VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
INHOUDSOPGAVE 1.
Notulen van de vergadering van 5 november 2008
3
2.
Ingekomen stukken
3
3.
Regeling van werkzaamheden a. Behandelvoorstellen Presidium b. Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
4 4 4
4.
C-stukken
4
B.1
Wijziging verordening op de instelling en invordering van de nazorgheffing stortplaatsen provincie Groningen (nummer 32/2008)
5
Subsidiëring van de Vereniging Groninger Dorpen in de periode 2009 tot en met 2012 (nummer 39/2008)
5
Advies aan Commissariaat voor de Media inzake eisen Mediawet t.o.v. regionale omroep (nummer 33/2008)
5
B.4
Verordening Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 (nummer 40/2008)
5
B.5
Omnibus Decentraal Regeling Noord-Nederland (nummer 42/2008)
5
B.6
Subsidieregeling Human Resource Management Plus 2009 (nummer 44/2008)
5
B.7
Wijziging Grondwaterheffingsverordening (nummer 37/2008)
5
B.8
Herinrichting van Onderdendam (nummer 36/2008)
5
A.1
Overeenkomst Blauwe Stad (nummer 41/2008)
6
A.2
Integrale Bijstelling Begroting 2008 (nummer 35/2008)
47
A.3
Stand van zaken verdubbeling N33
60
A.4
Concept-cultuurnota 2009-2012
69
A.5
Uitwerking motie GL betreffende onderzoek mogelijkheden tot alsnog uitvoeren aangepaste plus variant 5B (wegomlegging Zuidhorn)
68
Dreigende sluiting vestiging Voedsel- en Warenautoriteit in Groningen
67
B.2 B.3
A.6
1
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
2
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der Koningin Griffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 42 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), B.P.A. Blom (SP), mevrouw L. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), H.J. Flokstra (SP), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), W. Haasken (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw O.G. Hartman Togtema, M.J. Jager (CDA), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), E.J. Luitjens (VVD), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), J. Meesters (VVD), mevrouw F. Mete (PvdA), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), R. Sangers (SP), mevrouw M.R. Schalij (PvdA), mevrouw K.R. Schraagen (VVD), mw. C. Sciacca-Noordhuis (SP), mevrouw J. Siersema-Venema (GroenLinks), mevrouw G. van der Sluis-Huisman (ChristenUnie), H.J.B. Spoeltman (PvdA), H. Staghouwer (ChristenUnie), mevrouw F. Stavast (GroenLinks), H.T. Stavenga (PvdA), R. Stevens (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw L. van der Tuin-Kuipers (CDA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: W. van der Ploeg (GroenLinks), Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, P.M. de Bruijne, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen, D.A. Hollenga, R. Slager. Opening De VOORZITTER: Dames en heren, Statenleden, goedemiddag. Ik open deze vergadering van de Provinciale Staten van Groningen en ik heet alle Statenleden en ook de belangstellende burgers hierbij van harte welkom. Voorafgaand aan deze vergadering wil ik u graag deelgenoot maken van het volgende. In het kader van het congres van de Beijaard Wereld Federatie dat in juni in Groningen werd gehouden is een klok aan de provincie geschonken. Deze is vanochtend officieel in gebruik genomen in aanwezigheid van gedeputeerde Slager. Op 15 juni 2008 werd deze klok naast de Martinitoren door Simon Laudy, klokkengieter te Beerta, gegoten. De klok is op 25 oktober jongstleden opgehangen in de lantaarn van de toren van het Provinciehuis te Groningen. De gedeputeerde heeft vanochtend namens de provincie bekend gemaakt bij welke gelegenheden de klok geluid zal worden, namelijk ter aankondiging van de verjaardag van Hare Majesteit de Koningin, Koninginnedag, Bevrijdingsdag, herdenking Reductie van Groningen (de Dies Natalis, de feitelijke oprichtingsdatum van de provincie Groningen), het Gronings Ontzet, de Van der Leeuw-lezing en de koninklijke bezoeken aan de provincie Groningen die plaatsvinden in de Stad. Na deze mededeling gaan we over op de vergadering. Ik heb tot nu toe één bericht van verhindering ontvangen, namelijk van Wiebe van der Ploeg die griep heeft. Wij wensen hem een vlotte genezing toe en zijn fractie wensen wij sterkte! 1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 5 november 2008
Zonder beraadslaging of stemming worden de betreffende notulen vastgesteld. 2.
Ingekomen stukken van derden:
Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Circulaire van het Ministerie van BZK van 20 november 2008 betreffende (onkosten)vergoeding leden gedeputeerde staten, leden provinciale staten en commissieleden; b. Brief van de adjunct directeur van het Museum De Buitenplaats te Eelde van 1 oktober 2008 betreffende subsidiëring Stichting Beeldlijn (in de commissie WCS bij de cultuurnota behandeld); c. Brief van de Stichting Beeldlijn, Groningen van 7 november 2008 betreffende subsidiëring (in de commissie WCS bij de cultuurnota behandeld); d. Brief van de zakelijk leider Theater te Water van 18 november 2008 betreffende subsidiëring (in de commissie WCS bij de cultuurnota behandeld).
3
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
Nagekomen brieven: g. Brief van de CdK van 2 december 2008 betreffende een nevenfunctie; E-mail van mw. mr. J.G. de Bock te Goningen van 25 november 2008 betreffende verkoop h. museumgebouw Praediniussingel en plaats voor de historische collectie van stad en provincie; i. E-mail van de heer A.J. Heukers, Groningen van28 november 2008 betreffende ontwikkelingen rond de historische collectie van Stad en Ommeland; j. Brief van de voorzitter van Provinciale Staten betreffende procedure Provinciaal Omgevingsplan 2009; extra vergaderdata. Voorgesteld wordt de volgende stukken in handen te stellen van de commissie Economie en Mobiliteit: e. E-mail van de raadsgriffier van de raadsgriffier van de gemeente Winsum van 5 november 2008 betreffende een door de raad aanvaarde motie over het bruggenplan Aduard; f. Brief van mevrouw M. Bouman-de Beer te Groningen van 6 november 2008 betreffende het Beter Bruggenplan. De VOORZITTER: Van alle ingekomen stukken is een voorstel; tot behandeling of afhandeling gedaan. Kunt u instemmen met alle gedane voorstellen? Zonder beraadslaging of stemming wordt conform de betreffende voorstellen besloten. 3.
Regeling van werkzaamheden
a.
Behandelvoorstellen Presidium
Zonder beraadslaging of stemming wordt conform de betreffende voorstellen besloten. b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst) Voorstel vreemd aan de orde van de dag (verzoek van de heer Haasken om aan de agenda toe te voegen het onderwerp ' Waterberging annex natuur aan de Hamdijk nabij Nieuweschans in het kader van de uitwerking van de Robuuste Ecologische Verbindingszone naar Duitsland' )
De VOORZITTER: De heer Van der Ploeg heeft destijds bij een C-stuk een voorbehoud gemaakt, te weten bij 4.e, Brief van 2 september 2008, nr. 2008-48.101/36/A.12, BW, betreffende wegomlegging Zuidhorn; motie GroenLinks over onderzoek mogelijkheden van het alsnog uitvoeren aangepaste plus uit 5B. Hij wil die alsnog graag agenderen. Ik stel voor die brief te agenderen als agendapunt A.5. Verder heb ik van de heer Haasken het bericht gekregen dat hij zijn verzoek intrekt. Van de heer Moorlag heb ik het verzoek ontvangen namens de fractie van de PvdA om als voorstel vreemd aan de orde van de dag toe te voegen aan de agenda de dreigende sluiting van de Voedselen Waren Autoriteit te Groningen. Kunt u daarmee instemmen. Zonder beraadslaging of stemming wordt conform het betreffende verzoek besloten. De VOORZITTER: Het verzoek zal worden geagendeerd als punt A.6. Kunt u instemmen met de aldus aangevulde agenda? Zonder beraadslaging of stemming wordt de aangevulde agenda vastgesteld. 4.
C-stukken
De VOORZITTER: Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van 28 oktober 2008, nr. 2008-59.602/44/A.12, WE, betreffende verbreding van de weg Groningen-Eemshaven (N46); b. Rapport van de Noordelijke Rekenkamer "Cultuurbeleid provincie Groningen, onderzoek naar musea, podiumkunsten en festivals";
4
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 c. d. e. f.
Brief van 4 november 2008, nr. 2008-60.461/45/A.7, CW, betreffende te late inspraakreacties op de Cultuurnota 2009-2012 en de brief van 4 november 2008, nr. 2008-60.404/45/A.8, CW, betreffende aanvraag Programma Cultuurparticipatie 2009-2012; Brief van 28 oktober 2008, nr. 2008-58.146/44/A.10, LGW, betreffende drinkwater-convenant Gorecht-West; Brief van 2 september 2008, nr. 2008-48.101/36/A.12, BW, betreffende wegomlegging Zuidhorn; motie GroenLinks over onderzoek mogelijkheden van het alsnog uitvoeren aangepaste plus uit 5B; Brief van 7 oktober 2008, nr. 2008-54.049/41/A.11, LGW, betreffende kader normering regionale wateroverlast.
Zonder beraadslaging of stemming worden de betreffende stukken voor kennisgeving aangenomen. B-stukken: B.1
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 14 oktober 2008, nr. 2008-56.334, MB, tot wijziging van de Verordening op de instelling en invordering van de nazorgheffing stortplaatsen provincie Groningen (nummer 32/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.2
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 4 november 2008, nr. 2008-60.677, MB, betreffende subsidiëring van de Vereniging Groninger Dorpen in de periode 2009 tot en met 2012 (nummer 39/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.3
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 14 oktober 2008, nr. 2008-56.731, CW, betreffende het advies aan de Commissariaat voor de Media inzake eisen Mediawet ten opzichte van regionale omroep (nummer 33/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.4
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 november 2008, nr. 2008-63.632, ABJ, tot wijziging van de Verordening Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 (nummer 40/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.5
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 25 november 2008, nr. 2008-62708, EZ, betreffende 'Omnibus Decentraal Regeling Noord-Nederland' (nummer 42/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.6
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 2 december 2008, nr. 2008- 55144, EZ, inzake de subsidieregeling Human Resource Management Plus 2009 (nummer 44/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.7
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 oktober 2008, nr. 2008-52.142, LGW, betreffende wijziging van de Grondwaterheffingsverordening (nummer 37/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.8
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 oktober 2008, nr. 2008-59.550, VV, betreffende de herinrichting van Onderdendam (nummer 36/2008)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld.
5
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De VOORZITTER: Doordat het punt van de heer Haasken is ingetrokken bestaat de agenda uit de punten A.1 tot en met A.6. In het Presidium is afgesproken dat per fractie 25 minuten beschikbaar is en dat het College in totaal 80 minuten spreektijd ter beschikbaar staat. Mij is gevraagd daarop toe te zien. Voor het agendapunt over de Blauwe Stad is dan 10 minuten per fractie beschikbaar. Afgesproken is dat ik daarbij zo nodig enige soepelheid zal betrachten. In beginsel wordt agendapunt A.3 in één termijn behandeld en misschien geldt dit ook voor agendapunt A.5, maar dat valt nader te bezien. A-stukken: A.1
-
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 21 november 2008, nr. 2008-66l65, GMO, inzake een overeenkomst over de Blauwe Stad, te weten: de afspraken tussen de Provincie Groningen en de Ontwikkelingsmaatschappij de Blauwe Stad BV/CV inzake grondleveringen, de concerngarantie en Koopholding Europe BV en de Pandakte inzake de Ontwikkelingsmaatschappij de Blauwe Stad BV/CV (nummer 41/2008) Hierbij zijn ook aan de orde de volgende stukken: Brief van het College van 21 november 2008, betreffende uittredingskwestie OM en de vragen van de CDA-fractie en de beantwoording ervan door het College; Brief van het College van 3 december 2008, met antwoorden op gestelde vragen door de heer Van der Ploeg over de voorfinanciering; Brief van het College van 9 december 2008 betreffende ophoging investeringskrediet. Brief van het College van 9 december 2008 betreffende vertrouwelijkheid/openbaarheid stukken over de Blauwe Stad.
De beraadslaging wordt geopend. De heer MOORLAG: Voorzitter, wij spreken vandaag over de Blauwe Stad om een oordeel te geven over de voordracht waarin het College voorstelt een aanvullende overeenkomst te sluiten met de Ontwikkelingsmaatschappij Blauwe Stad. Verder spreken wij om een oordeel te geven over het opereren van het College bij de totstandkoming van deze overeenkomst. Bij de opzet van grootschalige projecten, bijvoorbeeld Meerstad, de Blauwe Stad of andere grote infrastructurele werken, is het de vraag of er bij de opzet en vormgeving van deze projecten alle eventualiteiten en risico’s vooraf kunnen worden voorzien en geëlimineerd. Voor sommige partijen in deze Staten is de grootschaligheid van projecten, de daaraan verbonden risico’s en de vormgeving in een publiek-private samenwerking een reden om er niet aan te beginnen. Onder andere kiest de SP in de Staten die lijn. De SP heeft zich daarom in het verleden gekeerd tegen projecten als de Blauwe Stad, Meerstad en bijvoorbeeld ook het meefinancieren van de Euroborg. Voorzitter, de Partij van de Arbeid kiest anders. Wij kiezen voor ontwikkeling. Wij vinden dat de overheid risico’s niet uit de weg moet gaan. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb bezwaar tegen de beschuldigingen die worden gedaan en de redenen die worden aangevoerd waarom wij tegen die projecten zijn. Bij Meerstad is heel duidelijk gebleken dat wij met name tegen het feit zijn dat er op zeer beperkte schaal sociale woningbouw en koopwoningen worden gebouwd, namelijk 10%, terwijl wij al jaren roepen dat dit 30% moet zijn. Wat betreft de Blauwe Stad heeft dit veel te maken met het feit dat wij denken dat in de voorliggende overeenkomst onvoldoende zekerheden zaten en dat wij er niet van houden dat er getto’s worden gebouwd, noch voor rijke mensen, noch voor arme mensen. Daarom zijn wij tegen de bouw van de Blauwe Stad geweest. Ik vraag mij af waar het beperkte oordeel van de Partij van de Arbeid vandaan komt. De heer MOORLAG: Voorzitter, dat beperkte oordeel zoals de heer Swagerman formuleert, komt voort uit ervaringskennis. Ik constateer dat in de afgelopen jaren daar waar keuzes gemaakt moeten worden, er heel vaak tien redenen te bedenken zijn om iets niet te gaan doen en dat die voor de SP doorslaggevend zijn, terwijl voor andere partijen, waaronder de Partij van de Arbeid, één goede reden, zoals het maatschappelijk effect wat met een groot project bereikt kan worden, doorslaggevend is om het groene licht te geven. In de commissie heb ik daarom het verschil tussen de PvdA en de SP getypeerd als het verschil tussen ontwikkelend links respectievelijk conserverend links. Zoals gezegd, de PvdA kiest vóór ontwikkeling. Wij vinden dat de overheid de risico’s niet uit de weg moet gaan. De overheid is bij uitstek en vaak de enige partij die bereid moet zijn om risico’s te aanvaarden die de markt niet kan of wil accepteren. In 2001 hebben de Staten met de nadrukkelijke
6
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 steun van de PvdA de projectopzet van de Blauwe Stad en de overeenkomst met de Ontwikkelingsmaatschappij goedgekeurd. Toentertijd waren er wellicht tientallen redenen – ik noemde dat zo-even al – en twijfels die aangevoerd hadden kunnen worden om geen groen licht voor het project te geven. Voor de PvdA waren er drie goede en doorslaggevende redenen om er wel aan te beginnen. Het creëren van werkgelegenheid, het creëren van een aantrekkelijk woonmilieu en het creëren van waarde in termen van waterberging, natuur en recreatie. Die impuls, niet alleen voor het gebied van de Blauwe Stad, maar ook voor de wijde ring om de Blauwe Stad, voor heel OostGroningen was toen doorslaggevend en die is nu doorslaggevend bij de beoordeling van de aanvullende overeenkomst. Met de beste wetenschap van toen is in 2001 een contract met de Ontwikkelingsmaatschappij gesloten en in 2004 is dat aangevuld en met de beste wetenschap van nu moeten we een oordeel geven over de nu voorgestelde aanvulling op het contract. De PvdA steunt het sluiten van die aanvullende overeenkomst. Dat doen we niet om de Ontwikkelingsmaatschappij te behagen, maar dat doen we omdat het contract de mogelijkheid en het perspectief biedt om de Blauwe Stad te blijven doorontwikkelen bij een tegenvallende afzet en een tegenzittende conjunctuur. Het contract voorziet in een versnelde levering van grond, wat financieringsruimte geeft aan de Ontwikkelingsmaatschappij. Daarmee wordt de hobbel voor de bouw van de eerste fase van Het Dorp genomen. Het contract bevat checks and balances om de publieke belangen te borgen. Daarmee is niet gezegd dat er sprake is van een nulrisico, maar de PvdA vindt dat er sprake is van goed beredeneerde en aanvaardbare risico’s. De bedongen concerngarantie en het pandrecht maken dat het Koopconcern uit welbegrepen eigenbelang ervoor moet zorgen dat aan de verplichtingen moet worden voldaan. De PvdA vindt dat er sprake is van een aanvaardbaar risicoprofiel van het project om drie redenen: op de eerste plaats omdat de waarde van de gronden tezamen met de concerngarantie en het pandrecht positief is ten opzichte van de vorderingen op de Ontwikkelingsmaatschappij; op de tweede plaats omdat uit gevalideerde modellen blijkt dat de langere doorlooptijd in de range van waarschijnlijke scenario’s nog steeds tot een positieve kasstroom voor de provincie leidt; op de derde plaats omdat er een uiterste terugvalscenario is waarin de provincie in het slechtste geval zelf de ontwikkeling ter hand kan nemen. Niet dat dit laatste gewenst is, maar de PvdA vindt het wel belangrijk dat dit uiterste uitwijkscenario er is, omdat we niet op voorhand in een fuik willen zwemmen waaruit we niet kunnen terugkeren. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik begrijp hieruit dat de PvdA bereid is, als het ervan komt, steun te verlenen aan het idee dat de provincie het project alleen gaat trekken. Ik neem aan dat de PvdA zich realiseert dat tegen de tijd dat zij die beslissing gaat nemen, er al weer heel wat miljoenen zijn weggevloeid en zich vele onenigheden met de OM hebben voorgedaan. Kortom, het lijkt de SP geen verstandige situatie en ik hoop dat dit ook opgaat voor de PvdA. De heer MOORLAG: Wat ik heb gezegd is dat ik dit geen gewenst scenario vindt, maar dat ik het gegeven de omstandigheden positief vind dat er een uitwijkscenario is en dat wij als provincie niet helemaal klem komen te zitten in het geval dat de ontwikkelingsmaatschappij het project niet tot een einde zou kunnen volbrengen. Dat is voor de PvdA een belangrijke afweging, omdat je dan te allen tijde een alternatief behoudt. Nogmaals, het is geen gewenst scenario en geen gewenst alternatief. De heer SWAGERMAN: Ik zal de PvdA niet vragen om nu alvast een stemverklaring voor onze motie te geven, maar ik hoop dan toch op hun instemming. De VOORZITTER: Dat klonk niet als een vraag. De heer MOORLAG: Voorzitter, meestal is het zo dat u stelt dat die motie onderdeel uitmaakt van de beraadslagingen. Het lijkt mij verstandig om dat moment af te wachten. Voorzitter, dat niet sprake is van een nulrisico is duidelijk en dat wordt door de PvdA aanvaard. Op een aantal onderdelen heeft de PvdA-fractie zorgen en vragen. De eerste en belangrijkste is de zorg over het handhaven van het kwaliteitsniveau. De PvdA hecht hieraan. Wij vinden dat geen afbreuk mag worden gedaan aan het kwaliteitsniveau om twee redenen. Als eerste vanwege het belang van de bewoners in de Blauwe Stad bij wie gerechtvaardigde verwachtingen zijn gevestigd over de kwaliteit van het woonmilieu. Op de tweede plaats omdat concessies doen aan het kwaliteitsniveau negatieve effecten heeft op de woningbouwplannen en woningbouwprojecten elders in de regio. De PvdA wil geen kannibalisering.
7
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer SWAGERMAN: Voorzitter, fantastisch, want dat willen wij als SP ook niet. Maar gezien de gisteravond afgeleverde monitoringsovereenkomst kan de PvdA toch niet ontkennen dat er wel erg veel mogelijkheden liggen om daarvan af te wijken. Ik ben heel nieuwsgierig hoe de PvdA die nieuwe monitoringsovereenkomst ziet in het licht van deze opmerking. De heer MOORLAG: Voorzitter, die monitoringsovereenkomst vloeit voort uit afspraken die in 2004 zijn gemaakt. Toen is de afweging gemaakt of je die weg in zou moeten gaan. Daar is indertijd voor besloten en dat gaat de PvdA niet opnieuw ter discussie stellen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik begrijp dat dit is gebeurd. Dat was overigens niet met onze instemming. Maar nu zijn er belangrijke wijzigingen in die monitoringsovereenkomst doorgevoerd met name betreffende de verplichtingen die de Ontwikkelingsmaatschappij had om aan te tonen dat bepaalde zaken niet goed lopen, want die zijn volledig weggehaald. Er is denk ik wel degelijk reden, ook voor de PvdA, om dit in heroverweging te nemen. De heer MOORLAG: Ik vind dat je de overeenkomst wel in zijn volledige samenhang moet zien en er zitten zonder meer verbeteringen in en op een aantal plekken zitten er ook concessies in. Dat neemt niet weg dat bij de verdere beoordeling – ik kom daar zo meteen op terug – in art. 15 een onderzoek wordt aangekondigd naar eventuele alternatieve invullingen van het gebied. De PvdA-fractie wil dan ook van het College de toezegging dat op voorhand als uitdrukkelijke randvoorwaarde geldt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het kwaliteitsniveau. Bij een andere invulling van onderdelen van het project, waar bijvoorbeeld GroenLinks in de commissie ideeën heeft geventileerd, moet sprake zijn van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau. De PvdA vindt dat bij dit onderzoek niet alleen deskundigen moeten worden betrokken, maar ook stakeholders uit het gebied. Er moet gebruik worden gemaakt van de ideeën en het organiserend vermogen van bewoners, gemeenten en ondernemers in het gebied. Wil het College toezeggen dat dit in het onderzoek een plaats gaat krijgen? Een tweede punt van zorg is het imago en de marketing. Bewoners uit het gebied stellen dat met name de marketing verbeterd kan worden. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik vind het heel belangrijk dat die stakeholders mogen meedoen, maar heeft de PvdA ook een oordeel over wat de Staten daarin als extra invloed zouden moeten kunnen uitoefenen, gegeven de afstand waarop de Staten tot op heden stonden en mee hebben moeten lopen met het College? De heer MOORLAG: Voorzitter, de heer Swagerman loopt vooruit op datgene wat ik iets verderop zou gaan zeggen. Ik stel voor dat ik mijn betoog vervolg en daarin zal ik ook antwoord geven op de vraag van de heer Swagerman. Bewoners uit het gebied stellen dus dat met name de marketing verbeterd kan worden. Dat signaal moet serieus genomen worden en dat aspect moet ook in het onderzoek worden betrokken. Ten slotte wil de PvdA de toezegging van het College – en dan kom ik op het punt van de heer Swagerman – dat het onderzoek niet gaat leiden dat bijstelling van het concept en de invulling van het gebied vóórdat de Staten hierover een uitspraak hebben gedaan. Dus geen verplichtingen aangaan en geen onomkeerbare stappen zetten. Mijn vraag aan het College is: wil het College dat toezeggen? De beoordeling van het opereren van het College in dit proces. De gedeputeerde heeft – zo is mijn waarneming – harde onderhandelingen gevoerd die tot een acceptabel resultaat hebben geleid. Inzake dat proces is op twee punten kritiek uit te oefenen. Het eerste betreft de informatievoorziening aan de Staten over de afnameplicht van de uittredende partijen; Het tweede is het borgen van de afnameplicht van de uittredende partijen. De fout in de informatievoorziening heeft de gedeputeerde uit eigen beweging gemeld en erkend. Hij is uit eigen beweging door het stof gegaan. Dat is daarmee voor de PvdA afgedaan. Voor wat betreft het borgen van de afnameplicht is duidelijk geworden dat het stellen van de voorwaarden bij de uittreding de basis biedt om de toenmalige partijen hieraan te houden. In de commissievergadering heeft de jurist overtuigend gesteld dat er twee mogelijkheden zijn: 1) de partijen komen de afnameplicht na en zijn van hun verplichtingen gekweten en 2) zij komen de afnameplicht niet na en hebben daarmee niet aan de voorwaarde voldaan en kunnen worden geacht niet te zijn uitgetreden of op wanprestatie worden aangesproken. Duidelijk is dat er geen onomkeerbare nadelen zijn. Nadrukkelijk is aangegeven dat er voldoende gronden zijn om de uittredende partijen aan te pakken als zij in gebreke blijven. Bij de beoordeling van dit punt rijst de vraag of het College, naast het stellen van de voorwaarden, over de juridische
8
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 doorzettingsmacht beschikte om dit anders te borgen. Dat lijkt niet of slechts in zeer beperkte mate het geval te zijn. Op dit punt had de gedeputeerde zich naar mijn oordeel minder diep in het stof kunnen laten zakken. Afsluitend vindt de PvdA dat de overeenkomsten een aanvaardbaar vooruitzicht biedt op de doorontwikkeling van de Blauwe Stad binnen aanvaardbare risico’s. De PvdA steunt met de gemaakte kanttekeningen de voordracht. Dank u wel. De heer JAGER: Voorzitter, wat betreft het CDA spelen er vandaag drie zaken: ten eerste, de nieuwe afspraken als beschreven in de voordracht; ten tweede, de kwestie rond de kredietoverschrijding; en tot slot de brief van GS over de uittredingskwestie. Ik wil beginnen met de voordracht. Zowel in de commissievergadering als schriftelijk hebben wij als CDA de vragen die bij ons leven rond de nieuwe afspraken, kunnen stellen. De antwoorden die daarop kwamen zijn niet altijd bevredigend. Dat ligt overigens niet zo zeer aan het College, maar aan de feiten. Toch spelen er nog een aantal punten waarop wij vandaag duidelijkheid willen hebben voordat wij ons finale oordeel kunnen geven over de voordracht. Dit betreft op de eerste plaats de rol van de betrokken gemeenten. Wij hebben een brief gezien van 3 december jl. waarin de gezamenlijke colleges van B en W van Reiderland, Scheemda en Winschoten reageren op de voorliggende voordracht. Uit die brief blijkt dat zij ontevreden zijn over het feit dat zij niet betrokken zijn geweest bij de onderhandelingen tussen de provincie en de Ontwikkelingsmaatschappij. Kan het College aangeven waarom ervoor is gekozen om bilateraal te onderhandelen? Daarnaast wordt in de brief gesteld dat in de afspraken 2 en 3 de provincie ook voor de gemeenten zou kunnen beslissen. Een gegeven waar de gemeenten het niet mee eens zijn. Uit een schriftelijke reactie van GS zou blijken dat die uitleg niet klopt. Kan het College aangeven waar de problemen lagen voor de gemeenten en in hoeverre deze ook daadwerkelijk zijn opgelost? Daarnaast heb ik nog een vraag over die brief. Welke consequenties heeft het dat de gemeenten in hun brief stellen met u, het College van GS, in overleg te willen om in juridische zin nog verdere afspraken te maken over eventuele aanpassingen van de OBS? Ten slotte de belangrijkste vraag over dit punt. Is er absolute duidelijkheid te geven over de benodigde instemming van de gemeenten over de afspraken die nu voorliggen? Voorzitter, met betrekking tot de voordracht heb ik nog twee andere punten. Ten eerste het punt zoals al in de commissie besproken over de 40 te realiseren woningen in Het Dorp. Als CDA-fractie zijn wij van mening dat aan afspraak 12 een termijn moet worden verbonden. Uit de beantwoording van de schriftelijke vragen hierover is gebleken dat de planvorming rond Het Dorp is afgerond, dat de voorbereidingen in een vergevorderd stadium zijn en dat wij met de voorliggende afspraken financieringsmogelijkheden bieden aan de OM om de woningen ook te realiseren. Dan mag het toch voor de Ontwikkelingsmaatschappij geen enkel probleem zijn om aan afspraak 12 een termijn te stellen? Om die reden dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 10 december 2008 ter behandeling van de voordracht inzake een overeenkomst over de Blauwe Stad (voordracht 41/2008) constaterende dat: er geen termijn is gesteld aan het in afspraak 12 van de overeenkomst genoemde bouwen van 40 woningen in Het Dorp door de Ontwikkelingsmaatschappij; de Ontwikkelingsmaatschappij het College van GS heeft medegedeeld dat: de planvorming van deze 40 woningen is afgerond; de bouwaanvraag binnenkort wordt ingediend; begin 2009 deze 40 woningen in de verkoop gaan, overwegende dat: het vastleggen van een termijn de waarde van de te maken afspraak verhoogt, verzoeken het College van GS: in onderhandeling met de Ontwikkelingsmaatschappij in afspraak 12 een termijn op te laten nemen met betrekking tot het realiseren van de 40 woningen in Het Dorp. en gaan over tot de orde van de dag.”
9
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
De motie is ondertekend door de heer Jager. De motie krijgt nummer 1, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer JAGER: Voorzitter, dan het onderzoek in afspraak 15 waar ook collega Moorlag al over sprak. De CDA-fractie vindt dat dit onderzoek serieus de opties in kaart moet brengen die er zijn om het project Blauwe Stad te verbeteren. Wij vinden ook dat Provinciale Staten in de volle breedte van het onderzoek betrokken dient te worden en om die reden dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 10 december 2008 ter behandeling van de voordracht inzake een overeenkomst over de Blauwe Stad (voordracht 41/2008) constaterende dat: in afspraak 15 van de overeenkomst wordt afgesproken een onderzoek te verrichten naar de meest optimale vorm van samenwerking tussen publieke en private partijen; overwegende dat: Provinciale Staten nadrukkelijk hun verantwoordelijkheid willen blijven nemen in de opzet van het project Blauwe Stad; eventuele aanpassingen van de samenwerking alleen gedaan kunnen worden na instemming van Provinciale Staten, verzoeken het College van GS om: 1) op zo kort mogelijke termijn met Provinciale Staten te spreken over de provinciale uitgangspunten van het genoemde onderzoek; 2) de definitieve onderzoeksopzet voor te leggen aan Provinciale Staten; 3) de (tussentijdse) uitkomsten van het onderzoek te bespreken met Provinciale Staten, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Jager. De motie krijgt nummer 2, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer JAGER: Voorzitter, afsluitend met betrekking tot de voordracht nog een vraag en een opmerking. De vraag is de volgende. Zal de concerngarantie van de Koop Holding Europe in de toekomst opnieuw worden gevalideerd? Zo ja, op welke wijze? Ten slotte nog een opmerking over de brief van 9 december jl. als het gaat om de vertrouwelijkheid. Als fractie hebben wij in de laatste commissievergadering om die brief gevraagd. Wij moeten zeggen dat deze brief toch nog weer tot verwarring leidt, omdat ons niet klip-en-klaar is welke informatie nu wel of niet openbaar is. Wij zijn dan ook van mening dat in de toekomst zo veel mogelijk in de openbaarheid besproken kan worden en daar waar er informatie vertrouwelijk gewisseld dient te worden in de ogen van het College, dit op een andere manier kenbaar gemaakt moet worden, want op dit moment is er in onze fractie het gevoelen dat alleen de mensen die bij een vergadering hebben gezeten nog enigszins zicht hebben op welke informatie vertrouwelijk is en welke niet. Deze opmerking wil ik hier toch maken. Op basis van de beantwoording van GS zullen wij overigens in de tweede termijn ons definitieve standpunt innemen met betrekking tot de voordracht. De kredietoverschrijding. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de nagezonden brief. Met het College zijn wij als CDA-fractie van mening dat het College de koninklijke weg bewandelt door alsnog met een voordacht naar de Staten te komen en wij wachten die Statenvoordracht dan ook af. De uittredingskwestie. Met betrekking tot de uittredingskwestie hebben wij twee vragen. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik heb een vraag aan het CDA, namelijk of zij van mening zijn dat ook in toekomstige gevallen bij dit soort overschrijdingen de Staten gevraagd moet worden om zo’n overschrijding te accorderen. De heer JAGER: Wij gaan ervan uit dat het College niet eenmalig de koninklijke weg bewandelt, maar vanaf heden de koninklijke weg zal blijven bewandelen.
10
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer DE VEY MESTDAGH: Dat heeft het College niet gezegd. De heer JAGER: Het College bestaat al meer dan 100 jaar als orgaan in deze provincie, zij het niet in deze samenstelling. Het is dan misschien wel koninklijk te noemen. De heer MOORLAG: Voorzitter, de koninklijke weg blijven bewandelen ... Wij hebben nu een brief van het College gehad met een accountantsverklaring erbij. Ik stel de vraag aan de heer Jager dat hij toch niet verlangt dat bij elke overschrijding van bijvoorbeeld een aanbesteding van een weg, het College een uitvoerige brief moet gaan schrijven met een accountantsverklaring erbij? Ik zie dat de heer Bleker u het antwoord al enigszins souffleert. De heer JAGER: Volgens mij heb ik net als antwoord gegeven dat wij als CDA-fractie van mening zijn dat op dit dossier het College de koninklijke weg zal blijven bewandelen. Mochten er in de toekomst andere overschrijdingen plaatsvinden, dienen wij op dat moment door het College te worden geïnformeerd en via een voordracht om instemming te worden gevraagd. Nadrukkelijk betreft het dit dossier. De heer MOORLAG: Het is helder. Mijn zorgen over een ongewenst precedent in brede zin is daarmee weggenomen. De heer JAGER: Het is mooi dat ik uw zorgen heb kunnen wegnemen. De uittredingskwestie. Wij hebben dus twee vragen in deze eerste termijn. 1) Wil het College aangeven welke waarde zij hecht aan de uitlatingen van de NOS in de uitzending van het journaal van afgelopen zaterdag met betrekking tot deze kwestie? 2) Welke concrete juridische stappen gaat het College ondernemen om volstrekt helder te krijgen hoe het nu zit met de gesloten overeenkomst tussen de private partijen? Tot zover, voorzitter. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik ben bang dat ik moet aankondigen dat ik over mijn 10 minuten heen moet gaan, al was het maar vanwege de forse hoeveelheid extra informatie die de laatste dagen bij ons is binnengekomen. Wij staan alweer hier achter deze katheder en wij hebben het alweer over tegenvallende ontwikkelingen rond de Blauwe Stad. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik vraag mij af waarom de heer Swagerman zoveel spreektijd nodig heeft. Hij heeft zijn conclusie toch al lang getrokken? De heer SWAGERMAN: Voorzitter, wij houden van het beargumenteren van conclusies. Graag wil ik dan ook uitgebreid toelichten waarom wij de conclusie hebben getrokken die hierna uiteengezet zal worden. Er zijn al diverse vergaderingen belegd over de Blauwe Stad, zowel in de openbaarheid als in de beslotenheid. Als dit onderwerp niet zo ernstig was, zou je het bijna een soap kunnen noemen. Die soap rond de Blauwe Stad bestaat al en die heeft ook al wat geld gekost. Dus laten we dat niet doen. We hebben hier te maken met een voordracht die geacht wordt de problemen rond de financiering van de Blauwe Stad op te lossen. Voorzitter, de SP heeft zo haar vraagtekens bij het probleemoplossend vermogen van deze voordracht en het zal u niet verbazen dat wij deze niet zullen steunen. Waar begeven wij ons in? Hoeveel zekerheden en onzekerheden zitten er in deze voordracht? Over welke termijnen hebben we het en wat zouden de mogelijk verstrekkende gevolgen kunnen zijn voor de gehele provincie Groningen? Naast het gebrek aan toezicht door het College en het tekortschieten van de informatie aan de Staten zijn de problemen die de SP heeft met de ontwikkelingen van de laatste maanden gelegen in een vijftal principiële punten: 1) Het overschrijden van het maximum van het krediet van € 90 miljoen; 2) Het verder moeten met nog slechts één private partner Geveke; 3) De kaveloverdrachten en de daarmee samenhangende hypotheken; 4) Het uittreden van de overige twee private partijen BAM en Ballast Nedam en de zogenaamde verplichte afname van 200 kavels; 5) De toenemende hoeveelheid vergaderingen in vertrouwelijkheid. Ik zal hier puntsgewijs op ingaan, zodat iedereen het kan volgen.
11
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Gedeputeerde Calon heeft meermaals klip-en-klaar aangegeven dat ook voor hem gold dat de € 90 miljoen niet overschreden mocht worden. Hij heeft meerdere malen mijn naam genoemd ten teken dat hij dat onderschreef. Op dit moment staan de teller minimaal op € 95 miljoen en dat blijkbaar zonder toestemming van de Staten, want zo stellig is naar de mening van de SP de accountant er ook weer niet over dat dit niet noodzakelijk zou zijn. Bovendien hebben de Staten voor alle eerdere verhogingen van de kredietgarantie keurig een voordracht gezien en in meerderheid goedgekeurd. Bijzonder is daarbij ook dat de private partij nu een overschrijding van de kredieten dekt via een concerngarantie. Wat kan daar toch de reden voor zijn? Dit alles overziend is gedeputeerde Calon wel erg ongeloofwaardig geworden en dan nu nog het feit dat de PvdA en het CDA hem de door hen al bijna omarmde koninklijke mogelijkheid bieden om daarover middels een nieuwe voordracht te mogen stemmen, is een gotspe! Immers, als de voordracht van vandaag wordt geaccordeerd, kun je er niet meer onderuit. Het zit al in de concerngarantie en daar gaan wij mee akkoord als wij die voordracht goedkeuren. Waar wilt u dan nog over stemmen? Die € 5 miljoen wordt al gedekt. Voorzitter, de concerngarantie, ook zoiets. Die concerngarantie is geheim, zo hebben we kunnen lezen in de laatste brief, maar in de beantwoording van de vragen van de heer Van der Ploeg is al gezegd dat € 5 miljoen gedekt gaat worden middels die concerngarantie. Er is dus al minimaal een deel van de concerngarantie in de openbaarheid gekomen. Een beetje slimme rekenaar, kijkend naar hypotheekaktes en naar de verplichtingen, kan al snel uitrekenen hoeveel die concerngarantie ongeveer zal bedragen. Ik kan u ook een bedrag noemen, maar laat ik het niet doen, want, wie weet, raad ik het goed en dan heb ik een probleem, want de hoogte daarvan moet geheim zijn. Voorzitter, de voordracht heeft vele vragen doen oproepen van alle mogelijke fracties die in de commissie Bestuur en Financiën min of meer zijn behandeld. Het CDA heeft met name ook nog de nodige schriftelijke vragen gesteld en de beantwoording daarvan levert voor de SP-fractie een verontrustend beeld op. We willen enkele zaken noemen. De Raad van Commissarissen van Koop Holding Europe BV heeft aangegeven dat de afgegeven concerngarantie een absoluut maximum heeft en dat deze niet wordt verhoogd op enig later tijdstip. Een tweede punt. De vestiging van Koop Holding Europe BV is in principe als De Oude Stad BVBA gevestigd te Antwerpen als het om de aansprakelijkheid gaat. Dat deze vennootschap, na onderzoek van de provincie, daadwerkelijk actief is en de andere vennootschappen blijkbaar niet, is voor de SP bepaald geen geruststelling. Veel vragen worden afgedaan met uitspraken dat niemand en dus ook niet het College van GS, met zekerheid iets kan zeggen over ontwikkelingen in bedrijven of over de huidige crisis. Op zich klopt dat natuurlijk, maar daarom moet je wel zo veel mogelijk opties bekijken en die proberen open te houden waar je dat wilt. Vandaag stond bijvoorbeeld in de krant dat de firma Heijmans grote problemen heeft en dat de nodige ontslagen gaan plaatsvinden. Waarom zou Koop/Geveke daar niet vatbaar voor zijn? Ook stond in de krant dat BAM en Ballast Nedam op dit moment heel hard bezig zijn om hun bedrijf overeind te houden en daarom misschien eerder hebben bedacht om uit de Blauwe Stad te stappen. Het zijn valide redeneringen voor bedrijven waar zij zich zeker bezig mee moeten houden, omdat zij ook verantwoordelijk zijn voor de werkgelegenheid binnen hun bedrijven. Wat wij ook niet begrijpen is dat in de nieuwe overeenkomst ook nog eens aan Koop gerelateerde bedrijven die eventueel mee zouden willen doen, een korting wordt gegeven van 5%. Wij noemen dat een leuk cadeautje. De SP-fractie heeft tijdens de vergadering van de commissie Bestuur en Financiën een behoorlijk aantal vragen gesteld rond de akten van overdracht van diverse kavels aan de OM en de daarmee samenhangende hypotheekaktes. Op dat moment zijn weinig van onze vragen beantwoord en wij vonden dat verbazingwekkend. Omtrent de kavels die zijn ingebracht is in ieder geval bij twee kavels geen enkele opmerking gemaakt over de betaling van die kavels. De SP-fractie heeft aangegeven dat dit mogelijk via een niet openbare onderhandse akte is geregeld. Om aan alle onzekerheid hierover een einde te maken zou de SP-fractie graag zien dat de bewijzen van betaling worden overgelegd. Als dit niet gebeurt, kunnen wij niet anders dan aannemen dat de betreffende kavels om niet zijn ingebracht om vervolgens verhypothekeerd te worden. Een onaanvaardbaar cadeautje en, naar de mening van de SP, onacceptabel. Als er mogelijk een situatie van financieel onvermogen ontstaat, waardoor de hypotheekgever – in dit geval de ABN AMRO – de kavels gaat opeisen, ontstaat de mogelijkheid dat wordt overgegaan tot verkleining van kavels en dus zal er, daarmee samenhangend, goedkoper worden gebouwd. Dit is voor de SP een niet geheel denkbeeldige optie, gegeven de huidige crisis, waarin meerdere bouwondernemingen onder druk staan. Als dit gebeurt, komt de totale woningbouwplanning en de financiële huishouding van vele gemeenten in de provincie Groningen onder grote druk te staan. Het gaat dan niet alleen om de toekomstige gemeente Oldambt die nu ook al zijn verontrusting heeft uitgesproken over de ontwikkelingen, maar om alle aanpalende gemeenten en misschien wel om alle gemeenten in de provincie. De mening van de SP wordt nog eens stevig bevestigd nu het monitoringsysteem openbaar is geworden. Van twee-onder-een-kappers en eventuele projectmatige bouw worden omliggende
12
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 gemeenten op zijn zachtst gezegd, niet blij. Gaan we dan nog bouwen in het hoogste segment, zoals wordt gemeld? Zouden twee-onder-een-kappers en projectmatige bouw geen concurrentie opleveren voor de omliggende gemeenten? En aan welk bedrag wordt dit dan gekoppeld? Vandaag lazen we in de krant dat Harry Mens een Vinexwijk voorspelde en ik las ook dat de gedeputeerde aangeeft dat dit nu niet bepaald zijn bedoeling is en dat hij ernaar zal streven dit niet te gaan doen. Alleen ... De heer CALON (gedeputeerde): Heeft u ook in de krant gelezen wat Harry Mens van Koop vond? De heer SWAGERMAN: Daar kom ik mogelijk in een later stadium ook nog wel even op. Voorzitter, dit kan de SP niet toestaan en daar zouden ook de Staten niet voor moeten zijn. Ik ben vooral nieuwsgierig hoe de PvdA gaat uitleggen aan hun burgemeesters en wethouders in gemeenten als Pekela, Bellingwedde en Delfzijl, dat zij akkoord gaat met een voordracht waar een overeenkomst achterhangt die dit mogelijk tot gevolg heeft. Dan hebben we de voortslepende discussie of de uitgetreden partijen BAM en Ballast Nedam nu wel of niet verplicht zijn om kavels af te nemen. Met betrekking tot Ballast Nedam het volgende. We laten gisteravond op de GS-besluitenlijst dat er een opdracht is verleend voor onderzoek naar de haalbaarheid van de spoorlijn Veendam-Stadskanaal aan een consortium waar dezelfde Ballast Nedam bij betrokken is. Was het geen idee om daar een ander voor aan te zoeken? Dit om op die wijze een signaal af te geven? Is er überhaupt gesproken met Ballast Nedam over enige voorwaarden voor deelname aan dit onderzoek in samenhang met de gebeurtenissen in de Blauwe Stad? De heer BLEKER: Ze zijn nog niet uitgetreden, meneer Swagerman. De heer SWAGERMAN: Ja, maar wat niet is, kan nog komen. U noemt een slecht voorbeeld. Over de kavelafname is een welles-nietes spelletje ontstaan tussen gedeputeerde Calon en genoemde partijen. Wie er gelijk heeft, wordt dan wel voor de rechter uitgevochten en dat zien we dan wel. Naar de mening van de SP ligt de principiële fout hier omtrent in de afgesproken PPS-constructie waar de Ontwikkelingsmaatschappij een entiteit is van de private partijen en waar de provincie dus geen enkele invloed op heeft. Het getuigt dan bepaald van naïviteit als het College meent dat zij netjes geïnformeerd had moeten worden over wat daar allemaal gebeurt. Dat de heer Schrikkema dan ook nog in de commissievergadering aangeeft dat er geruchten zijn dat Koop eventueel wel zou betalen aan de uitgetreden partijen bij afname, zegt ook veel, zo niet alles over de opzet van de OM. Zo werkt dat bij bedrijven, meneer Schrikkema en gedeputeerde Calon. Hun belang is daar afgedekt en daar hebben wij niets over te zeggen. Zij komen op voor hun belang. Voorzitter, de gedeputeerde is door het stof gegaan en heeft uitgebreid zijn excuses aangeboden voor het feit dat het hem allemaal ontgaan is. Opeens meldt vervolgens het journaal van 6 december dat men daar inzage heeft gehad in het document waaruit blijkt dat de verplichting tot afname bestaat. Onze vraag is: welk document is dat? Heeft de gedeputeerde dit document ook ingezien en wel al dan niet samen met zijn advocaat? Dat was immers een voorwaarde van hem. De Staten, zo constateren wij, hebben dat document in ieder geval niet gezien. Wat betreft de SP is de kous daarmee niet af en zeker niet als alle andere punten ook nog eens worden meegenomen. Wij dienen daarom de volgende motie van wantrouwen in. De VOORZITTER: De motie luidt aldus. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, gelezen: de brief van Gedeputeerde Staten, d.d. 21 november 2008 (nr. 2008-66194) betreffende de Blauwe Stad en de uittredingskwestie OM; de voordracht van Gedeputeerde Staten (nr. 41/2008) inzake een overeenkomst over Blauwe Stad; gehoord: de beraadslaging met betrekking tot voornoemde stukken; constaterend dat: het College van GS heeft nagelaten toe te zien op de naleving van de door de Provinciale Staten gestelde voorwaarden met betrekking tot de uittreding van BAM en Ballast Nedam uit de OM De Blauwe Stad BV/CV;
13
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 -
het College van GS Provinciale Staten onjuist, onvolledig dan wel ontijdig heeft geïnformeerd over voornoemde nalatigheid; het College van GS, zonder goedkeuring door Provinciale Staten, het door Provinciale Staten beschikbaar gestelde voorfinancieringskrediet van maximaal € 90.000.000 heeft overschreden;
overwegend dat: met voornoemde constateringen de vertrouwensrelatie tussen het College van GS en Provinciale Staten en in het bijzonder tussen gedeputeerde Calon, als verantwoordelijk portefeuillehouder, en Provinciale Staten is geschonden; besluiten: het vertrouwen op te zeggen in gedeputeerde Calon, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman. De motie krijgt nummer 3, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, als stimulans, voor zover u dat mee moet laten wegen, want daarbij is voorzichtigheid geboden, de uitslag op RTV Noord van een publieksonderzoek dat 73% van de 500 stemmers vond dat de gedeputeerde op zou moeten stappen, is misschien niet geheel verbazingwekkend. De gedeputeerde heeft daarover als iets gezegd tijdens een interview op de TV en mijn vraag aan de gedeputeerde luidt of hij er nog iets anders over heeft op te merken dan dat dit allemaal van de vraagstelling af heeft gehangen. De SP heeft aangegeven dat er een einde moet komen aan de toenemende hoeveelheid vertrouwelijke vergaderingen met betrekking tot de Blauwe Stad en de ontwikkelingen inzake Meerstad. De SP zal daar dan ook niet meer bij aanwezig zijn. Wij vinden dat er zo langzamerhand openbaarheid moet komen over de handel en wandel van het College van GS èn de private partijen. Dit om op die manier een einde te maken aan de ongelijkheid in de informatievoorziening tussen de partneroverheden provincie en gemeenten en dan met name de organen die de democratische controle moeten uitoefenen, de Provinciale Staten en de gemeenteraden. Daarnaast heeft de burger van Groningen er recht op om te kunnen zien wat er met zijn belastingcenten gebeurt. Voorzitter, uiteraard vindt ook de SP dat de voor de nu geïnvesteerde kredieten ook goede dingen zijn gebeurd. Met name hebben de onderliggende gemeenten een groot meer met stranden en andere toeristische voorzieningen voor de deur en de uitstraling daarvan is alleen maar positief. Ook de SP is er uiteraard geen voorstander van dat we zomaar € 90.000.000 gaan weggooien, maar dat is iets anders als het steunen van de voorliggende voordracht. Er staat naar onze mening één goede zaak in de voordracht en dat is het onderzoek dat gepleegd gaat worden naar andere samenwerkingsmogelijkheden rond de Blauwe Stad. De inschatting van de SP is dat, indien de voordracht wel wordt aangenomen, deze tot maximaal een half jaar voldoende geld zal genereren, we vervolgens weer met dezelfde partijen en dezelfde problemen komen te zitten. Wij weten al dat het Koop-concern daar een streep zal trekken, aangezien de concerngarantie, wat hen betreft, een maximum heeft. Dan lopen we het risico of sterker nog, dan weten we zeker dat het financieel nog veel meer uit de hand gaat lopen voor de provincie. De SP stelt dan ook voor dat het onderzoek zo spoedig mogelijk, bij voorkeur per 1 januari 2009, maar uiterlijk per 1 februari 2009, wordt uitgevoerd door een onafhankelijke instantie die in geen enkel geval eerder betrokken is geweest bij de Blauwe Stad waarbij ook Provinciale Staten haar inbreng kan hebben en controle kan uitoefenen. Wij dienen daarom een motie in. De VOORZITTER: Deze motie luidt aldus. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, gelezen: de brief van Gedeputeerde Staten, d.d. 21 november 2008 (nr. 2008-66194) betreffende de Blauwe Stad en de uittredingskwestie OM; de voordracht van Gedeputeerde Staten (nr. 41/2008) inzake een overeenkomst over Blauwe Stad;
14
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 gehoord: de beraadslaging met betrekking tot voornoemde stukken; constaterend dat: het College van GS in de voordracht het voorstel doet om in 2009 een onderzoek te doen zoals aangegeven op pagina 5 van de voordracht (15); overwegend dat: dit onderzoek te vrijblijvend is en mogelijk te laat wordt ingezet en onvoldoende punten van onderzoek bevat; verzoeken: het onderzoek zo snel mogelijk, dat wil zeggen per 1 januari 2009 dan wel uiterlijk per 1 februari 2009, te laten aanvangen; onderzoek te doen naar: de meest optimale vorm van samenwerking tussen publieke en private partijen met als belangrijkste onderwerpen: transparantie, financierbaarheid, behoud van kwaliteit en continuïteit van het project; het eventueel betrekken van andere private of publieke partijen; de volledige overname van het project door een of meerdere partijen, zowel publiek als privaat; Provinciale Staten direct te betrekken bij de specifieke vraagstelling en opzet van het onderzoek; de resultaten van het onderzoek binnen uiterlijk 3 maanden na aanvang van het onderzoek in volledige openbaarheid te presenteren aan en te bespreken met Provinciale Staten, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman. De motie krijgt nummer 4, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, wij verwachten dan ook dat, indien de motie wordt aangenomen, de voordracht verder wordt aangehouden en bij voorkeur ingetrokken. Wij realiseren ons dat het wachten op het resultaat van dit onderzoek geld kost. Het lijkt ons dat dit alleszins op zal wegen tegen de hoog oplopende kosten die we eventueel over een half jaar gaan krijgen als blijkt dat het onderzoek aangeeft wat we hadden moeten doen voordat het geld verdwijnt. Voorzitter, zoals ik al aan het begin heb gezegd – en dan nu, mag ik hopen, goed beargumenteerd, maar het moet nog blijken of de PvdA dat ook vindt – gaat de SP niet akkoord met deze voordracht. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik heb twee vragen voor de heer Swagerman. De ene vraag raakt ook de orde. Mijn eerste vraag luidt of de SP beantwoording van de vragen door het College überhaupt nog op prijs stelt, als op dit moment al het oordeel wordt uitgesproken dat er geen vertrouwen meer in het College bestaat. Die conclusie is door de SP al getrokken. De heer SWAGERMAN: De conclusie is getrokken dat de verantwoordelijke gedeputeerde, wat ons betreft, te veel fouten heeft gemaakt op dit dossier en daarom niet langer aan kan blijven. Wij verwachten dat het College dat, als er een gedeputeerde verdwijnt, niet stil gaat zitten en dat actie wordt ondernomen, welke samenstelling het College daarna ook kent. De heer MOORLAG: Maar is het niet zo dat in een debat een College verantwoordelijkheid heeft af te leggen en vragen heeft te beantwoorden, waarna pas conclusies kunnen worden getrokken? Is het niet wat weinig zindelijk om eerst de conclusie te trekken en dan pas de vragen beantwoord te krijgen? De heer SWAGERMAN: Er zijn de afgelopen jaren rond de Blauwe Stad allerlei discussies gevoerd in de beslotenheid en in de openbaarheid. De hele operatie die uiteindelijk leidt tot waar wij het nu over hebben, leidt bij de SP tot de conclusie dat de positie van de gedeputeerde onhoudbaar is. Dat is niet onzindelijk om dat nu te concluderen, want er is nogal wat aan vooraf gegaan.
15
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer MOORLAG: Daarmee wordt toch om mijn vraag heengegaan. Mijn vraag was of het niet de juiste volgorde is dat eerst de vragen worden beantwoord en dat verantwoording wordt afgelegd en dat pas daarna conclusies worden getrokken. Is dat niet de zindelijke weg? De heer SWAGERMAN: Als je vindt dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid hier wordt afgelegd over de 12 vragen die tot nu toe worden gesteld, zou u gelijk kunnen hebben. Maar, zoals ik al aangaf, het gaat om een gedurende jaren opgebouwd dossier, waarin continu zaken blijken te gebeuren, waarbij het College achter de realiteit aanloopt met een blinde plek voor de ogen, want het is een project dat absoluut moet slagen. Ik verwijs u maar even naar de Zuiderzeelijn waarbij hetzelfde is gebeurd. Het College en ook de PvdA omarmen dit soort grote ideeën op een dusdanige manier dat je op een gegeven moment niet meer terug kunt. Ik heb aangegeven dat als er 90 miljoen euro risico wordt gelopen, wij dat ook niet zo maar overboord gooien. Er zijn eerder stadia geweest waarin ingegrepen had kunnen worden. Het krediet was eerst nog maar 45 miljoen gulden, later werd het 70 miljoen gulden en het werd 90 miljoen euro. U heeft op eerdere momenten keurig ingestemd. Dit heeft alles te maken met de verantwoording die wij vragen. De heer MOORLAG: Bij mij bekruipt het gevoel dat de heer Swagerman toch wat om de hete brij heen draait. Mijn vraag had zuiver betrekking op de volgordelijkheid en niet op de Zuiderzeelijn en dergelijke. Maar goed, het zij zo. Het tweede punt dat ik de heer Swagerman wil voorleggen is het volgende. Stel nu, meneer Swagerman, uw motie wordt hier unaniem aangenomen. Het hele College pakt de tas, ruimt het veld en er komt een College met de SP en de SP krijgt het op dit dossier voor het zeggen. Mijn punt is dat ik de SP allerlei bezwaren heb horen ventileren tegen het project, maar hoe zou de SP het dan aanpakken? Wat is het geloofwaardige alternatief van de SP? De heer SWAGERMAN: Ik denk dat wij met de motie over het onderzoek al een voorzet hebben gegeven om te kijken waar die oplossing vandaan kan komen. De deskundigheid van Staten in zijn totaliteit niet hebben, dus inclusief de SP, om tot een onderzoek te komen als hier wordt gevraagd, is niet aanwezig. Wij hebben daarvoor dan een instantie nodig die dat wel kan. Dit net zoals het College instanties heeft ingeschakeld, zoals Simmons en Simmons. Dat zijn mensen die geacht worden daar verstand van te hebben, komen tot een bepaalde conclusie. Wij willen dat een en ander wordt uitgezocht. Wij willen ook dat, gezien het risico voor de gehele provincie, het woningbouwbeleid en de daarmee verbonden financiële risico’s voor de omliggende gemeenten, er een groot provinciebreed plan moet komen, waarin eindelijk nagegaan wordt wat er gebeurt als het zwartste scenario werkelijkheid dreigt te worden. Wat heeft dat voor impact op die gemeenten? Wat kunnen zij nog wel en wat niet bouwen? Welke inkomsten kunnen zij daar al dan niet mee genereren? Dat is volledig uit het oog geraakt. U praat ook alleen maar over de Blauwe Stad en u weigert blijkbaar over die grenzen te kijken. Wij gaan in deze Staten niet alleen over de Blauwe Stad, maar wij gaan over de gehele provincie en we moeten dus meenemen wat er mogelijk fout zou kunnen gaan. Wij denken dat er een heel groot risico is dat dit niet goed uitpakt. Ik heb diverse argumenten gegeven waarom dat zo is en wij willen dat het anders gaat, dat het in overleg gaat, zodat je over de Blauwe Stad heen met de gemeenten gaat praten als je die € 90 miljoen wilt redden en de provincie niet wilt opblazen. De heer MOORLAG: Is mijn indruk juist dat de SP zelfs nog geen begin van een idee heeft waar het naar toe moet en een onderzoek nodig heeft om dat idee te krijgen? De heer SWAGERMAN: Die rekening ligt bij de heer Moorlag en ik acht mij daardoor niet aangesproken. De VOORZITTER: Dan zijn we bij de fractie van de VVD, de heer Luitjens. De heer LUITJENS: Voorzitter, ik heb er wel rekening mee gehouden dat we een spreektijdlimiet met elkaar hebben afgesproken. Het agendapunt Blauwe Stad valt uiteen in twee delen, namelijk de perikelen rond de uittreding van BAM en Ballast Nedam uit de Ontwikkelingsmaatschappij en het voorstel voor een nieuwe overeenkomst van de provincie met diezelfde Ontwikkelingsmaatschappij. Er is in de afgelopen maanden veel over deze onderwerpen gesproken in deze zaal. Vooraf wil ik opmerken dat de VVD-fractie van mening is dat de Blauwe Stad een belangrijk project is voor het gebied en de provincie. De perikelen rond de uittreding, de uittredingskwestie heb ik al eens eerder aangeduid met het woord de ‘zeperd’. Twee bouwers treden uit en de provincie legt dienaangaande volgens
16
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 contractvoorwaarden verplichtingen op om 200 kavels af te nemen en vervolgens blijkt de provincie niet te kunnen verifiëren of zij zijn doorvertaald door dezelfde Ontwikkelingsmaatschappij. Dat leverde bij mij verbijstering op en teleurstelling. Het NOS-journaal van afgelopen zaterdag meldt dan opeens dat het wel goed zit, omdat men inzage heeft gehad. Alhoewel mijn fractie haar standpunt rond geheimhouding en vertrouwelijkheid het afgelopen jaar duidelijk kenbaar heeft gemaakt, had deze informatie die is aangehaald door het NOS-journaal, vandaag op zijn minst vertrouwelijk in de Statenkast moeten liggen. Hoezo controlerende rol van de Staten? In ons geval, de financiering van publieke investeringen, is er een juridische procedure voor nodig! De grip kwijt, terwijl de provincie recent ook nog geïnvesteerd heeft in extra deskundigheid op het gebied van de vastgoedontwikkeling om in dit soort projecten nog beter beslagen ten ijs te verschijnen. Bovendien wetende dat het onderwerp politiek gevoelig ligt door de discussie die er meerdere keren over is gevoerd. En dan de Staten verzuimen te informeren over deze ontwikkelingen?! Het gevolg is ook nog dat er veel publiciteit aan is gewijd dat het imago van het project geen goed doet. Dit project, een voorbeeld voor nationale gebiedsontwikkeling met dienaangaande koninklijke waardering in mei 2005. En nu dit onder de verantwoordelijkheid van gedeputeerde Calon. De VVD-fractie tilt er zwaar aan. Daarbij komt het punt dat de heer Van der Ploeg meerdere malen heeft opgevoerd, namelijk de rol van de Staten: budgetrecht bij het verhogen van het investeringskrediet van € 90 miljoen voor de publieke investeringen als gevolg van contractuele voorwaarden. GS reageerden hierop in de afgelopen twee dagen met de aankondiging van een voordracht. Dus toch, de koninklijke weg. Er werd zelfs een verklaring van de accountant toegevoegd die naar twee kanten is uit te leggen. En, voorzitter, de voorafgaande ophoging van het krediet is wel door de Staten geaccordeerd. Na een veelheid aan feiten komt dan de politieke afweging met inachtneming van de aangeboden excuses in de commissie en de verrichtingen in het verleden. De conclusie van de VVDfractie is na lang wikken en wegen dat het vertrouwen weg is. Voorzitter, dit leidt er dan toe dat mijn fractie in dit democratisch proces de motie van de SP zal ondersteunen. Na dit oordeel over het proces inzake de ontwikkelingen van de Blauwe Stad, kom ik bij de inhoud van de nieuwe overeenkomst van de provincie met de Blauwe Stad. Ik heb al gezegd dat dit project belangrijk is en dat het door zou moeten kunnen gaan volgens het ingezette concept op grond waarvan er nu al bewoners zijn, maar dat dient niet tegen elke prijs dient te verlopen. De VVD-fractie realiseert zich nu – was het niet gedeputeerde Calon die eens zei dat de provincie geen enkel risico liep – dat de Blauwe Stad voor de provincie risico met zich meebrengt en dat is voor ons het vertrekpunt. De nieuwe risicopositie moet, wat ons betreft, gelijk blijven. Het gaat dan om het zogenaamde faseverschil. Over de veranderingen in de overeenkomst is veel feitelijke informatie verschaft. Feitelijke informatie die de VVD-fractie tot de conclusie brengt dat de risicopositie gelijk blijft door de voorgestelde extra werking van de concerngarantie van Koop Europe Holding en het pandrecht. Tevens zijn levering en betaling strakker vastgelegd. Ook is er veel over de ‘fuik’ gesproken. Wanneer staat de provincie weer voor dit dilemma? Onze opvatting is dat een project als dit nooit volledig voorspelbaar is. Je moet kijken naar de alternatieven op dit moment en dan is dit alternatief onder deze omstandigheden het beste. Zo lang de provincie maar grond onder de voeten / in bezit houdt, want dat houdt waarde, maar het voelt niet goed dat we nu niet weten hoe de uittreding is geregeld door de OM, terwijl er nu wel een nieuwe overeenkomst door de OM gesloten gaat worden. Het niet bindende onderzoek volgens art. 15 van de nieuwe overeenkomst naar vormen van samenwerking vinden wij van groot belang. Bij voorkeur moet dat onderzoek in 2009 afgerond worden met betrokkenheid van de Staten. Zowel de SP als het CDA hebben hierover een motie ingediend. De 40 woningen die gerealiseerd gaan worden in Het Dorp. Het verbaast ons dat daarvoor geen termijn is overeengekomen. Ik kom tot een afronding met betrekking tot het standpunt van de VVD over de nieuwe overeenkomst. Mijn fractie heeft een positieve houding tegenover het voorstel, alhoewel ik nog een aantal vragen en opmerkingen heb neergelegd. De heer MOORLAG: Begrijp ik het goed dat de VVD de uitkomst van de onderhandelingen aanvaardbaar vindt? De heer LUITJENS: Ik heb heel duidelijk het proces en de inhoud van de overeenkomst van elkaar gescheiden en ik heb gezegd dat mijn fractie een positieve houding heeft tegenover de nieuwe overeenkomst en dat ik een aantal punten heb neergelegd.
17
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer MOORLAG: Dat brengt mij eerlijk gezegd toch wat in verwarring en het sterkt mij in mijn beeld, want toen ik afgelopen zaterdag de uitzending van RTV Noord zag, was mijn eerste gedachte: “Ook gij, Eisse!” Daarna rees de vraag of de lijn en de stijl Haasken in de VVD-fractie dominant is geworden ten koste van de lijn en de stijl Luitjens. Begrijp ik het goed dat er uiteindelijk een compromis is gevonden door het proces af te keuren en de inhoud van het resultaat goed te keuren? De heer LUITJENS: Ik heb in mijn bijdrage het oordeel over het proces gegeven en ik heb u zojuist verteld wat ons oordeel is over de nieuwe overeenkomst is. De heer MOORLAG: Dat is volstrekt duidelijk. De heer LUITJENS: Ja, dat denk ik ook! De heer SWAGERMAN: De heer Moorlag is vergeten op te merken dat de VVD ook al voorafgaand aan deze zitting, namelijk afgelopen zaterdag, heeft geconcludeerd dat deze gedeputeerde moet vertrekken. Ik wil de VVD daar een compliment over maken. De heer LUITJENS: Ja en ik heb dat hier herhaald. Dat betreft het proces. De VOORZITTER: Dan is nu de beurt aan de heer Staghouwer van de fractie van de ChristenUnie. De heer STAGHOUWER: Meneer de voorzitter, discussie in de Staten over de Blauwe Stad en dat op een wel heel ongelukkig moment. Blauwe Stad, waar we nu al een groot aantal jaren mee bezig zijn, als uitgangspunt gekozen om braakliggende landbouwgronden een hoogwaardig leefklimaat te geven. Een prima uitgangspunt waar we als Staten in 2001 uiteindelijk ‘ja’ tegen hebben gezegd. We moeten nu constateren dat er ook wat is gerealiseerd. Er is fors geïnvesteerd om dit project tot een succes te maken. Maar liefst € 90.000.000 is in eerste instantie beschikbaar gesteld. Een fors bedrag, maar daar heb je dan ook wat voor. Als we kijken naar de uitvoering van het project moeten we constateren dat er uitvoering is gegeven aan de door de Staten geformuleerde voorwaarden. Het project is, wat infrastructuur betreft, nagenoeg klaar. Alleen aan de randen van het project wordt hier en daar nog gesleuteld, zoals nu uitvoering wordt gegeven aan de ontsluiting. Ik doel hiermee op het project ‘Blauwe Roos’. Hoe komt het nu dat we op dit moment uitgebreid over dit onderwerp moeten discussiëren? We moeten toch kunnen verwachten dat een overeenkomst die gesloten is met partijen voldoende dekking biedt om uitvoering te geven aan een gezamenlijk afspraak? Blijkbaar is dat niet het geval. Hierover zijn wij als fractie teleurgesteld. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik hoor de heer Staghouwer het bedrag van € 90 miljoen noemen en tegelijkertijd ook de Blauwe Roos en dat dit zo’n fantastisch onderdeel is van het plan. U realiseert zich intussen wel dat die € 90 miljoen geen € 90 miljoen meer is en dat die Blauwe Roos ruim € 1 miljoen meer heeft gekost dan oorspronkelijk de bedoeling was? Hiermee heeft u ook ingestemd. U heeft dus met een forse overschrijding ingestemd. Kunt u dat toegeven? De heer STAGHOUWER: Ja, meneer Swagerman! Ik heb net al mijn teleurstelling uitgesproken. Wij moeten concluderen dat afspraken blijkbaar voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn en in extensie niet zo hard zijn als ze zouden moeten zijn. Moeten we hieruit de conclusie trekken dat de gesloten overeenkomst niet juist is, of moeten we concluderen dat afspraken om verschillende redenen anders geïnterpreteerd worden? Wij krijgen de indruk dat dit laatste het geval is. Vorig jaar werden we geconfronteerd met de mededeling dat twee van de drie marktpartijen uit de Ontwikkelingsmaatschappij wilden stappen. Een vreemde zaak. Je gaat toch een overeenkomst aan om iets te ontwikkelen? Dan moet het toch niet zo zijn dat bij de eerste beste tegenwind je van de overeenkomst af kan? Blijkbaar kon dit wel. Wij hebben als Staten niets te zeggen over de overeenkomst Ontwikkelingsmaatschappij De Blauwe Stad en de marktpartijen. Dat is maar weer eens duidelijk gebleken. Het is natuurlijk de vraag of we dit zouden moeten willen. Inrichten en ontwikkelen van het landschap moet je overlaten aan de overheid en een commerciële invulling moet je overlaten aan marktpartijen. Dat je deze situatie goed moet borgen is evident. Een duidelijk regiefunctie is hiervoor vereist. Dit is naar ons inzicht een duidelijke taak voor het College. Als dan in de loop van de tijd zich een situatie voordoet dat er partijen zijn die van hun overeenkomst afwillen, roept dat vragen op. Dat betekent naar ons inzicht niet dat als partijen van de overeenkomst afwillen, er geen verantwoordelijkheid meer is. Gedeputeerde Calon heeft ons altijd voorgehouden dat uittredende partijen verantwoordelijk blijven voor de invulling van de 200
18
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 kavels. Dat zou een keiharde eis zijn die tussen partijen was afgesproken. De gedeputeerde heeft ons vorige week duidelijk gemaakt dat hij deze eis niet zwart op wit heeft. Wat schetst onze verbazing toen wij afgelopen zaterdag het NOS-journaal zagen? Dat de journalist wist te melden dat hij de overeenkomst heeft ingezien en dat de eis van 200 kavels wel duidelijk staat omschreven. U begrijpt, voorzitter, dat wij uiterst verbaasd waren. Hoe is het toch mogelijk dat partijen zo ver uit elkaar zijn gedreven dat een overeenkomst niet met elkaar op een juiste wijze gedeeld kan worden! Is er nog wel een vertrouwensrelatie om met elkaar zaken te doen? De gedeputeerde heeft ons een aantal malen uitdrukkelijk zijn excuses aangeboden voor het feit dat hij niet alert genoeg is geweest om ons op de juiste wijze te informeren over de hardheid van de afspraken over de 200 kavels. Wij concluderen dat het jammer is dat wij niet eerder op de hoogte waren van dit feit. Wij begrijpen ook niet dat deze gedeputeerde die toch een groot politiek gevoel heeft, dit kan laten gebeuren, maar, wat ons betreft, is het met aanbieden van zijn verontschuldigingen hiermee de kous af. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik hoor een wat jojoënd verhaal over overeenkomsten die zijn afgesloten, over verantwoordelijkheden die bedrijven op zich hebben genomen waar wij hen in het ene geval misschien wel en in het andere geval misschien niet aan kunnen houden ... Daaruit constateer ik dat de ChristenUnie blijkbaar toch wat moeite heeft met allerlei beslissingen die zij ooit heeft genomen. U heeft vanaf het begin ingestemd met het hele verhaal. U heeft daarmee ook ingestemd met het feit dat de OM een zelfstandige entiteit is waar u geen grip op heeft en waar het College geen grip op heeft en waarbij je alleen maar mag hopen dat je op een fatsoenlijke manier zaken doet. Nu is gebleken dat, wat betreft het College, dit blijkbaar niet helemaal zo is. Hoe kunt u nu zeggen dat u ergens mee akkoord gaat daar waar het een logisch voortvloeisel is uit het samenwerkingsverband dat met uw steun is opgebouwd, namelijk het feit dat die mensen gewoon doen waartoe u hen de mogelijkheid toe heeft gegeven. Waarom denkt u dan dat dit gevecht is ontstaan en dat de gedeputeerde gelijk zou hebben en de andere partijen niet? De heer STAGHOUWER: Ik kan dat niet aangeven. De discussie tussen de heer Calon en de Ontwikkelingsmaatschappij is gevoerd buiten mij om en daar ben ik niet bij geweest. Ik kan daar dus geen enkel zinnig woord over zeggen. De heer SWAGERMAN: Dat betekent ook dat u geen inzicht heeft of kunt hebben in wat de afloop is. De vraag is dan: is die organisatiestructuur naar uw mening toch zo goed opgezet geweest dat dit allemaal maar flauwekul is? De heer STAGHOUWER: Bij de eerste overeenkomst zijn een aantal duidelijke afspraken gemaakt en die zijn door de Staten en ook door onze fractie geaccordeerd. Met de kennis van toen was dat de juiste weg. De kennis van nu geeft ons misschien een ander inzicht, maar op dat moment niet. Wat ons betreft is het met aanbieden van de verontschuldigingen de kous af, te meer daar inderdaad waar is wat ons via de pers heeft bereikt en de afspraken toch waterdicht blijken te zijn. Het ophogen van de voorfinanciering van € 90 naar € 95 miljoen. De heer Van der Ploeg heeft daarover in de vorige commissievergadering vragen over gesteld. Wij kregen gisteren een brief van het College waarin zij aangeeft dat zij toch ten aanzien van de ophoging de koninklijke weg zal bewandelen. Zij zal met een voordracht komen. De uitdrukking die bij ons naar boven kwam, is: het paard achter de wagen spannen. Strikt formeel gezien heeft het College een punt daar waar zij stelt dat de ophoging noodzakelijk is en dat zij kan handelen daar de extra financiering gedekt wordt middels de concerngarantie die wordt afgegeven door Koop Holding. Het was beter geweest om de Staten middels een voordracht eerder te betrekken bij de noodzaak van de ophoging. Nu kunnen we alleen maar concluderen dat we te maken hebben met voldongen feiten. Er is inhoudelijk nauwelijks nog iets in te brengen. Formele zin en goed gebruik zijn twee begrippen die soms niet geheel parallel lopen. Wij roepen het College daarom op om voort te gaan op de weg van het goede gebruik in plaats van uit te spreken dat formeel alles juist is. De heer SWAGERMAN: Betekent dat dat ik mag concluderen dat de ChristenUnie het standpunt van de SP ondersteunt, namelijk dat bij het passeren van de huidige voordracht, het indienen van een aparte voordracht eigenlijk volstrekt overbodig is? De heer STAGHOUWER: Kunt u uw vraag herhalen?
19
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer SWAGERMAN: Ik refereer aan de opmerking dat de concerngarantie of een deel daarvan, wordt ingezet voor de overschrijding. Dat is wat er door het College is geantwoord aan de heer Van der Ploeg. Ik heb daarvan gezegd dat het dus onzin is om in dit geval nogmaals een voordracht voor te leggen als we in de huidige voordracht al akkoord gaan met die concerngarantie, want dan ga je immers ook akkoord met de dekking. De heer STAGHOUWER: Wat wij zojuist in onze bijdrage hebben gezegd is dat wij vinden dat het verstandig was geweest dat het College eerder was gekomen met het aanbieden van de voordracht. Als u stelt dat die € 5 miljoen er al in is gefietst, willen wij daar op dit moment nog even geen mening over geven. De heer SWAGERMAN: Maar dat is wel de kern van waar het hier over gaat. Die € 90 miljoen was al overschreden vóórdat de concerngarantie de overschrijding dekt. Hadden we dat kunnen weten? De heer STAGHOUWER: Ik stel voor om eerst de antwoorden van het College bij monde van de heer Calon af te wachten om daarna een oordeel te geven. De voordracht betreffende overeenkomt met de Ontwikkelingsmaatschappij De Blauwe Stad. In de commissievergadering heeft collega Stevens een aantal inhoudelijke punten aan de orde gesteld, waarop een duidelijk antwoord is gegeven. Eén van de punten betrof het vertrouwen in elkaar als partners. Dat, meneer de voorzitter, is nog steeds een punt van zorg. Ook nu er een nieuwe overeenkomst ligt, waarvan de gedeputeerde zegt dat hierin alles goed is geregeld. Toch blijft hier onzekerheid bestaan. Wij hopen niet dat wij over enkele jaren weer geconfronteerd worden met dit soort discussies op dit dossier. Natuurlijk snappen wij dat het College hierop ook niet zit te wachten. Wij gaan ervan uit dat alle mogelijke discussiepunten zijn ondervangen met deze nieuwe overeenkomst. Er rest ons niet anders dan te concluderen dat deze overeenkomst, gezien de omstandigheden, het enige alternatief is. Wij zullen daarom ook voor de voordracht stemmen. Afsluitend, meneer de voorzitter, aan het begin van mijn betoog sprak ik van een ongelukkig moment en dat is het inderdaad. Het is niet mijn bedoeling om een doemscenario te schetsen, maar de economie staat er op dit moment niet echt florissant voor. Met name het segment waarvoor de Blauwe Stad wordt ontwikkeld, laat het investeren op dit moment afweten. Dat is voor ons geen reden om direct de uitgangspunten te wijzigen. Onze fractie denkt dat wij moeten vasthouden aan de uitgangspunten van de Blauwe Stad en niet moeten overgaan op een functiewijziging. De ontwikkelingsgedachte van het gebied is goed. Het gebied is prachtig en de huidige bewoners zijn zeer tevreden met wat er nu al gerealiseerd is. Het enige wat we nodig hebben is geduld. Of het gebied nu binnen 10 jaar volledig is gerealiseerd of dat we daarvoor meer tijd nodig hebben. Voorzitter, ook hier geldt: geduld is een schone zaak! Ik dank u wel. De heer JAGER: Voorzitter, ik heb een vraag voor de heer Staghouwer over zijn opmerkingen inzake de kredietoverschrijding. In de verklaring van de accountant* staat dat de Staten naar zo zij zijn geïnformeerd – een cryptisch zinnetje en die verwijst naar de cryptogrammen waar de heer Swagerman ook al over sprak, namelijk dat je vertrouwelijke informatie toch weer uit openbare stukken kunt halen. Ik kan mij namelijk niet herinneren dat we in de openbaarheid zijn geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot die overschrijding, afgezien van de laatste vergadering – dat de Staten eerder zijn geïnformeerd over de stand van zaken van die overschrijding. Had de ChristenUnie op dat moment ook al behoefte aan een voordracht of is dat een behoefte die nu naar aanleiding van de brief van het College is gegroeid? De heer STAGHOUWER: Wij huldigen sowieso het standpunt dat wij vinden dat op het moment dat meer financiering nodig is bij enig project, de Staten geïnformeerd moeten worden. Dat is het punt waaraan wij nu refereren. De heer JAGER: Maar er wordt gesteld dat u al geïnformeerd bent. Wij overigens ook. Op het moment dat wij geïnformeerd waren, had u toen al de behoefte om dat in een voordracht vast te laten leggen? De heer STAGHOUWER: Dat was inderdaad beter geweest. De heer JAGER: Heeft u dat toen geuit of niet? De heer STAGHOUWER: Dat hebben wij toen niet geuit, maar dat is wel ons punt op dit moment.
20
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer JAGER: Dank u wel. De VOORZITTER: Het is nu bijna 11.00 uur en ik stel voor dat wij nu koffiepauze houden. Ik schors de vergadering voor 10 minuten. Schorsing. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en het woord is aan mevrouw Stavast van GroenLinks. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, de voordracht over de Blauwe Stad. In onze bijdrage zitten verschillende elementen die al aan de orde zijn geweest. De kern van ons verhaal cirkelt om het conflict in de publiek-private samenwerking, de PPS. In 2001 is de structuur van de samenwerking bepaald. Provinciale Staten hebben toen gekozen voor een samenwerking met weinig functievermenging, weinig menging van verantwoordelijkheden en zo veel mogelijk scheiding van risico’s. Risicobeheersing was een belangrijk uitgangspunt. Vandaar geen vergaande vermenging en weinig samen doen. Dat leidde tot het scheiden van de grond enerzijds en het betalen van de grond anderzijds. Een ander element van risicobeheersing was het in zee gaan met meerdere gerenommeerde partijen die niet bij het minste of geringste zouden omvallen. 100% risicodekking heb je dan niet en daarvan waren wij ons als Staten bewust. Maar de provincie en gemeenten doen in deze samenwerking niet aan commercie. We bouwen niet en we verkopen geen woningen. Het was een bewuste en duidelijke keuze. Onze verantwoordelijkheid ligt primair bij de publieke infrastructuur, de subsidies, de vergunningen, de bestemmingsplannen, de veiligheid, enzovoorts. Wij als GroenLinks-fractie constateren dat het publieke deel van de samenwerking tot nu toe haar rol voorbeeldig heeft ingevuld en met de Ring Blauwe Stad zelfs meer dan dat. Daartegenover staan commerciële partijen die in staat waren gesteld om wat hun werk was te doen en daarin anders opereren. Het huidige voorstel van het College, verdieping van het contract, lijkt de scheiding in principe in stand te houden maar in de motivatie naar het voorstel toe en in de praktijk blijkt dat de scheiding niet goed heeft gewerkt. De overgebleven private partij wenst haar risico en een mogelijk verlies niet te nemen, maar wenst die af te wentelen op de publieke partij. Koop wil pas bouwen als de provincie de financiering aanreikt en als het niet rechtstreeks kan, via het versneld afgeven van de grond. Het geeft geen pas om het risico af te wentelen op de partner die zich goed en voorbeeldig heeft gedragen. Dan is er geen sprake van publiek-private samenwerking, maar van publiek-private tegenwerking. Toch volgt het College juist deze weg verder. De Ontwikkelingsmaatschappij heeft financiering nodig. Op de manier kan het project op korte termijn verder gaan en daarom moet er een deal gemaakt worden. Dat is de kern van de huidige boodschap van GS. Het College kiest daarmee voor verdere intensivering van het contact met Koop en ons inziens, ten onrechte. Wij zien dat als een hellend vlak en dat kan een zeephelling worden en dan wordt het erg glibberig. Het alternatief is dat we het huidige contract blijven omarmen. Ook dat levert problemen op en wellicht zelfs een faillissement van de OM. In dat geval is er direct een verlies te slikken. Misschien zien we de samenwerkende partijen voor de rechter, maar dat kan met het huidige voorstel ook gebeuren. Het is een lastig dilemma en GroenLinks verschilt met het College qua visie. Wij zijn van mening dat het College en de voorstanders van deze deal een te zware wissel trekken op de toekomst. Als mocht blijken dat de markt tegen blijft zitten en de OM het weer niet redt en men terug komt met dezelfde vraag, enzovoorts, dan kunt u het resultaat zelf invullen. In de commissie heeft onze fractie gezegd dat bij de afweging ook vertrouwelijke informatie een rol speelt. Daar kunnen we nu niets aan doen en we kunnen er niets aan toevoegen, juist vanwege die vertrouwelijkheid. Als het gaat om de toekomt: hoe dan? Is de juridisering van het project nog zodanig terug te draaien, dat we terug zijn bij samenwerking en dat er met deze private partner nog over nieuwe ontwikkelingen gesproken kan worden? Wij zijn het met meerdere partijen eens dat we in dit stadium niet willen inleveren op het kwalitatieve niveau. Harry Mens kan van ons de boom in! Wel achten wij het wenselijk dat er in de huidige markt vernieuwende elementen worden toegevoegd. Ook in de commissie hebben wij dat betoogd. Niet in strijd met het huidige concept, maar aanpalende en aanvullend op het huidige concept. Geen Esonstad in plaats van Het Dorp, maar wel kijken wat er mogelijk is, bijvoorbeeld rond het meer een hoogkwalitatief bungalowconcept. Daarbij ligt het voor mijn fractie voor de hand om dat soort initiatieven niet met de OM in de huidige samenstelling vorm en inhoud te geven. De heer JAGER: Voorzitter, ik heb even een vraag aan mevrouw Stavast. U plaatst een opmerking over Esonstad. Dat doet me denken aan de commissievergadering en het debat met de heer Van der Ploeg. Bent u wel met het CDA van mening dat het niet de bedoeling moet zijn dat op korte termijn
21
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 alleen Het Dorp wordt gerealiseerd als een Esonstad en dat vervolgens vele kavels om Het Dorp leeg blijven, zodat je bij de Blauwe Stad de uitstraling krijgt dat het slechts een Esonstad is? Mevrouw STAVAST: U heeft niet goed geluisterd naar wat ik zei. Ik heb gezegd: geen Esonstad in plaats van Het Dorp. De heer JAGER: U wilt dus èn een dorp èn een Esonstad? Mevrouw STAVAST: Ach, Esonstad is een codewoord voor het zoeken naar aanpalende plannen in de huidige situatie. De heer JAGER: Een codewoord? Dank u. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, nu ga ik in op de uittredende partijen. Ballast Nedam en de BAM zijn uitgetreden uit de Ontwikkelingsmaatschappij. De provincie heeft toestemming gegeven, maar alleen onder de bekende voorwaarden. Dat is op schrift gesteld. Er is veel heen en weer gepraat, maar wij analyseren op dit moment dat de materiële schade op dit moment beperkt lijkt. De gedeputeerde heeft gezegd dat hij niet voldoende alert is geweest op de naleving daarvan. Dat valt hem aan te rekenen en dat rekent hij zichzelf aan. Hij heeft daarvoor zijn excuses aangeboden. De vraag die wij ons als Staten achteraf kunnen stellen is hoe wij onze eigen positie daarbij analyseren. Wij hebben BAM en Ballast Nedam ook laten gaan en wij waren er dus bij! De kredietgrens van € 90 miljoen. Het verheugt ons heel erg dat verschillende partijen de vraagstelling van onze partij hebben overgenomen en met ons eens zijn dat het een belangrijke kwestie is om het budgetrecht van de Staten overeind te houden, afgezien dat we er in een latere fase nog teksten en brieven over gekregen hebben. Dat er nog een voordracht komt, speelt bij dit onderwerp mee en wij zijn uitermate nieuwsgierig naar de reactie van de gedeputeerde over wat er over dit onderwerp in de commissie en hier door andere partijen in de Staten is gezegd. Dat wachten wij met spanning af. Dit debat gaat over de positie van de gedeputeerde. Wij hebben geanalyseerd wat er is mis gegaan. Bij het uittreden van de twee partners valt de fout materieel hoogst waarschijnlijk mee, maar wij zitten wel met een totale mislukking van de samenwerking en dus van het project. Tot nu toe is samenwerking geen samenwerking gebleken. Is het project daarmee mislukt? Dat is een vraag voor de toekomst. De vraag van de politieke verantwoordelijkheid voor een falende samenwerking kan zeker terugkomen op dit dossier. Echter, zoals ik al heb betoogd, vinden wij dat de provincie zich uitstekend aan haar deel aan het contract heeft gehouden en dat wij het de overgebleven private partij die tegenwerkt en met zware juridische stappen dreigt, op dit moment niet gunnen dat wij het vertrouwen in onze gedeputeerde opzeggen. Verder valt de schuld voor de tegenvallende markt hem al helemaal niet aan te rekenen. Toch moeten wij constateren dat er haarscheuren zijn ontstaan in het optreden van de heer Calon. Er is gedoe en wij geven als fractie het College in overweging om een andere gedeputeerde de primaire verantwoordelijkheid voor de volgende fase van het project te geven. De reden is onder andere dat de gedeputeerde gezegd heeft het helemaal zat te zijn. Dat is zeer begrijpelijk en het is een hartenkreet die je kunt volgen, maar het is geen geweldige positie om een eventueel juridisch traject wat er nog aankomt en het traject naar de toekomst te starten. Verder hebben wij deze gedeputeerde heel hard nodig bij diverse andere dossiers in Den Haag. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, het verschuiven van een gedeputeerde naar een ander departement ... is dat niet eigenlijk een motie van wantrouwen, maar dan in een andere vorm? Mevrouw STAVAST: Nee, het is een overweging de wij het College meegeven om succesvol verder te kunnen met dit ongelooflijk lastige dossier. Wij zijn van mening dat in het College er een gedeputeerde is die uitstekend past bij dit dossier. Het is dus niet een portefeuillewisseling, maar het is een dossierwisseling die wij voorstellen. De heer DE VEY MESTDAGH: U vertrouwt deze gedeputeerde dus niet op dit dossier, begrijp ik. Mevrouw STAVAST: Wij gunnen het deze gedeputeerde om als hij er spuugzat van is, om zijn capaciteiten voor de provincie op een andere plek in te zetten. De heer DE VEY MESTDAGH: Dan begrijp ik het wat beter. U geeft het hem in overweging.
22
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Mevrouw STAVAST: Dat is precies wat wij hebben gezegd. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, we hebben wel eens een motie van changement gehad, maar dit is toch eigenlijk een non-discussie. Gaan wij nu bespreken of de gedeputeerde de zaak al dan niet spuugzat is? Misschien kan hij er nu rechtstreeks antwoord op geven. De VOORZITTER: Ik stel voor dat u de vragen stelt aan ... De heer SWAGERMAN: Zou mevrouw Stavast rechtstreeks aan de gedeputeerde om antwoord op de vraag willen vragen of hij kan zeggen of hij het spuugzat is? De VOORZITTER: Dat zal niet helpen, want de gedeputeerde mag pas antwoorden als zijn eerste termijn aan de orde is. De heer JAGER: Voorzitter, een vraag puur en alleen ter bevrediging van mijn eigen nieuwsgierigheid. Mevrouw Stavast zegt dat GroenLinks van mening is er een gedeputeerde is die het zeker zo goed zou kunnen doen. Ik zou graag een naam horen. Mevrouw STAVAST: Ik denk dat dit raadseltje voor u niet zo moeilijk is op te lossen en ik laat dat even aan uw eigen overzicht en informatie over. Ter afronding van onze bijdrage is de algemene conclusie dat wij de voordracht afwijzen. Dit is deels gebeurd op grond van vertrouwelijke gegevens en dat betreuren wij, maar het is niet anders. Voor het overige heeft u onze suggestie gehoord. De VOORZITTER: Dan zijn wij nu bij de heer Zanen van de Partij voor het Noorden. De heer ZANEN: Voorzitter, de Blauwe Stad speelt al heel lang in deze provincie en er is het nodige over te doen geweest. De vraag is vanaf het begin geweest in hoeverre de provincie of de overheid in zijn algemeenheid dit soort grote projecten zelf moet aanpakken en er verantwoordelijkheid voor moet nemen. Dat lijkt op het idee van de maakbare samenleving, waarbij een ideaal voor ogen staat en alles wat dat in de weg staat, opgeruimd moet worden, terwijl de elementen die we er graag in willen, moeten worden toegevoegd. Dat idee heeft de Partij voor het Noorden nog voor zij in de Staten zat, afgewezen. Wij hebben gezegd dat dit geen goede zaak is, omdat het met name de invulling kreeg van dat veel rijke westerlingen hier naar toe moesten komen om hier hun inkomen te spenderen, want zou een impuls betekenen voor de werkgelegenheid in het Oldambt. Daar hadden wij zo onze vraagtekens bij. Die hebben we laten blijken bij de eerste stemming waar wij als partij in de Staten mee te maken kregen. Dat ging over de toevoeging € 30 miljoen aan het bedrag van € 60 miljoen om de publieke investeringen in de Blauwe Stad te kunnen doen. Wij hebben toen tegen die € 30 miljoen gestemd met als motivering dat wat ons betreft we daarmee wilden laten blijken dat wij op dat project als zodanig kritiek hadden. Die kans hadden wij nog niet gehad om die kritiek in de Staten onder woorden te brengen. De heer CALON (gedeputeerde): Kunt u mij uitleggen hoe u aan die € 30 miljoen komt? De heer ZANEN: Dat is via een voordracht aan deze Staten voorgelegd en aangenomen. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, ik moet u teleurstellen. Het ging bij de voorfinanciering eerst om € 100 miljoen gulden en dat bedrag ging naar 90 miljoen euro. Dat bedrag van € 30 miljoen kan ik niet thuisbrengen. De heer ZANEN: Het is wel zo dat de gegevens op verschillende momenten wordt verschaft en dat dit behoorlijk lastig is. Zelfs over wat je al dan niet in de openbaarheid kunt zeggen is dat verwarrend. Ik ga over tot het volgende punt, de verwarring die is ontstaan toen er tegenslag bleek met de verdere ontwikkeling van het project, zodanig dat twee van de drie private partijen uit de Ontwikkelingsmaatschappij wilden stappen. Ik stel vast dat daarmee een probleem is ontstaan dat publiekelijk niet goed bespreekbaar was, omdat daar de kwestie van de geheimhouding doorheen speelde. Dat heb ik als zeer negatief beschouwd en het heeft er uiteindelijk toe geleid dat ik met de SP de stap heb gezet om geen vertrouwelijke vergaderingen over dit onderwerp bij te wonen. Wij moeten onze handen niet bij voorbaat binden en wij moeten openlijk over die zaak kunnen discussiëren. Dat was ons standpunt. De voorfinanciering van € 90 miljoen is dus overschreden met € 5 miljoen. Dat betekent dat het College een stap heeft gezet die tegenover de Provinciale Staten niet was geoorloofd. Als het niet
23
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 vanzelfsprekend is dat dit wordt voorgelegd aan Provinciale Staten, is er naar mijn idee iets mis. Dan kun je weliswaar zeggen dat dit alsnog gaat gebeuren en dat dit de koninklijke weg is, terwijl het eigenlijk niet hoeft, maar ik vind dat het zo zou moeten zijn dat het College er eer in zou moeten scheppen dat de betreffende informatie wordt voorgelegd aan de Staten en dat de Staten om een uitspraak wordt gevraagd. Dat is niet gebeurd en ik vind dat dit een van de meest wezenlijk punten is in dit debat. De vraag die dan aan de orde is, is in hoeverre je dit College de zaak verder moet laten afhandelen. Er is al gesuggereerd dat er een wisseling binnen het College moet optreden, maar ik denk dat dit niet het punt is. Het gaat erom of je als College het project aankunt en verder durft te gaan ondanks de risico’s die daaraan zijn verbonden. Dat is eigenlijk de vraag die aan de orde is, want naar mijn idee is het zo dat er een soort herstart nodig is van dit project. Als de partijen waarmee je iets geweldigs wilde realiseren, afhaken en als de enige overgebleven partij met jou als College, blijkens de voordracht, een juridisch gevecht aan het voeren is, is dat punt 15 over de uitvoering van een onderzoek van belang, waarbij de uitkomsten bij voorbaat niet bindend zijn verklaard. Partijen zijn het er dus over eens dat er een onderzoek moet komen, maar dat mag niet tot iets leiden waarbij de ene of de andere partij in de problemen kan komen. Daarmee wordt dat onderzoek al bij voorbaat ontkracht en dat is dat dus geen goede zaak. Dat betekent dat er een contract wordt voorgesteld waarbij de twee partijen beiden al vechtend in gevangen zitten. Ik vind dat geen goede drager voor dat project. Dat project behoeft veel aandacht en positieve ontwikkeling. Je moet er met gelijkgestemde partijen mee bezig gaan, want anders lukt het niet. Het gaat dus volgens mij om een soort herstart. Er is al over gesproken. De stakeholders zouden er volgens sommige partijen meer bij betrokken moeten worden. De gemeenten die zich aan de zijkant voelen staan, moeten er bij kunnen worden betrokken. Dat gaat zelfs heel breed. De vraag is eigenlijk of je een PPS wilt, omdat die bijna ontbonden is. Dit contract is nog niet rond en er zijn twee private partijen weggelopen. Moet je die zaak dan niet opnieuw fundamenteel moet bezien en nagaan of je een draai kunt geven aan de dragers van dit project? Voorzitter, in mijn eerste termijn wil ik het hierbij laten. Wat betreft de discussie over openbaarheid en vertrouwelijkheid wil ik graag afwachten wat het College naar voren brengt. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, in 2001 zijn we gestart met de besluitvorming over de Blauwe Stad. Voor de provincie zijn twee zaken van belang. Het concept van de Blauwe Stad dat tegemoetkomt aan een betere ontwikkeling van Oost-Groningen en het financieel risico dat wij lopen omdat we daarin participeren en waarvan tot voor kort altijd gezegd werd dat dit gelijk is aan nul. Een paar maanden geleden heeft D66 de vraag aan de gedeputeerde gesteld hoe het feitelijk gaat met de Blauwe Stad. Het antwoord van de heer Calon was: “Alles ligt op schema.” Ik denk dat je nu wel kunt stellen dat dit niet het geval is en dat we op zijn minst op het verkeerde been zijn gezet. Al vóór de malaise op de huizenmarkt was het mis in dit project. Met de ChristenUnie betreuren wij overigens dat het zodanig uit de hand loopt dat GS een nieuw contract nodig achten. Twee partijen traden uit de Ontwikkelingsmaatschappij BV/CV. Ik neem aan dat ze uit beide onderdelen zijn getreden, zowel uit de CV als de BV. Weten doen we eigenlijk niet veel daarover, want de Ontwikkelingsmaatschappij geeft ons ook geen inzicht in bijvoorbeeld de uittredingsvoorwaarden. Zelfs het vermoeden dat men niet aan de voorwaarden voldeed, laat de OM niet verifiëren. Calon mag het niet inzien en Calon heeft spijt dat hij dit vermoeden niet direct aan de Staten heeft medegedeeld. Een journalist van de NOS heeft wel inzage gehad. Ik weet niet onder welke voorwaarden, maar hij komt met de mededeling dat er wel degelijk een verplichting in staat. Dit roept eigenlijk nog meer vragen op. Wat zou er dan toch in dat contract staan dat wij niet officieel mogen zien? Zit er misschien nog een heel andere beerput achter die slecht is voor de provincie of de Staten? Wij weten het niet. Voorzitter, de gedeputeerde heeft in de commissie ten aanzien van de toekomstige verhouding bij het nieuwe contract ten opzichte van de Ontwikkelingsmaatschappij en de bouwers, aangegeven waar de provincie mee te maken heeft en waar de provincie zich niet mee bemoeit en waarvan zij vindt dat het buiten haar gezichtveld valt. De D66-fractie vindt dat niet te begrijpen, terwijl er schimmige zaken lijken plaats te vinden als kavels heen en weer schuiven – zoals de SP heeft ontdekt – tussen de Ontwikkelingsmaatschappij en bouwers. Je moet je toch op zijn minst afvragen wat daar gebeurt en je zou daar meer van moeten willen weten. De heer MOORLAG: Voorzitter, kan de heer De Vey Mestdagh mij uitleggen welke juridische titel er is om inzage te krijgen in datgene wat zich tussen de private partijen afspeelt? U heeft die wens en u
24
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 zegt dat het eigenlijk zou moeten. U speculeert op allerlei onfrisse zaken die daar plaats zouden vinden, maar welke doorzettingsmacht heeft u om daar inzicht in te kunnen krijgen? De heer DE VEY MESTDAGH: U zou dat bijvoorbeeld in de nieuwe overeenkomst kunnen neerleggen. De heer MOORLAG: Dan is mijn tweede vraag of zo’n nieuwe overeenkomst niet op wilsovereenkomst moet berusten. De heer DE VEY MESTDAGH: Ja, maar als we het over wilsovereenkomsten hebben, denk ik dat dit dossier wel een aantal elementen kent waarin dat niet het geval is geweest. Ook in het verleden niet. Dit is geen dossier dat uitblinkt in een goede samenwerking tussen de OM en de provincie en we staan hier tenslotte niet voor niets vandaag. De heer MOORLAG: Dat klopt, maar ik heb het niet over interpretatieverschillen en interpretatiegeschillen. Ik heb het over het maken van nieuwe afspraken. Moeten die niet berusten op wilsovereenstemming en welke doorzettingsmacht heeft D66 voor ogen? De heer DE VEY MESTDAGH: Formeel moet dat, maar dan moet je op zijn minst regelen dat bijvoorbeeld de conceptuele gedachte van het project en het financiële risico op een goede wijze wordt bewaakt, want dat zijn wel zaken die wij van GS vragen. De heer MOORLAG: Het gaat er bij mijn vraag niet om te weten wat de heer De Vey Mestdagh normatief vindt wat zou moeten. Het gaat erom hoe hij het juridisch wil afdwingen. De heer DE VEY MESTDAGH: Of het afdwingbaar is? Het is inderdaad niet afdwingbaar, maar beide partijen, de Ontwikkelingsmaatschappij en de provincie, houden elkaar wel in een houdgreep. Er valt wel wat te doen. Er is al iets gezegd over de opstelling van de gedeputeerde, maar ik denk dat deze gedeputeerde uitstekend in staat is om met enig spierballenvertoon partijen op een bepaald niveau in de onderhandelingen te trekken. De heer MOORLAG: Dan bekruipt mij nu toch de indruk dat de heer De Vey Mestdagh zijn speculatieve betoog gaat voortzetten. De heer DE VEY MESTDAGH: Dat zal ik u wat dat betreft even uit de droom helpen en als ik straks verder ga, zult u dat ook merken. Het punt is dat de heer Calon in de commissie heeft uitgesproken dat hij daar niets mee te maken heeft. Waar het D66 om gaat is dat we er wel degelijk mee te maken hebben als we de concepten van de Blauwe Stad willen monitoren. De heer MOORLAG: Beweert u dat de stelling van de gedeputeerde formeel en juridisch onjuist is? De heer DE VEY MESTDAGH: Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb juist gezegd dat hij er niets mee te maken wil hebben, terwijl hij dat juist wel moet willen. De vraag die u mij stelt is of je dat kunt afdwingen. Wat ik hier zeg is dat je het op zijn minst moet willen. De heer MOORLAG: Voor mij is de vraag of je de gedeputeerde op pad moet sturen met iets wat niet afdwingbaar is. De heer DE VEY MESTDAGH: Dat gebeurt wel vaker, vrees ik, meneer Moorlag. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, dit is een boeiende discussie tussen twee partijen die ingestemd hebben met de manier waarop de samenwerking is vormgegeven. Dat betekent dat zij toen al afstand hebben genomen van de mogelijkheid om in de OM ingrepen te kunnen doen. Dit is dan niet meer dan huilen met tranen en tuiten, terwijl je daarvoor zelf hebt getekend. De vraag is dus of zij dat met mij eens zijn. Ik wil wel een oplossing suggereren, maar niet dat ik daar per se voorstander van ben. Je zou kunnen overwegen om als publieke partijen een BV op te richten en daar een vertegenwoordiger van in de OM te zetten en dan is misschien het probleem van D66 opgelost. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik zie nu dat ik nu al een stuk van mijn tekst heb afgewerkt op basis van de vragen. Dat waren goede vragen en gesteld op het goede moment.
25
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 D66 is van mening dat vanuit de conceptbewaking de Ontwikkelingsmaatschappij wel informatie over achterliggende zaken moet geven. De uitspraak van Jan Postema lijkt niet in de lijn te liggen met datgene wat PS wordt voorgespiegeld. Ik citeer: “In de huidige situatie moeten we wel wat voorzichtiger zijn. Laten we nu eens uitgaan van 20 jaar.” Voorzitter, het financieel risico is niet meer gelijk aan nul. De heer Calon heeft recent de uitspraak gedaan dat het risico niet nul is. Tegelijkertijd staat in de voordracht voor de nieuwe overeenkomst dat het risico gelijk blijft. Ik kan alleen maar constateren dat gaandeweg het proces er in de uitvoering risico’s bij zijn gekomen. Zonder uitdrukkelijke toestemming van de Staten is € 5 miljoen extra krediet verstrekt met betrekking tot de uitvoering van de publieke infrastructuur. De Staten hebben nauwelijks inzicht in de reden waarom er meer krediet voor de publieke infrastructuur nodig is. GS beroepen zich op de uitzonderingsclausule in de overeenkomt met de OM om buiten de uitdrukkelijke toestemming € 5 miljoen extra te verlenen. Deze redenering van een indirecte toestemming doet geen recht aan het begrotingsrecht van de Staten. De vraag is, mede gezien de bedoeling van het contract, geredeneerd vanuit een arrest dat ook bij GS bekend is, of het inderdaad een verplichting is om aan iedere overschrijding die de OM van deze uitgave doet, tegemoet te komen. Het zou immers een vrijbrief zijn om tot overschrijdingen over te gaan en die € 90 miljoen staat natuurlijk niet voor niets in het contract. Er zijn geen direct gerelateerde extra inkomsten voor de provincie tegenover de overschrijdingen. Het College persisteert in haar mening dat het zo kan ten opzichte van de Staten. Laatst nog middels een brief van 9 december jl. Wellicht wel mogelijk, indien er sprake is van een budgetverschuiving. Hierop doelde de heer Moorlag eerder, maar dat is hier niet aan de orde. Ook in dezen heeft de heer Calon meerdere malen aangegeven dat de grens van € 90 miljoen niet zou worden overschreden. Het aan ons vertrouwelijk toegezonden accountantsrapport heeft D66, net als de VVD, niet voor 100% overtuigd dat de zaken op deze wijze juridisch kunnen. Ik had ook eigenlijk eerder een advies van een staatsrechtprofessor verwacht dan een advies van een accountant. Daarnaast kun je de vraag stellen – een aantal partijen hebben dat al gedaan – of deze weg wenselijk is. Een omgekeerde vraag. Wij vinden het niet wenselijk dat er een precedentwerking zou uitgaan van het ophogen van kredieten van deze orde van grootte van € 5 miljoen op basis van een indirecte besluitvorming van de Staten, zoals is gemotiveerd door het College. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, kennis genomen hebbende van: de stukken en mededelingen van het College van GS met betrekking tot de Blauwe Stad, constaterend dat de volgende feiten hebben plaatsgevonden: 1) het College van GS heeft nagelaten toe te zien op de naleving van de gestelde voorwaarden met betrekking tot de uittreding van BAM en Ballast Nedam uit de OM De Blauwe Stad BV/CV; 2) het College van GS Provinciale Staten onvolledig dan wel ontijdig heeft geïnformeerd over haar twijfel ten aanzien van het naleven van deze voorwaarden door de OM; 3) het College van GS, zonder uitdrukkelijke goedkeuring van Provinciale Staten, het door Provinciale Staten beschikbaar gestelde voorfinancieringskrediet van maximaal € 90.000.000 heeft overschreden; 4) het College van GS van mening is dat zij deze goedkeuring in dit soort gevallen van de Provinciale Staten niet hoeven te vragen; overwegend dat: gedeputeerde Calon ten aanzien van de feiten 1 en 2 in de commissie reeds heeft uitgesproken dat dit niet op deze wijze had mogen gebeuren; Provinciale Staten van Groningen over het overschrijden van door haar vastgestelde kredieten met een omvang van miljoenen euro’s geen indirecte besluitvorming wenst; feit 3 en de mening van het College van GS (feit 4) een ongewenst precedent tussen GS en de Provinciale Staten schept; het vooraf voorleggen van een verhoging van door Provinciale Staten vastgestelde kredieten aan de Provinciale Staten niet de Koninklijke weg, maar de Normale weg zou moeten zijn;
26
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 spreken uit: de visie van gedeputeerde Calon ten aanzien van de feiten 1 en 2 te delen; het feit 3 en de mening van GS, verwoord in haar brieven van 3 en 9 december, dat dit een mogelijke handelswijze voor GS tegenover de Staten is en daarmee ook in de toekomst zal zijn, af te keuren, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer De Vey Mestdagh (D66). De motie krijgt nummer 5, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, deze motie gaat dus niet alleen over de Blauwe Stad, maar over dit soort overschrijdingen in zijn algemeenheid voor nu en in de toekomst. Voor de duidelijkheid: de motie geldt dus ook voor andere gevallen. Voorzitter, ik vat samen: op basis van het nieuwe contract hebben wij geen zicht op de verbetering van het concept. Wie gaat er nu in deze markt 40 woningen bouwen op voorraad? De OM bouwt overigens niet zelf, maar de bouwers die er achter liggen. Er is geen beeld over wat er zicht achter de OM afspeelt. Wij weten heel veel niet en ook heel veel officieel niet; Het risico is toegenomen, want het is nu groter dan nul. Gezien het verleden en de openheid over en weer gaat er waarschijnlijk iets heel anders gebeuren dan wij nu weten; Is er wel samenwerking mogelijk met de OM zonder in het reine te komen met het verleden? Er is risico met betrekking tot de doelstelling van het concept; Er is sprake van een onnavolgbare redenering van de gedeputeerde, namelijk dat hij niet achter de schermen van de OM wil en kan kijken en dat hij tegelijkertijd spijt heeft dat hij dat niet heeft gedaan met betrekking tot de uittreding. Dat is ook achter de schermen kijken. Voorzitter, verder deel ik u mee dat wij de motie van wantrouwen niet steunen. Dat zal ik even moeten toelichten. Ook al bereiken ons regelmatig berichten over de bestuursstijl van deze gedeputeerde die niet altijd positief zijn, heeft D66 geen wantrouwen ten aanzien van deze gedeputeerde in zijn algemeenheid ten opzichte van het efficiënt en effectief besturen van de provincie. Wel vinden we dat de behandeling van dit dossier niet is goed gegaan en vandaar dat wij deze motie indienen. Dank u wel. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, het is een trieste, diep trieste dag. Na jarenlange discussies over de Blauwe Stad komt de ene na de andere verrassing als een konijn uit de hoge hoed getoverd. Het onttrekken van waardevolle landbouwgrond voor de Blauwe Stad heeft veel mensen pijn gedaan. Maar goed, aan de andere kant waren er ook veel mensen blij. Zij kochten daar een kavel. Riant wonen aan het water! Nu ook in Groningen! Nu blijkt dat we onze beloften aan de huidige en toekomstige Blauwe Stad-bewoners over de realisatie van hun nieuwe Blauwe Stad wellicht niet kunnen nakomen. In plaats van handhaven van kwaliteit wordt er nu al gespeculeerd over kavelverkleining, wordt er al voorzichtig gelonkt naar projectontwikkelaars, maar alles wel onder het voorbehoud dat de huizenmarkt onder druk zou moeten staan. Het kwaliteitsniveau staat wat ons betreft duidelijk onder druk. Als klap op de vuurpijl blijkt dat de investering van € 90 miljoen niet alleen fors wordt overschreden, maar ook een risico heeft. Het gaat hier om veel geld dat zonder toestemming van de Staten wordt uitgegeven. De inwoners van Groningen hebben er recht op om te weten hoe dat geld besteed wordt en welke risico’s daarbij worden gelopen. Ook Provinciale Staten hebben voldoende gegevens nodig om haar controlerende taak goed te kunnen uitvoeren. Transparantie is dan essentieel. Vertrouwelijkheid is soms goed, soms noodzakelijk, maar in dit geval waarin relevante informatie niet openbaar is, is die vertrouwelijkheid niet verantwoord. Het keer op keer vergaderen in vertrouwelijkheid bevordert de transparantie geenszins en is zeer ongewenst. Omdat ook de voordracht, althans gedeeltelijk, is gebaseerd op vertrouwelijke gegevens zullen wij daarmee niet instemmen. Voorzitter, het College heeft nagelaten om toe te zien op de naleving van de voorwaarden aan het uitreden van de bouwconcerns. Het krediet is fors overschreden. Had de provincie dit kunnen voorkomen? Hadden ze het anders moeten doen? De Partij voor de Dieren vindt van wel. De gedeputeerde heeft in onze ogen niet adequaat gehandeld en dat nemen we hem zeer kwalijk. De volgende vraag is: Is er ook sprake van een wanprestatie? Ook daarop is het antwoord van de Partij voor de Dieren ‘ja’.
27
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Wij zijn benieuwd naar de antwoorden van de gedeputeerde op alle vragen die door de Staten deze ochtend zijn gesteld, maar op basis van de op dit moment bij ons bekende gegevens, verwachten wij de motie van de SP te zullen steunen. Dank u wel. De VOORZITTER: We zijn nu gereed met de eerste termijn van de Staten. Alvorens de gedeputeerde antwoordt, heeft het College gevraagd om een korte schorsing van 5 à 10 minuten. Om 12.10 uur zetten we de vergadering voort. Schorsing De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer Calon heeft het woord. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, ik zal bij vijf onderwerpen stil staan. Kees Swagerman heeft dat ook gedaan, maar het zullen niet dezelfde onderwerpen zijn. Daarna zal ik op de specifieke detailvragen ingaan die verschillende partijen hebben gesteld, voor zover deze niet in het eerste blok zijn beantwoord en als laatste zal ik ingaan op de moties. Het eerste onderwerp betreft de kwestie van de grondoverdrachten. Vervolgens komt de uittredingskwestie van BAM en Ballast Nedam aan bod, dan de overschrijding van € 90 miljoen en vervolgens het onderzoek en de toekomst. De laatste twee onderwerpen worden door mij gescheiden. Ik denk dat Fenny Stavast, wellicht in overleg met Wiebe van der Ploeg, de spijker op de kop slaat, als zij zegt dat er een strikte scheiding is aangebracht tussen verantwoordelijkheden in deze PPS. Dat is zo. Dat was bij de Zuiderzeelijn ook zo. Het was een contract. De risico’s aan een kant en visie aan de andere kant. Het publieke en het private strikt gescheiden. Dat is bij Meerstad niet zo. Daar zitten we samen in een business en samen in een onderneming. We hebben er samen een visie en delen we samen het risico. Bij de Blauwe Stad is vanaf het begin gezegd: de provincie financiert het voor tot eerst 100 miljoen gulden. Later is dat opgehoogd, uiteindelijk tot € 90 miljoen. De provincie financiert het voor, koopt de grond, besteed het aan en de markt loopt het risico, alsmede het marktrisico en de markpartijen stichten daartoe een onderneming in de vorm van een BV/CV waarin er in het verleden drie partijen inzaten, maar nu nog maar één. Dat is een heel essentieel punt. In het contract, de OBS, dat openbaar is, staat en stond dat grond vertraagd of versneld afgenomen kan worden. Daar zit de bron van het conflict. Piet de Vey Mestdagh heeft gelijk op het punt dat hij gevraagd heeft: hoe zit het nou bij de Blauwe Stad, gaat die afname conform? Ik heb toen gezegd: Die gaat conform. Alleen – dat heb ik later ook aan Piet de Vey Mestdagh uitgelegd en ook aan anderen – wij gingen uit van de afzet van de totale hoeveelheid kavels en tot in 2007 was dat ook redelijk conform. Dat een deel van de kavels van projectontwikkelaars niet naar privé worden afgezet – daar is het conflict ontstaan – werd pas eind 2007 duidelijk. Het is ook zo – u heeft dat in de stukken kunnen zien – dat ik daarom in het voorjaar van 2008 gevraagd heb om inwerkingstelling van het monitoringsysteem. Hierop kom ik verderop terug. Het monitoringsysteem betreft de afzet naar eindgebruikers, met een koop-aannemingsovereenkomst. Waarom zat die versnelde en vertraagde afname van de grond van de provincie naar de Ontwikkelingsmaatschappij in het contract? Waarom is dat in 2001 gedaan en is dat in 2004 herbevestigd? Is dat een kwestie van onoplettendheid geweest? Dommigheid? Of was dat slim? Het zat er vrij simpel in. Als zij meer woningen gingen verkopen, moesten ze sneller grond af kunnen nemen. Als ze langzamer woningen gingen verkopen, moesten ze langzamer grond kunnen afnemen. Dat zat er achter: versneld of vertraagd. Wat zie je deze zomer gebeuren? De marktpartijen – nadat we hadden gevraagd om het monitoringsysteem in werking te stellen dat in eerste instantie werd geweigerd, maar later werd er genuanceerder over gedacht, maar toen zaten we al full swing in de onderhandelingen – gingen zeggen: “Ja, dat is een mooi verhaal. Wij investeren in die Blauwe Stad en het is niet zo dat er nu € 90 miljoen is geïnvesteerd. “ De totale grondexploitatie van de Blauwe Stad zal komen te liggen op een bedrag tussen de € 200 miljoen en € 230 miljoen, waarvan de provincie in principe € 90 miljoen voorfinanciert, of meer – en dat is directe besluitvorming van de Staten geweest – als er een overschrijding is, maar dan moeten er additionele zekerheden gesteld worden. Ik kom hier op terug. Die bouwers zeiden dus: “Het is een mooi verhaal. Wij investeren in de grond en het is jullie grond. Als de woningen langzamer worden verkocht, wordt die grond meer waard en die zekerheid zit bij jullie. Jullie hebben er dus belang bij dat er zo langzaam mogelijk huizen worden verkocht. En wij hebben er ook al 40 tot 50 miljoen in zitten aan private investeringen. Wij accepteren dat dus niet. Wij willen versneld grond van jullie afnemen. Sterker nog: wij vinden nu dat, als we naar het contract kijken, wij ook het recht hebben om versneld grond af te nemen.” Wij waren het er als provincie niet mee eens. Daar hebben we hard over onderhandeld. Er is verschillende malen verslag van gedaan, in vertrouwelijke vergaderingen. Waarom? Omdat het hier gaat om het bedrijfsbelang van de OM De Blauwe Stad, maar ook van de projectontwikkelaar en omdat er grondexploitaties zijn getoond. Ik heb begrip voor iedereen die zegt dat zo weinig mogelijk in
28
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 vertrouwelijkheid moet worden vergaderd. Ik heb dat ook vaak tegen Kees Swagerman gezegd en ik zeg dat ook tegen anderen. Dit College vindt dat je zo veel mogelijk zaken in de openbaarheid moet bespreken. Wij hebben er ook sterk op aangedrongen dat het monitoringsyteem openbaar gemaakt zou worden. De OBS en het Addendum waren al openbaar. Het is uiteindelijk gelukt, maar u moet er begrip en respect voor hebben dat grondexploitaties die het bedrijfsbelang kunnen schaden, in vertrouwelijkheid besproken kunnen worden. Dat is volgens mij bij vele gemeentes zo en dat is hier ook zo en dat zal ook zo blijven. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, bij dat soort bedrijfsgegevens bij dit soort grote projecten is dat een wel te verdedigen standpunt, maar als er tegelijkertijd dingen gebeuren die aan de politieke verantwoordelijkheid raken en die eigenlijk niets te maken hebben met die bedrijfsgegevens of er mogelijk in terecht zijn gekomen vanwege de politieke verantwoordelijkheid – en dat is de kern van mijn verhaal – dan kan ik daar dus niets mee. Dat is met name mijn bezwaar en dat is ook de reden waarom ik het College c.q. de gedeputeerde niet op een bepaald punt kan vastnagelen en wel op het punt waarvan ik vind dat hij echt in de fout is gegaan. Ik kan dit niet als vraag stellen vanwege die vertrouwelijkheid. De heer CALON (gedeputeerde): Ik heb respect voor de positie van de heer Swagerman en anderen die zeggen dat zo veel mogelijk in de openbaarheid moet worden vergaderd en ik hoop dat de heer Swagerman respect heeft voor onze positie dat we proberen om zo veel mogelijk in de openbaarheid te krijgen. Sinds het monitoringsysteem openbaar is, kunnen we er gewoon over praten. De heer DE VEY MESTDAGH: Leg ik het goed uit dat de gedeputeerde op dit moment zegt dat als er vertraging optreedt, dit in het voordeel is van de provincie? De heer CALON (gedeputeerde): Het standpunt van de bouwers was: als jullie het contract zo uitleggen als jullie het uitleggen, dan betekent het dat als minder woningen aan particulieren worden afgezet, jullie minder grond aan ons af hoeven te dragen en dan neemt de zekerheid van jullie toe doordat wij private investering doen in de Blauwe Stad, omdat die grond van jullie daardoor meer waard wordt. De heer DE VEY MESTDAGH: Dus dan neemt de zekerheid van ons toe? De heer CALON (gedeputeerde): Ja, want de prijs van de grond wordt hoger. De heer DE VEY MESTDAGH: Dan begrijp ik die concerngarantie niet helemaal. De heer CALON (gedeputeerde): Daar kom ik zo op. De prijs van de grond wordt hoger. Die gaat van akkerbouwgrond naar bouwkavels en die zijn duurder naarmate er meer infrastructuur in ligt. Wij hebben heel bewust in 2001 en 2004 gekozen voor de constructie om de verkoop van particulieren, dus de afname van de grond en het terugbetalen van de lening, los te koppelen. Dat hebben wij bewust gedaan. Dat is ook aan uw Staten gemeld. Waarom? Op een moment dat die private partijen moeten aflossen, hebben zij cash nodig en dan gaan ze echt wel lopen om die huizen te verkopen, want ze moeten cash binnen halen. Die scheiding is toen bewust gemaakt. Deze zomer ontstaat er dus een geweldig conflict. Waar de provincie niet wil waar haar zekerheden – de heer De Vey Mestdagh sprak over een nulrisico. Ik zal dat best een keer gezegd hebben. Ik heb al die verslagen niet gespeld, maar ik zeg u ook dat nulrisico’s niet bestaan. Het leven is niet zeker en er is in het leven maar een ding zeker. Ik heb bedoeld te zeggen dat tegenover het risico dat wij lopen er voldoende zekerheden staan –… Wij hebben als provincie, namelijk de ambtenaren die namens het College en ook namens mij, te weten Marco Groenhof, Hans Schrikkema, Frank Dijkstra en Pieter Van den Burgh, die onderhandelingen op een taaie en goede manier gevoerd, omdat wij absoluut niet wilden dat de zekerheid tegenover de voorfinanciering onvoldoende zou worden. Dat wilden wij niet. De andere kant groef zich in op het punt dat zij versneld de grond wilden afnemen. Als je nu naar het eindresultaat kijkt, dus naar de afspraken die er nu liggen, moet ik u zeggen dat wij er als provincie heel erg tevreden over zijn. Dan hebben mevrouw Stavast en Wiebe van der Ploeg gelijk als zij stellen dat hier sprake is van juridisering. Ja, maar dat heeft dan wel een oorzaak. Je hebt samen een contract en je krijgt een conflict. De markomstandigheden wijzigen zich. Dan ga je er dieper in. Dan zijn wij eraan gehouden om juridisch zo hard mogelijk vast te leggen dat onze
29
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 zekerheidspositie niet onderuit gaat. Dat is onze taak namens de provincie en ik denk dat we dat bijzonder goed hebben gedaan. Als dan de vraag wordt gesteld waarom die clausules erin zitten voor de doorverkoop… Laat ik het zo zeggen. Ik heb het in de commissie ook gezegd. Dat is om te voorkomen dat er allerlei BV’s zijn waar grond aan doorgeleverd wordt onder de kostprijs. Ik beantwoord gelijk de vraag van het CDA inzake de eerste brief van de gemeenten over het onthouden van goedkeuring van doorlevering namens publieke partijen. De gemeenten waren in die veronderstelling – dat punt is overigens nu weg. Zij zullen vandaag een brief sturen dat zij akkoord zijn met een wijziging van het monitoringsysteem. Zij hebben gisteren gemeld dat die brief zonder verdere clausules binnen zou komen – dat wij dat dan als enige zouden kunnen doen. Dat is niet waar, want het blijft gewoon in de OBS staan, want de OBS blijft gewoon gehandhaafd. Ik vind dus ten aanzien van punt 1 dat wij heel goede afspraken hebben gemaakt die de zekerheidspositie van de provincie borgen en niet alleen doordat er nu tegenover de voorfinanciering voldoende grondwaarde staat, maar ook om elk risico zoveel mogelijk uit te sluiten, ook als zij in gebreke blijven of de tent failliet gaat, is daar bovenop nog de concerngarantie gekomen. Enerzijds om de overschrijding van het krediet van € 90 miljoen te dekken en anderzijds om het eventueel in gebreke blijven bij het nakomen van een aflossingsverplichting te borgen. Ik wijs er overigens met nadruk op dat zij tot nog toe aan hun verplichtingen hebben voldaan. Daar dient ook het pandrecht voor. Blijft nog het faseverschil over. De heer Swagerman vroeg hier naar. Hij zei letterlijk: “Moeten we dan de zaak laten knallen als we al heel veel geld hebben overgedragen?” Dat was een van uw stellingen. Ook dat willen we niet. Wij willen ook niet het faseverschil toe laten nemen. Dus stel dat het ooit fout zou lopen – wij en zij gaan ervan uit dat dit niet gebeurt – dan mag het niet zo zijn dat we dan meer waarde hebben overgedragen dan dat we in principe nu hebben overgedragen. Dat faseverschil mag niet toenemen. Het hele verhaal op een rijtje zettend, denk ik dat wij in deze situatie heel adequate afspraken hebben gemaakt met de private partijen. Zijn de mazen daarmee dicht? Zijn er zekerheden voor de toekomst? Mensen, ik heb net gezegd dat er maar één zekerheid is voor de toekomst en die geldt voor ons allemaal. De heer SWAGERMAN: Het monitoringsysteem is nu toch al genoemd. Er zijn naar mijn mening enige drastische aanpassingen in het monitoringsysteem. Met name de voorwaarde waaraan de Ontwikkelingsmaatschappij moest voldoen in de vorm van allerlei onderzoeken, is geschrapt. Dat lijkt mij niet positief. Misschien oordeelt de gedeputeerde er anders over en kan hij uitleggen waarom. Een ander probleem is dat artikel 8 is geschrapt. Ik vraag mij af of dit mogelijk geheim is, want ik heb dat niet beschikbaar. Waarom is artikel 8 vervallen en waarom is alleen artikel 11 blijven staan? De heer CALON (gedeputeerde): Staat u mij toe om die vraag in de tweede termijn te beantwoorden. Over het monitoringsysteem kan ik heel helder zijn. Ik snap de vraag van Kees Swagerman heel goed. Ik heb hem zelf ook gesteld toen we hierover spraken. Datgene wat ze moesten aantonen via de onderzoeken, slaat alleen op 4.b en dus niet op 4.a noch op de andere artikelen. Waarom wilden wij dat monitoringsysteem anders? Omdat in 4.d staat: aanpassing van de planning. Met aanpassing van de planning, in de zin van het project langer door laten lopen, zouden wij geen moeite mee gehad hoeven te hebben, maar wel met aanpassing van het betalingschema. Dat zou als consequentie kunnen hebben dat als de afzet aan particulieren tegenvalt, de aflossingstermijnen naar achteren zouden gaan en dat was voor ons onacceptabel. Wij willen gewoon die aflossingen hard hebben. Als je nu kijkt naar c. ‘Vergroting van de oppervlakte uitgeefbare grond’ dan is dit technisch bijna niet mogelijk, want die eilanden liggen er al en dat is in De Wei ook al redelijk uitgedimensioneerd en als wij het over Het Dorp hebben: ga naar het Infocentrum, want daar staat al een maquette van Het Dorp en hoe ze het willen gaan bouwen, is al helemaal uitgetekend. Je kunt dus 4.c technisch niet meer doen. 4.b Aanpassing van het inrichtingsplan, bestemmingsplan of beeldkwaliteitsplan. Dat wilden zij eruit hebben, maar wij eigenlijk ook wel. Wij willen echter geen aanpassing van het beeldkwaliteitsplan. Wij willen geen aantasting van het concept. In de OBS staat ‘bovenkant van de woningmarkt’, dat staat dus gewoon in het hoofdcontract en wij wilden ook geen aanpassing van het beeldkwaliteitsplan. Dat zou van hun kant uit alleen maar naar beneden zijn. Ik kan me niet voorstellen dat zij zouden zeggen dat het strenger gemaakt moest worden. Op zich konden wij het heel snel eens worden met elkaar. 4.b, 4.c en 4.d eruit. Het enig wat dan nog technisch gewijzigd moest worden, is art. 5, omdat het refereert aan die twee artikelen. Dan blijft 4.a staan. Dat is het punt van de kavelsplitsing. Dat stond al in het monitoringsysteem in 2001. Daar hebben we grote discussies over gevoerd. Het ging toen om verhoging van het aantal van 1200 naar 1800 woningen middels splitsing van kavels voor twee-onderéén-kappers die weliswaar aan de bovenkant van de woningmarkt zouden zitten. Dus dure twee-
30
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 onder-één-kappers of appartementen. Ik kan me er niet zo veel bij voorstellen, maar goed, die zijn er. Die hebben wij geamendeerd in 2004 toen er 280 woningen bijkwamen, namelijk van 1200 naar 1480 woningen. Toen is gezegd dat de kavelsplitsing maximaal mag leiden tot de toename met 400 woningen, dus niet 600 woningen. De bandbreedte nu is dus van 1280 naar 1880. Er is al eerder discussie over geweest, want het bestemmingsplan laat meer toe. De grenzen daarvan zijn ook iets ruimer. Ik dacht dat het bestemmingsplan op 2053 zat. Dat is openbare informatie, maar ik ken niet precies die getallen uit mijn hoofd. Het contract zit dus tussen de 1480 en 1880. Kan je dat nu eenzijdig doen? Dat is het punt. Dat was een wezenlijke vraag voor de gemeenten. Kan nu zo’n private maatschappij, of wij of een van de partijen zeggen: “Weet je wat? Het zit even tegen. We gaan a.1 doen.” Nee, dat kan je alleen maar gezamenlijk doen als je het er met elkaar over eens bent. Je kunt nog kiezen a.1, a.2 of het project langer door laten lopen. Ook op het punt van de vraag van Piet de Vey Mestdagh – ik had daar aan het eind op terecht willen komen – namelijk gaan we het concept aanpassen? Gaan we het niveau naar beneden brengen? Gaan we het beeldkwaliteitsplan verlagen? Gaan we het kwaliteitsniveau verlagen? Nee. Ik moet ook zeggen dat er niemand van de huidige partijen, ook de private partij niet, zelfs maar de schijn wekt dat te willen. De private partijen zitten op de toer dat het beter is om het project langer door te laten lopen in plaats van goedkopere woningen te bouwen en sneller te gaan pompen, zoals ze dat noemen. Dit over het contract. De uittredingskwestie. De uittredingskwestie speelde in 2007. Wij hebben u er toestemming voor gevraagd. De gemeenten vonden het toen geen probleem. De provincie vond het wel een probleem. Wij hebben namens de provincie er een eis aan verbonden. Wij hebben gesteld: “U kunt uittreden, maar dat moet u wel vóór 31-12-2011 200 kavels hebben afgenomen en betaald.” Onze jurist zegt dat door het feit dat die drie partijen de OBS hebben ondertekend en akkoord zijn gegaan met die uittredingsvoorwaarden en ook toestemming hebben gevraagd, zij daaraan moeten voldoen en wij juridisch sterk staan. Wijzelf hebben door analyse van deze zomer er twijfels over of dat adequaat is geregeld. Welke waarde hecht je dan aan de uitspraak van een meneer van het NOSjournaal? Als ik zeg: heel veel, dan lieg ik en als ik zeg: heel weinig, dan lieg ik ook. Ik moet u wel zeggen dat ik bijna een hartaanval kreeg toen ik dat NOS-journaal zag. Ik zat net met mijn vrouw, kinderen en schoonmoeder van 86 jaar uit Brabant voor de Sinterklaasviering klaar en toen kwam het NOS-journaal. Een surprise? Het was inderdaad even schrikken. Allereerst werd een fantastisch goed beeld over de Blauwe Stad gegeven en van wat die mensen er daar zelf van vinden. Het is heel goed dat dit een keer gebeurd en zeker op het NOS-journaal. Het was een fantastische reclamespot en vervolgens het item dat aan de uittredingsvoorwaarden wel is voldaan, omdat “ik heb inzage gehad in de afspraken”. Ik heb het opgenomen. Voorzitter, ik heb ook deze commissie gemeld dat de Ontwikkelingsmaatschappij mij persoonlijk heeft aangeboden om inzage te krijgen in die afspraken. Ik heb aan de commissie gemeld dat ik na consultatie van de jurist daarvan afgezien heb, omdat de jurist zei: “Daar heb je niet voldoende aan. Jij moet niet inzage hebben in de afspraken. Je moet die afspraken hebben.” Dus ja, ik neem kennis van wat op het NOS-journaal gebeurde. Ik vond het een mooie reclamespot. Ik was er blij mee. De heer SWAGERMAN: In tegenstelling tot de private partijen, waarschijnlijk, die altijd gezegd hebben dat ze die verplichting niet hadden, terwijl het journaal constateert dat het wel zo is. Wie heeft ze nu inzage gegeven? De private partijen? De OM? De heer CALON (gedeputeerde): Ik heb natuurlijk wel even de OM gebeld en gevraagd of zij inzage hebben gegeven. Ik heb niet aan de journalist gevraagd wie zijn bron was, omdat ik vind dat je dat niet moet doen. De OM heeft bij hoog en bij laag beweerd en als ze liegen, liegen ze toch echt allemaal – ik heb zelfs maandagmorgen Henk Koop gebeld en gevraagd of hij het journaal had gezien en hoe een journalist dat ziet en wij niet. Hij wist van niks. Hij had het journaal niet gezien, want zijn dochter was zaterdagavond op bezoek geweest. Hij had er geen toestemming voor gegeven. Hans Schrikkema heeft namens mij Jan Postema en Van Kimmenade gebeld en die zeiden ook dat het niet bij hen vandaan kwam. Voorzitter, ik weet het niet. Ik weet dat mij is aangeboden om inzage te krijgen en ik heb de overwegingen van mijzelf, van het College, op advies van de jurist gegeven waarom ik dat niet heb gedaan. Ik wil gewoon die papieren hebben. Zo simpel is het. De heer SWAGERMAN: Dat heb ik al gezegd dat u dat heeft gezegd en mijn vraag was of hij het ook gezien heeft met uw advocaat. Het antwoord daarop is dus duidelijk nee. De heer CALON (gedeputeerde): Dat heb ik al eerder gezegd.
31
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer SWAGERMAN: Maar dan blijft nog steeds staan hoe het zo kan zijn dat daar waar dezelfde OM zegt die verplichting niet te hebben, zij dat laten zien aan een journalist die constateert dat het wel zo is. Dat lijkt niet logisch. De heer CALON (gedeputeerde): Dat lijkt niet alleen niet logisch, maar dat is niet logisch. De uittredingskwestie. Ik heb hierover in de commissie al het nodige gezegd. De vraag van de heer Swagerman was of de uittreders die kavels mochten afnemen of moesten afnemen. Ik heb toen gezegd dat wij een verplichting hebben opgelegd. Ik heb de brief later openbaar gemaakt. Wij zijn van mening, gezien het ondertekende contract en de brief, dat er een verplichting ligt. Wij hebben twijfels of die verplichting adequaat is ingevuld. Ik heb verzuimd – zo heb ik het in de commissie gezegd, terwijl de heer Moorlag heeft gezegd dat ik te diep door het stof ben gegaan –... Ik leg de lat voor mijzelf hoog en dat bent u van mij gewend. Met de kennis achteraf – dat heb ik ook in de commissie gezegd – vind ikzelf, in weerwil van wat onze jurist zegt, dat we die contracten hadden moeten opvragen. In het gevecht over de grondoverdracht en uw vragen of wij nu een plicht hadden opgelegd of dat dit een recht was, heb ik verzuimd uw commissie op dat moment te informeren dat wij er twijfels over hadden. Dat vind ik fout van mijzelf en daar heb ik mijn excuses aangeboden en voor die excuses sta ik, voorzitter. Ik zou het een volgende keer anders doen met de kennis die ik nu heb. Zo simpel is het ook. De overschrijding van € 90 miljoen. Ik denk hier een tikje anders over dan velen in uw Staten. Piet de Vey Mestdagh zegt dat er indirecte besluitvorming is geweest. Nee, er is geen indirecte besluitvorming geweest, want Uw Staten hebben het contract, de OBS, geaccordeerd. Het is waar wat de heer Swagerman zegt: “In het verleden heeft Calon gezegd: ‘we gaan er niet overheen.’ Dat klopt. 2007. Die verslagen heb ik wel allemaal nagekeken. 2008, Dag van de Verantwoording. Waarom dacht je dat toen? Omdat er geen haar op mijn hoofd was die dacht dat we er overheen zouden gaan. De aanbestedingen vielen mee, de verkopen liepen goed. Er komt dus genoeg cash binnen en ze blijven eronder. Bovendien hebben ze in 2007 (ik dacht dat dit een vraag van Pim de Bruijne was) bijgestort, zodat ze er onder bleven. Er was toen bij mij geen haar op mijn hoofd die dacht dat ze er overheen zouden gaan. Bij de Dag voor de Verantwoording ziet u dat ik op herhaalde vragen van de heer Van der Ploeg antwoordt dat wij het contract respecteren. Ik hecht eraan om te zeggen dat wij de overschrijding van die € 90 miljoen u gemeld hebben vóórdat die optrad. Dat staat ook in de brief die we u gisteren hebben gestuurd. Wij hebben dus de overschrijding gemeld aan uw Staten in de commissie voordat die optrad. Dus: 1) de mogelijkheid tot overschrijding zat in het contract dat door uw Staten is vastgesteld. Dat is geen indirecte besluitvorming, maar directe besluitvorming. 2) wij hebben de overschrijding vooraf gemeld. Blijft over de vraag van Wiebe van der Ploeg. Hij vraagt: “Mag dat dan wel? Tast dat niet het budgetrecht van de Staten aan? Is dat wel koninklijk? Het antwoord op de eerste vraag is simpel. Na de commissie hebben Hans Schrikkema en ik er even stevig over gepraat. Ik heb er ook over nagedacht en heb besloten om onze accountant, die is immers objectief en onafhankelijk, te laten kijken of dat al dan niet kan en of dat rechtmatig is. Onze perceptie van het bericht van de accountant is dat het goed is en dat het niet aan de Staten voorgelegd had hoeven te worden. Feit is dat hij schrijft “lijkt” zoals in het stuk staat, maar uiteindelijk zal hij de rechtmatigheid toetsen bij de Jaarrekening. Onze mening was en is dat wij hier conform alle procedures en wetten gehandeld hebben. Blijft staan het punt van Wiebe van der Ploeg: “Had je nu niet de koninklijke weg kunnen volgen?” Voorzitter, daar ben ik dan ook heel erg simpel in. Je moet die vraag omdraaien. Waarom zou je nu weigeren om de koninklijke weg te volgen? Wat verhindert dat? Voorzitter, helemaal niets. Als uw Staten zeggen dat wij de koninklijke weg moeten volgen op dit dossier, dus: dien alsnog een voordracht in, zeg ik ‘ja’. En als uw Staten nu zeggen: “Doe dat in de toekomst ook op dit dossier”, zeg ik ook gewoon ‘ja’. Ik verschil graag met u van mening, maar dan moeten we het wel echt oneens zijn. Het punt van Kees Swagerman nog even, namelijk door in te stemmen met deze voordracht, komt die voordracht als mosterd na de maaltijd? Dit is voor de helft waar, maar door de ondertekening van de OBS en het Addendum hebben de Staten al de verplichting ondertekend. Dat moment was al eerder en ik heb dat al uitgelegd. Dat ligt niet alleen maar aan deze voordracht. Het zou wel zo zijn dat als dat andere contract er niet was geweest en je sluit dit contract, de heer Swagerman gelijk zou hebben. De heer SWAGERMAN: Dan is dus de kwestie welke 50% je gaat volgen. Mijn vraag is het volgende. U meldde net terloops dat het bijstortingsverhaal is doorgegeven. Nu heb ik de neiging om voor 60% zeker te weten dat dit niet zo uitputtend in de openbaarheid aan iedereen is uitgelegd als u nu
32
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 suggereert. De vraag is dus of u die bijstortingen wilt uitleggen voor de mensen die hier nog nooit van hebben gehoord. De heer CALON (gedeputeerde): Het is heel simpel. Zij moesten onder de € 90 miljoen blijven, want anders moeten ze additionele zekerheden stellen. Ik geloof dat ze een jaar of twee jaar geleden tegen die € 90 miljoen aan gingen zitten en toen geld hebben bijgestort. Daarover heeft toen Pim de Bruijne een vraag gesteld. Dat stond ook in de Begroting en daarom was dat op de Dag van de Verantwoording aan de orde. De heer LUITJENS: Voorzitter, een korte vraag. Gedeputeerde, u wilt met uw zienswijze op het contract toch niet beweren dat daarmee een carte blanche door de Staten is weggeven? In mijn opvatting hoort daar dan bij dat je met elkaar ook weer een plafond moet aanleggen en dan zal je toch weer terug moeten naar de Staten om het over dat plafond te hebben, want het contract is in principe open ended. Daar moet je dan met elkaar in de Staten verder over praten. De heer CALON (gedeputeerde): Ja, helemaal eens. We hebben u ook gemeld wat de overschrijding in theorie zou kunnen worden en wat de toenmalige concerngarantie zou zijn. De bedragen van die concerngarantie zijn niet openbaar – Kees Swagerman vroeg er naar – omdat die het belang van het bedrijf kan aantasten. Dat is overigens bevestigd door onze jurist. Is het dan een openeinderegeling? Nee, het gaat alleen maar over de publieke infrastructuur en ik heb vaak tegen Wiebe van der Ploeg gezegd dat wij die hier betalen. Die bonnetjes betalen wij en dus is dat geen openeinderegeling. Het gaat niet over de private infrastructuur, maar alleen om de publieke infrastructuur. De heer LUITJENS: Maar dat heb ik ook niet beweerd, want ik begrijp heel goed dat het alleen om de publieke infrastructuur gaat. Dan nog mag het wat mij betreft geen openeinderegeling blijven. De heer CALON (gedeputeerde): Helemaal eens. Dat delen wij helemaal. Voorzitter, dit was alles over de overschrijding. Het onderzoek. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, als dat zo is, dan moeten er toch afspraken met ons gemaakt worden over tot hoe ver dat gaat. De heer CALON (gedeputeerde): De afspraak in de OBS is dat wij tot € 90 miljoen de publieke infrastructuur voorfinancieren en als het meer is dienen zij additionele zekerheden te stellen. Aan u is gemeld wat wij dachten dat het zou gaan worden en wat die additionele zekerheid zou zijn. Dat is van tevoren gemeld en wij moeten ook toetsen of die additionele zekerheden adequaat zijn. Dat hebben we ook gedaan. Dat heeft ter inzage gelegen in de Statenkast. De heer DE VEY MESTDAGH: Maar u kunt dezelfde redenering ophouden als het bedrag twee keer zo hoog was geweest? De heer CALON (gedeputeerde): Nee, de grens ligt bij wat nodig voor de publieke infrastructuur. De heer DE VEY MESTDAGH: Maar degene die dat uitgeeft is de Ontwikkelngsmaatschappij. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, daar zit u fout. Degene die dat uitgeeft, is de provincie. De provincie heeft aanbesteed en betaalt de rekeningen met betrekking tot de publieke infrastructuur. De heer SWAGERMAN: Ik heb daar toch nog een vraag over. In een der brieven van gisteravond wordt ook gesproken over het voorfinancieringskrediet en dat de € 90 miljoen is overschreden. Dan hebben we het dus over investeringen in de publieke infrastructuur en dus over de centen van de provincie, van ons. Wat de SP betreft is het nu zo. Als iemand wil kunnen controleren hoe met ons geld wordt omgegaan, dan moet het niet zo zijn dat achterliggende informatie over de oorzaak van de overschrijding vertrouwelijk blijft. Als u op een bepaald prijsniveau een bepaalde prestatie heeft verwacht en u gaat daar vanwege enige oorzaak over heen, dan dient daar helderheid over te komen. Daar bent u het blijkbaar niet mee eens. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, wij hebben gezegd dat die twee oorzaken vertrouwelijk blijven. Wij willen wel inzage geven in de kosten van de publieke infrastructuur. Dat is helemaal geen
33
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 probleem. Die bonnetjes zijn hier en die kunnen ter inzage worden gelegd, zodat u kunt controleren of dat goed is gebeurd en er geen verkeerde dingen tussen zitten. De heer SWAGERMAN: Als dat dan zo helder is, wat is er dan op tegen om die voor iedereen ter inzage te leggen? De heer CALON (gedeputeerde): Wat er op tegen is, is dat er wel een aanbesteding is gedaan en dat er zaken zijn gekocht en dat openbaarheid bedrijfsbelangen kan schaden in verband met al die werken die zijn uitgevoerd door bedrijven die daarop ingetekend hebben. De heer SWAGERMAN: U maakt bij een aanbesteding de afspraak dat publieke infrastructuur wordt geleverd tegen maximaal een bepaalde prijs. Op het moment dat er overheen gegaan wordt ... De heer CALON (gedeputeerde): Maar er is niet overheen gegaan. De heer DE VEY MESTDAGH: Dan heeft u dus meer aanbesteed dan € 90 miljoen. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, het moment van terugbetalen is opgeschoven en daar zijn oorzaken voor en die zijn met u gewisseld en daar ga ik hier verder in de openbaarheid niet op in. Een onderzoek. Art. 15 in de afspraken. Dit is niet de wil geweest van de provincie. Wij zaten daar niet op te wachten. We hebben in dat gevecht wel gezegd: “Heren, we kunnen het ook wel anders doen. Jullie betalen ons die € 90 miljoen terug van de voorfinanciering en jullie nemen alle grond over en jullie lopen alle risico’s, maar wel even twee voorwaarden daarbij. Het kwaliteitsniveau dat in de OBS is gedefinieerd, blijft in stand. Dat is dan een afspraak met ons. En de tweede voorwaarde betreft de afzetsnelheden van de huizen. Daarmee sluit u even een contract af met de gemeenten, want wij willen niet dat ons volkshuisvestingsbeleid om zeep wordt gebracht.” Dat wilden zij dus niet. Zij wilden dat wij half in dat project zouden komen, zoals bij Meerstad, en half het risico zouden dragen. Daar hadden wij geen zin in en nog steeds niet, omdat wij vinden dat het risico bij die marktpartijen moet liggen en niet bij ons. Wij zijn erop uitgekomen dat wij samen, zo staat het in art. 15., een gedegen onderzoek met behulp van een onafhankelijk deskundige, dus niet door een onafhankelijk deskundige, gaan uitvoeren naar de meest optimale vorm van samenwerking tussen publieke en private partijen. Wij wilden niet dat wij op voorhand gebonden waren aan een resultaat. Anders zouden uw Staten terecht kunnen zeggen dat iets uit het onderzoek zou kunnen komen waar de Staten later aan gehouden zijn. De Staten kunnen dat terecht niet willen, want als er iets uit komt dat anders is dan deze afspraken, moet dat eerst door mij aan de Staten worden voorgelegd. Dat ben ik helemaal met het CDA eens. Als het CDA op de hoogte wil worden gebracht van de uitgangspunten van dat onderzoek (dat zit in een van die moties), dan deel ik dat. Er is dan wel even een klein praktisch probleem. U ziet daar staan dat het voor 1 februari 2009 moet gaan gebeuren Wij hebben pas een Statenvergadering op 4 februari 2009. Ik stel voor om dat zo uit te leggen dat dit dan aan de commissie Bestuur en Financiën voor te leggen, want die wordt eerder dan 4 februari 2009 gehouden, want anders kunnen wij niet voldoen aan de afspraken, die naar ik hoop, de goedkeuring van deze Staten kunnen krijgen. Punt 2 is dat als er resultaten uitkomen die leiden tot een afwijking van deze afspraken, wij die eerst aan uw Staten zullen voorleggen. Punt 3 is dat wij ook met de gemeenten goed gaan overleggen, we moeten dat immers samen doen. Wij zullen dat niet solistisch gaan doen. De toekomst. Wiebe van der Ploeg en Fenny Stavast van GroenLinks hebben benadrukt dat naar andere mogelijkheden moet worden gekeken. Het CDA interpelleerde daarop. Ik vind niet dat je nu moet gaan zeggen dat er de komende tien jaar niets zal veranderen en dat je niet in een situatie zou kunnen komen waarbij je andere dingen zou moeten bekijken. Dan ben je dom bezig, want de maatschappij om ons heen verandert elke dag. Als je alleen al naar de woningmarkt kijkt, dan geeft het heden een heel ander beeld dan 5 jaar geleden. Kijk je naar de renteniveaus en de bedrijven, zie je continu verandering. Je moet dus niets uitsluiten, maar het is wel zo dat geen der partijen, noch een van de gemeenten, noch de private partij, noch het College van GS vindt dat wij het concept van de Blauwe Stad ter discussie moeten stellen. Wij denken dat het een goed concept is en dat het een goed project is en dat je in tijden van neergang, vol moet houden. Wat Henk Staghouwer zei sprak mij wel aan, namelijk: geduld is een schone zaak. Je moet niet als de wind tegen zit, omdraaien. Ik kan mij nog herinneren dat ik vroeger met mijn broer naar school fietste. Dat was 6 km naar de lagere school en later was het 32 km naar de Stad. Als je het rottige stuk vanaf Feerwerd langs het Aduarderdiep moest fietsen en je had de regen en wind in je gezicht, waren er wel eens mensen in
34
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 ons groepje zeiden: “Weet je wat ik doe? Ik draai om en fiets even 100 meter terug, want dan rij ik een stuk met de wind mee!” Dat is niet zoals wij moeten opereren. Wij moeten ook niet als een gek harder gaan trappen, want dan word je alleen maar extra moe en dan haal je het einde van de rit niet. Wij moeten consistent doorgaan. Dat wil niet zeggen dat je maar domweg moet denken dat je de komende 2 jaar 150 kavels per jaar gaat verkopen. Dat is de reden waarom wij hebben verschillende scenario’s over de grondexploitatie bekeken met 75 en 30 verkochte kavels en hoe het dan met de exploitatie staat. Dat is in vertrouwen met elkaar gedeeld en die grondexploitatie geeft aanleiding om niet in paniek te vervallen. Het zal de komende twee jaar wat langzamer gaan, maar daarna zal de verkoop wel weer stijgen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, dan komen we weer uit bij die ‘badkuip’-problematiek, want dan gaan de lijnen wat langer doorlopen en dan komt er een meerjarenplanning voordat je de realisatie hebt uitgevoerd, dus voordat er gebouwd is en de opbrengsten van de ondernemers binnen zijn en bij de provincie de gelden binnenkomen. De heer CALON (gedeputeerde): Dan maakt u een fout. Ik zal er al op te wachten dat die fout kwam. De heer SWAGERMAN: Dat kan zijn, maar dan nog. Het betekent in dit geval dat u van de bedrijven verwacht, die zeker meer kosten krijgen, omdat hun inkomsten op langere termijn binnenkomen, dat zij die kosten maar allemaal voor hun rekening nemen. Ik kan mij voorstellen dat zij dat niet direct gaan accepteren en dat u zich dan weer genoodzaakt voelt om daarover weer een compromis te sluiten, zodat dit nog meer geld gaat kosten. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, dan maakt u echt een fout. Ik heb u net gezegd dat wij de betaling van de aflossing en het leveren van grond hebben losgekoppeld. Dat is heel essentieel. Wij willen gewoon de aflossing ontvangen in partjes van 9 termijnen. Het eerste partje is al binnen en er zijn dus nog 8 termijnen te gaan. Ik zal het maar even heel simpel zeggen: ook al verkopen zij geen huis, dan nog zullen zij de komende 8 jaar de voorfinanciering aan ons moeten aflossen. Wat er niet gebeurt en niet kan gebeuren met deze afspraken is dat, ook al verkopen zij geen enkel huis, wij hen de komende 8 jaar geen vierkante meter grond doorleveren. Dat gebeurt niet. Wij leveren volgens gezette tijden voor bepaalde waarden aan grond aan hen door en daar kunnen zij inderdaad hypotheek op nemen om daarmee te investeren in de Blauwe Stad. Dat is de concessie die wij aan hen hebben gedaan. Er is dus naar twee kanten sprake van een concessie. Wat niet kan gebeuren is dat als het tij tegen zit, de aflossingen naar achteren worden geschoven. Ik heb al betoogd dat wij daarom art. 4.d wilden schrappen. Het gaat hier om risico-eliminatie, althans om het streven naar een zo laag mogelijk risico. De detailvragen. Ik ben het geheel eens met het punt van de heer Moorlag over het handhaven van de kwaliteit en het bovenste segment van de woningmarkt. Een andere invulling van het project? Nog niet. Ik voel niet zo voor het betrekken van stakeholders bij het onderzoek naar de optimale samenwerking. Wie werken er eigenlijk samen? Dat zijn de drie gemeenten, de provincie en de private partij. Conform art. 15 kun je gaan kijken of er derden bij willen gaan zitten, andere markpartijen. Dat hebben we vorig jaar ook gedaan, toen die twee partijen uittraden. Dat is prima. Het gaat dan bijvoorbeeld om investeerders. Maar ik voel er niet veel voor om daar nu Jan en Alleman bij te gaan betrekken. Dat onderzoek gaat dus ook niet over een andere invulling van de Blauwe Stad. Wij houden vast aan dit concept. De concerngarantie. We kunnen afspreken om deze een keer per jaar te valideren. Wij kunnen niet elke dag valideren, maar we kunnen wel afspreken om dat een keer per jaar te doen. Dat is geen probleem. De heer Swagerman sprak over Heymans en Harry Mens wordt ook ten tonele gevoerd. Ik weet niet of die man wel eens in Groningen in het Oldambt is geweest, maar als hij in de krant laat zetten dat je er beter een Vinexwijk kunt bouwen, heeft hij niet begrepen hoe het Oldambt in elkaar zit, hoe de woningmarkt daar in elkaar zit, wat je met dit project zou willen en wat je moet doen. De heer Mens was vervolgens de eerste die in de krant zette dat hij wel vertrouwen had in het Koop-concern, omdat daar een commissaris, de heer Boonstra, zit en die is volgens hem wel heel goed. Het enige wat ik weet is dat het Koop-concern niet beursgenoteerd is, in de pijpenaanleg zit, terwijl de andere wel beursgenoteerd zijn. Ik weet ook dat als de koersen dalen zo’n bedrijf wel eens in de problemen kan komen. Verder zeg ik er niets over. De vraag van het CDA over de commissarissen. De commissarissen hebben een brief geschreven. Blijkbaar is deze set afspraken ook aan de orde geweest in de Raad van
35
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Commissarissen bij het Koop-concern en die holdings daarboven. Wij gaan zo hoog mogelijk in die boom zitten, zodat je niet afhankelijk bent van een BV-tje dat failliet kan gaan. Onze accountant heeft die concerngarantie gevalideerd en nagegaan of er voldoende waarde aanwezig is. De Raad van Commissarissen heeft in haar brief aan ons duidelijk gemaakt dat dit het eindbod is dat geldig is tot vrijdag. Er zal geen millimeter meer bijkomen. Dit als antwoord op de vraag van Marc Jager naar de rol van die commissarissen. Wat er verder in dat concern gebeurt, weet ik niet. De vraag van GroenLinks. Een andere gedeputeerde op dit dossier? Ik was die onderhandelingen strontzat. Zo heb ik het gezegd, maar zo staat het niet in het verslag. Ik heb dat verslag pas gezien en ik dacht: “He, het wordt in dat verslag een beetje vlak gemaakt.” Maar dat wil niet zeggen dat ik de Blauwe Stad strontzat ben. Ik vind het een fantastisch project. Ik ben er trots op en ik draag dat ook naar buiten toe, namelijk dat deze provincie het aangedurfd heeft en zoals Teun Jan Zanen zegt, niet uitgaande van de maakbare samenleving, want u ziet dat niet zitten, maar zoals William Moorlag het heeft gezegd en dat Statenbreed werd gesteund: ontwikkelingsgerichte provincie en je verantwoordelijkheden nemen als provincie als het even tegen zit. Mevrouw Stavast, u kunt gerust zijn. Ik ben niet zat van dat project. Ik vind dat een heel mooi project. De heer SWAGERMAN: Zo is mijn indirecte vraag toch direct beantwoord. Dat leidt direct tot een vraag aan GroenLinks, want wat wordt nu hun opstelling ten opzichte de motie van wantrouwen van ons en de motie van D66? De VOORZITTER: Dat krijgen we beantwoord in de tweede termijn. De heer CALON (gedeputeerde): Ik ga door met de gemeenten. Waarom zijn die niet direct bij de onderhandelingen betrokken? Het is vrij simpel. De gemeenten zijn op de hoogte gehouden. Ik heb een datumlijstje bij me, maar voorlezing lijkt mij onzinnig. Zij hebben inderdaad niet deelgenomen aan de onderhandelingen. Dit is niet een conflict geweest tussen de gemeenten en de provincie of tussen de gemeenten en de private partijen, maar het is een conflict geweest tussen de provincie enerzijds en de Ontwikkelingsmaatschappij anderzijds. De gemeenten vonden in eerste instantie dat wij niet al te moeilijk moesten doen en dat het toch wel kon, maar wij hebben als provincie als een bok op de haverkist gezeten om die risico’s te beheersen en zo dicht mogelijk naar nul te brengen. De gemeenten zijn wel continu op de hoogte gehouden van wat er speelde, maar zij zijn niet betrokken geweest bij de onderhandelingen. Ik denk dat er een valide argument voor is. Zij zijn wel gelijkwaardig, maar niet gelijk. Wij financieren namelijk voor met een groot bedrag en lopen daardoor een groter risico dan de gemeenten. De moties. Motie 1 van het CDA. De heer JAGER: Ik ben gewend dat de gedeputeerde altijd besluit met de moties, maar dat zou betekenen dat een voor ons belangrijke vraag niet zou worden beantwoord. In die brief stellen de gemeenten ook nog dat ze weer met u willen gaan onderhandelen over de OBS en nu is er geen duidelijkheid over uw standpunt. Ik wil dat heel graag weten in deze termijn. De heer CALON (gedeputeerde): U heeft gelijk. Ik heb op de eerste vraag van u antwoord gegeven. Het beeld was ontstaan dat alleen de provincie goedkeuring kan onthouden voor overdracht van de grond en wij kunnen dat niet. Dat is niet waar, want vanuit de OBS blijven ze dat alsnog te kunnen doen. Dat is punt is dus weg en dat brengen de gemeenten niet in. Ik heb u ook gezegd dat ik vandaag een brief krijg met als inhoud dat de gemeenten onvoorwaardelijk akkoord gaan met het eindresultaat en de wijziging van het monitoringsysteem, zoals nu wordt voorgesteld. De Colleges van B en W hebben dat gisteren besloten. De moties. Motie 1 van het CDA. Ik zit hiermee. Als deze gelezen moet worden als een inspanningsverplichting van het College, zeg ik ‘ja’. Ik zal er ook mijn best voor doen, maar het is wel zo dat er nu een onderhandelingsresultaat voorligt, waar dit niet in staat. Daar zeggen we dan ‘ja’ of ‘nee’ tegen. Motie 2. Ik heb al uitgelegd dat ik er prima mee kan leven, maar dan dient het overleg over de uitgangspunten in de commissie B en F vóór 1 februari plaats te vinden, want we spreken hier af dat het voor 1 februari zal beginnen en dat was voor hen vrij hard. Verder zullen wij natuurlijk geen besluiten nemen voordat wij de Staten hebben geconsulteerd. Motie 3. Deze motie wil ik ontraden Motie 4. Deze motie wil ik ook ontraden.
36
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Motie 5. Deze motie van D66 was de moeilijke. Ik heb mijn excuses aangeboden en dat zal duidelijk zijn, omdat ik vind dat ik daar niet helemaal goed heb gehandeld. Over de kredietoverschrijding heb ik ook al het nodige gezegd. Daarmee heb ik in feite mijn mening over deze motie gegeven. Ik ben er heel genuanceerd op ingegaan. Ik wil dat nog eens herhalen. Het College van GS was, is en blijft van mening dat dit conform de procedures is die daarvoor gelden. U heeft namelijk dat contract ondertekend. Wij hebben u de overschrijding gemeld voordat die optrad. Desalniettemin is uit de Staten gekomen via de commissie: volg op dit dossier op dit punt de koninklijke weg. Ja, dat zullen wij doen. Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee de moties behandeld, inclusief de vragen. Ik dank u wel voor uw aandacht. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik heb nog even een vraag. Hij zegt dus in feite dat hij motie 5 gaat uitvoeren in de toekomst. De heer CALON (gedeputeerde): Ja, dat heb ik gezegd, maar ik vind niet dat het woord ‘afkeuren’ hier op zijn plaats is en daar zit ons verschil van mening. We moeten ook normaal met elkaar omgaan. Als gevraagd wordt: kun je daar in het vervolg de koninklijke weg volgen? Dan zeggen wij ‘ja’. De VOORZITTER: Op dit dossier? De heer CALON (gedeputeerde): De voorzitter zegt: op dit dossier. We hebben het dus over dit dossier. We krijgen wel rare toestanden, want als we een weg aanleggen en daar zit een overschrijding in en die melden we, zou het heel anders zijn. We gaan dan eigenlijk wel met twee maten meten, maar goed, bij die discussie blijf ik even weg. U bevraagt mij hier op dit dossier en op dit punt en daarop zeg ik ‘ja’. De VOORZITTER: Dan hebben wij het tijdstip bereikt dat wij kunnen gaan lunchen. Ik schors de vergadering. Gebruik de lunch vooral voor onderling overleg, zodat u gereed bent voor de tweede termijn, waarvan de meeste spreektijd al is gebruikt. De vergadering is geschorst van 13.05 uur tot 13.45 uur. De VOORZITTER: De vergadering is heropend en we kunnen het debat voortzetten. Wat betreft de spreektijd van 10 minuten heeft de PvdA 7 minuten gebruikt, het CDA 6 minuten, de SP 13 minuten, de VVD 6 minuten, de ChristenUnie 9 minuten, GroenLinks 10 minuten, de Partij voor het Noorden 7 minuten, D66 9 minuten, de Partij voor de Dieren 5 minuten. De interruptietijd is niet meegerekend. De afspraak in het Presidium is dat enige coulantie zal worden betracht, maar de bedoeling is wel dat men zich beperkt tot hoofdzaken als de resterende spreektijd dat nodig maakt. Het College heeft 35 minuten gebruikt en ook daar is de interruptietijd van afgetrokken. De heer Moorlag heeft het woord. De heer MOORLAG: Voorzitter, bij de bespreking in de eerste termijn werd ik wel het meest getroffen door een aantal vragen die de GroenLinks-fractie heeft gesteld. Vragen als: wordt er niet een te zware wissel op de toekomst getrokken? Is er wel voldoende vertrouwen? Is er niet teveel juridisering? Voorzitter, dat zijn ook vragen de binnen de PvdA-fractie spelen. Wij kunnen de toekomst niet voorspellen. Wij hebben als PvdA-fractie wel nadrukkelijk de overtuiging dat hier een robuuste overeenkomst ligt, maar er is geen sprake van nulrisico’s en het is ook niet voor niets dat de PvdAfractie in de commissie heeft geïnformeerd naar een eventueel crashscenario voor het geval dat het helemaal mis zou gaan en dat de Ontwikkelingsmaatschappij ermee ophoudt of ermee moet ophouden. Absolute zekerheden zijn er niet, maar, zoals in de eerste termijn gezegd, vinden wij dat deze overeenkomst binnen te beredeneren en aanvaardbare risico’s ligt. Verder heeft de GroenLinks-fractie gesteld dat Harry Mens, een gerenommeerd makelaar in bepaalde kringen, de boom in mocht. Dat deed bij ons even het beeld rijzen of er in de Blauwe Stad niet een blauwe boom gepoot moet worden, maar gelet op de voornemens die andere fracties in deze zaal hebben jegens de gedeputeerde, lijkt het ons geen goed idee om er een boom neer te zetten. Daarmee kom ik op het punt van het stijlverschil. Ik zie iets gemeenschappelijks tussen de SP en de VVD. De SP heeft naar mijn smaak een enigszins te billijken standpunt. Zij is van oudsher altijd tegen de Blauwe Stad geweest en heeft moeite met de publiek-private samenwerking. Ik kan de redenering van de SP wel volgen en daarmee zeg ik niet dat ik die kan billijken, maar de VVD is toch het spoor wat bijster. Ik zit mij af te vragen of de VVD niet bezig is om zichzelf in een hoek te verven. Voorzitter, tot besluit twee punten.
37
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De kredietverruiming. Sommige fracties vragen zich af of dit nu wel of niet achteraf door een voordracht moet worden vastgesteld of worden geheeld. Het College heeft toegezegd om die lijn voor wat betreft de publieke investeringen te volgen, maar waar GroenLinks de vraag stelt of wij niet te veel gaan juridiseren, moeten wij hier in de Statenzaal evenmin een cultuur van juridisering gaan introduceren. Inzake goedgekeurde besluiten, waarin ruimte of risico zit van budgetoverschrijdingen, heb ik het voorbeeld genoemd van de aanleg van wegen. Als blijkt dat in tegenstelling tot het begrote bedrag de laagste inschrijver hoger zit, kan wat betreft de PvdA-fractie worden volstaan met de actieve informatieplicht, waarbij vervolgens in de reguliere cyclus van voorjaarsnota, begroting, integrale bijstelling en de rekening zaken achteraf kunnen worden goedgekeurd. Voorzitter, de weg is nog lang en hobbelig en er is tegenwind. De gedeputeerde heeft er ook iets over gezegd. Ik denk dat ik kan besluiten met het onderschrijven van de opmerking van de ChristenUnie dat wij geduld en vertrouwen moeten hebben. Dank u wel. De heer JAGER: Voorzitter, wij danken het College voor de beantwoording in de eerste termijn. Ik kom graag terug op een aantal punten. Met betrekking tot de gemeenten is het ons helder geworden dat er op elk moment vandaag een brief op de deurmat van het provinciehuis kan vallen, waarin de instemming staat. Dat is een belangrijke vereiste. Ik ga er zonder meer vanuit dat daarmee niet opnieuw onderhandeld kan gaan worden over deze deal, maar dat men akkoord is. Er ontstond enige onduidelijkheid, maar die is naar verwachting snel weg te nemen als het gaat om de maximale ruimte als het gaat om kavelsplitsing. Het aantal van 600 kavels wordt genoemd. Ik neem aan dit 600 is minus de 200 die in 2004 al benut is en daarbij opgeteld dan de 80 extra kavels. Graag hoor ik dit bevestigd. Wij willen wel aangeven dat wij het vervelend vinden dat er klaarblijkelijk toch ruis zit in de informatievoorziening op dit punt tussen de publieke partijen. De gedeputeerde geeft aan dat de gemeenten weliswaar niet betrokken zijn bij de onderhandelingen, maar wel geïnformeerd zijn over de onderhandelingen. Vervolgens horen wij van gemeenteraadsleden dat die informatie in ieder geval niet bij hen is terecht gekomen. Dat is niet onze verantwoordelijkheid, maar wij kunnen wel constateren dat wij dat vervelend vinden. De voordracht. De voorliggende afspraken zijn duidelijk niet gemaakt vanuit een luxe positie. Integendeel, onder dreiging van onder meer juridische stappen zijn afspraken gemaakt om erger te voorkomen. Het feit dat onze contractpartner ons voor de rechter heeft willen slepen, heeft ons vertrouwen in die partner beschadigd. Van vertrouwen zegt men dat het te voet komt en te paard gaat. Wat het CDA betreft heeft de private partij nog wel wat voetstappen te zetten in de komende tijd, maar een eerste stap kan gezet worden door akkoord te gaan met het stellen van een termijn, zoals wij dat ook in een motie hebben voorgelegd aan de Staten. Wij snappen de opmerking van de gedeputeerde in de eerste termijn over de motie en wij doen bij deze dan ook vooral een beroep op de private partij om ook akkoord te gaan met de strekking van die motie. Absolute zekerheden zijn niet te geven, zo stelde gedeputeerde Calon tijdens een der commissievergaderingen. Dat maakt een politieke afweging uiteraard lastig. Toch zijn wij als CDAfractie van mening dat met het maken van een nieuwe afspraak er een betere situatie ontstaat dan er nu is. De dreiging van een eventueel call-recht verdwijnt en er ontstaat meer duidelijkheid over de grondtransacties. Daarnaast worden de risico’s via de concerngarantie en de pandakte gedeeld met de Koop Holding Europe. Hebben wij daarmee als CDA het gevoel dat het allemaal wel goed komt met de Blauwe Stad? Helaas niet. Er zal nog veel moeten gebeuren om het project succesvol af te kunnen ronden. Op de eerste plaats moet wat ons betreft door alle partijen eerlijk worden gecommuniceerd naar de buitenwereld. Niet doen of het project een kleine tegenslag kent en zeker ook geen zoete propagandabriefjes versturen vanuit de Ontwikkelingsmaatschappij naar de bevolking in de Blauwe Stad, zoals wij, met dank aan de SP, tijdens de laatste commissievergadering konden vernemen. Het heeft onze fractie gestoord dat er lange tijd is gedaan alsof er niets aan de hand was, terwijl er op de achtergrond vertrouwelijk werd onderhandeld. Wij begrijpen dat de zaak hier soms om vraagt, maar eerlijk gezegd, houden wij er zelf een nare smaak aan over. De motie over het onderzoek. Wij snappen de tijdsdruk op het onderzoek. Wij gaan akkoord met het voorstel van het College om, mocht de motie worden aangenomen, met ons in januari in de commissie Bestuur en Financiën te overleggen. Wij zien de motie in die zin dat, op het moment dat je de vraag zou kunnen stellen of ook andere private partijen hierbij betrokken kunnen worden en dat de samenwerking op dat soort punten wordt aangepast, je tegelijkertijd ook vragen moet stellen over een nadere invulling of invullingen van het concept. Dat soort vragen willen wij samen met het College bespreken en wel voorafgaand aan de opzet van het onderzoek. Daarmee willen wij samen verantwoordelijkheid nemen voor dat onderzoek, vooraf en na afloop. Wat ons betreft grijpen we dat
38
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 onderzoek nadrukkelijk aan om, bij alle mogelijkheden die er zijn, van de Blauwe Stad een succes te maken. Ook de betrokken gemeenten moeten daar natuurlijk een duidelijke stem in hebben. De afgelopen week is er veel gezegd en geschreven over de Blauwe Stad. De teneur was lang niet altijd positief. De beeldvorming rond het project is hierdoor volgens ons negatief beïnvloed. Dat betreuren wij als CDA-fractie ten zeerste. Het was en is immers de bedoeling dat het project De Blauwe Stad waar wij als CDA-fractie voorstander van waren en zijn, een structurele impuls geeft aan Oost-Groningen. Als CDA-fractie willen wij ervoor blijven gaan dat het een succes wordt. Met die uitgangspunten kunnen wij dan ook instemmen met de voorliggende voordracht, waarbij ik wil aangeven dat één lid van mijn fractie een stemverklaring zal afleggen. Het tweede van de drie punten die ik in de eerste termijn aan de orde stelde. Met betrekking tot de kredietoverschrijding blijven wij erbij dat het College met de brief duidelijkheid schept en de koninklijke weg bewandelt. Wij begrijpen dat er niet alleen nu een voordracht komt, maar dat er, zo nodig, ook in de toekomst een voordacht zal komen. De moties. Motie 1 en motie 2 zijn onze eigen moties. Motie 3 zullen wij zeker niet steunen. Motie 4 vinden wij minder goed dan onze eigen motie op dat punt. Motie 5. Wij zijn van mening dat er al voldoende is gezegd over de koninklijke weg en dat wij de koninklijke weg de weg vinden die gegaan zou moeten worden. De brief over de uittredingskwestie. Wij zijn van mening dat de verantwoordelijk gedeputeerde Calon in het dossier Blauwe Stad een aantal zaken niet goed heeft gedaan. Ten eerste vinden wij dat de twijfel die rond de zomer ontstond over het al dan niet naleven van de uittredingsvoorwaarden gemeld had moeten worden aan de Staten. Daarnaast roept de gang van zaken rond de uittredingskwestie het beeld op dat door de gedeputeerde duidelijk minder bestuurlijk alert is gehandeld dan wij tot nu toe van hem gewend waren. De gedeputeerde heeft op deze beide punten duidelijk het boetekleed aangetrokken en wij zijn dan ook van mening dat het project Blauwe Stad de komende jaren de volle aandacht behoeft van het voltallige College en spreken hiermee het vertrouwen uit in de gedeputeerde en de rest van het College. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb veel tijd gebruikt en dat is niet de gewoonte van de SP. Dat weet gelukkig iedereen en daarom is enige coulance op zijn plaats geweest. Puntsgewijs een paar zaken. Wij kunnen niet met deze voordracht akkoord gaan en adviseren de Staten dringend om dat ook niet te doen, alhoewel zich een meerderheid aftekent om dat wel te gaan doen. Ik wil u nadrukkelijk melden dat kiezen voor deze voordracht betekent dat we doorgaan met dezelfde problemen. Alleen kunnen de problemen worden opgelost in de oplossing van de problemen met de huidige partner. Er verandert nu helemaal niets en het risico is groter dan nul. Voor de SP is duidelijk dat de Blauwe Stad met de niet-Blauwe Stad-gemeenten gaat concurreren. Een partner van Koop, de heer Boonstra, is iemand die graag huurwoningen bouwt, zo hebben wij ondertussen vernomen. Misschien dat dit een reden is dat dit ook daar gaat gebeuren. Daarnaast zien we echt geen verbetering in de nieuwe monitoringsovereenkomst. Een ander probleem is voor ons echt de politieke zonde die door de gedeputeerde (lees: College) is begaan en die niet bespreekbaar is, omdat die niet openbaar is. Dat maakt het erg lastig om iemand aan zijn verantwoordelijkheid te houden en instemming met deze voordracht levert daar tegelijkertijd de legitimatie voor, want de gemaakte fouten worden daarmee recht getrokken. Wij denken dat dit niet juist is. Financiële problemen? Prima. Politieke fouten? Niet. Zoals ook juist bij interruptie is gezegd: achtergrondinformatie die van belang is voor de besluitvorming – en waarvan wij ook niet begrijpen dat die niet openbaar kan zijn, zoals overschrijdingen van bonnetjes en dergelijke – dient niet vertrouwelijk, maar in de openbaarheid behandeld te worden. Wij hebben vragen gesteld rond niet-betaalde kavels, verhypothekering van beschikbaar gestelde kavels, en naar oplossingen van problemen die niet helder zijn, maar we hebben geen antwoord gekregen. De moties. Motie 1 heeft voor ons generlei waarde op dit moment, vanwege het feit dat geen datum is verbonden aan de 40 woningen en de bouw daarvan. Hier heeft het CDA nadrukkelijk om gevraagd, maar om redenen van de tijdsdruk, zo heb ik van de gedeputeerde begrepen, wordt er geen invulling aan gegeven. Het wordt blijkbaar ook niet geprobeerd, want misschien had dat via een Addendum toegevoegd kunnen worden. Wij zullen deze motie dus niet steunen. Motie 2 van de CDA-fractie heeft enige overeenkomst met onze motie. Het is een sympathieke motie, maar wij vinden dat deze te passief omgaat met de inzet, die ik wel in woord hoor
39
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 van de heer Jager, om Provinciale Staten nauwer te betrokken te krijgen. Ik vind dat daaraan in deze motie onvoldoende recht wordt gegeven en ik vind ook dat het College er niet de waarde aan heeft gegeven die dat verdient. Motie 3. Ik heb zojuist kort aangegeven waarom wij denken dat die motie toch moet blijven staan. De heer JAGER: U zegt dat wat ik in mijn bijdrage heb gezegd, niet terug te vinden is in de motie, maar onder dictum 1 staat toch nadrukkelijk dat wij als Provinciale Staten praten over de uitgangspunten van dat onderzoek. Hoe breed wilt u het dan hebben? Alle punten die u noemt, kunnen in dat overleg worden meegenomen en wij vinden dat dit overleg zo snel mogelijk moet plaatsvinden en dat is de eerst komende commissievergadering. De heer SWAGERMAN: Dat zou een aanvullende opmerking van mij bij onze eigen motie zijn geweest. Dat doe ik dan meteen bij dezen, want het antwoord op uw vraag zit daarbij in. Onze motie wijkt in die zin af daar wij net iets meer vormen van samenwerking onderzocht willen zien. Wij geven duidelijk aan dat wij direct betrokken willen zijn bij de specifieke vraagstelling die in het onderzoek zal worden gehanteerd. En wij willen er graag een tijdslimiet aan verbonden zien. In de wandelgangen heb ik begrepen dat 3 maanden misschien wat snel is. Wat ons betreft kan die motie worden opgerekt. Wij hadden die 3 maanden gekoppeld aan het terugtrekken c.q. het afwijzen van de voordracht. Wij zien dat nog niet gebeuren na deze zitting. Dus is er voor ons ook niet veel reden om vast te houden aan die termijn van 3 maanden. Ik zou van het College horen dat, mocht deze motie niet worden geaccepteerd, en het College wel punten die daarin staan, overneemt, de tijd toelaat dat die punten in het onderzoek worden meegenomen, want anders hebben we er niet veel aan. De heer JAGER: Ik wil er niet een te ‘motioneel’ debat van maken, maar u zegt in principe hetzelfde als wij in motie 2 hebben verwoord. Het maakt overigens wat mij betreft ook nog wat uit of je de motie indient vanuit de gedachte dat je ook de voordracht steunt en dat je op die manier verder wilt, of dat je als partij aangeeft dat het allemaal niet hoeft. Wat dat laatste betreft wordt de onderzoekopdracht wel in een apart kader geplaatst, maar dit terzijde. De heer SWAGERMAN: Wij laten de motie staan. Ik heb aangegeven dat de termijn daarvan wat ons betreft ter discussie zou kunnen staan. Motie 5 van D66. De gedeputeerde heeft gezegd dat hij het woord ‘afkeuren’ niet zo waardeert en daarom de motie afwijst. Wij vinden een motie van afkeuring een zwakkere motie dan de motie die wij hebben ingediend en wij vinden dat onze motie eerder de steun van D66 zou verdienen dan andersom. Voorzitter, hier wil ik het bij laten. De heer LUITJENS: Voorzitter, allereerst de voordracht. Ik heb genoemd dat we aan de ene kant naar de verandering in de risicopositie hebben gekeken. Dat is een kwestie van feitelijkheden en toen ben ik terecht gekomen op het gevoel. Je gaat een nieuwe overeenkomst aan met een partij waarmee je ook juridisch bezig bent om de afspraken te achterhalen of zoals je die had willen maken, ook zo gemaakt is en als ik naar de tijd kijk en inschat hoe lang juridische procedures duren, dan komt dat verkeerd uit. Ik zou dan ook een oproep willen doen om a) in het vervolg open en transparant te opereren in dit soort zaken en b) aan de private de komende paar dagen een handreiking te doen om ons gevoel te verbeteren, want ik denk dat daar de crux ligt. Voorzitter, voor de VVD-fractie staat voorop dat het concept van de Blauwe Stad blijft staan. Wij zijn zeker de eersten die onderkennen dat er in de komende 10 jaar diverse ontwikkelingen zullen zijn. Als je dan moet gaan spreken over het concept dat blijft staan en andere gebruiksdoelen, moeten die wel het kwaliteitsconcept passen. Wat voorop staat is dat er actie moet blijven. Er zijn nu gebruikers en bewoners en die zijn er gekomen omdat hen een bepaald stuk actie in het vooruitzicht is gesteld. In de afgelopen periode is er echter zodanig over de Blauwe Stad bericht dat het imago van het gebied en de Blauwe Stad geen goed is gedaan. Te voet moeten we het imago weer opvijzelen. De budgetoverschrijding. De VVD-fractie betrekt dit inderdaad op de Blauwe Stad, maar wij blijven bij onze opvatting dat de nu voorgestelde koninklijke weg een reparatie is. Dan naar de heer Moorlag. Bij interruptie in uw eerste termijn heeft u erop gezinspeeld dat u ons spoor niet kon volgen. Ik heb mijn beweegredenen uiteen gezet. Het imago is door dit debat niet verbeterd en wij blijven bij onze positie aangaande motie 3. Motie 1. Ik heb gevraagd om een termijn voor de 40 woningen. Ik wil dat opvatten als een inspanningverplichting.
40
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Motie 2. Ik heb op het belang van het onderzoek gewezen. Motie 2 en motie 4 liggen in elkaars verlengde. De heer Swagerman heeft ruimte in de tijd aangegeven. Motie 4 is wat dat betreft een verbijzondering en invulling van een aantal aspecten van motie 2. Wij steunen beiden. Motie 5 zal zich wijzen. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, wij hebben in de eerste termijn helder geschetst hoe wij denken over de situatie van de Blauwe Stad. Dat hoef ik niet te herhalen. We danken de gedeputeerde en het College hartelijk voor de uitspraken ten aanzien de voordracht betreffende de extra kredietverlening. De gedeputeerde heeft toegezegd dat dit alleen op dit dossier gedaan zal worden. Wij vragen ons af of het goed is om in de toekomst te praten over het plafond ten aanzien van dit soort overschrijdingen. Die discussie hoeven we nu niet te voeren, maar wij kunnen ons voorstellen dat dit op een later tijdstip prima te doen is om daarmee ook het College voldoende ruimte te geven. Motie 1. Hierbij is sprake van een inspanningverplichting. Wij vinden de motie sympathiek en zullen hem steunen. Motie 2. Hiervoor geldt hetzelfde verhaal. Wij zullen de motie steunen. Motie 3. Uiteraard zullen wij die motie niet steunen. Motie 4. Deze motie heeft een gelijke strekking als motie 2, maar ik vind de motivatie die de heer Jager onder die motie legde sterk en daarom zullen wij motie 4 niet steunen. Motie 5 steunen wij evenmin. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, wij betreuren het dat er niet nu al gezocht wordt naar aanvullende mogelijkheden en plannen voor de toekomst. Geduld mag een schone zaak zijn, maar als dat betekent dat er langdurige stagnatie optreedt en er niets gebeurt, of je dat nu geld kost of niet, dat ook een negatief beeld kan opleveren. Het gaat om een groot gebied en er is geen enkele reden om je te beperken tot dagrecreatie. Verblijfsrecreatie haalt naar onze mening het mogelijke predicaat van Vinexwijk weg. Als je er een mooi recreatiegebied bij zou zetten geeft dat alleen maar een positiever beeld van wonen in een prachtige omgeving. Wij betreuren het dat dit niet nu al onderzocht wordt. Ten aanzien van de gedeputeerde die het even zat is of was: wij hebben met aandacht geluisterd naar zijn reactie en het antwoord is dat de gedeputeerde er zin in heeft. Het blijft een mooi project. Ik dacht dat ik ook in de eerste termijn ten aanzien van de SP al wel duidelijk was geweest. Zij vroeg zich af of het een motie van changement betrof. Over changement hebben wij een suggestie gedaan, maar van motie was op geen enkel moment sprake. Misschien wilden jullie dat graag, maar ik ben daarin niet onduidelijk geweest. De heer SWAGERMAN: Als iemand geen motie indient, is het zo klaar als een klontje dat er geen motie ligt. Ik heb alleen gerefereerd aan uw vraag om een wisseling van verantwoordelijkheden binnen het College. Er is ooit een motie van changement geweest en daar heb ik aan gerefereerd. Ik begrijp niet helemaal wat u bedoelt in onze richting. Ik begrijp trouwens helemaal niets van de opstelling van GroenLinks, maar dit even terzijde. Mevrouw STAVAST: Dat betreur ik, maar ik ga het nu niet nog eens uitleggen. Ik wil ten aanzien van de Partij van de Arbeid die suggereert dat we misschien een blauwe boom moeten zetten in de Blauwe Stad… Toch wil ik vragen om voorzichtigheid, want je kunt dat gemakkelijk misverstaan en dan heb je het over blauwe bonen. Ik herinner mij de stripverhalen van vroeger. Gelukkig zijn wij daar heel erg van weg gebleven. Dus praat nu duidelijk met woorden die geen misverstand oproepen. De heer MOORLAG: Ik weet dat een van de voorlopers van GroenLinks de PSP was die een pacifistische traditie kende. Mevrouw STAVAST: Precies en gelukkig maar! Motie 1 steunen wij, hoewel we het jammer vinden dat de omschrijving van het vastleggen van een termijn vaag is. Heel concreet is het niet. Motie 2 en 4 lijken erg op elkaar. Wij hebben een voorkeur voor de betrokkenheid van de Staten en wel ook bij de vraagstelling en de opzet. Wij wachten even de beantwoording van de vraag van de SP af. Motie 2 steunen wij, maar motie 4 hebben we liever. Motie 3 steunen wij niet. Ten aanzien van motie 5 is veel gezegd. Mij is bekend dat D66 op grond van de toezegging van de gedeputeerde het voornemen heeft om uit de tekst van het dictum ‘en daarmee ook in de toekomst zal zijn’ te schrappen, maar dan blijft over de redenering dat gehecht wordt aan een goede relatie tussen GS en PS en dat we het daarom in dit geval wel willen doen. Onze analyse is dat bij
41
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 zulke grote overschrijdingen melding achteraf onvoldoende is en dat in zo’n geval het budgetrecht wordt aangetast, hoe mooi een accountant daar ook verschillende formuleringen voor bezigt. Met de wijziging die eraan komt, steunen wij motie 5. Dank! De heer ZANEN: Voorzitter, de Partij voor het Noorden heeft tijdens de schorsing ook fractieoverleg gehad. Dat was wel heel bijzonder, want ik stond namelijk aan een tafel met Marc Calon en die stelde mij een gerichte vraag, zodat ik daar als fractie heel gericht mee bezig moest zijn. Ik moet zeggen dat deze hele Blauwe Stad-geschiedenis, maar ook de ontrolling van dit debat, nodig is om te komen tot een positiebepaling. Het gaat ook om het gevoel dat je gedurende het debat krijgt. Gehoord de discussie over het uittreden van de private partijen blijf ik met een pijnlijk gevoel zitten. Dat je partner waarmee je een belangrijk project aangaat, eigenlijk in elkaar zakt, want je verkeert in een juridisch geschil met hem. Het ergste punt is wat ons betreft de kredietoverschrijding. Daar hebben we het nu net ook over gehad. Dat überhaupt gedacht kan worden dat je aan de Staten voorbij gaat! Zo lag het in de commissievergadering, vond ik. Ik vind dat heel slecht en ook in deze sfeer. Dat komt er gewoon bij. Het nieuwe contract dat ons wordt voorgelegd. Met name heeft punt 15, dat onderzoek, nu verder geen concrete vorm gekregen. Ik denk dat je moet zeggen dat op dat punt er iets van een doorstart van het project zou moeten plaatsvinden. In mijn eerste termijn heb ik dat ook gezegd. Vanaf deze bijeenkomst zou je met die private partij tot overeenstemming moeten komen, een soort conditionele acceptatie. Gezien het feit dat er al een juridische vorm is gekozen, denk ik niet dat het realistisch is om te verwachten dat het nu nog wat uitmaakt. Dat leidt ertoe, voorzitter, dat ik geen voorstander ben van de voorliggende voordracht. Door deze hele affaire – de Blauwe Stad was een der kroonjuwelen van deze coalitie – heb ik geleerd dat het weliswaar jammer is, maar dat ik dit niet wil steunen, maar zelfs moet afkeuren. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, eerst een vraag aan het College met betrekking tot motie 1. Hoe reëel en haalbaar is de inspanningsverplichting die zij op zich nemen met betrekking tot wat hier wordt opgedragen? Wat geeft het College daarvoor terug? Als we naar de partij kijken waarbij dit moet gebeuren, zal er ongetwijfeld wat terug gevraagd worden. Wat is het College bereid daarvoor terug te geven? Ten aanzien van onze motie (motie 5) wil ik een kleine wijziging van het dictum invoeren. De gedeputeerde lijkt het namelijk eens te zijn met de strekking van de motie, maar niet met een enkel eindwoord dat daarin voorkomt. Ook het CDA en de ChristenUnie hebben in hun eerste termijn duidelijk uitgesproken dat zij niet wensen dat het zo gebeurt. De VOORZITTER: De wijziging die u in de motie voorstelt betreft dus de tekst achter het laatste liggende streepje in het dictum waarin ‘en daarmee ook in de toekomst zal zijn’ wordt geschrapt en welke tekst nu aldus luidt: “het feit 3 en de mening van GS, verwoord in haar brieven van 3 en 9 december, dat dit een mogelijke handelswijze van GS tegenover de Staten is, af te keuren.” Ik wil nu graag praktisch zijn. Heeft iedereen dit meegekregen? Ik zie niemand die dit niet heeft kunnen volgen en dan gaan we nu van motie 5 uit met de vorengemelde wijziging van het dictum. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij zijn blij met die toezegging van de gedeputeerde, maar wij vinden dit een principiële zaak. Ook andere partijen hebben dat hier gezegd. Waar blijven wij als volksvertegenwoordiging van Groningen als we niet concreet meebeslissen over een overschrijding van € 5 miljoen? Dit vergt niet slechts een toezegging van GS, maar een daadwerkelijke uitspraak van de Staten en niet zo maar een uitspraak, maar een krachtige uitspraak. Vandaar dat wij de motie handhaven, ondanks de toezegging vanuit GS. Voorzitter, dit blijft een lastig dossier. Daar waar vragen specifiek worden, is het antwoord vertrouwelijk. Vertrouwelijkheid en vooral wat we niet weten wat achter de OM zit, is wat mij betreft de draad van de discussie. We hebben ook geen reactie gehad op de vraag hoe het zat met de wil om te kijken wat er achter de OM gebeurt. Dat is daarom zo verbazend, omdat de heer Schrikkema in een openbare vergadering heeft gezegd dat achter de schermen nog steeds betalingen plaatsvinden aan de uitgetreden partners. Ja, u verstaat het goed. Wat hebben die er nu nog mee te maken? Daar gaat dus een deel van de liquiditeit van de Ontwikkelingsmaatschappij heen en nu moeten wij, onder andere daardoor, meer kavels overdragen om er voor te zorgen dat er huizen gebouwd kunnen worden? Ik heb ook geen antwoord gehad op de vraag waarom we bij de uittreding eventueel wel achter de OM willen kijken en bij de rest dat niet zouden willen.
42
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Het nieuwe contract lijkt de risico’s goed af te dekken, maar inmiddels is het in woord minder dan het was. Het risico was namelijk in woord nul en inmiddels is elk risico meer dan nul. Ten aanzien van het concept: er kunnen meer huizen gebouwd worden. Dat lijkt in ieder geval zo te zijn. Meer soorten huizen. Er zijn geen garanties op de 40 woningen in Het Dorp, ondanks de inspanningsverplichting die Calon wellicht opgelegd krijgt van het CDA. Is zaken doen met een partner die geen inzage wil geven in het verleden en daarmee niet in het reine wil komen, een goede zaak? Dat lijkt gezien de evaringen met deze partij geen goede nieuwe start. Nogmaals, daarnaast is er veel onzekerheid over wat er nu precies achter de OM gebeurt. Je kunt je echt afvragen wat er van samenwerking terechtkomt als die samenwerking niet op vertrouwen is gebaseerd, maar op contracten. Ik denk dat de enige reden om deze overeenkomst te sluiten – het lijkt vooral een voordeel op te leveren voor de Ontwikkelingsmaatschappij – is dat we bang zijn dat het oude contract ‘lekt’ en dat we dus indertijd een ziek contract hebben afgesloten. Het medicijn echter heeft ook zijn bijwerkingen ten aanzien van de risico’s. We komen er dieper in te zitten. Wij verwachten op basis van deze samenwerking dat wij hier over twee jaar en wellicht ook wel eerder weer zullen staan. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, allereerst wil ik de gedeputeerde bedanken voor zijn antwoorden. Helaas is het mij niet veel duidelijker geworden. Nu ben ik natuurlijk ook geen bouwdeskundige en ik heb ook niet zo veel verstand van economie, maar er lijken toch wel heel veel tegenstellingen in het verhaal te zitten. Allereerst het kwaliteitsniveau. De gedeputeerde zegt dat het kwaliteitsniveau in stand blijft. Aan de andere kant is er ook een mogelijkheid voor het opsplitsen van kavels en het aanbieden van kavels aan projectontwikkelaars als de conjunctuur daar aanleiding toe geeft. De gedeputeerde gaf aan dat het niet zo erg is als er de komende tijd wat minder wordt gebouwd. Ze hoeven namelijk niet te bouwen, maar ze moeten wel kavels kopen. Daar nemen ze dan weer een hypotheek op en van dat geld kunnen ze weer een huis gaan bouwen. Maar ... de verkoop aan de eindgebruikers blijft achter. Voor wie bouw je dan en hoe lang houd je dat vol? Wat schieten zij ermee op en wat kost dat ons? Het feit dat zij niet hoeven te bouwen, geldt natuurlijk ook voor de uittreders. Wij zijn akkoord gegaan, mits zij voor een bepaald datum 200 kavels hebben afgenomen. Hoe gaat de ontwikkeling daarvan bij de huidige ontwikkeling op de huizenmarkt? De overschrijding van het krediet. De achterliggende info is niet openbaar en we kunnen alleen maar gissen naar de oorzaken van de overschrijding. De gegevens zijn niet openbaar vanwege bedrijfsbelangen en de overschrijding is, voor zover ik heb begrepen, niet veroorzaakt door overschrijding van de aanbestedingen, maar vanwege een andere reden. Het blijft wat ons betreft te vaag. Hoe lang gaan wij als provincie door met het dragen van verantwoordelijkheid die eigenlijk het bedrijfsleven op zich zou moeten nemen? Voorzitter, al met al hebben wij nog heel veel vragen, zo niet zelfs meer vragen dan voor dit debat. De gedeputeerde zei heel duidelijk dat je niet moet omdraaien als je tegenwind hebt. Wij zouden toch niet op deze wijze willen doorgaan. We zouden moeten leren van onze fouten en ook de gedeputeerde zou dat moeten doen. Dan is dit het juiste moment om een andere koers te kiezen en een andere richting te zoeken. Motie 1. Deze motie is vaag en daar stemmen we niet mee in. Motie 2 en motie 4 lijken erg op elkaar, maar onze voorkeur gaat uit naar motie 4. Motie 3 en motie 5 hebben ook enige overeenkomsten. Onze voorkeur gaat uit naar motie 3 boven motie 5. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan gedeputeerde Calon. De heer CALON (gedeputeerde): Het citaat van Piet de Vey Mestdagh wat Schrikkema gezegd zou hebben, klopt niet. Zie het verslag van de commissie. Ik kreeg dit net via de sms bevestigd. Ik ga niet allemaal herhalen wat ik in de eerste termijn allemaal heb gezegd, want heel veel vragen zijn al beantwoord in de commissie en ook in de eerste termijn. De vraag van het CDA inzake de kavelsplitsingen. In het oude contract was het zo: 1200 + 600. Er kon gesplitst worden zodat we naar 1800 gingen. Bij het Addendum is afgesproken 280 kavels erbij, waarvan 80 in de Zuidoosthoek en 200 in het centrale gebied, het exploitatiegebied. Dat betekent 1480, maar daar komen er niet nog eens 600 boven op. Dus het aantal kan niet oplopen tot 2080 kavels. De mogelijkheid tot splitsing is teruggebracht van 600 naar 400. Dus 1480 is het uitgangspunt met een mogelijkheid tot 1880 kavels. Dat kan alleen onder a.1 en a.2, dat wil zeggen: in gezamenlijkheid. Blijft staan wat er in de OBS staat: bovenkant van de woningmarkt. Je zou dan hele
43
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 dure twee-onder-één-kappers of appartementen kunnen krijgen. Het kwaliteitsniveau is conform het beeldkwaliteitsplan wat we samen hebben afgesproken. Het onderzoek. Ik ben het eens met het dictum van de motie van het CDA. De heer SWAGERMAN: Ik poog te interrumperen op die bovenkant van de markt. Het staat er inderdaad wel. Die twee-onder-één-kappers gaan behoren tot de hoogste prijsklasse. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, dat staat in de OBS en niet in het monitoringsysteem. De heer SWAGERMAN: Dat betekent dat dat soort woningen zoals in Pekela wordt neergezet ... De heer CALON (gedeputeerde): Dat is niet de bovenkant van de woningmarkt, volgens mij. De heer SWAGERMAN: Dat sluit er wel bij aan. De heer CALON (gedeputeerde): Als je twee woningen onder één kap hebt die allebei € 1 miljoen kosten, is dat de bovenkant van de woningmarkt in Noord-Nederland. De heer SWAGERMAN: U heeft nu dus een bedrag genoemd en dat staat dan bij dezen. De heer CALON (gedeputeerde): Nee, dat staat niet. Ik laat me daar echt niet op vangen. Aan het begin toen ik gedeputeerde werd, heb ik een heel dikke knokpartij gehad met de Staten en anderen over bedragen. U zou dat kunnen weten, want u heeft kennis kunnen nemen van de verslagen en ook van de krantenartikelen over die debatten. Mijn voorgangers hadden het toen over 300.000 gulden. Dat was de bovenkant van de woningmarkt. Ik ga nu toch een lang antwoord geven. Ik heb toen in de verkiezingscampagne geroepen dat het wel eens 1 miljoen gulden zou kunnen zijn. Daar waren mensen heel erg boos over. Uiteindelijk heb ik hier in deze Staten betoogd dat de bovenkant van de woningmarkt afhangt van het renteniveau, wat de woonlasten zijn en wat de andere woningen doen en dat je daar dus geen bedrag voor kunt noemen, omdat dit heen en weer gaat. Daarom staat er in de OBS geen getal en u vangt mij dan ook niet op een getal, maar staat daar ‘bovenkant van de woningmarkt’. De heer SWAGERMAN: In Oost-Groningen. De heer CALON (gedeputeerde): In die omgeving, ja. We spreken niet over de bovenkant van de woningmarkt in Baarn of waar die meneer Harry Mens woont. Dat is een andere woningmarkt. De heer SWAGERMAN: Er staat Oost-Groningen en daar horen gebieden bij die buiten de Blauwe Stad vallen. De heer CALON (gedeputeerde): Ja. Over het punt van het onderzoek ben ik het eens met het dictum van het CDA. Ik ben het ook eens met het uitgangspunt om de Staten er goed bij te betrekken, in de commissie dan. Als u deze afspraken accordeert, hetgeen wij aan u voorstellen, dan staan er termijnen in genoemd, namelijk vóór 1 februari beginnen en voor een bepaalde datum stoppen. Daar moeten we dus niet van afwijken, want dan krijgen we mot. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, de heer Calon zei dat ik verkeerd citeerde. Wat er letterlijk in het verslag van 26 november jl. staat, is dat er betalingen worden verricht ten aanzien van verkochte kavels. De heer CALON (gedeputeerde): Dat is niet wat de heer Schrikkema bedoeld heeft te zeggen. Wij zijn een post tegen gekomen waarvan wij vermoeden dat er in de toekomst per kavel betalingen gaan plaatsvinden. Dat sms-te hij mij daarnet. U zei dat er nu betalingen worden verricht. Daar zijn wij niet van op de hoogte. Ook Schrikkema niet. Er stond een begrotingspost in met een analyse van die exploitatie. Het was overigens niet de bedoeling dat wij die cijfers kregen, waarover wij zijn gaan nadenken hoe dat zat. Het onderzoek. Ik zou de onderzoeksopdracht willen beperken tot 1) datgene wat nu in de overeenkomst staat en 2) als er een andere partij komt met andere ideeën die wellicht tot een iets andere invulling zouden kunnen leiden, moeten wij niet horende doof en ziende blind zijn en zeggen:
44
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 dat kan niet. Wij houden vast aan het concept – dat heb ik hier betoogd en ik geloof ook dat een meerderheid van uw Staten dat wil – maar als iemand anders zich met een idee meldt, zouden we wel gekke Gerrit zijn als wij dat niet in onze overwegingen zouden betrekken en met u zouden delen. En, zoals ik ook al in mijn eerste termijn zei, wij gaan natuurlijk geen onomkeerbare beslissingen nemen voordat wij die aan u hebben voorgelegd. De heer SWAGERMAN: Mag ik er dan op wijzen dat die mogelijke nieuwe partijen een startnadeel hebben, want die krijgen die korting niet van 5% zoals in de overeenkomst staat van aan Koop gerelateerde bedrijven. De heer CALON (gedeputeerde): Die opmerking had ik wel verwacht, maar die clausule zit er om een heel andere reden in. Ik heb er in de eerste termijn en in de commissie al het nodige over gezegd. Ik ga niet in op vragen die ik naar mijn mening in de commissie al heb beantwoord en ook in de eerste termijn. Ik wil een ding even heel helder stellen. GroenLinks zegt: achteraf melden. Nee, nee, nee! Dit College was, is en blijft van mening, gesteund door het onderzoek van de accountant, dat wij binnen ons mandaat hebben gehandeld en dat wij dus niet het budgetrecht van de Staten hebben geschonden, omdat uw Staten via directe besluitvorming over het contract hebben ingestemd. 2). Wij hebben de overschrijding nog voordat die optrad, van te voren gemeld. Ik hecht eraan dit te zeggen, want er werd gesuggereerd achteraf, maar dat is niet waar. 3). De suggestie van Wiebe van der Ploeg om de koninklijke weg te volgen, nemen wij over. Dat doen wij. Daarom kunnen wij motie 5, waarin afkeuring wordt uitgesproken, niet met instemming bekijken en ontraden wij die motie ten zeerste. Dan de opmerking van de Partij voor het Noorden dat de zekerheid voor de provincie af zou nemen. Voorzitter, ik ben er ook mijn eerste termijn mee begonnen: dat is niet waar! Wij hebben – en met name onze onderhandelaars en de mensen die hier de laatste maanden keihard aan gewerkt hebben, dag en nacht, en zij waren er ook strontzat van, maar ze zien het nu ook weer zitten – in een stevig debat de zekerheidspositie van de provincie geborgd, gewoon geborgd, en het faseverschil neemt niet toe. Ik denk dat dit contract, althans deze aanvullende afspraken, zowel voor de provincie, als voor de Blauwe Stad, als voor de private partij heel erg goed zijn. Daar ben ik eerlijk gezegd van overtuigd. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, ik heb niet ontkend dat er melding is gemaakt van de overschrijding, maar budgetrecht betekent ook een instemmingsrecht. Als je in de commissie heel kort een gigantische overschrijding hoort, vindt u dan dat daarmee aan het instemmingsrecht is voldaan? De heer CALON (gedeputeerde): Als dat een algemene vraag is, kan ik daar niet zonder meer antwoord op geven. Hier wel op, want punt 1 is dat het contract dat door uw volksvertegenwoordiging in overgrote meerderheid is geaccordeerd, die ruimte laat. Het antwoord is daarop dus ‘ja’. Wiebe van der Ploeg vond van niet. We hebben het probleem voorgelegd aan de accountant en die vond ook van ‘ja’. Desalniettemin zeg ik naar aanleiding van de suggestie van Wiebe van der Ploeg dat wij niet vervelend moeten doen over die koninklijke weg, want als u dat gevoel heeft, moeten we dat gevoel bij u wegnemen en dan gaan wij de koninklijke weg volgen en leggen wij het aan u voor. U meldde net: achteraf melden. Ik hecht eraan te zeggen dat wij dit niet achteraf hebben gemeld, maar wij hebben dit vooraf gemeld en wel voor dat die overschrijding op zou treden. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik heb een vraag aan mevrouw Stavast. Wij kennen hier in deze Staten de regel dat het College een actieve informatieplicht heeft. Als aan die actieve informatieplicht is voldaan, wordt het beleid op tegenspraak geacht te zijn vastgesteld. Ik heb al eerder mijn zorgen uitgesproken dat wij een glibberig pad opgaan als wij bijna maandelijks een bijstelling van de begroting of voordrachten moeten gaan behandelen. Mijn vraag aan de fractie van GroenLinks is of men die bestendige lijn wil eerbiedigen. Mevrouw STAVAST: Het antwoord van GroenLinks is dat die bestendige lijn tot nu toe niet werd toegepast op dergelijke gecompliceerde situaties. Dus als er een mogelijkheid van overschrijding in welke voorwaarden ook alvast is benoemd en als er daarna melding van overschrijding wordt gemaakt, weet ik niet of helemaal aan de bestaande lijn is voldaan. De heer MOORLAG: Dan nog een opmerking. Het College heeft nu toegezegd om hier bij de Blauwe Stad deze koninklijke weg te blijven volgen. Mijn vraag aan GroenLinks is of dat toereikend is of dat zij het beleid in algemene zin voor wat betreft de informatieplicht en het budget van de Staten wil aanpassen.
45
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Mevrouw STAVAST: Het antwoord is dat wij constateren dat wij van mening verschillen over de betekenis. Welke vorm wij daarvoor kiezen om er verder mee om te gaan, laat ik op dit moment in het midden, maar ik houd staande dat er verschil van mening is en een verschil in interpretatie. De VOORZITTER: Hiertoe beperken wij deze discussie op dit moment. De heer Calon heeft het woord. De heer CALON (gedeputeerde): Ik was al uitgesproken, maar ik wil graag mijn laatste zin herhalen. Ik denk dat wij een heel goede set afspraken hebben gemaakt, waarbij zowel de belangen van de Blauwe Stad – daar staan wij voor. Wij staan voor dat project en dat gebied – als de zekerheidsstelling voor de provincie, als de mogelijkheden voor de private partijen, geborgd zijn. Ik zou u zeer willen aanraden om deze set afspraken over te nemen. Ik dank u voor uw aandacht. De VOORZITTER: Hartelijk dank! Daarmee zijn wij toe aan de stemming over de moties. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik voel de behoefte om vanaf deze plaats een korte stemverklaring over de moties af te leggen. De VOORZITTER: Goed, als dat kort is. De heer MOORLAG: Moties 1 en 2 zullen wij steunen, hoewel wij vinden dat, gelet op de toezeggingen van het College, die moties evenzeer ingetrokken zouden kunnen worden. Over motie 3 heeft de PvdA-fractie overwogen om hoofdelijke stemming aan te vragen om exact te kunnen deduceren waar de innerlijke overtuiging zit bij de VVD-fractie. Dat zullen we niet doen. Motie 4 zullen wij niet steunen. Die gaat verder dan motie 2 en dus zou deze dan als eerste vóór motie 2 instemming moeten komen. Motie 5 zullen we niet steunen. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Akkoord. Ik weet van een enkel lid dat deze bij een bepaald onderdeel van de voordracht nog een verklaring wil afleggen. We lopen eerst even langs de moties die we in de volgorde van indiening aan de orde stellen. Iedereen weet immers welke motie het verst gaat. In stemming komt motie 1. Motie 1 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd de PvdD, de PvhN en de fractie van de SP. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik wil graag bij deze motie 2 een kanttekening maken, want wij zijn in het algemeen een tikje ruimhartiger als blijkt dat de ruimere motie van de SP niet zal worden geaccepteerd. Wij zullen akkoord gaan met motie 2 in tegenstelling tot wat ik zojuist heb gezegd, omdat wij menen dat nu de opening er ligt om de punten uit onze motie, waar wij natuurlijk voor gaan stemmen, ook nog mee te nemen. De VOORZITTER: Ik dank u voor de stemverklaring. In stemming komt motie 2. Motie 2 wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt motie 3. Motie 3 wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de PvhN, de PvdD, de VVD en de SP. In stemming komt motie 4. Motie 4 wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de PvdD, de SP, GroenLinks, de VVD, de PvhN en D66. In stemming komt motie 5. Motie 5 wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd de PvdD, GroenLinks, de PvhN en D66.
46
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De VOORZITTER: Dan is nu het besluit aan de orde, maar eerst zal mevrouw De Winter een stemverklaring afleggen. Mevrouw DE WINTER: Dank u wel, voorzitter. Bij de vorige finale besluitvorming Blauwe Stad heb ik indertijd tegen gestemd. In mijn stemverklaring heb ik toen aangegeven dat ik enerzijds geen enkel geloof had in het concept Blauwe Stad, maar anderzijds het democratisch proces en de democratische besluitvorming hiertoe niet waardig vond. Ik wilde en kon daartoe geen enkele verantwoording nemen. Het zou in de lijn liggen om wederom tegen deze voordracht te stemmen. Maar gezien het feit dat het hier gaat om een forse risicobeperking voor de provincie, kan ik hier wel mijn verantwoordelijkheid nemen en wil ik enkel en alleen vanuit die overweging voor deze voordracht stemmen. De VOORZITTER: Dank u. Wil iemand anders een stemverklaring afleggen? Ik zie dat dit niet het geval is. In stemming komt het besluit behorende bij de Voordracht van Gedeputeerde Staten van 21 november 2008, nr. 2008-66l65. De voordracht wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen de voordracht hebben gestemd de PvdD, de SP, GroenLinks, de PvhN en D66. De VOORZITTER: De overige stukken bij deze voordracht zijn voor kennisgeving aangenomen. Wij hebben bericht ontvangen van het vertrek van Barbra Lenstra. Zij werkt per 1 januari 2009 bij het projectbureau Regiotram. Zij is vanaf het begin van de invoering van het dualisme in 2003 werkzaam bij de griffie. Zij was uw vaste steun en toeverlaat bij allerlei zaken en allerlei ingewikkelde procedurele vragen. Ik zou haar graag namens de Staten een boeket bloemen aanbieden, maar dat doen we zo tijdens de theepauze. Daartoe schors ik de vergadering. Schorsing voor de theepauze. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. A.2
-
Voordracht van Gedeputeerde Staten 28 oktober 2008, nr. 2008-59.337, FC, betreffende de Integrale bijstelling van de begroting 2008 (6e en 7e wijziging begroting 2008, 1e wijziging begroting 2009) (nummer 35/2008). Hierbij zijn ook aan de orde: Brieven van GS van 22 oktober, van 4 november en van 26 november 2008 betreffende stand van zaken (gevolgen) kredietcrisis en die van 10 oktober 2008 over middellange termijnverkenning provinciale financiën. Brief van 9 december 2008, nr. 2008-68945/50, FC, betreffende de gevolgen van de kredietcrisis.
De VOORZITTER: Patrick Brouns meldde dat hij afziet van de eerste termijn. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, er is uitgebreid gesproken over de Integrale Bijstelling in de commissie. De vragen die mijn fractie had, zijn genoegzaam beantwoord. Er is één punt dat ik graag nog voor wil leggen. Dat is de vrijval voorfinanciering. Met de recessie, die inmiddels is ingezet, wil de PvdA dat we de investeringsagenda versnellen en zorgen dat de uitvoering van projecten zo snel mogelijk op gang komt. Een belangrijk aandachtspunt hierbij zijn bijvoorbeeld de RSP-projecten. We hebben van de gedeputeerde begrepen dat de lijst van projecten die naar voren gehaald zouden kunnen worden, nog niet bekend is. In de voordracht wordt het voorstel gedaan om de voorfinanciering vrij te laten vallen. Wij willen graag eerst weten hoeveel projecten er naar voren gehaald zouden kunnen worden om te voorkomen dat voor 2009 de voorfinanciering te weinig is en zouden dan ook, als de projecten nog niet bekend zijn, willen voorstellen om het besluit om het vrij te laten vallen, aan te houden tot de Rekening, om te kijken of het bedrag voor 2009 voldoende is. De heer SANGERS: Voorzitter. De kredietcrisis – dat weten we allemaal – grijpt op steeds meer terreinen om zich heen, tot in de verste uithoeken, zou ik bijna zeggen. We moeten nu zelfs
47
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 constateren dat deze crisis ook van invloed is van de waarde van het zitvlees van een gedeputeerde, in dit geval de heer Calon. In de commissie Bestuur en Financiën heb ik die waarde berekend op plusminus € 6,5 miljoen. We moeten nu op grond van de berekeningen van het College zelf vaststellen dat die waarde ondertussen, in een week tijd, is gedaald tot € 5,1 miljoen. Voorzitter, naar aanleiding van die berekening van het College wil ik het College bedanken voor de uitgebreide reactie op onze analyse met betrekking tot de uitkeringen uit het Provinciefonds. We hebben dat gisteren vrij laat ontvangen. De tijd is te kort geweest om die reactie tot in detail te bestuderen, maar ik stel vast dat de berekening van het College in grote lijnen mijn verhaal bevestigt dat de raming voor de periode 2009-2012 een onderschatting laat zien van de uitkering uit het Provinciefonds, een onderschatting overigens die voor 2009 een niet onaanzienlijk bedrag betreft van € 3,2 miljoen. Voorzitter, een dergelijke onderschatting doet naar het oordeel van mijn fractie afbreuk – in elk geval in materiële zin – aan het budgetrecht van de Staten. Dat die onderschatting geen opzet is, maar het gevolg van een bestaande middelingssystematiek, doet aan het oordeel verder niets af, maar roept wel de vraag op of die systematiek gehandhaafd moet worden. Volgens mijn fractie niet. Ik kan dat uitleggen in die zin, dat bij een sterk aflopende accresontwikkeling die middelingssystematiek leidt tot een onderschatting van de te verwachten uitkeringen en daarmee de onnodige inperking van het budgetrecht. Bij een sterk oplopende accresontwikkeling zou dat leiden tot lenen op de toekomst. Ook dat lijkt ons ongewenst. Verder, als er geen sprake is van een sterke schommeling, maakt het in feite niet uit of je nu de middelingssystematiek toepast of de werkelijke accresontwikkeling neemt. Voorzitter, mijn fractie is daarom van mening dat de bestaande middelingssystematiek afgeschaft dient te worden en dient daartoe de volgende motie in. De VOORZITTER: Ik lees de motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, gelezen: de voordracht van Gedeputeerde Staten betreffende de Integrale Bijstelling van de Begroting 2008 (nr. 35/2008), gehoord: de beraadslagingen met betrekking tot de Integrale Bijstelling 2008, constaterend dat: in de Integrale Bijstelling 2008 voor de periode 2009-2012 in totaal en met inbegrip van een behoedzaamheidsscenario van min 1% een aanzienlijk lagere uitkering uit het Provinciefonds wordt geraamd dan is aangegeven in de septembercirculaire 2008; -
deze lagere raming met name wordt veroorzaakt door het feit dat in de Integrale Bijstelling 2008 voor de periode 2009-2012 wordt uitgegaan van een gemiddeld accres voor elk van de begrotingsjaren en niet van het in de septembercirculaire 2008 aangegeven accres voor de afzonderlijke begrotingsjaren,
overwegend dat: een te voorziene onderschatting van de uitkering uit het Provinciefonds beperkingen oplegt aan het budgetrecht van Provinciale Staten, dragen het College op: voortaan bij de ramingen van de uitkering uit het Provinciefonds voor elk begrotingsjaar uit te gaan van het laatstelijk door het kabinet gepubliceerde accres voor dat jaar en, voor zover op dit laatstelijk gepubliceerde accres nog geen inhouding van een behoedzaamheidsreserve heeft plaatsgevonden, op dit accres een korting toe te passen van 1%, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Sangers (SP), krijgt nummer 1, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslagingen.
48
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer SANGERS: Voorzitter, een tweede punt – laatste punt, overigens – waar mijn fractie nadrukkelijk bij stil wil staan, betreft de professionalisering van de subsidierelaties. Bij de beoordeling van die subsidierelaties wordt met name gekeken naar het financiële reilen en zeilen van de subsidieontvangers en het naleven van de formele subsidievoorwaarden. Waar niet, althans veel minder, naar wordt gekeken is de mate waarin die subsidieontvangers maatschappelijk verantwoord ondernemen. Voorzitter, de heer Moorlag – ook gij, William, zou ik in dit verband haast willen zeggen – heeft eerder terecht schriftelijke vragen gesteld over de uitlatingen van de voorzitter van het IPO met betrekking tot het toepassen van de zogenaamde Balkenende-norm. Om het maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen wil de SP die voorzet van de heer Moorlag graag afronden. In navolging van de Staten van Noord-Brabant en Drenthe – overigens ook op initiatief van de SP – dienen wij daarom de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt aldus: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, overwegend dat: de provincie Groningen subsidierelaties onderhoudt met een groot aantal instellingen en organisaties die publieke taken uitvoeren, tevens overwegend dat: het maatschappelijk ongewenst is dat in de publieke en semi-publieke sector salarissen worden toegekend die de zogeheten ‘Balkenende-norm’ (€ 176.000, prijspeil 2008) te boven gaan, van mening zijnde dat: instellingen en organisaties die, voor welke functie dan ook, de Balkenende-norm overschrijden niet in aanmerking dienen te komen voor structurele subsidiëring door de provincie Groningen, verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om: rekening houdend met voornoemde mening van Provinciale Staten, zo spoedig mogelijk aan Provinciale Staten een voorstel te doen tot wijziging van de subsidieverordening, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Sangers (SP) en de heer Stevens (ChristenUnie), krijgt nummer 2, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer BROUNS: Voorzitter, ik zou daar graag een vraag over willen stellen. Om bij de woorden van de heer Swagerman eerder aan te sluiten: dit klinkt sympathiek in de oren. Alleen is het ook zo dat wij op dit moment structurele subsidierelaties hebben. Daar zijn mensen werkzaam op basis van bestaande arbeidscontracten. Heeft deze motie, zoals de SP nu neerlegt, betrekking op structurele subsidierelaties die wij in de toekomst aangaan en betrekking op mensen die nieuw in dienst gaan komen bij een instelling waarmee wij zo’n relatie hebben dan wel aangaan, of heeft het ook betrekking op die relaties die wij nu hebben waar eventueel mensen werkzaam zijn met contracten die niet voldoen aan die Balkenende-norm? De heer SANGERS: Twee reacties erop. Ten eerste – zo geeft de motie al aan – is het geen motie met terugwerkende kracht. Ten tweede: hoewel wij ten principale tegenstander zijn van salarissen, zeker in de publieke en semi-publieke sector, die boven de Balkenende-norm uitstijgen – wat ons betreft mag die norm zelfs iets lager liggen, maar dat terzijde – zijn we ook van mening dat bestaande arbeidsovereenkomsten gerespecteerd dienen te worden. De VOORZITTER: Een helder antwoord. De heer SANGERS: Voorzitter, tot slot. De SP-fractie heeft eerder onder aantekening ingestemd met de Begroting 2008 en 2009, met toevoeging van de hiervoor genoemde aantekening met betrekking tot de middelinssystematiek is mijn fractie voornemens om deze gedragslijn – ik moet bijna zeggen bestendige gedragslijn – ook te volgen met betrekking tot de Integrale Bijstelling 2008. Dank u wel.
49
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
De heer LUITJENS: Voorzitter, slechts kort over de Integrale Bijstelling, de gevolgen van de kredietcrisis. Wij vatten dit onderwerp op als een financieel technisch onderwerp, ware het niet dat de gevolgen van de kredietcrisis en de financiering van de provinciale begroting op de langere termijn eraan vastgekoppeld zijn. Het belangrijkste wat in de bijstelling zelf staat, is het geen bestemming geven aan het begrotingsoverschot van ruim € 9 miljoen. De Voorjaarsnota lijkt een goed moment om daar verder iets mee te gaan doen. Dan reageer ik meteen op het voorstel van de Partij van de Arbeid wat betreft vrijval en voorfinancieringsmiddelen. Het lijkt me prima om daar pragmatisch mee om te gaan en het eerst zo te laten. De VVD-fractie is van mening dat bij de Voorjaarsnota ook de langetermijnfinanciering van de provinciale begroting besproken moet worden, alsmede het verwerken van de financiële gevolgen van de kredietcrisis, € 30 miljoen met het provinciale deel daarin dat nog niet terug is uit IJsland. Wat dit laatste betreft is mijn fractie van mening dat dit in de Begroting voor 2010 finaal verwerkt zou moeten worden. Van invloed op de langetermijnfinanciering zijn ook de veranderingen in de opbrengsten van de provinciale opcenten onder invloed van wijzigingen in autobezit, waarbij je kunt denken aan zuinigere en lichtere auto’s – wat in de commissie is besproken – maar natuurlijk eveneens de discussie over het provinciaal belastinggebied, herverdeling Provinciefonds, et cetera. Kortom, de onderwerpen die ook genoemd zijn in het Bestuursakkoord Rijk en provincie. Deze ontwikkeling noopt tot keuzes, misschien voor de kortere, maar zeker voor de langere termijn. Die moeten dan passen bij de overeengekomen profilering in dat akkoord. Dan komen we wellicht terecht op taken intensiveren, extensiveren. Kerntaken gooit deze gedeputeerde iedere keer ver van zich, maar ik haal ze iedere keer weer aan. Mijn voorstel is dan ook om in het eerste kwartaal van 2009 een aparte bijeenkomst van de commissie Bestuur en Financiën te organiseren om over dit soort zaken eens vrijelijk van gedachten te kunnen wisselen zonder dat daar direct een voorstel vanuit GS voor ligt. Voorzitter, hier laat ik het bij. De heer STEVENS: Voorzitter, wij zullen in deze bijdrage specifiek ingaan op de gevolgen van de kredietcrisis voor de provincie Groningen. Het College informeert ons ruim over deze gevolgen en de media besteden er ook veel aandacht aan, maar in deze Statenvergadering – los van de commissievergaderingen – is er nog weinig over gesproken. Het Dagblad van het Noorden heeft de gedeputeerde gedechargeerd in een achtergrondartikel waar hij heel blij mee was. De ChristenUnie is van mening dat dit dechargeren niet alleen in de krant moet gebeuren, maar eveneens in deze vergadering. Tot nu toe is er één stuk als C-stuk in de Staten behandeld. Dat was het eerste stuk over de kredietcrisis. In de tweede Statenvergadering waar het aan de orde is geweest, kwam de gedeputeerde laat terug uit Den Haag en kon iedere fractie één vraag stellen. Om die reden hebben wij de resterende stukken over de kredietcrisis als A-stuk laten toevoegen aan dit agendapunt. De ChristenUnie wil in deze vergadering haar opvattingen geven over de gevolgen van de kredietcrisis in de provincie Groningen. Wij willen ook de andere fracties vragen om daar een uitspraak over te doen in de Statenvergadering. Het College heeft ons bij brieven van 22 oktober, 4 november en 26 november en in deze Integrale Bijstelling geïnformeerd. Onze fractie stelt die regelmatige informatievoorziening op prijs. De eerste brief heeft hoofdzakelijk betrekking op het formeren van een kernteam, de relatie met derde partijen, zoals de Regio Groningen-Assen, en over juridische stappen die gezamenlijk met NoordHolland worden genomen. Het samen optrekken met Noord-Holland was op dat moment een goede keuze en beoordelen wij positief. De tweede brief gaat over het naderende afscheid van NoordHolland en ook – en dat is een heel belangrijk punt – over de rechtmatigheid van de uitzettingen en over de vraag of voldaan is aan de Wet FIDO. Onze fractie is blij dat een externe accountant hier onderzoek naar gedaan heeft en tot de conclusie komt dat er volgens de regels gewerkt is. Ook blijkt uit de andere informatie dat het College optimale voorzichtigheid in acht heeft genomen vanaf het begin van dit jaar. Op vragen van de ChristenUnie of er in de afgelopen periode gebankierd is, is snel en afdoende antwoord gekomen. In de Statenvergadering van 5 november en in de derde brief geeft het College toelichting op het afscheid van Noord-Holland en de vrede die wordt gesloten met het Rijk. Onze fractie kan ook deze koers volgen. Het samen optrekken met het Rijk is een wijs besluit. Bovendien wekken overheden die rollebollend over straat gaan, geen vertrouwen. Gisteren is de vierde brief ons toegekomen en beschrijft aanpassing van het Treasury-beleid. Ook deze brief bevestigt de voorzichtige aanpak van het College die wij waarderen. Als onze fractie terugkijkt op het ontstaan van de gevolgen van de kredietcrisis voor de provincie Groningen, dan constateren wij dat de gedeputeerde voluit invulling heeft gegeven aan wat in deze Staten is afgesproken over het Treasury-beleid en heeft hij de Staten over de gevolgen hiervan tot nu
50
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 toe adequaat geïnformeerd. Wat ons betreft heeft hij hiermee zijn verantwoordelijkheid genomen. Door sommige fracties en ook buiten deze Staten is de vraag gesteld of het voldoende is dat je je aan de regels houdt of dat je ook verantwoordelijk bent voor het resultaat. De positie van € 30 miljoen aan belastinggeld is onzeker geworden. De gevolgen van deze mondiale crisis heeft niemand kunnen voorzien. Zoals wij al zeiden, de gedeputeerde heeft het Treasury-beleid zoals vastgesteld in deze Staten, uitgevoerd. Het resultaat kan wellicht dramatisch zijn voor onze provincie als het allemaal weg blijkt te zijn, maar is veroorzaakt door zaken die buiten zijn invloedsfeer liggen. De mondiale kredietcrisis en de directe gevolgen daarvan zijn deze gedeputeerde niet aan te rekenen. Tot slot willen wij nog ingaan op de wijze waarop de gevolgen van de kredietcrisis worden verwerkt in deze Integrale Bijstelling. Daar hebben wij in de commissie ook aandacht voor gevraagd. In deze Integrale Bijstelling wordt verder geen wijziging in de Begroting voorgesteld. De gedeputeerde heeft in de commissie daarover gezegd dat de vordering weliswaar niet eeuwig op de balans kan blijven staan, maar dat we dit hopelijk voor de zomer verwerken. Maar, zegt hij, dat is speculeren. Nu is het in dit verband natuurlijk een bijzondere term, speculeren, maar de gedeputeerde laat op dit punt nog onvoldoende duidelijkheid zien over wanneer er wat op dat punt gaat gebeuren. Evenmin wordt er aanleiding gezien om er gevolgen aan te verbinden voor het weerstandsvermogen. Het punt blijft, zo kun je zeggen, als risico boven de Begroting zweven. Hierover heeft de gedeputeerde gezegd dat hij komend voorjaar of in de zomer wil bezien of er aanleiding is voor tussentijds onderzoek naar het weerstandsvermogen, ook in verband met andere onzekerheden die er wellicht aankomen. Voorzitter, dat klinkt ons wat te vrijblijvend. Wij hebben hierover de volgende vragen. Acht het College het mogelijk dat de gevolgen van de kredietcrisis het komend halfjaar niet in de Begroting worden verwerkt en tegelijkertijd ook niet als risico worden meegewogen in het benodigde weerstandsvermogen? Wanneer denkt u dat de tienprocentsregeling inzake een grote financiële ramp dan wel moet worden toegepast? Wat is het spoorboekje van het College in geval duidelijkheid over de gevolgen van de kredietcrisis langer uitblijft? We wachten op dit punt op concrete stappen van het College. Tot slot. Wij kunnen voorlopig wel instemmen met de lijn van het College dat, gezien de onzekerheden als gevolg van de kredietcrisis, geen nadere bestemming wordt gegeven aan de begrotingsruimte 2008. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter. Ik zal maar gelijk met de deur in huis vallen: wij kunnen instemmen met het voorstel voor de Integrale Bijstelling van de Begroting, met uitzondering van één punt. Dat betreft de extra uitgave van € 25.000 voor de bestrijding van beverratten. Deze dieren hebben – de gedeputeerde heeft dat bevestigd – nog voor geen dubbeltje schade veroorzaakt en toch willen we € 1000 per dier uittrekken om ze, zoals de gedeputeerde het noemde, ‘uit te schakelen’. Wij hebben daar geen dubbeltje voor over. Alsof het geld aan de bomen groeit. Voorzitter, het geld groeit niet aan de bomen, en dat is misschien maar goed ook, want als het wel zo zou zijn, zouden we een groot probleem hebben. Uit onderzoek in opdracht van de Europese Unie bleek namelijk onlangs dat alleen al de gevolgen van ontbossing de wereldeconomie veel meer geld kost dan de huidige kredietcrisis. Voorzitter, alle ogen zijn al maanden gericht op die kredietcrisis, maar is het eigenlijk wel toeval dat al die crises zich nu tegelijk voordoen? Klimaatcrisis, voedselcrisis, watercrisis, kredietcrisis, noem het maar op. Wat ons betreft is het geen toeval. Die zaken hebben allemaal met elkaar te maken. Het heeft namelijk te maken met onze hebzucht, het streven naar meer, meer consumeren, meer uitgeven en dat soort zaken gaat ten koste van mededogen, duurzaamheid en barmhartigheid. Ik hoorde de gedeputeerde diep zuchten, ik neem aan dat hij heel diep nadenkt. Voorzitter, wij hoorden de SP net een motie indienen over maatschappelijk verantwoord ondernemen. In dat kader zouden wij een voorstel aan het College willen doen. We moeten er namelijk vanuit gaan dat we € 30 miljoen zijn kwijtgeraakt met onze gelden in IJsland. Dat is een hoop geld. Maar de provincie heeft ook nog veel geld bij andere banken uitstaan. De Partij voor de Dieren vindt dat dit gemeenschapsgeld netjes zou moeten worden geparkeerd bij financiële instellingen die zich maatschappelijk netjes gedragen. Er zijn namelijk ook een paar banken aan wie de kredietcrisis op dit moment volledig voorbijgaat. Dat zijn de banken die investeren in de reële economie. Een voorbeeld daarvan is de Triodosbank, maar ook de Rabobank investeert in de reële economie. Aanwijsbare personen, aanwijsbare projecten. Nu is het natuurlijk wel zo dat de Rabobank ook investeert in de bio-industrie en u zult begrijpen dat wij daar geen voorstander van zijn, maar wij willen het College verzoeken om toch eens te kijken of er criteria opgesteld kunnen worden waaraan banken zouden moeten voldoen voor wij als provincie daar zaken mee zouden willen doen. Voorzitter, wij zouden nogmaals willen oproepen om na te denken over ons consumptiepatroon. Het is natuurlijk
51
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 voor politici veel leuker om ons druk te maken over de kredietcrisis dan over al die andere problemen, maar dit soort zaken als voedselcrisis, klimaatcrisis verhouden zich niet met het kortetermijndenken dat we hier in de westerse wereld voorstaan. Wij zouden graag oproepen aan andere partijen om zich daar nadrukkelijk mee bezig te houden. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ik kijk naar het College. Is er noodzaak om te schorsen? Ik zie dat geen schorsing nodig is. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, de voorfinanciering niet vrij laten vallen. Ik sta er eigenlijk heel onzijdig in. Dat klinkt misschien wat raar uit mijn mond. Mevrouw Mansveld vraagt of je daar niet mee zou wachten totdat je de Rekening hebt. Dat is geen onredelijk standpunt van de Partij van de Arbeid-fractie. Maar waarom hebben wij dan voorgesteld om het wel vrij te laten vallen als dat geen onredelijk standpunt is? Wij hebben natuurlijk uitgezocht hoeveel projecten je naar voren zou moeten halen en of je daar de rente voor zou kunnen betalen. Bij een rente van 4,5%, als je die een halfjaar naar voren haalt, zit je aan € 11,1 miljoen. Dus de vraag is: verwacht je nu dat je nu nog zoveel projecten zo snel naar voren kunt halen dat je voor € 11,1 miljoen projecten naar voren krijgt en dat je aan die post die er nu in zit van die € 250.000 niet genoeg hebt en dat je van het afgelopen jaar niet moet laten vervallen. Ik weet dat gewoon niet. Ik voel wel iets voor het voorstel van mevrouw Mansveld. Laat het nog maar even niet vrijvallen en laten we het dan bij de Rekening maar zien. Dan weten we in ieder geval zeker dat we geen budgetoverschrijding gaan krijgen. Dat zou mijn voorstel naar uw Staten zijn, want ik kan niet goed een tegenargument verzinnen, behalve dan dat ik de kans vrij klein acht dat het gebeurt. De moties van de SP, voorzitter. Meneer Sangers zei: “Met de beantwoording van de vragen door de heer Oosterling krijg ik eigenlijk gelijk”. Nee, voorzitter, dat is niet waar. Dan moet u die beantwoording nog eens goed lezen: wij geven u niet gelijk. U had namelijk geen gelijk. U dient een motie in waarin staat dat de begrotingssystematiek veranderd moet worden en u moet niet van een voortschrijdend gemiddelde uitgaan – waar uit mijn hoofd een verschil zit van ruim € 5 miljoen op die € 6 miljoen verschil; andere oorzaken zijn aangegeven in die dingen. Wij hebben een systematiek die door uw Staten is geaccordeerd. Dan vind ik het nogal wat dat de SP hier suggereert dat het budgetrecht van de Staten wordt aangetast. Het was de heer Wiebe van der Ploeg, die in de commissie zei: “Maar dit is een door de Staten geaccordeerde systematiek, hoe kunt u dan zeggen dat het budgetrecht wordt aangetast?” Ik ben dat dus fundamenteel met u oneens. Ik zou de Staten hevig ontraden om een systematiek te kiezen waarbij alleen maar de raming van het laatste geldt. Ik vind het systeem dat wij nu hebben, het voortschrijdend gemiddelde, veel en veel stabieler dan het andere systeem. Als u het artikel dat bijgevoegd was, goed gelezen heeft, dan worden al die provincies daarna nog een keer aangepakt. Groningen niet. Vraagt u zich maar eens af waarom dat is. Dus motie 1 zou ik ten stelligste willen ontraden. De heer SANGERS: Voorzitter, mag ik een vraag aan de heer Calon stellen? Op zijn betoog zal ik in tweede termijn terugkomen, maar de vraag is – want hij betwist mijn redenering dat het College mij, en dan moet hij mij ook letterlijk citeren, grotendeels in grote lijnen gelijk geeft, namelijk voor € 5,2 miljoen van de € 6,5 miljoen, dat noem ik in grote lijnen, u heeft het zelf uitgerekend op 96%. Ik hecht er toch aan dat u dat nog eens goed bekijkt en op die grond bevestigt dat mijn redenering in de commissie klopt, namelijk dat er op basis van die middelingssystematiek sprake is van een onderschatting, en dat die voor driekwart door u bevestigd wordt –… De heer CALON (gedeputeerde): Nee, dat is niet waar. Het hangt ervan af hoe de ramingen liggen ten opzichte van de realisatie. Het kan een onderschatting zijn, het kan een overschatting zijn. Dus in zijn algemeenheid klopt uw redenering niet. Dat staat overigens ook in de antwoorden. Ik ben het dus niet met u eens. De tweede is een beetje lastiger. Daarom zei mijn collega dat ik me er maar mee moest redden. Ik zal het proberen. Van achteren kreeg ik een briefje: “Dat kan niet, je moet bestaande contracten respecteren”. Even uit mijn hoofd: wij hebben een systematiek waarbij we eisen stellen aan de gesubsidieerde instellingen, maar waarbij wij ook – door uw Staten geaccordeerd, niet omdat wij dat zo graag willen, het is common sense waar we het over eens zijn –… Wij bemoeien ons in principe niet met de dagelijkse bedrijfsvoering van de door ons gesubsidieerde instellingen, tenzij ze bepaalde kwalificaties krijgen. Dus naarmate er opgeschaald wordt met die sterretjes, gaan we ons ermee bemoeien. Wat u met deze motie wil, is je er op voorhand al mee bemoeien. Eigenlijk zegt u met deze motie: gesubsidieerde instellingen waar figuren werken die meer krijgen dan de Balkenende-norm, geven wij geen subsidie meer. Dat vind ik nogal ver gaan. Ik zou daar niet voor
52
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 willen pleiten. Er is rijksbeleid op dit punt, inkomenspolitiek. Ik zou er niet voor willen pleiten om nu via het subsidie-instrumentarium, via een subsidieverordening, ons te gaan bemoeien met de interne bedrijfsvoering van gesubsidieerde instellingen. Ik zou deze motie vooralsnog willen ontraden. De heer SANGERS: Voorzitter, nog een vraag aan de heer Calon. Is hij het met me eens – ik doe het maar even in een algemeen filosofische stelling – dat politiek ook een vorm van toegepaste ethiek is en dat een van de instrumenten die de overheid heeft, het subsidie-instrument is en dat we middels dat subsidie-instrument een stukje ethiek kunnen doorvoeren in de samenleving? De heer CALON (gedeputeerde): Ja, ik ben het daar in zijn algemeenheid mee eens. Ik ben van een partij die erg voor inkomenspolitiek is. Laat ik dat voorbeeld eens pakken. Maar dat doen we op landelijk niveau. Ik volg ook redeneringen van mensen die zeggen dat je dat niet op gemeentelijk niveau of provinciaal niveau moet doen. Je moet het op landelijk niveau houden. Er is een landelijk beleid met betrekking tot de Balkenende-norm. Ik zit niet zo in elkaar dat ik denk, ook al heb ik ethisch deze visie, dat ik allerlei instrumenten die ik heb – tussen aanhalingstekens – moet gaan gebruiken om mijn eigen mores daar op te leggen. Daarom aarzel ik heel erg. Ik ben er niet voor om via onze subsidieverordening dat als eis te stellen. Dat is een genuanceerd antwoord op uw interventie. Ik ben het helemaal eens met het betoog van Roel Stevens, maar ik voelde mij ook aangesproken door Eisse Luitjens. Die zei – zo heb ik het opgevat – dat je die € 30 miljoen eigenlijk in de Begroting van 2010 zou moeten verwerken. Ik voel daar wel wat voor. Mijn perceptie is dat wij niet binnen een maand of zo zullen weten hoe het zit. De openingsbalans van die banken moet binnen 90 dagen vanaf een bepaalde startdatum duidelijk zijn. Zo ver is het nog niet. Het wordt januari. De signalen die ik krijg van Financiën zeggen dat het april wordt. Ik heb in de commissie naar de heer Stevens toe betoogd dat wij niet moeten verwachten dat wij in januari, februari hier zekerheid over hebben. Die € 30 miljoen is nog niet weg, die is at risk. Die hebben we nog niet binnen, de kans is groot dat we het niet binnen krijgen, maar om nu te zeggen dat het weg is – wat mevrouw Hazekamp doet – zover ga ik nog niet. Wij doen onze uiterste best om daar zo veel mogelijk geld daarvan terug te krijgen. De andere kant op – daarom voel ik mij wel door de heer Luitjens aangesproken op dit punt – moet je dat dan een paar jaar lang als een vordering laten staan in je Begroting? Dat vind ik niet. Uw suggestie om dit te verwerken in de Begroting 2010 (die maken wij hier in mei/juni en die komt hier in september aan de orde) vind ik een goed beeld. Maar ik zou zelf ook in gewetensproblemen komen als ik het in mei/juni nog niet zou weten en dan weer een jaar zou schuiven. Dus ik sluit me bij die gedachtegang van de heer Luitjens aan. Ik voel ook veel met de heer Luitjens mee om de langetermijnvisie te bespreken bij de komende Voorjaarsnota – die zit nu bij de Integrale Bijstelling en maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. We hebben die presentatie gehad in de commissie. Je ziet dat er nu weinig over gezegd wordt. Maar ik heb ook in de commissie betoogd dat de slag om provinciaal belastinggebied, inclusief de vrije zoom, en de slag om de verdeelsystematiek Provinciefonds dit voorjaar zal plaatsvinden. Nu weet ik niet of dat voldoende op tijd zal zijn voor de Voorjaarsnota. Maar uw suggestie om daar – en dan rek ik hem iets op, niet zomaar de eerste drie maanden, maar voor de zomer – gedegen over te spreken, vind ik een heel goede. Of we het bij de Voorjaarsnota moeten doen of bij de Begroting, laat ik nog even in het midden. Mijn taxatie is dat het voor de zomervakantie tot meer informatie zal leiden waar wij wat mee kunnen. In die zin vat ik de suggestie van de heer Luitjens op: zet me niet klem op die Voorjaarsnota, maar geef even lucht en laten we het er voor de zomer over hebben. De suggestie van de heer Luitjens om ook in de Staten – ik heb dat zo opgevat: benen op tafel, hoe zouden we met die taken moeten omgaan? –… Dat is echt iets wat uw fracties zouden moeten beoordelen, wat u daarvan vindt. Het College heeft natuurlijk het Bestuursakkoord met heeft kabinet ondertekend en heeft in dat kader een debat gevoerd over kerntaken: wat vinden wij wel, wat vinden wij niet. Dus ik voel me nu niet vrij om vrijblijvend te discussiëren over welke taken weg kunnen en welke niet. Ik hoop dat u daar respect voor heeft. Wij houden ons vast aan wat wij nu doen en wat wij in het Bestuursakkoord met het kabinet hebben afgesproken, waar bepaalde dingen op sociaal gebied nog wel degelijk kunnen – dat heb ik ook uitvoerig betoogd. Maar de suggestie die de heer Luitjens hier in het midden legt om als Staten onderling erover te praten, laat ik graag aan u over. Ik voelde me heel erg door het betoog van de heer Roel Stevens aangesproken, voorzitter. Ik kan het bijna volledig onderschrijven, maar niet helemaal. Dat weet de heer Stevens ook wel van mij, want we hebben in de pauze na de commissie daarover verder gesproken. Wij weten nu niet of dat risico van die € 30 miljoen manifest gaat worden. Dan vind ik het onverstandig om nu het weerstandsvermogen op te gaan hogen, ook om andere redenen. De heer Stevens heeft daaraan gerefereerd. Als het provinciaal belastinggebied komend voorjaar ter discussie komt en het zou de kant op kunnen gaan van het afpakken van de vrije zoom, dan hebben we een heel ander probleem met het weerstandsvermogen, want in het onderzoeksrapport van Ernst & Young dat u heeft overgenomen,
53
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 staat dat structurele tegenvallers worden gedekt uit de vrije ruimte in de belastingcapaciteit. Dat is nogal wat. Als die vrije ruimte uit de belastingcapaciteit, de vrije zoom, zou verdwijnen, kun je dus die structurele tegenvallers daar niet meer opvangen en moet je dat met incidenteel geld doen en dan moet dat weerstandsvermogen veel verder omhoog. Omdat we dat in dat laatste punt pas komend voorjaar inzicht kunnen krijgen – niet eerder – vind ik het onverstandig om nu al met dat weerstandsvermogen aan de gang te gaan. Wij naderen elkaar wel, want het College zegt: “Als je nu nog niet weet of dat risico manifest wordt, moet je dan wel het geprognosticeerde rekeningresultaat dat je nu hebt van € 9 miljoen – en we weten allemaal, als het manifest wordt, krijg je je beleggingsresultaat van die € 1,5/1,6 miljoen ook niet, bovendien gaan de Afkoopsommen Wegen er nog af, dan zit je zo op € 6 miljoen – inzetten voor 2011, 2012, 2013 of iets dergelijks of moet je dat vrij houden, evenzo als die geprognosticeerde overschotten van het volgend jaar?“ Onze stelling is dat je dat moet vrijhouden totdat je inzicht krijgt in hoe het met die kredietcrisis afloopt. Dat zou niet tot in het oneindige moeten zijn. Wat mij betreft moet je daar voor de zomer zicht op hebben. In die zin kunnen we elkaar wel vinden. Meneer Stevens doelt op het punt van: als er een financiële ramp gebeurt, betekent dat dat we een groot beslag op het weerstandsvermogen zouden moeten leggen als dat risico manifest wordt en meer dan tien procent van het weerstandsvermogen regardeert waardoor dat te veel zou zakken, dan zou die tienprocentregeling ingaan. In die zin een heel genuanceerd antwoord. De beverrat. Ik zat te zuchten, niet omdat ik niet geïnteresseerd was in het betoog van mevrouw Hazekamp, maar omdat ik niets van beverratten weet. College Bleker zou dat doen en is inmiddels de zaal uit. Ik zeg even niets over de beverratten. De banken, de maatschappelijke criteria – want ik heb wel goed naar uw betoog geluisterd, ook al zat ik te zuchten. Zowel de heer Bleker als ik hadden wij als nevenfunctie een commissariaat bij de Rabobank. Die hebben we beide niet meer. Dus wij fluisterden net tegen elkaar dat het nu allemaal wel naar de Rabobank kan. Dat is een domme opmerking, want in Zwitserland is een triple A-bank die het knap moeilijk heeft, die gesteund moest worden door de staat. Dus je moet je afvragen of dat dan de ultieme zekerheid biedt. Zelfs de BNG had via een dochter geld op IJsland. En de Triodosbank heeft geen rating, dus de Triodosbank kan niet eens – omdat ze geen rating heeft – nu geld voor ons uitzetten. Er zijn wel producten van de Triodosbank die een rating hebben. Ik ben er heel simpel in, voorzitter, uw Staten hebben een Treasury Statuut geaccordeerd en daar houden wij ons aan, daar gaan wij niet buiten. Sterker nog: daar zijn wij strenger mee. Als nu gevraagd wordt of het College bijvoorbeeld aan de Triodosbank wil doen, zal het antwoord ‘nee’ zijn, omdat ze geen rating hebben. Als nu gevraagd wordt of andere criteria dan financiële – maatschappelijke – criteria toegevoegd moeten worden aan het Treasury Statuut, dat moet ik zeggen dat ik daar aarzeling bij heb. Wij hebben dat debat wel eens eerder gevoerd. Wiebe van der Ploeg was daar volgens mij de grote animator van, ook in verband met de Triodosbank. Toen was de conclusie in deze Staten: nee, wij willen ons geld prudent beleggen – dat betekent voorzichtig – maar wij willen wel een fatsoenlijk rendement. Ik voel er hier niet voor om andere criteria in dat Treasury Statuut te brengen. Dat is het standpunt van het College, mevrouw Hazekamp. Mevrouw HAZEKAMP: Goed. Voorzitter, ik wil opmerken dat de heer Calon niet zo goed heeft geluisterd als hij wellicht heeft gedacht of dat ik door de chaos in mijn papieren niet duidelijk ben geweest. Wij hebben niet voorgesteld om in de Rabobank te financieren of om daar wat geld naartoe te brengen, juist omdat die wel in reële producten investeren, maar dat die bank naar onze mening niet altijd maatschappelijk verantwoord bezig is. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, ik stel voor om ons Treasury Statuut te houden zoals het is, met de wijzigingen die we bij de laatste brief hebben gedaan en daar niet andere criteria in te brengen. Dat waren de antwoorden op uw vragen. Dus concreet: de moties ontraad ik, geen andere criteria er in, noch in de subsidieverordening, noch in het Treasury Statuut en het voorstel van mevrouw Mansveld namens de PvdA overnemen, dus die € 250.000 even niet vrij laten vallen, dan zien we die bij de Rekening wel weer. De VOORZITTER: Dan zijn we, voor zover daar nog behoefte aan bestaat, bij de tweede termijn. Mevrouw MANSVELD: Kunnen wij twee minuten schorsen? De VOORZITTER: We schorsen twee minuten. Schorsing.
54
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, in reactie op de ChristenUnie. De kredietcrisis is inmiddels tweemaal besproken in de commissie en heeft in de vorige vergadering als C-stuk op de Statenvergadering gestaan. Ook worden de Staten op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in dezen en de PvdA-fractie is zeer tevreden over het handelen van het College tot op heden en de actieve informatie die we hierin ontvangen. Over het Treasury Statuut hebben we bericht gehad en ook de suggestie over het weerstandsvermogen van de gedeputeerde steunen wij. De opmerking van de VVD over het bespreken van de financiën over de middellange termijn ‘met de benen op tafel’ lijkt ons een uitstekend idee. De eerste motie van de SP over de accressen. Wij werken met een vierjarig gemiddelde en één procentpunt minder wegens behoedzaam scenario. Die methodiek wordt al jarenlang gehanteerd. Hiermee worden ons inziens schommelingen tegengegaan en trends gemiddeld. Dat is tot op heden zeer reëel gebleken en inzichtelijk. De PvdA heeft altijd een bijzonder conservatief financieel beleid voorgestaan, dus wij zien geen reden om deze motie te steunen. De motie over de Balkenende-norm vinden wij een zeer sympathieke motie en wat materieel beoogd wordt, steunen wij dan ook volledig. Echter, wij willen graag twee dingen: eerst moet in kaart worden gebracht wat ongewenste neveneffecten van deze motie kunnen zijn en de eventuele oplossingen daarvan. In januari staat het rapport van de commissie Dijkstal in de Tweede Kamer op de agenda. Die gaat over de beloning in de publieke en semi-publieke sector. Wij zouden eerst de uitkomsten van dat debat in de Tweede Kamer af willen wachten. Wij kunnen ons voorstellen dat die motie met die argumenten aangehouden wordt door de SP. De heer SANGERS: Voorzitter, ik ben benieuwd wat in verband met de Balkenende-norm moet worden verstaan onder ongewenste neveneffecten. Mevrouw MANSVELD: Eén van de argumenten is onder andere door de heer Brouns aangehaald: hoe zit het met de huidige salarissen en welke effecten hebben die er op? U gaf aan dat dat niet uitmaakt, dat wordt de volgende bestuurder of wie dan ook salarissen ontvangt. U heeft het alleen over structurele subsidie. De vraag is bijvoorbeeld bij de organisatie in de jeugdzorg of daar een structurele subsidie afgegeven wordt. Het is een jaarlijkse subsidie die afgegeven wordt en daar zou overwogen kunnen worden om naar andere organisaties over te stappen. Zoals de motie nu door u is gesteld en zoals de tekst er nu staat, zouden wij afscheid kunnen nemen van Bureau Jeugdzorg en de Base Groep. Dat zouden wij op dit moment een ongewenst neveneffect vinden van de motie. De VOORZITTER: Ik heb hier nog een amendement. Mevrouw MANSVELD: Naar aanleiding van het eerder gezegde over de vrijval voorfinanciering ligt er nu een amendement voor bij de behandeling van de voordracht van Gedeputeerde Staten. Amendement bij de behandeling van de voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 oktober 2008 betreffende de Integrale Bijstelling van de Begroting 2008 Voorgesteld wordt de verlaging van de begrotingspost 0500 ‘voorfinanciering grote projecten’ met € 250.000 in 2008 niet door te laten gaan en deze middelen beschikbaar te houden voor een eventuele aanvulling van de voorfinancieringsmiddelen 2009 De VOORZITTER: Er is een hele procedure voor dit soort zaken. Het amendement is straks aan de orde bij de besluitvorming, maakt onderdeel uit van de beraadslaging. We zullen het laten kopiëren en laten ronddelen. De heer BROUNS: Beginnend bij de bijdrage van mevrouw Mansveld, het amendement waarmee zij eindigde aangaande € 250.000 vrijval voorfinanciering, daar kan onze fractie zich wel in vinden. Als het gaat om de uitdaging die de ChristenUnie hier heeft neergelegd om te spreken over de kredietcrisis, dan wil ik daar met een paar bewoordingen wel op in gaan, maar omdat ik mij toch aansluit bij datgene wat gedeputeerde Calon in het vorige agendapunt zei – en dat is dat wij hier niet alles hoeven te herhalen wat wij in de commissie reeds gezegd hebben –… Desondanks enige woorden.
55
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Toen wij als CDA-fractie schriftelijke vragen indienden met de vraag of er wellicht sprake zou kunnen zijn dat gelden van ons op rekeningen zouden staan bij banken die in zwaar weer waren terechtgekomen, moet ik heel eerlijk zeggen, hadden wij niet het gevoel dat dat ook zo zou zijn. In die zin schrokken wij toen wij het razendsnelle antwoord van het College kregen – het woord ‘razendsnel’ is hier wel gepast, binnen een paar dagen waren de vragen beantwoord en lag er een uitgebreide brief. Ik heb ook in de commissiebehandeling geoordeeld – en dat wil ik dan hier herhalen – dat naar onze mening dit College de crisis zoals die zich heeft ontvouwd en ontsponnen, op geen enkele wijze had kunnen voorzien. Dan gaat het erom of er gehandeld is zoals wij dat hier als Staten met elkaar hebben afgesproken in het Treasury Statuut. Dat is gebeurd, dus daarmee is het College geen enkel verwijt te maken als het gaat om de wijze waarop gehandeld is. Er is gehandeld volgens onze interne richtlijnen op dat punt. Om nu decharge te verlenen, gaat mij wat ver. Niet zozeer dat ik vind dat er niet goed gehandeld is, maar om het simpele feit dat we decharge verlenen bij een Jaarrekening. Ook dat is een technisch aspect waar ik aan vast wil houden, dus dat doen we nu niet, collega Stevens. Dan gaat het erom hoe er verder is gehandeld in de periode daarna en het optreden wat daarin gekozen is. Daarvan hebben wij al eerder aangegeven dat die lijn, zoals die hier gevolgd is richting Noord-Holland en daarna richting Bos, met nog een stukje Noord-Holland in de achterzak als het er op aankomt, een goede handelswijze is geweest. Als het gaat om het Treasury Statuut, dan delen wij de mening van de gedeputeerden dat, als je dat gaat wijzigen – daar zijn een aantal aanzetten voor gedaan, die zien we dan in het voorjaar van 2009 hier voorbij komen en we zullen het daar nog ongetwijfeld over hebben. Het zijn in elk geval goede aanzetten voor een wijziging. Die discussie is overigens nog niet gevoerd, want er wordt terecht door het College opgemerkt dat er meer speelt dan bij ons Treasury Statuut, maar dat je ook moet gaan kijken hoe banken gewaardeerd worden en hoe informatie die daarover beschikbaar is, vervolgens beschikbaar gesteld wordt aan instellingen als de provincie die geld bij banken uitzetten –… Als het gaat om het verhaal dat je misschien een ontzettende financiële domper in het verschiet hebt, is dat nog steeds misschien. We zijn eerst bezig om ons geld te krijgen. Dat is ook het uitgangspunt dat we hanteren. Het voorstel dat het College doet om daar met de Begroting van 2010 – ook naar aanleiding van wat de VVD heeft ingebracht – naar te kijken, daarvan hebben wij al in de vorige commissievergadering gezegd dat het ons een goed voorstel lijkt. Dat is een moment, waarop er meer informatie beschikbaar is. Hopelijk is er dan ook meer informatie beschikbaar op een aantal andere punten die ons weerstandsvermogen raken, ingrijpend kunnen raken. Dat lijkt dan een moment om daar eventueel verder met elkaar van gedachten over te wisselen. Dan hebben wij een tweetal moties. Motie 1 zullen wij niet ondersteunen om het simpele feit dat het hier een gedragslijn betreft die wij inderdaad in de Staten hebben vastgelegd. Daarmee kan het ons budgetrecht niet aantasten. Wij vinden het ook nog eens een keer een gedragslijn, een afspraak, die gedegen is. Wij staan daar nog steeds achter. Ten aanzien van motie 2 kan onze fractie de overwegingen die gedeputeerde Calon heeft aangegeven, goed volgen. Desondanks, met de uitleg die wij gekregen hebben ten aanzien van het respecteren van de bestaande subsidierelaties en het respecteren van bestaande arbeidscontracten in die subsidierelaties, kunnen wij ons in die motie vinden, maar achten wij het wel verstandig – en dat is de kanttekening die wij bij de uitleg van deze motie willen maken – dat er bij de uitvoeringen wel een uitzondering wordt opgenomen, waarmee beargumenteerd en voorgelegd aan de Staten een afwijking mogelijk zou zijn, om tegemoet te komen aan datgene wat mevrouw Mansveld ingebracht heeft van eventuele mogelijke ongewenste neveneffecten. Dank u, voorzitter. De heer SANGERS: Voorzitter. Ik zat nog even na te denken over de laatste woorden van de heer Brouns, dus die laat ik ondertussen nog even doorwerken. Daar kom ik op het eind op terug. Eerst over de middelingssystematiek. Ik begrijp uit een aantal bijdragen dat de motie die wij daartoe in hebben gediend mogelijk niet op veel steun kan rekenen. Toch wil ik daar nog een kort pleidooi voor houden, en wel in die zin, dat – en dat heb ik de gedeputeerde horen zeggen – de middelingssytematiek in essentie op het oog heeft om al te grote schommelingen in de accresontwikkeling te neutraliseren. Het paradoxale is echter – en dat heb ik proberen aan te tonen in mijn bijdrage en ook in de motie proberen te verwoorden – dat op het moment dat er sprake is van sterke schommelingen, hetzij die kant op, hetzij die kant op, de middelingssystematiek een ongewenst effect oplevert, namelijk hetzij een onderschatting van de uitkering uit het Provinciefonds, hetzij een overschatting. Als er sprake is van een gelijkmatige accresontwikkeling maakt het niet uit of je een middelingssystematiek hanteert of gewoon het accres aanhoudt. In die zin, in alle redelijkheid en volgens professor Bartjens, is die middelingssystematiek niet nodig. Vandaar dat ik nogmaals onze motie wil bepleiten bij iedereen.
56
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Dan de motie met betrekking tot de Balkenende-norm. Ik heb de heer Calon horen zeggen dat hij zich afvroeg of je het subsidie-instrument zou moeten inzetten om dit soort maatschappelijke doelen te bewerkstelligen. Ik heb mij eerlijk gezegd wat verbaasd over dat antwoord. Ik denk dat juist – en ik heb dat ook al genoemd, politiek is ook een soort toegepaste ethiek – het subsidie-instrument een mogelijkheid is om beleids- en maatschappelijke doelen te realiseren. Dat kun je op velerlei manieren doen. We kennen ook discussies of je in een subsidie voorwaarden moet opnemen, bijvoorbeeld ten aanzien van tewerkstelling van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Je kunt veel voorbeelden noemen. Daar past ook de toepassing van de Balkenende-norm bij. In die zin denk ik dat juist het subsidie-instrument een zeer geëigend middel is om dit soort maatschappelijke doelen te realiseren, zowel op rijks-, provinciaal als gemeentelijk niveau. Als het gaat om de kanttekeningen van mevrouw Mansveld, heb ik in de beantwoording van de vraag van de heer Brouns al aangegeven hoe wij daarnaar kijken. Ik zie in die zin niet de bezwaren die daar mogelijk verder nog zouden kunnen liggen. Ik wil nog een keer nadrukkelijk verwijzen naar het dictum van de motie. Dat is misschien ook het antwoord op de laatste opmerking van de heer Brouns. De motie vraagt op grond van de afwegingen zoals die in de motie staan aan het College om met een voorstel te komen tot wijziging van de subsidieverordening. Ik zou mij dus voor kunnen stellen dat bij een dergelijk voorstel eventueel bepaalde gedachten aan knelpunten naar voren komen, waarbij wij ons als Staten op dat moment over zullen beraden. In die zin denk ik dat de motie zoals die nu geformuleerd is, die ruimte nog in zich heeft. Dat was het, voorzitter. De heer LUITJENS: Voorzitter. Allereerst ga ik in op de reactie van gedeputeerde Calon over de voorstellen die ik heb gedaan over het verwerken van. Wat ik daarmee bedoel is dat het mooi zou zijn als je dat in de cyclus na de Begroting 2010 kunt verwerken. Zo interpreteer ik dat. Ik denk dat wij daar wat dat betreft gelijk over denken. Als het gaat over taken en kerntaken: ik heb natuurlijk niet voor niets de overeenkomst tussen Rijk en provincies aangehaald waar bepaalde zaken in staan. Daar moet je het dan met elkaar over hebben hoe je dat interpreteert. Dat zal discussie geven, zeker. De oproep van de heer Stevens om decharge te verlenen. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Brouns. Decharge verlenen doe je als je een financieel jaar afrekent, dus dat komt bij de Rekening. Als het gaat over hoe er tot nu toe met de kredietcrisis is omgegaan: dat komt over je. Als je naar feitelijkheden kijkt, is er gewerkt volgens het Treasury Statuut. Aan de andere kant is er dan het onderbuikgevoel dat in januari 2008 heeft gezegd: “We zetten het niet meer in het buitenland”. Over wat daarna wel of niet gebeurd is met de € 30 miljoen die in IJsland is blijven staan, hebben wij elkaar al twee keer gesproken. Ik kreeg de tweede keer te horen: “Die vraag hebt u al gesteld”. Maar dat is iets waar wij ongelijk over denken en ik vind het jammer dat dat onderbuikgevoel in juni, toen de heer Heemskerk in het openbaar een waarschuwing deed, niet weer is gaan spreken en dat heeft mogen leiden tot het weghalen uit IJsland. Het is natuurlijk zo dat financiën behoort tot de portefeuille van de heer Calon. Hoe het verder afloopt, behoort ook tot zijn verantwoordelijkheden. Hij is in het Dagblad van het Noorden afgeschilderd als een enorme vechtjas. Dat zal in dit dossier zeker toegepast kunnen worden. Dan zien we in de loop van het komend jaar wel wat dat opgeleverd heeft. Dat is hoe mijn fractie daar op dit moment in staat, voorzitter, maar het blijft natuurlijk een ontgoocheling dat ons dat overkomen is. Het uitleggen naar buiten toe valt niet altijd gemakkelijk. De moties. Ten aanzien van motie 1 houden wij vast aan bestendig beleid dat door de Staten is vastgelegd. Motie 2 is sympathiek. Wij willen wel ingaan op de uitdaging om met een voorstel te komen hoe het rijksbeleid nu wel of niet doorwerkt aangaande de Balkenende-norm in ons subsidiestatuut. Als het zou moeten, laat dan maar zien wat dat oplevert en welke uitzonderingen er dan wel of niet gemaakt zouden moeten worden en waarom. Ook in de Tweede Kamer heeft onze partijgenoot Remkes zich uitgesproken voor matiging in de publieke en semi-publieke sector. Het amendement. Daar had ik mij al in positieve zin over uitgelaten, dus daar kom ik niet meer op terug. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, de heer Luitjens noemt de motie sympathiek. Betekent dit dat de VVD-fractie haar ook steunt? De heer LUITJENS: Ik heb gezegd dat men maar met een voorstel moet komen om te laten zien hoe het zou uitwerken en welke uitzonderingen je wellicht zou moeten maken. Ik wil de discussie daarover aangaan, dus ik zal de motie steunen met die interpretatie. Maar dat had ik, meen ik, al gezegd. De heer STEVENS: Voorzitter. Wij zijn blij met de combinatie van toezegging van verwerken in de Begroting van 2010 en tot die tijd niet bestemmen van het rekeningresultaat om op die wijze te zien
57
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 hoe de gevolgen van de kredietcrisis kunnen worden verwerkt. Dus de suggestie van de VVD: zet het in die combinatie met het niet bestemmen van het rekeningresultaat, ook op termijn. Dan zeg ik tot nu toe de partijen dank het politieke oordeel dat zij over de kredietcrisis hebben gegeven. Ik ben nog benieuwd naar de partijen die dat tot nu toe nog niet gedaan hebben in de tweede ronde. Het decharge verlenen is natuurlijk in overdrachtelijke zin bedoeld. Dat had iedereen kunnen begrijpen. Het gaat natuurlijk om het politieke oordeel dat je hier in de Staten geeft over hoe iets heeft kunnen gebeuren en wat daar de gevolgen van zijn. De heer Brouns zei: “De heer Calon zegt altijd, wat je in de commissie hebt gezegd, moet je niet meer in de Staten herhalen”. Dat geldt natuurlijk voor heel veel zaken. Maar als het gaat om een oordeel over een zo belangrijk onderwerp, willen we toch niet achterblijven bij het Dagblad van het Noorden. Die heeft daar wel een oordeel over gegeven. Onze fractie vindt dat dat – ook al is dat misschien dubbel ten opzichte van een commissie, die overigens nooit een politieke afspiegeling is van de Staten – ook in de Staten dient te gebeuren. Ik ben benieuwd of de gedeputeerde hierin een meerwaarde ziet nu er vandaag op dit punt een politiek oordeel over is gegeven. Motie 1 over de begrotingssystematiek van de SP zullen wij niet steunen. Motie 2 over de Balkenende-norm steunen wij uiteraard wel. We hebben deze mede ondertekend. Wij roepen het College op niet meteen allerlei bezwaren te zien in allerlei technische zaken, maar vooral de signaalfunctie die hier van uitgaat te waarderen en in de oplossing rekening te houden met de beperkingen. Met het amendement van de Partij van de Arbeid zijn wij akkoord. De heer ZANEN: Ik wil reageren op de oproep van de ChristenUnie om in de tweede ronde kenbaar te maken hoe er gedacht wordt over de verantwoordelijkheid van de gedeputeerde bij de kredietcrisis. Dat wil ik doen. Alles wat er gebeurt rondom de kredietcrisis en de relatie met de provincie Groningen zit in de portefeuille van de heer Calon. De Partij voor het Noorden heeft op dit punt alle stukken bekijkend, lezend, vastgesteld dat hem naar ons oordeel geen verwijt treft en dat we hem sterkte toewensen in zijn poging om de schade uiteindelijk zo beperkt mogelijk te houden, want de kans op schade is nog heel reëel aanwezig. Daar wensen wij hem sterkte bij. Het is wel zo – dat is in de commissie ook naar voren gekomen – dat het volstrekt onhelder is voor het publiek, voor onze aanhangen, hoe het kan dat de provincie zoveel geld heeft opgepot, zo ziet men dat dan, en dat dat verloren gaat door bijzondere omstandigheden. Daar moet helderheid in komen. Dat moeten wij natuurlijk met elkaar doen in het proces van het debat over allerlei zaken, maar dat moeten ook de publiciteitsmedia van de provincie zelf doen. Ik hoop dat op dat punt iets in het vooruitzicht gesteld zou kunnen worden door het College. Ik vind het zeer noodzakelijk om dat helder te maken! De VOORZITTER: Het woord is aan het College. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter. Het amendement van de PvdA heeft onze warme steun. Over motie 1 is het nodige gezegd. Motie 2: ik heb in eerste termijn aangegeven waarom wij daar moeite mee hebben, maar goed, we luisteren goed naar uw argumenten. Dan laat ik de motie zo uitleggen dat wij ons best zullen doen – en dan komt dat er dus ook – om een discussienotitie te maken waarin wij de voor- en de nadelen aangeven met een positieve grondhouding om een wijziging voor de subsidieverordening daarna voor te stellen. Dus ik stel een tweetrapsactie voor, dat we eerst goed kijken waarom we die subsidieverordening zo in elkaar hebben zitten als het geval is en op welk moment we gaan interveniëren in de bedrijfsvoering van die door ons gesubsidieerde instellingen en of het wel of niet goed is om daar generiek in te interveniëren. Dat zullen we dan doen met een positieve grondhouding. Dus eerst de voor- en de nadelen in beeld brengen, inclusief de uitzonderingen die er dan zouden moeten zijn. Die discussienotitie (vervolgens) bespreken in de Staten, met een positieve grondhouding, want ik begrijp dat er toch veel partijen vóór zijn. In de tweede fase (komt dan) het voorstel tot wijziging van de subsidieverordening. Mijn voorstel is dus een tussenstap erin, waarbij we dan het advies van de commissie Dijkstal kunnen betrekken. Er is al het nodige over de kredietcrisis gezegd. De heer Luitjens begint over de heer Heemskerk. Die ken ik wel, de heer Luitjens kent hem ook. Ik heb hem zelfs gezien. Onderbuikgevoel, 1 januari. Wij zijn het laatste halfjaar natuurlijk heel diep in die materie gedoken. Dan wordt het toch technisch. Wij hebben geen officiële signalen gekregen van de Nederlandsche Bank of de toezichthouder BZK dat het fout zat. Ook als je naar de zogenaamde credit default swaps kijkt – dat zijn als het ware verzekeringspremies voor risicovolle debiteuren – en je diep in het financiële systeem gaat dat die handelaren gebruiken om geld van ons te ontvangen en weg te zetten, dan zie je – en ik heb dat al eerder gezegd – dat tot maart 2008 die voor IJsland bijna op nul stonden. Mensen die zeggen: “Ik wist dat al in oktober/november 2007”, kunnen heel goed
58
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 waarzeggen. Arthur Doctors van Leeuwen zei het vorige week ook heel mooi, ik dacht in een tvprogramma: “Niemand kon dit voorzien”. Dan blijft staan, op het moment dat je die cds’sen omhoog zag lopen – wij werken daar niet mee, het zijn financiële experts die daarmee werken – had je dan je termijndeposito’s open kunnen breken? In deze termijndeposito’s zit geen call-recht. Ik heb al eerder gezegd: Noord-Holland heeft het wel geprobeerd, bij sommige is het gelukt en bij sommige niet. In al die what if-discussies hebben wij de stellige overtuiging dat we niet anders hadden gekund. Dat wij de pest erover in hebben, Eisse Luitjens heeft gezegd ‘ijspegeldouche’, dat gevoel delen wij wel. Dat wij dat heel goed naar het publiek van Teun Jan Zanen en ons allemaal moeten communiceren, dat delen wij ook. Maar daar kunt u zelf een bijdrage aan leveren. Wij verwijzen regelmatig in onze advertenties naar de website waar de Q&A’s, de vragen en antwoorden, staan. Dan gaat het name niet over overtollig geld, maar geld dat wij tijdelijk hier gestald hebben dat dient om projecten te betalen die wij nog moeten gaan uitvoeren. Dat moeten we goed uitleggen. Dat doen we ook. Dat doen we in woord, in geschrift, in interviews. Daar kunt u ook een rol bij spelen. Dat moeten we inderdaad samen goed doen. Voorzitter, ik heb altijd geleerd: vertrouwen is er totdat het wordt opgezegd. Ik vind het fijn dat het er nog is. Daar zou ik mee willen afsluiten. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Het amendement A en motie 1 zijn duidelijk. Bij motie 2 moet ik even kijken, want daar heeft de gedeputeerde een bepaalde nadere interpretatie voorgesteld namens het College. Volgens mij moet daar even door beide indieners op gereageerd worden, anders is het onduidelijk hoe de indieners hier tegenover staan. De heer SANGERS: Voorzitter, de essentie van het voorstel van de heer Calon is – ik vertaal het in mijn eigen termijn, hij moet me corrigeren als hij het er niet mee eens is – om eerst een notitie te maken met eventuele mitsen en maren rond dit verhaal en eventueel daarna met een voorstel te komen tot wijziging van de subsidieverordening. Dat is toch in afwijking van de motie zoals wij die hebben ingediend… De heer CALON (gedeputeerde): Dat was niet de essentie van mijn voorstel. Met een positieve grondhouding die notitie maken. Dat is wel iets anders dan een blanco maken. De heer SANGERS: Ik was nog niet helemaal klaar. Onze motie ging uit van een positieve grondhouding en vandaar uit de uitnodiging en het verzoek aan het College om met dat voorstel te komen. Ik heb in de beantwoording aan het CDA aangegeven dat, mocht er in die uitwerking mitsen en maren blijken, we dat in dat voorstel zien met eventuele oplossingen erbij. In die zin wil ik vasthouden aan de oorspronkelijk ingediende motie en die dus in stemming laten brengen. De VOORZITTER: Dat meldt u mede namens de ChristenUnie. Akkoord. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. De motie wordt bij handopsteken verworpen. Voor de motie hebben gestemd: de PvdD, de SP, de PvhN. De heer LUITJENS: Bij motie 2 heb ik dezelfde uitleg gevolgd als de gedeputeerde. Wij stemmen vóór motie 2, maar dan wel in de tweetraps zoals de heer Calon die heeft voorgesteld. Ik heb gezegd dat wij de uitdaging aangaan. Laat maar zien waar de afwijking zit ten opzichte van het subsidiestatuut zoals dat nu is en wat er zou moeten gebeuren om het wel toe te passen en welke uitzonderingen je zou moeten maken. Ik kan vóór stemmen, maar dan is het met de uitleg zoals de gedeputeerde die heeft gegeven. Als dat zo is, kijk ik nu naar de heer Sangers en als dat niet zo is… De VOORZITTER: Volgens mij hebben we daar zo-even over gediscussieerd. Er is net duidelijk geworden dat dat niet de interpretatie is die de twee indieners eraan geven. Daar moet u zelf als fractie een conclusie uit trekken wat u aan stemgedrag doet. Dat is duidelijk geweest, die gedachtenwisseling was klip-en-klaar. In stemming wordt gebracht motie nr. 2. De motie wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen de motie heeft gestemd: GroenLinks.
59
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Mevrouw SIERSEMA: Ik wil er graag een stemverklaring bij geven. Wij zijn tegen vanwege de argumentatie die de VVD gaf. Wij zijn vóór het voorstel van de heer Calon. De VOORZITTER: Akkoord. De motie is aangenomen. Ik ben er even heel helder over als voorzitter, want in dezen heb ik geen positie anders dan een neutrale voorzitter van uw Staten. De motie is aangenomen zoals die door de indieners is aangeduid met de motivering die de indieners net gaven. Zo ligt de opdracht voor het College. In stemming wordt gebracht amendement A. Amendement A wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen het amendement heeft gestemd: de SP. Het besluit is aldus gewijzigd met het amendement. Kunt u instemmen met de voordracht? Dat is het geval. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, mag ik daar nog een opmerking bij maken? Zoals ik in eerste termijn al heb aangegeven kan de Partij voor de Dieren instemmen met deze voordracht met uitzondering van de € 35.000 ten behoeve van de bestrijding van de beverrat. De VOORZITTER: Daar krijgt u een aantekening van. De heer Bleker neemt daar nota van. De brieven van het College over de kredietcrisis worden voor kennisgeving aangenomen. A.3
Brief van Gedeputeerde Staten van 8 oktober 2008, nr. 2008-53.477/40/A.7, VV, betreffende stand van zaken verdubbeling N33. Hierbij zijn ook aan de orde: Brief en e-mails van de heer Muijzert.
De VOORZITTER: De fracties van de Partij voor het Noorden, de SP en de VVD hebben er om verzocht. Er een motie mogelijk. Ik denk dat het het meest praktisch is om de SP als eerste het woord te geven. We doen alles in één ronde. U heeft weinig tijd meer om te spreken, dus probeer het toe te spitsen. Ik heb iedereen die gesproken heeft bij het eerste debat over de Blauwe Stad, op tien minuten gezet, omdat ik beloofd uiteindelijk daar niet de overschrijdingen mee te tellen, maar sommige hebben wel een heel forse overschrijding. Ik hoop dat ze zo coulant zijn om dat naar het totaal van het verloop van de middag en de avond weer enigszins te verwerken in hun bijdrage. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw BECKERMAN: Voorzitter. Aangezien ik mijzelf als ontwikkelend links zie en niet als conserverend links – het sluit mooi aan bij hoe de Partij van de Arbeid zichzelf ziet – en aangezien wij dus ontwikkelend links zijn, zouden wij graag voor de veiligste, meest verkeersoplossende, maar ook landschappelijk inpasbaarste variant kiezen. De heer Muijzert heeft de afgelopen jaren keer op keer voorstellen gedaan die aangeven dat een twee keer twee met vluchtstrook, een snelweg op een deel van het tracé, mogelijk zou kunnen zijn. Zijn voorstellen zouden kunnen zorgen voor een veiligere weg die landschappelijk goed ingepast kan worden en meer verkeersoplossend vermogen heeft, waardoor het regionale netwerk ontlast wordt. Voorzitter, ondanks dat in het keuzedocument is vastgelegd dat de variant die de heer Muijzert voorstelt, doorgerekend zou moeten worden, is dat nog steeds niet gebeurd en kunnen wij geen vergelijking maken met de andere varianten. Het blijft slechts een speculeren over mogelijke kosten en voordelen van deze variant en daarom dienen wij deze motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, bijeen op 10 december 2008, overwegende dat: een autosnelweg A33 sneller en veiliger is dan een 2x2 autoweg N33; een autosnelweg meer verkeer aantrekt dan een 2x2 autoweg N33 waardoor het onderliggende verkeernetwerk meer wordt ontlast wat gunstiger is voor het leefklimaat langs dat onderliggende netwerk;
60
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 -
een autosnelweg geen noemenswaardig grotere aantasting van het landschap en belasting van het milieu veroorzaakt dan een 2x2 autoweg; een autosnelweg daarnaast ook nog iets gunstiger is voor de economische ontwikkeling van zowel Oost-Groningen als van het Eemsmond-gebied; Gedeputeerde Staten bij monde van gedeputeerde Bleker in de vergadering van de commissie E&M reeds rekening houden met totale kosten voor een 2x2 autoweg van € 152 miljoen,
verzoeken GS om een onafhankelijk ingenieursbureau binnen een termijn van 3 maanden te laten onderzoeken hoe: binnen de voorziene kosten van een 2x2 autoweg N33 een maximale lengte aaneengesloten autosnelweg A33 kan worden gerealiseerd tussen Assen-Zuid en Zuidbroek, waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande ideeën en kennis van RWS, PWS en de heer Muijzert, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door Sandra Beckerman (SP), Wim Haasken (VVD), Teun Jan Zanen (PvhN), Piet de Vey Mestdagh (D66). De motie krijgt nummer 1, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Mevrouw BECKERMAN: Voorzitter, ik heb mij ernstig voorgenomen om mijn woordvoering vandaag kort en zo simpel en helder mogelijk te houden en slechts te vragen om een onderzoek om een echte afweging te kunnen maken tussen de verschillende varianten. Maar niet alleen daarover bestaat nu veel onduidelijkheid en zijn we in een soort vrije associatieronde terechtgekomen, maar ook over het gebruik van eventuele meevallers bestaat nog steeds onduidelijkheid. Ik wilde even twee citaten geven. De heer Bleker zei in de afgelopen commissie, toen de vraag aan de orde was waarvoor eventuele meevallers konden worden ingezet, dat “als er besparingen kunnen worden gerealiseerd bij de uitvoering het geld voor de N33 beschikbaar blijft. Dat klopt zeker, het was een van de bikkelharde onderhandelingspunten”. Uit een brief van mevrouw Peijs blijkt echter dat de regio- en rijksbijdrage evenredig neerwaarts zullen worden aangepast wanneer er voordelen behaald worden. Er zit nogal wat licht tussen. Ook daarover zou mijn partij graag meer duidelijkheid willen. Wij hopen dat wij nu eindelijk eens een keer een echte afweging kunnen maken, waarbij heldere keuzes kunnen worden gemaakt en dat we niet blijven speculeren en soebatten, maar dat er nu eindelijk eens een duidelijk onderzoek komt. Dank u wel. De heer ZANEN: De urgentie kan onderstreept worden. In feite ligt dit verhaal al heel lang op tafel en er is terecht gezegd dat het nu een keer tot een conclusie moet komen, waarbij het vooral de benadering vanuit de gedeputeerde is die maakt dat we alsmaar in gesprek blijven over een eventualiteit. Volgens mij zou wat hier gevraagd wordt, helderheid kunnen verschaffen met misschien een kanttekening erbij dat in het aanbestedingsproces natuurlijk ook nog de nodige helderheid zou kunnen worden vervat, als je die vraag concreet aan bouwers stelt. Dat wilde ik nog als suggestie noemen. Graag een reactie erop van de gedeputeerde. De heer HAASKEN: Voorzitter. Liever een autoweg van Assen naar de Eemshaven dan alleen een A33 van Assen tot Zuidbroek en liever een A33 van Assen tot Zuidbroek dan een twee keer twee autoweg, voorzitter. GS brengen ons in een situatie alsof we in die keuze staan. We staan niet in die keuze. Het gaat op dit moment alleen om het deel Zuidbroek-Assen. De discussie over het tracé naar Appingedam is nog ver weg. Dat tracé komt ook niet voor in de planningen van Rijkswaterstaat, noch op korte termijn, noch op middellange termijn of op lange termijn. We beperken ons dus tot het deel Zuidbroek-Assen, waar wij graag een optimale oplossing voor willen, namelijk een autosnelweg. Wat wij via die motie vragen, is om binnen een tijdsbestek van een paar maanden een onafhankelijk bureau te laten uitzoeken of het binnen beschikbare budgetten mogelijk is. GS geven randvoorwaarden aan en voorstellen voor bezuinigingen door derden zijn welkom, maar niet doorslaggevend. De provincie Drenthe bepaalt bijvoorbeeld hoe de aansluiting met de A28 eruit zou moeten zien. Een tweede wens, een tweede variant zou je kunnen zeggen, is om bij de aanbesteding twee prijzen te vragen, dan laat je het feitelijk aan de markt over: één voor een autoweg en één voor een autosnelweg. De prijzen kunnen dan bepalend zijn voor een eventuele gunning. Mijn vraag is: bent u tot een dergelijke aanbestedingsconstructie bereid? Dank u wel. De heer BULTJE: Voorzitter, de commissievergadering rondom dit onderwerp was buitengewoon boeiend. Je had namelijk twee lijnen die recht tegenover elkaar stonden. De ene benadering was: je
61
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 kunt een snelweg aanleggen als je de volgende aanpassingen doet. Het zou dan een halve snelweg worden, op het eerste stuk zou 17 km lang 100 km/u worden gereden en vanaf dat stuk 21 km 120 km/u. Je kunt je dan afvragen wat dan feitelijk de tijdswinst is die je dan nog boekt bij deze variant, nog los van de kosten die daaraan vast zitten. Je kunt echter ook de benadering kiezen: kun je een autoweg niet met dezelfde trucs of met dezelfde slimmigheden goedkoper aanleggen, en gezien de toezegging die volgens mij door de minister is gedaan dat het geld beschikbaar blijft voor de N33, kijken of je niet alvast een begin kunt maken met verdubbeling ten noorden van Zuidbroek. Kijk maar naar de Wâldwei van Leeuwarden naar Drachten, die is ook gefaseerd verdubbeld en uiteindelijk ligt daar nu een prachtige twee keer tweebaans autoweg. Mevrouw Van Kleef zal, mede namens de Partij van de Arbeid, een motie indienen met de strekking zoals ik die net verwoord heb, over het eventueel beschikbaar houden van het budget door besparingen voor verdubbeling van het noordelijk deel van de N33. Mevrouw VAN KLEEF: Voorzitter, de noodzaak voor de verdubbeling van de N33 is alom aanwezig. De keuzenota voor het voorkeursalternatief brengt dit helder in beeld. Waar het nu om gaat, is de discussie of we het voorliggend voorkeurstracé gaan volgen van een 2x2 zonder vluchtstroken of dat we toch voor een volwaardige A33 gaan. Het keuzedocument is een nadere onderbouwing van de keuze autoweg met 2x2 rijstroken zonder vluchtstroken. Het is niet alleen een onderbouwing van de keuze voor een autoweg, maar de andere alternatieven, zoals een reconstructie van de huidige weg, de aanleg van een autosnelweg en de regiovariant, de zogeheten Muijzert-variant, zijn meegenomen in de afweging. Voorzitter, het CDA heeft in de afgelopen periode de regio gehoord in een informatiebijeenkomst over de N33, tezamen met deskundigen. Deze mening gehoord hebbende van onze achterban en naar de deskundige inbreng van medewerkers van beide provincie, VNO/NCW en Seaports, zijn wij van mening dat, alhoewel een autosnelweg mooier zou zijn, het realistischer is om te kiezen voor de voorkeursvariant, een autoweg met 2x2 rijstroken. Een dergelijke weg zal de doorstroming op de N33 en de verkeersveiligheid verbeteren. Bovendien verwachten we dat er een economische impuls vanuit gaat, als ook het resterend deel van Zuidbroek naar de Eemshaven aangepakt gaat worden. Ook is het de beste optie als we kijken naar de kosten/baten-verhouding. Wij kunnen ons dus vinden in het voorkeursalternatief. Wel willen we ervoor pleiten dat met voortvarendheid de N33 aangepakt wordt. Het is de toegangspoort, de toegangsweg naar grote logistieke en industriële knooppunten van Noord-Nederland en de weg naar de grootste bouwput van Noord-Nederland. Nu al is er een overslag van 7,8 miljoen ton in de Eemshaven en de haven van Delfzijl. De verwachting is dat de omzet in de haven zal verdubbelen wanneer de havens klaar zijn. Dit betekent de komende jaren een forse toename van het vrachtverkeer. De N33 is één van de belangrijkste ontsluitingen van en naar de Eemshaven en Delfzijl. Dat is de reden waarom we samen met de ondernemers pleiten voor tempo. Gelet op de ontwikkelingen zoals zojuist geschetst, kunnen we nu al vaststellen dat bij de verdubbeling van de N33 het verkeer vanaf Zuidbroek in een flessenhals terechtkomt, waarbij de veiligheid, gelet op de toename van het vrachtverkeer, in de toekomst in het geding zal komen. Zoals we allemaal weten: infrastructuur structureert de economie en daarmee de werkgelegenheid. Wel hebben we nog een aantal vragen aan de gedeputeerde. Wilt u tempo maken met de verdubbeling van de N33, kijken of er mogelijkheden zijn om bepaalde trajecten in de vorm van projecten naar voren te halen en samen met uw collega-gedeputeerde in Drenthe te kijken of het haalbaar is om het resterende deel van de N33 naar de Eemshaven te verdubbelen – dit is ook voor de economische ontwikkeling van Drenthe van belang –, de oplossingen die de heer Muijzert aanreikt, serieus te nemen en ze, indien ze passend zijn, mee te nemen in de uitvoering. Wij vinden het juist dat de extra wensen ten aanzien van de weg door de gemeenten zelf opgebracht moeten worden, maar vragen u om coulant met deze verzoeken om te gaan en daar waar mogelijk ze als integraal onderdeel van het project op te nemen. Ten slotte, voorzitter, dien ik namens de Partij van de Arbeid, de ChristenUnie en het CDA de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, constaterende dat: Provinciale Staten in hun verklaring d.d. 23 april 2008 een motie hebben aangenomen om een verkenning op te starten met betrekking tot en inclusief de kosten en het tijdstraject van een verdubbeling N33 noordzijde, vanaf Zuidbroek;
62
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
-
de minister in haar brief d.d. 8-2-2006 aangeeft dat is afgesproken de meevallers inz. de verdubbeling N33 Assen-Zuidbroek, gebruikt kunnen worden in het project,
overwegende dat: de verdubbeling N33 noordzijde op termijn onontbeerlijk is wegens de sterk toenemende economische ontwikkelingen in het Eemsdelta-gebied, verzoeken het College: afspraken te maken met de minister van Verkeer en Waterstaat over een gefaseerde verdubbeling van de N33 noordzijde, in het geval van besparingen bij de verdubbeling N33 Assen-Zuidbroek, waar het rijksgelden betreft, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Bultje (PvdA), mevrouw Van Kleef (CDA) en de heer Staghouwer (ChristenUnie), krijgt nummer 2, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik zou graag een vraag willen stellen, want zoals misschien bekend is ook de SP al sinds mensenheugenis een voorstander van een verdubbeling van de totale N33, tot aan de Eemshaven, maar dan wel graag op goede argumenten en feitelijkheden. Ik heb hier de brief van de minister. Daar staat niets in over het geld dat onderbesteed wordt in het traject tot Zuidbroek, er staat niets over het traject ten noorden van Zuidbroek. Er staat zelfs dat meevallers, bijvoorbeeld indien gebruik gemaakt wordt van een PPS-constructie, gebruikt kunnen worden voor de financiering van het project tot Zuidbroek. Mocht dit uiteindelijk resulteren in een lager benodigd bedrag dan het beschikbare budget, zullen de bijdragen naar evenredigheid verminderd worden. Op dit traject vloeit dan dus het geld terug. Kunt u mij vertellen waar u hieruit concludeert dat dat geld gebruikt zou kunnen gaan worden voor het restanttraject? Mevrouw VAN KLEEF: Voorzitter, wij gaan ervan uit dat, daar waar besparingen – zo hebben wij ook de brief gelezen en geïnterpreteerd – plaatsvinden op het traject Assen-Zuidbroek, daar de minister in te verzoeken om die besparingen door te sluizen naar de noordzijde. De heer SWAGERMAN: Dat kunt u verzoeken, maar er staat hier: geen enkele ruimte. Er is geen ruimte voor interpretatie. Ik heb zojuist voorgelezen wat hier staat. Hoe komt u erbij dat hier nog enige interpretatie mogelijk is? Dat u dat voor kunt stellen, is prachtig, maar niet uit deze ruimte. Mevrouw VAN KLEEF: Vandaar deze motie om daarmee de gedeputeerde richting Den Haag dit te gaan verzoeken. De heer HAASKEN: Voorzitter, mevrouw Van Kleef neemt heel snel de variant vanaf Zuidbroek naar de Eemshaven. Wat dat betreft heeft ze onze ondersteuning om ook dat tracé te verdubbelen. Maar gegeven de opmerking die net gemaakt is met betrekking tot de overeenkomst waar mevrouw Peijs haar handtekening onder gezet heeft, dat het geld beschikbaar is voor dit tracé… Zou u bereid zijn om binnen de beschikbare budgetten dat onderzoek te willen doen, althans de marktverkenning te laten doen via de aanbesteding door te zeggen: kom met twee prijzen, één voor een autosnelweg en één voor een autoweg? Als we dan binnen het beschikbare budget blijven, zou u dat op die manier willen aannemen? Mevrouw VAN KLEEF: Voorzitter, als we het hebben over de kosten die gemoeid zijn met de autosnelweg… U weet dat de kosten daarvan 23-25% hoger zijn, dat is ongeveer € 30 á 40 miljoen. We hebben daarnaast nog een gat van € 12 miljoen. Dan is dat een beetje een zinloze missie en kunnen we beter onze speren werpen richting Zuidbroek-Eemshaven, want dan hebben we een totale verdubbeling van de N33. Daar is, denk ik, het hele gebied mee gebaat. De heer HAASKEN: U wilt dat niet, begrijp ik. Mevrouw VAN KLEEF: We willen het niet, we willen alleen maar een realistische aanpak van deze verdubbeling. Die kansen hebben we nu. Die moeten we nu nemen.
63
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
De heer STAGHOUWER: Voorzitter, op dit dossier is al veel geschreven en gesproken. Het is tijd, voorzitter, dat er voortgang blijft in het proces. Deze discussie wordt ingegeven door de brief die wij kregen van het College, waar wordt aangegeven wat de stand van zaken is van dit moment. De formele procedure rond het voorkeursalternatief wordt medio 2009 ter visie gelegd. Dan, meneer de voorzitter, is het tijd om uitspraken te doen over dit voorkeursalternatief. De discussie van dit moment spitst zich toe op de mogelijkheid van een autosnelwegvariant of een autowegvariant. De gedeputeerde heeft duidelijk aangegeven en gemotiveerd wat de afwegingen zijn van de projectgroep. Daarnaast is door de heer Muijzert een groot aantal toevoegingen aangebracht, zodat het project goedkoper en beter uitgevoerd kan worden. Wij hebben waardering voor de inzet en betrokkenheid van dezen. Voorzitter, wat is wijsheid? Wijsheid is: zo snel mogelijk verbetering aanbrengen in de verkeersveiligheid van de N33. Wijsheid is ook kijken naar de toekomst en proberen te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen. Dat dit alles slechts koffiedik kijken is, blijkt maar weer eens uit de economische situatie waar wij ons op dit moment in bevinden. Maar ook dat moet geen reden zijn om goede keuzes te maken voor de toekomst. De voorlopige afweging bij onze fractie is de volgende geweest. Gezien de situatie dat er niet een volwaardige autosnelweg kan worden aangelegd op het gehele traject – immers op een deel kan met de snelheid van 100 km/u en op een ander deel 120 km/u gereden worden – en gezien het feit dat de uiteindelijke tijdwinst slechts beperkt is, zien wij meer toekomst in het kijken naar de mogelijkheid om op termijn goede uitsluiting te creëren voor de Eemsdelta en uiteindelijk Delfzijl een volwaardige verbinding te geven met de A7. Dat is dan ook de reden, voorzitter, dat wij mede-indieners zijn geweest van de motie die door het CDA is ingebracht. Alles overziende, voorzitter, is het de hoogste tijd om de plangroep op te roepen zo snel mogelijk verder te gaan en de realisatie en verdubbeling van de N33 in ieder geval in 2014 gerealiseerd te hebben. Ik dank u wel. Mevrouw SIERSEMA: Het gaat over de N33. Voor ons, GroenLinks, is de verdubbeling 2x2 zat genoeg, maar dat zal niemand verbazen. De hele discussie gaat al tijden in de commissies. Wij hebben mailtjes aan alle kanten. Die discussie hoeven we, wat ons betreft, niet helemaal over te doen. Er is een enorme inzet geweest van zowel de mensen van Rijkswaterstaat als die van de provincie, maar ook zeker van de heer Muijzert – niet dat wij overtuigd zijn van zijn ideeën. Wij staan nog steeds gewoon voor een 2x2. Dat vinden wij zat genoeg. Beide moties zullen wij dus niet steunen. De motie van de Collegepartijen zullen wij niet steunen, omdat wij zeggen dat er ten eerste geen geld over zal zijn, en als er al geld over is, denk ik niet dat wij dat zelf mogen investeren. Als er al geld over is en we mogen het investeren, zouden wij dat graag zien in veiligheid, stiller asfalt en de invulling van het landschap er omheen. De motie van de SP, VVD, PvhN en D66 steunen wij niet, omdat wij niet voor een autosnelweg zijn. Op dit moment uitzoeken of er een autosnelweg zou (kunnen) komen, daar zijn wij sowieso niet voor. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, als mede-indiener van motie 1 toch nog een pleidooi daarvoor. Ons is toegezegd – want we hebben het hier al eerder in de Staten over gehad – dat er een serieus onderzoek zou komen naar de Muijzert-snelweg. Nu is op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden op basis van kerngetallen van Rijkswaterstaat gebleken – u zult er stomverbaasd over zijn – dat een snelweg duurder is dan een autoweg. Dat had iedereen natuurlijk van tevoren al kunnen voorspellen. Dat is niet zo moeilijk, daar hadden we dat hele onderzoek niet voor hoeven doen. De varianten die de heer Muijzert voorstelde, lijken nu uitsluitend te worden gebruikt om de goedkopere variant nog goedkoper te gaan uitvoeren. Stel dat dat al lukt, waar gaan dan die bespaarde miljoenen naartoe? Dat is natuurlijk cruciaal in deze vraag. Als het zou kunnen naar het noordelijke gedeelte en als de gedeputeerde daar straks een reële inschatting van wil geven over of we het dan over 2080 hebben of inderdaad over een iets dichterbij gelegen jaartal, dan zou het misschien nog niet eens zo onaardig zijn als hij daar ook zijn politieke loopbaan afhankelijk van wil maken. Dat geeft natuurlijk wel enig inzicht in hoeverre dat gaat lukken. 2080 is niet acceptabel, wat dat betreft. Als dat lukt, zou dat misschien nog wel logisch zijn, want dan kun je 100 km/u doorrijden van Assen tot aan de Eemshaven. De verwachting en de brief die de SP daarover net heeft voorgelezen, is echter dat het anders zou kunnen aflopen en dat het Rijk gewoon zijn centen terugvraagt. Dat is dan niet de helft van het geld, het gaat naar evenredigheid. Dat betekent dat we echt heel weinig overhouden van onze eigen € 30 miljoen die we daar in zouden hebben gestopt. Voorzitter, dat zou jammer zijn. De vraag is – want het is enigszins een cruciaal moment op dit moment – als we nu daar geen uitspraak over doen, missen we dan deze boot volledig om hier een betere weg aan te leggen zonder dat er geld terug naar Den Haag hoeft, of is het zo dat de gedeputeerde denkt dat als hij de motie van
64
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 de coalitiepartijen uitvoert, deze weg nog steeds open staat? Stel dat hij hierop een njet krijgt van de minister, wat gebeurt er dan? Kunnen we dan terug naar de snelwegvariant van Muijzert? Dank u wel, voorzitter. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter. Ook de Partij voor de Dieren ziet wel de noodzaak voor aanpak van de N33. Doorstroming en veiligheid moeten worden verhoogd. Maar aan de andere kant zien wij ook belangen voor open ruimte en natuur. Dat is een dilemma, zeker aangezien natuur en wegen elkaar behoorlijk in de weg kunnen zitten. De N33 gaat voor een groot deel door open terrein, waar allerlei akkerbouwgebieden, maar ook gebieden met natuurwaarden liggen. Het is heel verleidelijk voor dieren om dan de weg over te steken. Als dieren en automobilisten elkaar tegenkomen, dan leidt dat tot onveilige situaties voor beide partijen. Onze voorkeur voor de N33 zou in eerste instantie uitgaan naar een 2x1 autoweg met gescheiden rijbanen en vluchtstroken, maar wij kunnen ook wel leven met een 2x2 autoweg zonder vluchtstroken, wel met gescheiden rijbanen. Het aanleggen van een 2x2 autosnelweg met vluchtstroken is wat ons betreft te veel van het goede. Voorzitter, ik noemde net al de problemen die kunnen ontstaan met dieren, zeker als er gescheiden rijbanen worden aangelegd en als er sprake is van een verbreding kan dat leiden tot gevaarlijke situaties en de versnippering kan verder worden vergroot. Daarom wil ik graag de volgende motie indienen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008 ter behandeling van de verdubbeling van de N33, constaterende dat: Nederland zich kenmerkt door een grote verscheidenheid aan natuurgebieden; de onderlinge verbindingen van deze natuurgebieden een voorwaarde vormen voor de instandhouding van flora en fauna in die gebieden, overwegende dat: het aanleggen van gescheiden wegdelen en de verbreding van de N33 deze versnippering verder vergroot; veel dieren bij het oversteken van de weg gevaar lopen om te worden aangereden; dit kan leiden tot onveilige situaties voor mens en dier, verzoeken het College: om te inventariseren waar de grootste knelpunten voor overstekende dieren zich bevinden; bij de aanpassingen aan de N33 voldoende faunapassages aan te leggen over en onder de autoweg door, zodat dieren een veilige oversteek kunnen maken en de verkeersveiligheid verder wordt verhoogd, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Hazekamp (PvdD), krijgt nummer 3, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, de discussie over pro’s en contra’s van een 2x2 autoweg resp. een autosnelweg of een gedeeltelijke autosnelweg tussen Assen en Zuidbroek is in de commissie uitgebreid gevoerd. Er ligt in de keuzenota een zeer gedetailleerde vergelijking op tafel. Ik ga dat niet overdoen. Kort samengevat komt het erop neer: er zijn enkele voordelen aan een autosnelweg. Die voordelen zijn wel heel bescheiden en de economische meerwaarde is ook heel bescheiden. We weten wel dat een autosnelweg om en nabij € 30 tot € 40 miljoen boven het budget uitkomt dat wij nu beschikbaar hebben. Dat is € 140 miljoen. Dat alles overwegende heeft de stuurgroep, waarin de provincie Groningen en de provincie Drenthe en alle aanliggende gemeenten verenigd zijn, tot de unanieme conclusie gebracht dat alles gericht moet worden op het realiseren van de 2x2 autoweg en dat gebruik moet worden gemaakt van alle nuttige suggesties die vanuit burgers en anderen komen om het slim en doelmatig uit te voeren. Daar passen ook de suggesties bij die door sommigen enigszins versimpeld onder het plan Muijzert worden gebracht, want het plan Muijzert bestaat op zichzelf niet. Het is een serie van heel praktische suggesties waar wij de komende tijd graag ons voordeel mee willen doen. Daarom kiezen wij voor die 2x2 autoweg.
65
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Toen wij de deal sloten met mevrouw Peijs, was het zo, dat als ik toen had gesproken over verdubbeling Zuidbroek-Eemshaven of Delfzijl-Eemshaven, er bij mevrouw Peijs een uitbundige lachbui zou zijn ontstaan. Zo kan de tijd veranderen. De ontwikkelingen in Delfzijl, de ontwikkelingen in de Eemshaven zijn ook Den Haag niet ontgaan. Recent is hier Jan Peter Balkenende geweest, ook andere bewindslieden – mevrouw Cramer en anderen komen hier met grote regelmaat. Men weet dat er in Delfzijl en de Eemshaven gigantisch veel gebeurt, zowel in de havens als op de bedrijventerreinen. Ik kan met gemak – en dat heb ik al gedaan – in de richting van de heer Eurlings zeggen: let wel, wij komen er aan waar het gaat om een betere bereikbaarheid van met name het deel tot aan Delfzijl, omdat daar het aantal autobewegingen op een behoorlijk niveau zit. Destijds – laat ik daar ook volstrekt duidelijk over zijn – is niet aan de orde geweest dat eventuele meevallers zouden kunnen worden ingezet voor het traject Zuidbroek-Appingedam-Delfzijl. Ik ben er vast van overtuigd dat in de situatie van nu, als zich mogelijkheden voordoen om te besparen en ‘geld over te houden’ bij een goede uitvoering van de N33 in de vorm van een autoweg Assen-Zuidbroek, het gesprek op een reële basis met de minister van Verkeer en Waterstaat kan worden gevoerd voor de eventuele inzet van die middelen voor het traject Zuidbroek-AppingedamDelfzijl. Ik zeg niet Zuidbroek-Eemshaven, want dat ligt een slag anders, want op dat laatste stuk zitten nu en in de toekomst te weinig auto’s, zo om en nabij de 1500 á 3000. Dat gesprek kan ons College samen met Drenthe en de gemeenten serieus aangaan. Daarom zijn wij graag bereid om de motie uit te voeren van het CDA, Partij van de Arbeid en de ChristenUnie, want dat is een motie… Aan de uitvoering ervan wil ik niet mijn politieke lot verbinden – ik kijk even in de richting van de heer De Vey Mestdagh – maar het is wel zo dat het een motie is waar je met goed fatsoen het komende jaar het overleg over kunt voeren met de minister van Verkeer en Waterstaat om te zien, als die situatie zich zou voordoen van meevallers, we dat voor dat andere deel van het traject inzetten. Ik verwacht zelf dat verdubbeling 2x2 autoweg Zuidbroek tot aan Appingedam-Delfzijl tussen 2018 en 2022 een feit kan worden als de ontwikkelingen in de Eemshaven, etc. verder gaan. Er zijn concrete vragen gesteld. Het College voelt helemaal niets voor het aanbesteden van twee varianten. Dat is ook aanbestedingstechnisch nauwelijks te doen. Wij kiezen ook niet voor die autosnelwegvariant, omdat die andere realistisch en goed is. Wij willen tempo – dat is door de heer Staghouwer, mevrouw Van Kleef, mevrouw Siersema aangegeven; dank, ook aan GroenLinks – met de verdubbeling van de N33. Gemeenten die meer werk willen, moeten in beginsel betalen. Dat is de afspraak. De gesprekken daarover zijn al gaande. De wensen ten aanzien van meer werk, worden dan toch wat beperkter. We nemen de suggesties van de heer Muijzert en anderen mee. Er werd door iemand gezegd dat het vooral speculeren en soebatten is wat we doen over de N33. Ik kan u zeggen: dat speculeren en soebatten doen we misschien hier of in de politiek, maar in het dagelijks werk van Rijkswaterstaat en de twee provincies, zijn we op dit moment op detailniveau per kruising bezig hoe het er precies uit gaat zien, zodat er getekend en gerekend kan worden. Dat is heel anders tekenen en rekenen dan soebatten en speculeren. Wij doen bij de N33 gewoon wat volgens de Flora- en Faunawet behoort, dus die inventarisatie vindt plaats zoals dat in Nederland gebruikelijk is. Wij hebben geen behoefte aan extra’s op dat punt. Wij doen wat in Nederland gebruikelijk is bij dit type van werk. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. Motie nr. 1 wordt bij handopsteken verworpen. Voor hebben gestemd: de SP, de PvhN, de VVD en D66. In stemming wordt gebracht motie nr. 2. Motie nr. 2 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen hebben gestemd: de VVD, GroenLinks, de PvhN, de SP, de PvdD. In stemming wordt gebracht motie nr. 3. Motie nr. 3 wordt bij handopsteken verworpen. Voor hebben gestemd: GroenLinks, de SP, de PvhN, de PvdD. De stukken worden voor kennisgeving aangenomen. De vergadering wordt vervolgd met agendapunt A6.
66
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 A.6
Dreigende sluiting vestiging Voedsel- en Warenautoriteit te Groningen
De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw BROEKHUIZEN: Zoals iedereen de afgelopen tijd in verschillende media heeft kunnen lezen is de minister van LNV van plan verschillende diensten samen te voegen en daarbij Servicecentrum Noord uit de Voedsel- en Warenautoriteit uit Groningen weg te halen en dat te bestemmen in Zwolle. Wij hebben een G4. Daar is met instemming van het Dagelijks Bestuur van het SNN een brief geschreven, zowel aan de Kamercommissie als aan mevrouw Verburg om daarin nogmaals te overwegen Groningen als standplaats voor dit nieuwe Servicecentrum te vestigen. Om dat te ondersteunen wil ik naast het CDA deze motie indienen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, overwegende dat: de vestiging van de Voedsel- en Warenautoriteit in de stad Groningen dreigt te worden opgeheven, wat leidt tot verlies van 250 arbeidsplaatsen in Groningen; deze voorgenomen sluiting niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een proces van concentratie van taken van verschillende ministeries en rijksdiensten in het centrum van het land; dat de veronderstelde voordelen hiervan niet opwegen tegen de nadelige maatschappelijke effecten, in casu reductie van arbeidsplaatsen in een provincie waar werkgelegenheid schaars is en leidt tot toename van congestie en beslag op schaarse ruimte in het centrum van het land; het Centraal Planbureau met maatschappelijke kostenbatenanalyses heeft becijferd dat spreiding van rijksdiensten de meest efficiënte methode is om werkgelegenheid beter over het land te verdelen, roepen het College op: alles in het werk te stellen om de vestiging van de VWA voor de stad Groningen te behouden; de regering te bewegen de vestiging van de VWA in de stad Groningen te handhaven; de regering op te roepen om bij reorganisaties en herschikking van taken de maatschappelijke kosten en baten te laten prevaleren boven veronderstelde grotere efficiency in het westen en midden van het land, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Broekhuizen (PvdA), de heer Rijploeg (PvdA), de heer Haasken (VVD), mevrouw Siersema (GroenLinks), de heer Zanen (PvhN), mevrouw Van der Tuin (CDA), mevrouw Hazekamp (PvdD), de heer Swagerman (SP). De motie krijgt nummer 1, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer STEVENS: Voorzitter. Zoals bekend werk ik bij de Voedsel- en Warenautoriteit en val ik derhalve onder de politieke verantwoordelijkheid van de minister van LNV en wil ik graag duidelijk maken dat ik niet deelneem aan de stemming. De VOORZITTER: Hartelijke dank voor uw transparante en correcte opstelling. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, mag ik daar nog een verklaring bij geven? Dat betekent ook, voorzitter, dat wij de motie niet hebben ondertekend. Wij zullen de motie wel steunen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij zijn ook van mening dat als er zo’n lokale Voedsel- en Warenautoriteit van Noord-Nederland is, die ook in Noord-Nederland gevestigd dient te zijn. We hebben begrepen dat daar een debat over in de Kamer plaats zal vinden, waar een motie daarover zal worden ingediend die het waarschijnlijk haalt. De aankondiging van de motie gaat echter niet over vestiging in Noord-Nederland, maar gaat over vestiging in de stad Groningen. Voorzitter, als de motie gewijzigd wordt en Groningen wordt vervangen door Noord-Nederland – want dat vinden wij van belang – dan zullen wij haar steunen.
67
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Mevrouw BROEKHUIZEN: Juist omdat wij belang hechten aan die gezamenlijke lobby hebben wij deze motie ingediend, gelijkluidend met het standpunt van de G4, de grote gemeenten in NoordNederland en met instemming van het Dagelijks Bestuur van het SNN. Derhalve is het niet mijn bedoeling om ‘Groningen’ te veranderen in ‘Noord-Nederland’. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, er is veel te doen over de reorganisatie van de rijksdiensten. Dat hebben we al eerder geïnventariseerd en er gesprekken over gehad met het ministerie van Binnenlandse Zaken. Er zal bij de beleidsdiensten in Den Haag een behoorlijke teruggang zijn, maar dat geldt ook voor de uitvoerende diensten. Maar er zijn ook kansen. Dat is in dit geval ook zo. De fusieorganisatie van de Voedsel- en Warenautoriteit, de AID en de Plantkundige Dienst wordt gedeconcentreerd. Als je dan het schema van Binnenlandse Zaken volgt dan is Groningen een van de concentratieplekken. In die zin heeft het verbazing gewekt dat de minister heeft gezegd dat Zwolle een vestigingsplaats voor Noord-Nederland zou zijn. Er is binnen het AB van het SNN discussie over gevoerd en hebben wij een brief gestuurd als SNN om aandacht voor ons standpunt te vragen. Het gaat natuurlijk ook om de vraag waar de bestaande belangen liggen, waar de dienst reeds gevestigd is. Voor de Voedsel- en Warenautoriteit geldt dat die hier in Groningen is gevestigd. Groningen is ook een concentratieplek in het rijksdienstenbeleid. Het is ons inziens van groot belang dat we duidelijk maken dat Noord-Nederland zo veel mogelijk met één mond daarover spreekt. In die zin is het erg van belang dat deze Staten daar een uitspraak over doen om die kansen te benutten die zich voordoen waar het gaat om die gefuseerde dienst, want het is niet alleen maar een verhaal van achteruitgang, het is ook een verhaal van kansen, maar dan moet je daar wel bij zijn. Inmiddels is de motie Atsma ingediend. Die zegt dat er een goede spreiding moet zijn. Daartoe behoort Zwolle niet. Zwolle is niet het Noorden. Die motie is aanvaard. In het verlengde daarvan is vorige week een debat geweest en is er veel kritiek geweest op de argumentatie van de minister en wordt gevraagd om een nadere argumentatie in een verder debat in januari. Vandaar dat het van belang is dat deze Staten deze uitspraak doen. Dit College zal die uitspraak graag uitvoeren. Dank u wel. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, gezien de bijdrage van de gedeputeerde zal ik de motie steunen. De VOORZITTER: Prima. Mooi zo. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. De motie wordt bij handopsteken met algemene stemmen aangenomen. De vergadering vervolgt met agendapunt A5. A.5
Brief van het College d.d. 2 september 2008, nr. 2008-48101/36/A.12, BW, betreffende een onderzoek naar de mogelijkheden van het alsnog uitvoeren van de aangepaste plus uit alternatie 5B
De VOORZITTER: Afgesproken is om één korte termijn te houden. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw STAVAST: Voorzitter. Van de brief die geagendeerd staat, is in de commissiebespreking duidelijk geworden dat er verschillende interpretaties waren over wat er gevraagd werd. Je kunt ook zeggen: misverstanden. De motie had betrekking op het onderzoeken van mogelijkheden naar herstel van landschap. Onderzoek van de mogelijkheden en daaraan gerelateerde kosten. Het gaat over herstel van de loop van de Oude Riet, herstel van afgevlakte oeverwallen en eventueel als aanvulling, als dat hersteld is, een wandelpad ernaast. De vraag die wij nu hebben is niet anders dan: is het College bereid dit onderzoek te doen en ons over verschillende kostenniveaus te informeren? Er zijn namelijk bij de dingen die ik genoemd heb, varianten mogelijk. Dat is de vraag. De VOORZITTER: Hartelijk dank.
68
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Voorzitter, ik heb uiteraard naar aanleiding van de discussie in de commissie er ook nog even naar gekeken en ook nog even gekeken hoe de motie er uitzag en wat er op 18 juni in de discussie met GroenLinks is gewisseld. Dat gaf ons de overtuiging dat datgene wat we onderzocht hebben, voldeed aan de motie. Maar in de commissiebehandeling heeft Wiebe van der Ploeg duidelijk aangegeven dat hij die motie anders ziet, dat hij zegt: je hoeft niet exact datgene te doen wat er in de plus zat, want dat is een heel brede invulling en een heel maximale invulling, probeer te kijken of je meerdere varianten in beeld kunt brengen. Dat was niet de strekking van de motie, maar die is er in de commissie aan toegevoegd door Wiebe van der Ploeg. Ik denk dat ik, misschien in overleg met hem, daar naar zal kijken. Dan kan ik tegemoet komen aan datgene wat er nu door GroenLinks gevraagd wordt. Dat zal het College dus in beeld brengen, meerdere varianten met verschillende kostenplaatjes erbij, voor zover dit mogelijk is. We zullen misschien iets kunnen zeggen over de haalbaarheid, want dat is natuurlijk een lastig iets. We gaan in elk geval eerst kijken wat je wel en wat je niet kunt doen en welk prijskaartje je daar dan aan hangt. Dat geeft waarschijnlijk invulling aan de varianten die GroenLinks vraagt. De VOORZITTER: Ik neem aan dat het terugrapporteren gebeurt in de betreffende commissie. Dan kan daar verder op gereageerd worden. Is dat een bevredigend antwoord, mevrouw Stavast? Mevrouw STAVAST: De motie was van meer partijen, dus ik wil graag weten of iedereen hiermee kan leven. De VOORZITTER: Kan iedereen hiermee leven? Ik zie iedereen knikken. Dan is dat mooi, dan is dat fijn. Dan ben ik toe aan: Een speciaal moment Dames en heren, Volgende week dinsdag is onze medewerkster Provinciale Staten, bij u welbekend als Emma Veldman, veertig jaar in dienst van de provincie Groningen! 16 december 1968 was namelijk haar eerste werkdag bij deze organisatie en op 1 september 1996 begon zij met de werkzaamheden voor Provinciale Staten als bestuursmedewerkster Provinciale en Gedeputeerde Staten. Op 1 oktober 2002 werd zij medewerkster Provinciale Staten en kon zij zich volledig inzetten voor uw Staten. Aangezien zij zich al jaren enthousiast inzet voor de Staten denk ik dat mevrouw Emma misschien zegt: “Al die drukte”, maar toch wil ik deze mijlpaal niet ongemerkt voorbij laten gaan. Bij dezen wil ik Emma namens u allen – en Emma is een heel karakteristieke persoonlijkheid en zo hebben wij haar allemaal leren kennen – een bos bloemen overhandigen. Ze is vandaag mooi in het zwart afgekleed, maar daar horen wel kleuren bij. We danken haar voor haar geweldige inzet! Emma, bedankt! De vergadering is geschorst van 17.50 - 18.45 uur. De vergadering wordt vervolgd met agendapunt A4. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. A.4
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 14 oktober 2008, nr. 2008-55.473, CW, betreffende Concept-cultuurnota 2009-2012 en de aanvullende voordracht van 11 november 2008, nr. 2008-62.712, CW, betreffende doorontwikkeling kennissite www.hetverhaalvangroningen.nl en de financiering daarvan (nummers 34 en 34A)
De VOORZITTER: U hebt bij de stukken een nieuwe besluittekst ontvangen. Die tekst ligt voor. Dat is de tekst die we van plan zijn straks te gebruiken bij de besluitvorming. Er is één amendement A ingediend, dat ondertussen al is verspreid. De resterende spreektijd voor de eerste en tweede termijn is: 8 min voor de PvdA; 6 minuten voor het CDA 6; vier minuten voor de SP; 7,5 minuten voor de VVD; 4 minuten voor de ChristenUnie; 12,5 minuten voor GroenLinks; 12,5 minuten voor de Partij voor het Noorden; 11,5 minuten voor D66; de Partij voor de Dieren is er niet, dus dat hoef ik niet te vermelden. De gedeputeerde heeft voor de
69
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 eerste en tweede instantie 27,5 minuten. Dit zijn natuurlijk maximumtijden. U kunt bij cultuur ongetwijfeld de kern vinden en het daarmee veel spannender maken. De heer SPOELTMAN: Voorzitter. Zouden wij ons een samenleving kunnen voorstellen zonder cultuur? Volgens mij zouden we een saaie, kleurloze en treurige samenleving hebben. Cultuur prikkelt mensen, stimuleert hun creativiteit, zet mensen vaak aan het denken en verrijkt hun levens. Wat het erfgoed betreft, laat cultuur zien waar we vandaan kwamen en hoe Groningen zich in de eeuwen heeft ontwikkeld. Terecht dan ook, dat de provincie een Cultuurnota heeft en daarin een flink bedrag uittrekt voor een bloeiende en kwalitatief interessante cultuur in Stad en Ommeland in stand te houden. Voorzitter, dat waarom we een nota Cultuur behandelen. Voorzitter, als onze gedeputeerde cultuur net zo’n mooie hoed had als de minister van Cultuur in het land, dan zou ik hem een pluim uitreiken die hij op die hoed zou kunnen zetten, want laten we wel wezen: wij zijn mede door zijn toedoen – uiteraard heeft hij dat niet alleen gedaan, maar met andere gedeputeerden in het land – is de noordelijke cultuur redelijk goed weggekomen. De basisinfrastructuur in de provincie heeft fors extra geld gekregen en ook het Fonds voor de Podiumkunsten heeft ervoor gezorgd dat we zelfs een extra dansgroep in het Noorden krijgen. Wat dat betreft complimenten aan deze gedeputeerde. Voorzitter, naar de Cultuurnota zoals die voor ons ligt. Daar hebben wij al vaak over gesproken, drie keer is het in de commissie geweest. We hebben van begin af aan – en daar is de commissie mee akkoord gegaan – aangedrongen op voortzetting van het bestaande beleid, de drie programmalijnen zoals ze daar liggen. Met één extra nadruk op een actieve participatie. Dat stond nog niet in de vorige Cultuurnota, dat is in deze Cultuurnota extra aangezet. Daar kan onze fractie zich goed in vinden. Er zijn drie punten, voorzitter, waar ik in deze Statenvergadering op terug wil komen. De andere punten zijn behandeld in de commissie en daar heeft de gedeputeerde voldoende antwoord op gegeven. Het eerste punt gaat over het BEPP (Budget Educatieve Participatie Projecten). Daar zit ruim € 350.000 in. Een van de bijdragen voor dat fonds komt van het voormalig budget leerlingenbijdragen, die vroeger aan de scholen werd uitgekeerd en nu in dat fonds terechtkomt. Uitgangspunt van dat fonds is, dat vraaggericht werken de afgelopen vier jaren voor scholen het uitgangspunt was. Daar hebben Kunststation C en het IVAK een aardig steentje aan bijgedragen. Nu is dat in een fonds gestopt. Dat betekent dus dat ook de aanbodzijde in elk geval een kans krijgt om projecten in te dienen. Bij de fonds staat dat de criteria ontwikkeld zouden moeten worden voor dat fonds. Voorzitter, per 1 januari 2009 zou dat fonds moeten gaan werken. Die criteria zijn er nog niet. Ik zou het College willen vragen om in de vergadering van januari van de commissie met die criteria te komen, want ik weet inmiddels dat er al bepaalde groepen een aanvraag ingediend hebben. Dan krijgen ze – overigens terecht – van de ambtenaar te horen dat de criteria er nog niet zijn. Graag in de commissie van januari die criteria. Het tweede punt, voorzitter, is de Kunstraad. We hebben daar al verschillende keren over gesproken, gediscussieerd. We hopen dat de Kunstraad beter gaat functioneren dan de afgelopen vier jaar. Wij zijn van mening dat dat niet over vier jaar opnieuw bekeken moet worden, maar eerder. Ik neem aan dat de gedeputeerde bereid is om over anderhalf of twee jaar te kijken hoe de Kunstraad functioneert. Er is een nieuwe directeur benoemd, ze moeten nu aan de bak zoals we in het begin van de instelling van een Kunstraad hebben afgesproken met elkaar. Het derde punt, voorzitter, hangt een beetje samen met het BEPP. Kunststation C en het IVAK hebben alle scholen geholpen om cultuureducatieplannen te maken. Op dit moment is het zo dat bijna alle scholen – ik dacht iets van meer dan 95% - een cultuureducatieplan hebben. Mijn complimenten hiervoor, ik vind het echt goed dat ze dat voor elkaar gekregen hebben. Maar waar het uiteindelijk om gaat, is natuurlijk dat die kinderen op die basisscholen met cultuur in aanraking komen. In de nota nu staat dat het een andere rol zal worden voor het IVAK en voor Kunststation C. Daar moeten ze in groeien. Daar wordt nog over gesproken. Ook hier zou ik het College willen vragen om te zijner tijd – laten we zeggen voor de zomervakantie – op dit onderwerp terug te komen en te kijken hoe die andere rol van Kunststation C en het IVAK er uit gaat zien. Uiteindelijk gaat het erom dat er niet allerlei mooie plannen zijn, maar dat kinderen met cultuur in aanraking komen. Voorzitter, ik hoef het amendement waarschijnlijk niet voor te lezen. Het laatste punt dat ik wilde bespreken is dat we een amendement indienen naar aanleiding van de ton… De heer SANGERS: In uw betoog zegt u ten aanzien van het BEPP dat het goed is dat het College voor de zomer volgend jaar nog eens terugkomt en eens kijkt of een aantal zaken goed functioneert. U heeft daarvoor gerefereerd aan de cultuureducatieplannen vanuit de scholen. In die zin de vraag met de veranderingen die zullen optreden – ten principale, denk ik, als het gaat om waar we eerst de
70
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 vraagsturing vanuit de scholen hadden en nu een iets mindere vraagsturing vanuit de scholen –… Bent u niet met mij van mening dat gezien een systeem dat goed werkt – u geeft zelfs de felicitaties daarvoor – het onlogisch is om dat nu te veranderen en niet volop in te zetten op de vraagsturing vanuit de scholen, want dan bereiken we juist wat u zo graag wil: de kinderen in aanraking laten komen met cultuur? De heer SPOELTMAN: Volgens mij hebben we in de Cultuurcommissie een rapport besproken waarin aangegeven wordt dat de vraagkant nogal rigide werd toegepast in het geheel en dat daardoor een aantal erfgoedinstellingen nauwelijks aan de bak kwamen. Het uitgangspunt vind ik nog steeds bij het BEPP dat scholen leading moeten zijn, dat zij het initiatief kunnen nemen, maar het mag niet zo zijn dat daardoor leuke projecten die vanuit de aanbodzijde eventueel aangeboden kunnen worden niet meer zouden kunnen. Het tweede punt – en dat vind ik nog belangrijker – is: als al die scholen individueel met hun vraag bezig zijn, komen ze waarschijnlijk nooit tot een wat groter project, waardoor een aantal clubs niet aan de bak komen. Dat vind ik jammer. Je zou kunnen zeggen: een aantal scholen gezamenlijk, samen met een erfgoedinstelling – er zijn een aantal genoemd in het verleden – zouden tot een aardig aanbod kunnen komen. Ik blijf er een voorstander van dat het op deze manier gaat. Voorzitter, ik was bij het amendement. We dienen een amendement in naar aanleiding van de ton die de Staten bij de Voorjaarsnota 2008 hebben besproken voor een aantal knelpunten cultuur.
Amendement Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, ter behandeling van voordracht 34/2008 en 34A/2008 betreffende Cultuurnota 2009-2012, overwegende: dat de Staten bij de Voorjaarsnota 2008 € 100.000 hebben gereserveerd voor het oplossen van knelpunten in het culturele veld, nader te verdelen bij de behandeling van de Cultuurnota Stroomversnelling II op 10 december 2008, besluiten de € 100.000 voor 2009 als volgt te bestemmen: Stichting Beeldlijn € 17.000 en het GAVA € 10.000. Groningen doet te weinig aan beeldende verhalen. Past goed bij het verhaal van Groningen en Dynamiek in de Kunsten; Klooster Ter Apel € 25.000. Van grote waarde voor de programmalijn ‘het verhaal van Groningen’. Dat daarbij onderhoud in de begroting opgenomen moet worden is voor de toekomst essentieel; Stichting Behoud Kerken Groningen/Drenthe: € 15.000. De stichting is van belang voor het in stand houden van monumentale kerkgebouwen. Tot de kerken volledig zijn ingestroomd in het Brim willen we de stichting drie jaar lang subsidiëren; Noordelijk Scheepvaartmuseum. Bijdrage: € 20.000. Tabacologisch museum vervalt in de toekomst. Noordelijke Scheepvaartmuseum draagt bij aan een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van Stad en Ommeland; St. Vesting Bourtange: € 10.000. De museale collectie van de vesting Bourtange valt onder een stichting. Het versterken en uitdragen van deze museale collectie naar een groot publiek is een kans voor heel erfgoed Groningen; Begraafplaatsen Groningen: € 3000. Groningen kent vele begraafplaatsen die van grote historische betekenis zijn. Vrijwilligers via historische verenigingen en plaatselijke commissies houden zich daarmee bezig. Budget is een onkostenvoorziening voor materiële zaken die deze commissies en verenigingen op declaratiebasis ondersteunen, besluiten deze bedragen tot en met 2012 structureel te maken (met uitzondering van de Stichting Behoud Kerken Groningen/Drenthe in verband met de instroming in het Brim drie jaar) dekking flexibel budget (verwerking in Voorjaarsnota 2009). Bedoelde instellingen krijgen hierdoor de normale zekerheid die de andere culturele instellingen in Stroomversnelling II ook hebben. Voorzitter, ik wil eindigen. Kijk, we hebben vandaag de hele dag zware politiek bedreven met debatten over allerlei onderwerpen, met name inzake de Blauwe Stad. Soms is het goed als politici het belang
71
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 van zichzelf een beetje relativeren. Als u straks nog een drankje gaat drinken in het atrium hiernaast, kijk dan eens naar die prachtige cultuuruitingen waarin de politiek over het algemeen redelijk gerelativeerd wordt. En dat lijkt me heel goed. Bedankt, voorzitter. De VOORZITTER: Dank voor uw opwekkende oproep. Het amendement zoals u het net aan mij hebt overgelegd, maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer KRAJENBRINK: Voorzitter, voor ons is de Cultuurnota Stroomversnelling II, die ligt na veel inspraakmomenten, bespreeksessies in de commissies en na externe adviezen voor ons. De nota kent een hoop goede punten en elementen. De contouren van de afgelopen jaren zijn voortgezet. In deze contouren konden wij ons als CDA prima vinden. Toch moeten we onze ogen niet sluiten voor de zaken die minder gingen de afgelopen jaren en waar het College in elk geval geprobeerd heeft invulling aan te geven. Instellingen met financiële problemen, te weinig transparantie in de subsidietoekenning, doelstellingen en een aantal constructies, instellingen die niet optimaal verliepen. In een aantal gevallen is daar door het College invulling aan gegeven door instellingen extra te ondersteunen of door een veranderde werkwijze in de systematiek, bijvoorbeeld door invoering van de BEPP. Toch ontstaat er volgens het CDA nog een aantal knelpunten waar op dit moment onvoldoende invulling aan is gegeven. Daarbij hebben we in de commissie al uitgebreid stil gestaan, maar middels het amendement hebben we daar invulling aan gegeven. Ik wil daar een drietal uithalen waar wij als CDA-fractie ons hard voor hebben gemaakt. Het klooster in Ter Apel is daar één van. Wij zijn voor versterking van het klooster. De belangrijkste reden daarvoor is de onderhoudspositie van het klooster, wat jarenlang niet is begroot. Behoud van het erfgoed is een belangrijke doelstelling, ook binnen de Cultuurnota. Wij vinden dat we geen beroep op de toekomst mogen doen door onderhoud niet langer te begroten. Een bedrag van € 25.000 lijkt ons dan ook een goede eerste stap daarvoor, wetende dat de totale onderhoudspost € 100.000 per jaar zal bedragen. De vesting Bourtange is een andere stichting die onze ondersteuning kan verdienen. Een van de grote toeristische trekkers in de provincie en een instelling die een poort kan zijn voor vele klanten naar erfgoed Groningen. Dat is een van de redenen waarom wij zijn voor versterking van de museale functie, maar ook juist vanwege de poortfunctie die het kan hebben richting andere erfgoedinstellingen in de provincie Groningen. Voor de historische begraafplaatsen hebben wij ook meerdere malen gepleit. Groningen kent vele van deze historische begraafplaatsen. Hieraan zijn vaak historische verenigingen en stichtingen gekoppeld die zich bezighouden met het onderhoud van deze begraafplaatsen. Het geschiedt allemaal op vrijwillige basis. Wij zouden het een buitengewoon sympathiek gebaar vinden wanneer wij een onkostenvoorziening ontwikkelen waaruit deze vrijwilligers kunnen putten. Dit zou ambtelijk/logistiek wellicht opgelost kunnen worden. Vandaar de opname van deze begraafplaatsen in het amendement. Het College heeft in Stroomversnelling II een aantal instellingen toch subsidie verstrekt, ondanks negatieve adviezen van de Kunstraad, Raad voor de Cultuur en ook wanneer de gemeente Groningen een andere mening is toegedaan. Ik denk bijvoorbeeld aan het Pavlov. Wij vinden dat de provincie dat moet kunnen, maar wij zullen wel heel kritisch moeten blijven volgen in hoeverre deze instellingen aan de doelstelling kunnen blijven voldoen, aangezien er een groot bedrag wegvalt om in ieder geval op een fatsoenlijke wijze te kunnen functioneren. Voorzitter, waarom krijgt instelling A € 100.000 en instelling B € 500.000? Vragen die voor ons als Staten moeilijk te beantwoorden zijn, en dat concludeert ook de Rekenkamer, de Kunstraad en ook wij als CDA-fractie. Het huidige stelsel is volgens ons niet transparant genoeg en zorgt voor historisch gegroeide verschillen en voor verontwaardigde instellingen die zich afvragen: “Waarom krijgen wij maar zoveel en waarom krijgt de andere een ander bedrag?” Bovenal wordt de subsidie zo niet meer verdeeld over wat men nodig heeft om goed te kunnen functioneren om de doelstellingen te kunnen behalen. Heel expliciet noemt de Kunstraad dat zo. Het CDA begrijpt dat we niet meer voor deze Cultuurnota kunnen komen tot een heel geijkt systeem, maar we vinden wel dat we de komende periode moeten werken aan een systeem waarbij de gelden in elk geval op een goede en transparante wijze verdeeld worden. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008,
72
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 overwegende dat: de Kunstraad het advies geeft om “te komen tot een helder en praktisch toetsingskader voor meerjarige subsidies en daarbij kijkt naar de bedragen die instellingen ook daadwerkelijk nodig hebben om goed te kunnen functioneren”; de Noordelijke Rekenkamer in haar laatste onderzoek concludeert dat de door de provincie benoemde prestatie-indicatoren onvoldoende houvast geven zodat onduidelijk zal zijn of de culturele doelstellingen behaald gaan worden; er onvoldoende transparantie is in de toekenning van subsidies aan instellingen binnen de Cultuurnota; de provincie Groningen in haar rapport Professionalisering subsidierelaties benadrukt dat in een goed subsidieklimaat op beleidsdoelen wordt gestuurd, verzoeken het College: om binnen twee jaar te komen tot een praktisch en transparant raamwerk aan criteria op basis waarvan subsidies aan instellingen worden toegekend binnen de Cultuurnota; de Staten over de voortgang van dit proces tussentijds te informeren, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Krajenbrink (CDA), de heer Sangers (SP), mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie), de heer Zanen (PvhN), mevrouw Hartman (VVD), de heer De Vey Mestdagh (D66), mevrouw Hazekamp (PvdD). De motie krijgt nummer 1, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer KRAJENBRINK: Voorzitter, in de commissievergadering hebben we gesproken over het rapport van de Rekenkamer. Men was behoorlijk kritisch over de doelstellingen, in hoeverre die behaald waren en in hoeverre wij die met elkaar afgesproken hadden. Die zeiden: “Niet de beoordelingen herhalen, maar kijken naar de afspraken die wij met elkaar als provincie gemaakt hebben in het rapport Professionalisering subsidierelaties, waarin wordt aangegeven dat wij in een goed subsidieklimaat op beleidsdoelen willen sturen. We zullen ook heldere afspraken moeten maken met instellingen die doelstellingen door ons uitvoeren. Zo kom ik op de passage over het Groninger Museum, dat als een van zijn aandachtspunten de historische collectie Groningen heeft, maar direct daarbij dient vermeld te worden dat het Groninger Forum deze collectie in permanente bruikleen krijgt in deze beleidsperiode. Dus het Forum gaat hier invulling aan geven. Daar hebben wij op dit moment helemaal geen budgetrelatie mee. Hoe kunnen wij nu op beleidsdoelen gaan sturen? De provincie moet een budgetrelatie aangaan met degene die verantwoordelijk is, dat is het Groninger Forum of het Groninger Museum. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, overwegende dat: de historische collectie Groningen een van de belangrijkste onderdelen vormde voor de doelstellingen die we als provincie Groningen met het Groninger Museum hadden afgesproken in de afgelopen beleidsperiode; dat in de nieuwe Cultuurnota bij de doelstellingen van het Groninger Museum staat dat de collectie Groningen in deze beleidsperiode in permanente bruikleen wordt gegeven aan het Groninger Forum; de provincie Groningen in deze beleidsperiode geen budgetrelatie heeft met het Groninger Forum, maar wel met het Groninger Museum, spreken uit: dat wij het van belang vinden dat de collectie Groningen aan het publiek wordt tentoongesteld; dat de provincie met de uitvoerende instellingen duidelijke afrekenbare doelstellingen vaststelt, verzoeken het College: dat er met het Groninger Museum of het Groninger Forum prestatieafspraken worden gemaakt over de invullingen en uitvoering van deze doelstelling; dit budget gedekt wordt uit het subsidiebedrag dat op dit moment in de Cultuurnota is opgenomen voor subsidie aan het Groninger Museum
73
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Krajenbrink (CDA), de heer Sangers (SP), de heer Spoeltman (PvdA), de heer Zanen (PvhN). De motie krijgt nummer 2, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer KRAJENBRINK: Laatste punt, voorzitter, en dat is de Groninger kunst. Dan wil ik even stilstaan bij degene die hier over begonnen is. Dat was de heer wijlen Jan Hilverts. Die heeft deze discussie aangezwengeld over Groninger kunst in het Groninger Museum. Dat wil ik hier graag even gezegd hebben voordat ik hier straks kom met een motie over Groninger kunst in het Groninger Museum. Het CDA is ook van mening dat er ruimte moet zijn voor Groninger kunst en kunstenaars in het Groninger Museum. “Dan ga je op de stoel zitten van het Groninger Museum!” roepen mensen dan. Ik zou dan graag de wedervraag willen stellen: mogen wij als provincie doelstellingen formuleren aan een subsidiebedrag van € 1,2 miljoen en daarbij aangeven welke zaken wij belangrijk vinden dat er aandacht aan besteed wordt zonder dat we dat exact gaan invullen, of moeten we dit aan één museumdirecteur overlaten die exact gaat bepalen wat goed is voor het volk? De heer SPOELTMAN: Voorzitter, we hebben er in de commissie al een stevig debat over gevoerd. Mijn fractie is inderdaad van mening dat we niet op de stoel van de directeur of van de Raad van Toezicht van het museum moeten gaan zitten. Betekent het dat we volgend jaar of het jaar erop van het CDA een motie tegemoet kunnen zien dat op het Noorderlicht ook Groninger fotografen moeten hangen – daar geven we ook een grote subsidie aan? Betekent het dat het Noord-Nederlands Orkest – daar geven we ook aardig wat geld aan, meer dan een ton, heb ik begrepen – straks ook noordelijke componisten moet spelen? De Noordelingen, als toneelgroep – daar geven wij ook aardig wat subsidie aan – moeten die straks noordelijke stukken spelen? Dit gaat mij echt veel te ver, voorzitter. De heer KRAJENBRINK: Als wij dat gevonden hadden, meneer Spoeltman, dan hadden wij daarover een motie ingediend. Wij dienen een motie in over het Groninger Museum: daarvoor vinden wij dat wel. In dat geval hadden wij daar invulling aan gegeven als wij dat zo zouden vinden. De heer SPOELTMAN: Ja, dat is voor het Groninger Museum, maar kunnen we volgend jaar dan iets over het Noorderlicht verwachten, of iets dergelijks? De heer KRAJENBRINK: Wij spreken nu een aantal doelstellingen af die we meegeven aan het Groninger Museum in de Cultuurnota. Wij geven € 1,2 miljoen subsidie aan het Groninger Museum. Mogen wij daar als provincie een aantal doelstellingen meegeven? We gaan niet op een stoel zitten, we gaan niet invulling geven aan welke kunstwerken daar moeten hangen, maar wij geven op hoofdlijnen aan wat wij als provincie ook belangrijk vinden waar aandacht voor komt. Het zijn heel algemene voorwaarde die we stellen. De heer SPOELTMAN: Het gaat nu over deze nota, dat klopt. Het gaat over een motie voor Groninger kunst in het Groninger Museum. Maar als ik die lijn doortrek, zou dat ook kunnen voor allerlei gesubsidieerde instellingen. Ik vind dat gewoon te ver gaan. Dan gaan wij op de stoel zitten van de clubs die wij betalen om dat soort zaken te doen. Ik kan mij niet voorstellen dat dat uw bedoeling is. De heer KRAJENBRINK: U trekt die lijn door, ik trek geen lijn door. Ik trek een lijn bij het Groninger Museum, waar wij van vinden dat het Groninger Museum ook aandacht moet besteden aan Groninger kunst en kunstenaars. Het CDA is van mening dat er dus aandacht moet komen voor kunst en kunstenaars en over de inhoudelijke invulling gaan wij niet en willen wij ook niet gaan. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, overwegende dat:
74
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 -
de provincie € 1.228.100, - aan budgetsubsidie verstrekt aan het Groninger Museum en daarvoor in de subsidiebeschikking beleidsdoelstellingen formuleert; er aandacht moet zijn voor belangrijke noordelijke kunststromingen en kunstenaars uit heden en verleden in het Groninger Museum om daarmee ook uit te dragen wat het Noorden te bieden heeft (gehad),
verzoeken het College: als doelstelling op te nemen aan het Groninger Museum dat er aandacht moet zijn voor belangrijke noordelijke kunststromingen en/of kunstenaars en dit op te nemen in de subsidiebeschikking, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Krajenbrink (CDA), de heer Sangers (SP), de heer Zanen (PvhN), mevrouw Hazekamp (PvdD). De motie krijgt nummer 3, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. De heer SANGERS: Voorzitter, Stroomversnelling II, de titel van de concept-Cultuurnota. Die titel brengt mij soms op een wat schromelijke gedachte over de zaterdagmiddag, waar ik namelijk op die zaterdagmiddag nog altijd graag de wei in ga om met het elftal van Helpman 7 te voetballen. De VOORZITTER: En hoe zijn de resultaten? De heer SANGERS: Niet denderend. Het is een geweldig elftal van heren op leeftijd die niet meer zo snel ter been zijn, maar die er altijd weer in slagen om in de derde helft de wedstrijd naar zich toe te trekken. Ik ben ervan overtuigd dat dat niet zo snelle elftal van Helpman 7 met gemak zal weten te winnen van de ploeg van Stroomversnelling II. Een elftal met een spelconcept dat op zich goed is, maar volstrekt statisch en zonder creativiteit in de uitvoering daarvan. Stroomversnelling II als titel van de concept-Cultuurnota geeft in de kern precies weer wat het bezwaar is van mijn fractie tegen deze nota. Het begrip ‘stroomversnelling’ – daar hoef je denk ik niet eens de Van Dale voor op na te slaan – suggereert snelheid en dynamiek, maar de toevoeging ‘II’ – Rocky 2, Rocky 3, dat soort associaties krijg je dan – doet dit alles weer teniet. Een zichzelf herhalende stroomversnelling leidt tot stilstaand water, tot een statisch geheel. Dat is precies wat er mis is met de nu voorliggende Cultuurnota. Voorzitter, mijn fractie was het eens met het spelconcept c.q. het beleidskader van Stroomversnelling I. Ook met de voortzetting van dit beleidskader in de nieuwe beleidsperiode hebben wij ingestemd. Wij hebben daar echter wel de voorwaarde aan verbonden dat dit niet moet impliceren dat er geen nieuwe of andere organisaties dan de bestaande voor subsidiëring in aanmerking zouden komen. Helaas is dit nu juist wel het geval. Uit de vele inspraakreacties en subsidieverzoeken en de reacties daarop vanuit het College, blijkt dat bij uitwerking het bestaande beleidskader welhaast heilig wordt verklaard en dat er geen ruimte is voor aanvulling, aanpassing en vernieuwing van de bestaande subsidierelaties. De Cultuurnota ademt daarmee de sfeer van een haast onneembaar bastion en is zeker geen toonbeeld van interactieve beleidsinvulling. In de commissie hebben wij de heer Gerritsen als voorbeeld gegeven hoe het gegaan is met de Sociale Agenda en hem verzocht wat dat betreft in de leer te gaan bij zijn collega De Bruijne, maar helaas heeft dat niet plaatsgevonden of in elk geval hebben we het resultaat daarvan niet kunnen vinden. Tot zover, voorzitter. Ik zal niet ingaan op allerlei specifieke punten uit de Cultuurnota. Het geheel overziend, komt mijn fractie tot de conclusie dat de Cultuurnota een verhaal is met twee gezichten. Van die gezichten staat het beleidskader ons wel aan, maar de concrete uitwerking niet. Die twee gezichten zal mijn fractie nadrukkelijk meewegen bij onze uiteindelijke standpuntbepaling. Bij die uiteindelijke standpuntbepaling zullen wij ook meenemen dat door andere fracties een aantal moties zijn ingediend of zullen worden ingediend die wij kunnen steunen en die verbetering inhouden van die Cultuurnota. Naar welke kant die weegschaal van ons zal uitslaan, zal echter ook afhangen van het volgende. Gedeputeerde Gerritsen heeft zich de afgelopen tijd sterk ingezet voor een betere spreiding van de rijksmiddelen. Dat heeft mee geresulteerd in een aanzienlijke toename van rijkssubsidies voor diverse instellingen in onze provincie. Compliment, daarvoor! Die extra rijksmiddelen hebben echter niet geleid tot een herafweging van de inzet van provinciale middelen, de inzet van provinciale middelen voor de instellingen is zelfs toegenomen.
75
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Wij hebben in de commissie gevraagd om die afweging, om daarmee middelen vrij te maken voor een aantal knelpunten die nog resteren in het culturele geld. De reactie van de gedeputeerde was dat dat niet netjes zou zijn. Dat vonden wij niet zo’n sterke reactie, maar we nemen daar voorlopig genoegen mee. We hebben nog de ton-motie waarin een aantal knelpunten worden opgelost, maar niet alle. Daarom, voorzitter, dienen wij nog de volgende motie in om aanvullende knelpunten op te lossen.
De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, gelezen: de voordracht van Gedeputeerde Staten betreffende de concept cultuurnota Stroomversnelling II, gehoord: de beraadslagingen hierover, overwegend dat: de bij de Voorjaarsnota 2008 gereserveerde € 100.000 onvoldoende soelaas biedt om knelpunten in het culturele veld op te lossen, verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: om aanvullend voor de beleidsperiode Stroomversnelling II middelen uit het stimuleringsfonds Cultuur structureel als volgt in te zetten: € 20.000 St. Vertellus € 10.000 Openluchtmuseum Het Hoogeland, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Sangers (SP), de heer De Vey Mestdagh (D66), mevrouw Stavast (GroenLinks), de heer Zanen (PvhN), mevrouw Hazekamp (PvdD), de heer Krajenbrink (CDA), mevrouw Hartman (VVD). De motie krijgt nummer 4, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Mevrouw HARTMAN: Voorzitter, de VVD heeft met betrekking tot de Cultuurnota 2009-2012, waar we in de commissie al vele malen over hebben gesproken, nog enkele noten op haar zang, om maar even in culturele termen te blijven. 1) Prestatie en vernieuwing. De Rekenkamer heeft een rapport uitgebracht over het culturele beleid van de afgelopen vier jaar. Het continueren van programma’s en instandhouden van instellingen heeft centraal gestaan in ons beleid, maar – vraagt mijn fractie zich af – beantwoorden de instellingen aan de doelen? Waar zijn de prestatie-indicatoren om dat te meten? We hebben de CDAmotie ondertekend. Hoe waarborgt de gedeputeerde structurele vernieuwing? Kunnen bijvoorbeeld theaterschool Wonderboom in Winsum en de Stichting Vertellus een plekje veroveren? 2) Cultuur en de jeugd. De samenwerking tussen Kunststation C, IVAK en de scholen verloopt goed, maar behoeft verbetering. Daarover zijn we het eens. Die verbetering ziet de gedeputeerde in het in het leven roepen van het BEPP. De VVD-fractie vindt dat veel te snel en heeft haar oren te luister gelegd bij de scholen en ziet meer in ontwikkeltijd door verankering. De scholen willen het huidige stramien ook verbeteren en verdiepen, maar zijn ervan overtuigd dat dit kan binnen de nu geldende kaders met wat meer tijd. Het BEPP geeft slechts een berg extra bureaucratische handelingen, scholen missen zelf het overzicht en de contacten en de creativiteit loopt dood in procedures. De VVD vraagt daarom om een inhoudelijke verbetering van de huidige lijnen met de evaluatie over vier jaar en dient daartoe de volgende motie in, ondersteund door alle overige oppositiepartijen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008,
76
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 constaterende dat: er met het voorstel van het College om een nieuw fonds op te richten (het BEPP) een wijziging optreedt in de mogelijkheid voor scholen om vanuit de eigen vraag aan de slag te gaan met kunst, cultuur en erfgoed; het IVAK en Kunststation C de afgelopen periode van 4 jaar een goede rol hebben vervuld als loket tussen de scholen en de kunst- en cultuurinstellingen voor het aanvragen van veel projecten; bijna alle scholen een cultuureducatieplan hebben en deze ook graag de komende periode van 4 jaar willen implementeren, overwegende dat: met het nieuwe BEPP de volledige vraagsturing vanuit de scholen wordt beperkt; er voor de scholen nu plannen moeten worden ingediend samen met instellingen om in aanmerking te komen voor provinciaal geld en het maar afwachten is welke plannen wel of niet worden gehonoreerd; hierdoor cultuureducatie voor jongeren minder toegankelijk kan worden; wij geen extra bureaucratische laag willen creëren waardoor de slagkracht en het initiatief wordt verminderd, roepen het College op: om de komende 4 jaar het beschikbare budget voor cultuureducatie ten behoeve van de scholen niet onder te brengen in het nieuwe fonds BEPP, maar afspraken van de afgelopen periode van 4 jaar nog een periode aan te houden; om dit budget te verhogen met een evenredig bedrag van de extra € 30.000 die in het Collegevoorstel worden toegevoegd aan het totaal; om het IVAK en Kunststation C op te roepen samen met de scholen te zorgen voor een nog meer samenbrengen van vraag en aanbod, waarbij het primaat bij de scholen ligt; en om na 3 jaar met Kunststation C en het IVAK en de scholen te evalueren hoe het nu met het vernieuwde en verbeterde aanbod staat, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Hartman (VVD), mevrouw Stavast (GroenLinks), de heer De Vey Mestdagh (D66), de heer Sangers (SP), mevrouw Hazekamp (PvdD), de heer Zanen (PvhN). De motie krijgt nummer 5, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Mevrouw HARTMAN: Onze derde noot betreft het cultureel erfgoed, waarbij het de VVD opvalt dat de Ommelanden er wat bekaaid afkomen. Onze borgen en musea gaan wat verloren tussen het kabaal en de flitsen van Noorderslag, -zon, en -licht, gedeputeerde. Voor het Hoogeland Museum In Warffum en het Klooster Ter Apel breekt de VVD graag een lans en wel uit de ton van de Staten. De vesting Bourtange hoort volgens ons in de cultuurlijst. En om het onderhoud en de restauratie van kerken op peil te houden, wijzen wij de gedeputeerde graag op de SBKGD (Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen Groningen en Drenthe) die wat ons betreft incidenteel gesubsidieerd kan worden om het gat naar de Brim-regeling te overbruggen. Graag uw reactie. 4) De digitalisering. Dit gaat uiteraard over het verhaal van Groningen. De VVD vindt dit een heel goed idee, de jeugd zal hierdoor zeker beter benaderd kunnen worden, maar de VVD vraagt zich wel af of de gedeputeerde een goed beeld heeft van de kosten die hiermee gepaard kunnen gaan. De VVD vraagt de gedeputeerde het bedrag hiervoor op te trekken tot een realistischer hoogte, namelijk geen verhoging van € 5000, maar € 10.000, zodat het gestelde doel bereikt kan worden. De ton van de Staten kan hiervoor gebruikt worden. Tot slot, voorzitter, ziet de VVD-fractie zeker aanknopingspunten met de doelstelling uit het Verhaal van Groningen om Beeldlijn niet incidenteel maar structureel te subsidiëren uit de ton voor de Staten. Dank u wel. Mevrouw VAN DER GRAAF: Voorzitter, vandaag behandelen wij de Cultuurnota. De provinciale overheid heeft volgens ons de taak om kunstuitingen te stimuleren en zorg te besteden aan het behouden van het cultureel erfgoed. We hebben dan ook een rijke cultuurhistorie, waar we zuinig op moeten zijn en waar we trots op mogen zijn. Voorzitter, voor ons zijn de artistieke kwaliteiten een gave van de Schepper, waar we van mogen genieten, het liefst met zo veel mogelijk mensen. Kunst en cultuur verdienen een grote
77
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 uitingsvrijheid. Toch wil de ChristenUnie daarbij aangeven dat die uitingsvormen toch wel bepaalde grenzen in acht zouden moeten nemen, dat ze niet godslasterlijk zouden zijn of aanstootgevend of discriminerend, evenals dat geldt voor iedere burger in Nederland. Voorzitter, met betrekking tot de Cultuurnota Stroomversnelling II het volgende. Ze borduurt voort op de vorige Cultuurnota wat betreft de hoofdlijnen. Deze worden dan ook overgenomen en verder ontwikkeld. Na de behandeling van het rapport van de Noordelijke Rekenkamer zijn wij tevreden met de toezegging die is gedaan door de gedeputeerde. De Noordelijke Rekenkamer was van oordeel dat de provincie Groningen weliswaar heel consistent is in haar cultuurbeleid, echter niet kan worden vastgesteld of dat beleid succesvol is. De doelstellingen zijn onvoldoende afrekenbaar geformuleerd. Wij hebben daar in de commissie de vinger bijgelegd en aangegeven dat het heel erg van belang is om als overheid transparant te zijn, ook op het beleidsterrein cultuur en het grote geld dat daarmee gemoeid is. Het is belangrijk om zichtbaar te maken wat je doet, ook als je inhoudelijk toetst. De motie vanuit het CDA volgt exact het pleidooi dat wij hierover in de commissie hebben gehouden en wij hebben deze motie dan ook mede ondertekend. Wij vinden het van belang dat de provincie komt tot een goede afstemming met gemeenten: wat is je taak als provincie en wat verwacht je van gemeenten? Dat sluit aan bij eerder gemaakte opmerkingen door ons in de commissie, maar ook bij de inspraakreactie van het Museumhuis en van de Kunstraad. Die adviseerde om dat ook met de gemeente Groningen te doen. Wij trekken dat iets verder: doe dat ook met de overige gemeenten in de provincies. Daarbij blijft echter wel van belang dat in ieder huis eigen politieke afwegingen worden gemaakt. Voorzitter, met betrekking tot het BEPP kunnen wij ons aansluiten bij de opmerkingen die eerder gemaakt zijn door de heer Spoeltman, met name met betrekking tot de criteria. Wij stellen wel een Cultuurnota vast, maar de criteria van het BEPP zijn nog niet vastgesteld. Die zijn er ook nog niet. Dit vinden wij een omissie, daarom roepen wij de gedeputeerde op zo snel mogelijk deze criteria op te stellen en aan ons voor te leggen. Voorzitter, met betrekking tot de ton die te verdelen is, willen wij ons met name sterk maken voor het Noordelijke Scheepvaartmuseum. Het museum speelt een belangrijke rol waar het gaat om de geschiedenis van de kustvaart. Ze is niet alleen van belang voor de stad Groningen, maar ook voor het Ommeland en zelfs voor heel Nederland, mede door het in de toekomst verdwijnen van de bijdrage vanuit het Tabaksmuseum Niemeijer vinden wij dat dit museum een verhoging van het subsidiebedrag toekomt. Daarnaast zijn er in de provincie een heel aantal monumentale kerkgebouwen die eigendom zijn van kerkgenootschappen. De Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen in Groningen en Drenthe staat de kerkbestuurder bij als het gaat om het onderhoud en restauratie en instandhouding van de gebouwen. De kerken zijn een bijzondere categorie die in het Brim gefaseerd instromen gedurende drie jaar. Wij zouden dan ook voor deze drie jaar deze stichting structureel willen subsidiëren. Voorzitter, met betrekking tot het Groninger Museum en de ruimte die daarin moet zijn voor het exposeren door Groningse kunstenaars het volgende. Iedereen kan zich nog wel het debat herinneren dat vorig jaar heeft plaatsgevonden in dit huis, maar ook zeker in de media. Het debat, dat door de ChristenUnie in de persoon van Jan Hilverts is aangezwengeld. Het grote publiek heeft daar heel veel aandacht voor gehad. Hij heeft ook instemming kunnen krijgen vanuit dat publiek. De fractie van de ChristenUnie staat nog steeds achter de standpunten zoals hij die hier heeft verwoord. Wij willen daar nog een vergelijking aan toevoegen. Afgelopen zomer mocht ik in de Hermitage in St. Petersburg een aantal dagen doorbrengen. Het was een heel bijzondere ervaring met een prachtige kunstcollectie, door de jaren heen verzameld, ook door de tsaren. Naast de vele grote internationale kunstenaars, waaronder overigens een schat aan Hollandse meesters, weten de Russen echter ook heel goed hun eigen Russische kunstenaars ten toon te stellen. Dat zijn ook kunstenaars uit de omgeving van Petersburg of uit Petersburg. Ik neem als voorbeeld Ilya Repin. Daarbij komt dat de Russen in dit museum zowel figuratieve als conceptuele kunst… De heer SPOELTMAN: Voorzitter, ik heb een korte vraag. Het is hetzelfde als wat het CDA wil. Gaat het hier om dode of levende kunstenaars? Maar wat ik nog het ergste vind, want dat is een ontkenning van wat er op dit moment in het Groninger Museum is, ze hebben nota bene een heel Ploeg-paviljoen! Allemaal Groningse schilders. Over het algemeen is het zo dat het museum dat doet. U vraagt toch nog meer, begrijp ik? Mevrouw VAN DER GRAAF: Ja, wij vragen toch nog meer. Het gaat hier om zowel niet levende als levende kunstenaars, want u heeft mij niet helemaal laten uitspreken. De Russen weten namelijk zowel de figuratieve als de conceptuele kunst heel goed te combineren. Wij denken: als de Russen dat kunnen, dan kunnen wij als Groningers dat zeker, zelfs nog beter!
78
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Voorzitter, wij vinden het belangrijk dat cultuur bereikbaar is voor iedereen, ook voor doelgroepen die daar minder toegang toe hebben, ofwel dat zij daar zelf geen middelen voor hebben, geen weet van hebben, niet mobiel zijn, omdat zij bijvoorbeeld aan het bed gekluisterd zijn, in een zorginstelling wonen. Zo kunnen er talloze redenen zijn. Wij willen dat er aandacht komt voor deze groep, met name als argumentatie cultuurbereik en cultuurparticipatie. Daartoe dienen wij dan ook de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 10 december 2008, constaterende dat: het College meerdere malen in de Cultuurnota 2009-2012 ‘Stroomversnelling II’ stelt dat zij wil dat cultuurbereik en cultuurparticipatie toenemen binnen de programma’s van de nota; het College van mening is dat passieve participatie een voorwaarde is om uiteindelijk tot actieve participatie en/of talentontwikkeling te kunnen komen, overwegende dat: in de provincie Groningen veel inwoners geen kennis van het aanbod cultuur nemen of kunnen nemen; het goed is om cultuur dichter bij de inwoners van de provincie Groningen te brengen, teneinde zo veel mogelijk inwoners te bereiken en zo passieve dan wel actieve participatie te bevorderen, zijn van mening dat: het aanbieden van een vrij toegankelijke culturele voorstelling in de openbare ruimte door structureel gesubsidieerde instellingen een bijdrage kan leveren aan de hierboven uitgesproken ambities in de cultuurnota, roepen het College op: de in de Cultuurnota genoemde structureel gesubsidieerde instellingen op te roepen tot het geven van (minimaal één keer per twee jaar) vrij toegankelijke cultuurvoorstellingen in de provincie Groningen, uit te voeren gedurende de looptijd van de Cultuurnota 2009-2012 ‘Stroomversnelling II’ en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie), de heer Staghouwer (ChristenUnie), de heer Sangers (SP), mevrouw Stavast (GroenLinks), de heer Krajenbrink (CDA), de heer Zanen (PvhN), mevrouw Hazekamp (PvdD). De motie krijgt nummer 6, wordt vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Mevrouw STAVAST: Voorzitter. Het vaststellen van cultuurbeleid voor de komende vier jaar verdient veel aandacht. We hebben dan ook al een heel traject achter de rug. Daarom is dit duidelijk. Er zijn veel meer wensen en ideeën dan er geld is om dat te realiseren. Het bruist in Groningen van de activiteiten en van het enthousiasme. Wat ons betreft zit er geen aanvraag bij die nergens op slaat omdat het een privé-hobby zou zijn. In hoofdlijnen stemt GroenLinks met de nota in. Wat goed functioneert en wel degelijk met zijn tijd meegaat, wat in een grote behoefte voorziet, moet je niet veranderen om het veranderen. Wij hebben vandaag nog een aantal afwegingen. Het onderhoud van monumentale panden, al of niet behorend tot een museum. Daarvan hebben we in de commissie al gezegd dat we er nu geen besluit over nemen omdat er landelijk nog zo veel in beweging is. Maar een groot knelpunt is het wel. Wij roepen nadrukkelijk sponsors op om niet alleen bij te dragen aan prestigieuze verbouwingen, maar wij roepen hen op om ons respect te verdienen door bij te dragen aan het in stand houden van wat waardevol is. Het klooster is een heel groot goed voorbeeld van dit trieste verschil. Een verandering waar we niet blij mee zijn, is het onderbrengen van de bijdrage voor cultuureducatie op scholen in het fonds BEPP. Het is een te drastische maatregel om de al te grote nadruk, die er inderdaad was op de vraagkant, te corrigeren. Wij vertrouwen erop dat door samenwerking van erfgoedinstellingen, het Museumhuis, IVAK, Kunststation C en de scholen een aanvullend aanbod tot stand zal komen, waar graag voor gekozen wordt. Een radicale verandering
79
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 van financiering, wennen aan een nieuwe situatie, is niet nodig. Dat is de reden waarom we – zoals de VVD zei – met de hele oppositie een motie hebben ingediend. Wij vragen de overige partijen om onze argumentatie nog eens goed te overwegen, want heldere tegenargumenten hebben we eigenlijk niet gehoord. Over oppositie en Collegepartijen gesproken. Wij hadden even de hoop dat we voor de bestemming van de € 100.000 die de Staten nog konden verdelen een aanpak zouden kiezen met het grootst mogelijke draagvlak. Dat was wel even kwartetten geworden, maar dat was een prettig democratisch proces geweest. De Collegepartijen kozen ervoor om gezamenlijk hun eigen lijstje te maken. Kies vóór of kies tegen het hele pakket. Gelukkig lijkt dit beeld vandaag nog wat aangevuld te worden omdat er steun is voor de motie om ook het Hoogeland en Vertellus erbij op te nemen. Zoals ik al zei: op het lijstje – en eigenlijk bij alle aanvragen – komt niets voor wat wij niet zouden willen steunen, maar we hadden graag ook onze eigen afweging in een eerdere fase in willen brengen. Wat betreft het museum Het Hoogeland zouden wij het heel belangrijk vinden dat die € 10.000 extra er komt. Zij werken al langdurig aan een sluitende financiering, hebben nieuwe plannen. Het zou, wat ons betreft, zeker met een heel klein beetje extra ruimte beloond mogen worden. Groverpop. Het is echt te gek voor woorden dat de Stad ineens het standpunt huldigt dat een provinciale popkoepel maar volledig door de provincie moet worden betaald. De Stad ligt in de provincie, dat is waar, maar heeft een aardig budget te verdelen. Een groot deel van de economische voordelen van de popcultuur daalt in de Stad neer. Als de gedeputeerde er niet in slaagt met zijn stadse collega op andere ideeën te komen, dan zou dat heel triest zijn. Ik ben nieuwsgierig – wij hebben deze opmerking in de commissie gemaakt – wat de stand van zaken nu is. Een groot aantal instellingen die zo graag wat vastigheid zouden willen hebben, zal het weer moeten doen met incidentele subsidies. Gelukkig zitten daar in allerlei vormen ook nog flink wat mogelijkheden. Nog een oproep: denk bij de regionale cultuurplannen aan ons culinaire erfgoed, aan onze dierenrassen, onze streekrecepten. Denk aan de nieuwe Nederlander die vaak veel meer ontspannen aan actieve kunstbeoefening doet dat wij. Het is een niet meetbaar doel, maar wel reuze belangrijk. Cultuur draagt bij aan het je thuis voelen in een veranderende wereld, thuis in de wereld in een boeiend Groningen. Vandaar de oproep. De motie van de ChristenUnie hebben wij mede ondertekend. Misschien is het voor sommigen die in de commissie zaten wat verrassend, want het eerste voorstel voor af en toe een gratis voorstelling vonden wij ontzettend ongericht en sprak ons niet aan. De motivering dat het een middel is om te zoeken naar uitbreiding van cultuurbereik delen wij van harte, en omdat het een niet verplichtend karakter heeft waar alle instellingen acuut aan moeten voldoen, hebben wij deze motie met deze argumentatie van harte ondersteund. Waar we blij mee zijn is dat ontwerpers straks aan de vormgeving van de nieuwe cultuurnota mee zullen doen. Ik heb nog een cultuurtip. De Volkskrantsite heeft blogs. Daar zit een hoop bagger bij, maar ook hele leuke. Delfzijl en omgeving is iets waar jullie naar moeten kijken, die geeft op dagelijkse basis heel veel informatie, heel veel voor alle mensen die erg van Groningen houden. ‘Er is een gebouw gesloopt en wat is er met de muurschildering gedaan’. Heel erg leuk. Daarin kun je ook lezen dat er nu in het Groninger Museum een tentoonstelling draait van de Vereniging Rembrandt. Die hebben een langdurig aankoopbeleid gehad. Het heet Van Collenius tot Koons. Ik raad het CDA, de ChristenUnie, iedereen die heel erg wil dat Groninger cultuur, Groninger stromingen, aan de orde komen, aan om het in hun agenda te zetten. Ga voor 12 april kijken! Wij hebben er geen behoefte aan om uit te rekenen of die hele tentoonstelling nu met het prachtige kerkzilver erbij voor 80% onder Gronings gerekend moet worden of voor 100%. Kortom, wij vinden dat het Groninger Museum ook met zijn samenwerking met andere provincies en gemeenten in Groningen eigenlijk erg aan deze oproep voldoet. Wij zijn er zelf niet van overtuigd dat je alles kunt meten en uitpuzzelen. Dat zal straks blijken bij onze verklaring over de moties. Wij wachten eerst de reactie af. De heer SPOELTMAN: Ik zal niets zeggen over Groninger kunst in het Groninger Museum. U had het over die motie ten aanzien van de vraaggerichte aanpak bij scholen. Volgens mij – ik heb twee argumenten gebruikt waarvan ik vond dat we daar enigszins van af moesten wijken, enigszins, want die criteria kunnen ook daar helder zijn –… Zijn die twee argumenten niet voldoende? Ik wil ze nog wel even herhalen. In de eerste plaats is het gemakkelijker om grote projecten uit te zetten, zodat niet elke school een project op hoeft te zetten. Het tweede argument is – dat is toen aangegeven door dat onderzoek dat geweest is – dat een heleboel clubs niet aan bod kwamen omdat die vraaggerichte aanpak helemaal doorgeslagen was. Deze argumenten zijn blijkbaar voor u niet voldoende om daar enige verandering in aan te willen brengen. Mevrouw STAVAST: Dat klopt. Wij herinneren ons de evaluatie, maar wij vinden niet dat je van het ene uiterste in het andere uiterste moet gaan. Het argument dat grote projecten op de oude manier
80
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 nooit voor elkaar zouden kunnen komen, is ook een onbewezen stelling, omdat juist nu de educatieplannen klaar zijn, zowel de scholen als IVAK als Kunststation C in het samenwerkingsverband dat zij inmiddels ontwikkeld hebben misschien heel goed tot iets grotere projecten kunnen komen, ook wat betreft de cultuureducatie binnen de scholen. Inderdaad het argument spreekt ons niet aan. Mensen en scholen moeten wennen aan een nieuw administratief systeem, terwijl het naar ons idee niet de oplossing is om het iets aanbodgerichter te krijgen. De heer ZANEN: Voorzitter, mijn bijdrage zal kort zijn. In de eerste plaats vind ik de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid een leuke Statencommissie. Een prettige discussie, maar ook heel interessant. Daar komen allerlei gezelschappen zich melden, zeker tegen de tijd van de Cultuurnota. Er vinden interessante bijeenkomsten plaats. Dan vindt er een gestoei plaats rondom geld en dan wordt er zelfs een kredietenboek uitgegeven en zie je wat daarvan komt. In dat verband was het voor de hand liggend dat het ook zo zou zijn gegaan bij het laatste stukje van de voorbereiding voor dit debat, namelijk dat wij in die commissie met elkaar die ton, die ruimte die er was gebleven, in zouden gaan vullen. Om de een of andere reden is dat niet gebeurd. Dat vind ik jammer, omdat wij in afwachting van een initiatief vervolgens een amendement kregen van Henk Spoeltman waar die ton was verdeeld over een aantal instellingen die nog wel een steuntje konden gebruiken. Ik ben het er overigens wel mee eens dat die instellingen een steuntje konden gebruiken, maar daardoor was de mogelijkheid om met elkaar tot een gezamenlijk voorstel te komen, weg. Nu heb ik mij bij het lezen in eerste instantie verteld. Ik dacht dat er nog een ruimte zat van € 10.000. Ik dacht toen: “Dan ga ik een motie maken – later was de vraag van de griffie om er een amendement van te maken – waarin dat alsnog opgenomen wordt.” Het ging mij om de Stichting Vertellus, die niet in die verdeling was terecht gekomen. Ik dacht: “Als we nu van twee instellingen iets afhalen en we stoppen dat bij de Stichting Vertellus, dan is iedereen blij en kunnen we ermee doorgaan.” Maar ik had mij verteld, dus de motie die ik had voorbereid, ga ik niet indienen. Wat er wel is gebeurd, is dat er in deze vergadering een motie is ingediend door de SP, alle oppositiepartijen en de CDA-fractie, waarin gepleit wordt voor nog wat meer ruimte voor de Stichting Vertellus en het openluchtmuseum het Hoogeland. Dat nu lijkt mij een goede afronding. Als we daartoe zouden kunnen besluiten, hebben we de meeste knelpunten enigszins kunnen bedienen. In het bijzonder wil ik nog noemen – want daar zijn we het allemaal over eens – dat Beeldlijn er ook heel nadrukkelijk mee gefinancierd wordt. Dank u wel. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik dacht dat ik hier snel klaar mee zou zijn, maar dat mocht niet van mijn fractiegenoot Doede de Vries. Over de Cultuurnota. Voorzitter, cultuur is een groot goed. Het is niet alleen belangrijk voor de mensen die in een provincie of in Nederland of waar dan ook wonen, het is ook een belangrijke economische factor. Daarmee zijn al twee van de drie duurzaamheidaspecten afgedekt. Dat geeft het belang aan van de Cultuurnota en de cultuur die wij vanuit de provincie ondersteunen. Voorzitter, in de voordracht staat de volgende zin: “De invulling van deze vrije beleidsruimte is aan de Provinciale Staten”. Dan spreken we over de ‘Staten-ton’. Voorzitter, gezien de praktijk denk ik dat deze zin herschreven moet worden. Het amendement daartoe is ingediend door de coalitiepartijen, maar wij treuren daar overigens niet over. Ik heb van mijn fractiegenoot begrepen dat wij, als wij hierin hadden meegedaan, wellicht op eenzelfde soort resultaat waren uitgekomen. Vandaar dat wij het amendement op de Cultuurnota zullen ondersteunen. Voorzitter, dan een aantal moties. Daar wil ik toch even bij stilstaan. Wij zijn een voorstander van motie 1. De motie hebben wij mede ondertekend. Het is op een gegeven moment natuurlijk van belang om transparanter om te gaan met de toekenning van subsidies aan de instellingen en de criteria die daarvoor gelden. Over de moties ten aanzien van het Groninger Museum wil ik het volgende zeggen. In de visie van D66 heeft het Groninger Museum op dit moment een duidelijk bovenregionale functie en bovenregionaal karakter. Moties of partijen die het Groninger Museum terug willen brengen naar een locaal museum, daar zijn wij geen voorstander van. Wij vinden ook dat het Groninger Museum op zich al voldoende zaken vanuit zichzelf onderneemt en de ondersteuning vanuit de moties die daarop zijn ingediend niet nodig heeft om bij te dragen aan het exposeren van de Groninger cultuur. De heer SANGERS: Ik denk dat de heer De Vey Mestdagh een wat beperkte invulling geeft aan die motie. Daar gaat het met name om belangrijke noordelijke kunst en kunstenaars, waarbij het verder ter invulling is aan het Groninger Museum. Ik zou mij voor kunnen stellen – en de vraag aan hem is of hij met die gedachtegang mee kan gaan – dat het dan met name gaat om de invulling van die noordelijke kunst en kunstenaars die juist de bovenregionale uitstraling van het Groninger Museum kunnen versterken.
81
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008
Mevrouw VAN DER GRAAF: Mijn eerste vraag is: heeft de partij van D66 wel goed geluisterd naar het betoog van de ChristenUnie en de vergelijking die wij hebben gemaakt met de Hermitage. Dat zal toch zeker een museum zijn met een bovenregionale uitstraling waar ook regionale kunstenaars een plaats hebben gekregen. Aansluitend kan ik dezelfde vraag stellen als de SP, dus die zal ik niet herhalen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij zijn niet tegen het exposeren of promoten van regionale kunstenaars, integendeel. Maar zoals de heer Sangers al net zei in zijn opmerking, wij vinden wel dat het bij het karakter van het museum moet passen. Dat betekent dus dat we de vrijheid daarvoor, om daar een goede invulling aan te geven, het liefst aan het Groninger Museum zelf willen overlaten. De heer KRAJENBRINK: Voorzitter, in de motie wordt expliciet aangegeven dat de invulling daarvan aan het Groninger Museum is, dus dat voldoet helemaal aan wat u zegt. De motie zegt niet dat het Groninger Museum enkel aandacht moet besteden aan noordelijke kunststromingen. Het geeft aan dat er een doelstelling bij moet komen: dat ook belangrijke Groninger kunststromingen en kunstenaars een plekje moeten krijgen in het Groninger Museum. Dat laat volledig de invulling over aan het Groninger Museum en het is een aanvullende doelstelling bij de andere doelstelling die het Groninger Museum heeft. Het geeft juist meer ruimte aan het Groninger Museum om invulling eraan te geven. Dus ik begrijp uw betoog totaal niet. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik ga naar motie 4. Die hebben wij mede ondertekend, de motie van de SP met betrekking tot Vertellus en het Hoogeland. Daar heb ik zelfs mijn specialist nog even over geraadpleegd. Motie 5 hebben wij mede ingediend. Dat gaat over de eigen cultuureducatieplannen van scholen. Ook hier zijn wij van mening dat een extra bureaucratie en een stelselwijziging – ik geloof dat het in Den Haag zelfs een vies woord is – met betrekking tot deze financiering niet gewenst is. Motie 6 kunnen wij niet ondersteunen. U ziet, de politieke cultuur van D66 is heel bijzonder, ik geef vijf minuten aan iemand waar ik het niet mee eens ben. Wij vinden het in de politieke cultuur van belang dat je ook je oppositie weet te mobiliseren en er ook naar luistert, dames en heren van de coalitie! Waarom ondersteunen wij deze motie niet? Dat heeft te maken met – zoals het in het dictum staat – het feit dat het om structureel gesubsidieerde instellingen moet gaan, die dan vrij toegankelijke voorstellingen of iets dergelijks gaan geven. Voorzitter, ten eerste… Dit zou je eigenlijk, als je dit zou willen, voor alle cultuurinstellingen moeten doen, ook de vrijwilligersinstellingen. Zodra je het gaat koppelen aan een structureel gesubsidieerde instelling, zit er toch een opleggend, dwangmatig karakter aan. Hoe vrijblijvend je het ook stelt, juist op de manier waarop je het in een motie neerlegt en het een opdracht aan GS is, krijgt het een lading die ongetwijfeld de indiener niet bedoeld heeft. De tweede reden is dat het wat merkwaardig zou zijn dat wij van instellingen die altijd te weinig subsidie krijgen denken dat zij zo veel vrije tijd over hebben dat zij dit soort zaken gratis en voor niets op die manier kunnen organiseren. Er is overigens bekend dat een aantal instellingen dit soort zaken nu al doet, dat zij bijvoorbeeld als zij een try-out of iets dergelijks moeten doen, al een locatie zoeken en ze dat al doen, geheel vrijwillig. D66 wil dat graag zo laten. Mevrouw VAN DER GRAAF: Voorzitter, als u mij toestaat, ik leid hieruit af dat door het gebrek aan tijd wij een onvoldoende toelichting hebben kunnen geven op deze motie en de insteek die wij daarmee hebben beoogd. Zou ik die heel kort hier mogen aangeven? Dat zou wellicht wat weg kunnen nemen van de gedachten die D66 hierbij heeft. Als toelichting hadden wij nog het volgende. Wij beoogden met deze motie vooral het cultuurbereik te vergroten, daarmee rekening houdend met doelgroepen die misschien een grote drempel ervaren om ergens naar toe te kunnen, naar een theater, naar een concertgebouw of iets dergelijks. Wij hadden juist de sociale insteek als idee, dus niet het verplichtende karakter voor de culturele instellingen te benadrukken, dus niet koppelen aan de voorwaarden voor subsidieverstrekking, maar ook als een soort signaalfunctie en daarbij met name de creativiteit van de instellingen te prikkelen. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan een concert in een zorgcentrum op locatie, je zou kunnen denken aan dansen of muziek in een asielzoekerscentrum – een taal die iedereen spreekt waar men elkaar misschien niet begrijpt –, je zou zelfs kunnen denken aan een soort voorstelling op het buitendijks fietspad langs de Wadden. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik begin heel langzaam te begrijpen wat zij bedoelt, voorzitter.
82
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Mevrouw VAN DER GRAAF: De vraag is of u deze insteek een goede vindt in plaats van dat te koppelen aan de subsidieverstrekking en of u op grond van deze insteek kunt instemmen met deze motie. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ingaand op de vraag die gesteld is. D66 is een groot voorstander van een zo breed mogelijke verspreide cultuur, maar wij vinden daadwerkelijk dat als wij als Staten vinden dat dat soort zaken via subsidierelatiekanalen tot stand moet komen, wij dan hiervoor projectsubsidies zouden moeten verstrekken. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Daarmee hebben we de ronde van de Staten gehad en zijn we toe aan de ronde van het College. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, het is goed dat wij en de Staten uitvoerig van gedachten wisselen over de Cultuurnota. Het is geweldig om daar vorm aan te mogen geven namens uw Staten. Zoals de titel aangeeft, borrelt en bruist het in die cultuur en is er een stroomversnelling op gang gekomen, alleszins de moeite waard om dat verder uit te werken. Daar staan drie politieke keuzes bij voorop: 1) Cultuurbereik, door dat vast te maken aan scholen, bibliotheken, regio’s om daarmee te zorgen dat er meer draagvlak komt en meer organiserend vermogen – Programma 1; 2) de regionale identiteit, niet als een conserverend iets, maar iets waar je ontwikkeling in wilt vormgeven; 3) profiel door dynamiek, de kunsten waar de energie van af spat. Er gebeurt dus geweldig veel. Er is veel in gang gezet en ook veel veranderd. Mevrouw Stavast zegt dat men niet moet veranderen om het veranderen. Dat doen we dus ook niet. We zetten een aantal van die ingezette veranderingen voort. Een voorbeeld is de totale verandering op het punt van cultuureducatie, waar een enorme slag is gemaakt, waar we hebben gezien dat het IVAK en Kunststation C op een buitengewoon goede manier de vraag van de scholen manifest hebben gemaakt, naar boven hebben gehaald, hebben vertaald in wensen, zodat daar de kracht zit, daar de vraag zit en dat het niet meer is dat wij of anderen van bovenaf gaan verzinnen wat daar allemaal nodig is, maar juist om kinderen op een goede manier warm te maken voor cultuur. Cultuur is een verrijking voor je leven, daar moet je wel mee in aanraking komen. Dat gaat niet altijd vanzelf. Er zijn veel verschillende vormen van cultuur. Laat dat op een goede manier plaatsvinden. Die slag is gemaakt. Dan herken ik het beeld van de heer Sangers niet, want ik denk dat daar ongelofelijk veel goede zaken gebeuren, dat er veel energie en creativiteit is en een enorme betrokkenheid. Dan is het zeer de moeite waard om dat voort te zetten. Dat kan ik ook zeggen voor Programma 2, met de integrale presentaties, waarin wij archieven, musea en anderen uitdagen om gezamenlijke presentaties te realiseren en diverse projecten. Maar natuurlijk ook het Verhaal van Groningen, waar Joke hier weer aandacht voor vraagt en adhesie bij betuigt. Extra budgetten? Zeker! We hebben nu met de instellingen een tweede ronde gemaakt. Alle erfgoedinstellingen zijn daarbij betrokken, dat is belangrijk om zich te realiseren. Het is niet een project van de provincie. Wij trekken dat graag als voorzitter, maar het is een project van alle erfgoedinstellingen die er flink tegenaan gaan, die ook zorgen dat die site heel aantrekkelijk wordt. U heeft als Staten extra aandacht gevraagd voor het punt van jongeren. Daar hebben we ook extra actie op gepleegd, maar de instellingen zeggen nu ook zelf allemaal: “We gaan daar een extra ronde van financiering (voor houden), want dat heeft veel potentie in zich”. Dat is ook weer zo’n element in het cultuurbeleid dat veel is veranderd. Het moet verder worden ingebed en doorgezet worden met geweldig veel snelheid, dynamiek, dingen die de heer Sangers helaas nog onvoldoende ziet, maar ik hoop echt dat hij zich daar verder in gaat verdiepen, want die zijn tot mijn genoegen zeker waar te nemen. Maar we moeten daar verder wel goed structureel uitwerking aan geven. Het derde onderdeel is natuurlijk de kunsten. Het Groninger Museum is hier op vele manieren voorbij gekomen. Het gaat gelukkig steeds beter met het Groninger Museum in financiële zin, maar ook in inhoudelijke zin, in de profilering, is dat op een geweldige manier bezig. Dat geldt ook voor de kunstinstellingen die nadrukkelijk een verbetering van positie hebben gekregen in de veldtocht met andere provincies om meer rijksmiddelen voor de regio te realiseren. Dat is het algemene beeld. Ik ben blij dat velen het spelconcept, de opzet delen. Over de invulling daarvan is natuurlijk discussie. Die discussie hebben wij nu hier in een afrondend debat. Daar geldt voor dat wij de keuze hebben gemaakt voor een voortzetting en verdieping. We hebben gekeken welke instellingen goed voldoen aan de doelstelling van het beleid. In het debat dat wij hebben gehad over het Rekenkamerrapport in de vorige commissievergadering van november heb ik u toegezegd, om wat beter zichtbaar
83
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 te maken hoe die budgetcontracten – mevrouw Van der Graaf refereerde er aan – precies zijn uitgewerkt en waarom die instellingen op zo’n goede manier die doelstelling van het beleid ook operationaliseren. Dat gebeurt op dat punt uitstekend. Dat concept, de uitwerking, de keuzes die wij maken vanuit die doelstellingen. Daar hebt u natuurlijk ook het punt wat dan precies de weging is. Dat is de discussie die ik heb met de heer Krajenbrink over de criteria. Ik vind het eerlijk gezegd een lastig onderwerp, want je moet aan de ene kant ook zeggen: als je het benadert vanuit die doelstelling van beleid, zoals cultuurbereik door verankering of regionale identiteit door ontwikkeling, dat zijn kwalitatieve… Waarom is het ene museum belangrijker dan het andere? Er zitten kwalitatieve afwegingen in. Ik ga graag die zoektocht met u aan of wij daar iets kunnen vinden, de objectieve criteria kunnen verkennen, maar ik moet u eerlijk zeggen dat ik het een lastige opgave vind, omdat ik denk dat het niet allemaal in maat en getal is uit te drukken, dat je ook niet een systeem kunt hebben waarin je precies kunt indelen – voor een collectie van dat museum hebben we zoveel punten en dus zoveel geld. Als het in die systematiek gaat, zie ik vele risico’s. Laten we het maar eens verkennen. Ik ben daar heel open in. Ik schets alleen een paar vragen en risico’s. U zegt ‘historische groei in verschillen’. Ja, die zijn er, maar die hebben ook te maken met een taakverdeling. Ik heb op dat punt met uw Staten ook wel eens gedebatteerd over het Grand Theater, waarvan sommigen het een schande vinden dat wij er zo weinig geld aan besteden. Maar dat zit wel in de geschiedenis zoals dat Grand Theater ontstaan is, waarin de Stad een heel belangrijke rol heeft gespeeld en de Stad dus een groot deel van de financiering doet. Een ander voorbeeld is NNT. Fantastisch theatergezelschap. Binnenkort gaat er een nieuwe artistiek leider aan de slag. Daar betaalt de provincie niets aan. Dan kun je zeggen dat dat een grof schandaal is, maar het zit ook in de heel redelijke verdeling die we bijvoorbeeld met het Rijk hebben. Ik zie daar wel beren op het pad. Maar als u zegt dat graag te willen verkennen, en de Kunstraad heeft er ideeën over, laten wij daar dan samen naar kijken. Ik moet u wel zeggen: het College staat daar kritisch in. Het College is haast nooit bang, maar nu is het College bang om in een systeem terecht te komen waar alleen maar aanvechtbare zaken uit naar voren komen. De heer KRAJENBRINK: Voorzitter, ik kan mij voorstellen dat transparantie niet altijd prettig is. Maar ik vind transparantie nodig voor de Staten om een goede afweging te maken over waar de cultuurgelden het beste naartoe kunnen gaan ten einde aan de doelstelling vanuit de Cultuurnota te voldoen. Er is in elk geval een houvast nodig dat we erop kunnen bouwen dat het geld daar heen gaat, waar het het hardst nodig is. Die basis is op dit moment onvoldoende aanwezig. U kunt ons op dit moment niet voldoende overtuigen dat die er is. De externe rapporten kunnen dat niet, die geven aan dat die basis er niet is. Ook de Kunstraad geeft heel duidelijk een advies aan dat op dit moment niet het geld naar de instellingen gaat op basis van dat ze het nodig hebben om goed aan hun doelstelling te voldoen. Deelt u die mening? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Als u zo’n heel lang betoog houdt en u vraagt of ik die mening deel, dan zitten daar heel veel nuances in. Ik ben het in elk geval zeer met u eens dat wij moeten voldoen aan transparantie. Daar is niets tegen, maar alles voor. Ik kijk kritisch terug naar het proces: we hebben wel gezegd ‘voor de voortzetting van het beleid’, maar we hebben ook gezegd: als instellingen goed functioneren geven wij hen graag de mogelijkheid om de continuïteit voort te zetten, maar wij hebben dat in de externe evaluatie onvoldoende zichtbaar gemaakt. Dat ga ik inhalen en daar geef ik u groot gelijk: dat moeten wij goed laten zien. Dan kom ik op hetzelfde punt terug waar ik het net met mevrouw Van der Graaf over had. Als u het zo formuleert, komen wij dichter bij elkaar. De heer KRAJENBRINK: We hebben het over de inhoudelijke evaluatie, waar het gaat om het beoordelen van waarom er zo veel geld gaat naar een bepaalde instelling, waarom er nu bijvoorbeeld € 30.000 extra naar toe gaat – dan kunnen we zeggen dat we dat belangrijk vinden, maar in hoeverre is dat gestaafd aan bepaalde criteria, zodat we kunnen zeggen: die heeft dat daarom nodig. Dat is onvoldoende aanwezig. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat debat ga ik – ook in de toekomst – graag met u aan om te kijken of we daar wat verder in kunnen komen, maar ik denk dat er altijd een kwalitatieve weging in blijft zitten. Daar ben ik van overtuigd. We zitten er nu wat abstract over te praten, daar komen we niet echt verder mee. Maar ik ga graag met u die uitdaging aan – dat is ook een antwoord op die motie – dat we daar eens gaan verkennen en kijken hoe we daar verder mee kunnen. De Kunstraad heeft daar een voorzet voor gedaan. Laten we dat oppakken.
84
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer SANGERS: De heer Gerritsen wil een inhaalslag maken, zo heeft hij net aangegeven. Nu wil ik hem een vraag stellen of hij die inhaalslag misschien nog iets kan verbreden. U gaf aan, als het gaat om NNT, dat daar geen provinciale middelen heen gaan in verband met de verhouding tot het Rijk. Nu hebben we in de afgelopen periode gezien, mede dankzij uw eigen inspanningen, dat voor een aantal grote instellingen – bij sommigen bekend als de G7 – er nogal wat extra rijksmiddelen zijn toegevloeid. Bent u bereid om dat mee te nemen bij een heroverweging, uitgangspunten, om eens te kijken met de andere positionering van het Rijk en de rijksmiddelen in de basisinfrastructuur of dat niet zou moeten leiden, mogelijk op termijn, tot een andere inzet van provinciale middelen, op grond van welke criteria, et cetera? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het directe antwoord is ‘nee’. Ik denk dat wij altijd een eigen keuze hebben en horen te maken. Die moet niet afhankelijk zijn van of op een gegeven moment ergens anders meer middelen worden toegekend of minder middelen worden toegekend. De gemeente heeft bijvoorbeeld gezegd: we geven geen geld meer aan Pavlov. Dat zouden wij dan moeten gaan repareren. Dat vind ik dus niet. Wij maken daar een eigen keuze in. De gemeente zegt nu: voor de G7 gaan wij extra geld uittrekken. Betekent dat dat wij dan naar beneden moeten met die uitgaven? Dat lijkt mij ook niet. Ik vind dat wij zelfstandig… Het is een heel principieel punt. Een tweede argument is dat in dit geval wij ook gezegd hebben in de lobby waar u net op doelt: “Wij bepleiten extra middelen voor die kunstinstellingen”. Dat is behoorlijk goed gelukt. Er is hier € 2 miljoen in het Noorden extra structureel neergedaald. Dat is een behoorlijk resultaat. Dat komt ook omdat wij zelf wat hebben laten zien. Maandag zit ik bij de minister en dan zou ik moeten zeggen: “U heeft zo veel gedaan, dan doen wij maar wat anders met dat geld”. Dat is geen kijk. Ik vind dat je zo ook niet met andere overheden om moet gaan. Dat zijn voor mij twee overwegingen om daar dan niet nog een keer een heroverweging in plaats te laten vinden. De heer SANGERS: Dan nog een aanvullende vraag daarbij, met daarbij de kanttekening dat een heroverweging niet automatisch hoeft te leiden tot, maar er is in elk geval een noodzaak van heroverweging, omdat de situatie veranderd is en je als provincie de verantwoordelijkheid hebt tot een breder veld en we allemaal met elkaar eens zijn dat er nog wel meer knelpunten zijn in de culturele sector. Bent u met mij eens dat tegen die achtergrond het volstrekt legitiem is om in de breedte, maar ook specifiek als het Rijk een andere positie kiest, mede onder uw invloed, een heroverweging toch op zijn plaats kan zijn? Nogmaals, dat hoeft geen automatisme in te houden dat het dan leidt tot verlaging van subsidie bij instelling x of y. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het College heeft natuurlijk die afweging gemaakt van hoe het totaal in de afweging er uitziet en komt tot het oordeel dat zij de Cultuurnota in deze vorm aan u kan voorleggen. Ik zie dat u daar op amendeert en voorstellen hebt. Dat is natuurlijk het goede recht en dat is de discussie die hier plaatsvindt. Maar het is natuurlijk van belang dat wij in de volle breedte het beleid op een goede manier uitvoeren. De heer SANGERS: Bent u het dan misschien in die zin – tot slot – met me eens dat die afwegingen – en dan sluit ik aan op het verhaal van de heer Krajenbrink – die het College heeft gemaakt misschien toch onvoldoende duidelijk zijn geweest, althans voor een grote meerderheid van deze Staten? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het is misschien de derde keer dat ik het zeg, maar ik wil het best nog wel een vierde en een vijfde keer zeggen: ik vind dat wij de evaluatie onvoldoende zichtbaar hebben gemaakt. We hebben intern de budgetcontracten die wij hebben op een goede manier geëvalueerd. Ik kan echt mijn hand in het vuur steken – nee, dat is geen goede uitdrukking. Ik ben er zeker van dat de instellingen op een goede manier bijdragen aan de beleidsdoelstellingen, dat is duidelijk. Maar dat hebben wij onvoldoende zichtbaar gemaakt. Dat is de derde keer dat ik dat nu hier opnieuw toezeg: dat laten we nog een keer goed zien. Dat lijkt mij bijdragen aan de helderheid. Voorzitter, de voortzetting van het beleid, amendering door uw Staten in de eerste ronde in één ton eenmalig. Dat moest in de financiële systematiek ook zo. U besluit straks, als u dat besluit neemt, om dat structureel te maken. Dan zullen wij dat uiteraard vertalen in de Voorjaarsnota volgend jaar. Afstemming met andere gemeenten – daar vroeg de ChristenUnie naar. Het is zo dat wij regelmatig overleg hebben met de gemeente Groningen. Daar hebben we het in de commissie uitvoerig over gehad. Dat leidt af en toe tot andere keuzes. In het kader van de regionale cultuurplannen hebben wij met alle andere gemeenten contact. Die doen allemaal gelukkig weer mee aan dat belangrijke beleid waar het gaat om cultuurbereik. Die afstemming hebben we niet alleen in
85
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 de zin van projecten, maar ook in het bespreken van het beleid. Dat willen wij op die manier goed doen. Voorzitter, ik loop, als het mag, nu de programma’s langs om er wat specifieker op in te gaan. Dan eindig ik met de moties voor zover ik die dan nog niet bij de kop heb gepakt. Er is discussie over het BEPP. We hebben dat fonds samengesteld om daar meer flexibiliteit in aan te brengen, maar ook de actieve participatie meer gestalte te laten krijgen. Het is ook om op dat punt goed aan te sluiten op het participatiebeleid van de minister, waarin wij een flinke cofinanciering tegemoet kunnen zien. Kunnen die criteria zo snel mogelijk zichtbaar worden gemaakt? Het antwoord is ‘ja’. Daar zullen wij zo snel mogelijk werk van maken, in januari of februari. Een aantal van u vraagt of we die leerlingenbijdrage niet apart kunnen houden. Daar is het College geen voorstander van. Het College is wel gevoelig voor uw redenering dat er weinig bureaucratie moet zijn. Het College kan zich vinden in de redenering van de heer Spoeltman dat we moeten versnipperen – dat is het nadeel van de huidige regeling. Maar we moeten zeker niet – en dat zeg ik nadrukkelijk tegen mevrouw Stavast – naar de andere kant doorslaan door opeens alleen het aanbod… Daar zijn we nu juist vanaf. Die vraag van de school is en blijft leidend. Die zal bepalend zijn voor de inzet van die middelen. Die zal dan niet meer precies aan leerlingen gekoppeld zijn, maar de scholen houden daar wel degelijk sturing op. Op dat punt kan ik een aantal overwegingen uit de motie volgen, maar die motie in die vorm zouden wij verder niet nodig vinden en zouden wij willen ontraden. De motie van de ChristenUnie. We hebben daar in de commissie een debat over gehad. Dat haakte toen – in elk geval bij mij – op het punt van het afdwingen of het in budgetcontracten opnemen of het voorschrijven. Het zou de suggestie wekken alsof die instellingen gedwongen moeten worden tot cultuurbereik. Zoals de heer De Vey Mestdagh zegt, er zijn al heel veel instellingen op een voorbeeldige manier mee bezig. In het dictum zoals dat nu geformuleerd wordt, vind ik het meer een heel vriendelijke uitnodiging, ‘op te roepen tot’, vrijwilligheid. Ik vind dat je dat mag vragen. Dat is dan binnen het bestaande budget wat zij doen. Doen ze dat niet, willen ze dat niet, jammer, dan niet. Maar het punt van dat cultuurbereik, waar u vanuit die kant redeneert, is voor het College een heel herkenbare doelstelling. Als het College zo met die motie om mag gaan, dan kunnen wij ons wel vinden in die lijn die u daar neerlegt. Mevrouw HARTMAN: Heeft u dan ook, gedeputeerde, gekeken naar wat er tussen haakjes staat, dat het dan minimaal één keer per twee jaar moet? Of schrapt u dat? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dan moet ik mevrouw Van der Graaf maar eens even heel diep in de ogen kijken. Wel op gezette tijden met een zekere regelmaat. Ik zou niet al te strak willen vasthouden aan één keer per twee jaar en dat te gaan turven. Voorzitter, dat zijn een aantal opmerkingen over het programma cultuurbereik. Dan het programma regionale identiteit, over de historische collectie van het Groninger Museum. De heer Sangers heeft mij daar een aantal indringende vragen over gesteld naar aanleiding van het Rekenkamer-rapport. Daar heb ik via het verslag – ik hoop dat u dat bereikt heeft – op geantwoord. Dat is wel een relevant antwoord in dit kader, omdat uit dat antwoord blijkt dat het Groninger Museum wel degelijk voldoet aan het budgetcontract, wat we aan hen gevraagd hebben, dat wil zeggen: met een zekere regelmaat, met een grote regelmaat tentoonstellingen organiseren op het punt van historische onderwerpen, die collectie regelmatig zichtbaar maken, bruiklenen verschaffen aan een zeer groot aantal instellingen (18 musea, 5 kerkelijke instellingen, etc.), veel aan educatie doen. In de ogen van het College is het zo dat het Groninger Museum op een heel goede manier invulling geeft aan het beschikbaar maken en tentoonstellen van de historische collectie. Daar speelt nog wel een specifiek punt bij, dat ook in de Cultuurnota staat. Dat is het Groninger Forum. Misschien moeten wij tot een correctie van de tekst komen, want je kunt er zeker van zijn dat het overdragen aan het Groninger Forum in de komende vier jaar niet gaat gebeuren. Daar mogen we geen misverstand over laten. Het zal hooguit wat later plaatsvinden. Dat is één ding wat aangepast dient te worden. Verder ben ik met de heer Krajenbrink eens dat als dat gaat gebeuren, we met een nieuwe instelling te maken hebben. Dan hebben we dus ook te maken met een nieuwe juridische verhouding, enzovoort. Op dit moment is het niet aan de orde. De heer KRAJENBRINK: Bent u het met de motie eens dat het een loze doelstelling is dat in de Cultuurnota staat dat het in permanent bruikleen gegeven wordt aan het Groninger Forum in deze beleidsperiode en dat we met het Groninger Museum daarover een afspraak moeten maken en niet met het Groninger Forum?
86
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 De heer GERRITSEN (gedeputeerde): ‘Loze doelstelling’ is een beetje onvriendelijk gezegd, maar het is op dit moment een overbodige tekst omdat het nu niet speelt. Als dat gaat spelen, moeten wij op dat moment duidelijk maken hoe we dan met de verhouding omgaan. U heeft volkomen gelijk dat we daar dan een andere instelling hebben. Verder is het zo dat wij de indruk hebben dat u in die motie uitspreekt wat nu al gebeurt. Daar kunnen wij geen enkel bezwaar tegen hebben. In het schriftelijk antwoord aan de heer Sangers hebben wij dat helemaal inzichtelijk gemaakt. Ik kom ergens in de verleiding om op allerlei specifieke instellingen in te gaan, maar daar kent u de mening van het College over. Ik heb niet de neiging om dat allemaal te gaan herhalen. U kiest in het amendement voor een aantal instellingen. De Ommelanden – mevrouw Hartman. Ik wil liever niet dat het beeld blijft bestaan dat in de Cultuurnota weinig gebeurt aan de Ommelanden. Dat beeld moet gecorrigeerd worden. Zeker in programma 1 en programma 2 – dan hebben we over zeker tweederde van het budget – zit buitengewoon veel voor de Ommelanden. Laat niet het beeld ontstaan dat we hier alleen maar met de stad Groningen bezig zijn. Dat beeld kan in het leven geroepen zijn doordat we met de kunstinstellingen bezig zijn geweest op rijksniveau, maar in de provincie vind ik dat we op een heel nette manier precies volgens de inwonersaantallen ongeveer het cultuurbeleidbudget spreiden. Een laatste opmerking over Programma 2 is dat de Monumentenzorg – daar heeft mevrouw Stavast mij terecht een aantal keren op aangesproken – veel aandacht verdient omdat dat een evaluatie krijgt op landelijk terrein. Op dat punt zullen wij dat nadrukkelijk volgen. Er is gelukkig al veel gebeurd. Veel extra geld is ter beschikking gekomen via moties of achterstandenregelingen. Die achterstanden zijn gelukkig alweer voor een groot deel ingelopen, maar er moet nog meer gebeuren. Wat dat betreft vinden we dat we daarmee moeten doorgaan. Voorzitter, dan kom ik bij Programma 3. Dat gaat over de kunsten. Een aantal van u heeft aandacht gevraagd voor de Kunstraad. Gelukkig hebben we daar een behoorlijke slag gemaakt. Het ging eerst niet zo goed. Verbeterplan, er is nu een directeur om in elk geval die actieve functies naar voren te laten komen. We hebben er vertrouwen in dat dat gaat gebeuren, we zitten daar bovenop en we zullen begin 2010 voor een zware evaluatie gaan zorgen. Groverpop – een punt van mevrouw Stavast. Daar maken wij ons zorgen over, maar dat is niet alleen maar omdat de Stad hen in de steek zou hebben gelaten, maar ook omdat de instelling zelf qua functioneren vragen oproept. We zitten daar op een constructieve manier bovenop. We moeten wel goed kijken dat ze echt weer een slag gaan maken. Het laatste punt, meteen een mooi heet hangijzer in de discussie: een aantal van u zegt dat het Groninger Museum meer zou moeten doen aan de Groninger kunstenaars. We hebben heel goede en grote Groningse kunstenaars – realistische kunt, figuratieve kunst, heel veel andere vormen van kunst. Henk Helmantel heeft in deze zaal de Wessel Gansfortprijs in ontvangst mogen nemen, een buitengewoon geanimeerde en indrukwekkende bijeenkomst. Dus het gaat absoluut niet over de kunstenaars zelf, maar wel over de beleidsvrijheid van het museum. Daar hebben wij een verschil van mening over. Als de heer Krajenbrink zegt: “Het zijn algemene voorwaarden en de invullingen laten we dan aan het Groninger Museum”, ben ik het daar niet mee eens, want ik vind dat u dan erg specifiek bent over het inhoudelijk beleid van het museum, dat u daar niet een algemene voorwaarde stelt. Een algemene voorwaarde in de zin van randvoorwaarde zou geen kwaad kunnen, maar u legt een vrij specifiek punt voor en u bemoeit zich er inhoudelijk toch behoorlijk mee. Daar blijft het College verre van. Het College kan zich vinden in de redenering van de heer De Vey Mestdagh, die zegt dat het Groninger Museum ook wat heeft opgebouwd en een eigen profiel heeft. Er zijn mogelijk anderen voor die de Groninger kunstenaars de ruimte kunnen bieden. Het Groninger Museum is voor grensverleggende kunst, zoals we dat zelf kort door de bocht noemen. Dat is een uitstraling die op een heel goede manier overkomt. De heer KRAJENBRINK: Voorzitter, ik vind het een beetje vreemde redenatie dat wij beperkend zouden zijn het opnemen van de doelstelling Groninger kunst en Groninger kunstenaars. Het gaat om identiteit, we zijn hier in de Provinciale Staten bijeen en we praten over het Groninger Museum en de doelstellingen die we daarin willen stellen. Groninger kunst kan ook grensverleggend zijn, Groninger kunst kan van allerlei vormen hebben. Daar gaan wij absoluut geen invulling aan geven. Het gaat in de brede zin, maar het gaat wel over de identiteit van deze regio en de vraag in hoeverre we die naar buiten toe willen vertalen. Dat is de doelstelling die we gaan stellen. Ik vind het een zeer beperkende opstelling als u aangeeft dat het beperkend zou zijn voor het Groninger Museum, want ze krijgen er uiteindelijk een doelstelling bij, want zij mogen daar invulling aan geven. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ik vind dat u veel te ver gaat in het voorschrijven van hoe men die invulling moet gaan doen. Als het Groninger Museum zelf die keuze zou maken, kan daar geen
87
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 bezwaar tegen zijn. Het probleem zit erin dat wij dat zouden gaan voorschrijven. Op dat specifieke niveau wenst het College dat niet te doen. Als het gaat om identiteit: identiteit is natuurlijk niet alleen maar historische identiteit, maar ook de identiteit van de grenzen verleggen, de kunst zoals het Groninger Museum deze tentoonstelt. Daar heeft de stad Groningen een enorm profiel mee gekregen, wat een enorme uitstraling heeft. Het heeft ook daarmee te maken. Dus aan die beleidsvrijheid wenst het College niet te tornen. Voorzitter, dan inhoudelijk. Ik ga nu de moties langs. Ik heb daar natuurlijk al het een en ander over gezegd, maar ik controleer even of dat nu ook volledig is. Motie 1. Daar hebben we het over die objectieve criteria gehad. Die discussie hebben we gehad. Daarvan zie ik dat u dat wel wil verkennen. Het College heeft daar kanttekeningen bij gezet, maar is bereid dat avontuur met u aan te gaan om dat te onderzoeken, maar heeft wel nadrukkelijk gezegd: pas op, want je komt mogelijk in een soort systeem dat alleen maar aanvechtbare redeneringen oplevert. Daar zou het College niet in willen belanden. Over motie 2 over het Groninger Forum ben ik duidelijk geweest. Ik vat de motie op dat wij invulling blijven geven aan de doelstellingen van de historische collectie. Ik vind eerlijk gezegd de motie niet veel toevoegen aan wat er nu gebeurt. Het College heeft geen bezwaar tegen deze motie. Het College heeft bezwaar tegen motie 3. Wij ontraden deze motie. Motie 4. Wij hebben in eerste instantie zelf niet gekozen voor deze instellingen. Dit gaat ten koste van de vrije ruimte. Het College is geen voorstander van deze motie. Het College is ook geen voorstander van motie 5. Ik heb net al aangegeven hoe wij met die leerlingenbijdrage willen omgaan en dat BEPP. Ik ontraad die motie. Motie 6 en de discussie die we daarbij hebben, zouden wij willen overnemen. Het is aan uw Staten of dat inderdaad gebeurt. Het College kan daar mee leven. Van het amendement heb ik aangegeven dat wij die ruimte zullen reserveren. Wij kunnen daarmee leven. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn wij aan de laatste ronde voor de Staten toe. De heer SPOELTMAN: Voorzitter, ik ben geneigd om op een aantal dingen in te gaan die gezegd zijn, maar ik zal me beperken tot de moties en daarbij ook aangeven waarom we bepaalde moties wel of niet zullen ondersteunen. Motie 1. We hebben goed geluisterd naar wat het College gezegd heeft over die motie. Dat betekent dat we – met de commissie, neem ik aan – een project ingaan om te gaan kijken hoe bepaalde criteria ontwikkeld kunnen worden. Maar op dit moment, zoals het hier staat geformuleerd, hebben we er niet echt behoefte aan en zullen we de motie niet steunen, overigens uitgaande van het feit dat de gedeputeerde toegezegd heeft om in elk geval op weg te gaan en te zoeken naar meer transparantie op de Cultuurnota en de bedragen die daarin genoemd staan. Motie 2 hebben we mede ondertekend. Deze hebben wij met name mede ondertekend omdat er in de nota het woord ‘het Groninger Forum’ staat. Als het goed is, is het Groninger Forum op zijn vroegst in 2015 af. Dat betekent dat je iets met die historische collectie moet. Die kun je niet in deze beleidsperiode overdragen aan het Groninger Forum. Motie 3. De argumenten die ik gehoord heb van diverse mensen die zeiden dat je Groninger kunst in het Groninger Museum zou moeten doen… Dat lijken mij argumenten voor het Museum der Schone Kunst of Valse Kunst, dat we ook hier in Groningen hebben. Daar zijn we niet voor. Motie 4 waarin Vertellus en het openluchtmuseum het Hoogeland extra worden gesubsidieerd uit de vrije beleidsruimte. Wij zullen hier vóór stemmen. Motie 5. De argumenten waren blijkbaar niet voldoende overtuigend voor degenen die de motie hebben ingediend, maar wij houden vast aan datgene wat er voorgesteld wordt in de Cultuurnota, met name om mogelijkheden te creëren voor grote projecten en de aanbodkant ook mogelijkheden te bieden. Het is geen ombuiging van 180 graden, daar lijkt het een beetje op. Dat is een beetje onzin, voorzitter, want wij gaan ervan uit dat de criteria die er komen, wel degelijk iets te maken zullen hebben met de aanvraag van scholen en dat scholen daarin de leading positie hebben. Motie 6 vinden wij een sympathieke motie. Waarom geven we subsidie aan bepaalde instellingen? Dat doen we omdat ze een bepaalde doelstelling hebben. Vanuit die doelstelling geven we geld. Dus je moet die doelstelling realiseren. Wij zijn geen echte voorstander van het feit dat je allerlei nieuwe doelstellingen gaat creëren vanuit de politiek die afgeleid zijn van datgene wat we met elkaar afgesproken hebben. Maar gelet op de beantwoording van het College zullen we de motie wel ondersteunen. De heer KRAJENBRINK: Ik zal de moties langs gaan, voorzitter.
88
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Over motie 1 en motie 2 kan ik duidelijk zijn. Ten aanzien van motie 3 zou ik graag mee willen geven aan hen die tegen waren dat het om een extra doelstelling gaat – dat is met name richting GroenLinks. Het geeft geen waardeoordeel over het Groninger Museum en de Groninger kunst die er nu hangt. Het gaat om een doelstelling toevoegen aan de doelstellingen die er nu zijn. Dat betekent dus in principe extra ruimte om invulling aan te geven aan het Groninger Museum. Wij kunnen instemmen met motie 4. Deze motie hebben wij mede ondertekend. Over motie 5 waren een aantal vragen. We hebben in het voorjaar de cultuureducatiesector besproken. Kunststation C, IVAK. Uit het onderzoek bleek dat het te rigide was, het vraaggerichte werken. Dat was de conclusie. Daar heeft het College invulling aan gegeven middels het BEPP, dat het juist een combinatie moet zijn van. Het enige probleem is dat de criteria nog niet helder zijn. We weten ook nog niet eens wie het gaat beoordelen. Het lijkt ons wel verstandig dat dat ook in de commissie gaat komen, zoals de heer Spoeltman al heeft aangegeven in eerste termijn, zodat we daar wel een oordeel over kunnen vellen. Wij vinden dat, wanneer wij nu zeggen: “De BEPP moeten we maar afschaffen en we moeten over vier jaar maar een onderzoek doen”, dit geen recht doet aan het onderzoek dat al heeft plaatsgevonden. Motie 6 kunnen wij ook ondersteunen en hebben wij mede ondertekend. De heer SANGERS: Voorzitter. Een korte reactie op de gedeputeerde, die zich niet zei te herkennen in het beeld dat ik had geschetst met betrekking tot de Cultuurnota. De twee gezichten. Ik heb gezegd: het gezicht van het beleidskader staat ons wel aan, het gezicht van de uitwerking, met name de reactie op de inspraak, staat ons niet aan. Hij was daar teleurgesteld over. Ik wil er met name op wijzen dat wij niet twijfelen – integendeel – aan de dynamiek in het veld en aan wat daar aan geweldigs gebeurt. Waar de teleurstelling met name in zit, is in de wijze waarop het College is omgegaan met de inspraakreacties, waarbij toch vaak – en ik raad het College aan met onbevangen blik dat nog eens allemaal terug te lezen en daar zelf lering uit te trekken – de zinsnede werd gebruikt: u komt niet in aanmerking voor subsidie omdat u niet in de vorige periode al subsidie kreeg of waarbij een instelling werd verwezen weer terug te gaan naar een vorm van financieren dat nu juist de afgelopen tijd het probleem was voor de instelling, dus: er werd een cirkelredenering gehanteerd. Het amendement zullen wij steunen. Alle andere moties hebben wij mede ingediend of mede ondertekend. Daarmee zullen we alle moties ondersteunen. Tot slot. De eindconclusie is dat, met name door de aanname van de moties en ook het gewichtje van onze eigen motie daarbij die hopelijk aangenomen wordt, de balans net zo doorslaat dat wij zullen instemmen met de Cultuurnota als totaliteit. Mevrouw HARTMAN: Ik ga toch, neuzen tellende, een poging doen, want mijn fractie vindt het erg jammer dat de gedeputeerde zich aan de ene kant heel lovend uit over de rol van Kunststation C en IVAK die ze de afgelopen vier jaar hebben gespeeld, maar vervolgens in de volgende zin, via het BEPP, die loketrol van de beide instellingen voor de scholen weer wegpoetst. Het gaat vooral bij kleine scholen om, als ze kunstenaars in de klas willen halen, ze gewoon IVAK of Kunststation C kunnen bellen: “Wij hebben het geld, kunnen jullie dat voor ons regelen? Wij weten namelijk niet precies waar we moeten zijn”. “Ja,” zegt Kunststation C, “dat gaan we voor jullie regelen.” Dat kan juist zo mooi. Moeten dan die scholen samen met die kunstenaarsgroep een plan gaan indienen in het BEPP, vervolgens wachten of het ‘ja’ of ‘nee’ is en gaat het dan wel of niet door? Dat is de strekking waarom we het eigenlijk graag zo willen laten zoals het was. Een vraag van mij blijft nog overeind. Wij vragen naar de borging van eventuele structurele vernieuwingen. Als we bijvoorbeeld praten over een instelling die zich graag wil professionaliseren – theaterschool Wonderboom in Winsum is daar een voorbeeld van – hoe komt die er tussen in de structuur zoals die er nu ligt? Mevrouw VAN DER GRAAF: Met betrekking tot motie 1 wil ik het College nog wijzen op het woord ‘praktisch’ dat in de besluittekst staat. Dat is wat ons betreft een heel handzaam begrip als je wilt komen tot een toetsingskader. Motie 2 zullen wij ondersteunen. Motie 3 ondersteunen wij ook gezien ons pleidooi in de vorige bijdrage. Motie 4 zullen wij ondersteunen. Wij vinden het wel jammer dat dit ten koste gaat van het budget waar mensen incidenteel beroep op kunnen doen. Met motie 5 zullen wij niet meegaan. Wel zijn we blij met de toezegging van de gedeputeerde met betrekking tot de criteria, dat die zo snel mogelijk zullen komen. Voor ons is de overweging ook dat de vraag van de scholen hierin leidend blijft. Dat leidt tot onze overweging om hier niet in mee te gaan.
89
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Laatste punt over onze motie. De opmerking van minimaal een keer per twee jaar staat in de motie. Die blijft ook staan. Daarbij willen we nog wel aangeven dat een zekere spreiding op zich wel gewenst is, dat niet alles hier in de Stad of op de Grote Markt zal plaatsvinden. Alles ter invulling door de instellingen zelf. Wij danken de gedeputeerde voor het feit dat hij van harte bereid is invulling te geven aan deze motie. Wij stemmen in met de voordracht. Mevrouw STAVAST: Voorzitter. Wij zijn het met een heleboel opmerkingen van de gedeputeerde erg eens, maar de beantwoording over Groverpop was een beetje onvolledig, dus ik wil het graag precies checken. Onze vraag was: is er overleg met de Stad geweest en heeft het ook wat opgeleverd? Indirect begrijp ik dat het probleem is blijven staan, maar wilt u nu zeggen hoe dit concreet gebeurd is? Dan kan ik daar mijn redenering op verder bouwen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Er heeft overleg plaatsgevonden over het probleem. Maar het is wel zo dat de Stad nu besloten heeft om Groverpop niet te subsidiëren. Dat is wel een besluit. Daar hebben we mee te maken. Wij zelf zijn nog aan de bak. Mevrouw STAVAST: Het is fijn dat ik dat weet, want zoals de gedeputeerde zegt: een aantal vragen liggen bij de instelling zelf. In plaats dat daar gewerkt wordt aan een oplossing, zegt de Stad: “Dan dragen wij dat nu verder aan de provincie over”. Ik kan er op dit moment niet meer van zeggen dan heel erg aandringen. De provincie heeft een popkoepel nodig. Wij vinden dat deze invulling die ze nu heeft, heel mooi aansluit bij de cultuur die veel beginnende bandjes hebben. Wij zouden heel graag willen, als het over ‘transparant’ gaat, dat er nu heel concreet wordt afgesproken wat er voor ons geld precies moet gebeuren. Zoals het er nu voorstaat, is er aan het eind van het jaar een evaluatie. Dan moet het ook een eerlijke evaluatie zijn dat we weten wat is afgesproken, wat zij voor ons hebben moeten doen. Dat is waar wij met nadruk om vragen. Met de formulering van de PvdA over de bedenkingen bij motie 1 zijn wij het eens. Wat betreft motie 2 is het wat ons betreft overbodig. Het CDA zegt van motie 3 dat het extra ruimte geeft, maar wij voelen het veel meer als een ontkenning van wat er al gebeurt, dus eerder als een negatief commentaar. Wij zullen dus tegen deze motie stemmen. Aan motie 4 doen we zelf mee. Ten aanzien van motie 5 wil ik een aanvullende argumentatie houden op wat mevrouw Hartman net nog eens heel concreet heeft uitgelegd en ook richting het CDA wil ik nog iets duidelijk maken. Ik verstond dat deze motie zou betekenen dat wij het BEPP uit willen stellen. Dat is geenszins het geval. In de motie staat dat wij het beschikbare budget voor cultuureducatie niet in dit nieuwe fonds gestort willen hebben, maar dat wil niet zeggen dat er dan nog een BEPP overblijft en dat wij ook nieuwsgierig zijn naar de criteria voor dat nieuwe fonds. Dat is allemaal al toegezegd in de commissie. Daar zijn wij blij mee en vóór. Een administratieve, organisatorische verandering die niet het doel dient, vinden wij ontzettend jammer. Dus nogmaals dit pleidooi, als het niet goed begrepen was. Dáár gaat het ons om. Motie 6 hebben wij mee ingediend. Als het amendement zoals het er nu uitziet over Vertellus en het Hoogeland-museum wordt aangenomen – ik geloof dat de volgorde iets anders is – zullen wij met het amendement van het College mee stemmen. De heer ZANEN: Voorzitter, twee weken terug was ik in het oude Groninger Museum. Dat was voordat dat spraakmakende nieuwe ding aan de singel er kwam, het museum in de Stad. Daar vond een debat plaats. Het was een heel interessante ambiance daarvoor, in een zaaltje, prachtig glas- en loodwerk, etc. Van de week zag ik in de krant dat hedendaagse figuratieve kunstenaars daar een tentoonstelling figuratieve kunst hebben gehad. Heel interessant. In het debat vandaag heb ik gemist een link naar die instelling. Zouden we niet zo’n soort functie weer kunnen geven? Ik heb begrepen dat de gemeente Groningen het pand te koop heeft staan. Eigenlijk zou je er wat mee moeten doen. Ik vind het doodzonde dat iets wat daar staat… Een cultureel monument in deze stad verdient een bestemming. We hebben daar een paar aardige dingen genoemd. Wie weet is het een inspiratie voor de gedeputeerde die achter mij zit, om daar toch eens naar te kijken. Verder, voorzitter, zou ik willen zeggen dat er een aantal interessante moties liggen, die door ons mede zijn gesteund. Wij kunnen instemmen met de Cultuurnota. Dank u wel. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik heb eigenlijk nog maar één toevoeging, want de moties heb ik in mijn eerste termijn al behandeld. Dart is het voordeel als je de Benjamin bent. Voorzitter, D66
90
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 betreurt het samen met de Kunstraad – Groverpop komt daarna, maar ook dat stukje betreuren wij – dat de provincie niet is overgegaan tot structurele subsidiëring van het Haydn jeugdstrijkorkest dat een belangrijke functie op het gebied van talentontwikkeling heeft in heel Noord-Nederland, met name gezien de subsidierelatie die we daarmee hebben, die al jaren duurt en die niet verdient om in die zin een keer omgezet te worden. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het College is erkentelijk in de richting van de SP dat de balans de goede richting op slaat, ondanks alle tamelijk kritische inzet van de SP, maar dat zorgt natuurlijk ook voor helderheid in het debat. Ik begrijp dat de teleurstelling vooral zit bij de inspraakreacties, maar gelieve te aanvaarden van het College dat de nieuwe instellingen ook zorgvuldig beoordeeld zijn en dat het niet zo is – zoals misschien het beeld helaas geweest is – dat je, als je in de Cultuurnota staat, een pré hebt. Er is heel zorgvuldig gekeken naar de instellingen in de Cultuurnota, maar ook even zorgvuldig naar instellingen. Het is zeker niet het geval dat daar mensen met cirkelredeneringen het bos in worden gestuurd. Gelieve dat te aanvaarden. Ik ben erkentelijk voor uw steun. Mevrouw Hartman wijst op IVAK en Kunststation C die op een voortreffelijke manier functioneren en moeten blijven functioneren in dat veld van de cultuureducatie. Daar gaat natuurlijk ook een verandering plaatsvinden omdat men op een andere manier aan het werk gaat: vanuit een ontwikkeling van programma’s naar het ook toepassen en het realiseren. De redenering over de leerlingenbijdrage heb ik in eerste termijn beantwoord. Daar blijf ik bij, maar je moet wel voldoen aan een slagvaardige uitvoering. Hoe komt dan bijvoorbeeld een instelling in de Cultuurnota? Dat heeft te maken met dat men een essentiële toevoeging doet aan de doelstellingen. Dat is bij de Wonderboom nu niet gebeurd, maar de Wonderboom heeft natuurlijk wel mogelijkheden, bijvoorbeeld binnen dat BEPP, want daar zitten op het punt van de actieve participatie buitengewoon veel mogelijkheden. Samen met mevrouw Stavast maken wij ons zorgen over Groverpop. Zij pleit voor een eerlijke en heldere evaluatie. Dat zullen wij zorgvuldig aanpakken. Daar bestaan op dit moment wel problemen. De heer Zanen vraagt aandacht voor het Natuurmuseum. Dat vinden wij echt een zaak die bij de Stad hoort te berusten. Dat is een lastige kwestie, maar het is accommodatiebeleid dat de Stad aangaat. Het Haydn jeugdstrijkorkest heeft in het verleden ook met projectsubsidies op een goede manier kunnen functioneren. Wij hebben de overweging gemaakt hoe dicht dat bij de doelstellingen zit en we hebben overwogen dat zij niet structureel hoeven worden opgenomen in de Cultuurnota. Dat is het oordeel van het College op dat punt. Ik heb de moties reeds van advies voorzien. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan gaan wij naar de stemming toe. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, vanwege een intieme betrokkenheid bij het Noordelijk Scheepvaartmuseum – ik ben lid van het bestuur – zal ik mij onthouden bij het amendement en ik zal mij ook onthouden bij de voordracht als geheel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Transparantie en helderheid. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, volgens mij mag je, eenmaal formeel aanwezig, niet niet stemmen. Dan moet je de zaal uit, Jan Willem, anders ben je illegaal bezig! De VOORZITTER: Als hij zijn hand niet opsteekt… De heer DE VEY MESTDAGH: Dan wordt hij geacht andersom gestemd te hebben. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. Motie nr. 1 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen hebben gestemd: de PvdA en GroenLinks. In stemming wordt gebracht motie nr. 2. Motie nr. 2 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen hebben gestemd: GroenLinks, de VVD, D66. In stemming wordt gebracht motie nr. 3.
91
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN D.D. 10 DECEMBER 2008 Motie nr. 3 wordt bij handopsteken verworpen. Vóór hebben gestemd: het CDA, de ChristenUnie, de SP, de PvhN. In stemming wordt gebracht motie nr. 4. Motie nr. 4 wordt bij handopsteken met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie nr. 5. Motie nr. 5 wordt bij handopsteken verworpen. Vóór hebben gestemd: de SP, GroenLinks, de VVD, de PvhN, D66. In stemming wordt gebracht motie nr. 6. Motie nr. 6 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen hebben gestemd: D66, de VVD. In stemming wordt gebracht amendement A. Amendement A wordt bij handopsteken met algemene stemmen aangenomen. Tot slot wordt zonder aparte stemming ingestemd met de voordracht. De VOORZITTER: Ik hoop u allen weer te zien – waarbij ik u alvast heel goede Kerstdagen en Ouden Nieuw toewens – op maandag 5 januari om 16.00 uur, want dan is hier de Nieuwjaarsreceptie. Sluiting De vergadering wordt gesloten om 21.00 uur.
92