VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 INHOUDSOPGAVE 1.
Notulen van de vergadering van 17 september 2008 .................................................................... 3
2.
Ingekomen stukken ........................................................................................................................ 3
3.
Regeling van werkzaamheden ....................................................................................................... 5 a. Behandelvoorstellen presidium .................................................................................................. 5 b.Vaststelling agenda (A- en B-lijst) ............................................................................................... 5
4.
C-stukken........................................................................................................................................ 6
B.1
Vervangen brug over de Matsloot gelegen in de N978 nabij Pasop (nummer 24/2008) ............... 6
B.2
Verlenging en wijziging overdracht grondwatertaken (nummer 28/2008)...................................... 6
B.3
Herindelingsregeling Transferium Hoogkerk (nummer 30/2008) ................................................... 6
B.4
Legesverordening provincie Groningen (nummer 26/2008)........................................................... 6
B.5
Heffingsverordening (nummer 25/2008)......................................................................................... 7
B.6
Rechtmatigheidtoets accountantscontrole op de jaarrekening 2008 (nummer 31/2008) .............. 7
B.7
Beleidskader Jeugd 2009-2012 en uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2009 (nummer 29/2008).. 7
A.1
Sociale Agenda 2009 - 2012 (nummer 27/2008) ........................................................................... 7
A.2
Gratis openbaar vervoer voor mbo-leerlingen tot 18 jaar............................................................. 17
A.3
Waterberging en natuurontwikkeling Nieuweschans. .................................................................. 23
Agendapunt vreemd aan de orde: Consulaat-Generaal te Hamburg.................................................... 31 A.4
Voorontwerp POP en Voorontwerp omgevingsverordening. ....................................................... 33
Mondelinge vragen. ............................................................................................................................... 83 Gevolgen kredietcrisis, de heer C. Swagerman (SP)
1
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008
2
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der koningin Griffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 43 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), B.P.A. Blom (SP), mevrouw L. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), H.J. Flokstra (SP), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), W. Haasken (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw O.G. Hartman-Togtema, M.J. Jager (CDA), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), E.J. Luitjens (VVD), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), J. Meesters (VVD), mevrouw F. Mete (PvdA), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), R. Sangers (SP), mevrouw M.R. Schalij (PvdA), mevrouw K.R. Schraagen (VVD), mw. C. Sciacca-Noordhuis (SP), mevrouw J. Siersema-Venema (GroenLinks), mevrouw G. van der SluisHuisman (ChristenUnie), H.J.B. Spoeltman (PvdA), H. Staghouwer (ChristenUnie), mevrouw F. Stavast (GroenLinks), H.T. Stavenga (PvdA), R. Stevens (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw L. van der Tuin-Kuipers (CDA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN). Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, P.M. de Bruijne, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen, D.A. Hollenga. Opening De VOORZITTER: Dames en heren, Statenleden, goedemiddag. Ik open deze vergadering van de Provinciale Staten van Groningen en ik heet u hierbij allen van harte welkom. Ik stel vast dat we eigenlijk vanochtend hadden willen beginnen, maar om redenen die eerder zijn aangegeven beginnen we nu om 14.00 uur en dat betekent dat we een middag- en avondzitting hebben. Ik denk dat we het met elkaar eens zijn dat er daardoor misschien iets meer ruimte was voor sommigen om vannacht een bijzondere nacht mee te maken. Iedereen zal daar zijn eigen interpretatie aangeven, maar bijzonder was die nacht, zeker voor de democratie! Ik kan u voorts meedelen dat er geen berichten van verhindering zijn ontvangen. 1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 17 september 2008
Zonder beraadslaging of stemming worden de betreffende notulen vastgesteld. 2.
Ingekomen stukken van derden
De VOORZITTER: Van alle ingekomen stukken zijn voorstellen tot afhandeling gedaan. Kunt u instemmen met de gedane voorstellen? De heer KRAJENBRINK: Kunnen wij punten a en i meenemen, net zoals brief s, naar de commissie voor nadere behandeling? Het zijn een aantal brieven van Groverpop en ik zou graag willen dat we die in een pakket behandelen in de commissie. De VOORZITTER: Ik stel voor om dat aldus te doen. De heer SWAGERMAN: Wij zouden graag brief b van de Dorpsvereniging Garnwerd toegevoegd zien aan de stapel stukken met betrekking tot Het Betere Bruggenplan ter behandeling in de commissie. De VOORZITTER: Ik stel voor om dat ook aldus te doen. a. E-mail van de voorzitter van Groverpop, Groningen van 16 september 2008 betreffende subsidiëring; b. E-mail van de Dorpsvereniging Garnwerd van 16 september 2008 met afschrift van een zienswijze t.a.v. de brugvervanging Dorkwerd/Aduard en N361; c. Brief van de directeur van Vogelbescherming Nederland van 18 september 2008 n.a.v. een motie van de gemeente Reimerswaal om subsidies aan Vogelbescherming op te schorten;
3
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 d. e. f. g. h. i. ii.
Brief van de Stichting Joods Verleden Winschoten van september 2008 betreffende terugblik op 2007; Brief van de Dorpsraad Ruischerbrug e.o. van 21 september 2008 met kopie brief aan Bureau Meerstad over het verleggen van de hoogspanningsleiding ter hoogte van de Driebondsweg; Brief van mw. H.C.W. Vermue-Klink van 25 september 2008 met afschrift brief aan BW van Zuidhorn over aanpak driesprong N355 en Pieterzijlweg; Brieven van de CdK van oktober 2008 betreffende aanvaarding nevenfuncties; Brief van dhr. H.C. Hillebrands van 6 oktober 2008 betreffende informatie over diverse zaken; E-mail van de Stichting Groverpop van 7 oktober 2008 betreffende kopie bezwaarschrift Groverpop aan de Kunstraad; Brief van dhr. H.G. de Muinck van 12 oktober 2008 betreffende woningbouwplannen buitengebied Slochteren.
Nagekomen: v. E-mail van de Fractie Onafhankelijke Nijmeegse Partij van 15 oktober 2008 betreffende de begroting Staten-Generaal; w. Brief van de Belangenvereniging Sellingen en omgeving van 16 oktober 2008 betreffende plannen voor de bouw van een kolencentrale bij Dörpen; x. Brief van Kollo Silicon Carbide B.V. van 21 oktober 2008 betreffende uitingen in de regionale pers y. Brief van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders van 23 oktober 2008 betreffende verzoek om informatie aangaande beleid pluimveehouderij; bb. E-mail van de heer F.F. Leutscher van 30 oktober 2008 betreffende zienswijze brugvervanging bij Dorkwerd en Aduard. Voorgesteld wordt de volgende stukken over het Voorontwerp-POP etc. te betrekken bij agendapunt A.4: j. Brief van de Streekraad Oost-Groningen van 22 september 2008; k. Afschrift brief van Burgemeester en Wethouders van 23 september 2008 aan Gedeputeerde Staten; l. Brief van het bestuur van MKB Noord van 25 september 2008; m. E-mail van de voorzitter en regiomanager van VNO-NCW Groningen van 30 september 2008; n. Brief van de Milieufederatie Groningen van 9 oktober 2008 betreffende reactie Voorontwerp POP III en Voorontwerp provinciale Omgevingsplan; o. Brief van LTO Noord van 6 oktober 2008 betreffende reactie op Voorontwerp Omgevingsplan en Omgevingsverordening. Nagekomen: - E-mail van College van B&W Veendam van 23 oktober 2008 inzake windmolens. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de commissie Omgeving en Milieu: p. Brief en bijlage van de Stichting Meidoornlaan Winschoten van 8 september 2008 over de voormalige stortplaats Meidoornlaan. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van Gedeputeerde Staten: q. Brief van dhr. L. van Heel van 6 oktober 2008 betreffende Informatie en reactie over Voorontwerp provinciaal omgevingsplan etc.; r. Brief van de Filatelistenvereniging Veendam e.o. van 13 oktober 2008 betreffende viering 100-jarig bestaan. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de cie. Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid: s. E-mail van Stichting Groverpop van 15 oktober 2008 betreffende verschaffing duidelijkheid situatie. t. Brief van dhr. J. Abrahamse van 15 oktober 2008 betreffende Voortbestaan Stichting Beeldlijn. Nagekomen: aa. Brief van RTV Noord van 17 oktober 2008 betreffende het voortbestaan van de Stichting Beeldlijn Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de commissie Economie en Mobiliteit: u. Brief van dhr. P.C.J. Muijzert van 9 oktober 2008 betreffende verdubbeling N33. Voorgesteld wordt het volgende stuk te betrekken bij agendapunt A.3.
4
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 z.
Brief van B. Crebas en S. Ebbens van 17 oktober 2008 betreffende waterberging en natuurontwikkeling omgeving Nieuweschans.
Zonder beraadslaging of stemming wordt met de voorstellen ingestemd. 3.
Regeling van werkzaamheden
a.
Behandelvoorstellen presidium
Zonder beraadslaging of stemming wordt met de behandelvoorstellen ingestemd. b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De VOORZITTER: U weet dat de reden dat we vanmiddag en vanavond vergaderen is dat we het enerzijds van groot belang vinden dat het College in de persoon van de heer Calon aanwezig is bij de behandeling van het Voorontwerp POP en anderzijds dat hij aanwezig is om te onderhandelen over de belangen van de provincie Groningen met de regering. Er was geen ander tijdstip te vinden waarop de betrokken staatsecretaris en minister van Financiën aanwezig konden zijn. De belangen zijn groot en daarom is de Statenvergadering verschoven, omdat voor de onderhandelingen met de regering uiteindelijk het voor ons meest onhandige tijdstip is gekozen. Het was niet anders en wij kennen dat in het Noorden. In overleg is toen besloten om de Statenvergadering ’s middags en ’s avonds te houden. Dat betekent feitelijk dat we zullen proberen om alle punten, niet betreffend het Voorontwerp POP, vanmiddag te behandelen en het Voorontwerp POP vanavond. Ik heb voor mij zelf vastgesteld - en dat was ook het gevoelen in het College - dat als een zo belangrijke zaak rond de financiën en de kredietcrisis en de belangen van de provincie Groningen daarin vanmiddag aan de orde is, het van belang is dat het onderwerp ook hier aan de orde komt, alhoewel er niet veel ruimte is op de agenda. Ik heb voorgesteld aan de heer Calon - en daar hebben GS mee ingestemd - dat hij na afloop van het agendapunt over het POP een mededeling zal doen over datgene wat vanmiddag is bereikt. Dat is dus in feite de laatste stand van vanmiddag. Tegelijkertijd is door de heer Swagerman een aantal schriftelijke vragen bij mij ingediend met de bedoeling die mondeling te stellen in deze Statenvergadering. Die betreffen hetzelfde onderwerp. Nu stel ik het volgende voor. Na het POP geven we de heer Swagerman de gelegenheid om zijn mondelinge vragen voor te lezen. Ik kan die ondertussen ook uitdelen en dan weet men waar het over gaat. Vervolgens krijgt de heer Calon de gelegenheid om zijn mededelingen te doen en te reageren op de betreffende vragen. Daarna krijgen de Staten, als daar behoefte aan is, de gelegenheid om een verhelderende vraag te stellen. De heer Calon kan daarop antwoorden en ik stel voor dat we het daarbij laten. Het kan zijn dat u ver voor een volgende Statenvergadering of een geplande vergadering van de commissie Bestuur en Financiën toch nog met GS wilt debatteren over dit onderwerp. Als die behoefte er is, kan dat worden aangegeven en dan kan op een gewenst tijdstip een extra commissievergadering Bestuur en Financiën worden gehouden. Het is aan de Staten. Als u een extra Statenvergadering wilt houden, kan dat ook. In feite staan alle middelen tot uw beschikking. Daarmee probeer ik discussie gericht in te perken voor vannacht, want anders denk ik dat ze zonder een goede preparatie een ongewenste toestand krijgen en dat lijkt mij niet verstandig. Ik stel dus voor om op die manier de zaak af te handelen. De heer JAGER: De CDA-fractie kan zich in deze pragmatische aanpak vinden en zou willen voorstellen om praktische redenen dat de vragen van de ChristenUnie die zojuist in de emailbox binnenkwamen, gekopieerd en uitgedeeld kunnen worden, want ik zie een overlap met de vragen van de heer Swagerman. De VOORZITTER: Dat zeg ik bij dezen toe. Ik zal zorgen dat die rondgedeeld worden. De bedoeling was dat die gisteren al rondgestuurd werden, maar dat is niet gebeurd. Stemt iedereen in met de ordevoorstellen? Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt met de ordevoorstellen ingestemd.
5
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De VOORZITTER: Er is een onderwerp vreemd aan de orde van de dag binnengekomen om aan de agenda toe te voegen. Dat betreft de dreigende sluiting van het Nederlandse consulaat te Hamburg. Dit is een voorstel van de heer Jager van het CDA. Het verzoek is reeds uitgedeeld. Ik stel voor om dat toe te voegen aan de agenda en dit te behandelen aan het eind van de middagvergadering, dus na agendapunt A3. Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten. 4.
C-stukken
Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van Gedeputeerde Staten van 27 mei 2008, nr. 2008-27.681/22/A.11, EZ, betreffende nota Biologische Landbouwketen 2008-2011 en brief van 27 mei 2008, nr. 2008-27.647/22/A.10, EZ, betreffende Bio-Monitor 2007; b. Brieven van Gedeputeerde Staten van 26 augustus 2008, nr. 2008-49237 en 2008-49211 betreffende reactie op schriftelijke vragen CDA en GroenLinks m.b.t. groot onderhoud N46 en brief van 22 september 2008, nr. 2008-51530/38/ A.8, VV, met aanvullende informatie over de verkeersveiligheidsmaatregelen aan de Eemshavenweg; c. Brief van Gedeputeerde Staten van 10 september 2008, nr. 2008-49.945/36/A.17, VV, betreffende de Risicoanalyse RegioTram; d. Brief van Gedeputeerde Staten van 26 augustus 2008, nr. 2008-48.991/34/A.16, VV, betreffende beantwoording van moties 2, 3 en 4 uit de vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit op 23 april 2008 ten aanzien van de aanbesteding Openbaar Vervoer concessie GD; e. Brief van Gedeputeerde Staten van 22 juli 2008, nr. 2008-39.864/29, MTZ, betreffende Kollo SiC; aanbieding rapporten geurreducerende maatregelen; f. Brief van Gedeputeerde Staten van 14 oktober 2008, nr. 2008-58.395/42-VS, FC, betreffende gevolgen kredietcrisis. De VOORZITTER: Ik vraag u of u de C-stukken voor kennisgeving aanneemt. Zonder beraadslaging of stemming worden de C-stukken voor kennisgeving aangenomen. B-stukken B.1
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 19 augustus 2008, nr. 2008-34.119, betreffende het vervangen van de brug over de Matsloot gelegen in de N978 nabij Pasop (nummer 24/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.2
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 9 september 2008, nr. 2008-47.586, inzake instemming met de verlenging en wijziging van de overdracht van grondwatertaken aan de waterschappen (nummer 28/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.3
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 16 september 2008, nr. 2008-39930, inzake een herindelingsregeling Transferium Hoogkerk (nummer 30/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.4
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 2 september 2008, nr. 2008-49.666, tot wijziging van de bijlage behorende bij en deel uitmakende van de Legesverordening provincie Groningen (nummer 26/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld.
6
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 B.5
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 augustus 2008, nr. 2008-41.289, tot wijziging van de Heffingsverordening opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting in verband met het indexeren van het aantal opcenten per 1 april 2009 (nummer 25/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.6
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 16 september 2008, nr. 2008-50499, inzake de vaststelling van de rechtmatigheidtoets ten behoeve van de accountantscontrole op de jaarrekening 2008 (nummer 31/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.7
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 9 september 2008, nr. 2008-50371, tot vaststelling van het beleidskader Jeugd 2009-2012 en uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2009 (nummer 29/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. De VOORZITTER: Dat zijn we toe aan de spreektijd voor de agendapunten A1 tot en met A3. In het presidium hebben we besloten dat we voor de eerste en tweede termijn maximaal 7 minuten per fractie beschikbaar hebben. Dat wil zeggen dat het College 21 minuten ter beschikking heeft. Mij is in het presidium gevraagd om ook scherp op de spreektijd te letten van de leden van GS en zij hebben mij op voorhand verzekerd dat zij mij niet zullen dwingen om in actie te komen door er zelf rekening mee te houden. In beginsel worden de betreffende onderwerpen in één termijn behandeld. Vanavond hebben we voor de behandeling van het POP een maximale spreektijd van 15 minuten per fractie vastgesteld en 70 minuten voor het College. Er zal een onderlinge verdeling zijn bepaald binnen het College. Ik zal het College daaraan helpen herinneren. Alle informatie dient weliswaar te worden gegeven, maar het zal mogelijk zijn om daar ook echt binnen te blijven. Stem u daarmee in? Zonder beraadslaging of stemming wordt met het voorstel ingestemd. In het presidium is aan de orde geweest dat we de mooie gewoonte ontwikkeld om af en toe naar de daartoe bestemde microfoons te lopen en te interrumperen. Dat helpt het debat, maar dat moet wel in de vorm van het stellen van vragen. Het gaat niet zo zeer om de techniek of het inderdaad een vraag is, maar het gaat er meer om dat wordt vermeden dat tijdens interrupties datgene wordt gezegd dat in de tweede termijn kan worden gezegd. Het gaat om een vraag in het debat. Dat is relevant, want anders zijn er twee of drie Statenleden die er dapper gebruik van maken, terwijl andere Statenleden worden beperkt door hun spreektijd. Ik doe een beroep op u om tijdens interrupties slechts echt relevante vragen te stellen over het betoog dat plaatsvindt, waarmee een en ander wordt verhelderd. A.1
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 2 september 2008, nr. 2008-40.025, tot vaststelling van de Sociale Agenda 2009 - 2012 (nummer 27/2008)
De VOORZITTER: De verwachting is dat de behandeling in één termijn mogelijk is, althans vanuit de betrokken commissie. De beraadslaging wordt geopend. De heer SPOELTMAN: Voorzitter. We hebben in de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid het afgelopen jaar een aantal malen gediscussieerd over de Sociale Agenda. Belangrijk discussiepunt daarbij was de rol van de provincie. In die discussie bleek dat de SP en de VVD om voor hen moverende redenen tegen de rol van de provinciën zijn. In hun ogen hoort dit beleid thuis bij de gemeente. Wij hebben in het coalitieakkoord afgesproken dat er in de provincie zo mogelijk niemand buiten boord valt en dat we daar samen met gemeenten een taak hebben, een taak die past binnen het Bestuursakkoord met het Rijk en die we samen met onze coalitiepartners in een coalitieakkoord hebben vastgelegd. Als sociaal-democraten zijn we van mening dat iedereen mee moet doen. Niemand langs de kant. Waar we als provincie een steentje kunnen bijdragen, zullen wij dat niet laten. Een iets andere opvatting dan de SP en de VVD.
7
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Uitgangspunt bij dat geheel blijft dat wij als provincie een aantal taken zelf regelen en daar geld voor reserveren en dat wij voor de rest zo veel mogelijk in overleg met de gemeenten afspreken door middel van cofinanciering, initiëren, projectondersteuning en waar mogelijk als aanjager. Gemeenten bepalen per gebied zelf waar hun prioriteiten liggen. Als Staten geven wij alleen de kaders aan en financieren in principe de helft van datgene wat gemeenten binnen die kaders aandragen. Als sociaal-democraten willen wij extra aandacht voor de problematiek van het huiselijk geweld, de afgelopen vier jaar een speerpunt. Daar moet extra aandacht voor nodig blijven. Het College gaat samen met de Stad een commissie benoemen over hoe dat de komende periode gestalte zal krijgen. Wij als PvdA-fractie zijn van mening dat de opgebouwde expertise van de afgelopen jaren niet verloren mag gaan en verwachten van het College hetzelfde. Wij zijn dan ook benieuwd naar het resultaat van de commissie en verwachten dat het op niet al te lange termijn in onze commissie besproken zal worden. Wij zijn het eens met de door het College gekozen programmalijn, te weten jeugd, participatie, volksgezondheid, wonen welzijn en zorg. En dat zo veel mogelijk gebiedsgericht ingericht. Jeugd als extra aandachtspunt, niet alleen omdat de jeugdzorg een provinciale taak is, maar zonder jeugd geen toekomst. Jeugdzorg moet goed geregeld worden, ook in de Centra voor Jeugd en Gezin, waar de gemeenten verantwoordelijk voor zijn. Voorzitter, in de Sociale Agenda is een duidelijke relatie gelegd met het beleidskader Jeugd. Ik veroorloof mij hier een opmerking over. Dit beleidskader Jeugd, Jong in Groningen, is net als B-stuk afgehamerd in deze Statenvergadering. Als B-stuk, omdat alle fracties zich konden vinden in het veelomvattende kader waarin samenwerking, afstemming door en met alle betrokkenen centraal staat, hetgeen memorabel is, voorzitter. We zouden de inzet van eenieder bij de totstandkoming van Jong in Groningen en het daarover gesloten Bestuursakkoord Jeugd tekort doen als wij deze opmerking hier in de Staten achterwege zouden laten. Als laatste punt, voorzitter, de onderwijsparagraaf in de Sociale Agenda en in Jong Groningen. Voor onze fractie staan de doelstellingen van Handig Zelfstandig – ooit in deze Staten aangenomen – nog steeds overeind. Alle jongeren in beeld, alle jongeren een startkwalificatie en alle jongeren aan het werk. Dat betekent dat iedere jongere tot 23 jaar of een opleiding volgt, of werkt. Dat is vooral een taak voor het onderwijsveld en voor gemeenten. De afgelopen jaren heeft de provincie haar beperkte taak serieus genomen en waar nodig initiatieven genomen om samen met onderwijs en gemeenten daar zorg voor te dragen. Op dit moment speelt er nog wat in het onderwijs, waar ook de provincie bij betrokken is. Ik heb al gezegd Handig Zelfstandig, Spraakmakend Groningen en er komt een wet Passend Onderwijs aan. We noemen daarbij ook nog de krimp in bepaalde delen van deze provincie. We vragen het College een korte notitie te maken over de betrokkenheid van de provincie en waar dat de komende periode toe zal leiden. Voorzitter, we hebben de afgelopen jaren zo’n € 180.000 voor onderwijsbeleid uitgetrokken. Geen geweldig bedrag, maar voldoende om daar waar nodig een duwtje in de rug te geven en met name om te zorgen voor de zo belangrijke monitoring van alle jongeren in de provincie en de samenwerking zoals vastgelegd in Handig Zelfstandig. Dit betekent in relatie tussen de Sociale Agenda en de regionale educatieve agenda, die aansluiten bij de sluitende aanpak, het achterstandsbeleid, het aansluiten onderwijs/arbeidsmarkt en de Centra voor Jeugd en Gezin. In het huidige beleid wordt de helft van dat bedrag gestopt in het gebiedsgericht werken. Wij als fractie zijn het daar niet mee eens. Als provincie hebben wij formeel een beperkte taak in het onderwijs en dat moet zo blijven. Maar de afgelopen jaren hebben we geleerd dat we als provincie met een klein bedrag als aanjager toch een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan alle jongeren in beeld en waar nodig samenwerking tussen onderwijs en gemeenten. Met andere woorden: wij vinden dat de provincie dat geringe bedrag op haar begroting als te besteden aan het onderwijs moet blijven benoemen. Wij horen graag hoe het College daarover denkt. Dat was het, voorzitter. De heer SANGERS: Een vraag aan de heer Spoeltman die in zijn betoog suggereerde dat door het feit dat de SP, samen met de VVD, vooral nadruk legt op de rol van de gemeenten als het gaat om de uitvoering van sociaal beleid, zij zelf geen sociaal beleid zouden voeren. Dat is natuurlijk onzin. Zo’n stelling zou alleen te rechtvaardigen zijn als de PvdA en de heer Spoeltman als woordvoerder, van mening is dat de gemeenten niet in staat zijn om zelf adequaat een volwassen sociaal beleid te voeren. Is dat het standpunt van de PvdA in dezen? De heer SPOELTMAN: Ik heb dacht ik niet beweerd dat de SP en de VVD geen sociaal beleid zouden willen voeren. Ik heb alleen maar beweerd dat wij als provincie daar een taak in zien en u en ook de VVD – overigens om verschillende redenen – hebben gezegd dat dat allemaal naar gemeenten moet.
8
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Wij denken dat wij als provincie daar waar wij kunnen, een taak hebben en dat ook moeten invullen, zonder daarbij te beweren dat VVD en SP niet sociaal zouden zijn. Dat heb ik helemaal niet gezegd. Mevrouw DE WINTER: Voorzitter, ergens in de Ontwerp Sociale Agenda staat: “Een leefbare samenleving moet het hebben van inwoners die zich voor elkaar willen inzetten.” Dit is een toonzetting die doorklinkt in de voorliggende Sociale Agenda, een toon die het CDA als muziek in de oren klinkt, omdat het enigszins een trendbreuk is met de lijn van de laatste 30 jaar waarin overheid steeds meer taken ging vervullen die vroeger als heel vanzelfsprekend bij maatschappelijke organisaties hoorden. Een trendbreuk is het ook met de te ver doorgeslagen individualisering die de samenleving uiteindelijk niet heel veel meerwaarde heeft gebracht. Daarom, voorzitter, zijn wij blij met deze nota, die aanzet tot civil society, zelfredzaamheid en gemeenschapszin, geheel in lijn met de CDA-uitgangspunten omzien naar elkaar en de verantwoordelijkheid zo dicht mogelijk leggen bij die mensen en die groeperingen waar het om gaat. Met het vaststellen van deze Sociale Agenda gaan wij akkoord met de instrumenten en middelen die ingezet worden om ons doel te bereiken. Het CDA kan zich vinden in de uitgangspunten en ook in de gekozen programmalijnen voor de komende jaren. Met belangstelling, maar zeker niet minder kritisch, zullen wij bepaalde onderdelen blijven volgen omdat wij die erg van belang vinden. Dan gaat het in de eerste plaats om de decentralisatie van taken, zoals die afgesproken zijn met de overheid. Eén daarvan is de vraag en behoefte van pakweg elke gemeente die vertaald moet worden in gebiedsgericht beleid. Dat zou leidend moeten zijn, getoetst aan provinciaal beleid. Wij vinden dat heel belangrijk en hopen dat het niet andersom zal zijn, dat gemeenten zich gaan voegen naar provinciaal beleid. Op de tweede plaats gaat het bij ons om de programmalijn jeugd. Wij vragen naast het geformuleerde beleid extra aandacht voor de nazorg. Dan hebben wij het met name over kinderen en jongeren die uit een zorgtraject ontslagen worden. Er zijn op dit moment lopende projecten, zoals Kamers met Kansen. Hier zien wij een zeer positieve ontwikkeling. Wij zouden heel graag zien dat dit hiaat in de rest van de provincie zo snel mogelijk opgevuld wordt. Met belangstelling zien we die ontwikkelingen tegemoet, alhoewel ik weet dat de AWBZ-uitkeringen daarvoor bepalend zijn. Die staan op dit moment onder druk. We hopen dat daar enige oplossing voor komt. In samenhang hiermee hebben wij als CDA ook nog enige zorg over de voorzieningen voor jongeren op het platteland, met name in de krimpgebieden. Het mag niet zo zijn dat de jongere in Kloosterburen of Beerta niet dezelfde kansen krijgt die een jongere in niet-krimpgebieden wel zou krijgen. We gaan ervan uit dat het College op dit terrein in verhoogde staat van paraatheid blijft en dat het voorzieningenniveau zoals het nu vermeld in de Sociale Agenda niet onder druk mag komen te staan. Een formulering die het CDA te vrijblijvend vindt. Als derde punt hebben wij, voorzitter, het punt dat er na 2020 zo’n 90.000 Groningers afhankelijk zijn van welzijnsvoorzieningen. Er staat geschreven: “Een taak voor de gemeente en de woningbouwcorporaties om te zorgen dat er aangepaste woningen komen en een goede omgeving om die mensen van een comfortabel leven te voorzien.” Hier ligt een relatie met het Provinciaal Omgevingsplan. Het zal niet de eerste keer zijn dat de gedeelde verantwoordelijkheid op verschillende beleidsterreinen altijd het risico van vertroebeling in zich heeft. Onze simpele vraag: in welke commissie beoordelen wij nu op dit terrein de prestaties? Tevens vinden wij dat de aandacht voor het bestaande woningbouwbestand niet naar de achtergrond verdwijnen mag. Een hulpbehoevende moet ook de mogelijkheid behouden om in eigen woning en omgeving te kunnen blijven wonen met de aanpassingen die daarbij horen. Voorzitter, ons Collegeprogramma heeft de titel “Sociaal en slagvaardig” meegekregen. Daar zullen wij dus naar moeten handelen. Het CDA-verkiezingsprogramma zegt: verantwoordelijkheid dragen en nemen voor elkaar is een basisvoorwaarde in onze samenleving. Wij vinden dat deze Sociale Agenda alle ingrediënten bevat om daaraan tegemoet te komen en zullen daarop de komende periode toetsen. Dank u wel. De heer SANGERS: Voorzitter, met het oog op de benodigde spreektijd voor de volgende agendapunten zal ik het kort houden en mij beperken tot het memoreren van een tweetal moties. De eerste motie heeft mijn fractie ingediend op de Statenvergadering van 23 april dit jaar naar aanleiding van het rapport van de commissie Lodders. In deze motie werd het College verzocht om – ik citeer letterlijk – “zo spoedig mogelijk in overleg te treden met de gemeenten in de provincie Groningen om te bezien of, en zo ja hoe, en onder welke condities de regie op de uitvoering van het sociale beleid c.q. de Sociale Agenda voor de periode 2009-2012 integraal en in gezamenlijkheid kan worden verleend aan de gemeenten” en ook om de resultaten van dat overleg voor te leggen aan Provinciale Staten.
9
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Voorzitter, u zult het zich ongetwijfeld herinneren dat het College en de meerderheid van deze Staten toen helaas van mening waren dat deze motie verworpen moest worden. Dan nu de tweede motie, voorzitter. Die is van meer recente datum. De VOORZITTER: Werd de motie van 23 april destijds aangehouden? De heer SANGERS: Ik heb net gezegd dat de motie helaas verworpen werd. De VOORZITTER: Wil u de motie opnieuw indienen? De heer SANGERS: Nee. Het gaat mij nu om de tweede motie. Die is van meer recente datum. Die zal ik ook integraal helemaal voorlezen: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 3 november 2008, gelezen de Ontwerp Sociale Agenda en de bijbehorende nota van inspraak, overwegende dat: er met de gemeente uitvoerig overleg heeft plaatsgevonden over het Voorontwerp voor de Sociale Agenda, dit overleg mede heeft geleid tot een forse bijstelling van het Voorontwerp, zoals blijkt uit de omvang van het aantal onderstreepte passages in het nu voorliggende ontwerp; de heer De Bruijne als verantwoordelijk gedeputeerde in dit verband zelfs heeft gesproken van een complete koerswijziging; constaterende en overwegende dat: de gemeenten nu via de regionale stuurgroepen in belangrijke mate zelf invulling geven aan de vaststelling van de uitvoeringsprogramma’s en de inzet van de bijbehorende middelen; concluderende dat: met de nu voorliggende Sociale Agenda in belangrijke mate – en nu kom ik terug op uw eerste punt – invulling is gegeven aan de eerder door de SP ingediende en toen helaas verworpen motie, besluiten in te stemmen met de Sociale Agenda 2009-2012; en gaan over tot de orde van de dag.” Voorzitter, ik kan u tot mijn vreugde meedelen dat mijn fractie deze motie met algehele stemmen heeft aangenomen. Dank u. Mevrouw SCHRAAGEN: Voorzitter, heeft de provincie wel een sociale agenda nodig? Over deze vraag hebben wij de afgelopen periode uitvoerig gediscussieerd, niet alleen in onze commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid, maar ook en vooral met gemeenten en instellingen. Na een uitgebreid interactief proces is deze Sociale Agenda er gekomen. Het is een nota geworden die geëvolueerd is van een sterke regierol van de provincie naar een nota op hoofdlijnen met veel ruimte voor nadere uitwerking door de gemeenten. Een duidelijke koerswijziging – zonet al gememoreerd door de heer Sangers – is er dus sinds begin dit jaar. En een goede, wat ons betreft. Mijn fractie onderschrijft dit proces en waardeert dit ook, maar naast de complimenten voor het proces, voorzitter, is mijn fractie kritisch over de inhoud van deze nota. De VVD vindt namelijk dat de provincie zich bezig moet houden met de kerntaken van de provincie. Uit het akkoord van het Rijk en het IPO blijkt dat de provincie zich met sociaal beleid bezig mag houden, ook al is het geen kerntaak, zolang de provincies dit maar zelf financieren. Het zal geen verbazing wekken dat ik aangeef dat mijn fractie de lijn van de commissie Lodders volgt. Die bepleit immers dat de provincies zich moeten concentreren op het ruimtelijk-economisch domein en op cultuur en laat deze de zorg en welzijn over aan de gemeenten. Het had een VVD-rapport kunnen zijn! In de Sociale Agenda staan drie programmalijnen. U begrijpt dat wij de programmalijn Jeugd op hoofdlijnen kunnen onderschrijven, omdat het ook een kerntaak van de provincie is. De uitwerking Jong in Groningen is een prima aanzet voor toekomstig beleid. Ook op het terrein van wonen, welzijn en zorg – wel gekoppeld aan wonen – staan goede aanknopingspunten voor de komende periode.
10
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Maar de VVD vindt dat het onderdeel participatie en volksgezondheid juist geen onderdeel moet uitmaken van de Sociale Agenda, maar laat dit graag aan de experts over op dit terrein, namelijk de gemeenten. Het College schrijft zelf al in de nota dat de onderwerpen, zoals vrijwilligerswerk en Civil Society, nauw samenhangen met het locale beleid. Zo vinden wij ook dat de sociale samenhang in en de leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten een onderdeel van WMO-beleid is en dus locaal beleid is. Datzelfde geldt voor armoedebeleid. Dat hoort ook thuis bij de gemeenten. Het is duidelijk dat de meerderheid van Provinciale Staten er anders over denkt. Hoe past nu krimp in deze Sociale Agenda? Mijn college-Statenlid van het CDA heeft daar al iets over gezegd en in de laatste commissievergadering hebben wij de gedeputeerde gevraagd op welke wijze krimpscenario’s onderdeel uitmaken van deze nota. De heer De Bruijne gaf aan dat er verschillende bijeenkomsten zijn geweest en nog gehouden zullen worden om de effecten van de krimp nader te bespreken en te onderzoeken. In de Bijlage 1 staat ook omschreven dat het sociaal rapport van december 2006 aangeeft dat de Groningse bevolking na 2010 afneemt, voor bij de jeugdigen. Wat betekent dit voor de Sociale Agenda? Minder druk op de wachtlijsten van de jeugdzorg, een andere wens naar woningen in het kader van wonen, welzijn en zorg? Er wordt wel geconstateerd dat er wat zal gebeuren, maar welke effecten dat zal hebben op het beleid is nog niet duidelijk gemaakt. Is deze sociale nota wel krimp-proof? Kortom, heeft de provincie Groningen wel een sociale agenda nodig? Ja, vindt de VVD, op de terreinen van jeugd en wonen, welzijn, zorg, maar niet op het terrein van participatie en volksgezondheid. Mijn fractie wil de suggestie doen om het geld dat hiervoor gereserveerd staat, namelijk € 8 miljoen, op een andere manier te besteden. We schijnen in zwaar weer te zitten op verschillende terreinen. Wij stellen voor om die € 8 miljoen te reserveren voor het rampenpotje van Calon. Dank u wel. Mevrouw VAN DER GRAAF: Meneer de voorzitter, dank u wel voor het woord. Over de Ontwerp Sociale Agenda kunnen wij heel positief zijn. De fractie van de ChristenUnie heeft eerder al aangegeven in de commissie dat wij de programmalijnen jeugd, participatie en volksgezondheid, wonen, welzijn en zorg goed uitgewerkt vinden en kunnen onderschrijven. Ook kunnen wij ons vinden in de paragraaf over het gebiedsgerichte beleid, met daarin opgenomen de provinciale cofinanciering van 50% dan wel 75%. Daarmee geeft de provincie indirect een extra gewicht aan de terreinen hiermee gemoeid. Voorzitter, in de Sociale Agenda heeft onder andere de aanpak van overmatig alcoholgebruik door jongeren en de preventie daarvan een plaats gekregen in het gebiedsgericht werken. In de commissievergadering hebben wij een uitgebreide discussie gehad over dit onderwerp. De fractie van de ChristenUnie is van mening dat het Rijk en de gemeenten hierin een primaire taak hebben liggen, maar dat er ook een rol voor de provincie weggelegd kan zijn. Uit de discussie in de commissie is gebleken dat ook gemeenten zelf hier wel behoefte aan hebben. Een van de voorstellen die wij hiertoe hebben gedaan in de commissievergadering is het stimuleren van gemeenten om intergemeentelijk beleid op het thema alcohol en jongeren tot stand te laten komen. Wij zien in onze provincie hiertoe al een aantal initiatieven, uitgemond in een aanvalsplan. Echter, er zijn nog meer gemeenten waar dit zou kunnen. In het tot stand komen van overkoepelend gemeentelijk beleid met de nadruk op gemeentelijk beleid, zien wij een meerwaarde om tot een goede aanpak te komen van overmatig alcoholgebruik door jongeren in onze provincie en de preventie daarvan. Dit zorgt er enerzijds voor dat de maatregelen elkaar niet doorkruisen, het voorkomt dus dubbel werk, en het voorkomt ook dat het probleem zich verplaatst van de ene naar de andere gemeente. Daarbij komt er een kennis- en ervaringsuitwisseling tot stand wanneer gemeenten samenwerken op dit punt. Wij willen de gedeputeerde oproepen de Groninger gemeenten te stimuleren om intergemeentelijk beleid op dit onderwerp tot stand te laten komen en dienen daartoe de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt aldus: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, constaterende dat: de Staten van Groningen op 16 april 2008 een expertmeeting over het thema alcohol en jongeren hebben georganiseerd; overmatig alcoholgebruik ernstige gevolgen kan hebben voor de gezondheid en ontwikkeling van jongeren; alcoholmisbruik onder jongeren ook in de provincie Groningen voorkomt;
11
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 -
veel Groninger gemeenten alcohol en jongeren als aandachtspunt c.q. probleem in hun beleid hebben geformuleerd; een aantal Groninger gemeenten het initiatief heeft genomen om dit probleem aan te pakken en een aanvalsplan heeft geformuleerd;
overwegende dat: overkoepelend gemeentelijk beleid op het gebied van alcohol en jongeren een goede bijdrage zou kunnen leveren aan de aanpak van alcoholmisbruik door jongeren; dit ook wordt aanbevolen het SGBO (onderzoeks- en adviesbureau) in zijn notitie ‘Alcohol, veiligheid en jeugd’, om zo te voorkomen dat maatregelen elkaar doorkruisen en problemen zich verplaatsen van de ene naar de andere gemeente; roepen het College op: de Groninger gemeenten te stimuleren beleid op het gebied van jongeren en alcohol op elkaar af te stemmen en met elkaar te komen tot overkoepelend beleid terzake; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Van der Graaf, de heer Staghouwer en mevrouw De Winter. De motie krijgt nummer 1, maakt onderdeel uit van de beraadslaging en zal worden rondgedeeld. De heer SANGERS: Een korte vraag voor een goed begrip van de motie. Moet ik de motie zo interpreteren dat wij hier te maken krijgen met een soort toetsingscriterium voor de uitvoeringsprogramma’s die straks gemaakt worden of moet ik het interpreteren als een aanmoediging? Mevrouw VAN DER GRAAF: Ik kan mij herinneren dat u deze vraag al eerder heeft gesteld in de commissievergadering. Blijkbaar is dat antwoord niet afdoende geweest, maar graag herhaal ik dat nog een keer. Voor ons hoeft dat niet gezien te worden als een toetsingscriterium. Als deze motie wordt aangenomen door de Staten, geven de Staten daarmee heel helder aan dat zij hier een meerwaarde in zien dat gemeenten samenwerken op dit punt en samen beleid formuleren. De argumenten daartoe heb ik al verwoord in mijn bijdrage zojuist en in de motie staan ze nog een keer aangehaald. In de motie staat de SBGO aangehaald. Dat was destijds nog in opdracht van de VNG. Deze oproep, dat het als meerwaarde wordt gezien, komt dus ook vanuit de gemeenten zelf. Gezien de informatie die is opgedaan vanuit onder meer de expertmeeting die wij in april hebben gehad en de discussie in de commissie Welzijn, zijn wij er des te meer van overtuigd geraakt dat overmatig alcoholgebruik onder jongeren heel ernstige gevolgen kan hebben voor zowel de gezondheid als de ontwikkeling van de jongere. Aangezien wij van mening zijn dat het stimuleren van het intergemeentelijk beleid op dit punt een goede bijdrage zou kunnen leveren in de aanpak van het probleem, hopen wij op de steun van de Staten door deze motie te ondersteunen. Dank u wel voor uw aandacht. Mevrouw STAVAST: Voorzitter. We hebben het Ontwerp Sociale Agenda, zoals vanmiddag vaker gemeld, uitvoerig besproken. Maar het onderwerp is belangrijk genoeg voor een vervolgbespreking hier in deze Staten. Bij de discussie over taak en bevoegdheden van de provincie is in het Bestuursakkoord van het IPO het eigen domein van de provincie, ook op sociaal gebied, vastgelegd. GroenLinks is daar blij mee. Deze Sociale Agenda maakt het belang ervan duidelijk zichtbaar. Er staan vele onderwerpen in die ons als Staten en ons als GroenLinks na aan het hart liggen. Het is wat dat betreft grappig om te merken dat er een grote overeenstemming over deze Sociale Agenda bestaat en dat iedereen daar zijn eigen accent in legt, met uitzondering van VVD. Wij lezen er sterk in, naast de eigen verantwoordelijkheid van mensen, dat het beleid gericht is – en dat hoort volgens ons ook zo – op een extra steuntje voor kwetsbare groepen. Die hebben een sociale agenda en een sociaal beleid het meest nodig en daar hoort een overheid zich op te richten. Het armoedeprogramma mag dan nu wat forser zijn ondergebracht in het gebiedsgericht werken, maar het staat er nog wel steeds. GroenLinks is dus blij met de Sociale Agenda. Onze zorgen gaan over een aantal elementen. Bijvoorbeeld als er een speerpunt wordt afgebouwd. Ook de PvdA heeft dat genoemd. Het is voor ons van groot belang om het Steunpunt huiselijk geweld te blijven monitoren en wij willen daar ook over geïnformeerd blijven. Hetzelfde geldt voor de Heel de Buurt-aanpak, een succesvolle aanpak die naar andere gemeenten kan worden uitgerold, maar wat voor gevolgen heeft dat voor de G6-gemeenten die het voor ons ontwikkeld hebben?
12
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Er is een overgangsregeling. De gedeputeerde heeft toegezegd er goed op te letten. Wij willen daar een inzichtelijke rapportage over. Een voorbeeld van continuïteit, dat nog niet genoemd is en waar we erg blij mee zijn, is de rol van het CMO. Het is goed dat zij kan blijven werken zoals zij dat de afgelopen jaren, gezien de evaluatie, tot tevredenheid heeft gedaan. Wij zijn ontzettend blij dat er niet aanbesteed hoefde te worden. Aanbesteden op dit werkterrein, het mag een boeiend onderwerp zijn, maar zoals gezegd: wij zijn blij dat het ons bespaard is gebleven. Het onderwerp krimp en de voorzieningen op het platteland is – daar zijn wij het mee eens – een onderwerp dat nog niet heel stevig is uitgewerkt, maar het is wel goed dat wij als provincie betrokken zijn en op alle terreinen waar daarover wordt nagedacht, meedenken. Ik beperk mij tot de bijeenkomst over basisonderwijs en buitenschoolse opvang op 16 oktober hier in deze zaal. Het was boeiend om te merken dat en hoe de samenwerking tussen openbaar en bijzonder onderwijs op gang komt, uit nood geboren, maar nuttig. En een bijeenkomst op verzoek van het veld waar de provincie de goede faciliterende plek was. Veel goede woorden van onze kant dus. Een groot minpunt vinden wij de samenvoeging van het krediet mondiale bewustwording en het krediet incidentele activiteiten welzijn. Het krediet mondiale bewustwording wordt op deze manier minder zichtbaar, terwijl het meer dan ooit nodig is om ‘je thuis voelen in Groningen’ te combineren met ‘je thuis voelen in de wereld’. Daar gaat de Sociale Agenda over. Wij worden dus graag betrokken bij de criteria die voor het gecombineerde krediet zullen worden opgesteld. Dan het onderwerp dat aan het eind niet goed is uitgewerkt: de monitoring en de rapportage. Feedback van gebruikers wordt door het College vanzelfsprekend gezien, maar het is niet altijd eenvoudig om dat goed te verkrijgen en goed vorm te geven. Wij zien uit naar het voorstel. Beleid op papier is één ding, op de uitwerking komt het aan. U hebt het al begrepen: wij stemmen in met het voorstel. De heer ZANEN: Voorzitter, de kern van het onderwerp dat voorligt, is denk ik de relatie provinciegemeenten, omdat die met elkaar op alle programmalijnen die aan de orde zijn moeten overleggen over wat er in dat gebied prioriteit krijgt, wat extra aandacht krijgt, enzovoorts. Ik denk dat de rol die de provincie zichzelf daarin toedenkt, belangrijk is en dat die op deze punten stimulerend werkt, maar ook aanvullend op de gemeentelijke taken. Het gebiedsgericht werken biedt daar een goed handvat voor omdat daar de betrokken gemeentebestuurders en de provincie met elkaar een invulling kunnen geven aan wat er moet gebeuren. Eigenlijk zijn alle programmalijnen zoals ze hier verwoord staan haast een politiek programma dat elke partij zou kunnen onderschrijven, wel met accentverschillen uiteraard waar je extra op wilt inzetten. Dat wil ik nu niet gaan doen. Ik wil alleen zeggen dat naar mijn idee hier een goed raamwerk, een goed kader, ligt waarin concreet beleid en een concrete opstelling van de provincie een plek kan krijgen. Daar wil ik het bij laten. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ook D66 kan met de meeste fracties in deze Staten instemmen met de Sociale Agenda. Zoals de vorige spreker al zei, er is een belangrijke rol voor de gemeenten weggelegd. Wij vertrouwen hier tot op grote hoogte op de uitvoeringskwaliteiten van de gemeenten. Voorzitter, ik heb een vraag met betrekking tot de motie van de ChristenUnie en een interpretatie. In het dictum staat dat er afgestemd moet worden ten aanzien van jongeren en alcohol en dat er gekomen moet worden tot een overkoepelend beleid ter zake. Voorzitter, D66 wil het zo lezen dat het van belang is dat in de hele provincie Groningen - in verband met overloop naar elkaar toe - er een alcohol- en jongerenbeleid moet zijn en dat het moet zijn afgestemd op elkaar en dat er een overkoepelend beleid moet komen dat wij aan de gemeenten, gezien hun eigen vrijheid, overlaten. Dank u wel. Mevrouw VAN DER GRAAF: Kunt u de laatste opmerking nog een keer herhalen? De heer DE VEY MESTDAGH: Het gaat natuurlijk om de afstemming tussen gemeenten onderling, dat ze geen gaten laten vallen waar jongeren uit andere gemeenten induiken en dat zij elkaar niet tegenwerken met betrekking tot beleid. Het gaat er neem ik aan om dat alle gemeenten in Groningen daarop een goed beleid voeren. Overkoepelend beleid betekent dat je dat als provincie moet doorvoeren als wij willen dat er een eenduidig beleid in alle gemeenten is. Mevrouw VAN DER GRAAF: Dat is precies wat wij niet voorstaan. Dat heb ik ook in de commissievergadering… De heer DE VEY MESTDAGH: Dan was mijn interpretatie juist.
13
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Mevrouw VAN DER GRAAF: Ja. Het is gemeentelijk beleid. Daarom heb ik in mijn bijdrage aangehaald: met nadruk gemeentelijk beleid. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter. Ook de Partij voor de Dieren kan zich goed vinden in de hoofdlijnen van de Sociale Agenda. Ook wij vinden het goed dat er een duidelijke belangrijke rol voor de gemeenten is weggelegd. Wij ondersteunen met name de programmalijnen zoals die zijn opgenomen voor de jeugd en de nadruk die er ligt op participatie van de bevolking. Als we de rol van de gemeenten en deze participatie samenvoegen, zouden wij graag nog een keer in herinnering willen brengen dat er verschillende maatschappelijke organisaties, opvangcentra en asielen nog steeds mensen tekort komen en dat er nog steeds gemeenten zijn die vrijwilligers niet willen laten werken als ze een uitkering genieten. Wij vragen aan de gedeputeerde of hij contact kan opnemen met de gedeputeerde Dierenwelzijn om te kijken of we samen eens kunnen kijken bij de gemeente wat de mogelijkheden zijn om de participatie, ook in deze sector, te stimuleren. Het document biedt een goede analyse van wat ons op het platteland te wachten staat. Wij missen nog een beetje een samenhangende visie om deze problemen daadwerkelijk het hoofd te bieden. Wij zijn blij met het investeringsfonds dat is opgericht en hopen dat hiermee vooral scholen en plekken voor kinderopvang zullen worden geholpen. Op deze wijze blijft het platteland aantrekkelijk voor mensen met kinderen, jonge mensen die de stad uit willen en die op hun beurt weer andere voorzieningen op het platteland in stand houden. Voorzitter, de Partij voor de Dieren zou heel expliciet ruimtelijk en sociaal beleid willen koppelen. De leefbaarheid van het platteland moet verder gestimuleerd worden door bijvoorbeeld het faciliteren van boeren die op een andere manier hun bedrijf levensvatbaar proberen te houden dan door schaalvergroting. Voorzitter, op blz. 20 zien we een mooie zin, een mooie doelstelling: “het stimuleren van mondiale bewustwording en ontwikkelingssamenwerking”. Het is een heel mooi streven, maar de Partij voor de Dieren denkt dat de provincie hier ook zelf het goede voorbeeld in moet geven door bijvoorbeeld de vleesconsumptie in eigen huis te verminderen. Inmiddels is in navolging van de Partij voor de Dieren, bijvoorbeeld door een recent VROM-rapport en door het Wereldnatuurfonds, bevestigd dat vleesconsumptie een grote bijdrage levert aan klimaatverandering, CO2-uitstoot en de voedselcrisis. Voorzitter, ondanks al deze punten kunnen wij toch van harte instemmen met deze voordracht. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn wij aan het einde gekomen van de laatste ronde van de zijde van de Staten. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, ik denk dat ik uit de inbreng van de Staten mag concluderen dat er een zeer groot draagvlak is binnen de Staten van Groningen voor de Sociale Agenda 2009-2012. Ik ben daar blij om. Ik denk dat we met het proces dat we hebben gehad rond de totstandkoming van deze Sociale Agenda – het is al gezegd door een aantal sprekers – vrij intensief gecommuniceerd hebben met het veld waarbinnen dit werk gebeurt, gemeenten, maar ook met instellingen die in dat veld opereren. Eigenlijk zetten we een lijn voort en intensiveren we die lijn van het samen met gemeenten ontwikkelen en extra uitvoering geven aan beleidsprioriteit op het gebied van welzijn. De inbreng vanuit de Staten vanmiddag is samen te vatten in vier punten. Die wil ik kort aanstippen in de volgorde van de sprekers. De heer Spoeltman heeft het gehad over huiselijk geweld. Daar had ook GroenLinks het over. Samen met mijn collega wethouder Visscher van de stad Groningen is het initiatief genomen om een ad hoc-commissie te benoemen die gaat uitzoeken hoe wij de komende jaren met deze voorziening verder zouden moeten, met name wat betreft de financiering, maar ook de plaats van het steunpunt huiselijk geweld in de keten van zorg. Dat zoeken we uit. Die commissie is in wording. De samenstelling van de commissie is inmiddels op een haar na rond. De opdracht is rond. Ik zal eind deze maand of begin volgende maand samen met mijn collega uit de Stad die commissie installeren. Ik ga ervan uit dat we in de loop van het voorjaar, april/mei volgend jaar, het resultaat van dat advies kunnen bespreken, ook in de Statencommissie. Dus op dat punt proberen we voor de komende vier jaar een positie met betrekking tot het provinciaal beleid in te nemen, gebaseerd op advies van deze commissie. Daar komen we dus op terug. Onderwijs. De heer Spoeltman verzoekt een korte notitie over wat we op het gebied van onderwijs doen en gaan doen en wat daarmee wordt beoogd. Dat zullen we doen. U krijgt geen beleidsnota, maar we zullen in één of twee A4’tjes puntsgewijs aangeven waar wij mee bezig zijn en wat de ambities op dit punt zijn voor de komende periode, voor zover die al niet verwoord zijn in Beleidskader Jeugd en de Sociale Agenda. Dat het budget voor de helft gebiedsgericht is, daar bent u niet zo blij mee. Wij hebben bijna € 100.000 per jaar in de Sociale Agenda-begroting staan, die specifiek voor onderwijs bestemd is.
14
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De rest van dat budget – in de vorige periode was dat € 180.000 – hebben we overgeheveld naar het gebiedsgericht beleid. Ik zou dat het liefst zo willen laten. Ik zou niet die € 90.000 terug willen halen naar het centrale budget, a) omdat ik de indruk heb dat datgene wat wij aanvullend zullen doen – en ik zal u ook proberen dat aan de hand van de notitie te onderbouwen – gebiedsgericht gaat gebeuren. Dan begint het een beetje te lijken op het rondpompen van geld: we halen het eerst weer terug en dan gaan we het toch weer gebiedsgericht inzetten. Ik zou willen voorstellen om het daar budgettair te laten, maar er wel een zekere oormerking aan te geven dat aan de hand van de onderwijsnotitie duidelijk wordt dat de middelen zoals die in de afgelopen periode werden besteed aan onderwijs, ten minste ook in deze periode worden aangewend en wellicht nog wel iets meer. Voorzitter, ik wil niet te veel ingaan op het punt dat is genoemd door de SP-fractie en door anderen. Het is overigens plezierig om kennis te nemen van een aangenomen motie in de SP-fractie. Ik zou graag kennis willen nemen van de moties in de SP-fractie die niet zijn aangenomen, wellicht kan dat een andere keer. De kerntakendiscussie. We hebben daar in de commissie uitvoerig over gesproken. Ik geloof niet dat het erg veel toevoegt als daar in deze Statenvergadering nog eens uitvoerig de degens over worden gekruist. Ik heb de uitspraak gedaan: wij voeren geen eigenstandig beleid, wij voeren een beleid dat we samen met gemeenten doen. Het is evident, het is gebleken - u kunt dat lezen in allerlei reacties en rapportages van het welzijnsbeleid van de afgelopen periode - dat gemeenten dat zeer op prijs stellen en ons daar zelf om vragen. Ik zou er niet voor zijn om de programmalijn participatie te schrappen. Ik zou dat zeker niet willen doen. Dat betekent dat u daarmee geen invulling wilt geven aan de provinciale inzet op het gebied van armoedebeleid, dat u het zorgvragersbeleid, patiëntenbelangen maar even wilt schrappen. Zo kan ik er nog een aantal noemen. Het is duidelijk dat het veld regelmatig aan de provincie vraagt om betrokken te zijn bij zaken op het gebied van volksgezondheid. Ik ben, evenals mijn voorgangster, nadrukkelijk gevraagd om mee te doen aan het regionaal overleg acute zorg, het overleg met de zorgaanbieders en de ziekenhuizen. Met andere woorden, het veld vraagt ons ook om een inbreng. Ik vind het volkomen terecht dat we als provincie vanuit het belang dat er breed is binnen de burgers van de provincie Groningen aan een goede en bereikbare volksgezondheid een stuk verantwoordelijkheid nemen en we daar onze bijdrage aan leveren. Ik zou het erg jammer vinden om dat niet langer meer te kunnen doen vanuit een rigide inzicht over kerntaken van de provincie. Maar overigens ben ik ook blij met uw instemming met andere beleidsvelden binnen het terrein van de Sociale Agenda, waar ook de VVD-fractie het van harte mee eens is. Een derde punt, voorzitter. Hoe past krimp in deze nota? Ik denk dat dat een terechte opmerking is. Wij zijn dat aan het verkennen. Het is niet zo dat we vanuit het College van GS, als we kijken naar wat er op ons afkomt qua demografische ontwikkelingen, met name in een aantal delen – de Eemsdelta, Oost-Groningen – in onze provincie, een recept hebben op het punt van wat daar op het gebied van wonen, voorzieningen, zorg gebeuren moet. Dat recept hebben we niet. We zijn wel aan het ontwikkelen. We zijn samen met gemeenten in de regio bezig – de regiegroep wonen en voorzieningen in de Eemsdelta, de groep wonen en voorzieningen Oost-Groningen – om beleid te ontwikkelen en te kijken wat we het beste kunnen doen. Daarnaast zijn we als provincie – mevrouw Stavast memoreerde dat – op het gebied van onderwijs nadrukkelijk door het veld gevraagd om ernaar te kijken en te zien wat we, anticiperend op het feit dat er minder kinderen op de scholen zullen komen in de komende 10 á 15 jaar, als provincie kunnen bijdragen aan een anticiperend beleid in het onderwijsveld. We zullen dat blijven doen. Wij zullen steeds aan de hand van concrete nota’s, notities, beleidsopties vanuit diverse beleidsvelden de Staten blijven informeren over hoe wij vanuit het College van GS met die krimpproblematiek bezig zijn. Het krediet mondiale bewustwording. Het is absoluut niet zo, mevrouw Stavast, dat door dat krediet toe te voegen aan het krediet incidentele activiteiten welzijn er op het gebied van mondiale bewustwording minder mogelijk zou zijn. Dat is niet het geval. We zetten het beleid dat we doen, voort. Er is binnen dat krediet ook voldoende ruimte om in het veld van de mondiale bewustwording extra dingen te doen. Het wordt er dus niet minder van. De kans dat het er beter van wordt is denk ik eerder reëel. U vraagt een rapportage over de overgangsregeling Heel de Buurt. Dat kan ik u toezeggen. We zijn in gesprek met gemeenten om die zaak op een goede manier te laten overgaan in de nieuwe Sociale Agenda en ik zal de Staten te zijner tijd laten weten hoe dat gegaan is, of er zich eventueel knelpunten hebben voorgedaan. De motie van de ChristenUnie. Het is heel duidelijk dat jongeren en alcohol en preventief beleid op dat punt sterk in de belangstelling staat. Dat is in onze provincie zo, dat is landelijk zo. Het is een actueel thema. Wij willen daar vanuit de Sociale Agenda graag op aansluiten.
15
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 U heeft gezien dat we in de verdeling van de percentages cofinanciering een 25% extra provinciale bijdrage voor projecten in dit kader ter beschikking willen stellen. Ik denk dat het College met deze motie goed uit de voeten kan als de Staten haar aannemen, en dat wij daar invulling aan kunnen geven, zeker met de toevoeging die u gedaan heeft op de interruptie van D66. Het gaat dus niet om één groot overkoepelend gemeentelijk ondersteund provinciaal alcoholbeleid, het gaat erom, met name in die regio’s, intergemeentelijk, creatief en op een goede manier bezig te zijn met dit thema en te kijken of het ons lukt om daar waar die knelpunten liggen – en die liggen er toch ook wel breed in onze provincie – jongeren van de alcohol af te krijgen en in elk geval ervoor te zorgen dat minder jongeren zich in de weekenden, in de vrije tijd, aan alcohol te buiten gaan. Dat willen we zeker doen in het gebiedsgericht beleid in deze Sociale Agenda. In die zin ervaar ik uw motie als een ondersteuning van dat beleid en ga ik er vanuit dat we daar goed mee uit de voeten zullen kunnen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Als ik het goed geïnterpreteerd heb zou een tweede instantie achterwege kunnen blijven. Ik weet dat het een belangrijk onderwerp is, maar van de zeven minuten per fractie hebben de meeste er al vier á vijf gebruikt. De heer SPOELTMAN: Voorzitter. De € 180.000 voor het onderwijs. Heb ik de gedeputeerde goed begrepen dat hij zegt dat hij het wat hem betreft liever in het gebiedsgericht werken wil laten en dus niet overhevelen naar het onderwijsbudget, maar wel zo dat duidelijk wordt dat per gebied ongeveer € 10.000, misschien zelfs meer, besteed zal worden aan onderwijsactiviteiten? Als ik dat goed begrepen heb, dan… De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, ik denk dat de heer Spoeltman mij begrepen heeft. Ik begrijp hem ook. Ik denk alleen dat we daar waar het niet aan de orde is, niet moeten versnipperen. Dus om nu precies te zeggen: in acht gebieden elk jaar € 10.000, dat lijkt mij niet handig. Het signaal is goed begrepen. De zorg van de Partij van de Arbeid is: wordt er in deze periode van de Sociale Agenda niet minder geïnvesteerd in onderwijs dan in de vorige periode? Ik heb u gezegd dat dit niet het geval zal zijn. Ik denk eerder meer. Ik zal u aan de hand van de notitie laten zien waarom ik denk dat het meer zal zijn. Ik stel voor het geld gebiedsgericht te laten en laten we die verdeling van € 10.000 per gebied niet met elkaar afspreken. Laten we evalueren: wat is er nu gebiedsgericht aan onderwijs gebeurd en wat heeft dat gekost? Dan zullen we zien dat wij elkaar daarin goed zullen vinden. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, mijn vervolgvraag kan ook opgevat worden als interpellatie aan de gedeputeerde. Wat er gezegd is over het krediet mondiale bewustwording, had ik al begrepen. Maar ik had de vervolgvraag hoe de criteria er uitzien. Dat het budget overeind is gebleven, was mij duidelijk. Er komen criteria voor een gecombineerd krediet. Ik wil graag weten of het voor een aanvraag die gaat over mondiale bewustwording voldoende is om aan de oude criteria te voldoen, of daar ook een verandering in is of niet. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Ik stel voor dat we die vraag opzoeken. Het kenmerk van het krediet incidentele activiteiten welzijn is, dat het tamelijk brede criteria moet hebben. Daar wil je vernieuwende dingen mee kunnen doen, die misschien nog niet direct binnen de maatlat van traditioneel beleid vallen. We denken erover na. Ik denk dat mevrouw Stavast zich geen zorgen hoeft te maken over de activiteiten die er plaatsvinden. Ze zijn ook met naam en toenaam genoemd in de Sociale Agenda. Over het krediet incidentele activiteiten denken wij na en daar kom ik in de commissie graag op terug. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Hartelijk dank. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. Motie nr. 1 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie heeft gestemd: de VVD. De VOORZITTER: Dan kijk ik naar het besluit behorende bij de vaststelling van de Sociale Agenda. Moet ik aannemen dat de fractie van de VVD aantekening vraagt voor het onderdeel participatie en volksgezondheid en wel dat zij geacht wenst te worden tegen dat onderdeel te hebben gestemd. Is dat correct?
16
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Mevrouw SCHRAAGEN: Ja. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Rondkijkend zie ik dat de Sociale Agenda wel is aangenomen. Aldus is besloten. A.2
Brief van Gedeputeerde Staten van 30 september 2008, nr. 2008-54.388 betreffende gratis openbaar vervoer voor mbo-leerlingen tot 18 jaar
De VOORZITTER: Van de beschikbare spreektijd van 7 minuten zijn door de fracties ongeveer 4 of 5 minuten verbruikt. U moet er rekening mee houden dat voor agendapunten A2 en A3 niet veel tijd meer over is. Als u uw tijd bij agendapunt A2 verbruikt, krijgt u voor A3 niet meer het woord. Het is dan aan de fracties om dat intern eerlijk te spelen. De heer Rijploeg heeft het woord. De beraadslaging wordt geopend. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, ik zal kort zijn. Op de vorige Statenvergadering hebben wij een motie ingediend en ik vind dat het College die motie op een goede manier vorm heeft gegeven. We doen hiermee iets voor de meest kwetsbare groep. Het zou mooi zijn als we op dit punt verder kunnen komen. Bij het kabinet is er inmiddels € 30 miljoen voor beschikbaar. In de commissie horen we de volgende keer wel hoe de voortgang is. Ik denk dat dit een kleine stap is op weg naar het doel, namelijk dat zoveel mogelijk mensen kunnen participeren. Het gaat hier om de meest kwetsbare groep en ik denk dat dit een extra accent krijgt op deze feestdag waarop het neoliberalisme een forse klap is toegebracht. Het speelkwartier heeft 30 jaar geduurd en dat is nu voorbij! Dank u wel. De VOORZITTER: Ik begrijp dat er heel wat met het Openbaar Vervoer mee kan reizen. Mevrouw Beckerman heeft het woord. Mevrouw BECKERMAN: Voorzitter, vorige maand was ik even terug in de wijk waar ik ben opgegroeid en daar zag ik een van mijn leeftijdsgenootjes, Leroy, rondrijden in een auto. Hij had zijn zinnen gezet op een mooie nieuwe BMW, maar het was helaas een Opel Astra uit de jaren ’80 geworden. Dat mocht de pret niet drukken. Hij had een grote pot menie nodig om de roest op de auto weg te werken en hij had met koeienletters op de motorkap ‘BMW” geschreven. Een Opel Astra is geen nieuwe BMW, ook al wil je dat nog zo graag, maar het is een auto en met een beetje geluk rijdt hij ook nog. Met de inkomensafhankelijke regeling voor gratis OV voor 16- en 17-jarigen MBO-studenten geeft het College ons een Opel Astra in plaats van een BMW. Zoals u weet wilde de SP gratis OV voor alle 16en 17-jarige MBO-studenten, maar wij zijn blij dat het College in iedere geval het plan van de SP voor een deel overneemt. Geheel in lijn met het feit dat wij eerder ingestemd hebben met de motie die daartoe opriep - sommigen in deze Statenzaal zijn dat al weer vergeten of suggereren op hun weblogs abusievelijk anders - zullen wij vandaag instemmen met dit voorstel. Voorzitter, de SP is wel bang dat er nog een fikse pot menie nodig is om de regeling te laten werken. De berekening dat slechts ca. 170 studenten recht op de regeling zouden hebben, rammelt volgens de SP ernstig. Gelukkig heeft de gedeputeerde in de commissie al toegezegd dat iedereen die recht heeft op de regeling er ook gebruik van kan maken, ook al worden de geschatte kosten overschreden. Het tweede waar nog wat menie voor nodig is, is het Provinciaal Studiefonds dat nog steeds relatief onbekend is. Er komt een provinciale promotiecampagne om te proberen iedereen te bereiken. Voorzitter, de SP stemt niet alleen in met de regeling, maar wij gaan het College ook helpen met het aanbrengen van de menie. Omdat wij denken dat er veel meer mensen zijn die recht hebben op deze reiskosten vergoeding dan de berekende 170, zullen wij folders gaan uitdelen op MBO-scholen en plaatsen waar veel ouders komen. Wij zullen via vragen de gemeenten oproepen om de regeling te promoten en we gaan via onze hulpdiensten mensen helpen met het invullen van het formulier. Zo hopen wij dat iedereen die er recht op heeft, gebruik kan maken van deze Opel Astra. Het is een Opel Astra en hopelijk gaat hij rijden, maar wij blijven erop hopen dat het College hen snel wil inruilen voor een BMW en wij zullen ons daarvoor blijven inzetten. Dank u wel. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, zou het niet handiger zijn als de scholen de folders klaar leggen, zodat iedereen ze kan krijgen. Dan kunnen we u de moeite besparen. Mevrouw BECKERMAN: Ik hoop dat die promotiecampagne er inderdaad voor zorgt dat iedereen die er recht op heeft, wordt bereikt. Wij zijn nooit te beroerd om te helpen en wij zullen het College daarom helpen met het aanbrengen van de menie.
17
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer HAASKEN: Flatscreens en Astra’s, de SP is wel bezig, zelfs met BMW’s! Maar even terug naar de regeling. Wij vinden dit geen provinciale taak, voorzitter. Er moet op z’n minst een landelijke regeling komen en niet een provinciale regeling en al helemaal niet een regeling die ook nog eens inkomensafhankelijk is. De provincie is geen organisatie die inkomenspolitiek moet voeren en dat gebeurt op basis van deze regeling wel. Daar zijn wij dus op tegen! Dank u wel. De heer STEVENS: Voorzitter, de BMW van de SP is onderweg! Een dag nadat onze Staten de motie hebben aangenomen, is er in de Tweede Kamer de motie Slob aangenomen, waarin gevraagd wordt om de kosten voor de MBO-leerlingen verder omlaag te brengen en hiervoor een bedrag van € 30 miljoen vrij te maken. Afgelopen week heeft staatssecretaris Van Bijsterveldt de Tweede Kamer geïnformeerd over een aantal mogelijke varianten voor deze € 30 miljoen. Er komt op deze wijze schot in het opheffen van de ongelijke behandeling van MBO-scholieren. De landelijke overheid neemt hiermee haar verantwoordelijkheid. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, over de varianten van de staatssecretaris. Ik heb begrepen dat zij verwijst naar de regeling die wij in Groningen gaan treffen. Ziet u niet het risico dat dit zou kunnen betekenen dat er geen landelijke regeling komt, maar dat het op provinciale regelingen gaat aankomen? De heer STEVENS: De staatssecretaris heeft verschillende mogelijke varianten uitgewerkt. Eén daarvan is dat zij wil uitzoeken of het mogelijk is om aan te sluiten bij ontwikkelingen die al in de provincies Groningen en Friesland in gang zijn gezet, maar de staatssecretaris heeft heel duidelijk gezegd dat zij ervan uitgaat dat er een landelijke regeling komt waarbij zich alle provincies aansluiten. Als er al een samenwerking komt tussen de provincie en de landelijke overheid op dit punt en de landelijke overheid provinciale regelingen ondersteunt, vinden wij dat dit een voor iedere provincie gelijke regeling moet zijn. Dit is slechts één van de vijf regelingen. Tegelijkertijd zijn wij blij met de uitwering van de motie door het College. Die is concreet en eenvoudig, hij gaat snel in en het geld komt terecht bij degenen die het het meest nodig hebben. Wij vinden dat deze regeling op den duur in lijn gebracht moet worden met de landelijke regeling. Mevrouw SIERSEMA: Voorzitter, in navolging van het verkiezingsprogramma van GroenLinks en de strijd van de SP voor gratis Openbaar Vervoer voor alle MBO-scholieren van 16 en 17 jaar hebben de coalitiepartijen een motie ingediend voor een regeling van gratis Openbaar Vervoer voor een gedeelte van de MBO-leerlingen van 16 en 17 jaar in onze provincie. Het College heeft de motie overgenomen en komt met een voorstel om in ieder geval de kinderen van 16 en 17 jaar van de minima gratis Openbaar Vervoer te bieden. Hoewel onze fractie vindt dat dit een taak is van de landelijke overheid en dat de landelijke overheid uit zou moeten gaan van het verstrekken van een OV-jaarkaart voor alle leerlingen en studenten, zien wij dit als een begin, een goed begin. Wel gaan wij ervan uit dat, mochten er meer aanvragen komen dan de geschatte 165 leerlingen - ik lees dat dit het minimum zou kunnen zijn - dat ook deze aanvragen gehonoreerd zullen worden en dat daarvoor de middelen vrij gemaakt zullen worden. Wij zijn over dit voorstel gematigd positief, maar een goed begin is het halve werk. De heer ZANEN: Voorzitter, de Partij voor het Noorden steunt het voorstel van het College. Wij hebben veel sympathie gehad voor de actie van de SP, maar ik denk dat de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de motie, toch recht doet aan een snelle invoering. Overigens zijn wij ook van mening dat we wel moeten zoeken naar een bredere toepassing dan wat nu is voorgesteld. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, beter een half ei dan een lege dop. Ik begin waar GroenLinks min of meer eindigde. Wij vinden het als onderwijspartij belangrijk dat leerlingen het onderwijs kunnen kiezen en ook datgene kunnen volgen wat ze willen en kunnen en dat ook maximaal kunnen. Voorzitter, wij zijn er ook voor dat er een landelijke regeling komt en wij hebben begrepen van onze Kamerfractie dat men daarover aan het nadenken is. Desalniettemin ligt hier een regeling voor om in het geval dat dit niet mocht gebeuren, in ieder geval een goede invulling te hebben. In de vorige Statenvergadering hebben wij gepleit voor een iets ruimere regeling, maar wij sluiten ons nu maar aan bij deze regeling, gezien de eerste opmerking die ik heb gemaakt. Toch hebben wij een paar moties opgesteld om dat halve ei, zonder veel extra kosten, toch te vullen. Voorzitter, idealiter is het zo dat je een wat meer geleidelijke schaal moet hebben voor vergoeding van reiskosten.
18
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Een kleine armoedeval of een bijdrage daarin zou het gevolg kunnen zijn van deze regeling. De administratieve kosten die voor deze regeling moeten worden gemaakt, zijn exorbitant hoog. Ze zijn ongeveer even hoog als de uitkeringen die op onze kosten moet plaatsvinden, te weten ongeveer € 60.000, zoals wordt verwacht. Je zou bijna zeggen gezien het aantal afwijzingen - namelijk de helft wordt ongeveer afgewezen - dat het beter is om maar helemaal niets te beoordelen en ken alle aanvragen toe. Dan ben je even duur uit, maar dat is waarschijnlijk geen realistisch verhaal. Maar met even meer geld zijn meer mensen geholpen. Voorzitter, de keuzevrijheid voor een opleiding geldt wat ons betreft voor de dichtstbijzijnde opleiding en zo staat het ook in de statuten van de Stichting. Wij vinden dat als je om geloofsredenen verder weg wilt, je dat verschil zelf moet bijdragen. De keuzevrijheid voor het MBO. De regeling richt zich op het MBO alsof mensen met een smalle beurs slechts MBO-opleidingen willen of kunnen volgen. Sterker nog, wij geloven erin dat iedereen in Nederland een zo hoog mogelijke opleiding moet kunnen volgen en dat ook bij een andere opleiding geen financiële belemmeringen in de vorm van reiskosten aanwezig zouden moeten zijn. Voorzitter, daarom dienen wij een motie in die ik u hierbij overhandig. De VOORZITTER: Dank u. De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in openbare vergadering bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: de voorgestelde Regeling Tegemoetkoming Reiskosten geldt voor MBO-leerlingen; deze regeling er komt omdat jongeren niet belemmerd moeten worden in hun onderwijskeuze wegens de reiskosten; binnen de doelgroep er ook leerlingen zijn die geschikt zijn voor de opleidingen HAVO en VWO; hoewel het waarschijnlijk om uitzonderingen gaat, hier zich ook situaties kunnen voordoen van reisafstanden die liggen boven de in de regeling genoemde aantal kilometers; ook de vrijheid van keuze voor deze vormen van onderwijs niet belemmerd moet worden door de kosten van de reis; de verleiding om voor het MBO (in plaats van HAVO of VWO) te kiezen groter wordt, omdat de voorgestelde regeling voor de doelgroep hier de reiskosten wel 100% vergoedt; verzoeken het College: de regeling uit te breiden met eenzelfde tegemoetkoming in de reiskosten voor HAVO en VWO; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer De Vey Mestdagh van D66. De motie krijgt nummer 1, maakt onderdeel uit van de beraadslaging en wordt verspreid. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik denk dat de motie voor zich spreekt en ik denk dat wij hem zouden moeten aannemen. Voorzitter, ik heb nog een tweede motie voorbereid die ik u hierbij wil overhandigen. Die motie heeft met rechtvaardigheidsgevoel te maken. Het is op dit moment zo dat in het VMBO het niet altijd even snel gaat met leerlingen. Ze mogen er maar 5 jaar over doen. Onze Tweede Kamer-fractie heeft ervoor gepleit om daarvan 6 jaar te maken, voor zover dat noodzakelijk is voor langzamere leerlingen. Het lijkt wat onrechtvaardig om mensen die wat meer moeite hebben met studeren, minder reiskosten te geven voor hun totale opleiding. Vandaar dien ik de volgende motie in. De VOORZITTER: Dank u. Ik lees de motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in openbare vergadering bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: de voorgestelde Regeling Tegemoetkoming Reiskosten geldt voor MBO-leerlingen; er situaties kunnen zijn dat de dichtstbijzijnde VMBO-school ook een reisafstand kent boven het in de regeling opgenomen aantal kilometers; de leerplicht geldt tot 18 jaar;
19
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 -
er leerlingen zijn die langer doen over het VMBO dan 4 jaar (maximaal 5 jaar mag); de leerlingen uit de doelgroep met meer leervaardigheden die al na vier jaar VMBO doorstromen naar het MBO volgens de regeling een tegemoetkoming in de reiskosten kunnen ontvangen; het onrechtvaardig lijkt de leerlingen van de doelgroep die al meer moeite hebben met het VMBO over hun totale opleiding meer reiskosten te laten maken dan snellere leerlingen;
verzoeken het College: in de voorliggende reiskostenregeling ook vijfde jaars VMBO-leerlingen op te nemen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer De Vey Mestdagh van D66. De motie krijgt nummer 2, maakt onderdeel uit van de beraadslaging en wordt verspreid. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, voor het kostenaspect heb ik geen dekkingsvoorstel gedaan gezien van het feit dat er nu ook al min of meer een open einde regeling ligt. De verwachting vanuit de eerdere bespreking is dat beide moties over uitzonderingen gaan en derhalve weinig geld zullen kosten. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, in plaats van voor alle MBO-studenten gratis OV aan te bieden is ervoor gekozen om slechts maar een bijdrage te leveren aan een klein deel van die groep. Dat vinden wij erg jammer, zeker vanwege de administratieve kosten die de regeling met zich meebrengt. Er wordt aangegeven dat het aantal aanvragen jaarlijks twee maal zo hoog is als het aantal toekenningen. Het kost dus een hoop tijd en werk waarvoor er dan weer een extra medewerker nodig is. Wij zouden dat geld graag anders besteden, bijvoorbeeld voor een van de voorstellen van D66 die overigens ook al refereerde aan de kosten voor de extra medewerker. Voorzitter, desondanks kunnen wij instemmen met het voorstel, want, zoals gezegd, een half ei is beter dan een lege dop. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we daarmee aan het einde van de eerste ronde en wellicht ook bij de laatste ronde. Dat zullen we zo zien. Mij lijkt het goed om even te schorsen voor de theepauze en dan kan de gedeputeerde de moties bestuderen alvorens te antwoorden. U kunt de pauze zelf gebruiken om overleg te voeren om uw houding ten opzichte van de moties te bepalen. Schorsing De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer De Bruijne heeft het woord. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, de beeldende wijze waarop de SP haar zorg met betrekking tot de MBO-scholieren die niet tot de minima-inkomens behoren, is bewonderenswaardig. De Opel Astra en de BMW. Wat het College betreft is er niet zo heel veel verschil in de tegenstelling tussen het goede en het betere,maar het College is van oordeel dat een generieke regeling niet uit de provinciale kas zou kunnen worden betaald. Wij hebben in een brief uiteengezet wat dat zou kosten en we hebben u die brief voorgelegd. Dat heeft geleid tot de moties die in een vorige Statenvergadering zijn uitgebracht en daarvan is de motie in meerderheid aangenomen die thans door het College wordt uitgevoerd. Dat is de situatie. De VVD acht het geen provinciale taak en is tegen de regeling. Dat is bekend, maar vanuit haar liberale gedachtegoed is zij er natuurlijk niet op tegen dat anderen er voor zijn. Dus we gaan er toch maar even mee door. Eerst even wat betreft die folders en dergelijke. Misschien is het goed om even te vermelden dat we gisteren met de Vereniging Groninger Gemeenten hebben afgesproken dat wij de beschikking krijgen over de NAW-gegevens uit de gemeentelijke registers van de doelgroep die voor deze regeling in aanmerking komt en dat wij die een brief sturen met de folder erbij. Degenen die in aanmerking komen gaan wij op naam en op hun eigen huisadres een brief met een folder sturen om hen te wijzen op deze mogelijkheid. Naast andere zaken, zoals de website, daarom heen, lijkt ons dat een goede zaak. Overigens mag het geen misverstand zijn dat het Provinciaal Groninger Studiefonds nu zo vreselijk onbekend is, want dat is niet het geval. Het Studiefonds is bij alle scholen in Groningen genoegzaam bekend. Jaarlijks worden er brochures naar de scholen gebracht en die worden ook gebruikt. Het beeld dat niemand weet wat het Provinciaal Groninger Studiefonds is, klopt niet.
20
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Gelukkig weten heel veel mensen ervan, maar deze nieuwe mogelijkheid, namelijk een aanvulling tot 100% van de reiskosten in tegenstelling tot de 50% die het Studiefonds regulier uitkeert, dient krachtig bekend te worden gemaakt en dat zal gebeuren. De landelijke regeling. Het is al gepasseerd in het debat. De staatssecretaris heeft een aantal opties genoemd, maar ze heeft nog geen keuze gemaakt. De provinciale optie is daar een van. Het mag duidelijk zijn dat als die wordt gekozen, wij er aan zullen bijdragen en wij zullen bewerken dat de landelijke regeling en wat wij provinciaal doen en wat u als Staten provinciaal verwacht, op elkaar zal worden afgestemd en dat we dat uiteraard weer naar u terugkoppelen als er bijzonderheden te melden zijn of dat er aanpassingen moet worden gepleegd en een en ander zal dan opnieuw met elkaar in deze zaal moeten worden afgesproken. Wij wachten eerst even af waar de staatssecretaris nu concreet mee komt en waarin de discussie over het bedrag van € 30 miljoen op uitkomt. De zorg over de berekening. Hierover is in de commissie gesproken. Wij hebben een inschatting gemaakt en het kenmerk van een inschatting is dat je er boven kunt zitten of er onder. Duidelijk is in ieder geval dat de motie zoals door de Staten is geformuleerd, namelijk dat alle MBOscholieren die hiervoor in aanmerking komen, 100% zullen krijgen. Die motie wordt dus uitgevoerd en we zullen u op basis van nacalculatie in januari laten weten wat dat betekent voor de Begroting. Administratieve kosten. Hierover is ook in de commissie gesproken. Ik heb u toen laten weten dat dit, wat het College betreft, ook een inschatting is en eigenlijk een maximum. Er wordt op uurbasis ingehuurd en de bijdrage die wordt verleend aan deze maatregel in ambtelijke zin, dus in uren, zal in verhouding staan tot het aantal aanvragen. De berekening is een inschatting om u toch een indicatie te geven waar dit naar toe gaat. De moties van D66. Het College geeft dus uitvoering aan de motie inzake de regeling voor MBO-scholieren. Die regeling ligt nu voor. Ik beveel u aan om die regeling vandaag aan te nemen, zodat we verder kunnen. Als er al andere doelgroepen aan worden toegevoegd, wensen wij geen uitstel, want dat zou betekenen dat we over de jaarwisseling heengaan en dat de zaken worden opgeschoven. Dat lijkt mij niet gewenst, tenzij u als Staten daar anders over zouden denken. Onze inzet is om de regeling zo snel mogelijk en in ieder geval per 1 januari aanstaande in te voeren. De doelgroepen die in motie 1 worden genoemd, zijn HAVO- en VWO-leerlingen. Een van de kenmerken van de regeling voor MBO-leerlingen is dat er verschillende leertrajecten zijn waarbij de bereikbaarheid een probleem is. Dat zal bij HAVO en VWO niet het geval zijn, want daarin komen de drie leerlijnen voor die elke HAVO-VWO-opleiding heeft. Daar bestaat dat onderscheid niet. Ik zou met betrekking tot beide moties, ook met betrekking tot de vijfdejaars VMBO-leerlingen, want ik heb geen inzicht in hoeverre het probleem zich hier in de praktijk voordoet, willen aanbevelen - en dat is ook de opvatting van het College - om nu niet onbezonnen ‘ja’ tegen de moties te zeggen. Als de Staten het wenselijk vinden dat wij nadere informatie verzamelen over de achtergronden en de effecten van deze moties, is het College daar uiteraard toe bereid. Het College beveelt niet aan om de moties op dit moment te aanvaarden. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Is hetgeen gezegd is door de gedeputeerde aanleiding om de moties aan te houden of wilt u de moties in stemming brengen? De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik kan mij voorstellen dat als de gedeputeerde dit onderzoek zou kunnen doen voor de decembervergadering om de problematiek in een regeling mee te nemen, ik de moties aanhoud tot december. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Dat stuit op praktische problemen, want wij maken de regeling in één keer bekend. De folders worden nu gemaakt en de conceptbrieven liggen klaar. De adressenbestanden worden opgevraagd. We gaan dus in november de mailing uitvoeren voor deze regeling, zodat de regeling per 1 januari effectief in werking kan treden. Het lijkt mij niet wenselijk om dat nu te doen en vervolgens in december een aanvulling bekend te gaan maken. Dat lijkt mij erg ingewikkeld. Als dit onderdeel van de regeling zou moeten zijn, is de feitelijke consequentie dat de bekendmaking van de regeling en daarmee de invoeringsdatum moet worden uitgesteld. De VOORZITTER: OK, en dat is niet wat u voorstelde. Dat is helder. Is er iemand die het woord wil voeren in de tweede termijn. Zo niet, dan stemmen we over de moties, tenzij u ze aanhoudt. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik zou toch nog graag van de gedeputeerde willen weten wat hij zou willen onderzoeken met betrekking tot HAVO en VWO. Hij heeft er in de commissie al uitlatingen over gedaan. Het gaat om uitzonderingsgevallen, juist omdat het algemene scholen zijn.
21
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Desalniettemin heb ik de moties opgevoerd, omdat in individuele gevallen dit wel degelijk een keuzebepalende factor kan zijn. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Het is zo dat ik in mijn betoog geen waardeoordeel over de moties heb willen geven. Dat is, vind ik, op dit moment niet aan de orde. Het gaat mij meer om de praktische consequenties. In dat verband is het goed om in beeld te brengen om welke aantallen het hier gaat, maar je zal ook onder ogen moeten zien wat je qua marketing met die regeling wenst te doen. Dat zal toch betekenen dat je alle HAVO-VWO-Atheneum-opleidingen in de provincie daarbij moet gaan betrekken. Dat heeft dus consequenties voor je marketing-plan van deze regeling. Dat bedoel ik als ik zeg dat we een en ander nader moeten overzien. De VOORZITTER: Het voorstel is duidelijk en er liggen twee moties voor. De gedeputeerde stelt voor om, als er behoefte aan is, te laten uitzoeken wat de praktische consequenties zijn zonder dat de regeling die GS voorstelt wordt opgeschort. Dat betekent feitelijk dat dan de gegevens worden verzameld en terugkomen in de commissie. Mochten de Staten er dan aanleiding toe zien om iets in de regeling op te nemen, wordt dat logischerwijze betrokken in het overleg met het Rijk, omdat het Rijk op een gegeven moment komt met haar plannen voor de invulling van de € 30 miljoen. Dan is het aan de Staten te bekijken of zij verder willen gaan dan dat, maar dan zit het niet in de regeling zoals de gedeputeerde nu voorstelt om te publiceren. Dit zou de situatie kunnen zijn, maar als men nu verder wil, moeten de moties in stemming worden gebracht. Is er nog behoefte aan nader overleg? De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, gezien hetgeen de gedeputeerde heeft gezegd, ga ik ervan uit dat hij op zo kort mogelijke termijn het betreffende onderzoek uitvoert en aangeeft hoe het eventueel ingepast kan worden in de regeling. Als dat zou kunnen of niet en waarom dat niet ingepast zou kunnen worden, is een zaak die we in de commissie kunnen bespreken, als dit dan wel vóór het volgend schooljaar voor elkaar zou kunnen komen. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Het is aan de Staten om dit verzoek aan het College te doen. Dat betekent toch dat u met de motie iets zult moeten doen. Dit over de procedure. Als ik u goed begrijp, zou u er mee kunnen leven als indiener van de moties dat, als een dergelijke maatregel opportuun zou zijn en door de Staten wordt gewenst, dit met ingang van het volgende schooljaar in plaats van 1 januari te laten ingaan. Is dat correct? De heer DE VEY MESTDAGH: Ja. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Dan is mij helder wat u bedoelt. De heer JAGER: Voorzitter, op uw procedurevoorstel zou ik namens de CDA-fractie willen aangeven dat wij graag een Staten-uitspraak willen over de wenselijkheid van de inhoud van de moties voordat er onderzoeken worden gedaan. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, dan moeten wij het dictum van de moties wijzigen. Tot een meningpeiling van de Staten? Of kunnen we dat bij handopsteken doen? De VOORZITTER: U moet nu even zelf helderheid scheppen als Staten. U heeft twee moties voorliggen. Als ik verder niets te horen krijg, breng ik die nu in stemming. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, ik zou D66 willen voorstellen aangezien de eventuele ingangsdatum het volgend studiejaar is, om er hier over na te denken en er later op terug te komen. Waarom is dit moment zo dringend? We krijgen straks een regeling van het Rijk of met het Rijk samen waarvoor € 30 miljoen beschikbaar is. Laten we het daarin opnemen en kijken of er voldoende ruimte is. De VOORZITTER: U suggereert dat D66 de moties aanhoudt. Het is aan D66 wat ermee moet worden gedaan. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik dacht dat ik gezegd had dat ik de moties zou aanhouden. Het CDA kwam met het verzoek om er toch over te stemmen. Voorzitter, ik houd ze dus aan met de toezegging van de gedeputeerde zoals heeft plaatsgevonden.
22
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De VOORZITTER: De moties liggen in het midden van de Staten en de Staten beslissen over wat ermee moet worden gedaan en als de Staten in meerheid behoefte hebben om erover te stemmen, wordt erover gestemd. Zo simpel ligt het. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, volgens mij is de indiener van de motie ook eigenaar van de motie en mag hij ze te allen tijde aanhouden of intrekken. Ik wil graag even de tijd krijgen om een nieuwe motie te maken om het College te verzoeken om deze moties te onderzoeken op hun haalbaarheid en inpasbaarheid. De heer MOORLAG: Mag ik een ordevoorstel doen, voorzitter? Ik denk dat het handig is als de heer De Vey Mestdagh een nieuwe tekst wil maken voor een motie die misschien wel wordt verworpen, hij die gelegenheid moet krijgen en dat het punt verder even wordt aangehouden, zodat de motie die de heer De Vey Mestdagh dan indient, zonder verder debat in stemming wordt gebracht. De VOORZITTER: Ik zie rondkijkend dat iedereen dat een verstandige aanpak vindt. Dan doen we dat aldus. Dan breng ik daarna de instemming met de brief aan de orde. Als de heer De Vey Mestdagh zich ondertussen aan het herschrijven zet, zullen we zijn gewijzigde motie(s) ronddelen en daarna zal ik ook het geagendeerde voorstel definitief afhandelen. Eerst wordt agendapunt A.3 behandeld en daarna vindt ten aanzien van agendapunt A.2 de volgende besluitvorming plaats. De VOORZITTER: U heeft allemaal motie 3 van D66 voor u? De heer De Vey Mestdagh heeft mij meegedeeld dat deze motie de eerder door hem ingediende moties 1 en 2 vervangt. Motie 1 en 2 zijn dus ingetrokken. Ik zal deze motie 3 voorlezen en dan breng ik hem in stemming. “Provinciale Staten van Groningen, in openbare vergadering bijeen op 5 november 2008, verzoeken het College: te onderzoeken of het wenselijk en haalbaar is om de regeling met betrekking tot de reiskosten voor MBO-scholieren uit te breiden voor scholieren van 16 en 17 jaar die VMBO-, HAVO- of VWO-onderwijs volgen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer De Vey Mestdagh (D66). De beraadslaging wordt gesloten. In stemming komt motie 3. Motie 3 wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de Partij voor de Dieren, de Partij voor het Noorden, de SP, GroenLinks en D66. Vervolgens wordt het agendapunt vreemd aan de orde van de dag behandeld. Dit staat na agendapunt A.3 weergegeven. A.3
Brieven van Gedeputeerde Staten van 13 augustus 2008, nr. 2008-53.051 en 7 oktober 2008, nr. 2008-55.754 betreffende waterberging en natuurontwikkeling Nieuweschans. Hierbij zijn ook aan de orde: Brief van GS van 18 februari 2008, betreffende partiële herziening POP-uitwerking waterberging Brief van GS van 20 mei 2008, betreffende partiële herziening POP-uitwerking waterberging Ingekomen brief onder 3.z
De VOORZITTER: Ik geef het woord aan de heer Blom. De beraadslaging wordt geopend.
23
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer BLOM: Voorzitter, in eerste instantie is de partiële herziening POP-Hamdijk een plan B. Een alternatief voor plan A, de realisatie van natuurdoelstellingen en waterberging ten noorden van Nieuweschans bij de binnenhaven. Dit plan kon niet gerealiseerd worden vanwege slechts één obstakel, namelijk de onwil van een grondeigenaar om mee te werken aan de verkoop van zijn grond. Plan B, zijnde Hamdijk, kan alleen tot stand komen dankzij dezelfde grondeigenaar die eerder strategisch gronden had aangekocht bij de Hamdijk en deze vervolgens wel aan de provincie wilde verkopen. Deze gang van zaken, samen met de beroering die het plan Hamdijk bij de plaatselijke bewoners heeft gewekt, stuit de SP tegen de borst. De communicatie met de betreffende bewoners verdient geen schoonheidsprijs. De Partij van het Noorden en de SP zijn naar de bewuste bewoners toe gegaan en dat heeft een compromis opgeleverd, een kaartje met een ruimere begrenzing voor het zoekgebied en dit kaartje hoort bij de motie van de Partij voor het Noorden die door de SP mede is ondertekend. Tevens wenst de SP dat bij de nadere invulling van het gebied terdege met de wensen van de bewoners en naar hun tevredenheid rekening wordt gehouden. Nog even voor de duidelijkheid: de SP is niet tegen waterberging, niet tegen nieuwe natuur, natte as of robuuste stapstenen. Integendeel, wij willen vasthouden aan de natuurdoelen en aan de waterbergingsopgaven, maar bij de totstandkoming daarvan moet wel rekening worden gehouden met de bewoners, zeker als die zelf met alternatieven komen. Dank u wel, voorzitter. De heer ZANEN: Voorzitter, voor de helderheid lijkt het mij het beste om direct die motie op tafel te leggen, want dan kan hij rondgedeeld worden. De VOORZITTER: Ik lees de motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, constaterende dat: de nu in ontwikkeling zijnde plannen voor de herinrichting van het gebied direct ten zuiden van Nieuweschans grote gevolgen hebben voor het betreffende landschap en de leefbaarheid van het gebied; dat er daarom bij de omwonenden tegen deze plannen veel weerstand is ontstaan, overwegende dat: het vanzelfsprekend is dat bij de herinrichting van gebieden ten behoeve van de waterberging rekening wordt gehouden met de bezwaren van de omwonenden; de doelstellingen achter deze herinrichting, te weten waterberging en natuurontwikkeling op meerdere wijzen gerealiseerd kunnen worden; sommige van de alternatieve plannen een groter gebied beslaan dan het voorgestelde inrichtingsgebied, spreken uit dat: het gebied waarop de “partiële herziening POP-uitwerking waterberging” van toepassing is, vergroot dient te worden en wel overeenkomstig het gebied dat op bijgevoegde kaart geel is gekleurd, verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om bij de herinrichting van dit ruimere gebied rekening te houden met de bezwaren van de omwonenden en met de door hen ontwikkelde alternatieve plannen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Zanen (PvhN), de heer Blom (SP), de heer Haasken (VVD), de heer De Vey Mestdagh (D66) en mevrouw Hazekamp van de Partij voor de Dieren. De motie krijgt nummer 1 en de motie plus de bijbehorende kaart maken deel uit van de beraadslaging en zullen worden verspreid. De heer ZANEN: Voorzitter, de motie is een vervolg op de discussie in de commissie. In de commissie is gebleken dat er een aantal bezwaren kleven aan de voorgestelde inrichting van het gebied. Echter, het gaat hier niet eens om de inrichting, maar om de afgrenzing van het gebied. Toch speelt ook die achterliggende inrichting een rol. Dat blijkt onder andere uit het feit dat nog voor deze Statenvergadering ons een aantal kaarten hebben bereikt die ook de inrichting betreffen.
24
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 In de discussie in de commissie was dit ook aan de orde en daar is door de Partij voor het Noorden een alternatief voorgelegd dat wellicht een aantal bezwaren die omwonenden nadrukkelijk hebben verwoord, zou kunnen ondervangen. De inrichting zou zodanig kunnen zijn dat zij er beter mee kunnen leven. Nadenkend over die zaak moet je het eigenlijk nu niet hebben over de precieze inrichting van het gebied, maar over de begrenzing of de omvang van het gebied. Als je namelijk het gebied iets groter kiest dan het voorstel van GS, maak je het als provincie mogelijk om in goed overleg met alle betrokkenen en omwonenden hun bezwaren te ondervangen. Dat is wel gebleken. Zij hebben bijvoorbeeld gezegd dat als je een bepaald gebied dat je wilt gebruiken als noodbergingsgebied en dat de functie van landbouwgebied heeft, vergroot - en er een tweede perceel erbij neemt en ook de bestemming van noodbergingsgebied geeft -, je kunt volstaan met veel lagere dijken om dat gebied heen. Als dat qua omvang twee gelijke gebieden zijn, kan je met de helft van de hoogte van de dijken volstaan. Dat zou geweldig veel bezwaren wegnemen bij de omwonenden die het juist daarom gaat, namelijk om hun zicht, om de relatie met de omgeving. In plaats van dat je tegen een hoge dijk opkijkt, kijk je dan over een dijk heen. Dat soort mogelijkheden gaan ontstaan. Er is daar een gebied dat in principe als natuurgebied wordt gezien en dat staat het ruimtelijk karakter van die regio in de weg en dat zou ook kunnen worden ondervangen doordat een schuine zichtlijn wordt gehanteerd en dat is als zodanig ook voorgesteld in de commissie. Hetgeen er ten noorden van ligt kan dan open blijven en dat andere gebied kan dan natuurgebied zijn. Voorzitter, de motie spitst zich dan ook toe op een soort amendement op het voorliggende plan om een gebied voor herziening POP-uitwerking waterberging iets te wijzigen in de zin dat het iets wordt vergroot, waardoor de ruimte ontstaat om met de omwonenden tot een oplossing te komen. Die motie beveel ik de Staten dus van harte aan. De heer DIETERS: Voorzitter, de heer Blom heeft de geschiedenis uitgelegd. Het heeft inderdaad geleid tot een lang traject en we moeten nu echt een stap verder gaan zetten. Ik wil een knip maken tussen de partiële herziening op de plankaart en de inrichting. Als fractie van de Partij van de Arbeid gaan wij akkoord met de partiële herziening, de plankaart. Met de inrichting gaat u hard aan de slag, maar ik zou wel graag zien dat dit in overleg en samenspraak met de bewoners gebeurt zodat er volgend jaar in de commissie een inrichtingsplan aan de orde kan komen en we daarover kunnen spreken. Ik wacht de bevindingen van het College af over de motie die zojuist is ingediend. De heer ABBES: Voorzitter, voor ons ligt het Ontwerp Partiële herziening POP-uitwerking waterberging Hamdijk. Ook de CDA-fractie kan hiermee instemmen, maar wel voor zover het gaat om de locaties en de functies van het gebied. Met nadruk is gezegd dat het om een combinatie moet gaan. Dat is duidelijk. Dat het om een drastische ingreep gaat in het gebied is velen ook duidelijk. De verontrusting van de bewoners kunnen wij ons heel goed voorstellen. Belangrijk is dat er een goede communicatie plaatsvindt. Wat ons betreft zelfs met een plus, gezien de grote impact in het gebied. Nadrukkelijk wil ik hier wel vermelden, zoals u terecht schrijft op pag. 4 in het stuk, dat op dit moment besluitvorming over het schetsontwerp van het inrichtingsplan niet aan de orde is en dat u dat graag naar voren geschoven ziet en dat wij na verloop van tijd hier nog verder over zullen spreken. Wij wachten het moment af dat de verschillende partijen zo ver zijn. Verder ben ik ook benieuwd naar de reactie van de gedeputeerde inzake de motie van de Partij voor het Noorden en in het bijzonder over het oprekken van de contouren van dit gebied. De heer HAASKEN: Voorzitter, ik maak ook even een knip, maar dan halverwege mijn tekst omdat ook ik wat beperkt ben in de tijd. Het is voor het eerst dat wij nu te maken krijgen met de uitwerking van deze robuuste verbindingszone. Waar gaat het hier nu over? Een verbindingszone vanaf Blauwe Stad via de Rensel, de Westerwoldse A naar de Dollard met een aftakking ter hoogte van Nieuweschans naar het gebied Lethe en de Brualer Sloot. De robuuste verbindingszone wordt robuust uitgewerkt. Een deel is reeds gerealiseerd in het bos op Houwingeham en ten zuiden daarvan. De uitwerking vindt plaats in combinatie met waterberging voor het gebied Hamdijk-Bovenlanden-Kuurbos. Dat deel komt uit het samenvattende voorstel van de wel zeer verwarrende brief. We hebben het hier over een robuuste verbindingszone. In mijn optiek moet dat dan minimaal twee grote complexen met elkaar verbinden. Aan de ene zijde is dat het gebied van de Blauwe Stad, Westerwoldse A en de Dollard en aan de andere zijde is dat het gebied Lethe en de Brualer Sloot naar Duitsland conform het kaartje op pag. 3 van de brief die wij aangeboden hebben gekregen.
25
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Voorzitter, wat is dat dan voor een gebied? Dat zijn enkele tientallen - ik denk minder ruilverkavelingbosjes die zijn aangelegd in 1983 tegen de rijksgrens die ter plaatse wordt gevormd door een sloot, namelijk de Brualer Sloot. Mijn vraag is deze: kan de gedeputeerde ons concrete plannen of stappen aan Duitse zijde aanleveren die rechtvaardigen dat wij aan de Nederlandse zijde een dergelijke robuuste verbinding zouden aanleggen? De heer STEVENS: Voorzitter, met dit voorstel van het College wordt weer een stukje beleid gerealiseerd, namelijk waterberging en Ecologische Hoofdstructuur. Het borduurt voort op keuzen die eerder zijn gemaakt. Wij duiden het positief dat in dit voorstel een combinatie wordt gemaakt van waterberging en natuur en dat op deze wijze ook 100 ha minder ruimtebeslag wordt gedaan voor deze doelstelling. De ChristenUnie-fractie vindt dat met deze partiële herziening de functies voor het gebied moeten worden aangewezen en dat de knelpunten die er nog zijn met de bewoners, in het inrichtingsplan zo goed mogelijk moeten worden opgelost. Voor een specifiek punt wil ik aandacht vragen. In de commissievergadering is daarvoor ook al aandacht gevraagd en dat betreft de gereguleerde inlaat in combinatie met de hoogte van de dijken. Tot nu toe werd steeds gezegd dat, nadat je een gat in de dijk hebt gegraven, het gehele gebied volstroomt en dat de dijk overal even hoog moet zijn als het omliggende gebied van waaruit het water komt. Echter, op het moment dat je beschikt over de mogelijkheid tot gereguleerde inlaat, kan je daarmee spelen. Er is door de gedeputeerde gezegd dat het allemaal veel te duur is. De vraag van ons is of bepaalde vormen van gereguleerde inlaat toch bekeken kunnen worden voor het inrichtingsplan, omdat dit van invloed kan zijn op de hoogte van de dijken. Met betrekking tot de motie van de Partij voor het Noorden wachten wij de opvatting van de gedeputeerde af. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, er is al gememoreerd aan de voorgeschiedenis is. Ruim een jaar geleden hebben we hier een discussie gevoerd die erop uitliep om in dit gebied een combinatie te maken van waterberging en een realisatie van een deel van de EHS. Er is toen een motie aangenomen die nog steeds overeind staat, waarin een grotere ambitie wordt uitgesproken, een bredere ecologische zone voor de gehele breedte en een zoet-zout-waterovergang. Er ligt nu een nadere uitwerking voor. Aan de geformuleerde uitgangspunten van de provincie en de waterschappen wordt voldaan, maar er is een breed verzet wat ik ‘nivea’ zou willen noemen, wat de Groningse vertaling is van nimby (not in my backyard), namelijk nait in mien veur- en achtertuun. De opmerkingen zijn volkomen te begrijpen, ook de opmerking over aanpassing van cultuur en landschap, maar wij hebben wel tot taak om een afweging te maken tussen algemene en individuele belangen. Voorlopig gaat GroenLinks voor de huidige keuze. Waarom? Omdat we het een goede plek vinden voor waterberging en omdat we voor de EHS twee functies in één keer kunnen vervullen. Wat betreft de beantwoording van de voorliggende motie vragen wij aan de gedeputeerde om het element ‘vertraging’ - hoeveel tijd het gaat kosten - en het element ‘kosten’ mee te nemen. Als wij een werkelijk alternatief zien geformuleerd waarin de eigen doelstellingen gecombineerd kunnen worden met de belangen van bewoners, zijn we daar natuurlijk voor. Alleen hebben wij tot nu toe die combinatie niet gezien. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, waar mogelijk moet je aan de wensen van bewoners tegemoet komen en inderdaad moet nimby niet de hoofdrol spelen. Vandaar dat wij de motie van de Partij voor het Noorden hebben ondersteund, want als wij ons goed kunnen herinneren is het gebied ten zuiden van de gaslocatie ook aangekocht door de boer langs de monding van de Westerwoldse A. Het zou niet tot vertraging hoeven te leiden. Bovendien zou je middels gecontroleerde inlaat de dijken lager kunnen maken, omdat je sneller tot de benodigde kubieke meters kunt komen, en je zou ze misschien nog lager kunnen maken, omdat nauwelijks last zal worden ondervonden door opstuwing door wind en dergelijke. Dan kan nog eens extra aan de behoeften en belangen van de buurt tegemoet komen. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, de Partij voor de Dieren sluit zich volledig aan bij de bijdrage van de SP en de Partij voor het Noorden. We hebben daaraan niets toe te voegen en we hebben de motie van de Partij voor het Noorden van harte onderschreven en we zijn erg benieuwd naar de reactie van het College. De VOORZITTER: Dan zijn we nu toe aan de beantwoording door gedeputeerde Bleker die mij heeft laten weten dat hij kan antwoorden binnen de resterende zeven minuten.
26
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008
De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, je zou haast wel denken dat het binnen de zeven minuten zou kunnen, gelet op de vele woorden die wij al aan het onderwerp hebben gewijd. Dat waren trouwens altijd goede discussies. Mede naar aanleiding van de bijdrage van de ChristenUnie, de Partij van de Arbeid en het CDA, is de vraag relevant welk besluit Provinciale Staten gevraagd wordt te nemen. Dat staat verwoord in de brief van september, namelijk de begrenzing van een gebied waarbij binnen die grenzen de functies waterberging, noodberging en natuur worden beschreven. Dat is wat gevraagd wordt. Het is inderdaad zo dat wij ook, op uw verzoek, een schetsontwerp hebben gemaakt als het gaat om de inrichting voor de natuur. Dat is overigens niet meer dan een schetsontwerp en dat stelt u niet vast en dat hebben wij als College ook niet vastgesteld. We gaan dus nu, als de begrenzing door Provinciale Staten wordt bepaald voor die functies, als provincie en waterschap aan de slag met de mensen in het gebied om tot een precieze invulling voor die onderscheiden functies te komen. Dan komen wij volgens afspraak bij Provinciale Staten terug alvorens wij onze goedkeuring geven aan een inrichtingsplan dat door het bestuur van het waterschap aan ons te zijner tijd zal worden voorgelegd. Daarom is het belangrijk dat de Partij voor het Noorden inzake de kern van de zaak met een voorstel komt, want dat is een wezenlijk nieuw begrenzingsvoorstel. De essentie van dat voorstel is dat er aanzienlijk meer hectares voor waterberging en natuur worden begrensd dan in het voorstel van het College van GS. Hier zit een procedurele kant aan. Mevrouw Stavast vroeg al wat dat betekent voor het tempo. Het betekent dat wij voor die hectares die in het plan van de Partij voor het Noorden worden begrensd, opnieuw een plan MER moeten plegen. Dan zijn wij gehouden aan het van toepassing verklaren van normale bezwaar- en inspraakprocedures. Ik kan u verzekeren dat ook weer van die bezwaar- en inspraakprocedures ruimhartig gebruik zal worden gemaakt, maar dat zullen weer anderen zijn dan de mensen die er nu gebruik van hebben gemaakt. Dat betekent dat PS niet zo maar even de grenzen kan verleggen, want er dient een formele procedure te volgen en dan zouden we een en ander te zijner tijd weer aan u voorleggen. Het heeft dus vertraging tot gevolg. Los daarvan is de vraag van belang dat als we dit zouden doen, wat we daarmee bereiken. De heer Stevens vroeg zich dat ook al af. Het doel van de vergroting van het gebied lijkt het lager houden van de dijken te zijn. Dat zou kunnen, maar dan moet je de oppervlakte evenredig vergroten. Vervolgens moet je niet alleen werken met gecontroleerde inlaat, maar ook met gedoseerde inlaat. Je zou dan een inlaatwerk moeten creëren dat op een gegeven moment ook weer gedicht kan worden, waarmee als het ware het peil in het bergingsgebied lager komt dan het peil in de boezem. Tot nu toe hebben we dat bij geen enkel bergingsgebied gedaan, behalve bij de Blauwe Stad omdat daar het bergingsgebied aan bewoning grenst. Daar is een permanent operationeel inlaatwerk gebouwd dat overigens ook een sluis is. Hier zou het een inlaatwerk worden dat eens in de vijftig of honderd jaar moet worden gebruikt. Daar zit hydrauliek, techniek en elektriciteit in. Dat betekent dat je een stuk infrastructuur bouwt (dat bij de aanschaf al duurder is dan de inlaat die hier wordt voorgesteld) dat jaarlijks moet worden onderhouden en daarmee jaarlijkse onderhoudslasten met zich meebrengt. Als je dat niet goed zou doen, loop je ook het risico dat op het moment suprême de installatie niet goed werkt. Daarom zijn die inlaatwerken wel aanvaardbaar als het gaat om combinaties met een sluis, omdat ze dan week in week uit gebruikt kunnen worden. Al met al brengt het voorstel aanzienlijke kosten met zich mee, omdat je meer hectares nodig hebt. Ik denk dat er ca. 60 of 70 hectares extra nodig zijn. Dat is 70 maal € 40.000 en dat is € 2,8 miljoen. Voorts een inlaat, geschat op € 1,5 miljoen extra. Dat is dus € 4,3 miljoen plus de jaarlijkse onderhoudslasten die met die inlaat van doen hebben. Het enige effect is een groter oppervlakte met iets lagere dijken. De heer STEVENS: Mijn vraag had niet de bedoeling om te filosoferen over een groter ruimtebeslag, waardoor het water op een lager niveau gehouden kan worden. Ik realiseer mij ook dat dat onevenredig veel extra kosten en ruimtebeslag met zich meebrengt. Maar in de commissie is de stelling neergelegd dat de hoogte van de dijk vooral wordt bepaald door de hoogte van het water, van de boezem. Op het moment dat je een gat graaft in de dijk, stroomt het gehele gebied vol tot maximaal de hoogte van de dijk van de boezem. Als de dijk lager is van het waterbergingsgebied dan die van de boezem, stroomt het water er natuurlijk overheen. Toen is gevraagd of met een eenvoudige schuif, want zoiets is nodig om het water te regulieren dat van hoog naar laag stroomt, het probleem niet kan worden opgelost dat de dijken allemaal dezelfde hoogte moeten hebben. Eén van de insprekers gaf aan dat dat soort oplossingen reeds in de provincie worden gebruikt.
27
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Volgens mij is het zo, gezien de ervaringen in Nederland met de waterschappen, dat het heel goed mogelijk is om water te reguleren dat van hoog naar laag stroomt. Ik heb daar niet het beeld bij dat daar miljoenen aan besteed hoeven te worden. Is de gedeputeerde ook van opvatting dat dit het geval is? Mevrouw HAZEKAMP: Ik heb een vraag met een soortgelijke strekking, namelijk waar zit dat grote verschil. Waarom is in dit geval een gecontroleerde inlaat nodig en bij het oorspronkelijke plan niet? Ook daar is toch sprake van een hoogteverschil? De heer BLEKER (gedeputeerde): Ook in de inspraak werd gezegd dat er al ergens een inlaat is. Als u zich voorstelt met welk een kracht het water vanuit de boezem als de waterstand te hoog is, de polder instroomt ... Dat is gigantisch. Wie nog de beelden voor ogen heeft van de onderwaterzetting van de Tussenklappenpolder zal zich dat nog kunnen herinneren. Hier wordt over een behoorlijke breedte een inlaatwerk gemaakt van beton en met een betonnen vloer. Als je dat niet goed doet, wordt namelijk de gehele dijk meegesleept. De breedte daarvan is ongeveer de helft van de lengte van de Statenzaal. Dat wordt volgegooid met zand en leeggemaakt op het moment dat het nodig is. Over zo’n inlaat hebben we het en daarbij zijn geweldige krachten aan de orde. Wil je daar gereguleerde inlaat realiseren, betekent dat, terwijl die kracht van de instroom wordt uitgeoefend, je een technische installatie met een enorme capaciteit moet hebben om de inlaat af te sluiten. Dat is de situatie en dat betekent dat het niet even een schuif wordt gesloten. De heer HAASKEN: Voorzitter, dit punt wordt ons aangeboden onder de noemer ‘herziening POPuitwerking’. Volgens mij zitten we nu bijna op besteksniveau te praten. Bent u zich dat bewust? U heeft zelf al die knip gelegd in het eerste deel van uw betoog. Er moet voor worden gewaakt dat we nu niet op inrichtingsniveau spreken, maar inmiddels bent u er zelf hard mee bezig. De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat is zo, maar ik kan bij elke vraag waarvan ik denk dat die zich op inrichtingsniveau afspeelt, zeggen dat ik die vraag niet beantwoord. Onze voorzitter leert ons altijd om de Staten te respecteren. De heer HAASKEN: Maar u komt wel met een aantal argumenten waarvan ik sterk het idee heb dat u ze vrij achteloos uit de mouw schudt. Ik zou het u zeer aanbevelen om die argumenten uit uw mouw te schudden op basis van degelijk onderzoek. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, dit zijn geen nieuwe argumenten, want de discussie heeft al volop plaatsgevonden, ook in de afgelopen commissievergaderingen. Dezelfde discussie speelde bij de Ulsderpolder, en ook bij Haren en Onnen. Altijd was daar de vraag of we een gedoseerde inlaat kunnen realiseren en steeds hebben wij, maar ook uw Staten bij de vaststelling van die plannen gezegd dat het gaat om een bij het boezempeil meebewegende noodberging en dat die andere voorziening in dat geval financieel noch technisch goed verdedigbaar is. Daarom ga ik er nog even op in, maar daar houd ik het bij, voorzitter, ten einde uw vice-voorzitter, de heer Haasken, niet al te zeer te bruuskeren. De heer ZANEN: Ik heb ook iets in de publiciteit gelezen over ‘groene’ dijken. Dan wordt er geen gat gemaakt in de dijk zoals bij de Tussenklappenpolder is gebeurd, maar men laat het water gewoon over de dijk heen lopen. Dat kan ook. Het gaat hier om watertechnologie en dat zou dan een van onze speerpunten kunnen worden, want daar zijn we heel sterk in. Ik denk dat dit niet zo’n raar idee is. U bent thuis volgens mij zelf ook bezig om op het vlak van de dijken nieuwe zaken te introduceren. De heer BLEKER (gedeputeerde): Laat ik het zo formuleren. Het College is van oordeel dat de begrenzing zoals hier aangegeven, noodzakelijk is en dat er aan gedoseerde inlaat zo veel onzekerheden verbonden zijn, dat daar niet op gebouwd kan worden om tot een andere begrenzing dan wel bij voorbaat tot lagere dijken te komen. Zo luidt onze redenering. Voorzitter, er zijn nog allerlei andere bezwaren verbonden aan het gebied zoals door de heer Zanen is aangegeven. Dat heeft met de procedure te maken, met de structuur van de landbouw en dat heeft ook te maken met het feit dat zo’n uitbreiding in gebieden zou komen waarvan eerder is vastgesteld dat dit archeologisch kwetsbare gebieden zijn. Naar ons oordeel helpt dit voorstel van de Partij voor het Noorden niemand echt vooruit en is er, naar ons oordeel, behoefte aan duidelijkheid.
28
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Er is nog een vraag gesteld door de heer Haasken of de Duitsers ook iets doen. Het antwoord is ‘ja’. De Duitsers zijn ook doende om aam Duitse zijde gronden te verwerven en inrichting te plegen om op die manier een verbinding met het Nederlandse gebied te realiseren. Ik meen ook dat de heer Haasken inmiddels de antwoorden heeft gekregen van de zijde van de ambtelijke dienst over welke maatregelen dat zijn. Het gaat om een strook van 50 tot 100 meter die wordt benut als verbindingszone. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Zoals u heeft gezien ben ik zojuist royaal geweest om opmerkingen toe te staan die nauwelijks waren verpakt als vraag. Het betekent dat we het bij deze termijn kunnen houden, neem ik aan. Ik zie toch nog twee leden, namelijk de heer Zanen en de heer Haasken die nog iets willen zeggen. Het woord is aan de heer Zanen. U heeft nog één minuut. De heer ZANEN: Voorzitter, ik krijg de indruk dat de gedeputeerde sympathiek staat tegenover ons alternatief. Hij zegt wel dat je er niemand echt mee vooruit helpt, maar dat ben ik niet met hem eens. Wie we ermee vooruit helpen is onszelf en de omwonenden bij het vinden van een oplossing die goed past. Het kost tijd en misschien wat extra geld, maar dat hangt helemaal af van de inrichting. Naar mijn idee is het toch een goede zaak als we als Staten die motie aannemen. De heer HAASKEN: Voorzitter, de gedeputeerde heeft gezegd dat aan Duitse kant er wordt gewerkt aan een verbindingszone of het ontwikkelen van natuurgebieden om die verbindingszone te rechtvaardigen. Hij heeft eenheden van 50 tot 100 meter genoemd. Mijn informatie luidt dat de gemeenten en de Kreisen denken aan mogelijke plannetjes van 50 meter langs de Brualer Sloot. Met andere woorden, de verbindingszone wordt aanzienlijk robuuster uitgewerkt dan de te verbinden elementen. Daarmee wordt de verbindingszone een doel op zich, namelijk het realiseren van een nieuw natuurgebied en dat is volgens mijn fractie niet de bedoeling. Wij vinden het onverantwoord om een robuuste verbindingszone in te richten die feitelijk naar niets loopt. Dan gaat het louter om het realiseren van nieuwe natuur en daar is dit niet voor bedoeld. Ik verbaas mij erover dat er een aantal fracties zijn die op enig moment hier te kennen geven dat zij geen landbouwgronden voor natuur willen opofferen en op dit moment pal achter het College blijven staan. Ik ben daar zeer over verbaasd. Ik heb dan ook namens mijn fractie de volgende motie. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, zijn van mening dat: een robuuste verbindingszone in principe in combinatie kan worden uitgewerkt met waterberging; een robuuste verbindingszone ook robuuste natuurgebieden moet verbinden; het gebied Lethe/Brualer Sloot niet kan worden gezien als robuust natuurgebied; de bestaande natuurgebieden aan de oostzijde van het BL Tijdenskanaal voldoende gedimensioneerd zijn om als verbindingszone te dienen naar het gebied Lethe/Brualer Sloot, roepen het College van gedeputeerde Staten op: de plannen met betrekking tot inrichting van waterberging van het gebied aan weerszijden van de Hamdijk, ten westen van het BL Tijdenskanaal niet te combineren met natuurontwikkeling, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heren Haasken, Luitjens en Zanen. De motie krijgt nummer 2, wordt vermenigvuldigd en uitgereikt. De heer BLOM: Betekent dit dat u helemaal van de natuurdoelstellingen in dit gebied af wilt? De heer HAASKEN: Voor het gedeelte waterberging aan de westzijde van het Boelo Tijdenskanaal aan weerszijde van de Hamdijk hebben wij geen behoefte aan een natuurgebied in die waterbergingsgebieden.
29
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Wij gaan akkoord met de waterberging ter plaatse, maar niet met het realiseren van natuurgebieden, omdat deze worden gemotiveerd vanuit de robuuste verbindingszone die eigenlijk het gebied Dollard, Westerwoldse A, Blauwe Stad moet verbinden met Duitsland, maar daar ligt niets en er zijn daar ook helemaal geen concrete plannen voor. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, de heer Zanen is een optimistisch mens. Zelfs al zeg je met klem van argumenten dat dit plan van de Partij voor het Noorden niemand vooruit brengt, dan wordt het toch gekarakteriseerd als dat het College sympathiek tegenover het plan staat. Ik zal er maar meteen duidelijk over zijn: wij ontraden dit plan en deze motie ten zeerste. Het brengt niemand vooruit De heer ZANEN: U wijst ze dus niet af, want u ontraadt ze slechts. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, wij ontraden ze. Vervolgens betekent dat plan dat de waterberging aanzienlijk later wordt gerealiseerd en is er meer landbouwgrond nodig om de waterberging te realiseren, terwijl het ook nog duurder is. Het is dus inderdaad voor niemand beter. Voorzitter, het verbaast mij in zeer hoge mate dat de VVD nu met een motie komt die volgens mij in de achterban van de VVD de haren ten berge moet doen rijzen, want eerst staat de VVD achter de motie van de Partij voor het Noorden hetgeen de facto betekent dat 75 ha extra landbouwgrond in dat gebied voor waterberging wordt bestemd. Dat is een claim op de landbouwgronden. Legt u het maar uit aan uw vrienden. De heer HAASKEN: Voorzitter, dat kan ik heel goed ... De VOORZITTER: Als u wilt, kunt u straks nog een termijn krijgen, maar u kunt nu alleen interrupties doen. De heer HAASKEN: Ik wil wel graag op een juiste manier worden toegesproken. Dit is belachelijk. De heer BLEKER (gedeputeerde): Maar de suggestie die u wekt dat we natuur van iets naar niets brengen, doet er ook niet toe, want die gaat ook aan de zaak voorbij. Die zone waar de Duitsers nu mee bezig zijn bij de Brualer Sloot is niet een stapsteen, maar een verbinding tussen datgene wat aan onze kant wordt gerealiseerd met het natuurgebied bij de Ems. Daar is die verbinding voor bedoeld. U komt er waarschijnlijk net zo vaak als ik en dan weet u dat er al veel natuurgebied aanwezig is en daarvoor is de te realiseren verbinding voor bedoeld. De heer HAASKEN: Voorzitter, daar is namelijk niets aanwezig en ik zou de gedeputeerde willen verzoeken om ons de concrete plannen te laten zien die aan Duitse zijde worden voorbereid. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, hoor. Voorzitter, hiermee sluit ik af. De motie van de VVD ontraden wij evenzeer als de motie en het alternatieve plan van de Partij voor het Noorden en ik denk dat het een heel goede zaak is dat er duidelijkheid komt op het essentiële punt van waterberging en natuur. Als het gaat om de inrichting gaan wij, zoals de heer Dieters heeft aangegeven, volop in gesprek en daarbij nemen wij een meedenkende en meebewegende houding in richting de burgers en de boeren in het gebied. De VOORZITTER: Akkoord, dan ben ik bij de stemming over de moties. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming komt motie nr. 1. Motie nr. 1 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de Partij voor de Dieren, SP, VVD, Partij voor het Noorden en D66. In stemming komt motie nr. 2. Motie nr. 2 wordt bij handopsteken verworpen. Voor deze motie hebben gestemd de fracties van de VVD en de Partij voor het Noorden.
30
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik zou graag even een toelichting willen geven. Wij hebben niet voor de motie gestemd, maar wij willen wel aangeven dat wij vinden dat de heer Bleker de VVD heeft benaderd op een manier die niet de onze zou zijn. De VOORZITTER: Dat noteren we. De stemming nu gaat over de vraag of u instemt met de aanbevelingen a tot en met e zoals in de brief van het College van GS is neergelegd, omdat dit de concrete voorstellen zijn. In stemming komen de aanbevelingen a t/m e van de brief van het College van GS. De betreffende aanbevelingen worden aangenomen. Tegen het voorstel hebben gestemd de fracties van de Partij voor de Dieren, SP, VVD en die van de Partij voor het Noorden. De VOORZITTER: Ik kom terug op de besluitvorming ten aanzien van agendapunt A2 dat op voorstel van de heer Moorlag werd uitgesteld. De betreffende besluitvorming wordt als laatste onderdeel bij agendapunt A.2 weergegeven. Agendapunt vreemd aan de orde van de dag betreffende de dreigende opheffing van het Consulaat-Generaal te Hamburg De VOORZITTER: Ik geef hiervoor het woord aan de heer Jager. De beraadslaging wordt geopend. De heer JAGER: Voorzitter, naar wij hebben begrepen zal de Tweede Kamer zich volgende week buigen over de Begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken en in die begroting zit het voorstel om op diplomatieke posten te gaan bezuinigen. Dat zou concreet betekenen dat het Consulaat-Generaal in Hamburg gesloten zou worden. Als alternatief voor het bedrijfsleven zou dit gelukkig nog vervangen worden door een businesspoint. Het probleem hierbij is dat alle diplomatieke en consulaire contacten die er op dit moment in Hamburg zijn, niet meer aldaar kunnen plaatsvinden en zullen moeten uitwijken naar bijvoorbeeld Berlijn. Gezien het belang dat wij als het Noorden hebben met de samenwerking in Duitsland - ik noem alleen al een project als NOA dat van grote omvang is en van groot belang - en ook gezien de actuele ontwikkelingen waarin het kabinet zich positief uitlaat over het verbeteren van de verbindingen met het Noorden over het spoor, verbaast ons deze actie en zouden wij graag middels een motie de Tweede Kamer willen oproepen om op dit punt de begroting aan te passen. De VOORZITTER: Ik lees de motie voor. “Provinciale Staten in vergadering bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: (Noord-)Nederland actief de samenwerking zoekt en vindt met het Noorden van Duitsland; het Consulaat-Generaal in Hamburg een belangrijke rol speelt in de zakelijke en bestuurlijke contacten; Nederland één van de grote buitenlandse investeerders is in Hamburg; constaterende dat: het Consulaat-Generaal te Hamburg gesloten dreigt te worden en slechts wordt vervangen door een NBSO; daarmee geen ondersteuning meer wordt geboden op het gebied van bestuur, onderwijs en cultuur; zijn van mening dat: het Consulaat-Generaal in Hamburg geopend dient te blijven;
31
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om: de leden van de commissie Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer, alsmede de Minister van Buitenlandse Zaken, van dit standpunt op de hoogte te stellen; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Jager (CDA) en vervolgens door alle andere partijen. De motie krijgt nummer 1, wordt verspreid en is onderdeel van de beraadslaging. Mevrouw MORTIERS: Eind juni was ik als vertegenwoordiger van de Neue Hanze Interregio bij de Kieler Woche. Op maandag werd voor de parlementariërs van voornamelijk de Oostzeelanden - het was voor het eerst dat ook Noord-Nederland was vertegenwoordigd - een inleiding gehouden die veel indruk op de aanwezigen maakte. Die inleiding betrof een rede van onze Consul-Generaal te Hamburg. Het onderwerp was de Noordelijke Ontwikkelingsas. De aanwezigen waren zeer onder de indruk, kan ik wel zeggen. In de wandelgangen ontmoette ik het CDA en onze gedeputeerde, de heer Bleker, en in een bilateraal overleg heb ik hem gevraagd of hij zijn invloed bij de minister van Buitenlandse Zaken in deze kwestie zou kunnen uitoefenen om te verhinderen dat de sluiting van het Consulaat-Generaal door zou gaan. Mijn vraag is of ik de invloed van de heer Bleker bij de minister van Buitenlandse Zaken zwaar heb overschat. De VOORZITTER:Volgens mij houdt dit het midden tussen een interruptie, een bijdrage en een opmerking. De heer Jager heeft het woord. De heer JAGER: Voorzitter, uiteraard kan ik niet antwoorden voor de gedeputeerde, maar u heeft mij in mijn rol als fractievoorzitter van het CDA daar ook op aangesproken en ik heb contact gezocht met onze Kamerleden en die behartigen tot op de dag van vandaag de belangen op dit punt. Ik moet alleen constateren dat wij niet de zekerheid hebben dat een meerderheid van de Kamer het met dit Kamerlid eens is. Wat dat betreft is het goed dat wij met elkaar een politiek signaal afgeven en ik roep collega-fracties dan ook op om hun Kamerleden ook voor volgende week op dit punt te informeren. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Wil het College reageren? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, een korte reactie van het College. Wij zijn blij met deze motie omdat deze volledig in lijn ligt met de inzet die we eerder hebben gepleegd. Al eerder was dit voornemen bekend. Het gaat om de vernieuwingsoperatie van de Rijksdienst. Overigens, het eerste punt dat verbazing oproept is dat het om een bezuiniging op een uitvoerende dienst gaat, terwijl de bedoeling bij de vernieuwing van de Rijksdienst juist gaat over beleidsafdelingen in het Haagse. Het tweede punt is gemaakt door de heer Jager. Dat heeft te maken met de intensieve samenwerking, met de steeds intensiever wordende samenwerking in het kader van de NHI, waar mevrouw Mortiers aan refereerde, en die wij met kracht willen voortzetten. Direct daarna hebben wij te maken met Hamburg en er gebeurt ongelooflijk veel. Daar is nu juist een consulaat van belang, omdat het niet alleen gaat om ondersteuning van bedrijven, maar ook om het economische beleid, de culturele contacten en de kennisinstellingen waar ook de gemeente Groningen druk mee bezig is. Vanuit het SNN zijn brieven gestuurd. Dat geldt ook voor het VNO/NCW en de gemeente Groningen. Dat heeft ertoe geleid dat hier binnen de Kamer aandacht voor is gevraagd. Het beleid is bijgebogen. De heer Jager heeft dat al aangegeven. Het betreft het handhaven van de consulaten, onder andere in Emden en Münster en het omzetten in een Business Service Punt in Hamburg, maar dat vinden wij onvoldoende en daarom ondersteunen wij de pogingen om via de contacten en het voeren van een lobby te bewerkstellingen dat volgende week een juiste beslissing wordt genomen. Het College kan zich volledig vinden in deze motie. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Mag ik vragen wie tegen de motie is? In stemming komt motie 1. De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
32
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De VOORZITTER: Dan zijn we nu aan het einde gekomen aan de middagzitting. Ik weet dat gedeputeerde Calon poogt om hier om 19.00 te zijn. De heer SANGERS: Kunt u verlichting brengen in een steeds zwaarder wordend gemoed? Ik vraag mij namelijk met steeds grotere twijfel af of we de behandeling van de Sociale Agenda wel volledig hebben afgerond. We hebben de afronding uitgesteld in afwachting van de herziene motie van D66. Die is vervolgens verworpen. Maar de Sociale Agenda als zodanig ... De VOORZITTER: Ik denk dat het wel goed is gegaan, want van de fractie van de VVD hebben we nadrukkelijk aantekening genomen van een onderdeel van de fractie van de VVD en de rest is daarmee aangenomen. Dat hebben we nadrukkelijk vastgesteld. Dat is dus goed afgehandeld en u kunt gerust zijn. Daarmee schors ik de vergadering tot 19.00 uur. Schorsing (17.10 -19.10 uur) De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. A.4
Brief van Gedeputeerde Staten van 13 augustus 2008, nr. 2008-46.103 betreffende Voorontwerp POP en Voorontwerp omgevingsverordening, inclusief de beantwoording van schriftelijke vragen, en de brief van Gedeputeerde Staten van 1 oktober 2008, nr. 2008-54.495 betreffende POP (reacties van gemeenten/organisaties). Hierbij zijn ook aan de orde de: – brief van Gedeputeerde Staten van 16 september 2008, betreffende Nota Agrarische Bouwblokken en Landschap regio Oost; – brief van Gedeputeerde Staten van 10 oktober 2008, betreffende kleine windturbines op gebouwen en op industrieterreinen; – beantwoording van vragen gesteld tijdens de commissiebehandeling op 29 oktober jl.; – brief van Gedeputeerde Staten van 30 oktober 2008 betreffende begrenzing Nationaal Landschap Drentsche Aa; – Reacties opgesomd bij de ingekomen stukken en 2 reacties, die vanochtend zijn uitgedeeld, nl. die van Sailwind en een motie van de gemeente Veendam.
De VOORZITTER: Ik heet de gedeputeerde Calon welkom in ons midden, die goed en veilig is teruggekeerd. De resultaten van dat alles horen we na het POP. Eerst behandelen we een onderwerp dat omvangrijk is, dat vele keren op allerlei plekken al aan de orde is geweest in onze provincie, in uw Staten en in de verschillende commissies. U weet dat op basis van de bespreking vandaag en alle ontvangen inbreng van andere partijen een ontwerp Provinciaal Omgevingsplan wordt voorbereid. Het gaat feitelijk om een tussenstap in deze vergadering, op weg naar de vaststelling van het ontwerp begin 2009. De behandeling van het ontwerp biedt onze Staten de mogelijkheid tot bijsturen. Toezeggingen of moties zijn daarvoor in deze vergadering het meest geschikte instrument. Het Voorontwerp POP zal door de Staten voor kennisgeving kunnen worden aangenomen. In formele zin beperkt de Statenbehandeling van vandaag de Staten niet waar het gaat om de standpuntbepaling bij de definitieve vaststelling van het POP. Daarnaast is het materieel niet wenselijk om pas bij de definitieve standpuntbepaling – die dus veel later plaatsvindt – met wezenlijke fundamentele wijzigingsvoorstellen te komen. Het is derhalve zaak om nu geen wijzigingsvoorstellen van fundamentele aard op te sparen tot de finale behandeling, maar de gelegenheid te gebruiken om duidelijk uitspraken te doen. Die tussenstap zetten we vanavond met elkaar dan heeft straks, na de verwerking daarvan in de stukken, de burger in de inspraak de kans om daarop te reageren. Ook van harte welkom de burgers die de gelegenheid te baat nemen om deze zitting bij te wonen. De totale spreektijd die is vastgesteld – dat betreft de eerste en tweede termijn – bedraagt maximaal 15 minuten per fractie. Ik begrijp goed dat dit een zwaar onderwerp is, waar men de tijd wil gebruiken om zijn mening goed neer te zetten en wellicht her en der nog een enkele motie in te dienen. Voor het College is er een maximale tijd van 70 minuten. Zelfs als de hele avond beschikbaar is, moeten we ons aan die tijd houden. U heeft daarna nog een mededeling tegoed, inclusief de mondeling te stellen vragen over de kredietcrisis. Ook al houden we dat heel beperkt – zoals in de orde afgesproken – brengt het ons al snel bij middernacht. Ik doe een beroep op u allen om de tijden te bewaken.
33
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De beraadslaging wordt geopend. De heer DIETERS: Voorzitter. Vandaag spreken we ons eerste oordeel uit over het Voorontwerp Provinciaal Omgevingsplan voordat het aan de formele inspraak wordt blootgesteld. Namens de PvdA-fractie zal ik aangeven welke onderdelen onze instemming hebben en op welke punten wij bijstelling of aanscherping noodzakelijk vinden. Verder zal ik ingaan op de Ontwerp Omgevingsverordening. Voorzitter, allereerst het visieverhaal. Met tevredenheid stelt de PvdA-fractie vast dat het PvdA-stempel zichtbaar is op het visieverhaal. De PvdA-uitgangspunten zijn herkenbaar. Ik noem de mal/contramal-benadering en zuinig gebruik van schaarser wordende ruimte, in de kernzones geconcentreerd ruimte geven aan sterke groei, ruimte voor economische ontwikkeling voor het creëren van werk en het geven van veel ruimte aan grootschalige woningbouw. Daarnaast, voorzitter, het creëren van een vitaal landelijk gebied waarin de karakteristieken van Groningen worden bewaard en versterkt en waar ruimte is voor organische ontwikkeling. Voorzitter, er is sprake van consistente voortzetting van bestaand beleid uit het oude POP, beleid dat bij de totstandkoming controversieel was en soms leidde tot verhitte discussies, maar nu mag rekenen op een breed draagvlak. Ik noem als voorbeeld het verbod op de bouw van solitaire windturbines. De Partij van de Arbeid ziet verder dat in het Voorontwerp een aantal eerder geformuleerde prioriteiten goed terugkomen. Ik noem de specifieke aandacht voor de opgaven in de Veenkoloniën, het Eemsmondgebied en het Lauwersmeergebied. Verder de noodzaak van transitie naar andere vormen van energieopwekking en ruimtelijke reserveringen en beleid voor het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering. Het mobiliteitsbeleid ziet er goed uit, evenals de grijze component van het milieubeleid. Voorzitter, is het nu een en al tevredenheid en lofzang van de Partij van de Arbeid? Nee. De Partij van de Arbeid heeft op een aantal onderdelen bedenkingen en twijfels. Al eerste noem ik de concept Omgevingsverordening, de juridische vertaling en borging van het visieverhaal. In de commissievergadering hebben wij aangegeven dat wij moeite hebben met de wijze waarop de structuurvisie is doorvertaald naar de Verordening. De Partij van de Arbeid kiest er nadrukkelijk voor dat wat in het visieverhaal als provinciaal ruimtelijk belang staat geformuleerd, één op één in de Verordening wordt opgenomen. Het visieverhaal heeft immers geen enkele rechtskracht en in de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening vervalt de goedkeuringsbevoegdheid van de provincie ten aanzien van de gemeentelijke bestemmingsplannen. De nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening gaat uit van ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Dat sluit enerzijds een stevige strenge provinciale verordening niet uit, maar dan moet anderzijds in de Verordening wel duidelijk worden gemotiveerd wat onze provinciale ruimtelijke belangen van gemeenteoverstijgende aard zijn. De PvdA-fractie vindt dat doel en motivatie van provinciale kaders en regels duidelijk en in concrete bewoordingen moeten worden geformuleerd in bijvoorbeeld een preambule in de Verordening. In de commissie heeft het College dit onderschreven en de Partij van de Arbeid rekent erop dit terug te zien in de gewijzigde tekst die na de inspraak bij de definitieve vaststelling van het POP en de Omgevingsverordening kan worden behandeld. Voorzitter, de Partij van de Arbeid-fractie kiest liever voor een strenge verordening dan een verordening die gaandeweg bijgesteld moet worden als mocht blijken dat een provinciaal belang wordt geschaad. Wij willen het paard op dit moment niet achter de wagen spannen. De PvdA-fractie wil echter tezelfdertijd ook zorgvuldig gebruik maken van de verordenende bevoegdheid van de Staten. Wij vinden dat de Staten zich nader moeten laten informeren over het gebruik van het instrument verordening. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, de heer Dieters noemt dat hij een strenge verordening voorstaat om schade te beperken. Daar komt het in mijn woorden op neer. De gedeputeerde heeft ook aangegeven dat hij wat betreft de ontheffingen een zeer mager beleid zal voeren. In hoeverre past dat bij uw opmerkingen, want je zou kunnen zeggen dat je dan wat verder moet gaan dan noodzakelijk? Uit voorzichtigheid moet je wat ruimer ontheffen op het moment dat het nodig is. De heer DIETERS: Nee, wij kiezen de lijn dat je een verordening maakt waarin je provinciaal belang neerlegt. Wij hier stellen hier als Staten onze democratisch besloten voorstellen vast. Dat is een provinciaal belang. Daar hebben we het over. Dat wordt hier vastgesteld. De heer DE VEY MESTDAGH: Ja, maar mijn vraag ging over de Verordening. U zei over de Verordening dat je redelijk streng moet regelen om bepaalde zaken te voorkomen, maar het betekent dat je eigenlijk strenger regelt dan absoluut noodzakelijk, omdat je anders een veel te grote verordening maakt.
34
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer DIETERS: Nee, het enige wat wij zeggen is dat wij onze provinciale belangen geborgd willen zien. Dat bedoelen wij met een stevige verordening. De heer DE VEY MESTDAGH: Vindt u ook dat er dan wat ruimer moet worden omgegaan met mogelijke ontheffingen op het moment dat… De heer DIETERS: Nee, dat vind ik niet. Voorzitter, ik was nog niet helemaal klaar. Misschien dat dat de beantwoording van de vraag van dhr. De Vey Mestdagh kan bevredigen. Wij vinden dat de Staten zich nader moeten laten informeren over het gebruik van het instrument verordening. Zijn er andere middelen en instrumenten om de provinciale ruimteplannen deugdelijk te borgen dan het regelinstrument dat een verordening is? Zijn alle in het visieverhaal benoemde provinciale belangen wel goed en sluitend vertaald in de Verordening. Verder de vraag of bij het beschermen van de karakteristieken van de te onderscheiden gebieden in Groningen het beschermen van een aantal losse kenmerken op detailniveau in de Verordening wel leidt tot bescherming van het geheel van elementen dat een landschap karakteristiek maakt. Moet op dit punt bijvoorbeeld niet worden gekeken naar instrumenten als bijvoorbeeld een beschermd landschapsgezicht? Wij denken, voorzitter, aan het raadplegen van deskundigen in en buiten dit huis en eventueel aan een hoorzitting. In een motie willen we dan ook het presidium verzoeken hiertoe een nader voorstel te doen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, overwegende, dat: in het systeem van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening de borging van provinciale ruimtelijke belangen door middel van de goedkeuringsvereiste voor bestemmingsplannen komt te vervallen; in plaats daarvan het sturingsinstrument provinciale verordening wordt geïntroduceerd, welke een belangrijke functie heeft voor het borgen van het beleid dat wordt neergelegd in het Provinciaal Omgevingsplan; de Staten de Verordening dienen vast te stellen; een zorgvuldig gebruik van dit instrument is geboden, waarbij een goede balans moet worden gevonden tussen enerzijds het nadrukkelijk borgen van de provinciale ruimtelijke belangen en anderzijds de beleidsruimte van het locaal bestuur; spreken uit dat: het wenselijk is dat de Staten zich nader laten informeren over het gebruik van het verordeningsinstrument, alsmede over eventuele alternatieve instrumenten waarmee de provinciale ruimtelijke belangen kunnen worden geborgd; verzoeken het presidium hiertoe een voorstel te formuleren; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie krijgt nr. 1, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer DIETERS: In de commissie is al veel besproken. Op een aantal punten wil de Partij van de Arbeid haar positie nader gaan markeren. Verrommelling is een belangrijk onderwerp op weg naar een mooier Nederland en een mooier Groningen, om de werkgroep Landschap maar eens te citeren. De werkgroep Landschap wijst op de noodzaak om naast een preventieve aanpak ook een curatieve aanpak samen met de gemeenten te ontwikkelen. Dit in de vorm van een samenhangend programma dat breder is dan alleen het aanpakken van bedrijventerreinen. De Partij van de Arbeid pleit voor een samenhangende aanpak in de gebiedsgerichte programma’s die samen met gemeenten worden opgesteld. Onderschrijft het College deze opvatting? De Partij van de Arbeid vindt dat het College bij het Rijk extra middelen moet bepleiten voor landschapsherstel en voor het omzetten van dorpsvisies in uitvoeringsplannen. Het tegengaan van verrommelling en het verbeteren van de leefbaarheid en de sociale cohesie in het landelijk (gebied) is immers ook een nationaal belang. In het POP, voorzitter, moeten we het Nationaal Landschap Middag-Hunsterland begrenzen. De Partij van de Arbeid kiest daarbij voor het opschuiven van de begrenzing van de oude dijken naar de oude hoofdgeulen rond het Middag-Humsterland. Daartoe dien ik de volgende motie in.
35
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: de bescherming van de kwaliteiten van het Middag-Humsterland een ruimere begrenzing van dit nationaal landschap vraagt, spreken uit dat: het nationaal landschap zich moet uitstrekken: - zuidelijk tot de loop van het Van Starkenborghkanaal en de Oude Riet; - westelijk tot de loop van het Kommerzijlsterdiep en het Kommerzijlsterriet; - noordelijk tot de loop van het Reitdiep; - oostelijk tot de loop van het Reitdiep en het Oude Diepje en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Bert Dieters en de heer Jan Willem Veluwenkamp. De motie krijgt nr. 2, maakt onderdeel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer SWAGERMAN: Heeft de Partij van de Arbeid ook nagedacht over de effecten van deze uitbreiding als het gaat om het aanleggen van de weg en de brug, zoals dat nog moet plaatsvinden tussen Aduard en Dorkwerd? Is daar integraal over nagedacht bij dit voorstel? Want als het MiddagHumsterland opschuift, zou dat een probleem kunnen worden. De heer DIETERS: Wij hebben dit er in gezet om de begrenzing te verruimen. Dan denken we vooral aan het cultuurhistorisch argument. Eigenlijk moet je niet kiezen tussen de dijken, maar tussen de eilanden tussen de oude waterlopen. Dat is onze argumentatie geweest om dit te benoemen. Dat element dat u hierbij aanhaalt, hebben we daar niet bij betrokken. De heer VAN DER PLOEG: Ja, we hebben vanmorgen nog even op de kaart gekeken. Mijn vraag gaat over het Oude Diepje. Wat is nu het verschil ten westen en ten oosten van het Oude Diepje? Waarom is specifiek voor het Oude Diepje gekozen en niet voor de N361, wat een logische grens zou kunnen zijn? De heer DIETERS: Ik neem aan dat dat een conclusie van u is. Wij hebben aangegeven in de motie zoals wij er tegenaan kijken. Ik heb beargumenteerd wat voor ons de argumenten waren om de begrenzing op te rekken. De heer VAN DER PLOEG: Mijn vraag was of er links en rechts van het Oude Diepje verschillende karakteristieken zijn die daartoe nopen, want het is een nationaal landschap. De heer DIETERS: Daar heb ik op dit moment het antwoord niet op paraat, maar dat krijgt u nog van mij te horen. Voorzitter, vervolgens zouden we graag willen weten hoe het College staat tegenover het opschuiven van de grens van het Nationaal Landschap Drentse Aa tot aan de gemeentegrens van Groningen. De agrarische bouwblokken. De Partij van de Arbeid kiest niet voor het ongeclausuleerd opschuiven van de begrenzing naar 2 hectare. Wij willen het beleid van POP-2 als uitgangspunt vasthouden, mede in afwachting van de evaluatie van de lopende pilots. Op die evaluatie moet ons inziens niet worden vooruitgelopen. Daartoe dien ik een motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: in de ontwerp Omgevingsverordening het agrarisch bouwblokkenbeleid sterk wordt verruimd, hetgeen afwijkt van de tekst van het ontwerp Provinciaal Omgevingsplan en het vigerende bouwblokkenbeleid,
36
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 spreken uit dat: de verruiming, zoals geformuleerd in de ontwerp Omgevingsverordening, ongewenst is, een nadere evaluatie van de pilots in het Noorden en Oosten van de provincie moet worden afgewacht, alvorens een generieke wijziging van het bouwblokkenbeleid in overweging kan worden genomen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Dieters. De motie krijgt nr. 3, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer DIETERS: Voorzitter, ik vervolg. De Partij van de Arbeid steunt het beleid dat geen nieuwe intensieve veehouderij meer wordt toegestaan, ook dat in beginsel uitbreiding bij bestaande bedrijven is uitgesloten. De Partij van de Arbeid steunt hierbij het ‘nee, tenzij’-principe. De Partij van de Arbeid vindt dat de ontheffingsgronden met de Staten moeten worden besproken. Deelt het College deze zienswijze? De kwaliteiten duisternis en stilte zijn belangrijke kernkarakteristieken voor onze provincie. De Partij van de Arbeid kiest daarom voor een bredere aanpak en bescherming dan nu door GS in de ontwerp Verordening wordt voorgesteld. Ik dien daartoe de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: in weerwil van het vigerende beleid de kwaliteiten stilte en duisternis in het landelijk gebied in toenemende mate worden aangetast; deze aantasting ongewenst is; de borging van deze kwaliteiten naar aard en schaal een provinciaal ruimtelijk belang is, spreken uit dat: het beleid om aantasting van deze kwaliteiten in het landelijk gebied tegen te gaan moet worden verscherpt, zowel in het ontwerp Provinciaal Omgevingsplan als in de Ontwerp Omgevingsverordening, roepen het College van GS op: het Voorontwerp Provinciaal Omgevingsplan en de Ontwerp Omgevingsverordening aan te passen, opdat de kwaliteiten duisternis en stilte in het landelijk gebied worden beschermd en verbeterd, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Dieters. De motie krijgt nr. 4, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer DIETERS: Voorzitter, De Partij van de Arbeid is geen voorstander van het vestigen van kassen tot maar liefst 2000 vierkante meter bij bestaande bedrijven, zoals in artikel 4.20 van de Verordening staat. Dergelijke grote kassen tasten het landschap aan en herbergen het risico van grote lichtemissies. Leven en wonen. Regionale woonplannen zijn nu in het plan Woon- en Leefplannen een veel meer integrale aanpak. Wat ontbreekt is een aanzet tot nieuw provinciaal beleid, voortbordurend op de uitkomst van de vele pilots zoals op het terrein van zorg en wonen. Dat geldt ook voor andere aspecten in het kader van de Sociale Agenda, waar de provincie een duidelijke regierol heeft en waar ruimtelijk beleid voorwaardenscheppend is. De Partij van de Arbeid vindt dat hier kansen gemist zijn om een voorzet te doen voor een meer concrete uitvoering van een nieuw beleid op dit terrein en wil dit graag terugzien in het nieuwe Omgevingsplan. Sprekend over een integrale aanpak, kan een verbinding gelegd worden met nieuw provinciaal beleid op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving. Watersystemen. Bij de behandeling van de Kaderrichtlijn Water heeft de Partij van de Arbeid gesteld dat bij het herstel van beeksystemen binnen en buiten de EHS moet worden gestreefd naar het hoogste ambitieniveau van de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater, conform de
37
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Adviesnota Kaderrichtlijn Water. Niveau 4 en waar het niet anders kan niveau 3. Maar ook om maatregelen ten aanzien van flexibel peilbeheer in vogel- en natuurgebieden. Dit heeft, voorzitter, nog niet zijn vertaling gekregen in het ontwerp POP. Onze vraag: wil het College daar alsnog zorg voor dragen? Kustverdediging. De Partij van de Arbeid wil het rapport Commissie Veerman nadrukkelijk betrekken bij onze standpuntbepaling rond dit onderwerp. De behandeling van het voorstel van het College in de commissie is om die reden uitgesteld. Op de tekst zoals die nu in het Voorontwerp (staat), zal ik daarom niet nader ingaan. Het College heeft een brief aangekondigd. Daarna zal de Partij van de Arbeid haar standpunt innemen. Windenergie. De noodzakelijke energietransitie noopt tot vergroting van de capaciteit aan opwekking van windenergie. De Partij van de Arbeid steunt daarom de keus en de argumentatie van GS om het gebied langs de N33 aan te merken als een potentiële vestigingsplaats voor windturbines. Dat is bij zorgvuldige inpassing de minst slechte plaats. De gemeente Veendam stelt dat de inzichten over het tolereren van overlast zijn gewijzigd. Als deze gewijzigde inzichten leiden tot een andere geluidsnormering van rijkswege, moet daar rekening mee worden gehouden en plannen worden bijgesteld. Voorzitter, ik wil afsluiten. Het POP is een beleidsstuk dat in zeevaarttermen is te vergelijken met een supertanker. Het College heeft de koers op hoofdlijnen goed uitgezet, maar voor een behoudende vaart moet de supertanker POP-3 de koers nog een aantal graden naar links verleggen, dan brengt dit schip ons in Groningen een duurzame economische ontwikkeling in een leefbare omgeving. Ik dank u wel. De heer KEURENTJES: De CDA-fractie wil bij de behandeling van dit POP-onderwerp allereerst haar waardering uitspreken voor de inzet en de werkzaamheden die door het College en de provinciale organisatie zijn verricht om dit POP-proces uit te voeren. Dit sluit in zekere zin aan bij de Dankdag voor Gewas die vandaag gehouden wordt. Het had bijna zo gepland kunnen zijn. Het is natuurlijk niet allemaal van een leien dak gegaan, maar er ligt nu een Voorontwerp dat in hoge mate voldoet aan de uitgangspunten zoals die bij de start van dit proces zijn uitgesproken. Het sluit nauw aan bij de keuzes uit eerdere Provinciale Omgevingsplannen en bij de vorming van het huidige Collegeprogramma. De centrale uitgangspunten – duurzame leefomgeving, het karakter behouden en versterken, en sterke steden en vitaal platteland – zijn ook de onze. Van belang is ook – en ik hoorde dat collega Dieters het zich toeëigende als zou het vooral een PvdA-onderwerp zijn – dat er wordt uitgegaan van de mal/contralmal-gedachte en de ontwikkelingsfilosofie die uitgaat van ‘centraal wat moet, decentraal wat kan’. Voor het CDA betekent dat dat het moet aansluiten bij de subsidiariteitgedachte, dat verantwoordelijkheden zo laag mogelijk bij overheden gelegd moeten worden. Daarvoor is het echter wel van groot belang om te bepalen wat provinciale en wat gemeentelijke belangen zijn. Wij vinden dat het Voorontwerp op dit punt nog onvoldoende is uitgewerkt en wij roepen het College op om dit verder aan te scherpen. De reden om hier ook op te wijzen, is het feit dat wij vinden dat gemeenten voldoende ruimte moeten hebben om de invulling te geven aan de verantwoordelijkheid die hierbij past. De provincie bepaalt het kader en het raamwerk en de gemeenten, al dan niet gezamenlijk, maken daar binnen hun eigen keuzes en voeren daar het beleid op. Bestuurlijk maatwerk, zo gezegd. Uit de vele reacties van gemeenten blijkt echter zorg over de huidige voorstellen. U hebt allen de vele inspraakreacties kunnen lezen. Voor het CDA geldt dat vertrouwen en samenwerken – we hebben dat in de commissie uitvoerig toegelicht – de basis zijn voor goed bestuur. Daar willen wij het POP uiteindelijk op beoordelen. Dit Voorontwerp POP heeft die ruimte en ontwikkelingsfilosofie in zich, maar het CDA wil dat die ruimte tot haar recht komt en dat in de uitvoering overheden en burgers zich daarop kunnen richten en er op kunnen vertrouwen. Het heeft veel te maken met bestuursstijl en met houding. Wij roepen als CDA het College op om er verder inhoud aan te geven en die ontwikkelingsfilosofie uit te werken. Borgen en stimuleren, zo zou ik het willen samenvatten, voorzitter. De heer SWAGERMAN: Houdt dit ook een oproep in om te gaan wijzigen van bestuursstijl of wilt u dat men vrolijk verder gaat op de al enkele jaren geleden ingeslagen weg? De heer KEURENTJES: Wij beoordelen dit Voorontwerp als een goede aanzet naar het uiteindelijke POP. Wij vinden dat in dit Voorontwerp in principe die ontwikkelingsruimte en -filosofie aanwezig is, maar wij hebben zorg bij de uitwerking en wij vinden dat de mogelijkheden die er zijn, waar ook gemeenten toe worden opgeroepen en die dat kunnen oppakken, tot hun recht kunnen komen. Dat is de uitleg van de subsidiariteitgedachte.
38
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Dan wil ik een aantal onderwerpen noemen waarover wij een aantal opmerkingen hebben gemaakt in zowel de commissie en die daar uitvoerig aan de orde zijn geweest, zoals bijvoorbeeld de intensieve veehouderij. Maar er zijn ook een aantal onderwerpen die wij hier alsnog willen benoemen. Leefbaarheid. De leefbaarheid binnen en buiten de stad wordt in hoge mate bepaald door de kwaliteit van de woonomgeving. De uitkomst van de evaluatie Bouwen en Wonen geeft aan dat de aanpak middels de drie sporen transformatie, concentratie en versnelling volgens het CDA een goede is. De verantwoordelijkheden komen ook hier voor een belangrijk deel bij de gemeente te liggen en door bestuurlijke afspraken, subsidies, ondersteuning en met uitvoeringsprogramma’s kan de provincie haar steentje bijdragen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld ook aan de Subsidieregeling Particuliere Woningverbetering, maar ook aan de Sociale Agenda. Het CDA merkt op dat de focus vooral op behoud van voorzieningen in complete dorpen moet liggen en dat het mogelijk moet zijn om te kunnen bouwen voor eigen behoefte en vooral in kleine kernen. Is het mogelijk om door verplaatsing van bouwvolumes het opruimen van storende elementen, zoals ruïnes en bouwvallen, te bevorderen? Wij vinden daarnaast dat bijvoorbeeld landgoed wonen, juist in vrijkomende boerderijen, in en bij de EHS gerealiseerd moet kunnen worden zonder dat er landerijen een nieuwe bestemming zouden moeten krijgen. Wij vinden tevens dat middels dorpsvisies en anderszins de bevolking wezenlijke invloed moet hebben op de planvorming. Bedrijventerreinen. Aangezien er voldoende oppervlakte bedrijventerreinen in de provincie aanwezig is, ondersteunen wij ook de voorgestelde lijn om geen uitbreiding toe te staan, behalve de genoemde plaatsen Delfzijl en Eemsmond. Vanuit de gedachte om het bestaande te revitaliseren, mogelijke milieurisico’s te voorkomen en het landschap te beschermen, ondersteunen wij dit beleid, maar wij hebben daarbij een aantal opmerkingen. Het midden- en kleinbedrijf zijn belangrijke motoren van de economie en dus ook van de plaatselijke leefbaarheid. De locale bedrijvigheid in de bebouwde omgeving moet zich binnen redelijke grenzen kunnen blijven ontwikkelen zonder dat verplaatsing naar het bedrijventerrein direct noodzakelijk is. Daar zijn in het visieverhaal en in het beleidsstuk goede voorstellen voor gedaan. Daarnaast vinden wij echter dat saldering van locale bedrijventerreinen mogelijk moet zijn, omdat bedrijventerreinen niet altijd op de juiste plaats liggen. Wij vragen het College of het College bereid is om op dit punt ruimte te bieden. Daartoe wil ik graag de volgende motie indienen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, constaterende dat: de provincie Groningen streeft naar concentratie van stuwende bedrijvigheid in economische kernzones; buiten deze kernzones kan de niet-stuwende, locale en subregionale bedrijvigheid naar locale bedrijventerreinen bij grotere plaatsen; dat de belangrijkste economische sectoren van Groningen voor 80 tot 90% uit MKB-bedrijven bestaat; in het visiedeel van POP-3 nadrukkelijk de waarde van het Groninger landschap wordt onderkend, zijn van mening dat: op uitvoeringsniveau revitalisering en duurzaamheid belangrijke uitgangspunten zijn; in de praktijk de locale bedrijventerreinen niet altijd op de goede plaats liggen, verzoeken het College om: het mogelijk te maken dat locale bedrijventerreinen (beargumenteerd) verplaatst kunnen worden naar een geschiktere locatie; de verplaatsing van bedrijvigheid niet mag leiden tot verandering van de aard en kwaliteit van het bedrijventerrein en dat de beeldkwaliteit past in de omgeving; deze verplaatsing in voorkomende gevallen in samenhang te brengen met het herbestemmen van de vrijgekomen ruimte en er per saldo geen uitbreiding van de bedrijventerreinen in Groningen ontstaat, en gaan over tot de orde van de dag.”
39
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De motie is ondertekend door de heer Keurentjes en de heer Luitjens. De motie krijgt nr. 5, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer KEURENTJES: De voorstellen betreffende de uitbreidingsmogelijkheden bij boerderijen, woningen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied, ondersteunen wij van harte, inclusief de daarbij genoemde criteria. Dat geldt tevens voor de ontwikkelingskansen die er zijn voor de paardenhouderij in onze provincie. Ik proef alom ondersteuning. Windenergie. In het Voorontwerp zijn de voorstellen kraakhelder. De doelstelling in het kader van het Energieakkoord en het locatiebeleid heeft onze instemming. Wij hebben het over de bekende plaatsingsmogelijkheden in Delfzijl, Eemshaven, Lauwersoog en langs de N33. Echter, als het gaat om de realisatie van de landelijke doelstelling van energieopwekking, heeft de provincie zich verplicht om deze uit te voeren. Wij gaan ervan uit dat met name de bestuurlijke vaardigheden en ook de bestuursstijl ertoe moeten leiden dat de provincie dit ook weet waar te maken. Anders gezegd: wij willen opmerken dat wij niet van de Partij van de Aanwijzing zijn. Het CDA heeft er steeds voor gepleit om ook windenergieproductie voor eigen gebruik op bedrijventerreinen mogelijk te maken door maatwerk toe te passen en wanneer het gaat om basis nok- en goothoogte de ashoogte te variëren. Kan het College duidelijk aangeven of een dergelijke maatwerkconstructie juridisch in te passen is in het POP? Recreatiebungalows. Het beëindigen van het moratorium op de nieuwbouw van recreatiewoningen vindt het CDA een goede keuze om daarmee recreatie en toerisme meer kans te geven. De voorwaarden voor de bescherming van natuur en landschap zijn tevens de belangrijkste randvoorwaarden voor het succes van deze activiteiten. De handhaving van de bestemming is voor het CDA een harde voorwaarde, omdat het geen bedreiging van de woningbouwopgaven mag veroorzaken. Die opmerking willen wij daarbij plaatsen. Inpassing agrarische bedrijfsgebouwen. De voorstellen zoals die in het Voorontwerp zijn neergeschreven, sluiten aan bij de ontwikkelingsgedachten zoals het CDA die wenselijk vindt. De systematiek van keukentafelgesprekken geeft juist de mogelijkheid om een goede afweging te maken, waarbij op basis van private afspraken meerdere doelen gediend kunnen worden. Denk daarbij aan landschap, natuur, architectuur, economische bedrijvigheid. Door toekomstgerichte planvorming houdt de agrarische sector perspectief in de provincie Groningen en de aanpak in Noord- en OostGroningen geeft daar blijk van. Voorzitter, dan wil ik inzoomen op een aantal punten rondom het landelijk gebied, met name het kaartmateriaal komt daarbij aan de orde. Er rijzen op detailniveau enkele vragen. Die richting zich met name op kaarten als illustratie van het visiedeel. Soms wordt er bijvoorbeeld bos aangegeven waar dat gezien de plaatselijke gebiedskenmerken of cultuurhistorie bepaald ongepast is te noemen. Datzelfde geldt wanneer we het hebben over infrastructuur, bijvoorbeeld wanneer we kijken naar het zoekgebied met betrekking tot de N46 richting Appingedam en Delfzijl of het structuurplan van Bedum zijn de kaarten te globaal. Kan het College aangeven hoe we die kaarten moeten interpreteren? Als Staten houden wij graag de vinger aan de pols. Bosbouw in het open landelijk gebied. Daar is het CDA duidelijk minder enthousiast over. Duidelijk wordt in het visiedeel gesteld dat voor grote delen van de provincie het grootschalige open landschap een van de kernkwaliteiten is van onze provincie. Als we dan constateren dat bosaanleg op een aantal plaatsen wordt voorgesteld of mogelijk wordt gemaakt – we denken vooral aan Westerwolde, maar ook aan Blijham en Bellingwolde – dan hebben wij grote vraagtekens over die voorstellen. Een landschapsontwikkelingszone vinden wij ook grote en ingrijpende veranderingen in het landschap. Naar onze mening lenen die zich er niet voor. We hebben al voldoende moeite om de EHS te realiseren voor 2018 en wij vragen ons af of het College zich wel realiseert hoeveel landbouwgrond dat zal kosten. Graag zien we een reactie van het College op deze punten. Tot onze teleurstelling lezen we in het visiedeel dat gekozen is voor natuur als enige vertrekpunt voor de inrichting van de EHS en de verbindingszones. Al eerder hebben wij aangegeven dat de cultuurhistorische aspecten te vaak onderbelicht worden en wij willen ze graag nadrukkelijk in de uitvoering terugzien. In de eerste termijn van de commissie heeft gedeputeerde Hollenga daar op geantwoord, maar dat vonden wij te mager. Wij vinden dat klip-en-klaar duidelijk moet zijn dat cultuurhistorie ook in het nieuwe POP verwerkt moet worden. Daarom willen wij een volgende motie indienen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008,
40
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 constaterende dat: de provincie Groningen zich intensief bezighoudt met de verwerving en inrichting van gebieden die zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS); de EHS voor een aanzienlijk deel gerealiseerd wordt in gebieden met een grote cultuurhistorische waarde, waarbij met name Westerwolde moet worden genoemd; landschap en cultuurhistorie in positieve zin bijdragen aan debeleving van een gebied, het vestigingsklimaat, de toeristisch-recreatieve sector en ‘het verhaal van Groningen’; in het visiedeel van POP-3 nadrukkelijk de waarde van het Groninger landschap wordt onderkend, zijn van mening dat: bij de inrichting van de EHS-gebieden nadrukkelijker dan tot nu toe rekening gehouden dient te worden met de specifieke landschapskenmerken; in het visiedeel van POP-3 onterecht natuur als enig uitgangspunt wordt genoemd m.b.t. de inrichting van de EHS en de verbindingszones, verzoeken het College om: in het visiedeel van POP-3 op te nemen dat de provincie kiest voor een integrale inrichting van de EHS gebaseerd op twee uitgangspunten, nl. natuur en landschap (waaronder inbegrepen cultuurhistorie, geomorfologie en archeologie); dit nadrukkelijker mee te nemen bij de gebiedsgerichte uitvoeringsprojecten en in het overleg met de betreffende beheers- en inrichtingsorganisaties, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Abbes, de heer Luitjens, mevrouw Van der Graaf, de heer Blom, de heer De Vey Mestdagh, de heer Zanen, de heer Veluwenkamp, de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nr. 6, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer KEURENTJES: Voorzitter, ik heb nog twee korte puntjes, duisternis en stilte. Wij pleiten als CDA voor een spaarzaam gebruik van verlichting in de openbare ruimte. Wij zouden het echter wel provinciebreed willen benaderen en daarbij kiezen we ook voor een nuchtere insteek. Dan nog een opmerking over omgevingsdiensten – dat is ook in de commissie aan de orde gekomen. Ondanks de reactie van de gedeputeerde Slager zijn wij daar niet gerust op de impact. Wij vinden een verplichte omgevingsdienst een te zwaar instrument voor de verbetering van de kwaliteit van de handhaving en bovendien is het de verantwoordelijkheid van de gemeenten, waarvan wij vinden dat die het ook prima kunnen uitvoeren. Voorzitter, dank u. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, de sprekers voor mij hebben het al gezegd, we hebben het over het Voorontwerp POP en de bijbehorende ontwerp Verordening 2009-2013. Bij veel mensen in de provincie leeft de gedachte dat het definitieve POP zo ongeveer gezien moet worden als de Bijbel, Koran, Thora of misschien wel de Kamasutra van de provincie. Er worden nogal eens wat kronkelingen uitgehaald om de dingen voor elkaar te krijgen. Daarbij bied ik meteen mijn excuus aan voor die mensen die hun heilige boek missen in deze opsomming, want ik realiseer me dat het een redelijk beperkte lijst is. Voorzitter, dan zijn wij heel benieuwd hoe strak de provincie in het geloof zal zijn bij de vaststelling en vervolgens de invulling van het POP daarna. Wat is nu eigenlijk de invulling van dit Voorontwerp POP. Ik heb wat uitspraken in de commissie van gedeputeerde genoteerd waar je misschien wat helderheid uit zou kunnen halen, maar misschien ook wel niet. Zoals: “De status van dorpsvisies is wat onduidelijk geformuleerd. Er zal goed naar gekeken worden.” Het zijn gevleugelde woorden, volgens mij. “Als we spreken over de borging van de woningbouwopgaven, regionale plannen en ruimte, de opgaven worden dan vertaald in een uitwerkingsparagraaf van de Verordening en die geldt dan.” Plat gezegd: er staat blijkbaar nog niets. Omtrent uitvoeringsparagraaf Nota Bouwen en Wonen en borging van bevoegdheden PS deed de heer De Bruijne naar onze mening een heel goede uitspraak, maar we zouden graag willen dat het ook een College-uitspraak wordt, want de heer De Bruijne zei: “Bij wat ik zeg houd ik nog een slag om de arm, omdat ik nog moet uitvinden wat mijn collega’s hiervan vinden.” Er waren ook wat verrassende uitspraken van de heer Calon in dit geval, die aangaf, als het gaat over het agrarische bouwblok – er is ondertussen al een motie over ingediend, die wij ook zullen steunen –: “Het is inderdaad zo dat het POP transparant en juridisch afdwingbaar moet zijn, terwijl anderzijds
41
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 veel meer aan de gemeente wordt overgelaten. Als de Staten het anders willen, dien maar een motie in.” Als zijn eigen partij het niet had gedaan, hadden wij het gedaan, voorzitter. En ten aanzien van het zoekgebied en bestaande windmolenlocaties, deed hij ook een fraaie uitspraak die ik hem tot op heden nog niet heb horen zeggen. Daar gaan wij wat aan doen met een motie. “Daar zit het College te ongenuanceerd in en dat moet worden verbeterd.” Ik heb aangenomen dat dat ruimte biedt voor meer locaties, andere plaatsen, enzovoorts. Voorzitter, gelukkig heeft de SP in ieder geval houvast aan zijn verkiezingsprogramma als het gaat om een stukje invulling van het POP en de Verordening. We kunnen het natuurlijk niet nalaten om te kijken of we die paar puntjes die er nog zijn uit ons verkiezingsprogramma die nog niet gerealiseerd zijn, in dit Voorontwerp te krijgen. Windenergie. Wij vinden, voorzitter – en dat zal ook uit de tekst van de motie blijken – dat de doelstellingen best wat hoger mogen, ook al hebben we al een leuke Megawatt afgesproken. Wij denken dat het heel nuttig kan zijn als we daarbij wat meer rekening gaan houden met de gemeenten en de wensen die daar liggen. Vandaar dat wij ook iets hebben ontdekt in het POP. Er staat namelijk in het gedeelte van het POP dat in de Verordening artikel 4.12 zou staan welke locaties zijn aangewezen. Wij hebben ze niet kunnen vinden. Wij hebben dus de vrijheid genomen om in elk geval te zorgen dat die locaties die het College wil, worden opgenomen, want ze staan er nog niet. Wij hebben dat maar aangevuld met wat wij er graag in zouden willen hebben, dus mogelijk kan de motie dan in een keer worden ingevuld. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: het Voorontwerp POP voorligt en daarmee samenhangend de ontwerp Omgevingsverordening provincie Groningen 2009; windenergie een belangrijk onderdeel is van de doelstellingen tot vermindering van CO2uitstoot, zijn van mening dat: de aangewezen locaties in het ontwerp POP niet voldoende zijn om te komen tot voldoende substantie; de doelstelling van 750 Megawatt best overschreden mag worden, verzoeken het College: artikel 4.12 aan te vullen met de niet opgenomen vestigingslocaties Eemshaven, Delfzijl, langs N33 (bij Veendam/Menterwolde), locatie op het grondgebied van de gemeente Pekela, locatie langs het AG Wildervankkanaal, locatie stad Groningen bij ‘Stainkoeln’ en Lauwersoog. En uiteraard de daarbij behorende kaart aan te passen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman. De motie krijgt nr. 7, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, dan hebben we natuurlijk nog de grootschalige detailhandel. Wij kunnen het niet nalaten om daar zeker nu nog een opmerking bij te maken en daar een motie over in te dienen, want vanmiddag is er even gerefereerd aan jongeren en dat ze vooral allemaal aan het werk moeten en dat dat in het Collegeprogramma staat. Voorzitter, als we nu deze groep jongeren, waar we het hier over hebben gehad, heel snel aan het werk willen hebben, in grote aantallen, dan kan ik maar één ding doen – dat is natuurlijk niet waar, er zijn meer dingen –… Zet nu gewoon die mogelijkheid tot het bouwen van outletcentra open, want we praten over – in het nieuwste onderzoek, mede in opdracht van de provincie gegeven van Bureau Coffeng – 500 arbeidsplaatsen, waarbij er mogelijk 40 afgetrokken moeten worden, omdat er ongeveer 4% aantasting van de bestaande werkgelegenheid plaatsvindt. Dan blijven er volgens ons nog ontzettend veel over die daar meteen aan de slag kunnen. Ik wil in dit geval ook nog even relateren aan het eerdere rapport van de firma Buck die was ingeschakeld door de Wereldbazaar in Nieuweschans. Het zal geen verrassing zijn, dat als je die rapporten bekijkt – voor zover je het tweede rapport hebt, want dat is er nog niet in zijn volledigheid – en ziet hoeveel mensen daar verwacht worden, als je ziet waar ze denken dat ze
42
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 vandaan gaan komen, als je ziet hoeveel banen dat op kan leveren, dan kun je er toch niet onderuit dat deze twee bureaus nu zo langzamerhand wel eens een keer geloofd mogen gaan worden, niet in de laatste plaats omdat ze ook voor uw College aan het werk zijn geweest. Wij willen nogmaals pogen om toch die grootschalige detailhandel een klein beetje meer in het POP te krijgen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: het Voorontwerp POP voorligt en daarmee samenhangend de ontwerp Omgevingsverordening provincie Groningen 2009; er geen of onvoldoende aandacht is in artikel 4.7 winkelvoorzieningen voor het vestigen van grootschalige detailhandel of een factory outletcentre buiten de stad Groningen, zijn van mening: dat het betreffende artikel 4.7 paragraaf 4 moet worden uitgebreid met de bedrijventerreinen bij Zuidbroek (Gouden Driehoek) en Nieuweschans (Hamdijk), gelegen aan de A7, verzoeken het College: de ontwerp Omgevingsverordening op artikel 4.7, paragraaf 4, dienovereenkomstig aan te passen evenals de bijbehorende plankaarten, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman. De motie krijgt nr. 8, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, dan hebben we natuurlijk nog het onderwerp waar dit College zo verschrikkelijk veel banen van verwacht – ik neem niet aan voor diezelfde doelgroep die mogelijk in de outletcentra aan de slag zou kunnen, want dat hebben we ook uit laten zoeken en dat ligt toch wat anders – namelijk de glastuinbouw. Tot onze verbazing is daar ook nog aan toegevoegd – en dat is al eerder gememoreerd, maar voor zover ik heb begrepen is er geen motie over ingediend – dat elk agrarisch bedrijf in deze provincie 2000 vierkante meter glastuinbouw mag gaan aanleggen. Voorzitter, dat lijkt ons een verschrikkelijk slecht idee. Er zijn al een paar redenen aangegeven waarom je dat niet zou moeten doen. Ik weet niet, als iedereen dat gaat doen, hoeveel duizend vierkante meter dat betekent in deze provincie, maar ik denk dat het Westland er niets bij is. Dus, ook daar hebben wij een motie voor. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: het Voorontwerp POP voorligt en daarmee samenhangend de ontwerp Omgevingsverordening provincie Groningen 2009; er weer wordt uitgegaan van de aanwijzing van de Eemshaven als vestigingsgebied voor grootschalige glastuinbouw; 2 er tevens wordt aangegeven dat bij elk agrarisch bedrijf een kas van 200 m kan worden gebouwd, zijn van mening: dat het betreffende artikel 4.20 zou moeten worden aangepast, verzoeken het College: de ontwerp Omgevingsverordening op artikel 4.20 aan te passen door de Eemshaven uit de plannen te verwijderen evenals de mogelijkheid tot het aanleggen van een kas van maximaal 2 2000 m op elk agrarisch bedrijf, en gaan over tot de orde van de dag.”
43
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De motie is ondertekend door de heer Swagerman. De motie krijgt nr. 9, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, om te laten zien dat wij niet alleen kijken naar ons eigen verkiezingsprogramma in het welzijn van deze provincie hebben we nog een tweetal andere moties, één bestuurlijke. Er staat namelijk in het Provinciaal Omgevingsplan naar onze mening een bevoegdheid die GS zichzelf toedienen, maar die veel te ver gaat en die zeker voorbij gaat aan de bevoegdheid waarvan wij vinden dat die bij de gemeenten hoort. We zouden via de motie willen suggereren om dit artikel er volledig uit te halen, want wat is daar het geval? Er wordt gesteld dat GS te allen tijde de bevoegdheid krijgen om het vastgestelde buitengebied in het Provinciaal Omgevingsplan dan wel in een gemeentelijk plan tussentijds om te zetten in een stedelijk ontwikkelingsgebied. Voorzitter, het lijkt me dat we niet moeten willen dat dat zou kunnen. Daarom dienen wij die motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: het Voorontwerp POP voorligt en daarmee samenhangend de ontwerp Omgevingsverordening provincie Groningen 2009; er aan GS verregaande bevoegdheden worden gegeven tot vaststelling van wat buitengebied is en dan met name de mogelijkheid om dit tussentijds eenzijdig te wijzigen in stedelijk ontwikkelingsgebied, zijn van mening: dat het van toepassing zijnde artikel 4.16 Toepasselijkheid voorbijgaat aan een in principe gemeentelijk belang, verzoeken het College: de ontwerp Omgevingsverordening aan te passen door dit artikel 4.16 Toepasselijkheid te schrappen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman. De motie krijgt nr. 10, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, dan heb ik nog een laatste motie. Die betreft nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf. Er is al even aan gememoreerd. In het vorige POP is opgenomen dat dat maximaal 60 vierkante meter zou mogen zijn. Wij denken dat 60 vierkante meter bij een boerderij met de waren die men aan wil bieden, een erg klein oppervlak is. Ik heb begrepen dat ook agrariërs dat over het algemeen vinden. Wij zien niet in waarom dat niet naar een groter oppervlak zou kunnen. Wij denken dat je dan zou kunnen denken aan 120 vierkante meter. Er staat al in het POP dat dit wel inpandig moet zijn. Daar zijn wij het helemaal mee eens, want anders zou het betekenen dat iemand langs de weg of midden op een stuk land misschien 120 vierkante meter afdak gaat bouwen en daar vervolgens zijn fruit neerlegt. Dat kan niet de bedoeling zijn. Wij willen in elk geval een motie indienen om die ruimte te gaan verdubbelen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: het Voorontwerp POP voorligt en daarmee samenhangend de ontwerp Omgevingsverordening provincie Groningen 2009; agrarische bedrijven in staat moeten worden gesteld tot het mogelijk maken van verkoop van eigen producten, zijn van mening:
44
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 -
2
dat de beperking tot 60 m een te klein oppervlak geeft,
verzoeken het College: de ontwerp Omgevingsverordening op artikel 4.23 aan te passen door de toegekende 2 2 oppervlakte van 60 m te wijzigen in 120 m . Tevens wordt opgenomen dat de nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven alleen inpandig mag plaatsvinden, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman. De motie krijgt nr. 11, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, tot slot. Tijdens de commissie is al aangegeven dat de Staten eigenlijk vinden dat er nog ruim informatie in te winnen valt voordat wij komen tot de vaststelling van een definitief POP. Ik denk dat dat een volstrekt juiste conclusie is. Vandaar dat wij de motie van de Partij van de Arbeid, die die richting uitgaat, zullen steunen, want wij denken dat als je kijkt hoeveel ambtenaren het College tot zijn beschikking heeft gehad en kijkt wat er nu ligt – en ook mijn vorige sprekers hebben aangegeven hoeveel ruimte daar nog in zit, wat voor deskundigheden en ondeskundigheden daar misschien nog in moeten worden doorgevoerd – dan denken wij dat wij nog wel de nodige voorlichting nodig hebben om tot een goede besluitvorming te komen. Dank u. De heer HAASKEN: Voorzitter, mag ik een vraag stellen aan de SP? Ik kom nog even terug op de motie over windenergie. U noemt daar concreet een aantal locaties die u graag in beeld wilt brengen. We zijn het laatste jaar ook geconfronteerd met een locatie die hier niet bij staat en waar toch initiatieven zijn. Dat is vanaf Zuidbroek in de richting Scheemda in die gebundelde infrastructuur in dat hele gebied tussen de infrastructuurlijnen van de A7, de spoorlijn en het Winschoterdiep. Waarom hebt u die niet opgenomen? De heer SWAGERMAN: Dat is vrij simpel. Ik ben er niet achter gekomen hoe ik dat exact zou moeten omschrijven om te voorkomen dat ik ergens terecht ga komen met die molens waar ik ze misschien toch niet had willen hebben. Als u mij een sluitende omschrijving kunt geven die past binnen het kaartje, dan kan die natuurlijk toegevoegd worden wat mij betreft, maar dat is niet iets wat misschien per se nu hoeft. Maar dat is uiteraard aan u. De heer LUITJENS: Voorzitter. Er is inderdaad veel werk verzet om tot dit Voorontwerp POP-3 te komen, waarbij we het eerste integrale beeld zichtbaar hebben gekregen. Dit eerste integrale beeld – en daar hebben anderen ook al aan gerefereerd – heeft tot veel reacties geleid van de bestuurlijke partners en van maatschappelijke organisaties, reacties waarvan nog niet duidelijk is of ze voor GS aanleiding zijn tot bijstellingen in tekst of in verordening. Daar komen opvattingen van Provinciale Staten nu bij, evenals die uit de afgelopen commissievergadering. In die zin, voorzitter, bekruipt mij deels het gevoel van zwemmen in troebel water. Voorzitter, voor de VVD staat voorop dat een Omgevingsplan ontwikkelingsgericht moet zijn. Wat ons betreft – ik heb het al eerder gezegd – schrijf je dan ook een sprankelend visiedeel op, ondanks dat de wereld misschien niet veel veranderd is sinds 1999 en de drie uitgangspunten van toen zijn blijven staan. Het is ook de toon die het verhaal maakt. De toon geeft aan waar je als energieke provincie wilt staan. Wat de VVD betreft is die toon nog mat. Bovendien is in de diverse hoofdstukken de sfeer conserverend. De tabellen met de provinciale rollen beginnen altijd met beschermen, een volgorde kan ook anders zijn. Naast de toon vinden wij een opvallend gemis in het visiedeel dat de Rijksuniversiteit Groningen en het UMCG en de hogescholen geen prominente plaats hebben gekregen. Het zijn veel meer dan goede onderwijsinstellingen. De VVD ziet ze als kristallen, kristallen voor nieuwe economische kennisintensieve bedrijvigheid, geheel in lijn met Pieken in de Delta waar kennisintensivering van onze economie de leidraad is. Van kennis naar kassa. Die kristalfunctie geldt niet alleen voor medisch gerelateerde nieuwe bedrijvigheid, maar ook voor vernieuwing in meer traditionele sectoren in onze provincie, zoals de chemie. Het landelijk gebied. Ons landschap is, zoals het nu is ontstaan, ontstaan onder invloed van grondsoort, van zijn ligging ten opzichte van de zee en van menselijk handelen, ingrepen omdat er van geleefd moest worden. Het was de drager van onze economie, alhoewel het nu een van de dragers van de economie is geworden, moet die schoorsteen toch wel kunnen blijven roken en is er ontwikkelingsruimte nodig. Economie blijft een wezenlijk bestanddeel van dat vitale landelijk gebied.
45
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Laten we dan ook niet meer beperkingen opleggen, zoals nog eens een keer het uitbreiden van het Nationale Landschap. Laten we in plaats daarvan de salderingsmethodiek van bedrijventerreinen omarmen om op die manier ook dat type bedrijvigheid te houden in ons landelijk gebied. Bij die ontwikkelingsruimte passen ook de bouwblokken van 2 ha zoals nu in het Voorontwerp Provinciaal Omgevingsplan staat. Het motto van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening is ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Kortom, de verantwoordelijkheid bij een zo laag mogelijke overheid leggen en jouw belangen, de provinciale in dit geval, goed beargumenteren. Goed uitleggen waarom het een provinciaal belang is en geen gemeentelijk belang. Vaak hebben provincie en gemeente dezelfde belangen. Er is daarover, merken wij ook uit de inspraakreacties, veel onbegrip bij gemeenten. Met goede argumenten moet wij de schijn van wantrouwen in capaciteiten van lagere overheden vermijden. Bovendien, voorzitter, gemeenten zijn op dit moment met een enorme slag bezig om via samenwerking tot een grotere schaal te komen, samenwerking op regionaal gebied, om daarmee de uitdagingen van de toekomst, al hun nieuwe taken, goed te kunnen uitvoeren. Wek dan niet de tegengestelde indruk – in de ogen van de VVD en gemeenten – te veel dingen in de Verordening te willen regelen. Op een aantal punten is de VVD van mening dat je in een verordening afspraken moet maken, zoals bedrijventerreinen, woningbouw, water, milieu – om een paar grote onderwerpen te noemen. Op een aantal andere onderwerpen in deze Verordening is volgens de VVD sprake van betutteling door de provincie van de gemeenten. Dan heb ik het over het artikel over molenbiotoop. Dat kan een gemeente zelf wel regelen en bovendien lijkt het erop dat het hier om een subsidieverordening gaat. Daar is het POP toch niet voor? Een andere vorm van betutteling is dat de huidige tekst de indruk wekt dat er alleen in complete dorpen gebouwd mag worden. Laat het aan de gemeenten over of ze ook in kleinere dorpen een paar huizen willen bouwen. Experimenten met de Vereniging Groninger Dorpen zijn niet voor niets gedaan, nog wel op verzoek van GS. Zoals al vaker vanavond en daarvoor gememoreerd, gebruik hier de dorpsvisies bij die daarvoor via de gemeenteraad zijn vastgesteld. Nog zo’n onderwerp is de maximale oppervlakte van 60 vierkante meter voor huisverkoop bij boerderijen. De SP houdt 120 vierkante meter aan. Dat kan de gemeente ook regelen. Wij hebben immers al staan dat het inpandig moet zijn? Of: een maximale woonoppervlakte van 200 vierkante meter. Gelukkig zijn we het Westerwoldse woningtype al kwijt. De VVD is van mening dat gemeenten dat zelf prima kunnen bepalen in hun bestemmingsplan buitengebied, waarin aandacht wordt geschonken aan de voorgestelde kernkarakteristieken. De heer KEURENTJES: Voorzitter, de VVD merkt op dat als het gaat over het onderwerp bouwen en wonen, het nu lijkt alsof er alleen maar in complete dorpen gebouwd mag worden en dat zij graag aan de gemeenten wil overlaten om ook in de kleine dorpen te kunnen gaan bouwen. Bedoelt de heer Luitjens daarmee dat het alleen is voor eigen behoefte of bedoelt hij dat het helemaal moet worden overgelaten aan de gemeenten en daarmee het risico ontstaat dat ook in andere dorpen, zeker de complete dorpen, een risico is van verschraling. De heer LUITJENS: Meneer Keurentjes, dank u wel voor deze aanvullende vraag. Nee, ik bedoel niet dat dat dan de omvang krijgt van een woondorp of van wat u een compleet dorp noemt. Het gaat om een paar huizen. Veel meer is het niet. Dat is een kwestie van eigen behoefte en misschien eens een keer een vervangen. Het dorp weet het beste waar je die dan wilt plaatsen. De heer KEURENTJES: Dank voor de aanvulling. Dan zijn we het eens. De heer LUITJENS: Dank u. De heer Keurentjes heeft ook de kleine windturbines genoemd, waarvan ook wij vinden dat de ashoogte daar best mag variëren tussen 15 en 20 meter om ze wat efficiënter te krijgen voor de gebruiker. Ook uw aanpak van de reclamemasten hoort in dit rijtje thuis. Alhoewel, op dit moment volg ik even niet het advies van Radio Noord om hierover een motie in te dienen. Nu niet in elk geval. Al dit zo opnoemende, lijkt het alsof we ons terug in de tijd willen plaatsen en ons willen bemoeien met iedere boom die zou moeten worden gekapt. Voorzitter, nog een paar onderwerpen. Windenergie. Windpark N33 ligt zeer gevoelig. De streek heeft alternatieven geboden en Delfzijl-Zuid heeft nog ruimte. De VVD is er voorstander van daar gebruik van te maken en ook een paar molens op de Stainkoeln te plaatsen. Eemsdelta. Een goede bereikbaarheid, ontsluiting van dat gebied is van vitaal belang. Niet alleen de zeesluizen, maar ook ruimte voor een snellere N360 en voor goederenvervoer per spoor via de Oostboog Veendam-Winschoten en op termijn wellicht Delfzijl-Veendam. Ik mis daar nog ruimtelijke reserveringen voor.
46
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Intensieve veehouderij. Ook als neventak bij bestaande akkerbouwers moet het mogelijk blijven, vooropgesteld uiteraard dat er aan alle wettelijke normen wordt voldaan, het een grondgebonden karakter heeft en de inpassing in het landschap goed is geregeld. Daarom, voorzitter, dient de VVD de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, constateren dat: de leefbaarheid van het platteland mede afhankelijk is van een gezonde en vitale landbouw met ontwikkelingsmogelijkheden; de inkomenspositie van die ondernemers de laatste jaren onder druk staat; momenteel nog steeds op grote schaal mest wordt aangevoerd, zijn van mening dat: verbreding middels een neventak intensieve veehouderij bijdraagt aan de economische vitaliteit van het landbouwbedrijfsleven; ter plaatse geproduceerde mest ook ter plaatse kan worden aangewend; ethische motieven waaronder dierenwelzijn geen ruimtelijke argumenten zijn om de bouw van stallen t.b.v. intensieve veehouderij tegen te gaan, roepen het College van Gedeputeerde Staten op: in de uitwerking van het Voorontwerp POP naar het Ontwerp POP ruimte te geven voor een neventak intensieve veehouderij op bestaande akkerbouwbedrijven; de intensieve veehouderij zodanig in het POP op te nemen dat sprake is van een grondgebonden bedrijfstak, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Luitjens en de heer Haasken. De motie krijgt nr. 12, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer LUITJENS: Voorzitter, ik rond de inhoudelijke bijdrage af met de conclusie dat er wel wat bij te stellen valt aan het POP. Over het proces nog het volgende. Mijn fractie heeft in het presidium een voorstel gedaan om Provinciale Staten de vinger op te laten steken en zelf een hoorzitting te houden. Op die manier kunnen de inwoners van de provincie Groningen op een andere manier hun mening laten horen richting hun volksvertegenwoordigers dan inspreken bij een commissievergadering. Dit staat los van de vraag om extra informatie over het gebruik van instrumenten, en dergelijke, waarvoor de Partij van de Arbeid een motie heeft neergelegd. Dank u wel. Mevrouw VAN DER GRAAF: Voorzitter, net is er al aan gerefereerd. Vandaag is het Dankdag, Dankdag voor Gewas en Arbeid. Wellicht heeft u hier vandaag iets over gelezen in de krant, misschien op de ‘goed nieuws-pagina’. Op deze dag in het bijzonder danken wij onze God voor alles wat hij ons het afgelopen seizoen heeft willen geven in ons werk, maar ook voor de vruchten en de opbrengsten van het land. We laten hiermee zien dat wat wij kregen, niet door ons eigen zwoegen is verdiend, maar door Gods grote goedheid en dat wij afhankelijk zijn van Hem voor alles wat groeit en bloeit. Dat geldt ook voor ons dagelijkse werk. Daarnaast hebben we ook de opdracht gekregen de aarde te beheren als goede rentmeesters. Vandaag behandelen we dan ook het Voorontwerp POP in de Statenvergadering, een plan dat gaat over de ruimte in onze provincie, de inrichting daarvan, onze leefomgeving, het plan dat condities schept om uiteindelijk ook opbrengsten te kunnen genieten door bedrijvigheid, maar ook door recreatie en toerisme, een plan dat de condities schept om te kunnen leven, te wonen en te werken in onze provincie Groningen. Het is ook het plan dat meer uit onze provincie wil halen dan wat nu al wordt gedaan. Immers, de hoofddoelstelling van het Omgevingsbeleid hier is duurzame ontwikkeling, gericht op het heden en de toekomst van onze leefomgeving. Als het dan gaat om die leefomgeving van mensen, de inwoners van onze provincie, dan is dat vaak in de eerste plaats gericht op hun woning en alles wat daarmee samenhangt. De provincie wil blijven sturen op de woningmarkt. Dat is voor ons een richting waar wij ons bij aan kunnen sluiten.
47
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Hierbij hoort de aandacht niet alleen uit te gaan naar de toename van de woningmarkt, maar ook naar de afname. Dat is misschien nog wel een belangrijker punt van aandacht. De gebieden die het het hardst nodig hebben om ondersteund te worden, zouden die ondersteuning moeten krijgen. In het Voorontwerp wordt nu aangehaald dat juist op dit punt, de afname van de bevolkingsomvang en de gevolgen voor de woningbouw in onze provincie, afspraken moeten worden gemaakt met het Rijk. Waar wil het College in deze afspraken op inzetten? In de commissievergadering van vorige week hebben wij onze oproep van een jaar geleden herhaald. Wij willen aandacht in dit POP voor de kleine kernen. Als we spreken in grote termen over leefbaarheid op het platteland, dan moet je deze kleine kernen ook een plaats geven in het POP. Benoem hun positie en de mogelijkheden daar met betrekking tot bijvoorbeeld de woningbouw. Volgens ons is hier in het POP onvoldoende plaats aan gegeven. De gedeputeerde is daar in de commissie wel op ingegaan, ook met betrekking tot de dorpsvisies. Graag zouden wij van hem een harde toezegging willen ontvangen dat er in de paragraaf met betrekking tot woningbouw de positie van de kleine kernen zal worden benoemd. De wensen ten aanzien van de woningen verschuiven met de tijd. Vorige week waren wij met onze fractie op werkbezoek in de gemeente Pekela. In ons gesprek met het College van burgemeester en wethouders kwam ook dit punt aan de orde. Een jonge starter op de woningmarkt heeft in deze tijd heel andere wensen dan zijn ouders en deze hadden weer heel andere wensen en eventueel ook andere mogelijkheden dan hun ouders. Eerder al hebben wij betoogd – en daarin waren we toen niet de enige fractie – dat je ook moet kijken naar de wensen van bijvoorbeeld deze groep starters op de woningmarkt van gezinnen, maar ook naar de eisen die je kunt stellen aan de kwaliteit van woningen om ze levensloopbestendig te maken. Deze punten vinden wij niet op die manier benoemd in het Voorontwerp terug. Dit zouden wij graag wel willen zien. Daarover ontvangen wij graag een reactie van de gedeputeerde. Waar we wel blij mee zijn, is dat onze eerder gemaakte opmerkingen met betrekking tot de huisvesting en de zorgverlening aan ouderen en kwetsbaren, waardoor deze doelgroepen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen, zijn opgepikt en een uitwerking hebben gekregen in dit Voorontwerp. Door verschillende wethouders is aandacht gevraagd voor dit punt en om daarbij aan te sluiten bij de pilots die nu al plaatsvinden in de gemeente. In ieder geval vanuit de gemeente Haren is aangegeven dat er voldoende mogelijkheden zijn in allerlei dorpen om op een goede manier wonen en zorg op elkaar af te stemmen en verbeteringen aan te brengen. Dat is een positief signaal en dat zou ook meegenomen kunnen worden in het POP. De leefomgeving is niet alleen thuis in huis, maar ook daar buiten. De inrichting van het landelijk gebied waar we doorheen reizen voor school en werk of gewoon op bezoek gaan bij vrienden of familie, waar we kunnen recreëren, kunnen genieten van de natuur, dat wordt door mensen op een heel verschillende manier beleefd, dat is ons inmiddels duidelijk geworden. Groningen is te divers voor één blauwdruk. Wij vinden dat ons ruimtelijk ontwikkelingsbeleid aansluiting mag zoeken bij het eigen karakter van de landschappen en steden. In het Voorontwerp worden de kernkarakteristieken benoemd. Deze moeten zowel ruimte bieden aan het behouden en versterken als aan het ontwikkelen. In de commissievergadering is met name dit laatste punt vorige week aan de orde geweest. Wij denken dat hiermee een goede manier is gevonden om met visie het landschap te benaderen en het verantwoordelijkheidsgevoel te prikkelen als het gaat om het inpassen van nieuwe ontwikkelingen, want dat is immers waar we een bijdrage aan zouden moeten leveren. Niet alles houden zoals het is, maar als er iets moet gebeuren, dan moet aangetoond worden dat er rekening is gehouden met bijvoorbeeld de cultuurhistorische en landschappelijke waarde met de ontwikkelingsgeschiedenis, enzovoorts. U kunt het nalezen. Voorzitter, de leefomgeving is vaak ook een werkomgeving. Wij vinden het van belang dat we de bedrijvigheid in onze provincie ruimte moeten bieden om hun werk te kunnen uitvoeren, zowel in de landbouw als in enige andere bedrijvigheid. Wij kunnen ons vinden in de lijn die nu in het Voorontwerp is uitgeschreven. Geen uitbreiding van de voorraad bedrijventerreinen op de Eemsdelta na, maar alles erop gericht de bestaande ruimte optimaal te benutten. Revitalisering en het gebruik van de SER-ladder zijn de middelen daartoe. Er valt hier nog een behoorlijke kwaliteitsslag te maken. Echter, dit zal niet zonder investeringen gaan. Hoe ziet de gedeputeerde dit? Ook kunnen wij ons vinden – zoals ook vorige week aangegeven – in de lijn met betrekking tot intensieve veehouderij. Er worden keuzes gemaakt. Ruimte wordt geboden aan bestaande bedrijven om zich nog uit te breiden, maar er wordt een duidelijke rem gezet op het nieuw vestigen van intensieve veehouderij. Dat is een lijn waar wij bij aan kunnen sluiten. Wij zijn blij met de opmerkingen in het POP die recht willen doen aan de positie van de landbouw in onze provincie als één van de belangrijke pijlers van onze economie.
48
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Het wordt zelfs nog sterker gezegd. Groningen is ondenkbaar zonder landbouw. Het is goed dat hier aandacht aan wordt besteed, naast alle aandacht die er is voor het landschap. Wij vinden dat het wel in evenwicht zou moeten blijven. Voorzitter, met betrekking tot energie. In onze vorige bijdrage hebben wij al aangehaald dat wij positief staan tegenover een ondernemende houding als het gaat om energie in onze provincie en zelfs in Noord-Nederland. Wij zijn er voorstander van om onderzoek te doen naar duurzame alternatieve energiebronnen. Daartoe hebben we in de commissie ook al een voorstel gedaan. Daar hebben we een duidelijke ‘ja-knik’ op ontvangen van de gedeputeerde, echter geen ‘ja-woord’ daarbij. Het viel ook net buiten de tijd dat hij mocht antwoorden. De heer BLEKER knikt bevestigend. De heer CALON (gedeputeerde): De heer Bleker zegt nu ‘ja’. Mevrouw VAN DER GRAAF: Dank u wel. Wij vinden dat wij ook in de zoektocht naar duurzame alternatieve energiebronnen moeten kijken en gebruik maken van de bijzonderheden waarover wij beschikken in onze provincie. Dat is onder meer de bijzondere ligging aan de zeekust. Voorzitter, in het POP is een ruimere doelstelling aangenomen voor windenergie op het land. Bij deze doelstelling moet dan ook een capaciteitsruimte worden gezocht. Wij zijn van mening dat je de keuze voor een bepaalde locatie moet onderbouwen in het POP, ook als het gaat om de N33 die erg ter discussie staat. In de commissie hebben wij gevraagd om een reactie van de gedeputeerde op het initiatief dat is ingebracht met betrekking tot de uitbreiding van het Windpark Delfzijl Zuid. Daar hebben we ons inziens onvoldoende of te weinig antwoord op ontvangen. Graag een uitgebreide reactie van hem op dit punt en eventueel ook in relatie tot de locatie N33. Voorzitter, als laatste willen we nog enkele opmerkingen maken met betrekking tot de sturingsfilosofie. Vorige week hebben we daar ook al enige woorden aan gewijd. Eerlijkheid en duidelijkheid, dat zou je moeten voorstaan als provincie. Kenbaar maken wat des provincies is, waarom dat zo is en hoe je daar invulling aan geeft. Met andere woorden: je provinciale belang goed definiëren. Dit heeft de gedeputeerde vorige week overgenomen en daarbij aangegeven dat die omschrijving wellicht een plaats zou kunnen krijgen in de preambule. Het lijkt ons een heel geschikte plaats en we zien dat graag tegemoet. Een opmerking die we daarbij nog wel willen maken, is de volgende. In ons Omgevingsplan beschrijven we de provinciale belangen. Dat is primair waar wij ons mee bezig willen houden en bezig houden. We moeten ervoor waken dat we niet de ruimte die we bieden aan de gemeente gaan invullen in het plan. Dan zouden we ook overgaan tot het beschrijven van gemeentelijke belangen. Dat kan niet de bedoeling zijn. ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’, dat wordt gedicteerd vanuit Den Haag en dat is goed. Toch kijken we wel positief aan tegen een ondernemende houding van de provincie, de gemeenten en hun taken daarbij wel in hun waarde latend. Dienstbaar richting gemeenten zijn, dat is ook een houding die bij ons past. Ondersteuning verlenen en faciliterend zijn waar dat nodig is. Belangrijk vinden wij het om aan te stippen dat de geest van de Nota Ruimte en de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening niet alleen maar ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ is, maar dat zij ons juist de mogelijkheden hebben gegeven om transparant naar buiten te treden. Een verordening waarin je aangeeft waar je je als provincie mee bezighoudt en hoe je dat wilt borgen. Dat is een instrument dat we dan ook mogen gebruiken. Toch hoeft dat samenwerking met gemeenten niet uit te sluiten of uit te sluiten dat gemeenten niet op hun eigen gezag hun beleidsvrijheid mogen invullen. Het gaat juist samen, een omgevingsverordening hoeft dat niet in de weg te staan. Wij constateren dat er ook op dit punt richting de gemeenten nog wel een slag te maken valt. Dat hebben we vorige week ook al aangegeven in de commissie. Ik kom tot een afronding. Dit Voorontwerp is een eerste uitgebreide voorzet met behoorlijk wat aanleiding om inhoudelijk te spreken over het nieuwe POP. Het is nog niet klaar. Het is een tussenfase, maar de lijnen zijn nu wel heel duidelijk uitgezet. Wij willen de mensen die meewerken aan het Ontwerp POP, meeschrijven, heel veel succes toewensen, ook bij het verwerken van alle input die is gegeven in de afgelopen weken, maanden, door zowel de Staten als andere bestuurlijke organisaties en gemeenten. Wij zijn heel benieuwd naar de manier waarop dit terug zal komen in het POP en kijken daarnaar uit. Dank u wel voor uw aandacht. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, ondanks de hectiek rond deze behandeling – en we zijn nog steeds benieuwd naar de inbreng van mevrouw Schalij – en de veelheid aan stukken en reacties, kunnen we vandaag wel een vervolgstap zetten richting het POP-ontwerp vanuit de wetenschap dat
49
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 het na vandaag niet allemaal vaststaat. Daarvoor beweegt er zich nog te veel en bovendien gaat het in de politiek nu eenmaal vaak om het detail. Wij onderschrijven ten volle dat we toe moeten naar een verdiepingsslag. In onze overtuiging, meneer de voorzitter, biedt de nieuwe opzet gemeenten meer beleidsvrijheden. Dat dit niet bij iedere gemeentelijke bestuurder tussen de oren zit, heeft niet alleen met gebrekkige communicatie te maken. Soms is het een strategie om meer ruimte te claimen. GroenLinks heeft vooral behoefte aan een zuivere discussie over wat het provinciale belang is. Daarop wordt de provincie straks getoetst. Gemeenten kunnen dat provinciale belang optimaal dienen en naar onze overtuiging ook hun eigen belang, als zij intensiever gaan samenwerken, onder andere bij woningbouwopgaven, bij landschappen, bij ontwikkelpotenties, liefst samen met de provincie. De rol van de provincie overnemen is er wat ons betreft niet bij. Daar ligt de crux van het POP-verhaal wat ons betreft. Aan de provincie is het om het provinciale belang te borgen via POP en Verordening. De dilemma’s die de Partij van de Arbeid daarbij heeft genoemd, onderschrijven wij. GroenLinks heeft daarbij de indruk dat wij, ook via procedures en beleidsafspraken, meer kunnen regelen dan nu in het Voorontwerp naar voren komt. Misschien kun je het niet afdwingen via de Verordening, maar doorzettingsmacht gaat niet alleen via die Verordening. Bovendien – het is al een paar keer genoemd – ‘decentraal wat kan en centraal wat moet’ is leuk, maar de waarheid is dat je het samen moet doen. De heer Keurentjes heeft over die samenwerking gesproken in de commissie. Het gaat inderdaad ook om bestuursstijl en welwillendheid tot samenwerking. En dat van twee kanten, voeg ik er vervolgens aan toe. Wie arrogantie en eigenzinnigheid uitstraalt, krijgt al snel arrogantie en eigenzinnigheid terug. Dodelijk voor samenwerking. Voor zover de Wet Ruimtelijke Ordening onvoldoende is opgetuigd om gebiedsgericht beleid, bestuurlijke convenanten en procedurele afspraken te maken, moeten we goed beseffen dat wet- en regelgeving – en dit POP is niet anders – levende materie is. Het gaat om meer dan strikte interpretaties van een verordening. Het is vanuit die optiek ook een provinciaal belang om begrip en draagvlak te creëren voor de diverse provinciale belangen en om dat krachtig op te pakken. Ook gemeenten willen graag meer gebiedsgericht samenwerken, zo blijkt ons. Er is dan ook weinig reden om onszelf op dat punt af te remmen. Meneer de voorzitter, in de commissie heb ik aangegeven dat GroenLinks een enthousiasmerende inleiding wil, een andere taal en een aangescherpte visie. Als antwoord kregen we de zakelijke opmerking dat er niet zo veel is veranderd. Daar zijn we het niet mee eens. Elke periode heeft zijn verwachtingen, zijn trends en zijn ontwikkelingen. Je moet steeds het juiste momentum aangrijpen. Verandering is nodig en verandering komt. Zo willen we van de provincie Groningen een kampioen producent van duurzame energie maken. Een regio die de aanval kiest als het gaat om duurzaamheid, landschap, natuur en milieu. Niet een regio die financieel de infrastructuur voor CO2-opslag gaat afdekken, maar wel de opslag van duurzame energie gaat faciliteren. Dat is al decennia een groot knelpunt. Daartoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, gehoord hebbende de beraadslaging over het Voorontwerp POP, overwegende dat: klimaatverandering grote gevolgen zal hebben voor de provincie Groningen; energiebesparing en de productie van duurzame energie een hogere prioriteit verdienen boven het afvangen en opslaan van CO2 uit fossiele brandstoffen; het opslaan van energie een grote belemmering is voor de ontwikkeling van de productie van duurzame energie en derhalve investeringen in infrastructurele oplossingen nodig zijn, zijn van mening dat: nadrukkelijker ingezet dient te worden op projecten die duurzame energie opslaan en dat het financieel participeren in dat soort projecten dient te worden overwogen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nr. 13, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, bij het keuzedocument was mijn commentaar bij de keuzes dat die deels liberaal deels…
50
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer RIJPLOEG: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? Waar moet ik aan denken als GroenLinks het over opslag van duurzame energie heeft? Ik moet me er iets bij kunnen voorstellen wat specifiek bij Groningen past. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, wij hebben geen behoefte om restricties aan te brengen op dat vlak. Het gaat wat ons betreft heel breed om het opslaan van bijvoorbeeld windenergie dan wel zonne-energie, alle vormen van duurzame energie waarvoor op dit moment die mogelijkheden niet bestaan. Meneer de voorzitter, ik ga verder. Het keuzedocument was deels liberaal en deels conservatief. In deze tussenfase kunnen de heren Haasken en Luitjens tevreden zijn, want het is alleen maar liberaler geworden. Ze kunnen het bijna niet geloven en waren beducht voor een glazen plafon dat ontwikkelende partijen alsnog kunnen tegenhouden. Het is er niet. Zo volgt het College ook de door de werkgroep Landschap ingebrachte discussielijnen niet. Het College lijkt vooral bang te zijn dat er geen ontwikkeling mogelijk zou zijn. Dan komt het argument weer naar boven dat GS van het landschap geen museum willen maken. Een afgezaagd argument dat geen recht doet aan de inspanningen van de werkgroep. Ik ken ook weinig collega’s, moet ik eerlijk bekennen, die voor een museaal landschap pleiten. In ieder geval niet GroenLinks. Het gaat er bij de cultuurlandschappen steeds weer om de balans te zoeken tussen bescherming, curatieve aanpak en ontwikkeling van nieuwe elementen. Het gaat om de balans tussen bouwland, natuur en cultuurhistorie. Het gaat om een balans tussen bebouwing en zichtlijnen, tussen activiteiten enerzijds en stilte en duisternis anderzijds. Het gaat bovenal om het borgen van de samenhang. Dan kom je er niet als je terugvalt op het beschrijven c.q. borgen van enkele kernkarakteristieken. De landschapsontwikkelingsplannen worden als beleidsinstrument in dit Voorontwerp alleen tussen de regels benoemd. Ten onrechte, want het is een belangrijk beleidsinstrument waarbij het precies gaat over de kern, namelijk het zoeken naar die balans en het creëren van draagvlak op uitvoeringsniveau. Op dit punt hebben wij twee moties, meneer de voorzitter. De VOORZITTER: De eerste motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, gehoord hebbende de beraadslaging over het Voorontwerp POP, overwegende dat: de Groninger landschappen een provinciaal belang vertegenwoordigen dat de gemeentegrenzen overstijgt; het voorbereidende werk van de Werkgroep Landschap van Provinciale Staten; de globale beschrijving van elk van de Groninger landschappen in het Voorontwerp POP via onder meer de kernkarakteristieken; de beschikbaarheid van gegevens en kaartmateriaal over de landschappen en haar bepalende elementen waaronder de cultuurhistorische, tevens overwegende dat: de beperkte rol in het Voorontwerp POP voor de landschapsontwikkelingsplannen (LOP’s) als beleidsmiddel terwijl die wel gezamenlijk met partners tot stand zijn gekomen en van onderop worden gedragen; in de LOP’s ook ontwikkelingspotentie en ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen, zijn van mening dat: gekomen moet worden tot een optimale borging van het provinciale belang door in het Ontwerp POP een betere beschrijving van de landschappen met bijpassend kaartmateriaal op te nemen; het beleidsinstrument landschapsontwikkelingsplannen als onderlegger van landschapsbeleid en het ILG/PMJP een prominentere plaats verdient in het Ontwerp POP, verzoeken GS het landschapsbeleid in het Ontwerp POP en de bijbehorende omgevingsvergunning aan te scherpen en daarbij de rol van de LOP’s nadrukkelijker te betrekken, en gaan over tot de orde van de dag.”
51
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De motie is ondertekend door mevrouw Stavast en de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nr. 14, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De volgende motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, gehoord hebbende de beraadslaging over het Voorontwerp POP, overwegende dat: er in het Voorontwerp 11 karakteristieke Groninger (cultuur)landschappen worden onderscheiden; het voorbereidende werk van de werkgroep Landschap van Provinciale Staten t.a.v. onder meer de begrippen Provinciaal Landschap en Beschermd Landschap, zijn van mening dat: de beleidsinstrumenten Provinciaal Landschap en Beschermd Landschap nader onderzocht dienen te worden op bruikbaarheid en effectiviteit als beleidsinstrument voor het beschermen van de karakteristieke Groninger landschappen, verzoeken GS daartoe zorg te dragen voordat besluitvorming over het Ontwerp plaatsvindt, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nr. 15, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, we hebben ten aanzien van de begrenzing nationale landschappen via interruptie al een vraag gesteld aan de Partij van de Arbeid. De beantwoording wachten we af. Over de Drentse Aa hebben we enkele dagen geleden een brief gekregen. Wij zijn voornemens op basis van die brief onze oren te luisteren te leggen voordat we daar een definitief standpunt over innemen. Vooralsnog blijven we pleiten voor een bredere verruiming. Welke ontwikkelingen worden eigenlijk bedoeld als het gaat om het Paterswoldsemeer? Dat bleef in die brief namelijk onduidelijk. Ten aanzien van het landschap nog even de Landschapsadviesraad, meneer de voorzitter. Er kan ook worden gedacht om per landschap een landschapsadviesraad of een werkgroep met gemotiveerde deskundigen en burgers in te stellen. Dat zou vergelijkbaar kunnen zijn met de werkgroep zoals die bijvoorbeeld in het Oldambt is opgericht. Dat was overigens een eigen initiatief. Het zou aardig zijn om dat per landschap te gaan doen. De windenergie. Via onze vragen in de commissie is ingegaan op de locatie Lauwersoog. Daarmee is dat dossiertje echter niet afgesloten, want wij achten Lauwersoog als locatie voor windturbines hoger dan 15 meter niet geschikt, ook niet als testlocatie. Onduidelijk is echter wat Essent daar wil realiseren. Zijn dat molens hoger dan 15 meter of lager dan 15 meter die worden getest? We hebben een motie voorbereid, maar laten we eerst duidelijkheid krijgen over de plannen. Wellicht dat het College die duidelijkheid kan geven. Voor GroenLinks – en dan gaat het breder over de windmolenenergie – zien wij 750 Megawatt als minimum. Wij zijn voor het beleid ten aanzien van concentratiegebieden en wij achten meer locaties wenselijk, waaronder de Stainkoeln. Wat ons betreft dient het te gaan om locaties die landschappelijk reeds voorbelast zijn. We constateren dat de onbuigzaamheid van de provincie de ontwikkeling van windenergie in de weg zit. Wij wachten het voorstel van de gezamenlijke Oost-Groninger bestuurders af, zodat we bij het Ontwerp kunnen besluiten over onderbouwde alternatieven. Dan komen we in elk geval niet in de spagaat die ik een beetje bij de SP voelde als het ging om de invulling van de locaties. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, even een vraag aan de heer Van der Ploeg voor mijn duidelijkheid. De heer Van der Ploeg heeft nu tot twee keer toe gezegd ‘besluitvorming over het Ontwerp’. Maar als u hier kennis van neemt, verwerken wij de zaak en dan wordt het een Ontwerp en gaat het in de inspraak. Bedoelt de heer Van der Ploeg dat hij, voordat dit verwerkte Voorontwerp in de inspraak gaat, nog een besluit wil nemen over dat Ontwerp? Ik hoor hem dat namelijk tot twee keer toe zeggen.
52
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Of is het wellicht mogelijk dat we dat bij de definitieve vaststelling van het POP bespreken? Anders hebben we in tegenspraak met de procesafspraken die we met u gemaakt hebben, nog weer een extra discussiemoment in te lassen. Ik dacht de eerste keer dat ik het niet goed hoorde, maar ik hoor het nu voor de tweede keer. Vandaar dat ik die procedurevraag stel. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik ga ervan uit dat het Ontwerp met alle commentaren die er komen vanuit de burgerij en gemeenten integraal besproken gaat worden in deze Staten. Waar het mij om gaat is dat er bij die bespreking… De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, dan hebben we een verschil van mening, want het proces zoals tot nog toe met u afgesproken is dat wij het Voorontwerp hier bespreken, dat GS alle opmerkingen die van maatschappelijke partners zijn gekomen en van uw Staten en moties verwerken. Dan heet het een Ontwerp. Dat komt niet weer terug in de Staten, dat was ook niet afgesproken. Dat gaat in de inspraak en daarna volgt het proces. Dus als de heer Van der Ploeg nu een ander procesvoorstel doet, vind ik dat prima, maar dan wil ik graag van uw Staten weten of… GS hebben daar namelijk niet op gerekend. We moeten hier absolute helderheid over hebben. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik ga ervan uit dat het Ontwerp met alle commentaren uiteindelijk hier besproken wordt. Het lijkt mij het goede moment om dan de voorstellen, ook van de verschillende fracties, te behandelen. Dat is denk ik niet zo ingewikkeld. Over de locatie Delfzijl-Zuid hebben wij geen uitgekristalliseerde mening, behalve dat wij het niet wenselijk achten om nieuwe contouren te schetsen als dat volgens de recent uitgevoerde MER ten zeerste wordt afgeraden of als er beloftes aan burgers worden geschonden. In de commissie hebben we al eerder gepleit voor het stimuleren van het verplaatsen van solitaire molens naar concentratiegebieden. Ten aanzien van mestvergisting zijn we blij dat het College beweging maakt ten aanzien van coöperatieve vormen van mestvergisting. Wij blijven dat dossier nadrukkelijk volgen. Ten aanzien van Bouwen en Wonen. Het ziet ernaar uit dat via de uitvoeringsagenda de Staten voldoende mogelijkheid hebben om zich in de toekomst nog met dat thema te bemoeien. Maar dan gaat het over een aantal aspecten, zoals de Vliegende Brigades en het Provinciaal Bouwheerschap. Het College is daar erg positief over. Echter, een onafhankelijke evaluatie heeft mijn fractie niet gezien. Bovendien zijn we geen adviesbureau, noch een gemeentelijke bouwmeester of een huisarchitect van de gemeente. Bij het versterken van de gemeenten naar meer zelfredzaamheid ontkomen we niet aan een discussie over deze instrumenten. Moeten we die niet wellicht wat verder van de provincie plaatsen? Voor ons is op dit moment ook de rol en plaats van de Provinciaal Planologische Commissie onduidelijk. Wat gaat zij straks doen en hoe moeten wij die in de procedure plaatsen? Het zijn onderwerpen die wat ons betreft in de verdiepingsslag kunnen worden betrokken. Meneer de voorzitter, we pleiten ervoor dat er aangestuurd wordt op gemeentelijke uitvoeringsagenda’s als het gaat om stilte en duisternis en actieplannen. Om dat te bereiken zal het in het Ontwerp POP en de Omgevingsverordening scherper moeten worden verwoord. Vanuit die invalshoek ondersteunen we de motie van de Partij van de Arbeid. Met het loslaten van het moratorium van de bungalows in dit POP komt er geen ruimtelijk sturingsmechanisme terug zodat ontwikkelaars en gemeenten hun gang kunnen gaan. Voor het moratorium was er een specifiek locatiegericht beleid. Via een aangescherpt landschapsbeleid heb je ook de mogelijkheid om via bijvoorbeeld de Landschapsontwikkelingsplannen alsnog invloed te hebben op de gezamenlijke visie en tot een gezamenlijke visie te komen over wat wel en niet hanteerbaar is, zodat het niet een wildwestverhaal wordt. Meneer de voorzitter, zoet- en zoutovergangen. De constructie dat Provinciale Staten hun besluiten afhankelijk maken van één specifieke maatschappelijke organisatie, vinden wij niet wenselijk. Provinciale Staten dienen zich niet in dezelfde positie te plaatsen als de Tweede Kamer dat heeft gedaan met het aannemen van de motie Atsma. Groningen heeft daar eigen keuzes te maken en wij dringen er bij het College op aan dat in het Ontwerp te corrigeren. Ten aanzien van de milieuparagraaf constateren we dat het College gedegen huiswerk heeft gedaan. We zien wel een accentverschil qua ambitie. Continue verbetering van uitstoot en overlast blijkt mogelijk te zijn. Toch omarmt het College het stand still-principe op gebiedsniveau. Wij zijn ervoor dat er regels worden gehanteerd die extra stimuleren en innovaties veroorzaken, zodat het weer een graadje beter kan. Regelgeving moet kortom niet de techniek volgen, maar daarop vooruitlopen. Meneer de voorzitter, nog een drietal onderwerpen. Ten aanzien van de huidige zoeklocaties – het gaat over bedrijventerreinen – krijgen we nog een discussie.
53
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Het gaat GroenLinks bij die detaillering om geaccordeerd beleid van gekozen raden dan wel stevige bestuursafspraken. Vage mondelinge overeenkomsten of intenties over bestaande zoeklocaties zijn voor GroenLinks onvoldoende om die zoeklocaties in POP-3 te laten staan. Wij pleiten al twaalf jaar voor het versterken van de oostcorridor. Dan hebben we het over de link van Eemshaven-Delfzijl via Veendam-Zuidbroek naar Stadskanaal-Emmen-Twente en het Roergebied. Als onderdeel daarvan dient wat GroenLinks betreft een ruimtelijke reservering te komen voor de doorgetrokken railverbinding van Veendam-Stadskanaal naar Ter Apel. GroenLinks heeft de ambitie om Zuidoost-Groningen op een goede wijze via het spoor te ontsluiten, zowel voor personen-, als voor het goederentransport. Wij hebben daarvoor de volgende motie. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, gehoord hebbende de beraadslaging over het Voorontwerp POP, overwegende dat: het POP een langetermijnvisie vertegenwoordigt van de provincie t.a.v. ruimtelijke vraagstukken; ten behoeve van het realiseren van railinfrastructuur van Veendam naar Stadskanaal onderzoek wordt uitgevoerd en daartoe in het POP ruimtelijke reserveringen aan de orde zijn; het verstandig is om ruimtelijk reserveringsruimte tijdig in het POP op te nemen; verzoeken het College: ten behoeve van de behandeling van het Ontwerp in Provinciale Staten te onderzoeken welke ruimtelijke variant van een verlengde lijn Stadskanaal-Ter Apel te prefereren is, teneinde die ruimte eventueel te kunnen reserveren in POP-3 waarbij ervan uit dient te worden gegaan dat dit slechts zinvol is als die lijn wordt doorgetrokken naar Emmen; en gaat over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nr. 16, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, we hebben via schriftelijke vragen duidelijk gemaakt dat het in de Eemshaven om een meer integrale benadering zou moeten gaan. Daarbij moeten prioriteiten worden gesteld. Het heeft dus consequenties. In dat kader dienen wij over de glastuinbouw de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 5 november 2008, gehoord hebbende de beraadslaging over het Voorontwerp POP, overwegende dat: sinds POP-1 er geen vooruitgang is geboekt bij het ontwikkelen van de glastuinbouwlocatie Eemshaven; sinds POP-1 de langetermijnvooruitzichten voor de reguliere landbouw gunstiger zijn en braaklegging van landbouwgronden een begrip uit het verleden lijkt; sinds POP-1 de havenontwikkeling ruimtelijk dreigt te conflicteren met glastuinbouw; sinds POP-1 energieproducerende kassen voorlopig geen realiteit zijn, zijn van mening dat: de ontwikkeling van de glastuinbouw op de locatie in de Eemshaven een lagere beleidsprioriteit dient te krijgen en de inspanningen om de locatie te ontwikkelen opgeschort moeten worden, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nr. 17, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid.
54
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, bij de finale behandeling van het POP zullen we waarschijnlijk terugkomen op de Zuidtangent, tenminste als de reservering er tegen die tijd nog in staat. Dank u wel. De heer ZANEN: Voorzitter, het begrip ‘subsidiariteit’ is vanavond een aantal malen aan de orde geweest, ook in verband met de begrippen ‘centraal’ en ‘decentraal’, waarbij iedereen eigenlijk heeft gezegd dat je zo locaal mogelijk in de hiërarchie besluiten moeten nemen, dus alleen op hogere niveaus als dat absoluut noodzakelijk is. Dat brengt dan de noodzaak van deze discussie met zich mee, want dan moet je gaan bepalen wat het provinciaal belang precies is en hoe je dat formuleert in relatie met degenen die hiërarchisch gezien onder jou staan. Dat is moeilijk. Bijvoorbeeld, als het gaat over het begrip ‘landschap’. Hoe ga je daar mee om? Er zijn ideeën ontwikkeld door onze eigen commissie Landschap op dat punt, maar de vraag is of dat op dezelfde manier gezien wordt door een gemeente, want die zal vanuit haar eigen verhoudingen kijken naar zoiets als landschap en heeft in haar achterhoofd een heleboel beleidszaken die zij wil realiseren. De provincie kan op wat meer afstand gaan staan. De vraag is hoe je dat bij elkaar brengt. Er is binnen het verband van de werkgroep ook uitvoerig gediscussieerd over het begrip dat vanavond is genoemd, verrommelling. Daarvan is dan weer de vraag hoe je dat bepaalt. Wanneer is er sprake van verrommelling of wanneer is er eigenlijk sprake van een zeer productieve, actieve invulling van de ruimte? Dat kan allebei tegelijkertijd. Dan is de vraag hoe je nu bepaalt welke kant je op wilt. In elk geval is daar overleg voor nodig. Ik hoor begrippen over het landschap – Nationaal Landschap, Park, een provinciaal landschapspark, een beschermd landschap. Dat zijn natuurlijk mogelijkheden. Je kunt dus zaken formuleren en vastleggen, dat is dan misschien zoiets als een verordening. Maar de vraag is of je daar niet ook de zaak heel strak mee aantrekt. Naar mijn idee is het zo dat je altijd moet zoeken naar een discussie vanuit de provincie met in het bijzonder gemeenten. Dat geldt voor zaken als sociaal beleid, waar we het vandaag over hebben gehad. Maar dat geldt ook voor dit soort ruimtelijke ontwikkelingen. Bijvoorbeeld windmolens. De provincie heeft zich gebonden aan een bepaalde omvang van de op te wekken energie via wind. Dat moet ergens gebeuren, dus overleg. Dan hebben we dat wat strakker geregeld. Nog stugger: we hebben zelfs uitgesproken waar het volgens de provincie zou moeten. Dat wordt herhaald. Dan is er weerstand bij de bevolking, met name ten aanzien van molens langs de N33. De gemeente Veendam is daar nogal uitgesproken in, daar is nogal wat over gediscussieerd. De vraag is hoe het nu verder moet. Moeten wij ons helemaal vastbijten in die zaak of niet? We hebben het onszelf moeilijk gemaakt, want we hebben gezegd dat je op industrieterreinen moet gaan staan. Je mag niet in de ruimte gaan staan. Je kunt wel zeggen dat een groot molenpark met heel grote molens op een industrieterrein staat, maar het hele gezicht daar naartoe wordt toch getrokken door die grote windmolens. Dus zo absoluut is die plaatsing bij een industrieterrein niet. Als je denkt aan de N33 zou je er best voor kunnen pleiten dat je eind verderop gaat zitten. Dan is het nog zo dat je dat een stedelijk gebied kunt aanklampen en dat je het ruimtelijk gebied dat verderop ligt, vrij houdt van dat soort grote ingrepen. Ik denk dus dat je met gemeenten daarnaar moet zoeken. Als de vertegenwoordigers van de Streekraad op bezoek in de provincie met klem van woorden zeggen dat zij graag een alternatieve plaats willen bieden voor de N33… De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb even een vraag. Ik hoor nu een heel mooi verhaal, heel beeldend verteld. Ik hoor in elk geval geen enkel standpunt van de Partij voor het Noorden. Ik wilde graag weten, voor de 15 minuten om zijn, waar de heer Zanen nu precies naartoe wil. De heer ZANEN: Naar een POP. Ik beweer dus dat dat een wat vaag iets is. We kunnen wel denken dat we weten wat het POP is, maar ik vraag mij het af, gezien de discussie. Vandaar dat ik een paar algemene gedachten formuleer. We hebben het nu over die windmolens. Als u goed hebt geluisterd, pleit ik ervoor om het idee los te laten dat je altijd op een industrieterrein zoiets plant en realiseert, dat je dat wat ruimer moet zien en dat je in nauw overleg met gemeenten moet kiezen voor een plaats. Ik was eraan toe om heel concreet te zeggen dat dat niet bij de N33, maar in de gemeenten die daar in de omgeving zitten – zoals Pekela en Menterwolde –… De heer SWAGERMAN: Maar dan is de vraag waar u naartoe wilt. Het is nadrukkelijk het recht van de provincie om aanwijzingen te doen of niet. Als ik u zo hoor, roept u op om niet aan te wijzen, dat we er in goed overleg wel uit komen. Ik denk dat we dan een probleem hebben. De heer ZANEN: Dat weet ik niet. Dat is nu juist de vraag. Ik vind dat je als provincie met overtuigingskracht concrete standpunten moet kunnen verdedigen. Je hebt elkaar vaker nodig dan
55
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 alleen vandaag. Als je het probeert vast te leggen in een verordening, in een aanwijzing, is het maar de vraag of je daar de zaak mee vooruit helpt. Ik denk het niet, dan wordt het allemaal wat strak en straf. Ik ben ervoor om er wat dat betreft wat liberaler, wat flexibeler mee om te springen. Dat geldt niet voor alles, want ik ben er wel voorstander van dat je op een bepaald moment iets in zijn algemeenheid verbiedt. Dat is dus een soort verordening. Intensieve veehouderij. Ik vind dat je – en dat element zit er terecht in en dat zou ik willen onderstrepen – uitdrukkelijk zou moeten zeggen dat we die ontwikkeling een halt toe moeten roepen. Maar dat behoeft toch die definities van waar je het over hebt. Wat is grondgebonden, wat is biologisch-dynamisch? Dat is niet zo gemakkelijk, daar komt straks nog een motie over van de Partij voor de Dieren. Hetzelfde geldt voor het begrip ‘leefbaarheid’. Ook daar gaat het erom dat je toch weer met elkaar kunt verschillen… De heer KEURENTJES: Voorzitter, we horen de heer Zanen aangeven dat hij rondom windenergie kiest voor een maatwerkbenadering, een maatwerkgedachte. Hij verwerpt die gedachte rondom het onderwerp intensieve veehouderij. Kan hij mij inhoudelijk aangeven waar dit verschil van benadering van twee dezelfde discussieonderwerpen uit bestaat? De heer ZANEN: Het gaat in beide gevallen om een ruimtelijke ingreep waar je een oordeel over zou moeten hebben. Ze zijn verschillend van karakter als je kijkt naar de hoogte, de afstand waarop je de objecten ziet. Ik denk dat daar een zodanig kwalitatief verschil is dat je die anders moet benaderen. Bovendien hebben we ervan gezegd dat je je wel op bepaalde plekken, namelijk geconcentreerd in een park, moet vestigen. Daar ben ik wel voor. Dat geldt zeker niet voor intensieve veehouderij. De heer KEURENTJES: We hebben allemaal kunnen lezen dat met name waar het gaat over intensieve veehouderij de argumenten die het College voorstelt zijn gebaseerd op belevingswaarde. Als er nu één onderwerp is als het gaat over windenergie, is het ook belevingswaarde. Vanwaar dan toch die verschillende aanpak? De heer ZANEN: Omdat bij de intensieve veehouderij nog andere dingen aan de orde zijn, zoals opvattingen over dierenwelzijn, de manier waarop met dieren wordt omgegaan. Dat is dus een andersoortige overweging, ik denk zelfs een andere categorie overwegingen dan wanneer het gaat om windenergie. Ik zie daar in elk geval een principieel verschil tussen, waardoor ik ze anders benader. Maar ik heb ook gezegd dat ik ze expliciet anders benader. Als je kiest voor een mal/contramal of je kiest voor bevordering van de groei van woningbouw in bepaalde delen van de provincie, dan brengt dat met zich mee dat je op andere plekken sneller krimp krijgt. Dat heb je zelf dan mee georganiseerd door die keuze. Ik vind dat we daar iets mee moeten doen. Je kunt niet zeggen: “Wat sneu dat het slecht gaat in die kleine dorpen”. Als je kiest voor de mal/contramal dan verplicht je dat tegelijkertijd om meer te doen aan kleine dorpen. Dat is dus een dubbele keuze. Dat moet je goed doen. Als je niet zo expliciet kiest, hoef je die keuze niet zo sterk te maken naar mijn oordeel. Dat element zou in dit POP te vinden moeten zijn. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, bedoelt de heer Zanen dat die keuzes niet gemaakt moeten worden in het POP? Begrijp ik u nu goed? Er worden een aantal keuzes gemaakt in het Voorontwerp. Die gaan u kennelijk te ver. Moeten we dan maar geen keuzes maken? De heer ZANEN: Er is gekozen voor mal/contramal, maar ik vind dat dat met zich meebrengt dat je beleid ten aanzien van kleine gemeenten, kleine kernen, ook heel expliciet moet zijn en dat daar niet alleen maar stilgestaan moet worden met het probleem van krimp, want dat probleem heb je zelf mee veroorzaakt. Ik vind dus dat je een heel actief beleid moet voeren, dat is mijn stelling. Voorzitter, er is net iets door GroenLinks gezegd over de reservering van de spoorlijn Veendam-Emmen als daar discussie over is. Nu, die is er. Dat wil ik van harte onderschrijven. Ik ben overigens ook zeer tevreden over wat gedeputeerde Bleker van de week in de publiciteit heeft gebracht, een echte verbetering van de spoorverbinding Groningen-Bremen wat betreft rail. Ik hoop dat dat echt heel positief uit gaat pakken en ik denk dat daar een ruimtelijke reservering erg nodig is om daar vrij snel mee te zijn, misschien wel bij dit POP. Voorzitter, er is gesproken over de hoorzitting over het POP, eventueel te organiseren door de Provinciale Staten. Het lijkt mij een goede zaak om dat toch als element in de verdere procedure in te bouwen.
56
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De motie die ik vandaag ingediend heb, is helaas verworpen. Die ging over de Hamdijk. Ik heb nu helaas in dit debat geen motie. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, we zijn halverwege het traject POP-3. Er zit een aantal lastige dilemma’s in. Een van de dilemma’s, die ik ook in de commissie al benoemd heb, is de vraag hoe je nu beschermt, hoe ver je daarin gaat, hoeveel je aan gemeenten over laat, of je zaken niet te veel op slot zet, of je ontwikkelingsgericht genoeg bent, of je vrijheid hebt en in hoeverre je maatwerk kunt invoeren. Voorzitter, een eerdere spreker heeft al iets over de dorpsvisies gezegd. Daar wil ik me bij aansluiten. De plaats van de dorpsvisies is onduidelijk. Ik heb begrepen van GS in de commissie dat zij daar ook nog over aan het nadenken zijn hoe zij dat een plaats gaan geven. Als je al streng bent in je Verordening, voorzitter, omdat je bang bent dat gemeenten het vergeten te regelen dan wel uit de pas lopen met jouw visie, dan zou daar bijhoren een wat ruimere interpretatie van mogelijke ontheffingen die je moet kunnen geven. De ontheffing zal dan wel altijd in het kader moeten staan – nu wordt het eigenlijk een algemeen kader – niet van datgene wat je precies hebt geregeld, maar in het kader van hetgeen je als provinciaal basisdoel hebt gesteld. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb een aantal mensen horen vragen om meer ontheffingsvrijheid. Maar hoe ga ik mij dat voorstellen? Leggen we dat neer bij een gedeputeerde op zijn terrein die gaat bepalen of er wel of niet op verzoek van iemand hier of daar een ontheffing wordt gegeven of is dat ergens neergelegd op grond waarvan we die ontheffing kunnen geven? Want dan wordt het natuurlijk een verordening van ‘u zegt het maar’. De heer DE VEY MESTDAGH: Mijn pleidooi zal ik straks voortzetten. Dan zult u erachter komen dat, als datgene wat ik zeg waarheid wordt, je die ontheffingsmogelijkheden misschien wat minder nodig hebt, omdat ik ervan uitga dat we ook wat meer op gemeenten zouden kunnen mogen vertrouwen. Voorzitter, er is al door verschillende partijen, ook bij de commissie, aangekondigd dat het provinciaal belang duidelijk en goed moet worden geformuleerd, ook in het kader van die ontheffingen overigens. Misschien mag de Verordening en het POP sowieso wat vrijer dan het Voorontwerp zoals dat nu is. Ik heb mij er niet aan gewaagd om provinciale belangen te gaan omschrijven, want ik vind dat GS daar een voorzet voor moeten doen, maar ik heb wel iets over het gemeentelijk belang bedacht. Als we kijken naar wat vanmiddag is behandeld, de Sociale Agenda, zien we dat de Sociale Agenda uitgaat van thema’s. De Sociale Agenda legt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de gemeenten over de invulling van wat daar moet plaatsvinden, omdat ook daar sprake is dat er maatwerk geleverd moet worden. Dat geldt eigenlijk ook op heel veel gedetailleerde zaken als je het hebt over het inrichten van de omgeving. Voorzitter, de sociale samenhang en leefbaarheid zijn belangen waar wij als provincie natuurlijk mee te maken hebben, maar die primair een gemeentelijke aangelegenheid zijn. Daarom heb ik daar een motie over geschreven, want ik vind dat op het moment dat er een samenhang is tussen gemeentelijke en provinciale belangen, ook de wet ervan uitgaat dat je zaken zo decentraal mogelijk in de uitvoering gedetailleerd moet beschrijven, juist om dat maatwerk te kunnen bevorderen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in openbare vergadering bijeen op 5 november 2008, overwegende dat: het uitgangspunt van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening is dat beleid daar waar mogelijk decentraal wordt ingevuld; het zoeken is naar een balans in het provinciaal voorschrijven en het vertrouwen hebben in de kennis en kunde van gemeenten om een goede invulling te geven aan de samenlopende belangen van de provincie en gemeenten, voorts constaterende dat: het belang van sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen en platteland eerder een gemeentelijk dan een provinciaal belang is; het belang van het overbelasten van gemeentelijke (buiten)wegen vooral een gemeentelijk belang is, voor zover daarvoor provinciale wegen niet zwaarder worden belast,
57
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: daar waar belangen gezamenlijk zijn, provinciale belangen vooral te behartigen door middel van stimuleringsmaatregelen; daar waar gemeentelijke belangen een rol spelen, de concrete invulling daarvan zo veel mogelijk aan gemeenten over te laten, en de POP Verordening in deze gevallen te beperken tot het voorschrijven van hoofdzaken, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer De Vey Mestdagh en de heer Luitjens. De motie krijgt nr. 18, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, een van de onderdelen daarvan is bijvoorbeeld het zorgen voor concentratie, winkelconcentraties en detailhandel in dorpen die leefbaar moeten blijven en hun voorzieningen op peil moeten houden. Ik acht deze zaak een zaak die gedetailleerd met name door gemeenten moet worden ingevuld. Op hoofdlijnen kunnen we daar wel wat over zeggen. Ik vind onze Verordening, zoals deze er nu bij staat, te gedetailleerd op die terreinen. Ons belang benoemen en aan gemeenten de invulling overlaten. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, kan de heer De Vey Mestdagh concreet een artikel noemen in de Verordening dat deze stelling onderbouwt, waarbij dus concentratie van woningbouw in centrumdorpen en complete dorpen wordt voorgeschreven? De heer DE VEY MESTDAGH: Onder andere over de concentratie van detailhandel en dat soort zaken staan er allemaal concrete voorschriften in waarvan ik denk dat je daar veel beter maatwerk op kunt leveren als je het over die leefbaarheid hebt – wat eigenlijk het achterliggende doel daarvan is – in een gemeentelijke verordening. En gemeenten bestaan natuurlijk ook gewoon uit democratische vertegenwoordigers, net als wij. Ik vertrouw erop dat die daar een uitstekende invulling aan kunnen geven. Voorzitter, het moet mogelijk zijn om stuwende bedrijvigheid te vestigen buiten de door ons benoemde economische kernzones. Dat is iets wat belangrijk is in het kader van leefbaarheid. Ik kan mij voorstellen dat we grootschalige bedrijvigheid naar de kernzones zoals die benoemd zijn, verwijzen, maar als we het hebben over bedrijvigheid die stuwend is, dat heb je dat ook in een uithoek nodig, want anders loop die alleen maar leeg. Er moet wat bij kunnen komen. Voorzitter, er is niets mis met – dat heb ik in de commissie ook gezegd – schaamgroen, als er iets staat waar je je voor moet schamen. Ik heb begrepen van het College dat dat ook nader zal worden bekeken en uitgewerkt indien nodig. Windsingelcultuur of karakter, het past overigens uitstekend in de historie van Groningen. Voorzitter, recreatiewoningen. Ik denk dat het goed is dat we dat iets vrijer laten, maar waarom die invulling alleen bedrijfsmatig? De angst is waarschijnlijk dat er sprake zal worden van vaste bewoning als we dat niet voorschrijven. Voorzitter, de slechteriken ontduiken de zaak toch wel, hoe je het ook opschrijft. Als een gemeente voorschrijft dat er in een recreatiewoning niet vast bewoond mag worden, kan dat net zo goed als die bedrijfsmatige invulling aanleiding zijn om over te gaan tot een aanschrijving. Ik zie het belang niet om het op deze manier vast te leggen in ons Provinciaal Omgevingsplan. Voorzitter, bedrijventerreinen. Op slot, in elk geval geen nieuwe erbij. Terecht, we hebben er veel te veel van en ze staan voor een gedeelte te verpauperen. Daar zijn wij voorstander van. We sluiten echter wel aan bij datgene wat het CDA hierover gezegd heeft – dat hebben wij in de commissie ook al gezegd – dat op het moment dat oude bedrijventerreinen niet gerevitaliseerd worden omdat er bijvoorbeeld te weinig belangstelling is of omdat het veel beter een andersoortige bestemming kan krijgen binnen dat gebied, het mogelijk moet zijn om dat mede te financieren, bijvoorbeeld, vanuit het verplaatsen van die bedrijventerreinen. Daarmee komt er geen enkele vierkante meter bedrijventerrein bij, maar geven we wel gemeenten de mogelijkheid om op een andere manier te revitaliseren dan per se die bedrijventerreinen op te knappen. Voorzitter, iets anders wat in het Voorontwerp staat, is dat er alleen bedrijventerreinen mogen groeien of bijkomen in de Eemsdelta. Ik kan mij voorstellen dat er aanleiding is om iets anders te doen. U weet uit de verkiezingscampagne dat wij een voorstander zijn van een binationaal bedrijventerrein. Wij denken dat dat een goede stapsteen kan zijn op de NOA. Je zou misschien zelfs wel eens kunnen onderzoeken – in Nieuweschans heb je de afritten nog van de oude douane, het ligt ook tegen Duits akkerlandgebied aan – of daar niet een mogelijkheid ligt om zo’n soort
58
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 bedrijventerrein te vestigen. Ik kan mij voorstellen dat je de economische kernzone doortrekt, zodat deze de hele as van de NOA richting Duitsland beslaat. Hij houdt nu op bij Winschoten. Reclamemasten, een oekaze daarop. Het zou mooi zijn als we het zo kunnen omschrijven dat het wat vrijer is op het moment dat het niet storend is in het landschap. De VVD heeft daar in de commissie ook wat over gezegd, in de krant overigens ook, namelijk dat je daar iets anders mee om moet gaan. Landgoedwonen, voorzitter. Volgens de huidige Verordening is dat verboden en kan het alleen maar via ontheffing geregeld worden. Ik vind dat je iets wat je eigenlijk voorstaat, niet moet verbieden. Je moet in je Verordening duidelijk aangeven dat het toegelaten is binnen bepaalde voorwaarden. Niet verbieden en vervolgens ontheffen. Voorzitter, invulling van de agrarische bebouwing. Dat is mooi. Het is overigens rijksbeleid. In de Nota Ruimte van het Rijk komt dat uitgebreid naar voren. Ook hier geldt weer voor dat er behoorlijk wat beperkingen vanuit de provincie aan worden gesteld, waarvan ik denk dat de gemeenten daar uitstekend voor geëquipeerd zijn om daar een nadere invulling aan te geven. Ik noem een voorbeeld. Bij hergebruik van agrarische bebouwing staat er overigens in onze Verordening – en het rijksbeleid is dat het over alle bebouwing gaat die leeg komt in het lege gebied –… Dat zou misschien nog enige verruiming moeten hebben als het om leegstand gaat in zijn algemeenheid. Maar in elk geval, de 200 vierkante meter wonen lijkt een beetje op stadse sociaal-democratische jaloezie, want ik kan geen enkele reden verzinnen waarom iemand die daar een gebouw koopt, niet een woning van 300 vierkante meter daarin zou kunnen of mogen aftimmeren. Ook dat, voorzitter, kun je rustig aan gemeenten overlaten. Voorzitter, het Voorontwerp Provinciaal Omgevingsplan kent geen CO2-doelstellingen. Dat is eigenlijk logisch, want dat is heel lastig. Het zou wel mooi zijn geweest als het er in had gestaan. Wellicht zou het zo kunnen zijn dat we als een ontheffingsgrond voor een aantal zaken bijdragen aan CO2-doelstellingen meenemen in de overwegingen als GS die afwegingen moeten maken. Over zonne-energie staat er niets in, voorzitter, althans niet in de Verordening. Dat betekent dat gemeenten hier hun eigen maatregelen mogen treffen, Windturbines, voorzitter. Het moge duidelijk zijn – wij hebben daar in het verleden al vaker op gewezen – dat het jammer is zoals het nu geregeld is, dat we maar drie locaties hebben. Als we de gedeputeerde mogen geloven zijn die op een vrij onhandige manier tot stand gekomen. In de commissie heeft de gedeputeerde gezegd dat men er eigenlijk niet zo goed uit kwam. Toen heeft men bedacht dat het maar op grote bedrijventerreinen moest en heeft men er drie aangewezen. Je kunt je overigens afvragen of Veendam zo’n groot bedrijventerrein is. Daarnaast is het zo… De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, dit is wel een heel beperkte weergave van wat in de commissie is gezegd. De heer DE VEY MESTDAGH: Dat kunt u straks in uw betoog rustig aanvullen, meneer Calon. Voorzitter, daarnaast is het zo dat als we nu kijken naar de windmolenlocaties, zowel bij Delfzijl als Eemshaven als de geplande bij Veendam, ook buiten de bestaande industrieterreinen inmiddels windmolens in dat cluster mogelijk zijn. Die staan net zo goed in die weilanden daar omheen. Dit opgeteld bij hetgeen GroenLinks heeft gezegd en wat wij ook al eerder bepleit hebben, dat die 750 Megawatt een minimumdoelstelling zou moeten zijn en niet de maximale doelstelling, plus nog eens overwegend dat het Rijk wellicht nog met een hogere ambitie komt, betekent dat dat we op zoek moeten gaan naar plaatsen in de provincie Groningen waar je windenergie op een ruimtelijk verantwoordelijke manier kunt inpassen. Wij moeten niet vooral verbieden en aanwijzen waar het alleen maar kan, maar we moeten aanwijzen waar het kan en dan ook wat ruimte geven aan gemeenten om daar beslissingen over te nemen. Voorzitter, in het Voorontwerp POP staat wel degelijk – in tegenstelling tot wat door sommige gedeputeerden gesuggereerd wordt – dat doorzettingsmacht zal worden gebruikt. Voorzitter, ik heb daar een motie over. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in openbare vergadering bijeen op 5 november 2008, -
kennis genomen hebbende van de geagendeerde stukken m.b.t. het POP,
59
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 overwegende dat: het coalitieakkoord van provincie Groningen in de passages over windenergie uitgaat van de doelstelling van de BLOW (Bestuursovereenkomst Landelijke Opwekking Windenergie); er inmiddels een nieuw feit is ontstaan met het ondertekenen van het energieconvenant; de doelstellingen die we met de BLOW hadden afgesproken in het POP-document verveelvoudigd zijn tot 750 Megawatt; gebleken dat deze doelstelling een zo goed als maximale invulling van de locaties Eemshaven, Delfzijl en N33 noodzakelijk zullen maken, voorts constaterende dat: er vanuit gemeente Veendam op dit moment geen medewerking aan de realisering van windmolens bij de N33 kan worden verwacht; in het Voorontwerp Provinciaal Omgevingsplan is aangekondigd dat doorzettingsmacht zal worden gebruikt; de reden tot aanwijzing van deze gebieden gelegen is in het concentreren van windturbines op industrieterreinen; aansluitend op alle drie aangewezen locaties ook buiten het industriegebied wordt voorzien in de mogelijke plaatsing van windturbines; er wellicht meerdere plaatsen zijn in de provincie waar het mogelijk is om windturbines te plaatsen, en dat het onder meer door de Streekraad Oost-Groningen naar gekeken wordt; er in de commissie verzocht is om een sluitende argumentatie waarom juist de aangewezen locaties als enige geschikt zijn; dat ook door een coalitiepartij is aangegeven dat doorzetting geen optie is, verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: die locaties in de provincie Groningen in kaart te brengen, waar gemeenten niet op voorhand afwijzend zijn om mee te werken aan het plaatsen van windmolens; te bezien in hoeverre (en op welke wijze) op deze locaties de plaatsing van windmolens op een aanvaardbare wijze zouden kunnen worden ingepast, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer De Vey Mestdagh en de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nr. 19, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer SWAGERMAN: Ik heb een tweetal vragen. De eerste vraag is of ik steun mag verwachten voor mijn motie, aangezien ik in elk geval wat onderzoek heb gedaan – misschien dan wel voor het College – waaruit blijkt dat er meerdere mogelijkheden zijn. De andere vraag is – niet per se een vraag – dat ik altijd van de heer Calon heb begrepen dat als wij niet in de Verordening zetten waar het mag, we dan een probleem hebben. Het feit dat er N33 staat, wil niet zeggen dat het moet. Wij hoeven de gemeente Veendam helemaal niet voor het hoofd te stoten. Als zij zich beledigd voelen door het feit dat het er alleen maar staat, is dat hun probleem. Wij willen er juist graag wat meer plaatsen in opnemen, dan kunnen de gemeenten aan ons aangeven of zij het fantastisch vinden dat zij in die Verordening staan en het graag doen. De heer DE VEY MESTDAGH: Het is of het een of het ander. Als je in het Energieconvenant afspreekt dat je 750 Megawatt gaat neerzetten en op het moment dat je dan slechts locaties aanwijst die zo’n beetje maximaal moeten worden ingevuld om dat te bereiken en je geeft er bij aan dat je eventueel doorzettingsmacht inzet, dan is één en één twee. Dat betekent dat het moet op die locaties. Dan kun je zeggen dat het mag, maar uiteindelijk moet het. We hebben al eerder zo’n akkefietje gehad met gemeentelijke herindeling, waarbij de drie gemeenten in Oost-Groningen mochten overwegen met de opmerking erbij: “Als jullie dat niet doen, komen wij nog een keer langs met andere middelen!” Voorzitter, ik heb nog één motie. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in openbare vergadering bijeen op 5 november 2008,
60
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 overwegende dat: in de Verordening is opgenomen dat er slechts plaats is voor een outletcentrum in de gemeente Groningen; er verregaande plannen zijn waaraan de provincie wil meewerken om een dergelijk initiatief in Oost-Groningen te realiseren; er dus op voorhand bekend is dat er daarvoor een ontheffing moet worden verleend; uit onderzoek (Arcadis/RuG) blijkt dat outletcentra juist en vooral concurreren met binnensteden waar andere winkels zijn die de A-merken voeren (gezien het feit dat juist deze A-merken in de outletcentra worden aangeboden); die concurrentie in veel mindere mate opgaat voor de stedelijke gebieden op voldoende afstand van de stad Groningen, omdat daar in het algemeen geen detaillisten zullen worden gevestigd met dat assortiment A-merken; artikel 4.7 lid 4 in de Ontwerp Omgevingsverordening eerder een verbod zou moeten behelzen voor een outletcentrum in de gemeente Groningen dan omgekeerd (gezien het Arcadis/RuGonderzoek), verzoeken het College: artikel 4.7 lid 4 over outletcentra in deze Verordening te heroverwegen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer De Vey Mestdagh. De motie krijgt nr. 20, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, met dit Voorontwerp POP legt de provincie Groningen een basis voor een mooie toekomst, althans dat is het oordeel van de Partij voor de Dieren. Kernkwaliteiten als stilte en duisternis zijn goed omschreven, bescherming van het landschap lijkt goed gerealiseerd te worden. Toch wil ik nog een paar punten noemen. Voorzitter, uit de motie die zojuist is ingediend door de VVD blijkt wel weer dat heldere formuleringen erg belangrijk zijn. Dan begrijpt de VVD misschien het concept intensieve veehouderij ook. De Van Dale zegt over deze over intensieve veehouderij: een vorm van veehouderij waarbij de uiterste productie nagestreefd wordt met veel dieren op weinig grond. Overigens is bio-industrie volgens Van Dale hetzelfde als intensieve veehouderij. Milieu en dierenwelzijn zijn dan kostenposten waaraan, noodgedwongen wellicht, zo weinig mogelijk geld wordt uitgegeven. Door forse schaalvergroting willen ondernemers verder efficiëntie boeken. Door dit proces zijn er steeds minder boeren die steeds meer produceren. Uiteindelijk zullen de dieren daar de dupe van worden. De heer De Vey Mestdagh gaf al aan dat we in zo’n geval schaamgroen gebruiken als we ons ervoor moeten schamen. Voorzitter, het is een schande. Als we kijken naar de dieren in de bio-industrie, hebben de dieren het belabberd. Dieren horen wat ons betreft geen kiloknallers te zijn en de bio-industrie is uiteindelijk gewoon een doodlopende weg. Daarom zijn we erg blij met het voorstel van het College om dit aan banden te leggen. Hoe je het ook noemt – bio-industrie, veefabrieken, intensieve veehouderij – het komt neer op zo weinig mogelijk ruimte met zo weinig mogelijk inspanningen in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk producten van dieren te krijgen. Ze worden letterlijk uitgemolken en vervolgens afgedankt. Wij willen geen woordspelletjes meer. Of een kalf nu in een kist zit of in een box, of een zeug aan een ketting ligt of tussen hekken staat. Of een kip nu in een legbatterij zit of in een kooi. Een kalf in een doosje heeft gewoon een erg rot leven. Twintig kippen op één vierkante meter hebben het ook niet fijn. En of je nu een varken of een koe op één vierkante meter zet, één pot nat. Voorzitter, er is veel weerstand en maatschappelijke verontwaardiging over intensieve veehouderij, niet alleen met betrekking tot de diersoorten die genoemd worden in de definitie uit het Voorontwerp, maar ook ten aanzien van een aantal andere dieren, zoals koeien, varkens, kippen. Het maakt allemaal niet uit in de beleving van onze provinciegenoten. Ondanks dat wij het eigenlijk een heel werkbare definitie vinden die de heer Hollenga in de commissie beschreef en we waarschijnlijk niet eens een verschil van mening hebben, denken we toch, om te voorkomen dat dieren buiten de boot vallen, de definitie te moeten aanpassen. Daartoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 5 november 2008, ter behandeling van het Voorontwerp POP,
61
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 constaterende dat: de provincie een einde wil maken aan nieuwe intensieve veehouderij om onder meer aantasting van de belevingswaarde van het landelijk gebied en overbelasting van plattelandswegen te voorkomen; intensieve veehouderij wordt gedefinieerd als: een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van varkens, kalveren, pelsdieren en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen; het op biologische wijze houden van dieren, alsmede het houden van melkrundvee, schapen of paarden niet wordt aangemerkt als intensieve veehouderij, overwegende dat: deze definitie ruimte open laat voor het op grootschalige, niet-grondgebonden wijze houden van dieren, zoals onder meer runderen en geiten; deze definitie daarmee ontoereikend is om alle nieuwe intensieve veehouderij te weren, verzoeken het College: intensieve veehouderij te definiëren als: een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen; waarbij het op biologische wijze houden van dieren, alsmede het houden op grondgebonden wijze houden van dieren die een substantieel deel van het jaar weidegang hebben niet wordt aangemerkt als intensieve veehouderij, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Hazekamp, de heer Zanen, de heer Blom, de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nr. 21, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, de bio-industrie staat nog steeds niet stil. Een kilo vlees kost inmiddels hetzelfde als een kilo groente, een liter bronwater is in de supermarkt duurder dan een liter melk. De gedeputeerde zei tijdens een van de informatiebijeenkomsten over het POP: wij willen geen dieren als stenen opstapelen op industrieterreinen. Ik neem aan dat hij ze ook niet als stenen wil opstapelen in boerderijen. Hij gaf daarbij aan dat dit voornamelijk uit ethische overwegingen is ingegeven. Er zijn legitieme argumenten te noemen die verder gaan dan de moraal. Ik zou de VVD willen vragen om even op te letten. Voor het produceren van één kilo vlees is 14 keer meer energie nodig dan voor een kilo graan. 50% van de wereldgraanvoorraad gaat naar ons vee. Er is één miljard mensen met overgewicht en één miljard mensen met honger. In 2005 produceerde de bio-industrie in Nederland zo’n 70 miljard kilo mest. De enorme hoeveelheden stikstof en fosfaat zijn schadelijk voor de natuur, de bio-diversiteit en de waterkwaliteit. Verder stoten de intensieve veehouderij veel ammoniak en CO2 uit. Het overschot aan mineralen bedraagt ruim 400 miljoen kilo. Onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving toonde vorige week aan dat het ammoniakprobleem nog veel groter is dan gedacht. Zij willen daarom veebedrijven in de buurt van Natura 2000-gebieden aan strengere eisen laten voldoen. Voorzitter, ook in gebieden waar veel dieren op elkaar zitten, kunnen zich ziektes verspreiden. Sommige daarvan zijn ook gevaarlijk voor de mens. In het afgelopen decennium zijn miljoenen dieren vernietigd – ‘geruimd’ noemen we dat – om te voorkomen dat zich een epidemie verspreidde. Naast overgewicht, diabetes en hart- en vaatziekten direct ten gevolge van overmatige vleesconsumptie komen ook steeds vaker chronische ziekten voor ten gevolge van fijnstof. Daarnaast worden ook levensbedreigende bacteriën en virussen voortgebracht door de veehouderij. De problemen kunnen zo groot zijn, dat de commissie MER meer naar effecten voor gezondheid gaat vragen in plan- en projectfases. De burgemeesters van Vlagtwedde en Stadskanaal gaven een aantal weken geleden aan dat gezondheid natuurlijk geen ruimtelijk ordeningsaspect is en niet in het POP zou moeten worden meegenomen. Het was ook niet relevant bij de inrichting van 20 ha agro-industrieel terrein – zeg maar: 20 ha intensieve veehouderij – bij Ter Apelkanaal. Voorzitter, wonen, welzijn en zorg zijn wel degelijk belangrijk in het Provinciaal Omgevingsplan. Daarom zouden wij het willen meenemen. We dienen daartoe de volgende motie in.
62
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 5 november 2008, ter behandeling van het Voorontwerp POP, constaterende dat: het Voorontwerp POP een goede eerste aanzet biedt om nieuwe intensieve veehouderij te beperken; er een toename is in de verspreiding van ziektes voor mensen en dieren ten gevolge van de veehouderij, zoals vogelgriep en Q-koorts, overwegende dat: schaalvergroting in de veehouderij in toenemende mate leidt tot gebruik van antibiotica, waardoor het ontstaan van resistente ziekteverwekkers zoals de MRSA-bacterie en Salmonella in de hand worden gewerkt; veehouderij ook (chronische) ziekteverschijnselen kan veroorzaken bij veehouders en omwonenden, zoals astma en bronchitis ten gevolge van hoge concentraties fijnstof, voorts overwegende dat: de commissie MER vorige week bekend heeft gemaakt dat zij meer aandacht gaat vragen voor volksgezondheidsaspecten bij plan- en projectvoorbereidingen, dringen er op aan dat: het College bij inplaatsing en uitbreiding van bestaande veehouderijen rekening houdt met de bestaande veedichtheid in een gebied; en de veedichtheid in de bebouwde omgeving zo veel mogelijk beperkt, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Hazekamp. De motie krijgt nr. 22, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, er is vorige week in de commissie Omgeving en Milieu de vaarverbinding Hondshalstermeer-Oldambtmeer ter discussie gesteld door de werkgroep Oldambt. Er is toen uitvoerig toegelicht wat de knelpunten zijn. In het Voorontwerp Provinciaal Omgevingsplan staat nu een tracé ten noorden van Midwolda. Daar zitten nogal wat nadelen aan die vorige week aan de orde zijn geweest. Aan de zuidkant gelden wat ons betreft die bezwaren nauwelijks of niet. Daartoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 5 november 2008, ter behandeling van het Voorontwerp POP, constaterende dat: de zoekruimte voor een vaarverbinding annex robuuste natte verbindingszone tussen het Hondshalstermeer en het Oldambt ten noorden van Midwolda ligt; deze locatie enkele belangrijke nadelen kent, zoals het uitplaatsen van boerderijen buiten lintbebouwing, overwegende dat: dit leidt tot functieverlies en daardoor dreigend verval van de bestaande boerderijen; hierdoor de bestaande, historisch gegroeide ontginningsstructuur, die de dorpsbebouwing verbindt met zijn agrarische achterland, visueel en ruimtelijk wordt aangetast; de noordkant van het historische lint van Midwolda onder de druk komt te staan door aanleg van recreatieve voorzieningen en bosschages; archeologisch waardevolle terreinen moeten worden doorsneden; de infrastructurele kosten en de kosten voor grondverwerving hoger zijn; waardevolle landbouwgrond uit productie wordt genomen,
63
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 voorts overwegende dat: een vaarverbinding ten zuiden van Midwolda deze nadelen niet of nauwelijks kent, verzoeken het College: naast de bestaande zoeklocaties ook het tracé dat ten zuiden van Midwolda ligt op te nemen en te onderzoeken, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Hazekamp, de heer Zanen, de heer Luitjens, de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nr. 23, maakt deel uit van de beraadslagingen en wordt verspreid. Mevrouw HAZEKAMP: Ik heb nog een heleboel kleinere puntjes, maar gelukkig zijn daar door een aantal andere fracties al moties over ingediend en is er al aandacht voor gevraagd, zoals de motie van de Partij van de Arbeid voor de bouwblokken, waar we erg blij mee zijn. Daar wil ik het bij laten. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ik heb het signaal doorgekregen dat ongeveer twintig minuten schorsing gewenst is. Dat kan het College gebruiken voor voorbereiding als onderling overleg. Ik zou aan u wil vragen – ik weet wel dat het relevant is hoe er gereageerd wordt vanuit het College van GS – om alvast te kijken naar de moties, uw oordelen. We hebben dit vanmiddag ook gevraagd. Het zou namelijk veel tijd in beslag nemen als er opnieuw langere schorsingen nodig zouden zijn. Kijk wat u ondertussen al kunt doen. U krijgt een overzicht uitgereikt van alle ingediende moties. Ik heb al gezien dat er groepjes zijn die betrekking hebben op elkaar: rond windenergie of rond outletcentra, et cetera. Die moties kunnen we straks in samenhang bij de stemming behandelen. Laten we proberen om alvast overleg te voeren. De vergadering is geschorst voor twintig minuten. Gebruikt u de tijd goed! Schorsing De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. We zijn toe aan de eerste ronde van de zijde van het College. Ik meld nog dat de eerste motie gericht is aan het presidium. Daarover kunnen de Staten zelf beslissen. Vervolgens zullen wij ons in het presidium eind november buigen over een aantal procedurele vragen, zoals al was afgesproken. Daarna zullen we u, evenals GS, daarover informeren. Nog even over de orde. Straks komen de moties in stemming en dan is het voor of tegen. Het kan zijn dat het College over een bepaald onderdeel van een motie een toezegging doet, maar dat het in zijn totaliteit van de motie tegen is of voor. Dat moet helder zijn om eventuele complicaties te vermijden. U moet dus goed opletten wat wordt toegezegd en dan kunt u straks voor of tegen stemmen. Het woord is aan de heer Calon. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, excuses dat ik wat later was en ook excuses dat ik geen verhaal zal houden. Meestal houd ik een verhaal en zitten de antwoorden in het verhaal, maar wij hebben in GS ook nog over andere zaken gesproken en nu heb ik geen verhaal en dat spijt me. Ik zal proberen om vrij kort en bondig een aantal onderwerpen te behandelen en trachten te vermijden om over te doen wat we in de commissie al hebben gedaan. Daarna zal ik aan de hand van de motie naar voren brengen wat wij als GS vinden. Daarbij wordt een motie aangeraden, ontraden, als overbodig, acceptabel of onacceptabel verklaard. Ik dank al degenen die ons complimenten hebben gemaakt en met name dank ik alle mensen die hier achter zitten, onze medewerkers, die de laatste twee jaar heel veel werk hebben verricht om het Voorontwerp POP voor elkaar te krijgen. Het is inderdaad, zoals Stieneke van der Graaf zei, een milestone is in een proces. We zijn bezig geweest met een interactief proces, we hebben gestudeerd, we hebben heel goed geluisterd naar de bevolking en we hebben enerzijds geprobeerd om in lijn met het beleid zoals dat er was en niet door de Groninger bevolking ter discussie is gesteld en dus breed is ondersteund, door te zetten en anderzijds om zoveel mogelijk te anticiperen op landelijke wetgeving en daarbij lopen wij voorop in Nederland. Wij zijn de eerste provincie die een dergelijk Voorontwerp maken met een structuurvisie en zelfbinding en een Verordening. Dat is leuk, het is een zoektocht en soms is het moeilijk, want je weet nog niet alles. Er komen zaken naar voren waar je nog geen raad mee weet. Met alle mensen - Frans Keurentjes heeft dat mooi verwoord in de commissie - die zeggen dat samenwerking, ook in de houding, voorop moet staan, ben ik het hartgrondig eens. U kunt ervan op aan dat het College van GS dat zal blijven nastreven en waar ze dat in het verleden niet goed heeft gedaan, zal verbeteren. Ik sluit nu gelijk aan op een aantal vragen van u of het gebiedsgerichte beleid zwaarder wordt aangezet, dan zeg ik ‘ja’. Het staat nu wellicht te zwak in de teksten vermeld en ik heb dat ook al in de commissie gezegd.
64
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Die coproductie, samenwerking, ontwikkeling en het gebiedsgericht beleid zullen een zwaarder accent krijgen in het Ontwerp, want velen van u hebben er opmerkingen over gemaakt. De opmerking van Wiebe van der Ploeg in de commissie die hij vanavond heeft herhaald en ik dacht ook dat de opmerking van Eisse Luitjens dezelfde strekking had, om wat wervender te schrijven, trekken wij ons aan. Wij zullen proberen om dat te doen, maar wij doen geen toezegging dat het een catchy of sexy stuk zal worden. Het blijft een beleidsdocument en beleid is soms ook saai. Bedankt voor de complimenten! Het is inderdaad zo dat de grote lijnen die wij hier en ook in Noord-Nederland vastgesteld hebben, zoals mal/contramal, concentratie, bouwen, sturen, er allemaal inzitten. Het moet transparant zijn. Wij zijn ook blij dat het systeem van de Verordening hier breed in uw Staten wordt ondersteund. Wij kunnen ook begrijpen dat er verschillende partijen zijn die dit wel heel erg zwaar vinden en dat zij de komende tijd de ruimte willen hebben om zich te laten informeren of om hoorzittingen te organiseren al dan niet met mensen van binnenuit en dat zij zich het recht willen voorbehouden om volgend jaar bij de definitieve vaststelling van het POP de Verordening strenger te maken of wellicht monder streng. Dat is naar gelang de politieke smaak in deze Staten. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij vandaag met elkaar afspreken dat deze Verordening, nadat alle moties zijn aangenomen of afgewezen, wel de inspraak ingaat en dat u de komende tijd benut om uzelf beter te informeren enerzijds en anderzijds de inspraakreacties op zowel het visiedeel als de Verordening gebruikt om uw oordeel over de Verordening ten finale te geven. Nogmaals ben ik blij dat u het een goede zaak vindt dat wij dit transparant en ook duidelijk juridisch afdwingbaar doen. Stieneke van der Graaf gebruikte de term ‘rentmeesterschap’. U zult mij niet kwalijk nemen dat ik niet zo thuis ben in die geloofsrichting - ik kom meer vanuit de geloofsrichting van Frans Keurentjes: subsidiariteit - maar rentmeesterschap is volgens mij het borgen van datgene wat kwetsbaar is en dit behoeden voor slechte invloeden en er tegelijkertijd voor zorgen dat goede dingen zich kunnen ontwikkelen. Dan vind ik dit een heel goede term voor dit POP. Dat hebben wij ook geprobeerd. Dus wij willen niet een POP dat de zaak vastzet en de provincie Groningen als een museum dicht timmert, maar een POP dat karakteristieken die belangrijk zijn, zwak en kwetsbaar, beschermt met een zware rol van de provincie daarin, een rol die de provincie bij wetgeving inderdaad heeft gekregen. Anderzijds wordt gezorgd voor zoveel mogelijk ontwikkelingsruimte, want Groningen is geen museum en de mensen willen gewoon hun boterham kunnen verdienen en nieuwe initiatieven zijn niet altijd slecht en staan niet altijd haaks op de kwaliteit van het landschap. Soms zijn het zelfs versterkingen van het landschap. Daarom - en nu ga ik in op een motie - zien wij niet zozeer wat een beschermd landschapsgezicht meer toevoegt aan datgene wat wij nu als ‘kernkarakteristieken’ hebben beschreven en die wel degelijk in kaarten zijn vastgelegd. Overigens is het zo dat de Verordening een bevoegdheid is van uw Staten en een beschermd landschapsgezicht is volgens de NB-wet een bevoegdheid van GS. De bevoegdheden liggen daar dus anders. Nogmaals, laat die kernkarakteristieken zoals ze zijn. Wij denken dat dat goed is. Moet je dan niet, zoals Wiebe van der Ploeg zegt, die Landschaps Ontwikkelings Plannen (LOP’s) een zwaarder beleidsinstrument laten zijn? Wat je moet doen - Douwe Hollenga zal er straks uitvoerig op ingaan - is het goede van de LOP’s, namelijk de ontwikkelingsgerichtheid en de kwaliteit van het landschap, behouden. Waterschappen, gemeenten, maatschappelijke organisaties en provincies, dat is het goede in het kader van het gebiedsgerichte beleid en dat moet je behouden. Wij pleiten er niet voor om de LOP’s een juridische status te geven via de Verordening. De windenergie. Ik ga met uw permissie niet de motivatie herhalen voor drie gekozen locaties voor windturbines die ik in de commissie al uitvoerig heb gegeven. Ik verwijs hiervoor naar het verslag. Het is inderdaad zo, zoals Cees Swagerman al zei, dat het niet op andere plekken kan. Het is niet zo dat het moet op de betreffende locaties, maar op andere plekken kan het niet. Aan de andere kant hebben we een doelstelling opgeschreven. Bij Veendam-N33 laten we de locatie een zoekruimte zijn en geven daarmee de gemeente de mogelijkheid om die zoekruimte in te vullen binnen de vigerende wet- en regelgeving, ook die van het geluid. De gemeente zou natuurlijk een MER kunnen laten uitvoeren om te weten wat daar al dan niet kan. Dat moet men zelf weten, want de bal ligt nu eerst bij de gemeente. Het is ook niet zo, zoals Piet de Vey Mestdagh zei, dat in de POP-teksten staat dat wij hier gaan aanwijzen. Het zou wel kunnen. Op basis van de geformuleerde doelstelling en de aangegeven zoekruimte ... De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, het staat op pag. 119. De heer CALON (gedeputeerde): Ik vroeg dat net nog aan mijn ambtenaren, maar die konden het niet vinden. Dan bent u dus sneller. Als het daar staat, staat het daar verkeerd.
65
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De bedoeling is dat via de zoekruimte de gemeenten de mogelijkheid krijgen tot een nadere invulling. Je kunt in de toekomst, als die doelstelling niet wordt bereikt, en je niet bereid bent om te doen wat wij als GS voorstellen en waar wij achter blijven staan, te weten handhaving van deze drie locaties, zou je een aanwijzing kunnen geven, maar zo ver zijn we nog lang niet. De bal ligt eerst bij de gemeente. Natuurlijk zullen wij kijken naar het plan bij Delfzijl en ik kan u ook zeggen dat Delfzijl-Zuid zonder meer ingevuld kan worden, maar niet met een substantiële hoeveelheid. Ik wil me over de oostkant van Delfzijl eerst beter informeren. Het eerst komende werkbezoek zal over een paar weken plaatsvinden en ik wil er eerst kijken voordat ik zou zeggen dat het daar moet. De vraag van het CDA of je kleine windmolens en de afwijking daar juridisch in het omgevingsplan kunt vertalen. Juridisch kan dat, maar de vraag is of je dat wilt. Wij denken juist dat je dat niet moet doen, omdat het geen substantiële bijdrage levert en ons beleid heel helder en eenduidig is. Ik verschil van mening met Wiebe van der Ploeg die stelde dat doordat wij zo’n star beleid voeren, wij een snellere productie van windenergie in Groningen onmogelijk maken. Ik heb het deze zomer andersom gehoord bij de Eemshaven, waar ondernemers juist zeiden dat doordat de provincie Groningen een voor ondernemers consistent en transparant beleid voert, zij in staat zijn om snel en goed en in samenwerking met andere partijen daar te investeren. Zij beweerden allemaal dat het succes in MW’s - en dat succes is er, want alleen de provincie Flevoland doet het relatief beter juist te danken is aan het consistente beleid. Ons pleidooi is om dat zo te houden en geen nieuwe locaties aan te wijzen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb geconstateerd dat in de Verordening niets vermeld stond over de ... De heer CALON (gedeputeerde): Ik kom daarop bij de moties. Ik ben uw vraag niet vergeten. Het bos. De kaarten zouden te globaal zijn. De kaarten worden gedigitaliseerd en dan worden ze zeer exact. Dat heb ik ook al in de commissie gezegd. De bosbouwontwikkelingszones. Het CDA zegt dat zij dat eigenlijk niet wil. Ik heb al in de commissie gezegd dat die bosbouwontwikkelingszone zoals ze nu op de kaart staan, dezelfde zijn als die er stonden. Buiten die zones mag het niet. Er is één wijziging: de landschapontwikkelingszone. Of twee: dwars door de Veenkoloniën heen. Hier zeggen wij dat je aan de zuidkant van de gebiedsopgave Veenkoloniën investeringen in het landschap kunnen doen en daar kan dan inderdaad bos geplant worden en of hoogwaardige woonlandschappen worden gecreëerd. Als het CDA dat niet wil, omdat dit ten koste gaat van landbouwgrond of de openheid, hebben wij daar verschil van mening over. De heer ABBES: Volgens mij hebben wij het voortdurend over twee verschillende zaken. In OostGroningen hebben we te maken met een dwarsverbinding van Onstwedde richting de Hondsrug. Daar refereerde u aan in uw antwoord. Als CDA zijn we daar al lang mee akkoord gegaan in het kader van de Agenda voor de Veenkoloniën en die stond al in POP-2. Maar er staat nu een nieuwe verbinding en die loopt van Onstwedde steil naar beneden richting Musselkanaal. Die stond niet in POP-2, noch in POP-1. De heer CALON (gedeputeerde): Vindt u het goed als ik die vraag straks beantwoord? Duisternis en stilte. Er wordt in de moties naar gestreefd om daar strakker op te gaan sturen, maar daar voelen wij niet veel voor. Wij voelen er wel voor om in het algemeen onze best te doen en in de betreffende gebieden in het bijzonder. Ik kom hier bij de bespreking van de motie op terug. De omgevingsdienst. Dit zou een instrument kunnen zijn waarbij gemeenten en provincies samen dingen kunnen doen. Het is puur een instrument - en niet om elkaars bevoegdheden af te pakken - om efficiënter samen te werken en om dat niet meer op verschillende plekken te doen, maar in één entiteit. Het is landelijk in discussie en er is een redelijk draagvlak voor. De Eerste Kamer heeft alleen gezegd dat zij het niet verplicht wil stellen. Er loopt hier al anderhalf jaar een proefproject waaraan ook de waterschappen deelnemen en dat loopt heel goed. Ik heb nog geen gemeente of waterschap in deze provincie gehoord die daar ontevreden over is. Sterker nog, ze zijn er allemaal heel tevreden over. Ik zou het dan ook jammer vinden als nu gezegd zou worden dat we dat niet moeten doen, want ik denk dat het winst is. Factory Outlet Centers. Hier zijn ook moties over ingediend. Piet de Vey Mestdagh zegt dat we als provincie even bij het detailhandelsbeleid weg moeten blijven. Ik geloof dat niet. Er wordt op de eerste plaats veel op aangedrongen vanuit de sector en vanuit diverse gemeenten, weliswaar niet vanuit alle, en ook vanuit het Rijk. Wij zetten het detailhandelsbeleid zoals we dat hadden, in deze Omgevingsverordening en deze Structuurvisie voort.
66
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Daarbij heb ik al gezegd dat wij de beroerdste niet zijn en con amore meewerken aan het onderzoek dat in Menterwolde gebeurd onder drie voorwaarden en mocht er iets anders uitkomen dan wij denken dat er uitkomt, kunnen we afwijken en dat zullen we u melden. Afwijkingen van de Verordening. Ik denk dat het heel normaal gebruik is dat afwijkingen worden gemeld aan de Staten, zeker als ze groot en politiek gevoelig zijn. Definities. Wij zullen een lijst van definities opnemen, ook van het provinciaal belang. Ik hecht eraan te zeggen dat alle toezeggingen die in de commissie zijn gedaan namens het College, gestand worden gedaan. Specifiek vragen politieke partijen om het provinciaal belang in een preambule te vermelden of in een bijlage bij de verordening. Ik zeg u toe dat wij dat doen. De handhavingstaak. Eisse Luitjens zegt dat de volgorde moet worden omgedraaid, maar ik weet niet of het POP populairder of stimulerender wordt door de volgorde om te draaien. Ik denk dat dit optisch bedrog is. Wiebe van der Ploeg heeft de vraag gesteld of handhaving niet een specifieke taak is van de provincie. Dat is het, maar die taak maakt onderdeel uit van bescherming. In feite wordt de beschermingsrol in a en b ingedeeld en wij zullen dat optisch zichtbaar maken in het volgende deel van het POP. Lauwersoog. De mogelijke hoogte van de windturbines is 28 meter. GS willen de bestaande windparken in de Eemshaven en Delfzijl handhaven, alsmede de zoekruimte bij de N33 en de mogelijkheden op Lauwersoog. In het bestemmingsplan van Lauwersoog is die maximale hoogte geregeld. Er is een akkoord tussen Essent en het ministerie van LNV in het kader van de Eemshaven waarbij alle molens van 40 meter worden afgebroken. Mij is niet bekend dat het ministerie bezwaar zou hebben tegen plannen van Essent om een testlocatie op Lauwersoog te beginnen van kleine molens tot 28 meter. U zou aan mij kunnen vragen of die testmolens dan 27,5 meter zijn of 15 meter en dan moet ik u antwoorden dat ik dat echt niet weet. Ik pleit ervoor om het daar te laten zoals het is. Dan kan er een testlocatie komen en dan is iedereen blij. Bouwheerschap en evaluatie. Enige tijd geleden is geëvalueerd. Moet je dat niet gaan verbreden tot buiten de provincie? Daar hebben wij zelf ook over gesproken met Libau om te bezien of een en ander niet met gemeenten gezamenlijk zou kunnen gebeuren. Voorlopig voelen wij er niet veel voor, maar ik ben bereid om er in commissieverband dieper op door te discussiëren om duidelijkheid te krijgen over welke argumenten er voor dan wel tegen pleiten. Dan is van belang bij de vaststelling van het POP volgend jaar. Recreatiewoningen. Moet je een bedrijfsmatige exploitatie eisen? Ja zeker! Collega De Bruijne zal dit ongetwijfeld aanvullen. Dat moet vanwege de met het Rijk afgesproken regels. Kunnen overal recreatiewoningen worden neergezet? Nee, er zijn regels voor in de Verordening en het Landgoedwonen wordt bij ontheffing mogelijk. Het CDA suggereert of het niet alleen op bepaalde plaatsen mogelijk moet zijn en deze suggestie zouden we mee kunnen nemen, maar we willen het liever wat breder houden. Ik zeg dus niet dat het alleen maar op die plaatsen zou kunnen. Het is ook niet zo dat Landgoedwonen overal maar mogelijk is. Het is maatwerk en er moet ontheffing voor worden gegeven. De eis tot bedrijfsmatige exploitatie wordt ook ingegeven doordat wij permanente bewoning willen tegengaan, omdat dit ons volkshuisvestingsbeleid in de wielen kan rijden. Zoals ik heb begrepen voert Provinciale Staten een beleid waarbij flink de vinger aan de pols wordt gehouden als het gaat om het volkshuisvestingsbeleid en dat doen wij als GS ook. Dan willen we dus niet links in de wielen worden gereden door permanente bewoning van recreatiewoningen. Schaamgroene definities. Hierover heeft Piet de Vey Mestdagh iets over in de commissie gezegd. Dat hebben wij niet goed uitgezocht en dat zal alsnog beter gebeuren. 200 vierkante meter en woningen. Ik zeg u toe dat wij nog eens goed naar de oppervlakte kijken. Dit betreft huizen in het buitengebied en misschien moet die maat wat hoger worden gesteld. Ik zeg dus niet toe dat die hoger wordt, maar wel dat we er nog een keer goed naar zullen kijken. De moties. Motie 1 is aan uw Staten. Motie 2 behandelt de heer Hollenga. Motie 3 over de bouwblokken. Het dictum vind ik raar. Wij vinden dat bij de Bouwblok-OpMaat-methode grotere bouwblokken kunnen worden toegepast als er een contract ligt tussen de gemeente, de ondernemer en de provincie en als er wederkerigheid is. In die zin ben ik het niet eens met het dictum. Ik kan mij wel iets voorstellen bij hetgeen door de PvdA is gezegd, namelijk dat zij nog geen groen licht willen geven voor het optrekken van de maat naar 2 ha, vooruitlopend op de evaluatie van de betreffende BOM-methode. Voorzitter daartoe doe ik het volgende voorstel: wij hadden afgesproken dat de evaluatie van de BOM-methode in 2010 zou plaatsvinden. De vaststelling van het POP zal, naar ik hoop, voor de zomer 2009 plaatsvinden. Laten we afspreken dat vóór de vaststelling van het POP wij een soort interimevaluatie doen naar deze Bouwblokken-Op-Maat-
67
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 methode, zodat u dan kunt zien of deze goed genoeg is en we tot die tijd de grens op 1,5 ha houden en pas daarna, als het POP is vastgesteld zoals wij nu voorstellen, de grens naar 2 ha brengen. Ik heb al in de commissie gezegd dat het hier om pragmatische reden gaat in verband met de workload. We laten zo veel mogelijk bij de gemeenten. Vrij uitgebreid ben ik dus nu op de motie ingegaan. Zoals die motie nu is geformuleerd, raad ik hem af op basis van die twee argumenten. Motie 4. Dat betreft de kwaliteit van duisternis en stilte. Ik wil die ook afraden, omdat wij in samenwerking met de gemeenten meer willen bereiken en niet per decreet willen gaan voorschrijven wat er moet gaan gebeuren. Motie 5. Deze motie willen wij aanraden met de uitleg dat de saldobenadering moet worden opgevat zoals Piet de Vey Mestdagh deze motie van het CDA uitlegde dat als er ergens 1 ha weg moet dit betekent dat er 1 ha daar bij moet. Ik verscherp hem nog wat meer en dat doe ik omdat er een landelijke AMvB komt die aangeeft dat we de SER-ladder moeten volgen en die SER-ladder staat ook in het POP. Volgens mij kan dat dus. De saldobenadering: ‘ja’, mits daarbij de SER-ladder wordt gevolgd. Ik zie de CDA-woordvoerder knikken en ik neem dus aan dat de motie zo is bedoeld en daarmee kunnen wij goed leven. Motie 6 wordt becommentarieerd door de heer Hollenga. Motie 7. In art. 4.12 wordt verwezen naar bijlage 11 en daarin wordt verwezen naar kaart 5 en daar staat in staande windparken Eemshaven, Delfzijl, zoekruimte N33. Dit in verband met de vraag van Cees Swagerman. Dus dat klopt wel en ik moet zeggen dat u mij hevig aan het twijfelen bracht. Het zit dus wel goed wat betreft de eerste drie locaties en die andere willen wij niet. Deze motie zouden we u hevig willen ontraden. Motie 8. Ik heb er al het een en ander over gezegd en ik zou die motie, hangende het onderzoek, hevig willen ontraden,. Motie 9 wordt becommentarieerd door de heer Hollenga. Motie 10. Er is nog geen AMvB, maar er ligt wel een concept AMvB van het Rijk, waarin staat dat het Rijk vaststelt op voorspraak van de provincie. Het betreft hier al helemaal geen gemeentelijke bevoegdheid. Waar in de motie wordt opgeroepen, namelijk dat het hier om een gemeentelijk belang gaat, kan ik helaas niet toezeggen, want dan zou ik zondigen tegen een regel die het Rijk gaat uitvaardigen. Het tweede punt is het volgende. Vanwege de DURP-systematiek (Digitale Uitwisseling Ruimtelijke Plannen) zal het niet zo mogelijk zijn als in de tekst van het POP staat vermeld. Wij zullen die teksten dus sowieso moeten aanpassen. De motie zou ik om redenen van een bovengestelde overheid en een technische reden willen ontraden. Motie 11. Deze motie wil ik ook ontraden, omdat wij echt vinden dat voor de verkoop van de streekeigen producten 60 vierkante meter voldoende is en wij willen de mogelijkheid inperken om er detailhandel te beginnen. Motie 12 wordt becommentarieerd door de heer Hollenga. Motie 13 wordt becommentarieerd door de heer Bleker. Motie 14. Ik heb hier al het een en ander over gezegd in mijn algemene verhaal. Ik denk dat de wijze waarop wij dat nu doen met die kernkarakteristieken beter is en u de bevoegdheid geeft. Wel dienen de LOP’s als coproductieinstrumenten te worden gebruikt, zoals ik reeds heb gezegd. Motie 15. Deze betreft het beschermde landschapsgezicht. Ik zou er wel voor zijn om er de komende tijd nog onderzoek naar te doen en na te gaan wat de verschillen zijn tussen die twee instrumenten. Ik zou er wel voor zijn om ... De heer VAN DER PLOEG: Ik begrijp dat u de motie ondersteunt. De heer CALON (gedeputeerde): ... er onderzoek naar te doen zonder de suggestie te wekken dat GS het idee hebben dat het niet goed in de Omgevingsverordening dan wel het POP zit, want wij hebben de overtuiging dat het daar wel goed in staat beschreven. Dat neemt niet weg dat je altijd verder moet blijven studeren. Met die uitleg kunnen wij ermee leven en daarover wil ik geen misverstand laten bestaan. Motie 16 wordt becommentarieerd door de heer Bleker. Motie 17 en 18 worden becommentarieerd door de heer Hollenga. Motie 19. Deze betreft de windmolens. Deze motie ontraden wij, zoals eerder betoogd. Motie 20 ontraden wij ook heftig en de argumenten zijn reeds gegeven. Moties 21 en 22 worden becommentarieerd door de heer Hollenga. Motie 23 wordt becommentarieerd door de heer Bleker. Voorzitter, daarmee heb ik mijn punten gemaakt. Excuses voor het feit dat het geen mooi verhaal was, maar de antwoorden heeft u nu. Dank u wel.
68
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, ik heb ook geen mooi verhaal, maar dat bent u gewend, zoals mijn collega hier zegt. Ik heb drie punten. Energie. Mevrouw Van der Graaf heeft gevraagd om aandacht in het POP voor duurzame energie. Ik dacht dat in het POP er een aantal strofen staan die het belang van het stimuleren van duurzame energie onderschrijven. Daar komt bij dat wij in het energieprogramma tal van maatregelen, ook op basis van het krediet dat we daarvoor hebben, treffen en kunnen treffen om de ontwikkeling van duurzame energie te stimuleren. De vraag hier is dan vervolgens of motie 13 een goede emotie is. Wij vinden dat geen goede motie. Waarom? Op de eerste plaats, als het gaat om de vraag naar de opslag van duurzame energie en de ruimtelijke impact daarvan, kunnen wij ons op dit moment geen concrete voorstelling maken van wat daarbij aan de orde is dan wel dat dit nu een probleem zou zijn. Daar komt bij dat wij binnenkort met een notitie Bodemvisie komen, welke aan de Staten zal worden voorgelegd. Dit doen we samen met Friesland en Drenthe en in meer algemene zin zal in de notitie het gebruik van de bodem voor diverse functies nader worden uitgewerkt. Wij vinden deze motie om die reden niet aantrekkelijk. Op de tweede plaats staat in de overwegingen dat energiebesparing en de productie van duurzame energie een hogere prioriteit verdient boven het afvangen en opslaan van CO2 uit fossiele brandstoffen en daar zijn we het al helemaal niet mee eens, want dat is nu net iets wat zich aandient en dan is het uitermate vreemd om datgene wat zich aandient van mindere prioriteit te achten ten opzichte van datgene wat nog niet geheel is te voorzien. Vandaar ontraden wij deze motie. Water. De heer Dieters heeft gesproken over de beslisnota en de discussie die wij daar eerder over hebben gevoerd. Ik laat er geen enkele twijfel over bestaan. De uitkomst van die discussie voeren wij uit en de uitkomst is dat wij voor een aantal gebieden het ambitieniveau 4 via aanvullende maatregelen vanuit het PLG in ons uitvoeringsbeleid ter hand nemen. We hebben nooit begrepen - en dat doen we nu ook niet - dat dit zou moeten leiden tot nieuwe planologische functietoedeling bij die watergangen in de betreffende gebieden, want het was juist de bedoeling om de kwaliteit van het water ten behoeve van de reeds aangeduide gebieden met natuurkwaliteiten verder te versterken. Wij kunnen dus nu niet zien op welke wijze, terwijl het gaat om de uitvoering van maatregelen waarvoor we een extra ambitie voor hebben geformuleerd, dit op kaarten of functietoedelingen in het POP tot uitdrukking zou moeten komen. Wat ik mij wel zou kunnen voorstellen dat wij in de tekst van het toekomstige POP de uitkomst van die discussie netjes verwoorden. Dit ging overigens niet over een motie, voorzitter, maar dat wil niet zeggen dat als een en ander niet in een motie is vervat, het daarom onbelangrijk was. Motie 23. Deze gaat ook over water en dat betreft de zuidelijke variant waar het gaat om de vaarverbinding. Deze motie ontraden wij ook, want wij hebben namelijk in het overleg met de gemeenten heel uitdrukkelijk in het gebied een zuidelijk tracé verkend. Eén van de nadelen van het zuidelijke tracé was dat de naar wij hopen drukke recreatievaart door in de ontwikkeling zijnde en de bestaande EHS zou lopen. Juist vanuit landschaps- en ecologische overwegingen is vanuit Staatsbosbeheer en Het Groninger Landschap naar voren gebracht of een en ander zich met elkaar goed verdraagt. De noordelijke variant heeft het voordeel dat deze in eerste aanleg een variant is in de buurt van landbouwgebied. Bovendien heeft de noordelijke variant een ander groot economisch voordeel en dat is dat met name op de plek aan de noordzijde van het meer van de Blauwe Stad waar bij de sluis en de toegang tot de noordelijke vaarverbinding economische en recreatieve activiteiten kunnen worden geconcentreerd. Dat is het tweede voordeel en daarom ontraden wij de motie. De heer VAN DER PLOEG: Ik begrijp van de gedeputeerde dat er al onderzoek naar gedaan is. Ik neem aan dat er dan geen bezwaar is om die informatie aan de Staten te doen toekomen. De heer BLEKER (gedeputeerde): Daartegen bestaat geen enkel bezwaar, voorzitter. Motie 16. De reserveringen voor infrastructuur. Wat is onze algemene lijn in het POP geweest? De algemene lijn is dat die infrastructuurprojecten die wij in het Bestuursprogramma hebben geformuleerd als zijnde voor de komende vier tot tien jaar aan de orde en die in de sfeer van verkenningen en planstudie nu in beeld zijn, dat we daar de planologische reserveringen voor doen. Ik moet helaas zeggen dat Veendam-Stadskanaal in de planstudie is opgenomen, maar dat dit niet geldt voor Stadskanaal en verder. Om die reden vinden wij het niet verstandig om die reservering daar te plegen. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, geldt deze redenering nu ook voor de ruimtelijke reservering van de Zuidtangent?
69
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, die redenering geldt ook voor de Zuidtangent. Wij zien het zo: je moet altijd op de meest ingewikkelde situatie zijn voorbereid en dat is als wij met de stad Groningen een enorme blokkade krijgen om maar iets te doen op de bestaande Zuidelijke Ringweg. We hebben in de richting van de stad Groningen duidelijk gemaakt - en dat geldt ook voor Rijkswaterstaat - dat als mevrouw Dekker ons verbiedt om de asfaltmolen voor de huidige Zuidelijke ringweg te laten draaien, wij het mooie landelijke gebied tussen Groningen en Haren in moeten. De heer VELUWENKAMP: Maar wij doen toch wel vreselijke onze best voor de verbetering van de Zuidelijke Ringweg? De heer BLEKER (gedeputeerde): Heel erg! Het zou kunnen zijn dat deze redenering in de toekomst niet meer zou kunnen gelden voor de Zuidtangent. De heer VELUWENKAMP: Het zou een wonder wezen! De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja. De heer KEURENTJES: Ik vroeg me af of u wat kunt zeggen over de plannen rond Bedum en de doortrekking van de N46. De heer BLEKER (gedeputeerde): Als het gaat om de N46 hebben wij nu op de kaart aangegeven dat de kortsluiting met de huidige weg Groningen-Delfzijl een reële optie is die in studie is. Voor de verbinding Bedum-Eemshavenweg hebben we, gelet op alle prioriteiten en de beschikbare middelen die daarmee zijn gemoeid, in de richting van het gemeentebestuur van Bedum gezegd dat dit een voor ons niet voorzienbaar tracé is voor de termijnen waarover nu wordt gesproken. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, de heer Bleker sprak daarnet over een spoortracé StadskanaalVeendam en mogelijk verder en dat dit verdere tracé nog niet in de plannen zit. Dat mag zo zijn en ik vind de redenering ook heel plausibel als je zeker zou weten dat de trein nooit verder zou gaan. Zo lang je die mogelijkheid openlaat, zou het wel eens zo kunnen zijn dat het eindpunt in Stadskanaal heel ongunstig is voor de rest van het tracé. Dat zou de gedeputeerde het toch op enigerlei wijze met GroenLinks eens moeten zijn en zou hij daar toch eens serieus naar kunnen kijken. Hoe zou u dat willen doen? De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, de planstudie Veendam-Stadskanaal is bekend vóórdat u het POP vaststelt. De informatie daaruit kunt u op dat moment betrekken bij de discussie over dit onderwerp. Groningen-Bremen. Laten we wel wezen, op het moment dat wij met het Voorontwerp POP bezig waren, hadden wij nog niet op het oog dat de minister-president van Niedersaksen en onze minister van Verkeer en Waterstaat gezamenlijk van opvatting zouden zijn dat een verkenning naar mogelijkheden tot versnellingen op dat tracé Groningen-Bremen nu serieus ter hand zoud moeten worden genomen. Als we aan de andere kant kijken naar de huidige kaart, is daar nog een reservering aanwezig voor de HSL. Dus, de verbeteringen die op het traject Groningen-Bremen aan de orde zijn en waar wij nu over gaan spreken, zoals partiële verdubbeling, verandering van bochten, een inhaalspoor, etc., kunnen geheel binnen de reserveringen die er al zijn voor de HSL, worden gerealiseerd. Een extra reservering is daarvoor niet nodig. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan krijgt nu de gedeputeerde Gerritsen het woord. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, ik kan het kort houden. Bedrijventerreinen. We zetten in op revitalisering. Hoe gaan we dat betalen? Een vraag van mevrouw Van der Graaf. Enerzijds middels het subsidie-instrument. Een tweede is dat we uit het ombouwen, het verkopen en uit de grondprijs inkomsten kunnen halen. Dat kan beter in de gebiedsgerichte opgaven waar ook andere zaken aan de orde zijn, maar aan de verdiencapaciteit kleven wel beperkingen, zeker in het Noorden. In het kader van de uitwerking van het werk van de commissie Noordanus zullen we er attent op zijn dat er rijksmiddelen voor dit doel blijven komen. Stuwende activiteit en bedrijventerreinen. De basiskeuze blijft hetzelfde. Kernzones. Het betekent dat wij streven naar concentratie van stuwende bedrijvigheid in die kernzones. Er is geen verbod op stuwende bedrijvigheid elders en er bestaan ook stuwende bedrijven elders, maar die hebben de neiging om vanwege hun concurrerend vermogen te groeien en hebben dan vaak meer
70
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 ruimte nodig. Dan zeggen wij dat men moet gaan kijken naar de bedrijventerreinen in de kernzones. Dat is de gedachte. Ook om economische redenen willen wij die bedrijven graag bij elkaar hebben om elkaar te versterken, extra dynamiek te genereren en om extra bedrijven aan te trekken. Recreatiebungalows. Gedeputeerde heeft al antwoord gegeven op de vraag naar de bedrijfsmatige aanpak die ook tot doel heeft om permanente bewoning uit te sluiten, bestemmingsplannen te handhaven. Wij vragen aan gemeenten om in de bestemmingsplannen aan te geven dat permanente bewoning wordt tegengegaan. Kan dan alles? Zijn we niet gebonden aan criteria? Het antwoord aan GroenLinks is dat er natuurlijk regelgevingen bestaan op ruimtelijk gebied en op het gebied van de natuur en het landschap die nadrukkelijke randvoorwaarden stellen aan de vestiging van recreatiebungalows. RUG-Hanzehogeschool en UMCG, een opmerking van de VVD. Dit past volledig in het beleid dat op pag. 98 is verwoord over de ontwikkeling naar de kenniseconomie. De betreffende instellingen hebben volledig de ruimte in dat beleid en passen er volledig in. Ik kan mij aansluiten bij die opmerkingen. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Voorzitter, ik heb er behoefte aan om ten aanzien van het landschap eerst een aantal opmerkingen te maken. Uw Staten hebben een werkgroep gehad, de Statenwerkgroep Landschap. Er is een boekwerk uitgegeven met daarin conclusies en bevindingen. Dat boekwerk is aangeboden aan het College en er is niet gevraagd aan het College om er een oordeel over uit te spreken. Het werd ingebracht als zijnde een document dat betrokken kon worden bij het POP. Uiteraard heeft het College dat boekje niet in de kast gelegd en er niet meer naar gekeken. Wij hebben er zeker naar gekeken, omdat er een aantal waardevolle zaken in staan en die kunt u in het POP terugvinden. Ik wil er een aantal noemen. Als het gaat om het beleid en het instrumentarium - collega Calon heeft er ook al wat van gezegd worden een aantal stellingen geponeerd, bijvoorbeeld over het faciliteren en ondersteunen van gemeenten inzake welstand. Met het Bouwheerschap wordt dat al een aantal jaren ingevuld en wij gaan er in het nieuwe POP mee door. Voor het beheer van het generieke landschap ontbreken de middelen. Dat klopt. Daar is het College druk mee bezig. Ik heb onlangs ingesproken bij de Tweede Kamer of op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gelden kunnen of moeten worden ingezet voor maatschappelijke waarden in ons gebied. Die positie hebben wij ingenomen en we gaan er zeker mee aan de slag. Dat geldt ook voor de groen-blauwe diensten. Ik ben bezig te kijken in hoeverre we voor de landschappen in Groningen meer ruimte in dit kader kunnen creëren. Uw commissie heeft gezegd dat behalve de preventieve aanpak ook de curatieve aanpak van belang is. Met andere woorden, samen met de gemeenten dienen de landschapselementen op orde te worden gebracht waarna dat beheerd moet worden. Onlangs heeft u kennis kunnen nemen van het feit dat we samen met de gemeenten in het Westerkwartier een akkoord hebben bereikt. We steken de komende jaren € 500.000 in het herstel van houtsingels, maar ook in het beheer. Dus: eerst herstellen en daarna beheer. Het kan nog beter en we zoeken naar mogelijkheden om dat beter te doen. Ten aanzien van het landschap is gesproken over een regionaal netwerk en de verlaging van de administratieve druk ten behoeve van de financiële dragers. Dat is een lastig probleem, maar in het gebiedsgerichte beleid en in de stuurgroepen van de regio’s is dat wel een aandachtspunt en dat heeft betrekking op de wens dat we zeker meer voor landschappelijke ambities zouden moeten kiezen. Naar aanleiding van de discussies ten aanzien van het Keuzedocument hebben wij niet voor niets gekozen voor de benadering van de karakteristieken. U heeft voorts een aantal opmerkingen gemaakt met betrekking tot het landschap over nieuwe landgoederen en buitenplaatsen. De financiële dragers in de vorm van regiofondsen. Op dit moment zijn we bezig en in het Regiopark Groningen-Assen en in het Westerkwartier om te kijken hoe we daar gebiedsgericht vorm aan kunnen geven. Dat gaat niet om het provinciaal landschapsfonds, alhoewel dat misschien nog mooier zou zijn. Ik heb laatst nog een discussie gehad met een aantal mensen die vonden dat het moest zoals het in Overijssel was geregeld. Dan stop je bijvoorbeeld € 30 miljoen in een landschapsfonds. Die discussie vond plaats toen het ook over een ander bedrag van € 30 miljoen ging en dat was dus een lastige! Ook ten aanzien van het hergebruik van gebouwen vindt u het een en ander terug. Inzake cultuurhistorie zijn er een aantal elementen die zeker in het gebiedgerichte beleid met betrekking tot de Landschaps Ontwikkelings Plannen in de stuurgroepen naar boven komen. Gekeken wordt of er interessante projecten uit gemeenten of maatschappelijke organisaties, gefaciliteerd en financieel ondersteund kunnen worden. Ik noem ook uw opmerking over het respecteren van waardevolle structuren in historische landschapslijnen: een andere mogelijkheid is te zorgen voor een
71
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 groen-blauwe dooradering in het productielandschap door randen van percelen te beplanten, door heggen, wallen en/of slootkanten te onderhouden waarbij de streek de inrichting van het groenplan bepaalt. Ik heb u onlangs het voorbeeld gegeven van de agrarische natuurvereniging Wierde en Dijk die op dit punt zeer innovatief bezig is. Voorzitter, dit over een aantal opmerkingen van uw kant waarbij duidelijk is dat we daarmee in dit POP mee aan de slag zijn gegaan en blijven gaan. Nu de moties. De motie van de PvdA over het Middag-Humsterland, het pareltje in deze provincie. Het is ons Nationale Landschap dat tot stand is gekomen vanuit het gebied zelf. Tien jaar geleden had de provincie voor ogen dat er sprake was van een uniek landschap. Toen is nagedacht over hoe dit landschap behouden kon blijven, waarbij ruimte werd gegeven aan ontwikkeling. Op dat moment is samen met de beide gemeenten, de maatschappelijke organisaties en de grondeigenaren een convenant gesloten en zijn de grenzen van het landschap bepaald in de vorm waarin het er nog steeds ligt. Dat betekent dat vooral gekeken is naar de kernkwaliteiten van dat gebied welke beschermd moeten worden. De in reliëf gevormde terpen, kwelderruggen en dijken, de onregelmatige blokverkaveling en een hoge mate van openheid. Daarbij nog alle andere fysieke dragers van het landschap zoals de wierden, het kronkelige patroon van wegen en waterlopen, etc. Die kenmerken maken het landschap zo uniek en die hebben we met het gebied gedurende de afgelopen tijd weten te handhaven en uit te dragen. De laatste jaren merk ik dat we dit toeristische en recreatief steeds beter kunnen benutten. Ook de toeristische ondernemers gaan daarin helemaal mee. Dat was ook de reden dat het Rijk dit landschap heeft aangewezen als Nationaal Landschap en wij dat als provincie hebben overgenomen. We zitten nu in een proces waarin op verzoek van uw Staten er in de gebiedscommissie een discussie is gevoerd over de snelheid waarmee de vrije sloten gedempt mochten worden volgens het convenant. Is die snelheid niet te hoog en tast dat dempen niet de kernkwaliteiten van het gebied aan? Als provincie hebben wij in de gebiedscommissie geantwoord dat het landschap daardoor inderdaad wordt aangetast. Met dezelfde mensen en dezelfde gebiedscommissie zijn we op dit moment druk bezig om een nieuwe kaart te maken in samenwerking met de gemeenten want dit moet worden geborgd in het bestemmingsplan. De gemeenten zitten te wachten op die nieuwe kaart. We hebben er nagenoeg overeenstemming over in de gebiedscommissie, ook met de agrariërs, de grondeigenaren. Er zijn natuurlijk een aantal knelpunten en we zullen een aantal knopen moeten doorhakken. Echter, als we nu op dit moment zouden besluiten om dat gebied uit te breiden met een aantal andere gebieden daar omheen, denk ik dat we niet goed bezig zijn, omdat we dan met het Nationaal Landschap Middag-Humsterland, zoals dat is gedefinieerd en afgegrensd op een manier die goed past bij de kernkwalitieten, weer terug zijn bij af en dat we dan een heel nieuwe discussie krijgen en draagvlak moeten herkrijgen in het totale gebied. Ik denk dat dit een heel zware discussie wordt en dat we het bestaande draagvlak in het gebied verspelen. Dat zou jammer zijn, want dan zijn we verder weg dan we willen. Daarom wordt die motie door ons afgeraden. De heer VELUWENKAMP: Wanneer zou het wel een goed moment zijn om hierover te spreken? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ik denk dat je dan een nieuw proces met het gebied zou moeten beginnen. Er komt een argument bij. De motie van de PvdA begint met de overweging dat de bescherming van de kwaliteiten van Middag-Humsterland een ruimere begrenzing van dit Nationaal Landschap vraagt. Het Nationaal Landschap is niet een RO-instrument om iets te beschermen. Dat zou betekenen dat voor alle gebieden die je eventueel toevoegt, je moet afvragen wat de kwaliteiten zijn die je wilt beschermen en hoe je die moet vastleggen in het bestemmingsplan. In het gebied ten noorden gaat het om andere kwaliteiten, want dat gebied heeft een ander karakter. Je moet je dan afvragen wat dit betekent voor het bestemmingsplan. Kijk je naar het gebied ten westen, het hele Reitdiepgebied, dan is dat geheel begrensd als EHS. Er is nu een proces begonnen om dat in te richten en dat wordt heel mooi, want er wordt rekening gehouden met de cultuurhistorie en alles wat daarbij hoort. Op die manier wordt dat gebied beschermd. Zo komt het in het POP en het bestemmingsplan. De heer VELUWENKAMP: Kan de gedeputeerde zich herinneren dat we in de vorige commissie, de commissie Landschap, Water en Milieu, dit probleem aan de orde hebben gehad en dat de begrenzing en inrichting van Middag-Humsterland werd geëvalueerd en dat toen de vraag naar voren kwam of het gebied niet moest worden verruimd en dat de discussie daarover werd uitgesteld tot het moment van vaststelling van het POP?
72
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ja. De heer VELUWENKAMP: Is dan niet juist nu het moment gekomen om over deze zaak met elkaar van gedachten te wisselen? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ja. Het College heeft daar al over nagedacht en dat heeft er toe geleid dat, gelet op het proces dat we hebben gehad en hetgene wat we willen en kunnen beschermen, het op dit moment voldoende is om de begrenzing te laten zoals die is. Daar is immers draagvlak voor en daar kunnen we mee uit de voeten. Als we er gebieden aan toevoegen, worden er gebieden toegevoegd die al via een ander traject worden beschermd. Je krijgt dan weer een geheel nieuwe discussie over het totale gebied met het risico dat je draagvlak verliest voor het bestaande gebied. De heer VELUWENKAMP: Het is een vaststelling, vrees ik. U zegt niet dat het nu niet het goede moment is, omdat we daarmee de onderhandelingen compliceren. U zegt: begin hier niet aan. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ik zeg: begin er niet aan, omdat datgene wat je wilt beschermen, we uiteraard al beschermen. Voorzitter, ik ga meteen in op de begrenzing van de Drentse A. Dat is ook door de Partij van de Arbeid aangegeven. U heeft inmiddels een brief ontvangen waarin is aangegeven hoe het voorstel richting het POP van het College is en de onderbouwing van waar die grens is getrokken. Ik denk dat we bij het Ontwerp er op terug kunnen komen. De argumenten in de brief zijn de argumenten van het College om op dit moment de grens aan te houden zoals in het voorstel is gedaan. Dat is afgestemd met de gemeente Haren en met anderen in het gebied. De motie van het CDA over de EHS die volgens mij Statenbreed wordt ondersteund. Met deze motie kunnen wij zeker uit de voeten. We zullen er invulling aan geven en dat doen we nu ook al. Ik heb in de commissie aangegeven dat we bij de gebiedscommissie Reitdiep vermelden dat we de plaatselijke cultuurhistorische vereniging betrekken om de kennis in het gebied mee te nemen. Die motie zullen wij zeker zo uitvoeren. Tuinbouw. Er zijn twee moties (9 en 17) ingediend die betrekking hebben op kassen. Beide betreffen de Eemshaven en de motie van de SP heeft tevens betrekking op de uitbreidingsmogelijkheden, maximaal 2000 vierkante meter glas bij agrarische bedrijven. Ook de PvdA heeft dat punt genoemd. Dit is een punt waar we zeker naar zullen kijken of dat op deze manier wel in het POP moeten worden gehandhaafd. Voor zover ik op dit moment kan nagaan is het een situatie die de afgelopen jaren nooit is ingevuld. Waarschijnlijk kan dat drastisch naar beneden, want in het verleden werden deze kasjes vooral gebruikt in de pootaardappelteelt, maar of die op deze manier nog wel worden gebruikt, is zeer de vraag. Bovendien hebben wij ook het beleid dat wij geen losliggend glas willen hebben in de provincie, want daar hebben we twee tuinbouwlocaties voor. We zullen er zeker naar kijken en u zult dat bij het Ontwerp terugzien. Dat geldt niet voor motie 9 van de SP en de motie van GroenLinks ten aanzien van de Eemshavenlocatie. We houden het beleid ten aanzien van die locaties vast, omdat we op dat punt nog steeds kansen zien die vergelijkbaar zijn met de werkgelegenheid van een ruim outletcentrum. Ook die moties raden wij dus af. Intensieve veehouderij. De motie van de partij voor de Dieren en de motie van de VVD. Mij moet eerst iets van het hart. Mevrouw Hazekamp heeft de eerste speech van Marianne Thieme in de Tweede Kamer bij de eerste Algemene Beschouwingen gekopieerd. Het was een tirade over de intensieve veehouderij en het houden van dieren die niet des College’s is. Wij herkennen ons er op geen enkele manier in, want de intensieve veehouderij, de mensen die kippen en varkens houden, doen dat niet op de manier zoals u dat schetst. Ik neem daar bij dezen afstand van. In de motie van de VVD wordt gevraagd om de provincie open te stellen voor de mogelijkheden voor de nieuwvestiging van intensieve veehouderij. De VVD roept het College op om een nieuwe definitie van intensieve veehouderij te introduceren, namelijk op te nemen dat sprake is van een grondgebonden bedrijfstak. Dat is niet een definitie die het College zich eigen wil maken, want wij hebben bewust gekozen voor een definitie van intensieve veehouderij. Ik heb die in de commissie aangegeven en die luidt iets anders dan op dit moment op pag. 105 van het POP staat. In het nieuwe POP zult u de definitie van intensieve veehouderij tegenkomen die ik in de commissie heb gebruikt, namelijk een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waar het houden van varkens, kalveren - en wij voegen daaraan toe: pelsdieren - en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Daarbij komt de formulering van het biologisch houden van dit vee, zoals in de Warenwet is vastgelegd.
73
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer HAASKEN: Voorzitter, in de aanloop naar de discussie over dit onderwerp is de commissie op werkbezoek geweest bij een aantal veebedrijven, waaronder bedrijven werkzaam op het terrein van de intensieve veehouderij. Daarbij was bij ons sterk de gedachte ontstaan dat hier sprake was van grondgebonden veehouderij. De oogst van het land ging in de loop van het jaar naar de kippen. De mest ging weer op het land. Het vlees kon vanaf het bedrijf worden gekocht. Dat is wat wij bedoelen met grondgebonden intensieve veehouderij en de vraag aan u is of wij daarover verschil van mening hebben. Het is weliswaar een kwestie van definitie, maar zoals wij het verstaan betreft het de wijze waarop wij daarover zijn geïnformeerd middels de bezoeken aan een aantal bedrijven gedurende het afgelopen jaar, onder andere in een van de Dollardpolders. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): De definitie die het College voorstelt, heb ik u net gegeven. Los daarvan hebben wij in het keuzedocument en de discussie na het POP duidelijk aangegeven welk beleid ons voor ogen staat ten aanzien van deze bedrijven. Dat wil zeggen dat de bestaande bedrijven de gelegenheid kunnen krijgen om zich te blijven ontwikkelen binnen de in het POP vastgestelde regels waardoor zij niet op slot worden gezet en dat geen nieuwe bedrijven op het gebied van de intensieve veehouderij, ook niet bedrijven met dit als neventak, kunnen worden toegevoegd, want vandaag heb je dat als neventak toegevoegd en over twee jaar begint vervolgens de discussie om dat verder uit te breiden en over vier jaar komen er verzoeken binnen van bedrijven die 10.000 of meer varkens willen gaan houden. Die positie kent een breed draagvlak in de provincie en u bent daarbij. Als College hebben wij gemerkt dat daarvoor draagvlak is, zelfs aan de hand van reacties die we vanuit de landbouw hebben gehad. Motie 21. Deze motie van de Partij voor de Dieren gaat ook over de intensieve veehouderij, maar die gaat iets verder en die wil ook de melkveehouderij, dus andere veebedrijven, daaronder brengen en wij wijzen dat af. Wij wijzen dus ook die motie af. Datzelfde geldt voor de motie 22 over dierziekten in relatie tot de volksgezondheidsaspecten in relatie tot de bestaande veehouderijbedrijven. Wij hebben in antwoord op de vragen van de Partij voor de Dieren ten aanzien van de Q-koorts er ook al iets over gezegd. Wij zullen uiteraard de ontwikkelingen op dit terrein blijven volgen. De regelgeving ten aanzien van dierziekten is een landelijke regelgeving die wij uiteraard in ons beleid in acht zullen nemen. Wij ontraden die motie. Voorzitter, ik heb nog een laatste punt dat ik niet bij de moties kon behandelen. Dit betreft zoet-zout en dat betreft GroenLinks. Ik heb in de commissie al gezegd dat wij het standpunt van de Staten hoog achten als het gaat om meerderheden. Ik heb toen ook gezegd dat wij de PKBbenadering ten aanzien van zoet-zout hebben overgenomen. Wij zullen het Ontwerp POP in overeenstemming brengen met de formulering zoals ook in het Beheeren Ontwikkelingsplan van de Waddenzee is terecht gekomen. Die formulering wijkt iets af van datgene wat er nu staat. Bij het Ontwerp zult u dan ook een iets gewijzigde tekst tegen kunnen komen. Voorzitter, daarmee heb ik alle vragen beantwoord. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan is er nog 15 minuten over voor het College, maar dan heeft het wel zowel de eerste als tweede termijn verbruikt. De heer De Bruijne heeft tot slot het woord. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, nog een paar opmerkingen en antwoorden die te maken hebben met woningbouw. Ik begin bij de heer Swagerman die wat losse uitspraken herhaalde die door het College werden gedaan in de commissie. Ik weet niet zo goed wat de strekking van uw betoog was. Ik had de indruk dat u suggereerde dat het College het ook allemaal niet zo precies wist en dat ze maar eens wat zeggen. Volgens mij was het zo dat we in de commissievergadering - en dat verfijnen we nu in deze Statenvergadering - met elkaar kijken naar hoe het Voorontwerp eruit ziet en hoe het beter kan. Het kan beter en dat mag helder zijn. Het kan beter op het punt van dorpsvisies en dat heb ik al gezegd. Wij kijken er nog eens naar en over de status van die dorpsvisies - een instrument waar we al jaren mee werken - moet helderheid komen. Uw opmerking naar aanleiding van een opmerking van mijn kant dat nog niet duidelijk was of het College het ook zo vond, kan ik inmiddels bevestigend beantwoorden. Het ging over een niet onbelangrijk punt en er is, meen ik, ook door GroenLinks een vraag over gesteld. Hoe zit het nu met die uitvoeringsbesluiten? Gaan wij er als Staten nog over? Dat is een terechte vraag en ik constateer dat eigenlijk alle fracties het met de systematiek zoals het College nu kiest in de Verordening ten aanzien van het woningbouwbeleid eens zijn. Ik heb er althans geen negatieve opmerkingen over gehoord. Wij borgen via art. 4.6 in de Verordening de nieuwbouwruimte. Wij werken eraan dat gemeenten regionaal tot afstemming komen van hun woningopgaven en het sluitstuk daarvan is borging middels art. 4.6 van de Verordening. Dat krijgt dan vorm middels een uitvoeringsbesluit.
74
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De Staten gaan uiteraard ook over dat uitvoeringsbesluit discussiëren, want dat leggen GS aan de Staten voor. U stelt als Staten de verordening vast en dus mogen wij ervan uitgaan dat u ook de uitvoeringsbesluiten die het College wenst te nemen, na ampel overleg met gemeenten of andere partijen, sanctioneert. De heer DE VEY MESTDAGH: U heeft, dacht ik, een inspreker toegezegd dat u in het kader van de mantelzorg ook zou kijken of wooncontainers geplaatst zouden kunnen worden bij huizen. Ik ben het niet in het POP tegengekomen, maar dat heeft wel met wonen te maken. Gaat u daar nog naar kijken? De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): U heeft in het POP op een aantal plaatsen kunnen lezen wat wij denken te moeten regelen als het gaat om bijzondere bebouwing. Er wordt in een aantal artikelen op ingegaan. Ik denk dat het goed is om dit na te kijken, omdat er vragen waren over de formulering ten aanzien van de uitbreiding met de mantelzorg. Ik heb toegezegd dat we nog eens goed kijken of die formulering spoort met datgene wat we in een aantal paragrafen van de Verordening hebben geregeld. Dat maakt onderdeel uit van het nader finetunen van die Verordening in relatie tot de tekst van het Voorontwerp POP. Een vraag die door een aantal fracties naar voren is gebracht betreft de woningbouw in kleine kernen. Ik denk dat we er goed aan doen om de tekst van het POP aan te scherpen op dit punt. Het POP is helder als het gaat om de prioriteiten. We leggen de prioriteit voor de woningbouw in centrumdorpen en in complete dorpen, maar er is gevraagd naar wat dit betekent voor de kleine kernen. De VVD en het CDA waren het er al over eens, heb ik zojuist begrepen. Op pag. 133 wordt er iets over het onderwerp gezegd. Het bebouwen van gaten in woonlinten en dorpen. De strekking is dat de zaak in kleine dorpen niet op slot wordt gezet, maar dat er selectief wordt gekeken en dat in beperkte mate woningbouw is toegestaan waar het de kwaliteit van het dorp juist bevordert. In ieder geval moet het niet gaan om uitlegsituaties bij kleine kernen, maar om de complementering van de bebouwde omgeving in dat dorp. Wij zullen in de tekst van het POP formuleringen opnemen die dit wat aanscherpen. Ik denk dat het zo zal zijn dat we een relatie leggen met de dorpsvisies, want je kunt je voorstellen dat dit een goede onderlegger is voor het nemen van besluiten over dit soort beperkte, aanvullende of vervangende woningbouw in kleine kernen. Een vraag van de ChristenUnie: wat is onze inzet bij de afspraak met het Rijk als het gaat over krimp? Die inzet is dat wij vinden dat het Rijk mede verantwoordelijkheid zou moeten nemen als het gaat om specifieke maatregelen in krimpgebieden. Wij proberen te bewerkstelligen dat de middelen vanuit de nieuwe ronde die de rijksoverheid aan het voorbereiden is inzake het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing en het Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS), de zogenaamde verstedelijkingsmiddelen, niet alleen naar de verstedelijkingsregio’s in Nederland gaan, maar ook neerdalen in krimpregio’s, zoals in Noordoost-Groningen, in Parkstad (Limburg) en andere. Die actie proberen we gecoördineerd vanuit het IPO richting het Rijk te ondernemen. Dat is onze inzet ten aanzien van de medeverantwoordelijkheid en meefinanciering van een aantal knelpunten die zich daar voordoen. Vergelijkbare opmerkingen van de Partij van de Arbeid zijn in de commissie gemaakt. Ik meen er in de commissie voldoende op geantwoord te hebben en evenals dat het College ernaar streeft om te kijken of de teksten wat wervender en enthousiaster in het POP verwoord kunnen worden, zullen we ten aanzien van de integratie en de koppeling aan de Sociale Agenda zorg- en welzijnsactiviteiten en de ruimtelijke en fysieke randvoorwaarden die daarvoor in het Provinciaal Omgevingsplan geregeld moeten zijn, bekijken of we de betreffende teksten kunnen aanscherpen. Motie 18. Dit betreft het belang van de sociale samenhang en de leefbaarheid in de dorpen, Het is daarin eerder een gemeentelijke belang dan een provinciaal belang. Voorzitter, het College denkt dat het aannemen van deze motie weinig toevoegt aan datgene waar we met elkaar mee bezig zijn en dat, gezien het dictum, het er niet duidelijker, eenvoudiger of anders op wordt. Datgene wat in de motie staat is op zich niet verkeerd, maar om dat nu als extra voorwaarde aan het POP of de Verordening toe te voegen in relatie met de manier waarop we er nu mee bezig zijn, lijkt het College geen toegevoegde waarde te geven en derhalve ontraden wij u deze motie. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ik heb het verzoek binnen gekregen van een aantal fracties om ca. 10 minuten te schorsen zodat men beraad kan voeren. Ik stel mij voor dat als het perse nodig is, in een tweede termijn nog iets gezegd kan worden, maar kijkend naar de klok en wetend wat er verder komt denk ik dat het wijs is om zich enige zelfbeperking te getroosten. Ik zou de moties op volgorde in stemming willen brengen. U heeft de adviezen en de toezeggingen gehoord en dan kunt u na uw beraad in de fracties, bepalen of u voor of tegen stemt.
75
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 U kunt onder elkaar ook tot oplossingen komen, maar probeert u de moties niet nog eens te gaan wijzigen, want, zoals eerder gebleken, is dat niet de manier om met deze 23 moties verder te komen. Hartelijk dank. Schorsing. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De fracties hebben tijd gehad zich te oriënteren op de diverse moties. Wij zijn toe aan de tweede termijn. Ik zal steeds zeggen hoeveel tijd uw fractie heeft. Dan hoor ik wel wat u er in de praktijk van maakt. Maar ik zal er in elk geval op toezien dat het niet meer is dan de tijd die u hebt. Het is natuurlijk mooi als je korter kunt, maar ik wil ook dat het debat goed verloopt. Het is een belangrijk onderwerp. Ik weet dat er mensen moe zijn, het is een lange avond, maar het is toch goed, als u in tweede instantie behoefte hebt om argumenten te wisselen of als u zich niet goed geïnterpreteerd vindt door het College en er iets anders over wilt zeggen, dat u dat nadrukkelijk zegt. We moeten dit debat goed afmaken. De heer DIETERS: Voorzitter, in eerste termijn luisterend naar de fracties hebben we geconstateerd dat je ze kunt samenvatten in drie groepen: het gaat over windenergie, daar hebben meerdere fracties over gesproken. De Partij van de Arbeid heeft daar ook iets over gezegd. We kunnen dat aanvullen door te zeggen dat je nog zou kunnen overwegen om het aantrekkelijk te maken in het gebied door compensatie in de vorm van lagere tarieven. Daar heeft de Partij van de Arbeid al eerder iets over gezegd. Het outletcentrum is aan de orde geweest bij verschillende fracties. Daar gaan wij er vanuit zoals het College steeds heeft gesteld dat het aan drie voorwaarden hangende het onderzoek voldoen. Dat wachten we dan ook af. De VVD en D66 riepen op tot meer ruimte voor gemeenten, het borgen van het provinciaal belang, het duidelijker stellen (van het provinciaal belang). Dat hebben wij ook gezegd. Wij willen inderdaad – wat wij al hebben voorgesteld in motie nr. 1 – nader geïnformeerd worden over andere instrumentaria. De beantwoording van het College ten aanzien van motie 2. Wij vinden dat de opinie van het gebied relevant is. Maar GS moeten ook begrijpen dat wij de begrenzing als Staten vaststellen. Als je op de website kijkt, ziet het Rijk zelf meer ruimte in de begrenzing. Wij zullen die motie aanhouden. Het is zeker niet de bedoeling om een en ander te frustreren. De VOORZITTER: Motie 2 wordt aangehouden. De heer DIETERS: Ja. Dan kijken we naar motie 3 die we hebben ingebracht. Daar heeft het College duidelijk op geantwoord. Wachten tot vaststelling van het POP. Ook die motie zouden wij willen aanhouden. De VOORZITTER: Motie 3 wordt aangehouden. De heer DIETERS: Ja. Motie 4 over de kwaliteit van het landelijk gebied blijft staan. Motie 5 zullen wij steunen. Motie 6 gaan wij steunen. Motie 7, 8, 9, 10, 11, 12 zullen wij niet steunen. Motie 13 klinkt sympathiek. We hebben de argumentatie van het College gehoord. Wij hadden zelf ook de opvatting dat de motie wat onduidelijk was. Op dit moment raden we de motie af. Op motie 14 wordt door het College geantwoord dat het een GS-bevoegdheid is. Daar volgen wij het College in, maar wij vinden het LOP wel een heel belangrijk instrument. Wij willen daar zeker nader over worden geïnformeerd, zoals we dat ook hebben gezegd rond de Verordening. Daar zullen we nader op terugkomen. Motie 15 van GroenLinks zullen wij steunen. De moties 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22 en 23 zullen wij niet steunen. De heer KEURENTJES: Voorzitter, College bedankt voor de beantwoording. Even een paar opmerkingen in zijn algemeenheid. Ik heb nog geen antwoord gehad op de opmerking over het schuiven van bouwvergunners, daar waar het gaat over het opruimen van ruïnes en bouwvallen. De andere opmerkingen zijn naar tevredenheid beantwoord. Dan wil ik ingaan op de moties die zijn ingediend. Motie 1 steunen wij.
76
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Motie 2 en 3 zijn aangehouden. Motie 4 en 5 zijn naar ik mag aannemen duidelijk. Ten aanzien van motie 4 over duisternis en stilte willen wij het Collegestandpunt ondersteunen, omdat wij vinden dat de provincie in samenwerking met de gemeenten daar de keuze in moet maken. In de commissie zijn er vragen gesteld over hoe om te gaan met gevolgen, daar waar het gaat om de begrenzing. Motie 5 en 6 hebben wij ondertekend. Moties 7, 8, 9 en 10 steunen wij niet. Motie 11 willen wij steunen, omdat wij vinden dat die uitbreidingsmogelijkheid naar 120 vierkante meter ook bij uitstek een gelegenheid is waar gemeenten hun invloed kunnen doen gelden. Motie 12 gaat over intensieve veehouderij. Dat vraagt om een toelichting. In de commissie hebben we uitgebreid de maatwerkbenadering naar voren gebracht en verdedigd. Gaandeweg zijn we in het debat met elkaar tot de conclusie gekomen dat - als het gaat over de definitie van intensieve veehouderij in relatie tot grondgebondenheid en dat via de maatwerkbenadering er toch een risico is op uitbreiding naar grondloze bedrijven die een schaal bereiken die heel veel discussie oproept - wij die motie niet gaan steunen. Moties 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, eigenlijk de hele rij, steunen wij niet. Inzake de definitie van intensieve veehouderij in motie 21 zijn wij blij met de beantwoording van het College, waar het gaat over de tirade die werd gehouden over mensen die een eerbaar beroep uitoefenen door het houden van dieren. Dank u wel, voorzitter. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, hier staat toch wel een beetje een teleurgesteld man. Ik denk dat ik dat wel mag stellen, mede namens andere oppositiefracties, want ik constateer dat ik hier mijn tijd in grote lijnen volledig heb verdaan. Ik constateer dat wij niet of nauwelijks serieus zijn genomen. Ik constateer dat er 23 moties zijn ingediend, die zeker niet aan alle kanten als onzinnig zouden mogen worden beoordeeld. Gelukkig heb ik er hier ondertussen één van ons gesteund gekregen. Ik ben bang dat die andere drie door de historie ook ingehaald gaan worden. Ik heb twee opmerkingen genoemd waaruit onzekerheid sprak vanuit het College, waaruit, dacht ik, bleek dat er misschien wel dingen mogelijk zouden zijn en open stonden. Ter bevestiging daarvan heb ik de heer De Bruijne in zijn bericht aan ons zeker drie keer horen zeggen dat het College er naar zal kijken. Laat dat nu net een van die dingen geweest zijn die ik had ontdekt. Dat suggereert toch nog steeds dat het blijkbaar bepaald nog niet vaststaat wat er gebeurt, maar het kan positief zijn, laten we dat vooral ook meenemen. Laat ik daar maar vanuit gaan, dat lijkt mij verstandig. Het is al erg laat, dus laat ik de moties bespreken, want ik denk dat ik duidelijk heb gemaakt hoe mijn fractie hier straks – er vanuit gaande dat zij mijn mening hier delen – dit pand zal verlaten. Ik kan u beloven dat wij over het algemeen heel eensgezind de deur uitlopen. Het is geen twijfel, meer een constatering. Motie 1 zullen wij steunen. Motie 2 is aangehouden. Dat begrijp ik. Ik vind het positief dat die is aangehouden, maar op de verkeerde argumentatie, want mijn fractie wil niet een uitbreiding van dit gebied zonder dat er is gekeken naar het uitstralende effect op mogelijke infrastructurele werken. Dan zouden wij daar naar willen kijken. Het aanhouden van motie 3 lijkt mij ook heel goed. Mijn fractie wil namelijk niet groter dan 1½ ha. Dat komt er misschien toch nog uit. Moties 4, 5 en 6 steunen wij. U zult begrijpen dat wij al onze eigen moties gewoon handhaven en wel zullen zien waar we over een paar jaar bij de verkiezingen staan wat deze thema’s betreft. Motie 12 steunen wij niet. Moties 13, 14, 15 steunen wij wel. Motie 16 vinden wij een beetje een twijfelgeval, maar geven we het voordeel van de twijfel. Motie 17. Het is voor ons sluiten die handel of doorgaan. Het College kiest voor doorgaan, het half miljoen is toch al weg, dus wat maakt het nog uit. Maar de motie van GroenLinks is wat dat betreft eigenlijk niets anders dan sluiten, dus wat moeten we daar dan mee. Motie 18 begrijpen wij geen van allen in onze fractie. Misschien dat D66 nog een keer uit kan leggen wat daar nu precies bedoeld wordt. Met motie 19 kunnen wij het eens zijn, want dat is ook een uitbreiding van de windmolens, zoals wij die wat anders hebben omschreven. Motie 20 steunen wij niet. Moties 21, 22 en 23 steunen wij wel. Dan heeft onze mening er toch weer toe gedaan. Voorzitter, dank u.
77
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer LUITJENS: Voorzitter, ik ga eerst in op een aantal aspecten van mijn bijdrage in eerste termijn en waar reactie op verkregen is. Ik begrijp dat gedeputeerde Calon de uitdaging aangaat om de toonzetting van zijn verhaal op een andere wijze, passend bij de energieke provincie, neer te zetten. Ik kijk uit naar het Ontwerp. Ik hoop toch dat u nog eens een keer kijkt naar wat u noemt ‘optisch bedrog’. De heer Gerritsen is ingegaan op mijn opmerkingen over de positionering van de Rijksuniversiteit, et cetera. Hij zegt dat hij er zeer aan hecht en dat het ergens past op bladzijde 98. Ik had het over het visiedeel, waar ik het ook in tegengekomen was. Ik ben zeer benieuwd wat uw uitspraak betekent als wij straks het Ontwerp zien. Wij zijn straks ook erg geïnteresseerd in de inhoud van de preambule, waarin de argumentatie en de uitleg van de provinciale belangen gezet zal worden. Ik ben content met de uitspraak van de gedeputeerde De Bruijne over het positie geven aan de dorpsvisies in het vervolgstadium van het POP en ruimte bieden aan bouwmogelijkheden daar, evenals dat er nader gestudeerd gaat worden op die 200 vierkante meter bouwoppervlak. Dat zien wij graag tegemoet. Ik heb een reactie gemist van de heer Bleker over ruimtelijk reserveren voor het zogenaamde Oostboogspoor. Motie 1 vinden wij in die zin overbodig dat de Staten dat zelf regelen. Daar hoeven wij onszelf geen motie te geven. We regelen dat in het presidium wel. Wij gaan niet mee met motie 4. Wij vinden dat we dat eerst in de pilot-gebieden met de gemeenten moeten bekijken hoe we daar voor eenieder een passende invulling aan kunnen geven. Moties 5 en 6 hoef ik niet nader toe te lichten. Met motie 7 gaan wij mee met de opmerking die wij gemaakt hebben over Scheemda. Met motie 8 gaan wij mee. Wij gaan niet mee met motie 9. Met motie 10 gaan wij mee. We realiseren ons wat de gedeputeerde heeft gezegd over een algemene maatregel van bestuur die er op ons afkomt, et cetera. Ik heb zelf ook een opmerking gemaakt over die 60 vierkante meter. Wij gaan in elk geval mee met de motie van de SP. Wat ons betreft mag het nog wel wat ruimer. Onze bedoeling bij motie 12 is vooral om hier ruimte te maken voor de akkerbouwbedrijven die intensieve veehouderij als neventak zouden kunnen gaan gebruiken om daarmee hun ondernemersmogelijkheden te vergroten. Een schuur is een schuur, die pas je landschappelijk wel of niet in. Motie 13. Er zit misschien geen ruimtelijke impact aan. Er zit aan de andere kant iets positiefs in dat het bewaren en opslaan van duurzame energie, bijvoorbeeld wind, een probleem is waar we mee aan de gang moeten. Maar overweging 2 staan wij niet achter. Wij gaan hier niet in mee. Met motie 14 gaan wij niet mee. Motie 15. We hebben geen behoefte om dit in te gaan zetten. Motie 16 gaat over ruimtelijk reserveren. Wij zijn het met GroenLinks eens dat je op tijd moet reserveren als je ziet dat die mogelijkheid zich voor gaat doen. Wij steunen GroenLinks daarin. Bij motie 17 volgen we Gedeputeerde Staten en gaan wij niet met de motie mee. Motie 18 is duidelijk. Wij gaan mee met motie 19. Wij gaan niet mee met motie 20. Wij gaan niet mee met moties 21 en 22. Motie 23 hebben wij mede ondertekend. Mevrouw VAN DER GRAAF: Voorzitter, als het College geen verhaal heeft, hebben wij dat ook niet. Dat is iets te gemakkelijk gesteld, dus ik ga toch een aantal punten maken. Wij willen het College ondersteunen als het gaat om de inzet richting het Rijk om gelden voor krimpgebieden te krijgen, zodat gelden niet alleen naar stedelijke gebieden gaan. Dat is geheel in lijn met wat de ChristenUnie voorstaat. Voorzitter, met betrekking tot motie 14 willen wij de reactie van GroenLinks afwachten op de reactie van het College voordat wij daar iets over zeggen. Wij willen ons nu beperken tot het aangeven van de moties die wij wel zullen steunen. Motie 1, al is daarbij gezegd dat het in het presidium aan de orde zou komen. Ten aanzien van motie 4 volgen wij het College, dus die steunen wij niet. Moties 5 en 6 steunen wij. Ook steunen wij motie 15 met betrekking tot de bruikbaarheid en effectiviteit van een aantal instrumenten. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter. Beschermd landschap is een GS-bevoegdheid. Het wil niet zeggen dat het daarmee geen provinciaal instrument zou kunnen zijn wat een potentie heeft.
78
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Wij willen onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van ‘beschermd landschap’ en ‘provinciaal landschap’, dus wij kunnen die motie gewoon laten staan. Als het gaat over andere moties van ons ten aanzien van het landschapsbeleid is daar uitvoerig op gereageerd. Er is althans uitvoerig op landschapsbeleid ingegaan door de gedeputeerde Hollenga. Wat ik hoorde was een beschrijving van landschapsbeleid dat uit het oude POP is ontstaan en al sinds jaar en dag ondersteund wordt vanuit Provinciale Staten. De werkgroep Landschap heeft een uitgebreide analyse gemaakt en heeft verschillende suggesties gedaan richting het nieuwe POP. Ik kan niet anders concluderen dan dat de werkgroep en in elk geval mijn fractie aanstuurt op een verscherping van dat beleid. In mijn eerste termijn ben ik ingegaan op het zoeken van de balans en de samenhang der dingen. Dat staat met name ook in die motie verwoord. Ik heb het ook niet gehad over het borgen van landschapsontwikkelingsplannen in de Verordening. De heer Calon noemde dat. Het kan gewoon als beleidsinstrument in het POP worden vermeld en opgenomen en uitvoeriger dan nu het geval is, omdat het een uitstekend instrument is. Het gaat ook om de interactie tussen het geschrevene in het POP en de Verordening. Dat zal ik niet ontkennen. Maar ik heb getracht te zoeken naar een mogelijkheid of je in de Verordening kunt opnemen dat het LOP uiteindelijk wordt vastgesteld door de provincie. Ik denk niet dat dit uiteindelijk de weg is. Maar het wil niet zeggen dat het dan als LOP niet een beleidsinstrument kan zijn. Dit als toelichting op motie 14. Motie 1 steunen wij. Motie 2 en 3 zijn aangehouden. Motie 4 steunen wij. Over motie 5 hebben wij een vraag ten aanzien van de saldering. Is dat binnengemeentelijk? Is dat gebiedsgericht? Is dat provinciaal? Dat is een vraag aan zowel CDA als het College, want het College heeft deze motie omarmd. Wij hebben in eerste instantie juist steeds gezegd dat wij niet voelen voor saldering. Ik wil graag specificering op dit punt. Motie 6 ondersteunen wij. Motie 7 ondersteunen wij niet, mede vanwege het feit dat er twee locaties zijn die wij niet zien zitten, waaronder Lauwersoog. Op dat punt heeft het College een opmerking gemaakt. Wij vinden dat er prima een testlocatie kan zijn als windmolens kleiner dan 15 meter zijn. Als dat het geval is, kan het geschrapt worden als windturbinelocatie in het POP. Dan is ook iedereen blij. We gaan uitzoeken wat Essent daadwerkelijk wil, dan kunnen we er nog op terugkomen op een later moment. Motie 8 ondersteunen wij niet. Motie 9 ondersteunen wij wel. Motie 10. Er wordt nog van alles aangepast, begreep ik vanuit het antwoord van het College. Dus het lijkt mij dat we die niet moeten ondersteunen op dit moment. Motie 11 ondersteunen we ook niet, evenmin als motie 12. Motie 13 houden wij aan met een opmerking richting de gedeputeerde Bleker dat hij zich toch zou moeten herinneren – dat geldt ook voor de VVD – dat er een ‘Ladder van Lansing’ bestaat waarbij prioriteitsstelling op dit punt expliciet wordt genoemd. Daar was de opmerking en de overweging op bedoeld, niet op specifieke gevallen die u heeft aangegeven. Bij motie 14 heb ik mijn opmerking geplaatst. Motie 15 laten wij staan. Motie 16. Meneer de voorzitter, wij vragen hier niet om die lijn naar Ter Apel nu alvast te reserveren, maar om ons als Provinciale Staten te helpen in ons besluitvormingstraject en aan te geven wat relevante reserveringsruimte zou kunnen zijn indien de Staten bij de finale behandeling dat zouden willen besluiten. Dat is wat er gevraagd wordt. Het lijkt mij dat het College dat gewoon zou kunnen aanleveren. De heer BLEKER (gedeputeerde): Zo begrepen doen we dat. De heer VAN DER PLOEG: Dat is heel mooi. Motie 17 laten wij staan. Motie 18 ondersteunen we niet. Motie 19 is mede ondertekend. Consistentie van het windmolenbeleid van de provincie is, meneer de voorzitter, gekenmerkt door halsstarrigheid. Het is onder andere aan een organisatie als Seaports te danken dat uiteindelijk de taakstelling die het POP-1 heeft meegebracht, uiteindelijk is gerealiseerd en dit is niet zozeer te danken aan het provinciaal bestuur. Motie 20 en 22 ondersteunen wij niet. Motie 21 en 23 ondersteunen wij wel.
79
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer RIJPLOEG: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? Wat doet de heer Van der Ploeg met motie 16 over de spoorlijn? Trekt hij die in omdat een toezegging is gedaan? De VOORZITTER: Over motie 16 heeft de heer Van der Ploeg een betoog gehouden en een interpretatie gegeven. Daarop heeft het College gezegd dat als dat de interpretatie is, het College dan positief is. De motie is niet ingetrokken, er wordt straks over gestemd. De heer VAN DER PLOEG: Ik laat de motie dus ook gewoon staan, ter verduidelijking. De heer ZANEN: Voorzitter. Ik hoorde in de opmerking van gedeputeerde Bleker over de spoorverbinding Groningen-Bremen iets noemen van inhaalspoor. Als u dat zegt betekent dat waarschijnlijk dat het niet gaat over een tweebaans spoorverbinding, maar om zo iets als de verbinding Groningen-Leeuwarden. De heer BLEKER (gedeputeerde): Als dat een vraag is, voorzitter, dan wil ik deze beantwoorden. Het gaat om meerdere varianten. Dat kan zijn inhaalspoor, partiële verdubbeling, verdubbeling van Zuidbroek tot aan Leer, het aanpakken van een aantal te krappe bochten. Die verschillende maatregelen zullen ook verschillende tijdswinsten met zich meebrengen. Al die maatregelen gaan wij verkennen. Dat kan allemaal binnen de reservering. De heer ZANEN: Daar gaat het om. Hartelijk dank. Voorzitter, ik kan de lijst van moties kort bij langs lopen. Dat hoeft niet per se, zegt u. Ik wil over motie 15 nog iets duidelijk hebben. Naar mijn idee zit daar een beetje bij in de waardering voor de werkgroep die wij als Staten er op na hebben gehouden en waar wij vorig jaar nogal veel tijd in gestoken hebben. Als dat zo wordt gezien, zouden we misschien deze motie extra nadrukkelijk moeten aanvaarden als u tenminste vóór bent. Dat zou ik dan in de vorm van een hoofdelijke stemming bevestigd willen zien. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik ga niet alle moties nalopen. Ik ga nog even op onze eigen moties. Voorzitter, motie 20 met betrekking tot het outletcentrum. Het is toch merkwaardig dat er zo veel partijen tegen zijn als wij in ons POP-beleid schrijven dat wij een outletcentrum uitsluitend toelaten in de gemeente Groningen. Er ligt een rapport van de RuG, samen met Arcadis gemaakt, waarin staat – op basis van de effecten die dat soort outletcentra hebben – dat als je het ergens doet, je het vooral niet in de gemeente Groningen moet doen, maar vooral elders. Wij vragen in de motie uitsluitend een heroverweging aan het College. Ik kan niet volgen waarom de Staten deze motie zouden afkeuren. Voorzitter, ten aanzien van de windmolenmotie die wij hebben ingediend (motie 19), heb ik sterk het gevoel dat er een voor-de-gek-houderij aan de hand is. Het is of zo dat je 750 Megawatt echt serieus neemt. Dan moet je zodanige locaties ter beschikking stellen dat het kan. Maar dat kan niet met vrijwilligheid, want je hebt al die locaties die genoemd zijn nodig. Ook in het POP zelf – hoewel het elke keer ontkend wordt – staat duidelijk op bladzijde 118 en 119 dat de doorzettingsmacht zal worden gebruikt. Ook dit gaat om een onderzoek van de gedeputeerde. Voorzitter dan motie 18, waarvan de SP zei deze niet helemaal te begrijpen. Waar het hier om gaat, is dat daar waar zowel gemeentelijke belangen als mogelijke provinciale belangen aan de orde zijn, het erom gaat in het kader van de systematiek dat het zo zou moeten zijn dat de uitwerking – maatwerk dus – in beginsel bij de gemeenten zou moeten liggen. De gedeputeerde heeft daarvan gezegd dat het College dat wel wil doen. Maar voegt het op dit moment wat toe aan het Voorontwerp? Hij zegt van niet. Toch is het een belangrijke uitspraak van de Staten dat wij zo met provinciale en gemeentelijke belangen willen omgaan. Voorzitter, tot slot nog een opmerking, namelijk mijn opmerking over bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen. Mijn vraag daarbij was of dat nu een methodiek is om te voorkomen dat er gehandhaafd kan worden met betrekking tot bewoning, want deze methodiek wordt vooral gehanteerd om te zorgen dat de recreatiewoningen veel gebruikt worden, maar zijn niet noodzakelijk voor zover ik weet. Dan is het een extra beperking. Mevrouw HAZEKAMP: Ik wil beginnen met het College te bedanken. De vergelijking met Marianne Thieme tijdens de Algemene Beschouwingen vat ik op als een groot compliment. Dat het beeld dat ik schetste van de intensieve veehouderij niet herkend wordt, begrijp ik heel goed, maar ik kan het ook niet mooier maken dan het is. Dat men daar niet blij van wordt, begrijp ik ook heel goed.
80
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Ik word daar namelijk ook niet blij van. Ik deel de teleurstelling die door de SP-fractie is geuit over de behandeling van dit toch wel heel belangrijke stuk. Het is niet niets waar we het hier over hebben. We krijgen het gevoel dat het allemaal maar door het College naast zich neer wordt gelegd. Voorzitter, de definitie intensieve veehouderij. Het College geeft aan dat zij expliciet niet willen dat melkvee hieronder valt. Wij hebben het niet over melkvee in algemene zin. Onze motie gaat over niet-grondgebonden melkvee. Kortom, wij willen alleen maar voorkomen dat koeien verdwijnen in nietgrondgebonden grote stallen. De motie over volksgezondheid. Daarvan geeft het College aan dat het een zaak is van de landelijke overheid, dus wil de provincie hier niet over nadenken. Wij zien hier wel degelijk een taak voor de provincie om de veiligheid en de gezondheid van haar burgers te bevorderen. Gedeputeerde Staten ontraden motie 23. Zij geven echter aan dat landschap met grote cultuurhistorische waarde, zoals in dit geval een historische lintbebouwing, heel erg relevant is. Maar juist bij deze motie geven ze aan dat het minder relevant is dan een gebied met een grote recreatieve waarde. Dat is opmerkelijk, zeker omdat ze bij motie 6 van harte onderschrijven dat ook landschappelijke waarden mee zouden moeten worden genomen naast natuur binnen de EHS. Voorzitter, wij zullen al onze moties handhaven. Het verhaal dat gedeputeerde Hollenga aangaf over het Middag-Humsterland heeft onze zorgen alleen maar aangewakkerd in plaats van weggenomen. Moties 5, 7, 12, 18 zullen wij niet ondersteunen. Ik ben vóór de overige moties. De VOORZITTER: Akkoord, hartelijk dank. Dan heeft het College nog 5 minuten als totaal voor de beantwoording in tweede instantie. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, ten aanzien van motie 14 over de LOP’s zegt de heer Van der Ploeg dat je dat in het POP zou moeten noemen. Ik zeg hem dat toe. Ik ben ervan overtuigd dat wat wij met die LOP’s doen, daar nu in zit. Het is beter te benoemen. Dat zeg ik toe. Maar dan een heel specifieke exegese, want er wordt gesteld: “Zijn van mening dat gekomen moet worden tot een optimale borging van het provinciale belang door in het Ontwerp POP een betere beschrijving van de landschappen met bijpassend kaartmateriaal op te nemen.” Dat vindt het College niet. Het College vindt dat het kaartmateriaal – zeker als het straks gedigitaliseerd is – goed is. Met dat deel van het dictum zijn wij het derhalve niet eens. “Verzoeken GS het landschapsbeleid in het Ontwerp POP en de daarbij behorende Omgevingsvergunning aan te scherpen.” Nee. Wij denken dat het scherp genoeg is. “En daarbij de rol van de LOP’s nadrukkelijker te betrekken.” Ja. Dat heb ik willen toezeggen aan de heer Van der Ploeg. Dat is een heel genuanceerde mening over deze motie. Het is vervolgens aan de heer Van der Ploeg hoe hij deze motie verder indient. Als de tekst zo blijft, zullen wij deze motie ontraden. De vraag van het CDA over de ruïnes hebben wij in de commissie al beantwoord. Dan de bedrijfsmatige handhaving van de recreatiewoningen, dient dat ook als handhavingsinstrument? Het antwoord is ‘ja’. Gelukkig komt dat er nog. De doorzetting en de aanwijzing op de windmolens. Dat staat als ultimum remedum op bladzijde 119. Bedoeld is – en dat weet de heer De Vey Mestdagh volgens mij ook wel, dat heb ik al heel vaak in de commissie gezegd – dat wij nu niet per ongeluk dat systeem zo invoeren voor de windmolens, namelijk zoekruimte. Want dat betekent – precies zoals Kees Swagerman bij interruptie zei – dat het daar buiten niet mag en daar binnen wel. Er komt een moment dat de Staten moeten beoordelen of hun doelstelling die zij mede hebben ondertekend – de 750 Megawatt of dat Energieakkoord – gehaald wordt. Dan kan er inderdaad een moment komen als een gemeente niet aan de gang gegaan is en die doelstelling wordt niet gehaald op die andere twee locaties, dat uw Staten zullen kunnen besluiten op voorstel van GS om een aanwijzing te geven. Maar dat is nu dus niet. En dat is, wat mij betreft, zelfs niet bij de vaststelling van het POP aan de orde. Voorzitter, dank u wel. De heer BLEKER (gedeputeerde): De Oostboog is aan de orde gesteld – ik meen ook door de fractie van de VVD. De Oostboog is een nieuw stuk railinfrastructuur vanaf Veendam geredeneerd om met name het goederentransport beter te faciliteren. Dat is recent nog eens een keer weer opnieuw onderzocht, ook omdat de Kamer van Koophandel daar aandacht voor heeft gevraagd. Op dit moment – maar ook voor de komende jaren; ik heb daar contact over gehad met een grote vervoerder, de heer De Vries – zijn er geen knelpunten te voorzien die een investering die gemoeid is met die Oostboog rechtvaardigen. Wij gaan wel in het kader van de aanpak de verkenning van een mogelijke verbetering op het traject Groningen-Bremen bezien of daar extra ruimte moet worden gecreëerd voor het goederentransport,
81
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 omdat met name in Wilhelmshafen een nieuwe haven ontstaat, waar veel containervervoer zal gaan plaatsvinden. Maar dat wil nog niet zeggen dat de Oostboog binnen handbereik is. Het verbaast mij een beetje – maar ik geef het nog maar even in de richting van de Partij voor de Dieren in overweging – dat de motie over de zuidelijke variant van de vaarverbinding… Daar zitten echt een aantal vervelende ecologische aspecten aan, want je gaat daar namelijk een steeds drukker wordend recreatiescheepvaartverkeer door een bestaand en in ontwikkeling zijnd natuurgebied creëren. Daar zijn juist vanuit natuur- en landschapsorganisaties ernstige bezwaren tegen geuit, dus volgens mij zijn die dieren daar niet met die variant gediend. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn wij toe aan de stemming. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, mag ik een korte schorsing? Het gaat over motie nr. 14, dus de kern van de boodschap van de werkgroep Landschap. Ik proef een zekere scheiding van geesten tussen het College en die motie. Ik wil graag polsen bij andere fracties die ook mee hebben gedaan in de werkgroep hoe zij daar tegenover staan. De VOORZITTER: De vergadering is voor korte tijd geschorst. Schorsing. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter. Over motie 14 kunnen wij zeggen dat wij blij zijn met de toezegging van het College ten aanzien van het geven van een prominentere plaats aan de landschapsontwikkelingsplannen. Voor het overige denk ik dat het verstandig is – er vanuit gaande dat motie 1 wordt aangenomen – om deze motie uitdrukkelijk te betrekken bij die verdiepingsslag die plaatsvindt omdat het om de interactie tussen de instrumenten gaat. Dank u wel. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Motie 14 is aangehouden. Daarmee zijn we bij de stemming. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. Motie nr. 1 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie heeft gestemd: de VVD-fractie. Moties 2 en 3 zijn aangehouden. In stemming wordt gebracht motie nr. 4. Motie nr. 4 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd: het CDA, ChristenUnie, D66, de VVD en de PvhN. In stemming wordt gebracht motie nr. 5. Motie nr. 5 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd: GroenLinks, de PvdD. In stemming wordt gebracht motie nr. 6. Motie nr. 6 wordt met handopsteken met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie nr. 7. Motie nr. 7 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de SP, de VVD, D66. In stemming wordt gebracht motie nr. 8. Motie nr. 8 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de PvdD, de SP, de VVD, D66. In stemming wordt gebracht motie nr. 9. Motie nr. 9 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de PvdD, de SP, GroenLinks, de PvhN, D66.
82
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 In stemming wordt gebracht motie nr. 10. Motie nr. 10 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de PvdD, de SP, de VVD, PvhN. In stemming wordt gebracht motie nr. 11. Motie nr. 11 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd: de ChristenUnie, GroenLinks, PvdA. In stemming wordt gebracht motie nr. 12. Motie nr. 12 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie heeft gestemd: de VVD. Moties 13 en 14 zijn aangehouden. In stemming wordt gebracht motie nr. 15. Motie nr. 15 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd: het CDA, de VVD. In stemming wordt gebracht motie nr. 16. Motie nr. 16 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd: het CDA. In stemming wordt gebracht motie nr. 17. Motie nr. 17 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de SP, de PvdD, GroenLinks, D66. In stemming wordt gebracht motie nr. 18. Motie nr. 18 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de VVD, D66, de PvhN. In stemming wordt gebracht motie nr. 19. Motie nr. 19 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de SP, de PvdD, GroenLinks, de PvhN, D66. In stemming wordt gebracht motie nr. 20. Motie nr. 20 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: D66, de PvhN. In stemming wordt gebracht motie nr. 21. Motie nr. 21 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de SP, de PvdD, GroenLinks, de PvhN, D66. In stemming wordt gebracht motie nr. 22. Motie nr. 22 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de PvdD, de SP, de PvhN. In stemming wordt gebracht motie nr. 23. Motie nr. 23 wordt met handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de PvhN, SP, GroenLinks, VVD, D66, PvdD. Voor het overige worden de stukken voor kennisgeving aangenomen. Mondelinge vragen van de heer C. Swagerman over de gevolgen van de kredietcrisis voor de provincie Groningen en mededelingen ter zake door dhr. M.A. E. Calon namens het College van GS. De VOORZITTER: Voor dit onderdeel hebben we vanmiddag procedureafspraken gemaakt die als volgt luiden. De heer Swagerman krijgt de gelegenheid om zonder verdere discussie zijn mondelinge vragen te stellen. Daarna krijgt de heer Calon de gelegenheid om de vragen te beantwoorden en zijn mededelingen te doen. Dat zal kort zijn en gericht op de informatie die nu nodig is.
83
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Daarna krijgt elke fractie de gelegenheid om vragen ter verduidelijking te stellen, maar we gaan geen debat met elkaar aan en interrupties worden niet toegestaan. Afgesproken is verder dat alle andere zaken in een extra vergadering van de commissie Bestuur en Financiën kunnen worden besproken. Waar dat gezien de informatie nodig is, kan een gedeelte eventueel in vertrouwelijkheid plaatsvinden. Alsdan dient te worden beoordeeld of dat conform de afgesproken procedures terecht is. De betreffende vergadering zou deze week of volgende week kunnen plaatsvinden, afhankelijk van de behoefte. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, graag wil ik namens de SP-fractie de volgende vragen stellen aan het College. 1) Is er door de provincie geld geleend met als doel dit geld tegen een hogere rente uit te zetten? 2) Zo ja, om welke bedragen gaat dit en wanneer is dit gebeurd? 3) Vindt het College het ethisch politiek verantwoord om onderhandelingen met minister Bos te laten voeren door een gedeputeerde van Noord-Holland die wel met geleend geld van de Waterschapsbank heeft gebankierd? 4) Deelt het College de mening van de SP dat het lenen van geld bij derden om er vervolgens bankje mee te spelen onacceptabel is? De VOORZITTER: Hartelijk dank. Gedeputeerde Calon heeft het woord. De heer CALON (gedeputeerde): Dank u wel, voorzitter. Ik zal eerst de vragen beantwoorden en dan een algemene mededeling doen. Het antwoord op vraag 1 is ‘nee’, wij bankieren niet. Het antwoord op vraag 2 is niet van toepassing daar het antwoord op vraag 1 ontkennend is. Een deel van het antwoord op vraag 3 volgt nu en tweede deel komt straks. Dus wacht u even met een interruptie. De onderhandelingen zijn niet gevoerd door de gedeputeerde van Noord-Holland, maar door een onderhandelingsdelegatie, waar ondergetekende deel van uit heeft gemaakt. Terzijde, het staat niet vast dat Noord-Holland met geleend geld heeft gebankierd. Dat is een onderwerp van nader onderzoek. Het antwoord op vraag 4 is ‘ja’, dat is onacceptabel. Die mening delen wij. Wat is er gebeurd? Heel veel. Wij hebben ... De VOORZITTER: Bent u nu aan uw mededeling begonnen? De heer CALON (gedeputeerde): Ja, en die leid ik even in. Wij hebben twee keer tien miljoen euro bij Kauphting Bank in Denemarken staan en één keer tien miljoen euro bij Landsbanki. De tegoeden bij Kauphting Bank zijn bevroren. Daarop is dus geen beslag mogelijk. Wij hebben na overleg met staatssecretaris Bijleveld beslag laten leggen op de tegoeden van Landsbanki door heel Europa. Men was akkoord dat die beslagen gelegd werden. Afgelopen vrijdag is tijdens een overleg tussen de provincie Noord-Holland en het kabinet over de juridische ondersteuning van de zijde van het kabinet aangegeven dat het kabinet in het algemeen maatschappelijk belang niet zou accepteren dat de executie van het beslag doorgezet zou worden. Het signaal is afgegeven dat als lagere overheden de executie van het beslag door zouden zetten, het kabinet dit zou vernietigen dan wel zou schorsen met een Koninklijk Besluit. Wij hebben vrijdagmiddag tegen Noord-Holland gezegd dat men nu niet namens ons de executie door zou moeten zetten, maar dat eerst per brief aan het kabinet een compromisvoorstel moet worden gedaan. Dat is gedaan. De reactie van het kabinet werd maandagmorgen jl. om 10.00 uur verwacht en wij, met name Den Haag en Groningen, hebben gezegd dat, gezien de ontwikkelingen in dit weekend, wij maandagmorgen een bestuurlijk overleg wilden om te spreken over hoe dit verder moet, omdat, datgene wat vanaf vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond is gebeurd, ons niet al te veel aanstond. Maandagmorgen is het debat gevoerd over of je nu wel of niet executie moet doorzetten. Mevrouw Andrée van Es, topambtenaar van BZK, is op die vergadering verschenen met een brief waarin zij het aanbod namens het kabinet deed aan lagere overheden of medeoverheden dat hun belangen op gelijkwaardige manier met andere crediteuren zouden worden behartigd en dat, als schade zou worden geleden door de wijze waarop het kabinet dat gedaan zou hebben, er achteraf over gepraat zou worden. Ik heb zelf bij staatssecretaris Bijleveld gezeten toen een tekst werd geformuleerd waarin dat stond.
84
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 Edoch, het kabinet kon die tekst niet accorderen, omdat er op dat moment geen sprake was van een formeel bestuurlijk overleg. Dat zou pas woensdag plaatsvinden. Wij hebben gistermorgen in ons College van GS overwogen of je als overheid, in een situatie waarin beslag is gelegd met als doel executie, wetende dat het kabinet de poging tot executie in het maatschappelijk belang bij Koninklijk Besluit gaat vernietigen – dat was immers eerder, ook in het openbaar, al gezegd –, en de poging tot executie en de vernietiging daarvan zou leiden tot een juridische positie jegens het Rijk, die positie wilt bereiken in de wetenschap dat de staatssecretaris zegt dat de afgesproken tekst inzet zal zijn in het gesprek met de lagere overheden. Ik zal die tekst niet voorlezen want ik ben daartoe niet gerechtigd, maar die tekst dekte wat wij wilden. Bovendien is in dit kader de situatie van belang dat wij als provincie de komende jaren een debat moeten voeren met het kabinet over een eigen belastinggebied en een vrije zoom die we willen houden. Wij hebben gistermorgen als GS besloten om dat niet te willen. Wij vinden dat namelijk niet productief. Gisteren is dus de situatie ontstaan dat wij ervoor gekozen hebben om dat beslag niet te executeren. Andere overheden hebben dat wel gepoogd en die pogingen zijn dus allemaal vernietigd bij KB. Die procedures zijn dus gestopt. Vanmiddag is het betreffende bestuurlijk overleg in Den Haag gevoerd en daarin is door het kabinet aan de medeoverheden die geen executie hebben gepoogd, het aanbod gedaan om op gelijkwaardige manier als voor andere crediteuren – dat is een eis die het kabinet stelt in verband de IMF-deal en de EU-eisen – onze belangen te behartigen en tegelijkertijd om een incassobureau op te richten om die gelden binnen te halen en te voorzien van een gezamenlijke juridische ondersteuning door de Landsadvocaat. Ik heb vanmiddag namens ons College gezegd dat wij van dat aanbod gebruik maken. Zojuist is in een schorsing van deze Statenvergadering door het College bevestigd dat het daarmee eens is. Ik heb ervoor gewaakt om hierover in de publiciteit te spreken. Wij hebben niet met de pers gesproken en ik was ontstemd over het feit dat ik dit al op de radio hoorde, want ik vond dat ik dit eerst moest melden aan het College en daarna aan uw Staten. Er gaat straks, na deze mededeling een persbericht uit. Het persbericht is een kwartier geleden met mevrouw Bijleveld afgestemd. Vanaf dit moment behartigt Noord-Holland niet meer onze belangen en doet het kabinet dat. Morgen worden praktische afspraken gemaakt met BZK. Dit is dus een heel lang antwoord op de derde vraag van de SP en dit is wat ik u wilde meedelen. Als u behoefte heeft aan meer informatie, zou ik u willen suggereren om daarnaar te vragen in een commissievergadering, die al dan niet vertrouwelijk is, want er zijn vanmiddag ook zaken gezegd die niet in de openbaarheid mogen komen. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Zoals afgesproken beperken wij ons tot eventuele vragen ter verduidelijking. Er zal behoefte zijn aan een vergadering van de commissie Bestuur en Financiën, zoals een aantal fractievoorzitters mij heeft gemeld. Dan maakt u zelf uit op advies van het College welk deel daarin vertrouwelijk zal zijn en welk deel openbaar hoort te zijn. Ik geef het woord aan de fracties. Mevrouw MANSVELD: Ik bevestig de behoefte van een extra commissievergadering op korte termijn. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb eigenlijk een aanvullende vraag. Een extra vergadering kan nooit kwaad en als dat onder geheimhouding zou gaan, zullen wij ons daarop beraden. Ik heb echter niets horen zeggen over afgenomen of toegenomen risico’s ten opzichte van het uitstaande bedrag. Valt daarover iets te voorspellen of is er iets afgesproken over een middeling of een andere regeling waardoor er alsnog minder geld binnenkomt? De heer LUITJENS: Voorzitter, aan de ene kant onderschrijf ik de behoefte om volgende week een vergadering te hebben van de commissie Bestuur en Financiën met daarbij een stuk geschreven informatie. Wat mij betreft vindt die vergadering plaats in de openbaarheid. Een andere cryptische zin was dat de staatssecretaris voorstelde om een en ander te doen als er schade zou zijn geleden ten opzichte van anderen. Dat is lastig. De vraag is hoe je dat dan zou hebben bepaald. De heer STEVENS: Wij hebben een groot aantal vragen, maar wij vinden dat we die niet op dit moment moeten stellen. Wij ondersteunen dan ook het voorstel om zo snel mogelijk een vergadering van de commissie Bestuur en Financiën te organiseren over dit onderwerp.
85
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 5 NOVEMBER 2008 De heer VAN DER PLOEG: Ik heb dezelfde behoefte, maar ik heb ook een concrete vraag en dat is in hoeverre de lening aan Kauphting betrokken is geweest in het overleg met het Rijk, de minister dan wel de staatssecretaris. De heer ZANEN: Voorzitter, dat overleg zie ik het liefst in het openbaar. Volgende week lijkt mij daarvoor goed. De vraag is of dit over de uitstaande lening van € 10 miljoen en de € 20 miljoen gaat, of betreft dit slechts de € 10 miljoen? Mevrouw HAZEKAMP: Wij delen de behoefte aan een commissievergadering op korte termijn. Wat ons betreft hoeft die niet in beslotenheid plaats te vinden. De VOORZITTER: Misschien heb ik zelf gezorgd voor een eventueel misverstand voor de vraag openbaar of vertrouwelijk. Het gaat om een normale openbare, maar extra vergadering. Daaraan heeft u behoefte. Als het College van mening is dat er informatie kan worden verstrekt maar deels alleen in vertrouwelijkheid, dient het College dit te beargumenteren. Dan beoordeelt u op voorstel van de voorzitter van de commissie of u dat terecht vindt of niet. Als u dat terecht vindt, komt er een vertrouwelijk deel en vervolgens worden de zaken daarin vertrouwelijk behandeld. Zo is de procedure om een verkeerde indruk te vermijden. De heer Calon heeft het woord. De heer CALON (gedeputeerde): Het antwoord op de vraag van de SP is ‘nee’. Het antwoord op de vraag over Kauphting is voor wat betreft de beslaglegging niet relevant, want er kan geen beslag worden gelegd daar de tegoeden bevroren zijn. Dit was deel a van het antwoord en deel b is het volgende. Als het om gezamenlijke belangenbehartiging gaat, betreft dit ook de tegoeden bij Kauphting. De vraag over hoe je het bedrag bepaalt, is inderdaad lastig te beantwoorden. Dat is in het andere geval ook lastig, want op het moment dat wordt overgegaan tot executie, moet je kunnen aantonen hoeveel je binnen had kunnen krijgen. Die vraag werd ook gesteld door de staatssecretaris aan een andere overheid en die kon er geen antwoord op geven. Het is dus in beide gevallen lastig. De VOORZITTER: Volgens mij heeft de gedeputeerde de gestelde vragen beantwoord. Het is duidelijk dat we volgende week een extra vergadering krijgen die zo snel mogelijk in overleg met de voorzitter van de commissie en GS zal worden uitgeschreven. Mag ik u een compliment maken voor de manier waarop u dit laatste punt heel gefocust heeft gedaan, want het is inmiddels erg laat geworden en het betreft een zwaarwegend punt. Mag ik ook de gedeputeerde een compliment maken die dit zo helder en geconcentreerd na deze dag vol spanningen heeft gedaan en dat ook nog moest combineren met deze vergadering. Mag ik u allen een compliment maken voor het feit dat met de verschuiving naar het latere tijdstip toch een groot aantal uren over het POP is gediscussieerd. Natuurlijk wordt verschillend gereageerd over het onderwerp. In ieder geval is het een serieuze en systematische behandeling geweest waarin u er zeer goed in bent geslaagd om al uw hoofdpunten duidelijk te maken en waar u als Staten staat. Dat zal zeker het democratisch proces helpen, waarvoor dank. De vergadering wordt gesloten om 0.50 uur.
86