Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Opening en mededelingen, afscheid en installatie Statenlid .................................................... 2 Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda ............................................................. 6 Bespreekpunten ............................................................................................................................ 7 Hamerstukken .............................................................................................................................. 81 Ingekomen brieven ...................................................................................................................... 83 Notulen vergaderingen Provinciale Staten van 25 juni en 2 juli 2014 .................................... 86 Kortetermijnagenda volgende cyclus commissievergaderingen ........................................... 86 Sluiting .......................................................................................................................................... 86
1
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
Voorzitter: M.J. van den Berg, commissaris van de Koning Griffier: mevrouw H. Engels-van Nijen Aanwezige 42 Statenleden: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), C.M. Bezuijen (SP), R.H. van der Born (ChristenUnie), P.H.R. Brouns (CDA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw G. van Galen (GroenLinks), mevrouw P. de Graaf-Drijvers (D66), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), mevrouw A. Hemmes (SP), mevrouw N. Homan-Brinkman (GroenLinks), W.J. Hut (VVD), M.W.H. Jansen (PVV), A.J.M. van Kesteren (PVV), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J.H. Mastenbroek (SP), J. Meesters (VVD), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), M. Oosterhuis (VVD), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), R.J. Schoenmaker (PvdA), H.J.B. Spoeltman (PvdA), G.J. Steenbergen (ChristenUnie), J.L. Swierenga (SP), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), A.B. Vink (VVD), R. Visser (PvdA), J.D. de Vries (D66), J. Wolters (SP), mevrouw K. de Wrede (PvdD), mevrouw E.M. Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66) Afwezig: H.L. Hilarides (VVD) Aanwezige leden Gedeputeerde Staten: mevrouw M. Besselink, M. Boumans, mevrouw Y.P. van Mastrigt, W.J. Moorlag, H. Staghouwer, B.S. Wilpstra
1. Opening en mededelingen, afscheid en installatie Statenlid De VOORZITTER: Dames en heren, mag ik u allemaal vragen uw plaatsen in te nemen? Dan open ik deze Statenvergadering en begin ik met een welkom aan de gasten van de Staten. Uw gastheer is de heer Veerenhuis-Lens van de fractie van Vrij Mandaat in deze Staten en ik wens u allemaal een heel interessante ochtend toe. U krijgt ongetwijfeld ook weer een mooie rondleiding door dit gebouw en ik hoop dat u ervan geniet. We hebben afwezigheidsmeldingen ontvangen van de heer Hilarides. We hebben een mededeling van het overlijden van de heer Kastermans, oud-Statenlid namens de Partij van de Arbeid van maart 1964 tot oktober 1971 en ik ben ook namens u bij de herdenking geweest. Voordat we verdergaan met de agenda van vandaag nemen we als Staten eerst afscheid van een drietal leden uit ons midden én installeren we drie nieuwe leden. Beste Laura [Broekhuizen], beste Hein [Hilarides] en beste Kees [Swagerman], vandaag nemen we afscheid van jullie als leden van Provinciale Staten. Jullie hebben je als volksvertegenwoordiger een aanzienlijke periode ingezet in deze Staten. Laura sinds 2003 voor de Partij van de Arbeid, Kees sinds 2009 voor de SP en Hein sinds 2011 voor de VVD. Dus het is tijd voor een korte terugblik op de afgelopen jaren. Beste Laura, aangezien jij vandaag het langstzittende Statenlid bent van wie we afscheid nemen, wil ik met jou beginnen. In maart 2003 werd je beëdigd als Statenlid voor de Partij van de Arbeid, toen met de leeftijd van 24 jaar en je was een van de jongste Statenleden. Je maidenspeech hield je op 26 mei 2003 over de financiering van RTV Noord en in je eerste periode als Statenlid maakte je je hard voor de jeugdzorg. Je was nauw betrokken bij de politieke discussies rond het generaal pardon en je voerde hier bepaald pittige debatten over in de Staten. En ook bezocht je met regelmaat de asielzoekers in het vertrekcentrum in Ter Apel. Je persoonlijke betrokkenheid was groot. De expertmeeting over de gevolgen van de bezuinigingen in de sociale werkvoorziening – nog even actueel vandaag – in 2011 staat ons ook nog goed bij. Je was de initiatiefneemster hiervan namens de Partij van de Arbeid en had als voorzitter van de werkgroep een belangrijke rol in het slagen van die meeting. Al snel werd duidelijk dat je niet alleen over een grote dosis mensenkennis beschikt maar ook veel over organisaties, cijfers en de arbeidsmarkt weet. En dat maakt dat je een brede kijk hebt op politieke vraagstukken waar zowel de PvdA-fractie als onze Staten voordeel van hebben gehad. Ook als voorzitter van de Statencommissie Omgeving en Milieu had je hier zelf ook profijt van. Je bent een heldere en duidelijke voorzitter die in lastige situaties de vinger op de zere plek weet te leggen zonder
2
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 zelf betrokken te raken. In juni ben je beëdigd als wethouder voor de gemeente Oldambt en dat is een stap die naadloos aansluit bij jouw persoonlijkheid en je ambities in de politiek. Laura, we wensen je veel succes in Oldambt. [Applaus.] Ja, het is een beetje bijzonder met een afscheid waar drie Statenleden bij betrokken zijn. We doen deze terugblik voor alledrie afzonderlijk en dat is meer dan verdiend. Beste Hein, vanwege persoonlijke familiaire verplichtingen ben je vandaag niet aanwezig, maar ik zal er persoonlijk op toezien dat deze afscheidsspeech en je cadeau aan je overhandigd worden. Een korte terugblik op jouw periode voor de Staten in de VVD, die begon in maart 2011. Je nam deel aan de commissie Welzijn, Cultuur, Wonen en Leefbaarheid en de commissie Grote Projecten. Ook was je voorzitter van de commissie Bestuur, Financiën en Economie en tijdens die commissie was je een voorzitter die ruimte gaf, niet sturend met een strakke hand maar mensen liever met een kwinkslag in de goede richting leidde. Als enige mannelijke commissievoorzitter stond je je mannetje tussen de vrouwelijke voorzitters. Je paradepaardje was de 10-dagentermijn van de verzending van de stukken – daar hebben we af en toe flink last van gehad – maar je had gelijk. En dankzij jou kunnen deelnemers aan de avondcommissies tegenwoordig een warme maaltijd nuttigen. Zelfs over de samenstelling van de maaltijd is soms stevig gediscussieerd. In de Staten voerde je het woord over diverse onderwerpen, waarbij je scherp stelling nam en je betoog altijd voorzien was van een stevige argumentatie. En tijdens je maidenspeech op 13 april 2011 konden we hier voor de eerste keer kennis mee maken. Jouw rol als voorzitter bij de gesprekken met de gemeenteraden over de gemeentelijke herindeling staat ons ook nog goed bij: op een ontspannen manier, maar wel strak volgens het schema. Het liep op rolletjes en het werd ook gewaardeerd door de betrokken mensen uit de verschillende gemeenten. Begin juli heb je onverwacht je ontslag ingediend om redenen die je uiteen gezet hebt in je ontslagbrief. Gisteren heb ik een brief van jou ontvangen, waarin je de Staten bedankt voor de goede samenwerking, maar omdat je vandaag niet aanwezig kunt zijn, breng ik je woord van dank bij dezen over. En jouw dankwoord zal straks uitgedeeld worden en opgenomen worden in de beraadslagingen, zodat ook alle Statenleden en overige aanwezigen daarover kunnen beschikken. Hein, we wensen je het beste voor de toekomst. En dat is even apart want Hein is er nu niet, maar we zullen later hem alle zaken overreiken als dank namens de Staten. De heer HILARIDES (VVD): (transcript afscheidsbrief) Het leven bestaat net als de politiek uit het maken van keuzes. Met zeer veel plezier heb ik onderdeel van uw Staten uitgemaakt en had ik het voornemen vandaag in persoon afscheid te nemen. Het leven bestaat echter uit keuzes. Gezondheid is een groot goed en vandaag gaan we de uitslag van de MRI-scan van mijn vrouw in het Delfzichtziekenhuis bespreken. U zult begrijpen dat ik in dezen voor mijn vrouw kies, alhoewel ik graag in uw Staten aanwezig was geweest. Ik heb met verve en soms enige frivoliteit het voorzitterschap van de commissie Bestuur, Financiën en Economie op mij genomen. Een commissie waar ik mijn kennis en kunde kon gebruiken maar ook veel geleerd heb over mensen en processen. Nooit zal ik vergeten dat ik samen met Bouke Jan Vlonk op de dag vóór Bommen Berend het Groninger Museum bezocht en tot de ontdekking kwam dat de Staten onjuiste financiële informatie hadden gekregen. Financiën hadden mijn interesse ook in de commissie Welzijn, Cultuur, Wonen en Leefbaarheid zoals bij de discussie over RTN Noord, het provinciaal studiefonds met zijn zeer hoge overhead en Noordbaak. Dan de Cultuurnota waarbij Nienoord en Theater te Water samen met het cultureel erfgoed tóch die aandacht hebben gekregen die ze in mijn ogen verdienen. Een overheid faciliteert en wordt geacht op lange termijn te kunnen denken. De gemeentelijke herindeling is een onderwerp dat ons allen bezighoudt. Uiteindelijk gaat het niet om de grootte van de gemeente maar in mijn beleving om efficiency en kwaliteit. In de gemeente Oldambt kom ik twee Statenleden weer tegen als wethouder: Laura Broekhuizen en Kees Swagerman. Zij nemen nu ook afscheid: is dat toeval?? Eén ding is zeker: we werken samen aan de toekomst van Oldambt. Ik wens uw Staten veel succes met het werken aan de toekomst van Noord-Nederland en Groningen in het bijzonder. Ik dank eenieder voor de goede samenwerking die we gehad hebben in de afgelopen jaren en de persoonlijke belangstelling in de afgelopen periode. En vooral: een goede gezondheid!!! De VOORZITTER: Dan tot slot de heer Swagerman. Ja, dat klinkt een beetje afstandelijk. Beste Kees, jouw carrière in de provinciale politiek startte net als die van Laura in maart 2003. Je bent nét niet het langstzittende lid vandaag van wie afscheid nemen, omdat je in 2009 de Staten kort verliet. Je naam kunnen we in één adem noemen met dossiers als de zweeftrein, Euroborg, Blauwestad, Meerstad, de
3
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 overname van Essent en de gemeentelijke herindeling. En de commissie Bestuur, Financiën en Economie is bijna niet voor te stellen zonder jouw aanwezigheid, maar we beginnen er al een beetje aan te wennen inmiddels, natuurlijk – zo gaat dat. Hetzelfde geldt voor je aanwezigheid in de commissie Mobiliteit en Energie. We kennen je als een serieuze politicus die scherp oppositie voert. Dat je bekwaam bent op het financiële vlak zal niemand ontgaan zijn en ook heb je je jarenlang als provinciale vertegenwoordiger een goede rol vervult in het Algemene Bestuur van Groninger Seaports tijdens alle veranderingen die we met elkaar heel bewust hebben meegemaakt en doorgenomen. Toen je in 2009 voor een korte periode onze Staten verliet, typeerden we je bij je afscheid als ‘een markante persoonlijkheid’. En dat zal je blijven, ook nu je als wethouder aan de slag bent in de gemeente Oldambt. Je kunt als geen ander de politiek analyseren en je hebt de afgelopen jaren een innige band opgebouwd met de interruptiemicrofoon. Menig Statenlid werd door jou geïnterrumpeerd, waarbij je koos voor een heldere stellingname, waarbij ik als voorzitter af en toe moest zeggen: ‘Uw vraag is…?’ Maar politiek is ook emotie. Je voerde een krachtige oppositie en hebt daarmee een duidelijk profiel gegeven aan de SP. Beste Laura, beste Hein, beste Kees. Namens de Staten en het College van GS bedank ik jullie voor de inzet als Statenlid en wens jullie veel succes en geluk en het beste voor de toekomst. Ik nodig Laura en Kees uit, naar voren te komen om bloemen en de boekenbon, naast het applaus van onze Staten, in ontvangst te nemen. [Applaus en overhandiging bloemen afscheidscadeau.] Mevrouw BROEKHUIZEN (PvdA): Daar sta je dan, zal ik maar zeggen. Ik weet het nog: ik zat gisteravond in de auto en toen dacht ik: goh, wat ga ik nu eigenlijk zeggen morgen bij mijn afscheid. Toen bedacht ik mij dat ik bijna eenderde van mijn leven in dit huis heb mogen doorbrengen. En dat is eigenlijk heel bijzonder. De Commissaris zei het net ook al: we hebben daar bijzondere dingen met elkaar meegemaakt. Ik weet nog het intens heftige debat met de heer Boumans over het generaal pardon. Ik weet nog hoe nauw Jan Hilverts, Eduard van Zuijlen en ik betrokken zijn geweest bij diezelfde problematiek, hoe innig wij daarbij hebben samengewerkt en hoe diep het mij raakte toen Jan Hilverts niet meer bij ons was. Ik weet nog hoe hard wij met elkaar gewerkt hebben aan jeugdzorg met Wilma Mansveld, die nu helaas – voor ons, dan – nu niet hier is maar in Den Haag, om daarin dingen te verbeteren en hoe wij de problematiek, die we nu 1 januari aanstaande gewoon bij ons in de gemeente nu hebben. Ik weet ook nog goed hoe hard ik met Jelle Visser heb gewerkt en die er nu ook niet meer is. Toen bedacht ik me: het thema vandaag voor mij is wel dankbaarheid. Ten eerste omdat ik de kans heb gekregen om voor mijn partij hier te staan, maar ook om met heel velen van jullie in allerlei verschillende hoedanigheden samen heb mogen werken en mooie dingen heb mogen doen voor de provincie, maar ook in de campagnes. Sandra Beckerman refereerde daar vanochtend al aan en ik bedacht me vanochtend dat Sandra tien jaar lid is van de SP en volgens mij hebben we elkaar in de vorige campagne bijna elke dag gezien. Dus niet alleen in dit huis, maar ook daarbuiten hebben we veel met elkaar gedeeld en veel van elkaar geleerd. Daar ben ik jullie allemaal heel dankbaar voor en ik hoop alleen maar dat jullie ook een beetje van mij hebben kunnen meenemen. Ik wou nog twee dingen zeggen. Allereerst wil ik Julia [Bordewijk] en namens haar alle andere collega’s van de griffie ontzettend bedanken voor de laatste periode waarin ik commissievoorzitter heb mogen zijn. De Commissaris zei dat net al: ‘Goh, u was een heldere en bondige voorzitter en dat ging allemaal best aardig.’ Dat kan alleen maar doordat Julia daarbij was. En ik weet zéker dat zij degene die mij vervangt, hem of haar tot net zulke grote hoogte zal stuwen. Ik begrijp dat ze nu plaatsvervangend griffier is, ik denk dat dat de beste keuze is. Ik ga daar niet over, maar ik ben er heel erg blij mee. En dan mijn fractie. Jullie zijn mijn derde fractie. De eerste was met Marc Calon, Pim de Bruin en Henk Nijboer, die we nu heel vaak voorbij zien komen. De tweede fractie was gelukkig ook met bekende gezichten zoals Bert [Dieters] die er nog steeds is, en Ingrid [Mortiers] en Sjak [Rijploeg], aan wie ik nog vaak denk als ik mooie dingen probeer te doen in Oldambt. En dan de nieuwe fractie met Roelf [Schoenmaker], Ankie [Beenen], Grietje [Uuldriks] en Romke [Visser]. Jongens, houd koers, houd vast, houd vol, het komt goed. En als laatste zou ik wil zeggen: beste mensen, uw spreektijd hoeft niet op. De heer SWAGERMAN (SP): Mijn voorgangster is tevens mijn collega en u kunt dat misschien niet weten, maar deze speech komt aardig overeen met wat ik in gedachten had – even los van een rij prestaties uiteraard, want die lopen niet helemaal synchroon. Daar hebben wij het ook al even over gehad: 2003 en de periode daarna – dat heeft de Commissaris ook al aangegeven. Maar ik wil het ook niet over mezelf hebben. Dat hebt u al voldoende gedaan, dus dat ga ik nu niet meer doen. Ik wil ook voorkomen dat ik de Heintje Davids van Provinciale Staten van Groningen word, dus wij hebben
4
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 ons ook absoluut voorgenomen om de komende vier jaar hier niet weer te verschijnen en keurig in Oldambt onze taak te gaan afmaken. Dus dat zal ook waarschijnlijk wel lukken. Uiteraard bedank ik ook een beetje de fractie van de Partij van de Arbeid, maar absoluut mijn fracties van de SP die sinds 2003 in verschillende bezettingen hebben gewerkt om hier het werk op een goede manier te doen waarbij de SP trots op ons kan zijn. Ik vind dat dat toch heel aardig gelukt is. Op één aspectje na: wij hadden graag toch wel nu niet per se daar in de zetels in de Staten, maar ook iemand hier in de Collegebanken willen hebben. En dat is helaas – wel, vind ik, op een heel principiële manier voor de SP – niet gelukt. Maar wij zullen volgend jaar zeer zeker trachten om de stoelen met de rugleuning die hier staan, wat langer warm te gaan houden en deze Staten van verse kracht en inbreng in een hópelijk wat andere politieke opstelling te kunnen gaan invullen. Wat ik eigenlijk wilde doen vandaag is – voor zover dat al niet gebeurde – naar iedereen een oproep doen in deze ontzettend moeilijke tijden, waarin een heleboel mooie dingen gebeuren in deze provincie zoals de allerlaatste ontwikkelingen rond Google in de Eemshaven. En andere goede dingen zijn er absoluut ook, maar er gebeuren ook ontzettend veel moeilijke dingen en die moeilijke dingen moeten wij in de gemeenten primair oplossen en dat kunnen wij niet zonder de provincie. In heel veel gevallen zullen wij samen met de provincie allerlei acties moeten ondernemen: richting Den Haag, richting onze eigen mensen, naar onze eigen organisaties. En het is écht nodig dat we dat in een zo groot mogelijke solidariteit doen. En dat zonder onze politieke identiteit te verliezen, maar met de inbreng van alle politieke partijen om de inwoners van de provincie Groningen te geven waar zij recht op hebben. Want uiteindelijk zijn dat de mensen omwille van wie we hier en in de gemeenteraad staan en ook onze leden in de Eerste en Tweede Kamer hun werk doen. Als we dat niet kunnen doen of niet kunnen uitleggen waarom dingen gaan zoals ze gaan en we die mensen niet in voldoende mate betrekken bij waar we mee bezig zijn, dan gaat het écht fout lopen. En dat moeten we niet willen en ik ga er ook vanuit – absoluut, anders zaten we hier niet in deze sterkte – dat wij dat met z’n allen willen voorkomen. Dus ik wil iedereen graag oproepen in gezamenlijkheid met zoveel mogelijk mensen om te zorgen dat we de provincie op een goede manier boven water houden door te zorgen dat er goede sociale voorzieningen blijven en dat er een goede economische ontwikkeling is. En in dit geval wil ik best de kreet ‘werk, werk, werk’ – ook al komt die van de Partij van de Arbeid – hier boven tafel hebben. We hebben die zelf ook al een beetje overgenomen. Want dat is de manier waarop we een groot deel van het welvaren van de provincie en haar mensen kunnen garanderen: dat is zorgen dat ze een bepaalde bezigheid houden – op wat voor manier dan ook. Maar we moeten betrokken blijven bij de samenleving en bij die mensen. Ik keer nog even terug naar het spreekgestoelte. Nu noemen jullie me vast Heintje. Maar ik heb natuurlijk nog een paar mensen wel nadrukkelijk ook te bedanken. En dat is in ieder geval Rinus Sangers, want die missen we nog steeds verschrikkelijk. Hij was heel belangrijk voor onze fractie, maar ik denk ook voor deze Staten. En ik denk dat wij – alhoewel wij zelf ook niet zo lang leven – hem eeuwig zullen herdenken. En de andere persoon die ik wil bedanken, is mijn vrouw. Want ik denk dat ik namens heel veel partners van de aanwezige leden hier spreek dat als je geen partner hebt, je het dan alleen doet. Dan heb je thuis wat minder uit te leggen, denk ik. Maar ik denk dat ook onze partners verschrikkelijk belangrijk zijn om ons in staat te stellen om dit werk te kunnen doen en daar is die van mij er een van. En nu kom ik echt niet meer terug. De VOORZITTER: U krijgt zometeen de gelegenheid om handen te schudden en afscheid te nemen van de vertrekkende collega’s. Maar we hebben het eigenlijk zo bedacht dat we eerst de installatie van de opvolgers doen en alles wat daarbij hoort en daarna gelijk gecombineerd met koffie en thee in het atrium iedereen de kans geven om afscheid te nemen. En daarna kunnen we dan om half elf stipt ook weer beginnen met het volgende onderdeel – dan redden we het allemaal op tijd. Als opvolger van mevrouw Broekhuizen staat de heer Spoeltman klaar – u allen nog welbekend, althans de meesten denk ik. Als opvolger voor de heer Swagerman is de heer Swierenga benoemd door het centraal stembureau en hetzelfde geldt voor de heer Vink als opvolger voor de heer Hilarides. Ik benoem als lid van de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek de heren Miedema, Keurentjes en Van den Born en ik verzoek de commissie haar werkzaamheden uit te voeren. Ik schors daartoe de vergadering even, maar blijft u allemaal rustig op uw plek zitten. [Schorsing van 3 minuten) De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het woord is aan de voorzitter van de commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven, de heer Miedema.
5
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
De heer MIEDEMA (voorzitter commissie onderzoek geloofsbrieven): De commissie heeft het onderzoek naar de geloofsbrieven uitgevoerd en zij heeft het volgende geconstateerd. De heren Spoeltman, Swierenga en Vink hebben de benoeming van het centraal stembureau geaccepteerd. De heren Spoeltman, Swierenga en Vink hebben geen onverenigbare openbare betrekkingen en uit de uittreksels van de Basisregistratie Personen blijkt dat de heren Spoeltman, Swierenga en Vink alleen in de provincie Groningen woonachtig zijn, in het bezit van de Nederlandse nationaliteit en niet zijn uitgesloten van het kiesrecht. De commissie is daarom van mening dat niets de toelating van deze heren tot onze Staten in de weg staat. De VOORZITTER: Dan danken wij de commissie en stellen we vast dat niets de beëdiging van deze drie kandidaat-Statenleden in de weg staat en verzoek ik ze binnen te geleiden in deze zaal. [Hierna neemt de Commissaris van de Koning de verklaring en belofte af bij de heren Spoelstra, Swierenga en Vink, waarmee zij als Statenlid beëdigd zijn.] Voordat we overgaan tot de schorsing voor alle felicitaties in het atrium, heb ik nog een mededeling en die houdt verband met een van de nieuwe Statenleden. De fractie van de SP heeft mij per brief laten weten dat zij niet samen met de heer Swierenga één fractie wenst te vormen in deze Staten. Volgens de regels kan een dergelijk verzoek vanaf de eerstvolgende Statenvergadering ingaan – dus vanaf 5 november aanstaande. In de vergadering van vandaag wordt de heer Swierenga geacht deel uit te maken van de SP-fractie. We zullen in goed overleg de consequenties hiervan bespreken en u hierover informeren. Ik schors de vergadering en er is nu ruimte voor felicitaties onder het genot van koffie en thee in het atrium. We beginnen echt hier weer om half elf stipt. (Schorsing van 30 minuten.)
2. Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda a.
Behandelvoorstellen
De VOORZITTER: Akkoord, dan heropen ik de vergadering. Als u allemaal weer op uw plaatsen wilt gaan zitten, dan begin ik met de regeling van werkzaamheden en de vaststelling van de agenda. Er staan zes bespreekpunten op de agenda, waarvan de laatste drie een heel beperkte scope van bespreking hebben, maar daar komen we bij de betrokken punten nog op terug. Gistermiddag heb ik u per e-mail nog een mededeling ontvangen over de toevoeging van nog een extra bespreekpunt. Dat is de wijziging van de Verordening schadebestrijding dieren en gelet op de ingangsdatum van de beoogde wijziging heeft het presidium ermee ingestemd om de voordracht rechtstreeks toe te voegen aan de PS-agenda zonder voorafgaande behandeling in de commissie. Dat wordt dan agendapunt A.6 en voor de goede orde: het betreft hier dan met name de wijziging in de verordening die op de agenda staat. Dan heeft de fractie van de ChristenUnie – zoals u in dezelfde mail van gistermiddag hebt kunnen lezen – verzocht om mondelinge vragen te mogen stellen over de versnelling van de uitvoering van het akkoord ‘Vertrouwen op herstel en herstel van vertrouwen’ en over de communicatie hierover. Die zijn gebonden aan zeer strenge regels en die zijn u ook bekend, maar daar zal ik straks dan ook wel even op wijzen. Dat leidt dus niet tot een debat over dat onderwerp: het gaat om het beantwoorden van de vragen van de ChristenUnie-fractie en daarna van aanvullende vragen vanuit de Staten. Daaraan is de maximumtijd van 30 minuten gebonden. Ik stel voor om dit punt aansluitend op de eerste zes bespreekpunten te agenderen en bij de mondelinge vragen gaat het dan om artikel 45 waar ik net naar verwees. En dit geheel vindt overigens ook zonder interrupties plaats. Over de spreektijd hadden we in het presidium als maximum 10 minuten gesteld. Nou, daar is iets bijgekomen, dus ik stel voor daar nog 2 minuten bij te doen. Dan zitten we voor de Staten op een maximum van 12 minuten en voor GS op 40 minuten. Ik kijk even rond: akkoord? Dat is het geval. Daarbij ook het verzoek om het daar ook binnen te houden. In het presidium hebben we met de fractievoorzitters afgesproken om net als de vorige vergadering bij aanvang van elk bespreekpunt een voorstel te doen over de wijze waarop we de betreffende onderwerpen gaan bespreken, zodat we vervolgens eventueel kunnen volstaan met de indiening van de motie en een korte stemverklaring, daar het debat al volledig is gevoerd in de betrokken commissie. En ik laat me steeds daarbij leiden door de conclusie zoals we die hebben
6
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 getrokken in de betreffende Statencommissie en door de afspraken die we daarover hebben gemaakt in het presidium. We proberen zo herhaling van de commissiedebatten te vermijden. Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De agenda wordt zonder beraadslaging of stemming vastgesteld.
3. Bespreekpunten A.1
Begroting 2015
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 1 juli 2014, nr. 2014-23.366, FC, ter vaststelling van de Begroting 2015 (geïntegreerde Programma- en Productenbegroting 2015) (nummer 35/2014) Hierbij kan worden betrokken: De brief van GS van 9 september 2014, nr. 2014-36.608, FC, betreffende scenario's inzet provinciale middelen leefbaarheid krimpgebieden vanaf 2021 c.a.; De brief van GS van 22 september 2014, nr. 2014-38.864, FC, betreffende gevolgen septembercirculaire Provinciefonds 2014 en overige ontwikkelingen. De heer BATTING (PvdA): Wederom is het College erin geslaagd een structureel sluitende begroting te presenteren. Alhoewel het financieel perspectief vanwege de septembercirculaire neerwaarts moet worden bijgesteld tot een gemiddeld overschot van 2,25 miljoen, blijft er sprake van een samenhangende en constructieve begroting. Mede dankzij het gevoerde beleid van bezuinigingen en herverdelingen kon het hoofd worden geboden aan rijksbezuinigingen en externe ontwikkelingen. Met dank aan verantwoordelijk gedeputeerde Moorlag is de laatste jaren een solide, betrouwbaar en koersvast beleid gevoerd. Waar mogelijk werden accenten gelegd op provinciale speerpunten. Zoals we op Prinsjesdag hebben vernomen klaart de lucht enigszins op. Het economisch herstel lijkt aanstaande en met de komst van Google lopen we voorop: een mooi succes en een pluim op de hoed voor alle betrokkenen. Onzekerheden blijven echter op de loer liggen, vandaar dat we ermee in kunnen stemmen, op dit moment de begrotingsruimte te reserveren. De Partij van de Arbeid ziet beleid dat slim, duurzaam en sociaal is, graag gecontinueerd worden. Economische structuurversterking, werkgelegenheid en aandacht voor stedelijke centra in een vitaal platteland blijven wat ons betreft belangrijke speerpunten. Bij de Voorjaarsnota hebben wij de beschikbaarstelling van leefbaarheidsgelden ook na 2020 bepleit en we zijn verheugd dat het College ons een eerste aanzet heeft verstrekt. Ook voor een structurele aanpak voor de problematiek in Oost-Groningen heeft de Partij van de Arbeid zich sterk gemaakt. Wij gaan door met onze inspanningen om mensen aan werk te helpen en perspectief te bieden op ontwikkeling. Van het College vragen wij een gestructureerde aanpak. Dat leggen we graag vast in een motie, die we samen indienen met de ChristenUnie, het CDA en GroenLinks. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Ruim baan voor Oost-Groningen’, ingediend door de fracties van de PvdA, GroenLinks, het CDA en de ChristenUnie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Overwegende dat het regionaal-economisch beleid positief effect heeft op de werkgelegenheid in onze provincie, maar Oost-Groningen bij deze ontwikkeling achterblijft; er in Oost-Groningen daarom extra inspanning nodig is om het hoofd te bieden aan het gebrek aan banen, een forse mismatch tussen vraag en aanbod en een beperkt vermogen om mensen met een arbeidshandicap en jongeren op te nemen; de door de Tweede Kamer breed gesteunde motie Samsom-Slob-Van der Staaij van 18 september jl. oproept tot een regionale aanpak van economie en werkgelegenheid in het noorden, waarbij gebiedsspecifieke omstandigheden om maatwerk vragen;
7
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
het daarom gewenst is om voor de Oost-Groninger gemeenten een samenhangende aanpak te ontwikkelen om de participatiegraad op de arbeidsmarkt te verhogen, waarbij betere aansluiting bij de regionale ontwikkelingen wordt gevonden door: - het bevorderen van innovatief ondernemerschap op onder andere de terreinen van agribusiness, biobased economy, energietransitie, creatieve industrie en recreatie en toerisme; - het beter verbinden van het gebied met de ontwikkelingen in de regio Groningen-Assen, de Eemshaven en de Duitse economie; - het wegnemen van belemmeringen bij het deelnemen aan de Duitse arbeidsmarkt; - het verstevigen van de kwaliteit van het (vak)onderwijs met bijzondere aandacht voor het onderwijs in de Duitse taal; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. met gemeenten, bedrijfsleven, vakbeweging, SW-bedrijven en (vak)onderwijssector via inschakeling van onafhankelijke gezaghebbende deskundigen een samenhangend en langjarig plan van aanpak te ontwikkelen, waarmee de hardnekkige arbeidsmarktproblematiek in OostGroningen kan worden bestreden en de inwoners van het gebied een reëel uitzicht op ontwikkeling wordt geboden; 2. binnen drie maanden aan te geven welke initiatieven door het College zijn ondernomen, welke werkwijze er in samenspraak met de genoemde partijen wordt gevolgd en op welke termijn het gewenste plan van aanpak klaar zal zijn; 3. op korte termijn met het Rijk in overleg te treden om de op basis van de voornoemde uitspraak van de Tweede Kamer, het Pact voor het Noorden betreffende bestaande kansen te verzilveren en ons zo spoedig mogelijk over de voortgang hiervan te informeren; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer ZWERTBROEK (D66): Even twee vragen met betrekking tot de motie, want die ligt een beetje in de lijn van de motie die tijdens de Algemene Beschouwingen is ingediend. Daarin kwam heel duidelijk Brabant naar voren – met name de regio Eindhoven. Hoe moet ik dat zien in deze motie? En ook was het punt hoe de inwoners erbij worden betrokken, een punt dat later eraan is toegevoegd, maar dat hoorde ik net ook niet terug in deze motie. Hoe moet ik daartegenaan kijken? De heer BATTING (PvdA): Voor wat betreft het eerste punt hebben wij ervoor gekozen om specifiek aandacht te vragen voor de problematiek in Oost-Groningen. Vanzelfsprekend maakt economische structuurversterking deel uit van een groot geheel, maar wij willen nu specifiek aandacht voor OostGroningen, vandaar dat we niet hebben verwezen naar ontwikkelingen in andere regio’s. Het is natuurlijk wel zo dat je andere regio’s als voorbeeld kunt stellen: daar zijn prima ontwikkelingen en daar zouden we natuurlijk ook profijt van kunnen trekken. Het tweede punt is dat we het College hebben opgeroepen om aan de slag te gaan met het maatschappelijk veld. Daar horen gemeenten en instanties bij en daar zit ook een vertegenwoordiging in van burgers. De VOORZITTER: Even een praktisch punt, realiseer ik me nu. Die andere motie is toen aangehouden hè? Wordt die met deze motie meteen ingetrokken? De heer BATTING (PvdA): Ja voorzitter, die wordt bij dezen ingetrokken. De VOORZITTER: Goed, dan constateren we dat meteen even, want dat is dan praktisch ook voor het debat tegelijk en ligt de nu ingediende motie voor in dit debat. Gaat u voort. De heer BATTING (PvdA): Binnen het geschetste kader vragen we specifiek het project Stroomversnelling, het energieneutraal maken van woningen, met woord en daad te ondersteunen. Het woningcontingent leent zich hiervoor en samen met woningcorporaties in het gebied is een dubbelslag te maken: werkgelegenheid en energiebesparing. Wij juichen het toe dat u meedoet aan de Deal Stroomversnelling Koopwoningen, maar vragen ons af welke rol u hebt om die versnelling te realiseren. Wilt u uw deelname toelichten? Het landschap verandert en we zullen bijtijds de bakens moeten verzetten. Regionaaleconomisch beleid is aan ons gedelegeerd, wat betekent dat we alleen in een nog sterkere noordelijke setting van samenwerking in staat zijn, hardnekkige problemen als werkgelegenheid aan te pakken en de regio economisch te versterken. Wij roepen u op, met ons initiatieven voor werkgelegenheid zoals het Pact voor het Noorden optimaal te ondersteunen. Wij vertrouwen erop dat het College erin slaagt,
8
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 financiële middelen voor lopende majeure opgaven als krimp en het aardbevingsdossier in goede banen te leiden. De provincie zal inspanningen moeten leveren om cofinancieringsmiddelen aan te trekken. De fondsverwerving wijzigt van structuur in investeringsfondsen naar thematische fondsen, waarvan er zeer veel zijn. Welke concrete doelstellingen heeft het College hierbij en welke thema’s worden er thans in concreto uitgewerkt? Voor wat betreft de economische structuurversterking pleiten wij voor clustervorming rondom kansrijke bedrijven. Kopieer de geïntegreerde aanpak zoals we die bijvoorbeeld zien in de succesvolle landbouwsector met structuren tussen sector, politiek, kennisinstellingen, research en pleitbezorgers. Overheden en markten moeten samenwerken om tot productiviteitsontwikkeling te komen. Het regionaal verdienvermogen moet omhoog. Wilt u hierin een voortrekkersrol vervullen? En hoe denkt u aan deze wijze van benadering vorm te kunnen geven? Ten slotte vragen wij opnieuw uw aandacht voor de Wsw-problematiek. Enkele sociale werkvoorzieningschappen in onze provincie worden disproportioneel hard geraakt door veranderende wetgeving. De zwakke economische structuur in combinatie met dalende budgetten maakt een evenwichtige bedrijfsvoering welhaast onmogelijk met financiële consequenties voor deelnemende gemeenten. Wij pleiten naast gedegen onderzoek gericht op continuïteit voor een gestructureerde overgangsfase naar zogenaamde ontwikkel- en participatiebedrijven. Wij vragen uw inzet om met lokale overheden en betreffende ministeries tot een oplossing te komen en aan de overbrugging naar een normale bedrijfsvoering vorm te geven. Dat neemt niet weg dat wij u vandaag met klem vragen – zoals eerder onze partijgenoten aan de staatssecretaris – de mogelijkheden van een doorstart van de metaalafdeling van Synergon te bezien. Uw initiatieven zien wij met belangstelling tegemoet. De heer BAKKER (VVD): Wij bespreken nu de laatste begroting van deze Statenperiode. De VVD is van de financiële degelijkheid: daarom zijn we blij met een sluitende begroting. Een begroting die ook enige ruimte. Op die ruimte kom ik later nog even terug. Dit jaar is er een fors beroep gedaan op een aantal cofinancieringen vanuit de provincie en dat vindt zijn weerslag in deze begroting. Wij zijn er content mee dat dit beroep op de provinciale middelen binnen de begroting opgelost gaat worden. In de Voorjaarsnota 2014 zat voor wat betreft de meerjarenraming een beroep op ons eigen vermogen, het stamkapitaal, ter grootte van 5,8 miljoen euro voor de periode 2015-2018. Dat had en heeft niet de voorkeur van de VVD, omdat wij vinden dat het stamkapitaal in stand dient te blijven, zodat op langere termijn onder andere infrastructurele werken kunnen worden uitgevoerd die belangrijk zijn voor de economische ontwikkeling van onze provincie. Wij willen behoedzaam blijven begroten in toch onzekere tijden. Door een hogere uitkering van het Rijk kan dit beroep grotendeels ongedaan worden gemaakt. Er worden dan zo weinig mogelijk lasten naar de toekomst doorgeschoven. GS stelt een keuze voor uit drie opties. Onze voorkeur gaat uit naar de optie om geen beroep op het stamkapitaal te doen, maar de optie die GS voorstelt – waar gebruik wordt gemaakt van het rekeningresultaat – kan ook ónze instemming hebben. De Partij van de Arbeid had het over een begrotingsruimte voor 2015 van 2,25 miljoen euro. Oorspronkelijk was die 3 miljoen euro, maar later is die via de septembercirculaire bijgesteld. Hoe dan ook, ergens tussen de 2 en 3 miljoen is niet ingevuld. Gezien het onzekere begrotingsbeeld en mogelijke gevolgen van rijksbeleid – met name de decentralisatie van taken – zijn wij het eens met het College om daar op dit moment geen nadere invulling aan te geven. De nieuwe Staten na de verkiezingen dienen ook ruimte te hebben om nieuw beleid te maken. In de begroting 2014 zijn voor het eerst kengetallen, prestatie-indicatoren en procesindicatoren opgenomen als een groeimodel naar de latere begroting. Het College heeft vastgesteld dat iedere provincie worstelt met het opnemen van kengetallen en indicatoren en daarbij het concreet benoemen van streefwaarden. De begroting van de provincie Flevoland schijnt een positieve uitzondering te zijn. Wij zijn het eens met het College om gezamenlijk, GS en PS, te bezien of de positieve elementen zoals de doelenboom overgenomen kunnen worden. Vorige week heeft de Rijksbegroting het licht gezien. Hierin staat ook een aantal zinnen over de Wet Houdbare OverheidsFinanciën, de Wet HOF. De Miljoenennota 2015 is de eerste begroting waarvan de Wet HOF onderdeel uitmaakt. In deze wet is ook afgesproken hoe Nederland gebruik kan maken van vermogens van lagere overheden – zoals die van ons, dus – om Europese begrotingsafspraken na te komen. In het najaar van 2014 zou hier overleg over komen over een nadere uitwerking. Wij zijn het er niet mee eens dat het mogelijk is dat er nog een nader beslag op onze financiën kan worden gelegd. Nu vonden wij het schatkistbankieren altijd al een vorm van een gelegaliseerde diefstal; als dan ook nog blijkt dat het niet-halen van Europese begrotingsafspraken financiële consequenties voor ons kan hebben, gaan wij ervan uit dat het College via het IPO met gepaste middelen de tegenaanval inzet.
9
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Terug naar de voorliggende begroting: het voorstel kan op steun van de VVD-fractie rekenen. Mevrouw BECKERMAN (SP): De centrale thema’s zijn werk, energie en leefbaarheid. We staan voor een Groningen, waarin welvaart en kansen rechtvaardig worden verdeeld. De beste garantie daarvoor is werk. We gaan daarbij uit van de kracht van mensen, maar hebben oog voor wat kwetsbaar is. De tweedeling in de samenleving willen we aanpakken. Iedere Groninger moet kunnen vertrouwen op een bestaande zekerheid en de kans krijgen om mee te doen. Dit is niet het beginselprogramma van de SP, deze tekst komt natuurlijk uit het Collegeprogramma en zoals de VVD ook al aangaf, is dit de laatste begroting van deze Statenperiode. En wat ons betreft is dat dus een goed moment om eens goed te kijken naar het Collegeprogramma en de doelen in deze begroting. Gisteren kwam er ’s ochtends erg mooi nieuws: in de Eemshaven wordt er een datacentrum gebouwd. Het levert 150 permanente banen op en tijdens de bouw 5.000 tijdelijke banen. ’s Avonds kwam er slecht nieuws: 300 banen verdwijnen bij Wedeka. Twee mooie doelen uit het Collegeprogramma, welvaart en kansen verdelen en een tweedeling in de samenleving verkleinen, lijken dus verder weg dan ooit. De tweedeling neemt toe en de rijkste 10 procent bezit 60 procent van het totale vermogen. De werkloosheid in Groningen steeg tussen 2011 en 2013 van 19.000 naar 26.000 mensen. De jeugdwerkloosheid steeg vorig jaar met 19 procent en circa 5.200 jongeren zitten zonder werk. Plannen van vier jaar geleden zijn nog steeds plannen. Werk bij de sociale werkvoorzieningen, in veel gemeenten de grootste of een na grootste werkgever, staat zwaar onder druk. In Groningen werken 6.200 mensen in de sociale werkvoorziening, van wie 3.000 in Oost-Groningen. 8,9 procent van de Groningers valt straks onder de Participatiewet. Ter vergelijking: in Utrecht is dat 3,6 procent. In uw brief, GS, van 10 november 2013 schreef u dat de totale bezuiniging in 2019 ten opzichte van 2010 op de sociale werkvoorziening 35 miljoen zou zijn. Ook schreef u letterlijk: ‘In grote delen van de provincie zal de afspraak om meer banen te creëren niet leiden tot oplossingen.’ U verwachtte op dat moment nog geen financiële problemen voor 2014 en gaf aan dat door uw actieve lobby zou plaatsvinden. En ten slotte hoopte u op snelle duidelijkheid over de motie inzake regionale oplossingen. Inmiddels is het bijna 1 januari en zijn die regionale oplossingen er nog niet en weten we dat de financiële problemen niet alleen in 2009 groter zijn, maar ook nu. Ik refereerde net al even aan de 300 banen die gisteren in één klap verdwenen bij Wedeka. Aangezien werk een centraal thema is voor uw College, verwachten wij nietaflatende steun voor werk voor de meest kwetsbare groepen. Helaas was er geen meerderheid voor het plan van GroenLinks en de SP om een breed gezamenlijk manifest te maken van ondernemers, mensen in de sociale werkvoorzieningen en vakbonden om te gaan strijden voor de sociale werkvoorziening. Wij vragen nu wel: wat gaat het College doen? Komt u met een update van uw brief van 10 november 2013? Hoe gaat het met uw lobby die u in die brief beschreef? De SP is teleurgesteld over de voortgang van het College bij de investeringen in het chemiecluster na het faillissement van Alde. De krantenkoppen waren mooi: ’40 miljoen voor de regio’ – waarvan 20 miljoen van minister Kamp en 20 miljoen sociaal. Maar op dit moment blijft het bij mooie krantenkoppen, want er is nog steeds geen dekking. Mogelijk 5 miljoen van SNN en verder krijgen we een vaag verhaal over vliegwieleffecten. Wij vinden dat teleurstellend. Wij zijn blij dat er bij de behandeling van de begroting in de Tweede Kamer geld komt voor regio’s die het hard nodig hebben. Voorlopig lijkt het er helaas niet op dat we er per saldo op vooruitgaan. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik hoorde u net het chemiecluster noemen. U zei dat daar niets mee gebeurde, maar als ik me niet vergis hebben we onlangs een commissievergadering gehad, waarin wij als commissie juist een fonds akkoord hebben bevonden om daar gebruik van te maken ten behoeve van innovatie en investeringen in dat cluster. Dus er gebeurt wel degelijk wat als gevolg van de lobby van GS als ik me niet vergis. Mevrouw BECKERMAN (SP): Wat wij zelf een hele mooie vonden was het vliegwieleffect. Het is bijna het eind van de maand en ik heb dat thuis ook een beetje proberen toe te passen: komt er nou meer geld als je dat maar blijft uitgeven? Wij vinden het geen goed plan om het vliegwieleffect te laten zorgen voor de volledige dekking, want daarvan bent u het toch met mij eens dat die er niet is – ik zie u ja-knikken. Er is geen volledige dekking en het vliegwieleffect vinden wij wel een hele matige invulling daarvan. Het geld is er niet en hoe we het gaan krijgen? Ik hoop dat u het met mij eens bent dat het vliegwieleffect wel heel erg mager en vaag is. Voorlopig lijkt er bij het geld vanuit Den Haag op dat wij er per saldo op vooruitgaan en investeringen in het gebied lijken dan ook keihard nodig. De SP is dan ook vóór een gezamenlijke aanpak voor Oost-Groningen. In Friesland hebben ze dat in Stellingwerf gedaan. Wij zien verbeteringen in de motie die nu is ingediend ten opzichte van die van juni. Een grote verbetering
10
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 vinden wij dat er na drie maanden concrete plannen moeten zijn. Met vier punten hebben wij nog problemen: 1) De inwoners staan weer niet genoemd in de eerste bullit als groep die mee mag praten over oplossingen. 2) Wij vinden – en dat is ons belangrijkste punt – dat dit geen club van externen moet zijn: wij moeten afrekenbaar zijn op deze concrete resultaten. Geen tweede dialoogtafel: het College moet zelf directe verantwoordelijkheid dragen. En natuurlijk moet je daarbij externen inzetten om mee te denken, maar geen vage plannenmakerij: alleen échte banen. 3) In het eerste stuk gaat het heel duidelijk over laagopgeleiden, in het laatste stuk vinden we toch weer andere beroepstakken. Wij vinden dat er veel aandacht moet zijn juist voor die laagopgeleiden. 4) Tot slot moeten we niet alleen in gesprek gaan met Den Haag maar ook duidelijke eisen daar neerleggen. Dit jaar worden veel dingen in Groningen meer: meer armoede, meer werkloosheid, meer onzekerheid, maar ook meer geld bij de provincie. Terwijl veel inwoners in de gemeenten in Groningen het moeilijk hebben, laat de begroting van de provincie een overschot van inmiddels 1,6 miljoen zien. De SP vindt dat dit geld direct moet worden ingezet als solidariteitsfonds. Met de Reserve Leefbaarheid Krimpgebieden wordt geïnvesteerd in werk, leefbaarheid, mobiliteit, zorg en onderwijs. De SP wil het begrotingsoverschot inzetten voor dit doel en daarom dien ik een amendement in met nummer A1 en als titel: ‘Bestemming gelden vrije begrotingsruimte 2015’. De heer BATTING (PvdA): Excuses, ik heb het amendement nog niet volledig kunnen lezen, natuurlijk. Maar het lijkt me goed om misverstanden weg te nemen. U vraagt voor het jaar 2015 de begrotingsruimte van 1,6 miljoen in te zetten voor leefbaarheidsgelden. Hoe pakt u voor 2015 dan het minimaal flexibel budget van 2 miljoen aan? Mevrouw BECKERMAN (SP): Dat is inderdaad de keuze die wij maken. De SP heeft een duidelijke afweging gemaakt: er is op dit moment een probleem met te weinig werk, er moet veel gedaan worden aan leefbaarheid, er moet veel gedaan worden aan zorg en onderwijs. Wij denken dat die plannen er zijn: op dit moment is er een overbesteding in de woon- en leefbaarheidsplannen. Wij maken dus de principiële keuze voor deze punten. U wilt nog veiliger begroten en zoals u weet is de SP voor een veilige begroting, maar te veilig begroten terwijl er zoveel mensen zonder werk zitten, is niet onze keuze. Dus we zouden het mooi vinden als u zich daarbij aansluit, natuurlijk. De heer BATTING (PvdA): Ik billijk uw standpunt, dat is ook uw keuze en ik heb daar ook begrip voor. Maar zou u het niet verstandiger vinden om te kijken op het moment dat we de Integrale Bijstelling behandelen hoe het met het begrotingsoverschot staat voor het jaar 2014? Want u hebt wel gezien dat het perspectief voor 2014 is verbeterd: daar moet invulling aan worden gegeven en een van de punten van uw fractie is ook altijd geweest een stevig fundament voor wat betreft het flexibel budget van minimaal 2 miljoen. Dus met andere woorden geef ik u in overweging om uw amendement in te brengen bij de behandeling van de Integrale Bijstelling. Mevrouw BECKERMAN (SP): Ja, dat is een heldere overweging maar dat is ook weer het voor ons uit schuiven van bestedingen. Wij vinden dat die solidariteit nu moet plaatsvinden: er zijn 26.000 werklozen en het College heeft werk als eerste van zijn drie belangrijke thema’s. Wij kiezen dus nú voor werk. Werk, leefbaarheid en energie waren belangrijke thema’s van dit College. Bijna acht maanden geleden presenteerden minister Kamp, de NAM, de provincie en de betrokken gemeenten een overeenkomst om de problemen veroorzaakt door gaswinning aan te pakken. Er zou een dialoogtafel komen waarbij inwoners inspraak zouden krijgen, schade moest snel worden aangepakt en er moesten snel plannen worden gemaakt om te investeren in de economie en leefbaarheid in het betrokken gebied. Acht maanden later is volgens de SP pijnlijk duidelijk dat 1) de dialoogtafel veel te duur is; 2) de NAM nog steeds veel te veel macht heeft; 3) de problemen lang niet snel genoeg worden aangepakt. De SP vindt het daarom tijd om te stoppen met de dialoogtafel. In plaats daarvan wil zij daarom dat er snel een écht onafhankelijke uitvoeringsorganisatie komt, inwoners écht de zeggenschap krijgen en er een ontzorgteam komt om gedupeerde inwoners te helpen. Ook moet de totale gaswinning zo snel mogelijk worden verlaagd en de compensatie worden verhoogd. Vier jaar geleden maakte u werk, leefbaarheid en energie tot uw centrale thema’s. U stelde zichzelf ten doel, te zorgen voor een Groningen waarin welvaart en kansen rechtvaardig worden verdeeld. Dat Groningen is er niet. Op de thema’s waar we als provincie over gaan, zijn veel plannen plannen gebleven en gebeurt er te weinig. De SP-fractie betreurt dat. De heer BROUNS (CDA): Het zijn bijna Algemene Beschouwingen bij deze begrotingsbehandeling. Dat wou ik niet gaan doen. Deze begroting is de vertaling van de Algemene Beschouwingen die wij bij
11
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 de Voorjaarsnota hebben gehad. En als je kijkt, dan zie je in deze begroting een aantal punten nadrukkelijk ook vertaald in financiële gegevens. Dan is wat ons als CDA betreft ‘werk, werk, werk’ niet zozeer een motto op zich, maar ‘werk, werk, werk’ is de basis van waar het hier eigenlijk echt om gaat en dat is een leefbaar Groningen. Een leefbaar Groningen voor iedereen die hier woont. En dat vertaalt zich in deze begroting in een stevige inzet van middelen als het gaat om de arbeidsmarkt, als het gaat om investeren in zowel werkgevers als werknemers. Dat vertaalt zich in een stevige inzet op economie, waar heel veel kansen liggen. Wij moeten heel veel schade als gevolg van die aardbevingen gaan herstellen. En die aardbevingen zijn diep en diep triest en hebben een enorme impact op de mensen. Maar dat schadeherstel biedt in ieder geval ook kansen: kansen op werk en kansen op een van de thema’s die de Partij van de Arbeid ook aansneed: om energiebesparing in woningen snel te realiseren. En dat soort kansen moeten we grijpen. Economie betekent nieuwe bedrijven hiernaartoe halen. En het nieuws rond Google van gisteren is daar een mooi voorbeeld van: daar moeten we heel hard mee doorgaan als politici. Ik denk dat dat een heel bijzonder succes is van degenen die daar allemaal betrokken bij zijn geweest. Dat betekent ook de groei van bestaande bedrijven faciliteren: dat zie je nu langzamerhand gebeuren en daar maakt het College ook geld voor vrij. Ik noem het Dakfonds en de Regionale Investeringsregeling waar veel geld in gaat zitten en die kansen gaat bieden aan bestaande en nieuwe bedrijvigheid. Ik zou er nog veel meer over kunnen gaan zeggen als het gaat om chemie, want daarbij werden wat kanttekeningen geplaatst. Maar gezien mijn functie bij de Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta zal ik die verleiding weerstaan. Economische kansen liggen er ook op het gebied van infrastructuur. Er komen een heleboel infrastructurele tot ontwikkeling en tot uitvoering en ook dat betekent werk en inkomen en dat versterkt weer de leefbaarheid. En ja, dat moet wel kansen bieden voor iedereen. Dat betekent zowel laag- als hoogopgeleiden en die focus moet ook op beiden zijn. Want de economische crisis heeft beiden getroffen: zowel laag- als hoogopgeleiden zitten thuis. En de motie die samen met de Partij van de Arbeid, GroenLinks en de ChristenUnie is ingediend voor wat betreft Oost-Groningen, biedt daar ook kansen. En ik hoop ook dat andere partijen daarachter gaan staan. Ik zie die motie een beetje als de situatie toen ik mijn vrouw leerde kennen. U weet: ik houd van wijn en dat deed ik ook al toen ik mijn vrouw leerde kennen. Mijn vrouw dronk Lambrusco en Canei – noem het maar de zoete romantische ballad in de muziek en ik dronk in die tijd Barolo, een beetje de hardrock metal qua muziek onder de wijnen. En al die verschillen in de jaren dat wij intensief met elkaar gesproken, gewerkt en zaken tot uitvoering hebben gebracht, hebben ertoe geleid dat wij nu samen Amarones drinken. En als ik dat even vertaal naar muziek, dan is dat een krachtpatser, een complete symfonie à la Kyteman. En dát is nou precies wat deze motie eigenlijk bedoelt: met zijn allen – ondanks de verschillen die er zijn in belangen – gezamenlijk aan de slag gaan om deze regio een toekomstperspectief te bieden. Om te zorgen dat er een leefbare regio is waar mensen zich prettig voelen, veilig kunnen wonen, werk en inkomen hebben en zich thuis voelen. Dat is volgens mij ‘een uitdaging’ – in de woorden van de heer Swagerman bij zijn afscheid – waar wij allen in deze Staten voor zouden moeten staan. En ik hoop dan ook dat de SP als het gaat om de punten die zij ingebracht heeft ten aanzien van die motie, daar nog eens goed naar kijkt. Want over de oproep om inwoners te laten meepraten: ja, inwoners práten mee. We gaan dit met zijn allen doen en inwoners zijn degenen die in die maatschappelijke instellingen zitten. Het zijn gewoon mensen die daar werken, wonen en leven, die bij de vakbond zitten, die bij de werkgeversorganisaties zitten, die in allerlei andere maatschappelijke instellingen zitten die we daarbij willen betrekken, die vertegenwoordigd worden in gemeenteraden en in deze Staten om hen daarbij te betrekken. En u hebt gelijk: dit moet geen praatclub worden van externen met vrijblijvende adviezen; we gaan een plan van aanpak ontwikkelen waar we ons ondanks onze verschillen gezamenlijk aan gaan committeren en dat we langjarig gaan uitvoeren. Daar zijn we natuurlijk als volksvertegenwoordigers in deze Staten op aanspreekbaar – dan kijk ik nog niet eens naar het College. Daar zijn wij gewoon zélf als volksvertegenwoordigers op aanspreekbaar. Ja, er gaat veel aandacht uit naar laagopgeleiden. Dat lijkt me gezien de samenstelling van de bevolking in deze regio een terechte. Maar er wonen hier ook hoogopgeleiden en ook die moeten we dat toekomstperspectief bieden in de regio. En tot slot gaf u aan: ‘niet alleen in gesprek met Den Haag, maar ook duidelijke eisen’. Dat ben ik met u eens. Maar om duidelijke eisen te kunnen stellen moet je het eerst met elkaar eens zijn over wat je wil met de regio. Het gaat met name ook niet om geld. Want ik heb net al gezegd: er is al heel veel geld beschikbaar en de SP zelf zei al: ‘De afgelopen vier jaar is dat blijven hangen in plannen die niet tot uitvoer zijn gekomen.’ Laten we dat hele vele geld dat we hebben op het thema arbeidsmarkt, op het thema economie, op het thema bedrijvigheid en op het thema infrastructuur, nou eerst eens tot uitvoering brengen, voordat we ons de vraag stellen of we nóg veel meer geld nodig hebben. En laten we ook eens kijken en nadenken over andere oplossingen. Misschien moet er wel
12
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 regelgeving worden aangepast, kunnen we tot een flexibilisering van een aantal zaken komen, kunnen we de generatiewerkloosheid gaan doorbreken, kunnen we experimenteerruimte creëren – bijvoorbeeld op het gebied van uitkeringen, kunnen we weer gaan werken met gezelmeestersystemen conform de gildesystematiek. Feitelijk pleit ik voor nieuwe creativiteit en een nieuwe mentaliteit in het gebied. En daarbij is geld ongetwijfeld noodzakelijk om een deel van de plannen te kunnen realiseren, maar volgt dat geld wel een duidelijke visie. Mevrouw BECKERMAN (SP): Mooi, helder. Een strijdbaar betoog bijna. Maar die woorden horen we eigenlijk al vanaf het begin: werk stond vanaf dag 1 op pagina 1 van het Collegeprogramma. Als u nu zegt: met die 26.000 werklozen onder wie 5.200 jongeren die er nu zijn, moeten we inderdaad harder aan de slag. Het College heeft dat ook inderdaad niet goed genoeg gedaan – dat ben ik met u eens. Maar dan zou ik u willen vragen om de motie zo aan te passen dat we daar niet een extern deskundige club van maken, we natuurlijk iedereen vragen om hun mening, maar dat u de motie aanpast en stelt dat wij daar zelf verantwoordelijk voor zijn. Dat zou voor ons in onze overwegingen of we de motie uiteindelijk kunnen steunen, erg veel schelen. En het tweede punt is: geld vragen aan Den Haag. Zoals u weet heeft het College becijferd dat er ten opzichte van 2011 in totaal 35 miljoen bezuinigd wordt. Als u denkt dat u plannen kunt maken en 26.000 mensen aan het werk kunt helpen zonder dat daar extra geld bijkomt, bouwt u volgens mij dan luchtkastelen. De heer BROUNS (CDA): Ik zal beginnen met het ombouwen van de motie, want dat was volgens mij uw eerste vraag. Ik denk dat het niet nodig is om die motie om te bouwen. Als wij een handtekening zetten onder een plan van aanpak en dat langjarig gaan uitvoeren, dan geven we daarmee een commitment en zijn we daarvoor volledig aanspreekbaar. Dat is je verantwoordelijkheid nemen en ik pleit er dan ook voor dat op korte termijn te doen en aan de slag te gaan. Dan de externen. Ja, daar die heb je daar wél bij nodig. Het is namelijk heel simpel: als wij dit alleen gekund hadden en als het gebied dit alleen gekund had, dan had het gebied dat de afgelopen 10, 12 of 20 jaar al wel gedaan. Feit is dat we in de loop der jaren in de situatie gekomen zijn waarin we zijn en dat we daaruit moeten breken. Dat is ons zelfstandig niet gelukt en ik ben in ieder geval sterk genoeg om te zeggen dat we daar hulp bij nodig hebben. En die kun je krijgen door externen, die kennis van zaken hebben, die dat proces kunnen begeleiden en prima om kunnen gaan met verschillen en die aan die krachtpatser zoals de Amarone kunnen brengen. Zij kunnen daar prima werk bij leveren en dan zijn we nog steeds zelf verantwoordelijk. Mevrouw BECKERMAN (SP): Dit wordt bijna een drankcomité, maar waar ik moeite mee heb is niet dat je andere mensen vraagt of zij ook plannen hebben. Mijn grote moeite ligt bij het feit dat er 18 maart volgend jaar verkiezingen zijn. Vraagt u: ‘Mensen stem op mij, dan ga ik misschien wel andere mensen zoeken die dan misschien wel plannen voor mij kunnen maken en dan kan ik daar misschien wel een paar maanden later over nadenken?’ Of zegt u: ‘Ik strijd ervoor dat ik die werkgelegenheid ga aanpakken?’ Want op dit moment zien we wel weer heel veel plannenmakerij, maar heel erg weinig concreetheid en afrekenbaarheid en dat wilde ik u meegeven. De heer BROUNS (CDA): Dat sluit ook aan bij een derde vraag die in een eerdere interruptie zat. Ja, er worden heel veel plannen gemaakt. Maar daar ontbreekt af en toe ook wel de samenhang in. Dus laten we die nu eens bij elkaar brengen en tot actie komen. En inderdaad, u hebt gelijk: de afgelopen tien jaar zijn er heleboel zaken niet van de grond gekomen. Daar hebben we als CDA-fractie bij verschillende politieke beschouwingen ook aandacht voor gevraagd: breng versnelling in de realisatie van die infrastructuurprojecten, want dan kunnen die bouwbedrijven en aannemers aan de slag en dat betekent gewoon werk. En ja, het herstel van de schade door die aardbevingen duurt veel te lang. Zorg nou dat die huizen worden opgeknapt, dan kunnen er mensen aan de slag en krijgen tegelijkertijd de mensen die er wonen, weer een veilig huis. Dus dat is een dubbel belang. En ja, er kan veel versnelling worden aangebracht en ik heb die punten ook allemaal genoemd. Maar laten we die gelden die daarvoor beschikbaar zijn, nou eerst eens gaan besteden. Want u stelt nu voor om de beschikbare begrotingsruimte weer toe te voegen aan de leefbaarheidsreserve en dan komt het in dat potje dat we nog niet leeghebben en zullen we dan weer nieuwe plannen voor moeten maken. Dus laten we nou eerst gewoon eens het geld dat wij hebben en de plannen die gemaakt zijn, tot uitvoer brengen. En laten we heel gericht op Oost-Groningen specifiek inzet gaan plegen, want daar is gewoon veel meer aan de hand.
13
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Mevrouw BECKERMAN (SP): Een mooie jij-bak om te zeggen inderdaad dat er vanuit het leefbaarheidsfonds ook nog plannen zouden moeten worden gemaakt. Misschíén – en mag ik uw geheugen nog even opfrissen? – in de woon- en leefbaarheidsplannen liggen al die plannen er al, ze kunnen alleen niet uitgevoerd worden door een tekort aan middelen. De SP levert middelen erbij voor werk en leefbaarheid. Ik zou het mooi vinden als u dat ook zou doen. De heer BROUNS (CDA): De woon- en leefbaarheidsplannen pakken het basisprobleem niet aan. Leefbaarheid begint bij ‘werk, werk, werk’ en laten we nou eerst eens al die gelden tot uitvoer zien te krijgen. Ik ga na deze interrupties wel richting het einde, want ik had al gezegd dat ik de Algemene Beschouwingen niet over ga doen. Wij vinden als CDA-fractie in deze begroting de vertaalslag van wat we willen doen op het gebied van de arbeidsmarkt, op het gebied van de economie, op het gebied van de infrastructuur en de leefbaarheid. Het is in die zin een goede begroting. Die begroting kent een overschot en tegelijkertijd een verhoging van de lasten voor onze inwoners in de vorm van het indexeren van de opcenten en tegelijkertijd een beslag op de toekomstige generaties door een uitname uit het stamkapitaal – feitelijk uit het vermogen dat zij straks hebben – om weer te kunnen investeren in de samenleving en daar hun eigen keuzes uit te maken. Tegelijkertijd hebben we een brief van het College gekregen dat het begrotingsperspectief enigszins verslechterd is, maar desondanks is er voldoende ruimte om van de uitname uit het stamkapitaal af te zien en is er ook voldoende ruimte op die opcentenverhoging niet te doen. En als blijkt uit de plannenmakerij dat voor de inzet op leefbaarheid en de inzet op Oost-Groningen nieuw geld nodig is, dan moeten we die keuze bewust maken en kan dat inderdaad ook weer leiden tot een lastenverzwaring. Maar op dit moment hoeven we die keuze niet te maken, dus zien wij de noodzaak van die lastenverzwaring en van dat beslag op geld van onze toekomstige generaties niet zitten. In het verlengde daarvan het schatkistbankieren en de Wet HOF. De VVD noemde dat ‘gelegaliseerde diefstal’. De VVD is er zich ongetwijfeld van bewust dat zij een minister-president leveren, dus ik neem aan dat zij hem op dit gedrag zullen aanspreken. Tegelijkertijd zie ik daar voor de Partij van de Arbeid kansen als het gaat om de sociale werkvoorziening, want bij mijn weten zitten ook zij in het kabinet en zouden zij misschien die bezuinigingen via die lijn wel kunnen terugdraaien. De heer ZWERTBROEK (D66): D66 is positief over de begroting. De afgelopen jaren zijn flinke stappen gemaakt met bijvoorbeeld de Groninger energiepremie, het Groninger Verdienmodel, de Ideeënbank Groningen en de Wunderline Community. Deze projecten bieden de inwoners van de provincie Groningen de mogelijkheid om ambities te realiseren en ideeën te verwezenlijken. Een mooi voorbeeld zijn de zonnecollectieven en hun duurzaamheidsdoelstellingen van de inwoners van Adorp en Nieuwolda. Wat wil ik hiermee zeggen? De provincie ontwikkelt zich. Zij stimuleert en faciliteert inwoners, bedrijven en andere organisaties. D66 wil dat de provincie faciliteert en ondersteunt waar nodig, maar ook ruimte geeft waar dat kan. Want het zijn de inwoners, de bedrijven en de verenigingen die deze provincie maken tot wat zij is. De provincie moet zich concentreren op de taken waar zij echt nodig is, bijvoorbeeld bij infrastructuur en ruimtelijke omgeving. Inwoners van de provincie spelen echter ook daarin een belangrijke rol. Ze weten namelijk vaak maar al te goed wat het beste past in hun leefomgeving. Dit betekent dus ook dat de provincie haar beleid zo moet inrichten dat het dynamisch en flexibel is. Een dergelijk beleid is noodzakelijk: snelle veranderingen in de samenleving laten dat zien. Dit vraagt namelijk om nieuwe creatieve oplossingen die vaak vanuit de samenleving komen. Zo stond afgelopen maandag de Stichting Groningen Noord prominent in het Dagblad. Het doel van deze stichting is om samen met inwoners en bedrijven te zoeken naar mogelijkheden om het gebied sociaal en economisch vooruit te helpen. Een bijzonder interessant initiatief dat de creativiteit van de inwoners wil gebruiken om nieuwe mogelijkheden te vinden om de leefbaarheid in het gebied te vergroten. Wat vindt GS van dit initiatief? D66 ziet hierin mooie mogelijkheden voor de provincie om aan te sluiten bij een burgerinitiatief: overheidsparticipatie in plaats van burgerparticipatie. Is de provincie klaar om op een dergelijke manier beleid uit te voeren? Een ander belangrijk onderdeel van de nieuwe rol van de overheid is nóg meer transparantie – ook op het gebied van de financiën. Burgers kunnen pas meedenken en beslissen als ze over de nodige informatie beschikken. D66 vindt dat de begroting elk jaar helderder en inzichtelijker wordt: daarvoor onze complimenten. De provincie Groningen was daarnaast de eerste provinciale overheid die zich aansloot bij het initiatief Openspending, een website waar actuele financiële uitgaven van overheden inzichtelijk gemaakt worden. Zo kan iedereen vlug en gemakkelijk zien waar de provincie haar geld aan uitgeeft. D66 is hier blij mee, maar vindt dat er nog meer mogelijkheden zijn om de transparantie te vergroten. Hiertoe dienen wij de volgende twee moties in.
14
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 2, getiteld ‘Transparante Gemeenschappelijke Regelingen’, ingediend door de D66-fractie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat de provincie sinds 23 april jl., toen als eerste provincie, deelneemt aan Openspending.nl, een website waarop de financiële gegevens van overheden met grafieken inzichtelijk worden gemaakt en mogelijk maakt overheden met elkaar te vergelijken; de provincie deelneemster is aan een groot aantal gemeenschappelijke regelingen en andersoortige samenwerkingsverbanden – zoals Energy Valley, het Waddenfonds, het OVBureau et cetera – met gemeenten, provincies en private partijen; deze samenwerkingsverbanden verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk deel van de uitvoering van het beleid van de provincie en daarmee verantwoordelijk voor de besteding van publieke gelden; Overwegende dat het toevoegen van de samenwerkingsregelingen aan Openspending.nl ertoe zal leiden dat inwoners van de provincie op een eenvoudige manier nauwkeuriger kunnen nagaan waar het geld van de provincie aan besteed wordt; Openspending.nl ook financiële gegevens van samenwerkingsverbanden beschikbaar kan stellen; financiële gegevens redelijk gemakkelijk door de samenwerkingsverbanden op Iv3-niveau aangeleverd kunnen worden aan Openspending.nl en deze gegevens op dit moment al aan het CBS geleverd worden door de samenwerkingsverbanden; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. bij de besturen van alle samenwerkingsregelingen waar de provincie aan deelneemt, met klem het verzoek te doen om hun Iv3-gegevens met terugwerkende kracht vanaf 2009 en in de toekomst aan Openspending.nl beschikbaar te stellen; En gaan over tot de orde van de dag!’ Dan hebben we de motie met nummer 3, getiteld ‘Meer details naar Openspending.nl’, ook ingediend door de D66-fractie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat de provincie sinds 23 april jl., toen als eerste provincie, deelneemt aan Openspending.nl, een website waarop de financiële gegevens van overheden met grafieken inzichtelijk worden gemaakt en mogelijk maakt overheden met elkaar te vergelijken; Overwegende dat de huidige Iv3-gegevens in Openspending.nl van de provincie Groningen slechts drie detailniveaus kunnen aangeven; de huidige boekingsposten op het derde detailniveau de meeste burgers weinig zullen zeggen en bovendien weinig inzicht geven in de precieze bestedingen van de provincie; het idealiter mogelijk zou moeten zijn om de bestemming van elke euro die de provincie ontvangt en uitgeeft, op een inzichtelijke manier te achterhalen; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. te onderzoeken hoe zij meer financiële detaildata dan Iv3 kunnen vrijgeven aan Openspending.nl ten behoeve van verdergaande financiële transparantie en de uitkomsten hiervan zo spoedig mogelijk aan Provinciale Staten kenbaar te maken; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer JANSEN (PVV): Ik vind ze erg mooi hoor, deze moties waar de heer Zwertbroek mee komt en we zullen ze ook zeker steunen, want we zijn blij met zijn voortschrijdend inzicht. Maar ik heb hier een stapel moties die wij in het verleden hebben ingediend – de eerste dateert al van juli 2011 – waarin wij weer precies voor hetzelfde pleiten. Waarom hebt u die moties van ons in het verleden dan niet gesteund? De heer ZWERTBROEK (D66): Allereerst was Openspending er op dat moment nog niet, dat is iets waar wij nu bij aangesloten zijn en waar je op kunt voortborduren. Ook kan ik mij herinneren dat er een motie werd ingediend die wij voornemens waren te steunen, maar die werd ingetrokken op dit punt.
15
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De heer JANSEN (PVV): Nou, die werd aangehouden en we hebben iedereen verzocht om daarbij mee te denken en we hebben toen geen reactie van u gekregen. Desalniettemin erg mooi dat u deze plannen hebt. Ik hoop alleen niet – en ik hoop dat u dat kunt bevestigen – dat u moties niet steunt omdat ze van PVV-huize zijn en gewoon meekijkt naar de inhoud. De heer ZWERTBROEK (D66): Mijn fractie beoordeelt moties altíjd op de inhoud en waar die vandaan komen maakt me niet uit. De inhoud is leidend. De heer JANSEN (PVV): Oké, dan zullen wij in het vervolg u daaraan houden als wij weer soortgelijke moties indienen. Mevrouw WULFSE (VVD): In de motie over samenwerkingsverbanden zie ik heel veel haken en ogen, maar ik wacht eerst op het antwoord van het College. In de laatste motie, die meer op detailniveau is, spreekt u over de samenwerking met Openspending, maar u suggereert daarin dat Openspending een soort monopolist is met betrekking tot onze gegevens. Want u zegt dat u die gegevens aan Openspending beschikbaar wilt stellen. Hoe ziet u dat? De heer ZWERTBROEK (D66): Als het gaat om het eerste, die samenwerkingsverbanden, dan roepen wij het College ook op onder de noemer ‘zoveel als mogelijk’. Want het verschilt per samenwerkingsverband hoe die regels in elkaar zitten en wat daarbij de rol van de provincie is, dus daarbij ben ook ik inderdaad benieuwd naar de reactie van de gedeputeerde – ik ga zo ook nog even kort in op die twee moties. En als het gaat om die verdieping: Openspending heeft geen monopoliepositie, dat ben ik met u eens. Je kunt gegevens aanleveren en die gaan ook via het CBS en zij van Openspending kunnen dat ook zelf weer opzoeken. Dus wij roepen er vooral toe op dat de provincie actief verder inzicht daarin moet geven, want er staan nu termen op de website van de provincie genoemd waar zelfs ik niet begrijp wat daarmee bedoeld wordt. En wij roepen nu juist op: geef concreet aan waar je iets aan uitgeeft – tot op projectniveau. Mevrouw WULFSE (VVD): Ja, dat laatste begrijp ik: begrijpelijke taal is sowieso een mooi onderwerp om in de politiek te bespreken. Maar toch nog even wat meer duidelijkheid. Want in het dictum staat gewoon duidelijk Openspending genoemd, terwijl we natuurlijk gewoon een open dataportaal hebben waaruit iedereen gegevens mag ophalen en we gegevens leveren aan het CBS. Het is toch de bedoeling dat iedereen die gegevens mag ophalen? De heer ZWERTBROEK (D66): Dat klopt, die zijn openbaar. Maar we hopen juist op die proactieve houding. Mensen kunnen dingen opzoeken, maar je kunt als provincie ook aangeven dat ze online staan op Openspending, zodat dat nog meer inzicht geeft. Dus als provincie kun je daarin ook proactief handelen. In de eerste motie roepen wij dus Gedeputeerde Staten op om meer op detailniveau de uitgaven van de provincie openbaar te maken. Hoewel Openspending nu een mooi overzicht geeft van de uitgaven, denken wij dat termen als ‘administratieve boekingen’ en ‘aankoop niet-duurzame goederen en diensten’ nog niet duidelijk genoeg zijn. Wat zijn de mogelijkheden hiervoor om dit duidelijk te maken en hoe denkt GS hierover? Daarnaast roepen wij in de andere motie op om zich in te zetten om ook de uitgaven van die samenwerkingsverbanden, waar onze provincie onderdeel van is, via Openspending inzichtelijk te maken. Er gaat tenslotte veel gemeenschapsgeld naar dergelijke gemeenschappelijke regelingen. Transparantie moet ook daar de standaard zijn. Dit was de laatste begrotingsbehandeling van deze Statenperiode – het is al eerder genoemd. Op 18 maart zijn er verkiezingen. In de huidige begroting is er financiële ruimte ontstaan. D66 wil deze ruimte door het nieuwe College in 2015 laten invullen. Volgens ons is het niet duurzaam om vlak vóór de verkiezingen het budget in nieuwe projecten te steken. Daarom stemt D66 in met variant 2 zoals genoemd in de voordracht. Ondanks de economisch mindere jaren staat de provincie er financieel goed voor. Er blijven echter grote uitdagingen voor ons in de toekomst. Die uitdagingen kunnen alleen overwonnen worden als de provincie samen met de inwoners, bedrijven en organisaties in de provincie Groningen aan de slag gaan. Er zijn genoeg mooie en kansrijke initiatieven in de Groninger samenleving. Als de
16
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 provincie kan aansluiten bij dergelijke initiatieven, kan Groningen met de gezonde financiële basis die nu is gelegd, weer een heel stuk vooruit. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik kan me gedeeltelijk vinden in uw betoog. U zegt: ‘Er zijn kansrijke initiatieven.’ Maar er zijn toch ook kansrijke initiatieven die een klein beetje een minimaal bedrag ten opzichte van de rest van de begroting nodig hebben? En wel nu, want anders zijn ze er volgend jaar misschien niet meer. Zou u daar wellicht in mee kunnen stemmen in dat soort kansrijke initiatieven? De heer ZWERTBROEK (D66): Die kansrijke initiatieven kunnen ook zeker die ruimte krijgen en ik ken ook GS als proactief met name als het om leefbaarheid gaat. Kijk maar naar alles wat daarin gebeurt, bijvoorbeeld als je kijkt naar de portefeuille economische zaken. Die gedeputeerden zijn daar heel proactief mee bezig, dus die kijken ook heel goed naar waar het wel kan en waar het niet kan. Dus dat is gewoon een mogelijkheid en daarbij vertrouw ik ook op de kennis van de ambtelijke ondersteuning en de leden van het Dagelijks Bestuur die hier links van mij zitten. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Wij komen straks met twee kleine voorstellen, het gaat daarbij om minimale bedragen. Ze passen niet helemaal binnen de bestaande kaders, dus ik ben benieuwd of u daar met een open visie naar wilt kijken. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik wil vanzelfsprekend naar alles met een open vizier kijken – dat heb ik net ook al aangegeven richting de PVV. Maar ik heb ook aangegeven dat ik vind dat je niet nu voor een jaar de financiën moet gaan inzetten, terwijl er volgend jaar een nieuw College kan zitten met wellicht andere partijen daarin – wellicht doen wij dan niet mee – die ander beleid kunnen gaan maken. Dat je dus voor een jaar iets gaat doen wat over een jaar weer totaal kan veranderen, dat mensen dan kunnen zeggen: ‘Ja, dat doen we niet meer.’ Ik denk dat dat in tijd ook niet duurzaam is om beleid te maken. Dan kijken mensen ook gek op: ‘Wat doet de provincie nu?’ De heer JANSEN (PVV): De Programmabegroting en Productenbegroting zijn geïntegreerd en in elk programma worden de doelen, kengetallen en indicatoren achtereenvolgens opgenomen. Dit komt onzes inziens het overzicht ten goede en wij willen het College ook dit jaar daarvoor weer bedanken. Tevens zijn wij van mening dat de sluitende begroting een degelijke financiële vertaling is van de Voorjaarsnota en er wordt terecht in de begroting geconstateerd dat er vele financiële risico’s zijn. In dit opzicht valt te denken aan rente, inflatie en inkomsten van het Rijk door middel van het Provinciefonds. Een deugdelijke financiële huishouding is derhalve van groot belang en de uitgaven en investeringen dienen constant kritisch te worden bekeken. Even naar de metafoor van de heer Brouns: wij willen dan geen decadente wijn maar een lekker robuust biertje. Dat is goed te betalen. Precies daarom zetten wij vraagtekens bij nut en noodzaak van sommige uitgaven. Zo hebben wij twijfels bij het nut van de intensivering van de verkooppromotie van de kavels bij Blauwestad en planontwikkelingen gerelateerd aan de energietransitie. Ook een dialoogtafel met twee voorzitters lijkt ons onnodig duur. Naast deze punten lijkt ons provinciehuis zelf er niet altijd in te slagen om een effectieve cultuur van kostenbewustzijn te creëren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de apparaatskosten die met 4 procent stijgen. Zoals eerder gezegd zijn wij van mening dat de wensen van de partijen in de vorm van aangenomen moties en amendementen deugdelijk zijn vertaald in de begroting. Echter, de meeste van onze plannen hebben de afgelopen periode geen meerderheid in deze State gekregen, waardoor de begroting fundamenteel afwijkt van de visie van de PVV. Uitgaven op het gebied van duurzaamheid, natuur, veiligheid en infrastructuur hadden wij graag anders gezien. Zo kunnen investeringen in geldverslindende en horizonvervuilende windmolens wat ons betreft geschrapt worden en is het vrij baan geven aan het subsidiëren van het investeringsfonds van het allergrootste belang. Hier komt immers de werkgelegenheid vandaan die Groningen zo hard nodig heeft. Kortom: de economische ontwikkeling moet wat ons betreft absolute prioriteit hebben en verder mag er wat ons betreft eigenlijk wel wat meer geïnvesteerd worden in veiligheid. Hier dienen we straks ook een motie voor in bij het volgende agendapunt. Een ander aspect dat voor de PVV altijd belangrijk is, is het streven naar lastenvermindering voor de Groningers. Het wordt tijd dat de automobilisten in onze provincie niet als melkkoe worden gebruikt om rode plannetjes van dit College te financieren, maar dat ze gaan betalen voor wat ze gebruiken. Het is wat ons betreft dan ook onverkoopbaar dat de provinciale opcenten wederom worden verhoogd. Het moge duidelijk zijn: onze visie voor Groningen wijkt sterk af van de visie van dit College. Wij zullen de voordracht die vóór ons ligt, daarom niet steunen.
17
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Behoedzaam: dat is het sleutelwoord waarmee niet alleen de Miljoenennota, de Rijksbegroting, het beste kan worden omschreven, maar dat geldt ook voor onze eigen provinciale begroting. Deze begroting is voor een belangrijk deel opgebouwd rondom het maatregelenpakket naar aanleiding van het gaswinningsakkoord en daarin wordt een niet-geringe cofinancieringsbijdrage van de provincie verlangd. Bij de Voorjaarsnota werd ons daarom voorgesteld om een beroep op het stamkapitaal te doen om de begroting rond te krijgen. Inmiddels is het begrotingsbeeld verbeterd en het College stelt ons in de voordracht een aantal opties voor hoe hiermee om te gaan. De keuze van de ChristenUnie is om het beroep op het stamkapitaal en beperkte begrotingsruimte te laten bestaan. Daarmee kiezen wij dus voor de tweede optie. Voor de nog niet ingevulde begrotingsruimte voor de jaren 2015-2018 heeft het College geen nadere voorstellen gedaan, gelet op de nodige onzekerheden in de komende jaren. Dat lijkt ons een verstandige keuze. Mocht aan het einde van dit jaar blijken dat deze ruimte blijft bestaan, dan zal er in de volgende periode ongetwijfeld een passende invulling voor worden gevonden. We hebben een aantal uitgewerkte scenario’s gekregen van het College voor de inzet van de provinciale middelen na 2018. Dat is vooruitkijken over bijna twee zittingsperiodes, waarin er ook nog heel veel kan veranderen. We nemen er nu kennis van en het lijkt ons goed om periodiek een update uit te voeren van deze gedane exercitie. De provincie maakt met deze begroting het huishoudboekje op orde en daar zijn wij als ChristenUnie blij mee. We kunnen daar dus van harte mee instemmen. De begroting bedraagt dit jaar zo’n ruim 325 miljoen euro. Hoewel dit 5 miljoen meer is dan vorig jaar, is het verschil met 2010 toch wel behoorlijk: 384 miljoen bedroeg de begroting op dat moment. Wat dat betreft is er in het inkomens- en uitgavenpatroon van de provincie in deze zittingsperiode van Provinciale Staten best wel het een en ander veranderd. Het grootste deel van de begroting wordt besteed aan de bereikbaarheid van Groningen, een belangrijk onderwerp en daarnaast investeert de provincie veel in de economie, cultuur, natuur en landschap. Ook wordt er de komende jaren nog veel geld besteed aan de verbetering van de leefbaarheid in krimpgebieden. In het voorliggende jaar zijn er wat dat betreft nog veel uitdagingen voor de provincie. Het stimuleren van de regionale economie en werkgelegenheid is een van die thema’s. De betrokkenheid van de ChristenUnie bij dit vraagstuk is groot. Niet alleen hier in Provinciale Staten, maar ook in de Tweede Kamer heeft onze fractie het vizier op het noorden gericht. Na de aangenomen motie-Schouten, waarmee 60 miljoen voor de Eemsdelta deze kant is opgekomen, werd vóór de zomer de motie Slob-Samsom aangenomen die de regering verzocht, waar op initiatief gewerkt wordt aan structurele versterkingen van de economie, bij te dragen aan actieplannen. Vorige week donderdag werd aan dit rijtje de aangenomen motie Samsom-Slob-Van der Staaij toegevoegd: een directe oproep om het Pact voor het Noorden maximaal te ondersteunen, waarbij de gevraagde 52 miljoen euro beschikbaar kan komen ten gunste van het noorden. Wij roepen het College op om de kansen die deze uitspraken van de Tweede Kamer bieden, te verzilveren en daarom zijn wij medeindiener van de motie die zojuist is overgelegd door de Partij van de Arbeid. Bij de Voorjaarsnota hebben wij expliciet aandacht gevraagd voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Door middel van de motie hebben Provinciale Staten uitgangspunten meegegeven die gehanteerd moeten worden bij de besteding van de extra middelen die we uittrekken voor de aanpak van jeugdwerkloosheid. Wij vragen het College bij de Integrale Bijstelling een toelichting te geven hoe en waaraan de middelen voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid zullen worden besteed en hoe de uitspraak van de Staten daarin wordt meegenomen. Deze begroting is de laatste van dit College in de huidige zittingsperiode. Wij kijken terug op een periode waarin we ons als provincie zeker niet alleen in rustig vaarwater bevonden – op zijn tijd zelfs zeer woelig. De financiële en economische crisis is onze provincie niet voorbijgegaan. Besluiten over bezuinigingen van rijkswege en provinciaal zijn genomen en de maatregelen hebben voor een deel reeds hun beslag gekregen. Daarnaast werden we geconfronteerd met grote vraagstukken over de veiligheid van de mensen door de aardbevingen als gevolg van de gaswinning. Hier komen we vanmiddag bij de mondelinge vragen uitgebreid op terug. De VOORZITTER: Beknopt. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ja, ik ben aan het afronden. De VOORZITTER: Nee nee, u moet bij de mondelinge vragen hier niet uitgebreid maar beknopt op terugkomen.
18
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ah, oké. Ja, het is maar net hoe je het wilt zien. De VOORZITTER: Gaat u voort. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ondanks deze omstandigheden mogen we terugkijken op een periode waarin veel werk is verzet op terreinen van werkgelegenheid, energie en leefbaarheid. Er is ambitieus gewerkt aan een provincie waar het goed wonen, werken en leven is. Dat werk zal in de volgende periode met een solide begroting voortgezet moeten worden en daar draagt de ChristenUnie heel graag een steentje aan bij. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): De begroting van 2015 is een eerste stap naar het nieuwe jaar, waarin het College ons probeert te laten zien wat de financiële vooruitzichten, passend bij het uitgestippelde beleid, worden. Een beleid van een beetje afronden, maar grotendeels van matigen, strepen en doorhalen. En dat is niet wat GroenLinks wil. Wij geloven dat er de komende jaren veerkracht en nieuwe energie nodig is. Veerkracht om het hoofd te bieden aan financiële en economische uitdagingen. En die veerkracht is er niet als een oude oplossing op een oude manier van werken gekozen wordt. Daartegenover zien wij innovatieve bedrijven die groeien en dat zijn de bedrijven die op een nieuwe manier werken, die technologie en ambacht weten te verbinden en bedrijven die sociaal en lokaal ondernemen. GroenLinks wil dat de provincie verder investeert in die bedrijven en niet oppot. Het voorstel om de 3,4 miljoen, die na herberekening overblijft, niet te investeren maar te sparen voor slechtere tijden, vinden wij dan ook geen goed plan. Waar wachten we dan op? Bij de Voorjaarsnota sprak GroenLinks al zijn verbazing uit over de bezuinigingen op het arbeidsmarktbeleid. Hoe kan dat in deze tijden? Wij kennen genoeg voorbeelden die én werkgelegenheid opleveren én goed zijn voor Groningen. Zo zouden wij graag zien dat de 250.000 euro naar een werkgelegenheidsplan van Staatsbosbeheer en Landschapsbeheer Groningen gaat. Zij willen mensen met een arbeidshandicap begeleid in de natuur laten werken: voor ons twee vliegen in één klap. Bovendien is het plan bewezen effectief en dat soort slimme oplossingen hebben we nodig om de grote uitdagingen die met de Participatiewet ons te wachten staan, het hoofd te bieden. Dan de streekmarkten. Twee jaar geleden werd er door dit plan een streep gehaald. De streekmarkten zouden het best zonder wat geld kunnen. Dat klopt niet. Ze houden amper het hoofd boven water en hebben erg veel behoefte aan geld voor publiciteit. Als we daar 100.000 euro per jaar voor vrijmaken, stimuleren een positief imago van de Groningse landbouw, dat verder reikt dan alleen Groningen. Iets wat u ook wilt, want dat is uw Collegeprogramma. Het is bovendien maar een minimaal gedeelte van de opgepotte miljoenen dat een ontzettend grote spin-off kan geven. In de commissie sprak u zelf uit, waarde toe te kennen aan de streekmarkten, maar bent u dan ook bereid om dit hard te maken? Daarom dienen we dit amendement met nummer 2 in voor de streekmarkten net het landschapsbeheerplan in. In de commissie heeft GroenLinks aandacht gevraagd voor het project FLINK van de NOM. FLINK koppelt startende bedrijven aan ervaren investeerders die niet alleen geld maar ook kennis aanbieden. Dit project loopt nu bijna twee jaar en is een groot succes. Voor GroenLinks ook een kenmerk van de nieuwe manier van werken. In de begroting is geen geld vrijgemaakt om dit te continueren en wij horen graag van de gedeputeerde of hij nog kansen ziet om dit alsnog te doen. GroenLinks vindt het belangrijk om projecten die goed werken en nog duidelijk potentieel hebben, niet een vroegtijdige dood te laten sterven – helemaal als die middelen er wél zijn. Een ander vernieuwend idee is het basisinkomen, een oud plan van de voorloper van GroenLinks, de PPR, waarbij iedereen een basisinkomen zonder voorwaarden krijgt. Gezien de positieve uitkomsten en effecten van eerdere proeven in andere landen vindt GroenLinks het tijd om hier in Nederland concreet mee aan de slag te gaan: juist in Groningen biedt het kansen. Binnenkort komen we met een concreet voorstel hierover. Groningen heeft wat GroenLinks betreft ook een sociaal gezicht. Dat sociaal gezicht zien we het komende jaar bijvoorbeeld nog bij het budget dat vrijgemaakt wordt voor de asielzoekers, maar daarna wordt het opgebouwd. En dat snappen wij niet, want er komen steeds meer asielzoekers ons land binnen en er is dan ook grote behoefte aan opvangplekken voor deze asielzoekers. Iedere maand komen er honderden asielzoekers ons land binnen. Het noorden heeft de ruimte om hun een plek te bieden en op dit moment vangen we in het noorden ongeveer 5.500 asielzoekers op: een groot aantal, maar we hebben nog veel plek over in het noorden. We hebben leegstaande gebouwen die het COA kan opknappen, zoals in Wedde. We hebben leegstaande hotels zoals in Uithuizen, maar ook in De Marne bijvoorbeeld. Een kans voor werk waar we op dit moment behoefte aan hebben. In de jeugdzorg vallen rake klappen en veel mensen komen daar zonder werk te zitten. Deze mensen
19
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 kunnen daar zó aan de slag in het COA: dat is werkgelegenheid en dat is creatief denken. Wat GroenLinks betreft speelt de provincie een bemiddelende rol en zet de Commissaris van de Koning zich in om in de provincie op zoek te gaan naar geschikte, tijdelijke plekken voor deze asielzoekers. Graag horen we dan ook of u bereid bent het nodige met het nuttige te verenigen. Wellicht kunt u dan samen met de gemeenten het COA ruimte bieden in ruil voor bijvoorbeeld lokale inkoop: dan stimuleren we de middenstand ook direct. Een van de terugkerende thema’s is terecht werkgelegenheid. Dat is er een van GroenLinks, zeker, maar dan anders. Wij willen een mooie provincie met veel natuur en schone energie. Op die wijze trekken we mensen en bedrijvigheid naar Groningen en dat hebben we heel hard nodig. Dat u niet voor de investering in natuur kiest, is duidelijk. Dat heeft niet uw prioriteit. Maar u geeft wel aan dat duurzaamheid en werkgelegenheid de prioriteit hebben. GroenLinks wil dan ook graag zien dat u meer investeert in de kansen die Groningen biedt: wij hebben namelijk de ideale basis voor een biobased economy, een economie die draait op biologische grondstoffen zoals restafval van de landbouw. Volgens onze eigen Rijksdienst biedt deze biobased economy dan ook grote groeikansen voor het bedrijfsleven. Bovendien zal zij een van de nationale speerpunten worden voor de grootste groei van de economie. Daar wil GroenLinks in investeren en daar zien wij toekomst in. En daarom moeten wij onze jeugd goed opleiden en daarom moeten wij ook een visie op dat gebied schrijven. En daarom hebben wij de Partij van de Arbeid een handreiking gedaan en gevraagd om een verbinding met de Eemshaven – met Duitstalig onderwijs en natuurlijk ook de biobased economy – en dit op laten nemen in een motie, zodat wij akkoord konden gaan. Wij zijn blij dat de Partij van de Arbeid – en we spreken onze waardering daarvoor uit – deze handreiking heeft aangenomen. Dank u wel daarvoor. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik heb ook tijdens de Algemene Beschouwingen met interesse naar uw verhaal geluisterd en daar had u het meerdere keren over ‘de tijd is nu’: er is nu actie nodig en dat ging toen over de arbeidsmarkt en over werk dat elke partij hier in de Staten zo belangrijk vindt. En nu staat er in de motie dat er drie maanden de tijd moet worden genomen om met al die partijen in gesprek te gaan. Is dat wel reëel? Het is nogal een opdracht om bij elkaar te gaan zitten en een heel plan te maken in drie maanden tijd, als je meer dan acht keer in de woordvoering hebt genoemd ‘de tijd is nu’. Vraag twee gaat over de nieuwe politiek waar u het over had. Ik noemde het net al: overheidsparticipatie door juist aan te sluiten bij zo’n initiatief zoals dat in Noord-Groningen wordt ontwikkeld door inwoners en bedrijven samen. Maar past dan zo’n pact, commissie, borrel- of wijnclub – het is net allemaal al voorbijgekomen – wel in die nieuwe politiek volgens u, als er al allerlei ideeën en rapporten liggen? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Nou, dat past zeker – en dat is het antwoord op vraag 1 en 2 in één keer – want waar wij gebruik van moeten maken is de kracht van wat er al ligt. Er ligt zoveel kennis en zoveel kracht bij die gemeenten en die instellingen: het gaat om het verbinden daarvan. En zoals u het nu vraagt, lijkt het net alsof er nog helemaal geen goede ideeën zijn maar die zijn er wel degelijk en dat past ook bij die nieuwe politiek. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik gaf juist aan dat er al heel veel ligt en dat er al dingen gebeuren. Ik had net ook al lovende woorden over voor de gedeputeerde van EZ die al heel proactief bezig is en ook met heel veel ondernemers en samenwerkingsverbanden contacten heeft. En als we het dan hebben over ‘de tijd is nu’, dan is het toch bijzonder dat u eerst zei ‘Dat moeten we nu doen en daar hebben we niet zo’n plan voor nodig, dat kan de gedeputeerde’ en dat u dan nu zegt dat dat plan wél nodig is. Maar dat gaat maanden in beslag nemen en dan moeten we maar zien wat daaruit gaat komen. Snapt u dat dat heel vreemd overkomt? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Nee, dat snap ik niet. Volgens mij heeft uw en mijn collega, de heer Brouns, zonet een ontzettend mooi verhaal gehouden over het versterken van de structuur en wat voor mooie wijn het kan worden als je die krachten verenigt. Nou, dat is wat we met de motie beogen en om precies te zijn: bij die tijdspanne van drie maanden hebben we inderdaad aangegeven dat het op korte termijn moet en daar wil het dan ook graag bij laten. De heer ZWERTBROEK (D66): Bent u het met mij eens dat de gedeputeerde daarin een fantastische wijnbouwer kan zijn, die dat op een heel snelle manier kan aanpakken?
20
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De VOORZITTER: Ik stel voor dat die wijn nog eventjes wat langer rijpt. Akkoord, daarmee zijn we bij Vrij Mandaat, de heer Veerenhuis-Lens. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Wie wil eens op een voetbalveld komt, die kent ze wel: de overijverige spitsen die om iedere bal vragen en er toch maar niet in slagen om het vijandelijke doel te raken. Die vergelijking kwam bij mij op toen ik de Begroting 2015 las. Het beeld is dat van een coalitie die als provinciale spits overijverig is, maar vooral scoort in eigen doel. Het probleem is een beetje dat het College álles belangrijk vindt en overal een rol wil, zal en moet spelen. Het lijkt het kabinet wel. De begroting is een sluitende optelsom, maar wat ontbreekt is een visie voor heel Groningen en zelfs een aanzet daartoe. Over 10 jaar is de rol van Groningen als dé gasproducent van Europa uitgespeeld. Er kan nog 20 jaar gas worden gewonnen, maar door de afnemende druk steeds minder. Heel Nederland en een deel van het buitenland hebben tientallen jaren van de zegeningen van het Groninger aardgas geprofiteerd, maar voor de inwoners van het Groninger gasveld dreigt het uit te lopen op een economische en sociaal-culturele ramp. Je zou kunnen zeggen dat Groningen de steun van álle Nederlanders verdient bij het werken aan een toekomst voor het gebied voorbij de gaswinning. En je kunt zelfs beweren dat Groningen daar tot op zekere hoogte daar een zedelijk recht op heeft. Maar dan moet Groningen wel met een visionair plan komen, een plan dat meer is dan de som der delen. Daar is behoefte aan en er ligt een niet te missen kans: het datacentrum van Google. In de Groninger Internetcourant stond gisteren een verhaal dat ik graag wil citeren, omdat ik het geweldig inspirerend vind. De schrijver zegt: ‘Laten we de lat vooral zeer hoog leggen. In Groningen zijn alle basisvoorwaarden aanwezig om te komen tot een soort Silicon Valley. We hebben in Groningen de bedrijven, we hebben de jongeren, we hebben de kennis, we hebben ook nog wel wat oudere hippies en een creatieve cultuur. Alle ingrediënten dus voor een cocktail die moet kunnen zorgen voor een brede Silicon Valley tussen Eems en Aa.’ Ook de Telegraaf stak de loftrompet over Groningen en wel vanwege ‘de ijzersterke infrastructuur en de geografische ligging’. Maar het buitengebied van Groningen bevindt zich digitaal in het Stenen Tijdperk. Als het ultrasnelle Google-datacentrum straks klaar is, heeft het buren die nog via een telefoondraadje erin moeten zien te komen. Dat moeten wij en Google niet meer willen. De komst van het nieuwe datacentrum van Google naar Groningen vraagt om extra aandacht voor de situatie in het buitengebied, waar 25 procent van de bevolking geen toegang heeft tot breedbandinternet. Marktpartijen vragen op dit moment nog tussen de 3.000 en 4.000 euro per glasvezelaansluiting in het buitengebied. Ondernemers in het buitengebied zijn voor hun bedrijfsvoering steeds afhankelijker van breedbandinternetdiensten. Marktpartijen laten kansen liggen en toch kan het voor hen heel interessant zijn. Bijvoorbeeld om met groepen burgers of groepen ondernemers te onderhandelen, terwijl vraagbundeling een betere onderhandelingspositie tegenover glasvezelaanbieders geeft. Daarom acht ik het zinvol dat de provincie een regierol op zich neemt en ik heb een amendement van die strekking met nummer 3, getiteld ‘Glasvezel in het buitengebied’, dat ik bij dezen graag wil indienen. Mevrouw DE WREDE (PvdD): In deze bijdrage willen wij graag concrete invulling geven aan het begrip duurzaamheid. Wij gebruiken graag de Zuid-Afrikaanse term daarvoor: ‘volhoudbaarheid’. Een term die de essentie goed weergeeft: het streven naar een maatschappij met economische processen die op de lange termijn ‘volhoudbaar’ zijn. Hiertoe zullen we bij dit agendapunt twee moties indienen: een motie waarin we vragen om een onderzoek naar de transitiemogelijkheden binnen de Groninger visserij en een motie duurzaam bankieren. ‘De tijd van praten is voorbij. Nu moet er worden opgetreden.’ Dit zijn VN-topman Ban Kimoon op de nieuwe internationale top over de gevolgen van de klimaatverandering. Sinds de mislukte top in 2009 in Kopenhagen is het voor het eerst dat zoveel politieke leiders zich over de klimaatverandering buigen. Het is vast niet toevallig dat Oxfam Novib net een nieuw rapport heeft uitgebracht waarin de gevolgen van de klimaatverandering worden geschetst. In de afgelopen vijf jaar hebben de rampen die het gevolg waren van de klimaatverandering 380 miljard euro gekost. Sinds 2009 zijn 650 miljoen mensen hierdoor getroffen en hebben meer dan 100.000 mensen het leven verloren door meer rampen. Oogsten raken vernield, voedselprijzen stijgen en miljoenen lijden honger. Iedereen weet eigenlijk wel wat er moet gebeuren – of dát er wat moet gebeuren – en heeft de mond vol over duurzaamheid, maar er worden weinig concrete stappen genomen. Duurzaamheid: het is een groot woord dat ook in deze begroting maar liefst 82 keer terugkomt. Toch kan deze begroting onze goedkeuring niet wegdragen, omdat het korte- of slechts middellangetermijndenken overheerst en groei de kern blijft van de provinciale politiek. Het Planbureau voor de Leefomgeving constateerde in de Balans 2014 onlangs dat het nog steeds niet zo best is met de natuur, het milieu en de verduurzaming van de Nederlandse maatschappij. Het bureau
21
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 stelt dan ook met recht: ‘De toekomst is nu’. Er zijn prachtige kansen om meer invulling te geven aan een duurzame provincie. Zo is uit onderzoek gebleken dat de huisbankier van de provincie Groningen, de ABN-AMRO, zeer slecht scoort op een aantal belangrijke criteria van de Eerlijke Bankwijzer, waaronder dierenwelzijn en klimaatverandering. Wat blijkt is dat ABN-AMRO geen ‘eerlijke bank’ is. Wij vinden dat deze bank niet past bij het duurzame karakter van de provincie Groningen waar het College naar zegt te streven. In navolging van het Rijk, waar een meerderheid instemde met het zoeken naar een nieuwe huisbankier – op verzoek van een motie van de Partij voor de Dieren – roepen wij het provinciebestuur op om een andere bank te zoeken. Wij dienen hiertoe de volgende motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 4, getiteld ‘Onderbrengen bankzaken bij eerlijke bank’, ingediend door de fracties van de Partij voor de Dieren en GroenLinks: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat ABN-AMRO de huisbankier van de provincie Groningen is en als zodanig de bankzaken voor de provincie regelt; uit onderzoek blijkt dat ABN-AMRO zeer slecht scoort op een aantal criteria van de Eerlijke Bankwijzer (www.eerlijkebankwijzer.nl) zoals dierenwelzijn en klimaatverandering en daarnaast onvoldoende scoort op thema’s als belasting en corruptie, bonussen en gezondheid; Overwegende dat het College er volgens geformuleerd beleid naar zegt te streven een duurzame provincie te willen zijn; het College volgens geformuleerd beleid zegt dierenwelzijn te willen borgen en door middel van mitigatiebeleid klimaatverandering zegt te willen voorkomen; de provincie een voorbeeldrol heeft op het gebied van het aanmoedigen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en dat ethisch bankieren daarbij hoort; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. vóór de eerstvolgende Voorjaarsnota Provinciale Staten een uitgewerkt voorstel te doen toekomen met criteria op basis waarvan gekozen kan worden voor een ethisch handelende bank; 2. te bewerkstelligen dat de provincie zo snel als mogelijk overstapt op een bank die een hoge score heeft in de Eerlijke Bankwijzer; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw DE WREDE (PvdD): Er wordt wel geïnvesteerd in natuur. Dat is mooi, maar dat moet wel vlot. Want was weg is komt niet meer terug. De natuur buiten beschermde gebieden is een groot probleem. De biodiversiteit loopt hier nog steeds hard terug, de beschermde natuurgebieden kunnen dit niet opvangen. De huidige koers die aanstuurt op meer intensieve veehouderij, zal leiden tot meer stikstof en meer natuurverlies. Wij zullen hier nog vaak op terugkomen. Wij dienen hierom mede de motie ‘Biologische landbouw’ in samen met GroenLinks en de SP. De reden daarvoor is dat wij de biologische landbouw minder gifstoffen worden gebruikt – althans chemische gifstoffen – waardoor een groot deel van de bijen, andere insecten en vogels worden weggevaagd. Ook dierenwelzijn is beter geborgd bij de biologische landbouw. Wij constateren verder dat de provincie, net als overigens het Rijk en Europa, grote sommen geld investeert in de visserijsector. Een deel van deze subsidies is er daadwerkelijk op gericht om te komen tot een selectievere visserij, dus minder bijvangst en vismethoden die het waterleven minder schade toebrengen. Een ander deel van de gelden wordt simpelweg besteed aan het in stand houden van een sector die niet levensvatbaar. Voorbeelden zijn de 4 miljoen euro die wordt uitgegeven aan kadeverlenging, de subsidies voor visserijloodsen en het promoten van nieuwe visproducten. Maar op is op. Denk aan het alarm over het Waddenvissen vorige maand: 19 natuurorganisaties, waaronder het Wereld Natuur Fonds, de Waddenvereniging en het Fryske Gea, pleiten voor meer bescherming van de Waddenzee. Als het visbestand in de Waddenzee zich niet binnen tien jaar herstelt, loopt de Werelderfgoedstatus van het gebied gevaar, waarschuwen zij. In plaats van visserij te stimuleren moet volgens ons meer gekeken worden naar wat zeeën en meren aan ons leven in de vorm van ecosysteemdiensten zoals zuurstof en water. Ook zijn de Waddenzee, de Noordzeekust én het Lauwersmeer dragers van recreatie en toerisme en natuurbeleving en leveren als zodanig ook een belangrijke bijdrage aan de economie. De Partij voor de Dieren denkt dat de transitie van de visserij naar de ecologische en recreatieve functies van zeeën en meren noodzakelijk is. Hiertoe dienen wij een motie in.
22
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 5, getiteld ‘Financiering transitie Groninger visserij’, ingediend door de fractie van de Partij voor de Dieren: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat een deel van de vissers onvoldoende inkomsten uit uitsluitend visvangst kan genereren; bovenstaande veroorzaakt wordt door overcapaciteit van visschepen en dalende visstanden; de visserijsector afhankelijk is van allerhande subsidies om het hoofd boven water te houden; de visserij ernstige schade aan ecosystemen veroorzaakt; Overwegende dat viswateren zoals de Waddenzee en het Lauwersmeer met teruglopende visstand te maken hebben; overbevissing uiteindelijk leidt tot instorten van de gehele visserijsector; zeeën en meren die ecologisch in balans zijn, leverancier zijn van essentiële ecosysteemdiensten en als zodanig ook bijdragen aan de economie; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. een deel van de begrotingsruimte aan te wenden voor een onderzoek naar uitstap- en/of omscholingsregelingen voor Groninger vissers; 2. de uitkomsten bij de Voorjaarsnota terug te rapporteren aan Provinciale Staten; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer BAKKER (VVD): Het ging onder andere om de steun aan de traditionele visserij. Er werd één voorbeeld genoemd dat de provincie – of althans onze gelden – niet aan duurzame visserij zouden worden besteed. Dat ene voorbeeld betrof de kadeverlenging op Lauwersoog. Maar die is er júíst op gericht op de duurzame visserij: andere visserijmethoden waardoor je op een andere manier vissersschepen aan de kant moet aanleggen. Dus wat er tot nu toe geïnvesteerd wordt door de provincie zit juist in die duurzame visserij en niet – wat u zegt – in de traditionele visserij. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Ik ben het met de heer Bakker dat de provincie inderdaad investeert in de verduurzaming van de visserij – dat is absoluut waar en dat heb ik in mijn betoog ook wel erkend. Maar investeren in een duurzamere visserij is nog steeds investeren in de visserij, een sector die op den duur niet levensvatbaar is, omdat de visbestanden worden opgevist. De tijd dat men dacht dat het nooit ophield met de vissen in de zee is helaas voorbij. Wij willen bij onze motie nog vermelden dat wij hopen dat het College ook in overleg gaat met andere provincies over de visserij en dat Groningen best het goede voorbeeld mag geven door als eerste serieus werk te gaan maken van een transitie. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan gaat het College thans beginnen met als eerste de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik begin bij de bijdrage van de heer Veerenhuis-Lens, want hij maakt een mooie metafoor van het edele voetbalspel en verwijt ons dat we spitsen zijn die niet scoren – ik zal daar zometeen op terugkomen en de doelpunten en spelmomenten zal ik even voor de heer Veerenhuis-Lens samenvatten. Maar in het nobele voetbalspel heb je ook spelers die zich eeuwig langs de zijlijn warmlopen, je hebt langs de zijlijn mopperend publiek dat zegt dat vroeger alles beter was en je hebt mensen die kritiek hebben op het spelconcept en –visie. Dat laatste verwijt de heer Veerenhuis-Lens ons ook. Wij zouden geen visie hebben. Mijn oproep aan hem is: vul dat gat, schrijf een visie – u kunt zich altijd uitdrukken in uitermate bloemrijke taal – en kom met een initiatiefvoorstel. Het Reglement van Orde biedt u alle ruimte om dat te gaan doen. Dus dit College zal in zijn nadagen met belangstelling naar die visie in de brievenbus c.q. mailbox kijken, die de heer Veerenhuis-Lens voor ons gaat schrijven, want wij hebben die blijkbaar niet. Ik kom nu bij de bijdrage van de heer Batting. Hij zegt dat de septembercirculaire een tegenvaller veroorzaakt. Dat valt wel mee, het zit hem met name in de kapitaalslasten en lagere renteopbrengsten. En dat geeft wel aan hoe gevoelig onze begroting is voor de kapitaalsopbrengsten en hoe rentegevoelig die is. Zometeen bij de SP zal ik daar ook op terugkomen. De motie van Oost-Groningen grijpt terug op een debat dat eerder dit jaar is gevoerd. Wij hebben toen als College gezegd dat we er ten principale geen bezwaar tegen hebben om maatschappelijke organisaties en ook deskundigen in te schakelen om de problematiek in beeld te brengen – en in een aantal gevallen heeft dat ook goed gewerkt. Maar het was toen erg politiek, we laten het nu aan het oordeel van uw Staten over.
23
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
De heer BAKKER (VVD): De heer Moorlag zegt: ‘We laten het nu aan de Staten over.’ Maar vindt u dat deze motie enige toegevoegde waarde heeft? Want wij stellen er wel prijs op dat het College daar iets nader over aangeeft. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ook om hier niet een heel debat uit te lokken: wij hebben bij de behandeling van de Voorjaarsnota – toen kregen we ook de kritiek ‘Dat moet u toch zelf doen en schaamt u zich er niet voor dat u daar een commissie inschakelt?’ – gerefereerd aan een aantal gevallen waarin een commissie wel toegevoegde waarde heeft gehad en dat die toegevoegde waarde ook bewezen was. Kijk bijvoorbeeld naar de commissie-Meijer en naar de commissie-Willems. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat dat het enige punt is en er worden natuurlijk al de nodige activiteiten ontplooid – ook met de gemeenten. En daar moeten wij ook mee doorgaan: het kan niet zo zijn dat wij maandenlang alles uit onze handen laten vallen en gaan wachten tot wat een commissie opschrijft. We hebben toen bij de Voorjaarsnota aangegeven dat we daar ten principale geen bezwaren tegen hebben. De waarde en betekenis die u eraan toekent, laat ik over aan het oordeel van de Staten. Als wij deze opdracht krijgen, dan zullen we die uitvoeren. Mevrouw VAN GALEN (GroenLinks): Ja, ik hoorde de heer Moorlag spreken – als ik hem goed verstond – over ‘de nadagen van dit College’ en ‘de herfst’. Mijn collega Wulfse vroeg zich ook al af of het al herfst was. Ik zat even te rekenen: misschien dat het rekentechnisch gezien wel herfst is, maar volgens mij zit het College toch nog wel zes maanden tot de verkiezingen. Dus als de heer Moorlag nu al over ‘nadagen’ gaat spreken, vindt u dat zelf niet ook prematuur? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, dat is relatief. Je moet toch denk ik even ernaar kijken dat het College nu zijn langste levensduur wel achter de rug heeft. Daarmee wil ik niet zeggen dat het ons aan vitaliteit ontbreekt, want dat is natuurlijk in het fysieke leven wél zo met het verstrijken van de tijd. Nee, daarover kan ik zeggen: ‘still going strong’. Mevrouw VAN GALEN (GroenLinks): Mijn vraag was eigenlijk zo bedoeld: kan ik dan met dit antwoord concluderen dat het College weliswaar in zijn nadagen nog wel zo vitaal is dat er nog besluitvorming kan plaatsvinden en er gewoon nog dingen afgerond kunnen worden? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nou, ik ken mevrouw Van Galen als wat minder fatalistisch doorgaans. Maar laat ik inhoudelijk op de vraag ingaan. Objectief is het gewoon zo dat dit College zevenachtste deel van zijn tijd erop heeft zitten. En in dat eenachtste deel dat resteert zullen wij alle ballen die voorbijkomen en alle ballen die we naar elkaar toespelen, in het doel gaan schieten. Dat zien wij als onze ambitie. Anders dan in het fysieke leven is onze conditie niet afgenomen en bruisen wij van vitaliteit. Ik hoop dat ik met deze testimonial mevrouw Van Galen heb overtuigd. Dan de cofinancieringen zoals EU-subsidies en dergelijke binnen zien te krijgen: dit is een punt van de heer Batting. Daar zijn we hard mee bezig. Er wordt bijvoorbeeld ook langs de weg van de dialoogtafel gekeken of die gelden zijn te matchen met Europees geld. De heer Bakker ging in op het stamkapitaal. Ja, daar heb ik wel zorgen over, want het stamkapitaal rendeert op dit moment slecht: de rentestand is uitermate laag. Misschien dat wij vóór het einde van deze Collegeperiode – in onze nadagen – nog een exercitie kunnen doen met het gemeentelijke veld waar het gaat over het switchen van liquiditeit naar assets. In het verleden is er wel een discussie geweest over de Enexis-aandelen. Die worden op dit moment gewaardeerd en ik verwacht dat daar wel binnen een maand duidelijkheid over komt en daarmee wordt er ook een markt gecreëerd. En als dat aanleiding ertoe geeft dan kunnen wij eventueel voorstellen aan uw Staten gaan voorrijden. De doelenboom van Flevoland willen wij graag uitwerken samen met de Staten: dat aanbod heb ik de commissie gedaan. Als IPO en VNG hebben als afspraak met het Rijk dat het repressieve systeem van de Wet HOF niet wordt toegepast – dat is ook op basis van een motie in de Kamer ook niet gebeurd. Ik voorzie daarbij dus niet direct problemen. Dan kom ik bij de bijdrage van mevrouw Beckerman. Zij stelt dat wij te weinig werk maken van het creëren van werk. Ik deel die opvatting niet. Als je kijkt wat wij aan middelen binnengesleept hebben – en dat gaat het bijvoorbeeld om Europees geld – dan waren ze in Zuid-Holland wel heel chagrijnig over het aandeel dat Noord-Nederland heeft gekregen. Als je kijkt naar wat het verschil is tussen het faillissement van Zalco in Zeeland en wat er hier met Aldel is gebeurd, dan denk ik dat we trots kunnen zijn op het resultaat dat hier is bereikt. En dat geldt ook voor de commissie-Willems die
24
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 hieruit voortgekomen is. Als ik kijk naar wat in het NAM-akkoord aan middelen beschikbaar is gekomen – niet alleen voor schadeherstel en schadepreventie, maar ook voor de leefbaarheid en economie – dan kun je gewoon objectief vaststellen dat dat voor het overgrote deel voldoet aan het advies van de commissie-Meijer. En als je bijvoorbeeld ook kijkt naar hoe wij bij de sluiting van Rijksdiensten ontzien zijn en dat de penitentiaire inrichting in Ter Apel net als die in Veenhuizen is opengebleven, dan mogen wij er denk ik trots op zijn wat wij in de afgelopen jaren in Den Haag hebben gerealiseerd. En daar wordt met jaloezie vanuit andere regio’s naar gekeken. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik ben het zeker met u eens dat er veel gedaan is. Maar u wekte mij interesse door te zeggen dat het bij Aldel ook goed is gegaan. Maar hebt u enig idee over hoeveel mensen van dat bedrijf inmiddels alweer aan het werk zijn? Dit gewoon als verduidelijkende vraag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik heb die informatie zo niet paraat, maar dat kan gewoon ambtelijk uitgezocht en opgevraagd worden. Dus door tussenkomst van de griffie kunnen we die informatie verstrekken. Mevrouw BECKERMAN (SP): Inderdaad is het een compliment waarde dat de gevangenissen c.q. PI’s zijn behouden en het is geen doel op zich maar het is leuk dat andere provincies jaloers zijn op ons. Maar geld binnenslepen is nog niet mensen aan het werk helpen en op dit moment hebben we wel 26.000 werklozen van wie 5.200 jongeren. Mijn kritiek is dus vooral: plannen maken is leuk, maar wanneer komen er wat concrete resultaten? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik wil daarop repliceren, want met name bij het alternatief dat mevrouw Beckerman heeft aangedragen door een manifest te gaan schrijven – afgezien van degene die de pen vasthoudt – vraag ik mij af hoeveel banen dat oplevert. Mevrouw BECKERMAN (SP): Nou, daar kan ik heel gemakkelijk op antwoorden volgens uw eigen stelling. U hebt zelf ons een brief geschreven in 2011 over dat u een actieve lobby zou hebben richting Den Haag over de problemen van de sociale werkvoorziening. U hebt toen zelf geconcludeerd – uw woorden – dat de afspraak om meer banen te creëren in het noorden niet zou leiden tot oplossingen. Als u dat concludeert in 2011, dan begrijp ik niet dat u nu tegen mij zegt dat het niet zo heel veel zin heeft om een manifest te schrijven voor Den Haag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik ging in op het punt van het schrijven van een manifest. Nou, dan hebben we een manifest. Dat gaat banen opleveren. En u suggereert dat er niets wordt gedaan, maar er wordt voor de drommel wel wat gedaan. Mevrouw Van Mastrigt kan daar zometeen ook nader op ingaan. Maar alleen maar een manifest schrijven, een groot presenteerblad maken, het probleem daarop leggen en dat in Den Haag gaan uitserveren zie ik niet als een effectief instrument dat ook maar één baan oplevert. Mevrouw BECKERMAN (SP): Nou, dat is heel duidelijk: u ziet dus niets in ons manifest. Ons manifest was nou juist eens een keer samenwerken. Wat ons stoort is dat er wordt gereageerd richting Bellingwedde dat er een bezuiniging komt vanuit Den Haag op de sociale werkvoorziening. De reactie vanuit uw College is: ‘U zorgt maar dat u bezuinigt.’ Ons idee van het manifest was: gezamenlijk een vuist maken om in lijn met uw brief uit 2011 te gaan zeggen: “Sorry, dit werkt niet. We kunnen heel veel aan als Groningen.’ En met dat manifest dan ook duidelijk maken wát wij kunnen en aankunnen samen met ondernemers, maar ook te laten zien wat wij niet aankunnen. En als u denkt dat gezamenlijk een vuist maken niet werkt, dan laat ik dat maar bij u. Wij geloven daar wél in. De heer VISSER (PvdA): De gedeputeerde geeft aan dat alleen het schrijven van een manifest niet helpt. Maar is hij het met ons eens dat de aanpak zoals wij die in de motie die namens andere partijen voorligt over ruim baan voor Oost-Groningen verdergaat dan een manifest en juist oproept tot een gerichte actie? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nou, wat ik daarin zie is dat er daar meer activiteiten in worden ontplooid. Het enkel schrijven van een manifest, is mijn stelling, zal niks opleveren. Het is denk ik ook aan de politieke stromingen in deze Staten om te beoordelen of men wel of niet gemeenschappelijk een manifest wil gaan opstellen. Maar wat mevrouw Beckerman suggereerde is dat wij als College niet willen samenwerken en dat doen we dagelijks wél. Dat doen we met gemeentebesturen, dat doen we met werkgeversorganisaties, dat doen we met andere stakeholders. Mijn kritiek is dat enkel het
25
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 schrijven van een manifest, een stuk papier, geen banen zal opleveren. Want de suggestie werd gewekt dat dat wel het geval zou zijn. De heer VISSER (PvdA): Bent u het met mij eens dat mocht de SP onze motie wel steunen, u een steun in de rug hebt bij het goede werk dat u op dit moment verricht? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, die vraag moet aan de SP gesteld worden, lijkt mij. Die kan ik moeilijk voor de SP gaan beantwoorden. De heer VISSER (PvdA): Nou, dan wil ik die vraag ook wel aan de SP stellen. Mevrouw BECKERMAN (SP): Volgens mij hebben wij aangegeven dat wij het absoluut belangrijk vinden dat er snel concrete actie wordt ondernomen om te zorgen dat de werkloosheid aangepakt wordt, maar ook dat de mensen die op dit moment een goede baan hebben, daarnaast ook een toekomst hebben. Het gaat ons alleen om de manier waaróp we dat gaan doen. En wij hebben onze kanttekeningen laten weten, we zouden het érg belangrijk vinden als we nu eens gaan samenwerken in deze provincie. Jammer dat dat tot nu toe nog niet van de grond is gekomen. De heer VISSER (PvdA): Dan bied ik u graag de hand. Mevrouw BECKERMAN (SP): Ja, jammer dat dat zo laat gebeurt. Ik wil nu toch even op reageren, voorzitter. U kunt nu wel uw schouders ophalen, meneer Visser, maar ik wil hier toch even op reageren. Er is een motie rondgedeeld waarin onze naam en partijlogo op staan, terwijl nooit met ons is overlegd waarom onze naam en logo daarop vermeld staan. U kunt dan wel heel boos reageren als ik zeg dat u wel erg laat bent, meneer Visser. Maar het is wel gek om iemands naam ergens op te zetten zonder er overleg over te plegen. Maar dat waarschijnlijk terzijde. De VOORZITTER: Dit ontgaat waarschijnlijk de anderen even hier in de zaal. De heer VISSER (PvdA): Mag ik even iets zeggen? Ik ben helemaal niet boos. En wat betreft de motie was dat een slordigheid van onze kant, waarvoor ik uw excuses vraag. De VOORZITTER: Oké, dat is dan weer opgehelderd. Gaat u verder met uw interruptie. Mevrouw BECKERMAN (SP): U zegt: ‘Een manifest gaat niet werken.’ Wij zien een manifest als een gezamenlijke vuist naar Den Haag om de mensen achter de 6.000 banen in de sociale werkvoorziening te steunen, maar ook de mensen die zo’n plek nodig hebben. Als u zegt dat zo’n manifest niet werkt en uw aanpak wel, dan wil ik graag ook uw aanpak horen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nou, onze aanpak is noest doorwerken. Daar zijn collega’s ook hard mee bezig. Ik laat het aan het oordeel van uw Staten, maar als uw Staten opdracht geven, zoals omschreven in de motie die nu voorligt, om een manifest te gaan schrijven, dan zullen we ons daarvoor gaan inzetten en dit gaan uitvoeren. Dat kan dus flankerend naast elkaar: dat hoeft elkaar niet te hinderen. Mevrouw BECKERMAN (SP): Maar ik krijg het verwijt dat een manifest geen banen creëert. Hoeveel banen creëert u daadwerkelijk voor de mensen in de sociale werkvoorziening en de mensen die die in de toekomst nodig hebben? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nou, ik denk dat daar wel aanzetten toe zichtbaar zijn. Kijk, wij hebben niet het instrument manifest gebruikt, maar er is natuurlijk wel het nodige lobbywerk richting Den Haag. Het is ook niet voor niks geweest dat er in de Algemene Beschouwingen Noord-Nederland een prominente rol speelde. En dat daar de politieke bereidheid is uitgesproken. Weliswaar onder de randvoorwaarde dat er geen extra geld voor beschikbaar komt, maar er is wel een opening geboden om te komen tot een herschikking van middelen. En daar moeten wij nu werk van maken. Ik denkt dat het een illusie is om te denken dat wij hier – met hoeveel partijen ook – hier iets op een stuk papier schrijven en in de brievenbus laten neerleggen en het op die manier gaat werken. Zo werkt dat niet, dat is een proces waar een heel palet aan acties en nog veel meer ontplooid zal moeten worden.
26
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Het amendement van de SP om alle resterende begrotingsruimte inzetten voor een aantal doelen, ontraden wij. Ons flexibel budget is minder dan 1 procent van de exploitatie. Ik heb zo-even uiteengezet dat onze exploitatie gevoelig is voor onder meer rente. Dus wat dat betreft kies ik toch voor een meer solide benadering. En mochten er middelen overblijven, dan hebben we ook gezegd dat rekeningresultaten eerst dienen ter versterking van het stamkapitaal. Dus dat blijft dan beschikbaar voor toekomstige investeringen. Stoppen met de dialoogtafel? Ja, als uw Staten zich daar zo over uitspreken. Maar ik voel daar geen enkele prikkel toe. Ik zie ook geen duidelijk alternatief voor de dialoogtafel. Het is soms een moeilijk proces, maar wij moeten daarmee doorgaan. Ik zit me ook af te vragen of het wel is gecheckt of de partijen die aan de dialoogtafel zitten, er wel mee willen stoppen. Ik vind het nogal aanmatigend om vanuit de provincie het initiatief te nemen om daar de stekker uit te trekken. De heer Brouns zegt dat de begroting een correcte vertaling is van de Voorjaarsnota. Dat was ook onze opdracht. We hebben scenario’s weergegeven voor het uithalen uit het stamkapitaal. Wij hebben daar een concrete uitwerking aan gegeven, maar als u kiest voor andere scenario’s dan kies ik liever voor een solide scenario. Als u voor een nog solider scenario kiest, dan hebben we daar geen bezwaren tegen – dat heb ik bij de Voorjaarsnota ook aangegeven. De indexering van de motorrijtuigenbelasting: die wordt hier gepresenteerd als een lastenverzwaring. Maar dat is zij natuurlijk niet, het is niet meer dan een inflatiecorrectie. Dus de waarde wordt niet anders: de euro’s zijn gewoon minder waarde geworden en we passen dus niets meer toe dan een indexering. De heer BROUNS (CDA): Theoretisch kan ik aan deze uitleg helemaal niks afdoen. Praktisch gezien wil ik daar wel een opmerking over maken, omdat het voor de burger natuurlijk netto wél een lastenverzwaring is. Die burger heeft al jarenlang geen inflatiecorrectie gekregen op zijn salaris en gaat gewoon 3 euro per auto meer betalen. Dat is weliswaar misschien niet een hele grote lastenverzwaring, maar zij blijft netto gezien een lastenverzwaring. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Soms ligt de loonontwikkeling boven de inflatie, soms ligt die eronder. De heer Brouns heeft feitelijk ook gelijk als hij zegt dat grote delen van de bevolking een loonontwikkeling hebben gekend die lager ligt dan de prijsontwikkeling. En zo zou je het kunnen presenteren als een lastenverzwaring. Maar er zijn ook jaren waarin de prijsindex minder stijgt dan de loonontwikkeling en dan is er de facto sprake van een lastenverlichting. De heer BROUNS (CDA): Ik denk dat die voor die mensen hoger lag dan degenen die de inflatie de afgelopen vier jaar niet gehad hebben. Maar het primaire punt dat ik aanreik is ook een andere en dat is namelijk het volgende. We hebben het geld op dit moment niet nodig om de begroting sluitend te krijgen. En als wij hier in dit huis beleidsintensiveringen of nieuw beleid met elkaar afspreken en het op dat moment nodig zou blijken te zijn dat je in dat kader wellicht op je eigen belastinggebied toch meer inkomsten moet genereren, dan is dat bespreekbaar. Maar dan kun je dat ook naar de burger toe uitleggen, want dan heb je namelijk meer geld nodig om iets voor die burger te doen. En daarmee kun je ook op pad, dat kun je dan uitleggen en dat begrijpt die burger dan ook wel. Maar bij het innen van nieuw geld, dat we feitelijk niet nodig hebben voor een sluitende begroting, is die relatie weg en dat is precies mijn punt. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nou, we hebben wel de opdracht van de Staten om een begroting voor te rijden met een bepaald flexibel budget. Naar die maatstaven gezien is die ruimte er niet – of in elk geval heel beperkt, dat wil zeggen niet vóór 2015. Dus in dat licht gezien maken wij één keer per jaar de afweging om het te indexeren en we hebben daar een langjarige beleidslijn voor – aanpassen aan de prijsontwikkeling. Om dat incidentgestuurd te gaan doen als er nieuw beleid wordt ontwikkeld, dat vind ik eerlijk gezegd een veel te instabiel systeem. De heer BROUNS (CDA): Nou, ik zou er niet voor willen pleiten om dat incidentgestuurd te doen, maar u sprak zelf over de herfst en de nadagen van deze Collegeperiode en in maart zijn er verkiezingen en dan worden er beleidsmatige afwegingen gemaakt. Het zou heel mooi zijn dat de burger ook ziet hoeveel die beleidsmatige afwegingen hem of haar kosten en opleveren. Dat zou een heel mooie uitdaging zijn. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Daar zit de suggestie in besloten dat dat op basis van wat we nu voorstellen, niet mogelijk zou zijn. In maart kan er inderdaad een nieuwe langjarige beleidslijn worden
27
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 afgesproken. Maar ik ga er niet over gissen of speculeren hoe die zou moeten zijn. Want eerst is volgens mij die burger c.q. die kiezer zelf aan het woord. Dan D66. Ik denk dat wij de vraag of in die samenwerkingsverbanden mee wordt gewerkt aan Openspending, hier niet expliciet beantwoorden. Wij werken eraan mee, dus wij kunnen wel in die samenwerkingsverbanden het signaal afgeven dat hier in deze Staten en bij ons als College het gevoel leeft om zoveel mogelijk transparantie te betrachten. Dus dan ligt het ook in de rede dat van onze kant richting die samenwerkingsverbanden dat voorstel wordt gedaan. Bij het voorstel om de Iv3-informatie met terugwerkende kracht beschikbaar te stellen en ook te plaatsen wil ik toch even iets dieper kijken. Ik ben er ten principale niet op tegen maar ik zit wel met een doelmatigheidsvraag over hoeveel menskracht dat gaat kosten. Dus ik vind dat we echt de kosten en baten even goed op een rijtje moeten zetten. Maar ik wil u toezeggen dat wij dat gaan onderzoeken en we in een brief u de informatie geven, zodat u daar een weloverwogen besluit over kunt nemen. De heer ZWERTBROEK (D66): Ja, als het gaat om die verdere verdieping, dan kan ik mij dat wel voorstellen, dus daar zal ik met mijn fractie straks over beraden voor wat betreft die motie. Maar ik proefde wel steun in uw woorden als het gaat om die samenwerkingsverbanden. Want dat is inderdaad juist de oproep, namelijk dat u zich ervoor inzet om te kijken of het mogelijk is dat die samenwerkingsverbanden ook die transparantie gaan betrachten via dat middel dat men breed zal gebruiken. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, daar kan ik gewoon volmondig ja op zeggen. Maar ik wil wel de indruk wegnemen dat er nu geen transparantie zou zijn. Want die transparantie is er natuurlijk langs allerlei wegen al wel: ook voor samenwerkingsverbanden geldt gewoon een verantwoordingsplicht. Mevrouw WULFSE (VVD): Als actief deelneemster aan alles wat met open data te maken heeft was ik ook op de workshop in de Staten die aan ons gegeven is over die open data. Als ik mij het goed herinner werd daarin aangegeven dat onze organisatie al in de breedte bezig is om op die drie verschillende Iv3-niveaus te werken in het grootboek tot op factuurniveau en te onderzoeken wat we daarin kunnen doen. Dus we zijn eigenlijk al aan het pionieren op dat gebied. Wat zou u daaraan toe willen voegen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dat weet ik niet, dat moet ik gewoon in kaart laten brengen – vandaar ook die toezegging om dat goed in beeld te gaan brengen. Kijk, als wij stellen dat wij al een optimale transparantie hebben, dan zullen wij u in overweging geven om het niet verder uit te breiden. Als het een kleine moeite is om dat te doen, dan willen wij dat Openspending-kanaal heel graag gebruiken om ook langs die weg de transparantie te betrachten. Maar we moeten ook even kijken naar de kosten en baten, hoeveel inzet dat van onze menskracht vraagt. Die vraag kan ik zo niet beantwoorden, dan moet ik de diepte in want dat heb ik zo niet paraat. Vandaar de toezegging om daarover een brief te sturen, zodat u op basis van een ruim palet aan informatie u de afweging kunt maken en u ook het ambitieniveau kunt formuleren voor het instrument Openspending. Mevrouw WULFSE (VVD): Dank voor uw antwoord, maar bij mijn weten is dit allang aan de hand in onze organisatie en daar gaat het mij om. De heer ZWERTBROEK (D66): Ja, allereerst wil ik niet de indruk wekken dat ik de provincie ervan beticht niet transparant te zijn, want we staan al op die website dus we zijn daar al open in, doordat onze stukken al online staan. Nou, mevrouw Wulfse gaf net al aan dat er bewegingen plaatsvinden. Ik noemde net al voorbeelden die op zo’n website worden genoemd om inzichten te maken als administratieve boekingen en aankopen niet-duurzame goederen en diensten. Maar goed, wij zitten hier allemaal intensief die stukken te lezen, maar zelfs ik kan ook niet begrijpen wat dat nou precies is. Dus dat is gedachte achter die motie om daar die duiding in te maken die wij wel vinden na spitten in zo’n begroting, teneinde daar juist die slag in te maken. Daarom wil ik ook ter verduidelijking vragen of u het daarmee eens bent om dat mogelijk te maken – los van de vraag die u net repliceerde en waarbij u gaat uitzoeken hoeveel dat kost. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Kijk, die discussie over hoe wij die informatie presenteren is natuurlijk al heel vaak in deze Staten – en vooral ook op commissieniveau – gevoerd. Er is aangegeven dat wij naar een andere wijze van begroten toe willen en in het op een andere wijze van verantwoorden hebben wij al forse stappen gemaakt. Dat zal ook aan een nieuw Collegeprogramma
28
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 eisen gaan stellen over hoe meetbaar je daar je doelen in formuleert. Als het gaat om het aspect dat de heer Zwertbroek noemt, dan moet dat ook in dat proces meegenomen gaan worden. Dus als wij toch om tafel gaan zitten om ook te praten over die prestatie-indicatoren, dan zou ook dit soort zaken als hoe kun je kwaliteit van de informatievoorziening verbeteren daar integraal in meegenomen kunnen worden. De fractie van de PVV had een helder statement over de motorrijtuigenbelasting. Ik heb daar zometeen ook een helder statement over gegeven in de richting van het CDA naar aanleiding van zijn voorstel. De ChristenUnie kiest voor de tweede optie als het gaat om het stamkapitaal: dat is ook de optie waar het College voor kiest. De voorstellen van GroenLinks in amendement 2 ontraden wij. Wij hebben hier een systeem afgesproken dat de politiekinhoudelijke afweging over waar je middelen aan besteedt bij de Voorjaarsnota wordt gemaakt. Wij zien het als onze opdracht om dat te vertalen in de begroting. Dat hebben we gedaan en dat hebben we naar mijn smaak ook correct gedaan. Dus gezien de voorstellen die nieuwe beslagen leggen – ook in het licht van het flexibele budget dat ook in 2015 gering is – ontraden wij dit amendement. Dan kom ik bij het voorstel van de Partij voor de Dieren: moeten wij niet toe naar een andere huisbankier? In het verleden hebben wij wel eens getracht om inhoud te geven aan de duurzaamheidsdoelstelling door in de treasury te kijken of je middelen zou kunnen stallen bij banken die op dat punt gewoon beter scoren. Want als je het over duurzaamheid hebt – en vanuit de financiële sector wordt daar een bijdrage aan geleverd door een aantal banken dat zich daarin scherp onderscheidt – dan hebben wij de bereidheid om dat te doen. Met de treasury, het stallen van reserves, kon dat niet omdat een aantal banken niet beschikte over ratings. En dan was het niet compliant. Voor het betalingsverkeer hebben we dat onderzoek niet gedaan, ik weet ook niet hoe lang het contract loopt dat we nu met onze huisbankier hebben. Maar ik wil u wel toezeggen dat wij u daarover in een brief nader informeren en ook daarin beschouwen in hoeverre andere banken die beter scoren op de Duurzaamheidsladder, de functie van de huisbankier en ook de eisen die wij daaraan stellen kunnen overnemen. Dus ik zeg niet toe dat wij dat ook gaan doen, maar ik wil dat wel voor uw Staten in beeld gaan brengen, zodat daarover een weloverwogen besluit kan worden genomen. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Een risico is dat ik het debat dat zojuist met collega Moorlag is gevoerd, opnieuw uitlok. Ik ga proberen dat niet te doen. De motie bevat de meeste ingrediënten die natuurlijk mijn portefeuille betreft. Collega Moorlag heeft daarvan gezegd dat hij dat aan het oordeel van de Staten overlaat. Ik denk dat dat verstandig is, maar veel ingrediënten die in de activiteiten in de motie genoemd staan, behoren al tot mijn dagelijks werkpakket. Dus ik ervaar het enerzijds als een ondersteuning en anderzijds als een verdere aansporing en versterking: ik ben er dus niet op tegen en laat het oordeel verder aan uw Staten over. Ik heb van de GroenLinks-fractie de vraag gekregen hoe het met het project FLINK staat en met name de vraag hoe dit project gedurende lange tijd gefinancierd zou kunnen worden. Op dit moment is het gefinancierd tot maart 2015: dat betekent dat dit gelijk oploopt met de Statenperiode. Op dit moment wordt bezien of de activiteiten van het project FLINK een regulier onderdeel kunnen worden van de activiteiten van onze Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij. We hebben als drie noordelijke provincies een Noordelijke Innovatieagenda gemaakt en daarin wordt gezegd dat de eerstelijnszorg – dat klinkt een beetje zwaar, maar zo bedoel ik het niet – voor, of liever, de eerstelijnscontacten met de ondernemers wellicht ook als taak voor de Kamer van Koophandel is weggelegd. Dus op dit moment moeten we dat even uitkristalliseren en mocht dat uiteindelijk op geen enkele plek geborgd hoeven te worden, dan hebben de drie provincies gezegd dat zij er gezamenlijk over zullen overleggen of zij een financiering kunnen vrijmaken om dit project ook na maart 2015 nog een vervolg te geven. Maar we doorlopen dit wel in die trits: eerst als regulier onderdeel van de NOM, wellicht bij de Kamer van de Koophandel en als dat niet lukt wellicht een voortgaande financiering via de drie noordelijke provincies. Dan heeft de GroenLinks-fractie ook nog een andere suggestie gedaan – en het thema was groter dan dit alleen – om jeugdzorgmensen die kennelijk in het beeld van GroenLinks massaal werkloos worden, als asielzoekerswerkers te werk te stellen. Nou, ik zou daar twee dingen over willen zeggen. Het is mijn beeld niet dat nu massaal mensen die nu werk in de jeugdzorg vinden, binnenkort hun werk kwijtraken. Er heeft mij geen enkele teken in die zin bereikt – sterker nog: het proces is zo zorgvuldig ingezet dat we naar maximaal behoud van werkgelegenheid streven. En de tweede stap zou zijn dat het vak van asielzoekerswerk ook echt een vak is en ik toch wel enige zorg heb om
29
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 mensen zomaar van de ene naar de andere zorgpijler. Dus ik zou daar toch wel wat behoedzaam mee willen omgaan. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Nou, eigenlijk was dit onderdeel niet het zwaarste in mijn verhaal, maar heb ik het erin meegenomen aangezien het over werkgelegenheid ging. Maar ik heb natuurlijk wel ervaring in jeugdzorg en er zijn ook veel mensen om mij heen die in het COA hebben gewerkt en de overstap naar jeugdwerk en andersom hebben gemaakt. Dus die ervaring is er wel degelijk en we hebben in het verleden ook wel gehoord dat Bureau Jeugdzorg aan de alarmbel heeft getrokken omdat daar veel banen op de tocht staan. Daarnaast hoorden we ook van een andere jeugdzorginstelling – wat ik u graag nader wil toelichten op een ander moment – waarvan we weten dat daar de komende maand ontzettend veel – volgens mij 45 fte’s – eruit gaan. Dus het lijkt me wel onhandig om dan te zeggen dat er niet veel mensen op straat komen te staan de komende tijd. Of wellicht weet u al dat ze doorgeplaatst kunnen worden? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): We moeten ons denk ik niet laten verleiden tot een heel specifiek debat op dit punt. Maar wat ik gezegd heb is dat er bij mijn weten op dit moment geen sprake is van dreigende massaontslagen in de jeugdzorg en ik ga heel graag op een ander moment op een andere plek het gesprek met mevrouw Homan aan. Misschien toch nog een paar woorden over de Wsw-problematiek, want die houdt uw Staten breed bezig en terecht. Maar ik denk dat we er verstandig aan doen om het probleem ook wat in stukken te knippen. Op dit moment zijn er bij een aantal Wsw-instellingen grote problemen en die zijn ontstaan nog voordat de nieuwe Participatiewet in werking is getreden. Dat betekent dat die bestaande problemen eerlijk moeten worden aangekeken door de verantwoordelijke bestuurders die nu aan het roer staan. En dat is ook het eerste signaal dat ik aan de verantwoordelijke bestuurders heb afgegeven. Ik heb de oproep van voormalig Statenlid Swagerman ook al eerder ter harte genomen: de volgende stap is dat wij als provincie een rol kunnen spelen om de intensieve samenwerking tussen de verschillende werkvoorzieningschappen op gang te brengen. Want het is ook helder dat de verschillende werkvoorzieningschappen er ook heel verschillend voor staan. Op de derde plaats voel ik me zeer thuis bij de opmerking die door de Partij van de Arbeid-fractie werd gemaakt, namelijk dat wij met elkaar verantwoordelijk zijn voor een gestructureerde overgangsfase. Want het is natuurlijk nog steeds zo dat degene die een stelselherziening introduceert, ook verantwoordelijk is voor een gestructureerde overgangsfase en daar zullen wij de regering op aanspreken en onze lobbyactiviteiten, die al eerder zijn ingezet, samen met de Wsw-instellingen en de gemeenten voortzetten. Dan de ruimte die gecreëerd is tijdens de Algemene Beschouwingen van vorige week. NoordNederland heeft – de heer Moorlag heeft dat al gezegd – als een van de weinige regio’s daar een prominente positie in gekregen. En het is nu aan ons – en met ‘ons’ bedoel ik wij als provincie maar met name ook de arbeidsmarktregio’s, de gemeenten, de werkgevers en het onderwijs – om nu met een concrete invulling te komen om dat geld dat beschikbaar is ook in concrete plannen om te zetten. Daarbij kunnen we iedere hulp gebruiken en of dat dan een manifest heet of een werkgroep van externen of het heet iets anders is mij om het even. Uiteindelijk gaat het om resultaat. Wat mijn ervaring wél in dit dossier is – dan zeg ik toch maar even in de richting van de SP-fractie – dat de houding dat wij eisen moeten stellen een over het algemeen een weinig productieve houding is. De beperkte ervaring die ik nu als gedeputeerde heb is dat behoedzaam twee stappen vooruit en één achteruit op dit moment tot het meeste succes heeft geleid. Daar wilde ik het maar even bij houden. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Een korte reactie even in de richting van de heer Batting die het project stroomversnelling voor koopwoningen even aanhaalde. Wij hebben besloten om aan te geven dat wij dit project wel willen ondersteunen – dat is op dit moment nog niet meer dan een intentieverklaring. Volgende week maandag wordt de aftrap gegeven voor dit project: dan treedt een fase in werking van het aantal van naar schatting 100 pilotwoningen om te kijken of dit project kan werken. Er komen regiotafels – nog meer meubilair – en daarin wordt bekeken in hoeverre – want het zijn nu voornamelijk bedrijven in het westen van het land die het initiatief hebben genomen – ook bedrijven in andere delen van het land kunnen aanhaken. En wij staan er natuurlijk pal voor – dan zult u begrijpen – dat ook bedrijven in onze provincie kunnen aanhaken bij dit initiatief. Dat moeten we dus allemaal nog gaan bekijken in 2015 en dan kunnen we ook pas de conclusie trekken of het wel of niet werkt. De heer RIJPLOEG (PvdA): Dank voor het antwoord, maar wordt bij deze acties niet alleen het onderwijs voor nieuwe jonge mensen betrokken, maar ook mensen die al werkzaam zijn? Want een
30
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 andere stijl van werken die daarbij hoort, vergt nogal wat van mensen. Neemt u dat mee? Want de kansen voor dit project zijn volgens mij heel erg groot en tempo is geboden. Bent u daartoe bereid? De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Toen ik zei dat wij in de discussie die volgt ons best zullen doen om ervoor te zorgen dat ook bedrijven binnen onze provincie aanhaken bij dit project, dan hoort daar natuurlijk ook bij dat dat ook mensen moeten zijn die het werk kunnen doen. Dus voor zover dat tot aanvullende opleidingen van mensen moet leiden, zullen we dat uiteraard meenemen in de overwegingen – dat spreekt eigenlijk wel voor zich. Dan nog even een korte reactie in de richting van de heer Zwertbroek. De lijn van overheidsparticipatie in projecten is wel een lijn die door het College wordt onderschreven. Ik heb op dit moment de ins en outs van de Stichting Groningen Noord niet voldoende paraat om een concreet antwoord te geven, maar wij zullen dat onderzoeken en u daarover ook berichten. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): In eerste instantie wil ik ingaan op de opmerking van de heer Batting over de landbouw en het regionaal voortrekker zijn. Dat is een punt dat dit College scherp op het netvlies heeft staan en ook voor de toekomst. Ik wijs de Partij van de Arbeid-fractie op de situatie waar wij op dit moment heel hard aan trekken en dat betreft met name de Veenkoloniën. Daar is ten aanzien van de directe inkomenssteun nogal wat teruggekomen. Een onderdeel daarvan is de aardappelzetmeelsector en dat betekent dat die moet vernieuwen. Via de Agenda voor de Veenkoloniën hebben we in samenwerking met het ministerie en de staatssecretaris inmiddels een innovatiepakket van 40 miljoen euro liggen samen met het bedrijfsleven, samen met de kennisinstellingen, samen ook met LTO en de waterschappen en daarbij kunnen we denk ik trots zijn dat we dat kunnen in Groningen. Want dit College heeft ervoor gekozen dat landbouw koploper moet zijn en ik zie dat ook zeker gebeuren. Ten aanzien van de opmerking van GroenLinks heeft collega Moorlag net een opmerking gemaakt. Hoe sympathiek ook, maar wij hebben als College een keus gemaakt en dat zou ik zo ook willen voorstellen. En dan de laatste opmerking, die is van mevrouw De Wrede ten aanzien van de visserijsector. Ik heb daar in de commissie ook het een en ander over gezegd en ik zou graag met u in de commissie een discussie willen voeren op het moment dat het convenant over de transitie garnalenvisserij en u daarbij uitgebreid willen inlichten over wat daarin de mogelijkheden zijn voor de visserijsector en voor het natuurherstel en dat wij daar in noordelijk verband heel hard aan trekken en daar ook op een goede manier inhoud en vorm aan geven. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Dat het prettig wonen is in Groningen weten we allemaal. We hebben onze ambitie als College iets uitgebreid: wij beginnen een woonwinkel. Want naast de dialoogtafel van de heer Moorlag en de regiotafel van de heer Wilpstra kom ik met de ideeënbank – want we willen toch ook wel een beetje comfortabel zitten. Zo richten wij onze provincie dan in. Maar zonder gekheid: dit in antwoord op vragen van de heer Zwertbroek die daarover begon en eigenlijk ben ik blij dat hij die vragen stelde, want dat stelt mij gelijk in staat om een grote omissie tijdens de commissievergadering richting mevrouw Homan goed te maken. Zij vroeg hoe het met die burgerparticipatie gaat en vroeg ook of de provincie klaar is voor al die mooie projecten die van onderop komen. Nou zou ik hartgrondig ja willen zeggen, daar zijn wij klaar voor. Dat betekent dat wij daar een groot programma op hebben gezet in het sociaal beleid en burgerparticipatie dat ook juist heel erg de provincie daar klaar voor moet maken. En aan de ene kant zijn we natuurlijk erg gewend aan heel leuke burgerinitiatieven, waar wij ook heel graag op proberen goed op te reageren via de innovatieve poot van onze leefbaarheidsgelden. Wij hebben ook met elkaar besloten dat er zoveel initiatieven komen dat we beter het geld iets naar voren kunnen halen – dat kwam ook aan de orde vanmiddag. Het kan niet zo zijn dat projecten geen doorgang kunnen vinden omdat het geld nog even een halfjaar moet wachten. Dus dat hebben wij juist ook met uw instemming versneld om dat voor elkaar te krijgen. De heer ZWERTBROEK (D66): Ja, de ideeënbank noemde ik al in mijn inleiding inderdaad. Ik ben daar heel erg blij mee omdat het juist een kennisvergaarbak is voor mensen die wat willen of denken dat ze wat moeten doen in hun dorp. Uiteindelijk moet het van hen vandaan komen in de toekomst: vanuit de mensen zelf en niet vanuit de overheid. Dat laatste is geen vanzelfsprekendheid meer. Daarom noemde ik juist ook die Stichting Groningen Noord omdat die dat breed voor een groot gebied wil gaan doen, waar ook flinke vraagstukken liggen – zowel economisch als qua leefbaarheid en noem het allemaal maar op. Is het niet juist interessant om dat ook met die stichting te gaan doen? Want in
31
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 het artikel in het Dagblad stond dat de provincie daar nog geen reactie had gegeven op of niet echt contact met die stichting had opgenomen. Dus kan dit ook een toezegging zijn van uw kant? De VOORZITTER: Misschien is het beter dit niet twee keer te doen, op dit punt is al een antwoord van het College geweest. Dat mag ik straks in tweede instantie weer doen. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Allereerst ben ik heel blij met het stimuleren van burgers- en bewonersinitiatieven – hoe u het ook wilt noemen. En als ik dan op de site van de Ideeënbank kijk, dan heb ik daar toch een klein probleempje. Want als ik kijk bij ‘Hoe schrijft u een projectplan voor een bewonersinitiatief’ dan denk ik dat heel veel mensen afhaken. Deze webpagina is aangepast, maar dan heb ik nog steeds een probleem, want we moeten namelijk acceptatiecriteria invullen, onderkende risico’s, projecttoleranties, kwaliteitsverwachtingen van de klant et cetera. Volgens mij is dat niet helemaal de bedoeling en zijn er zo een hoop mensen die afhaken die gewoon alleen maar een bewonersinitiatiefplannetje willen schrijven. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Jazeker, wij zijn erop geattendeerd dat de manier waarop het geformuleerd is wellicht precies de verkeerde, tegengestelde reactie kan oproepen. Maar wat daarmee bedoeld wordt is: ‘U loopt tegen dat soort dingen aan en laten we daar nou zo slagvaardig en met zo weinig mogelijk bureaucratie doorheen komen. Maar het is inderdaad goed, dit soort signalen. Want dat betekent dat dat precies de verkeerde reactie oproept. Dat signaal hadden wij ook gehoord en dat pikken wij dan ook op. Ik vind bijvoorbeeld dat daar iets meer stond over ‘waar is de bank’. Misschien toch wel aardig om te noemen: wij hebben een bijeenkomst gehad vorige week en daar is zo enthousiast op gereageerd dat wij eigenlijk besloten hebben dat we met één ideeënbank eigenlijk al niet meer afkunnen omdat er zoveel gevraagd is. We moeten steeds meer tafels bedienen en hebben nu ook meer banken nodig. Maar dat geeft dus wel aan dat dit initiatief op zich heel erg gewaardeerd wordt en wat ook leuk is dat als de bank dan ergens staat, mensen daar ook echt letterlijk op gaan zitten en het gesprek dan ook heel goed op gang komt. Juist daarmee verdwijnt alle administratieve rompslomp. Dan ligt er voor mij nog een vraag, ook van mevrouw Homan, die aan de Commissaris de oproep deed om wat meer regie te nemen richting gemeenten om te zorgen dat wij als provincie Groningen ook onze rol spelen in de opvang van asielzoekers. Dat zit in mijn portefeuille, vandaar dat ik daarop antwoord – dat wil zeggen: dat is een verantwoordelijkheid van het COA samen met de gemeenten. Wij hebben als provincie al een jaar geleden, toen we zagen aankomen dat een grote groep asielzoekers opgevangen zou moeten worden in Nederland, gesprekken met het COA gevoerd precies in de lijn zoals u dat zegt. Het gaat dan om dit soort vragen. Waar kunnen we u helpen? Waar staan lege gebouwen? Welke locaties zijn voor u geschikt? Kunt u ermee uit de voeten? Dus alle lijnen staan op richting het COA waar het onze verantwoordelijkheid betreft om ze te helpen om die locaties snel te vinden. Het COA is daar ook zeer tevreden over, want u gaf zelf al aan dat wij veel asielzoekers opvangen. Men zei dat als de gemeenten in onze provincie hiermee zouden omgaan zoals elders in Nederland, dan zouden wij geen probleem meer hebben want dat gaat heel erg goed. Aardig is te melden dat wij ook als provincie in het huisvesten van de statushouders landelijk vooroplopen bij hoe onze gemeenten daarmee omgaan en de wijze waarop die mensen opgevangen worden. Dus wat dat betreft deel ik uw verzoek om aandacht die we daarvoor moeten hebben en constateer ik dat wij er in Groningen erg trots op mogen zijn hoe wij dat doen. De heer Veerenhuis-Lens had nog een amendement ingediend over glasvezel in het buitengebied en hij wilde daarbij een aanvulling op de tekst. Wij zijn bij het leefbaarheidsspoor op dit moment bezig met een project om te kijken hoe dat juist in de buitengebieden door bewoners zelf aangelegd kan worden. Dat is al een opmaat naar wat u bedoelt en tevens wordt er binnenkort onderzoek gedaan naar hoe we zo’n aanvalsplan kunnen krijgen om daadwerkelijk glasvezel aangelegd te krijgen en dat betekent dan: wie moet wat doen? Dus niet: wat gaat de provincie doen, maar welke partijen hebben we nodig – want het is een breed spel – om te realiseren wat er allemaal moet gebeuren. En aan de dialoogtafel staat dat natuurlijk prominent op de agenda, dus er gebeurt op dit moment heel veel. Daarbij is het mijn idee dat uw amendement in die zin al in uitvoering is. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik ben onder meer tot het amendement gekomen omdat mij was opgevallen dat in de hele Begroting 2015 het woord ‘internet’ letterlijk één keer voorkomt. Eén keer. En het lijkt mij een goede zaak om dit amendement op te nemen als een aanvulling. Daarbij zou ik de suggestie nog willen aantekenen die D66 mij gaf dat ‘glasvezel’ misschien een te nauwe benaming is en je meer zou moeten kijken naar wat er op het gebied van snel internet mogelijk is.
32
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Ja: next generation access noemen wij dat. Want daarmee voorkom je de discussie of dat nou masten of glasvezel moet zijn. Het gaat erom dat je de meest toekomstbestendige techniek neerlegt die het langst en meest duurzaam is voor snelle toegang. Het loopt allemaal, dus dat het niet in die zin in de begroting is opgenomen betekent niet dat er dan niet heel hard aan gewerkt wordt. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn wij aan het einde van de eerste ronde. Ik heb samen met de griffie geconstateerd dat een aantal amendementen technisch – het gaat dan niet om de inhoud – net iets anders geformuleerd moet worden. Dat zullen we doen tijdens de pauze. Daarover zal ook contact zijn met de indieners en dan krijgt u gewoon de technisch correcte versie beschikbaar en gaan we straks weer verder met de tweede instantie. Het gaat niet alleen om het amendement van GroenLinks maar alle drie amendementen. Dan hebben we nu lunchpauze. Kan iedereen weer om half twee beginnen? Ja? Ik hoor iedereen enthousiast ‘half twee’ zeggen. Oké, dan schors ik tot die tijd de vergadering. [Schorsing van 38 minuten.] De VOORZITTER: Goed, dan gaan we weer beginnen. Ik heropen de vergadering. Het woord is in tweede instantie aan de heer Batting van de PvdA-fractie. De heer BATTING (PvdA): De fractie van de Partij van de Arbeid dankt het College voor de beantwoording in eerste instantie. Er liggen nog twee puntjes waar we graag nog een nadere toelichting op zouden willen hebben. In mijn woordvoering heb ik het succes van de landbouwformule aangehaald en ik heb in feite gevraagd of het mogelijk is die succesformule te kopiëren naar de clustering van kansrijke bedrijven. Misschien kan het College daar nog op ingaan. En het laatste punt is toch wel de sluiting van de metaalafdeling van Synergon. We hebben begrepen dat er nog geen definitieve beslissing is genomen: het Algemeen Bestuur moet nog bij elkaar komen daarvoor en wij vragen het College of men nog kans ziet om nog te bemiddelen teneinde een eventuele overnamekandidaat gelegenheid te geven, daar goed werk te verrichten. Dan voor wat betreft de moties en amendementen. Op onze motie ‘Ruim baan voor OostGroningen’ is verschillend gereageerd, het hangt er een beetje vanaf hoe je er politiek in staat. Wij hebben echt moeten uitdrukken dat het in het belang van Oost-Groningen is om een gestructureerde aanpak te kiezen. Ik zou nogmaals de partijen die twijfelen, willen oproepen ook de bewoording zoals onze gedeputeerde Van Mastrigt naar voren heeft gebracht om te kijken of ze steun kunnen verlenen voor onze motie. Het zou voor dat gebied geweldig zijn. Het is aan D66 om te reageren op de reactie van het College op de transparantie van de gemeenschappelijke regelingen en Openspending. Dat wachten wij af. Dan zou het College bij de moties van de Partij voor de Dieren terugkomen op een aanbeveling rondom bankieren voor wat betreft het betalingsverkeer. Ook dat wachten wij af. Aan de andere motie over financiering transitie Groninger visserij hebben wij geen behoefte. Voor wat betreft het amendement van de SP zijn wij het eens met de beantwoording van het College. Wij willen niet de begrotingsruimte voor 2015 à 1,6 miljoen inzetten, aangezien er ook onvoldoende ruimte is voor het minimaal flexibel budget, waar het amendement wel naar verwijst maar dat in feite incorrect is. Voor wat betreft het amendement van GroenLinks: daar kunnen wij niet in meegaan, omdat het een beslag legt op de begrotingsruimte. En bij het amendement van Vrij Mandaat horen wij nog graag van de gedeputeerde hoe haar opstelling is voor wat betreft de problematiek van een toekomstbesteding internet. De heer BAKKER (VVD): Wij willen het College bedanken voor de goede beantwoording in eerste termijn. De amendementen 1 tot en met 3 en de moties 2 tot en met 4 leggen óf beslag op middelen die wij anders willen besteden of er ligt een toezegging van het College of anderszins zullen wij die niet volgen. Wat voor ons overblijft is toch motie 1 van de Partij van de Arbeid: daar is ook in de Tweede Kamer heel langdurig en heel nadrukkelijk over gesproken. Het probleem is er, dat onderkennen wij ook volledig. Het is dus in lijn om tot een oplossing te komen, zou het een goede motie moeten zijn. We hebben ook de beantwoording van het College gehoord, dat zegt dat men ‘het wel uit zal voeren’, maar feitelijk voeren wij alles wat gevraagd wordt op dit moment al met bestaande middelen uit. Dus
33
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 wij zitten daar een beetje dubbel in. Wat ons dan ook toch wat tegen de borst stuit, is dat er ook een meerderheid in dit huis is die op bepaalde ontwikkelingen planologische belemmeringen neerzet. Daar willen we toch even één voorbeeld bij noemen: als toch gepoogd wordt een FOC in Oost-Groningen te vestigen, dat 400 à 500 plekken werkgelegenheid biedt en dat constant tegen wordt gehouden, dan is ons standpunt eigenlijk dat als wij die dingen op kunnen lossen en daar een toezegging voor kunnen krijgen van misschien zowel de Partij van de Arbeid als het College, dan zou het mogelijk zijn dat wij die motie steunen. De heer BATTING (PvdA): Ik pleit er bij de VVD voor om nog eens goed naar de motie te kijken. We zouden het ook op prijs stellen indien we steun zouden kunnen krijgen van uw fractie. Voor wat betreft het punt dat u aanstipt: de vestiging van een factoryoutletcentrum lijkt me dat het niet zo moeilijk is. Want u bent ook akkoord met het addendum bij het Collegeakkoord en daarin is strikt omschreven onder welke omstandigheden een factoryoutletcentrum geplaatst kan worden in bijvoorbeeld Winschoten. Daaraan hebt u zich geconformeerd, dus het lijkt me zo dat dat geen obstakel is. De heer BAKKER (VVD): Ja, toch even een wedervraag – al is dat misschien ongebruikelijk. Is dat nu een toezegging dat u het Collegeakkoord wat ruimer interpreteert dan wat tot nu toe gedaan is? De VOORZITTER: U begrijpt het inmiddels: de onderhandelingen zijn geopend. De heer BATTING (PvdA): Om geen misverstanden te krijgen: het gaat om concrete voorstellen. Er liggen geen concrete voorstellen voor. Mochten die wel voorliggen, dan zullen we handelen naar het Collegeakkoord en dat zult u ook doen, neem ik aan. De heer BAKKER (VVD): Wij zullen na de beantwoording door het College in tweede termijn ons standpunt daarover bepalen. Ook nog even een tweede zaak: mevrouw Besselink sprak namens het College over een ideeënbank. Op zich, net als de motie, ook sympathiek en goed. Maar is dit nu – want die discussie hebben we hier wel vaker gehad – niet typisch een gemeentelijk domein waar wij ons als provincie uit terug moeten trekken? Nou, dat wilden we graag als opmerking nog meegeven. Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik denk dat het goed is dat het debat zich vandaag toespitst op werk en het vergroten van werkgelegenheid. En ik denk dat er een brede meerderheid in de Staten is om ons daar keihard voor in te zetten. Ook wij zijn vóór die brede samenwerking en ook wij zijn ervoor om dat extra geld dat daarvoor beschikbaar is gesteld door Den Haag, te gaan opeisen c.q. ophalen. Maar wij blijven hele grote twijfels hebben bij de motie. Allereerst zei fractiegenoot Corné Bezuijen: ‘Moeten we nu nog meer meubilair gaan maken?’ We willen niet nog meer tafels en banken, we moeten zorgen dat we concrete plannen uitgewerkt kunnen worden. Voor ons zou het jammer zijn als er niet wat meer ruimte wordt geboden. We hebben alle punten al genoemd in eerste termijn, daar is trouwens nog geen reactie op gekomen dus dat wachten we even af. Voor ons is juist belangrijk dat de zorg, de Wsw en de maakindustrie worden toegevoegd als belangrijke sectoren en het tweede is het externe karakter. We hebben erg veel moeite met weer een commissie van wijze heren of dames in wat voor borrelgenootschap dan ook. Wij vinden het gewoon hoogste tijd om bij iets wat je al vier jaar als eerste woord van je motto hebt, nu eindelijk banen te gaan creëren. De heer VISSER (PvdA): Ik hoop dat mevrouw Beckerman begrijpt dat het ons niet ging om een extra praatgroep van externe deskundigen. We hebben willen aangeven dat het ons goed leek dat bij bestaande partijen een extern advies werd ingewonnen om vervolgens een formele positie in de verschillende parlementaire gremia die we hebben. Dus ik hoop dat u dat in uw afweging wilt meenemen, want wat u aangaf was pertinent niet de strekking van de motie. Mogelijk dat u dat wat meer comfort biedt. Dan een tweede vraag. U hebt verondersteld – als ik dat goed begrepen heb – dat wij de – laten we zeggen – onderkant van de arbeidsmarkt niet inbegrepen zouden hebben bij de motie. Het is nou juist de hele bedoeling van wél en ik hoop dat u met mij van mening bent dat het benoemen van een aantal economisch succesvolle sectoren juist in relatie met die onderkant van de arbeidsmarkt begrepen moeten hebben. En als u dat van mij wilt aannemen, bent u dan bereid om uw bezwaar te laten varen?
34
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Mevrouw BECKERMAN (SP): Daar zit dus onze twijfel. Wij horen steeds over nieuwe kansen, nieuwe ideeën, ‘nu snel de schouders eronder en actie’. Wij juichen allemaal dat Google 150 banen creëert, tegelijkertijd verdwijnen op één dag 300 banen – dríéhonderd! – bij Wedeka. Uw fractie vroeg net alleen maar naar het andere voorzieningschap in de metaalafdeling, maar er zijn gisteren 300 banen geschrapt. Nieuwe ideeën en kennis zijn allemaal heel erg mooi, maar er is ook keihard actie nodig. En ik snap dat uw gedeputeerde wijst op zorgvuldigheid, want het kabinet is niet zo heel gemakkelijk. Ja, wat ons betreft kunnen we die mensen niet zomaar op straat laten staan en daar zit voor ons dus wel de toon. Wat ons betreft is het nu echt tijd om een vuist te maken en om dat inderdaad te gaan eisen. De heer VISSER (PvdA): Ik geloof dat als het om die zorg gaat, we elkaar zij aan zij vinden. Overigens hebben we als partij ieder onze eigen stijl en middelen om dat te doen. Ik hoop dat u ook bekend is dat onze Tweede Kamerfractie gisteren meteen in de benen gekomen en dat wij ook aanwezig waren bij Synergon toen dat speelde. Als het gaat om Wedeka heeft dat dan ook onze warme zorg en belangstelling. Dus ik vraag u eigenlijk om dat in uw afweging mee te nemen. Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik denk dat het nu een herhaling van zetten wordt. Maar met de duidelijkheid dat die Participatiewet doorgaat en 8,9 procent van de Groningers valt daaronder. Zo ontzettend veel mensen verliezen hun werk of kunnen straks niet meer aan het werk. We kunnen dan wel allerlei mooie plannen maken, maar we moeten gewoon echt concrete resultaten boeken. Wat dat betreft is dat voor ons een grote zorg en wij denken dus dat dat op deze manier niet gaat werken. De heer ZWERTBROEK (D66): Laat ik allereerst ook melden dat ik blij ben met een aantal toezeggingen dat is gedaan, bijvoorbeeld als het gaat om die Stichting Noord Groningen. Ik ga inderdaad niet verder in op de moties, omdat dat later nog in een stemverklaring komt. Alleen, wat betreft onze eigen moties heb ik nog wel een vraag aan gedeputeerde Moorlag, omdat wij daarin een verzoek hebben waarvan hij zegt dat dat kan en hij daarmee aan de slag gaat. Wij hebben het over het aandringen bij besturen van samenwerkingsverbanden dat die transparantie moet gebeuren en gaat het om onderzoeken hoe zij meer financiële data kunnen verstrekken, waardoor die duidelijker worden naar buiten toe. Dus daarin zie ik eigenlijk een ondersteuning, omdat de gedeputeerde aangeeft dat hij zich prima kan vinden in deze moties. Gezien waar zij over gaan, vind ik het juist ook mooi als Provinciale Staten daar een uitspraak over doet. Dus ik wacht even op de nadere reactie van gedeputeerde Moorlag. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Dank aan het College voor zijn reactie ook op onze bijdrage in eerste termijn. Wij hebben nog gevraagd om inzicht te krijgen in de bestedingen van de middelen voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Daarover zouden we nog graag een reactie willen van het College, dat overzicht zouden wij graag willen krijgen bij de Integrale Bijstelling. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Wat ik eigenlijk nog even wil zeggen is dat wij het eigenlijk een beetje een aparte gang van zaken vinden dat we bij de Algemene Beschouwingen te horen krijgen dat er allemaal veranderingen aankomen, dat het onzeker is en dat er voorstellen bij de begrotingsbespreking kunnen worden gedaan. En als we dat vervolgens doen, staan er eigenlijk maar minimale bedragen en krijgen we dan terug dat men de hele discussie hier niet over wil doen omdat het nu niet het gepaste moment lijkt. Dat vind ik toch een beetje een aparte gang van zaken. Wilt u daar nog even op reageren? Ik heb in ieder geval een duidelijk antwoord gekregen over de inzet voor de asielzoekers en hun locaties: hartelijk dank. Fijn om te horen dat u al zoveel doet en wij willen nog specifieke aandacht vragen voor de locatie in Uithuizen. Kunt u daar wellicht eens gaan kijken of u daar nog iets kunt betekenen? Verder hoorde ik de SP iets zeggen over de dialoogtafel. We zullen daar volgens mij later ook nog op terugkomen. Maar wat we wel goed lijkt om te zeggen is dat dit natuurlijk een heel brede discussie betreft. Om dat nu hier even kort te benoemen lijkt me niet heel handig, dus wellicht kunnen we daar op een ander moment wat uitgebreider over spreken. Verder zijn we natuurlijk blij om te horen dat er goed wordt ingezet op en dat er goed wordt gewerkt aan het vinden van een oplossing voor het project FLINK. Als laatste een opmerking van de heer Moorlag over de zorgen over het stamkapitaal. Die zorgen delen wij. U hebt aangegeven dat u op zoek gaat naar mogelijkheden voor investeringen:
35
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 daarbij wil ik u nog graag meegeven dat wij het natuurlijk fijn zouden vinden als dat ook groene investeringen zouden zijn. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De heer Moorlag heeft bij de opsomming van het voetbalspel een belangrijke speler vergeten – volgens Jean-Paul Sartre zelfs de allerbelangrijkste speler, namelijk de keeper c.q. doelman. Ik ben lange tijd keeper geweest en heb zelfs tot internationaal vertegenwoordigende elftallen gebracht, dus ik had geen moeite om de gemakkelijke terugspeelbal van de heer Moorlag uit de linkerbovenhoek te plukken. Ik neem de uitdaging aan: Vrij Mandaat zal in de komende maanden een initiatiefvoorstel uitwerken. Dan met betrekking tot de moties: motie 1 zal ik steunen, waarbij ik aanteken dat zij wel weer meer van hetzelfde is. Ik zou er toch graag écht eens een keer vernieuwende elementen in willen zien. Motie 2 zal ik ook steunen met daarbij de aantekening dat het niet alleen om de informatievoorziening gaat, maar ook om de borging van informatie. Is die binnen de provincie goed geregeld? Motie 3 zal ik steunen, motie 4 ook. Motie 5 steun ik niet: ‘de visserij kan ernstige schade aan ecosystemen veroorzaken’. Nou, dat doet de zoutwinning bijvoorbeeld ook. Mevrouw DE WREDE (PvdD): U zegt dat u onze motie niet zal steunen, omdat niet alleen de visserij tot ecologische schade leidt. U hebt er helemaal gelijk in dat de zoutwinning dat ook doet. En als wij daar iets aan kunnen doen, dan moeten wij dat denk ik ook doen. Maar dat wil toch niet zeggen dat de ecologische schade door de visserij niet een issue is waar wij ons niet om moeten bekommeren? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Dat is volkomen juist, dat heb ik ook gezegd. Natuurlijk kan de visserij ernstige schade veroorzaken, maar ik vind het hier wat te stellig geformuleerd. ‘De visserij veroorzaakt ernstige schade aan ecosystemen’: dat kán het geval zijn. Maar anders gezegd: de zoutwinning is misschien wel veel schadelijker. Ik zal amendement 1 en 2 ook niet steunen. Dan ben ik een antwoord verschuldigd aan de Partij van de Arbeid met betrekking tot amendement nummer 3. Ik heb in eerste termijn het al bij interruptie gehad over het feit dat glasvezel iets te beperkt is wat aanduiding betreft. Het gaat natuurlijk om snel breedbandinternet en ik vind het belangrijk dat de provincie een regierol op zich neemt, omdat het gevaar dreigt dat we én gaan zoeken naar snel internet in gaswinningsgebieden én gaan zoeken naar snel internet in krimpgebieden en dat gaat het allemaal weer versnipperen. Dat hoeft niet het geval te zijn en dat kan naar mijn gevoel veel beter. Ik hoop daarmee de Partij van de Arbeid overtuigd te hebben van het nut van dit amendement. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Met betrekking tot de motie 4 over duurzaam bankieren danken wij gedeputeerde Moorlag voor zijn toezeggingen en we zullen de motie aanhouden tot zijn brief is verstuurd. En dan over de motie visserij gaan we graag in gesprek natuurlijk met gedeputeerde Staghouwer naar aanleiding van het convenant garnalenvisserij. Het is mooi ook om dan te kijken wat er ligt, maar dit laat onverlet dat er toch 19 natuurorganisaties hebben opgeroepen om zo spoedig mogelijk de visstand en het bodemleven in de Waddenzee te gaan beschermen. En we willen daarom toch graag die motie wel doorzetten – ook in de verwachting dat er veel vissers zijn die zich bewust zijn van hun penibele situatie. Een onderzoek in die richting zou veel helderheid kunnen brengen. De VOORZITTER: Uitstekend, hartelijk dank. En dan ben ik bij het College, de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Een paar puntjes nog. Het factoryoutletcentre lijkt mij echt een onderwerp dat bij uitstek bij het volgende agendapunt thuishoort over de Omgevingsvisie. Het was niet zozeer een vraag aan het College, maar totdat de Staten anders uitspreken houden wij ons aan het geformuleerd beleid. Dus als daar besprekingen over worden geopend, dan zou dat het eerste moment kunnen zijn dat men een ander licht op de zaak werpt. De heer BAKKER (VVD): Kan het College zich voorstellen dat het voor ons een onderdeel is van de beoordeling van deze motie, zoals wij hier in dit huis tot nu toe met een aantal dingen om zijn gegaan, waarbij plannen werden gemaakt en waarbij vervolgens planologische belemmeringen op werden geworpen? Wij hebben gezegd dat als die stemming verandert en die planologische belemmeringen
36
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 bespreekbaar zijn, wij aan die motie willen meedoen. Kunt u enigszins meevoelen met ons standpunt en kunt u ons daar een antwoord op geven? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Als ik een meevoelende houding aanneem, dan kan ik heel veel meevoelen. Maar ik kan er geen toezegging over doen, want zou ook niet fair zijn in het kader van de interbestuurlijke verhoudingen. De vestigingsplaats voor het factoryoutletcentre heeft ook invloed op andere gemeenten. Stel nou voor dat het centrum in Blauwestad wordt neergezet en ik zou zeggen dat ik dat een goed idee zou vinden, dan staat de gemeente Menterwolde natuurlijk in haar hemd. Want de argumentatie was dat wij een synergie willen door het te koppelen aan een winkelcentrum en dan zou de gemeente Menterwolde mij heel terecht kunnen verwijten waar nou dat synergieargument is gebleven en wij bij een wijziging in het ruimtelijk beleid ons eerst gingen verstaan met de gemeenten die belanghebbend zijn. Er zijn meer Oost-Groninger gemeenten, dus ik denk dat als je daaraan wilt gaan sleutelen, de regelen der kunst – dat is met name het proces naar de Omgevingsvisie toe – de geëigende weg zijn om het debat te voeren of het beleid op dat punt wel of niet gewijzigd moet worden. Ik kom dan bij de motie van D66: een positieve grondhouding van mijn kant. Dat ik haar volledig overneem heb ik niet toegezegd. Ik heb toegezegd dat ik eerst alle implicaties wil bekijken en ook de doelmatigheidsvraag speelt daarbij, maar dat onze grondhouding er wel een is om zoveel mogelijk transparantie te betrachten om dat te bevorderen bij de samenwerkende organisaties. – daar gebeurt natuurlijk al wel het nodige. Laten we dat even goed in kaart brengen en dan kijken of er dan nog aanvullend beleid nodig is. De heer ZWERTBROEK (D66): Ja, ik vind dit wel grappig want dat is juist wat er in deze motie staat: ‘te onderzoek hoe zij meer financiële detaildata concreet…’. Dus ik begrijp uw twijfel niet, omdat dat exact is wat deze motie behelst. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, maar ik ontraad de motie op zich ook niet, want ik heb ook aangegeven dat de bereidheid om dat te onderzoeken er is. Volgens mij gaat de reikwijdte van de tweede motie wél iets verder. Dat kunnen wij niet eigenstandig beslissen als het gaat om bij de samenwerkende organisaties, maar dat zullen wij daar in bespreking brengen en ik zeg u gewoon toe dat wij daar een brief over sturen en dan kunt u ook goed beoordelen of wij voldoende aan uw ambitie tegemoet zijn gekomen. Dus de grondhouding is zonder meer positief. Mevrouw Homan van GroenLinks stelde dat het amendement wel erg gemakkelijk werd weggeschoven. Maar mijn punt was het volgende. Kijk, omstandigheden kunnen veranderen. Maar als het sec gaat om beleidsintensivering – en dat is naar mijn smaak hier het geval – dan vind ik het eigenlijk dat dat bij de Voorjaarsnota zou moeten. Maar u gaat er zelf over, want u hebt het budgetrecht. Maar waar ik over ga is de mogelijkheid om de motie wel of niet te ontraden en ik ontraad haar wel. Ten slotte heeft de heer Veerenhuis-Lens iets gezegd over voetbal, maar wij moeten hier een debat voeren over hoofdzaken en voetbal is volgens mij de belangrijkste bijzaak ter wereld. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): In eerste instantie de vraag van de ChristenUnie of er een overzicht bij de Integrale Bijstelling kan komen waar de uitgaven voor de aanpak jeugdwerkloosheid naartoe zijn gegaan: dat is een toezegging die u mag noteren. Dan de vraag van de heer Batting of deze gedeputeerde nog een rol voor zichzelf ziet weggelegd in de stukgelopen besprekingen over de metaalafdeling van Synergon. Het antwoord daarop is ja: ik heb inmiddels een afspraak met de directeur van Abiant gemaakt. De heer Batting vroeg ook of de succesvolle clustering in de landbouw naar meer smaakt en wellicht ook in andere sectoren. Het antwoord daarop is ook ja en sterker nog, die gedachte is ook de basis voor de Noordelijke Innovatieagenda, namelijk om een parel in het midden te zetten en dat dan een groeibriljant ontstaat. En de laatste opmerking die ik wil maken is in de richting van mevrouw Beckerman, die zegt dat er zoveel mensen op straat worden gezet en je dat zou kunnen oplossen door zelf op straat te gaan. Nou, dat is een methode die mij iets minder aanspreekt en met de geheven vuist ben ik grootgebracht – die zit ook in het logo van de politieke partij waar ik me zeer door bezield voel. Maar in mijn bestuurlijke werk levert handen op elkaar krijgen uiteindelijk meer resultaat dan een gebalde vuist in de lucht – hoe zeer ik me ook bezield voel door datzelfde gebaar. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): De heer Bakker vroeg zich af, het verhaal over die ideeënbank aanhorend, of dit eigenlijk niet het gemeentelijk domein betreft en de provincie zich niet terug moet
37
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 trekken. Ja, de ideeënbank is gemeentelijk domein. Moeten wij ons daar ook uit terugtrekken? Nee, voorlopig niet, zeg ik daarbij. We hebben dat keurig juist uit die filosofie van ons sociale beleid hier met u bepaald. Want dit is wat wij tot 2015 gaan doen. We zien dat er heel veel op die gemeenten afkomt en zij ook steeds meer van vrijwilligers en burgers gaan vragen. Als er nou iets is waar gemeenten qua ondersteuning hebben aangegeven dat zij dat wel een prettige provinciale rol vinden, dan is dat juist om kennis erover te vergaren over hoe dat nou juist zou kunnen. En de ene gemeente is daar verder in dan de andere, maar het credo is ook dat we dat echt met de VGG hebben afgestemd. De ene gemeente zal zeggen: ‘Nou, dank u wel.’ En de andere gemeente zal zeggen: “Wij redden ons wel.’ Dus dat wordt keurig afgestemd en wij zullen dus de gemeenten zeker niet voor de voeten lopen. Dan vroeg mevrouw Homan nog iets over de asielzoekers en de situatie in Uithuizen. Ik ken de situatie, wij weten als College wat daar speelt. Maar het is vooral nu tussen de gemeente en het COA om daar een goede oplossing te vinden en ze zijn daar in goed overleg over met elkaar. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik wilde van het antwoord van de gedeputeerde in tweede termijn gebruik maken om het voorstel te doen om de tekst van mijn amendement enigszins aan te passen: in die zin dat het woord ‘glasvezel’ in de tekst wordt vervangen door ‘supersnel internet’. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Los van dat woord denk ik dat de suggestie die u doet, namelijk zorgen dat die versnippering niet plaatsvindt, nou precies is wat wij nu aan het doen zijn met het staande beleid. Dus ondanks deze verandering zou ik nog steeds zeggen: daar wordt al aan gewerkt en dit amendement is – en ik zou bijna zeggen voor u gelukkig – overbodig. De VOORZITTER: Ik denk dat D66 nog even behoefte had om iets te zeggen over een van zijn ingediende stukken. De heer ZWERTBROEK (D66): Nou, ik wou eigenlijk even met mijn fractie daarover overleggen. Zouden we daar 5 minuten voor kunnen schorsen? De VOORZITTER: Ja, ik zou daar even het volgende over willen zeggen. Na de beraadslaging in het presidium hebben wij vastgesteld dat het aanvragen van een schorsing prima is – dat is uw goed recht. 5 minuten is ook prima. Maar over 5 minuten heropen ik en het is nu vijf over twee. En als de bel heeft geklonken en ik de vergadering heropen, meldt u ofwel dat u nog meer tijd nodig hebt en dan schorsen we nog een keer en dan gaat de cyclus weer opnieuw. We hebben dat een paar keer laten gebeuren: dan was het de ene fractie en dan weer de andere dus het treft ons allemaal. Dat is ook begrijpelijk als u gewoon wat meer tijd nodig hebt, maar dan móét je dat gewoon even weer plenair met elkaar afspreken. Ja? Dan is de vergadering bij dezen voor 5 minuten geschorst. (Schorsing van 5 minuten.) De VOORZITTER: Dan heropen ik de vergadering. Dan is het woord aan de fractie van D66. De heer ZWERTBROEK (D66): Na het fractieberaad hebben wij besloten onze moties 2 en 3 aan te houden naar aanleiding van de reactie van GS. De VOORZITTER: Mooi. Dat beperkt het aantal stemverklaringen ook al weer en het aantal stemmingen. Maar dat hoeft natuurlijk niet de reden te zijn om dat te doen, dat begrijpt u ook heel goed. Dan zijn we bij de stemverklaringen en ik loop gewoon de verschillende fracties bij langs of ze daar nog behoefte aan hebben en dan kunt u alle moties en amendementen daarin meenemen. Ik begin bij de PvdA, de heer Batting. De heer BATTING (PvdA): Mij resteert van ons nog een reactie op amendement ‘Eerlijk bankieren’: daar gaan wij niet in mee, wij conformeren ons aan het Collegestandpunt wat dat aangaat. De VOORZITTER: De motie ‘Onderbrengen bankzaken bij eerlijke bank’ is aangehouden. Akkoord? Dat is het. Dan de VVD, mevrouw Wulfse.
38
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Mevrouw WULFSE (VVD): Er werd net al heel veel aangegeven over motie 1. Naar aanleiding van de reacties van de Partij van de Arbeid en ook het College kijken wij er als volgt naar. Er wordt een nieuwe commissie gevormd en die moet eigenlijk binnen de grenzen van het staande beleid opereren. Dat is een beperking en ook geen vernieuwing, dus we vinden dat eigenlijk contraproductief, vandaar dat wij motie 1 niet kunnen steunen. Mevrouw BECKERMAN (SP): Wij zijn het eens met heel veel punten in motie 1. We vinden dat er tot nog toe weinig ruimte wordt gegeven aan de kleine verandering die de SP en de VVD wilden doorvoeren. Wij vinden dat het punt voor wat betreft het beleidsterrein te eng geformuleerd is en dat daar de Wsw, de zorg en de maakindustrie bij zouden moeten komen. Tevens vinden wij dat er dus niet weer een externe commissie moet komen, maar dat we het zelf moeten doen. Als dat niet wordt veranderd, zullen we tegenstemmen. Als dat nog wel kan worden aangepast, dan zullen we vóórstemmen. De VOORZITTER: Ik denk dat de fase van de onderhandelingen wat dat betreft wel voorbij is. De beraadslagingen zijn al gesloten, dit is uw verklaring dus u stemt tegen. Mevrouw BECKERMAN (SP): Prima, dat zal dan ook een tegenstem worden. Jammer. Bij motie 5 stemmen wij tegen, vooral ook door de woordvoering. Bij de amendementen 1, 2 en 3 stemmen wij vóór, De heer BROUNS (CDA): Wij stemmen tegen amendement 3 gezien de uitleg van het College. En we stemmen ook tegen amendementen 1 en 2 en motie 5, omdat die uitvoering geven aan iets wat lijnrecht staat tegenover wat wij zelf bepleit hebben. Wij zullen vóór de voordracht stemmen, maar met de kanttekening bij de indexeringsopzet. De heer ZWERTBROEK (D66): Op amendement 3 is GS uitgebreid ingegaan dat er allerlei zaken gaande zijn. Dus met wat er is gezegd zullen wij dat amendement niet steunen, omdat dat proces al gaande is. Als het gaat om de moties beperk ik mij tot motie 1. Dit is een onderwerp dat ons aan het hart gaat als fractie, maar dat ook Statenbreed aan het hart gaat. En uiteindelijk gaat het erom dat condities die wij vanuit de provincie scheppen, ruimer moeten. De VVD had het daarover, de SP had het daarover. Dus het is een onderwerp dat gevoelig, dat speelt en waarbij iedereen zich bewust is van het gewicht. Maar wij willen ook oproepen om daar het tempo in te gooien en wij hebben er ook alle vertrouwen in dat de gedeputeerde dat ook zal doen. Dus wij hebben ook zo’n omissie – er zijn verschillende termen hiervoor gevallen – niet nodig en wij zullen daarom hiertegen stemmen. En voor het overige is een aantal zaken ingediend waar een budget aan verbonden is en wij hebben al onze voorkeur aangegeven dat wij niet op dit moment budget gaan reserveren voor bepaalde doeleinden vanuit wat aan begrotingsruimte is overgebleven. De heer JANSEN (PVV): Motie 1 is een sympathieke motie, maar aangezien biobased economy en energietransitie als grondslag worden gebruikt, kunnen wij deze motie niet steunen. Motie 2 en 3 zijn aangehouden, hoewel we ze graag hadden willen steunen. Motie 4 is ook aangehouden. Wij stemmen tegen motie 5. Bij amendement 1 hebben wij andere prioriteiten, dus dat steunen wij niet. Amendement 2 ook niet om dezelfde reden. Bij amendement 3 kunnen we enthousiast meestemmen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Van motie 1 zijn wij mede-indiener. Van motie 4 over de Eerlijke Bankwijzer vinden we het heel goed dat zij is aangehouden en dat het College met het onderzoek aan de slag gaat. Aan motie 5 over de duurzame visserij hebben we op dit moment geen behoefte: het College heeft aangegeven te werken aan een convenant. Bij amendement 1 van de SP hebben we uitgesproken geen invulling van de vrije begrotingsruimte te wensen op dit moment, dus dit zullen we niet steunen. Bij amendement 2 van GroenLinks over de streekmarkten merken wij op dat de markt zichzelf bedruipt op dit moment, dus wij hebben geen behoefte aan dit amendement. En aan amendement 3 wordt al gewerkt, dus daar hebben we ook geen behoefte aan.
39
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Bij motie 1 zullen wij natuurlijk vóórstemmen als medeondertekenaar. Motie 2 is aangehouden, net als motie 3 over de Eerlijke Bankwijzer die wij samen met de Partij voor de Dieren hebben ingediend, dus daar zullen we later op terugkomen. En de motie over de transitie van de Groninger visserij vinden wij sympathiek, maar dit lijkt ons een rijkstaak. Wat betreft amendement 1 snappen we op zich het idee wel, maar we vinden het nogal een groot bedrag zonder dat precies bekend is waar het naartoe gaat. Dus wellicht dat we daar op een later moment op terug kunnen komen. Amendement 2 was ons eigen amendement, dus daar zullen we zeker bij vóórstemmen. En amendement 3 zullen wij niet steunen, omdat volgens mij die toezegging al binnen is. En wat betreft de voordracht willen wij graag bij ons vóórstemmen de aantekening maken dat we tegen oppotten zijn en vóór investeren. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik heb in mijn tweede termijn mijn stemverklaring al afgegeven. Mevrouw TE WREDE (PvdD): Motie 1: de Partij voor de Dieren is nogal kritisch ten opzichte van ‘groei om de groei’ en al helemaal op bepaalde facetten van de biobased economy en de agribusiness. De sociaal-maatschappelijke problematiek in Oost-Groningen is daarentegen wel dermate dat wij deze motie toch wel willen ondersteunen en bepaalde, hieruit voortvloeiende projecten zullen we op hun eigen merites beoordelen. Motie 5 is van onszelf en die dienen we nog steeds in. Dan hebben we amendement 1 van de SP: dat vinden we nogal ruim geformuleerd en dan conflicteert het met onze eigen visserijmotie 5, dus we zullen dit amendement daarom niet steunen. Amendement 2 steunen we wel en nummer 3 ook. De VOORZITTER: Akkoord, dank. Wat ik even constateer – dat is mijn reflectie dus misschien moeten we daar misschien in het presidium ook nog even naar kijken – is dat wat we bij de stemverklaringen alle moties en amendementen bij langs lopen. Maar een stemverklaring is vooral eigenlijk even een inhoudelijke motivatie als je daartoe de behoefte hebt – ook voor het verslag et cetera – om iedereen duidelijk te maken waarom je iets doet. Maar daar moeten we dan misschien nog eens even naar kijken, want sommigen hebben dat ook al tijdens de gewone spreektijd gedaan. Er gebeurt daar helemaal geen ramp mee, hoor. Maar iedereen heeft dat even verschillend gedaan. We kijken nog wel even met elkaar in het presidium hoe we dat nog even wat strakker in de ordening krijgen. Inhoudelijk is dat allemaal heel helder en prima. Dan beginnen we de stemming bij de amendementen. Amendementen A1, A2 en A3 zijn alledrie gewijzigd, maar A1 en A2 zijn gewijzigd om technische redenen – die hebt u ook in uw mailbox gehad – dus inhoudelijk zijn die precies dezelfde gebleven. Die hadden gewoon even een bepaald format nodig om te passen in de techniek van amendementen. Bij A3 hebben de term ‘supersnel internet’ in plaats van ‘glasvezel’, dus dat is een inhoudelijke wijziging en die hebt u ook genoteerd. Nu ga ik naar A1 en vraag u: wie is hiervóór? Dat is de fractie van de SP. Wie is ertegen? De fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de PVV, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Dan is dit amendement verworpen. Dat ben ik bij het gewijzigde amendement A2. Wie is daarvóór? Dat zijn de fracties van de Partij voor de Dieren, de SP en GroenLinks. Wij zijn daartegen? Dat zijn de Partij van de Arbeid, D66, Vrij Mandaat, de PVV, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Dan is dit amendement verworpen. Dan amendement A3 in gewijzigde vorm. Wie is hiervóór? Dat zijn de fracties Partij voor de Dieren, de SP, de PVV en Vrij Mandaat. Wie is daartegen? Dat zijn de Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Dan is dit amendement verworpen. Dan ben ik bij de moties. Moties 2, 3 en 4 zijn aangehouden. Dus alleen moties 1 en 5 zijn aan de orde. Motie 1: wie is daarvóór? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, GroenLinks, Vrij Mandaat, de ChristenUnie en het CDA. Wie is hiertegen? De SP, D66, de PVV en de VVD. Dan is deze motie aangenomen. Motie 5: wie is daarvóór? Dat is de fractie van de Partij voor de Dieren. Wie is tegen? Dat zijn de Partij van de Arbeid, de SP, GroenLinks, D66, de PVV, Vrij Mandaat, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Dan is deze motie verworpen. Dan zijn we nu bij de voordracht. Er is een aantal expliciete aantekeningen gemaakt door middel van stemverklaringen – die zijn ook genoteerd en worden dus ook in de notulen opgenomen.
40
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Wie is vóór de voordracht zelf? Dat zijn de fracties van de Partij voor de Arbeid, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Wie zijn hiertegen? Dat zijn de SP, de Partij voor de Dieren en de PVV. Dan is de voordracht aangenomen en daarmee vastgesteld. A.2
Keuzedocument Omgevingsvisie
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 10 juni 2014, nr. 2014-22.094, PPM, betreffende vaststelling van het Keuzedocument voor de nieuwe Omgevingsvisie (nummer 31/2014) Hierbij kan worden betrokken:
E-mail van Erfgoedvereniging Heemschut d.d. 14 augustus 2014; E-mail van Stichting Landschap Oldambt d.d. 17 augustus 2014; E-mail van mw. Raaijmakers namens BI-ORA e.a. d.d. 25 augustus 2014; E-mail van de Natuur- en Milieufederatie Groningen d.d. 26 augustus 2014; Brief van de heer Meijer te Bellingwedde d.d. 27 augustus 2014; Brief van de heer Datema namens BoerenNatuur d.d. 2 september 2014.
De VOORZITTER: Ik begreep dat er al heel veel punten besproken zijn in de betrokken commissie. Daar is ook een discussie over geweest en dat is ons ook gemeld in het presidium. Toen is gevraagd: zijn er nog punten in te brengen? Toen is geantwoord dat dit toch een heel wezenlijk document is voor onze provincie, dat moet je hier in de Statenvergadering afronden – zij het wel puntig. Aldus staat het op de agenda en aldus gaan we het ook behandelen. Dus heeft de heer Dieters het woord namens de Partij van de Arbeid. De heer DIETERS (PvdA): Ja, we hebben hier veel over gesproken in de commissie, waarvoor nog steeds dank aan het College. We hebben nog een paar accenten die we nog wel naar voren willen brengen. De Partij van de Arbeid wil het ruimtelijke beleid op hoofdlijnen vastzetten, kiezen voor scherpe keuzes en contrasten, veel ruimte voor economische ontwikkelingen in de regio GroningenAssen, de Eemshaven en centrumplaatsen in Noordoost- en Oost-Groningen. Juist die laatste sterk en samengebald boven de lokale voorzieningen. En op andere plekken kiezen we voor behoud van natuur- en landschapswaarden. De overcapaciteit aan woningbouwlocaties en bedrijventerreinen moet worden weggewerkt met een sluitende aanpak. Hier willen we bij deze een motie over indienen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Woningbouwlocaties’, ingediend door de fracties PvdA, Partij voor de Dieren en de SP: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Overwegende dat er een hardnekkige overcapaciteit is aan woningbouwlocaties en bedrijventerreinen; het gewenst is dat deze overcapaciteit op een samenhangende en effectieve wijze wordt gereduceerd, zodat de meest kansvolle en potentierijke plannen resteren; vermeden moet worden dat bij verlenging van bestemmingsplannen op willekeurige wijze en in willekeurige delen van de overcapaciteit moeten worden wegbestemd; een aanpak op regionale schaal geboden is, ook in het licht van het advies van de commissieJansen; een regisserende en faciliterende rol van de provincie in dit proces behulpzaam kan zijn; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. samen actief met de betrokken gemeenten in de regio een plan van aanpak te formuleren voor het wegnemen van overcapaciteit aan bestemde bedrijventerreinen en woningbouwlocaties; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer DIETERS (PvdA): De Partij van de Arbeid vindt ook dat scherper naar de toeristischrecreatieve potentie van Westerwolde moet worden gekeken. Ook hiervoor hebben wij een motie. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 2, getiteld ‘Westerwolde’, ingediend door de PvdA-fractie:
41
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Overwegende dat de historie van Nederland is bij uitstek zo zichtbaar als in Westerwolde; Westerwolde een aantal historische hoogtepunten van grote waarde bezit; schitterende natuurgebieden, prachtige beekdalen en verrassende landschappen kenmerkend voor het gebied zijn; er dus ruime kansen liggen voor toeristische en recreatieve activiteiten; Spreken als hun mening uit dat de toeristische en recreatieve potentie van Westerwolde beter moet worden benut; Dringen er bij het College van Gedeputeerde Staten op aan om 1. het College de toeristische en recreatieve potentie van Westerwolde in kaart brengt; 2. een actieplan wordt opgesteld om de kansen die er liggen, te ontwikkelen; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer MASTENBROEK (SP): Naar aanleiding van de tweede motie vroeg ik mij af waarom daarin nou specifiek aandacht is voor dit gebied en waarom niet de hele provincie Groningen eens doorlichten? De heer DIETERS (PvdA): Ja, waarom wij speciaal aandacht hebben gevraagd voor dit gebied heeft ook te maken met een flink aantal werkbezoeken dat we de afgelopen jaren aan Westerwolde hebben afgelegd. Ik kan begrijpen wat de heer Mastenbroek zegt, namelijk dat je dan breder kijkt. Maar juist met die werkbezoeken hadden wij het idee dat Westerwolde wel even een ‘plusje’ erbij verdient, vandaar dat we alleen dit gebied in dezen hebben genoemd. Maar ik kan het met u eens zijn dat we in de hele provincie ook andere bijzondere plaatsen zijn. Toch willen wij hier juist wat accenten op zetten. In de commissie is veel gesproken over handhaven. Het borgen van beleidsregels is wat de Partij van de Arbeid betreft een zeer belangrijk punt. Graag van het College een toelichting of dit ook wordt meegenomen. Mevrouw DE GRAAF (D66): Nog even terugkomend op recreatie en toerisme. Hoor ik u dan nu in antwoord op de SP zeggen dat u pleit voor een integraal beleid voor recreatie en toerisme in de hele provincie, zoals wij al een aantal keren hebben voorgesteld? De heer DIETERS (PvdA): Dat heb ik niet in mijn antwoord aan de SP willen aangeven. Ik heb juist gezegd dat alle gebieden wat ons betreft belangrijk zijn in het kader van recreatie en toerisme en ik heb gezegd dat wij met een motie komen juist voor het Westerwoldse, waar we werkbezoeken hebben afgelegd, waar we hebben rondgelopen en hebben gezien dat door vrijwilligers heel veel werk wordt verricht om dat gebied op te krikken en daar even een extra accent op te leggen. Als u zegt: wij moeten in het kader van recreatie en toerisme meer doen in de provincie, dan ben ik dat wel met u eens. Mevrouw DE GRAAF (D66): Maar is het dan gerechtvaardigd om te zeggen dat u kiest voor Westerwolde omdat u daar toevallig op werkbezoek geweest bent? Ik bedoel: wij zijn voor een goed recreatie- en toerismebeleid voor de héle provincie omdat alle gebieden ons even lief zijn en als u iets op het gebied van recreatie en toerisme wilt hebben, dan graag voor de hele provincie en niet op basis van een werkbezoek niet alleen voor Westerwolde. Kunt u dat met mij eens zijn? De heer DIETERS (PvdA): Als u bedoelt dat recreatie en toerisme belangrijk zijn voor de hele provincie, dan is mijn antwoord ja. U wilt deze motie verengen en eruit halen dat onze fractie alleen maar naar Westerwolde kijkt omdat zij daar op werkbezoek is geweest. Maar wij hebben gemerkt dat dit gebied wel een tijdje erbij mag hebben, óók kijkend, mevrouw De Graaf, naar wat wij hebben ingebracht in het kader van de grensoverschrijdende activiteiten die plaatsvinden in de veehouderij. De heer MASTENBROEK (SP): Ja, ik vraag me af of de heer Dieters, als ik hem zou uitnodigen voor een ‘werk’bezoek in het Westerkwartier, over twee maanden met een soortgelijk voorstel zou komen. De heer DIETERS (PvdA): Nodigt u mij vooral uit – dat ten eerste. De heer MASTENBROEK (SP): Nou ja, als u met zo’n voorstel komt, dan ben ik graag bereid om u de mooiste plekjes van Groningen te laten zien.
42
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
De heer DIETERS (PvdA): Dank. U doet mij een uitnodiging toekomen die ik van harte aanneem. Maar ik zit al iets langer in deze Staten en we hebben, juist ten behoeve van de houtsingelhoofdstructuur en dergelijke, vele bezoeken aan het Westerkwartier afgelegd. De Partij van de Arbeid heeft ook in die richting flinke aanzetten gegeven om dat ook te beschermen, dus daar hebben we toen ook al veel aandacht aan gegeven. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik wil eigenlijk even complimenten geven aan de heer Dieters en de fractie van de Partij van de Arbeid, want ook wij zien ontzettend veel potentie voor recreatie en toerisme in Westerwolde. Maar wat mijn verbazing wel schetst is dat D66 twee Statenvergaderingen geleden bij de Voorjaarsnota heel veel aandacht voor toerisme heeft gevraagd en dat u nu net met een motie komt, die blijkbaar niet goed is afgestemd. Volgens mij moet u daar in de toekomst wat mee. Bent u dat met mij eens? De heer DIETERS (PvdA): Ja, dat weet ik ook allemaal. Ik heb ook net het belang van recreatie en toerisme aangegeven, ik kom daar zo nog even weer op terug. Maar we wilden juist Westerwolde nét even dat extra accent meegeven. Dat laat onverlet dat we de andere zaken ook belangrijk vinden. Ik had in mijn bijdrage een zinnetje staan over breedbandinternet en een aanvalsplan, maar dat ga ik niet meer doen, want dat is bij het vorige agendapunt al ruim aan de orde geweest. Groningen is ook een energieprovincie bij uitstek. We zijn gehouden aan het afgesproken aandeel megawatts windenergie te leveren, anders gaan we terugkeren naar de brievenbus van 2011, naar 2.500 megawatt. De Partij van de Arbeid vindt dat wij onze opgave van 855 megawatt ruim hebben toegezegd. Dat is ook voor ons het maximum. Als er nationaal meer windenergie moet komen, dan zijn andere provincies eerst aan zet. Over vitale landbouw is ook bij het vorige agendapunt al over gesproken. Wij zullen vanuit de ruimtelijke ordening, economie en natuur een impuls moeten geven voor veranderingen in het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Het vergrote van de toegevoegde waarde van de landbouw voor onze regionale economie is zeer belangrijk, maar tegen elke prijs. Ook andere waarden – en daar hebben ze weer – zoals toerisme en recreatie dragen bij aan die economie. Dus het gaat er dan ook om om daartussen de juiste balans te vinden. De Partij van de Arbeid wil een ander type agrarische bedrijven in het Middag-Humsterland: bedrijven die waarde halen uit kwaliteit en produceren op een kleine schaal. Dit is de beste waarborg om verder aantasting en slijtage van het oude nationale cultuurlandschap te voorkomen en het gebied in zijn oude luister te herstellen. Wil het College dit samen met de betrokken gemeenten gaan onderzoeken? In het addendum van het Collegeprogramma staat ten aanzien van de intensieve veehouderij dat een kwaliteitssprong moet worden gemaakt en dat ruimte moet worden geboden voor vernieuwende vormen van het houden van dieren die moeten voldoen aan de hoogste milieu-, gezondheids- en dierenwelzijnseisen. Ook wordt in het addendum gesteld dat dat mag rekenen op draagvlak bij zowel landbouw- als natuur- en milieuorganisaties. Daar is de Partij van de Arbeid het mee eens, echter wel met de aantekening dat het niet moet gaan leiden tot uitbreiding, want dat zit namelijk in het Groninger Verdienmodel inzake de melkveehouderijen al ingebakken. Het moet binnen de afgesproken gebieden wit, geel en groen. Bij de Voorjaarsnota heeft onze fractievoorzitter aangekondigd dat de Partij van de Arbeidfractie met een initiatiefvoorstel voor natuur en landschap wil komen, met name ten aanzien van het wierden- en dijkenlandschap dat onlosmakelijk is verbonden met het Werelderfgoed Waddenzee. Wij denken rond november of december met dit initiatief te komen. Op voorstel van de ChristenUnie is het project Kiek over de Diek gerealiseerd. De Partij van de Arbeid wil investeren in toeristisch-recreatieve routes – daar hebben we dit thema weer te pakken – en als fractie roepen wij opnieuw op, zo’n project ter hand te nemen in het creëren van een aangesloten wandelroute langs het Reitdiep van Zoutkamp naar Groningen. Ook daarvoor hebben wij een motie. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Reitdiep’, ingediend door de PvdAfractie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Overwegende dat een wandelroute langs de oevers van het Reitdiep een versterking betekent van de toeristischrecreatieve infrastructuur en bijdraagt aan de beleefbaarheid van het landschap; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om
43
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 1. een onderzoek te doen naar en een plan te ontwikkelen voor het realiseren van die wandelroute en de uitkomsten van het onderzoek en een plan aan Provinciale Staten te presenteren; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer MASTENBROEK (SP): Eigenlijk heb ik een vraag die in de lijn ligt van mijn vorige vraag. Laat ik het maar heel concreet maken: kent u het Dwarsdiep? Nee, maar even serieus. U komt nu weer met een of ander splinterplan en ik begrijp niet zo goed waarom u dat tegen een meeromvattend iets bent. En waarom deze puntjes? Dat is toch niet waar wij als provincie mee bezig zouden moeten zijn? De heer DIETERS (PvdA): Nou ja, dat is uw opvatting – dat mag. En als u het hebt over het Dwarsdiep: ja, dat ken ik. Ik ben ooit eens bezig geweest met de zandafgraving van het Strandheem en daar heeft het Dwarsdiep ook mee te maken. Daar hebben we ook heel veel dingen aan gedaan. En vergeet niet bij de accentjes die we leggen: we horen ook heel veel bij de bevolking dat dat een heel belangrijke route kan zijn in de toeristische ontwikkeling. En daar kunt u niet op tegen zijn, gelet op uw voorgaande reacties op mijn betoog, denk ik. Onze waterkering wordt als gevolg van het Deltaprogramma aangepakt. Dat is in het regiegebied in het Programma Ruimte voor Ruimte ook gelukt, een programma dat wij eigenlijk ook wel zouden willen voor de Waddenkust. Wij pleiten voor eenzelfde soort aanpak en ook daar hebben wij een motie over. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 4, getiteld ‘Waddenkust’, ingediend door de fracties PvdA en SP: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Overwegende dat de klimaatverandering en de daaruit voortvloeiende stijging van de zeespiegel nopen tot aanpassingen aan de primaire waterkeringen in het kader van het Deltaprogramma; het van belang is dat de dijkversterkingen zouden worden vormgegeven en uitgevoerd, zodat bestaande functies niet worden beperkt en belemmerd; de aanpassingen van de zeeweringen kansen bieden op het vergroten van ruimtelijke kwaliteit door middel van het versterken van ecologische, landschappelijke en economische functies; een kwaliteitsimpuls aan de Waddenkust rechtdoet aan de kwaliteit en de positie van het Werelderfgoed Waddenzee; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. al het nodige te doen om de Ruimte voor Rivier-aanpak verwezenlijkt te krijgen bij de aanpak van de zeeweringen langs de Waddenkust; 2. deze motie onder de aandacht van de regering en de Tweede Kamer te brengen; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer BAKKER (VVD): Blijkbaar is ook in het kader van Interreg de Partij van de Arbeid-fractie naar de Waddenkust getogen om daar te kijken. Wat nu voorligt is onderdeel van het Deltaprogramma. Dat nieuwe programma is laatst samen met de begroting in de Tweede Kamer gepresenteerd. Is het nu wel goed om daar één onderdeel uit te pakken en daarvan te zeggen om daar het College mee op pad te sturen? Wij zouden eigenlijk willen voorstellen om dit als onderdeel van een groter geheel te zien, ons College de opdracht te geven om de Deltacommissaris uit te nodigen, uitleg te geven hier in de commissie en eventueel besluitvorming in de Staten te laten plaatsvinden. Dan kunnen wij namelijk onze kaderstellende rol veel beter vervullen. Nu is het een onderdeel – natuurlijk is medegebruik ook een belangrijk secundair onderdeel van het geheel – maar het primaire is de veiligheid en daar gaat dit aan voorbij. Zou het niet beter zijn om die weg te bewandelen, zodat het totaal behandeld kan worden? Dan zijn wij wel bereid om u te helpen met dit medegebruik, als u ons wilt helpen met de veiligheid. Dan krijgen we het in één geheel naar Den Haag toe. De heer DIETERS (PvdA): Laat het de VVD helder zijn: wij gaan altijd voor veiligheid – of het nou water of aardgas is. Wij gaan altijd voor veiligheid. Maar het sec ophogen van een dijk om die veiligheid te waarborgen kun je op verschillende manieren doen. Daar kun je ook het recreatieve medegebruik van regelen, zodat je andersoortige dijken bouwt die breder zijn. Wij hebben een conferentie gehad hier in deze Staten over de klimaatverandering en de waterstanden in 2050. Daar is dit uitvoerig aan de orde gekomen. En als wij hier een motie over hebben en het College zegt ons toe om met deze motie aan de slag te gaan in het kader zoals u het schetst – dus in een samenballing van veiligheid én recreatief medegebruik, waarbij de ChristenUnie altijd heeft gepleit voor een fietspad
44
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 over de dijk – dan heb je dat allemaal bij elkaar. Maar dat accent moet wel even gezet worden zodat het ook gebeurt en niet sec – want dat horen we nog te veel – ‘ophopen maar en dan is het klaar’. De heer BAKKER (VVD): Ja, ik probeer het nog een keer, want volgens mij begrijpen wij elkaar niet helemaal. Met wat u naar voren brengt hebben wij geen enkel probleem, ik denk dat ook recreatief medegebruik en het breder maken van die dijken in plaats van verhogen geen enkel probleem is. Waar het óns om ging is om nu juiste volgorde aan te houden. Want je stuurt nu met een deel van het Deltaprogramma het College op pad. Wij willen onze totale kaderstellende rol kunnen vervullen en daar is wat u voorstelt wel een onderdeel van. En moeten we dán niet beter een andere volgorde aanhouden? Dat wil zeggen: wij nodigen de Deltacommissaris uit en gaan vervolgens het stuk waarover wij wat te vertellen hebben, invullen met een heel duidelijk verzoek, dat in de richting van uw motie gaat. Maar dat gaan we even in een andere volgorde doen. Daar zou u toch in mee kunnen gaan? De heer DIETERS (PvdA): Uw vraag is volstrekt helder, ik begrijp uw betoog ook. En ja, het is een suggestie die u nu doet. Vandaag spreken we over het keuzedocument voor de jaren 2015 tot en met 2019. Daarin willen wij dit kader alvast meenemen, want wij hebben in het keuzedocument van het College ook over de veiligheidskant van die dijken kunnen lezen. Wij geven gewoon nu een accent mee – dat is het verschil misschien. De Partij van de Arbeid steunt nadrukkelijk de ontwikkeling van nieuwe vervoersconcepten voor het OV in de krimpgebieden, waar bewoners en inwoners optimaal van de voorzieningen gebruik kunnen maken in de centrumplaatsen en de stad Groningen. En als laatste: gezien de problematiek van de laatste jaren vindt de Partij van de Arbeid dat overlastgevende afval- en recyclebedrijven zo snel als mogelijk worden geconcentreerd. Wij hebben hier in dit huis daar vaak genoeg een debat over gehad, daar moeten we heel snel mee aan de gang. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik ga in eerste instantie toch nog even reageren op wat de PvdA hier net te berde gebracht heeft. Ik heb daar geen vragen over, maar ik wilde voor u toch een klein stukje visie neerleggen. Volgens mij en volgens de VVD zijn wij hier nu bij elkaar om te spreken over een keuzedocument, waarin we de provinciale belangen vaststellen en waarin we naar een nieuw ruimtelijk beleid gaan dat volgend jaar wordt vastgesteld – sterker nog: door een volgend College. Dus wij doen niet anders dan een soort raamwerk opstellen. Dat is prima, daar hebben we het ook uitgebreid over gehad. Maar ik hoor de Partij van de Arbeid dat raamwerk invullen. We willen naar meer taken voor de gemeenten, naar een ander beleid. Du moment dat we dat proberen, schieten we eigenlijk direct in de kramp van het vastleggen van een aantal deelgebieden. Nou, ik wil u via de visie die wij etaleren laten zien dat het ook anders kan. De heer DIETERS (PvdA): Ja, het kan ook anders volgens de VVD. Dat snap ik. En ik snap ook uw verhaal voor wat betreft het raamwerk – dat begrijp ik ook wel. Als je het College op pad stuurt met twaalf provinciale belangen die men gaat uitwerken, dan wordt dat straks ook in een omgevingsvisie neergelegd die ook de inspraak ingaat en is het toch ook handig om een paar kaders mee te geven aan het College om dat mee te willen nemen in zijn uitwerking? Want dat is de hele kwestie die hier aan de orde is: niet meer en niet minder. Daar kan het College wat van vinden straks – dat horen we dan wel – maar dat is de inzet die wij als Partij van de Arbeid hebben. Het is het aangeven van wat accenten: niet meer dan dat en dan komt onze vraag aan het College. Dus ik snap niet hoe u tot dit idee komt. Mevrouw WULFSE (VVD): Hier etaleert zich toch een verschil van inzicht en dat is ook altijd eigenlijk wel interessant. Want als je vertrouwen hebt in het College en je stelt de belangen vast, dan geef je het College de ruimte en vrijheid om met stakeholders en andere partijen te praten over de invulling. En daar kunnen dan honderden accenten bij aangegeven worden en daaruit gaan we dan kiezen, maar dat is een ander stadium. Dus ik ga meteen ook vooruitlopen op de tweede termijn, namelijk dat wij geen enkele van deze moties zullen steunen en dit is de achtergrond daarvan. Dan even naar onze eigen lijn. Ik zei het al: eerst komt er dit startdocument en we gaan volgend jaar naar nieuw beleid toe. Dit beleid wordt ook vastgelegd door het nieuwe College na de verkiezingen. Nou, wij hebben een aantal speerpunten: werk, wonen en recreëren in een veilige omgeving. Dat zijn de hoofdpunten die wij graag zien. Die vullen we niet direct in, dus waar we gaan recreëren dat zien we nog wel. We hebben hier een aantal provinciale belangen benoemd en we hebben daarbij de intentie uitgesproken om taken over te dragen aan de gemeenten. En we schrijven op dat we ons tot die kerntaken beperken. Hartstikke mooi, want in die beperking herkent men de
45
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 meester. Het gaat ons niet zozeer over delen van het landschap als die dorpsbosjes waar naar ik begreep nog een motie over komt en die door de gedeputeerde hier ter linkerzijde namens het College ook wel gekscherend ‘groot onkruid’ worden genoemd. Dat was trouwens even een grap van mijn kant. Ik hoor de heer Moorlag nu zelfs Duits spreken: hij heeft het over ‘Fremdkörper op het Hogeland’. Nou, ik vind het hartstikke mooi. Het gaat dus niet om die dorpsbosjes maar om het idee van waar ga je nog over als provincie en wat draag je over aan de gemeenten. Nou, dit is een voorbeeld en ik denk dat we daar veel verder in moeten gaan en wij steunen het College ook in de gesprekken met die gemeenten. Wat we daarbij wel willen meegeven is: ga niet alleen uit van je eigen focus die u wellicht hier legt of op ander gebieden, maar kijk ook naar wat die gemeenten u als College aanreiken. De VVD gaat dat ook doen en wij zullen dan ook ongeveer in januari ter inspiratie van het College met een lijst komen van onderwerpen waarvan wij denken dat we daar als provincie mee moeten stoppen en moeten overdragen aan de gemeenten. Essentieel voor ons is een ruimtelijk beleid dat gericht is op mogelijkheden en ontwikkelingen: flexibel waar nodig en aantrekkelijk voor werkgevers. En we willen daarmee bedrijvigheid stimuleren zonder dat onze landschappen overal hetzelfde worden. Kleinschalige ontwikkelingen in deze bedrijvigheid mogen van ons op veel meer gebieden plaatsvinden. Van grootschalige ontwikkelingen – u hoorde dat net als bij ons vorige onderwerp – vinden wij dat die als het enigszins kan op een plek moeten waar de aanvrager dat wil. Uiteraard hebben we kaders daarvoor, maar kijk er wat flexibeler naar en probeer daarnaar te handelen. Bereikbaarheid is bij die ontwikkelingen natuurlijk een must en bereikbaarheid betekent voor ons ook snel internet waar we het eerder al over hadden vandaag. De heer DIETERS (PvdA): U zegt: ontwikkelingen moeten we bevorderen. Eens. Tegelijk zegt u: we moeten ook landschapswaarden bewaren. Dat zegt u ook. En u beëindigt uw derde zin met: ‘Als er een aanvrager is, dan moet dat ook kunnen.’ Daar zegt u vervolgens ook voorzichtig de kaders bij, maar geeft u ons nu eens helder aan wat u precies daarmee bedoelt. Als er een aanvrager – zo beluister ik het nu even – dan mag dat overal? Ik zeg het even zwart-wit om helder te krijgen wat u precies bedoelt. Mevrouw WULFSE (VVD): Ja, ik kan het wel even heel concreet maken. Als je het bijvoorbeeld over zo’n factoryoutletcentrum hebt en je wenst dat eigenlijk in het stedelijk gebied, dan praat je over wat dan stedelijk gebied is. Dat is af en toe wel een beetje fluïde, het kan de ene of de andere kant opgaan. Als het dan tegen het stedelijk gebied aan moet, kijk daar dan met een openhouding naar. Dat is eigenlijk onze oproep. En dat gaat niet alleen over dit centrum, het gaat ons in het algemeen om grootschalige ontwikkelingen waarin economisch potentieel zit. Want het gaat ons natuurlijk om het economisch potentieel. De heer DIETERS (PvdA): Maar loopt u dan niet het risico dat u dan de grenzen die het Rijk bewaakt inzake het buitengebied en de dorpen, overschrijdt? Wij zijn immers ook eraan gehouden om grenzen vast te stellen. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik zou haast zeggen: was het maar waar, want dan lag er hier een enorme stapel aanvragen en dan was er geen mens meer werkloos in de provincie Groningen. Maar helaas is het niet zo, dus u schetst een bepaald angstbeeld dat ik niet kan delen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik wil graag van mevrouw Wulfse weten of het bij de VVD voortschrijdend inzicht is dat ze nu zo over het factoryoutletcentrum praten? Want ik had het eigenlijk eerder verwacht in de Staten, toen had de VVD ook eerder hiervoor een lans kunnen breken. Heb ik dat juist of zit ik verkeerd? Mevrouw WULFSE (VVD): In mijn herinnering hebben wij dat factoryoutletcentrum ook ingebracht hier in de Staten en daar ook regelmatig voor gepleit. De heer DIETERS (PvdA): Even terugkomend op ons eerdere interruptiedebatje. Mijn opmerking over die grenzen aan het buitengebied, dorpen en steden is niet ingegeven door angst voor een hoop aanvragen op de plank. Nee, het is ook een rijksopdracht. Daar had ik het over en daar hebben wij geen invloed op. Mevrouw WULFSE (VVD): Uiteraard hebben wij daar geen invloed op, dat respecteer ik.
46
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De heer VAN KESTEREN (PVV): Nog een vraag aan mevrouw Wulfse: hebt u ooit overwogen om tijdens de rit ervoor te gaan liggen en echt af te dwingen dat het factoryoutletcentrum daar wél gevestigd ging worden? Dat had gekund. Mevrouw WULFSE (VVD): Wij maken een heleboel overwegingen, meneer Van Kesteren. En soms zetten we door en soms niet. Ik rond af. We hebben het hier ook over toerisme en het wordt steeds vaker genoemd. Toerisme is niet specifiek een provinciale taak, maar je moet wel ruimte ervoor maken om allerlei activiteiten te stimuleren en dan gaat het ook om de lokale economie. Wij vinden ook dat onze kustplaatsen daarin bijvoorbeeld een prominentere plaats zouden kunnen innemen. Tot slot een stukje over ons detailhandelbeleid. Wij vinden dat de provincie daar eigenlijk helemaal niet mee moet bezighouden, het is aan ondernemers en aan de markt. Wij vinden eigenlijk het idee dat je de lokale behoeften moet kunnen aantonen, een conservatief idee. Dan lijkt het erop dat wij als politiek vernieuwende trends uit de maatschappij vóór zouden kunnen zijn. Wij denken dat dat niet zo is. Ruimte waar mogelijk – net zoals ruimte voor onze natuur – waar daar wil ook de VVD in haar vrije tijd recreëren in een toegankelijk gebied. De heer MASTENBROEK (SP): Een omgevingsvisie. De naam zegt het al: een visie. Een omgevingsvisie moet visie hebben en die visie missen wij in het nu voorliggende stuk. Voor een stuk dat Omgevingsvisie heet of tot een omgevingsvisie moet leiden is er te weinig visie op het bereiken of behouden van de balans tussen economische, recreatieve en natuurdoelen. De provincie heeft een belangrijke taak met het bereiken van natuurdoelstellingen. Als je economische ontwikkelingen wilt stimuleren – wat prima is en wat ook moet – dan moet je daar een visie voor hebben. Wij moeten keuzes maken, dat is onze taak. Wij moeten aangeven wat er wel en niet kan op het grondgebied van onze provincie. Wat mijn fractie betreft moet uitgesproken worden dat compensatie van schade aan natuur de uitzondering moet zijn en dat vervuilende activiteiten in beginsel geweerd moeten worden. Salderen over grote afstanden is dan helemaal niet nodig. Wat mijn fractie betreft moet duidelijk uitgesproken worden dat schaalvergroting van veeteelt niet wenselijk is en uiteindelijk de natuurdoelstellingen voorop moeten staan. Met die keuzes kunt u het oneens zijn, maar mijn oproep is hoe dan ook dat er keuzes gemaakt moeten worden. Het klinkt sympathiek om aan te kondigen dat wanneer er op het gebied van de intensieve veehouderij een verdienmodel komt, dat omarmd zal worden. Maar dat getuigt anderzijds ook van een gebrek aan visie. Ik pleit er niet voor om iedere kleinigheid in detail te gaan regelen, maar ik pleit er wel voor om principiële keuzes zelf te maken. Dat zijn geen in beton gegoten keuzes maar wel keuzes die wij hier en nu maken. Wij kiezen ervoor om de intensieve veehouderij geen ruimte te bieden in onze provincie. En om die reden zal GroenLinks straks mede namens ons een amendement op dit onderwerp indienen. Wat mijn fractie betreft moet er ook meer aandacht zijn voor biologische landbouw en ook op dat punt komt GroenLinks straks mede namens ons met een motie. De voordracht gaat er ten slotte van uit dat het lokale landschapsbeleid, ook wel ‘groot onkruid’ genoemd, voortaan wordt overgelaten aan de gemeenten. Ik wil benadrukken dat wij absoluut van mening zijn dat zaken als dorpsbosjes en verkavelingsbosjes een provinciaal belang dienen. Niet alleen voor natuurwaarden maar ook op het gebied van recreatie en toerisme. Gemeenten hebben op dit moment ook niet de middelen om deze zaken in stand te houden. Er is dus in de woorden van de gedeputeerde helemaal geen ruimte voor een ‘warme ontvangst’. Het overdragen aan de gemeenten zal het einde zijn van een belangrijk landschappelijk element. En wij willen dat voorkomen en daartoe dien ik mede namens GroenLinks en Vrij Mandaat een motie in. Voordat ik haar aan de voorzitter geef, merk ik daarbij nog op dat de motie specifiek gaat over de dorpsbosjes, maar dat die breed gelezen moet worden en betrekking zou moeten hebben op alle elementen van het lokale landschapsbeleid. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 5, getiteld ‘Samen sterk voor dorpsbosjes’, ingediend door de fracties van de SP, GroenLinks en Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat het Keuzedocument Omgevingsvisie spreekt over het overdragen aan gemeenten van onder meer het lokale landschapsbeleid; er reeds nu steeds minder geld is voor toezicht op en onderhoud van dorpsbosjes waardoor wandel- en fietspaden verruigen en natuurwaarden achteruitgaan;
47
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
gemeenten mogelijk niet in staat zullen zijn de overgedragen taken op het gebied van het lokale landschapsbeleid goed uit te voeren; er kansen liggen om lokaal zowel natuurbeheer en draagvlak als sociale cohesie te versterken; het in stand houden van dorpsbosjes en verkavelingsbosjes grotendeels (ook) een provinciaal belang dient; Spreken als hun mening uit dat bij de totstandkoming van de Omgevingsvisie meer aandacht besteed moet worden aan het in stand houden van dorpsbosjes en verkavelingsbosjes; het in stand blijven van dorpsbosjes en verkavelingsbosjes van groot belang is; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. de mogelijkheden te onderzoeken om Groningers actief bij het toezicht op en onderhoud van dorpsbosjes te betrekken; 2. in de Omgevingsvisie aandacht aan deze mogelijkheden te besteden; 3. zich in te blijven zetten om dorpsbosjes en verkavelingsbosjes te behouden voor omwonenden; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw WULFSE (VVD): Ik ga even specifiek op die bosjes in, hoewel dat alleen maar een kapstok is voor een groter geheel. U zegt in uw motie en ook in uw bijdrage dat die dorpsbosjes een provinciaal belang dienen. Nou, daar zijn wij het mee eens: voor ons hoeven die bosjes en andere landschappelijke belangen ook niet weg. Natuurlijk is dat een provinciaal belang, maar een provinciaal belang kan ook overeenkomen met een gemeentelijk belang. Dat hoeft niet per se een contrast te zijn. Dus waarom hebt u er geen vertrouwen in dat die gemeenten – of grotere gemeenten – dat zelf niet kunnen oplossen? En als ze daar minder geld voor hebben, laat dan die bosjes gewoon groeien. Dat is toch ook mooi? De heer MASTENBROEK (SP): Nou, ik denk dat die bosjes meer zijn dan groot onkruid en dat zij zeker groot onderhoud nodig hebben en dat gebeurt op dit moment ook. Ons punt is dat in de uitgangspunten van de Omgevingsvisie wordt aangegeven dat dat lokale landschapsbeleid naar de gemeenten moet gaan. U zegt zelf nu – en dat waardeer ik en daar ben ik blij mee – dat dat een provinciaal belang. Als dat een provinciaal belang is, dan moet je dat ook bij de provincie houden. Ik denk dat gemeenten te veel op gemeentelijke schaal gaan kijken naar dat soort dingen en als je daar zo eng naar kijkt, dan is het misschien niet veel meer dan groot onkruid. Maar ik denk dat dat over de hele provincie bezien een grote natuurwaarde heeft en daarom zijn wij er niet vóór om die taak over te dragen en blijft dat wat ons betreft een provinciale taak. Mevrouw WULFSE (VVD): Dan hoor ik u toch precies zeggen wat ik al vermoedde: u zegt dat u er eigenlijk geen vertrouwen in hebt, de gemeenten gaan daar volgens u te eng naar kijken. Wij denken dat het een belang is dat we gezamenlijk delen en prima door de gemeenten – ook de grote gemeenten – opgepakt kan worden. Maar die mening deelt u niet, begrijp ik? De heer MASTENBROEK (SP): Nee, die mening deel ik niet en ik denk ook dat het een taak is van de provincie om naar sommige gebieden ook wat breder te kijken. Met uw redenering kunnen alle provinciale belangen wel aan gemeenten overgelaten worden. Ik heb op zich wel vertrouwen in de gemeenten, ik heb alleen ook wel vertrouwen in zoiets als een provinciaal, gemeenteoverstijgend belang. De heer KEURENTJES (CDA): Het huidige Provinciale Omgevingsplan is geldig tot juli 2015. We hebben de afgelopen tijd een dialoogfase gehad en de resultaten zijn nu verwerkt in het huidige Keuzedocument. Dat document vormt de laatste tussenstap naar de Omgevingsvisie, waar we vandaag over spreken. In het Keuzedocument heeft GS inhoudelijke voorstellen gedaan. Niet alleen provinciale belangen, maar ook nieuw beleid, nieuwe gebiedsopgaven – die zijn al eerder aan de orde geweest – en het College vraagt het mandaat aan PS om namens PS de MER-procedure te voeren. Wij denken dat het tot nu toe een goed proces is geweest. De dialoog, maar ook de betrokkenheid van verschillende burgers, organisaties en andere partijen hebben hun effect gehad en een bijdrage geleverd aan het proces. In de voordracht geeft GS aan dat de gemeentelijke herindeling een discussie vormt waarbij GS de insteek en de gedachte kiest van ‘warme overdracht, warme ontvangst’. We hebben dat bij andere onderwerpen ook wel gehoord. Daarbij gaat GS uit van een indeling in drie onderdelen: datgene wat nu zou kunnen, datgene wat na de herindeling zou kunnen en datgene wat bij een volgende actualisatie van de POV zou kunnen. Het punt is aan de orde geweest bij de VVD, maar bij de behandeling in de commissie bleek dat GS wel heel nadrukkelijk de
48
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 vinger aan de pols wil houden – wat ons betreft te strak. Het groot onkruid, de dorpsbosjes, was daar ook onderwerp van discussie. Wij denken ook aan de discussie die bij de herindeling speelt, namelijk dat de kwestie van gunnen en geven van verantwoordelijkheden juist een belangrijk uitgangspunt is. Niet alleen procesmatig maar juist als provincie heb je ook de verantwoordelijkheid om het gunnen soms zelfs uit de dagen en te gebruiken om daarmee de functie en de positie van de gemeenten te versterken. Je zou kunnen zeggen dat in dit soort processen daar waar die belangen er zijn, we gemeenten kunnen helpen in plaats van dat we discussies gaan voeren over wie erover gaat. Dat element zouden wij van harte opnieuw hier aan de orde willen stellen bij de behandeling van deze omgevingsvisie. Nieuw zijn de gebiedsopgaven die overgaan naar een meer thematische aanpak. Wij stemmen van harte in met die aanpak en we zijn het ook heel erg eens met die benadering. Dan gaat het nog over een aantal provinciale belangen. Wij denken dat er over het algemeen een goede balans is aangebracht, wel hebben we over een paar onderdelen nog wat opmerkingen. Die zijn voor een deel ook in de commissie aan de orde geweest. Het allereerste wat ik noem en toch opnieuw zou willen benadrukken is de discussie over het creëren van ruimte voor infrastructuur voor winning, transport en opslag van energie. Het gaat met name over van wat wij denken een in de toekomst onstaande discussie over het al dan niet plaatsen van zonnepanelen in het open veld. GS stelt voor om daarbij een soort laddersystematiek te benutten en gaf aan dat dat als het ware een soort laatste optie is om in het open veld zonnepanelen te plaatsen. Wij willen benadrukken dat het uitgangspunt van zuinig grondgebruik en ook datgene wat als alternatief gebruikt kan worden om zonnepanelen te plaatsen, leidend moeten zijn in plaats van het open veld als plaats daarvoor benutten. Als bruggetje zijn de opmerkingen te gebruiken die gemaakt zijn over het provinciaal belang van de vitale landbouwsector – het is vandaag ook al vóór de lunch benoemd als voorbeeld. Gelukkig is dat na ingrijpen in de commissie ook door het College toegevoegd aan de provinciale belangen. Maar bij dat punt gaat het ook over het toepassen van het Groninger Verdienmodel in de melkveehouderij – iedereen steekt daar de loftrompet over – en gesuggereerd wordt om dat ook op de akkerbouw en de intensieve veehouderij te gaan toepassen. Wij denken dat de kracht van het model is het feit dat partijen met elkaar in gesprek gaan en daarbij ieder zijn eigen verantwoordelijk neemt en met voorstellen komt. Dus ik zou ook richting de collega’s in deze zaal maar ook richting GS willen aangeven om dat niet op voorhand al in te kaderen, maar juist dat proces benutten van partijen die invulling willen geven aan het Verdienmodel. En ons laatste punt gaat over het provinciaal belang wat de wateroverlast en overstromingen betreft. Wij hebben in de commissie aangegeven dat de stelling dat functie peil volgt, veel te abstract is, maar we willen eigenlijk benadrukken dat veiligheid en functioneel gebruik van de omgeving wat ons betreft voorgaan en vervolgens hebben we een aantal instrumenten. En het voorstel om in gesprek te gaan met de Deltacommissaris is wat ons betreft daarbij een heel goede voorzet. Over al deze punten zien wij graag een reactie tegemoet van het College. De heer BEZUIJEN (SP): Wat bedoelt u precies met wat u net aangaf over ‘functie volgt peil’? De heer KEURENTJES (CDA): In de voorstellen van het College staat dat niet in alle, maar in een aantal laaggelegen en veengebieden het adagium zou moeten zijn dat ‘functie peil volgt’. Dus als het peil leidend is – een hogere waterstand – zou dat kunnen betekenen dat dat consequenties zou kunnen hebben voor de functies die daar plaatsvinden. En dan zou je dus kunnen denken – ik zeg het maar even heel plat – aan laaggelegen gebieden in onze provincie als Onderdendam, Bedum en Woltersum waar gewoond en gewerkt wordt. Daarbij zou het wel heel erg abstract zijn om dan de woonfunctie ter discussie te stellen. Ik zou die boodschap niet zo willen vertalen. De heer BEZUIJEN (SP): En als je dat doortrekt naar het platteland? Richting de akkerbouw of richting de veeteelt? Is dat ook logisch? De heer KEURENTJES (CDA): Dat is eigenlijk al staande praktijk. In die zin is dat niets nieuws, omdat daar in functie en peil al een heel goed samenspel plaatsvindt, hetzij door natuurontwikkeling hetzij door de inrichting van gebieden waar ruil- en herverkaveling breed worden toegepast. Dus wat dat betreft is er niets nieuws, maar door het opnieuw nu te benoemen kan het vergaande consequenties hebben voor die gebieden waar dit nog niet wordt toegepast. En daar gaf ik u een voorbeeld van. Mevrouw DE GRAAF (D66): In het Keuzedocument zijn de twaalf provinciale belangen genoemd als het gaat om onze omgeving. Het document geeft de rode lijn aan van ons provinciaal beleid. Ten
49
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 eerste willen wij onze complimenten maken voor de open en naar buiten gerichte wijze waarop Gedeputeerde Staten maatschappelijke organisaties betrokken heeft in het opstellen van dit document. Aangezien dit document de komende maanden verder wordt uitgewerkt, wil ik mij beperken tot de hoofdlijnen. Voor D66 is het belangrijk dat 1) de rol van de provincie telkens duidelijk is; 2) de handhaving van het document gerealiseerd wordt; 3) de Omgevingsvisie een dynamisch document is dat openstaat voor ideeën uit de Groninger samenleving. Ten eerste de rol van de provincie. D66 ziet graag dat de twaalf belangen niet alleen afzonderlijk worden uitgewerkt, maar dat er ook naar de mogelijke verbanden binnen die twaalf gekeken wordt. Dus een meer integrale uitwerking. Verder willen wij graag dat bij elk van de twaalf belangen een antwoord wordt gegeven op de volgende vragen. Is het een provinciale kerntaak zoals aangegeven in Kompas 2020 en wat is de rol van de provincie? Is die regulerend of faciliterend of ergens daartussenin? D66 vindt het belangrijk dat de rol van de provincie helder is. De provincie moet ook durven loslaten. Soms kunnen taken beter door andere organisaties of door inwoners worden gedaan. Daarom is het belangrijk dat deze vragen beantwoord worden. Ten tweede is het voor D66 bijzonder belangrijk dat de afspraken in de Omgevingsvisie ook gehandhaafd worden in de praktijk. Hoe gaat de provincie voorkomen dat er stilletjes van alles uit onze mooie provincie verdwijnt? Dit zien wij bijvoorbeeld gebeuren bij dingen als bosjes of sloten, maar ook bij archeologische en ruimtelijk vastgestelde waarden, horende bij onze provincie, die met voeten worden getreden. Daarom wil D66 graag een vorm van handhaving en toezicht terugzien in de Omgevingsvisie. Welke mogelijkheden ziet Gedeputeerde Staten hiervoor en kan Gedeputeerde Staten dit toezeggen? Tot slot vindt D66 het belangrijk te benadrukken dat de Omgevingsvisie een dynamisch document is. De provincie dient op flexibele wijze om te gaan met kansrijke voorstellen en initiatieven uit de Groninger samenleving – ook als het niet precies in het beleid past. En hiertoe moet de Omgevingsvisie ook de mogelijkheid bieden. Samenvattend: een omgevingsvisie die openstaat voor initiatieven en ideeën uit de samenleving, een omgevingsvisie waarin de rol van de provincie op elk terrein duidelijk en correct is en tegelijkertijd een omgevingsvisie die goed gehandhaafd wordt, zodat onze mooie omgeving behouden blijft. Dat is een omgevingsvisie die D66 graag ziet ontstaan. De heer RAM (PVV): Wij hebben het Keuzedocument opgevat als een document over de algemene lijn: de hoofdlijn in de belangen. Daarom vind ik het ook wat voorbarig om te komen met allerlei concrete voorstellen zoals enkele partijen hebben gedaan. In de commissie heb ik ervoor gepleit om veiligheid op te nemen in het Keuzedocument Omgevingsvisie naar het voorbeeld van Gelderland. De provincie Friesland heeft dit ook gedaan. U verwijst in dit Keuzedocument expliciet naar de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In deze structuurvisie van het Rijk staan expliciet enkele doelen beschreven, namelijk het waarborgen van een leefbare, veilige leefomgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven. Zoals u aangaf in de commissie wilt u geen kader of doel formuleren in deze Omgevingsvisie, waarin een veilige omgeving dient en waarin de provinciale belangen worden vormgegeven. Dit vind ik nogal apart, omdat juist het Rijk dat van u verlangt in zijn structuurvisie. Dus waarom geeft u daar dan geen invulling aan? U verwees naar de mogelijkheid van een MER voor de borging van milieuaspecten in het integraal milieubeleidsplan. Ja, dan wordt het verschoven naar een vergunningen een MER-procedure en daarmee verdwijnt in onze ogen de afweging van ruimtelijke ontwikkelingen toch naar de achtergrond als het gaat om veiligheid en gezondheid. Daarmee verdwijnt die afweging naar onze mening ook uit de politieke discussie. Dat willen wij niet, wij willen graag dat het aan de voorkant van de politieke discussie ook over veiligheid gaat. Naar ons oordeel moet die dus een onderdeel zijn bij de afweging van beleidsvorming en besluitvorming: dus aan de voorkant van elke ruimtelijke ontwikkeling. Volgens ons is dit ook een verantwoordelijkheid van ieder Statenlid en –fractie om daar oog voor te hebben. Daarnaast is het inzicht in veiligheidsrisico’s ook volop in beweging. Ook dit pleit voor alle alertheid van bestuurders en volksvertegenwoordigers. Is GS bereid om een visie te ontwikkelen op veiligheid en deze ook vorm te geven in het Keuzedocument Omgevingsvisie en de uiteindelijke Omgevingsvisie? Kortom: meer aandacht voor de veiligheid van onze burgers en daarom wil ik graag deze motie indienen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 6, getiteld ‘Veilige leefomgeving’, ingediend door de PVV-fractie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat
50
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving, waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden, een doelstelling van het Rijk is; in het Keuzedocument Omgevingsvisie te weinig aandacht is voor een veilige omgeving; het inzicht over veiligheidsrisico’s volop in beweging is; de Omgevingsvisie een integrale visie op de omgeving dient te zijn; Van mening zijnd dat er aandacht dient te zijn voor de veiligheid en gezondheid van burgers bij ruimtelijke ontwikkeling, zodat deze informatie betrokken kan worden bij beleidsvorming en besluiten; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. te komen met een visie op een veilige leefomgeving en om de doelstelling van het Rijk te borgen in de Omgevingsvisie; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw VAN DE GRAAF (ChristenUnie): Het Keuzedocument voor de nieuwe Omgevingsvisie wordt vandaag aan Provinciale Staten ter vaststelling voorgelegd. De nieuwe Omgevingsvisie zou onder dezelfde hoofddoelstelling als het huidige Provinciale Omgevingsplan worden opgesteld en dat is een duurzame ontwikkeling, voldoende werkgelegenheid en een voor mens en natuur leefbaar Groningen met behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, waarbij toekomstige generaties voldoende mogelijkheden houden om zich te ontplooien. Dat is een toekomstgerichte doelstelling die past bij de visie van de ChristenUnie. In het Keuzedocument zijn verschillende doelen, uitgangspunten en voorstellen voor nieuw beleid opgenomen en daar kunnen wij op hoofdlijnen mee instemmen. Wij hebben tijdens de commissievergadering al bij verschillende onderdelen een inbreng geleverd, waaronder de betrokkenheid van de inwoners bij het opstellen van de Omgevingsvisie, ruimte voor de vitale landbouw, versterking van kleine kernen, ruimtelijke inpassing van nieuwe energiebronnen en de overdracht van taken naar de gemeenten. Wij gaan ervan uit dat bij de concept-Omgevingsvisie en de conceptverordening de nieuwe beleidsvoorstellen meer in concreto vorm zullen krijgen en die zullen we op dat moment op hun merites beoordelen. Eén punt halen we hier nog even aan. Op pagina 32 lezen we dat de zoutkazernes gebruikt kunnen worden voor de opslag van radioactief afval. Bij de doelen van het beleid lezen we juist dat we geen opslag van radioactief afval in onze provincie willen toelaten. Dit soort tegenstellingen kan tot verwarring leiden, terwijl de provincie daar juist geen enkele twijfel over wil laten bestaan. Geen opslag van kernafval in onze zoutkazernes. Dat heeft het College nogmaals bevestigd in antwoord op schriftelijke vragen van de fractie van de ChristenUnie. Het College geeft in die brief aan, geen publiek debat te willen in Groningen, omdat het nog niet actueel is. Wij kijken daar anders tegenaan. We vragen het College daarom alert te zijn op de ontwikkelingen. We weten dat voor dit soort grote besluiten de kiem nu wordt gelegd en als Groningen concreet in beeld komt – waar wij op tegen zijn – vinden wij dat de bevolking zich daarover moet kunnen uitspreken. In de wetenschap dat minister van Economische Zaken eind dit jaar een concept van het Nationaal Programma voor de opslag van radioactief afval zal presenteren, roepen wij het College op, een zienswijze in te dienen waarin duidelijk wordt gemaakt dat de opslag van kernafval in de zoutkoepels in Noord-Nederland niet aan de orde is uit het oogpunt van veiligheid. Met het aardbevingsdossier hebben we in ieder geval geleerd dat we in Nederland over te weinig kennis beschikken van de gedragingen van onze bodem. Er mogen geen onomkeerbare stappen worden gezet en we dienen daarom de volgende motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 7, getiteld ‘Motie opslag kernafval zoutkoepels Noord-Nederland’, ingediend door de fracties ChristenUnie, D66, Partij voor de Dieren, PvdA en GroenLinks: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat de minister van Economische Zaken eind 2014 met een concept Nationaal Programma Opslag Radioactief Afval komt, waarin locaties voor opslag en eindberging van karnafval aan de orde komen; uit het rapport van Stichting Laka van augustus 2014 blijkt dat locaties in Groningen nog steeds in beeld zijn voor de opslag van kernafval; opslag van kernafval in zoutlagen grote veiligheidsrisico’s met zich meebrengt; Spreken uit dat in Groningen geen sprake kan zijn van ondergrondse opslag van nucleair materiaal; er evenmin op voorhand onderzoek mag worden gedaan naar locaties voor deze opslag in Groningen;
51
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Dragen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. deze uitspraak van Provinciale Staten in een zienswijze op het concept Nationaal Programma Opslag Radioactief Afval te verwoorden; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik wil in ieder geval de ChristenUnie even bedanken voor de moeite die ze genomen heeft om dit toch weer even op de kaart te zetten. Dat is heel belangrijk, maar in de motie, die wij mede indienen, geeft u aan dat u een zienswijze zou willen adviseren. Maar wat ik niet terughoor in uw verhaal is of u die tegenstelling ook uit de Omgevingsvisie wil schrappen. Mevrouw VAN DE GRAAF (ChristenUnie): Zoals ik net zei lijkt het me niet goed dat er een tegenstelling in de tekst is in de Omgevingsvisie, dus daar zal dan ook naar gekeken moeten worden. Dat is ook eigenlijk de portée van wat ik zojuist naar voren heb gebracht. Maar volgens mij is er geen enkele twijfel over de brede steun hier voor dat er in de provincie geen opslag van kernafval gewenst is. De heer RIJPLOEG (PvdA): Ik had de tekst niet gezien. Ik ben het helemaal eens met de inhoud van wat u zegt hoor, maar er staat volgens mij een klein foutje. Want het gaat in de discussie die nu landelijk gevoerd wordt voor 100 jaar – al weet je nooit wat een of andere rare minister daar nog weer wat aan wil veranderen – voor Groningen om zoutkoepels en voor Friesland om kleilagen. Dus ik zou willen voorstellen om dat zo te nuanceren dat we in Friesland niet een andere tekst nodig hebben als in Groningen. Mevrouw VAN DE GRAAF (ChristenUnie): Ik neem hier kennis van. Ook in Friesland wordt volgens mij gekeken naar de zoutkoepel nabij Ternaard en dat is volgens mij ons over de grens. Verder zijn Onstwedde en Pieterburen bij ons in beeld, maar u hebt gelijk: er wordt ook gekeken naar de kleilagen. Maar de motie is zo geformuleerd dat het hoe dan ook gaat over geen opslag van kernafval in Noord-Nederland – als het goed is. Wij sluiten af met de mededeling dat we kunnen instemmen met het Keuzedocument. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Een groot gedeelte van mijn verhaal ging over de tegenstelling zoals die net heel mooi door de ChristenUnie al is aangehaald, dus ik ben benieuwd of dat onderdeel ook uit de Omgevingsvisie geschrapt kan worden. En we zijn natuurlijk heel blij met dat er een zienswijze komt. Verder geven we vandaag onze mening over de Omgevingsvisie van het College, want voor ons missen een paar essentiële onderdelen, omdat voor ons daar de sleutel naar de toekomst ligt. Prachtige natuur en kansen op het gebied van energie zijn kenmerkend voor onze provincie. Bovendien zijn zij ondersteunende pijlers voor bijvoorbeeld toerisme en economische ontwikkeling. Maar ondanks deze grote belangen staan natuur en energie voor ons niet duidelijk genoeg in deze visie. U laat ruimte open en streeft geen duidelijk doel na. Wij zouden graag zien dat bijvoorbeeld het Waddengebied als groot en prominent onderdeel wordt opgenomen in de Omgevingsvisie. De afgelopen maanden hebben we de Omgevingsvisie al meerdere malen besproken in de commissie Omgeving en Milieu en de afgelopen commissie waren er meerdere partijen die geen heil zagen in de intensieve veehouderij – en terecht, natuurlijk. Volgens een studie van Milieudefensie zegt 80 procent van de Nederlanders dat men tegen deze vorm van vee-industrie is. En GroenLinks is ook tegen de intensieve veehouderij en ziet geen reden om deze bedrijven de mogelijkheid te geven om uit te breiden – want daar komt het op neer. Sterker nog: we vinden het een ontzettend slecht idee. Veel beter is het om juist in te zetten op biologische landbouw: daar ligt de toekomst. Sla een willekeurige krant open en biologische producten worden gepromoot. Er is zelfs een biobus in Groningen en in de schappen van zowel de Albert Heijn als de Lidl en alles daartussen groeien de schappen met biologische producten. Daar liggen de kansen en daarom dienen wij twee amendementen in. Een dienen wij samen met de Partij voor de Dieren en de SP in met nummer A1, getiteld ‘Intensieve veehouderij schrappen’ om het stuk in de Omgevingsvisie over de intensieve veehouderij te schrappen en voorts een motie om de biologische landbouw te stimuleren. DE VOORZITTER: Dan de tweede motie met nummer 8, getiteld ‘Stimuleren biologische landbouw’, ingediend door de fracties van GroenLinks, de SP, de Partij voor de Dieren en Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat
52
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
er in het Keuzedocument Omgevingsvisie veel aandacht is voor het verduurzamen van de landbouw; er terecht veel aandacht is voor het verduurzamen van de gangbare landbouw; biologische landbouw, waarbij gewerkt wordt zonder kunstmest en zonder bestrijdingsmiddelen, hét voorbeeld is van duurzame landbouw; de term ‘biologische landbouw’ onterecht niet genoemd wordt in het Keuzedocument; Spreken uit dat biologische landbouw een belangrijke pijler dient te zijn van het toekomstige landbouwbeleid van de provincie Groningen; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. bij het onderdeel Vitale Landbouw van de nieuwe Omgevingsvisie aandacht te besteden aan de mogelijkheden om biologische landbouw in Groningen te stimuleren; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HOMAN (GroenLinks): De heer Mastenbroek van de SP heeft een geweldig betoog gehouden over de dorpsbosjes. Ik wil dat nog even nader specificeren: wij hebben de motie daarover mede ingediend, maar wat ons betreft gaat het om alle natuur buiten de EHS. We hebben het hier over grote natuureenheden en uiteindelijk hebben deze dorpsbosjes ontzettend veel invloed op de dorpsgemeenschappen en ook op het landschap. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik ga weinig toevoegen aan wat ik in de commissie al heb opgemerkt. Ik heb in die vergadering genoteerd uit antwoorden van gedeputeerde Moorlag dat die Omgevingsvisie straks ‘een stuk van de Staten wordt’. En dat de Statenleden zelf maar de boer op moeten om zich te bemoeien met de informele inspraak teneinde te zorgen dat er straks een Omgevingsvisie komt te liggen die hun instemming heeft. ‘Soms is het net politiek’, zei de heer Moorlag. Nou, dat wordt het dan ook wel, denk ik. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Ja, ook bij ons complimenten voor de wijze waarop het College burgers en organisaties heeft geprobeerd te betrekken – althans bij dit document. Dat viel niet mee, heb ik gelezen in de Noordervisie, maar het streven is goed. Ondanks de mooie woorden in dit document missen wij heldere doelstellingen om de soms slechte staat van natuur, bodem en lucht aan te pakken. Er worden wel intenties uitgesproken, maar die worden vaak niet in doelen vertaald. En zoals het een omgevingsvisie betaamt is er natuurlijk sprake van een blik op de toekomst, maar die reikt volgens ons niet ver genoeg. Wij willen er drie punten uitlichten: landbouwgif, de tegenstelling tussen de natuurgebieden en agrarisch beheerd land en het mogelijke Groninger Verdienmodel voor overige intensieve veehouderij. De economische, ecologische en recreatieve belangen in de provincie zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen, zoals de heer Mastenbroek dat heel terecht zei. Willen we dat het Westerkwartier zoals de Veenkoloniën wordt? Grote arealen akkerbouw met minder fraaie boomwallen? De monotone landbouwgewassen in combinatie met gifgebruik zullen leiden tot nog minder vogels en een minder aantrekkelijk landschap – zeker in combinatie met nog meer megastallen. Ook het Oldambt wordt op dit moment steeds opener en kaler. In dit document wordt gesproken over zogenaamde bufferzones voor onder andere landbouwgiffen. Zoals u weet is onlangs voor het gebruik van metam-natrium een bufferstrook van 150 meter rondom huizen, scholen en andere publieke gebouwen afgekondigd, samen met nog meer beperkende maatregelen. Zowel Rijk, provincie als gemeenten kunnen in hun ruimtelijke regelgeving dergelijke zones instellen. En wij zien hier dan ook een rol voor de provincie weggelegd: niet alleen voor het bewaken van de waterkwaliteit, zoals in het document gesteld wordt, maar ook om de gezondheid van mens en dier te beschermen. Wij dienen hiertoe samen met de SP de volgende motie in en komen hier bij de bespreking van de verordening nog zeker op terug. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 9, getiteld ‘Bufferstroken landbouwgif’, ingediend door de fracties van de Partij voor de Dieren en de SP: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat in het Keuzedocument bufferstroken tegen uitspoeling van onder andere bestrijdingsmiddelen genoemd wordt als mogelijk voorbeeld om de waterkwaliteit te verbeteren; dit een zeer vrijblijvende formulering is; het instellen van bufferstroken niet expliciet in de doelen benoemd wordt; Overwegende dat
53
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
een stevige formulering in de vorm van voorgenomen doelen bijdraagt aan de uitwerking in regelgeving en implementatie in het veld; bescherming van mens, dier en natuur tegen gifstoffen hoge prioriteit zou moeten krijgen; bufferstroken rondom woningen en verblijfsruimten, dierenweiden en –verblijven en natuurgebieden noodzakelijk zijn; wettelijke doelstellingen op het gebied van water- en natuurkwaliteit sneller in zicht komen als het gebruik van bestrijdingsmiddelen strenger wordt gereguleerd; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. het instellen van bufferstroken rondom percelen waar bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, op te nemen als doel in de Omgevingsvisie; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw DE WREDE (PvdD): Een verdere tweedeling tussen natuur en grootschalig agrarisch land die in deze visie wordt voorgesteld, vinden wij een slecht idee. Driekwart van de beschermde soorten en bijna alle habitattypen die onder de Europese richtlijnen vallen, hebben in Nederland een slechte staat van instandhouding. Wij hebben ook het agrarisch beheerde land hard nodig om de biodiversiteit een basis te bieden. Zoals in de onlangs besproken brief van de Natuur- en Milieufederatie wordt gesteld, zijn de beschermde natuurgebieden niet voldoende om de achteruitgang van de natuur daarbuiten te compenseren. En Nederland voldoet nog lang niet aan de doelstellingen voor de instandhouding van soorten en habitattypen. Een verder verschraling van een groot oppervlak in onze provincie is niet alleen het probleem voor de natuur en de dieren, maar ook voor de overheid die zich dan in Brussel hiervoor moet gaan verantwoorden. Lang leve het grote onkruid, dus. Wij zijn pertinent tegenstander van het Groninger Verdienmodel voor de intensieve veehouderij en zien dan ook graag dat dit bij mogelijk toekomstig beleid geschrapt wordt uit het document. Het Groninger Verdienmodel maakt verder greenwashen van veefabrieken onmogelijk. De bestaande regels moeten juist worden aangescherpt en er moet worden gestreefd naar verminderen van grote varkens- en kippenbedrijven. Deze dienen vervangen te worden door biologische bedrijven die produceren voor een steeds groter wordende groep consumenten die eerlijke eieren, zuivel en vlees wensen. Het is dan ook hier dat wij de motie ‘Biologische landbouw’ indienen, samen met onder andere GroenLinks en daarnaast het amendement ‘Schrappen intensieve veehouderij’, ook samen met andere partijen. Tot slot nog even een kleine anekdote naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Homan. Zij zei dat we overal steeds meer biologische producten zien. Laat dat nu uitgerekend in mijn supermarkt niet het geval zijn. En toen ik mij daarover beklaagde bij het personeel, werd mij verteld dat de vraag naar biologische producten zo enorm steeg dat er vanuit het hoofdkantoor is besloten om alle voorraden alleen naar de allergrootste filialen te sturen. U begrijpt dat ik de klantenservicedienst heb gebeld, zoals het personeel ook voorstelde, om mij ook daar te gaan beklagen. Ik heb er tot op heden niets meer van gehoord, maar ik houd u op de hoogte. De VOORZITTER: We hebben het een paar minuten over half vier. Er is een warme snack in het atrium. We schorsen even met een kwartier en beginnen dan weer om tien voor vier met de beantwoording. (Schorsing van 17 minuten.) De VOORZITTER: Dan gaan we weer van start. Ik heropen de vergadering. Akkoord en dan zitten we bij de beantwoording door het College en in eerste instantie zal dat de heer Moorlag zijn. En u mag natuurlijk altijd interrumperen, maar richt u zich op interrupties en niet op hele debatten. Dan lukt het wellicht ook binnen de tijdsspanne binnen de gedachtegangen die wij daar eerder over hadden. Meneer Moorlag, gaat uw gang. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik begin eerst met een aantal elementen van de sturingsfilosofie dat we hebben gekozen bij de startnotitie en nu ook in het Keuzedocument, want ik merk toch wel dat het hier en daar wat schuurt. Een van de onderdelen van die sturingsfilosofie is tot een wat scherpere afbakening tussen provinciaal en gemeentelijk belang – ook in het licht van de discussie over de opschaling van de gemeenten. We hebben gezegd: een aantal zaken zou wat meer op het schaalniveau van gemeenten moeten worden opgepakt en dat betekent dat je ook een aantal zaken in principe moet loslaten. Daarbij geldt wel het adagium ‘warme overdracht, maar ook warme ontvangst’. En ik merk toch dat er op een aantal onderdelen een reflex is om tot op het niveau van dorpsbosjes provinciaal beleid vast te stellen en dat schuurt met elkaar.
54
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Een tweede punt dat schuurt is om aspectbeleid tot een provinciaal beleid te verheffen. Daarbij doel ik bijvoorbeeld op de motie van de PVV waarin ervoor wordt gepleit om het veiligheidsaspect als een separaat belang te gaan belangen, terwijl dat veiligheidsbeleid dat de PVV voorstaat al in feite in het beleid is geïntegreerd. Dus veiligheid moet een integraal onderdeel zijn van ons beleid, dat moet niet als een separaat beleidsterrein of een separaat provinciaal belang worden gezien. Het derde dat schuurt is dat wij sinds een aantal jaren steeds meer in de lijn zijn gaan werken van co-creatie. Dat betekent dat je een aantal vraagstukken eerst met maatschappelijk relevante partners bediscussieert c.q. uitpraat c.q. met de omgeving gaat praten en je dan pas een standpunt gaat innemen. Er zit een passage in over de intensieve veehouderij en in feite heeft de passage die wij in het Keuzedocument hebben staan, in de praktijk met het volgende te maken. Stelt u zich nou eens voor dat op enige dag de LTO en de Natuur- en Milieufederatie elkaar snikkend in de armen vallen en helemaal tot consensus zijn gekomen over de wijze waarop je misschien wel grootschalig maar toch onder aanvaardbare condities varkens en kippen kunt houden. En moet je dan van zo’n situatie al op voorhand zeggen dat die geen begaanbare weg voor ons is? Of bied je ruimte voor zo’n discussie? Kijk, als die partijen er niet uitkomen, dan blijft het beleid op zich ongewijzigd. Dus dat is wel een aantal zaken dat met elkaar schuurt. Dus een aantal moties dat nu is ingediend, staat daarmee haaks op de sturingsfilosofie die wij als College naar de stakeholders en andere belanghebbende organisaties breed willen uitstralen. De heer MIEDEMA (GroenLinks): U hebt het erover dat als de Milieufederatie en de LTO het eens zouden worden, we dan met nieuw beleid zouden kunnen komen. Maar in het Keuzedocument staat als voorstel van nieuw beleid dat we dit en dit gaan doen. Dus houdt een actieve rol in van GS, dat u zich daar actief mee gaat bemoeien. En als je afwacht totdat partijen met een voorstel komen en dat misschien ooit eens komt, dan kun je dat altijd later nog doen. Bent u dat met mij eens? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik denk dat wij materieel niet zo gek ver uit elkaar liggen. Wat wij opschrijven, namelijk dat de verordening kan wijzigen als de stakeholders tot overeenstemming komen, daarvan zegt u in feite als: de stakeholders tot overeenstemming komen, dan kun je altijd nog het beleid gaan wijzigen. Maar volgens mij zeggen wij dan precies hetzelfde. Ik zie de heer Miedema wat twijfelend kijken, maar niet teruglopen naar de interruptiemicrofoon. De VOORZITTER: Beide zaken zijn synoniem, dus gaat u voort. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Een vierde punt is dat een aantal zaken bij het Keuzedocument door ons niet in beton wordt gegoten. Het is naar onze smaak de bedoeling in dit debat om op hoofdlijnen richting te geven en op hoofdlijnen ons kaders mee te geven, die dan in de verder uitwerking terug zal moeten komen. Een aantal voorstellen heeft wel een heel concreet karakter, dus het kan zijn dat ik bij een aantal moties zal stellen dat wij dat gaan onderzoeken c.q. in kaart gaan brengen, maar het moment om echt een plan van aanpak te gaan maken, kan gelegen zijn op het moment dat de Omgevingsvisie wordt vastgesteld. Dus in dat kader en met die kanttekeningen zal ik de vragen die zijn gesteld beantwoorden en een reactie geven op de moties. De heer KEURENTJES (CDA): Mijn vraag gaat in op de eerste opmerking die de gedeputeerde maakt over de sturingsfilosofie. Betrekt hij daarbij dat ook de gedachte zoals wij die hebben ingebracht, dat het niet alleen gaat over een scherpe afbakening en ruimte laten aan gemeenten, maar soms zijn het net kleine kinderen en moet je ze wat geven en dan gaan ze groeien. Met andere woorden: durf je ze ook als provincie ruimte te geven en uit te dagen om ze naar een volgend niveau te brengen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, dat durf ik. En ik durf daar ook wel een naam aan te geven. Ik denk dat wij een provinciaal gunmodel moeten hebben en een gemeentelijk verdienmodel. De heer KEURENTJES (CDA): Ik proef in de beantwoording toch duidelijk een zekere reservering. Want op het moment dat ik mijn kinderen het alleen laat verdienen op het moment dat ik het gun, vraag ik me af of ik ze dan echt de talenten die ze hebben, tot wasdom laat komen. Dus ik zou u willen uitdagen om een stap verder te gaan. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wij gunnen het de gemeenten van harte. Maar wat ik hier ook merk in deze Staten is dat de gemeenten het ook wel moeten verdienen en ik zal dat direct met een concreet voorbeeld staven. We hebben het in de visitatiecommissie gehad over de bouwblok-op-
55
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 maat-methode en daarbij is het op enig moment gemeenten gegund om de inpassing tot 2 hectare ter hand te nemen. Wat gebeurt er als zo’n rapport van de visitatiecommissie komt? Daar staat in dat een heleboel niet is gerealiseerd. Dan ontstaat hier de reflex om te gaan handhaven. De D66-fractie heeft dat heel krachtig verwoord, andere fracties hebben dat ook verwoord. Dus het is wel een mix. Als wij afspraken maken met de gemeenten moet hier ook het comfort en het vertrouwen zijn dat het ook op een goede manier wordt uitgevoerd. En daar zit de wederkerigheid in. Over het rapport van de visitatiecommissie moeten we met de gemeenten gaan praten en dat gaan we ook doen. Want anders gaat hier toch weer de reflex ontstaat: ‘Als de gemeenten het niet goed doen, laten wij het dan maar gaan doen.’ En ik blijf het liefst bij die situatie weg. Dan ga ik nu in op de specifieke bijdragen. De heer Dieters kwam vrij snel met de motie waar het gaat om de bedrijventerreinen en de woningbouw. Hij snijdt daar echt een geweldig groot probleem aan. Op dit moment is er sprake van een forse overcapaciteit. Bij elke vernieuwing van het bestemmingsplan moet nu worden aangetoond om de bestemming te handhaven dat het voorziet in een behoefte. En dan kom ik ook bij de inbreng van mevrouw Wulfse: dat is niet provinciale, maar landelijke regelgeving, de BRO, artikel 316. En wij lopen het risico dat als die overschotten gecoördineerd worden opgeruimd, dan bij de Raad van State aan de Kneuterdijk in Den Haag met een rood potlood strepen worden gezet door misschien wel heel kansrijke locaties, terwijl andere minder kansvolle locaties – omdat die in bestemmingsplanfasen zitten die pas later zijn vernieuwd – kunnen blijven voortbestaan. Dus daar moet echt gecoördineerd in geacteerd worden. Maar dat moet dan wel in samenspraak met de gemeenten – sterker nog: gemeenten zouden daar eigenlijk zelf het initiatief in moeten nemen. Voor een belangrijk deel gebeurt dat al: op veel plekken in de provincie zijn gemeenten bezig met het opstellen van woningbouwvisies en ook op bedrijventerrein wordt er al gemonitord. Maar we moeten echt één steek dieper, dus dat je het niet alleen gaat afstemmen maar dat je ook overcapaciteit gaat reduceren. En het liefste zouden wij dat willen doen op de schaal van de gemeenten die uit het herindelingsconcept gaan komen. Voor een deel kristalliseert zich dat al behoorlijk uit, een ander deel nog niet, maar daar zou het een coproductie moeten zijn van primair de gemeenten. Want de commissie-Jansen heeft ook de aanbeveling gedaan dat gemeenten gebiedsvisies moeten gaan ontwikkelen en daarvan zou zo’n aanpak onderdeel uit moeten maken. Dus tegen het samen actief met de gemeenten een plan van aanpak te maken voor het wegnemen van overcapaciteit zeggen wij ja. Voor een deel zijn ze daar ook al mee bezig, maar wij willen het primaat wel bij de gemeenten houden, zij moeten ook gaan samenwerken. Daarbij geldt geen lacunebeleid van de provincie maar wel ondersteuning vanuit de provincie in een regisserende en faciliterende rol; dat zullen we ook zeker gaan doen en ik denk dat we die aanpak ook in de Omgevingsvisie tot uitdrukking moeten gaan brengen. De PvdA pleit voor een specifieke aanpak voor Westerwolde en daarbij de toeristischrecreatieve potentie in kaart brengen. Er is al veel materiaal over de potentie van dat gebied, dus dat kunnen wij gaan doen. Het is wel zo dat wij ook hier zeggen dat dat geen expliciete taak van de provincie zou moeten zijn, maar het zou ook primair door de gemeenten in dat gebied in hun gebiedsvisies meegenomen moeten worden. Laat die gemeenten dan ook conform het advies van de commissie-Jansen zelf een visie maken, waarin die potentie wordt beschreven en laat ze dan vervolgens gaan kijken naar hoe dat plan van aanpak c.q. actieplan ontwikkeld kan worden. Dus die knip willen we wel maken om die gemeenten te stimuleren die potentie eens echt in gezamenlijkheid goed te gaan formuleren. Dat kan vrij gemakkelijk op basis van bestaande documenten, er is al heel veel beschikbaar. We zijn dan ook al veel verder met de Omgevingsvisie en dan – want er komt ook een budgettaire vraag aan de orde – kan, als daar geld bij moet – de afweging worden gemaakt op basis van goede plannen of u vanuit uw budgetrecht middelen beschikbaar stelt. Dan kom ik bij het punt van de handhaving – daar heb ik zonet al even iets over gezegd. De heer Dieters vraag daar aandacht voor. Op basis van het rapport van de visitatiecommissie gaan we gemeenten aanschrijven. Dan is de vraag of de provincie dan zelf moet handhaven of de gemeenten dat moeten doen. Gemeenten zijn de eerste overheid en hebben de eerste verantwoordelijkheid waar het gaat om de handhaving in de ruimtelijke ordening. Verder heeft er een verschuiving plaatsgevonden naar het horizontaal toezicht, dus dat betekent dat gemeenteraden in eerste instantie de colleges controleren. Dus we zullen ook een brief gaan sturen naar zowel de colleges als naar de raden waarbij wij de raden ook wel als zodanig uitnodigen om vanuit hun functie van horizontaal toezicht te bevorderen dat de afspraken die zijn gemaakt bij die bouwblok-op-maat-methode, ook worden uitgevoerd. Ik denk dat dat de koninklijke weg is. Daarnaast zal het wel zo zijn dat ik vermoedelijk eind oktober of in november aanschuif bij het portefeuillehoudersoverleg van de VGG waar ik ook zal aandringen op correcte handhaving – ook vanwege het risico van de reflex hier om het dan zelf maar weer ter hand te gaan nemen. En ik ga ervan uit dat de gemeenten zelf ook goed zijn
56
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 voor de handtekening die zij hebben gezet, want veel van die landschapsinpassingsplannen zijn ook door de gemeenten ondertekend. Voor de Reitdiep-wandelroute geldt een beetje dezelfde aanpak als voor Westerwolde. Het initiatief en primaat moeten we bij de gemeenten leggen, die zijn ook met elkaar in gesprek om te gaan samenwerken. Dan kijken wij als provincie hoe je daar complementair op kunt acteren. Dus hier stellen wij ook voor om dit onder de aandacht te brengen van de gemeenten; we kunnen zelf natuurlijk alvast ook wat door onze oogharen gaan kijken. Mocht daar draagvlak zijn en passen in een toeristisch-recreatieve visie die de samenwerkende gemeenten vanuit hun gebiedsvisies gaan maken, dan zal ook later hier de afweging gemaakt kunnen worden of op basis van een goed plan niet alleen regie en wat facilitering maar er ook harde euro’s voor uit worden getrokken. Maar dat is een afweging die later bij de uitwerking gemaakt zal moeten worden. De aanpak van Middag-Humsterland via een ander type landbouw. Ook daarvoor geldt dat we dat gesprek zullen moeten voeren met de gemeenten: die hebben indertijd – trouwens met ondersteuning van de provincie – daar ook een plan van aanpak voor gemaakt. Ik denk dat je ook daarnaar zou moeten gaan kijken met de LTO, want als het daar helemaal onverdoofd binnenkomt dan loop je ook risico’s. Dus vanuit het idee van co-creatie is de vraag hoe je de kenmerkende landschapswaarden van Middag-Humsterland beter kunt bewaren en of een ander type landbouw daarbij helpt. Dat gesprek zal met de partijen gevoerd moeten gaan worden, maar dan wel ook weer op basis van de co-creatieve aanpak. De heer KEURENTJES (CDA): Het thema Middag-Humsterland is ingebracht door de Partij van de Arbeid, waarbij gevraagd werd om nog een deken over het gebied te leggen waar al veel dekens overheen liggen en waar een autonome ontwikkeling gaande is. Daaruit proef ik een suggestie van de Partij van de Arbeid voor schaalverkleining of het tegenhouden van de normale bedrijfsontwikkeling die bedrijven levensvatbaar kan houden. In hoeverre moet ik dan de beantwoording van het College begrijpen als men daarover in gesprek gaat? Het zou bij LTO onverdoofd binnenkomen als het zo op tafel kwam. Wat is dan de kijk van GS op het voorstel van de PvdA? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Heel simpel: ik denk dat als je met die boodschap naar het gebied gaat van ‘u bent hier niet meer welkom en moet plaatsmaken voor een ander type landbouw’, dan kies je echt een totaal verkeerde aanvliegroute. Maar als je het gesprek aangaat en je zou tot het oordeel komen dat een ander type landbouw een betere waarborg voor het behoud van de landschappelijke waarden, dan zou je dat op basis van vrijwilligheid moeten doen, want dat moet je volgens mij niet geforceerd gaan doen. Ik breng het maar even in herinnering: in het verleden hebben we een inplaatsingsregeling gehad voor een bepaald type agrarische bedrijven – dat waren melkveehouderijen – omdat dat goed was voor Oost-Groningen. Maar stel nu dat je zoiets zou kunnen bedenken voor Middag-Humsterland en wel op vrijwillige basis, dan ben je al heel veel stappen verder. Dus op het idee om daar geforceerd een ander type landbouw te gaan ontwikkelen en daar een nieuwe deken met voorwaarden zeg ik gewoon hartgrondig nee. Ik denk wel dat het goed is om het gesprek te voeren om te kijken hoe je, zoals de heer Dieters het noemde, de geleidelijke slijtage van het landschap – die niet alleen in Middag-Humsterland optreedt maar ook op andere plekken, waarbij Middag-Humsterland wel een erg kostbaar landschap is – op een goede manier kunt regelen. Nou, daar is een suggestie voor gedaan. Maar laat het ook volstrekt helder zijn: om daar iets geforceerds te gaan doen of met nadere regels en dergelijke te gaan komen is niet de aanvliegroute die wij kiezen. Er ligt een motie over de ruimte voor de rivieraanpak. Dat je rekening houdt met de meekoppelende belangen spreekt ons erg aan. We hebben al van die projecten: bij het Marconiproject is dat zo en ook bij het dijkvak wordt daar ruimte voor geboden. Dat moet je wel goed in overleg met stakeholders gaan doen: ook hier geldt dat er zoals bij Ruimte voor de Rivier heel veel ruimte voor natuurontwikkeling is geboden. We weten ook dat daar zeer waardevolle agrarische akkers liggen. Dus als de motie niet zo moeten worden verstaan dat je als het ware Spijk aan Zee gaat creëren, maar je met name kijkt of je meekoppelende belangen zoals toeristisch-recreatieve functies maar ook het verhogen van de verblijfskwaliteit in de kustplaatsen, dan zeggen wij ja tegen deze motie. Want de motie heeft ook een signaalfunctie naar het Rijk toe en het lijkt op zichzelf wel van belang dat het geen kwaad kan dit signaal ook naar het Rijk over te brengen. Dit omdat er toch nog steeds wat spanning op zit, er is toch wel een geleding van ingenieurs die zeggen dat als het maar hoog en sterk wordt, het wel goed of goed genoeg wordt, terwijl wij ook simpelweg zeggen dat die meekoppelende belangen meegenomen moeten worden en het gewoon mooi gemaakt moet worden. Dus als we die motie zo kunnen verstaan dan kunnen we dat wel aanvaarden.
57
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Dan de suggestie om de recyclingbedrijven te concentreren op een beperkt aantal bedrijvenlocaties. Daarover zijn we in het verleden al eens in gesprek geweest met de gemeenten. Ik versta dit signaal zo dat wij dit gesprek voort moeten zetten en kijken hoe je kunt voorkomen dat recyclingbedrijven telkens spanning geven met andere functies. Het zal moeilijk zijn om bestaande bedrijven te verplaatsen, maar nieuwe bedrijven zijn wel op goed gecontroleerde locaties te alloceren. Ik kan dus toezeggen dat we daar later bij de uitwerking van de Omgevingsvisie nader op in zullen gaan, maar daar zal natuurlijk ook de typisch Groningse vraag spelen: ‘Hou duur kost dat?’ en of u bereid bent om daar euro’s voor uit trekken. De VVD-motie over de dorps- en ruilverkavelingsbosjes was een van de zo’n beetje meest verhitte onderdelen in de bijdragen, begreep ik. Als bijvoorbeeld de gemeenteraad van Bedum na de bevolking te hebben geconsulteerd zegt dat dat stukje bos daar wel omgekapt kan worden, dan vind ik het nogal aanmatigend om hier vanuit het provinciehuis te zeggen: “Dat dorpsbosje moet blijven bestaan.’ Ik heb dat inderdaad ‘struikgewas’ genoemd, want als echte Hogelandster vind je gewoon dat zo’n landschap zo open mogelijk moet zijn – dat was juist de kwaliteit van dat landschap. Maar als een gemeente een klein ruilverkavelingsbosje weg te halen dat ergens aan een ruilverkavelingsweg vanaf bijvoorbeeld de weg Onderdendam-Winsum naar Tinallinge toe, dan heb ik daar eerlijk gezegd vanuit de gedachte van de opschaling van de gemeenten en decentraliseren van taken niet zo gek veel moeite mee. Het wordt natuurlijk anders als daar rode-lijstsoorten tussen zitten, maar daar heb je altijd nog de Natuurbeschermingswet voor. Dus wij zitten daar niet zo verkrampt in. Als het gaat om een andere discussie, namelijk of je de taak landschap moet overdragen aan de gemeenten, dan is daar wel terechte zorg over. Want die disciplines zijn bij de gemeenten heel zwak ontwikkeld en daarbij geldt ook dat je zo’n beweging pas in kunt zetten als daar ook de voorwaarden voor zijn gecreëerd. En ik kan u één ding zeggen: die voorwaarden zullen misschien in 2018 of daarna, als de gemeentelijke herindeling is uitgevoerd, gaan ontstaan, maar ik zie dat nog niet gebeuren voordat de Omgevingsvisie wordt vastgesteld. Dus voor het zonder meer over gaan hevelen van natuur- en landschapstaken zijn de condities op dit moment niet aanwezig. Aan de andere kant: laat de lokale gemeenschap c.q. de lokale democratie asjeblieft zelf over die heel kleinschalige dorpsbosjes en dergelijke beslissen. De SP ziet te weinig visie terug: dat was ook het doel van dit College. We wilden een compactere omgevingsvisie gekoppeld aan provinciale ruimtelijke belangen. Dus niet zo’n heel dik boekwerk met heel visie en heel veel visuele taal erin maar echt veel compacter en passend bij onze provinciale rol is echt een bewust oogmerk van ons geweest. Dat neemt niet weg dat een visie op het terrein van economie, leefbaarheid en ook ecologie er natuurlijk wel is in het beleid. Want ik heb ook op een aantal plekken wel gehoord dat er wel erg weinig over de economie of energie in staat. Maar we hebben natuurlijk een Switch-programma, we hebben natuurlijk allerlei economische programma’s openstaan, hier is met name de selectiviteit ruimte, water, milieu en infrastructuur gekozen. Tegen het salderen over grotere afstanden maakt de SP bezwaar. Ik ben daar erg vóór. Ik vind het heel raar dat voor zeg maar elf eieren van Noordse sterns een bouwtijdvertraging naar voren komt bij een project dat 80.000 euro kost: voor dat geld kun je ook een paar hectare ecologische hoofdstructuur aanleggen. Dus als het gaat om doelmatigheid en je kijkt naar het doel, dan is dat natuurwaarden creëren en als er natuurwaarden verloren gaan, elders natuurwaarden creëren en dan moet je dat doen op een plek waar ook de meeste waarde gecreëerd kán worden. Over de sturingsfilosofie onder het motto ‘warme overdracht en warme ontvangst’ heb ik richting de heer Keurentjes gezegd dat dat gewoon een mix moet worden van een provinciaal gunmodel en een gemeentelijk verdienmodel. Ik heb andere fracties niet zo gehoord over zonne-energie met als uitgangspunt voor zuinig ruimtegebruik, maar horende de interruptie van de heer Keurentjes dacht ik te horen dat zo’n idee van een zonneladder hem wel aansprak. Ik denk dat we dat bij de Omgevingsvisie verder moeten gaan uitwerken en wellicht ook nog een vertaling moeten gaan maken naar de Omgevingsverordening. ‘Functie volgt peil’: nou, ik ben zelf opgegroeid in een van de dorpen die de heer Keurentjes noemde. Dat is ook een heel mooi dorp, ik zou het doodzonde vinden als daar de functie wonen zou verdwijnen, dus zo absoluut moet u dat niet zien. En bij de vertaling naar de Omgevingsvisie zullen we dat wat genuanceerd erin zetten. D66 ziet twaalf provinciale belangen, maar pleit wel voor een integrale aanpak. Dat spreekt mij aan en ik denk dat we die integraliteit in de tekst van het visiedeel van de Omgevingsvisie ook zullen gaan aanbrengen. Over het loslaten van provinciale kerntaken, de rol van de provincie en durven loslaten ben ik ingegaan en dat geldt ook voor het toezichtdeel. Dan een reactie op de bijdrage van de heer Ram. Bij het benoemen van de sturingsprincipes heb ik al gezegd dat ik veiligheid een aspectbeleid vind. De suggestie die in de motie zit is dat wij
58
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 geen oog en aandacht voor veiligheid hebben: dat is niet juist. Wij voelen er niks voor om die als apart belang te gaan noemen, maar in ons milieubeleidsplan wordt gewoon al aandacht besteed aan veiligheid en gezondheid. De heer RAM (PVV): Ja, de strekking van onze motie is nou juist dat wij niet specifiek het belang hebben genoemd: dat hebben we expres eruit gelaten. We roepen u namelijk op tot een visie te maken op een veilige leefomgeving en om dat te borgen in de Omgevingsvisie. Hoe u dat doet: in verschillende deelbelangen of een inleidend kader waar u dan de veiligheid benoemt, dat is mij om het even. Ik ben benieuwd waar u ten aanzien daarvan dan mee komt. Maar juist die vrijheid zit in die motie, dus daar wil ik graag uw reactie op. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Er zit misschien wat vrijheid in uw motie, maar het dictum is het dictum. En daar staat in dat er een visie op veiligheid ontwikkeld moet worden. En wij zeggen dat dat al een integraal onderdeel is van ons beleid. Dus als wij bezig zijn met verkeer, dan is verkeersveiligheid daar een integraal onderdeel van. Als wij bezig zijn met een milieubeleidsplan, dan zijn veiligheid en gezondheid daar onderdelen van. Als wij bezig zijn met het waterbeleid – dus het normeren van de waterkeringen – dan is een veiligheidsweging daar een onderdeel van. En om dat nou uit al die bestaande documenten te gaan slopen, dat op papier te zetten en een nieuw kaftje omheen te gaan doen voel ik daar heel weinig voor. De heer RAM (PVV): Dat is nou precies wat Gelderland en Friesland wél doen: gewoon wel veiligheid benoemen. Ik zeg niet dat u minder belang hecht aan veiligheid, maar ik vind dat een provincie als Groningen waar aardbevingen zijn en andere problematieken zijn rondom gezondheid ook een visie op veiligheid verdient. Ik wou tóch een beroep op u doen om daar ook verder over na te denken in de loop van het proces. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wij stoppen niet met het nadenken daarover en wij zullen veiligheid ook wel door de tekst van de visie heen weven, maar de oproep hier om een aparte visie op veiligheid te gaan ontwikkelen gaat mij een stap te ver. Wij kiezen voor de integraliteit van beleid. Dan kom ik bij de ChristenUnie en met name haar zorg over de zoutkoepels. Nou, er mag geen enkel misverstand over bestaan: het provinciaal beleid was en is dat wij geen radioactief afval in de ondergrond willen hebben of het nou in zoutkoepels is of in kleilagen. Dat willen wij gewoon niet. In de motie staat er ook geen onderzoek naar gedaan mag worden. Nou ja, wij hebben geen enkele behoefte om daar onderzoek naar te doen. Maar goed, we kunnen het Rijk ook niet verbieden om daar wél een onderzoek naar te doen, want deze provincie maakt zelf deel uit van een nationale staat. Nog wel, want in Schotland was het bijvoorbeeld maar kantje boord en als de peiling op RTV Noord een echt referendum was geweest, dan waren we nu al afgesplitst. Maar dat even terzijde. Maar op de vraag of wij een zienswijze gaan indienen als het Rijk wel die kant op zou neigen of die kant wel op zou gaan buigen: dat gaan wij absoluut doen. Dus ik weet niet of het nog nodig is om die motie dan te handhaven, maar wij zien die motie vooral toch als een ondersteuning van ons beleid. Dan de motie van GroenLinks over de intensieve veehouderij versus de biologische landbouw. De laatste hebben we bij het vaststellen van de belangen niet echt als manifest belang neergezet. Er wordt gezegd dat daar in het Keuzedocument geen aandacht aan wordt besteed: wij zijn bereid om dat hiaat te gaan vullen in de tekst van de Omgevingsvisie. Dat zal niet betekenen dat wij biologische landbouw als een sturend principe zullen zien in de ontwikkeling van agrarische sector, maar de biologische landbouw heeft wel betekenis en die betekenis mag in de Omgevingsvisie ook wel tot uitdrukking komen. Maar in de commissie hebben we ook het debat gevoerd over wat nu de meeste waarde en winst oplevert voor de samenleving en er zijn ook concepten als precisielandbouw. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Die biologische landbouw is uiteindelijk wel ons streven, maar dat lijkt ons hier niet helemaal van toepassing. Wilt u de biologische landbouw ook stimuleren? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Als ik de vraag in die zin begrijp dat wij ter stimulering daar ook euro’s voor gaan uittrekken: dat is nu niet aan de orde. Maar dat wij het visiedeel van de Omgevingsvisie aandacht zullen gaan schenken aan de biologische landbouw en ook de betekenis daarvan is wel aan de orde. En als u dan meent dat daar dan concreet beleid over moet komen, dan zal dat bij de vaststelling van de Omgevingsvisie voorgesteld moeten worden, maar daar moeten dan ook budgetten aan vastgekoppeld worden en dat zal dan hier met meerderheden en minderheden vastgesteld moeten worden.
59
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Dan ben ik bij de bijdrage van de Partij voor de Dieren, want bij Vrij Mandaat had ik geen vragen genoteerd. Die ene chemische stof met die heel ingewikkelde naam wordt gebruikt om lelies te kunnen kweken. Wat ik heb begrepen is dat er nu een normering voor afgesproken is en dat is inmiddels staand beleid van de staatssecretaris geworden. De VOORZITTER: Hartelijk dank en dan zijn we bij de tweede ronde, maar ik heb net het verzoek van de fractie van het CDA om 5 minuten schorsing. Ik neem aan dat dat ermee te maken heeft dat alle moties nu voorliggen en u die even met elkaar wilt bekijken. Als de andere fracties die tijd ook even voor zichzelf gebruiken, dan hebben zij daar ook 5 minuten voor. Akkoord? Dan schorsen we even. Dan zie ik u over 5 minuten terug en dat is dan om drie minuten voor half vijf. (Schorsing van 5 minuten.) De VOORZITTER: We zijn weer toe aan de heropening van de vergadering. Eens kijken: we zijn bij de tweede termijn. De Partij van de Arbeid en het CDA hebben geen spreektijd meer, die kunnen dus volstaan met een stemverklaring. En dan moet het ook echt gewoon een stemverkláring zijn, hè? Dus dan zeg je niet alleen of je voor of tegen stemt, maar dan leg je even inhoudelijk uit waarom u wel of erin meegaat, de rest kunt u gewoon via uw stemgedrag duidelijk maken. Mevrouw Homan? U wenst nog het woord in tweede termijn? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Nou nee, niet helemaal. Ik wil graag – en wij daar overleg over gehad met andere partijen – de motie met nummer 8 ‘Stimuleren van de biologische landbouw’ intrekken naar aanleiding van de toezegging van de gedeputeerde. De heer VISSER (PvdA): Een dergelijk ordevoorstel heb ik ook te doen: onze moties 1 tot en met 4 trekken wij in. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Wij trekken motie 7 in met steun van alle indieners. De heer MASTENBROEK (SP): Er worden hier zojuist moties ingetrokken waarvan wij bij twee medeindiener zijn. De heer VISSER (PvdA): Het spijt mij, dat had zo niet gemoeten. De heer MASTENBROEK (SP): Nou ja goed, met name over motie 4 zou ik toch nog even overleg over willen hebben met de PvdA-fractie – met name gezien de beantwoording van de gedeputeerde. Dus ik zou toch nog een heel korte schorsing daarvoor willen. De VOORZITTER: Ik stel het volgende voor. Wat u zegt is volkomen correct: ik was in de veronderstelling dat u dat overleg al had gehad over de intrekking voor die twee moties. Elke motie die door meerdere partijen is onderschreven en waarvan u het overleg met de andere indieners niet hebt gevoerd, is formeel niet ingetrokken en maakt gewoon deel uit van de beraadslagingen. Dat moet u eerst zometeen daar maar goed het overleg over voeren. Hier kom ik zometeen in de opsomming nog wel op terug, maar ik rond eerst de tweede termijn af. Vrij Mandaat heeft geen behoefte aan het woord, maar de Partij voor de Dieren wel. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Wij zijn het met gedeputeerde Moorlag eens dat wij als fracties kaders moeten stellen en niet te veel dingen moeten invullen. Maar de provincie is wel verantwoordelijk voor de natuur en dat is meer dan alleen de Natura 2000-gebieden: dat betreft ook versnipperde stukjes bos. Juist de provincie heeft het overkoepelende gezichtspunt hiervoor en wat er op dit moment gebeurt is dat de wetgeving die bedoeld is om de natuur te beschermen door haar een extra beschermde status te verlenen, wordt gebruikt om zich eigenlijk achter te verschuilen. We hebben de Natura 2000-gebieden, voor de andere natuurgebieden zijn wij niet verantwoordelijk. Daar is de Partij voor de Dieren het niet mee eens en zo mag deze wetgeving niet worden uitgelegd. Met betrekking tot de intensieve veehouderij hebt u het bij de stakeholders over de Natuur- en Milieufederatie en de LTO, maar onder deze partijen zitten niet de dieren waar het over gaat en ook niet de omwonenden wier leefbaarheid steeds verder wordt aangetast. In deze provincie is jarenlang een bepaald beleid vastgelegd over de intensieve veehouderij en voor mijn gevoel wilt u dat nu veranderen. Hoe denkt u dat te combineren met de doelstellingen op het gebied van schoon water en lucht?
60
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 En daarnaast: enige tijd geleden ben ik bij de burgerinformatieavond geweest over een uitbreiding van een varkenshouderij van 500 naar 3.000 varkens. Dit soort situaties dat we dan in de toekomst meer gaan krijgen, leidt ook tot sociale scheuringen in een dorp, vergelijkbaar met de situatie rondom de windmolens. De onzichtbare hand van de economie zorgt ervoor dat wij onze hele leefomgeving en onze medewezens gebruiken als productiefactor en het is juist aan de overheid om dit te keren. Nog één opmerking over de uitspraken van de gedeputeerde over onze motie ‘Bufferstroken inzake metam-natrium’: het gaat ons niet alleen om het metam-natrium, het gaat ons ook om andere bestrijdingsmiddelen. Dus de motie blijft staan. De VOORZITTER: Dank. Dan is er een verzoek van de PvdA en de SP om schorsing, had ik gezien, om overleg te plegen. Hoeveel tijd hebt u nodig? Twee minuten? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik wil ook even iets aan de orde stellen. Is het misschien dienstig dat ik de vragen over met name de moties even beantwoord? Want als er wordt beraadslaagd over het stemgedrag bij de moties, dan zou de beantwoording van het College daar misschien een rol in kunnen spelen. De VOORZITTER: Ja, ik snap uw punt maar ik aarzel even. Het is voor u en voor anderen even weer behulpzaam om te weten of je er wel deel van uitmaakt, maar we kunnen het best wel even zo doen, dat maakt niet uit. Want dan kunnen we eerst uw beantwoording doen en dan gewoon even die schorsing, zodat u ook even de kans krijgt om te overleggen. Is dat akkoord? Ik zie instemming, prima. De heer MOORLAG (gedeputeerde): De Partij voor de Dieren haalde drie punten aan. Is het College van plan om het IV-beleid te gaan veranderen? Nee, dat zijn we niet. Die vraag is aan de orde op het moment dat de stakeholders erin slagen – en die zien wij primair als LTO en de Natuur- en Milieufederatie en wellicht dat ook de dierenwelzijnsorganisaties zich daarbij kunnen aansluiten, dat weet ik zo niet – om net zoals bij het Groninger Verdienmodel een akkoord te bereiken. Bij het tweede punt over die dorpsbosjes en dergelijke gaat het ons niet alleen om de Natura 2000-gebieden, het gaat ons ook om de ecologische hoofdstructuur: daarin hebben we echt een wettelijke taak. Als het gaat om overige natuurelementen, waarvan ik zeg dat je die hele kleinschalige best wel langs de wegen van de lokale democratie kunt laten plaatsvinden, dan is er ook nog de Natuurbeschermingswet voor het geval er bijvoorbeeld een steenuil in zo’n bosje mocht huizen of een ander dier dat op de rode lijst voorkomt. Dus naar mijn smaak is die bescherming wel in toereikende mate geregeld. En waar het gaat om die motie: rolzuiver opererend als provincie vinden wij dat normering van het gebruik van dat soort gifstoffen in bufferzones niet hier in het RO-domein geregeld moet gaan worden maar nationaal afgewogen moet worden. Dus ik ontraad die motie. De VOORZITTER: Hartelijk dank en dan schorsen we even voor maximaal twee minuten. (Schorsing van 1 minuut.) De VOORZITTER: Dan heropen ik de vergadering en gaan we even kijken welke moties er ingetrokken dan wel aangehouden zijn. Ik loop ze allemaal even langs, dan heb ik ze helder. Motie 1 is ingetrokken met instemming van alle indieners. Dan heb ik M2 over Westerwolde: die is ingetrokken. M3 inzake wandelroute Reitdiep: die is ingetrokken. M4 is niet ingetrokken, dus daar gaat u gewoon over stemmen straks. Dan de motie M5 over de dorpsbosjes van de SP: stemmen? Ja, daar gaan we gewoon over stemmen, zie ik. M6 van de PVV? De heer VAN KESTEREN (PVV): Wij zouden onze motie 6 gewoon in stemming willen brengen. De VOORZITTER: Ja, prima. Dan gaan we daarover stemmen. M7 is ingetrokken, M8 ook. En M9 van de Partij voor de Dieren over die bufferzone voor gifstoffen: blijft die in stemming of wordt die ingetrokken? Wat is uw keuze?
61
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
Mevrouw DE WREDE (PvdD): Gewoon erover laten stemmen, alstublieft. De VOORZITTER: Ja. Dan de amendementen: A1 over de intensieve veehouderij. Die blijft staan? Oké, dan sluit ik de beraadslagingen, maar nu ruimte voor stemverklaringen en dan gaat het er vooral even om dat u de redenering waarom u vóór of tegen stemt, nog even goed wilt laten vastleggen in de notulen straks van deze vergadering. Ik loop de amendementen en moties even langs. De VVD, mevrouw Wulfse? Mevrouw WULFSE (VVD): Een korte stemverklaring bij motie 4: gehoord het antwoord van het College waarbij de veiligheid vooropstaat, achten wij deze motie overbodig en zullen wij tegenstemmen. De heer MASTENBROEK (SP): Een stemverklaring bij motie nummer 6. Op zich zijn wij erg voor veiligheid maar wij zijn het met de gedeputeerde eens dat dat in het hele stuk moet zitten en niet als afzonderlijk doel. Dan hebben wij ook nog een stemverklaring bij de voordracht. Ik heb al aangegeven dat wij een heleboel missen in deze voordracht. Een visie zit er niet in of is niet de onze en dat zou er dan logischerwijs toe leiden dat wij tegen zouden stemmen, maar wij beseffen dat wij wel een nieuwe Omgevingsvisie zullen moeten hebben en dat maakt dat wij met alle kanttekeningen die we al gemaakt hebben, toch vóór de voordracht zullen stemmen. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ook over motie 4 over de Waddenkustlijn: gezien de beantwoording van de gedeputeerde zullen wij daar niet vóór stemmen. Over de motie van de PVV: die hebben we inhoudelijk beoordeeld en in het kader en in het licht van de beantwoording van de gedeputeerde met veiligheid integraal in het hele omgevingsdocument zullen wij ook niet vóór deze motie stemmen. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ja, een korte uitleg waarom wij amendement 1 toch in stemming brengen: wij hebben de uitleg van de gedeputeerde gehoord. Alleen, we zien de intensieve veehouderij toch alleen bij het nieuwe beleid staan en volgens ons hoort zij daar niet thuis, omdat we dan te veel ruimte geven aan de intensieve veehouderij. En dan zullen wij bij motie 9 van de Partij voor de Dieren over de bufferstroken landbouwgif vóórstemmen, maar wel met de kanttekening dat dit verdere uitwerking behoeft, omdat het op deze manier geformuleerd niet heel realistisch overkomt. Maar we steunen de strekking van de motie wel. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ten aanzien van de voordracht zal ik vóórstemmen, maar wel met de kanttekening dat ik vind dat de burgers zeker in dit stadium – en naar het zich laat aanzien ook in volgende stadia – te weinig bij de totstandkoming van de Omgevingsvisie worden betrokken. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Op basis van de opmerkingen die wij net hebben gemaakt, stemmen wij niet in met de huidige voordracht. Ten aanzien van de motie van de PVV over veiligheid: die vinden wij een beetje te ruim. Dus daar stemmen wij niet mee in. De VOORZITTER: Dank. Dan gaan wij naar de stemmingen toe en beginnen wij bij het enig overgebleven amendement A1. Wie is daarvóór? De SP en GroenLinks. Wie zijn ertegen? De Partij voor de Arbeid, de Partij voor de Dieren, D66, de PVV, Vrij Mandaat, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Dan is het amendement verworpen. Dan ga ik naar de moties toe. M4 wordt nu in stemming gebracht. Vóór zijn de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, de SP en GroenLinks. Wie zijn tegen? Dat zijn de fracties D66, de PVV, Vrij Mandaat, ChristenUnie, de VVD en het CDA. De stemmen staken en dan gaat de motie door naar de volgende vergadering. Dat is dan de conclusie, akkoord. Dat zitten we bij motie M5 over de dorpsbosjes. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks en Vrij Mandaat. Wie is daartegen? De Partij van de Arbeid, D66, de PVV, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Dan is de motie verworpen. Dan gaan wij verder met M6. Wie is daarvóór? De fractie PVV. Wie zijn daartegen? De Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Dan is deze motie verworpen.
62
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Dan M9 over de bufferzones. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks en Vrij Mandaat. Wie daartegen? De Partij van de Arbeid, D66, de PVV, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Dan is de motie verworpen. Dan zijn we bij de voordracht. Wie is daarvóór met inachtneming van de gemaakte kanttekeningen? De Partij van de Arbeid, de SP, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de ChristenUnie, het CDA en de VVD. Wie is daartegen? De Partij voor de Dieren en de PVV. Dan is de voordracht aangenomen Dan hebben we daarmee dit onderwerp afgehandeld. A.3 Aanpak Ring-Zuid – bijdrage uit RMF-RSP (op verzoek van de PVV) Voordracht Gedeputeerde Staten van 1 juli 2014, nr. 2014- 23847, VV, betreffende bijdrage uit RMF-RSP t.b.v. Aanpak Ring-Zuid (inclusief second opinion Horvat & Partners) (nummer 40/2014) Hierbij kan worden betrokken: De brief van GS van 9 juli 2014, nr. 2014-26.114/27/A.28, VV, betreffende informeren over afronding planstudiefase Aanpak Ring-Zuid en voorbereiding marktbenadering (ook in commissie Grote Projecten augustus 2014); De brief van GS van 21 augustus 2014, nr. 2014-33.663/34/A.9, VV, betreffende risicobeheersing project Aanpak Ring-Zuid; Memo van GS van 27 augustus 2014, betreffende nadere toelichting op verwijzing in de voordracht naar eerdere besluitvorming; E-mail van de heer Muijzert te Oude Pekela, d.d. 26 augustus 2014, betreffende versmalling rijstroken zuidelijke ringweg. De VOORZITTER: Dan zijn we met de zeer beperkte spreektijd die nog beschikbaar is, bij het agendapunt Aanpak Ring-Zuid en dat beperkt zich tot het indienen van een motie. En graag uitsluitend een hele korte toelichting op het dictum van die motie en niet alles wat daarvóór en daarachter staat. En dan een korte reactie van het College en kijken we of we tot stemming kunnen overgaan. Het woord is aan de heer Van Kesteren van de PVV-fractie. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik had nog even een kort puntje dat helemaal niks met dit onderwerp te maken heeft, misschien is het toch wel even leuk om te noemen. De VOORZITTER: Nou, doe dat maar niet. De heer VAN KESTEREN (PVV): Niet nu doen? O, jammer. Nou ja, u weet niet wat u mist. Wij komen met een motie over de Zuidelijke Ringweg en ik moet het kort houden. Dat vind ik jammer, want ik neem wel altijd uitgebreid de tijd – vooral ook als we die tijd ook hebben. Maar het komt er in het kort op neer dat we een kostenoverschrijding krijgen en de staatssecretaris de zorgen over de luchtkwaliteit ook niet weg heeft kunnen nemen en andere experts daar wellicht wel wat meer over kunnen zeggen en daar objectief in kunnen zijn: dat vinden wij. Is dat kort genoeg, voorzitter? De VOORZITTER: Dat is heel kort, keurig. De heer VAN KESTEREN (PVV): Alleen nog een klein stukje: dat wij ook bang zijn dat als je teveel risico bij de gemeente Groningen legt – zoals geopperd werd door de gedeputeerde – je dan de Stad meer de richting opstuurt van de artikel 12-status. En dat wilde ik ook nog wel even gezegd hebben. Nou ja, de motie zal misschien wel de lading dekken van mijn betoog, maar ik vind het toch jammer dat ik te weinig tijd heb gekregen. De VOORZITTER: Als u op het dictum nog iets wilt toelichten, dan hebt u dat recht gewoon. Als er een bepaald punt is waarvan u zegt: dat wil ik toch wel even toelichten, dan kan dat. De heer VAN KESTEREN (PVV): Nou ja, om het een beetje luchtig te maken in dit gremium had ik nog even willen refereren naar de toespraak van de heer Swagerman vanmorgen. Ik vond het een heel mooie toespraak en die ging met name over zijn echtgenote en dat heeft mij aan het denken gezet. En ook met de nieuwe dubbele naam van mevrouw Homan-Brinkman dacht ik: goh, misschien is dat wel een leuke tip voor de heren in dit gremium – en misschien ook wel voor een paar dames – om iedereen dan met twee namen aan te spreken. Op die manier betrek je dan je echtgenoot of echtgenote ook bij de goede zaak van het Statenwerk. Dus in mijn geval wordt die naam Van
63
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Kesteren-Huisman en mijn vrouw zal dat op prijs stellen, maar dat is een grap. Ik heb verder geen amendementen meer of moties. De VOORZITTER: En de gedeputeerde hoeft daar ook niet meer op te reageren. Mag ik nog de motie van u? Dank. Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Veiligheid kent geen tijd’, ingediend door de fracties van de PVV en Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Stellen ter introductie vooraf het volgende: Het project Aanpak Ring-Zuid dat enkele honderden miljoenen euro’s zal gaan kosten, is een van de grootste infrastructurele projecten dat ooit in het noorden uitgevoerd zal worden. De aanpak van de zuidoostelijke ringweg kan zich geen missers en tegenvallers met betrekking tot veiligheid veroorloven, ook omdat het project zich nauwelijks kostenoverschrijdingen kan permitteren. Er is scepsis over de bouwkundige aanpassingen in de uitvoering van het project en ten aanzien van de luchtkwaliteitsnormen voor de bebouwing rondom het tracé. Constaterende dat er vele miljoenen met het project Aanpak Ring-Zuid zijn gemoeid en dat de veiligheid en volksgezondheid van burgers op en rondom het tracé een politieke verantwoordelijkheid is; er scepsis is voor wat betreft versmalling van de weg en de verdiepte rijbanen met het argument dat deze versmalling de verkeersveiligheid zou vergroten; er scepsis is over de argumenten met betrekking tot de luchtkwaliteitsnormen; Van mening zijnd dat de scepsis bij de volksvertegenwoordigers en burgers moet worden weggenomen; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. een of twee externe en onafhankelijke deskundigen, niet gelieerd aan RWS en/of het Projectbureau en/of de provincie, aan te stellen, die de veiligheid van de versmalling van rijstroken in het verdiepte tracé, alsook de luchtkwaliteitsnormen voor scholen en instellingen kan respectievelijk kunnen bevestigen en/of kritisch toetsen; En gaan over tot de orde van de dag!’ Dan is nu het woord aan de gedeputeerde. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ik heb toch even nodig om een antwoord te geven op de motie, omdat in de overwegingen het een en ander gesteld wordt waarvan ik denk dat het goed is om dit moment te gebruiken om een poging te doen, nog eens goed uit te leggen hoe de situatie erbij staat en waarom ik uiteindelijk tot de conclusie zal komen dat de motie overbodig is c.q. dat ik haar u ontraad. De VOORZITTER: Ook voor uw betoog geldt wel de beknoptheid. Sorry. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Dat begrijp ik, maar het is een zwaarwichtig thema en het vervelende hiervan is dat de motie twee dingen aansnijdt die mij wel aan het hart gaan. Ten eerste zit er zit toch iets in wat mij raakt over de kwaliteit van de ondersteuning in dit project die wij in huis en bij anderen hebben georganiseerd. Ten tweede – en dat vind ik wel wezenlijk – wordt er, laten we zeggen, rumoer gemaakt zonder onderbouwing. En ik wil dat graag weerleggen, want het is ons grootste project dat we hier op infrastructureel gebied met elkaar doen. Laten we met de verdiepte ligging beginnen. Er is een veiligheidsplan opgesteld speciaal voor die verdiepte ligging en dat slaat ook op de Aanpak Ring-Zuid – het is overigens ook een bijlage bij het tracébesluit. Met hulp van Steunpunt Veiligheid van Rijkswaterstaat, dé, laten we zeggen, landelijke kennisgroep op dit terrein, zijn alle relevante inzichten in het veiligheidsplan verwerkt – dat heb ik in de commissie ook gezegd. Er zijn twee onderzoeken gedaan op basis van dit veiligheidsplan: een veiligheidsstudie naar de verdiepte ligging door Arcadis en een human-factorsonderzoek door TNO. Dus een beoordeling vanuit de veiligheidsbeleving van de weggebruiker, dus dat twee gerenommeerde instituten. Deskundigen van Rijkswaterstaat hebben vervolgens het veiligheidsontwerp twee keer getoetst: zowel in het OTB als in het TB en ik heb in de commissie al gezegd dat dat mensen zijn die niet per se op de hand van het project zijn, maar die echt vanuit hun deskundigheid het project toetsen en dus onafhankelijk en objectief werken. Vervolgens is het veiligheidsplan overlegd met de hulpdiensten – de politie, de brandweer en de ambulancedienst – en ook samen met hen vastgesteld.
64
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Dan ten aanzien van het calamiteitendraaiboek – want dat is ook belangrijk. Er is dagelijks toezicht op het verkeer door die verdiepte ligging. Dat gebeurt vanuit de verkeerscentrale Wolfheze. Die houdt ook bijvoorbeeld toezicht op de tunnel van de N35 nabij Nijverdal. Aan de hand van het calamiteitendraaiboek dat is vastgesteld, is ook bepaald hoe er gereageerd moet worden op alle situaties die zich inderdaad voor zouden kunnen doen. In totaal wordt er gerekend met ongeveer zestien bijzondere situaties en die kunnen gaan om pech, ongevallen, afgevallen ladingen, brand en al dat soort situaties. Er wordt vervolgens ook opgeleid en getraind om die procedures rond die verdiepte ligging met alle hulpdiensten om goed te weten wat je moet doen. Ook worden die procedures frequent geëvalueerd, besproken met alle actoren en als daar aanleiding toe is, worden die procedures ook aangepast. Op die manier is het hoge veiligheidsniveau in die verdiepte ligging ook daadwerkelijk gewaarborgd. En een laatste opmerking. Ik heb u in de commissie ook toegezegd dat wij aandacht zullen hebben voor de communicatie hierover, omdat er inderdaad vragen over zijn bij het brede publiek. Dat hebben we overigens na de commissie ook direct opgepakt en op de website al een aantal dingen geplaatst. Maar dat was pas het begin, dus er volgt meer. Dan de luchtkwaliteit: die is twee keer getoetst door specialisten van ook Rijkswaterstaat in dit geval, ook weer aan de hand van het OTB- en TB-ontwerp en voldoet gewoon aan de normen van de wet. Overigens – dat is misschien ook wel een keer goed om te zeggen – blijkt uit milieueffectenonderzoek dat de luchtkwaliteit in de omgeving van de Zuidelijke Ringweg in de toekomst erop vooruitgaat, zowel zonder als met uitvoering van het project. Dat komt omdat de lucht schoner wordt – dat is nu eenmaal een landelijke ontwikkeling – en dat heeft te maken met de toenemende eisen in wetgeving die strenger zijn en overigens ook tot een verminderde uitstoot leidt vanuit industrie, landbouw en verkeer. De gezondheidseffectscreenings op de OTB-MER is door de GGD, dus een regionale c.q. lokale partij, uitgevoerd in opdracht van de gemeente Groningen en die waren ook in overeenstemming met de gegevens van de MER. Dus de GGD heeft geen afwijkende conclusies getrokken. On top of that, ondanks het feit dat het GGD-onderzoek zegt dat wij iets anders zouden moeten doen, hebben de gemeente en de provincie afgesproken om samen met de GGD, het RIVM en de Rijksuniversiteit Groningen de mogelijkheid te bekijken om het plaatsen van die openingen tussen de deksels – want daar zijn nog grote zorgen over – meetpalen te plaatsen om de situatie te monitoren. En dat sluit weer aan bij ons provinciale Programma Gezondheid en Milieu. En dat geeft ons ook echt geen aanleiding om nu nog toetsing achteraf in te zetten. De heer Van Kesteren maakte ook nog een afsluitende opmerking over zijn zorgen rond de financiële status van de gemeente Groningen en risico’s. Wij leggen u niets anders voor dan wat wij u vandaag voorleggen. We hebben hier in de commissie uitvoerig over gesproken en er is dus geen sprake van een risicoverschuiving naar de Stad Groningen. De heer VAN KESTEREN (PVV): De gedeputeerde heeft het over monitoring van mogelijke gevaren. Dat zal allemaal behoorlijk goed geregeld zijn, maar dat doet niets af aan de gevaren die kunnen ontstaan. Je kunt monitoren wat je wil, alleen het gaat erom wat de consequenties zijn van ongelukken, brand en noem maar op. U hebt het over uw eigen deskundigen in wie u terecht vertrouwen hebt, maar de volksvertegenwoordiging die wij zijn als Partij voor de Vrijheid brengt zorgen over van een hele grote groep mensen die ook deskundigheid hebben ingehuurd en die zich niet gehoord voelen. En dat is het gevoel dat en de zorg die ik hier overbreng aan het College. Voor wat betreft de luchtkwaliteit moet ik tóch constateren dat de staatssecretaris reproduceert wat het Projectbureau en Rijkswaterstaat formuleren en dat vinden wij niet iets waarvan je zou zeggen dat het iets nieuws is waar zij mee komt. Wéér de deskundigen van de bewoners die wij hier vertegenwoordigen in dit gremium, hebben ook deskundigen in de arm genomen en die hebben heel andere zorgen. Er zijn ook inspraakavonden geweest bij de gemeente Groningen: daar hebben die mensen ook gesproken. Zij voelen zich wederom niet gehoord. Dat is toch wat ik nog even gezegd wil hebben en ik vind toch dat u dat serieus zou moeten nemen. Vandaar ook deze motie. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Het wordt een beetje een herhaling van zetten. De heer Van Kesteren gelooft gewoon niet in wat er vanuit het College wordt gezegd en hecht waarde aan mij nietbekende deskundigen en dat is een beetje moeilijk verdedigen. Ik heb in de commissie gezegd dat het tegen windmolens vechten is. Ik voel brede steun in deze Staten en dat lijkt me het meest heldere signaal dat deze Provinciale Staten naar de samenleving van Groningen kan geven. Het is een belangrijk project, wij hebben er vertrouwen in, maar wij gaan het óók volgen en wij hebben ook gezegd dat zou het in de praktijk anders zijn dan wij hier nu allemaal met elkaar denken, dan kunnen we altijd nog ingrijpen of aanpassen. Maar er is geen énkele aanleiding om op dit moment
65
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 die suggestie te blijven aanwakkeren en meneer Van Kesteren, daar hebt u ook een verantwoordelijkheid in: u bent volksvertegenwoordiger en u moet ook aan de hand van de degenen die u aangrijpt en in wie u vertrouwen hebt – dat hebt u net gezegd – ook dat verhaal een keer durven vertellen. Ook al is dat lastig voor u. De heer VAN KESTEREN (PVV): Het is ook evident dat de meerderheid in deze Staten bepaalt, maar dat staat los van het feit dat de PVV toch als volksvertegenwoordiging de belangen van de burgers dient. En dat heeft dan niets te maken met het feit dat ik overtuigd hoeft te worden. Ik kan een andere mening hebben, maar ik vind wel dat die mening serieus genomen zou moeten worden. Want u komt nu over als ‘neem dat nou maar van mij aan, zo is de situatie en dat vertrouwen moet u ook hebben’. Als ik een bepaalde mening heb over of een bepaalde visie heb op hoe de Zuidelijke Ringweg uitgevoerd zou moeten worden – met alle gevaren van dien en alle consequenties die daaraan vastzitten met gevaar voor de verkeersveiligheid en met woonplezier dat mensen afgenomen wordt – dan vind ik dat ik dat in dit gremium telkens weer moet zeggen. En dan kunt u praten als Brugman, maar daarmee overtuigt u mij en mijn achterban niet. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Nou, ik ben er allang van overtuigd dat de heer Van Kesteren zich door niemand laat overtuigen, dus misschien moet ik die pogingen maar staken in de toekomst. De VOORZITTER: Kunnen we dan nu tot de stemming over de motie gaan? Is dat goed? De heer Miedema wil nog wat zeggen. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Een korte stemverklaring: de fractie van GroenLinks zal tegen de motie stemmen. Met name over de luchtkwaliteit maken wij ons grote zorgen, maar extra onderzoek lost dat probleem niet op dan wel maatregelen om de snelheid te verlagen of eventueel het geheel te ondertunnelen – dat is helaas een gepasseerd station. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Ik wil graag een stemverklaring afgeven over de voordracht. Daar stemmen wij niet mee in. Het doortrekken van de A7 door de Stad is oorspronkelijk nooit de bedoeling geweest en dit plan is in onze ogen dan ook een historische vergissing. De modellen voor de luchtkwaliteit waaraan gerefereerd wordt, zijn gebaseerd op een open omgeving en niet een stedelijke omgeving waar de lucht veel langer blijft hangen. Dus ook wij maken ons grote zorgen om de luchtkwaliteit en wij zullen daarom niet instemmen met de voordracht. Dan een stemverklaring over de motie. Wij stemmen daar niet mee in: wij vinden de intentie sympathiek, maar wij denken dat een paar deskundigen dit plan niet kunnen verbeteren omdat het in essentie verkeerd is. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan ben ik toe aan de stemmingen, eerst over de motie. Wie is vóór de motie? Dat zijn de fracties Vrij Mandaat en de PVV. Wie is tegen de motie? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Dan is de motie verworpen. Dan ben ik bij de voordracht. Wie is hiervóór? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, de SP, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Welke fracties zijn tegen? Dat zijn de PVV, Vrij Mandaat en de Partij voor de Dieren. Dan is de voordracht aangenomen.
A.4
ANWB-onderzoek verkeersveiligheid ANWB-onderzoek verkeersveiligheid provinciale wegen Groningen, inclusief bijlage (op verzoek van de PVV)
De VOORZITTER: Misschien moet ik het nog even herhalen omdat het voor sommigen daarstraks misschien niet helemaal duidelijk was. Maar de afspraak in het presidium is gemaakt dat een motie altijd moet kunnen als een fractie dat wil – ook al hebben de andere fracties geen behoefte aan die discussie. Dus die gelegenheid wordt gegeven en verder is gezamenlijk met de PVV afgesproken dat zij zich op het dictum in de motie concentreert en dat even goed kan toelichten. Op basis daarvan volgt dan de reactie van het College en dan kunt u vervolgens zien wat u wilt. Het woord is aan de heer Van Kesteren. De heer VAN KESTEREN (PVV): Nou, het is duidelijk. Het rapport van de ANWB stelt dat het vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid wenselijk is dat de rijstroken minimaal 3 meter 25 breed zijn. In
66
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 vrijwel alle bestaande gevallen is dit niet het geval en soms ook zelfs niet bij nieuwe wegen zoals de Zuidelijke Ringweg – daar hebben we het al lang genoeg over gehad. Verder constateert de ANWB dat een tweederde deel van het Groningse provinciale wegennet onveilig is en het aantal verkeersslachtoffers en –doden op de Groningse provinciale wegen is toegenomen, terwijl dat aantal landelijk is afgenomen. Een zorgelijke situatie, vinden wij en in de commissievergadering over dit onderwerp hekelde de heer Boumans het ANWB-onderzoek door te stellen dat de ANWB een inschatting maakt op basis van een aantal kenmerken zoals de breedte van de weg et cetera en dat GS dat doet op basis van het aantal gewonden en doden – zeg maar een quotum van doden en gewonden. Diplomatiek uitgedrukt: de ANWB hanteert het criterium ‘beter voorkomen dan genezen’, terwijl GS als criterium hanteert ‘als het kalf verdronken is, dempt men de put’. Gelukkig – en dat moet er wél bij gezegd worden – is GS voornemens om het Groninger provinciale wegennet onveiliger te maken binnen de periode van twintig jaar en wij pleiten ervoor om dat te doen binnen een kortere periode van bijvoorbeeld tien jaar. Nou, dat is in het kort de motie toegelicht. Ik heb er nog een motie bij gemaakt: dit zijn twee moties die ik hierbij in wil dienen en wellicht zijn ze aanleiding hier om ze warm te ondersteunen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Veilige wegen zijn 3,25 meter breed’, ingediend door de fractie PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat rijstroken van bestaande wegen en zelfs nieuwe wegen in de provincie Groningen niet 3,25 meter breed zijn; Van mening zijnd dat in verband met de verkeersveiligheid rijstroken minimaal 3,25 meter dienen te zijn; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. bij de aanleg van nieuwe wegen in de provincie Groningen een minimale breedte van 3,25 meter per rijstrook als uitgangspunt te nemen; En gaan over tot de orde van de dag!’ Dan hebben we nog de motie met nummer 2, getiteld ‘De ANWB denkt met ons mee!’, ingediend door de fractie PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat tweederde deel van het Groningse provinciale wegennet onveilig is; het aantal verkeersslachtoffers en doden op het Groningse provinciale wegennet is toegenomen, terwijl dat landelijk is afgenomen; GS voornemens is om het veiliger maken van het Groninger provinciale wegennet uit te smeren over een periode van 20 jaar; het uitgangspunt van GS ‘als het kalf verdronken is, dan dempt men de put’ is en van de ANWB ‘beter voorkomen dan genezen’; Van mening zijnd dat elk verkeersslachtoffer op het provinciale wegennet in Groningen er een te veel is de toename van het aantal doden en gewonden op het provinciale wegennet in Groningen een belangrijk argument is om de aanpassingen ten behoeve van de veiligheid van de Groninger wegen met tien jaar te bespoedigen; het versneld veiliger maken van het Gronings provinciaal wegennet rechtdoet aan de veiligheid van verkeersdeelnemers in onze provincie en een positief effect zal hebben op de werkgelegenheid in onze provincie; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. het Gronings provinciaal wegennet in tien jaar veiliger te maken en daar financiering voor te vinden dan wel voor vrij te maken; En gaan over tot de orde van de dag!’ De VOORZITTER: Ik maak zelf bij motie 2 één kanttekening: ik heb eerlijk gezegd in het kader van de verkeersveiligheid gewoon een buitengewoon onprettig gevoel bij dat stukje ‘als het kalf verdronken is, dan dempt men de put’. We realiseren ons toch wel dat het hier gaat om onze burgers, ongelukken en doden et cetera: daar zit iets in waarvan ik vind dat het iets prudenter geformuleerd had mogen zijn.
67
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
De heer VAN KESTEREN (PVV): Dan wil ik even refereren aan de commissievergadering, waarin de gedeputeerde zelf een soort quotum hanteerde van doden en gewonden. Dus wat dat betreft is het gewoon een herhaling van zetten. Bovendien is het gewoon een normaal Hollands spreekwoord of gezegde. De VOORZITTER: Ik heb mijn opmerking gemaakt, maar het is motie nummer 2 en we gaan ons nu maar gewoon op de inhoud richten. Het woord is aan de gedeputeerde. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Dank u wel dat u op dit punt nog even expliciet de aandacht hebt gericht, want een aantal mensen in deze zaal weet dat als het om verkeersveiligheid gaat, die mij persoonlijk echt heel erg aan het hart gaat en ook soms dichtbij komt. Dus in die zin raakt mij die opmerking wel. Wat wij gedaan hebben in de commissie is aangeven dat we als provincie gehouden zijn aan landelijke afspraken en daar hard aan werken, dat als het gaat om het punt van het aantal dodelijke verkeersslachtoffers, ons op dit moment eigenlijk ‘het goed doen’ – hoe raar dat misschien ook klinkt – en we als het gaat om het aantal gewonden, daar een verbetering in moeten maken. We hebben ook gezegd in de commissie dat we het ANWB-rapport zien als steun in de rug. Maar het is een rapport dat je enigszins moet nuanceren naar de Groningse situatie en dat heeft er alles mee te maken dat wij een ander wegenbestand hebben dan heel veel andere plekken in het land. Dat heeft iets te maken met de gebiedsontsluiting versus de toegangswegen. Dus een groot deel van onze provinciale wegen is eigenlijk, zou je kunnen zeggen, wegen die tot het gemeentelijk domein behoren en die zou je dan ook anders kunnen waarderen. Maar dat laat onverlet het volgende en het was onder anderen de heer Meesters die daar een punt over heeft gemaakt in de commissievergadering. Hij zei: ‘Maar waar hebben het over? Welke extra stimulans zou je nou kunnen geven en om wat voor investeringen gaat het daarbij?’ En ik heb richting uw Statencommissie ook toegezegd dat we dat ook inzichtelijk zouden kunnen maken, zodat u ook bij besprekingen komend jaar ook richting bijvoorbeeld de coalitieonderhandelingen inzichtelijk heeft wat voor bedragen er nou gemoeid zouden zijn met het extra veiliger maken van de wegen en wat de maatschappelijke effecten daarvan zouden zijn. Want met u, voorzitter, zijn wij van mening dat daar waar wij een extra inspanning zouden kunnen doen, wij natuurlijk dat niet graag achterwege willen laten. Dat is een beetje het beeld dat wij geschetst hebben, bij die toezegging had ik ook de indruk dat uw Staten daar goed mee uit de voeten kon en u daar ook mee verder wilt. Kijk, de heer Van Kesteren doet eigenlijk hetzelfde als wat hij bij het vorige agendapunt doet: als hij dit echt wilt, dan moet hij hier ook een voorstel doen voor de komende tien jaren en daartoe had hij bij de begroting de kans. En die kans heeft hij niet ingekopt door keuzes te maken en een voorstel te doen om de komende tien jaar structureel – ik geloof dat het om 12 miljoen per jaar ging, iets in die orde van grootte – beschikbaar te stellen. En wat hij nou doet is over de rug van u een mooi verhaal houden waar geen Groninger ook maar íéts mee opschiet. De heer VAN KESTEREN (PVV): Over populisme gesproken. De gedeputeerde doet het voorkomen alsof het ANWB-onderzoek over een ander wegenstelsel gaat, dat niet van toepassing is op het Groninger wegennet. Nou, de ANWB heeft toch wel écht het Groninger wegennet onderzocht en nogmaals: het is een ander uitgangsput dat GS hanteert dan dat de ANWB hanteert – dat is de discussie die wij hebben. En over de dekking: daar heb ik dan de gelegenheid voor gehad. Nou, ik kan wel de voorzet doen dat ik vind dat we genoeg flexibel budget hebben, dat we een potje hebben voor onvoorziene kosten, voor voordelige effecten, we hebben bijvoorbeeld het Groenmanifest dat voor 90 procent uitgevoerd wordt: dat kan voor ons ook wel een onsje minder. Ook zou je het van natuurbeheer of Staatsbosbeheer kunnen afhalen, Fietspaden Plus – noem maar op. GroenLinks is uit het College, dus wat let u? Cultuur staat op de begroting tot 2016, stel dat je die bedragen zou halveren, dan heb je een miljoen van die 6 miljoen al beschikbaar. Dus wat betreft zijn er ideeën genoeg, alleen die ideeën moet je wel aannemen en daarover moet je wel in gesprek durven gaan. Ik heb het idee dat als het de PVV betreft, het dan al ophoudt. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Het gaat over verdronken kalveren, het gaat over knagen aan het Groenmanifest – dat wij overigens niet ondersteund hebben. We zijn bijna de weg kwijt, maar ik wil toch graag even onze eigen motie op dit punt kort toelichten.
68
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Op onveilige wegdelen waar de snelheid van 80 naar 60 kilometer per uur wordt teruggebracht, vermindert het aantal ernstige ongevallen en krijgt de weg al snel een driesterrenwaardering. Wij dringen er door middel van deze motie op aan dat de maximumsnelheid op een aantal wegvlakken wordt verlaagd en wel daar waar dit het hardst nodig is. Hierbij gaan wij uit van drie criteria: de veiligheid van de weggebruikers, de overlast die omwonenden ervaren en het aantal wildaanrijdingen. Deze wegvlakken zouden eerste prioriteit moeten hebben. Het plaatsen van snelheidsborden en het handhaven door middel van flitspalen zijn geen ingrijpende of kostbare maatregelen, maar hebben wel groot effect. Indien deze maatregelen niet voldoende blijken, kunnen aanvullende maatregelen zoals wegversmallingen of drempels overwogen worden. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Verbeteren verkeersveiligheid provinciale wegen’, ingediend door de fractie Partij voor de Dieren: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat uit het ANWB-onderzoek naar voren komt dat 69% van het Groningse provinciale wegennet onveilig is; de toegestane maximumsnelheid een bepalende factor is voor de veiligheid; Overwegende dat aanwonenden en weggebruikers grote risico’s lopen door de onveilige wegen; op provinciale wegen jaarlijks tienduizenden dieren de dood vinden; verlaging van de maximumsnelheid en handhaving op overtredingen de verkeersveiligheid voor mens en dier verhogen en de overlast doen afnemen; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. op een deel van het provinciale wegennet de maximumsnelheid omlaag te brengen, te beginnen met die wegvlakken a) die als zeer onveilig verklaard zijn voor weggebruikers; b) waar omwonenden veel overlast ondervinden; c) waar veel wildaanrijdingen plaatsvinden; 2. parallel aan de snelheidsverlagingen handhavende maatregelen zoals flitspalen te installeren; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer BOUMANS (gedeputeerde): Kijk, het is allemaal heel sympathiek dit soort moties – ook deze van de Partij voor de Dieren. Maar volgens mij heb ik een heldere toezegging gedaan in de commissie. Dus deze motie verbaast mij een klein beetje: laten we nou eerst het inzicht met elkaar krijgen en er is bij mij geen enkele aanmoediging extra nodig om een aantal maatregelen te treffen als dat voor de hand ligt c.q. als dat verstandig is. Maar laten dat dan doen op basis van inzicht: dat inzicht gaan we krijgen. Dat duurt even, maar dan kunnen we over al dit soort moties praten en kunt u dat allemaal op basis van goede informatie een goede afweging maken. Dus het is gewoon een vroege, ontijdige motie, dus ik raad haar u af. De VOORZITTER: Is er iemand van u die behoefte heeft aan een stemverklaring? Ja? Dan loop ik de verschillende fracties nog even langs. De heer Meesters van de VVD. De heer MEESTERS (VVD): Ik heb de moties even bekeken. Wij gaan met geen van de moties mee, want een van de moties treft mij toch wel. Daarin staat dat de minimale breedte van een rijstrook 3 meter 25 moet zijn, maar dat geldt voor autosnelwegen. En als er alleen maar autosnelwegen door onze provincie zouden moeten hebben, dan doen we wat de heer Van Kesteren wil. Dus die motie is totaal overbodig. De heer ZWERTBROEK (D66): Wij willen wel een verklaring afgeven als het ging deze drie moties. Er zijn ruime toezeggingen gedaan door de gedeputeerde. En daarnaast constateer ik ook dat onder andere aan de N46, de N33, de N360, de N361, de N969 en de N366 allerlei veiligheidsmaatregelen gaan plaatsvinden, dus er gebeurt al veel op dat vlak. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Afgezien van de motieven die al genoemd door de collega’s zal ik tegen moties 1 en 2 stemmen, omdat ik principieel vind dat de veiligheid op de weg primair bij de weggebruikers ligt. De VOORZITTER: Dank. Dan kan ik beginnen met het stemmen over de moties M1 en M2. De derde motie is nog niet fysiek uitgedeeld maar die staat al wel bij u op de mail.
69
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Dus ik begin bij motie nummer 1. Wie is daarvóór? De PVV. Wie is daartegen? De Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de VVD, het CDA en de ChristenUnie. Dan is de motie verworpen. Motie M2. Wie is daarvóór? De PVV-fractie. Wie stemt tegen? De PvdA, de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de ChristenUnie, de VVD en het CDA. Dan is deze motie verworpen. Dan zit ik bij motie M3. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren en GroenLinks. Wie is daartegen? De Partij van de Arbeid, de SP, D66, Vrij Mandaat, de PVV, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Dan is die motie verworpen. Dan is dan een soort mailstemming geweest. Dit is het einde van dit agendapunt, want het betrof een brief en geen voordracht.
A.5.
Open overleg gemeenten in oostelijk Groningen (op verzoek van Vrij Mandaat)
Brief van Gedeputeerde Staten van 8 juli 2014, nr. 2014-26.173/27/V2, PPM, betreffende aankondiging open overleg gemeenten in oostelijk Groningen. En de brief van Gedeputeerde Staten van 19 augustus 2014, nr. 2014-34.012/34/A.11, PPM, betreffende reactie op vragen van het CDA over de brief van 8 juli 2014. Hierbij kan worden betrokken: De brief van de dorpsraad Meeden, d.d. 3 september 2014, betreffende gemeentelijke herindeling. De VOORZITTER: Dit punt gaat, hebben we in het presidium afgesproken, niet over de gemeentelijke herindeling, het gaat ook niet over de brieven die daarover verzonden zijn, maar het gaat over het specifiek punt waar de heer Veerenhuis-Lens duidelijk van heeft gemaakt dat hij het daar graag over zou willen hebben en ook eventueel nog een motie over indient. Het agendapunt betreft met andere woorden de procedurele kant en daartoe moet u zich ook echt beperken en daarmee was u het ook akkoord in het presidium. De heer Veerenhuis-Lens heeft het woord. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De algemene beginselen van behoorlijk bestuur behelzen onder meer fair play. Een overheid, ook de provinciale, moet zich onpartijdig opstellen bij het nemen van een besluit en moet de noodzakelijke openheid en eerlijkheid in acht nemen. Dit vloeit voort uit artikel 2, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht. Naar de mening van de fractie van Vrij Mandaat heeft het College van GS in strijd met dit beginsel gehandeld. Door het besluit van 8 juli jongstleden, kort na het begin van het zomerreces, om per 1 september de arhi-procedure van het open overleg in werking te stellen, vergat men de betrokken brief aan de gemeenten in Oost-Groningen in de openbare besluitenlijst op te nemen en besloot men – toch wel, op dezelfde dag – een persbericht vrij te geven dat tot misverstand over de duur van het open overleg kon leiden en dat ook daadwerkelijk gedaan heeft. Ook het nietaankondigen van het betreffende besluit in het overleg dat gedeputeerde Wilpstra vier dagen vóór 8 juli met de burgemeesters van Bellingwedde en Vlagtwedde had, acht de fractie Vrij Mandaat in strijd met het beginsel van fair play. Want dat geldt niet alleen jegens burgers, maar ook jegens overheden onderling. De fractie Vrij Mandaat vindt dat het College zich voor deze handelswijze dient te verontschuldigen en voortaan in dit dossier de openheid dient te brachten waarvan de fractie van D66 bij de behandeling van de Begroting 2015 volkomen terecht de mond vol had. Ik geef hierbij de motie af met die aantekening dat ook ik graag het beginsel van fair play wil hanteren en het van het antwoord van de gedeputeerde laat afhangen of ik de motie in stemming zal brengen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Fair play’, ingediend door de fractie Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014, Constaterende dat het College van GS op 8 juli 2014 het besluit heeft genomen om een provinciale arhi-procedure te starten voor de negen betrokken gemeenten in het oostelijke deel van de provincie: Bellingwedde, Menterwolde, Oldambt, Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Stadskanaal, Veendam, Pekela en Vlagtwedde;
70
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
het College in het kader van deze procedure een open overleg als bedoeld in artikel 8, lid 1 van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) heeft aangekondigd; dit besluit niet is opgenomen in de openbare besluitenlijst; het besluit evenmin is aangekondigd in het overleg dat het College enkele dagen eerder, op 4 juli 2014, voerde met de burgemeesters van Bellingwedde en Vlagtwedde; het besluit per brief van 8 juli 2014 aan de genoemde gemeenten is medegedeeld; het College, in weerwil van de niet-openbaarmaking van het besluit, eveneens op 8 juli 2014 een persbericht heeft verzonden, waarin het open overleg wordt aangekondigd; door de niet-openbaarmaking bij burgers en gemeenteraadsleden vraagtekens zijn gerezen ten aanzien van de rechtmatigheid van het inzetten van de procedure conform artikel 8 van de Wet arhi; de formulering van het persbericht in de media heeft geleid tot de opvatting dat het aangekondigde open overleg een periode van zes maanden zal beslaan; het College er echter naar streeft het open overleg vóór de kerst van 2014 af te ronden; deze streefdatum niet is vermeld in de brief van het College aan de genoemde gemeenten van 8 juli 2014; een en ander de dialoog in het open overleg niet heeft bevorderd; Overwegende dat de beschreven handelswijze van het College van GS in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur – in het bijzonder het beginsel van fair play; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. zich voor de onderhavige handelswijze te verontschuldigen bij de negen genoemde gemeenten; En gaan over tot de orde van de dag!’ De VOORZITTER: Dan geef ik het woord aan gedeputeerde Wilpstra namens het College. Het College heeft inderdaad geen spreektijd meer, maar het lijkt me reëel dat er nu wel even een antwoord komt. Anders functioneert de democratie niet meer. Gaat uw gang, De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ja, wij hebben in de commissievergadering uitvoerig – ik mag wel zeggen: zeer uitvoerig – over dit onderwerp gesproken en ook de procedurele kant is daar uitgebreid aan de orde geweest. Ik zal mij in mijn reactie inderdaad beperken tot de procedurele kant en de opmerkingen die de heer Veerenhuis-Lens daarover heeft gemaakt. Laat ik vooropstellen dat ik het absoluut niet met hem eens ben, want we hebben juist getracht om een heel zorgvuldige procedure wat dit betreft te hebben. Ik moet even terug in de tijd gaan: wij hebben rekening gehouden met de wensen van de gemeenten om na het uitkomen van Jansen II hun de gelegenheid te geven om pas te reageren ná de verkiezingen van de raden en vervolgens op verzoek de gelegenheid te geven om te reageren ná de vorming van de colleges. Ik heb een ronde gemaakt langs de gemeenten nadat de colleges waren gevormd om eens even te kijken hoe de stand van zaken was. Nou, ik heb de conclusie getrokken en de observatie gemaakt dat de zaak – op een paar uitzonderingen wellicht na – muurvast zat. Dat is in het College aan de orde geweest en we hebben op grond van die overwegingen besloten om het initiatief over te nemen. Daartoe hebben wij het recht op grond van de Wet arhi, wanneer de situatie zo moeilijk ligt als die in Oost-Groningen lag. Wij hebben juist uit oogpunt van zorgvuldigheid gezegd dat dat besluit niet op de openbare besluitenlijst kon, want het is zorgvuldig om eerst de betrokken gemeenten zelf in te lichten. Ik heb dat telefonisch gedaan op 8 juli in de richting van alle betrokken burgemeesters. Toen was het bekend bij de gemeenten en toen was er dus ook aanleiding om een persbericht uit te geven om ook naar de buitenwereld toe aan te geven dat wij dat besluit hadden genomen. Ik heb in het overleg met alle gemeenten bij geen énkele gemeente geanticipeerd op een besluit zoals wij dat op 8 juli hebben genomen – ook niet in de richting van Bellingwedde en Vlagtwedde. Ik heb mij wel op 4 juli vergewist van de situatie in die zin dat zij voornemens waren om hun procedure voort te zetten. Nou, gegeven het feit dat het op grond van de Wet arhi niet twee procedures naast elkaar kunnen lopen, hebben wij het tijdstip van het besluit zodanig gekozen dat dat lag voordat de fase van de zienswijzen bij de gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde was afgelopen. In de richting van de gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde, nadat zij het initiatief hadden genomen waartoe ze gerechtigd zijn op grond van de Wet arhi, hebben wij – vind ik zelf – heel goed gereageerd door daar geen inhoudelijk commentaar op te geven – iets wat ons nu in de brief van Bellingwedde en Vlagtwedde die een paar dagen geleden ontvangen werd – wordt verweten nota bene. We hebben conform de procedure in de wet gehandeld en besloten, zoals dat ook voorgeschreven is, om die beide gemeenten onder preventief financieel toezicht te plaatsen.
71
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 Dus in mijn ogen hebben wij heel zorgvuldig gehandeld. Wij hebben het initiatief van Bellingwedde en Vlagtwedde dat ze eerder hadden genomen en waartoe zij op grond van de Wet arhi gerechtigd waren, neutraal behandeld: we hebben het niet afgekeurd, we hebben ook geen instemming betuigd, maar we hebben gedaan wat in het kader van de wet voorgeschreven is. Dus wat mij betreft is er geen enkele reden voor om daar nu zoveel kritiek op,te hebben zoals de heer Veerenhuis-Lens die trouwens in de commissievergadering ook al had. Wij blijven bij de opvatting dat wij zorgvuldig hebben gehandeld. De VOORZITTER: Dank. Dan komt de heer Veerenhuis-Lens nog even voor de tweede termijn. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Er zit een ongerijmdheid in het verhaal van de heer Wilpstra. Hij stelt dat het besluit niet in de openbare besluitenlijst was opgenomen, omdat hij de gemeenten eerst wilde informeren en dat heeft hij telefonisch gedaan – daar heb ik ook alle begrip voor, geen punt. Ik begrijp alleen niet hoe het kan dat een besluit dat inmiddels is meegedeeld telefonisch aan de betrokken gemeentebesturen, niet in de openbare besluitenlijst opgenomen kan worden, die tegelijkertijd met het persbericht wordt gepubliceerd. Waarom staat in het persbericht dan wél alles over het open overleg en de termijn die dat kan gaan duren en waarom moet de brief van 8 juli – die op zichzelf weinig voorstelt – dan toch besloten blijven? Dat is een ongerijmdheid waar ik geen verklaring voor heb en waarvan ik vind dat je dat gewoon niet moet doen, want dat leidt – en heeft geleid – tot allerlei misverstanden die als gezegd de dialoog bepaald niet ten goede komen. Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik zou toch graag even willen reageren, niet op de heer VeerenhuisLens maar met een eigen woordvoering. De VOORZITTER: Dan moeten dat even bekijken: dit is een procedureel punt – dat is het. Statenleden die hierover iets willen zeggen, kunnen dat doen. Zo is dat ook afgesproken. Mevrouw WULFSE (VVD): Hebben we nou afgesproken dat we wél een korte woordvoering mogen doen? Dan hebben we dat niet goed begrepen. Wij dachten alleen de indiening van de motie en de reactie van de gedeputeerde toegestaan waren. De VOORZITTER: Dat is correct, maar we hebben wel afgesproken dat als iemand op die motie, het dictum en de gewisselde informatie, zonder het debat zelf te voeren over de gemeentelijke herindeling, iets wil zeggen, dat kan dat. Ik geef voorkeur aan stemverklaringen et cetera – dat is wel duidelijk – maar ik kan niemand verhinderen om van het spreekrecht gebruik te maken. Dat hebben we ook zo afgesproken. Ik zie dat de griffier dat nu ook bevestigt. Maar dan natuurlijk wel kort. Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik zal het ook echt kort houden. In 1987, aan het einde van de Statenperiode die toen afliep, presenteerde Gedeputeerde Staten ook een eindvoorstel herindeling. Op dat moment wilde GS dat Bellingwedde samen zou gaan met Beerta, Finsterwolde en Nieuweschans. Dat voorstel heeft het niet gehaald, ondanks dat GS volledig in zijn recht stond. Dat voorstel is tegengehouden in de Tweede Kamer en door staatssecretaris De Graaff-Nauta gewijzigd, omdat het CDA dreigde dwars te gaan liggen en men dan geen meerderheid zou halen in de Tweede Kamer. En in 2014 zien we eigenlijk dezelfde situatie optreden: GS wil tegen de zin van Bellingwedde in koste wat kost die herindeling van Bellingwedde met gemeenten in Oost-Groningen doorzetten. Onze reactie is eigenlijk: Karl Marx zei: ‘De geschiedenis herhaalt zich. De eerste keer als tragedie en de tweede keer als klucht.’ De VOORZITTER: Sorry, maar dit gaat echt over de inhoud van gemeentelijke herindelingen. Dit is niet over de procedure. Probeert u het naar de procedure te brengen. Mevrouw BECKERMAN (SP): Prima. Wij hebben het idee dat we nu in de kluchtvariant zitten en er niet geleerd is. De procedure is wat ons betreft onjuist en daarom zullen wij de motie van de heer Veerenhuis-Lens steunen. De VOORZITTER: Oké. Dan kijk ik even rond: geen andere sprekers. Dan kom ik weer terug bij de heer Wilpstra van het College.
72
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Ik heb nog een heel korte reactie. Ik heb de heer VeerenhuisLens horen zeggen dat die brief van 8 juli niet veel voorstelde. Nou, dat ben ik absoluut niet met hem eens, want het is natuurlijk een forse ingreep in het proces die we hebben gedaan en die in die brief van 8 juli is aangekondigd. Bovendien wil ik nog even daaraan toevoegen dat wij die brief ook ter kennisneming aan alle andere gemeenten is gestuurd. Dus daar is wel degelijk ruchtbaarheid aan gegeven: die brief is openbaar gemaakt en alle gemeenten waren dus ook op de hoogte van de situatie – niet alleen de gemeenten in Oost-Groningen. Met betrekking tot de andere opmerkingen die de heer Veerenhuis-Lens heeft gemaakt: wij hebben op 27 augustus in een informatiebijeenkomst voor alle gemeenten in Oost-Groningen uitvoerig uit de doeken gedaan hoe wij het proces zoals dat in de Wet arhi is beschreven, zouden willen gaan invullen. Wij hebben toen heel nadrukkelijk gezegd: er is een maximumtermijn van zes maanden voor het open overleg, maar wij streven ernaar om die termijn zo kort mogelijk te houden, maar als het even kan het initiatief ook weer aan de gemeenten terug te geven. Het was hélemaal niet de bedoeling om met het potlood een nieuw kaartje voor Oost-Groningen te tekenen: dat is alleen in het úíterste geval mogelijk op grond van de Wet arhi. Het was ábsoluut niet onze intentie. En dat is nog steeds: we voeren op dit moment overleg met alle betrokken gemeenten over de situatie en hoe men daarmee door wil gaan. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik wil even mijn opmerking over die brief van 8 juli terugnemen, want die was niet denigrerend bedoeld. En als u mij toestaat om toch te laten zien dat ik inderdaad van het fair play ben, wil ik de motie in stemming brengen maar niet zonder de heer Wilpstra toch wel een blijk van waardering te geven en wellicht een aanmoediging in het verdere proces. [Hij overhandigt hierna de gedeputeerde symbolisch een boetekleed.] De VOORZITTER: Dan zijn we toe aan de stemming over de motie. Wie is vóór de motie? Dat zijn de fracties van de Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Wie is tegen de motie? Dat zijn de PvdA, D66, GroenLinks, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Dan is de motie verworpen. Dat is het hè? Want het was een brief, dus dan hebben we dit punt bij dezen afgehandeld.
A.6. Wijziging Verordening schadebestrijding dieren (op verzoek Partij voor de Dieren) Voordracht van Gedeputeerde Staten van 17 juni 2014, 2014-21967, LGW, betreffende vaststelling van een tweetal wijzigingen op de Verordening schadebestrijding dieren provincie Groningen, inclusief bijlage (nummer 41/2014) De VOORZITTER: Dan kijk ik nog even naar de klok. We hebben nog net zoveel punten, de Verordening schadebestrijding dieren de mondelinge vragen van de ChristenUnie en de hamerstukken. Als we allemaal meewerken, kunnen we om kwart over zes klaar zijn en dan degenen eten die dat hier willen – wat dat is beschikbaar en staat inmiddels klaar. Maar dan mag u wel proberen dat ook zo te doen, want ik zat straks wel een beetje op het randje van het tempo. Als u zegt: doe maar, dan maak ik het af tot kwart over zes. Ja? Ik hoor een algemeen gemurmelde instemming. Nou, dat brengt ons onmiddellijk bij het punt A.6. En aangezien bijna niemand meer spreektijd heeft, ga ik naar diegenen die nog wel spreektijd hebben. Heeft de VVD nog iets op te merken bij A.6? Ja? De PvdA heeft geen tijd meer, dus meneer Oosterhuis, gaat uw gang. De heer OOSTERHUIS (VVD): Vandaag dan tóch de bespreking van en besluitvorming over de wijziging van de Verordening schadebestrijding dieren van de provincie Groningen – overigens zonder voorafgaande bespreking in de commissie. Onze Staten stonden in de aanloop naar vandaag voor een gewetensvraag: ofwel we bespreken deze wijziging als onderdeel van het ganzenbeleid – daarmee zadelen we wel sommige landbouwers in deze provincie op met een flink probleem – ofwel we stemmen vandaag over een voordracht waarmee bijvoorbeeld aan Groningers, die op dit specifieke punt in hadden willen spreken in de commissie, deze mogelijkheid ontnomen wordt. Dit geeft ons als Staten geen fraai aangezicht. De fractie van de VVD staat dus voor een keuze die ze niet wil maar nu wel móét maken. Het komt erop aan wat de VVD van de inhoudelijke kant van de voordracht vindt. Het Ganzenakkoord is tot stand gekomen onder regie van de provincie in samenspraak met LTO en de natuurorganisaties. Als betrokken partijen voor een lastig en ingewikkeld probleem in gezamenlijkheid een oplossing zien te vinden, verdient dat in eerste instantie het vertrouwen van de VVD. Met het wijzigen van de
73
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 verordening wordt het voor boeren die in het foerageergebied zitten, mogelijk om nog deze maand oktober ganzen te verjagen. Daarin maakt het Groninger Ganzenakkoord een voortvarende start in onze provincie. En die voortvarende start is nodig omdat de populatie ganzen in Groningen onder controle gehouden moet worden. Niet alleen om schade aan landbouwgewassen te voorkomen, maar ook en vooral om nog meer overlast voor mens en dier in de toekomst te beperken. Met name daarom heeft de VVD in het verleden al eens aangedrongen op gebiedsgerichte maatregelen, waarvoor het Ganzenakkoord nu de aftrap neemt. En om die reden zal de VVD instemmen met deze voordracht. De heer MASTENBROEK (SP): Wat mij betreft hoeft de resterende spreektijd van 1 minuut niet op, want aan de inhoud komen we ook helemaal niet toe – het proces des te meer. Wij hebben twee week geleden de commissievergadering gehad. Toen is onder meer de voordracht van de Omgevingsverordening besproken en die was van 26 augustus. Deze voordracht die we nu doorfietsen, is van 17 juni. Het Ganzenakkoord is van 27 mei. We hebben dat Ganzenakkoord nog helemaal niet gesproken en de belanghebbenden zijn ook nog helemaal niet gehoord. De aangekondigde reactie van de Faunabescherming heb ik in ieder geval nog niet gezien. De VVD zei net dat de natuurorganisaties erbij betrokken zijn: BoerenNatuur is de enige club die je als zodanig zou kúnnen kwalificeren, dus ik denk niet dat dat helemaal juist is. Wij vinden dan ook de procedure waarmee dit erdoor gedrukt wordt, te schandalig voor woorden en wij zullen alleen al omdat de procedure niet normaal gevolgd is, tegen deze voordracht stemmen. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik ga geen inhoudelijke bijdrage doen over deze voordracht, aangezien die voor de agenda van de volgende commissie O en M toch geagendeerd staat. De aanpassing van de termijn van oktober naar november lijkt mij prima en mijn fractie ook. Want als wij dat nu niet doen, lopen wij een groot financieel risico en dat lijkt mij niet verstandig. De heer STEENBERGEN (ChristenUnie): Vijf voor twaalf voor een akkoord van bijna vier maanden oud – we hoorden dat de SP ook al noemen in deze bewoordingen. Een akkoord dat overigens wel breed gedragen wordt door diverse organisaties zoals genoemd in de voordracht. Gistermiddag – we zijn hier gistermorgen over geïnformeerd – tijdens de presentatie van de Hunzevisie 2030 in Kropswolde sprak ik met een biologische veehouder uit Onnen. Deze veehouder vertelde mij vijf jaar geleden jaarlijks een paar duizend euro schadevergoeding te ontvangen. De laatste jaren is deze schadevergoeding door toename van deze ganzenpopulatie gestegen naar 20.000 euro in 2013. Ik rond af: het is vijf voor twaalf. Niet de schoonheidsprijs voor de timing, wel een eervolle vermelding voor het resultaat. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Eerst over de procedure. Daar is al veel over gezegd en die verdient op zijn zachtst gezegd geen schoonheidsprijs. De wijziging van de verordening is direct gekoppeld aan het Ganzenakkoord Groningen dat afgelopen voorjaar door een aantal partijen is afgesproken, waaronder de provincie. Het Ganzenakkoord stond op de lijst ingekomen stukken van de afgelopen commissie Omgeving en Milieu. De fractie van GroenLinks vond direct al dat dit stuk op de discussielijst had moeten staan, maar helaas is dit niet gebeurd en is dit doorgeschoven naar oktober. En ja, dat is toch heel jammer: als dat wél was gebeurd, hadden we die verordening daar gemakkelijk aan koppelen en had dit probleem niet plaatsgevonden. Dus het is allemaal zeer betreurenswaardig dat dit allemaal zo gebeurd is, Inhoudelijk kunnen wij niet instemmen met de openstelling van de jacht in foerageergebieden in oktober en daarom zullen wij ook niet instemmen met deze voordracht. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): In dit soort gevallen geldt bij ons aan de keukentafel het gezegd ‘wie zich brandt, moet op de blaren zitten’. Ik zal daarom niet voor de voordracht stemmen. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Wat betreft de procedure sluit ik mij kortheidshalve aan bij de woorden van de SP-fractie. In de toelichting stelt het College dat in de bredere discussie over het Ganzenakkoord de aanpassing van de verordening slechts een klein onderdeel is, maar voor de individuele landbouwer is het echter wel van groot belang. Hierbij geen wóórd over het belang van tientallen of honderden ganzen die de komende maand mogelijk doodgeschoten gaan worden: dit is verre van een futiliteit.
74
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De geraamde schade is boeren mógelijk gaan ondervinden is geen excuus, zeker niet zolang er geen serieus werk wordt gemaakt van alternatieven voor afschieten. Want we blijven het herhalen: doodschieten van ganzen is zinloos, het doet de schade niet afnemen en verhoogt de reproductiesnelheid van de ganzen. Waar vreten is, zijn vreters: zo simpel is het. Malse groene velden met eiwitrijke gewassen: een waar tafeltje-dek-je. Eén Groninger gans gedood, tien wachtenden uit andere gebieden in de rij om zijn of haar plek in te nemen. Verder vinden wij het ontnemen van mogelijkheden tot indienen van een bezwaar tegen de wijziging van de verordening ook niet correct. Bij het verlenen van de artikel 68-ontheffing mag er vervolgens wel bezwaar worden ingediend, maar dat heeft geen opschortende werking. Dus dat betekent dat met directe ingang geschoten mag worden. Zo ontneemt u de advocaat van de ganzen dus eigenlijk de mogelijkheid om hun belangen te behartigen. De tweede wijziging van de verordening aangaande intrekking van de ontheffing bij bijzondere weersomstandigheden kon onze goedkeurig wegdragen. Zoals u bekend zijn wij voorvechters van het veel snellere intrekken van ontheffingen en vrijstellingen bij koude, sneeuw, hitte of droogte. Deze wijziging maakt dit gemakkelijker en wij hopen dan ook dat GS daar veelvuldig gebruik van zal maken. De VOORZITTER: Dan zijn we toe aan de reactie van GS. U hebt geen spreektijd meer, maar het lijkt me wel dat u nog de nodige informatie wilt geven, maar u moet inderdaad het wel kort houden. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Dat zal ik zeker doen. Maar ik hecht er toch wel even aan om de procedure te schetsen. Want de heer VeerenhuisLens zegt: ‘wie zich brandt, moet op de blaren zitten’. En zo voelt het ook wel een beetje: ik loop daar ook niet voor weg en in die verantwoordelijkheid sta ik hier ook. Maar ook in het besef dat ergens in een organisatie ook wel eens een keer iets zou kunnen gebeuren waar je niet altijd direct grip op hebt. En dat wil ik dan ook maar uitspreken. Ik ben ongelooflijk blij dat wij als een van de eerste provincies konden aankondigen dat er een ganzenakkoord was. En dat akkoord is tot stand gekomen langs de lijn van het landelijke IPOGanzenakkoord, dat vorig jaar is mislukt. Als ik nu kijk naar de discussie vandaag in Friesland ten aanzien van de ganzenproblematiek, de enorme Babylonische spraakverwarring die daar is ontstaan en het feit dat de gans daar niet alleen het slachtoffer van is maar ook de landbouwer, dan ben ik blij dat wij in de brede zin – en ik zeg met name: in de brede zin – tot overeenstemming zijn gekomen. Want alle tbo’s en iedereen die bij het landschap is betrokken, hebben hier met het volle verstand daar een afspraak over gemaakt. En daar ben ik blij om. Er ligt nu een uitvoeringskader met een goede afspraak ten aanzien van de behandeling van ganzen en de schadeafhandeling. Wij hadden dat nodig om vanaf 1 oktober daadwerkelijk de afspraak die we hebben gemaakt, als betrouwbare politieke partner in te voeren. En ik dank uw Staten dan ook voor het vertrouwen en het feit dat we hiermee aan de gang kunnen. De VOORZITTER: Is er in tweede instantie nog iemand die denkt dat hij of zij spreektijd heeft en ook nog iets moet zeggen? Niet? Dan ben ik bij de stemverklaringen over de voordracht. Dan loop ik alle fracties weer even langs, te beginnen bij de PvdA. Mevrouw MORTIERS (PvdA): De Partij van de Arbeid zal de voordracht steunen, temeer omdat het Ganzenakkoord hier in Groningen zo is bereikt. De heer KEURENTJES (CDA): Wij zullen de voordracht steunen, ondanks dat zij niet de schoonheidsprijs verdient in het proces. En wij gaan er ook vanuit dat GS op een zorgvuldige wijze de criteria die bij de bijzondere weersomstandigheden gelden, hanteert. Want daar is de heer Staghouwer verder niet op ingegaan, maar die opmerking zouden we nog graag willen maken. De VOORZITTER: Verder niemand meer met een stemverklaring, constateer ik. Dan zijn we bij de stemming over de voordracht. Wie is vóór de voordracht? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, D66, de PVV, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Wie is tegen? Dat zijn de SP, GroenLinks, de Partij voor de Dieren en Vrij Mandaat. Dan is de voordracht aangenomen.
75
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 A.7.
Mondelinge vragenronde (op verzoek van de ChristenUnie)
De VOORZITTER: Ik heb dat al even helemaal in het begin van de vergadering met u behandeld. Maar de techniek van deze vragenronde is dat het geen debat is en er ook geen gelegenheid is voor interrupties, maar dat het zich beperkt tot een korte toelichting van de vragensteller om te vragen. Dan zijn er ook gelijk de vragen, daarna het antwoord van het College, dan nog een keer een reactie van de vragensteller en dan kunnen, als zij dat willen, ook andere fracties aanvullende vragen stellen en tot slotte antwoordt het College daar weer op en dat is het eind van dit onderwerp. Ja? Het maximum van de behandeltijd van dit agendapunt is ook weer voorgeschreven: dat is 30 minuten in totaal, maar ik heb de hoop dat dat niet nodig is – maar dat gaan we zien. Dan geef ik nu als eerste het woord aan mevrouw Van der Graaf van de fractie ChristenUnie, die om deze vragenronde verzocht. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): De verwachtingen vanuit de bevolking naar aanleiding van de besluitvorming van het gaswinningsakkoord ‘Vertrouwen op herstel en herstel van vertrouwen’ zijn hooggespannen. De provincie heeft een eigen verantwoordelijkheid om op te komen voor de belangen van haar inwoners en daarmee voor een goede en snelle uitvoering van het akkoord. De communicatie daaromtrent vanuit de dialoogtafel met de NAM en andere instanties komt zeer gefragmenteerd en onvoldoende duidelijk naar de bevolking toe. Veel mensen weten of ze onder een bepaalde regeling zullen vallen of niet, bijvoorbeeld de waardevermeerderingsregeling, de regeling schrijnende gevallen of dat hun woning een van de 50.000 woningen is die zou moeten worden verstevigd. Kortom: er bestaat grote behoefte aan duidelijkheid. De recente berichtgevingen over het tempo en de uitvoering van het akkoord, de onduidelijkheid en onrust die de informatie veroorzaakt, de wetenschap dat de dialoogtafel over twee weken weer bijeenkomt én om te voorkomen dat deze vraagstukken zullen ondersneeuwen als het definitieve gaswinningsbesluit bekend wordt, vormen voor de fractie van de ChristenUnie aanleiding tot het stellen van de volgende vragen aan het College – en dat op de dag dat het debat hierover in de Tweede Kamer niet doorgaat: 1. Er is bekendgemaakt dat het bij de grootschalige aanpak van het verstevigen van de huizen in het gebied gaat om 50.000 woningen, waarvan er 2.000 tot 5.000 per jaar worden aangepakt. In dat tempo kan het tot wel 27 jaar duren voordat alle woningen zijn versterkt. Dat is onacceptabel in het licht van de veiligheidsrisico’s. Kan het College aangeven om hoeveel procent van het totaal van de woningen c.q. gebouwen in het aardbevingsgebied dit zal gaan? En wat kan en zal het College nog meer doen – naast de brandbrief die aan de NAM is verzonden – om er werk van te maken dat deze opgave veel sneller zal worden uitgevoerd? 2. Voortschrijdend inzicht wijst uit dat in het akkoord een te laag bedrag zou zijn opgenomen voor wat betreft de kosten bij nieuwbouw van woningen. Is het College bereid hierover opnieuw in onderhandeling te gaan met de NAM en het ministerie van Economische Zaken om het op het niveau te krijgen dat vereist is om een bouwstop te verkomen en het vermijden van meer kosten voor burgers, ondernemers en ontwikkelaars? 3. Biedt het privaatrechtelijke spoor voldoende soelaas bij de uitvoering van het akkoord onder andere ten aanzien van de schadeafwikkeling? 4. Uit de brandbrief van de bestuurders van provincie en gemeenten aan de NAM blijkt dat de uitgangspunten van het akkoord niet of onvoldoende zijn meegenomen in de aanbestedingsprocedure voor de uitvoeringsorganisatie voor de schadeafhandeling. Dat geldt onder meer voor het betrekken van de regio bij de uitvoering. Is het College bereid om bij de NAM, maar ook nadrukkelijk bij de minster van Economische Zaken aan te dringen op navolging en eerbiediging van de uitgangspunten van het bestuursakkoord in algemene zin maar in het bijzonder betreffende de uitvoeringsorganisatie voor de schadeafhandeling? 5. Vanuit verschillende deelnemers aan de dialoogtafel krijgen wij de indruk dat de dialoogtafel onvoldoende grip heeft op de uitvoering van het akkoord. Er is vanuit de dialoogtafel weinig zicht dan wel toezicht op en betrokkenheid bij de uitvoeringsopdrachten van de NAM en het ministerie van Economische Zaken. Deelt het College deze visie en welke mogelijkheden ziet het College om de grip van de regio op de uitvoering van de maatregelen te vergroten? Is het College bereid bij de NAM, maar ook nadrukkelijk bij de minister van Economische Zaken vanuit de verantwoordelijk voor het tempo en de uitvoering van het akkoord, er stevig op aan te dringen, de inbreng vanuit de regio te vergroten? 6. Teneinde duidelijkheid te verschaffen voor de mensen op individueel niveau over wat de uitwerking van het akkoord voor hen betekent: welke mogelijkheden ziet het College om in de gefragmenteerde informatievoorziening verbeteringen aan te brengen?
76
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De VOORZITTER: Dank u. Eens even kijken wie als het eerste antwoordt geeft. Dat is de heer Wilpstra. Het gaat ook hier sec om de gestelde vragen en een sec antwoord daarop. Beschouwingen in het debat zijn niet toegestaan. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Het wordt een coproductie tussen de heer Moorlag, die namens de provincie aan de dialoogtafel zit, en ondergetekende vanuit zijn verantwoordelijkheid. Het is inderdaad – om even met vraag 1 te beginnen en die ook zo kort mogelijk te beantwoorden – zaak dat het tempo waarin de woningen worden aangepakt, wordt verhoogd ten opzichte van wat er nu bekend is gemaakt, want dat duurt inderdaad wel tot 27 jaar, zoals mevrouw Van der Graaf ook aangeeft. En dat is ook in onze ogen veel te lang. Die zaak is ook binnen de dialoogtafel al wel in discussie geweest. De heer Moorlag kan er straks nog wel iets over vertellen, denk ik. Over welk percentage van het totaal aantal van 50.000 woningen het gaat, dat weet ik niet: die informatie heb ik op dit moment niet paraat. Het antwoord op vraag 2 is dat het inderdaad zo is – dat is al wel bekend – dat het bedrag in het akkoord opgenomen voor de extra kosten bij nieuwbouw, te klein is. Ook daarover is het overleg al gaande om dat bedrag omhoog te krijgen. Vraag 3: het privaatrechtelijke spoor biedt in zijn algemeenheid wel voldoende soelaas. Echter, op de heel lange termijn kunnen daar problemen ontstaan, namelijk als de periode van de aansprakelijkheid van de NAM is afgelopen. Als ik het goed in mijn hoofd heb is die 30 jaar nadat de schade is ontstaan. We hebben op dat punt ook een zinsnede opgenomen in onze zienswijze – helemaal aan het eind – dat wij van oordeel zijn dat die aansprakelijkheid blijvend moet zijn. Ofwel bij de NAM of diens rechtsopvolger dan wel overgenomen zou moeten worden door de staat zoals in het Duitse systeem het geval is. We hebben wat dat betreft ook geleerd van de situatie in Limburg met betrekking tot de mijnbouwschade waar zich nu problemen voordoen, omdat aansprakelijkheid op grond van de wettelijke termijn van 30 jaar is vervallen. Op vraag 4 denk ik dat de heer Moorlag daar even het beste vanuit zijn nauwe betrokkenheid bij dat proces iets kan vertellen. Kijk, de dialoogtafel is een experiment, analoog aan de Schipholtafel onder leiding van de oud-Commissaris, de heer Alders. Dat betekent dat je niet moet verwachten dat dat vanzelf verloopt. Er zitten diverse partijen vanuit verschillende achtergronden aan tafel en die moeten met elkaar consensus proberen te bereiken over allerlei onderwerpen. En dat dat niet van vandaag op morgen gaat is eigenlijk vanzelfsprekend. Het is mijn observatie dat het wel steeds beter gaat, dat het de goede kant op gaat en dat, nu er wat interne maatregelen zijn genomen zoals een agendacommissie, het proces wat gemakkelijker gaat verlopen dan tot voor kort het geval was. Dus wij zijn – dat heeft de heer Moorlag bij een ander onderwerp dat vanmiddag aan de orde was, ook gezegd – absoluut niet van plan om met dit experiment te stoppen. Wij vinden dat het de tijd moet krijgen om zicht te bewijzen. Met betrekking tot vraag 6 zou de informatievoorziening in de richting van de inwoners denk ik wel een slagje beter kunnen – tenminste, dat is mijn observatie. Wat dat betreft zouden wij ook dat signaal richting de dialoogtafel kunnen doorgeven, zodat er nog eens nadrukkelijk naar moet worden gekeken in hoeverre de inwoners in de provincie op de hoogte zijn van de mogelijkheden die voorhanden zijn. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Van het aantal woningen dat preventief versterkt moet worden en dat dus kwetsbaar is, hebben we geen direct overzicht, maar we hebben wel uit verschillende bronnen een beeld kunnen destilleren. En dat betreft een presentatie van de NAM die hier in het Prinsenhof is gehouden. Voor de bouwsociëteit werd gesproken van 5.000 à 6.000 woningen in het gebied waarvan zo’n 85 procent kwetsbaar is, omdat zij uit metselwerk bestaan en dat is een gevoelige bouwwijze voor zijwaartse krachten. Het aantal van 2.000 tot 5.000 woningen versterken per jaar: dat staat in de scope die in de aanbesteding is uitgezet. Dat is naar ik heb begrepen ook in een bijeenkomst in Kantens gecommuniceerd. Ik was daar zelf niet bij aanwezig, maar daarbij kwam naar voren dat dat aantal van 2.000 tot 5.000 niet direct wordt gerealiseerd maar dat er een aanloopperiode van twee jaar wordt genomen. Ja, zo heeft bij ons de indruk post kunnen vatten dat het op die manier 12 tot 27 jaar kan duren en we hebben op dat punt het signaal afgegeven dat we dat onaanvaardbaar lang vinden. Dat wordt trouwens ook door de minister van Economische Zaken erkend en onderkend: hij heeft zich daar éxpliciet over uitgelaten. Op 8 juli tijdens een sessie van de dialoogtafel heb ik hem rechtreeks gevraagd of hij die opvatting deelde en daar heeft hij ook het expliciete antwoord op gegeven dat hij dat ook onaanvaardbaar vindt. Wat betreft nieuwbouw: dat is een ingewikkeld vraagstuk. In de tijd dat wij het akkoord sloten, was er sprake van de KNMI-ringen: dat werd gezien als impactgebied. Daarna is er een tijdelijke
77
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 adviesregeling gekomen in afwachting van een nieuwe NEN-norm waar de nieuwbouwnormen in moeten worden opgenomen. Men is met die adviesregeling aan de voorzichtige kant gaan zitten: het gebied is veel groter geworden dan oorspronkelijk voorzien. Daarbij rijst bij ons ook de twijfel of bij zo’n groot gebied dat bedrag nog wel toereikend is. Er valt ook veel meer stedelijk gebied onder, het aantal nieuwbouwwoningen in de negen plattelandsgemeenten in het winningsgebied valt nogal reuze mee. En het besef is ook gekomen dat er ook wel andere typen bebouwing zijn. Denk bijvoorbeeld aan stallen en ook aan een tunnel in de Zuidelijke Ringweg. Die vraagstukken zijn geadresseerd bij de NAM. Ten principale is er de overtuiging dat daar een oplossing voor moet komen, dus ik ben daar niet pessimistisch over. Naast wat de heer Wilpstra zei over het privaatrechtelijke spoor is door de minister ervoor gekozen om dat spoor primair te bewandelen: er is gekozen om uit te gaan van de stelling dat hier een activiteit plaatsvindt die schade veroorzaakt en dat moet via het privaatrechtelijke spoor worden aangepakt. Daarenboven, als het gaat om de veiligheid worden er wel via het publiekrechtelijke spoor daaraan normen gesteld via het gaswinningsbesluit dat nu in voorbereiding is. Maar wij zien op de scheiding van privaat en publiek recht wel knelpunten. De vraag is aan de orde of de overheid voldoende doorzettingsmacht kan gebruiken. Als mensen niet willen meewerken aan schadeherstel of aan preventieve maatregelen, dan kun je zeggen dat dat een eigen verantwoordelijkheid is van mensen. Maar als er gevaarzetting en dus een niet-preventief versterkend veiligheidsrisico oplevert voor derden – bijvoorbeeld omdat iemand dicht aan de openbare weg woont of omdat zijn of haar woning deel uitmaakt van rijtjeswoning – dan hebben wij ons vooralsnog op het standpunt gesteld dat wij via publiekrechtelijke weg doorzettingsmacht moeten gaan verwerven. En dat kan bijvoorbeeld ook gelden voor het wellicht dwingen van mensen om de middelen die met de schade zijn gemoeid, ook daadwerkelijk te besteden aan schadeherstel, omdat veel niet-herstelde schades ook collectief gezien waardevermindering opleveren. Dan de vraag of er voldoende greep is op de aanbesteding van het Project Service Bureau. Wij hadden liever gehad dat dit punt veel explicieter in de scope en in de gunningcriteria waren verwoord. Inmiddels is er wel intensief overlegtraject gaande: we spreken ook rechtstreeks met degenen die bij de NAM verantwoordelijk zijn voor het aanbestedingsproces. Zij geven daarmee ook input bij wat belangrijke zaken moeten zijn. Bij de consortia die nog in de race zijn, wordt dat ook heel nadrukkelijk geadresseerd. Maar goed, het is naar mijn smaak – dat vond ik en dat vind ik – onvoldoende in de scope en de gunningcriteria meegenomen en er zal nog een operatie komen. De vraag is dan natuurlijk: zijn er nog beïnvloedingsmomenten? Ja, die zijn er wel degelijk. Want als het Project Service Bureau eenmaal is gecontracteerd, moet dat gaan werken met beleidskaders en daar zijn inmiddels wel sluitende afspraken met de NAM over gemaakt aan de dialoogtafel om via die beleidskaders te komen tot de door ons zo gewenste specifieke aanpak van monumenten en complexe gevallen. Want daar zijn ook veel risico’s en doen zich ook veel knelpunten voor. Ik moet ook zeggen dat het reguliere, eenvoudige schadeherstel bij de NAM doorgaans wel goed verloopt. Maar er zullen bijvoorbeeld ook beleidskaders moeten komen voor het kwalitatieve aspect. Als je woningen gaat versterken, dan moet er niet alleen ankers in geslagen worden zodat die huizen functioneel sterk worden, maar dan moet ook gekeken naar de esthetiek en de belevingswaarde van de woningen – het gaat daarbij wel om het kostbaarste bezit van onze inwoners. Heeft de dialoogtafel onvoldoende grip? is de vraag. Nee, is mijn antwoord. Want de heer Wilpstra heeft daar al iets over gezegd: het is een experiment, het is een co-creatieve aanpak, de verhoudingen moeten zich gaan zetten. Er ligt nog een ongelooflijke opgave en er moet ongelooflijk veel in het gelid worden gezet. Maar ik zeg ook nee omdat ik geen andere alternatieven qua sluitende, werkende aanpak zie. Ik denk dat we dit proces gewoon zo doormoeten. En wij blijven daar stevig op aandringen: dat hebben we gedaan en dat zullen we ook blijven doen. Dingen die goed gaan, zullen we ook als zodanig benoemen, maar over dingen die niet goed gaan, zullen we ook een stevige boodschap achterlaten. De VOORZITTER: Dan doen we het als volgt: dan krijgt nu mevrouw Van der Graaf nu de kans om aanvullende vragen te stellen, daarna elke overige fractie die daar behoefte aan hebt en dan weer de beantwoording van het College. En nogmaals: geen debat, alleen aanvullende vragen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Dank u wel voor de beantwoording van onze vragen. In eerste instantie blijft over dat wij zoeken naar het spoor waarop u dan wel het ministerie van Economische Zaken dan wel de NAM zult gaan aanspreken. Zult u dat blijven doen via de dialoogtafel of zult u dat ook rechtstreeks in een wat kleiner comité gaan doen? Ook is er nog de vraag over onder andere betreffende de verhoging van het bedrag in het akkoord en het respecteren van de uitgangspunten van het akkoord.
78
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
Mevrouw WULFSE (VVD): Even kort over die aantallen: de ChristenUnie vroeg daar ook al naar. Zaterdag was ik op een voorlichtingsbijeenkomst waar ook mensen van de NAM bij aanwezig waren en de voorzitter van de dialoogtafel en toen kwam een aantal van die 5o.000 woningen – of zoals u zegt: het percentage daarvan – ook op tafel. Maar daar kwam een ander eindgetal uit. Dus mijn vraag is: kunnen we misschien van het College op een termijn waarop dat mogelijk is – dat hoeft niet razendsnel – daar iets meer duidelijkheid over hebben? Wij begrepen dat er 50.000 woningen bekeken worden maar dat het bij herstel en dergelijke het om veel minder gaat. U sprak in uw antwoord over de Schipholtafel, u maakte die vergelijking. Nou, we hebben wel vaker erover gehad en de VVD kaart ook aan dat de rol van de voorzitter bij de Schipholtafel een onafhankelijke is en de rol van de voorzitters bij de dialoogtafel een sturende – dat wil zeggen dat de een zich bezighoudt met alle onderwerpen aan de dialoogtafel en de andere voorzitter vooral met bouw, herstel en de uitvoeringsorganisatie. Dat is ook expliciet zo benoemd zaterdag. Wat is uw mening daarover? Vindt u dat dat zo kan doorgaan of bent u ook meer voor onafhankelijke voorzitters? En als derde de hele orde en de manier waarop we dit behandelen. De ChristenUnie heeft dit moment gebruikt om mondelinge vragen te stellen. Wij vinden het onderwerp eigenlijk te belangrijk om het elke keer zeg maar op een andere manier te behandelen. In de commissie wordt het aan de kaak gesteld en nu hier. We hebben met elkaar afgesproken dat we ons in ieder geval tot de zomer terughoudend zouden opstellen om ook die dialoogtafel en alles wat daarmee omheen moest groeien, de ruimte te geven. Maar wij wensen als VVD ook graag een voorstel van het College hoe we regulier hierover kunnen spreken. Hebt u daar al een idee over? De heer MASTENBROEK (SP): De gedeputeerde spreekt over een experiment en dat roept bij ons de vraag op of het wel goed is om zolang te experimenteren met de inwoners van Groningen. En de vraag die daarbij hoort is: hoelang wilt u nog – dat zei u ook – druk op de NAM uitoefenen? Want dat was denk ik de hele intentie van de dialoogtafel, maar die werkt kennelijk niet. Is dan stoppen met de dialoogtafel en is een onafhankelijk orgaan dat de schadeafhandeling doet, dan niet veel beter? Anders gezegd: is niet al lang genoeg van alles geprobeerd en is het moment om te stoppen inmiddels niet aangebroken? Ten slotte sluit ik me van harte aan bij de vraag van de VVD-fractie om op korte termijn eens wat breder over dit onderwerp te spreken. Wellicht is dan het aangewezen moment het gasbesluit dat toch binnenkort zal komen. Kunt u daar nog op ingaan? De heer RAM (PVV): De PVV is natuurlijk nooit voorstander geweest van de dialoogtafel. We lopen nu aan tegen de stroperigheid die toch is vormgegeven in de dialoogtafel omtrent de besluitvorming. Daar heb ik toch een vraag over: wanneer is bij u het moment aangebroken dat de maat vol is? U de Wanneer denkt u: dit gaat niet werken? Kunt u aangeven waar u de grens legt? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Met dank aan de ChristenUnie hebben we het natuurlijk nu over het rapport ‘Herstel van vertrouwen en vertrouwen in herstel’ en hebben we het ook over de dialoogtafel. Maar de basis voor dit alles is natuurlijk het rapport van de commissie-Meijer en daarin staan drie programmalijnen. Naar wat ik hier hoor wordt eigenlijk alleen over de eerste programmalijn gepraat, terwijl we ook nog een programmalijn 2 en 3 hebben, te weten kwaliteit van de woon- en leefomgeving en duurzaam economisch perspectief voor de regio. Ik denk dat we daar ook de aandacht op moeten blijven vestigen, want dat is ook wat de Groningers hoop moet blijven geven en wat ook gaat bouwen aan de toekomst. Natuurlijk, er moet gebouwd worden aan de woningen, maar laten we de rest ook alstublieft niet vergeten. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik sluit me graag aan bij de vragen die al door de fracties van de VVD en de SP zijn gesteld. Ik wil daar een vraag aan toevoegen, namelijk of het College niet ook met mij vindt dat het opheffen van de beslotenheid van dialoogtafel een belangrijke stap voorwaarts zou kunnen zijn, zodat burgers tenminste een beetje het idee hebben van óf er überhaupt opgeschoten wordt? Mevrouw DE WREDE (PvdD): Het is goed dat de ChristenUnie dit vandaag op de agenda heeft gezegd. Wij zijn het eens met de VVD dat wij toe moeten naar de manier om dit geregeld te bespreken, dus we sluiten ons aan bij de vraag van mevrouw Wulfse en ook bij de vragen zoals die zijn geformuleerd door GroenLinks en de PVV.
79
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De VOORZITTER: Hartelijk dank. Alvorens naar het College te gaan misschien even een opmerking over de vragen die eigenlijk meer algemeen gaan over de gang tussen onze Staten en het College bij dit onderwerp. Inderdaad hebben we met elkaar afgesproken in het presidium dat we de zaak willen bespreken tot aan de zomer. En daarmee is ook officieel in deze zomer daaraan een eind gekomen. Vervolgens hebben we neergelegd dat er regelmatig overleg kan zijn als daar behoefte aan is. Het kan zijn dat het College mededelingen doet, het kan zijn dat de Staten hierover willen discussiëren in de commissie Bestuur, Financiën en Economie. Daar hebben we het tot nog toe geplaatst. Wat ik nu heel goed begrijp uit de discussie is het volgende. De een zegt dat we dat bij het gaswinningsbesluit moeten doen, de ander zegt dat we dat vooral bij de aparte sporen van leefbaarheid en economie moeten doen. En daarover zijn ook wel separate stukjes discussie geweest en behandeld om dat te doen. Dit is een onderwerp dat ongeacht welke invalshoek elk van ons heeft, ons zeer bezighoudt – wat je ook mag verwachten bij de Staten. Natuurlijk is er de ingewikkeldheid van het executieve: er lopen allerlei uitvoeringsdingen en kaders door elkaar: daar moeten we zelf maar bij zijn en verstandig daarin opereren om daar een goede route in te vinden. Dus ik kan me indenken dat wij op het niveau van het presidium dit bespreken. En we kunnen ermee beginnen het College dat ook te vragen richting het presidium om even mee te denken over wat een goede manier is om dit te doen. Dan kunnen we dit ook in het presidium bespreken en laten we dat gewoon dan met een brief van het presidium aan onze Staten weten hoe we dat kunnen tackelen in de komende tijd. En dan kan best dat we voorlopig een bepaalde route op gaan en we over een halfjaar ofzo weer kijken – die dingen blijven ook niet in beton gegoten, daar zijn we ook zelf bij. Maar het is wel verstandig om dat even op die manier te doen, dat lijkt mij in ieder geval wel. U kijk u even allemaal aan, maar ik heb wel de indruk dat ik namens u spreek. Laten we dat dan zo proberen, dan zijn we er allemaal bij betrokken en kunnen we dat procedurele punt op die manier doen. Dan gaan we terug naar het College om te antwoorden op de aanvullend gestelde vragen en dan beginnen we weer bij de heer Wilpstra. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): Om te beginnen even uw verzoek om vanuit het College mee te denken over hoe we de communicatie met uw Staten goed zouden kunnen regelen als opvolging van de afspraken die tot juli golden. Nou, die toezegging willen we natuurlijk doen en we zullen ons erover beraden en het presidium laten weten hoe het wat ons betreft wellicht zou kunnen. Dat als aanzet voor de discussie in het presidium. Nog even reagerend voor zover het mij betreft op de aanvullende vragen die zijn gesteld. Even richting mevrouw Van der Graaf: we zouden die discussie moeten voeren aan de dialoogtafel. In een kleiner comité wellicht rechtstreeks met de minister – want die gelegenheid doet zich zo nu en dan ook voor. En er is natuurlijk ook nog altijd de Tweede Kamer die als er alsnog een Algemeen Overleg georganiseerd gaat worden. Op het moment dat het definitieve besluit van de minister voorligt, dan is er natuurlijk ook altijd nog de mogelijkheid van politieke beïnvloeding van Tweede Kamerleden die dit onderwerp in portefeuille hebben. Dat instrument hebben we wel vaker gehanteerd dus dat blijft ook altijd in beeld wat ons betreft, Mevrouw Wulfse heeft gevraagd om de getallen aan te leveren. Ik denk dat we zullen proberen – de heer Moorlag zal daar ook nog wel even op ingaan – om dat aan te leveren. Zeker als er verschillende de ronde doen, dan moet er wel één getal zijn dat juist is. In de richting van de SP: ik heb inderdaad gezegd dat het een experiment is, want dat is het ook. Het is een nieuwe vorm om in overleg met allerlei partijen proberen de zaken goed te regelen. Wij zijn nog lang niet zover dat we zeggen dat dit experiment mislukt is. Wij staan nog steeds op het standpunt dat dit experiment c.q. deze vorm van overleg en gezamenlijke besluitvorming de kans moet blijven krijgen. Het is wat betreft de schadeafhandeling zo dat er binnenkort een organisatie komt die die afhandeling gaat regelen – op afstand van de NAM en met een apart toezichtsorgaan daarboven. Dus in die zin is de NAM veel meer op,afstand geplaatst van de schadeafhandeling – zij het dat de NAM natuurlijk wel moet betalen, dat spreekt voor zich. Maar dan is toch in belangrijke mate denk ik voldaan aan de wens die ook bij ons College steeds heeft geleefd om de schadeafdeling wat onafhankelijk van de NAM te doen. In de richting van de PVV: de maat is voor ons nog lang niet vol, moet ik zeggen, al was het alleen maar omdat het heel lastig is om een alternatief te bedenken op grond waarvan je zou zeggen dat dat beter gaat werken. Het is ook niet zo dat het slecht werkt: die indruk wil ik ook wel wegnemen. Ik moet een compliment maken in de richting van de heer Moorlag die geweldig zijn best doet als lid van de dialoogtafel namens de provincie om de zaken waar het soms wat stroef loopt, ook weer in goede banen te leiden. Dat is echt een compliment waard.
80
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 In de richting van Vrij Mandaat zou ik het volgende willen zeggen: bij de oprichting is er heel expliciet besloten om het overleg aan de dialoogtafel in beslotenheid te laten plaatsvinden. Dit om dat overleg niet te belasten met het punt dat mensen daar niet vrijuit willen spreken, omdat ze weten dat wat ze zeggen ook onmiddellijk in de openbaarheid komt. En dat komt soms de besluitvorming niet ten goede als dat wél het geval zou zijn. Dat is een belangrijke reden om dat overleg besloten te houden, iedereen heeft er ook mee ingestemd – en ook om het zo te laten wat mij betreft. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Allereerst de vraag naar invloed van de provincie via de dialoogtafel of rechtstreeks. Ja, dat laatste ook heel nadrukkelijk: ik vind dat wij daar ook een titel voor hebben, omdat we een overeenkomst hebben met het Rijk en met de gemeenten en een brief van de NAM waarin medewerking aan het akkoord wordt toegezegd. Dus wij hebben die titel en op basis van die titel is die laatste brief ook verstuurd. Dan het punt van de SP inzake een onafhankelijk orgaan. Maar ook een onafhankelijk orgaan kan niet zonder de input vanuit de samenleving. Op zich, als je puur kijkt naar de formele bevoegdheden en positie die de provincie heeft, is die gewoon nihil als het gaat om mijnbouwvraagstukken en schadeherstel. Het is aan het rapport van de commissie-Meijer en het is aan het akkoord te danken dat wij wél invloed hebben. En dat is geen formele invloed – dus niet op basis van formele bevoegdheden – maar de dialoogtafel heeft wel invloed op basis van moreel gezag, omdat de vertegenwoordiging een dwarsdoorsnede van de samenleving is. Ik denk dat dat verre te prefereren is boven een onafhankelijk orgaan dat alleen maar datgene doet wat wettelijk is voorgeschreven. Want wettelijk is niet voorgeschreven dat er een leefbaarheidsspoor moet komen, wettelijk is niet voorgeschreven dat er een economisch spoor moet komen – mevrouw Homan vroeg daar ook naar – aan het laatste spoor wordt ook gewerkt en daar zijn ook middelen voor beschikbaar. Dus op de suggestie die de PVV doet om op enig moment te suggereren dat de maat vol: ja, je kunt één keer opstappen en dan is de vraag wat voor invloed je dan nog hebt en wat je materieel kunt betekenen voor de samenleving. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ja, we merken ook met elkaar – dat is onvermijdelijk – dat je toch gewoon nog weer wilt en aan meningsvorming doet en daar weer reacties op zijn. Ja, dat hoort nu eenmaal bij het spoor van die vragen. Daarom stel ik zelf wel vast dat het goed is dat we ook, zoals ik net aan het begin zei, even zoeken met het presidium naar een goede weg om dat debat te voeren. Want er is duidelijk behoefte om een aantal dingen zoals die meningsvorming verder te doen plaatsvinden. Maar dat dan gewoon in de komende maanden ook gebeuren op basis van een Collegevoorstel via het presidium aan uw Staten. Daarmee hebben we dit punt afgerond en ben ik bij de hamerstukken.
4. Hamerstukken B.1 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 juni 2014, nr. 2014-20.652, BWb, betreffende het beschikbaar stellen van krediet ten behoeve van de realisatie van het vervangen van de spoorbrug Zuidhorn in het kader van de opwaardering hoofdvaarweg Lemmer – Delfzijl (nummer 28/2014) Zonder beraadslaging of stemming aangenomen. B.2 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 juni 2014, nr. 2014-20.649, BWb, betreffende het beschikbaar stellen van krediet ten behoeve van de realisatie van de rondweg Aduard en vernieuwen van de aansluiting en brug Nieuwklap in samenhang met het vervangen van de brug Aduard in het kader van de opwaardering hoofdvaarweg Lemmer – Delfzijl (nummer 29/2014) Zonder beraadslaging of stemming aangenomen.
81
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 B.3 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 juni 2014, nr. 2014-20.636, BWb, betreffende het beschikbaar stellen van krediet ten behoeven van de realisatie van het vervangen van de tafelbrug Zuidhorn in het kader van de opwaardering hoofdvaarweg Lemmer – Delfzijl (nummer 30/2014) Zonder beraadslaging of stemming aangenomen. B.4 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 24 juni 2014, nr. 2014-23.736, FC, betreffende wijziging Heffingsverordening opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting in verband met het indexeren van het aantal opcenten per 1 januari 2015 (nummer 32/2014) Zonder beraadslaging of stemming aangenomen. B.5 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 24 juni 2014, nr. 2014-24.418, VV, betreffende Planuitwerkingsbesluit Sneltrein Groningen-Winschoten (nummer 33/2014) Zonder beraadslaging of stemming aangenomen. B.6 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 1 juli 2014, nr. 2014-24.992, ECP, betreffende principebesluit van GS om vanuit het Ruimtelijk Economisch Programma ZuiderZeeLijn bij te dragen in het project ‘Upgrading Termunterzijldiep c.a.’ en voor de uitvoering van het project een krediet beschikbaar te stellen (nummer 38/2014) Zonder beraadslaging of stemming aangenomen. B.7 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 juli 2014, nr. 2014-24.866, VV, betreffende Groningen Spoorzone, inzake Knoop Groningen, Bustunnel, Fietstunnel, Fietsenstalling zuidzijde en Zuidentree (nummer 39/2014) Zonder beraadslaging of stemming aangenomen. B.8 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 augustus 2014, nr. 2014-34.664, ECP, tot vaststelling van de Subsidieregeling Regionale Investeringssteun Groningen 2014 (RIG 2014) (nummer 42/2014) Zonder beraadslaging of stemming aangenomen. B.9 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 augustus 2014, nr. 2014-30.248, RS, ter vaststelling van de partiële herziening 2014 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 (nummer 43/2014) De heer RAM (PVV): Bij dit punt willen wij geacht worden tegen te hebben gestemd. Wij zijn het namelijk niet eens met de herijking van de EHS, dus daarom stemmen wij tegen. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Wij stemmen ook niet in met de voordacht onder nummer B.9 vanwege de mogelijkheid die wordt geboden tot het invoeren van het Groninger Verdienmodel. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Wij zijn wel vóór maar met de aantekening dat we tegen de herijking van de EHS zijn. De heer MASTENBROEK (SP): Ja, zoals wij in de commissie ook al hebben aangegeven willen wij graag geacht worden, tegen de voordacht onder B.9 gestemd te hebben.
82
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
De VOORZITTER: Dat is allemaal genoteerd, maar dan stel ik vast dat er nog wel een meerderheid vóór is in uw Staten, dus dan is de voordracht aldus aangenomen. Zonder verdere beraadslaging of stemming aangenomen.
B.10 Voordracht van het presidium van 17 september 2014, nr. 2014-38963 SG, betreffende de wijziging van de indeling en het aantal Statencommissies. (nummer 45/2014) bijlage. Zonder beraadslaging of stemming aangenomen. B.11 Voordracht van het presidium van 17 september 2014, nr. 2014-38874 SG, betreffende de aanwijzing van de voorzitters en plaatsvervangend voorzitters van de nieuwe Statencommissies (nummer 46/2014) De VOORZITTER: Zonder dat ik daar een lang betoog over wil houden, is punt B.11 toch wel het eindresultaat van een lang proces waarin wij met elkaar – met dank aan de griffie en de griffier – doorlopen hebben. Dat proces is eigenlijk al begonnen bij de vorige griffier: wij moeten naar minder commissies toe, wij moeten naar een meer geconcentreerde werkwijze, wij moeten meer op hoofdpunten het debat voeren, wij moeten een andere manier van voorbereiding hebben en wij moeten ook in die voorbereiding onze spreektijd sterker bewaken waardoor wij meer tijd voor onszelf hebben om wezenlijk dingen en op hoofdzaken te doen. Ook moeten wij een ordening vinden die ook rechtdoet aan die nieuwe taken – ook al vooruitkijkend naar de volgende Statenperiode. Want een aantal van die taken is al herschikt en dan blijft altijd een heel stuk politiek debat in wat je precies kunt herschikken en tot hoever, maar het is wel duidelijk dat het daarop aangepast moet worden. Tot slot is er ook een aantal keren het debat gevoerd over het thema burgercommissieleden. Dat is allemaal in dit stuk tot besluiten of tot afspraken gebracht. Een aantal dingen wordt nog wat preciezer geëvalueerd tot aan ongeveer december en dan nemen we in januari nog een aantal formele verordeningen aan. Maar dit is het moment waarop u met elkaar in het presidium eensgezind – dwars door alles heen en inclusief de nieuwe namen – erin geslaagd bent om dit ter tafel te brengen en ik ben u daar zeer erkentelijk voor. Dat is echt een vorm van modernisering en de eigentijdse democratie vormgeven vanuit de Staten, die alle hulde verdient. Dank en waardering en daarmee mag u de voordracht vaststellen en voor uzelf klappen. [Applaus.] Ja, dan moet ik nog wel even het punt van de voorzitters doen: drie commissievoorzitters en drie plaatsvervangend voorzitters wijzen we met deze voordracht aan. Normaal moeten de kandidaten met een schriftelijke stemming worden benoemd. Dat kan natuurlijk, maar als u kunt instemmen met de besluittekst bij de voordracht, dan kunnen we alle benoemingen nu bij acclamatie bekrachtigen. Kunnen we een acclamatie krijgen? Dat is het geval en dan is de voordracht daarbij vastgesteld. Zonder beraadslaging of stemming bekrachtigd met inachtneming van de tegenstemmen van de fracties van de PVV, de Partij voor de Dieren en de SP bij hamerstuk B.9 en de daarbij door deze drie fracties en die van GroenLinks afgegeven stemverklaringen.
5. Ingekomen brieven a. Ingekomen brieven van Gedeputeerde Staten (zgn. C-stukken) Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: 1. Brief van GS van 20 mei 2014, nr. 2014-19.298/21/A.14, BJC, betreffende interbestuurlijk toezicht – brochure met toetskaders;
83
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 2. Brief van GS van 20 mei 2014, nr. 2014-20.210/21, LGW, betreffende hydrologisch onderzoek Dwarsdiep; 3. Brief van GS van 28 mei 2014, nr. 2014-21.098/22/A.6, OM, betreffende uitvoering motie GroenLinks; 4. Brief van GS van 3 juni 2014, nr. 2014-21.008/23/A.8, VV, betreffende reactie op vraag uit de commissie M&E van de heer Rijploeg over fietsveiligheid; 5. Brief van GS van 10 juni 2014, nr. 2014-22.795/24/A.8, PPM, betreffende uitwerking aanbevelingen rapport Berenschot 'Evaluatie van de interne en externe Governance van de Stichting Energy Valley'; 6. Brief van GS van 11 juni 2014, nr. 2014-09050/24/A.7, BO, betreffende duurzaam omgaan met slibdepots; 7. Brief van GS van 17 juni 2014, nr. 2014-23.859/25/A.15, OM, betreffende verruiming provinciale subsidieregeling Asbest eraf Zonnepanelen erop; 8. Brief van GS van 17 juni 2014, nr. 2014-23.379/25/A.10, LGW, betreffende vaststellen visie Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer na 2016; 9. Brief van GS van 24 juni 2014, nr. 2014-23.315/26/A.10, LGW, betreffende Groninger ganzenakkoord; 10. Brief van GS van 24 juni 2014, nr. 2014-23.195/26/A.18, OM, betreffende nieuwe provinciale strategie gezondheid en milieu 2014-2016; 11. Brief van GS van 24 juni 2014, nr. 2014-24.867/26/A.9, ECP, betreffende verslag vergadering Verkopersraad Stichting Essent Sustainability Development (10 april 2014) en brief namens Verkopersraad aan Essent-RWE; 12. Brief van GS van 25 juni 2014, nr.. 2014-24.739/26/A.7, RS, betreffende toezegging commissie OM, overzicht middelen PLG realisatie EHS; 13. Brief van GS van 25 juni 2014, nr. 2014-25.536/26/A.16, ECP, betreffende agenda en uitnodiging met stukken t.b.v. vergadering van aandeelhouders d.d. 26 juni 2014 van Waterbedrijf Groningen; 14. Brief van GS van 1 juli 2014, nr. 2014-25.834/27/A.8, BJC, betreffende uitstel beantwoording Statenvragen i.v.m. zomerreces; 15. Brief van GS van 1 juli 2014, nr. 2014-23.067/27/A.17, JGD, betreffende aanbieding eerste kwartaalrapportages BJZ en Zorgaanbieders; 16. Brief van GS van 2 juli 2014, nr. 2014-26.044/27/A.21, RS, betreffende eindrapport visitatiecommissie; 17. Rapport van de Noordelijke Rekenkamer betreffende Decentralisatie natuurbeleid: Noordelijke provincies aan zet. Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. b. Ingekomen stukken van derden Rubriek A Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: 1. E-mail van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, d.d. 26 juni 2014, betreffende publicatie advies aan de minister en staatsecretaris van Infrastructuur & Milieu inzake risicobeleid. 2. Brief van het DB Waddenfonds d.d. 30 juni 2014, betreffende reactie op zienswijzen en aanbieding vastgestelde begrotingswijziging 2014 en begroting 2015; 3. Circulaire van het ministerie van BZK d.d. 1 juli 2014, betreffende besluit harmonisatie en modernisering decentrale politieke ambtsdragers; 4. E-mail van de heer F. Menger te Groningen, d.d. 1 juli 2014, betreffende suggesties i.h.k.v. de Gebiedsagenda 2040, specifiek heragendering HSL Noord-Nederland – Bremen/Hamburg; 5. Brief van VNO-NCW Noord en MKB Nederland Noord d.d. 2 juli 2014, betreffende visie op ontwikkeling Noord-Nederland; 6. E-mail van de heer Lanting namens Schokkend Groningen d.d. 6 juli 2014, betreffende afschrift brief van mw. Ubink inzake gaswinning; 7. Brief van het DB Omgevingsdienst Groningen d.d. 7 juli 2014, betreffende reactie op zienswijzen en aanbieding van vastgestelde jaarrekening 2013 en begroting 2015; 8. Brief van de Stichting Platform Tegenwind N33 d.d. 11 juli 2014, betreffende informatie over een andere invulling van variant 6;
84
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 9. Diverse e-mails van de familie Munneke-Bos, d.d. juli en augustus 2014, betreffende hersteltraject aardbevingsschade; 10. Afschrift brief aan Raad van State, van de heer W. Blijdorp te Rotterdam, d.d. 17 juli 2014, betreffende compensatie beschadigde huizen; 11. Brief van mr. B.G. Westerink te Groningen, d.d. 23 juli 2014, betreffende initiatief vriendschapsbanden Nederland-Oekraïne; 12. Brief van de stichting Libau te Groningen, d.d. 1 juli 2014, betreffende jaarverslag 2013. 13. Brief van de heer F.F. Leutscher te Garnwerd, d.d. 4 augustus 2014, betreffende aantasting beschermd dorpsgezicht Garnwerd; 14. Brief van de heer Hoek, van Libau, d.d. 2 september 2014, betreffende reactie op het schrijven van de heer Leutscher; 15. Brief van Natuurmonumenten te ’s-Graveland, d.d. 28 juli 2014, betreffende ganzenbeleid provincies; 16. E-mail van de heer F. Menger te Groningen, d.d. 18 augustus 2014, betreffende gebiedsagenda Noord-Nederland; 17. E-mail van de heer Rietveld, namens de NLVOW, d.d. 29 augustus 2014, betreffende gedragscode NLVOW (Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines); 18. E-mail van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, d.d. 28 augustus 2014, betreffende update dossier ‘brandbrief inzake vergroening van het landbouwbeleid’; 19. Brief van mw. R. Pot, voorzitter LEADER Actiegroep Hoogeland, d.d. 4 september 2014, betreffende analyse Wierdenland; 20. E-mail van de Nederlands Melkveehouders Vakbond d.d. 9 september 2014, betreffende diergezondheidsproblemen door Jacobskruid. 21. E-mail van de heer Klaassen, De Onafhankelijke Raadsman, d.d. 15 september 2014, betreffende halfjaarrapportage Onafhankelijke Raadsman Gaswinning; 22. Brief van de heer Kamminga te Groningen, d.d. 12 september 2014, betreffende ultieme poging halve aansluiting Hereweg (Ring-Zuid); 23. Brief van B&W van de gemeente Winsum, d.d. 15 september 2014, betreffende (proef)boringen schaliegas. Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. Rubriek B Voorgesteld wordt om de volgende stukken in handen te stellen van de Statencommissies: Mobiliteit en Energie: 1. Brief van maatschap Bree te Bedum, d.d. 24 augustus 2014, betreffende afschrift brief aan GS t.a.v. oostelijke ontsluiting Bedum; 2. E-mail van de heer Muijzert te Oude Pekela, d.d. 26 augustus 2014, betreffende versmalling rijstroken zuidelijke ringweg; (reeds in handen gesteld) Omgeving en Milieu: 3. Afschrift van het bezwaar van de heer J.P. van ’t Westende te Scharmer, d.d. 1 juli 2014, betreffende opmerkingen bij ontwerp partiële herziening 2014 Omgevingsverordening 2009; (reeds in handen gesteld) 4. Afschrift van het bezwaar van de Landbouwvereniging Eendracht te Scharmer, d.d. 1 juli 2014, betreffende opmerkingen bij ontwerp partiële herziening 2014 Omgevingsverordening 2009; (reeds in handen gesteld) 5. Afschrift van het bezwaar van mevrouw G. Wildeboer te Scharmer, d.d. 1 juli 2014, betreffende opmerkingen bij ontwerp partiële herziening 2014 Omgevingsverordening 2009; (reeds in handen gesteld) 6. E-mail van Erfgoedvereniging Heemschut, d.d. 14 augustus 2014, betreffende reactie op het keuzedocument Omgevingsvisie; (reeds in handen gesteld) 7. E-mail van Stichting Landschap Oldambt, d.d. 17 augustus 2014, betreffende reactie op het keuzedocument Omgevingsvisie; (reeds in handen gesteld) 8. E-mail van mw. Raaijmakers namens BI-ORA e.a., d.d. 25 augustus 2014, betreffende reactie op het keuzedocument Omgevingsvisie; (reeds in handen gesteld)
85
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 9. E-mail van de Natuur- en Milieufederatie Groningen, d.d. 26 augustus 2014, betreffende reactie op het keuzedocument Omgevingsvisie; (reeds in handen gesteld) 10. Brief van de heer Meijer te Bellingwolde, d.d. 27 augustus 2014, betreffende reactie op het keuzedocument Omgevingsvisie; (reeds in handen gesteld) 11. Brief van de heer Datema, namens BoerenNatuur, d.d. 2 september 2014, betreffende tekstvoorstellen keuzedocument Omgevingsvisie; (reeds in handen gesteld) 12. Brief van de gemeente De Marne, d.d. 4 september 2014 , betreffende opmerkingen bij ontwerp partiële herziening 2014 Omgevingsvisie 2009; (reeds in handen gesteld) 13. Brief van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren d.d. 27 juni 2014, betreffende aanbevelingen (zomer)ganzenbeleid (inclusief rapport); 14. Brief van de heer Datema namens BoerenNatuur, d.d. 6 september 2014, betreffende toelichting op kansenkaart Gebiedscollectieven Groningen. Bestuur, Financiën en Economie: 15. Brief van Dorpsraad Meeden, d.d. 3 september 2014, betreffende de gemeentelijke herindeling (reeds in handen gesteld) 16. Brief van de gemeente Vlagtwedde, d.d. 19 september 2014, betreffende besluit gemeenteraad Vlagtwedde d.d. 18 september inzake borging van het open karakter van het artikel 8-overleg 17. Brief van GroenLinks Bellingwedde d.d. 22 september 2014, inzake open overleg herindeling Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met de voorstellen. Rubriek C Voorgesteld wordt om de volgende stukken in handen te stellen van Gedeputeerde Staten: 1. Brief van de heer H. Wijnolds te Winschoten, d.d. 1 juli 2014, betreffende geluidshinder voormalige brandweergarage Winschoten; 2. E-mail van de heer H.C.J. Dorrestijn te Delfzijl, d.d. 2 juli 2014, betreffende vergoeding kosten n.a.v. milieuvergunning ESD; 3. Brief van BoutOveres Advocaten Groningen, d.d. 14 juli 2014, betreffende bezwaar tegen de partiële herziening van de omgevingsverordening; 4. E-mail van mevrouw M.H. Robben, d.d. 16 augustus 2014, betreffende schadelijke gevolgen luchtballonnen; 5. Brief van ARAG Rechtsbijstand, d.d 25 juli 2014, betreffende verzoek m.b.t. tunnel Noordhorn; Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met de voorstellen.
6. Notulen vergaderingen Provinciale Staten van 25 juni en 2 juli 2014 Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld.
7. Kortetermijnagenda volgende cyclus commissievergaderingen Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld.
8. Sluiting
86
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De VOORZITTER: Dan kan ik er ook niet meer van maken en sluit ik deze vergadering. Het eten staat klaar: smakelijk eten. (18.33 uur).
87
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014
AGENDAPUNT A.1 Amendement A1 ‘Bestemming gelden vanuit de vrije begrotingsruimte’ (technisch aangepaste versie) (ingediend door de fractie SP) Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014 ter behandeling van de Begroting 2015 bij agendapunt A.1 Besluiten: Het bij de voordracht horende ontwerpbesluit onder 2 aanvullend te wijzigen, zodat deze als volgt komt te luiden: 2. De bijgevoegde Begroting 20915 (de geïntegreerde Programma- en Productenbegroting 2015) provincie Groningen vast te stellen, met dien verstande dat 1,6 miljoen euro, die als begrotingsruimte beschikbaar is, bestemd wordt voor het vergroten van de middelen die beschikbaar zijn voor het bevorderen van de leefbaarheid in krimpgebieden en daartoe de Reserve Leefbaarheid Krimpgebieden te verhogen met dit bedrag en voorts de betreffende passages in de begroting en de daarbij horende besluiten en bijlagen, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen. Toelichting: De Begroting 2015 laat een verwacht overschot zien en ook de meerjarenbegroting vertoont voor de daaropvolgende jaren vooralsnog overschotten. Daarnaast kent de begroting een flexibel budget van 2 miljoen, is er een bedrag voor onvoorziene kosten opgenomen van 500.000 euro en zijn de inkomsten vanuit het Provinciefonds pessimistisch begroot, waardoor ook daar naar verwachting nog een voordelig verschil zal optreden. Een voorzichtige opstelling bij het maken van de begroting is begrijpelijk, maar te voorzichtig is ook niet wenselijk. De Groningse economie kan elke stimulans gebruiken. Het is daarom verstandig wél een bestemming te geven voor het verwachte begrotingsoverschot en dit niet steeds vooruit te schuiven. De gemeenten in de krimpgebieden hebben het financieel moeilijk en staan voor de uitdaging om met plannen te komen om goed om te gaan met de krimp. De provincie dient hier zo goed mogelijk bij te helpen en de extra financiële middelen kunnen worden ingezet bij de door de gemeenten ingediende of nog in te dienen plannen, waarvoor een beroep wordt gedaan op het Leefbaarheidsfonds c.q. de Reserve Leefbaarheid. Amendement A2 ‘Investeren in 2015’ (technisch gewijzigde versie) (ingediend door de fractie GroenLinks) Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014 ter behandeling van de Begroting 2015 bij agendapunt A.1 Het bij de voordracht horende ontwerpbesluit onder 2 aanvullend te wijzigen, zodat deze als volgt komt te luiden: 2. De bijgevoegde Begroting 20915 (de geïntegreerde Programma- en Productenbegroting 2015) provincie Groningen vast te stellen, met dien verstande dat uit de vrij besteedbare begrotingsruimte een jaarlijkse investering wordt onttrokken van 100.000 euro voor de lokale streekmarkten en een eenmalige investering van 250.000 euro voor het Plan voor Werk van Landschapsbeheer Groningen en Staatsbosbeheer en voorts de betreffende passages in de begroting en de daarbij horende besluiten en bijlagen, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen. Amendement A3 ‘Glasvezel in het buitengebied’ (gewijzigde versie) (ingediend door de fractie Vrij Mandaat) Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014 ter behandeling van de Begroting 2015 bij agendapunt A.1 Besluiten het bij het voornoemde voorstel behorende ontwerpbesluit als volgt aan te vullen: ‘I.
Wij zullen de mogelijkheid verkennen om een haalbaarheidsonderzoek te verrichten naar competitieve aanbiedingen voor supersnel internet in het buitengebied.’
Toelichting:
88
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 24 september 2014 De komst van het nieuwe datacenter van Google naar Groningen vraagt om extra aandacht voor de situatie in het buitengebied, waar 25% van de bevolking geen toegang heeft tot breedbandinternet. Marktpartijen vragen op dit moment nog tussen de 3.000 en 4.000 euro per glasvezelaansluiting in het buitengebied. Ondernemers in het buitengebied zijn voor hun bedrijfsvoering steeds meer afhankelijk van breedbandinternetdiensten. Het kan voor marktpartijen interessant zijn om met groepen burgers en/of ondernemers te onderhandelen, terwijl vraagbundeling een betere onderhandelingspositie tegenover glasvezelaanbieders geeft. Daarom is het zinvol dat de provincie een regierol op zich neemt.
AGENDAPUNT A.2 Amendement A1 ‘Intensieve veehouderij schrappen’ (ingediend door de fractie GroenLinks, mede namens de Partij voor de Dieren en de SP) Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 september 2014 ter behandeling van het Keuzedocument Omgevingsvisie bij agendapunt A.2 Besluiten het bij het voornoemde voorstel behorende Keuzedocument Omgevingsvisie als volgt te wijzigen: Op pagina 19 onder ‘Voorstellen voor nieuw beleid’ bij ‘Provinciaal belang 4: Vitale landbouw’ de zin: ‘Het bestaande beleid voor de intensieve veehouderij herzien als stakeholders er gezamenlijk in slagen een Groninger verdienmodel voor deze bedrijfstak te ontwikkelen.’ te laten vervallen en te vervangen door: ‘Geen voorstellen.’ Toelichting: Vier jaar geleden is het huidige beleid voor de intensieve veehouderij in de provincie Groningen – met zeer beperkte mogelijkheden voor uitbreiding – met veel pijn en moeite tot stand gekomen. In de provincie bestaat in brede kring tevredenheid over dit bestaande beleid. Het is niet verstandig om nu opnieuw deze discussie te beginnen door de uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij te willen vergroten. Bovendien, als stakeholders het ooit eens zouden worden over zo’n voorstel, dan kan de Omgevingsverordening daar altijd nog op worden aangepast: daar hoeft GS nu niet het voortouw in te nemen.
89