PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078
Reg.nr. Dat. ontv.:
8000 GB Zwolle
1 0 OKT 2014
Routing
a.d.
Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
Bijl.:
Provinciale Staten van Overijs ;el
[email protected]
KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121 Inlichtingen bij dhr. J.W. Uitslag telefoon 038 499 75 33
[email protected]
Onderwerp: (Tussen) Evaluatie Energiefonds Overijssel
Datum
07.10.2014 Kenmerk
2014/0263311
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie [ ] anders, en w e l :
Pagina
1
Bijlagen I. Evaluatie Energiefonds Overijssel van Twynstra Gudde (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis) II. Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel - Eerste halfjaar 2014
In het Statenvoorstel PS/2011/461 inzake de oprichting van het Energiefonds Overijssel is opgenomen dat het fonds na twee jaar zal worden geëvalueerd. Bij de behandeling van de herijking van het programma Nieuwe Energie op 2 juli 2014 is door uw Staten verzocht om de (tussen) evaluatie te ontvangen voordat de beleidsvarianten aan uw Staten worden aangeboden. Wellicht ten overvloede willen we er op wijzen dat het object van evaluatie in wezen nog maar kort geleden is opgestart, terwijl het lange-termijn-werk betreft en de evaluatie voor wat betreft de resultaten eigenlijk te vroeg komt. De opdracht voor de (tussen) evaluatie is gegund aan Twynstra Gudde. Gedurende de zomermaanden is Energiefonds Overijssel op effectiviteit en efficiëntie onderzocht door middel van deskresearch en een 10-tal interviews met betrokkenen. Wij willen u met deze brief op de hoogte stellen van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen en onze reactie daarop. Het volledige rapport is bijgevoegd. Energiefonds Overijssel Twynstra Gudde geeft aan dat de provincie met het besluit tot oprichting van Energiefonds Overijssel haar nek heeft uitgestoken met een duidelijke dubbele doelstelling: realisatie van maatschappelijk rendement èn vermogensbehoud.
Datum verzending
I 0 OKT. ZOU
provincie
verijssel
Tussenevaluatie Energiefonds Overijssel
Belangrijkste conclusie van de onderzoekers is dat zowel de kaders als de organisatie zorgvuldig, gedegen en evenwichtig zijn vormgegeven. Daarbij is de provincie er in geslaagd om een gedreven en deskundig team van mensen aan het fonds te binden. De onderzoekers typeren Energiefonds Overijssel als een jonge organisatie die zich in de groeifase bevindt en die in staat is om door te groeien naar de fase van volwassenheid. Hiertoe wordt een aantal verbeterpunten vermeld, die nog op effect moeten worden onderzocht.
Datum
07.10.2014 Kenmerk
2014/0263311 Pagina
2
Prestaties Uit de cijfers tot en met 30 juni 2014 blijkt dat Energiefonds Overijssel van de beschikbare € 250 min bijna € 75 min aan verbintenissen met projecten en bedrijven is aangegaan. Het hiermee gepaard gaande maatschappelijk rendement bedraagt 931 Tj/jaar en heeft een werkgelegenheidsimpact van 998 tijdelijke en 33 structurele fulltime arbeidsplaatsen. De resultaten tot nu toe zijn boven verwachting: het gemiddelde maatschappelijk rendement op de investeringen (exclusief woningcorporaties) van 70 TjVmln/jaar wordt met 83,1 Tj/mln/jaar ruimschoots gehaald. Ook de bijdragen vanuit het fonds lopen voor op de verwachtingen. Dit wordt bijna geheel veroorzaakt door het onderdeel woningcorporaties (energiebesparende maatregelen). De bijdragen aan ondernemingen blijven - voor zowel energiebesparing als hernieuwbare energie - fors achter bij de verwachting. De volledige stand van zaken per 30 juni 2014 is opgenomen in bijgevoegd Halfjaarbericht. De rente-inkomsten zijn, conform verwachting, nog niet toereikend om de kosten van het fonds te dekken. Analyse De onderzoekers geven in het eindrapport een aantal verklaringen voor de effectiviteit van het fonds tot nu toe, daarbij specifiek aandacht schenkend aan de achterblijvende bijdragen aan ondernemingen. Als belangrijkste verklaringen worden genoemd: de tijd waarin het fonds is opgericht (recessie) in combinatie met de periode waarin banken en non-gouvernementele organisaties (NGO's) negatief in het nieuws kwamen vanwege het ondernemen van te risicovolle projecten; de start-up fase van het bedrijf waarbij het voor een nieuw fonds niet onlogisch is dat bij de opbouw van de portefeuille niet direct worden gestart met de meest risicovolle projecten; veel ingediende businesscases voldoen (nog) niet aan de norm van het Energiefonds. Onduidelijk is vooralsnog of dit ligt aan de kwaliteit van de aanvragen of dat de lat van het fonds te hoog ligt; het Energiefonds is gestart vanuit een 'veilige modus', dat wil zeggen dat de fondsbeheerder de meegegeven kaders tamelijk strikt hanteert, terwijl tegelijkertijd wordt aangegeven dat deze als knellend worden ervaren. De discussie over de interpretatie van de kaders is onvoldoende gefundeerd binnen de formele governance structuur geagendeerd en gevoerd; de markt van hernieuwbare energie is tamelijk jong en kent een belangrijke mate van maatschappelijke en politieke dimensie. Consequent energiebeleid en congruentie met andere beleidsvelden zijn een belangrijke voorwaarde voor ondernemers om op deze markt te investeren.
TerraJoule
provincie
verijssel
1
Tussenevaluatie Energiefonds Overijssel
Sleutels voor succes De onderzoekers hebben vier sleutels voor succes geformuleerd: 1. de wijze waarop in de nabije toekomst wordt omgegaan met de contradictie tussen risicovolle projecten waar de markt om vraagt en de eis van vermogensbehoud die bij een start up vraagt om een behoudende portefeuilleopbouw; 2. de wijze waarop in de nabije toekomst wordt omgegaan met de discrepantie tussen gewenst en aangeleverd kwaliteitsniveau van de aanvragen; 3. het binnen de formele governance structuur gefundeerd agenderen en bediscussiëren van keuzes en consequenties ten aanzien van de interpretatie en verruimingsmogelijkheden van de kaders; 4. een consistent, congruent en ondersteunend overheidsbeleid waardoor ondernemers het aandurven om lange termijn investeringen te doen.
Datum
Onze reactie Wij zijn content met de conclusie dat er een goed fundament onder Energiefonds Overijssel ligt en dat de punten ter verbetering passen bij de ontwikkelfase waarin het fonds zich momenteel bevindt.
07.10.2014 Kenmerk
2014/0263311 Pagina
3
Wij zullen onze reactie concentreren op de sleutels voor succes die door de onderzoekers zijn aangedragen, te onderscheiden naar drie niveaus waarop wij mogelijkheden zien om de effectiviteit van het fonds verder te verbeteren: • de kaders die aan het fonds zijn meegegeven; • de wijze waarop het fonds daarmee omgaat; • het flankerend beleid van de provincie en andere overheden. Wij onderkennen het door de onderzoekers beschreven stadium van het bedrijf (groeifase). Een fonds in de start-up fase vraagt in onze ogen een actieve rol van de provincie. Als provincie en aandeelhouder hebben we die in de praktijk opgepakt richting Fondsbeheerder, Aandeelhoudersvergadering en richting de Adviescommissie. Nu het fonds deze fase is ontgroeid, zal de provincie een meer gefocuste houding kunnen aannemen. Dit impliceert een betrokkenheid vanuit de provincie op de doelen van het fonds, de voortgang en verantwoording. We verwachten gelijktijdig een rol voor de Raad van Commissarissen die meer geconcentreerd zal zijn op de samenstelling en het risicoprofiel van de portefeuille en de effectiviteit van het fonds. Wij zijn met de onderzoekers van mening dat er nog ruimte bestaat binnen de geldende kaders om de effectiviteit van het fonds te verbeteren. Wij beschouwen de motie Engbers hierbij als bijstelling van de door uw Staten gestelde kaders. Een belangrijk beperkend kader betreft de mogelijkheden die door de Europese Commissie worden geboden middels de Algemene Groepsvrijstelling Verordening (AGV). Deze verordening is per 1 juli j l . gewijzigd en biedt op een aantal vlakken meer ruimte. We treden hierover op korte termijn met de directie en de Raad van Commissarissen in overleg om de effectiviteit zo snel mogelijk te vergroten. In dit overleg willen we, mede gelet op de motie Engbers, de interpretatie en verlaging van het streefrendement van 2% en het daarmee samenhangende risicoprofiel betrekken, zodat innovatieve aanvragen eerder kunnen worden toegekend. Hierbij willen we ook bezien in hoeverre aanvragen op het gebied van nieuwe energie kunnen worden gefaciliteerd in het kwalitatief verbeteren van de ingediende aanvraag en/of het businessplan.
provincie
verijssel
Tussenevaluatie Energiefonds Overijssel
Om de slagkracht van het fonds verder te vergroten, wordt in het rapport een aantal suggesties gedaan om de door uw Staten gestelde kaders te verruimen. De genoemde aanbevelingen zijn divers. Het rapport doet geen uitspraak over de effectiviteit van deze aanbevelingen, daar deze buiten de scope van de evaluatie valt. In het licht van de herijking van het programma Nieuwe Energie willen wij een aantal van de genoemde aanbevelingen verder gebruiken voor de te ontwikkelen beleidsvarianten, namelijk het opnieuw inzetten van vrijkomende financiële middelen binnen het Energiefonds (revolverend maken van het fonds), het toestaan dat bij innovatieve projecten het (primaire) energierendement buiten de provinciegrenzen wordt gerealiseerd en het ondersteunen van innovatie en experimenten (technische en/of organisatorisch) met windenergie, conform motie Schipper c.s.
Datum
07.10.2014
In de (tussen) evaluatie wordt aanbevolen werkgelegenheid zwaarder te laten meewegen bij de beoordeling van projecten. Om te voorkomen dat de energiedoelstelling van het fonds verwatert, hanteren wij hierbij als voorwaarde dat additionele externe financiering beschikbaar moet zijn. In dit kader kunt u denken aan financiering door de Europese Investeringsbank, zoals bij de herijking van het programma Nieuwe Energie is vermeld.
Kenmerk
2014/0263311 Pagina
4
Andere aanbevelingen, waaronder het verlagen van het minimale leenbedrag (€ 1 min) en het verlengen van de looptijd van het fonds, zullen wij in overleg met Energiefonds Overijssel onderzoeken op de toegevoegde waarde voor het fonds. Als dit aanleiding geeft om de door uw Staten gestelde kaders aan te passen zullen wij voorstellen hiertoe aan uw Staten voorleggen. Wij zijn ons bewust van het feit dat een consistent overheidsbeleid bijdraagt aan rust op de markt voor hernieuwbare energie. Hierdoor ontstaat een beter ondernemingsklimaat. Het afgesloten Nationaal Energieakkoord moet hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Ons college hecht hieraan en draagt hier in IPO-verband aan bij. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,
provincie
verijssel
Evaluatie Energiefonds Overijssel Provincie Overijssel
Rapport
Edmée Stoffele-Dickmann Robert Boom Ellen Smit
WO-1409-0265-fbm
23 september 2014
Voorwoord Voor u ligt het rapport ‘Evaluatie Energiefonds Overijssel’. In het onderzoek is de relatie onderzocht tussen de efficiëntie (doelmatigheid) en effectiviteit (doeltreffendheid) van het fonds. Het onderzoek bestond uit een documentenstudie en een tiental interviews. In dit voorwoord treft u een beschouwing van de onderzoekers aan, waarin zij op basis van hun inzichten, kennis en ervaring de onderzoeksresultaten in de huidige context plaatsen en een aantal sleutels voor succes in de toekomst meegeven. Voor het feitelijk onderzoek verwijs ik u naar de samenvatting respectievelijk het onderzoeksrapport. Kaders Op basis van de bevindingen en onze kennis en ervaring concluderen wij dat de kaders voor het Energiefonds destijds zeer zorgvuldig en gedegen door de provincie zijn opgesteld. De provincie heeft daarbij haar nek uitgestoken, waarbij sprake was van een heldere dubbele doelstelling: het realiseren van maatschappelijke doelen op het gebied van duurzame energie én vermogensbehoud. Soortgelijke doelstellingen zijn (inmiddels) ook gangbaar bij andere provincies, echter niet in de mate en intensiteit als in Overijssel. Interne organisatie De provincie heeft het fondsbeheer Europees aanbesteed en gegund aan ASN Beleggingen Beheer B.V. (ABB). Het consortium bestaat naast ABB uit ASN Bank Duurzame Financieringen, Start Green Venture Capital en Royal HaskoningDHV. Naar ons oordeel heeft de provincie hiermee een gedreven en deskundig team aan zich heeft weten te binden. Datzelfde geldt voor de Adviescommissie en de Raad van Commisarissen. Er bestaat tussen de partijen veel openheid en de onderlinge omgang is ‘natuurlijk en gewoon’. Door de respondenten is evenwel opgemerkt dat bij de start van een nieuwe organisatie tijd nodig is om de rollen op elkaar af te stemmen en ‘aan elkaar te wennen’. Dit is bij klanten van het Energiefonds ook nadrukkelijk voelbaar geweest. Tegelijkertijd hebben de onderzoekers geconstateerd dat duidelijke sprake is van een lerende organisatie. De wil om van het Energiefonds een succes te maken voert daarbij de boventoon. De aangetroffen organisatiestructuur is volgens de onderzoekers robuust en heeft voldoende ingebouwde check en balances. Verwachtingen en resultaten Voor wat betreft de portefeuille woningcorporaties liggen de resultaten boven de verwachtingen. Anderhalf jaar na oprichting is reeds 67% van de beschikbare middelen gecontracteerd, terwijl de verwachting was dat het Energiefonds vijf jaar nodig zouden hebben om deze portefeuille volledig te vullen. Met de gesloten contracten is 100% financiering van derden beschikbaar gekomen, worden 977 tijdelijke mensjaren aan werkgelegenheid gecreëerd en worden 15.000 woningen energiezuinig gemaakt. Dit ligt binnen de gestelde doelen, qua aantal woningen ligt het resultaat hier zelfs ver boven. Een ander verhaal betreft de portefeuille hernieuwbare energie. Anderhalf jaar na oprichting is slechts 5% van de voor bedrijven beschikbare middelen gecontracteerd voor hernieuwbare energie. De contracten die zijn gesloten voldoen wel ruimschoots aan de provinciale doelstelling van 70TJ/jaar/mln. De rente-inkomsten zijn, zoals verwacht, in de opbouwfase van het fonds nog ontoereikend om de kosten van het fonds te dekken zodat nog geen sprake is van financieel rendement.
Sleutels voor succes Tijdens de interviews is veel aandacht geschonken aan de oorzaken van het traag op gang komen van de portefeuille hernieuwbare energie alsmede aan de acties die door het Energiefonds worden gepleegd om dit vollooptempo te verhogen. Onderstaand volgen de belangrijkste bevindingen en conclusies. Marktvraag om risicoacceptatie versus aandeelhoudersbelang van vermogensbehoud Het Energiefonds is opgericht ten tijde van een recessie, in een periode waarin zowel banken als NGO’s als woningcorporaties negatief in het nieuws kwamen vanwege het ondernemen van te risicovolle activiteiten en te weinig check en balances. Dit heeft bij banken geleid tot een meer risicomijdend gedrag hetgeen impact heeft op de financierbaarheid van innovatieve (en daarmee vaak risicovollere) projecten op het gebied van hernieuwbare energie. Het Energiefonds is er juist voor opgericht om door risicodragende participaties anderen te bewegen om mee te financieren en het project zo toch van de grond te krijgen. Tegelijkertijd is het Energiefonds een bedrijf in de start-up fase met een dubbele doelstelling: het realiseren van maatschappelijke doelen op het gebied van duurzame energie én vermogensbehoud. Juist vanwege de doelstelling vermogensbehoud is het bij een nieuw fonds niet onlogisch dat bij de opbouw van de portefeuille niet direct wordt gestart met de meest risicovolle projecten. De sleutel voor succes van het Energiefonds is deels gelegen in de wijze waarop in de nabije toekomst door het Energiefonds met deze contradictie (markt vraagt om meer risicoacceptatie, vermogensbehoud vraagt bij start-up om behoudende portefeuilleopbouw) wordt omgegaan. Gewenst kwaliteitsniveau projecten versus benodigde inspanningen om dit niveau te realiseren Het Energiefonds is een financierings- en participatiebedrijf. Dit houdt in dat het management van de projecten die het Energiefonds financiert en/of waarin het Energiefonds participeert niet door haar worden gemanaged, maar door de betreffende initiatiefnemer van het project. Een initiatiefnemer van een innovatief project op het gebied van hernieuwbare energie is niet per definitie deskundig op het gebied van het maken van businessplannen en/of is niet per definitie een goede ondernemer. Uit de praktijk van het Energiefonds blijkt, dat veel van de ingediende businesscases dienen te worden geoptimaliseerd. De vraag die zich daarbij voordoet is, of dit komt doordat het Energiefonds de lat wel erg hoog legt en/of dat de businesscases kwalitatief daadwerkelijk onder de maat zijn. Een zorgvuldige analyse van de afgewezen initiatieven kan hier mogelijk meer inzicht in geven. Voorkomen dient te worden dat het Energiefonds als financierings- en participatiebedrijf op de stoel van de ondernemer gaat zitten. Beter is om parallel te werken aan a) het versterken van het ondernemerschap bij de initiatiefnemer en b) te adviseren over optimalisatiemogelijkheden van de businesscase. De fondsbeheerder heeft een actieplan opgesteld om de instroom en doorstroom van initiatieven van ondernemers te vergroten. Een tweede sleutel voor succes van het Energiefonds is volgens de onderzoekers gelegen in de wijze waarop in de nabije toekomst door het Energiefonds met dit dilemma (gewenst kwaliteitsniveau en inspanningen die nodig zijn om professionaliteit ondernemer en kwaliteit businesscase op dit niveau te krijgen) wordt omgegaan.
Interpretatie en verruimingsmogeljkheden van de kaders De indruk van de onderzoekers is dat het Energiefonds is gestart vanuit een zogenaamde ‘veilige modus’. Dat wil zeggen dat zij de kaders zoals deze zijn meegegeven door de aandeelhouder tamelijk strict hanteert. De excessen van de afgelopen jaren waar banken en NGO’s buiten haar kaders zijn getreden, hebben nadrukkelijk bijgedragen aan de huidige trend van organisaties met een maatschappelijke doelstelling om behoedzamer te opereren. Tegelijkertijd zijn er ervaringen van het Energiefonds waar deze kaders als knellend worden ervaren. De onderzoekers hebben de indruk dat er kansen worden gemist omdat de discussie over de interpretatie van de kaders onvoldoende gefundeerd binnen de formele governance structuur wordt geagendeerd en bediscussieerd1. Doordat de discussie in het informele circuit blijft hangen op het niveau ‘de kaders dienen te worden verruimd’ versus ‘je moet de kaders ruimer interpreteren’ wordt voorbij gegaan aan de essentie van het vraagstuk dat: - de fondsbeheerder blijkbaar te weinig comfort ervaart om deze grenzen op te zoeken - de fondsbeheerder onvoldoende expliciet maakt welke kansen worden gemist (waar hadden we qua vollooptempo nu gestaan als we bepaalde kaders hadden bijgesteld c.q. ruimer geïnterpreteerd). Een derde sleutel voor succes van het Energiefonds is het gefundeerd, binnen de formele governance structuur, agenderen en bediscussieren van keuzes en consequenties ten aanzien van de interpretatie en verruimingsmogelijkheden van de kaders. Consequent, congruent en ondersteunend overheidsbeleid De markt van hernieuwbare energie waarop het Energiefonds actief is, is nog betrekkelijk jong en kent een belangrijke maatschappelijke en politieke dimensie. Consequent energiebeleid en congruentie met andere beleidsvelden zijn een belangrijke voorwaarde voor ondernemers om op deze markt te investeren. Het Energiefonds heeft voorbeelden van ondernemers die hun businesscase niet rond krijgen vanwege het ontbreken van de juiste flankerende condities (bijvoorbeeld biomassacentrales), aanbevolen wordt deze ervaringen mee te nemen bij de herijking van het Programma Nieuwe Energie. Een vierde sleutel voor succes van het Energiefonds is consequent, congruent en ondersteunend overheidsbeleid, waardoor ondernemers het aandurven om lange termijn investeringen te doen op het gebied van hernieuwbare energie. Tot slot De onderzoekers zijn van mening dat er een goed fundament ligt onder het Energiefonds Overijssel. De punten ter verbetering passen bij de ontwikkelingsfase waarin het bedrijf zich momenteel bevindt.
1
Het laatste half jaar is hierin wel verbetering zichtbaar
Samenvatting Inleiding In het Statenvoorstel Uitwerking Energiefonds Overijssel B.V. van 19 juli 2011, is een formeel evaluatiemoment vermeld, waarin de organisatie en prestaties van het fonds als geheel worden onderzocht. Voor u ligt de onderzoeksrapportage waarin aan dit voornemen invulling is gegeven. De evaluatie is in de zomer van 2014 uitgevoerd, zodat de resultaten kunnen worden meegenomen in het proces rondom de herijking van het Programma Nieuwe Energie. Onderzoek In het onderzoek is de relatie onderzocht tussen de efficiëntie (doelmatigheid) en effectiviteit (doeltreffendheid) van het fonds. Het onderzoek bestond uit een documentenstudie en een tiental interviews. De feiten en meningen die hieruit naar voren kwamen zijn met elkaar geconfronteerd en vastgelegd in bevindingen. Vervolgens hebben de onderzoekers de conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Bevindingen en conclusies Het algemene beeld van het Energiefonds Overijssel is: - een financierings- en participatiebedrijf, met één publieke aandeelhouder - dat is opgestart ten tijde van een recessie - in een aan verandering onderhevige energiemarkt - dat zich op de grens bevindt van pionieren naar groei. Er is veel gebeurd in korte tijd, tegelijkertijd zijn er de nodige punten ter verbetering die passen bij de ontwikkelingsfase waarin het bedrijf zich momenteel bevindt. Deze positie is opgenomen in onderstaande figuur.
Conclusies De conclusies zijn gegroepeerd naar de driedeling richting, inrichting en verrichting en als basis gebruikt voor de latere aanbevelingen. Richting van het Energiefonds De conclusie is dat het Energiefonds als een van de eerste en meest omvangrijke energiefondsen is opgericht op basis van een gedegen en innovatieve kaderstelling. Inzichten binnen het Energiefonds en ook ook bij andere provinciale fondsen alsmede de geactualiseerde Europese regelgeving (AGVV) bieden aanknopingspunten voor optimalisatie.
Aandachtspunt is dat een meer pro-actieve benadering van de markt en het organiseren van meer ondersteuning aan ondernemers bij planontwikkeling meer noodzakelijk blijkt dan was voorzien bij de oprichting. Inrichting van het Energiefonds Het team van het Energiefonds wordt ervaren als deskundig, zeer betrokken en gedreven om van het Energiefonds een succes te maken. Hierbij is externe communicatie richting de aanvrager, ter onderbouwing van beslsisingen, cruciaal voor de beeldvorming rondom het fonds. Het Energiefonds is gestart vanuit een ‘veilige modus’, waarbij gaandeweg meer de ruimte is gezocht om de grenzen van het mandaat te verkennen. EFO I (het aangaan van participaties) en EFO II (het verstrekken van leningen) worden veelal als aparte entiteiten en weinig als eenheid ervaren. Verrichting van het Energiefonds Ten aanzien van de effectiviteit is de conclusie dat de gesloten contracten voldoen aan de gestelde doelen. Tegelijkertijd zijn het vollooptempo en de prognoses momenteel te laag om de beoogde effecten op het gebied van hernieuwbare energie te realiseren. Ten aanzien van efficiency is de conclusie dat de inspanningen voor hernieuwbare energie tot en met heden tot onvoldoende resultaat hebben geleid. Maatregelen om de instroom en doorstroom van initiatieven van ondernemers te vergroten c.q. te versnellen zijn onderdeel van het actieplan van de fondsbeheerder. Ten aanzien van managementinformatie is de conclusie dat binnen het Energiefonds te weinig forecast sturingsinformatie wordt gedeeld. Meer inzicht in de acquisitiepijplijn en de bijbehorende prognoses helpt om de efficiency van het Energiefonds ten aanzien van intake en contractering te verbeteren. Aanbevelingen De voornaamste aanbevelingen om het fonds door te ontwikkelen van groei- naar volwassenheidsfase zijn: - Benut bestaande ruimte; het inzetten op het volledig benutten van de ruimte binnen de bestaande kaders, waardoor er meer effectief en efficiënt geopereerd kan worden, is randvoorwaardelijk voor groei naar volwassenheid. Het gaat hier om het stimuleren van het lerend vermogen van de organisatie, zoals het Energiefonds dit op onderdelen ook al heeft laten zien. In de rapportage worden een achttal mogelijkheden beschreven. - Onderzoek verruimingsmogelijkheden kaderstelling; het constructief onderzoeken of verruiming van de kaderstelling hefbomen voor versnelling oplevert om een grotere effectiviteit te bewerkstellingen. Zowel binnen als buiten het fonds is ervaring opgedaan en zijn mogelijke verbetersuggesties naar voren gekomen. Alleen door constructief onderzoek kan worden beoordeeld welke suggesties daadwerkelijk een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het verhogen van de effectiviteit en efficiency van het energiefonds. - Zorg voor ondersteunend flankerend beleid; opstellen van flankerend beleid kan ondersteunend werken aan verdere groei én versnelling van (innovatieve) projecten op het gebied van hernieuwbare energie. Aanbevolen wordt de suggesties vanuit de praktijkervaringen van het Energiefonds mee te nemen bij de herijking van het Programma Nieuwe Energie. Al met al, concluderen de onderzoekers dat EFO niets in de weg staat de bestaande ruimte binnen de kaders te benutten, dat met aanvullend onderzoek naar het effect de verbetersuggesties op de werking van EFO meteen kan worden gestart en dat het opstellen van flankerend beleid meegenomen kan worden bij de herijking van het Programma Nieuwe Energie.
Inhoudsopgave
Voorwoord Samenvatting 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Aanpak en verantwoording 1.3 Leeswijzer
1 1 2 3
2. Richting Energiefonds 2.1 Het idee 2.2 De kaders voor oprichting 2.3 Oprichting Energiefonds 2.4 Aanbesteding 2.5 Oprichtingsvergadering 2.6 Nadere kaderstelling
4 4 5 7 7 8 9
3. Inrichting Energiefonds 3.1 Strategie en governance 3.2 Structuur en rolneming 3.3 Systemen en processen 3.4 Personeel, cultuur en managementstijl
11 11 12 13 13
4. Verrichting Energiefonds 4.1 Algemene resultaten 4.2 Rendement 4.3 Vollooptempo 4.4 Portefeuilleopbouw 4.1 Casuïstiek externe partners
15 15 16 17 18 19
5. Verbetersuggesties 5.1 Toekomstperspectief 5.2 Mogelijke hefbomen voor versnelling 5.3 Vergelijking met andere fondsen
21 21 21 22
6. Conclusies
23
6.1 Richting van het Energiefonds 6.2 Inrichting van het energiefonds 6.3 Verrichting van het energiefonds 6.3.1 Effectiviteit 6.3.2 Efficiëntie
23 24 25 25 25
7. Aanbevelingen 7.1 Algemeen 7.2 Aanbevelingen 7.3 Slotconclusie
26 26 26 28
Bijlagen Bijlage 1. Onderzoekskader Bijlage 2. Lijst documenten Bijlage 3. Lijst geïnterviewden Bijlage 4. Beschrijving beleidsmatige context Bijlage 5. Beschrijving op- en inrichting Bijlage 6. Overzicht verbetersuggesties van respondenten Bijlage 7. Weergave van vergelijkbare fondsen Bijlage 8. Relatie bevindingen en conclusies
1. Inleiding
1.1 Aanleiding Energiefonds Overijssel is opgericht in november 2012. Provinciale Staten hebben hiertoe besloten op 19 juli 2011. In het Statenvoorstel Uitwerking Energiefonds Overijssel B.V. is een formeel evaluatiemoment vermeld, waarin de organisatie en prestaties van het fonds als geheel worden onderzocht. Toegezegd is dat deze in het najaar van 2014 aan Provinciale Staten wordt aangeboden, zodat deze kan worden meegenomen in het proces rondom de herijking van het Programma Nieuwe Energie.
Energiefonds Overijssel levert een financiële bijdrage aan woningcorporaties, ondernemingen en projecten die energie besparen of opwekken uit hernieuwbare bronnen. Zij doet dit zowel in de vorm van leningen en garanties als in de vorm van participaties. Primair doel van het fonds is een bijdrage te leveren aan de realisatie van provinciale doelen op het gebied van duurzame energie: 20% hernieuwbare energie in 2020. Secundair doel is werkgelegenheid, ondernemerschap en innovatie. Naast een maatschappelijk rendement beoogt het fonds ook een financieel rendement van 2%. De omvang van het fonds is € 250 miljoen. Energiefonds Overijssel is ondergebracht in een privaatrechtelijke B.V. waar de provincie Overijssel 100% aandeelhouder van is. Het fonds wordt beheerd door het beleggingsbedrijf van ASN Bank in een consortium met ASN Bank, Royal HaskoningDHV en Start Green Venture Capital.
Deze doelstellingen geven antwoord op de vragen die gesteld zijn bij aanvang, geef inzicht in: - de organisatie en prestaties van zowel het fonds als de fondsbeheerder ten opzichte van de uitgangspunten, verwachtingen en prognoses zoals die door de opdrachtgever zijn gesteld (ofwel efficiëntie en effectiviteit) - mogelijkheden om de organisatie en prestaties van het fonds en de fondsbeheerder te verbeteren (en daarmee de efficiëntie en de effectiviteit) - de mate waarin EFO bijdraagt aan het realiseren van de maatschappelijke effecten die de aandeelhouder beoogt, door ondernemingen te helpen energieprojecten te realiseren - de inhoudelijke en/of procedurele elementen die tegemoet komen aan het doel waarvoor EFO is opgericht en eventuele belemmeringen die de efficiëntie en effectiviteit van het fonds en de fondsbeheerder nadelig beïnvloeden - andere verbeterpunten die nu buiten de scope (= veronderstelde werking) van het fonds vallen, maar die wel bij kunnen dragen aan de doelen van EFO. Bij de evaluatie gelden de bestaande kaders van Energiefonds Overijssel en de opdrachtbevestiging aan de fondsbeheerder van Energiefonds Overijssel als vertrekpunt.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 1/28
1.2 Aanpak en verantwoording Onderzoeksmodel In het onderzoek is de relatie onderzocht tussen efficiëntie (doelmatigheid) en effectiviteit (doeltreffendheid). Vergelijking heeft plaats gevonden tussen: - ‘input’ (mensen, middelen en processen in de organisatie) en ‘output’ (resultaten en prestaties); in welke mate zijn de resultaten van het fonds en de fondsbeheerder van EFO behaald tegen een zo laag mogelijke inzet van mensen, middelen en processen, dus tegen zo laag mogelijke kosten (doelmatigheid)? - ‘output’ (resultaten en prestaties) en ‘outcome’ (effecten); in welke mate zijn de met de resultaten de beoogde (beleids)effecten gerealiseerd door het fonds en de fondsbeheerder van EFO (doeltreffendheid)? De resultaten van de vergelijking zijn gegroepeerd naar effectiviteit enerzijds en efficiëntie anderzijds. Daarnaast zijn een aantal kwalitatieve aspecten aan de orde gekomen. Deze zijn geordend volgens de driedeling richting (strategie en kaderstelling), inrichting (oprichting en organisatie-inrichting en verrichting (operatie en uitvoering). Aanpak Het onderzoek is uitgevoerd in drie fasen, die hieronder kort zijn toegelicht. Fase 1. Raamwerk In de eerste fase heeft startoverleg plaatsgevonden tussen de opdrachtgever en de onderzoekers waarbij de werkafspraken voor het onderzoek zijn gemaakt. Tevens zijn documenten beschikbaar gesteld, te interviewen personen geïdentificeerd en is het onderzoekskader (bijlage 1) opgesteld. Fase 2. Informatieverzameling In de tweede fase van het onderzoek is de informatie verzameld over de richting, inrichting en verrichting van het EFO. Dit heeft plaatsgevonden door: - deskresearch: op basis van beschikbare documentatie is een eerste beeld gevormd over het Energiefonds Overijssel (bijlage 2) - interviews: in tien interviews (bijlage 3) met sleutelinformanten is op basis van een vooraf opgestelde, halfgestructureerde vragenlijst informatie verzameld. Wederhoor heeft plaatsgevonden voor wat betreft de interviewresultaten - open bronstudie: het verzamelen van aanvullende gegevens door bevraging van openbare bronnen, zoals CBS - inzet van kennis en expertise van onderzoekers: de onderzoekers hebben actief hun kennis en ervaring betrokken bij de analyse en interpretatie van de feiten en meningen. De interviewresultaten zijn op hoofdlijnen besproken met de opdrachtgever. Fase 3. Analyse en rapportage In de derde fase is de gegevensverzameling geanalyseerd en is een helder onderscheid gemaakt tussen feiten en meningen van de geïnterviewden. Bronnentriangulatie heeft plaatsgevonden ten behoeve van de interpretatie van de onderzoekers, namelijk de constateringen, conclusies en aanbevelingen zijn zo veel mogelijk gebaseerd op meerdere subjectieve en objectieve bronnen. Ook zijn de bevindingen in hun context geplaatst en bekeken in samenhang tussen de gestelde doelen, de manier van organiseren en de gerealiseerde resultaten en effecten op projectniveau. Op deze wijze is inzichtelijk gemaakt hoe de effectiviteit en efficiëntie van Energiefonds Overijssel zich heeft ontwikkeld.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 2/28
De eerste constateringen zijn gespiegeld met de portefeuillehouder van de provincie, verantwoordelijk voor EFO. Ook heeft een schriftelijke ronde plaatsgevonden met de geïnterviewden ter verificatie van feitelijke onjuistheden. Op basis hiervan heeft aanpassing plaatsgevonden en is het definitieve eindrapport opgesteld, inclusief conclusies en aanbevelingen van de onderzoekers.
1.3 Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de beleidscontext en achtergrond van het Energiefonds Overijssel. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 zijn de resultaten van informatieverzameling weergegeven en zijn de bevindingen geschetst, respectievelijk van de oprichting, inrichting en verrichting van het Energiefonds Overijssel. Hoofdstuk 6 geeft de conclusies van het onderzoek weer en hoofdstuk 7 bevat de aanbevelingen.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 3/28
2. Richting Energiefonds
Hoewel dit onderzoek zich richt op de periode vanaf de oprichting van het Energiefonds Overijssel (hierna te noemen: het Energiefonds), achten de onderzoekers het in het belang van de oordeelsvorming ook de historie, context, van het Energiefonds te schetsen. Dit is opgenomen in dit hoofdstuk over de richting (strategie en kaderstelling) van het Energiefonds. Schematisch zijn de meest invloedrijke gebeurtenissen opgenomen in onderstaande figuur.
Figuur 1. Schematische weergave belangrijkste gebeurtenissen
De feitelijke weergave van de periode vóór de oprichting van het Energiefonds (2009 tot 2011) is hieronder opgenomen, gebaseerd op documentenstudie en interviews. Voor een uitgebreide beschrijving is verwezen naar bijlage 4.
2.1 Het idee In mei 2009 is een motie aangenomen waarin Gedeputeerde Staten (GS) is gevraagd een voorstel voor Provinciale Staten (PS) uit te werken waarbij de provinciale inzet op duurzaamheid en energiegebied. In de motie is de mogelijkheid geschetst ‘door oprichting van bijvoorbeeld een Overijsselse (participatie)maatschappij voor duurzame energie, gekoppeld aan diverse vormen van participatie, leidend tot een versnelling van de uitvoering, zodanig dat het terugdringen van de CO2-uitstoot naar 30%, zoals genoemd in het Energiepact Overijssel, bereikt wordt in 2017’.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 4/28
In juli 2010 besluit PS in te stemmen met het streven minimaal 50% van het budget voor het programma Energiepact in te zetten, onder voorwaarde van financieel rendement, ten gunste van de algemene middelen. Ook is besloten in te stemmen met de mogelijkheid een deel van het programma Energiepact buiten Overijssel te realiseren, door deelname aan duurzame energieprojecten in Nederland waarbij PS vooraf in de gelegenheid wordt gesteld het aangaan van participaties/deelnemingen in en buiten Overijssel te toetsen op Overijssels publiek belang. Tevens is besloten niet langer de focus te richten op het terugdringen van CO2-uitstoot, maar op de groei van het gebruik van hernieuwbare energie. In januari 2011 besluit PS, met het hoofdlijnenakkoord ‘De Kracht van Overijssel’, voor een tweeledige invulling van het fonds: - projecten voor hernieuwbare energie (vooral bio-energie, geothermie, energie-infrastructuur en restwarmte) - energiebesparing in de gebouwde omgeving. Dit is in de Perspectiefnota 2012 bevestigd door in te stemmen met een verdere uitwerking van een duurzaam energiefonds met een omvang van € 250 miljoen.
2.2 De kaders voor oprichting In de Statenbrief van september 2011 is aanvullende informatie verstrekt door GS over de systematiek achter de doelstelling 20% hernieuwbare energie in 2020 en de definitie van hernieuwbare energie. Door het uitvoeren van projecten gericht op hernieuwbare energie stijgt het percentage opwekking uit hernieuwbare energie, door energiebesparing kan het totale energieverbruik dalen. Deze maatregelen dragen voor 20% tot 60% bij aan de doelstelling 20% hernieuwbare energie in 2020. Op 21 september 2011 besluit PS in te stemmen met het voornemen van GS om Energiefonds Overijssel BV in te stellen en voor de bedoelde oprichting de nadere invulling van de eerder vastgestelde hoofdkaders te bepalen zoals opgenomen in tabel 1 op de volgende pagina.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 5/28
Tabel 1. Kaders energiefonds
Inhoudelijk - het fonds heeft als doel hernieuwbare energie en energiebesparing - de middelen worden ingezet via participaties, leningen en garanties - de projecten die in aanmerking komen voor gelden uit het fonds betreffen projecten binnen Overijssel, dan wel projecten die in belangrijke mate renderen binnen Overijssel - het fonds wordt niet ingezet op kernenergie en windenergie - de bijdrage van de provincie is nodig om projecten te realiseren - de business cases van de projecten zijn haalbaar en voldoende robuust Financieel - maximale inzet € 250 miljoen - het fonds met een maximale omvang van €250 miljoen kent een indicatieve verdeling van middelen over categorieën: hernieuwbare energie (€150 miljoen) en energiebesparing (€100 miljoen) - dat na instelling van het fonds, via de documenten uit de planning & control cyclus wordt voorzien in de vorming van een voorziening, indien genoemde ontwikkelingen in de verkregen portefeuille daartoe aanleiding geven - de looptijd bedraagt minimaal 10 jaar - als kader een jaarlijks netto streefrendement voor het fonds te hanteren van 2% en dit streefrendement periodiek te herijken - financiële rendementen vallen terug in de algemene middelen (niet revolverend) - als uitzondering op de algemene kaderstelling te bepalen dat garanties die vrijvallen voordat het fonds volledig is bestemd, opnieuw ingezet kunnen worden voor financiering. En verder te bevestigen dat rendementen van het fonds ten gunste komen van de bestemmingsreserve en het fonds daarmee niet revolving wordt - maximale investering per project bedraagt € 20 miljoen - de fondsbeheerder verschaft twee maal per jaar inzicht in de resultaten met betrekking tot gerealiseerde hernieuwbare energie, financieel rendement, werkgelegenheids- en innovatie effecten - de fondsbeheerder realiseert een belangrijke mate van spreiding binnen het fonds - te bepalen dat afwijkingen van bovenstaande inhoudelijke en financiële kaders zoals het investeren buiten Overijssel of een investering groter dan € 20 miljoen goedkeuring behoeven van Provinciale Staten Daarnaast stemt PS in met het treffen van een bestemmingsreserve Energiefonds Overijssel van maximaal € 72,5 miljoen (bestaande uit een maximaal te verwachten risico van € 50 miljoen en gederfde rentekosten van € 63,5 miljoen verminderd met het te verwachten netto rendement van € 41 miljoen), waarvan de dekking plaatsvindt ten laste van de IIO-budgetten voor energie- en klimaatbeleid (€ 25 miljoen) en de algemene middelen (€ 47,5 miljoen). Het algemeen oordeel van de respondenten over deze kaders is dat de kaders voor het Energiefonds destijds zeer zorgvuldig en gedegen door de provincie zijn opgesteld. De provincie heeft daarbij de nek uitgestoken. Er was sprake van een heldere dubbele doelstelling: enerzijds vermogensbehoud en anderzijds dit vermogen benutten om maatschappelijke doelen te bereiken. Soortgelijke doelstellingen zijn ook gangbaar bij andere provincies, echter niet in de mate en intensiteit als in Overijssel, aldus enkele respondenten. Een respondent geeft aan dat vooral de looptijd van het fonds en het al dan niet revolverend karakter van het fonds zelf, belangrijke politieke issues zijn geweest bij het ‘richten’ van het fonds. Uiteindelijk is politiek gekozen voor een looptijd van 15 jaar en voor een enkelvoudig revolverend fonds.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 6/28
Bij de herijking van het energieprogramma (anno 2014) is hier opnieuw aandacht voor, zo heeft de respondent aangegeven.
2.3 Oprichting Energiefonds De feitelijke weergave van de periode rondom de oprichting van het Energiefonds (2012 tot 2013) is hieronder, verkort, opgenomen. Voor een uitgebreide beschrijving is verwezen naar bijlage 5. De belangrijkste gebeurtenissen zijn opgenomen in onderstaande tabel. In dit hoofdstuk zijn objectieve feiten en (subjectieve) meningen van respondenten over relevante ontwikkeling rondom de oprichting van het Energiefonds opgenomen, gebaseerd op documentenstudie en interviews. De resultaten hiervan met elkaar geconfronteerd. Deze confrontaties zijn opgenomen als ‘bevindingen’. Bevindingen zijn daarmee volledig vrij van het oordeel van de onderzoekers. Tabel 2. Belangrijkste momenten in de oprichting
Datum
Titel
7 mei 2012 29 oktober 2012 12 november 2012 13 november 2012 9 april 2013
Uitvraag fondsbeheerder Gunning fondsbeheerder Contract fondsbeheerder Oprichtingsvergadering Nadere kaderstelling Energiefonds Overijssel
2.4 Aanbesteding Op 7 mei 2012 hebben de Gedeputeerde Staten een Europese Aanbesteding met een Niet Openbare Procedure voor het Beheer Energiefonds Overijssel uitgeschreven over de publieke (subsidies) als private (participaties) financiële instrumenten. De kaders zijn vermeld in de uitvraag voor het handelen binnen Energiefonds Overijssel, en worden opgenomen in de oprichtingsdocumenten tijdens de oprichtingsvergadering. Uit de interviews is naar voren gekomen dat een dergelijke aanbesteding niet eerder is voorgekomen in Nederland. Het streven is geweest hiermee competitie te organiseren op basis van competenties en vergoedingen. Er is door de provincie bewust niet gekozen voor een concurrentiegerichte dialoog vanwege mogelijke aanbestedingsrisico’s (ongelijkheid van informatie en vergelijkbaarheid van inschrijvingen). Wel zijn voorafgaand aan de aanbesteding, in een breed onderzoek naar de mogelijkheden rondom een dergelijk fonds, verkennende gesprekken gevoerd door de provincie met deskundigen. Op 29 oktober 2012 word bekend dat ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (ABB) het beheer van het fonds gegund krijgt vanwege de ‘economisch meest voordelige aanbieding’ in een consortium met Start Green Venture Capital en Royal HaskoningDHV. Start Green investeert via eigen vermogen, ASN Bank Duurzame Financieringen zorgt voor de vreemd vermogen financieringen en Royal HaskoningDHV levert ondersteuning op onder andere het technisch doorrekenen van de deals. ABB is trekker van het consortium en heeft tot taak de actoren te verbinden.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 7/28
Respondenten van het consortium geven aan dat zij hebben ervaren dat bij het schrijven van de offerte slechts gelimiteerd gediscussieerd kon worden met de opdrachtgever. Enkele respondenten hadden graag gezien dat meer ideeën gedeeld konden worden en doen de suggestie om bij volgende aanbestedingen meer vooraf in gesprek te gaan met de markt. Meer communicatie tijdens de tenderprocedure bevordert immers het begrip voor beweegredenen van de opdrachtgever en verduidelijkt de prioriteiten. In het beginstadium hebben wel consultatieronden plaatsgevonden, maar achteraf constateert een respondent dat men desondanks toch niet optimaal gebruik heeft gemaakt van elkaars expertise en inzichten. Voorbeelden die zijn aangehaald betroffen onder meer het toestaan van achtergestelde leningen en/of converteerbare leningen, cofinanciering en de vereisten ten aanzien van matching door inbreng van eigen vermogen van de initiatiefnemers. Respondenten van de provincie geven aan dat bij contacten tussen aanbesteder en marktpartijen voldaan diende te worden aan de eisen omtrent aanbestedingsprocedures. Bij alle gesprekken waren aanbestedingsjuristen aanwezig om te waarborgen dat informatie met alle partijen gelijkelijk gedeeld werd. Daarbij is gesteld dat ten aanzien van de aangehaalde voorbeelden de provincie destijds voorafgaand aan de aanbesteding weloverwogen keuzes heeft gemaakt op basis van de toenmalige inzichten. Uit alle interviews komt naar voren dat enkele ideeën die ten tijde van de aanbesteding vanuit juridische optiek waren uitgesloten, nu alsnog worden bekeken in het licht van actuele wet- en regelgeving. Bevinding 1 Gebleken is dat de vorming van een dergelijk Energiefonds, in die tijd, zeer innovatief is geweest. Het aanbestedingstraject hieromtrent is een zeer zorgvuldig proces geweest, waarbij de aanbestedende dienst binnen de toenmalige kaders van de Europese wet- en regelgeving heeft gehandeld. Sindsdien is de wet- en regelgeving gewijzigd c.q. is aanvullende jurisprudentie beschikbaar gekomen, waardoor op onderdelen nu mogelijk inhoudelijk andere keuzes ten aanzien van de kaderstelling en de daarin genoemde instrumenten gemaakt kunnen worden.
2.5 Oprichtingsvergadering Op 12 november 2012 vindt ondertekening van het contract tussen Energiefonds Overijssel BV en de fondsbeheerder plaats. De beheerder voert werkzaamheden uit met betrekking tot het verkrijgen, behouden en verkopen van een participatie in een doelonderneming en verricht werkzaamheden die nodig zijn voor de totstandkoming en de instandhouding van financieringen. Voor deze werkzaamheden ontvangt de beheerder een vaste, vooraf vastgestelde vergoeding per jaar. Daarnaast kan de fondsbeheerder een bonus behalen door het realiseren van extra maatschappelijk rendement en bepaalde verkoopresultaten van participaties. De aandeelhoudersvergadering van 13 november 2012 staat in het teken van de 'oprichting' van de vennootschappen Energiefonds Overijssel I B.V. (participaties) en van Energiefonds Overijssel II B.V. (leningen en garanties, “subsidie”, door EFO II BV namens de Provincie Overijssel op basis van een mandaat van het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel), hierna te noemen EFO I en EFO II. ABB wordt benoemd tot statutair directeur van de vennootschappen EFO I en EFO II, de oprichtingsdocumenten waarin de kaderstelling uitgewerkt is, worden ondertekend. Deze bestaan uit de Managementovereenkomst, het Directiereglement, de Statuten, de Ubs-paragraaf, het Investeringsreglement en het mandaatbesluit Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel (GS-mandaat). Net als het reglement voor de Raad van Commissarissen.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 8/28
In het directiereglement is opgenomen dat de directie verslag legt van haar vergaderingen en deze ter informatie zendt aan de Raad van Commissarissen. De adviescommissie is ingesteld bij besluit van GS als een orgaan van het Energiefonds. Zij heeft een adviserende rol, de directie is niet verplicht een advies van de Adviescommissie op te volgen. Samengevat stellen de kaders (zie voor een gedetailleerde opsomming tabel 1 in hoofdstuk 2) dat de provincie Overijssel een maatschappelijk rendement vraagt in de vorm van een besparing van TJ per jaar en werkgelegenheid in mensjaren. Projecten gericht op hernieuwbare energie moeten voor 18% tot 55% bijdragen aan de doelstelling 20% hernieuwbare energie in 2020 en 150 tot 375 structurele arbeidsjaren opleveren. Door woningcorporaties wordt naar verwachting 1% tot 5% energiebesparing bijgedragen aan de doelstelling hernieuwbare energie en levert 1000 tot 3600 tijdelijke werkgelegenheid op. De innovatieve projecten zijn niet betrokken bij de beoordeling van het behaalde maatschappelijk rendement. Het Energiefonds heeft een beoogde looptijd van circa 15 jaar en alleen de gelden die vrijkomen in de eerste vijf jaren worden geherinvesteerd. Daarnaast wenst de provincie een financieel rendement te realiseren (IRR) van 2% per jaar. Bijzonder voor het Energiefonds is dat leningen (EFO II) vallen onder het uitvoeringsbesluit subsidies (Ubs) van de provincie en handelt in mandaat van GS. Beslissingen in het kader van EFO II staan daarmee open voor bezwaar en beroep. Dit is wezenlijk anders dan in het reguliere bankwezen, aldus een respondent, en heeft nadrukkelijk consequenties voor de externe communicatie. Bij EFO II is de fondsbeheerder gemandateerd, bij EFO I moet een formeel besluit worden genomen in de AvA wat vraagt om zorgvuldige inpassing in het proces rondom contractering. Dit komt enkele respondenten vertragend over. Meerdere respondenten geven aan dat het in algemene zin een uitdaging is bedrijfsmatig invulling te geven aan het fonds en tegelijkertijd de politieke context in ogenschouw te nemen. Zo kan het voorkomen dat partijen die afgewezen zijn, zelf contact opnemen met GS en/of PS. Meerdere respondenten wijzen op het grote belang van goede communicatie naar buiten. Door aan de voorkant inzicht te geven in de wijze waarop het Energiefonds haar afwegingen maakt, ontstaat begrip voor de besluiten die het Energiefonds in individuele gevallen maakt, aldus de respondenten. Bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan de communicatie richting de Statenleden. “Politieke onrust kan alleen worden gedempt door de Statenleden actief en op eigen initiatief via open communicatie inzicht te geven in de werkwijze, complexiteit en dilemma’s van het Energiefonds”, aldus een respondent. Bevinding 2 De kaderstelling is voor alle betrokkenen helder en werkbaar. Bijzonder aandachtspunt is dat EFO II onder het Uitvoeringsbesluit Subsidies valt en handelt in mandaat van Gedeputeerde Staten. Dit vraagt van het fonds specifiek aandacht voor externe communicatie naar de aanvrager (op het gebied van zorgvuldigheid, transparantie en toelichting) vanwege de juridische mogelijkheid van bezwaar en beroep.
2.6 Nadere kaderstelling Tijdens de aandeelhoudersvergadering van 11 januari 2013 is een aantal zaken aan de orde geweest die te maken hebben met een verdere opstart van het Energiefonds. Vervolgens is ondermeer het Investeringsreglement vastgesteld, en ook de Beleidsbrief. Ook met de begroting 2012 (laatste kwartaal) en 2013 (eerste kwartaal) is ingestemd.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 9/28
In de Statenbrief van april 2013 is ingegaan op de nadere inrichting van het Energiefonds op basis van moties, amendementen en andere veranderingen over het beloningsbeleid, rapportages en het toelaten van projecten met zonne-energie. In de kaderstelling is gekozen voor het vormen van een holding met een dochter, beide BV’s, vanwege fiscale optimalisatie. Daarnaast is ruimte voor zowel energiebesparing, opwekking door woningbouwcorporaties en € 25 miljoen ruimte voor innovatieve projecten. Tevens zijn duurzaamheidcriteria voor biomassa projecten geformuleerd. In het eerste kwartaal 2014 heeft de adviescommissie van het Energiefonds een interne evaluatie uitgevoerd van het Energiefonds. Sinds de oprichting van het fonds zijn continue momenten gezocht om beleidsmatige en operationele aspecten bij te stellen. Aanbevelingen met betrekking tot de kaders van het fonds worden betrokken bij de geplande herijking van het programma Nieuwe Energie. Dit zijn onder andere het toelaten van meer technologieën, aanpassing van het uitvoeringsbesluit en investeringsreglement op gebied van cofinanciering, het verhogen van het risicoprofiel van het fonds, verlaging van het minimale leenbedrag van € 1 miljoen en het mogelijk maken van (her)financiering van bestaande activiteiten. Naast de evaluatie van het Energiefonds, vindt ook een evaluatie van het gehele Programma Nieuwe Energie plaats. In de statenbrief van juli 2013 is ingegaan op de uitkomsten van de tussenevaluatie hiervan. Hierin worden aanbevelingen gedaan om de doelstelling van 20% hernieuwbare energie in 2020 te halen. De Gedeputeerde Staten zien in de tussenevaluatie aanleiding om tot een herijking van het Programma Nieuwe Energie te komen. In de herijking van de kaderstelling van lopende programma’s wordt een aantal verbeteringen genoemd onder andere ten aanzien van de plaats van bioenergie (vermesting) en verbeteren van de lokale betrokkenheid bij windprojecten. Op 2 juli 2014 is het Statenvoorstel Herijking Programma Nieuwe Energie tot eind 2015 aangenomen in de Statenvergadering. Daarnaast is ingestemd met het uitwerken van vier beleidsvarianten voor de periode na 2015 en zijn er moties aangenomen om (1) mogelijkheden te verkennen om met het Energiefonds Overijssel innovatieve projecten beter te ondersteunen, (2) een haalbare en betaalbare afweging tussen ecologie en economie te maken en (3) een communicatieaanpak te ontwikkelen voor lokale initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemingen. Ook zijn in het Statenvoorstel, vooruitlopend op de tussenevaluatie van het Energiefonds Overijssel, enkele mogelijkheden aangegeven die kunnen leiden tot een betere werking van het fonds zoals het verlagen van het minimale leenbedrag (nu € 1 miljoen), het creëren van meer ruimte voor innovatieve projecten met een hoog risicoprofiel en het aantrekken van externe financiering. Bevinding 3 Tot op heden is het zelfreinigend vermogen van het systeem rondom het fonds in staat gebleken enkele noodzakelijke dan wel wenselijke aanpassingen door te voeren, met als doel de werking van het fonds te verbeteren. In juli 2014 is bijvoorbeeld het Statenvoorstel Herijking Programma Nieuwe Energie tot eind 2015 aangenomen. Daarnaast is ingestemd met het uitwerken van vier beleidsvarianten voor de periode na 2015. Ten aanzien van het Energiefonds zijn in het Statenvoorstel mogelijkheden aangegeven die kunnen leiden tot een betere werking van het fonds (verlagen minimale leenbedrag, meer ruimte voor innovatieve projecten met een hoger risicoprofiel en aantrekken externe financiering).
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 10/28
3. Inrichting Energiefonds
In dit hoofdstuk zijn objectieve feiten en (subjectieve) meningen van respondenten opgenomen ten aanzien van de inrichting van het Energiefonds, gebaseerd op documentenstudie en interviews. De resultaten hiervan met elkaar geconfronteerd. Deze confrontaties zijn opgenomen als ‘bevindingen’. Bevindingen zijn daarmee volledig vrij van het oordeel van de onderzoekers.
3.1 Strategie en governance De respondenten geven aan dat over het algemeen sprake is van een duidelijke en goed werkbare governance structuur passend bij de opgave waar het Energiefonds voor is opgericht. In het eerste jaar heeft de governance filosofie vooral bestaan uit het behoudend interpreteren en hanteren van de gestelde kaders. De ontwikkelingen en inzichten die in de loop der tijd zijn opgedaan, hebben ertoe geleid dat het laatste halfjaar de interpretatieruimte binnen de kaders meer en meer is benut om de effectiviteit van het fonds te vergroten. Dit is een logisch proces aldus een van de respondenten, omdat het ongebruikelijk is na oprichting van een nieuw bedrijf direct de grenzen op te zoeken van het speelveld, zonder de risico’s te kennen. Door verschillende respondenten is aangegeven dat het inzicht in de resultaten van EFO niet altijd voldoet aan de informatiebehoefte van de gebruikers. Dit wordt, volgens de respondenten, vooral veroorzaakt doordat rapportages, actielijsten en ondersteunende documenten: - veelal ex-post, achteraf (terugkijken) en weinig ex-ante, vooruitkijkend (prognoses) zijn - een aantal keer relatief laat ontvangen zijn door de gebruiker(s) - soms inconsistenties en foutieve informatie bevatten. Dit bemoeilijkt ook de rol die de AvA en RvC moeten vervullen, aldus enkele respondenten. Door een andere respondent is opgemerkt dat EFO wel vooruit kijkt, maar dat ze met het afgeven van prognoses voorzichtig is. Dit vooral vanwege het feit dat het fonds nog maar in de beginfase zit en daarmee nog onvoorspelbaar en onzeker is. In de toekomst zullen rapportages overigens eerder geleverd kunnen worden, omdat de ontwikkeling van formats inmiddels is afgerond. Bevinding 4 De kaderstelling is in de opstartfase van het fonds bewust strikt geïnterpreteerd door het fonds en haar toezichthouder. Het laatste halfjaar is de interpretatieruimte van de kaders in toenemende mate besproken en benut om de effectiviteit van het fonds te vergroten. Bevinding 5 De rapportages over de werking van het Energiefonds zijn niet altijd naar ieders tevredenheid verstrekt (te weinig prognosticerend) met als gevolg dat op dit moment nog weinig rust en controle bij het opdrachtgevend systeem bestaat over de werking en mogelijk doelbereik van het fonds.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 11/28
3.2 Structuur en rolneming Rol consortiumpartijen Het algemene oordeel van de respondenten is dat sprake is van een heldere organisatiestructuur. Toch is uit de interviews naar voren gekomen dat de consortiumpartijen niet altijd als eenheid opereren en niet altijd naar buiten treden onder hun gemeenschappelijke bedrijfsnaam Energiefonds Overijssel B.V. Er is weliswaar sprake van twee BV’s (EFO I en EFO II), de intentie was echter slechts ‘een scheiding van de fondsen op papier’ om juridische redenen. In praktijk bestaat een scheiding tussen de rol en de positie binnen de verschillende consortiumpartijen. Als voorbeeld hiervoor is genoemd dat ASN Bank aangegeven heeft dat zij een bank is die het geld van haar klanten op een duurzame wijze belegt en investeert. ASN Bank zal dus geen projecten financieren die strijdig zijn met haar missie en duurzaamheidbeleid. Dit kan betekenen dat ASN Bank financieringsaanvragen strenger beoordeelt dan de beleidsdoelstellingen van de provincie. Rol adviescommissie Binnen het Energiefonds is de discussie gevoerd over de afbakening en de rol van de adviescommissie. Gaandeweg is het besef gekomen dat wenselijk is via de fondsbeheerder de betreffende ondernemers actief te voorzien van deskundige adviezen. Zij geeft invulling aan haar rol door niet alleen te oordelen over projecten maar ook én juist te adviseren over de inhoud van de voorstellen ten gunste van aanvragende partijen. Ten behoeve van dit punt is een adequate werkwijze ontwikkeld, het inwinnen van een preadvies bij EFO I. De adviescommissie geeft hiermee actiever invulling aan de beleidsdoelen van de provincie dan oorspronkelijk voorzien, ze heeft een meer ontwikkelingsgerichte rol. Ook merkt een respondent op dat de adviescommissie per project zou moeten kijken of deze binnen de eisen valt en niet ook naar de portefeuilleverdeling. Hiervoor is de fondsbeheerder primair verantwoordelijk, die daarover verantwoording aflegt aan de RvC, respectievelijk AVA. Rol provincie Door de samenwerkende partijen wordt de provincie Overijssel als vrij ondernemend, flexibel en vooruitstrevend ervaren. Dat werkt prettig. Echter, enkele respondenten vinden het bijzonder dat de provincie deelneemt aan de vergadering van de adviescommissie, aangezien dat niet past bij de rol van aandeelhouder. Er is begrip voor de voordelen in geval van politieke gevoeligheden van een dossier, of in het kader van de andere rollen van de provincie (vergunningverlener, toezichthouder, etc.), Echter, de structurele aanwezigheid van de provincie bij de adviescommissie heeft het risico van rolvermenging in zich én zou op termijn de onafhankelijkheid van de adviescommissie in het geding zou kunnen brengen, aldus een respondent. Aangegeven is dat de provincie oorspronkelijk niet beoogd was deel te nemen aan de adviescommissie. De adviescommissie heeft na enige tijd de provincie toch uitgenodigd aanwezig te zijn als toehoorder zonder stemrecht. De reden hiervoor is bijvoorbeeld de kennis van het publiekrecht, zonder deze inbreng zouden adviezen kunnen worden uitgebracht die vanuit publiekrechtelijk perspectief niet mogelijk zijn, aldus een respondent. Tot nu toe, heeft de samenwerking van de adviescommissie met de provincie vooral voordelen opgeleverd, zoals de verfijning van de criteria voor kredietverlening aan woningcorporaties in de tweede tranche, aldus meerdere respondenten. Bij serieuze investeringen wordt de provincie gevraagd een check te doen rondom vergunningen en dergelijke. De provincie is dan niet als aandeelhouder maar alleen publiekrechtelijk betrokken. Dat deze twee ‘petten’ formeel gescheiden zijn, is in de dagelijkse praktijk soms lastig te scheiden, aldus een respondent.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 12/28
Bevinding 6 In de eerste 1,5 jaar na oprichting zijn EFO en haar opdrachtgever zoekende naar een passende rolneming, en vinden verbeteringen plaats, zoals: - uniformiteit en herkenbaarheid EFO (verbeteren synergie EFO I en EFO II) - rol van de adviescommissie (consultatie/preadvies én onafhankelijke toetsing) - nut- en noodzaak van deelname provincie aan adviescommissie als toehoorder zonder stemrecht. De dialoog hierover is gaande.
3.3 Systemen en processen Op 17 januari 2013 zijn de deuren van het Energiefonds Overijssel geopend voor ondernemingen, woningcorporaties en maatschappelijke organisaties voor het aanvragen van participaties, leningen en garanties. De werkwijzen van het fonds zijn opgenomen in het document Afsluitproces Energiefonds Overijssel van 29 mei 2013 en beschrijft de interne procedures van het Energiefonds vanaf de intake tot en met het verstrekken van de financiering. De respondenten van de consortiumpartijen geven aan dat de drie partijen gewerkt hebben om een goede vorm van samenwerken te vinden zodat de klant zo efficiënt mogelijk kan worden bediend. Aanvragen van woningcorporaties worden bijvoorbeeld direct naar EFO II gestuurd, dit is gemakkelijker en klantvriendelijker van eerst via de ‘front office’. De overige aanvragen komen binnen bij de front office. Daar houd de accountmanager zelf een gesprek met de klant. Wekelijks is een front office bespreking waar EFI I en EFO II samen de financiële begeleiding en de dealflow/pipeline doorspreken. In de interviews is aandacht gevraagd voor snellere procedures rondom het vrijgeven van middelen en het overboeken van geld van de provincie naar het Energiefonds. De suggestie wordt gedaan met grotere voorschotten te werken dan wel de overboeking reeds in gang te zetten na een positief advies van de adviescommissie. Dit laat onverlet dat het in praktijk voor kan komen dat geld enige tijd bij het Energiefonds op de rekening kan blijven staan, bijvoorbeeld in afwachting van een fiscale ruling voor een project. Bevinding 7 Na openstelling van EFO zijn de werkwijzen en procedures geoperationaliseerd. Op initiatief van EFO hebben op basis van de eerste ervaringen wijzigingen en verbeteringen plaatsgevonden, zoals het eerder anticiperen op de inzet van zowel vreemd als eigen vermogen, en ook procesoptimalisatie van de intake en rol van de accountmanager in dit proces.
3.4 Personeel, cultuur en managementstijl Tussen partijen die betrokken zijn bij het Energiefonds bestaat veel openheid en de onderlinge omgang is ‘natuurlijk en gewoon’. Door de respondenten is evenwel opgemerkt dat het logisch is dat bij de start van een nieuwe organisatie tijd nodig is om de rollen op elkaar af te stemmen en ‘aan elkaar te wennen’. Daarbij is aangegeven dat de wil om van het Energiefonds een succes te maken, een kwaliteit is die kenmerkend is voor de EFO-organisatie. De wil om van het Energiefonds een succes te maken voert de boventoon. Vraagstukken die moeten worden opgelost om het Energiefonds effectiever en efficiënter te maken worden open met elkaar gedeeld.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 13/28
Bevinding 8 Bij de betrokken partijen van het Energiefonds bestaat grote openheid, de wil om een succes van het Energiefonds te maken is groot. Dit draagt bij aan een relatief sterk lerend vermogen bij een jonge onderneming. Respondenten ervaren dit als bijzonder positief en zetten erop in dit te behouden.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 14/28
4. Verrichting Energiefonds
In dit hoofdstuk zijn objectieve feiten en (subjectieve) meningen van respondenten opgenomen ten aanzien van de verrichting van het Energiefonds, gebaseerd op documentenstudie en interviews. De resultaten hiervan zijn met elkaar geconfronteerd. Deze confrontaties zijn opgenomen als ‘bevindingen’. Bevindingen zijn daarmee vrij van het oordeel van de onderzoekers.
4.1 Algemene resultaten Per 30 juni 2014 is in totaal voor € 74,8 miljoen aan verplichtingen gecontracteerd. Het merendeel van de contracten betreft projecten op het gebied van energiebesparing (€66,9 miljoen leningen via EFO II en € 0,25 miljoen participatie via EFO I). De overige € 7,7 miljoen is gecontracteerd voor energieopwekking (€ 5,4 miljoen leningen via EFO II en € 2,3 miljoen participaties via EFO I). Sinds de oprichting zijn er 191 financieringsaanvragen ontvangen, waarvan 22 in het eerste halfjaar van 2014. Van het totaal aantal aanvragen zijn er 62 afgewezen, ingetrokken of vervallen en 19 gefiatteerd. Dat betekent dat er nog 110 aanvragen in behandeling zijn (96 bevinden zich in de intakefase, 13 in de aanvraagfase en 1 in de fiatteringsfase). Toelichting In het eerste halfjaarbericht 2013 is het proces weergegeven van de oprichting half november 2012 tot eind juni 2013. De Raad van Commissarissen is driemaal bijeengekomen in deze periode en constateert dat de aanvragen goed op gang zijn gekomen maar dat de afhandeling ervan bewerkelijk is. Er zijn voldoende aanvragen, en de RvC ziet de eerste uitzettingen tegemoet. De fondsbeheerder geeft aan dat voor het eerste half jaar 2013 geen uitzettingen voorzien zijn, voor de tweede helft van 2013 is voorzien om € 3,2 miljoen te investeren via participaties (EFO I) en € 29,5 miljoen via leningen (EFO II). In het jaarverslag 2013 is nader ingegaan op het oprichtingsproces en zijn de financiële resultaten weergegeven. De Raad van Commissarissen is gedurende de gehele periode vijfmaal bijeen geweest, waarvan tweemaal in de tweede helft van het jaar. In totaal zijn er 169 financieringsaanvragen ontvangen, bijna een derde van de ingediende projecten is afgewezen of gestopt in de intakefase door bijvoorbeeld het niet voldoen aan de voorwaarden van het fonds en de matige kwaliteit van de voorstellen. In het eerste halfjaarbericht 2014 is gesteld dat het aantal nieuwe aanvragen afneemt en dat een actievere benadering van de markt nodig is. Kernelementen voor 2014 zijn vergroting van de instroom en versnelling van de doorstroom. Hierbij hoort het ondersteunen van de aanvragers bij het opwaarderen van hun aanvraag. Het halfjaarbericht meldt dat overleg plaatsvindt met de provincie over mogelijkheden om de voorwaarden aan te passen van het Uitvoeringsbesluit en het investeringsreglement.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 15/28
4.2 Rendement Maatschappelijk rendement Het maatschappelijk rendement van de totale portefeuille per 30 juni 2014 bedraagt 931 TJ per jaar, 998 tijdelijke arbeidsplaatsen binnen vijf jaar en 33 structurele arbeidsplaatsen. De maatschappelijke effecten van de portefeuille woningcorporaties bevinden zich binnen de bandbreedten zoals opgenomen in het Statenvoorstel PS/2011/461. Uit de tabel kan worden geconcludeerd dat de verwachte prestaties procentueel gezien voldoen aan de in het Statenvoorstel opgenomen grenzen: - de totale investering bedraagt het dubbele van de ingezette middelen - de tijdelijke werkgelegenheid ligt ruim boven de gedefinieerde ondergrens - het aantal energiezuinige woningen ligt zelfs boven de verwachte bovengrens. Tabel 3. Rendement Energiefonds Overijssel - Woningcorporaties Inzet middelen
Totale investering
Werkgelegenheid
Overige effecten
Statenvoorstel
€ 100 mln.
€ 200 - € 360 mln.
1000 - 3600
7.000 - 10.000 woningen
Gecommitteerd
€ 65,7
€ 143
mensjaren tijdelijk 66%
mln.
72%- 40%
929 mensj.
energiezuinig
93%-26% 15.000 won.
214%-150%
mln.
De maatschappelijke effecten van de portefeuille hernieuwbare energie bevinden zich eveneens binnen de bandbreedten zoals opgenomen in het Statenvoorstel PS/2011/461. Uit de tabel kan worden geconcludeerd dat de verwachte prestaties procentueel gezien voldoen aan de in het Statenvoorstel opgenomen grenzen. Tabel 4. Rendement Energiefonds Overijssel - Ondernemingen Inzet middelen
Totale investering
Werkgelegenheid
Statenvoorstel
€ 150 mln.
€ 750 - € 1500 mln.
150-375 mensjaren structureel
Gecommitteerd
€ 9,1 mln.
€ 24 mln.
33 mensjaren (+69 tijd.)
6,1%
3,2% -1,6%
22%-9%
Het fonds heeft volgens het vastgestelde jaarverslag in 2013 aan haar maatschappelijke rendementsdoelstelling, zoals gedefinieerd in het managementcontract, voldaan. Conform het managementcontract wordt bij het berekenen van de referentie maatschappelijk rendement de financieringen aan woningcorporaties en innovatieve projecten buiten beschouwing gelaten. In 2013 zijn binnen deze definitie overeenkomsten gesloten voor € 9,1 miljoen met een verwacht rendement van 96,3 TJ/jaar/mln. Hiermee voldoet het fonds aan de provinciale doelstelling van 70 TJ/jaar/miljoen2. In het eerste halfjaar van 2014 zijn overeenkomsten gesloten voor een bedrag van € 1,5 miljoen. Met deze overeenkomsten wordt een totaal maatschappelijk rendement gehaald van 83,1 terajoule per jaar per geïnvesteerde miljoen euro’s. Dit ligt (eveneens) boven de provinciale doelstelling van 70 TJ/jaar/miljoen. Bevinding 9 De gesloten contracten voldoen aan de criteria die aan het gewenste te bereiken maatschappelijk rendement zijn gesteld. 2
Jaarverslag Energiefonds Overijssel I B.V. Periode 7 november 2012 t/m 31 december 2013.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 16/28
Financieel rendement De kredietverstrekking aan de woningcorporaties verloopt voorspoedig, zo is te lezen in de rapportage. Dit heeft te maken met de lage rente en de goede businesscases van de corporaties. De criteria van het fonds sluiten aan op de activiteiten van woningcorporaties. Dit is niet verwonderlijk want de corporaties zijn gesprekspartner geweest bij de kaderstelling van het fonds, aldus een respondent. De woningcorporatieprojecten vormen voor het Energiefonds een laag risico vanwege het Waarborgfonds. Zij betalen dan ook een lage rente: ongeveer 1,5%. Toch is het bij de huidige algemeen geldende lage rentestand moeilijk het verschil te maken met gewone banken. Respondenten geven aan dat zonder het Energiefonds de investeringen voor energiebesparende maatregelen door woningcorporaties in Overijssel aanmerkelijk minder zouden zijn geweest, het Energiefonds heeft hierin naar hun oordeel een pro-actieve stimulerende rol vervuld. Doordat het portefeuilledeel voor woningcorporaties een rendement heeft van 1,5%, moeten de overige projecten een beduidend hoger rendement halen dan 2% om voor de gehele portefeuille de 2% rendementseis te halen, aldus een respondent. Een andere respondent geeft aan dat het financiële rendement een streefwaarde is, die niet te rigide moet worden gehanteerd. De suggestie om de woningcorporaties financieel te scheiden van de overige investeringsprojecten is informeel besproken maar tot dusverre (nog) niet concreet uitgewerkt. De gewenste omvang van projecten, de huidige lage marktrente en het risicoprofiel dat de fondsbeheerder wenst te accepteren zijn factoren die invloed hebben op de volloopsnelheid, aldus diverse respondenten. Het streven is het geprognosticeerde rendement te realiseren op het moment dat het fonds is ‘volgelopen’. Bevinding 10 De rente-inkomsten uit de uitstaande leningportefeuille zijn in de opbouwperiode van het fonds (de ‘volloopfase’) nog ontoereikend om de kosten te dekken.
4.3 Vollooptempo Op basis van een marktverkenning is ervan uit gegaan dat vijf jaar nodig zou zijn om de € 250 miljoen op een verantwoorde en effectieve wijze op de markt te zetten. De fondsbeheerder heeft in haar aanbieding een prognose van het vollooptempo weergegeven in een tweetal grafieken in figuur 2 op de volgende pagina.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 17/28
Figuur 2. Prognoses vollooptempo in aanbieding fondsbeheerder
Het leningendeel EFO II loopt met € 72 miljoen op 30 juni 2014 sterk voor op planning, het participatiedeel EFO I loopt met € 2,5 miljoen op 30 juni 2014 sterk achter op de verwachtingen. Uit de memo ‘Evaluatie deal flow en lead genereation tweede helft 2014’ van het Energiefonds blijkt dat de fondsbeheerder verwacht dat: - EFO I in 2014 nog circa € 1 tot 2,5 miljoen aan participaties zal realiseren - EFO II in 2014 nog circa € 35 tot 50 miljoen zal uitzetten, waarvan € 25 tot 35 miljoen aan woningcorporaties en € 5 tot 15 miljoen aan derden (merendeel in combinatie met EFO I) - de fondsbeheerder heeft een Actieplan opgesteld om de instroom en doorstroom van initiatieven van ondernemers te vergroten c.q. versnellen. Bevinding 11 De financieringen aan woningcorporaties overtreffen ruimschoots de verwachtingen. Financiering van ondernemingen blijft echter ver achter bij de verwachtingen.
4.4 Portefeuilleopbouw Op het gebied van energiebesparing zijn er naast woningcorporaties contracten gesloten met Holland Eco en Sportbedrijf Deventer. Op het gebied van energieopwekking zijn er contracten gesloten met BTG Liquids/Empyro B.V. (pyrolyse oliefabriek) en OrangeGas Overijssel B.V. (groengas tankstations).
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 18/28
Het totaal is opgenomen in onderstaande tabel 5. De contracten voor energieopwekking bevatten globaal de volgende twee technologieën: - olie uit houtresten en landbouwafval (is bedacht is door de Universiteit Twente en verder ontwikkeld door BTG-BTL uit Enschede) - groengas als natuurlijk product dat ontstaat tijdens het zuiveren van rioolwater, het vergisten van mest en het verwerken van afval. Tabel 5. Uitgeboekte en gecommitteerde posten per 30 juni 2014
EFO I Energiebesparing - woningcorporaties - Holland Eco - sportbedrijf Deventer Subtotaal Energieopwekking - BTG Bioliquids B.V. - Empyro B.V. - Orangegas Overijssel B.V. Subtotaal Totaal
EFO II
Totaal
€ 65.692.000 € 1.200.000 € 66.892.000
€ 65.692.000 € 250.000 € 1.200.000 € 67.142.000
€ 3.800.000 € 1.560.000 € 5.360.000 € 72.252.000
€ 750.000 € 4.800.000 € 2.080.000 € 7.630.000 € 74.772.000
€ 250.000 € 250.000 € 750.000 € 1.000.000 € 520.000 € 2.270.000 € 2.520.000
Met € 65,7 miljoen aan contracteringen met woningcorporaties kent een fors deel van de portefeuille een beperkt risicoprofiel. De overige vijf projecten omvatten € 9 miljoen aan contracteringen en is nog te beperkt van omvang om over risicospreiding te kunnen spreken. Bevinding 12 De projecten hernieuwbare energie zijn nog te beperkt van omvang om op het gebied van technieken te kunnen spreken van risicospreiding. Gecontracteerde technieken zijn thans olie uit hout en groengas.
4.1 Casuïstiek externe partners Gesprekken hebben plaatsgevonden met een tweetal ondernemers. De gesloten contracten zijn naar tevredenheid van de ondernemers, één ondernemer gaf aan dat hij wel duidelijk heeft ondervonden dat zijn casus duidelijk een pilotproject was en dat er door het Energiefonds nog veel werkende weg moest worden uitgevonden. De uitvoeringsorganisatie van het Energiefonds heeft dit onderkend en heeft inmiddels verbeteringen doorgevoerd, de effectiviteit van deze maatregelen zal in de nabije toekomst moeten blijken.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 19/28
Een respondent, betrokken bij een casus, ziet het langdurige proces van financiering nu milder dan toen het proces gaande was: ‘momenteel onderhouden de partijen een goede relatie met elkaar en is iedereen blij met de gesloten deal’. Andere voorbeelden/meningen van respondenten zijn:
- ‘Er waren afspraken gemaakt met EFO I, die bij aanhaking van EFO II gewijzigd moesten worden om aan de financieringsvoorwaarden te kunnen voldoen. Waarom dit nu zo is gelopen is niet duidelijk geworden. In het proces is hiermee veel tijd gemoeid geweest.’
- ‘Naast de EFO-financiering heeft ASN Bank zelf ook een lening verstrekt, met het recht op eerste hypotheek als dit bedrag opgenomen wordt. De persoon die aanspreekpunt was voor EFO II, was ook aanspreekpunt voor de ASN financiering. Een respondent adviseert om te werken met twee aanspreekpunten.’
- ‘Er was een tegenstrijdigheid in de eisen die de adviescommissie en de fondsbeheerder stelden voor de nog op te stellen contracten. De respondent heeft begrip voor de strakke contracten en vindt ze passend bij de situatie.’
- ‘Tijdens het proces ontstond wel eens het gevoel dat het leek of EFO II en de private investeerder tegengestelde belangen hadden, terwijl dit niet zo zou moeten zijn.’
- ‘Moeizame en stroperige processen, maar wel de wil om eruit te komen.’ - ‘Het proces om financiering te krijgen verliep stabiel. Er waren geen grote verrassingen en de goede mensen zaten aan tafel die de juiste vragen stelden. Wel duurde het lang’
- ‘Een respondent beoordeelt het EFO-team als professionele, betrouwbare en realistische mensen.’ - ‘Zonder EFO was het waarschijnlijk niet gelukt om financiering rond te krijgen voor dit project.’
Bevinding 13 Bij de gecontracteerde ondernemers is begrip voor het feit dat in de eerste casussen bij een nieuw fonds nog geen sprake is van routine. Het begrip komt mede voort uit het feit dat respondenten aangeven dat zij het EFO-team beoordelen als professionele, betrouwbare en realistische mensen met de wil om er uit te komen.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 20/28
5. Verbetersuggesties
Door de respondenten zijn verschillende ideeën van de hand gedaan om de werking van het fonds te verbeteren. Deze zijn in dit hoofdstuk op hoofdlijnen en in bijlage 6 in detail opgenomen. Dit is vrij van het oordeel van de onderzoekers of deze ideeën ook daadwerkelijk bijdragen aan bedoelde verbetering.
5.1 Toekomstperspectief De mening dat meer ondersteuning moet worden georganiseerd voor ondernemers om hun plannen te verbeteren wordt door alle respondenten onderschreven. Over de mate waarin je dit binnen het huidige Energiefonds zou kunnen c.q. willen organiseren, lopen de meningen van de respondenten uiteen, gepleit wordt voor: - een meer ontwikkelingsgericht Energiefonds - planontwikkelingsactiviteiten buiten het Energiefonds vanwege de onafhankelijke toetsende rol - het ter beschikking stellen van een of meerdere subsidie(s), bijvoorbeeld voor het uitvoeren van haalbaarheidsstudies. Enkele respondenten hebben als aandachtspunt genoemd alert te blijven op de aanwezigheid van alle benodigde competenties in het team om proactiever te gaan werken. Daarnaast geven diverse respondenten aan dat behoefte bestaat aan flankerend, provinciaal beleid dat de voedingsbodem voor innovatieve projecten verder verrijkt.
5.2 Mogelijke hefbomen voor versnelling De verrichtingen die het eerste jaar door het Energiefonds zijn gepleegd op het gebied van hernieuwbare energie hebben volgens meerdere respondenten in het teken gestaan van ‘learning by doing’. Het Energiefonds heeft in de afgelopen anderhalf jaar te maken met een verschuivende rol. De verwachting van het fonds was dat er voldoende kwalitatief goede, innovatieve plannen in de markt zouden zijn met een financieringsvraagstuk als gevolg van beperkte risicoacceptatie van banken. De gedachte was: “we krijgen veel aanbod, we moeten een afstandelijke rol vervullen als zakelijk beoordelaar van de plannen en bezien waar je net het verschil kunt maken”. De werkelijkheid is dat het aantal goede, zakelijke plannen tegenviel, waardoor gaandeweg bleek dat aan de financierings- c.q. participatievraag een forse planontwikkelingsvraag vooraf gaat. Om het vollooptempo te verhogen en daarmee het doelbereik van het Energiefonds te vergroten, doen de respondenten verschillende verbetersuggesties. Deze zijn opgenomen in bijlage 6. De verbetersuggesties richten zich, op hoofdlijnen de volgende mogelijkheden: - het herzien van de rendementseisen en het aanscherpen van de prioritering hierbij - het herdefiniëren van de portefeuilleverdeling, projectenopbouw - het wijzigen van eisen rondom leningen en co-financiering - het aansluiten van de initiatieven bij aanpalende beleidsterreinen, zoals milieu - het verruimen van de groene initiatieven, zoals wind en biomassa.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 21/28
Om hierin meer resultaten te behalen is, volgens enkele respondenten, een meer ontwikkelingsgerichte aanpak nodig. Ook geven de respondenten aan dat de provincie er ook nog voor kan kiezen een lagere volloopsnelheid te accepteren omdat projecten die voldoen aan de criteria slechts beperkt beschikbaar zijn.
5.3 Vergelijking met andere fondsen Op het gebied van duurzame energie zijn er in Nederland negen vergelijkbare fondsen bekend. Het Energiefonds Overijssel is het eerste fonds dat met deze doelstelling is opgericht en tot dusverre nog steeds het meest omvangrijke provinciaal fonds op dit thema. De vergelijkbare fondsen zijn opgenomen in bijlage 7. Naast publieke fondsen zijn er ook private duurzaamheidsfondsen die investeren in duurzame energie. Voorbeelden hiervan zijn het ASN Groenprojectenfonds en het Start Green Sustainable Innovation Fund. Private fondsen kunnen optreden als cofinancier bij investeringen door publieke fondsen. In januari 2014 is in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu door Triple E Consulting een rapport ‘Status-update revolverende fondsen met betrekking tot Energie en Klimaat uitgebracht. 3. Voor de inhoud verwijzen we kortheidshalve naar dit rapport Ook door de fondsbeheerder is onderzocht welke verbeteringen mogelijk zijn op basis van voortschrijdend inzicht en gelet op ‘best practices’ bij andere provinciale energiefondsen. Deze laten zich als volgt samenvatten: - Vrijstellingsverordening: de Investeringsreglementen van de diverse energiefondsen zijn afgeleid van de verordening van de Europese Commissie: de ‘algemene groepsvrijstellingsverordening’ (AGVV). De AGVV dateert oorspronkelijk van 6 augustus 2008 maar is per 1 juli 2014 vervangen door een nieuwe groepsvrijstellingsverordenig. De fondsbeheerder onderzoekt momenteel welke kansen voor optimalisatie deze nieuwe voorwaarden het Energiefonds bieden - mogelijke effecten: op basis van een beknopte verschillen-analyse met andere fondsen en eigen ervaringen zijn door de fondsbeheerder van het Energiefonds effecten benoemd die met de volgende aanpassingen zouden kunnen worden bereikt: . ruimere mogelijkheden door cofinanciering . toestaan van hybride financieringsinstrumenten . verlagen financieringsdrempel . verruiming inhoudelijke criteria energie-effect . lagere rendementseis/acceptatie hoger risicoprofiel.
3
Triple E Consulting, Status-update revolverende fondsen m.b.t. Energie en Klimaat, 14 januari 2014
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 22/28
6. Conclusies
De conclusies zijn gebaseerd op analyse van de bevindingen uit de voorgaande hoofdstukken. De bevindingen zijn in bijlage 8 samengevat weergegeven, waarbij een relatie tussen de bevindingen en de conclusies is opgenomen. De conclusies zijn gegroepeerd naar de eerder gebruikte indeling richting, inrichting en verrichting van het Energiefonds.
6.1 Richting van het Energiefonds Innovatief karakter Energiefonds en voortschrijdend inzicht Energiefonds Overijssel is in Nederland een van de eerste publieke fondsen dat specifiek voor het stimuleren van duurzame energie is opgericht en is tot dusverre nog steeds het omvangrijkste provinciaal fonds op dit thema. Er is veel waardering voor het feit dat de provincie met de oprichting van dit Energiefonds haar nek heeft uitgestoken. Algemeen oordeel is dat de provincie bij de oprichting een zorgvuldig, gedegen en innovatieve kaderstelling heeft geformuleerd met als doel het bereiken van duurzame energie-effecten en vermogensbehoud. Inmiddels zijn meerdere vergelijkbare fondsen opgericht waarbij gebruik gemaakt is van de kennis en ervaring die is opgedaan in Overijssel. Uiteraard is daarbij sprake van voortschrijdend inzicht (al doende leert men). De ervaringen van Energiefonds Overijssel van de afgelopen 1,5 jaar hebben geresulteerd in aanbevelingen om het kader op onderdelen te optimaliseren. Rolopvatting Energiefonds en planontwikkeling Ook qua rolopvatting zijn optimalisaties noodzakelijk gebleken. Zo was bij EFO de verwachting dat er voldoende kwalitatief goede innovatieve plannen vanuit de markt zouden worden aangeboden, waardoor de kerntaken van het Energiefonds zouden bestaan uit ‘toetsen aan de kaders’ en bij positieve toetsing ‘financieren en/of participeren’. Gaandeweg bleek echter dat uit de toetsing volgde dat vele businesscases nader dienden te worden geoptimaliseerd (zowel inhoud als governance). Een financiering-/participatiefonds als EFO kan ondernemers ondersteunen bij een dergelijke planoptimalisatie. Tegelijkertijd dient te voorkomen te worden dat het financiering/participatiefonds op de stoel te gaat zitten van de planontwikkelaar. Uit de bevindingen volgt dat binnen het Energiefonds nog geen uniform beeld bestaat over hoever een financiering/ participatiefonds zou moeten c.q. kunnen gaan functioneren op het gebied van planontwikkeling. Conclusie 1 De conclusie is dat: - het Energiefonds als een van de eerste en meest omvangrijke energiefondsen is opgericht op basis van een gedegen en innovatieve kaderstelling - inzichten binnen het Energiefonds, en ook bij andere provinciale fondsen alsmede de geactualiseerde Europese regelgeving (AGVV), aanknopingspunten bieden voor optimalisatie - een meer proactieve benadering van de markt en het organiseren van meer ondersteuning aan ondernemers bij planontwikkeling meer noodzakelijk blijkt dan was voorzien bij de oprichting.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 23/28
6.2 Inrichting van het energiefonds Er heeft een zorgvuldige aanbestedingsprocedure plaatsgevonden met inachtname van de EU-richtlijnen. ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (in een consortium met ASN Bank Duurzame Financieringen, Start Green Venture Capital en Royal HaskoningDHV) had de economisch meest voordelige aanbieding en is aangesteld als fondsbeheerder. De geïnterviewde ondernemers kwalificeren het team van het Energiefonds als deskundig, zeer betrokken en gedreven om van het Energiefonds een succes te maken. Het belang van externe communicatie Uit de bevindingen blijkt dat het belang van een actieve externe communicatie naar de aanvragers (transparantie en toelichting) niet genoeg kan worden benadrukt. Dit gegeven het feit dat sprake is van publiek aandeelhouderschap én dat EFO II valt onder het uitvoeringsbesluit subsidies (Ubs) van de provincie. Pionieren vanuit een ‘relatief veilige modus’ Uit de bevindingen volgt de conclusie dat het Energiefonds is gestart vanuit een ‘relatief veilige modus’. Dat wil zeggen dat de kaders vrij strikt zijn gehanteerd en dat beperkt is gezocht naar interpretatieruimte binnen deze kaders. Dit is niet ongebruikelijk in de pioniersfase van een bedrijf dat is opgericht in tijden van recessie. Uit de bevindingen volgt dat de governance-structuur het laatste halfjaar in toenemende mate is benut om de grenzen van het mandaat te verkennen, zodat deze ten volle kan worden benut. Als analogie hiervoor geldt: 80km per uur rijden op een 100km weg is legitiem, en tegelijkertijd niet een volle benutting van de mogelijkheden, terwijl enige overschrijding van de maximum snelheid ook niet altijd tot beboeting leidt. In dit beeld past het feit dat verschillende ideeën bestaan over hoe ‘veilig, binnen dan wel buiten de marges’ geopereerd wordt in een opstartfase van een bedrijf. Bijvoorbeeld over hoe om te gaan met de streefwaarde van 2% als het gaat om het financieel rendement. Waar de een van mening is dat van een streefwaarde mag worden afgeweken, stelt de ander dat je niet direct na vaststelling van de kaders de grenzen op gaat zoeken. Eenheid EFO I en EFO II De missie van het Energiefonds als geheel is, dat zij bijdraagt aan het realiseren van de ambitie om 20% nieuwe energie te realiseren in 2020 door financiële bijdragen te leveren aan ondernemingen, woningcorporaties en projecten die energie besparen of energie opwekken uit hernieuwbare bronnen. Een ondernemer in een specifieke casus heeft het Energiefonds niet als een eenheid ervaren maar meer als twee aparte entiteiten (EFO I en EFO II), die nog niet goed op elkaar waren ingespeeld. De uitvoeringsorganisatie van het Energiefonds heeft naar aanleiding van deze ervaringen verbeteringen doorgevoerd, de effectiviteit hiervan zal in de nabije toekomst moeten blijken. Conclusie 2 De conclusie is dat: - het team van het Energiefonds wordt ervaren als deskundig, zeer betrokken en gedreven om van het Energiefonds een succes te maken - het belang van actieve, externe communicatie aan de aanvragers, mede gezien de politieke en juridische context, continue dient te worden gemonitord en geborgd - het Energiefonds is gestart vanuit een ‘veilige modus’, waarbij gaandeweg meer de ruimte is gezocht om de grenzen van het mandaat te verkennen - EFO I (het aangaan van participaties) en EFO II (het verstrekken van leningen) nog teveel als aparte entiteiten worden ervaren.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 24/28
6.3 Verrichting van het energiefonds 6.3.1 Effectiviteit De verwachte effecten van de gesloten contracten bevinden zich binnen de bandbreedten zoals opgenomen in het Statenvoorstel PS/ 2011/461. De fondsbeheerder heeft volgens het vastgestelde jaarverslag aan haar maatschappelijke rendementsdoelstelling zoals gedefinieerd in het managementcontract voldaan. Het vollooptempo van de portefeuille hernieuwbare energie loopt achter. Aanvullende acties zijn noodzakelijk om het vollooptempo van de portefeuille hernieuwbare energie naar het gewenste niveau te brengen. Op basis van de verstrekte prognose, bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat het fonds (op korte termijn) sneller volloopt dan thans het geval is.
6.3.2 Efficiëntie Het is lastig om bij een bedrijf dat zich bevindt op het grensvlak van pionieren naar groei een generieke conclusie te trekken over de efficiëntie van het bedrijf als geheel. Wel kunnen op basis van de analyse van bevindingen enkele specifieke conclusies worden getrokken. Kosten/baten De fondsbeheerder is gecontracteerd op basis van een openbare aanbesteding vanwege ‘de economisch meest voordelige aanbieding’. De kosten van het fonds lagen in 2013 € 0,7 miljoen onder begroting. Het vollooptempo van EFO II lag boven verwachting, het vollooptempo van EFO I onder verwachting. Baten zijn ten tijde van het onderzoek nog onvoldoende beschikbaar. Intake- en contracteringsproces Op basis van de bevindingen is de conclusie dat de efficiëntie van het gehele intake- en contracteringsproces verbetering behoeft. Het Energiefonds heeft hiertoe reeds de nodige maatregelen in gang gezet, het is echter de vraag of dit voldoende is. Conclusie 3 De conclusie is dat: - de effectiviteit van het fonds nog niet op het gewenste niveau is. De gesloten contracten voldoen weliswaar aan de gestelde doelen, maar tegelijkertijd zijn het vollooptempo en de prognoses momenteel te laag om de beoogde effecten op het gebied van hernieuwbare energie te realiseren - de efficiëntie van het fonds nog onvoldoende is daar de inspanningen voor hernieuwbare energie tot op heden tot onvoldoende resultaat hebben geleid. Maatregelen om de instroom en doorstroom van initiatieven van ondernemers te vergroten c.q. versnellen zijn onderdeel van het actieplan van de fondsbeheerder - de stuurinformatie binnen het Energiefonds nog te weinig forecast bevat. Meer inzicht in de acquisitiepijplijn en de bijbehorende prognoses helpt de efficiency van het Energiefonds ten aanzien van intake en contractering te verbeteren.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 25/28
7. Aanbevelingen
7.1 Algemeen Het algemene beeld van het Energiefonds Overijssel is dat EFO een financierings- en participatiebedrijf is, met één publieke aandeelhouder, dat is opgestart ten tijde van een recessie, in een aan verandering onderhevige energiemarkt, dat zich op de grens bevindt van pionieren naar groei. Er is veel gebeurd in korte tijd, tegelijkertijd zijn de nodige punten ter verbetering die passen bij de ontwikkelingsfase waarin het bedrijf zich momenteel bevindt. Deze positie is opgenomen in onderstaande figuur.
Figuur 3. Positie EFO
7.2 Aanbevelingen In deze paragraaf zijn de aanbevelingen, in willekeurige volgorde, opgenomen die volgen uit de conclusies uit het vorige hoofdstuk. Deze dragen ertoe bij dat EFO kan groeien naar volwassenheid. Aanbeveling 1 Het volledig benutten van de ruimte binnen de bestaande kaders waardoor meer effectief en efficiënt geopereerd kan worden is randvoorwaardelijk voor groei naar volwassenheid Het volledig benutten van de ruimte binnen de bestaande kaders, stelt EFO in staat te groeien naar volwassenheid zonder dat de kaders door de opdrachtgever hoeven te worden aangepast. Het gaat hier om het optimaal benutten van het zelfreinigend, lerend vermogen van de EFO-organisatie, zoals EFO dit op onderdelen ook al heeft laten zien. Concrete mogelijkheden die op basis van bevindingen en conclusies maar voren komen zijn: - benut de interpretatieruimte om de slagkracht van het Energiefonds te vergroten - benut de bestaande governance-structuur zoals deze bedoeld is en zorg hierbij voor adequate rolinvulling door de betrokkenen, zorg hierbij voor heldere en korte beslislijnen - expliciteer hoe EFO omgaat met de financiële rendementsstreefwaarde van 2%
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 26/28
- houd voortdurend aandacht voor het belang van een zorgvuldige actieve externe communicatie richting aanvragers en verantwoording - geef binnen EFO aan waar de grens ligt tussen een financiering-/participatiefonds en een fonds gericht op planontwikkeling, maak hierbij helder welke rollen daarbij van EFO en haar opdrachtgever verwacht worden - houd voortdurend aandacht voor mogelijkheden voor verbetering van de efficiëntie van het intakeen contracteringsproces, bijvoorbeeld door inrichting van een eenduidige front-office richting derden, juist wanneer sprake is van een gecombineerde inzet van EFO I en EFO II - verricht op basis van de acquisitiepijplijn nader onderzoek naar het gebrek aan voortgang bij het contracteren van projecten voor hernieuwbare energie teneinde volledig scherp te krijgen wat de oorzaken zijn van het gebrek aan voortgang - draag zorg voor het periodiek delen van adequate forecast sturingsinformatie inzake de acquisitiepijplijn inclusief actieplan. Aanbeveling 2 Het onderzoeken of verruiming van de kaderstelling hefbomen voor versnelling oplevert om een grotere effectiviteit te bewerkstellingen De ervaringen van Energiefonds Overijssel van de afgelopen anderhalf jaar hebben geresulteerd in een aantal suggesties om het kader op onderdelen te verruimen dan wel aan te passen. Ook zijn inmiddels meerdere vergelijkbare fondsen opgericht waarbij gebruik gemaakt is van de kennis en ervaring die is opgedaan in Overijssel. Uiteraard is daarbij sprake van voortschrijdend inzicht (al doende leert men). Uit deze vergelijking zijn ook aan aantal verbetersuggesties naar voren gekomen. Alle gedane verbetersuggesties om de kaders te verruimen én die mogelijk een positief effect op de werking van EFO hebben, zijn opgenomen in bijlage 6. De aanbeveling die hieruit naar voren komt is, te onderzoeken óf en in welke mate deze verbetersuggesties daadwerkelijk bijdragen aan een meer effectief en efficiënt Energiefonds, ofwel of de verbetersuggesties een positief effect hebben op het vollooptempo én het rendement (zowel maatschappelijk als financieel). De resultaten hiervan dienen vervolgens voorgelegd te worden binnen de reguliere governance-structuur van EFO zodat een juiste beslissing kan worden genomen én zodat Gedeputeerde Staten Provinciale Staten adequaat kan informeren. Aanbeveling 3 Opstellen van flankerend beleid kan ondersteunend werken aan verdere groei én versnelling Naast de twee genoemde aanbevelingen die EFO helpen te groeien naar volwassenheid, kan ook de provincie mogelijk bijdragen aan het versnellen van het vollooptempo en het verhogen van het rendement. De provincie kan hiermee het groeiproces van EFO ondersteunen. Hierbij is het aanbevolen nader te onderzoeken in hoeverre het beperkte vollooptempo van de portefeuille hernieuwbare energie kan worden bespoedigd door flankerende maatregelen(aanvullend provinciaal beleid) zoals: - het naast het Energiefonds aanvullend beschikbaar stellen van expertise om ondernemers te ondersteunen bij hun planontwikkeling en business development - het verrijken van de publiekrechtelijke voedingsbodem voor innovatieve projecten (bijvoorbeeld voor het faciliteren van investeringen op het gebied van biobased economy). Naast deze aanbevelingen die direct bijdragen aan groei en/of versnelling van de werking van het Energiefonds, is opgemerkt dat in algemene zin de stuurinformatie verbetert moet worden zodat het governancesysteem rondom EFO (AvA, RvC, EFO I, EFO II, adviescommissie, provincie) zich beter op de hoogte weet van de (toekomstige) ontwikkelingen. Dit helpt betrokkenen het lerend vermogen op het juiste moment en op de juiste manier in te zetten.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 27/28
Het betekent bijvoorbeeld dat door de fondsbeheerder meer forecast informatie wordt gedeeld met de toezichthouder en de aandeelhouder, waarbij nadrukkelijk wordt ingegaan op sturingsmogelijkheden in relatie tot de onderhanden leads.
7.3 Slotconclusie Al met al, concluderen de onderzoekers dat EFO in staat is door te groeien naar de volgende fase. Het advies is dan over te gaan tot het uitvoeren van de eerste aanbeveling (benut de ruimte binnen de huidige kaders), hiervoor lijkt niets in de weg te liggen. Ten aanzien van de tweede aanbeveling geven de onderzoekers mee dat het mogelijk effect van de verbetersuggesties van de respondenten nog onvoldoende duidelijk is. Uit de evaluatie is geen reden naar voren gekomen waarom met dit onderzoek niet gestart zou kunnen worden. Het advies is dan ook op korte termijn op zoek te gaan naar de mogelijke effecten van de gedane verbetersuggesties. Over de laatste aanbeveling, rondom het opstellen van flankerend beleid, is het advies van de onderzoekers dit mee te nemen bij de herijking van het Programma Nieuwe Energie. Daarbij is de richting van flankerend beleid ook afhankelijk van de uitkomsten van de eerste twee aanbevelingen. Dit ziet dus toe op een wat langere termijn.
Evaluatie Energiefonds Overijssel | 23 september 2014 | Pagina 28/28
Bijlagen
Bijlage 1. Onderzoekskader Thema Rendement
A
B
Aspect
Vraag
Maatschappelijk
Wat is het maatschappelijk rendement van het fonds?
Financieel
Wat is het financieel rendement van het fonds?
DB
Oz
CA Indicatoren
Onderzoeksmethode Deskresearch, kaderdocumenten, investeringsbesluiten, contracten, voortgang Idem
X
TJ’s energiebesparing/ energieopwekking
X
Fte’s structurele werkgelegenheid
X
Fte’s tijdelijke werkgelegenheid IRR
Idem
Positie in IRR-range
Internet research
Deskresearch, investeringsbesluiten, contracten Deskresearch, investeringsbesluiten, contracten Interviews (Dir., RvC, Adviescomm.)
X
Hoe verhoudt het financieel rendement van het fonds zich in vergelijking met andere vergelijkbare fondsen? Portefeuilleopbouw
MW
X
Idem
A
Soorten projecten
Welke soorten projecten zijn er in portefeuille?
X
Soorten projecten
B
Soorten technologieën
Welke soorten technologieën zijn er in portefeuille?
X
Soorten technologieën
C
Risicospreiding
Is er voldoende risicospreiding voor het behalen van het maatschappelijk rendement?
X
I.r.t. maatschappelijk rendement
Is er voldoende risicospreiding voor het behalen van het financieel resultaat?
X
I.r.t. financieel rendement
| blad 1
Interviews (Dir., RvC, Adviescomm.)
Thema Vollooptempo
A
Aspect
Vraag
Verplichtingen
Wat is het vollooptempo en hoe verhoudt deze zich tot het Statenvoorstel?
DB
MW
Oz
X
CA Indicatoren
% hernieuwbare energie
Onderzoeksmethode Deskresearch, statenvoorstel, investeringsbesluiten, contracten, voortgangsrapportages
Tijd, geld
Internet research
Tijd, geld
Gecontracteerd, uitgegeven Hoe verhoudt het vollooptempo zich tot andere fondsen?
X
Gecontracteerd, uitgegeven % hernieuwbare energie
Proces
Organisatie
A
Meerwaarde
B
Samenwerking
A
Processen
B
Rapportages
C
Strategie
D
Cultuur en managementstijl
E
Personeel, competenties
Helpt het fonds ondernemingen energieprojecten te realiseren en daarmee bij te dragen aan het maatschappelijk effect dat de aandeelhouder beoogt? Samenspel fondsbeheerder, provincie (als aandeelhouder en belanghebbende bij projecten), Raad van Commissarissen en Adviescommissie Interne processen en procedures fondsbeheerder waaronder mandaatbesluiten Aansluiting rapportagesystematiek bij provinciale rapportagesystematiek Doelen voldoende helder en concreet vertaald bedrijfsplan?
X
Mening partners en mate van eenduidigheid
Interviews
X
Mening partners en mate van eenduidigheid
Interviews (AVA, Dir., RvC, Adviescomm.)
X
Governancedocumenten
Deskresearch
X
Motie Schipper 21 september 2011
Deskresearch
X
Governancedocumenten
Deskresearch
Vooraf bepaald en geïmplementeerd?
Bedrijfsplan
Deskresearch en interviews
Vooraf bepaald en geïmplementeerd?
Bedrijfsplan
Deskresearch en interviews
| blad 2
Thema Kaders
A
Aspect
Vraag
Werkbaarheid
Welke inhoudelijke en/of procedurele elementen komen tegemoet aan het doel waarvoor het fonds is opgericht? Wat zijn de belemmeringen die de efficiëntie en effectiviteit van het fonds nadelig beïnvloeden? Wat is de effectiviteit van het fonds i.r.t. geformuleerde uitgangspunten/ verwachtingen/prognoses? Wat is de efficiëntie van het fonds i.r.t. geformuleerde uitgangspunten/ verwachtingen/ prognoses? Welke mogelijkheden zijn er om de organisatie en prestaties (en daarmee efficiëntie en effectiviteit) van het fonds te verbeteren? Welke verbeterpunten kunnen worden aangedragen die nu buiten de scope (= veronderstelde werking) van het fonds vallen, maar die wel bij kunnen dragen aan de doelen van het fonds?
B
Conclusies
Aanbevelingen
DB MW OZ CA
A
Effectiviteit
B
Efficiëntie
A
Binnen kaders
B
Buiten scope
DB
MW
Oz
CA Indicatoren
Onderzoeksmethode
X
Mening fonds, partners en mate van eenduidigheid
Interviews (AVA, Dir., RvC, Adviescomm.)
X
Mening fonds, partners en mate van eenduidigheid
Interviews (AVA, Dir., RvC, Adviescomm.)
X
Resultaten deskresearch en interviews
Advies Twynstra Gudde
X
Resultaten deskresearch en interviews
Advies Twynstra Gudde
X
Resultaten deskresearch en interviews
Advies Twynstra Gudde
X
Resultaten deskresearch en interviews
Advies Twynstra Gudde
Doelbereik Meerwaarde Onderzoek Conclusies en aanbevelingen
| blad 3
Bijlage 2. Lijst documenten
Datum
Kenmerk
Document
13 mei 2008 Mei 2009 7 juli 2010
PS/2008/375
12 januari 2011 April 2011 14 september 2011
PS/2010/1178
21 september 2011 7 mei 2012
PS/2011/461 EDO 1657713 / BD
Statenvoorstel Programma Energiepact Overijssel Motie Kolkman-Kerkdijk ‘Duurzaamheidsambities’ Besluit over maatregelen om de overgang naar hernieuwbare energie en de vermindering van CO2-uitstoot te versnellen Besluit uitwerking Energiefonds Overijssel Hoofdlijnenakkoord 2011-2015, ‘De kracht van Overijssel’ Statenbrief aanvullende informatie Statenvoorstel uitwerking Energiefonds Overijssel Besluit invulling Energiefonds Overijssel Europese aanbesteding niet openbare procedure Beheer Energiefonds Overijssel Managementovereenkomst Fondsbeheerder Statenbrief nadere inrichting Energiefonds Overijssel Afsluitproces Energiefonds Overijssel Statenbrief tussenevaluatie programma Nieuwe Energie en voorgenomen herijking programma Energiepact Geconsolideerd halfjaarbericht 7 november 2012 t/m 30 juni 2013 (EFO I) Jaarverslag 7 november 2012 t/m 31 december 2013 (EFO I) Interne evaluatie Energiefonds Overijssel Besluit herijking programma Nieuwe Energie en evaluatie Energiefonds Overijssel Motie Engbers ‘Ruim baan voor duurzame innovaties’ Geconsolideerd halfjaarbericht 1 januari 2014 t/m 30 juni 2014 (EFO I)
12 november 2012 9 april 2013 29 mei 2013 2 juli 2013
PS/2010/504
PS/2011/0164960
PS/2013/0108284 V1 PS/2013/603
September 2013 April 2014 17 juni 2014 2 juli 2014
September 2014
PS/2014/442
Bijlage 2
Bijlage 3. Lijst geïnterviewden
Voor dit onderzoek zijn de volgende personen geïnterviewd:
Nr.
Naam
Functie
1.
Dhr. B.J. Blom
Directeur Energiefonds Overijssel
2.
Dhr. drs. C. de Vries
Fondsmanager Energiefonds Overijssel (EFO I)
3.
Dhr. drs. K. Asselbergs
Investment manager Energiefonds Overijssel (EFO I)
4.
Dhr. drs. H.J.M. Langen RC
Fondsmanager Energiefonds Overijssel
5.
Mw. drs. A.A. Blüm-den Heijer
Accountmanager Energiefonds Overijssel (EFO II)
6.
Dhr. P. Schlichting BA
Directeur OrangeGas B.V.
7.
Dhr. ir. M.A.C. Potze MPA
Programmaleider Nieuwe Energie
8.
Dhr. E.Q. van der Arend RA
9.
Dhr. dr. J-P.R.A. Sweerts
Partner van der Arend-Markslag, co-investeerder BTG Bioliquids B.V. en Empyro B.V. Voorzitter Adviescommissie Energiefonds Overijssel
10.
Dhr. drs. J.W. Uitslag
11.
Dhr. drs. P.L.B.A. van Geel
Accounthouder Energiefonds Overijssel provincie Overijssel Voorzitter Raad van Commissarissen Energiefonds Overijssel
Bijlage 3
Bijlage 4. Beschrijving beleidsmatige context
13 mei 2008 Programma Energiepact Overijssel, Statenvoorstel 2008/375 De Provinciale Staten wordt gevraagd in te stemmen met de uitwerking van het Programma Energiepact en de verdeling van de DIA-middelen voor het Energiepact. Het programma Energiepact is opgenomen in het coalitieakkoord, om daarmee bij te dragen aan de realisering van de landelijke doelstelling op het gebied van een vermindering van de CO2-uitstoot. Voorgesteld wordt om de jaarlijkse uitstoot van CO2 in Overijssel te verminderen met 2200 kiloton. De ambitie kan voor ca. 60% behaald worden door duurzame opwekking, vooral uit biomassa. Voor ca. 40% kan de vermindering van de CO2-uitstoot behaald worden door het intensiveren van energiebesparing. 7 juli 2010 Maatregelen om de overgang naar hernieuwbare energie en de vermindering van CO 2 uitstoot te versnellen, Besluit PS 2010/504 De Provinciale Staten wordt gevraagd: - met instemming kennis te nemen van de voorgenomen uitvoeringsstrategie voor versnelling van de reductie van CO2-uitstoot - in te stemmen met het streven om minimaal 50% van het budget voor het programma Energiepact in te zetten met financieel rendement ten gunste van de algemene middelen - in te stemmen met de mogelijkheid om een deel van het programma Energiepact buiten Overijssel te realiseren, door deelname aan duurzame energieprojecten in Nederland met dien verstande dat PS vooraf in de gelegenheid worden gesteld om het aangaan van participaties/deelnemingen in en buiten Overijssel te kunnen toetsen op Overijssels publiek belang e - de 12 wijziging van de Programmabegroting 2010 vast te stellen voor het deelnemen in een duurzaam energiefonds. 12 januari 2011 Uitwerking Energiefonds Overijssel, Besluit PS 2010/1178 De Provinciale Staten wordt gevraagd: - in te stemmen met een verdere uitwerking van een duurzaam energiefonds met een omvang van € 250 miljoen waarmee een versnelde reductie van de CO2-uitstoot mogelijk wordt gemaakt - voor de bedoelde uitwerking de volgende kaders te bepalen: . Inhoudelijk: het fonds heeft als doel een versnelling van de vermindering van de CO2-uitstoot de middelen worden ingezet via participaties, leningen en garanties de projecten die in aanmerking komen voor gelden uit het fonds betreffen projecten binnen Overijssel, dan wel projecten die in belangrijke mate renderen binnen Overijssel de fondsbeheerder verschaft tweemaal per jaar inzicht in de resultaten met betrekking tot de reductie van CO2-uitstoot het fonds wordt niet ingezet op kernenergie de bijdrage van de provincie is nodig om projecten te realiseren de businesscases van de projecten zijn haalbaar en voldoende robuust. . Financieel: maximale inzet € 250 miljoen de looptijd bedraagt minimaal tien jaar financiële rendementen vallen terug in de algemene middelen (niet revolverend)
Bijlage 4 | blad 1
maximale investering per project bedraagt € 20 miljoen fondsbeheerder verschaft twee maal per jaar inzicht in de financiële performance van het fonds de fondsbeheerder realiseert een belangrijke mate van spreiding binnen het fonds. - te bepalen dat afwijkingen van bovenstaande inhoudelijke en financiële kaders zoals het investeren buiten Overijssel of een investering groter dan € 20 miljoen goedkeuring behoeven van Provinciale Staten. April 2011 Hoofdlijnenakkoord 2011 - 2015 ‘De kracht van Overijssel’. De doelstelling van het Energiefonds is om met het beschikbaar stellen van leningen, garanties en deelnemingen initiatieven te stimuleren die leiden tot het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie binnen de provincie Overijssel. Daarmee worden tevens lastenverlichting (of -beheersing), werkgelegenheid, innovatie en een aantrekkelijk vestiging- en woonklimaat gerealiseerd. De volgende tweeledige invulling van het fonds is met het hoofdlijnenakkoord door de coalitie uitgesproken en met de Perspectiefnota 2012 bevestigd: - projecten voor hernieuwbare energie (met name bio-energie, geothermie, energie-infrastructuur, restwarmte) - energiebesparing in de gebouwde omgeving. 14 september 2011 Aanvullende informatie Statenvoorstel Uitwerking Energiefonds Overijssel, Statenbrief 2011/0164950 In de Statenbrief wordt aanvullende informatie verstrekt door de Gedeputeerde Staten over de systematiek achter de doelstelling 20% hernieuwbare energie in 2020 en de definitie van hernieuwbare energie. De definitie die wordt gehanteerd is “energie uit hernieuwbare bronnen: energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk: wind, zon, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen”. Door het uitvoeren van projecten gericht op hernieuwbare energie stijgt het percentage opwekking uit hernieuwbare energie, door energiebesparing kan het totale energieverbruik dalen. Deze maatregelen dragen voor 20 tot 60% bij aan de doelstelling 20% hernieuwbare energie in 2020. 21 september 2011 Invulling Energiefonds Overijssel4, Besluit PS/2011/461 De Provinciale Staten wordt gevraagd: - conform het deelnemingenbeleid in te stemmen met het voornemen van Gedeputeerde Staten om Energiefonds Overijssel BV in te stellen ten behoeve van de verhoging van het aandeel hernieuwbare energie - in aanvulling op hetgeen is vastgesteld met statenbesluit PS 2010/1178, voor de bedoelde oprichting de nadere invulling van de eerder vastgestelde hoofdkaders te bepalen: . het fonds met een maximale omvang van € 250 miljoen kent een indicatieve verdeling van middelen over categorieën: hernieuwbare energie (€ 150 miljoen) en energiebesparing (€ 100 miljoen) . de fondsbeheerder verschaft tweemaal per jaar inzicht in de resultaten met betrekking tot gerealiseerde hernieuwbare energie, financieel rendement, werkgelegenheids- en innovatie effecten . als kader een jaarlijks netto streefrendement voor het fonds te hanteren van 2% en dit streefrendement periodiek te herijken.
4
Inclusief Uitvoeringsbesluit en Investeringsreglement
Bijlage 4 | blad 2
- in te stemmen met het treffen van een bestemmingsreserve Energiefonds Overijssel van maximaal € 72,5 miljoen (bestaande uit een maximaal te verwachten risico van € 50 miljoen en gederfde rentekosten van € 63,5 miljoen verminderd met het te verwachten netto rendement van € 41 miljoen), waarvan de dekking plaatsvindt ten laste van de IIO-budgetten voor energie- en klimaatbeleid (€ 25 miljoen) en de algemene middelen (€ 47,5 miljoen) - daartoe bijgaande begrotingswijziging vast te stellen - als uitzondering op de algemene kaderstelling te bepalen dat garanties die vrijvallen voordat het fonds volledig is bestemd, opnieuw ingezet kunnen worden voor financiering. En verder te bevestigen dat rendementen van het fonds ten gunste komen van de bestemmingsreserve en het fonds daarmee niet revolving wordt - dat na instelling van het fonds, via de documenten uit de planning- en control-cyclus wordt voorzien in de vorming van een voorziening, indien genoemde ontwikkelingen in de verkregen portefeuille daartoe aanleiding geven. 9 april 2013 Nadere inrichting Energiefonds Overijssel, Statenbrief 2013/0108284 In de Statenbrief wordt ingegaan op de nadere inrichting van het Energiefonds Overijssel op basis van moties en amendementen over het beloningsbeleid, rapportages en het toelaten van projecten met zonne-energie. Er is met de oprichting gekozen voor het vormen van één BV en één Holding, met reden van fiscale optimalisatie. Daarnaast komt er ruimte voor zowel energiebesparing en opwekking door woningbouwcorporaties en € 25 miljoen ruimte voor innovatieve projecten. Tevens zijn er duurzaamheidcriteria voor biomassaprojecten geformuleerd. 2 juli 2013 Tussenevaluatie Programma Nieuwe Energie en voorgenomen herijking programma Energiepact Statenbrief PS/2013/603 In de Statenbrief wordt ingegaan op de uitkomsten van de tussenevaluatie Programma Nieuwe Energie. Hierin worden aanbevelingen gedaan om de doelstelling van 20% hernieuwbare energie in 2020 te halen. De Gedeputeerde Staten zien in de tussenevaluatie aanleiding om tot een herijking van het Programma Nieuwe Energie te komen. De inrichting van deze herijking wordt nader uitgewerkt. In de herijking van de kaderstelling van lopende programma’s worden een aantal verbeteringen genoemd onder andere ten aanzien van de plaats van bio-energie (vermesting) en verbeteren van de lokale betrokkenheid bij windprojecten. 2 juli 2014 Herijking Programma Nieuwe Energie en evaluatie Energiefonds Overijssel, Besluit PS/2014/442 Op 2 juli 2014 is het Statenvoorstel Herijking Programma Nieuwe Energie tot eind 2015 aangenomen in de Provinciale Statenvergadering. Daarnaast is ingestemd met het uitwerken van vier beleidsvarianten voor de periode na 2015 en zijn er moties aangenomen om (1) mogelijkheden te verkennen om met het Energiefonds Overijssel innovatieve projecten beter te ondersteunen, (2) een haalbare en betaalbare afweging tussen ecologie en economie te maken en (3) een communicatieaanpak te ontwikkelen voor lokale initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemingen. Ook zijn in het Statenvoorstel, vooruitlopend op de tussenevaluatie van het Energiefonds Overijssel, enkele mogelijkheden aangegeven die kunnen leiden tot een betere werking van het fonds zoals het verlaging van het minimale leenbedrag (nu € 1 miljoen), het creëren van meer ruimte voor innovatieve projecten met een hoog risicoprofiel en het aantrekken van externe financiering.
Bijlage 4 | blad 3
Bijlage 5. Beschrijving op- en inrichting 7 mei 2012 Uitvraag fondsbeheerder Op 7 mei 2012 hebben de Gedeputeerde Staten een Europese Aanbesteding met een Niet Openbare Procedure voor het Beheer Energiefonds Overijssel uitgeschreven van zowel de publieke (subsidies) als private (participaties) financiële instrumenten. De beheerder wordt statutair directeur van Energiefonds Overijssel BV met twee dochterondernemingen, Energiefonds Overijssel I BV (participaties) en Energiefonds Overijssel II BV (leningen en garanties, “subsidie”, door EFO II BV namens de provincie Overijssel op basis van een mandaat van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel). De kaders vermelden in de uitvraag voor het handelen binnen Energiefonds Overijssel zijn de Managementovereenkomst, het Directiereglement, de Statuten, de Ubs-paragraaf, het Investeringsreglement en het mandaatbesluit Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel (GS-mandaat). Het Energiefonds heeft een beoogde looptijd van circa 15 jaar en alleen de gelden die vrijkomen in de eerste vijf jaren worden geherinvesteerd. De provincie Overijssel wenst een financieel rendement te realiseren (IRR) van 2% per jaar. Daarnaast is een maatschappelijk rendement gevraagd ten aanzien van een besparing van Tj. Per jaar en werkgelegenheid in mensjaren. Projecten m.b.t. hernieuwbare energie moeten voor 18% tot 55% bijdragen aan de doelstelling 20% hernieuwbare energie in 2020 en 150 tot 375 structurele arbeidsjaren opleveren. Door woningcorporaties wordt naar verwachting 1% tot 5% energiebesparing bijgedragen aan de doelstelling hernieuwbare energie en levert 1000 tot 3600 tijdelijke werkgelegenheid op. De innovatieve projecten zijn niet betrokken bij de beoordeling van het behaalde maatschappelijk rendement. 29 oktober 2012 Gunning fondsbeheerder ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (ABB) heeft het beheer van het fonds gewonnen in een consortium met Start Green Venture Capital en Royal HaskoningDHV. ABB is trekker van het consortium en heeft tot taak de actoren te verbinden. Start Green investeert via equity en Royal HaskoningDHV levert ondersteuning op onder andere technisch doorrekenen van de deals. ASN Bank duurzame financieringen zorgt voor de financieringen. 12 november 2012 Contract fondsbeheerder Op 12 november 2012 is het contract tussen Energiefonds Overijssel BV en de fondsbeheerder getekend. De beheerder voert werkzaamheden uit met betrekking tot het verkrijgen, behouden en verkopen van een participatie in een doelonderneming en verricht werkzaamheden die nodig zijn voor de totstandkoming en de instandhouding van financieringen. Voor deze werkzaamheden ontvangt de beheerder een vaste, vooraf vastgestelde vergoeding per jaar. Daarnaast kan de fondsbeheerder een bonus behalen door het realiseren van extra maatschappelijk rendement. Er is een bonus vastgesteld voor het behalen van een besparing in Tj. vanaf 50% en vanaf 100% of meer dan vooraf gevraagd.
Bijlage 5 | blad 1
13 november 2012 Oprichtingsvergadering De aandeelhoudersvergadering van 13 november 2012 heeft in het teken gestaan van de 'oprichting' van de vennootschappen Energiefonds Overijssel I B.V. en van Energiefonds Overijssel II B.V. Daartoe zijn ondermeer de statuten vastgesteld, alsmede de managementovereenkomst, het directiereglement en het reglement voor de Raad van Commissarissen vastgesteld en getekend. Tevens is ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. benoemd tot directie van de vennootschap. Tijdens de oprichtingsvergadering is ook het directiereglement vastgesteld. Hierin is opgenomen dat de directie verslag legt van haar vergaderingen en deze toezend ter informatie aan de Raad van Commissarissen. De adviescommissie wordt ingesteld bij besluit van de Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel als een orgaan van het Energiefonds Overijssel. Zij heeft een adviserende rol, de directie is niet verplicht een advies van de adviescommissie op te volgen. 11 januari 2013 Aandeelhoudersvergadering Tijdens de aandeelhoudersvergadering van 11 januari 2013 is een aantal zaken aan de orde geweest die te maken hebben met een verdere opstart van het Energiefonds. Daartoe is ondermeer het Investeringsreglement vastgesteld, alsmede de Beleidsbrief en is een voorlopig voorstel over de keuze van een accountant voor het Energiefonds Overijssel besproken. Ook met de begroting 2012 (laatste kwartaal) en 2013 (eerste kwartaal) is ingestemd. 17 januari 2013 Operationalisatie Energiefonds Overijssel Op 17 januari 2013 zijn de deuren van het Energiefonds Overijssel geopend voor ondernemingen, woningcorporaties en maatschappelijke organisaties voor het aanvragen van participaties, leningen en garanties. 29 mei 2013 Afsluitproces Energiefonds Overijssel Het document Afsluitproces Energiefonds Overijssel beschrijft de interne procedures van het Energiefonds vanaf de intake tot en met het verstrekken van de financiering. 2014 Interne evaluatie Energiefonds Overijssel In het eerste kwartaal 2014 heeft een interne evaluatie plaatsgevonden van het Energiefonds Overijssel, uitgevoerd door de adviescommissie. Sinds de oprichting van het fonds zijn continue momenten gezocht om beleidsmatige en operationele aspecten bij te stellen. Aanbevelingen met betrekking tot de kaders van het fonds worden betrokken bij de geplande herijking van het programma Nieuwe Energie. Dit zijn met name het toelaten van meer technologieën, aanpassing van het uitvoeringsbesluit en investeringsreglement op gebied van cofinanciering, indien dit past binnen de EU regelgeving, verlaging van het minimale leenbedrag van € 1 miljoen en het mogelijk maken van (her)financiering van bestaande activiteiten. Er zijn reeds aanpassingen doorgevoerd met betrekking tot procedures. Deze wijzigingen hebben betrekking op: - het eerder anticiperen op de inzet van zowel vreemd als eigen vermogen - de, meer pro-actieve, rol van de accountmanager tijdens de intake.
Bijlage 5 | blad 2
Bijlage 6. Overzicht verbetersuggesties van respondenten Om het vollooptempo te verhogen en daarmee het doelbereik van het Energiefonds te vergroten, doen de respondenten verschillende verbetersuggesties: - het opsplitsen van de rendementseisen van het fonds in rendementseisen voor de laagrentekredieten aan woningcorporaties en rendementseisen voor de overige portefeuille - het bestemmen van een deel van de portefeuille voor projecten met een hoger risicoprofiel, dit duidelijk inkaderen, desnoods juridisch afsplitsen en dit goed communiceren naar de markt - het bestemmen van een groter deel van de portefeuille voor woningcorporaties omdat daarbij veel beweging zit - het aanhouden van meer experimenteerruimte/ruimte voor innovaties (budget) en breng differentiatie aan tussen innovatieve projecten en gewone projecten op gebied van rendement - het verlagen van het minimum (vreemd vermogen) financieringsbedrag omdat een financieringsdrempel van € 1 miljoen door bijna alle respondenten te hoog wordt bevonden; hierbij is wel alertheid ten opzichte van de handelingskosten nodig - het mogelijk maken van converteerbare leningen binnen EFO I - het wijzigen van de eisen rondom cofinanciering voordat EFO financiert, het geeft mogelijk meer vrijheid als deze verdeling anders wordt - het herzien van de definitie van het ‘Overijssels belang’, omdat in de huidige opzet het maatschappelijk rendement volledig binnen in de provincie Overijssel behaald moet worden. Indien het fonds ook duurzame investeringen kan verrichten in energieprojecten en of -bedrijven (deels) buiten de provincie is het gemakkelijker een groter maatschappelijk rendement te realiseren, zeker als dit gecombineerd kan worden met in Overijssel ontwikkelde en geproduceerde technologie. Andere provinciale energiefondsen geven deze mogelijkheid wel - het gelijk trekken dan wel scherp prioriteren van de maatschappelijke doelen, namelijk de energiedoelstellingen in de provincie zijn primair, werkgelegenheid is secundair. De respondenten zien deze graag als gelijkwaardig in plaats van volgordelijk. Vooral bij innovatieve ondernemingen werkt de eis van een ‘launching project’ met energie-effect binnen de provincie beperkend - overige aanbevelingen van de respondenten ter verhoging van het vollooptempo: . windenergieprojecten toestaan . verlengen van de looptijd van de financiering; 15 jaar wordt door enkele respondenten te kort gevonden . partijen zien liever dat het fonds revolverend is. Provincie ziet het fonds als enkelvoudig revolverend (komt terug bij provincie), maar wil wel de mogelijkheden onderzoeken om het fonds revolverend te maken . het fonds wenst al eerder een beroep te kunnen doen op het geld van de provincie als het uitzicht is dat de aanvraag goed wordt gekeurd . beslissingsruimte op meest passende plaats beleggen, bijvoorbeeld van PS naar GS, of van GS naar EFO.
Bijlage 6 | blad 1
Naast het aanpassen van de kaders, zien de respondenten voor het Energiefonds de volgende kansen in de markt: - in de zorgsector en in het onderwijs verkeren veel gebouwen in slechte staat van energieprestatie. Tegelijkertijd zijn er voor deze sectoren ook grote onzekerheden, met name voor de zorgsector. Er liggen zeker kansen voor Energiefonds Overijssel, juist daar waar de overheid zich aan het terugtrekken is en daar waar naleving van de wet milieubeheer geactiveerd gaat worden - wanneer zon PV-projecten SDE (Stimulering Duurzame Energie) hebben kunnen deze heel goed aansluiten bij het Energiefonds Overijssel. Veel zon PV-projecten echter zullen niet de schaalgrootte bereiken die nodig is om minstens € 1 miljoen aan vreemd vermogen van het Energiefonds te betrekken - ook bij biomassaprojecten geldt dat gebrek aan schaalgrootte een belemmering vormt voor financiering door het Energiefonds Overijssel. De fondsbeheerder is proactief om diverse projecten aan elkaar te koppelen zodat wel de vereiste schaalgrootte ontstaat. Als het Energiefonds erin slaagt partijen bij elkaar te brengen en hen gezamenlijk tot een businesscase te brengen, dan wordt het mogelijk aan zo’n groot project financiering te verlenen. Het is echter juist dit soort organisatorisch werk dat niet voorzien is in de opzet van het Energiefonds, aldus een respondent. Het risico van grote biomassaprojecten zit tevens in de aanvoercontracten. Contracten met een vast volume, vaste kwaliteit en prijs zijn moeilijk realiseerbaar in de huidige markt. Daarbij komt dat huidige leveranciers tevens vast zitten aan hun huidige contracten.
Bijlage 6 | blad 2
Bijlage 7. Weergave van vergelijkbare fondsen
Naam
Operationeel Omvang
Doelen
Fondsbeheerder
€ 29 mln.
Versnelling energie-transitie
Stichting
Energiebesparing
ASN i.s.m. Start
sinds Drentse Energie Organisa- 2012 tie Energiefonds Overijssel
Januari 2013
€ 250 mln.
Hernieuwbare energie
Green Capital
Topfonds Gelderland/
Juli 2013
€ 60 mln.
‘Fonds in fonds’
PPM Oost
€ 30 mln.
O.a. duurzame energievoorzie-
PPM Oost
Innovatie- en Investeringsfonds Gelderland
ning Amsterdams Klimaat- en
Juli 2013
€ 45 mln.
Energiefonds
Energiebesparing, duurzame
Privium Fund
energieopwekking en energie-
Management B.V.
efficiency Limburg Energie Fonds
September
€ 18 mln.
Energiebesparing en duurzame
Finquiddity
energieopwekking
Vermogensbeheer
€ 60 mln.
Duurzame energie
BOM
€ 30 mln.
Duurzame economie
KplusV i.s.m.
2013 EnergieFonds Brabant
December 2013
Participatiefonds Duurza-
April 2014
me Economie Noord-
Start Green Capital
Holland Stichting Duurzame
Medio 2014
€ 6 mln.
Energie en Ontwikke-
Duurzame energie- en
N.t.b.
energiebeparingsprojecten
lingsmaatschappij Flevoland, DE-on Fonds Schone Friesche Energie
Medio 2014
€ 90 mln.
Duurzame energie en energie-
N.t.b.
besparing
Bijlage 7
Bijlage 8. Relatie bevindingen en conclusies
1
Overzicht van bevindingen
Conclusie
Gebleken is dat de vorming van een dergelijk Energiefonds, in die tijd, zeer innovatief is
1a
geweest. Het aanbestedingstraject hieromtrent is een zeer zorgvuldig proces geweest,
1b
waarbij de aanbestedende dienst binnen de toenmalige kaders van de Europese wet- en regelgeving heeft gehandeld. Sindsdien is de wet- en regelgeving gewijzigd c.q. is aanvullende jurisprudentie beschikbaar gekomen, waardoor op onderdelen nu mogelijk inhoudelijk andere keuzes ten aanzien van de kaderstelling en de daarin genoemde instrumenten gemaakt kunnen worden. 2
De kaderstelling is voor alle betrokkenen helder en werkbaar. Bijzonder aandachtspunt is dat 2b EFO II onder het Uitvoeringsbesluit Subsidies valt en handelt in mandaat van Gedeputeerde Staten. Dit vraagt van het fonds specifiek aandacht voor externe communicatie naar de aanvrager (op het gebied van zorgvuldigheid, transparantie en toelichting) vanwege de juridische mogelijkheid van bezwaar en beroep.
3
Tot op heden is het zelfreinigend vermogen van het systeem rondom het fonds in staat
3a
gebleken enkele noodzakelijke dan wel wenselijke aanpassingen door te voeren, met als
3b
doel de werking van het fonds te verbeteren. In juli 2014 is bijvoorbeeld het Statenvoorstel
3c
Herijking programma Nieuwe Energie tot eind 2015 aangenomen. Daarnaast is ingestemd
1c
met het uitwerken van vier beleidsvarianten voor de periode na 2015. Ten aanzien van het Energiefonds zijn in het Statenvoorstel mogelijkheden aangegeven die kunnen leiden tot een betere werking van het fonds (verlagen minimale leenbedrag, meer ruimte voor innovatieve projecten met een hoger risicoprofiel en aantrekken externe financiering). 4
De kaderstelling is in de opstartfase van het fonds bewust strikt geïnterpreteerd door het
2c
fonds en haar toezichthouder. Het laatste halfjaar is de interpretatieruimte van de kaders in
1c
toenemende mate besproken en benut om de effectiviteit van het fonds te vergroten. 5
De rapportages over de werking van het Energiefonds zijn niet altijd naar ieders tevreden-
3c
heid verstrekt (te weinig prognosticerend met als gevolg dat op dit moment nog weinig rust en controle bij het opdrachtgevend systeem bestaat over de werking en mogelijk doelbereik van het fonds. 6
In de eerste 1,5 jaar na oprichting zijn EFO en haar opdrachtgever zoekende naar een
2c
passende rolneming, en vinden verbeteringen plaats, zoals:
2d
-
uniformiteit en herkenbaarheid EFO (verbeteren synergie EFO I en EFO II)
-
rol van de adviescommissie (consultatie/pré-advies én onafhankelijke toetsing)
-
nut- en noodzaak deelname provincie aan adviescommissie als toehoorder zonder stemrecht.
De dialoog hierover is gaande. 7
Na openstelling van EFO zijn de werkwijzen en procedures geoperationaliseerd. Op initiatief
2a
van EFO hebben op basis van de eerste ervaringen wijzigingen en verbeteringen plaatsge-
2c
vonden, zoals het eerder anticiperen op de inzet van zowel vreemd als eigen vermogen, en
2d
ook procesoptimalisatie van de intake en rol van de accountmanager in dit proces. 8
Bij de betrokken partijen van het Energiefonds bestaat grote openheid, de wil om een succes 2a van het Energiefonds te maken is groot. Dit draagt bij aan een relatief sterk lerend vermogen bij een jonge onderneming. Respondenten ervaren dit als bijzonder positief en zetten erop in dit te behouden.
Bijlage 8 | blad 1
9
De gesloten contracten voldoen aan de criteria die aan het gewenste te bereiken maat-
3a
schappelijk rendement zijn gesteld. 10 11
De rente-inkomsten uit de uitstaande leningportefeuille zijn in de opbouwperiode van het
3a
fonds (de ‘volloopfase’) nog ontoereikend om de kosten te dekken.
3b
De financieringen aan woningcorporaties overtreffen ruimschoots de verwachtingen.
3a
Financiering van ondernemingen blijft echter ver achter bij de verwachtingen. 12
De projecten hernieuwbare energie zijn nog te beperkt van omvang om op het gebied van
3b
technieken te kunnen spreken van risicospreiding. Gecontracteerde technieken zijn thans olie uit hout en groengas. 13
Bij de gecontracteerde ondernemers is begrip voor het feit dat in de eerste casussen bij een
2a
nieuw fonds nog geen sprake is van routine. Het begrip komt mede voort uit het feit dat respondenten aangeven dat zij het EFO-team beoordelen als professionele, betrouwbare en realistische mensen met de wil om er uit te komen.
Bijlage 8 | blad 2
Amersfoort Stationsplein 1 Postbus 907 3800 AX Amersfoort 033 - 467 77 77 Den Haag Herengracht 9 2511 EG Den Haag 070 - 304 74 20 www.twynstragudde.nl
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel Eerste halfjaar 2014
Inhoudsopgave
4
De missie van Energiefonds Overijssel
3
Verslag van de raad van commissarissen
4
Verslag van de directie
5
Geconsolideerde halfjaarcijfers 2014 Energiefonds Overijssel I B.V
11
Geconsolideerde balans
11
Geconsolideerde winst-en-verliesrekening
12
Geconsolideerd kasstroomoverzicht
13
Toelichting op het geconsolideerde halfjaarbericht
14
Enkelvoudige balans
29
Enkelvoudige winst-en-verliesrekening
30
Toelichting op het enkelvoudige halfjaarbericht
31
Beoordelingsverklaring
36
Bijlage 1: Overzicht portefeuille per 30 juni 2014
37
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
De missie van Energiefonds Overijssel In 2020 is 20% nieuwe energie in Overijssel beschikbaar. Dat is de ambitie die de Provincie Overijssel zichzelf heeft gesteld. Eén van de acties om deze ambitie waar te maken is de oprichting van Energiefonds Overijssel via Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. Energiefonds Overijssel levert een financiële bijdrage aan ondernemingen, woningcorporaties en projecten die energie besparen of energie opwekken uit hernieuwbare bronnen. Zo draagt het fonds bij aan werkgelegenheid, ondernemerschap en innovatie, en aan de ambitie van Overijssel: 20% nieuwe energie in 2020. De Provincie Overijssel heeft voor het fonds maximaal € 250 miljoen beschikbaar gesteld.
5
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Verslag van de raad van commissarissen Aan de algemene vergadering van aandeelhouders van Energiefonds Overijssel Hierbij bieden wij u het verslag van de directie van de vennootschap over de eerste helft van 2014 aan, alsmede de halfjaarcijfers. Bij dit halfjaarbericht heeft KPMG Accountants N.V. een beoordelingsverklaring afgegeven. De raad van commissarissen kwam in de verslagperiode tweemaal bijeen. Er is tevens een overleg geweest met de adviescommissie. Op de agenda stonden onder andere zaken die betrekking hebben op de verantwoording van de directie, bijvoorbeeld ten aanzien van het toepassen van het beloningsbeleid en het gerealiseerde maatschappelijke rendement. Uiteraard besteedden we veel aandacht aan de voortgang van de aanvragen. We constateerden dat het fonds in een nieuwe fase is terechtgekomen. In deze fase zijn veel inspanningen nodig om nieuwe aanvragen binnen te krijgen en om projecten die zich in de pijplijn bevinden, sneller te laten doorstromen. Daarbij hoort een actievere benadering van de markt ten opzichte van de veronderstellingen bij de start van het Energiefonds Overijssel. Er zijn stappen gemaakt om heel gericht de meest kansrijke mogelijkheden in de markt te benaderen. Daarnaast is met dezelfde doelstelling bekeken hoe het investeringsreglement en het uitvoeringsbesluit beter afgestemd kunnen worden op de behoeften van de markt. We zijn ons ervan bewust dat projecten op het gebied van biomassa belangrijk zijn om maatschappelijk rendement te realiseren. We zien echter ook de aanzienlijke knelpunten en risico’s van deze projecten. We onderschrijven daarom de benadering van de directie om meer aandacht te besteden aan het beter afstemmen van vraag en aanbod in de keten van biomassaprojecten. Daarnaast vinden we het positief om op een ander terrein de energiemarkt te faciliteren met het ontwikkelen van nieuwe producten, zoals het opzetten van een Publieke Energy Service Company (P-Esco) of de ontwikkeling van standaardcontracten. Dit beschouwen we als de belangrijkste aandachtspunten voor de tweede helft van 2014. Zwolle, 10 september 2014 De raad van commissarissen Pieter van Geel (voorzitter) Jan Paul van Soest Roeland van Straten
6
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Verslag van de directie Opzet en opdracht van het fonds Energiefonds Overijssel is op 7 november 2012 opgericht door de Provincie Overijssel. In 2009 verkocht de provincie haar aandeel in Essent. Via Energiefonds Overijssel laat de provincie een deel van de opbrengst weer terugstromen naar de samenleving. Hiervoor is een bedrag van maximaal € 250 miljoen gereserveerd. Het fonds levert financiële bijdragen aan ondernemingen, woningcorporaties en projecten die energie besparen of energie opwekken uit hernieuwbare bronnen. Dit laatste is energie afkomstig van natuurlijke bronnen die constant worden aangevuld, zoals energie uit wind, waterkracht, zon, bodem, buitenluchtwarmte en biomassa. Zo draagt het fonds bij aan werkgelegenheid, ondernemerschap en innovatie, en aan de ambitie van de Provincie Overijssel: 20% nieuwe energie in 2020. Energiefonds Overijssel komt in beeld als reguliere financiering geen (volledige) dekking van het energieproject kan leveren. Afhankelijk van de plannen en van de omvang en aard van de aanvragende onderneming of organisatie verschaft het fonds een lening of garantie, en/of neemt deel via participaties. Het fonds investeert de 250 miljoen euro in projecten en ondernemingen in de Provincie Overijssel in de volgende verdeling: • € 100 miljoen in energiebesparende en nieuwe-energieprojecten in de (sociale) woningbouw; • € 125 miljoen in projecten van ondernemingen en organisaties die nieuwe energie opwekken of energie besparen; • € 25 miljoen in hoogwaardige technologische innovatie op het gebied van de opwekking van nieuwe energie en besparing van energie. Het fonds is onderverdeeld in Energiefonds Overijssel I B.V., waarin de participaties zijn ondergebracht, en Energiefonds Overijssel II B.V., waar de leningen en garanties onder vallen. Het beleggingsbedrijf van de ASN Bank, ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (ABB), was in de verslagperiode de beheerder en tevens directie van Energiefonds Overijssel. ABB werkt hierbij samen met ASN Bank Duurzame Financieringen (de afdeling in de ASN Bank die verantwoordelijk is voor zakelijke financieringen), Royal HaskoningDHV en Start Green Capital. Royal HaskoningDHV verzorgt voor het fonds onder meer de functie van het loket waar ondernemingen en organisaties een financiering kunnen aanvragen en levert technische rapportages. Start Green Capital treedt op als projectbeheerder voor Energiefonds Overijssel I B.V. ASN Duurzame Financieringen beheert de projecten voor Energiefonds Overijssel II B.V. Vanwege de verzwaarde eisen voortvloeiend uit de Europese richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFMD) heeft ABB besloten de Autoriteit Financiële Markten (AFM) te verzoeken haar beheervergunning in te trekken per 22 juli 2014. Dit heeft tot gevolg dat de activiteiten van Energiefonds Overijssel per 22 juli 2014 niet meer onder de vergunning van ABB vallen. De ASN Bank treedt in de plaats van ABB, zodat de activiteiten van Energiefonds Overijssel onder de bankvergunning van ASN Bank worden uitgevoerd. Hiervoor zijn enkele juridische en administratieve aanpassingen nodig, zoals aanpassingen van contracten, inschrijving bij de Kamer van Koophandel en mandatering.
7
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Bij de inschrijving is destijds schriftelijk gemeld dat veranderingen in de wetgeving tot aanpassingen zouden kunnen leiden.
Financieringsaanvragen In het eerste halfjaar van 2014 zijn er 22 nieuwe aanvragen binnengekomen. In totaal ontving het fonds in de eerste anderhalf jaar van zijn bestaan 191 financieringsaanvragen. Daarvan zijn er 62 afgewezen, ingetrokken of vervallen, en 19 gefiatteerd (waarvan van 15 woningcorporaties en 4 van ondernemingen). Dat betekent dat er nog 110 aanvragen in behandeling zijn. Bij de behandeling is er onderscheid tussen de intakefase en de aanvraagfase. De voorstellen worden eerst getoetst, doorgelicht en besproken met de aanvrager. Vervolgens dient deze een definitieve aanvraag in.
191 financieringsaanvragen 62 afgewezen of ingetrokken 19 goedgekeurd 110 in behandeling:
96 intakefase:
18 regelmatige gesprekken
78 in afwachting van nadere
ontwikkelingen of informatie
13 aanvraagfase:
2 vrijwel zeker financiering in 2014 11 mogelijk financiering in 2014
1 fiatteringsfase
1 vrijwel zeker financiering in 2014
96 financieringsaanvragen bevinden zich in de intakefase. Met de aanvragers van 18 hiervan worden actief gesprekken gevoerd. De aanvragers van de overige 78 aanvragen in de intakefase moeten nadere informatie verschaffen, hebben nog onvoldoende co-financiers of hebben nog onvoldoende activiteiten in de Provincie Overijssel. 13 financieringsaanvragen bevinden zich in de aanvraagfase. We verwachten dat 2 van deze voorstellen vrijwel zeker tot financiering komen in 2014. De resterende 11 worden actief behandeld, waarbij de inzet vooral is gericht op het vinden van een co-financier. Bijna een derde van de ingediende projecten is afgewezen of gestopt in de intakefase. Hier zijn diverse redenen voor aan te geven. In veel gevallen is duidelijk dat de aanvraag niet voldoet of zal voldoen aan de voorwaarden van het fonds, bijvoorbeeld omdat er geen co-financier is gevonden, het project te kleinschalig is of betrekking heeft op fossiele brandstoffen. Bovendien moeten de productie of activiteiten in de Provincie Overijssel plaatsvinden. Verschillende potentiële voorstellen voldeden niet aan deze laatste eis. Daarnaast zijn veel voorstellen van matige kwaliteit, bijvoorbeeld omdat een goed businessplan ontbreekt. Dat maakt de behandeling arbeidsintensief; dit geldt zeker voor de participaties. Extra inspanningen zijn nodig om co-financiers te vinden en de voorstellen op te waarderen tot volwaardige financieringsaanvragen. Nu de eerste stroom intakes van het fonds is verwerkt, neemt het aantal nieuwe aanvragen af. Dat vraagt om een actievere benadering van de markt. Eind 2013 heeft de fondsbeheerder daar een start mee gemaakt.
8
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Genodigden krijgen een blik achter de schermen bij de officiële opening van zonnepark De Scheg, Sportbedrijf Deventer.
FOTO: SPORTBEDRIJF DEVENTER
Een nieuwe benadering in 2014 Kernelementen voor 2014 zijn vergroting van de instroom en versnelling van de doorstroom. Het laatste betekent dat de aanvragers ondersteuning wordt aangeboden bij het opwaarderen van hun aanvraag. Dit kan hulp zijn om de businesscase te verbeteren of bemiddeling bij het aantrekken van co-financiers. Om de instroom te vergroten werken we er enerzijds aan de voorwaarden van Energiefonds Overijssel beter af te stemmen op de markt en op de wensen van de prospects. Anderzijds bewerken we pro-actief de markt. Aandachtspunten bij de fondsvoorwaarden zijn de minimale hoogte van het financieringsbedrag, de hoogte van de rente, het risicoprofiel en de eis van co-financiering. Met de provincie bespreken we de mogelijkheden om de voorwaarden aan te passen via het Uitvoeringsbesluit en Investeringsreglement. Om de markt actief te bewerken, naast de reguliere acquisitie, is een analyse gemaakt van de verschillende marktsegmenten en de daarin opererende partijen. In eerste instantie benaderen we de meest kansrijke sectoren en prospects. Om de doelstellingen op het gebied van maatschappelijk rendement te behalen is de realisatie van projecten op het gebied van biomassa van groot belang. In die sector zijn de risico’s echter hoog, terwijl vraag en aanbod slecht op elkaar zijn afgestemd. We onderzoeken intensief hoe we verbeteringen in de keten kunnen aanbrengen om ook in deze sector succesvol te kunnen financieren en/of erin te investeren. We kunnen naar ons idee de markt ook beter en vooral efficiënter faciliteren door meer gestandaardiseerde producten aan te bieden. Daarom zijn we begonnen een standaard te ontwikkelen voor het opzetten van een Publieke Energy Service Company (P-Esco). We hopen dat bundeling in een P-Esco de schaal van projecten vergroot en tevens de risico’s spreidt, zodat co-financiers gemakkelijker zullen instappen.
9
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Financiële prestaties De uitstaande leningenportefeuille leverde een bedrag van € 500.000 aan renteinkomsten op. In de opbouwperiode van het fonds, de ‘volloopfase’, zijn de inkomsten nog ontoereikend om de kosten te dekken. We voorzien dat het fonds het break-evenpoint bereikt nadat het vrijwel is volgelopen. We kunnen het bereiken van het break-evenpoint beïnvloeden via het tempo van de uitzettingen en door de kosten te beheersen. De kosten zijn lager uitgevallen dan begroot. Dit hebben we vooral bereikt via het efficiënt inzetten van de middelen. Op het gebied van communicatie hebben we net als vorig jaar kosten bespaard door gebruik te maken van activiteiten die anderen organiseerden, in plaats van zelf evenementen te organiseren. Extern advies wordt in veel gevallen door de aanvragers ingehuurd. We verwachten dat de extra inspanningen die we doen zullen leiden tot extra uitgaven. We proberen dit binnen de begroting op te vangen. Er is voor heel 2014 ruim € 3,9 miljoen aan kosten begroot; voor het eerste halfjaar van 2014 bijna € 2 miljoen. De realisatie van de kosten, ten bedrage van € 1,4 miljoen, bleef in de eerste helft van 2014 ruim onder de begroting. Het nettoresultaat over het eerste halfjaar komt daarmee op € 0,9 miljoen negatief, wat leidt tot een cumulatief resultaat van 5,3 miljoen negatief. In de eerste helft van 2014 zijn de committeringen van eind 2013 uitbetaald. Voor Empyro is de participatie gerealiseerd; de lening volgt in de tweede helft van 2014. Voor OrangeGas was een aanpassing nodig omdat de fiscale ruling van de financieringspartners onverwacht werd afgewezen. Energiefonds Overijssel financiert nu een groter aandeel in de participatie, terwijl de lening licht naar beneden is bijgesteld. De participatie is gerealiseerd en de lening komt later in het jaar tot uitbetaling. Met Holland Eco B.V. is een committering aangegaan voor een nieuwe participatie. Daarnaast verstrekte Energiefonds Overijssel een lening aan Sportcentrum Deventer om een grote verduurzaming te realiseren. Sportcentrum Deventer laat hiermee zien dat maatschappelijke organisaties heel goed het voortouw kunnen nemen in het bewerkstelligen van een aanzienlijke energiebesparing. Helaas kwam ook een aantal kansrijke projecten in de pijplijn in een vergevorderd stadium uiteindelijk toch niet tot een financiering. De opbouw van de portefeuille gaat boven verwachting wat de omvang betreft. We gaan ervan uit dat we aan het eind van het jaar meer dan € 100 miljoen hebben uitgezet. Het aantal leningen aan bedrijven en participaties dat is gerealiseerd, loopt echter achter op het jaarplan. Hiervoor hebben we al geschetst welke extra inspanningen we gaan betrachten om de instroom te vergroten.
Maatschappelijk rendement Met de overeenkomsten voor Sportbedrijf Deventer en Holland-Eco wordt een totaal maatschappelijk rendement behaald van 83,1 terajoule per jaar per geïnvesteerde miljoen euro’s (TJ/jaar/mln). Dat is een lager gemiddelde dan het cijfer van 2013 (96,3), maar nog altijd boven de provinciale doelstelling van 70 TJ/jr/mln. De investeringen veroorzaken een groei van de werkgelegenheid met 998 tijdelijke arbeidsplaatsen binnen vijf jaar en 33 structurele arbeidsplaatsen. Het maatschappelijke rendement van de gehele portefeuille bedraagt 931 TJ per jaar. Dit komt overeen met het energieverbruik van ongeveer 11.600 huishoudens. De doelstelling voor het maatschappelijk rendement van de volle portefeuille bedraagt 9.300 TJ per jaar. In de opbouw is voorzien dat de opbouw in de beginperiode beperkt is en toeneemt in het vervolg van de volloopfase. Het aandeel van energiebesparing is in de beginperiode namelijk erg groot waar in de vervolgfase energieopwekking een groter aandeel krijgt. Het maatschappelijk rendement van projecten met energieopwekking is veel hoger dan van projecten gericht op energiebesparing.
10
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Zonnepanelen op het dak van De Scheg, Sportbedrijf Deventer.
FOTO: SPORTBEDRIJF DEVENTER
Met de uitstaande investeringen wordt bij benadering bijgedragen aan een vermindering van de CO2-uitstoot met 20.000 ton. Dit komt overeen met de uitstoot van 2.400 huishoudens.
Risicobeleid Energiefonds Overijssel houdt toezicht op de financiële en operationele risico’s. Deze zijn tevens beschreven in het jaarplan. Alle operationele processen zijn beschreven en de verantwoordelijkheden zijn belegd. Het risicobeleid van de fondsbeheerder wordt gevolgd en is geoperationaliseerd met behulp van een risico-selfassessment. Dit wordt jaarlijks geactualiseerd. Risico’s en bijbehorende maatregelen zijn opgenomen in een matrix. De risico’s van de portefeuille worden regulier beoordeeld, bijvoorbeeld via revisies, het beoordelen van de jaarstukken en/of via deelname aan de aandeelhoudervergaderingen. Voor Energiefonds Overijssel zijn diverse risico’s geïdentificeerd: marktrisico, renterisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, verhandelbaarheidsrisico en uitbestedingsrisico: Marktrisico Het marktrisico is hoog doordat de activiteiten van EFO zijn beperkt tot de provincie Overijssel en doordat de portefeuille nog niet gespreid is. Naarmate de portefeuille voller wordt, neemt dit risico iets af. Renterisico Het renterisico is het risico dat de marktwaarde van de uitstaande leningen wijzigt door een verandering van de marktrente. Voor EFO geldt echter niet de marktrente als referentie, maar het streefrendement van 2% gedurende de looptijd van het fonds. Het renterisico is beperkt door de lange rentevaste periode van de bestaande leningen.
11
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Kredietrisico Het totale kredietrisico op de portefeuille is laag. Het kredietrisico vergt aandacht omdat het doel van het fonds is om juist innovatieve projecten te financieren. Deze projecten hebben vaak een hoger risicoprofiel. Het risico wordt beperkt door de kredietwaardigheid van de tegenpartij zorgvuldig te beoordelen, door de hoogte van de kredieten te maximeren en garanties te vragen. Alle financieringen aan woningcorporaties zijn gegarandeerd. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is klein door een langlopende lening en garantie van de Provincie Overijssel, en door een lening voor werkkapitaal van de ASN Bank. Verhandelbaarheidsrisico Het verhandelbaarheidsrisico is groot doordat de leningen beperkt verhandelbaar zijn. De impact hiervan is gering omdat het niet de intentie is om de leningen te verhandelen. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico ten aanzien van de continuïteit van de bedrijfsvoering, integriteit en/of kwaliteit van de dienstverlening. Dit risico wordt beperkt door te werken met mandaten en dienstverleningsovereenkomsten, periodieke overleggen, periodieke verslaggeving en monitoring. Behalve het mitigeren van risico’s is het ook essentieel om adequaat te reageren als de risico’s zich in de praktijk voordoen. Een grote rol hierbij spelen ervaring, de inrichting van de organisatie, een goede en constante monitoring en het vermogen om snel te reageren en aanpassingen te doen.
Klanttevredenheid Energiefonds Overijssel wil de (potentiële) klanten zo goed mogelijk bedienen. Het is daarom belangrijk om tijdig knelpunten te signaleren en verbeteringen aan te brengen in het proces of in de klantrelatie. Dit is een voortdurend aandachtspunt voor de accountmanagers. Feedback gedurende de intakefase heeft reeds geleid tot aanpassingen in de procedures. In de eerste helft van 2014 hebben we dit daarom voortgezet en uit ervaringen, contacten en feedback de belangrijkste observaties gedestilleerd. Dit heeft geleid tot aanpassingen in de procedures, intakefase, aanvraagfase en inmiddels ook in de operationele fase. Daarnaast werken we aan verbeteringen in het Uitvoeringsbesluit Subsidies (Ubs) en het Investeringsreglement (IR) om deze beter af te stemmen op de behoeften van de initiatiefnemers en de realiteit van de markt. Omdat we al veel gegevens hebben verzameld en bovendien nog maar een beperkte groep klanten met financieringen hebben, is er geen enquête onder de klanten gehouden. In overleg met de provincie hebben we deze enquête nu voorzien in de tweede helft van 2014. We zullen ons dan niet beperken tot de klanten, maar ook prospects betrekken. Ook zal de enquête aansluiten op de evaluatie van Energiefonds Overijssel die de Provincie Overijssel zal laten uitvoeren in de tweede helft van 2014.
Markt De productiekant van de markt voor duurzame energie ontwikkelt zich traag, terwijl de vraag juist toeneemt. De woningcorporaties in Overijssel stellen zich echter vooruitstrevende doelstellingen voor verduurzaming van hun woningbestand. Deze doelstellingen worden wel ingeperkt onder invloed van de landelijke politiek, die stelt dat corporaties vooral de kale huur moeten beheersen en zich niet meer mogen richten op beheersing van de woonlasten inclusief energie. Wel werkt de nationaal afgekondigde
12
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
subsidie voor verduurzaming van bestaande bouw (STEP) positief op verdere verduurzaming door woningcorporaties. Hierdoor worden ook de mogelijkheden van het fonds vergroot. Energiefonds Overijssel richt zich met het minimumfinancieringsbedrag van € 1 miljoen voornamelijk op grote energieprojecten. Helaas worden deze in Overijssel slechts in beperkte mate ontwikkeld. Energiefonds Overijssel staat pro-actief in de markt om deze projecten verder te stimuleren. Innovatieve ondernemingen en energieprojecten die een aanvraag doen voor een participatie bij Energiefonds Overijssel laten vaak veelbelovende perspectieven zien, maar komen doorgaans ook in een zeer vroege fase in beeld. Dit vraagt om meer ondersteuning met langere doorlooptijden als gevolg. We zien kansen in de bundeling van kleinere, decentrale projecten. Hiertoe zijn een aantal ontwikkeltrajecten opgestart waarin structuren worden uitgewerkt om deze bundeling met eigen vermogen te faciliteren. De trage ontwikkeling in de duurzame-energiemarkt is mede te wijten aan de relatief lage prijzen van conventionele energie, waardoor de economische motivatie verminderd is, en het beperkte subsidie beleid van de nationale overheid voor vooral zonne-energieprojecten.
Vooruitzichten 2014 Het aanbod in de markt voor duurzame energie en besparingsprojecten blijft zich in 2014 gestaag ontwikkelen. We verwachten in 2014 voor een bedrag van € 50 miljoen leningen te verstrekken aan woningcorporaties en aan bedrijven. In de tweede helft van 2014 is een nieuwe ronde gestart voor woningcorporaties. We gaan ervan uit dat we voor € 2 tot 4 miljoen participaties nemen in een of meer innoverende bedrijven in de ontwikkelingsfase en in innoverende projecten. We verwachten dat de portefeuille met deze toevoegingen rente-inkomsten van ongeveer € 1,5 miljoen zal genereren. De kosten voor 2014 zijn iets lager dan € 4 miljoen geraamd. We verwachten daar onder te blijven. Deze schattingen zijn inclusief de extra investeringsproposities die zich nog kunnen voordoen als een resultaat van de actieve benadering van de markt, al is de verwachting dat deze inspanningen pas in 2015 resultaten gaan opleveren. Zwolle, 10 september 2014 Directie Energiefonds Overijssel I B.V.
13
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Geconsolideerde halfjaarcijfers 2014 Energiefonds Overijssel I B.V
14
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Geconsolideerde balans (voor winstbestemming en in € 1.000)
Toelichting
30-06-2014
31-12-2013
Activa Beleggingen Participaties
(A)
1.895
–
Leningen
(B)
66.242
65.692
68.137
65.692
Vlottende activa Vorderingen
(C)
802
478
Liquide middelen
(D)
6.886
2.397
7.688
2.875
Totale activa
75.825
68.567
Geplaatst kapitaal
–
–
Overige reserves
(4.341)
–
Onverdeeld resultaat
(922)
(4.341)
(5.263)
(4.341)
Passiva Eigen vermogen
(E)
Langlopende schulden Lening Provincie Overijssel
(F)
74.632
67.312
Lening ASN Bank N.V.
(G)
5.630
4.380
80.262
71.692
826
1.216
826
1.216
Totale passiva
75.825
68.567
Kortlopende schulden Overige schulden
15
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
(H)
Geconsolideerde winst-en-verliesrekening
Cae cus. Fugitendeles cor aut faccae. Nequi optior aboreni nos iusa et aboritibus. Erspis aut lacepel iberitata de dolorpor re, aut que nobit occaecae vendae dolorem dolenti busdanda et ut velest, soluptasimus illeniminus ne sectem rem consedist, et que et eossin net odisto dolorrorem sed quam enis doloruptaqui soluptu stiatquiatis et et as dus seribus ditis ditecum ipsant. Ovid ma ipsunt lacia consendae. Ad quatus aut impos min nisquist laut volum in nus sus mil mint (alle bedragen in et EUR 1.000) poreptatem sit hil eaquas que dolutatio conserferrum que simi, aspe molupiducid ut ellanti blaut dolorrum a idebis ditis aritatur autemporeped mo doluptatum volorepernam lanist aut laboreptat pos sitiniam antius rem. Ferro quis atiur? Cupta Toelichting 01-01-2014 delessi 07-11-2012 volor accum fugitate placcumIgniendi de ipsam reium re persperios nostia doloreh endant.
t/m 30-06-2014 t/m 30-06-2014
Ist acea volut modigen distota tquostiur seque experep udignih illicitatqui aliqui doloriat facesequi Opbrengsten uit corpore beleggingen dolore officatque aut eos reptate mporehe ndiscia sitiur am, cus cum re prem. Itat. Rente – Obit etleningen od quo inihic te labo. Fero quam qui sunt occus ab ipid ende non et500 quo est a velestius maior – magnatis accab ipis maximus, solorem oluptiur reiur arum quamet estotatio.500 As sa iumetur mos mollest rundaerum aliti volorio nsecto occabo. Ugitis aspiet am asinveroviti aut lam estruptatem net voluptate Kosten veria perro blamet occus del moluptatur as elliquam doluptas mi, nisitaq uideliq uiaecto quas nimolumBeheervergoeding quist reribus eictaspictes etur, core volupta(I) voloris ut undesen daectincto(1.167) esti doloria ssimus(1.976) cusa peri Overige kosten (377) offictaque velitiu mquiam, estia dolorerest(J) quati cus nam fuga. Itae quunt (188) optas earit laut estis nus ute (2.353) offic tem consenimus eos auditatus, qui voloratio. Nam andit, oditam as(1.355) velluptam exped et, que resecat. Rentelasten (3) Modis sa vidunto tatiusa parcias ditio incimus doluptat ut porepe quidicil mo(67) dundem sitatiur sendendi commosam, od modis nes alitiuris illabo. Nemque excerch ilicipsam, quiassum aut volorerum nimus Resultaat belasting (922) rectaturem (2.356) asitatem divoor doluptatur magnimi nvendit quamusapero iderferi blaccabor seque remquis Belasting – cus iur, in et ulparun – velendanti num et andit enditae nam, ipid ut maiora corro torestem acest ra qui dendae labor sed modi derem qui dit dolores ipsunt et essit mosapic totatem postrum qui aut laborem Nettoresultaat (2.356) et id modi blaborp orestotas nus et, to moluptat eicabor aernate mporeiu (922) ntionse caboreptat aspe dolorrum same volest exerum quunt, quis etur ant mint voluptiae plia qui tem voluptaecta qui qui beaquo voluptat. Ri ut od qui nuscias dendist aut di te vendenist ommo verrorum facepel endest, quatem aut autemoluptae dolorpo repedit ra cupta dolori bea con rerit min nonsequi blatint, simet lacest et ex este vid eatiatiunda vellant ant volore coruntur? Ecates enimo volorio. Ficitaque vent molorio. Veligna mentem que ventum doluptatquia quis rate explit ma simpor audigna tquidipist in recabo. Atempor se liti re eos aut essunt dolecus, volupta tusdae natur? Icimolorios estiundi ratiost, asiminv endigen ienimi, con rerferatur? Ditati omnis as des qui sedit voluptate perum ent a dus. Enis quasped ut voloreptur? Itatiumet ut dolorro est, ium quam reperspis anda volore, offictorum a denem hictiaspiet maionsed que doloren dandit arum vellabo. Icienditia adiciet earum re cumquaspedit aut eatur sanim atendae ventia si vendebi tisquist, ad evelique acero blabori odi bla dolupta ex eaque pori vellab is que num, sitia volorun tinisit, quam doluptius porestem quiande bitatur alit pe alibus et et, si nos dundios cus aci ut et quo od quas est fugitatur? Gene maximint occatecta venihil laudae velitias enti tem quo molupta ereperibus andis maximus et, audandam eum et etus. Temo dolla consequi con nat ut harum rernat invereh endaernam fugita quibus, saperis et moluptae recus poriam raerrum as quiaesti dolor sunt porecti asit aut velecul laboritium quis debisciet rerorerovid ut vene consequatus alibus, cone andam quaeped magnissum verum aut autem exerionecte mosti te nulparu ptatint, culluptati voloresequos re doles quiaesto intur? Qui dolum ipis mi, oditasp eriora es
16
Jaarverslag Energiefonds Overijssel Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Geconsolideerd kasstroomoverzicht (alle bedragen in EUR 1.000)
Toelichting
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 30-06-2013
Kasstroom uit operationele activiteiten Resultaat
(922)
(2.356)
(324)
(191)
Aanpassingen om resultaat aan te sluiten op de door de beleggingsactiviteiten gegenereerde kasstroom: Mutatie vorderingen Mutatie kortlopende schulden Nettokasstroom uit operationale activiteiten
(390)
1.036
(1.636)
(1.511)
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Verstrekte leningen
(550)
–
Genomen participaties
(1.895)
–
Nettokasstroom uit investeringsactiviteiten
(2.445)
–
Ontvangsten uit leningen
8.570
1.750
Nettokasstroom uit financieringsactiviteiten
8.570
1.750
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Nettokasstroom gedurende de periode Liquide middelen aan het begin van de periode Liquide middelen aan het einde
(4.489) 2.397
–
(K)
van de periode
6.886
239
Banktegoeden
6.886
239
Totaal liquide middelen
6.886
239
Samenstelling liquide middelen (k)
17
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Toelichting op het geconsolideerde halfjaarbericht 1. Algemeen Energiefonds Overijssel I B.V. en haar groepsmaatschappij Energiefonds Overijssel II B.V. (samen ‘het Fonds’) zijn opgericht op 7 november 2012 en gevestigd te Zwolle. Energiefonds Overijssel I B.V. is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 56424566 en Energiefonds Overijssel II B.V. onder nummer 56424868. Het Fonds levert een financiële bijdrage aan ondernemingen, woningcorporaties en projecten in de Provincie Overijssel die energie besparen of opwekken uit hernieuwbare bronnen. Energiefonds Overijssel I B.V. doet dit via investeringen in eigen vermogensinstrumenten en Energiefonds Overijssel II B.V. via het verstrekken van leningen en garanties aan ondernemingen, woningcorporaties en projecten. In het geconsolideerde halfjaarbericht zijn de financiële gegevens van Energiefonds Overijssel I B.V. en haar dochtermaatschappij Energiefonds Overijssel II B.V. opgenomen. De verslagperiode van het Fonds heeft betrekking op de periode 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014. Aangezien EFO I aan het einde van 2012 is opgericht en in 2012 in de opstartfase verkeerde, is er voor het eerste jaar gekozen voor een verlengd boekjaar. Dit geconsolideerde halfjaarbericht is opgesteld in overeenstemming met Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Toepassing van artikel 402 Boek 2 BW De financiële gegevens van de onderneming zijn in het geconsolideerde halfjaarbericht verwerkt. Derhalve vermeldt de enkelvoudige winst- en verliesrekening conform artikel 402 Boek 2 BW slechts het aandeel in het resultaat van de vennootschap waarin wordt deelgenomen na belastingen en het overige resultaat na belastingen.
2. Grondslagen voor de waardering van activa en passiva Algemeen Het geconsolideerde halfjaarbericht wordt gepresenteerd in de euro, de functionele valuta van het Fonds. Tenzij anders vermeld zijn alle bedragen in duizenden euro’s en worden de in de balans opgenomen posten gewaardeerd tegen nominale waarde. De omschrijvingen van financiële stromen en posities zijn aangepast in lijn met de activiteiten van het Fonds. Daarom wijken deze omschrijvingen in enkele gevallen af van de voorschriften conform Besluit Modellen Jaarrekening. Gebruik van schattingen De opstelling van het geconsolideerde halfjaarbericht vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen doet die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarden van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen
18
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Belangrijke schattingen en veronderstellingen hebben voornamelijk betrekking op de kredietwaardigheid van de tegenpartijen en de berekeningen van de reële waarde die daaraan zijn gekoppeld, zoals opgenomen in paragraaf 5, Financiële risico’s. Grondslagen voor consolidatie Dit geconsolideerde halfjaarbericht omvat de financiële gegevens van de onderneming en haar groepsmaatschappij Energiefonds Overijssel II B.V. Groepsmaatschappijen zijn deelnemingen waarin de onderneming een meerderheidsbelang heeft, of waarop de onderneming op een andere wijze een beleidsbepalende invloed kan uitoefenen. Bij de bepaling of de onderneming beleidsbepalende invloed kan uitoefenen, worden financiële instrumenten betrokken die potentiële stemrechten bevatten en direct kunnen worden uitgeoefend. In het geconsolideerde halfjaarbericht zijn de onderlinge schulden, vorderingen en transacties geëlimineerd, evenals de winsten die in de groep zijn gemaakt. De groepsmaatschappijen zijn integraal geconsolideerd. Criteria opname in de balans Een financieel instrument wordt in de balans opgenomen zodra het waarschijnlijk is dat toekomstige economische voordelen van het financiële instrument naar het Fonds zullen vloeien. De reële waarde van een financieel instrument bij eerste opname is gelijk aan de kostprijs van het financiële instrument. Een financieel instrument wordt niet langer in de balans opgenomen als een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot het financiële instrument aan een derde worden overgedragen. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen als er sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen, en als bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De rentebaten en -lasten die samenhangen met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Participaties Onder participaties worden verstaan belangen in aandelenkapitaal van ondernemingen, waarbij geen invloed van betekenis wordt uitgeoefend op het zakelijke en financiële beleid van de onderneming. Zij worden gewaardeerd tegen kostprijs of lagere marktwaarde. Leningen Verstrekte leningen en overige vorderingen worden na eerste opname gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve rentemethode, eventueel verminderd met bijzondere waardeverminderingsverliezen.
19
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Bijzondere waardeverminderingen De financiële vaste activa worden op iedere verslagdatum beoordeeld om te bepalen of er objectieve aanwijzingen bestaan dat een actief een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan. Een financieel actief wordt geacht onderhevig te zijn aan een bijzondere waardevermindering als er objectieve aanwijzingen zijn dat na de eerste opname van het actief zich een gebeurtenis heeft voorgedaan die een negatief effect heeft gehad op de verwachte toekomstige nettokasstromen van dat actief en als hiervan een betrouwbare schatting kan worden gemaakt. Objectieve aanwijzingen dat financiële activa onderhevig zijn aan een bijzondere waardevermindering omvatten onder meer het niet nakomen van betalingsverplichtingen en achterstallige betalingen door een tegenpartij, herstructurering van een aan de onderneming toekomend bedrag onder voorwaarden die de onderneming anders niet zou hebben overwogen, aanwijzingen dat een tegenpartij failliet zal gaan, en het verdwijnen van een actieve markt voor een bepaald effect. Aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen van vorderingen en beleggingen die de onder neming waardeert tegen geamortiseerde kostprijs, worden zowel op het niveau van specifieke activa als op collectief niveau in aanmerking genomen. Van alle individueel significante vorderingen en beleggingen wordt beoordeeld of deze specifiek onderhevig zijn aan bijzondere waardevermindering. Alle individueel significante vorderingen en beleggingen waarvan is vastgesteld dat deze niet specifiek onderhevig zijn aan bijzondere waardevermindering, worden vervolgens collectief beoordeeld op een eventuele waardevermindering die zich al heeft voorgedaan, maar nog niet is vastgesteld. Van individueel niet-significante vorderingen wordt collectief beoordeeld of deze onderhevig zijn aan bijzondere waardevermindering door samenvoeging van vorderingen met vergelijkbare risicokenmerken. Bij de beoordeling van de collectieve waardevermindering gebruikt de onderneming historische trends van de waarschijnlijkheid van het niet-nakomen van betalingsverplichtingen, het tijdsbestek waarbinnen incassering plaatsvindt en de hoogte van gemaakte verliezen. De uitkomsten worden bijgesteld als de beheerder van het Fonds, ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (‘de Beheerder’), van oordeel is dat de huidige economische en kredietomstandigheden zodanig zijn dat het waarschijnlijk is dat de daadwerkelijke verliezen hoger dan wel lager zullen zijn dan historische trends suggereren. Een bijzondere waardevermindering van een financieel actief dat tegen geamortiseerde kostprijs wordt gewaardeerd, wordt berekend als het verschil tussen de boekwaarde en de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, gedisconteerd tegen de oorspronkelijke effectieve rente van het actief. Verliezen worden verantwoord in de winst-en-verliesrekening. Rente op het actief dat aan een bijzondere waardevermindering onderhevig is, blijft verantwoord worden via oprenting van het actief. Als in een latere periode het actief dat onderhevig is aan een bijzondere waardevermindering, stijgt en het herstel objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de opname van de bijzondere waardevermindering, wordt het bedrag uit hoofde van het herstel verantwoord in de winst-en-verliesrekening.
20
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Overige activa en passiva De overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De waardering is nagenoeg gelijk aan de marktwaarde als gevolg van de korte looptijden van de betreffende posten. Reële waarde De reële waarde van in de balans opgenomen financiële instrumenten die zijn verantwoord onder liquide middelen, kortlopende vorderingen en schulden e.d., benadert de balanswaarde daarvan. Voor financiële instrumenten die zijn verantwoord onder beleggingen, is in de paragrafen 7 en 8 (Participaties en Leningen) in de Toelichting op de geconsolideerde balans informatie opgenomen over de reële waarde en de belangrijkste uitgangspunten die zijn gebruikt bij de berekening daarvan.
3. Grondslagen van resultaatbepaling Het resultaat betreft de inkomsten uit belegde middelen (dividend, rente en waardeveranderingen) over de verslagperiode onder aftrek van de aan de verslagperiode toe te rekenen kosten. Het dividend is het verdiende bruto contante dividend onder aftrek van provisie en niet-terugvorder bare dividendbelasting. De opbrengsten in de vorm van stockdividend worden als aankoop tegen nihil in de balans verwerkt. Dividenden worden in de winst- en verliesrekening verantwoord op het moment dat deze betaalbaar zijn gesteld. De interestbaten betreft de bruto ontvangen rente op leningen onder aftrek van een eventuele provisie. De rente wordt verantwoord in de periode waarop zij betrekking heeft. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de winst- en verliesrekening en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting heeft plaatsgevonden waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
4. Grondslagen voor het opstellen van het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de herkomst van de liquide middelen die gedurende de periode beschikbaar zijn gekomen en de wijze waarop deze zijn aangewend. De kasstromen worden gesplitst in operationele activiteiten, investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten. Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.
5. Financiële risico’s De activiteiten van het Fonds kunnen financiële risico’s van verscheidene aard met zich meebrengen. Deze risico’s kunnen bestaan uit marktrisico, renterisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, verhandelbaarheidsrisico, uitbestedingsrisico en valutarisico. Gezien de opstartfase van het Fonds zijn per balansdatum niet alle risico’s relevant. Niet relevant zijn met name valutarisico’s omdat het Fonds geen posities heeft of heeft gehad in vreemde valuta. De overige risico’s worden hieronder nader toegelicht en gekwantificeerd.
21
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Marktrisico De participaties en leningen zijn blootgesteld aan marktschommelingen en risico’s die inherent zijn aan participaties en leningen. De reële waarde van participaties en verstrekte leningen kan fluctueren vanwege vele factoren, zoals de verwachtingen ten aanzien van economische groei, inflatie en prijsontwikkeling op goederen- en valutamarkten. Het Fonds verstrekt alleen leningen aan en neemt participaties in projecten in de Provincie Overijssel. Deze beperking tot de Provincie Overijssel vergroot het marktrisico van de leningenportefeuille. Investeren in meerdere sectoren of thema’s kan het risico spreiden. Per 30 juni 2014 is in zeer beperkte mate van spreiding omdat nagenoeg alle uitbetaalde leningen hoofdzakelijk energiebesparing betreffen van woningcorporaties. Renterisico Renterisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument wijzigt als gevolg van veranderingen in de marktrente. De referentie voor EFO is niet de marktrente, maar het streefrendement van 2% gedurende de looptijd van het fonds. De looptijd van leningen aan woningcorporaties is maximaal vijftien jaar, de looptijd van overige leningen is maximaal tien jaar. Aangezien het Fonds de intentie heeft de leningen gedurende de gehele looptijd te behouden, worden alle leningen op geamortiseerde kostprijs gewaardeerd. Bovendien geldt voor de meeste leningen een rentevaste periode die gelijk is aan de looptijd van de lening. Hierdoor is het renterisico gering. Onderstaande tabel geeft inzicht in het renterisico. Het renterisico wordt niet afgedekt. De modified duration geeft een indicatie wat de procentuele mutatie van de reële waarde van de portefeuille zou zijn bij een wijziging van de marktrente van één procent.
30-06-2014
31-12-2013
Effectief rendement
1,52
1,50
Couponrendement
1,52
1,50
14,3 jaar
14,8 jaar
12,58
13,17
Bedragen in € 1.000
Gemiddelde resterende looptijd Modified duration
Kredietrisico Bij het verstrekken van leningen bestaat het risico dat de tegenpartij niet aan de rente- en/of aflossings verplichtingen kan voldoen. Het Fonds beheerst dit risico door bij de selectie van aanvragen voor een lening de kredietwaardigheid van de tegenpartij te beoordelen, evenals de kwaliteit van het management van de entiteit waaraan het Fonds een lening verstrekt. De meeste uitbetaalde leningen zijn verstrekt aan woningbouwcorporaties. Het kredietrisico op deze leningen is beperkt, omdat deze leningen onder garantie van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (‘WSW’) vallen. Verder wordt het risico op leningen aan woningbouwcorporaties beperkt doordat de hoogte van de lening is gemaximeerd. De lening is gerelateerd aan de omvang van het te financieren
22
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
project en bedraagt maximaal € 15.000 per woning waarvoor energiebesparende maatregelen worden getroffen. Leningen anders dan aan woningcorporaties zijn ook aan een maximum gebonden. De voorwaarden hiervoor zijn vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit Subsidies (Ubs) van de Provincie Overijssel. Het Fonds bepaalt voor iedere leningnemer een risicocategorie. Dit gebeurt op basis van een risico analyse. In de tabel hierna is per risicocategorie het volume van de leningenportefeuille als percentage van de totale portefeuille weergegeven. Leningen waarvan de kans op wanbetaling (probability of default of PD) hoog is (PD-rating lager dan B) worden niet verstrekt.
Bedragen in € 1.000
Volume
Probability
of default in % PD Rating
Kans op wanbetaling
AAA
Zeer laag
AA
Laag
A BBB
540
0,00 – 0,15
3.280
0,16 – 0,30
Gemiddeld
60.192
0,31 – 0,62
Gemiddeld
550
0,63 – 1,24
BB
Gemiddeld
1.680
1,25 – 2,49
B
Hoog
–
2,49 – 4,99
Totaal
66.242
Het maximale kredietrisico wordt bepaald door de som van de liquide middelen, de vorderingen en de waarde van de leningenportefeuille. Het maximale kredietrisico bedraagt € 73,9 miljoen. Liquiditeitsrisico De Provincie Overijssel stelt de financiering van de leningportefeuille van het Fonds renteloos ter beschikking voor de looptijd van de participaties en leningen. ASN Bank N.V. stelt de financiering van het werkkapitaal ter beschikking in de vorm van een kredietfaciliteit van in totaal € 12,0 miljoen. Daarvan is per balansdatum € 5,6 miljoen in liquiditeiten verstrekt. Beide financieringen hebben een langlopend karakter, wat het liquiditeitsrisico voor het Fonds beperkt. Zie hierna een overzicht van het liquiditeitsrisico per 30 juni 2014.
23
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
30-06-2014 Bedragen in € 1.000
Tot 1 jaar
1 - 5 jaar
5 jaar
Totaal
en langer
Activa Participaties
–
–
1.895
1.895
Leningen U/G
–
–
66.242
66.242
802
–
–
802
6.886
–
–
6.886
Vorderingen Liquide middelen
Passiva Lening provincie Overijssel
–
–
(74.632)
(74.632)
Lening ASN Bank N.V.
–
–
(5.630)
(5.630)
(826)
–
–
(826)
Overige schulden
Liquiditeitsgap
6.862
–
(12.125)
(5.263)
Op korte termijn heeft het Fonds voldoende middelen om aan zijn kortetermijnverplichting te kunnen voldoen. Zoals aangegeven is de langetermijnfinanciering van het werkkapitaal gedekt door de financiering van ASN Bank N.V. Het resterende bedrag van € 5,3 miljoen is het negatieve eigen vermogen. De Provincie Overijssel heeft een garantie afgegeven voor de financiering die ASN Bank N.V. heeft verstrekt, tot een bedrag van € 12,0 miljoen. Zie voor verdere informatie paragraaf 13. Verhandelbaarheidsrisico De participaties waarin het fonds belegt zijn niet beursgenoteerd, waardoor de verhandelbaarheid gering is. Het risico bestaat dat een participatie niet of tegen een lagere koers kan worden verkocht. Het verhandelbaarheidrisico van de portefeuille participaties is dan ook hoog. Het maximale aandeel van de portefeuille participaties in Energiefonds Overijssel is beperkt tot € 50 miljoen. De leningenportefeuille van het Fonds bestaat uit onderhandse leningen. Er bestaat geen markt voor dergelijke leningen. Daardoor is het verhandelbaarheidsrisico van deze leningen hoog. Overigens heeft het Fonds de intentie om de leningen tot aan het einde van de looptijd te houden. De financiering van het Fonds is hier ook op ingericht. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico ten aanzien van de continuïteit van de bedrijfsvoering, integriteit en/of kwaliteit van de dienstverlening. Het Fonds heeft ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. (‘ABB’) aangesteld als beheerder. De managementovereenkomst tussen het Fonds en ABB is tot stand gekomen in een niet openbare Europese aanbesteding, nadat ABB in een samenwerkingsverband geselecteerd is als gegadigde. ABB dient te voldoen aan de eisen van de managementovereenkomst, waarin de opdracht is vastgelegd in samenhang met Uitvoeringsbesluit, IR, GS-mandaat, Financieringsregeling, Directiereglement, statuten en Aanbestedingsdocumenten. Bij niet voldoen, wordt de opdracht en managementovereenkomst
24
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
beëindigd en volgen de consequenties als opgenomen in deze overeenkomst. ABB volgt haar eigen AO/IC ten aanzien van het beheer van een fonds en de regels uit de managementovereenkomst. Op het niveau van het Fonds wordt toezicht gehouden door de RvC en de AvA (Gedeputeerde Staten). ABB is hoofdaannemer geweest in voornoemde aanbesteding. Onderaannemer zijn Start Green Capital, Royal Haskoning DHV en ASN Duurzame Financieringen. Met deze partijen en ABB is een Term Sheet en een SLA aangegaan, met uitzondering van ASN Duurzame Financieringen, waarvoor deze documenten thans worden opgesteld. De verplichtingen en verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de managementovereenkomst, gelden voor zover van toepassing ook voor Start Green Capital, RoyalHaskoning DHV en ASN Duurzame Financieringen. Op basis van rapportages van de betrokken partijen wordt getoetst of wordt voldaan aan de onderlinge afspraken. Er vindt periodiek overleg en jaarlijkse evaluatie plaats. ABB legt middels de kwartaalrapportages periodiek verantwoording af over het uitgevoerde beheer. Per 22 juli 2014 is via een contractovername het beheer van Energiefonds Overijssel I B.V. om niet overgedragen aan ASN Bank N.V. Valutarisico De participaties en leningen noteren in euro’s. Daarom loopt het fonds geen valutarisico.
6. Fiscale positie Vennootschapsbelasting Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. vallen onder de vrijstelling voor de VPB voor overheidsbedrijven ex art. 2 lid 7 Wet VPB 1969. Belasting toegevoegde waarde Het Fonds verricht voor de btw vrijgestelde prestaties en kan geen voorheffing terugvorderen over de kosten die in rekening zijn gebracht. Energiefonds Overijssel I B.V. kan de betaalde btw jaarlijks terugvorderen van het btw-compensatiefonds. De mogelijkheid voor terugvordering bij het btw-compensatiefonds geldt voor vennootschappen waarin de Provincie Overijssel een direct belang heeft, zoals Energiefonds Overijssel I B.V. In Energiefonds Overijssel II B.V. heeft de Provincie Overijssel geen direct belang en voor dit fonds bestaat deze mogelijkheid niet. De aan Energiefonds Overijssel II B.V. in rekening gebrachte btw is verantwoord in de winst-en-verliesrekening.
25
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Toelichting op de geconsolideerde balans 7. Participaties (A) Het verloop van de post Participaties gedurende de verslagperiode is als volgt:
Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Stand aan het begin van de periode
–
–
Aankopen
1.895
–
Stand ultimo periode
1.895
–
Het Fonds heeft per 30 juni 2014 de volgende participaties genomen, die na eerste opname zijn gewaardeerd tegen de kostprijs. Per verslagdatum zijn er geen aanwijzingen dat participaties dienen te worden gewaardeerd tegen een lagere marktwaarde.
Bedragen in € 1.000
Kostprijs
% van de portefeuille
Naam Empyro
1.000
52,8
BTG Bioliquids
750
39,6
OrangeGas
145
7,6
Totaal
1.895
100,0
Prioriteitsaandelen EFO I heeft prioriteitsaandelen van € 1 in BTG Bioliquids, Empyro en OrangeGas. Deze prioriteitsaandelen geven extra rechten en zeggenschap die te maken hebben met dividenduitkering, besluitvorming en bedrijfsvoering van de ondernemingen.
26
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
8. Leningen (B) Het verloop van de post Leningen gedurende de verslagperiode is als volgt:
01-01-2014
Bedragen in € 1.000
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Stand aan het begin van de periode
65.692
–
Verstrekkingen
550
65.692
Stand ultimo periode
66.242
65.692
Het Fonds heeft per 30 juni 2014 de volgende leningen verstrekt, die na eerste opname zijn gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve rentemethode. Er zijn geen bijzondere waardeverminderingen geboekt gedurende de verslagperiode.
Bedragen in € 1.000
Geamor-
tiseerde Opgelopen
kostprijs
Naam
Plaats
rente
% van de
Totaal portefeuille
Woningcorporaties Woningstichting Domijn Stichting Welbions Deltawonen Stichting De Woonplaats
Enschede
10.750
95
10.845
16,2
Hengelo
9.180
102
9.282
13,9
Zwolle
8.300
63
8.363
12,5
Enschede
8.010
90
8.100
12,1
SWZ
Zwolle
5.382
61
5.443
8,1
Salland Wonen
Raalte
3.860
43
3.903
5,8
Mijande
Weerselo
3.680
37
3.717
5,6
Stichting Ons Huis
Enschede
3.280
37
3.317
5,0
Woningstichting Rentree
Deventer
2.920
32
2.952
4,4
Stichting Wetland Wonen Vollenhove
2.370
21
2.391
3,6
Woonconcept
2.290
26
2.316
3,5
Meppel
Openbaar Belang
Zwolle
1.800
20
1.820
2,7
Woonbeheer Borne
Borne
1.680
13
1.693
2,5
Woonbedrijf Ieder1
Deventer
1.650
19
1.669
2,5
Delden
540
6
546
0,8
Stichting Wonen Delden
Overige Sportcentrum Deventer
Deventer
550
–
550
0,8
Totaal
27
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
66.242
665
66.907
100,0
Alle leningen verstrekt aan woningcorporaties hebben een rentepercentage van 1,5% en een gemiddelde looptijd van circa veertien jaar. Met uitzondering van de lening aan Stichting Welbions is voor alle aan woningcorporaties verstrekte leningen zekerheid verstrekt door middel van de garantstelling voor de gehele uitstaande posities door de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Voor de uitstaande vorderingen van Stichting Welbions heeft de gemeente Hengelo een garantstelling afgegeven voor de gehele uitstaande positie. Voor de lening aan Sportcentrum Deventer staat de gemeente Deventer garant.
9. Vorderingen (C) De post Vorderingen bestaat uit: 30-06-2014
31-12-2013
Te vorderen btw
137
302
Lopende rente verstrekte leningenportefeuille
665
172
Lopende rente overig
–
4
Totaal
802
478
Bedragen in € 1.000
De te vorderen btw is de btw die Energiefonds Overijssel I B.V. kan terugvorderen van het btw-compensatiefonds. De vorderingen hebben een looptijd van minder dan één jaar.
10. Liquide middelen (K) De liquide middelen zijn met name geoormerkte middelen voor de committeringen.
11. Eigen vermogen (E) Het verloop van het eigen vermogen is als volgt: Geplaatst kapitaal Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Stand aan het begin van de periode
–
–
Storting kapitaal
–
–
Stand ultimo periode
–
–
01-01-2014
07-11-2012
Overige reserves Bedragen in € 1.000
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
28
Stand aan het begin van de periode
–
–
Uit Onverdeeld resultaat
(4.341)
–
Stand ultimo periode
(4.341)
–
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Onverdeeld resultaat Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Stand aan het begin van de periode
(4.341)
–
Naar Overige reserves
4.341
–
Nettoresultaat
(922)
(4.341)
Stand ultimo periode
(922)
(4.341)
01-01-2014
07-11-2012
Totaal Bedragen in € 1.000
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Stand aan het begin van de periode
(4.341)
–
Nettoresultaat
(922)
(4.341)
Stand ultimo periode
(5.263)
(4.341)
EFO I heeft een negatief eigen vermogen per einde van de verslagperiode. De enige aandeelhouder van EFO I is de Provincie Overijssel. Op basis van de financierings-verplichtingen en verstrekte leningen is de verwachting dat het negatieve eigen vermogen op termijn zal worden aangezuiverd. De ontvangen financiering van ASN Bank N.V. is gegarandeerd door de Provincie Overijssel.
12. Lening Provincie Overijssel (F) De lening van de Provincie Overijssel van € 74,6 miljoen per 30 juni 2014 is een renteloze lening met een looptijd die eindigt op 31 december 2049. Deze lening is onderdeel van de financieringsovereenkomst voor een maximaal bedrag van € 250 miljoen. De via de financieringsovereenkomst getrokken gelden mogen uitsluitend worden gebruikt om gelden te financieren die zijn uitgezet bij ondernemingen, woningcorporaties en projecten. Het verloop van deze lening is als volgt: Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
29
Stand aan het begin van de periode
67.312
–
Getrokken
7.320
67.312
Stand ultimo periode
74.632
67.312
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
29
13. Lening ASN Bank N.V. (G) De lening van ASN Bank N.V. is als volgt opgebouwd: 30-06-2014
31-12-2013
Lening
12.000
12.000
Bouwdepot
(6.370)
(7.620)
Totaal
5.630
4.380
Bedragen in € 1.000
De lening heeft als doel om het werkkapitaal te financieren en heeft een looptijd tot 31 december 2027. De hoofdsom van de lening bedraagt € 12 miljoen. Daarvan is € 4,4 miljoen uitbetaald in 2013 en € 1,2 miljoen in het eerste halfjaar van 2014. De resterende tranches (vijf tranches van € 1,25 miljoen en één tranche van € 0,12 miljoen) worden op verzoek uitbetaald. De rente bedraagt het driemaands Euribortarief met een opslag van 1,5%. Tot aan opname staat de lening op een depotrekening bij de ASN Bank met een rentevergoeding van 50 basispunten onder het rentetarief over de lening. De lening is aangegaan per 3 december 2013. Zij dient mede als vervanging van de éénjarige lening van € 7 miljoen die afliep per 31 december 2013. Daarvan was € 4,4 miljoen van het depot onttrokken. Het verloop van de leningen is als volgt: Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Stand aan het begin van de periode
4.380
–
Ontvangen gelden éénjaarslening met hoofdsom € 7.000
–
4.380
Terugbetaling per 31 december 2013
–
(4.380)
Ontvangen gelden 14-jaarslening met hoofdsom € 12.000
1.250
4.380
Stand ultimo periode
5.630
4.380
Aflossing van de lening bedraagt € 0,3 miljoen per kwartaal; aflossing is voor het eerst verschuldigd op 1 januari 2018. De niet-getrokken gelden van het depot zullen op die datum vrijvallen ter aflossing van de lening.
30
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
14. Overige schulden (H) De overige schulden per 30 juni 2014 bedragen: 30-06-2014
31-12-2013
Lopende rente
11
14
Diverse kosten
61
50
Marketing en communicatie
11
39
Ontwikkeling producten en methodologie
–
110
Vergoeding adviescommissie
35
20
Vergoeding raad van commissarissen
11
12
Kosten due diligence
–
32
Bedragen in € 1.000
Aansprakelijkheidsverzekering
13
20
Beheervergoeding
668
903
Kosten externe accountant
16
16
Totaal
826
1.216
15. Niet uit de balans blijkende verplichtingen en zekerheden De volgende niet uit de balans blijkende verplichtingen bestaan per 30 juni 2014. Het betreft contracten met doelondernemingen die per 30 juni 2014 zijn afgesloten door EFO I en EFO II, maar die in 2013 nog niet zijn uitbetaald. 30-06-2014
31-12-2013
–
750
Participatie in Empyro
–
1.000
Participatie in OrangeGas
375
280
Participatie in Holland Eco B.V.
250
–
Lening aan Empyro
3.800
3.800
Lening aan OrangeGas
1.560
1.620
Lening aan Sportcentrum Deventer
650
Totaal
6.635
Bedragen in € 1.000 Vennootschap EFO I Participatie in BTG Bioliquids
Vennootschap EFO II
7.450
De participaties in BTG Bioliquids en Empyro zijn in de verslagperiode uitbetaald. De participatie in OrangeGas is verhoogd naar € 520.000; daarvan is € 145.000 uitbetaald. Het restant staat in depot.
31
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Holland Eco B.V. is een nieuwe participatie die gedeeltelijk (€ 90.000) wordt uitbetaald in juli 2014. De uitbetalingen van de leningen aan Empyro en OrangeGas volgen in het derde kwartaal van 2014. De lening aan OrangeGas is met € 60.000 verlaagd. Met Sportcentrum Deventer is een lening afgesloten van € 1.200.000. Daarvan is € 550.000 uitbetaald. Ontvangen zekerheden De onderliggende waarde van garanties wordt niet als activa of passiva in de balans opgenomen. Alle leningen aan woningcorporaties, behalve die aan Stichting Welbions, vallen onder garantie van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (‘WSW’). Het totaal uitgeleende bedrag, inclusief opgelopen rente van € 66,9 miljoen, geeft het maximale potentiële risico voor het Fonds aan voor gegarandeerde leningen. Dit is het risico in de situatie dat al onze tegenpartijen hun contractuele verplichtingen niet meer nakomen en alle bestaande zekerheden geen waarde hebben.
32
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Toelichting op de geconsolideerde winst-en-verliesrekening 16. Beheervergoeding (I) Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Beheervergoeding EFO I B.V.
535
913
Beheervergoeding EFO II B.V.
632
1.063
Totaal
1.167
1.976
De Beheerder heeft recht op een vaste vergoeding per jaar. De vaste vergoeding voor het eerste halfjaar 2014 bedroeg € 1.167.414. De btw op de beheervergoeding van Energiefonds Overijssel II B.V. wordt apart verantwoord onder de overige kosten die in het overzicht hieronder worden gespecificeerd. De btw bedraagt € 90.527. De btw op de beheervergoeding van Energiefonds Overijssel I B.V. kan volledig bij het btw-compensatiefonds worden teruggevorderd en wordt dus niet als kosten verantwoord.
17. Overige kosten (J) Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Vergoeding raad van commissarissen
18
24
Vergoeding adviescommissie
35
28
Kosten externe adviseurs
–
8
Btw EFO II
91
116
Marketing en communicatie
27
142
Accountantskosten
18
13
Ontwikkeling producten en methodologie
6
30
Kosten due diligence
-13
–
Verzekeringen
5
–
Diverse kosten
1
16
Totaal
188
377
Het Fonds heeft KPMG Accountants N.V. aangesteld als controlerend accountant. De accountantskosten zijn geheel toe te rekenen aan werkzaamheden ten behoeve van de controle van de jaarrekening.
33
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Personeel Het Fonds maakt gebruik van de diensten van de beheerder (directie) van het Fonds, ASN Beleggings instellingen Beheer B.V., en heeft dientengevolge geen personeel in dienst. Het personeel van ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. is in dienst van ASN Bank N.V. Beloning raad van commissarissen De raad van commissarissen bestaat uit drie leden. In de verslagperiode ontving de voorzitter een vergoeding van € 8.385 en de overige twee leden ontvingen een vergoeding van € 4.500 ieder. Deze bedragen zijn exclusief onkostenvergoedingen. De raad kwam in totaal twee keer bijeen. Beloning adviescommissie De vergoeding voor de adviescommissie bedraagt € 1.500 exclusief onkosten per lid per vergadering, uitgaande van drie dagdelen (geen aparte vergoeding voor de voorzitter). Hiervan betaalt de Provincie Overijssel een bedrag van € 105,43. Het overige gedeelte verloopt via EFO. De adviescommissie bestaat uit vijf leden. De adviescommissie kwam vijf keer bijeen. De vergadering was niet altijd volledig bezet. Beloning beheerder Het beloningsbeleid van het Fonds is conform het beleid van de Provincie Overijssel. Dat betekent dat er een maximum (WNT-norm) is gesteld aan de beloning die medewerkers in dienst van de Beheerder ontvangen. Dit geldt ook voor de salarissen van ondernemingen waaraan de Beheerder werkzaam heden heeft uitbesteed, en van de bestuurders van ondernemingen waarin Energiefonds Overijssel I participeert. Transacties met verbonden partijen De Provincie Overijssel is als enige aandeelhouder van Energiefonds Overijssel I B.V. een verbonden partij van het Fonds. De onder paragraaf 12 genoemde bedragen betreffen in hun geheel transacties met verbonden partijen. Daarnaast heeft de Provincie Overijssel een garantie afgegeven voor leningen ontvangen van ASN Bank N.V. voor een maximale waarde van € 12 miljoen. ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. is als directie van Energiefonds Overijssel I B.V. een verbonden partij van het fonds. De beheervergoeding in paragraaf 16 betreft in zijn geheel transacties met verbonden partijen. ASN Bank N.V. is als enig aandeelhouder van ASN Beleggingsinstellingen Beheer B.V. ook een verbonden partij van het fonds. De lening in paragraaf 13 betreft daarmee in zijn geheel transacties met verbonden partijen.
34
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Enkelvoudig halfjaarbericht Energiefonds Overijssel I B.V.
35
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Enkelvoudige balans Voor winstbestemming en in € 1.000 Toelichting
30-06-2014
31-12-2013
Activa Financiële vaste activa Participaties
(L)
1.895
–
Lening aan groepsmaatschappij
(M)
3.458
2.558
5.353
2.558
Vlottende activa Vorderingen
(N)
141
306
Liquide middelen
(O)
1.010
777
1.151
1.083
Totale activa
6.504
3.641
Passiva
Eigen vermogen
(P)
Geplaatst kapitaal
–
–
Overige reserves
(4.341)
–
Onverdeeld resultaat
(922)
(4.341)
(5.263)
(4.341)
Voorziening deelneming
(Q)
2.833
2.529
Langlopende schulden Leningen Provincie Overijssel
(R)
2.520
–
Lening ASN Bank N.V.
(S)
5.630
4.380
8.150
4.380
Kortlopende schulden Schulden aan participanten en maatschappijen waarin wordt deelgenomen
(T)
385
670
Overige schulden
(U)
399
403
784
1.073
Totale passiva
36
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
6.504
3.641
Enkelvoudige winsten-verliesrekening Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Financieringskosten Rente leningen
26
–
26
–
Kosten Beheervergoeding
(V)
(535)
(912)
Overige kosten
(W)
(42)
(246)
(577)
(1.158)
Rentelasten
(67)
(3)
Resultaat voor belasting
(618)
(1.161)
Belasting
–
–
Resultaat deelneming
(304)
(1.195)
Nettoresultaat
37
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
(922)
(2.356)
Toelichting op het enkelvoudige halfjaarbericht 18. Algemeen Energiefonds Overijssel I B.V. (‘EFO I’) is opgericht op 7 november 2012 en gevestigd te Zwolle. Het Fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 56424566. De verslagperiode van het Fonds heeft betrekking op de periode 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014. Aangezien EFO I aan het einde van 2012 is opgericht en in 2012 in de opstartfase verkeerde, is er voor het eerste jaar gekozen voor een verlengd boekjaar. Het enkelvoudige halfjaarbericht is opgesteld in overeenstemming met Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het enkelvoudige halfjaarbericht maakt deel uit van het geconsolideerde halfjaarbericht van de onderneming. Ten aanzien van de enkelvoudige winst-en-verliesrekening van de onderneming is gebruikgemaakt van de vrijstelling ingevolge artikel 402 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Voor zover posten uit de enkelvoudige balans en winst-en-verliesrekening hierna niet nader zijn toegelicht, verwijzen wij naar de toelichting op de geconsolideerde balans en winst-en-verliesrekening.
19. Grondslagen voor waardering De grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gelijk voor de geconsolideerde balans en winst-en-verliesrekening, met uitzondering van het volgende: Deelnemingen in groepsmaatschappijen Onder deelnemingen in groepsmaatschappijen wordt verstaan het 100%-belang in Energiefonds Overijssel II B.V. Dit belang is gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde. Wanneer de nettovermogenswaarde van deze deelneming negatief is, wordt zij op nihil gewaardeerd. Omdat EFO I geheel instaat voor de schulden van Energiefonds Overijssel II B.V. wordt in dat geval een voorziening gevormd.
38
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Toelichting op de enkelvoudige balans 20. Participaties (L) Zie voor een nadere toelichting paragraaf 7 van het geconsolideerde halfjaarbericht.
21. Lening aan groepsmaatschappij (M) Het verloop van de post Lening aan groepsmaatschappij is als volgt: Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Stand aan het begin van de periode
2.558
–
Verstrekking lening aan EFO II
900
2.558
Stand ultimo periode
3.458
2.558
De lening heeft als doel om tijdelijk het werkkapitaal van EFO II te financieren en heeft een looptijd tot 31 december 2027. De rente bedraagt het driemaands Euribortarief met een opslag van 1,5%.
22. Vorderingen (N) Onder Vorderingen zijn ultimo verslagperiode opgenomen: 30-06-2014
31-12-2013
Te vorderen btw
137
302
Lopende rente onderhandse leningen
4
4
Totaal
141
306
Bedragen in € 1.000
De vorderingen hebben een looptijd van minder dan één jaar.
23. Liquide middelen (O) Zie voor een nadere toelichting paragraaf 10 van het geconsolideerde halfjaarbericht.
24. Eigen vermogen (P) Voor een nadere toelichting op het eigen vermogen verwijzen wij naar de toelichting op het eigen vermogen van het geconsolideerde halfjaarbericht (zie paragraaf 11). Het eigen vermogen in het enkelvoudige halfjaarbericht wijkt niet af van het eigen vermogen in het geconsolideerde halfjaarbericht.
39
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
25. Lening Provincie Overijssel (Q) De Provincie Overijssel heeft zowel aan EFO I als aan EFO II een lening verstrekt. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 12 van het geconsolideerde halfjaarbericht. Het verloop van de lening verstrekt aan EFO I is als volgt: Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Stand aan het begin van de periode
–
–
Getrokken
2.520
–
Stand ultimo periode
2.520
–
26. Deelneming in groepsmaatschappij (R) Energiefonds Overijssel I B.V. heeft een 100%-belang in Energiefonds Overijssel II B.V. (‘EFO II’). Energiefonds Overijssel II B.V. is gevestigd te Zwolle. Het nominaal geplaatste en volgestorte kapitaal bedraagt € 100, bestaande uit honderd aandelen van nominaal € 1. Het verloop van de post Deelneming in groepsmaatschappij is als volgt: Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Stand aan het begin van de periode
(2.529)
–
Oprichting Energiefonds Overijssel II B.V.
–
–
Resultaat deelneming
(304)
(2.529)
Stand ultimo periode
(2.833)
(2.529)
EFO I aanvaardt hoofdelijke aansprakelijkheid (in de zin van artikel 2:403 lid1f BW) voor alle uit rechtshandelingen voortvloeiende schulden van EFO II vanaf de oprichting van deze vennootschap.
27. Lening ASN Bank N.V. (S) Zie voor een nadere toelichting paragraaf 13, Lening ASN Bank N.V., van het geconsolideerde halfjaarbericht.
28. Schulden aan participanten en maatschappijen waarin wordt deelgenomen (T) Dit betreft nog te betalen bedragen aan EFO II.
40
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
29. Overige schulden (U) Per 30 juni 2014 was de samenstelling van de post overige schulden als volgt: 30-06-2014
31-12-2013
Te betalen interest lening
11
13
Te betalen beheervergoeding
322
254
5
18
Bedragen in € 1.000
Te betalen marketing- en communicatiekosten Te betalen ontwikkelingskosten producten en methodologie
–
50
16
9
Te betalen vergoeding raad van commissarissen
5
5
Te betalen due diligence-kosten
–
15
Te betalen accountantskosten
7
7
Te betalen premies aansprakelijkheidsverzekeringen
6
9
Te betalen overige kosten
27
23
Totaal
399
403
Te betalen vergoeding adviescommissie
41
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Toelichting op de enkelvoudige winst-en-verliesrekening 30. Beheervergoeding (V) De beheerder heeft over de verslagperiode een vergoeding van € 535.017 ontvangen. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 16, Beheervergoeding, van het geconsolideerde halfjaarbericht.
31. Overige kosten (W) De overige kosten bestaan uit: Bedragen in € 1.000
01-01-2014
07-11-2012
t/m 30-06-2014 t/m 31-12-2013
Vergoeding raad van commissarissen
8
24
Vergoeding adviescommissie
16
28
Marketing en communicatie
12
142
Accountantskosten
8
7
Ontwikkeling producten en methodologie
3
30
Kosten due diligence
-6
–
Verzekeringen
2
–
Diverse kosten
–
15
Totaal
43
246
De accountantskosten zijn geheel toe te rekenen aan werkzaamheden ten behoeve van de controle van de jaarrekening.
32. Personeel Zie voor een nadere toelichting paragraaf 17 van het geconsolideerde halfjaarbericht.
33. Beloning raad van commissarissen Zie voor een nadere toelichting paragraaf 17 van het geconsolideerde halfjaarbericht.
34. Beloning adviescommissie Zie voor een nadere toelichting paragraaf 17 van het geconsolideerde halfjaarbericht.
35. Transacties met verbonden partijen Zie voor een nadere toelichting paragraaf 17 van het geconsolideerde halfjaarbericht. Zwolle, 10 september 2014 Directie Energiefonds Overijssel I B.V.
42
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Beoordelingsverklaring Aan: de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Energiefonds Overijssel I B.V.
Opdracht Wij hebben de in dit halfjaarbericht opgenomen tussentijdse financiële informatie per 30 juni 2014 van Energiefonds Overijssel I B.V. te Zwolle bestaande uit de geconsolideerde en enkelvoudige balans per 30 juni 2014 en de geconsolideerde en enkelvoudige winst-en-verliesrekening over de periode 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014 met de toelichting beoordeeld. De directie van de vennootschap is verantwoordelijk voor het opstellen en het weergeven van de tussentijdse financiële informatie in overeenstemming met de in Nederland geldende Richtlijn voor de jaarverslaggeving 394 ‘Tussentijdse berichten’. Het is onze verantwoordelijkheid een conclusie te formuleren bij de tussentijdse financiële informatie op basis van onze beoordeling.
Werkzaamheden Wij hebben onze beoordeling van de tussentijdse financiële informatie verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse Standaard 2410 ‘Het beoordelen van tussentijdse financiële informatie door de accountant van de entiteit’. Een beoordeling van tussentijdse financiële informatie bestaat uit het inwinnen van inlichtingen, met name bij personen die verantwoordelijk zijn voor financiën en verslaggeving, en het uitvoeren van cijferanalyses en andere beoordelingswerkzaamheden. De reikwijdte van een beoordeling is aanzienlijk geringer dan die van een controle die is uitgevoerd in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden en stelt ons niet in staat zekerheid te verkrijgen dat wij kennis hebben genomen van alle aangelegenheden van materieel belang die bij een controle onderkend zouden worden. Om die reden geven wij geen controle verklaring af.
Conclusie Op grond van onze beoordeling is ons niets gebleken op basis waarvan wij zouden moeten concluderen dat de tussentijdse financiële informatie per 30 juni 2014 niet, in alle van materieel belang zijnde aspecten, is opgesteld in overeenstemming met de in Nederland geldende Richtlijn voor de jaarverslaggeving 394, ‘Tussentijdse berichten’. Utrecht, 10 september 2014 KPMG Accountants N.V. G.J. Hoeve RA
43
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
Bijlage 1: Overzicht portefeuille per 30 juni 2014 In de eerste helft van 2014 is er € 2,5 miljoen uitgeboekt en zijn er committeringen bijgekomen voor Sportcentrum Deventer en Holland Eco B.V. en is de committering voor OrangeGas verhoogd. Door de gedeeltelijke uitbetalingen van eerdere committeringen is de post netto afgenomen tot € 6,6 miljoen. In 2013 is totaal voor € 65,7 miljoen aan financieringen uitgeboekt en voor € 7,5 miljoen gecommitteerd. Onderstaand een totaaloverzicht van dit resultaat.
A Portefeuilleoverzicht uitgeboekte posten Naam organisatie
EFO I
EFO II
Totaal
De Woonplaats Energiebesparing
Energiesoort
€ 8.010.000
€ 8.010.000
Stg. Woonbedrijf Ieder1 Energiebesparing
€ 1.650.000
€ 1.650.000
RK Woningstichting Ons Huis Energiebesparing
€ 3.280.000
€ 3.280.000
Stichting Wonen Delden Energiebesparing
€ 540.000
€ 540.000
Stichting Woonconcept Energiebesparing
€ 2.290.000
€ 2.290.000
Woningstichting SWZ Energiebesparing
€ 5.382.000
€ 5.382.000
Woningstichting Openbaar Belang Energiebesparing
€ 1.800.000
€ 1.800.000
Stichting DeltaWonen Energiebesparing
€ 8.300.000
€ 8.300.000
Stichting Domijn Energiebesparing
€10.750.000
€10.750.000
Stichting Mijande Wonen Energiebesparing
€ 3.680.000
€ 3.680.000
Woningstichting Rentree Energiebesparing
€ 2.920.000
€ 2.920.000
Salland Wonen Energiebesparing
€ 3.860.000
€ 3.860.000
Stichting Wetland Wonen Energiebesparing
€ 2.370.000
€ 2.370.000
Woningstg. Welbions Hengelo Energiebesparing
€ 9.180.000
€ 9.180.000
Woonbeheer Borne Energiebesparing
€ 1.680.000
€ 1.680.000
BTG Bioliquids B.V. Energieopwekking
€ 750.002
€ 750.002
Empyro B.V. Energieopwekking
€ 1.000.000
€ 1.000.000
OrangeGas Overijssel BV. Energieopwekking
€ 145.000
€ 145.000
Sportbedrijf Deventer Energiebesparing Totaal A
€
550.000
€
550.000
€ 1.895.002
€ 66.242.000
€ 68.137.002
EFO I
EFO II
Totaal
Empyro B.V. Energieopwekking
€ 3.800.000
€ 3.800.000
OrangeGas Overijssel BV. Energieopwekking
€ 375.000
€ 1.560.000
€ 1.935.000
Holland Eco B.V. Energiebesparing
€ 250.000
B Portefeuilleoverzicht gecommitteerde posten Naam organisatie
Energiesoort
Sportcentrum Deventer Energiebesparing
44
€ 250.000
€ 650.000
€ 650.000
Totaal B
€ 625.000
€ 6.010.000
€ 6.635.000
TOTAAL A + B
€ 2.520.002
€ 72.252.000
€ 74.772.002
Halfjaarbericht Energiefonds Overijssel
14-6618 september 2014