www.prv-overijssel.nl
Provinciale Staten van Overijssel
Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Telefax 038 425 27 03
Uw kenmerk
Uw brief
Ons kenmerk LNL/2004/834
Bijlagen 1
Doorkiesnummer 425 24 34
Inlichtingen bij hr. G. Valkeman
Datum 27 04 2004
Onderwerp
Stand van zaken Plan van Aanpak Biologische Landbouw Overijssel (2001-2004).
In de periode 2001-2004 wordt het Plan van Aanpak biologische landbouw Overijssel uitgevoerd. Hierbij zenden wij u onze “Stand van zaken Plan van Aanpak Biologische Landbouw Overijssel (2001-2004)”. Deze notitie geeft op beknopte wijze inzicht in de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel en de resultaten van de uitvoering van het Plan van Aanpak tot nu toe. In het kader van ons beleid voor de bevordering van perspectiefvolle landbouw, een van de speerpunten van ons onderhandelingsakkoord “Ruimte voor Actie”, willen wij in principe ook na 2004 de ontwikkeling van de biologische landbouw bevorderen. Biologische landbouw is immers een van de wijzen waarop agrarische ondernemers invulling kunnen geven aan het begrip “perspectiefvolle landbouw”. De uitvoeringsperiode van het huidige Plan van Aanpak loopt eind 2004 af. Om deze reden hebben wij besloten om in overleg met de biologische sector (agrarische ondernemers en andere partijen in de keten) uit te werken op welke wijze de provincie de ontwikkeling van de biologische landbouw in de periode na 2004 kan ondersteunen. Dit dient te resulteren in de opstelling van een Plan van Aanpak 2005-2007 waarin onze doelstellingen en aanpak voor de biologische landbouw voor deze periode worden beschreven en dat een concreet en praktisch uitvoeringsprogramma zal bevatten. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris, ATTENTIE: GEWIJZIGD RABO Zwolle 3973.41.121
Het provinciehuis is vanaf het NS-station bereikbaar: met stadsbus lijn 1 richting Berkum, halte provinciehuis
Bezoekadres Luttenbergstraat 2 Zwolle
Stand van zaken Plan van Aanpak Biologische Landbouw Overijssel (2001-2004) -ontwikkeling biologische landbouw -resultaten Plan van Aanpak -overwegingen en aanbevelingen voor vervolg
Maart 2004 Inhoud
Samenvatting...............................................................................................................................................................................3 1. Inleiding....................................................................................................................................................................................6 2. Korte samenvatting Plan van Aanpak Biologische Landbouw.......................................................................................7 3. Ontwikkeling biologische landbouw in Overijssel.............................................................................................................9 3.1 Ontwikkeling aantal biologische bedrijven en areaal.................................................................................................9 3.2 Langzame marktontwikkeling door tegenvallend koopgedragconsument............................................................11 3.3. Biologische landbouwbedrijven behalen goede bedrijfseconomische resultaten ..............................................12 3.4. Biologische bedrijven doen veel aan natuur- en landschapsbeheer....................................................................13 4.Evaluatie resultaten plan van aanpak .................................................................................................................................14 4.1 Stimuleren omschakeling en verbeteren productiemethoden door kennisontwikkeling en –verspreiding ......14 4.2 Marktontwikkeling: afzetbevordering en ketenontwikkeling.................................................................................15 4.3 Grond en grondstoffen: verbeteren beschikbaarheid .............................................................................................17 4.4 Organisatie: versterking samenwerkingsverbanden ................................................................................................18 4.5 Uitvoeringsstructuur.....................................................................................................................................................19 4.6 Financieel overzicht.......................................................................................................................................................19 5.Overwegingen en aanbevelingen voor provinciaal beleid na2004.................................................................................21 5.1 Externe ontwikkelingen.................................................................................................................................................21 5.2 Overwegingen / aanbevelingen provinciaal beleid t.a.v. de biologische landbouw na 2004.............................22 5.3 Vervolgstappen..............................................................................................................................................................24
2
Samenvatting Inleiding In de periode 2001-2004 wordt het Plan van Aanpak Biologische Landbouw Overijssel uitgevoerd. In de voorliggende notitie wordt ingegaan op de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel en de resultaten van de uitvoering van het Plan van Aanpak. Na drie jaar uitvoering komt het einde van de looptijd van het Plan van Aanpak in zicht. De notitie eindigt met overwegingen en aanbevelingen m.b.t. de vraag of het stimulerend beleid voor de biologische landbouw na 2004 voortgezet moet worden of niet. En zo ja, op welke wijze. De notitie is opgesteld door de eenheid Landbouw, Natuur en Landschap. Een belangrijke bron van informatie is de tussentijdse evaluatie van midden 20031.
Ontwikkeling biologische landbouw in Overijssel In de periode 2000-2002 is het aantal biologische bedrijven is Overijssel met 18% toegenomen, bij een gemiddelde landelijke toename van 10%. Het totale aantal landbouwbedrijven in Overijssel daalde in deze periode met 6%. Het streven om in Overijssel een grotere toename van de biologische landbouw te realiseren dan landelijk en zo de relatieve achterstandspositie van Overijssel enigszins in te lopen is hiermee gehaald. Er is echter geen reden tot al te grote vreugde. De toename is geringer dan in de tweede helft van de jaren ’90. In 2002 is het aandeel biologische landbouwbedrijven in Overijssel 1,1% tegen 1,4% landelijk en wordt 1,1% van het landbouwareaal in Overijssel biologisch bewerkt tegen 2,2% landelijk. De toename van de biologische landbouw stagneert door tegenvallende marktontwikkeling. De afzet ontwikkelt zich positief maar langzamer dan de prognoses van enige jaren terug voorspelden. De onevenwichtige ontwikkeling van productie en consumptie leidt tot problemen. In 2003 is bijna 20% van de biologisch geproduceerde melk gangbaar afgezet en stonden er landelijk ca 55 ondernemers op de wachtlijsten van zuivelfabrieken. En voorjaar 2004 besloot een grote groep biologische varkenshouders terug te schakelen naar de gangbare productie. De ontwikkeling van de afzet blijft de cruciale factor voor de verdere ontwikkeling van de biologische landbouw. Voor een duurzame ontwikkeling is het noodzakelijk dat de consument bereid is de meerprijs voor biologische producten te betalen, terwijl de sector zich moet inspannen om de kostprijs te verlagen. Daarom zijn afzetbevordering en ketenontwikkeling speerpunten in zowel het Rijksbeleid (‘Een biologische markt te winnen’) als in het provinciale beleid. Het Rijk evalueert voorjaar 2004 haar beleid. De resultaten hiervan en het vervolgbeleid voor de periode na 2004 worden najaar 2004 verwacht. Naar verwachting zal het Rijk haar aanpak voor de afzetontwikkeling voortzetten.
Resultaten projecten Plan van Aanpak Het provinciale Plan van Aanpak richt zich op de volgende 4 onderwerpen: (1) verbeteren van de (regionale) afzet van biologische producten via een ketenbenadering, (2) stimuleren van de omschakeling en het verbeteren van de biologische productiemethoden door kennisontwikkeling en –overdracht, (3) organisatorische versterking van de biologische sector (samenwerking, netwerkontwikkeling), en (4) het verbeteren van de beschikbaarheid van grond en biologische grondstoffen (voer, mest, etc.). Door te werken aan deze 4 onderwerpen wordt beoogd de randvoorwaarden te creëren voor een duurzame ontwikkeling van de biologische sector in Overijssel. Het provinciaal beleid sluit aan op en is complementair aan het Rijksbeleid. Het uiteindelijke doel is om in de uitvoeringsperiode in Overijssel een grotere toename van de biologische landbouw te realis eren dan de landelijke toename. De cijfers hierboven geven aan dat dit in de periode 2000-2002 gelukt is. De algemeen conclusies m.b.t. de uitvoering van het Plan van Aanpak zijn (conclusies op basis van projectverslagen en de tussentijdse evaluatie van juni 2003 waarbij de biologische sector betrokken is geweest): 1. de meeste geplande activiteiten en projecten zijn op goede wijze uitgevoerd; de ‘harde’ effecten van veel projecten zijn moeilijk in beeld te krijgen; 2. het aantal biologische bedrijven in Overijs sel is gestegen van 84 naar 102. Momenteel zijn een 50-tal bedrijven in omschakeling. Hiervan zijn / worden er 22 begeleid bij de omschakeling. De invloed van het stimuleringsbeleid op het besluit tot overschakeling is klein, hierin zijn andere factoren en m.n. het marktperspectief veel belangrijker; 3. er is een goede bijdrage geleverd aan de kennisontwikkeling – verspreiding over de biologische landbouw in Overijssel, zowel voor de korte termijn (via de projecten, voorbeeldbedrijven, cursussen, praktijkonderzoek, 1
H.Wieringa en M. van Boxtel, Tussentijdse evaluatie Plan van Aanpak Biologische landbouw 2001-2004, Land & Co, juni 2003
3
etc.) als voor de langere termijn (door de opbouw van een netwerk van boeren (‘boeren leren van boeren’) en de versterking van de praktijkcentra voor biologische melkveehouderij in Heino en biologische en duurzame varkenshouderij in Raalte). 4. de resultaten m.b.t. het verbeteren van de afzetontwikkeling zijn minder eenduidig. Er is een groot aantal kleinschalige initiatieven ondersteund. De meeste zijn nog in de ontwikkelfase en het is te vroeg om de resultaten te kunnen beoordelen. In de kleinschaligheid schuilt echter ook de beperking. Veel initiatieven zijn in eerste instantie projecten van pionierende producenten. Deze zijn veelal in staat om op lokaal niveau succesvol hun afzet te regelen (directe/korte lijnen consument-producent). Echter de opschaling naar omvangrijkere (regionale) afzetstructuren is, ondanks de inzet van marketing-expertise via het project ‘Biologisch vermarkten’, nog maar beperkt ontwikkeld. Het is aan de sector zelf om op dit vlak initiatieven te ontplooien. Bij de tussentijdse evaluatie gaven de ondernemers aan dat zij zich hiervan in toenemende mate bewust zijn geworden en dat zij meer de samenwerking met de overige ketenpartijen willen zoeken. Voor een verdere beschrijving van de resultaten zie hoofdstuk 4. Een belangrijke vooruitgang voor de biologische landbouw is het feit dat er bij de GLTO een vakgroep biologische landbouw is gevormd, die de belangenbehartiging voor de sector op zich heeft genomen. Voor de uitvoering van het Plan van Aanpak in de periode 2001-2004 heeft de provincie 0,9 miljoen Eur. (225.00 Eur/jaar) beschikbaar gesteld. Het totale geïnvesteerde bedrag bedraagt 8.7 miljoen Eur (voorlopige inschatting; een deel van de projecten loopt nog). Een centrale rol in de uitvoering van het Plan van Aanpak speelde de zogenaamde ‘coördinator biologische landbouw’. Deze was werkzaam bij de Stichting Stimuland en werd gefinancierd door de GLTO en de provincie.
Overwegingen en aanbevelingen voor het beleid voor de biologische landbouw na 2004
De beleidsmatige keuze m.b.t. de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel is voor de periode na 2004 is: 1. of de ontwikkeling van de biologische landbouw verder aan de markt over laten, 2. of doorgaan met het ondersteunen van de biologische landbouw.
Vanwege het belang van de toename van de biologische landbouw voor de ontwikkeling van duurzame landbouw en andere beleidsdoelstellingen voor het landelijk gebied (versterking van de plattelandseconomie, het milieubeleid, het waterbeleid, het natuur- en landschapsbeleid) is de aanbeveling van deze notitie om de ontwikkeling van de biologische landbouw te blijven ondersteunen. Met betrekking tot de verschillende kansen en knelpunten voor de ontwikkeling van de biologische landbouw (zie punt 2 hieronder) zijn de afgelopen jaren activiteiten en projecten geïnitieerd. Deze dienen voortgang te vinden. De sector is nog te klein om deze initiatieven alle op eigen kracht te kunnen voortzetten. Gerichte ondersteuning van de overheid hierbij is gewenst. Aanbevelingen voor de uitvoering van het beleid na 2004 zijn: 1. De sector neemt het voortouw bij de ontwikkeling van initiatieven Bij de ondersteuning van de biologische landbouw dient een vraaggerichte aanpak gehanteerd te worden. D.w.z.: het initiatief voor de ontwikkeling en uitvoering van de projecten ligt bij de sector (ketenpartijen en samenwerkende boeren) zelf. De provincie richt zich op het ondersteunen van door deze partijen ontwikkelde concrete initiatieven en projectvoorstellen. 2.
Prioritaire onderwerpen Om de groei van de biologische landbouw te realiseren dient de ondersteuning vanuit de overheid zich te richten op volgende prioritaire onderwerpen (in volgorde van afnemend belang): • stimuleren van ketensamenwerking om zo de afzet te verbeteren (‘professionaliseren van vraaggerichte ketens’). De focus van het provinciale beleid ligt hierbij op het regionale schaalniveau. Meer dan afgelopen jaren moet hierbij de nadruk liggen op het betrekken van alle ketenpartijen bij de uitwerking en uitvoering van projecten. Communicatie naar burger en consument is een onderdeel van deze aanpak; • kennis - ontwikkeling en kennisverspreiding voor de verbetering van de productiemethoden. Kostprijsverlaging om het prijsverschil met gangbare landbouw terug te brengen is een aandachtspunt. Kennis zal naar alle waarschijnlijkheid een belangrijk onderwerp in het Rijksbeleid zijn. De biologische ondernemers in Overijssel moeten zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij landelijke initiatieven op dit vlak.
4
•
Vanuit het provinciaal beleid kan ondersteuning worden gegeven aan initiatieven die zich richten op specifiek Overijsselse problemen. Hierbij de samenwerking voortzetten met de Praktijkcentra voor duurzame en biologische veehouderij te Raalte en Heino; biologische landbouw en gebiedsontwikkeling. In het kader van de (deel-)gebiedsuitwerkingen in het kader van de Reconstructie en het gebiedsgericht beleid dient de positie van de biologische landbouw aandacht te krijgen. Er liggen kansen voor de ontwikkeling van biologische landbouw in kwetsbare gebieden (bijvoorbeeld in de extensiveringsgebieden). Een optie zou kunnen zijn om voor vrijkomende agrarische bedrijven in deze gebieden gericht biologische boeren te gaan zoeken die zich hier naar toe zouden willen verplaatsen. Hierbij zou een instrument als ‘grondbank/bedrijvenbank’ een rol kunnen spelen.
3.
Uitvoeringstructuur voor de ondersteuning van de biologische landbouw De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en uitvoering van programma’s en projecten voor het landelijke gebied komt voor een belangrijk deel te liggen bij Bestuurlijke Gebiedsoverleggen (BGO’s). De twee belangrijkste onderwerpen voor de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel (de stimulering van ketensamenwerking en kennisontwikkeling en – verspreiding) overstijgen het niveau van de deelgebieden. De aanbeveling is deze onderwerpen provinciebreed op te pakken. Het onderwerp ‘biologische landbouw en gebiedsontwikkeling’ leent zich wel voor een gebiedsgerichte aanpak.
4.
Middelen voor de ondersteuning van de biologische landbouw In het Reconstructiegebied is het budget dat beschikbaar is voor de Reconstructie Salland-Twente in principe ook beschikbaar voor de ondersteuning van de biologische landbouw. Buiten het Reconstructiegebied is momenteel beperkt provinciaal budget (het budget voor subsidies duurzame landbouw) beschikbaar. Het is het overwegen waard i.s.m. met de sector op onder punt 2 genoemde speerpunten meerjarige uitvoeringstrajecten uit te werken en hiervoor middelen binnen de genoemde budgetten te reserveren. Indien het budget buiten het Reconstructiegebied ontoereikend blijkt te zijn dient overwogen te worden of het mogelijk is aanvullende middelen beschikbaar te stellen.
Vervolg In de loop van 2004 zal het provinciale beleid t.a.v. de biologische landbouw voor de periode na 2004 verder geconcretiseerd worden. Hiertoe zal overleg met de sector en de andere ketenpartijen gevoerd worden. Dit dient dit najaar uit te monden in een korte beleidsnotitie die de doelstellingen en aanpak t.a.v. de biologische landbouw voor de komende jaren beschrijft en een bijbehorend concreet en praktisch uitvoeringsprogramma.
5
1. Inleiding Aanleiding en doel In 2000 heeft de provincie besloten om in het kader van het beleid voor duurzame landbouw de ontwikkeling van de biologische landbouw te stimuleren. Hiertoe is i.s.m. ondernemers uit de sector, de GLTO, de NMO en een aantal andere organisaties betrokken bij de biologische landbouw in Overijssel een Plan van Aanpak Biologische Landbouw voor de periode 2001-2004 opgesteld. Nu na ruim 3 jaar van uitvoering het einde van de looptijd van het Plan van Aanpak in zicht komt dient er besloten te worden of de provincie het beleid voor de stimulering van de biologische landbouw na 2004 zal voortzetten en zo ja, op welke wijze. Het doel van de voorliggende notitie is drieledig: 1. inzicht geven in de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel in de afgelopen jaren; 2. inzicht geven in de resultaten van de uitvoering van het plan van aanpak in de periode 2001-2003 en hierbij in te gaan op de volgende vragen: • zijn de geplande activiteiten uitgevoerd (verantwoording)? • zijn de beoogde resultaten gehaald (kwalitatieve evaluatie)? • wat zijn de lessen /aanbevelingen voor vervolgactiviteiten? 3. inzicht geven in de keuzes voor het provinciaal beleid m.b.t. de ontwikkeling van de biologische landbouw voor de periode na 2004 aan de hand van de verkenning van de volgende vragen: • is de toename van de biologische landbouw relevant voor het realiseren van provinciaal beleid voor het landelijke gebied? • welke prioritaire kansen en knelpunten zijn er voor de ontwikkeling van de biologische landbouw? • zijn deze vatbaar voor (provinciaal) beleid? • mogelijke vervolgstappen.
Werkwijze en verantwoording De voorliggende rapportage is opgesteld door de eenheid LNL. Voor de opstelling van deze notitie is gebruik gemaakt van jaarverslagen van de Stichting Stimuland, die in opdracht van de provincie en de GLTO de uitvoering van het Plan van Aanpak coördineert, en projectverslagen. Een belangrijke bron van informatie is de tussentijdse evaluatie van midden 20032 . De opbouw van de voorliggende notitie is als volgt. Eerst wordt in hoofdstuk 2 een korte samenvatting van het Plan van Aanpak gegeven, waarna in hoofdstuk 3 de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel in de afgelopen jaren wordt beschreven. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de resultaten van het Plan van Aanpak besproken. Tenslotte worden in hoofdstuk 5 worden de overwegingen en aanbevelingen t.a.v. het al dan niet voortzetten van het provinciale stimuleringsbeleid biologische landbouw gegeven.
2
H.Wieringa en M. van Boxtel, Tussentijdse evaluatie Plan van Aanpak Biologische landbouw 2001-2004, Land & Co, juni 2003
6
2. Korte samenvatting Plan van Aanpak Biologische Landbouw Waarom een plan van aanpak biologische landbouw? In het in 2000 opgestelde Plan van Aanpak Biologische Landbouw Overijssel wordt beschreven dat de toename van de biologische landbouw belangrijk is voor het realiseren van een aantal provinciale beleidsdoelstellingen voor het landelijke gebied: 1. versterking en verbreding van de economische basis van de landbouw (productdiversificatie: biologis che landbouw is een voorbeeld van een vorm van landbouw die kwaliteitsproducten met hogere toegevoegde waarde voortbrengt); 2. verbetering van de milieukwaliteit door verduurzaming van de landbouw (vanwege de structureel lagere milieubelasting vanuit de biologische landbouw); 3. behoud en versterking van de natuur- en landschapskwaliteit (de relatief extensieve biologische bedrijfsvoering laat zich goed combineren met natuur- en landschapsbeheer). De twee hoofddoelstellingen van het Plan van Aanpak zijn: 1. een impuls te geven aan de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel. In 2000 was het aandeel biologische landbouw in Overijssel kleiner dan in veel andere provincies. De in het Plan van Aanpak opgenomen ambitie is de achterstandspositie in te lopen door in Overijssel in de periode 2001-2004 een grotere toename van de biologische landbouw te realiseren dan de landelijke toename in die periode; 2. het verduurzamen van de niet-biologische landbouw door het versterken van wisselwerking tussen de biologische landbouw en de niet-biologische landbouw, waarbij de biologische landbouw een voorbeeld- en voortrekkersrol wordt toegekend voor wat betreft de ecologische thema’s in de ontwikkeling van duurzame landbouw. De toename van de biologische landbouw kan alleen plaatsvinden wanneer meer boeren biologisch gaan produceren. Dit is niet alleen afhankelijk van de inspanningen van de provincie, maar is ook afhankelijk van andere factoren (bijv. marktontwikkeling) en van andere partijen. Wel kan de provincie een rol spelen bij het verbeteren van de randvoorwaarden voor de toename van de biologische landbouw. In dit kader richt het provinciale Plan van Aanpak zich op de volgende 4 speerpunten (operationele doelen): 1. verbeteren van de (regionale) afzet van biologische producten via een ketenbenadering; 2. stimuleren van de omschakeling en het verbeteren van de biologische productiemethoden door kennisontwikkeling en –overdracht; 3. organisatorische versterking van de biologische sector (samenwerking, netwerkontwikkeling); 4. verbeteren van de beschikbaarheid grond en biologische grondstoffen (voer, mest, etc.).
Overwegingen en uitgangspunten Bij de uitwerking van het Plan van Aanpak en de keuze voor de bovenstaande operationele doelen hebben de volgende overwegingen en uitgangspunten een rol ges peeld: 1. de groei van de biologische productie moet gelijk opgaan met de groei van de afzetmarkt. Toepassen van de ketenbenadering is hiervoor belangrijk. Voor wat betreft de ontwikkeling van de landelijke afzet zoveel mogelijk aansluiten op landelijke initiatieven en daarnaast gericht initiatieven voor regionale afzet(-ketens) initiëren en ondersteunen; 2. biologische landbouw is één van de vormen van duurzame landbouw, maar niet de enige. Daarom niet alleen inzetten op omschakeling naar biologische landbouw, maar ook op ‘vergroening van de reguliere landbouw’ door uitwisseling van kennis en ervaring tussen biologische en niet biologische landbouw; 3. de organisatorische versterking van de biologische landbouw is een voorwaarde voor haar verdere ontwikkeling. Het betreft zowel versterking van de belangenbehartiging als de versterking van de samenwerking tussen producenten onderling, tussen producenten en ‘gebiedspartijen (terreinbeherende organisaties, waterschappen, e.a.) en tussen producenten en partijen in de keten; 4. voorwaarde voor de ontwikkeling van de biologische landbouw is het verbeteren van de beschikbaarheid van grond voor de biologische landbouw en van biologische grondstoffen (mest, veevoer). De
7
5.
grondbehoefte is groot. Weidegang is verplicht voor de meeste diergroepen en de dierbezetting is lager dan in reguliere sectoren; het provinciale (stimulerings-)beleid sluit aan bij en is complementair aan het Rijksbeleid. Het Rijksbeleid voor de biologische landbouw is verwoord in de nota ‘Een biologische markt te winnen’. Twee belangrijke instrumenten die het Rijk inzet zijn de omschakelingsregelingen en de Taskforce Marktontwikkeling Biologische Landbouw. Deze laatste richt zich op het verbeteren van de (landelijke)afzet voor biologische producten en voert onder andere de consumentencampagne ‘Biologisch, eigenlijk heel logisch’ uit.
Uitvoering en budget Voor de coördinatie van de uitvoering van het Plan van Aanpak Biologische Landbouw is bij de Stichting Stimuland Overijssel een coördinator biologische landbouw aangesteld (gezamenlijk financiering GLTO en provincie). De uitvoering van de speerpunten wordt projectmatig opgepakt. Het initiatief voor de ontwikkeling en uitvoering van projecten m.b.t. deze thema’s ligt bij de sector en ketenpartijen. Waar mogelijk en wenselijk (om versplintering te voorkomen) worden ondernemersinitiatieven gebundeld in zogenaamde ‘koepelprojecten’. Voor de uitvoering van het plan van aanpak heeft de provincie de periode 2001-2004 EUR 225.000 EUR/jaar beschikbaar gesteld. Voor de uitvoering van projecten zijn naast provinciale middelen ook middelen beschikbaar vanuit diverse EU- en Rijksregelingen (POP, SGB, Leader, etc.).
8
3. Ontwikkeling biologische landbouw in Overijssel In dit hoofdstuk wordt in het kort een aantal algemene aspecten van de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde: 1. de ontwikkeling van het aantal bedrijven en het areaal biologische landbouw, 2. de ontwikkeling van de afzetmarkt voor biologische landbouwproducten, 3. de bedrijfsresultaten van de biologische landbouw, en 4. natuur en landschapsbeheer op biologische bedrijven.
3.1 Ontwikkeling aantal biologische bedrijven en areaal Figuur 1 illustreert de ontwikkeling van het aantal biologische bedrijven en figuur 2 de ontwikkeling van het areaal biologische landbouw in Overijssel op basis van gegevens van het CBS. Toelichting: • In 2000, bij de aanvang van het Plan van Aanpak waren er 84 biologische landbouwbedrijven in Overijssel. In 2002 is dit aantal gegroeid tot 102 (de cijfers over 2003 komen in het 2e kwartaal van 2004 beschikbaar). In de periode 2000-2003 bedroeg de toename van het aantal biologische bedrijven 18%, terwijl in dezelfde periode het totale aantal landbouwbedrijven in Overijssel daalde met 6%. • Het aandeel biologische bedrijven groeide hiermee van 0,7% naar 1,0% van het totale aantal landbouwbedrijven in Overijssel. Landelijk lag dit aandeel op 1,4%. • Het aandeel van het areaal biologische landbouwgrond groeide van 0,9% in 2000 tot 1,1% in 2002. Landelijk lag dit aandeel op 2,2%. Figuur 3 geeft een beeld van de ontwikkeling van de biologische landbouw per bedrijfstype. In Overijssel in de melkveehouderij dominant met ca 60% van het aantal bedrijven. Naast de 102 biologische bedrijven zijn er de bedrijven ‘in omschakeling’ (d.w.z. bedrijven waar wel volgens de biologische productiewijze geproduceerd wordt, maar die (nog) niet op de biologische markt afzetten). Deze bedrijven zijn niet nog opgenomen in de cijfers hierboven. Op basis van de CBS-gegevens ging het in Overijssel in 2002 om ca 30 bedrijven. Deze cijfers geven een indicatie van de te verwachten toename van het aantal biologische bedrijven in de komende jaren, maar moeten met enige terughoudendheid geïnterpreteerd worden. Mede onder invloed van de marktontwikkeling kan een deel van de bedrijven besluiten de omschakeling niet door te zetten. Op basis van signalen uit het veld is het aantal bedrijven in omschakeling in 2003 niet sterk gegroeid.
Figuur 1 De ontwikkeling van het aantal biologische landbouwbedrijven in Overijssel (Bron: CBS)
120 100 80 60 40
bedrijven in omschakeling aantal biologische bedrijven
20 0 19 95 19 96 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02
aantal bedrijven
140
9
Figuur 2: De ontwikkeling van het areaal biologische landbouw in Overijssel (Bron: CBS)
in omschakeling (ha) areaal biologisch (ha)
19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02
3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0
Figuur 3 Ontwikkeling biologische landbouw per sector (in aantal bedrijven) (Bron: CBS) 120
aantal bedrijven
100 80 totaal
60
melkvee/rundveehouderij
40
intensieve veehouderij gemengd bedrijf
20
akker- en tuinbouw fruit- en boomteelt
19 95 19 96 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02
0
Conclusies • •
• •
De biologische landbouw groeit tegen de verdrukking in. Terwijl het totaal aantal landbouwbedrijven afneemt, groeit het aantal biologische bedrijven. De ambitie was om in een Overijssel een toename van de biologische landbouw te realiseren die boven de landelijke gemiddelde toename ligt. In de periode 2000-2002 was de toename in de provincie Overijssel, qua aantal gecertificeerde biologische bedrijven, 18%. De landelijke toename in dezelfde periode was 10%. Deze doelstelling is gehaald. Uit de figuur 4 blijkt dat Overijssel behoort tot de provincies in de ‘middengroep’ voor wat betreft de ontwikkeling van de biologische landbouw. Echter, ofschoon de toename in Overijssel in de afgelopen jaren boven de landelijke toename lag, blijft deze achter bij die van de periode tussen 1996 en 1999 en de prognoses die gedaan werden ten tijde van de opstelling van het Plan van Aanpak. De laatste jaren zwakt de groei af door de langzame marktontwikkeling.
10
Figuur 4: Biologisch landbouwareaal per provincie (Bron: CBS in Eko-monitor 2002 van Platform Biologica)
biologische landbouwareaa per provincie (%)l 0,6 0,7
Limburg
0,8 0,7
N-Brabant
0,7 0,5
Zeeland Z-Holland
1
1,2
N-Holland Utrecht
1,5
Gelderland
1,5
1,9 1,9
2,2
1,8
Flevoland
6,8
5,9 1,1 0,9
Overijssel Drente
1,5
1,8 1,9 1,8
Friesland Groningen
1,1 0
0,5
1
1,4
1,5
2
2,5
3
3,5
2000
4
4,5
5
5,5
6
6,5
7
7,5
2001
3.2 Langzame marktontwikkeling door tegenvallend koopgedragconsument In deze paragraaf worden in het kort de recente ontwikkeling van de markt voor biologische producten geschetst op basis van informatie van het EKO-monitor project dat in opdracht van LNV voor de landelijke Taskforce Marktontwikkeling Biologische landbouw de marktontwikkeling monitort 3. Algemeen Voor 2003 is de totaalomzet van de biologische landbouw in Nederland geschat op 395 miljoen euro. Na enkele jaren van sterke groei vlakte de groei af van 20% in 2001 via 9% in 2002 naar 5% in 2003. Op het niveau van de detailhandel bedroeg het omzetaandeel ‘biologisch’ in 2003 1,6% van de totale levensmiddelenomzet. Dit is nog ver verwijderd van de doelstelling van de landelijke Taskforce die streeft naar een aandeel van 5% voor de belangrijkste productgroepen eind 2004. Het tegenvallende koopgedrag van de consument is de belangrijkste reden voor de stagnerende marktontwikkeling, waarbij het grote prijsverschil tussen biologische producten en gangbare producten een belangrijke factor is. De trend van een marktontwikkeling die langzamer verloopt dan eerdere prognoses voorspelden lijkt zich in 2004 door te zetten. Wel verwacht de Taskforce dat per saldo de markt zich in 2004 ook weer positief zal ontwikkelen.
Ontwikkelingen per sector De marktontwikkeling voor wat betreft de sectoren die voor Overijssel belangrijk zijn laat zich als volgt kenschetsen: 3
Bron: Platform Biologica, Eko-monitor, cijfers en trends. De jaarrapporten 2002 en 2003.
11
•
• •
• •
De zuivelsector is de belangrijkste Overijsselse sector. De marktontwikkeling stagneert. De productie was in 2003 gelijk aan die van 2003 (en 5% hoger dan in 2001). Er was een productieoverschot van ca 20 miljoen liter (bijna 20% van de productie). Dit heeft er toe geleid heeft dat landelijk ca 55 omgeschakelde biologische ondernemers bij de zuivelcoöperaties op een wachtlijst staan en biologische melk leveren tegen een gangbare prijs . Het marktaandeel voor biologisch vlees is in 2003 sterk gestegen: van 1,4% naar 2,0%. Voor de varkensvleessector is een landelijk convenant tussen de Vereniging van Biologische Varkenshouders, een slachterij en supermarkten opgesteld dat producenten voor meerdere jaren voor een vast volume garantieprijzen biedt. Echter, ook in dit segment is de productie sneller gegroeid dan de consumptie: de groei van de afzet bedroeg ca. een derde van de verwachte groei. Hierdoor is het genoemde convenant onder druk komen te staan en februari 2004 is besloten dat een deel van de biologische bedrijven (tijdelijk) terugschakelt naar de gangbare productie. In de ‘Aardappel-Groente-Fruit’-segment is vooral door de groeiende verkoop in supermarkten sprake van een groeiende vraag. Kansrijke sector. De overige biologische sectoren zijn niche sectoren (bijv. paddestoelen, wijnteelt, etc.). De ondernemers zijn vaak pionier en vinden ook wat betreft de afzet hun weg wel.
3.3. Biologische landbouwbedrijven behalen goede bedrijfseconomische resultaten Biologische landbouwbedrijven halen goede bedrijfseconomische resultaten en bewijzen hiermee in potentie een economische en ecologisch duurzame drager van het landelijk gebied te kunnen zijn. Dit biedt kansen voor de ontwikkeling van duurzame landbouw in kwetsbare gebieden van Overijssel. Eind jaren ’90 behaalden in een aantal sectoren, m.n. de melkveehouderij en de akkerbouw en vollegrondstuinbouw, biologische bedrijven betere resultaten dan de gangbare bedrijven. Cijfers over de laatste jaren laten zien dat de biologische bedrijven deze voorsprong kwijt raken.
Melkveehouderij Uit onderzoek van het LEI 4 blijkt dat melkveehouderijbedrijven in de periode tot 2000 erin slaagden een gezinsinkomen uit bedrijf te halen dat 158% was van het inkomen in de reguliere sector. De extensievere productie (minder melk per koe en per ha) wordt gecompenseerd door het feit dat biologische bedrijven veelal groter zijn dan gangbare, door hogere opbrengstprijzen en door meer overige inkomsten uit bedrijf (verbredingstakken, agrarische natuur- en landschapsbeheer). De gegevens over 20015 laten zien dat de biologische en gangbare bedrijven in dat jaar gemiddeld hetzelfde resultaat boekten. Oorzaken van de relatieve achteruitgang van de biologische melkveehouderij: • de opbrengsten liepen terug omdat een deel van de melk in het gangbare circuit afgezet moest worden waardoor de ‘biologische meerprijs’ niet gerealiseerd werd; • sterker stijgende kosten dan in de reguliere sector (m.n. de factoren grond en arbeid).
Akkerbouw- en groentenbedrijven Ook akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven haalden in de tweede helft van de jaren ‘90, bij gemiddeld kleinere bedrijven en bij 10 tot 25% lagere opbrengsten per ha, hogere gezinsinkomens uit bedrijf dan de gangbare collega’s 6. Uit een onderzoek onder 22 bedrijven kwam naar voren dat het gezinsinkomen op 178% van het inkomen in de reguliere sector lag. Redenen: groter aandeel gewassen met hoge opbrengsten in het bouwplan en hogere opbrengstprijzen. Omdat het gegevens betreft van een kleine groep bedrijven die over een relatief korte tijd (minder dan 5 jaar) zijn gevolgd moeten de cijfers met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Zo geven de bedrijfsresultaten over 2001 een ander beeld. Voor bijna alle biologisch geteelde gewassen zijn de opbrengsten 20-30% lager dan 4 5 6
F. Brouwer et al, Landbouw, milieu natuur en economie, LEI, 2002 J. Jager, Biologische melkveehouderij is voorsprong kwijt, in LEI-monitor (februari 2004) F. Brouwer et al, Landbouw, milieu natuur en economie, LEI, 2002
12
voorgaande jaren7. Tegenvallende opbrengsten waren de voornaamste oorzaak. Hierdoor vallen de ondernemersinkomens in dat jaar bijna 50% lager uit dan in voorgaande jaren.
Beeldvorming Het feit dat biologische bedrijven zulke goede bedrijfsresultaten halen is nog onvoldoende breed bekend, ook onder ondernemers en beleidsmakers. Hieraan moet in de communicatie over biologische landbouw meer aandacht gegeven worden.
3.4. Biologische bedrijven doen veel aan natuur- en landschapsbeheer Biologische bedrijven kennen een extensieve bedrijfsvoering waardoor er relatief veel ruimte is voor de integratie van natuur en landschapsbeheer in de bedrijfsvoering. Zoals hierboven al aangegeven leveren de inkomsten vanuit agrarisch natuur- en landschapsbeheer een belangrijke bijdrage aan de goede bedrijfsresultaten van biologische bedrijven. Tabel 1 vergelijkt de inkomsten uit beheersvergoedingen van reguliere bedrijven in Oost Nederland met biologische boeren (steekproef uit het Bedrijven Informatienetwerk van het LEI). Dit geeft aan dat omschakeling naar biologische landbouw, bij voldoende ontwikkeling van de afzetmarkt, een belangrijke ontwikkelingsrichting is voor het realis eren van duurzame meer grondgebonden landbouw in de kwetsbare gebieden in Overijssel zoals bijvoorbeeld aangewezen in het kader van de Reconstructie Salland-Twente
Tabel 1 Beheersvergoedingen (bedragen per bedrijf) van biologische melkveehouderijbedrijven en reguliere melkveehouderijbedrijven (bron: bedrijveninformatienet LEI) Reguliere melkveebedrijven
Gemiddelde bedrag aan beheersvergoeding per bedrijf Verdeling bedrijven naar hoogte van de vergoeding Geen 0-500 EUR 500-1000 EUR 1000-2500 EUR 2500-5000 EUR >5000 EUR
7
Biologische melkveebedrijven
1998
1999
2000
1998
1999
2000
263
268
422
2549
4243
3440
87 4 3 3 1 2
87 4 3 3 1 2
87 5 2 3 2 2
36 14 9 5 18 -
28 4 12 8 16 -
32 10 6 16 13 -
J. Jager, Tegenvallende opbrengsten biologische akkerbouw en groentebedrijven, in LEI-monitor (februari 2004)
13
4. Evaluatie resultaten plan van aanpak In dit hoofdstuk worden per speerpunt van het Plan van Aanpak de resultaten van de periode 2001-2003 beschreven. Voor de beoordeling van de resultaten en de formulering van aanbevelingen is onder meer gebruik gemaakt de tussentijdse evaluatie van het Plan van Aanpak in juni 2003.
4.1 Stimuleren omschakeling en verbeteren productiemethoden door kennisontwikkeling en –verspreiding Doelstellingen (waarom doen we dit?) Voor de ontwikkeling van de biologische landbouw is kennis van groot belang. Kennis is nodig om economische rendabele productiemethoden een efficiënte bedrijfsvoering te ontwikkelen. Ten opzichte van de gangbare sector is de kennisontwikkeling en –verspreiding voor de biologische landbouw nog niet goed ontwikkeld. Dit werkt remmend op de ontwikkeling van de biologische landbouw. Concrete doelstellingen: 1. stimuleren van de kennisontwikkeling en –verspreiding door biologische voorbeeldprojecten/ demonstratieprojecten te ondersteunen; 2. stimuleren van de uitwisseling van ervaringskennis tussen ondernemers; 3. versterken van de rol van het Praktijkcentrum voor de Biologische Melkveehouderij Aver-Heino te Heino en het Praktijkcentrum voor de Biologische en Duurzame Varkenshouderij in Raalte. Resultaten (wat hebben we bereikt) De tabel hieronder geeft een overzicht van de uitgevoerde projecten en activiteiten in de periode 2001-2003. De resultaten van de projecten worden hieronder kort toegelicht Nr Project/activiteit 1 Bedrijfsverkenningen
Organisatie GLTO/DLV
2
Omschakelingsplannen en bedrijfsbegeleiding Demonstratieproject BIOM
GLTO/DLV
Demonstratieproject BIOVEEM Demonstratieproject BIOVAR Studiegroepprogramma Open dagen en demonstraties Kenniscentrum Duurzame veehouderij Heino-Raalte
Praktijkonderzoek
Stikstof op scherp
Stimuland
3 4 5 6 7 8
9
Praktijkonderzoek
Agro-eco GLTO/DLV Stimuland/DLV Praktijkcentra in Heino en Raalte
Omschrijving Keukentafelgesprekken over de mogelijkheden van biologische landbouw op het bedrijf (ca. 100 verkenningen uitgevoerd) Bedrijven worden begeleid bij de omschakeling naar biologische landbouw (22 bedrijven begeleid) Ontwikkeling en verspreiding van kennis over biologische akkeren tuinbouw via 2 demonstratiebedrijven en studieclubs Ontwikkeling en verspreiding van kennis over biologische melkveehouderij via 3 demonstratiebedrijven en studieclubs Ontwikkeling en verspreiding van kennis over biologische varkenshouderij via 1 demonstratiebedrijf en studieclubs Uitwisseling van kennis via 4 biologische studiegroepen Verspreiden van kennis over biologische landbouwmethoden naar gangbare bedrijven via open dagen en demonstraties Versterken van de kennisinfrastructuur voor biologische landbouw in Overijssel (nieuwbouw onderzoeks- en kennisoverdracht faciliteiten op de Praktijkcentra voor biologische melkveehouderij en varkenshouderij Verbeteren van het mineralenmanagement in de reguliere landbouw gericht op het verminderen van mineralenverliezen uit de landbouw
Looptijd 2001-2003 2001-2003 2001-2003 2001-2003 2002-2003 2001-2003 2001-2003 2000-2003
2001-2003
Omschakeling Zoals als beschreven in hoofdstuk 3 is de toename van de biologische landbouw in Overijssel in de periode 20002002 groter dan de landelijke toename. De beoordeling van de marktontwikkeling is de belangrijkste factor die van invloed is op het besluit van ondernemers om al dan niet om te schakelen. De uitvoering van de provinciale stimuleringsactiviteiten heeft hierop geringe invloed. Wel zijn de provinciale activiteiten een goed aanvullend hulpmiddel voor potentiële kandidaten voor een uitvoerige oriëntatie. Zo is in 2002 en 2003 een groep van 100 melkveehouders gericht benaderd. Hiervan hebben er 12 het besluit tot omschakeling genomen. In de periode 20012003 hebben 22 ondernemers omschakelingsbegeleiding ontvangen.
14
Verbeteren productiemethoden door kennisontwikkeling en kennisverspreiding biologische landbouw De tabel hierboven laat zien dat de meeste in het plan van aanpak opgenomen activiteiten ook zijn uitgevoerd. Deze activiteiten en projecten hebben voorzien in een behoefte. Een groot deel van de biologische ondernemers doet mee aan een of meerdere projectactiviteiten: studieclubs, onderzoeken, praktijkbedrijven, demonstratiedagen etc. (zie de projectverslagen voor aantallen deelnemers aan de verschillende activiteiten). Onderzoek op de voorbeeldbedrijven en in studieclubverband gericht op specifieke Overijsselse problemen en knelpunten wordt goed gewaardeerd. De resultaten zijn gebundeld in een praktijkgids voor de biologische landbouw in Overijssel. Het grootste project qua investeringsvolume (ruim 6.4 miljoen Eur met een bijdrage van 1.8 Eur vanuit de provincie/D2-programma) is het project kenniscentrum duurzame veehouderij Salland-Twente. Hier is geïnvesteerd in de vernieuwing van de stallen en cursusruimten van het Praktijkcentrum voor Biologische Melkveehouderij te Heino en het Praktijkcentrum voor Biologische en Duurzame Varkenshouderij te Raalte. Hierdoor is de capaciteit voor onderzoek en kennisoverdracht van deze praktijkcentra verbeterd en zijn deze goed toegerust om de komende jaren hun rol bij het verduurzamen van de veehouderij in Overijssel te kunnen vervullen. Uitwisseling tussen de biologische en regulier landbouw Het belangrijkste project in dit kader is het project Stikstof op Scherp geweest, een project dat zich richt op het verbeteren van het gebruik van mest en mineralen in de reguliere landbouw. Ruim 500 boeren namen deel aan dit project. In het kader van dit project worden elementen uit de biologische bedrijfsvoering onder de aandacht van reguliere boeren gebracht. Voor concrete voorbeelden, zie de praktijkgids ‘Slim mineralenmanagement, gezonde bodem’. Via acties als ‘open dagen’ / bedrijfsbezoeken en bij demonstraties werden de beide groepen boeren met elkaar in contact gebracht.
Conclusie en aanbevelingen Geconcludeerd dat het Plan van Aanpak heeft bijgedragen aan het creëren van de voorwaarden voor kennisontwikkeling – verspreiding in Overijssel, zowel voor de korte termijn (via de projecten) en de lange termijn (door opbouw van een netwerk van boeren en door versterking van de praktijkcentra). Bij de tussentijdse evaluatie van het plan van aanpak van juni 2003 deden de biologische ondernemers de volgende aanbevelingen: • het onderwerp kennis ontwikkeling en –verspreiding blijft belangrijke de komende jaren; • initiatief voor activiteiten op dit terrein moet bij ondernemers liggen (vraaggestuurd); • het leggen van een goede koppeling tussen landelijke projecten (als Bioveem, BIOM, etc.) en regionale initiatieven heeft zijn meerwaarde bewezen. Dit waar mogelijk voortzetten; • uitbouwen van de rol van de Praktijkcentra Aver-Heino en Raalte als kennisloket (niet alleen productie, ook markt en keten). Hierbij samenwerking met Stimuland versterken.
4.2 Marktontwikkeling: afzetbevordering en ketenontwikkeling Doelstellingen (waarom doen we dit) Vanwege de nog kleine omvang van de biologische sector en de kleinschaligheid van een deel van de bedrijven zijn de verwerking en de afzet van de producten nog minder goed georganiseerd dan in de gangbare landbouw. Dit is een rem voor de ontwikkeling van de biologische landbouw. Verbetering en professionalisering van de afzet verdienen daarom aandacht. In 2001 is de landelijke Taskforce Marktontwikkeling Biologische Landbouw gestart met als belangrijke acties o.a. (i) algemene consumentenvoorlichting over biologische producten (publiekscampagnes) en (ii) de ontwikkeling van landelijke afzetketens. Mede in het licht hiervan zijn de concrete doelstellingen voor het provinciale plan van aanpak: 1. stimuleren projecten voor het verbeteren van de regionale afzet; 2. stimuleren projecten voor de ontwikkeling van regionale keteninitiatieven en regionale producentenverenigingen; en waar mogelijk:
15
3.
aansluiten op / gebruik maken van landelijke initiatieven, o.a. in kader Taskforce Marktontwikkeling Biologische Landbouw (voor thema’s als consumentenvoorlichting, landelijke afzetketens, etc.).
Resultaten (wat hebben we bereikt) De tabel hieronder geeft een overzicht van de projecten en activiteiten die in de periode 2001-2003 in het kader van het Plan van Aanpak zijn uitgevoerd en/ of ondersteund (door begeleiding van de Stichting Stimuland of door een subsidie).
Nr Project/activiteit 1 Werkconferenties nieuwe allianties
Organisatie Stimuland/DLV
2
Biologische producten in bedrijfsrestaurants
Natuur en Milieu Overijssel
3
Milieucentrum Deventer
4
Promotie Eko-producten Salland Weerribbenzuivel
5
Eko-Twente
Ondernemer
6 7
Biologische producten in de Stimuland/DLV horeca Sallandse pieper Ondernemers
8
Biobus Enschede
Surplus
9
Vechtdal varken
10
Geitenyoghurt
Varkenshouders, akkerbouwers, ketenpartijen terreinbeherende organisaties Stimuland/ondernemer
11
Biologisch beleven
Stimuland
Ondernemer
Omschrijving Met 20 marktpartijen zijn verkenningen uitgevoerd naar de mogelijkheden voor verbetering van de afzet van biologische producten NMO heeft bedrijven begeleid bij het introduceren van biologische producten in hun bedrijfsrestaurants. Acht bedrijven hebben daadwerkelijk biologische producten geïntroduceerd in hun restaurants. Biologische ondernemers hebben een gezamenlijke promotiefolder ontwikkeld en verspreid. Biologisch melkveebedrijf met eigen zuivelverwerking heeft een nieuwe productielijn ontwikkeld Biologische ondernemer heeft een logistiek systeem ontwikkeld voor de afzet van biologische producten (bestel en bezorg-systeem). Hierbij zijn meerdere biologische producenten betrokken. Verkenning onder 10 horecabedrijven voor de introductie van biologische producten Biologische akkerbouwers hebben een nieuw afzetkanaal voor aardappels als streekproduct ontwikkeld en realiseren hierdoor hogere opbrengstprijzen Verbetering afzet biologische producten door een biologische bedrijf dat biologische producten bezorgt in een ‘bio-bus’ Ontwikkelen van een samenwerkingsverband tussen diverse partijen voor de ontwikkeling van een biologisch streekproduct : het Vechtdalvarken. Aandacht voor sluiten regionale kringlopen. Biologische geitenhouder is begeleid bij het uitvoeren van marktonderzoek en het ontwikkelen van geitenyoghurt Ca 25 biologische ondernemers worden begeleid bij het openstellen en inrichting van hun bedrijf voor bezoekers. Doel is consument en producent dichter bij elkaar te brengen. Doel is door grotere bekendheid de afzet te bevorderen. In dit kader zijn in 2002 en 2003 onder meer op 2 biologische varkensbedrijven zogenaamde sky-boxen ingericht voor bezoekers en is een biologische kunstmarkt georganiseerd.
Looptijd 2001-2002
2001-2003
2001 2001 2002-2003
2002-2003 2002-2003
2003 2003 en 2004
2002-2003 2003 en 2004
Conclusies m.b.t. de resultaten: • De in het plan van aanpak geplande activiteiten voor dit thema zijn uitgevoerd; • Er zijn veel kleinschalige activiteiten ontwikkeld gericht op het verbeteren van regionale afzet. De initiatieven zijn kleinschalig en zoekend van aard. Dergelijke initiatieven getuigen van gegroeid vertrouwen in eigen kracht. Een aantal van de ondersteunde projecten is al succesvol. Anderen bevinden zich nog in de ontwikkelfase. • In de kleinschaligheid van veel projecten zit ook de beperking. Veel initiatieven zijn in eerste instantie projecten van pionierende producenten. Deze zijn veelal in staat om op lokaal niveau succesvol hun afzet te regelen (directe/korte lijnen consument-producent). Een voorbeeld dat succesvol lijkt is de ‘Sallandse Pieper’. • Echter de opschaling naar omvangrijkere (regionale) afzetstructuren is maar beperkt ontwikkeld. Het is aan de sector zelf om op dit vlak initiatieven te ontplooien. Bij de tussentijdse evaluatie gaven de ondernemers aan dat
16
•
zij zich hiervan in toenemende mate bewust zijn geworden en dat zij meer de samenwerking met de overige ketenpartijen moeten zoeken. Objectief is het effect van het plan van aanpak niet te beoordelen. Er is geen o-situatie m.b.t. de afzet en de afzetstructuren vastgelegd.
Aanbevelingen Bij de tussentijdse evaluatie van het plan van aanpak van juni 2003 deden de biologische ondernemers de volgende aanbevelingen: 1. het ontwikkelen van de afzet en de afzetketens blijft belangrijk. Hierbij ook richten op landelijke ontwikkelingen. Regionale projecten zouden zich niet alleen als biologisch, maar ook als ‘streekproduct’ in de markt moeten zetten; 2. een actieve instelling van ondernemers blijft belangrijk. Het gaat hierbij echter niet alleen om producenten, ook andere partijen in de keten kunnen. In de toekomst hier sterker op inzetten. Biologische landbouw moet investeren in versterking samenwerking en netwerken; 3. communicatie naar consument en burger blijft belangrijk. Boeren kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Hiervoor wordt in 2004 in Overijssel het project ‘Biologisch Beleven’ uitgevoerd.
4.3 Grond en grondstoffen: verbeteren beschikbaarheid Doelstellingen (waarom doen we dit) Dit thema kent twee aspecten: • het verbeteren van de beschikbaarheid van grond voor de biologische landbouw. De biologische bedrijfsvoering is relatief extensief en daarom heeft deze sector voor haar groei een grote grondbehoefte. Hieraan wordt invulling gegeven door het stimuleren van samenwerking tussen terreinbeherende organisaties en biologische boeren; • het verbeteren van de beschikbaarheid van grond- en grondstoffen: ook biologische bedrijven zijn door economische redenen gedwongen tot specialisatie. Gemengde bedrijven met gesloten kringlopen komen weinig voor. Biologische veehouderijen produceren te veel mest en hebben een tekort aan voer en stro. Resultaten (wat hebben we bereikt) De tabel hieronder geeft een overzicht van de uitgevoerde projecten en activiteiten in de periode 2001-2003. De resultaten van de projecten worden hieronder kort toegelicht. Nr Project/activiteit 1 Koppelbedrijven
Organisatie Louis Bolk Instituut
2 3
Eko-streek Medegebruik natuurterreinen Innovatiebedrijven gronden grondstoffen
Stimuland/ondernemers Stimuland/ MB-Groenadvies Stimuland/ Louis Bolk Instituut
Uitwisselingssysteem grondstoffen Demovelden
Stimuland/ondernemers
4
5 6
Stimuland/ Praktijkonderzoek
Omschrijving Biologische bedrijven zijn begeleid bij het uitwisselen van grondstoffen en hebben de mogelijkheden voor samenwerking verkend. Tussen een 10-tal bedrijven zijn samenwerkingsverbanden ontstaan (hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan het op regionaal niveau sluiten van mineralenkringlopen). Opzet van een website voor het uitwisselen van grondstoffen De mogelijkheden voor samenwerking met natuurterreinbeheerders zijn verkend. In totaal 13 bedrijven. Biologische bedrijven zijn begeleid bij het toepassen van diverse maatregelen, o.a. teelt alternatieve voedergewassen, compostering (16 bedrijven). Verspreiden van opgedane kennis via studiebijeenkomsten Opzet van een fax-email-systeem voor de uitwisseling van grond en grondstoffen (55 deelnemers) Aanleggen van demovelden alternatieve voedergewassen
Looptijd 2001
2001 2001-2003 2002-2003
2002-2003 2001-2003
Conclusies m.b.t. de resultaten:
17
• •
•
de in het plan van aanpak geplande activiteiten zijn uitgevoerd; er zijn goede modellen voor samenwerkring tussen diverse typen biologische bedrijven ontwikkeld en in praktijk gebracht. Deze activiteiten zijn enthousiast ontvangen en het overgrote deel van de bedrijven is op een of andere wijze betrokken bij dergelijke samenwerkingsverbanden. De activiteiten hebben bijgedragen tot het verbeteren van de beschikbaarheid van biologische grondstoffen op de bedrijven. het structureel opschalen van de samenwerking tussen biologische boeren en terreinbeherende organisaties (natuur en landschap) is in de uitvoeringsperiode niet mogelijk gebleken. In individuele gevallen is wel succes geboekt.
Aanbevelingen Bij de tussentijdse evaluatie van het plan van aanpak van juni 2003 deden de biologische ondernemers de volgende aanbevelingen: 1. Het is in eerste instantie aan de biologische boeren zelf de samenwerkingsverbanden rond dit thema verder uit te bouwen. 2. Biologische boeren moeten zich blijven richten op de ontwikkeling strategische allianties tussen biologische boeren ene water, natuur landschap. Hier liggen kansen.
4.4 Organisatie: versterking samenwerkingsverbanden Doelstelling (waarom doen we dit) De ontwikkeling van de biologische landbouw vraagt de versterking van de samenwerking tussen biologische boeren onderling, tussen boeren en ketenpartijen (zie 4.2) en boeren en andere gebiedpartijen (zie 4.3). Resultaten (wat hebben we bereikt) De tabel hieronder geeft een overzicht van de uitgevoerde projecten en activiteiten in de periode 2001-2003. De resultaten van de projecten worden hieronder kort toegelicht. Nr Project/activiteit 1 Producentenverenigingen Twente en Vecht Regge
Organisatie Stimuland
2
GLTO
3
Vakgroep Biologische landbouw GLTO Contactdagen
4
Nieuwsbrief Biolangrijk
Stimuland
Stimuland
Omschrijving Ondersteuning en begeleiding van producentenvereniging in Twente. De vereniging Vecht Regge is uiteindelijk niet van de grond gekomen. Ondersteuning en begeleiding vakgroep
Looptijd 2001-2003
Organisatie van contactdagen voor biologische ondernemers uit Overijssel Uitwisseling kennis en informatie tussen biologische boeren in Overijssel
2001-2003
2001-2003
2002-2003
Belangrijk punt is dat bij de GLTO de vakgroep biologische landbouw tot stand is gekomen. Bij de tussentijdse evaluatie bleek dat de biologische landbouw op dit punt gegroeid is (het veld kent en vindt elkaar beter dan bij aanvang van het Plan van Aanpak), maar er nog lang niet is. De biologische boeren vinden elkaar eerst in de vakmatige uitwisseling en pas daarna in de sfeer van de belangenbehartiging en samenwerking. Aanbeveling Bij de tussentijdse evaluatie van het plan van aanpak van juni 2003 deden de biologische ondernemers de aanbeveling dat de biologische landbouw zich beter moet organiseren om haar belangen beter te kunnen behartigen. Dit is een taak voor de biologische ondernemers zelf.
18
4.5 Uitvoeringsstructuur De uitvoering van het plan is op hoofdlijnen verlopen als beoogd. De coördinatie van de uitvoering van het Plan van Aanpak lag in handen van de Stichting Stimuland. Jaarlijks stelde Stimuland in overleg met de sector een concept-uitvoeringsprogramma biologische landbouw op als onderdeel van haar totale activiteitenprogramma. Na ambtelijk overleg stelde GS het uitvoeringsprogramma vast en stelde projectsubsidies beschikbaar. Bij Stimuland is een coördinator biologische landbouw in dienst geweest voor 3 jaar (part-time functie). Deze werd gefinancierd door de GLTO en de provincie. Taak van de coördinator was het aanjagen van de ontwikkeling van projecten en het begeleiden van project voor de uitvoering van het Plan van Aanpak. In het Plan van Aanpak is voorzien in een klankbordgroep met vertegenwoordigers van GLTO, NMO, LNV-Oost en de provincie ter advisering van de coördinator biologische landbouw bij Stimuland. Deze klankbordgroep is gedurende enige tijd regelmatig bijeen geweest en is daarna vervangen door ‘ad-hoc’ overleg.
Aanbeveling/ aandachtspunt • •
De biologische ondernemers gaven aan tijdens de tussentijdse evaluatie dat de aanwezigheid van een steunpunt voor de sector, in de vorm van een coördinator biologische landbouw, voor hun belangrijk is geweest. Zij zouden de inzet graag gecontinueerd zien; Het Plan van Aanpak is een ‘provinciebreed’ programma. De afstemming met het gebiedgerichte beleid is niet gemakkelijk geweest. Indien de provincie sterker via de gebiedsgerichte lijn gaat werken moet voorkomen worden dat de aandacht voor biologische landbouw ondersneeuwt.
4.6 Financieel overzicht De provincie stelde in principe jaarlijks 225.000 EUR beschikbaar voor de uitvoering van het Plan van Aanpak. Het betrof middelen vanuit het budget voor subsidies duurzame landbouw en middelen voor plattelandsvernieuwing gekoppeld aan het POP. De tabel hieronder geeft een overzicht van de besteding van de middelen per doelstelling van het plan van Aanpak (het betreft een voorlopig overzicht: een deel van de projectsubsidies dient nog vastgesteld te worden en een deel van de projecten loopt nog. De bedragen zijn afgerond). onderwerp 1
Totale kosten Provinciale bijdrage (in miljoen Euro) (in miljoen Euro) 0,92 0,31
Bijdrage EU / Rijk (in miljoen Euro) 0,25
Private bijdrage (in miljoen Euro)* 0,36
0.78
0,34
0,24
0,20
0,36
0,13
0,11
0,12
3
Stimuleren afzet en ketenontwikkeling Omschakeling en kennisontwikkeling en –spreiding Grond- en grondstoffen
4
Organisatieversterking
0,13
0,03
0,05
0,05
Subtotaal
2,19
0,81
0,65
0,73
Kenniscentrum duurzame veehouderij Salland Totaal
6,50
0,10
4,0
1,40
8,69
0,91
4,65
2,13
2
5
* De inzet van ondernemers wordt in de tabel ondergewaardeerd. Een groot deel van hun investeringen in arbeidsuren en geld zijn niet opgenomen in de kosten van diverse projecten.
19
De middelen die de provincie in het kader van haar beleid subsidies duurzame landbouw / plattelandsvernieuwing voor biologische landbouw had gereserveerd zijn volledig benut. Bij de aanvang van het Plan van Aanpak waren de middelen niet gelabeld aan de verschillende doelstellingen. Het aantal en de aard van de door initiatiefnemers ingediende projecten bepaalde uiteindelijke de verdeling van de middelen over de doelstellingen. Naast de inzet van provinciale subsidies zijn ook andere subsidies benut (WCL, POP, D-2, Leader, SGM) en zijn ook private middelen ingezet. In totaal is voor 8,7 miljoen Eur geïnvesteerd in de versterking van de biologische landbouw in Overijssel. De provinciale investering bedroeg hiervan met 0,9 miljoen Eur ruim 10%. Het overzicht is wat vertekend doordat 1 project, het Kenniscentrum Duurzame veehouderij Raalte-Heino hiervan ruim 6,5 miljoen voor zijn rekening neemt. De inzet van ondernemers wordt in de tabel ondergewaardeerd. Een groot deel van hun investeringen in arbeidsuren en geld zijn niet opgenomen in de projectkosten. De koppeling van (een deel) van de provinciale middelen aan Europese middelen
(POP) is vooral in het begin lastig geweest. De POP-voorwaarden en -procedures zijn niet altijd gemakkelijk voor de uitvoering van projecten door ondernemers.
20
5.
Overwegingen en aanbevelingen voor provinciaal beleid na 2004
In dit hoofdstuk komt de vraag aan de orde of de provincie na 2004 haar stimuleringsbeleid t.a.v. de biologische landbouw moet voortzetten en, zo ja, op welke wijze. Alvorens op deze vraag in te gaan zal eerst ingegaan worden op een aantal externe ontwikkelingen: ontwikkelingen in het Rijksbeleid, de reconstructie Salland-Twente en de visie van de Overijsselse biologische ondernemers op de kansen en knelpunten voor de biologische landbouw in Overijssel. Voor de algemene ontwikkeling van de biologische landbouw: zie hoofdstuk 3
5.1 Externe ontwikkelingen Rijksbeleid Het Rijk wil ook na 2004 de ontwikkeling van de biologische landbouw verder stimuleren. Zij heeft dit aangegeven in de beleidsbegroting van het ministerie van LNV 2004. Hoe het Rijksbeleid er de komende jaren uit gaat zien is nog niet bekend. De LNV beleidsnota ‘Een biologische markt te winnen’ wordt in de eerste helft van 2004 geëvalueerd. De eindrapportage wordt in juli 2004 verwacht. De aanbevelingen worden verwerkt in het beleid en de begroting voor 2005 en verder. De contouren van het beleid voor na 2005 zijn nog niet duidelijk. Naar verwachting blijft het principe van de ‘vraaggerichte benadering’ het uitgangspunt en zal de nadruk blijven liggen op afzetbevordering. LNV heeft bij de presentatie van haar begroting 2004 in het kader van de ‘beleidsintensivering EHS en Reconstructie’ aangekondigd de komende 4 jaar ca 31 miljoen EUR te willen inzetten voor biologische landbouw en gewasbescherming in en rond de EHS. De uitwerking van dit beleid moet goed gevolgd worden om erop in Overijssel in te kunnen spelen.
Ontwerp-reconstructieplan Salland-Twente In het ontwerp-Reconstructieplan Salland-Twente is de toename van de biologische landbouw als doelstelling opgenomen. Deze is niet gekwantificeerd. Voor de ontwikkeling van biologische landbouw wordt voorgesteld stimuleringsbeleid in te zetten. De reconstructiepartijen hebben in het uitvoeringsprogramma Reconstructie 2004 nog geen activiteiten voor de biologische landbouw opgenomen. Aandachtspunten voor de uitwerking van het uitvoeringsprogramma zijn: • aandacht voor verbeteren afzet; • het feit dat de biologische hokdierhouderij (varkens, pluimvee, kalveren) niet als intensieve veehouderij worden aangemerkt en zich daarom in de extensiveringszones kan ontwikkelen. Omschakeling naar biologische landbouw kan een optie zijn voor intensive veehouderijbedrijven in deze zones; • de ontwikkeling van de biologische landbouw in kwetsbare gebieden waar extensivering van de melkveehouderij nagestreefd wordt (de zogenaamde Koopmansgebieden). Biologische melkveehouderij laat zich bedrijfseconomisch en ecologisch goed inpassen in deze gebieden (zie ook paragraaf 3.4).
5.1.3. Kansen en knelpunten (ondernemersperspectief) Bij de tussentijdse evaluatie van het plan van Aanpak van juli 2003 zijn door de ondernemers de volgende kansen en knelpunten voor de ontwikkeling van de biologische landbouw geanalyseerd en is aan hen gevraagd op basis hiervan aan te geven wat de aandachtspunten voor het beleid zouden moeten zijn in de komende jaren. Kansen De sector heeft een ‘sterk merk’. Het onderscheidende vermogen van het biologische product is dankzij het EKOkeurmerk veilig gesteld. De sector heeft er het vertrouwen in dat zij dit onderscheidende vermogen zal weten te handhaven. Een extra kans ligt in het vergroten van de regionale herkenbaarheid van de biologische productie. De sector denkt hierbij te kunnen inspelen op de huidige groeiende vraag naar streekeigen producten vanuit retail en consument.
21
Knelpunten Het centrale knelpunt blijft de langzame ontwikkeling van de markt en de afzetstructuren. Het prijsverschil met de gangbare landbouwproducten moet verkleind worden door het optimalis eren van de afzetstructuren en door kostpijsverlaging (o.a. door optimaliseren productiemethoden). Daarnaast zijn de andere in 2000 geconstateerde knelpunten nog steeds actueel: 1. gebrek aan nieuwe kennis en onvoldoende kennisverspreiding; 2. gebrek aan grond en ruimte; 3. de intensieve bedrijfsvoering (veel dieren/ha), in combinatie met het relatief grote aandeel gemengde bedrijven, zorgt voor een moeilijke uitgangssituatie voor omschakeling in Overijssel. Zie verder de analyse in het Plan van Aanpak 2001-2004. De aanbevelingen voor het beleid De ondernemers waren van mening dat m.n. de volgende onderwerpen de komende jaren blijvende aandacht behoeven: 1. ontwikkeling markt (consumentenbeïnvloeding); 2. ontwikkeling afzetstructuren (‘professionaliseren van vraaggerichte ketens’); 3. kennis over productiemethoden (ook om de kostprijs te verlagen); 4. biologische landbouw en gebiedsontwikkeling; en vooral voor Rijksbeleid: 5. handhaven en verbeteren van de omschakelingsregelingen. Niet zozeer om omschakeling te stimuleren, maat om ondernemers die vanwege kansen in de markt omschakelen tegemoet te komen in de omschakelkosten.
5.2 Overwegingen / aanbevelingen provinciaal beleid t.a.v. de biologische landbouw na 2004 Beleidsmatige keuze Het huidige Plan van Aanpak voor de biologische landbouw loopt eind 2004/begin 2005 ten einde. Op dit moment zijn nog een aantal projecten in uitvoering, waaronder de projecten ‘Biologische beleven’ (afzetverbetering) en ‘Biologische Ondernemen in de Tuin van Nederland‘ (kennis verspreiding) die uitgevoerd worden door de Stichting Stimuland. In de loop van 2004 moet de provincie haar beleid t.a.v. de biologische landbouw voor de periode na 2004 bepalen.
De beleidsmatige keuze m.b.t. de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel is: 1. of de ontwikkeling van de biologische landbouw verder aan de markt over laten, 2. of doorgaan met het ondersteunen van de biologische landbouw.
Voor het maken en onderbouwen van deze keuze moeten de volgende vragen beantwoord worden: 1. is de toename van de biologische landbouw relevant voor het realiseren van provinciaal beleid voor het landelijke gebied? Wat is de legitimatie voor het voeren van beleid voor biologische landbouw? 2. zijn de huidige kansen en knelpunten voor de ontwikkeling van de biologische landbouw vatbaar voor provinciaal beleid? 3. welke rol wil de provincie op zich nemen bij de bevordering van duurzame landbouw in het algemeen en dus ook bij de biologische landbouw?
Overwegingen 1.
Is de toename van de biologische landbouw relevant voor het realiseren van provinciale beleidsdoelen voor het landelijke gebied? Deze vraag kan eveneens als in 2000 positief beantwoord worden. Biologische landbouw is één van de beste voorbeelden van duurzame landbouw die wij kennen:
22
• biologische landbouw heeft goede bedrijfseconomische resultaten; • zij produceert landbouwproducten met een hoge(re) toegevoegde waarde; • zij heeft een lage milieubelasting; • zij voldoet aan maatschappelijke wensen m.b.t. dierenwelzijn; • biologische bedrijven doen relatief veel aan natuur- en landschapsbeheer. Op deze facetten vervult de biologische landbouw een voorbeeldfunctie voor de gangbare landbouw. De gangbare landbouw kan in principe op de verschillende facetten een zelfde niveau van duurzaamheid halen, maar is nog niet zover. In het verlengde van voorgaande is de conclusie dat de toename van de biologische landbouw bij draagt aan het realiseren van beleidsdoelstellingen voor de versterking van de plattelandseconomie, het milieubeleid, het waterbeleid, het natuur- en landschapsbeleid en de verduurzaming van de landbouw. 2.
Zijn de kansen en knelpunten voor de ontwikkeling van de biologische landbouw vatbaar voor provinciaal beleid? In onderstaande tabel wordt deze vraag in algemene termen beantwoord. Uitgangspunt hierbij zijn de door de ondernemers tijdens de tussentijdse evaluatie genoemde kansen en knelpunten. De ervaringen met de uitvoering van het huidige Plan van Aanpak vormen de basis voor de beoordeling van de mate waarin de kansen en knelpunten vatbaar zijn voor beleid. Kans /knelpunt
Vatbaar voor provinciaal beleid markt ontwikkeling (de terughoudende Zeer beperkt consument) gebrekkige afzetstructuren Ja
hoge prijzen, te groot verschil met gangbare producten
Indirect
gebrek aan kennisontwikkeling en Ja kennisverspreiding over de biologische productiewijze gebrek aan grond en ruimte (voor Ja, beperkt omschakeling en uitbreiding) biologische landbouw en gebiedsontwikkeling in kwetsbare gebieden (natuur en landschap, waterwingebieden, beekdalen)
Ja (deels indirect)
Mogelijke aanpak en instrumenten -voorlichting aan consument -vergroting aandeel biologisch in eigen keuken/restaurant stimuleringsbeleid: ondersteunen van initiatieven van ketenpartijen. Nadruk hierbij op initiatieven op het regionale schaalniveau. Initiatieven op nationaal niveau overlaten aan andere partijen. -via kennisontwikkeling en –verspreiding over biologische productiemethoden bijdragen aan kostprijsverlaging; -via verbeteren organisatie van de afzet bijdragen aan lagere prijzen via samenwerking met de Praktijkcentra te Raalte en Heino en door de ondersteuning van projecten op dit vlak bijv. het beleid voor de extensivering van de melkveehouderij (Koopmansgelden) biedt hiervoor aanknopingspunten. -versterken samenwerking tussen terreinbeherende organisaties, waterschappen, Vitens etc. en biologische boeren -koppeling leggen met provinciaal speerpunt agrarische beheer EHS. (nb: marktontwikkeling blijft sturend) . Bijvoorbeeld door voor vrijkomende bedrijven in de EHS gericht biologische boeren te gaan werven en helpen vij het zich verplaatsen naar deze gebieden.
Het overzicht laat zien dat deze kansen / knelpunten alle door provinciaal beleid beïnvloed kunnen worden. De lastigste hierbij is een zeer belangrijke: de terughoudende consument. Met betrekking tot de kansen/knelpunten zijn de afgelopen jaren activiteiten en projecten geïnitieerd. Deze dienen voortgang te vinden. De sector is nog te klein om deze initiatieven alle op eigen kracht te kunnen voortzetten. Gerichte ondersteuning van de overheid hierbij is gewenst. 3.
Provinciale rol bij de ontwikkeling van duurzame landbouw In het bestuursakkoord ‘Ruimte voor Actie’ heeft het provinciaal bestuur aangegeven de ontwikkeling van duurzame landbouw te willen bevorderen door ondernemers de ruimte te geven voor bedrijfsontwikkeling en door, waar mogelijk, concrete vernieuwende initiatieven vanuit de sector te willen ondersteunen. De sector neemt zelf het voortouw bij de ontwikkeling dergelijke initiatieven ligt. Dit algemene uitgangspunt is ook van toepassing op de biologische landbouw.
Aanbevelingen
23
Op basis van de beantwoording van de bovenstaande drie vragen worden hieronder een aantal aanbevelingen gegeven. Het betreft aanbevelingen op hoofdlijnen. De verdere uitwerking is onder meer afhankelijk van enerzijds de ontwikkelingen van het LNV-beleid voor 2005 en verder en anderzijds nader overleg met de sector en ketenpartijen over concrete initiatieven voor de komende jaren. 1.
in principe de ondersteuning van de biologische landbouw voort zetten. Groei van de sector is wenselijk en mogelijk en de sector is nog te klein om alle hobbels zelfstandig te kunnen nemen;
2.
Aanpak bij de ondersteuning van de biologische landbouw een vraaggerichte aanpak hanteren. D.w.z.: de provincie richt zich op het ondersteunen van concrete initiatieven van ketenpartijen en samenwerkende boeren. Het initiatief voor de ontwikkeling en uitvoering van de projecten ligt bij de sector zelf;
3.
Prioritaire onderwerpen om de groei van de biologische landbouw te realiseren dient de ondersteuning vanuit het beleid zich te richten op volgende onderwerpen: • stimuleren ketensamenwerking om zo de afzet te verbeteren (‘professionaliseren van vraaggerichte ketens’). Uiteindelijk moet dit resulteren in een toename van het areaal biologische landbouw. De focus van het provinciale beleid ligt hierbij op het regionale schaalniveau met twee opties: of (i) vanuit de regio aansluiten op landelijke ketens of (ii) stimuleren van de ontwikkeling van ketens op regionaal niveau. Meer dan afgelopen jaren moet hierbij de nadruk liggen op het betrekken van alle ketenpartijen bij de uitwerking en uitvoering van projecten. Communicatie naar burger en consument is een onderdeel van deze aanpak; • kennis - ontwikkeling en kennisverspreiding. Dit onderwerp zal naar alle waarschijnlijkheid een belangrijk onderwerp in het Rijksbeleid zijn. De biologische ondernemers in Overijssel moeten zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij landelijke ontwikkelingen op dit vlak. Vanuit het provinciaal beleid kan ondersteuning worden gegeven aan initiatieven die zich richten op specifiek Overijsselse problemen. Hierbij de samenwerking voortzetten met de Praktijkcentra voor duurzame en biologische veehouderij te Raalte en Heino; • biologische landbouw en gebiedsontwikkeling in kwetsbare gebieden (EHS). In het kader van de deelgebiedsuitwerkingen in het kader van de Reconstructie en het gebiedsgericht beleid dient de positie van de biologische landbouw aandacht te krijgen. M.n. in kwetsbare gebieden waar extensieve landbouw in combinatie met natuur- en landschapsbeheer wordt nagestreefd liggen er kansen voor de biologische landbouw. Een optie zou kunnen zijn om voor vrijkomende agrarische bedrijven in deze gebieden gericht biologische boeren te gaan zoeken die zich hier naar toe zouden willen verplaatsen. Hierbij zou een instrument als ‘grondbank/bedrijvenbank’ een rol kunnen spelen.
4.
uitvoeringsstructuur: biologische landbouw en het gebiedgericht werken. De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en uitvoering van programma’s en projecten voor het landelijke gebied komt voor een belangrijk deel te liggen bij Bestuurlijke Gebiedsoverleggen (BGO’s). De twee belangrijkste onderwerpen voor de ontwikkeling van de biologische landbouw in Overijssel (de stimulering van ketensamenwerking en kennisontwikkeling en – verspreiding) overstijgen het niveau van de deelgebieden. De aanbeveling is deze onderwerpen provinciebreed op te pakken. Het onderwerp ‘biologische landbouw en gebiedsontwikkeling’ leent zich wel voor een gebiedsgerichte aanpak.
5.
middelen voor de ondersteuning van de biologische landbouw. In het Reconstructiegebied is het budget dat beschikbaar is voor de Reconstructie Salland-Twente in principe ook beschikbaar voor de ondersteuning van de biologische landbouw. Buiten het Reconstructiegebied is momenteel weinig budget beschikbaar (205.000 EUR/jaar voor het thema duurzame landbouw over de volle breedte en daarnaast beperkt Europese middelen (POP en Leader)). Het is het overwegen waard i.s.m. met de sector op onder punt 3 genoemde speerpunten meerjarige uitvoeringstrajecten uit te werken en hiervoor middelen binnen de genoemde budgetten te reserveren.
5.3 Vervolgstappen In de loop van 2004 zal het provinciale beleid t.a.v. de biologische landbouw voor de periode na 2004 verder geconcretiseerd worden. Hiertoe zal overleg met de sector en de andere ketenpartijen gevoerd worden. Dit dient
24
dit najaar uit te monden in een korte beleidsnotitie die de doelstellingen en aanpak t.a.v. de biologische landbouw voor de komende jaren beschrijft en een bijbehorend concreet en praktisch uitvoeringsprogramma.
25