geval is, dan zouden we hier heel snel zaken kunnen doen. Even kijken wat de inbreng hierover van de heer Knegt is. De heer KNEGT (CDA): Is daarmee dan ook de inspraak geborgd van de omwonenden? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, want er is in de afgelopen periode meermalen op ambtelijk niveau overleg gevoerd – volgens onze zienswijze anders dan volgens ontwikkelaars. Dan zou het volgens de regelen der kunst deze tussenstap ook gezet moeten worden. Nou, als de nieuwe notitie
28
Reikwijdte en Detailniveau ter inzage wordt gelegd, dan bestaat er de mogelijkheid om daar zienswijzen op in te dienen. Ik heb begrepen dat er ook al een vooraankondiging is dat die zevende variant in een zienswijze zal worden verwoord. Zoals gezegd is het Rijk bevoegd gezag, maar van wat in het ambtelijk overleg tussen de verschillende overheden de afgelopen maanden is gewisseld heeft het ministerie van EZ meegedeeld dat die notitie Reikwijdte en Detailniveau in procedure gebracht gaat worden, zodat daarmee de inspraak van de burgers ook is geborgd. De VOORZITTER: Betekent dat u de motie dan intrekt? De heer KNEGT (CDA): Ja, dan kunnen wij de motie intrekken. Met de beantwoording van het College is daarmee de inspraak geborgd. Dus dat doet recht aan het dictum van de motie. De VOORZITTER: Nou, dat is dan even een heel mooi moment met elkaar. Ja, dat willen we toch graag? En als dat gelukt is, is dat fijn. De felicitaties aan iedereen. Dat zou mij bij het volgende agendapunt brengen, maar dat ga ik nu niet doen. Want het is kwart over twaalf. Ik ga nu voorstellen om te pauzeren en dan beginnen wij om kwart over één opnieuw. Ik zie nu dat wij naast het punt Spoorzone ook nog het Projectplan Blauwestad moeten behandelen. We kunnen het ook anders doen, ik kijk u daartoe even aan. We kunnen het ook zo doen dat we de eerste termijn van Spoorzone vóór één uur doen en we dan pauzeren. Nee? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Is het niet gewoon een idee dat we een wat kortere pauze nemen? Dat was eigenlijk ons voorstel. De VOORZITTER: O, dat is eigenlijk wat u graag wilt: een korte pauze. Ik zag allerlei Statenleden die het woord wilden en wilde net erop wijzen dat we het nu alleen over de orde hebben. Nou, dus kwart over twaalf is het nu, om één uur beginnen we dan weer. Ik schors tot zolang de vergadering. Smakelijk eten en goede voortzetting. [Schorsing van 42 minuten.]
A.5 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 januari 2015, nr.2015-01707, betreffende Groningen Spoorzone: Realisatiebesluit Knoop Groningen, Bustunnel, Fietstunnel, Fietsenstalling zuidzijde en Zuidentree (nummer 4/2015) De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. We hebben geen inhoudelijke bespreking gehad van deze voordracht in de commissievergadering. Dat brengt met zich mee dat wellicht hier ook hele concrete vragen gesteld gaan worden die u normaal in de commissievergadering gesteld zou hebben. Maar het zou mooi zijn als we niet in een zo breed en gedetailleerd veld afdalen dat daarmee het onderwerp achter al die tunnels verdwijnt. Maar dat is aan u en dan is er ook weer die mooie spreektijd die alles ook enigszins weer limiteert. De heer RIJPLOEG (PvdA): [Houdt zijn betoog in het Gronings.] Wij hebben het vandaag over de Spoorzone in Groningen vanaf Hoogezand via Waterhuizen naar Hoogkerk toe. En dat is een groot project, heel veel jaren is daaraan gewerkt en toen ik twaalf jaar geleden in de Staten kwam, ging het al over Kolibri en was die doorkoppeling van treinen vanaf Delfzijl naar Veendam en van Eemshaven richting Duitsland toen al aan de orde. Ik kon me in het begin nog niet goed voorstellen hoe dat eruit zou zien op al die stations, maar er is een geweldig goed plan eruit gekomen met een mooie lay-out zoals we dat met elkaar kunnen organiseren. Daar is de Partij van de Arbeid dan ook tevreden over. We hebben er uiteraard nog wel wat vragen bij, want het is best wel een beetje een bijzondere procedure als je er over zo’n groot bedrag met elkaar niet in geslaagd bent om dit in de commissie te behandelen. Dit omdat er sprake van een bepaald uitstel was. Nu kun je met elkaar wel een of andere verklaring bedenken maar een fraaie vertoning was het toch niet, denk ik. Zometeen heb ik een motie en die gaat over elektrificatie en ik zou graag de gedeputeerde willen vragen – als hij tenminste goed genoeg Gronings kent om mij te volgen – hoe het staat met de plannen van het SNN. Die kwamen via de media naar buiten om het tracé van Leeuwarden naar Leer in Duitsland te gaan elektrificeren door bovenleidingen aan te gaan leggen enzovoort. Daar kom ik dus zometeen met een motie over en die zal ik als laatste gaan behandelen.
29
In de commissie in een eerder stadium van de besprekingen hadden we het er al over gehad dat het misschien wel een heel goed idee was – dat is een van de kleinere punten – om het grote dak dat daar beschikbaar is, zo aan te leggen dat het ook voor energieopwekking gebruikt zou kunnen worden. Daarom zou ik de gedeputeerde willen vragen of hij dat zou willen meenemen in de verdere planuitwerking en er een prijsvraag uitgeschreven wordt voor mooie ontwerpen zodat schoonheid en energie niet met elkaar in strijd kunnen zijn maar juist elkaar kunnen versterken. Want infrastructuur en die grote Energiewende, de energietransitie, moet je toch bij elkaar proberen te brengen. Dan gaat er nog een heleboel werk zitten in de klus die daar gedaan moet worden en daarbij wil ik toch nog even aandacht vragen voor het aanpakken van malafide onderaannemers die geen kans moeten krijgen om werknemers uit te buiten en oneerlijke concurrentie te veroorzaken tegenover goedwillende bedrijven. Eindelijk heeft minister Asscher met brede steun uit de Tweede Kamer – met algemene stemmen, geloof ik zelfs – daar nu een wetsontwerp voor ingediend. Maar het blijft een punt van belang voor ons allemaal, dus ik zou ook hiervoor van de gedeputeerde weer net zoveel aandacht, waakzaamheid en samenwerking willen vragen om dit te bestrijden, ook met de vakbonden erbij enzovoort. Een van de eerste dingen die er gebeuren kan is dat er in ieder geval vanaf het begin alvast het gedeelte tussen het Europapark en het Hoofdstation zo wordt ingericht dat er geen belemmeringen zijn om dat vier sporen breed te gaan elektrificeren. Niet dat dat meteen al de eerste dag hoeft, maar houd er rekening mee dat het gemakkelijk kan zodat je geen dubbel werk krijgt in een later stadium. Ook dat is nog een puntje dat in de commissie besloten had kunnen worden. Dan kom ik bij nog één ander puntje. Een aantal tunnels is in de planning opgenomen: een fietstunnel, een voetgangerstunnel en een tunnel voor de bussen. En als er een tekort aan bussen komt dan zou het zo kunnen zijn dat vanuit het OV-budget daar een bijdrage aan het onderhoud en dergelijke gevraagd wordt. Nou is het over het algemeen zo dat aan het OV-bedrijf voor bussen motorrijtuigenbelasting betaald wordt – oftewel opcenten. Daar wordt het onderhoud van de wegen uit betaald. Ik kan me best voorstellen dat dit een bijzonder situatie is, maar is het dan ook zo dat wat overblijft, ook weer aan het OV besteed wordt als het een keer meevalt? Die vraag zou ik nog willen stellen. Dan kom ik bij mijn doorkoppelingsidee. Daar is het allemaal om begonnen: om goed door te kunnen koppelen en het geheel te versnellen. Daarbij zou er een conflict kunnen ontstaan tussen elektrificatie van het gedeelte van Leeuwarden en de Duitse grens. Want als je wilt doorkoppelen, dan zou het nogal slecht zijn als je van Delfzijl naar Veendam met dieseltreinen zou gaan rijden met elektrische draden erboven: dat moeten we niet hebben. Dus we moeten dat aanpakken op een manier waarbij het hele noordelijke spoor van Friesland tot aan de Duitse grens, tot aan Stadskanaal en tot aan Delfzijl geëlektrificeerd wordt – hetzij partieel, hetzij op een andere manier; in ieder geval met elektrische tractie. We moeten dus een manier proberen waarbij er geen conflict kan ontstaan tussen de plannen zoals die er nu liggen en de manier waarop wij met de nieuwe plannen omgaan. Daartoe heb ik een motie en die wil ik nu graag overhandigen aan de voorzitter. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Elektrificatie’, ingediend door de fractie van de Partij van de Arbeid, mede namens de VVD, de ChristenUnie en D66: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • er vanuit het SNN plannen zijn om het spoort tussen Leeuwarden en de Duitse grens te elektrificeren; • het noordelijk spoornet functioneert als ruggengraat van het OV-systeem en dat daarom voor de Fries-Groningse aanbesteding gekozen is voor één concessie met drie percelen; • ook het goederentransport verduurzaamd en concurrender kan worden wanneer gebruik gemaakt kan worden van elektrische tractie; • er op aandringen van Provinciale Staten een onderzoeksopdracht is uitgezet naar de mogelijkheden van verduurzaming van het railtransport, waarbij onder andere elektrificatie en partiële elektrificatie worden onderzocht; Spreken als hun mening uit dat 1. het wenselijk is op de kortst mogelijke termijn te komen tot overschakeling op elektrische treinen in heel Noord-Nederland, tenzij onverwacht uit conclusies van voornoemde onderzoeksopdracht andere tractie duurzamer en kwalitatief beter zou blijken; 2. keuzes voor elektrificatie niet ten kosten gaan van het OV-aanbod op eventuele (nog) nietgeëlektrificeerde lijnen;
30
3. bij gedeeltelijke elektrificatie van het noordelijke net dit niet ten koste gaat van de filosofie achter het doorkoppelen van treinen, waartoe de ombouw van het Hoofdstation in Groningen onder andere is bedoeld en wat is beschreven in de HOV-visie; 4. het gehele noordelijke spoornet als één geheel dient te werken en derhalve structureel als één netwerk dient te worden bezien; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer RIJPLOEG (PvdA): In de eerste ronde wou ik het hier even bij laten, ik kom er straks misschien nog op terug. Ik wacht eerst de antwoorden van de gedeputeerde even af. De heer HUT (VVD): Het afblazen van de Zuiderzeelijn biedt de stad en de regio Groningen financiële middelen voor onder andere het upgraden van het gehele stationsgebied in en rondom het Hoofdstation van Groningen. Provinciale Staten heeft al eerder ingestemd met een aantal inhoudelijke keuzes rondom het project Groninger Spoorzone. In de voordracht die thans voor ons ligt, vraagt GS ons om in te stemmen met het toevoegen van maatregelen voor de OV-chipkaart c.q. plaatsing van OV-chipkaartpoortjes, de bustunnel, de fietstunnel, de fietsenstalling en de Zuidentree van het project Knoop Groningen en voorts een realisatiebesluit te nemen voor het project Groningen Spoorzone inclusief de eerdergenoemde toevoegingen. Behandeling van deze voordracht heeft helaas tot twee keer toe niet plaatsgevonden in de reguliere commissievergadering. Naar aanleiding van de voordracht heeft de VVD-fractie echter toch nog een aantal vragen. 1) Betekent plaatsing van OV-chipkaartpoortjes dat niet-OV-reizigers straks het station niet meer op kunnen komen? 2) Overigens: waarom moet uit provinciale middelen ingezet worden voor aankoop en plaatsing van OV-chipkaartpoortjes, terwijl dit volgens de VVD concernbeleid van de betrokken vervoersmaatschappijen is en daarom ook op de begroting van die vervoersmaatschappijen zou moeten drukken en niet op die van de provincie. Graag een reactie van de gedeputeerde. En dan nog een vraag met betrekking tot de opstelterrein de ‘Vork’. Het is verheugend te constateren dat de eerder door de VVD gedane suggestie aan de architect tot het rondom het opstelterrein plaatsen van een hoge aarden wal met daarop groene beplanting volgens de laatste ontwerptekeningen is toegevoegd. In antwoord op de in september door ons in de commissie gestelde vragen aan de gedeputeerde met betrekking tot de hoogte van deze aarden wal antwoordde de gedeputeerde dat deze circa 3 meter 50 hoog zou worden en dat de gebouwen mede door de beplanting aan het oog zouden worden onttrokken. Naar verwachting zou elke vorm van overlast tot het minimum beperkt worden. Het is ons nu echter gebleken dat de gebouwen een hoogte krijgen van ruim 8 meter. De gebouwen en de bovenleidingen blijven dus goed zichtbaar. Ditzelfde geldt overigens ook voor de te plaatsen lichtmasten van 8 meter hoog. Wat kan GS doen om een en ander wél – althans zoveel mogelijk – aan het zicht te onttrekken, er rekening mee houdend dat veel groen in de winter geen blad draagt. De vraag rijst of het hele terrein wel moet worden ingericht voor zowel diesel- als elektrische treinen en dat ook nog eens voor twee verschillende vervoerders. Dieseltreinen kunnen immers ook over het spoor van elektrische treinen rijden. Over nut en noodzaak gesproken. Dit is een mooi bruggetje naar de verdere elektrificatie van het spoorwegennet. De PvdA heeft zojuist mede namens de VVD een motie betreffende elektrificatie ingediend. De VVD is daarnaast een warm pleitbezorger voor de realisatie van de zogenaamde oostboog. Dit is een nieuw stuk spoor tussen Veendam, Scheemda en Winschoten, zodat onder andere containertreinen sneller en efficiënter van Groningen Railpoort Veendam naar Duitsland kunnen rijden – een enorme impuls voor de regionale economie in genoemde kernzone. De VVD wil graag van de gedeputeerde weten hoe het hier eigenlijk mee staat. De heer WOLTERS (SP): We hebben ook gevraagd om dit als bespreekpunt op te nemen toen dit niet meer in de commissievergadering behandeld kon worden. Niet omdat we blokkades op willen werpen, maar toch wel omdat we een aantal opmerkingen te plaatsen en vragen te stellen hebben en ook omdat we misschien een paar adviezen willen meegeven. Het eerste wat ik aan de orde wil stellen is dat ProRail de aanbestedende en leidende partij is qua beleid bij de aanbesteding. In de voordracht staat dat binnen de voorgenomen aanbestedingsprocedures er echter voldoende mogelijkheden zijn om eisen en wensen in te brengen. Is dat wat te verduidelijken? wil ik de gedeputeerde vragen. Hoe gaan dat dan in zijn werk? Als je kijkt hoe dat in het verleden bijvoorbeeld bij de N33 ging, toen dachten we ook dat we nog van alles in konden brengen maar toen bleek ondertussen Rijkswaterstaat de zaak toch aardig dichtgetimmerd te hebben. Nu heeft ProRail de regie en ook bij ProRail hebben we het idee dat dit een organisatie is die niet zo’n geweldige reputatie heeft als regisseur van projecten.
31
Dan de tweede vraag. De aanbesteding is in tweeën gehakt, waardoor er meer mogelijkheden zijn voor kleinere aannemers om mee te doen. Dat is prima, uiteraard. Tegelijkertijd de vraag: is daarbij ook overwogen om in nóg kleinere stukken op te delen? Je hebt het idee dat dat ook nog een mogelijkheid zou kunnen zijn. Maar goed, daar graag een antwoord op. Dan – wat ook al door de Partij van de Arbeid ingebracht is – worden in de aanbestedingsvoorwaarden uiteindelijk duidelijke clausules opgenomen, zodat we kunnen garanderen dat alleen gewerkt gaat worden met bedrijven en personen die volgens de in Nederland geldende CAO’s aan het werk zijn. Ik begreep dat ook in de gemeenteraad van Groningen daar wel aandacht voor gevraagd is. Maar goed, dat is wel iets waar wij ook zeer aan hechten. Dan wordt gezegd dat er aardbevingsbestendig wordt gebouwd en dat de meerkosten door de NAM dienen te worden betaald. Ik begrijp dat in principe de procedure die van start gaat zonder dat al duidelijk is welke normen er gesteld gaan worden om het aardbevingsbestendig te krijgen. En dan vraag je je wel af hoe op gegeven moment dan, als eenmaal een gunning gedaan is aan een bouwer, je dan nog de meerkosten gaat vaststellen en of dat dan niet een bron is van veel mogelijk conflicten tussen de partij die moet betalen, de NAM, en de bouwer die gewoon het werk voor een bepaald bedrag aangenomen heeft. En als daar dan extra werk bij komt dan kunnen daar forse prijskaartjes aan hangen, dus het lijkt mij iets waar je wel goed over na moet gaan denken hoe je dat wilt gaan doen. Nou, ten slotte pleiten de PvdA, de VVD en de ChristenUnie ervoor om in elk geval rekening te houden met verdere elektrificatie. We kunnen ons daar zeker bij aansluiten om dat te doen. En ik hoorde ook iets over de mogelijkheden van een zonnedak: ook dat is iets waarvan zeggen: neem dat in elk geval mee. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Van de voordracht zoals die voor ons ligt kunnen wij allemaal zeggen: een mooie voordracht: innoverend, toekomstgericht, aan de bereikbaarheid wordt volop gewerkt zodat die optimaal gaat worden voor onze provincie en daarbij ook nog eens keer het behoud van een prachtig mooi en authentiek stationsgebouw. Dus ik zou haast zeggen: wat wil je nog meer? Er wordt bovendien veel ruimte geboden voor de fietsers en ook voor de voetgangers en dat vinden wij uitermate belangrijk. Wel hebben wij even een vraag over de inrichting in relatie tot de veiligheid van de fietstunnel en de fietspaden. Is daar ook over gesproken met de fIetsersbonden en hebben zij daar ook nog adviezen over gegeven, die ook meegenomen zijn of nog meegenomen kunnen worden? Het is goed te lezen dat er veel is gedaan met de suggesties van de insprekers en dat deze ook zijn verwerkt. Dat betekent ook dat je als provincie gewoon luistert naar wat de burger zegt en je daar ook oog en oor voor hebt. Dan lezen wij eigenlijk weinig tot nieuws over de mogelijkheden voor het parkeren. Zijn die er voldoende? Want het moet straks niet zo zijn dat je daar een geweldig mooi gebied hebt en dat de auto’s her en der in wijken worden geparkeerd. Dan de bevingsgevoeligheid van onze provincie. Wordt daar ook rekening mee gehouden voor wat betreft het ontwerp en de bouw en zijn daar meerkosten voor? Zo ja, hoe worden deze dan verwerkt? In onze beleving komen die dan toch wel voor rekening van de NAM. Dan wat betreft de elektrificatie, waar zojuist ook de motie over is ingediend. Het CDA wil ook vol gaan voor verduurzaming van het OV. En zoals wij zojuist die motie hebben gelezen, denken wij dat dit gewoon een goede motie is waar we niet tegen kunnen zijn, maar die ook alleen maar een nieuwe ontwikkeling betekent voor het duurzame OV. Wel moeten we natuurlijk in ons achterhoofd houden dat dit natuurlijk heel hoge kosten met zich meebrengt en we zijn er natuurlijk wel benieuwd naar hoe die straks verwerkt gaan worden in de prijs van het treinkaartje. De heer ZWERTBROEK (D66): Ja, ik zei net al even buiten de microfoon om: zo zit je in een debat bij RTV Noord met de heer Van Kesteren en zo sta je hier weer voor de woordvoering. Ik kon met de fiets of het openbaar vervoer, dus het openbaar vervoer won. En dan kom ik daarmee tegelijkertijd ook bij die voordracht van het stationsgebied. D66 is daar blij mee en ook trots op op wat voor manier dat allemaal is ontwikkeld. Want ik heb ook uit de buurt rondom het station heel veel positieve geluiden gehoord over de manier waarop ze meegenomen zijn in het proces, dus dat verdient grote complimenten. Wij hebben de motie mede ingediend, wij hopen dat die inderdaad een stimulans gaat worden – zoals mevrouw Van Kleef al schetste – voor de toekomst. Dat geldt natuurlijk ook voor de lijn richting Duitsland waar ik natuurlijk vaak al vol liefde over spreek. Dus ik zou zeggen: vort met de geit.
32
De heer VAN DEN BORN (ChristenUnie): Met betrekking tot de voordracht die voorligt is de fractie van de ChristenUnie positief gestemd. Echter, wij hebben wel twee aandachtspunten die we naar voren willen brengen. Het eerste punt betreft de 4 miljoen die gereserveerd wordt voor de fietsenstalling. Er wordt rekening gehouden met een groei van ongeveer 10.000 fietsstalplaatsen naar 17.500 plaatsen – bijna een verdubbeling. En daarnaast zien we een grote groei van het aantal elektrische fietsen en wordt de afstand die afgelegd wordt per fiets, groter. Echter, nergens in de beschikbare documenten en ook niet in de voordracht wordt de woorden ‘elektrische fiets’ genoemd. De ChristenUnie is positief gestemd over de ontwikkeling met betrekking tot de elektrische fietsen en ziet daarbij kansen: enerzijds vanuit de Ommelanden richting het station, zodat er meer mensen uit de auto gaan en vanaf het station hun reis vervolgen en anderzijds biedt het ook een kans voor het toerisme, zodat de bezoekers van onze provincie per elektrische fiets de provincie kunnen verkennen. Ook de ontwikkelingen met de Fietspaden Plus en een eventuele fietssnelweg tussen Groningen en Assen passen in deze ontwikkeling dat er steeds meer gebruik gemaakt gaat worden van de elektrische fiets. Op dit moment is het volgens de site van NS niet mogelijk om een fiets op te laden bij het station van Groningen: wat de ChristenUnie betreft geen goede zaak. Nu is het moment gekomen dat er grote aanpassingen aan zitten te komen waar we als provincie voor ongeveer 4 miljoen aan meebetalen en dit is wat ons betreft een natuurlijk moment om dit gemis aan te pakken. Daarom aan het College de vraag of men dit ook zo ziet en of men bereid is om dit punt alsnog op te nemen in de aanbestedingen rond de Spoorzone Groningen. Dan het tweede punt en dat betreft het betrekken van de verschillende belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen bij het toegankelijk maken van het stationsgebied. De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte geldt vanaf het voorjaar van 2012 ook voor het openbaar vervoer en op grond hiervan moeten stationshaltes en andere voorzieningen uiterlijk in 2030 worden aangepast. Het is de ChristenUnie op dit moment niet duidelijk hoe de diverse belangenorganisaties worden betrokken bij de inrichting voor bijvoorbeeld rolstoelen en mensen met een visuele handicap. Als voorbeeld noemen we hier de Oogvereniging Regio Groningen, een vereniging die graag haar kennis en kunde inzet om het gebied zo toegankelijk mogelijk te maken, maar hiervoor nog niet benaderd is. Deze vereniging wil op voorhand graag meedenken in de uitvoeringsplannen. Graag een reactie van de gedeputeerde hoe hij de belangenorganisaties erbij gaat betrekken, of die er al bij worden betrokken en hoe die dit in de toekomst vorm gaat geven. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ook de fractie van GroenLinks is enthousiast over de voorliggende voordracht. Mooi dat het gelukt is om zowel de fietstunnel als de bustunnel gedekt te krijgen binnen dit project. Dat waren twee grote wensen van de GroenLinks-fractie die de kwaliteit van het Hoofdstation en de openbare-vervoersverbindingen ernaartoe sterk verbeteren. De fietstunnel levert niet alleen een goede ontsluiting op van de nieuwe fietsenstalling aan de zuidzijde van het station, maar ook een nieuwe en snelle fietsverbinding tussen de zuidelijke stadswijken en het centrum. Er zal nog wel even goed gekeken moeten worden of het ontwerp van de fietstunnel berekend is op een grote aanloop van fietsers. De bustunnel onder het stationsgebied biedt de kans om eindelijk de busbaan vanaf Hoogkerk door te trekken naar het Hoofdstation en zelfs direct naar de noordzijde daarvan. Gedeputeerde, hoe kan het dat dit allemaal zolang moet duren? Dat aandachtspunt loopt eigenlijk al vanaf de aanleg van de busbaan in het verre verleden en het duurt nu nog een hele tijd voordat die bustunnel doorgetrokken wordt. Ik denk dat het in totaal wel zo’n vijftien jaar duurt en hoe kan het dat dat zólang moet duren voordat die busbaan eindelijk bij het station aanlandt? Het s ook mooi dat de kosten voor de aanleg van die bustunnel niet uit de verbeterde exploitatie van de bussen betaald hoeft te worden. Dat geld kan dat mooi gebruikt worden om de busdienstregeling in stand te houden en mogelijk te verbeteren. Het grootste probleem ziet de GroenLinks-fractie in het schrappen van treinen tijdens de werkzaamheden op het Hoofdstation, die heel lang zullen duren en waarvan treinreiziger last kunnen hebben. Hoe denkt de gedeputeerde dit zoveel mogelijk te voorkomen? We vinden het wel mooi dat eerst het station Europapark wordt uitgebreid met een vierde spoor en een extra perron. Betekent dat dat als het Hoofdstation wordt aangepakt, in 2017 treinreizigers niet met de bus naar Assen hoeven maar vanaf station Europapark kunnen vertrekken? Op het moment geldt dat de treinen niet rijden, ik heb gehoord dat dat gedurende een behoorlijk lange tijd zou gebeuren. Tot slot nog twee verzoeken. In de eerste plaats is ook GroenLinks ook groot voorstander van elektrificatie van het spoor en wat ons betreft worden ook die nieuwe perronoverkappingen volgestouwd met zonnepanelen, zodat de treinen op groene stroom gaan rijden. Er wordt nu over
33
gepraat om dat mogelijk te maken, maar wat ons betreft wordt het nu ook direct geregeld dat die dingen er ook komen en je daar ook direct gebruik van kunt maken. Afsluitend: er is nu een zeer groot project waarbij mensen aan het werk kunnen en er is al door de Partij van de Arbeid en de SP aandacht gevraagd voor goede arbeidsvoorwaarden voor de mensen die daar aan het werk kunnen, zodat ze niet uitgebuit worden. Wat ons betreft moeten we ook hier weer proberen om zoveel mogelijk mensen uit Groningen aan het werk te krijgen: vooral mensen die nu werkloos zijn. En de vraag is in hoeverre dat het geval zal zijn. Ook wou ik nog even melden dat ook wij ons opstellen achter de motie van de Partij van de Arbeid, de VVD en de andere fracties over de elektrificatie van het spoor. We hadden liever de formulering van de motie wat bondiger gezien, maar we kunnen de strekking daarvan zeker steunen. Mevrouw DE WREDE (PvdD): [Begint haar betoog in het Fries.] Ik spreek geen Gronings maar Fries en dat is inderdaad geen dialect. Maar het is in ieder geval hier toch anders dan anders. En het is misschien ook wel niet verstandig om Fries te spreken als je je verkiesbaar wil stellen in Groningen, maar ik denk dat sinds de vlag van Groningen fier wappert aan het provinciehuis in Leeuwarden, wij die oude strijd toch opbreken moeten. Ik weet dat er nog diverse debatten zullen volgen de komende dagen, dus misschien dat we dit onderwerp daar ook in naar voren kunnen brengen in het kader van die Noord-Nederlandbrede provincie bijvoorbeeld, die zo door de VVD gewenst is. [Vervolgt haar betoog in het Nederlands.] Maar ik zal nu toch even overstappen op het Nederlands zodat iedereen mij kan volgen. Als voorstander van investeringen in het openbaar vervoer kan de Partij voor de Dieren zich vinden in dit project en ook in de voordracht. Er verdwijnt een ecoduct, maar er komen twee nieuwe voor in de plaats en we zullen dit ook in de Stad volgen. We spreken de hoop uit dat de kwaliteit van die nieuwe ecoducten beter is dan die van de bestaande. Maar ik moet u bekennen dat ik gisteren overvallen werd door een telefoontje van iemand die opperde: ‘Zeg, jullie van de Partij voor de Dieren, kunnen jullie bij de behandeling van het project Spoorzone wel even praten over die beschermde poelkikker die in dat gebied zit?’ Ik dacht: o jee, dat was mij even ontgaan. Dus ik ben op onderzoek gegaan en ik stuitte inderdaad op een ecologisch onderzoek van adviesbureau Ekoza met als titel ‘Nader onderzoek poelkikker en kleine modderkruiper op het opstelterrein Rouaanstraat in Groningen’. De kleine modderkruiper is niet aangetroffen, maar de poelkikker wel. En de poelkikker is een soort die strikt beschermd is door de Flora- en Faunawet: het is een tabel 3-soort. Dat betekent dat er op geen enkel moment een achteruitgang van de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen of het rustgebied van dit dier mag optreden. Dat betekent ook dat er een opheffing moet zijn voor werkzaamheden in dit gebied. En dat betekent weer dat het College plannen moet hebben om ervoor te zorgen dat deze poelkikker op geen enkele wijze verstoord wordt bij de werkzaamheden en zijn leefgebied niet kwijtraakt. We hebben niets over de poelkikker in de voordracht kunnen vinden en er was vanwege de korte tijd geen ruimte meer voor technisch navragen, dus ik wil graag een reactie hierop van het College. De VOORZITTER: Hartelijk dank en daarmee ben ik bij het College, de heer Boumans. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ik zal de inbreng van de Staten volgordelijk bij langsgaan. Het is allereerst een heel groot project; dat hebben de meesten van u ook onderkend en ik ben ook blij te constateren dat er eigenlijk Statenbrede steun is voor deze – ik mag wel zeggen – grootste investeringen in het hoogwaardige openbaar-vervoersysteem in onze provincie en misschien wel in Noord-Nederland. En dat doen we niet zomaar, dat doen we omdat we hier met elkaar – ik denk wel Statenbreed – van mening zijn dat het treinproduct kansrijk is voor verdere ontwikkeling. We hebben ook besluiten genomen de afgelopen jaren om extra treindiensten toe te voegen en dat eigenlijk alle kanten op, zowel naar Friesland als naar Noord-Groningen, het oosten als naar het zuiden. En dat maakt dat wij ook deze grote ingreep gaan doen. Het heeft inderdaad veel om handen gehad en gaat over veel geld. Maar het is goed dat u daarbij ook een aantal punten aanraakt dat denk ik van belang is. De heer Rijploeg was de eerste die een belangrijk punt bij de kop pakte en dat is die elektrificatie. We hebben in de Staten de afgelopen jaren een paar keer van gedachten gewisseld over de rapporten die daarover zijn verschenen met ook het gegeven dat die elektrificatie gewoon bijzonder kansrijk is. En dat zowel op financieel-technisch gebied – er is een businesscase te maken dat dat gewoon uitkan – als vanuit onze duurzaamheidsopgave en –ambitie. En ik denk dat dat in dit geval heel mooi bij elkaar komt. We hebben elektrificatie ook inderdaad voor die Jonkergelden aangemeld vanuit NoordNederland om te kijken of daar een stuk financiering vandaan kan komen, ook omdat het mogelijk op termijn wat Europese middelen zou kunnen genereren in de zin van subsidiëring – die misschien interessanter is dan sec de financiering. Maar ik verwacht eigenlijk dat in het begin van het volgende
34
Collegeperiode daar gewoon een besluit over genomen kan worden, zodat we die elektrificatie van Leeuwarden tot Groningen en richting Leer waar kunnen maken. Want het zou in alle opzichten een geweldige kwaliteitssprong zijn en ik denk dat dat zeer, zeer kansrijk is. Maar dan komen we wel meteen op het punt dat ook door de heer Rijploeg mede namens anderen is ingebracht. Hoe raakt dat dan aan de plannen, aan die doorkoppelingsideeën? Want een van de kwaliteitstoevoegingen is dat straks die trein vanuit Oost-Groningen doorkan naar het noorden en de trein vanuit Leeuwarden richting het Europapark, omdat we daarmee reizigers, scholieren en met name studenten, ook dichter bij de plek van bestemming kunnen krijgen zonder overstappen. En dat werk nu eenmaal bevorderend voor het gebruik van het openbaar vervoer – in dit geval de trein. Dat blijkt mogelijk. Het kan best zo zijn dat je daar straks wat modificaties in moet doen, maar eigenlijk zou het de ambitie moeten zijn dat je uiteindelijk alles geëlektrificeerd of in ieder geval dusdanig geëlektrificeerd hebt, bijvoorbeeld met partiële elektrificatie of misschien gaan we iets met de biogastrein doen. Al die mogelijkheden blijven gewoon op de kaart en we kunnen daar de komende tijd ook actieve besluiten over nemen. Dus laten we zeggen dat de timing goed past bij de vraag en de ambitie die wij hier met elkaar geformuleerd hebben. De heer Rijploeg vraagt ook naar een prijsvraag over zonne-energie. In september van het afgelopen jaar hebben we daar ook al over gesproken; dat heb ik u toegezegd. Inmiddels heeft ook de gemeenteraad aangekondigd om onderzoek ten aanzien van zonnepanelen juist in het stationsgebied te willen oppakken en dat past denk ik geweldig bij de duurzaamheidsambitie die wij hebben. Overigens staan eigenlijk alle partijen daar wel gelijk in, want ProRail heeft bijvoorbeeld ook landelijk de GreenDeal mede ondertekend, dus dat bedrijf heeft dat ook vanuit zijn policy gewoon de wens om hier iets in te doen. Dus dat gaan we gewoon oppakken en u weet dat wij gisteren de Omgevingsvisie hebben gepresenteerd. Die gaat nu de inspraak in en daar hebben we als College juist ook rond het aspect zonne-energie gezegd dat we daarin kansen zien, ook in de koppeling met de bestaande functies en dat we die ook eigenlijk graag aan willen bieden om verwezenlijkt te worden. Dus dat kan hier gewoon ultiem en dat zal ook gebeuren. Over dat meevaller in het OV-compartiment kan ik geen uitspraken doen, want we hebben daar op dit moment geen afspraken over. Meevallers komen opnieuw ter beoordeling. Ik denk dat ook dat mogelijk in de nieuwe coalitieperiode daar wel weer een afspraak over gemaakt kan worden. Maar op dit moment hebben we gewoon een sluitende begroting; daar past de financiering ook bij, dus we moeten ook eerst maar eens even afwachten wat er gebeurt. Voor wat betreft de aanbesteding: naast de heer Rijploeg vroegen enkele anderen daar ook naar, de heer Wolters maar ook de heer Miedema. Die wordt dit jaar uitgewerkt: dat staat ook al wel in de voordracht genoemd. En alle wensen die eigenlijk door u allen zijn geuit kunnen we daar prima in meenemen. We zijn natuurlijk bekend met de wens vanuit Provinciale Staten voor wat betreft het aspect van social return. We hebben hier met elkaar ook in het kader van de Zuidelijke Ringweg uitbundig gediscussieerd in relatie tot buitenlandse werknemers. Dat hebben we denk ik adequaat op kunnen pakken in het project Ring-Zuid. Dat zullen we hier ook doen, het is hier denk ik misschien zelfs nog wel wat gemakkelijker omdat wij eigenlijk hier de hoofdfinancier zijn. Bij de Zuidelijke Ring heeft het Rijk ook nog wel een stevige vinger in de pap, maar dat is hier wat minder. Dus ik denk dat dat hier zelfs nog wel wat eenvoudiger te verwezenlijken zal zijn, is de inschatting mijnerzijds. De motie omarmen wij, daar kunnen we goed mee uit de voeten. Maar we laten haar graag aangenomen worden door de Staten als u daar behoefte aan zou hebben. Want het is een mooi krachtig signaal, denk ik. Dan de heer Hut: die raakt de OV-chipkaart. Nou, daar kan ik heel lang over praten en heel veel over vertellen. Maar dat zal ik u besparen. We betalen niet mee aan de OV-chipkaartpaaltjes, maar wel aan de realisatie hiervan omdat wij het voor de uniforme uitstraling ook belangrijk vinden dat bij de Arriva-perrons alvast de mogelijkheid wordt gecreëerd om de nieuwe paaltjes van de NS ook daar te introduceren. Alhoewel, ik zeg er richting u ook direct bij dat NS gek is op manshoge poorten waar je door moet. Nou, dat vind ik zelf niet zo prettig; onze inzet is ook om dit zo kleinschalig mogelijk te houden. Wij overwegen in ieder geval nu niet om dit bij het regionale vervoer zelf voor te schrijven. Het is landelijk beleid dat de staatssecretaris de NS heeft voorgeschreven, dus de NS moet dit doen. Maar wij zijn dus niet van plan dit richting Arriva. Maar stel je nu voor dat dit toch zo ver komt, dan creëren we nu wel alvast de randvoorwaarden dat dit mogelijk wordt. Want anders moet misschien over twee jaar de hele boel weer omgebouwd worden en dat wil je ook niet. Dus we doen het nu in ieder geval zo dat het overal hetzelfde wordt qua uitstraling. Wij betalen derhalve mee voor een toekomstvaste c.q. toekomstbestendige tunnel, we betalen niet mee aan de NS-poortjes. Reizigers blijven welkom op het station – gelukkig wel – maar niet achter de NS-poortjes, althans niet als ze geen kaartjes hebben gekocht. Maar dat is nu feitelijk ook al zo. Dus je kunt als bezoeker gewoon op het stationsgebied komen omdat we ervoor gekozen hebben om de poortjes bij de
35
perronopgangen te plaatsen en niet op het perron bijvoorbeeld achter het hoofdgebouw. Dat zou natuurlijk zonde zijn omdat je daar nu juist een enorme impuls gaat geven aan de kwaliteit van het stationsgebied en daarmee ook probeert meer bezoekers te trekken. De heer Hut vraagt nog een keer aandacht voor het opstelterrein de ‘Vork’. Het klopt dat we daar best wel een discussie over hebben gehad. De hoogte van 8 meter die hij noemt, is nodig vanwege de bovenleidingen, dus die kan gewoon niet langer. Maar wij proberen daar in de aankleding goed rekening mee te houden. Er komt inderdaad geen wal voor van 8 meter, wat de heer Hut terecht signaleert. Inderdaad, in de winter zullen de bladeren aan de bomen wat dunner zijn – zoals inmiddels het haar op mijn hoofd ook wat dunner wordt. Maar bij de LED-verlichting proberen we daar ook wat meer rekening mee te houden. Er waren twee opties: dat zal u ook opgevallen zijn. Inmiddels is wel helder dat de burgers de voorkeur hebben voor een gehele wal en de gemeenteraad van Haren heeft zich ook in die richting uitgesproken. Dus ik verwacht ook dat de Stuurgroep in die richting het besluit zal nemen, maar dat moet nog wel formeel gebeuren. De heer Hut vraagt ook nog aandacht voor de oostboog: die is eigenlijk niet aan de orde op dit traject, maar we zijn daar in het kader van de Wunderline en de spoorwegverbetering GroningenBremen – waar ik hard aan werk – druk mee bezig. Dus dat wordt in dat project meegenomen, ook in het kader van de Europese subsidie die wij vorige week hebben aangevraagd in het Brusselse. Dan de heer Wolters, die wat zorgen heeft over ProRail en hoe we de eisen inbrengen. Ik zei net ook al richting de heer Rijploeg dat die hier gewoon in worden meegenomen. Dus dit is anders dan bij de N33: daar kun je met terugwerkende kracht constateren dat het Rijk daar wel een dominante rol in heeft gespeeld en eigenlijk op het moment dat wij dingen wilden we vaak net wat te laat daarvoor een plek aan tafel konden krijgen. Uiteindelijk is dat denk ik wel redelijk goed afgelopen, ik ben ook niet ontevreden daarover. Maar ik regel het liever meer aan de voorkant, dus dat zal ik hier ook zeker doen. De aanbesteding in twee porties is vanuit het project gedacht heel zinvol, omdat je daarmee een knip kunt maken tussen wat je rond het spoor en het opstelterrein wilt doen en wat je met die tunnels wilt doen. In nóg kleinere onderdelen opsplitsen gaan we niet doen, omdat eigenlijk vanuit het oogpunt van de partijen die dit werk kunnen doen – het zijn er niet tientallen – onwenselijk is. Dus het is verstandiger om het in tweeën splitsen. Overigens zou het heel goed kunnen – dat is ook wel de verwachting – dat er heel veel onderaannemers zullen gaan optreden en dan worden de porties in feite in de praktijk toch wel kleiner, zou je kunnen zeggen. Aardbevingsbestendig bouwen: onder anderen mevrouw Van Kleef vroeg daarnaar. Daar gaan we natuurlijk mee aan de slag en dat loopt inmiddels. We hebben het hier over drie tunnels: dat zal ongetwijfeld iets doen met de aardbevingsbestendigheid. U kent die hele ontwikkeling van normen en inzichten: daar kunnen we het komende jaar gewoon aan werken, dat kunnen we tijdig geregeld krijgen. Het standpunt van ons hierover is helder: dit moet EZ c.q. de NAM betalen, dat gaan wij niet doen. Het zal parallel lopen aan de discussie over het noordelijk deel van de N33, die we net met de minister gehad hebben, en de Zuidelijke Ring. De heer WOLTERS (SP): Ja, u zegt wel ‘dat gaan we regelen’ en dat klinkt heel gemakkelijk. Maar de NAM moet op gegeven wel over de brug komen en hoe bereik je dat nou dat zij dat ook daadwerkelijk doet? Je kunt wel zeggen: ‘Dit zijn de meerkosten.’ Maar wie bepaalt die meerkosten op dat moment? Is dat al duidelijk? Is dat degene aan wie het contract gegund wordt? Ik denk eerlijk gezegd niet dat dat al definitief vaststaat. En dan moet je ook nog maar afwachten of de NAM over de brug komt. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Kijk, het is helder – ik moet dat maar netjes zeggen – dat wij weten dat er aardbevingen zijn en we daar ook rekening mee willen houden, dus wij kijken daar nu ook naar. Alle deskundigheid is in ontwikkeling, dat is voor de N33 en de Zuidelijke Ring niet anders. Dus wij weten tijdig wat er zou moeten gebeuren om aardbevingsbestendig te bouwen en dat kunnen we in de aanbesteding tijdig meenemen. En we gaan nu ook actief het gesprek met de NAM hierover opzoeken. Dat hebben we voor de Zuidelijke Ring gedaan, dat hebben we voor de N33 gedaan: voor die beide grote dossiers is het Rijk c.q. de NAM door de bocht. Dus het zou heel raar zijn als dat voor dit project niet zo is, maar tegelijkertijd hebben we het inderdaad nog niet geregeld dus dat is de inzet voor de komende tijd. Het is klip en klaar dat je 500 meter zuidelijker als NAM wel de verantwoordelijkheid neemt voor de Zuidelijke Ringweg die in de fasevorming net zo ver zit als dit project en dan kun je mij niet uitleggen dat het voor dit project niet zo zou zijn. En als je dat mij niet kunt uitleggen geldt dat vast voor mensen die dat niet kunnen begrijpen. Maar ik heb geen enkele reden om daar zorgelijk over te zijn. Mevrouw Van Kleef benadrukte nog dat er veel oog en oor voor de insprekers is geweest. Dat herken ik, het is ook een project waar veel draagvlak voor en weinig gedoe over is. Dat is eigenlijk wel
36
bijzonder want veel van dit soort grote projecten gaan niet geheel vrij van gedoe. Maar dat is in dit geval dus anders. Oog voor parkeren hebben we: dat is ook een belangrijk aspect rond zo’n HOV-knooppunt. Samen met de Stad kijken we naar de bredere omgeving rond het stationsgebouw waarin ook het parkeren wordt meegenomen. Dus daar wordt hard aan gewerkt zodat ook dat vraagstuk adequaat wordt opgepakt. Meneer Van den Born vroeg nog eens aandacht voor de elektrische fiets. Nou, daar ben ik blij mee. We hebben gisteren in het College – zoals u weet – besloten weer extra geld nog dit jaar actief in te zetten om het fietsen te stimuleren. Elektrisch fietsen is zeer kansrijk, dat neemt ook een grote vlucht, dus het wordt meegenomen in de aanbesteding. De Stad vindt dat ook belangrijk, dus zij heeft ook al haar inbreng op dit punt geleverd: er komt dus een voorziening voor het opladen van elektrische fietsen. De belangenorganisaties voor gehandicapten zijn via het Consumentenplatform vertegenwoordigd. Daar is ook zeer regelmatig overleg over, ze zijn ook positief over het project. Maar het is een getrapte vertegenwoordiging, dus we zullen in ieder geval actief de vraag stellen of dat voldoende is of dat er nog behoefte is aan andere dan de getrapte vertegenwoordiging. En als dat zo is gaan we dat gesprek natuurlijk niet uit de weg. Tegelijkertijd merken we dat er juist heel veel aandacht is voor aspecten die samenhangen met bijvoorbeeld visuele en anderszins beperkingen. Dan de heer Miedema: die is blij met de tunnels en dat ben ik eigenlijk ook. Hij haalt de parkeermogelijkheden voor de fiets aan. Het is goed te zien dat het provinciale parkeerbeleid dat de afgelopen vier jaar sterk is ingezet ook door de Stad omarmd wordt en er zoveel aandacht voor de fiets is – mooi om dat te constateren en mooi ook dat de Stad daar ook extra en fors in investeert, daar zijn we blij mee. Ik herkende niet helemaal de kritiek van de heer Miedema als het gaat om de lange duur, maar mogelijk bedoelde hij de aanleg van de OV-as-West. Dan heb ik hem niet helemaal, maar nu toch goed begrepen, zie ik. Dat heeft inderdaad te lang geduurd, maar de Stad heeft dit nu met de grootst mogelijke aandacht opgepakt, zodat dit ook vóór de zomer van 2016 klaar is. Dus het is nu tijdig geregeld, maar ik ben het met de heer Miedema eens dat dit wat lang heeft geduurd. Het is wel verklaarbaar, maar het is een lange periode. Dat zal met de tunnels niet het geval zijn, dat gaan we nu voortvarend oppakken als onderdeel van het project. De heer Miedema vroeg ook nog naar de overlast: dat is denk ik ook een terecht punt. Je kunt wel een geweldig project hebben met een prachtig eindbeeld, maar als mensen daarvoor vijf tot zes jaar in de ellende zitten, dan helpt dat vaak niet. Om macroniveau kun je zeggen dat we daar Groningen Bereikbaar voor hebben opgericht, een organisatie die heel erg kijkt naar de effecten van al die grote projecten. Zij kijkt ook met name naar dit grote project, maar wat meer op microniveau. Dus: hoe blijven de bussen en met name de treinen straks rijden? Daar blijven we over in gesprek, er is nog geen vaststaand plan van hoe we het gaan doen. Het idee dat er in ieder geval een jaar lang geen treinen gaan rijden is niet op Stuurgroepniveau zo bespreken of besloten. En eigenlijk is de inzet ook om de periode dat er eventueel geen treinen rijden vanaf het Hoofdstation, zo kort mogelijk te houden. Dus je kunt er bijvoorbeeld over denken om in één zomerreces acht weken alle tunnels te graven, zodat je dan even tijdig geen treinen kunt laten rijden, maar daarna weer wel. Dus er wordt wel echt op die manier gedacht. En het project wordt natuurlijk gefaseerd aangepakt, dus we gaan eerst het opstelterrein uitplaatsen waardoor er ook ruimte ontstaat en je de treinperrons ook tijdig kunt verleggen. Dus ik denk dat daar ook goede mogelijkheden liggen. Dan mevrouw De Wrede, die gisteren nog over de beschermde modderkruiper en poelkikker werd gewezen. Nou, dat was ik al veel eerder – gelukkig. Helaas is er geen modderkruiper, want dat is een prachtig beestje. Er is wel een poelkikker maar ook daar is goed over nagedacht: wij gaan twee nieuwe poelen aanleggen met zandstrand voor de poelkikker. De VOORZITTER: Eens kijken. Na deze perspectiefrijke beantwoording kijk ik even rond. Heb ik het goed dat misschien de tweede ronde heel kort kan? De heer VAN KESTEREN (PVV): Even een puntje van orde. Hoeveel tijd heb ik nog? Want ik ben net even weggeweest voor een debatje met de heer Zwertbroek, maar ik ben helemaal even uit de vergaderorde. De VOORZITTER: U hebt nog 7 minuten. De heer VAN KESTEREN (PVV): O, dan wil ik ook nog even mijn Gronings praatje houden als dat mag.
37
De VOORZITTER: Dat mag zometeen bij Blauwestad als u dat goed vindt. Ja? De heer VAN KESTEREN (PVV): Nee, dat Groningse praatje heeft te maken met project Spoorzone. En in Blauwestad ligt geen spoor, voorzitter. De VOORZITTER: Dan doen we maar gewoon even de tweede termijn nu. Dan ga ik gewoon maar weer even de partijen bij langs. De heer Rijploeg begint als eerste met de tweede instantie. De heer RIJPLOEG (PvdA): [Houdt zijn betoog in het Gronings.] Heel kort nog even. Wij zijn tevreden met het antwoord van de gedeputeerde. We kunnen er nu voor gaan om de Hogeland Expres écht een exprestrein wordt die doorgetrokken wordt naar Stadskanaal en uiteindelijk naar Emmen. Dit is een eerste stap daartoe: het station wordt beter. De plannen van de Partij van de Arbeid-plannen om die ‘Zuidwest Expres’, zoals wij dat busalternatief twee jaar geleden noemden, om daar wat van te maken en het OV snel door te trekken richting Leek en Roden, de Stad door, onder het spoor door want dat moet ergens gekruist worden. Nou, dat kruis is nu gevonden onder het station door. Dus tempo ermee maken, dan kan blijkbaar al snel met het werk begonnen worden: volgend jaar moet er al een deel daarvan klaar zijn, hoor ik net. Dus: kop d’r veur, snel an ’t waark, deurgoan op weg noar een beter Grunn. De heer VAN KESTEREN (PVV): [Houdt zijn betoog in het Gronings.] Dankzij de gestelde technische vragen zijn wij al veel te weten gekomen, maar we willen u nog drie vragen stellen. De provincie moet controleren of de gemeenten wel goed met geld omgaan. Nu weet iedereen dat de Stad dat niet altijd goed doet. Kunt u ons geruststellen dat de gemeente Groningen geen risico loopt en dat de prestige bij dit project niet overheerst? Dan de tweede vraag. Doorstroming van trein en parkeren zijn voor ons de belangrijkste zaken. Zijn beide tijdens het invoeren van het project gegarandeerd? Hebt u wel door dat als je het Hoofdstation en de Zuidelijke Ring tegelijk overhoophaalt, de Stad dan helemaal dichtslibt met auto’s, treinen en bussen? Kunt u daarbij verzekeren dat dat niet het geval is? En graag uw antwoord niet alleen met ‘ja’ of ‘nee’, maar ook even een beetje met argumenten. En kunt u ook onze zorgen wegnemen dat alle werk voor het krijgen van winkels bij het station de gemeente niet onnodig op kosten jaagt? Want volgens mij kan ook dit project wel veel goedkoper. Nou, ik ben klaar. Hartstikke bedaankt en moi! De heer VAN DEN BORN (ChristenUnie): Ik wil de gedeputeerde even kort bedanken voor zijn twee toezeggingen die hij heeft gedaan met betrekking tot het elektrische oplaadpunt en het betrekken van de belangenorganisaties. De VOORZITTER: Niemand meer verder van de Staten, zie ik. Dan GS, de heer Boumans. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ja, dit is geen prestigeproject. Want ik constateer dat hier Statenbreed steun voor is en dan zou prestige wel heel breed gedeeld worden en over het algemeen geldt voor een prestigeproject dat het wel heel erg kleeft aan een enkeling. Ik denk dat het een gewéldige investering in het OV is – dat heb ik ook net betoogd toen de heer Van Kesteren bij RTV Noord aanwezig was. Overigens heb ik de derde vraag niet helemaal goed begrepen, ondanks zijn geweldige Gronings. De laatste vraag ging volgens mij over de doorstroming en of die wel is gegarandeerd. Nou, wij gaan inderdaad grootschalig aan de slag de komende jaren. Dat vergt heel veel en daar heb ik net al iets over gezegd. Daar is Groningen Bereikbaar ook voor opgezet om juist die knelpunten aan te pakken. Er zal her en der gewoon overlast zijn, dat kun je ook niet helemaal wegnemen – dat zou een illusie zijn. Maar we proberen het écht tot een minimum te beperken en er zijn ook goede kansen om dat te doen – dat heb ik net ook aangegeven – ook omdat straks in het stationsgebied door het uitplaatsen van het opstelterrein gewoon ruimte ontstaat om daar een redelijke voorziening voor te treffen. Dus ik ben daar eigenlijk wel hoopvol over dat dit op een goede manier gaat lukken. En op uw derde vraag heb ik denk ik nog geen antwoord gegeven, meneer Van Kesteren. De heer VAN KESTEREN (PVV): Mijn derde vraag was of het College kan verzekeren dat de hele stad niet dichtslibt als je die beide dingen, station en Ring-Zuid, overhoop haalt. En de laatste vraag was of het project niet goedkoper kon, want als er bijvoorbeeld een factoryoutletcentre wordt afgekapt om de reden dat de overige winkels dan in gevaar zouden komen.
38
Is er daarbij ook rekening gehouden met de belangen van het MKB en van de middenstand in de Stad? De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ja, ik denk niet dat ik de vraag helemaal goed begrijp. Maar als u denkt dat het Hoofdstation een soort factoryoutlet wordt, dan moet ik u denk ik toch teleurstellen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik zal het nog even concreet maken voor u. Ik bedoel: er wordt nu heel veel geld geïnvesteerd in het aanpassen van het station. De doorstroming van treinen en parkeergelegenheid zijn voor ons goede redenen om dat te doen. Maar daar worden heel veel andere zaken bijgehaald: winkels worden gecreëerd en daarom wordt er natuurlijk veel meer geld uitgegeven. Is daarover nagedacht, zijn winkels wel een goede aanvulling en in hoeverre loopt de gemeente daarbij risico? Want het moet niet weer een project zijn dat straks doodbloedt. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Er komen dagelijks 10.000 reizigers op het Hoofdstation en daar zijn ook voorzieningen voor. Die zijn ook nodig want anders is het geen aantrekkelijk verblijfsgebied of vertrekpunt. En die voorzieningen zijn er nu, ze zullen er ook blijven en die zullen mogelijkerwijs nog worden uitgebreid. Maar de stad Groningen gaat daar gewoon over, ze heeft ook een eigen Detailhandelsvisie dus ze houdt daar rekening mee. Vanuit de gemeente is daar dus geen zorg over en die bestaat er bij mij ook niet. In die zin is daar gewoon voldoende rekening mee gehouden. De VOORZITTER: Dank. Eens kijken, dan hebben de beantwoording gehad en sluiten we dan de beraadslagingen? Akkoord. Dan eerst de motie, daar hebben we er één van. Geen stemverklaringen verder? Goed, dan motie 1 ‘Elektrificatie’. Wie is vóór deze motie? Dat zijn de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, D66, de PVV, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Niemand tegen dus? Dat klopt. Als ik het scherp zie, dan is deze motie met algemene stemmen aangenomen. Dat klopt. Dan breng ik de voordracht zelf in stemming. Wie is vóór? Ik zie aan de opgestoken vingers dat de hele Staten opnieuw unaniem vóór zijn? Dat s het geval. Dan is deze voordracht dus met algemene stemmen aangenomen.
A.6 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 januari 2015, nr. 2014-51.517, PPM, betreffende Projectplan ‘Blauwestad aanpak 2015 – zichtbaarheid van kwaliteit’ en het vaststellen van de herijkte GREX 2015, inclusief second opinion AT Osborne (nummer 5/2015) De heer BAKKER (VVD): [Houdt zijn betoog in het Gronings.] Het project Blauwestad loopt inmiddels tien jaar. Wij als VVD hebben altijd achter dit project gestaan en doen dat nog steeds. De verkoop van de kavels loopt wat stroef. Er ligt nu een projectplan voor om de bouw weer wat ‘aan te pitchen’. Het plan schept een aantal duidelijke maatregelen voor de inrichting. In het rapport staat er een ‘desolate indruk’ is. Hoe je het ook wilt noemen: het moet anders. Voor wat betreft het vastgoed wordt er een aantal maatregelen voorgesteld. Het verruimen van de mogelijkheden via erfpacht en huur, het vrijetijdsvastgoed en het aanpassen van de prijsgrens aan de bovenkant van de markt hebben onze instemming. Met de manier waarop het aantal kavels teruggebracht wordt van 1.480 naar 1.248 hebben we wat meer moeite. Ik kom daar straks nog even op terug. Tot 2013 is er al 49 miljoen euro afgeboekt en daar komt nu nog eens 11,5 miljoen euro bij. De dekking daarvan is wankel maar een andere oplossing om gebruik te maken van het stamkapitaal willen we helemaal niet. Het plan dat voorligt is het begin om het project Blauwestad weer aan de gang te krijgen. De VVD ziet dat als een start waar verder aan gewerkt moet worden. Het moet direct aangepast worden als de markt daarom vraagt. Ook de teruggang in kavels van 1.480 naar 1.248 moet anders vertaald worden: de vrijkomende oppervlakte moet niet bij het openbaar groen komen maar bij de overblijvende kavels. Het terugtrekken op zaken waar wij over zouden moeten gaan is hier al vaker aan bod geweest. Het project waar we het nu over hebben hoort toch eigenlijk bij een grote sterke gemeente in Oost-Groningen.
39
Mevrouw HEMMES (SP): Wonen en recreëren aan het water is geweldig. Zelf woon ik nu al jaren aan het water, dat aansluit op een plas met toegang tot een behoorlijk bosgebied en landbouwvelden. Kortom: alles wat je maar kunt wensen aan woonplezier. Blauwestad is een kunstmatig gecreëerde mix van nieuw en oud, van ruwe natuur tot strak aangelegde woongebieden. Het is een prachtig mooi gebied om er te wonen en te recreëren. Het laatste is de afgelopen jaren meer ontwikkeld en het bezoek is toegenomen. Het wonen is een combinatie van strak gelinieerde woonwijken tot het wonen op het afgelegen, bijna op wildernis lijkend stukje schiereiland. Persoonlijk vind ik dat laatste aantrekkelijker, vooral door groei van het riet dat je bijna insluit en dat hoort bij het water. Blauwestad is vanaf de bevruchting het zorgenkindje van de provincie. Ondanks alle waarschuwingen en het bijstellen van de draagtijd moest de geboorte met een keizersnee uitgevoerd worden. Om dit kind te laten opgroeien tot een zelfstandige volwassene is er al meer dan miljoenen euro’s in het mondje gegaan en de honger is nog zeker niet gestild. En de ene kinderziekte na de andere dient zich aan. Dan recent – ‘BAM’! – een uitglijer. Dat kost een tand, een financiële ‘Ballast’. Nedam? En inderdaad blijkt het aantrekken van potentiële rijke bewoners ijdel, een lege wens waarvoor in 2002 een voor de Staten een zeer doemdenkende SP’er waarschuwde. En laat diegene toch gelijk hebben gekregen. Maar mijn oma zei altijd: ‘Wie zijn billen heeft verbrand, moet op de blaren zitten.’ En dat doet pijn. De nieuwe aanpak van het College, mooi verwoord in het plan, lijkt aantrekkelijk, handig en gemakkelijk. In plaats van dure huizen wil GS nu goedkopere woningen op kleinere kavels in Blauwestad: van 4 ton naar een krappe 3 ton per huis. Maar dit strookt niet met de gemaakte afspraken. Afspraken die zijn gemaakt met de buurgemeenten: de te bouwen woningen in Blauwestad mochten en mogen niet concurreren met het aanbod in de buurgemeenten. Door de kavelprijzen te verlagen – want daar komt het uiteindelijk tóch op neer – ontstaat er wél een concurrentie met de buurgemeenten. De SP is vóór betaalbare woningen maar zelfs deze nieuwe doelgroep moet kunnen beschikken over een ruim financieel inkomen. En laat deze nu niet in groten getale in dit landsdeel veel voorkomen. Trouwens, onder het beleid van dit kabinet is de werkloosheid in de provincie toegenomen. En laten wij niet vergeten dat veel van deze mensen geen werk hebben – laat staan uitzicht hebben op werk en na hun WW-uitkering een beroep moeten doen op de sociale bijstand. Hoe betaal je dan nog je woon- en vaste lasten? Te veel kinderen groeien anno 2015 nog steeds in armoede op. De zorg is bijna wegbezuinigd, ziekenhuizen moeten sluiten, de eigen bijdragen in de gezondheidszorg rijzen de pan uit en veel mensen, jong en oud, raken in maatschappelijke en sociale problemen. Voedselbanken groeien – tot onze grote schaamte. Hoeveel mensen hebben de kans een woning te kopen? Nu, de bestuurders van de buurgemeenten waren even onaangenaam verrast als wij van de SP-Statenfractie hoe de routing van het plan tot ons is gekomen. Dit verdient zeker niet de schoonheidsprijs en getuigt niet van samenwerking met gemeenten, maar lijkt meer op het opleggen van de wil aan buurgemeenten. De reactie van de gedeputeerde dat het College dit nu eenmaal altijd zo doet spreekt boekdelen. En deze bestuursstijl is zeker niet de onze. Daarom pleiten wij ervoor dat dit projectplan eerst wordt beoordeeld door de buurgemeenten en aangepast wordt tot een plan waar gemeenten en provincie zich in weten te vinden. De heer KRAJENBRINK (CDA): De CDA-fractie herkent de analyse op de ontwikkeling van Blauwestad en we kunnen deze ook delen. De vraag is echter of de maatregelen, zoals die voorgesteld worden, voldoende zijn om de zaak vlot te trekken. De huidige keuze voor investeringen in randzaken om die zaken ook wat mooier te maken zodat het een mooier gebied wordt, klinkt op zichzelf aanlokkelijk. Maar het CDA vindt ook dat het woonproduct aangepast moet worden om een betere prijs-kwaliteitsverhouding te maken en daarmee ook een goede doelgroep te bedienen. Eerder hebben wij ook al geroepen om bijvoorbeeld ruimere kavels: ruimte is er immers genoeg. De prijskwaliteitsverhouding wordt dan beter. Geen situaties meer waarbij dakgoot tegen dakgoot aanzit. In het plan dat voorgesteld wordt zitten goede elementen om schwung aan te brengen, maar zijn die voldoende? Gaan wij hiermee de zaak vlottrekken of staan we hier over twee jaar wederom? Deze oproep hebben we eerdere jaren ook al gedaan en we staan hier nu weer. Er moet ruimte gegeven worden aan een beter aanbod, waarbij de prijs-kwaliteitsverhouding beter wordt en men zich onderscheidt van andere woonlocaties. Daaraan moet ook flink wat toegevoegd worden om de ligging te compenseren: water en groen zijn mooi maar niet voldoende. Het woonproduct moet beter en moet een betere prijs-kwaliteitsverhouding krijgen, bijvoorbeeld door –
40
zoals ik net noemde – grotere kavels. Je blijft je daarmee wel richten op het hogere segment – iets waar de SP zonet ook al aan refereerde. Zoek daarnaast ook een stevige recreatieve partner die zaken kan gaan ontwikkelen en zorg voor een aanpak van de desolate indruk die er soms is ontstaan rondom Blauwestad. Instemmen met de voorliggende koers zal de zaak wat ons betreft onvoldoende vlottrekken, de kosten uiteindelijk weer te veel doen toenemen en geen fundamentele oplossingen bieden. Daarmee zal telkenmale wederom de discussie rond Blauwestad hier in de Staten plaatsvinden en dat zal het imago van Blauwestad geen goed doen. Beter een goed plan dan een half plan. Mevrouw DE GRAAF (D66): Als Blauwestad op de agenda staat zijn wij vaak geneigd om een doemverhaal te gaan houden. Echter, ik woon in dat gebied. Ik heb daar in het begin – toen ik 1994 daar kwam en Blauwestad in de steigers kwam – ook wel van gedacht: goh, zou dit wat worden? Maar nu, in 2015 en ruim twintig jaar later, moet ik erkennen dat het een ontzéttend mooi gebied is geworden. Het behoeft steeds bijsturing, aanpassing, onderhoud en meer van dat soort zaken. Maar waar Blauwestad voor staat – recreatie, toerisme – is daadwerkelijk gehaald. En ik zou het fijn vinden als wij als Statenleden, volksvertegenwoordigers, ook eens een keer met een positieve bril naar Blauwestad zouden kijken. Waarom wij nu problemen hebben ligt aan de woningmarkt. Echter, heel Nederland heeft last van woningbouwperikelen en dit komt bij ons in dit geval misschien wat harder aan. Dan zou ik willen zeggen: dit plan is weer een plan en, zoals de gedeputeerde zegt, ‘we moeten het bed opschudden’. Ik zou ervoor pleiten om het continu het bed te blijven luchten, vinger aan de pols te houden en zorgen dat de aankleding van het gebied zeer aantrekkelijk wordt, zodat er infrastructureel geen belemmeringen meer zijn en de toegang tot Blauwestad mooi is. Er staat nu een aantal boerderijen waar je wat bedenkingen bij kan hebben, dus ik zou zeggen: gedeputeerde, ga heel hard aan de slag, ga het gebied nog mooier dan het nu al is en zorg dat u het in de komende jaren continu kan bijsturen en vinger aan de pols houdt, zodat u de resultaten die u nu op papier hebt gezet, mogelijk zou kunnen gaan halen. De heer RAM (PVV): Voorzitter, luister en huiver. Het College kiest bij Blauwestad wederom voor aanmodderen. Opnieuw een afboeking omdat verkopen weer tegenvallen. De Groningse schatkist is deze periode alweer voor 45 miljoen euro verder geleegd: bijstelling op bijstelling, volledig onvoldoende. Hiermee moeten wij ophouden, met deze planeconomie. De PVV plaatst grote vraagtekens bij dit cosmetische projectplan en de herijking van de grondexploitatie. Is dit plannetje van de gedeputeerde wel realistisch? Houdt het rekening met de tegenvallers? Het antwoord is duidelijk ‘nee’. Is het in het belang van de omgeving en de provincie om zo aan te modderen en wordt het gebied daar beter van? Het antwoord is wederom ‘nee’. Te positieve verwachtingen en slechte resultaten: dat is het patroon. Het hele gebied rondom Blauwestad wordt er geen centimeter beter van. Over vier jaar staan we hier gewoon weer en dan is er weer een afschrijving. Waarom dan niet de meer principiële vraagstellen van wat we gaan doen met Blauwestad? Wat is de provinciale verantwoordelijkheid en is dit nog wel een provinciale taak? De PVV wil een doorrekening en een overzicht met meerdere scenario’s zonder taboes. En dan niet alleen het inzichtelijk maken van de financiële gevolgen van de verschillende woningbouwprojecties, maar ook onderzoeken of er andere vormen zijn voor Blauwestad. En daarom dienen wij deze motie in, mede namens de SP. De VOORZITTER: Eens kijken. Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Nieuw perspectief Blauwestad’, ingediend door de fractie van de PVV, mede namens de SP: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 11 maart 2015, Constaterende dat • de provincie de afgelopen jaren een patroon laat zien van positieve verwachtingen en achterblijvende resultaten; Overwegende dat • de herijkte GREX 2015 niet zorgt voor een succesvolle Blauwestad; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. verschillende scenario’s en woningbouwprojecties te onderzoeken op de gevolgen voor Blauwestad, het Oldambt en omliggende gemeenten op het gebied van woningbouw, leefbaarheid, toekomstperspectief en financiering en de Provinciale Staten hierover te informeren; 2. nieuwe vormen te verkennen in samenspraak met deze gemeenten en op basis daarvan te komen tot een nieuwe visie op Blauwestad; En gaan over tot de orde van de dag!’
41
De heer VAN DEN BORN (ChristenUnie): Blauwestad moet weer in beweging komen na een periode van relatieve stilte. Het projectteam dat hiermee aan de slag is gegaan heeft onder meer gekeken naar de landschappelijke opgave en naar vastgoedontwikkeling. Het overleg met de huidige bewoners verloopt goed en aan het einde van dit jaar wordt begonnen met de aanleg van een fietspad. Het College presenteert nu een bijstelling van de koers met een voordracht zoals die nu voorligt. Deze voordracht kan rekenen op de steun van de ChristenUnie: er moet nu écht wat gebeuren. We zijn nu echter het eerste kwartaal van 2015 bijna voorbij. De economische cijfers zijn wellicht positief en ook met betrekking tot de woningmarkt zijn er voorzichtig positieve geluiden te horen. Kan het College aangeven of dit wellicht nu al invloed heeft op de kavelverkoop in Blauwestad? Mevrouw DE WREDE (PvdD): Wij sluiten ons aan bij de woordvoering van de SP. De VOORZITTER: Dan zijn we toe aan het College van GS, de heer Staghouwer. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): We hebben de afgelopen periode keihard aan deze notitie, een notitie die u natuurlijk allemaal digitaal hebt gelezen. Maar ik heb haar toch nog maar even meegenomen om zichtbaar te maken dat wij in dit College, maar ook in het college van Oldambt, en ook het projectteam dat hieraan gewerkt heeft, blij zijn dat dit plan er ligt. En ik zeg met name dat het een voldragen plan is, want het is tot stand gekomen na onderzoek en na onze conclusie ook dat het tóch op een andere manier moest met Blauwestad. Verder is het plan natuurlijk ingegeven door de economische situatie van de afgelopen jaren. Maar goed, wij wilden ons daar niet achter verschuilen, we hebben gezegd dat er echt iets moet gebeuren met Blauwestad. We hebben afscheid genomen van de grootschalige bouw in het dorp en we hebben nu de keuze gemaakt voor een realistisch plan, dat naar onze idee ook de toekomst van Blauwestad zal gaan bepalen. Ik wil daarbij nog even de samenwerking met de gemeente Oldambt benadrukken, want ook die samenwerking is uitstekend. De gemeente Oldambt steunt onze aanpak in gezamenlijkheid en daar ben ik blij mee. Natuurlijk heeft eenieder zijn eigen verantwoordelijkheid, want deze provincie heeft de keus gemaakt om Blauwestad te ontwikkelen en wij als College geven daar uitvoering aan. En voor het feit dat de afgelopen tien jaar niet altijd tot het juiste resultaat heeft geleid, lopen we niet weg, maar we hebben nu het nieuwe elan gevonden en dan dragen wij ook met verve uit. En ik ben dan ook blij dat ik toch brede steun in deze Staten constateert. Natuurlijk zijn er hier en daar wat zaken die nadere duiding behoeven, maar ik constateer toch wel dat u in meerderheid steun voor dit plan hebt. Is dit dan het enige? Nee dit is niet het enige. Want ook de fietsbrug – de verbinding, de levensader – met de stad Winschoten zal einde dit jaar van start gaan en ook daar zijn we blij om. Dat betekent ook dat het gebied een natuurlijke verbinding krijgt met het centrum van Winschoten zodat het gebied nog aantrekkelijker wordt en beter bereikbaar voor de omgeving. Er is een aantal vragen gesteld en ik heb ook al in mijn voorwoord een aantal zaken benoemd. Ik stel voor om nog even in te gaan op de opmerking van mevrouw Hemmes waar het gaat over de kavelprijs. Zij zegt dat de prijs wordt aangepast en zelfs verlaagd. Ik heb ook in de commissie betoogd dat dat niet het geval is: de kavelprijs wordt niet verlaagd en dat staat ook duidelijk in de GREX. En dat betekent ook dat wij geen concurrentie aandoen met de omliggende gemeenten – we hebben daar afspraken over in het regionale Woon- en Leefbaarheidsplan. Deze plannen van Blauwestad passen dan ook keurig binnen de regels zoals wij die afgesproken hebben met de gemeente Oldambt, maar ook met de andere Oost-Groninger gemeenten. Ik was blij te horen dat mevrouw De Graaf regioambassadrice is geworden van Blauwestad. U bent kenner en u hebt net uitstekend verwoord hoe mooi het gebied is. Want dat dat zo is, moeten we met elkaar constateren. Het is niet alleen het gebied Blauwestad dat ingericht is maar ook de ring rond Blauwestad: de noordelijke vaarverbinding die op 2 mei geopend wordt. Ik nodig u allen van harte uit om daarbij aanwezig te zijn. Dat betekent een enorme economische impuls voor de regio waar ondernemers van kunnen profiteren, maar ook de inwoners van kunnen genieten. Daarmee neem ik ook afstand van de opmerking van de PVV. Het ‘aanmodderen’, zoals de heer Ram het noemt, is absoluut niet aan de orde: dit College heeft een heldere lijn, die wil men volgen en daar willen wij ook op afgerekend worden. Dan nog: wat heeft dit teweeggebracht de afgelopen maanden? Ik kan u melden dat er behoorlijk wat reuring heeft plaatsgevonden. De mensen op het bureau in Blauwestad zijn ‘blauwgebeld’ – laat ik het zo maar formuleren. Ze hebben met enthousiasme het verhaal verteld. Er zijn inmiddels vier kavels onder optie, het huis dat wij in de verhuur hadden is voor langere tijd verhuurd, er zijn voor de projectmatige woningbouw – zoals we dat genoemd hebben in het plan van aanpak – zes belangstellenden, we hebben ongelooflijk veel hits op de internetpagina. Dit alles geeft
42
nog maar eens aan: als je goede plannen hebt, is er ook belangstelling voor. De markt moet zijn werk doen en wij zijn daarin faciliterend. De heer RAM (PVV): Ik kan me voorstellen dat iedere internetpagina eindelijk eens een keer hits krijgt, maar die bestaat pas net. Dus ja, dat had eigenlijk tien jaar geleden al gebeurd moeten zijn. Als je dan kijkt naar het plan, dan is het volgens mij een cosmetisch plan. Een van de dingen die u erin voorstelt is een ruime kavel voor vijf jaar en dat er daarnaast niet gebouwd kan worden. Ja, ik vind dat toch een slechte verkooptruc: dat is toch een beetje alsof je een Ferrari koopt en dan na vijf jaar de banden ervan leegprikt. Dat vind ik geen goede verkooptruc, daarmee ga je het volgens mij niet redden. Dus graag uw visie daarop. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): De visie van mij is helder verwoord in dit rapport en daar heb ik niets aan af te doen of toe te voegen. Dat is de visie waar we de komende jaren mee gaan werken en wij verwachten daar succes mee. De heer BAKKER (VVD): Wij hadden nog twee vragen gesteld waar we geen antwoord op gehad hebben. Van de teruggang van de kavels van 1.480 naar 1.248 hebben wij gezegd: goed dat je dat nu doet en ga daarmee verder. Maar zou het niet verstandig zijn om die teruggang niet toe te voegen aan het openbaar-groenoppervlakte maar aan de grootte van de kavel? Dat wil zeggen dat je wél iets met de kavelprijs naar beneden gaat, omdat je dan een kavel van 600 vierkante meter verkoopt en je een van 700 vierkante meter levert. En misschien is het een beetje toekomstmuziek, maar de PVV begon er ook over. Je zult op een moment tot een overdracht dienen te komen naar de gemeente Oldambt toe. Wij hebben verzocht daar iets meer spoed achter te zetten dan tot nu toe het geval was. Kunt u daar ook nog antwoord op geven? De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): De tip van de heer Bakker ten aanzien van de kavels is ook al aan bod gekomen in wat ik beantwoord heb in de commissie en we zullen hem zeker meenemen. We hebben nu een keuze gemaakt om niets aan de kavelprijs te doen en dat betekent ook dat er geen invloed heeft op de GREX nog meer dan de 11,5 miljoen die we nu voorstellen. Dan uw advies om sneller de overdracht te realiseren aan de gemeente Oldambt: dat is ook wat ik in de commissie al heb gezegd. De gemeente Oldambt is niet financieel in staat om dat te verhapstukken op dit moment. Het is niet zo dat als zij een probleem heeft, wij dat zomaar over de schutting van die gemeente willen werpen: dat gaan we niet doen, we blijven voorlopig nog even verantwoordelijk voor Blauwestad. Maar dat op termijn Blauwestad een verantwoordelijkheid van de gemeente Oldambt zal moeten worden, lijkt mij vanzelfsprekend. Mevrouw HEMMES (SP): Ik hoorde u zonet in uw beantwoording zeggen dat u met de gemeente Oldambt alles met betrekking tot de visie in het plan heeft besproken. Tot hoever zijn er gesprekken geweest met de aanpalende buurgemeenten? De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Er zijn een aantal keren gesprekken geweest met buurgemeenten – dat zei ik u net al. In het regionale woon- en leefbaarheidsplan, waar mijn collega Besselink in vertegenwoordigd is, hebben wij de buurgemeenten uitgenodigd om het plan-Blauwestad toe te lichten en dat is ook gebeurd. We hebben gesproken over de kavels, er is gesproken over de prijs. Er heeft ook een discussie plaatsgevonden over dat bedrag van 400.000 euro, dat nu zou liggen onder de kavels, waarvan wij hebben gezegd dat je naar de markt moet kijken om dat bedrag naar beneden bij te stellen. De markt is immers daarvoor leidend en daar zijn wij nog steeds over in gesprek. En dat zal ongetwijfeld leiden tot een goede afsluiting. Mevrouw HEMMES (SP): Dat hoop ik ook zeker en ook dat de inspraak van die buurgemeenten meetelt. Het verwondert mij alleen dat ik de informatie heb gekregen dat het gesprek dat afgelopen vrijdag 6 maart over dit onderwerp plaats zou vinden, naar 27 maart verzet is. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Mevrouw Hemmes heeft gelijk: ik had een uitnodiging van de Commissie Regionale Woon- en Leefbaarheidsplannen om nogmaals met hen te spreken. Maar deze week zijn de agenda’s zo vol en als ik dan opgeroepen word om te komen, neem ik die oproep natuurlijk graag aan. Maar u zult ook begrijpen dat mijn agenda sommige dingen niet toelaat en ik geloof dat die afspraak voor volgende week staat of na volgende week. Dus in die zin loop ik niet voor mijn verantwoordelijkheden weg.
43
Mevrouw HEMMES (SP): Ik wil ook zeker wel geloven dat u daar niet voor wegloopt. De volgende bespreking is 27 maart en dan lijkt het mij een beetje voorbarig en een beetje opportuun om te zeggen: dit is het plan en hier gaan wij dan vanuit. Ik neem aan dat als je dan in een democratische routing, die ook in het begin bij het ontstaan van dit mooie Blauwestad – wat dat ben ik het zeker met mevrouw De Graaf eens, het is een prachtig gebied – bestond en waarover ook duidelijke afspraken zijn gemaakt , je daar de buurgemeenten, die daarvoor destijds concessies hebben moeten doen, ook de gelegenheid moet geven hun inspraak waar te maken. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Even op het gevaar af dat we heel diep in de discussie duiken over regels en afspraken met elkaar: we hebben duidelijk met elkaar afgesproken dat de verantwoordelijkheid op basis van wat wij bij dit plan nu hebben neergelegd, bij de provincie en bij de gemeente Oldambt ligt. Wij komen niet aan de afspraken die we in het verleden hebben gemaakt. Het gesprek dat ik met de gemeenten heb in Oost-Groningen gaat enkel en alleen over de situatie ten aanzien van het plafondbedrag van 400.000 euro en niet anders. En in die discussie ga ik ook geen andere zaken naar boven halen en als u mij vraagt of de gemeenten mogen oordelen over dit plan dat we nu hebben voorliggen, dan is dat niet de afspraak. De afspraak is dat de discussie over het drempelbedrag gaat en niet over de ontwikkeling-Blauwestad. En daar zijn de gemeenten zeer goed van op de hoogte. De heer BAKKER (VVD): Kan het College nog een mening geven over die ingediende motie? De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Daar was ik nog niet aan toegekomen, meneer Bakker. Even gehoord hebbend de motie van de Partij voor de Vrijheid, wil ik deze uw Staten ontraden, omdat wij nu bezig zijn met de plannen en ik ervan uitga dat deze plannen voldoende voortgang bieden voor de ontwikkeling-Blauwestad. En ik zie niet de waarde van deze motie in op dit moment. De VOORZITTER: Dank. Dan zijn wij toe aan de tweede termijn – voor zover u nog spreektijd hebt en er nog behoefte daaraan is. Ik begrijp dat er geen fractie het woord meer wenst te voeren en het College ook niet? Dan sluit ik bij dezen de beraadslagingen. Voor ik tot de stemmingen overga: zijn er nog stemverklaringen? Dat is niet het geval. Dan ben ik bij de stemmingen zelf. Wie is vóór motie 1 met als titel ‘Nieuw perspectief Blauwestad’? Dat zijn de fracties van de SP, de Partij voor de Dieren, de PVV en het CDA. Wie zijn ertegen? Dat zijn de Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de ChristenUnie en de VVD. Dan is deze motie verworpen. Dan ben ik bij de voordracht zelf. Wie is hiervóór? Dat zijn de Partij van de Arbeid, GroenLinks, de VVD, D66 en de ChristenUnie. Wie zijn tegen? Dat zijn de SP, het CDA, de PVV en de Partij voor de Dieren. Dan is deze voordracht aangenomen.
4.
Hamerstukken
B.1 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 januari 2015, nr. 2015-01674, ECP, betreffende consultatie van Provinciale Staten over het principebesluit van Gedeputeerde Staten om het project ‘Space Technology Industry and Society’ te subsidiëren (nummer 1/2015) De heer MASTENBROEK (SP): Mijn fractie wil graag geacht worden tegen het voorstel onder B.1 gestemd te hebben. De VOORZITTER: Akkoord, bij dezen aangetekend. Mevrouw Homan? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Insgelijks, hetzelfde als de SP: wij willen hierbij tegenstemmen. De VOORZITTER: Verder akkoord? Dat is het geval. Zonder verdere beraadslaging of stemming vastgesteld.
44
B.2 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 januari 2015, nr. 2014-47.185, VV, betreffende realisatiebesluit RSP-project Veilig maken Noordelijk deel N361 (nummer 2/2015) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.3 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 januari 2015, nr. 2014-52.645, VV, betreffende het planuitwerkings- en reserveringsbesluit project N355 Groningen-Zuidhorn (nummer 3/2015) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.4 Voordracht van het Presidium aan Provinciale Staten betreffende wijziging van het Reglement van orde van Provinciale Staten van de provincie Groningen (nummer 6/2015) Zonder verdere beraadslaging of stemming vastgesteld. B.5 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 27 januari 2015, nr. 2015-02791, OM, ter vaststelling van de Visie op de Ondergrond (7/2015) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.6 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 februari 2015, nr. 2015-02585, BJC, tot een gezamenlijke vaststelling van de Regeling Commissie rechtsbescherming provincie Groningen 2015, waarin onder meer is opgenomen dat de Commissie rechtsbescherming met ingang van 26 maart 2015 volledig uit externe leden bestaat (9/2015) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.7 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 februari 2015, nr. 2015-01006, FC, voor de vaststelling van het aanbestedingsdocument voor de accountantsdiensten 2015-2018 (nummer 10/2015) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.8 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 februari 2015, nr. 2015-00722, RS, betreffende explicitering van het Beleidskader Sanering en opschaling, gebiedsfonds en participatie zoals eerder vastgesteld op 29 januari 2014 (nummer 11/2015) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.9 Voordracht van het Presidium van 4 maart 2015, nr. 2015-09772, SG, betreffende de wijziging van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, Staten- en commissieleden van de provincie Groningen (nummer 15/2015) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.10 Voordracht van het Presidium van 4 maart 2015, nr. 2015-09859, SG, betreffende actualisering van een aantal regelingen met het oog op de werkgeversrol van Provinciale Staten (nummer 16/2015) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld.
5.
Ingekomen brieven
a.
Ingekomen brieven van Gedeputeerde Staten (zgn. C-stukken)
Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen:
45
1. brief van GS van 21 november 2014, nr. 2014-44.928/47, LGW, betreffende toezegging overzicht bestuurlijk rechtsoordelen Natuurbeschermingswet 1998; 2. brief van GS van 6 januari 2015, nr. 2014-52.907/2/A.9, JGD betreffende eindrapportage Kwaliteitsakkoord Basisonderwijs provincie Groningen 2012-2014; 3. brief van GS van 13 januari 2015, nr. 2015-01.429/3, PPM betreffende uitkomsten overleg met de minister van Economische Zaken; 4. brief van GS van 13 januari 2015, nr. 2015- 00724/3/A.7, LGW, betreffende stand van zaken Programma Aanpak Stikstof; 5. brief van GS van 16 januari 2015, nr. 2015-01811/3, PPM, betreffende lijst dilemma’s gaswinning; 6. brief van GS van 27 januari 2015, nr. 2015-01210/4/A.14, RS, betreffende Reactie op tussentijdse evaluatie Interbestuurlijk Actieplan Grenzen aan Krimp door Team Midterm Review; 7. brief van GS van 27 januari 2015, nr. 2015-02402/5/A.8, IV, betreffende toezegging nader onderzoek Open Spending; 8. brief van GS van 27 januari 2015, nr. 2015-02852/4, VV, betreffende afschrift brief van GS aan FNV Bondgenoten inzake het zwartboek losse kaartverkoop; 9. brief van GS van 4 februari 2015, nr. 2015-04078/6/A.8, RS, motie gemeenteraad Stadskanaal betreffende windpark De Drentse Monden en Oostermoer; 10. brief van GS van 10 februari 2015, nr. 2015-05134/7/A.8, BJC, betreffende zienswijze op de wijziging van het Reglement van orde van PS; 11. brief van GS van 6 januari 2015, nr. 204-54153/2/A.12, PPM, betreffende provincie Groningen vs. BAM en Ballast Nedam - vonnis rechtbank Noord Nederland d.d. 17 december 2014; 12. brief van GS van 27 januari 2015, nr. 2015-01178/5/A.9, FC, betreffende monitoring aanbevelingen Noordelijke Rekenkamer; 13. brief van GS van 19 februari 2015, nr. 2015-05313/7/A.14, BJC, betreffende evaluatie van het Collegeakkoord 2011-2015; 14. brief van GS van 3 maart 2015, nr. 2015-03050/10, PPM, betreffende Dialoogtafel NoordoostGroningen. Zonder beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
b.
Ingekomen stukken van derden
De volgende stukken hebben op de agenda's van de Statencommissies gestaan. Voorgesteld wordt deze stukken voor kennisgeving aan te nemen: 1. brief van de gemeente Eemsmond van 23 december 2014 betreffende motie gemeenteraad Eemsmond; 2. e-mail van de heer Muijzert van 2 januari 2015 betreffende ‘hoe was de toezegging van gedeputeerde Moorlag in de laatste Statenvergadering?’; 3. e-mail van de heer Muijzert van 19 december 2014 betreffende schadeverschil in naam aardbevingsgebied en aardgaswingebied; 4. e-mail van de Partij voor het Noorden van 9 januari 2015 betreffende open brief gaswinning GS Groningen; 5. brief van RTV Noord van 26 januari 2015 naar aanleiding van de presentatie en discussie met de commissie Bestuur op 14 januari 2015; 6. e-mail van de heer Doorschodt, ook namens camping de papaver, van 19 december 2014 betreffende partiële herziening omgevingsverordening; 7. circulaire van het ministerie van BZK van 19 december 2014 betreffende samenloop vergoedingen Statenleden met een uitkering; 8. afschrift van de e-mail van de familie Munneke-Bos van 29 januari 2015 aan de heren Koe en Rootselaar van de NAM; 9. afschrift van de brief van 28 januari 2015 van de heer Dorrestijn te Delfzijl aan gedeputeerde Boumans betreffende verbeteren siliciumcarbideproces van ESD-SIC en de juiste omgevingsvergunning; 10. motie van de raad van Ten Boer van 28 januari 2015 betreffende bezwaar tegen gasbesluit; 11. motie van de raad van Loppersum van 19 januari 2015 betreffende bezwaar tegen gasbesluit; 12. e-mail van de heer Boersma te Nieuweschans van 11 januari 2015 betreffende Energielabel 2015; 13. brief van de heer Janse te Groningen van 21 januari 2015 betreffende afschrift brief aan GS inzake veiligheid/evacuatiemogelijkheden aanleg Ringweg Zuid nieuw en tunnel;
46
14. brief van de commissie Ruim baan voor Oost-Groningen van 3 februari 2015 betreffende voortgang commissie; 15. e-mail van mevrouw Groeneveld van 6 februari 2015 betreffende noodzaak onafhankelijke metingen; 16. e-mail van de RECRON van 10 februari 2015 betreffende kwestie zandwinning Sellingen; 17. brief van StraatmanKoster advocaten te Rotterdam van 16 januari 2015 betreffende bezwaar verlenging OV-concessie (in handen gesteld van GS); 18. brief van de heer ing. H. van der Wal, hoofd Staatsbosbeheer Groningen, van 12 januari 2015 betreffende afrondende stappen veranderingsproces binnen Staatsbosbeheer; 19. brief van het bestuur van LTO Noord van 28 januari 2015 betreffende visie Goed Boeren in Groningen; 20. brief van de heer F.C. Dales, directeur/algemeen bestuurder, Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren betreffende bouwstop voor onnodig dieronvriendelijke stallen; 21. e-mail van LTO Noord van 4 februari 2015 betreffende brief glastuinbouw voor PS van 18 februari 2015; 22. brief van het college van B&W van de gemeente Stadskanaal van 10 februari 2015 betreffende windpark De Drentse Monden en Oostermoer; 23. brief van de heer G.P. van den Berg, Dierenbescherming, betreffende Dierenbeschermingsnota diervriendelijker aanpak vogelgriep van 12 februari 2015; 24. brief van drs. T.P. Ellens, RECRON Groningen/Friesland, en drs. J.B. Ybema, HISWA NOORD, van 12 februari 2015 betreffende ‘Blauwe Stad aanpak 2015’; 25. brief van het bestuur van Belangenvereniging Polder De Dijken van 22 januari 2015 betreffende noodberging Polder De Dijken (in handen gesteld van GS); 26. brief inwoner Groningen van 3 februari 2015 betreffende falend toezien op het armoedebeleid van de gemeente Groningen (in handen gesteld van GS); 27. jaarrapportage 2014 van de onafhankelijke raadsman gaswinning ‘klachten over de afhandeling van aardbevingsschade in Groningen’; 28. brief van de heer Dekker van 19 februari 2015 betreffende open brief aan Provinciale Staten van Groningen, ‘Gaswinning, lusten en lasten’; 29. e-mail van de heer van der Heide van 21 februari 2015 betreffende NAM weet sinds 1963 van bodemverzakkingen in Groningen – NPO Geschiedenis; 30. brief van mw. Groeneveld en mw. De Haan van 9 maart 2015 betreffende noodzaak onafhankelijk meetnet; Zonder beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
6.
Sluiting
De VOORZITTER: Dan denk ik dat ik de vergadering kan sluiten. Een aantal van u heeft zich gemeld voor het overleg met mij conform het in de commissie BFE eerder afgesproken overleg met het SNN, teneinde de zaken een paar keer in het jaar wat meer aandacht en verlevendiging te geven. Dat vindt hierboven plaats zometeen. Het is nu tien over halfdrie. Zullen we dat om drie uur doen? Of wilt u sneller? Drie uur? Akkoord. Dus van andere fracties die zich nog niet gemeld hebben: ook zij zijn daarboven van harte welkom. Nou, dan kan ik u alleen nog maar veel sterkte en plezier wensen in deze prachtige tijd van de democratie tot aan 18 maart. Maar voor ik afsluit krijgen we nog een laatste uitsmijter van gedeputeerde Staghouwer. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): U vond vanmorgen een disc op uw tafel. Dat is een film die we hebben gemaakt met de partners die achterop staan en die is ook dankzij u tot stand gekomen. De film gaat over de inrichting van het Roegwold, een video die een aardig beeld geeft van hoe dit is ingericht. Deze wordt van harte bij u aanbevolen en ik vond het leuk om u in ieder geval er een per persoon van uit te reiken. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan sluit ik hierbij de vergadering. (14.40 uur).
47