www.prv-overijssel.nl
Provinciale Staten van Overijssel
Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Telefax 038 425 75 00
Uw kenmerk
Uw brief
Ons kenmerk CS/2004/77
Bijlag en 1
Doorkiesnummer 06 20 54 91 43
Inlichtingen bij hr. W. Mulder
Datum 21 12 2004
Onderwerp
“Jaarplan Vergunningverlening en Handhaving 2005”
Bijlage: “Jaarplan Vergunningverlening en Handhaving 2005”. Dit document is eveneens te raadplegen via het Stateninformatiesysteem, SIS kenmerk PS/2004/1339.
Binnen de provincie Overijssel is in 2003 het Project “Stroomlijning vergunningverlening en handhaving” (verder Project “Stroomlijning”) als één van de bestuurlijke speerpuntprojecten opgestart. Doelstellingen van het project zijn: • professionalisering van de vergunningverlening en handhaving , onder meer ter verhoging van de effectiviteit; • stroomlijning van de keten vergunningverlening, preventief toezicht en handhaving; • stroomlijning tussen de uitvoering van de verschillende, inhoudelijke taken; • creëren van een kader op basis waarvan keuzes kunnen worden gemaakt over de inzet van schaarse middelen. Om de gestelde doelen te bereiken zijn er in het kader van het Project “Stroomlijning” diverse deelprojecten gestart. Een van deze deelprojecten heeft geleid tot het opstellen van het voorliggende document “Jaarplan Vergunningverlening en handhaving 2005” (verder Jaarplan 2005) dat u hierbij ter kennisname wordt aangeboden. Risico-georiënteerd werken. Afgelopen zomer hebben wij met u (commissie Economie en Bestuur, d.d. 15 september 2004) gesproken over het “risicogeoriënteerd werken” naar aanleiding van het document “ Overijsselse kijk op vergunningverlening en handhaving; schakeldocument tussen visie en uitvoering”. ATTENTIE: GEWIJZIGD RABO Zwolle 3973.41.121
Het provinciehuis is vanaf het NS-station bereikbaar: met stadsbus lijn 1 richting Berkum, halte provinciehuis
Bezoekadres Luttenbergstraat 2 Zwolle
2
Deze risicogeoriënteerde werkwijze is uitgewerkt vanuit de volgende gedachten: • schaarse middelen (tijd en geld), inzet hiervan dient zo efficiënt en effectief mogelijk plaats te vinden. Prioritaire onderwerpen (veiligheid en de kwaliteit van de fysieke omgeving) kunnen zo de meeste aandacht krijgen; • de wens van meer transparantie naar Provinciale Staten en de inwoners van Overijssel; • het landelijke Project “Professionalisering van de handhaving” op basis waarvan meetbare en wettelijk verankerde kwaliteitscriteria (met betrekking tot prioriteitstelling, meetbare doelstellingen en monitoring) zijn geformuleerd waaraan alle handhavingorganisaties op milieugebied in 2005 aan moeten voldoen. Op basis van een risicomatrix zijn prioriteiten gesteld. De formule “kans * negatief effect” bepaalt het risico en biedt de benodigde informatie om prioriteiten te kunnen stellen. Om deze informatie voor het gehele taakveld, dat betrekking heeft op de vergunningverlening en handhaving van milieuwetgeving 1, op een integrale wijze af te wegen, is eveneens afgesproken dat voor dit taakveld specifiek een Jaarplan en een Jaarverslag wordt opgesteld. Jaarplan Vergunningverlening en Handhaving 2005. Bij het opstellen van het “Jaarplan 2005” is gebruikgemaakt van de kengetallen die voor het taakveld in 2001 en 2003 zijn ontwikkeld. Het betreft dan de benodigde uren voor het uitvoeren van een bepaalde activiteit en/of een bezoekfrequentie in het kader van de handhaving (toezicht). De werkvoorraad is bepaald op basis van ervaringsgegevens en/of bekende werkvoorraad. Vervolgens zijn op basis van de eerdergenoemde risicomatrix, de beschikbare uren verdeeld. Hoog geprioriteerde (risicovolle) activiteiten zijn hierbij leidend geweest. Met inachtneming van de bestuurlijke prioriteiten heeft een verantwoorde allocatie plaatsgevonden van de beschikbare mensuren over de verschillende activiteiten. Hierbij moet worden opgemerkt dat de allocatie van beschikbare uren zich vooralsnog heeft beperkt binnen de afzonderlijke taakvelden. In het Jaarplan 2006 zal uitdrukkelijker aandacht worden geschonken aan de prioritering tussen de taakvelden. “Deregulering en ontbureaucratisering” en Masterplan “De weg naar de andere provincie”. De genoemde efficiencyontwikkelingen hebben een raakvlak met het Project “ Deregulering en Ontbureaucratisering” en dus ook het Masterplan “De weg naar de andere provincie”. Efficiencywinst in het Jaarplan 2005 wordt in veel gevallen gezocht in het standaardiseren en het dereguleren (vereenvoudigen van proces en inhoud). Dit wordt veelal gecombineerd met “ICT-instrumenten”. Steeds meer wordt de “ICT” en in het bijzonder het “Internet” gebruikt om de communicatie met (interne en externe) klanten te verbeteren en te “stroomlijnen” . Dit laatste past eveneens in het Project “Elektronische provincies”. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,
1
Het betreft hier de uitvoering van de volgende wet- en regelgeving: Wet milieubeheer, Wet bodembescherming,
Ontgrondingenwet, Grondwaterwet, Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, Boswet, Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet, Natuurschoonwet en de Provinciale Milieuverordening.
Project Stroomlijning vergunningverlening en handhaving
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
14 december 2004
Colofon
Datum
14 december 2004 Oplage 150 Auteur
dhr. W. Mulder mw. M.B. Scholtens (K+V) Project/kenmerk
‘Stroomlijning vergunningverlening en handhaving’ Inlichtingen bij
Dit document is een uitvloeisel van het project Stroomlijning vergunningverlening en handhaving. Het is een gezamenlijke uitgave van de eenheden Bestuurlijke Aangelegenheden (BA), Economie, Milieu en Toeris me (EMT), Landbouw, Natuur en Landschap (LNL) en Water en Bodem (WB). Voor inlichtingen kan contact opgenomen worden met: dhr. P.J. van Zanten projectleider Stroomlijning vergunningverlening en handhaving e- mail:
pj.van.zanten@prv - overijssel.nl
telefoon:
038 425 14 79
Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Fax 038 425 26 50 www.prv - overijssel.nl postbus@prv -overijssel.nl
2
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
Voorwoord
Voor u ligt het tweede integrale Jaarplan voor de vergunningverlening en handhaving van de milieuwetgeving binnen de provincie Overijssel. Dit Jaarplan is een volgende stap in de professionalisering van dit taakveld zoals dit is uitgesproken in het Onderhandelingsakkoord ‘Ruimte voor actie voor de collegeperiode 2003-2007’. Daarnaast is in 2004 het Schakeldocument de ‘Overijsselse kijk op vergunningverlening en handhaving’ vastgesteld. Volgens dit beleidskader zal het bestuur jaarlijks een Jaarplan en een Jaarverslag vergunningverlening en handhaving uitbrengen waarin jaarlijks concreet de voornemens en geboekte resultaten zullen worden vermeld. Gelet op de prioriteiten uit het Onderhandelingsakkoord (veiligheid, volksgezondheid en een kwalitatief goede woon- en werkomgeving) en andere autonome ontwikkelingen kiest de provincie Overijssel voor het uitvoeren van de milieuwetgeving op een risicogeoriënteerde wijze. Dit betekent dat activiteiten die risicovol zijn en/of bestuurlijk of maatschappelijk belangrijk zijn, prioriteit krijgen in de uitvoering van vergunningverlening en handhaving. Voor het vaststellen van de risico's (risico = kans x effect) is gebruik gemaakt van een risicomatrix. De uitkomst van deze risicomatrix is in belangrijke mate leidend geweest bij het bepalen van de activiteiten die in 2005 op het gebied van vergunningverlening en handhaving prioritair moeten worden uitgevoerd. De professionalisering van het taakveld is nog steeds een belangrijk item. In 2005 wordt vanuit het landelijke project ‘professionalisering van de handhaving’ ook de eigen organisatie de maat genomen. Daarnaast is een maximale efficiency bij het uitoefenen van deze wettelijke taak van steeds doorslaggevender belang, zie hiertoe de uitkomst van de takendiscussie. Het is dus zaak de schaarse capaciteit optimaal in te zetten ter uitvoering van de gestelde prioriteiten. Dit Jaarplan geeft onderbouwd aan op welke activiteiten, in de vergunningverlening en handhaving, het dagelijks bestuur van de provincie in 2005 de nadruk legt. Ten opzichte van het Jaarplan 2004 wordt nog beter duidelijk gemaakt volgens welke systematiek de prioriteiten zijn bepaald. De prioritering bepaalt uiteindelijk de allocatie van de beschikbare mensuren; het plan geeft helder aan welke keuzes zijn gemaakt en welke resultaten verwacht kunnen worden. Het Jaarplan 2005 is daarom te beschouwen als de integrale concretisering van de programma- en productbegroting tot het activiteitenniveau.
Gedeputeerde Staten van Overijssel
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Aanleiding en doel Context van het Jaarplan Leeswijzer
6 6 6 7
2 2.1 2.2 2.3
De keten vergunningverlening- toezicht en handhaving- bezwaar en beroep Vergunningverlening Toezicht en handhaving Bezwaar en beroep
8 8 8 9
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
De beleidscyclus Overzicht beleidscyclus Bestuursvisie Doelstellingen Prioritering Monitoring en evaluatie Planning en controlcyclus
10 10 10 11 11 12 12
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.6 4.6.1 4.6.2 4.6.3 4.7 4.7.1 4.7.2 4.7.3 4.8 4.8.1 4.8.2 4.8.3 4.9 4.9.1 4.9.2
Wettelijke taken Wet- en regelgeving Kwaliteitszorg Deregulering en Ontbureaucratisering Wet milieubeheer Vergunningverlening Preventief toezicht en repressieve handhaving Toekomstige ontwikkelingen Provinciale Milieuverordening – grondwaterbeschermingsgebied Ontheffingverlening Handhaving Toekomstige ontwikkelingen Wet bodembescherming Vergunningverlening Handhaving Toekomstige ontwikkelingen Ontgrondingenwet Vergunningverlening Handhaving Toekomstige ontwikkelingen Grondwaterwet Vergunningverlening Handhaving Toekomstige ontwikkelingen Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Ontheffingverlening Handhaving Toekomstige ontwikkelingen Boswet Vergunningverlening Handhaving Toekomstige ontwikkelingen Natuurbeschermingswet Vergunningverlening Handhaving
14 14 14 15 15 15 17 17 18 19 19 20 20 21 21 22 22 22 23 24 25 25 26 26 26 26 27 27 28 28 28 29 29 29 30
4
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
4.9.3 4.10 4.10.1 4.10.2 4.10.3 4.11 4.11.1 4.11.2 4.11.3 4.12
Toekomstige ontwikkelingen Flora- en Faunawet Ontheffingverlening Handhaving Toekomstige ontwikkelingen Natuurschoonwet Advisering Handhaving Toekomstige ontwikkelingen Repressieve handhaving algemeen
30 30 30 31 31 31 31 32 32 32
5 5.1 5.2
Overige taken en ontwikkelingen Niet-wettelijke taken Deregulering en ontbureaucratisering
34 34 35
6 6.1 6.2 6.3
Communicatie Interne communicatie Externe communicatie Communicatie als handhavinginstrument
37 37 37 39
1
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de aanleiding en het doel van het Jaarplan ‘Vergunningverlening en Handhaving 2005’. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de context van het Jaarplan en is een leeswijzer opgenomen.
1.1
Aanleiding en doel Gedeputeerde Staten hebben van de wetgever vele taken toebedeeld gekregen op het terrein van de uitvoering van de milieuwetgeving. Binnen het College van Gedeputeerde Staten zijn deze taken gesplitst; er is een portefeuillehouder Vergunningverlening en er is een portefeuillehouder Handhaving. Ambtelijk zijn de taken verdeeld over meerdere eenheden, waardoor ze ook deel uit maken van de totale beleidscyclus van die eenheden. Door deze ingewikkelde matrix -structuur kost het veel moeite om de totale uitvoering van de milieuwetgeving op goede en samenhangende wijze vorm te geven en keuzes te maken. Om deze integrale afwegingen te kunnen maken is een kader gecreëerd op basis waarvan keuzes kunnen worden gemaakt over de inzet van de schaarse middelen (tijd en geld). Dit Jaarplan schetst het kader en maakt duidelijk welke doelen zijn gesteld, alsmede de keuzes die zijn gemaakt op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Het plan vormt de verbindende schakel in de beslislijn Gedeputeerde Staten-ambtelijke organisatie en in de afstemmingslijn tussen de betrokken eenheden. Het stellen van de juiste prioriteiten aan de hand van onder meer een risicogeoriënteerde aanpak, het maken van expliciete keuzes, het formuleren van doelstellingen en het bereiken van resultaten is de lijn waarlangs gewerkt zal worden. Als vertrekpunt daarvoor dient de Programmabegroting 2005. Het Jaarplan dient als instrument voor de interne en externe communicatie over het beleid van de provincie op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Volgend op dit Jaarplan zal een jaar na dato een Jaarverslag 2005 worden uitgebracht om in samenhang verantwoording af te leggen over de bereikte resultaten.
1.2
Context van het Jaarplan Het Jaarplan maakt onderdeel uit van het project "Stroomlijning vergunningverlening en handhaving". Dit project heeft als belangrijkste doel de vergunningverlenings- en handhavingstaken optimaal op elkaar af te stemmen. Het project Stroomlijning maakt deel uit van de ‘speerpuntprojecten' uit het Onderhandelingsakkoord ‘Ruimte voor actie’ en is bestuurlijk verankerd door de benoeming van een "procesgedeputeerde". Verder is op dit moment de Kerntakendiscussie actueel. Op basis hiervan is een efficiencydoelstelling voor onder meer het taakveld vergunningverlening en handhaving vastgesteld. In het Schakeldocument "Overijsselse kijk op vergunningverlening en handhaving" is de wijze vastgelegd waarop de uitvoering van vergunningverlening en handhaving wordt gestructureerd. Uitgangspunt hierbij is een integrale en risicogeoriënteerde aanpak.
6
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
1.3
Leeswijzer In het Jaarplan wordt ingegaan op de achtergrond van vergunningverlening en handhaving en de taken, doelstelling en activiteiten van de provincie in 2005. In hoofdstuk 2 wordt in het kort ingegaan op wat we onder vergunningverlening, toezicht en handhaving en bezwaar en beroep verstaan. Hoofdstuk 3 gaat in op de beleidscyclus, namelijk: de bestuursvisie, de doelstelling van de provincie op het gebied van vergunningverlening en handhaving, de risicogeoriënteerde aanpak en monitoring en evaluatie. Daarnaast wordt aangegeven wat de plaats van het Jaarplan is binnen de planning en controlcyclus van de provincie. In hoofdstuk 4 komen de wetten aan de orde op basis waarvan de provincie vergunningverleningen handhavingtaken heeft. Per wet is uitgewerkt: het doel of de achtergrond van de wet, de toekomstige ontwikkelingen, taken van de provincie op het gebied van vergunningverlening en handhaving en de doelstellingen en activiteiten die de provincie voor 2005 heeft geformuleerd. Hoofdstuk 5 gaat in op de overige taken en ontwikkelingen op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Het gaat hierbij ondermeer om taken die niet-wettelijk gebonden zijn, maar wel noodzakelijk zijn om als bestuursorgaan effectief te kunnen opereren. In hoofdstuk 6 komt het onderwerp communicatie aan de orde. Aangegeven is welke activiteiten de provincie specifiek op het gebied van communicatie wil gaan oppakken.
2
De keten vergunningverlening- toezicht en handhaving- bezwaar en beroep
Vergunningverlening en handhaving zijn belangrijke instrumenten voor de provincie voor het bereiken van haar milieudoelen. Deze taken worden uitgevoerd in medebewind of als autonome taak. In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan wat we onder vergunningverlening, toezicht en handhaving en bezwaar en beroep verstaan.
2.1
Vergunningverlening Onder het begrip vergunningverlening verstaat de provincie Overijssel de verzameling van alle handelingen die zij verricht om milieuregels en -doelstellingen vast te leggen in adequate vergunningen1. Het gaat hierbij niet alleen om vergunningen voor bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer maar ook om bijvoorbeeld het behandelen van aanvragen voor ontheffingen van de provinciale milieuverordening bij het verrichten van activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden, het opstellen van beschikkingen in het kader van de Wet bodembescherming, het verlenen van vergunningen op basis van de Ontgrondingenwet of het verlenen van ontheffingen van de herplantplicht (Boswet). De provincie heeft als bestuursorgaan de verplichting om een aanvraag voor een vergunning in behandeling te nemen en te onderzoeken of eventueel, door het stellen van voorwaarden of beperkingen, een vergunning kan worden verleend.
2.2
Toezicht en handhaving Onlosmakelijk bij vergunningverlening hoort het toetsen of de werkelijke situatie overeenkomt met de vergunde situatie en vervolgens het zonodig afdwingen van de naleving ervan. De handhaving van hetgeen vergund is, of van rechtstreeks werkende wet- en regelgeving, is een borgingsinstrument voor de verwezenlijking van het milieubeleid. De provinciale handhavingstaken zijn gesplist in preventieve en repressieve handhaving: • •
Preventieve handhaving: toezicht zonder dat er vermoedens vooraf bestaan van een overtreding of een milieuhygiënisch onverantwoorde situatie. Repressieve handhaving: alle activiteiten die worden uitgevoerd naar aanleiding van handelingen in strijd met de milieuwet- en regelgeving of vergunningvoorschriften.
De provincie heeft in beginsel de plicht tot handhaving. Op het terrein van milieurecht heeft de Afdeling bestuursrechtspraak aangegeven, dat illegale situaties slechts kunnen worden gedoogd (waarmee dus in een concrete situatie van handhaving wordt afgezien) na een zorgvuldige afweging van de verschillende belangen. Daarvoor is dus een expliciete motivering vereist.
1
Daar waar in dit document sprake is van vergunningen worden begrippen als “toestemming”, ”ontheffing”, e.d. daar mede onder begrepen.
8
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
Er is dus formeel gezien meer beslisruimte voor de provincie op het gebied van handhaving dan op het gebied van vergunningverlening. Echter gelet op diverse landelijke ontwikkelingen (kwaliteitscriteria in het kader van de Professionalisering van de handhaving, de wijziging van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer (handhavingstructuur), diverse convenanten, landelijke sanctiestrategie enz.) is de beslisruimte op het gebied van de handhaving van milieuwetgeving beleidsmatig echter grotendeels ingekaderd. Door vergunningverlening en handhaving verschuift de primaire verantwoordelijkheid van de vergunninghouder niet naar de overheid. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor de milieugevolgen van zijn activiteiten. De ontwikkeling van een Europese Richtlijn Milieuaansprakelijkheid bevestigt nogmaals dit uitgangspunt.
2.3
Bezwaar en beroep Zowel de vergunningverlening als de bestuursrechtelijke handhaving zijn taken waarop onder andere de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Tegen de besluiten van de provincie kan bezwaar worden gemaakt en beroep worden aangetekend door belanghebbenden.
3
De beleidscyclus
Vergunningverlening en handhaving maakt onderdeel uit van de beleidscyclus van de provincie. Dat wil zeggen dat de provincie eerst formuleert wat zij wil bereiken op het gebied van vergunningverlening en handhaving (visie) en dit vervolgens vertaalt in concrete doelstellingen. Op basis hiervan stelt de provincie prioriteiten en wordt zorggedragen voor de uitvoering van het beleid. Door middel van monitoring wordt nagegaan of de geformuleerde doelen inderdaad behaald zijn en of bijsturing nodig is.
3.1
Overzicht beleidscyclus Onderstaand figuur geeft de beleidscyclus weer.
Visie
Vergunningverlening
Preventief toezicht
Repressieve handhaving
Beleidsevaluatie
Beleid
Monitoren Figuur 1: De beleidscyclus rondom vergunningverlening en handhaving
3.2
Bestuursvisie Het Onderhandelingsakkoord "Ruimte voor actie" vermeldt onder andere het speerpunt ‘veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving’. De verdere professionalisering van vergunningverlening en handhaving is eveneens één van de afspraken binnen het Onderhandelingsakkoord. Het terugdringen van de overheidsregulering (verminderen en vereenvoudigen van regels) en het onverminderd inzetten op strikte naleving van mens- en dierbeschermende regelgeving zijn daarvoor middelen. Om dit te bereiken wil de provincie een risicogeoriënteerde aanpak hanteren. De wijze waarop de uitvoering van vergunningverlening en handhaving wordt gestructureerd is opgenomen in het Schakeldocument ‘Overijsselse kijk op vergunningverlening en handhaving’, dat in het voorjaar van 2004 door het college is vastgesteld.
10
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
3.3
Doelstellingen Doelstelling vergunningverlening De provincie stelt zich ten doel op adequate wijze vergunningen te verlenen en wil hierin pro-actief zijn. Niet het afdwingen van maatregelen dient in het vergunningverleningsproces centraal te staan, maar het door de vergunninghouder, of -aanvrager nemen van zijn verantwoordelijkheid voor het bereiken van een duurzame samenleving. Dit met het doel de vergunninghouder of –aanvrager ertoe te bewegen zijn milieuprestatie te verbeteren. Zij zijn diegenen die de aanzet tot ontkoppeling van economische groei en milieuverontreiniging daadwerkelijk vorm kunnen geven. Hiertoe dient de vergunninghouder door de provincie zodanig te worden geïnformeerd dat deze overtuigd is van zijn eigen verantwoordelijkheid. Door deze verinnerlijking zal het proces van vergunningverlening sneller verlopen. Hiervoor is een goede informatieverstrekking noodzakelijk. De provincie wil daarom op voorhand duidelijkheid bieden over het te hanteren toetsingskader voor vergunningverlening. Doelstelling handhaving en handhavingskader De visie van de provincie op het gebied van handhaving is een inzichtelijke, gestructureerde en consequente aanpak. De spelregels hiervoor zijn vastgelegd in onder meer de "Handhavingsstrategie voor gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel". Deze handhavingsstrategie is gebaseerd op de bestuursovereenkomst "Samenwerking milieuhandhaving Overijssel" die in 1999 is ondertekend door de milieuhandhavingspartners, zoals gemeenten, waterschappen, politie en openbaar ministerie.2 De handhavingsstrategie beschrijft de wijze van de gezamenlijke bestuurs- en strafrechtelijke handhaving in geval van overtredingen. De handhavingsstrategie geeft daarnaast aan hoe de provincie samenwerkt met haar handhavingspartners. Hierbij spelen de bestuurskrachtige gemeenten, die zijn ontstaan na de gemeentelijke herindeling, een belangrijke rol. Gedogen wordt eveneens in de handhavingsstrategie behandeld. Tevens wordt er verwezen naar het landelijke beleidskader inzake gedogen, waarin is opgenomen dat gedogen slechts in uitzonderingsgevallen aanvaardbaar is. De provincie Overijssel stelt jaarlijks in samenwerking met het Openbaar ministerie een "Handhavingsarrangement Openbaar Ministerie en provincie Overijssel" op. Dit arrangement wordt bestuurlijk bekrachtigd. Het arrangement is gericht op de handhaving van milieurecht en bevat afspraken tussen het OM en de provincie Overijssel. Het bevat concrete afspraken over capaciteit, aantallen, snelheid en modaliteit van afdoening. Daarnaast bevat het arrangement ook procedurele afspraken over onder meer de identificatie van kernbepalingen en de intake van strafzaken. Recentelijk is door het Landelijk Overleg Milieuhandhaving een nieuwe sanctiestrategie opgesteld, namelijk de "Landelijke strategie milieuhandhaving". Deze handhavingsstrategie is bedoeld als een landelijk kader dat de provincie rechtstreeks als beleidslijn kan aannemen of waarbinnen een zelf te formuleren strategie vastgesteld kan worden.
3.4
Prioritering Het uitvoeren van vergunningverlening- en handhavingtaken, op het gebied van de milieuwetgeving, vindt op een risicogeoriënteerde wijze plaats. Dit betekent dat activiteiten die risicovol zijn en/of bestuurlijk of maatschappelijk belangrijk zijn, prioriteit krijgen in de uitvoering. Risicogeoriënteerde aanpak Bij een risicogeoriënteerde aanpak spelen negatief effect en de kans dat een negatief effect optreedt een belangrijke rol. Kans x effect = risico.
2
In 2004 zal een nieuwe bestuursovereenkomst worden afgesloten.
Met het negatieve effect worden de gevolgen bedoeld die kunnen optreden indien: • •
De regels (voorschriften, voorwaarden) die door de provincie zijn gesteld worden overtreden. De regels (voorschriften, voorwaarden) van de provincie (nog) afwezig zijn (geen of later vergunning verleend) dan wel niet op maat zijn gemaakt voor de specifieke situatie (standaardvoorschriften).
De provincie Overijssel gebruikt de volgende negatieve effecten om de taken / activiteiten te kenmerken: • • • • • •
schade aan de fysieke veiligheid: zoals gevaar op ongevallen met letsel, al dan niet dodelijk; schade aan de volksgezondheid; schade aan het milieu: lucht, water, bodem lopen schade op; schade aan de natuur: de natuur (flora, fauna, habitat, etc.) wordt aangetast; financiële, economische en/of juridische schade; bestuurlijke schade: het bestuurlijk belang, het imago van het bestuur van de provincie en/of de provincie als geloofwaardige overheid lopen gevaar.
Bij deze (potentiële) negatieve effecten kunnen de verschillende provinciale vergunningverleningsen handhavingstaken worden gekenmerkt. Voor de mate waarin deze effecten kunnen optreden is een vierpuntenschaal opgesteld (zeer klein, klein, duidelijk aanwezig, zeer groot effect). Met kans wordt bedoeld: •
•
De mogelijkheid dat vergunninghouder geen of onvoldoende maatregelen treft om de gevolgen te beperken die kunnen optreden indien deze niet zijn opgenomen in de vergunning. Hierbij moet ook worden gedacht aan het mogelijk temporiseren van de vergunningverlening, het verlenen van een "stempelvergunning" of het opstellen van een algemeen besluit in een provinciale verordening. De mogelijkheid van overtreding van de gestelde (gedrags)regels indien de provincie geen handhavingsinspanning levert.
Het effect heeft bij zowel de vergunningverlening als de handhaving dus betrekking op wat zou kunnen gebeuren en in welke ernst en omvang dit zou kunnen gebeuren. Bij kans gaat het om een inschatting of het daadwerkelijk zal gebeuren en in welke mate het zal gebeuren als de provincie aan het effect geen aandacht besteedt in de vergunning of de uitvoering van de handhaving. De gebruikte risicoanalyse is ontwikkeld door het Expertisecentrum Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie. Deze is vervolgens aangepast op de situatie in Overijssel.
3.5
Monitoring en evaluatie Een jaar na het opstellen van het Jaarplan wordt een "Jaarverslag vergunningverlening en handhaving" uitgebracht. In het Jaarverslag vindt verantwoording plaats over de bereikte resultaten uit het Jaarplan. Dit alles met de bedoeling het proces van integrale, transparante planvorming en evaluatie te continueren en te verbeteren.
3.6
Planning en controlcyclus De planning voor het opstellen van het Jaarplan vergunningverlening en handhaving valt samen met het opstellen van de werkplannen van de Eenheden. Het voornemen is om in 2005 de planning voor het opstellen van het Jaarverslag handhaving en vergunningverlening 2005 samen te laten vallen met het opstellen van de 3e managementrapportage (MARAP). Hierdoor kunnen de resultaten van de uitvoering van het Jaarplan 2005 worden meegenomen bij het opstellen van het Jaarplan 2006.
12
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
Figuur 2 geeft de planning- en controlcyclus weer van de provincie Overijssel.
PS
Onderhandelingsakkoord
Najaarsnota
Perspectief nota
Begroting
Beleids evaluatie
Jaarrekening
GS Uitvoeringsinformatie Directie
Eenheid
Jaarplan vv + hh
Uitvoeringsinformatie -rapportage
Werkplannen directie
Jaarverslag vv + hh
Werkplan Eenheid
3e MARAP
2e MARAP
1e MARAP
Managementrap.
Team Teamplan
Uitvoering door team
Figuur 2 : De plaats van het Jaarplan en het Jaarverslag vergunningverlening en handhaving binnen de planning- en controlcyclus van de provincie Overijssel.
4
Wettelijke taken
In dit hoofdstuk komen de wetten aan de orde, op basis waarvan de provincie taken heeft op het gebied van de vergunningverlening en handhaving. Per wet is uitgewerkt: het doel of de achtergrond van de wet, de toekomstige ontwikkelingen, de taken voor de provincie op het gebied van vergunningverlening en handhaving en de doelstellingen en activiteiten die de provincie voor 2005 heeft geformuleerd.
4.1
Wet- en regelgeving De vergunningverlening- en handhavingstaken van de provincie Overijssel vloeien voort uit onderstaande wet- en regelgeving, waarbij is aangegeven binnen welke eenheid de uitvoering hiervan is neergelegd. Eenheid Economie, Milieu en Toerisme (EMT): • Wet milieubeheer; • Provinciale milieuverordening- afvalstoffen. Eenheid Water en Bodem (WB): • Provinciale milieuverordening- grondwaterbeschermingsgebieden; • Wet bodembescherming; • Ontgrondingenwet; • Grondwaterwet; • Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden. Eenheid Landbouw, Natuur en Landschap (LNL): • Boswet; • Natuurbeschermingswet; • Flora- en Faunawet; • Natuurschoonwet. Daarnaast zijn er nog diverse uitvoeringsbesluiten op basis waarvan de provincie vergunningverlening- en handhavingtaken heeft. Naast de taken op basis van eerdergenoemde wet- en regelgeving voert de provincie ook vergunningverlening- en handhavingtaken uit op basis van andere wet- en regelgeving (ruimtelijke ordening en provinciale wegen en vaarwegen). De uitvoering van deze taken is op dit moment nog niet betrokken bij het project ‘Stroomlijning’ en maken derhalve geen onderdeel uit van het voorliggende plan. Dit zal op termijn plaatsvinden. Om de vergunningverlening- en handhavingtaken zo optimaal mogelijk op elkaar af te stemmen wordt in de rest van dit Jaarplan niet meer gesproken over de betrokken eenheden, maar alleen over bovenstaande wetten.
4.1.1
Kwaliteitszorg De provincie Overijssel heeft kwaliteit hoog in het vaandel staan. De bedrijfsprocessen op het gebied van de vergunningverlening en handhaving, op basis van de Wet milieubeheer, zijn sinds 2000 gecertificeerd conform de norm ISO 9002 (IPO-norm ‘Bedrijfsgebonden milieutaken). Voor het
14
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
overige taakveld is de afgelopen tijd hard gewerkt om te komen tot een aanvullende certificering in 2005. Het één en ander wordt ondersteund door de implementatie van een uniform bedrijfsvoeringsysteem, namelijk ‘Super Office’. Vooralsnog is het systeem alleen ingevoerd voor de handhaving en vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer. Afhankelijk van de specifieke wensen, op basis van de vergunningverlening en handhaving van de overige wetten, zal het systeem worden aangepast en verder worden ‘uitgerold’. Aandachtspunt hierbij is de vraag in hoeverre bestaande informatiesystemen kunnen worden vervangen of naast ‘Super Office’ in stand kunnen of moeten worden gehouden.
4.1.2
Deregulering en Ontbureaucratisering Naast het aspect kwaliteit wil de provincie Overijssel dat de (provinciale) regels, die van toepassing zijn op burgers en bedrijven, een toegevoegde waarde hebben en helder en duidelijk zijn. Onnodige regels moeten worden geschrapt. De provincie heeft een meldpunt ‘Minder regels’ ingericht, waar een ieder melding kan maken van regels die als overbodig, tegenstrijdig, omslachtig of onbegrijpelijk worden gezien. Naar aanleiding van de ingediende meldingen is bekend geworden welke regels, binnen het taakveld van de milieuwet- en regelgeving, onder de loep moeten worden genomen. In de navolgende paragrafen is per provinciale taak, in meer of mindere mate, specifiek aangegeven op welke onderdelen wordt gewerkt aan het vereenvoudigen, herzien of schrappen van regels. Door gebruikmaking van het instrument ‘Schatting impact van Regels Overijssel’ (SireO) zullen alle regels, waar de provincie gebruik van maakt, in 2005 worden getoetst. Dit houdt in dat als u geen specifieke maatregelen hieromtrent kunt vinden bij een bepaalde taak, de betreffende regelgeving in ieder geval zal worden getoetst met behulp van het instrument ‘SireO’. Op basis van de uitkomsten van deze toetsing kan, indien nodig, worden overgegaan tot vereenvoudiging, aanpassing dan wel afschaffing. Meer hierover vindt u terug in paragraaf 5.2.
4.2
Wet milieubeheer Op grond van de Wet milieubeheer worden meerdere activiteiten ondernomen. In het oog springende activiteiten zijn de milieuvergunningverlening en de uitvoering van Algemene maatregelen van bestuur op basis van de Wet milieubeheer, zoals het Besluit risico’s zware ongevallen, het Vuurwerkbesluit3, het Registerbesluit4 en de digitale provinciale risicokaart. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het beoordelen van kennisgevingen, bedrijfsmilieuplannen, milieueffectrapportages en energierapportages. Gedeputeerde Staten zijn het bevoegde gezag voor ongeveer 400 bedrijven die onder het regime van de Wet milieubeheer vallen. Deze bedrijven zijn onderverdeeld in 15 branches. Door dit branchegericht werken is er beter zicht op ontwikkelingen binnen branches en kan hier tijdig op ingespeeld worden. Zo kennen bedrijven in de afvalsector een hogere dynamiek vanwege de tijdelijkheid van vergunningen en markteconomische ontwikkelingen in die branche.
4.2.1
Vergunningverlening De activiteiten van het team vergunningverlening leiden tot eenduidige, adequate en handhaafbare milieueisen. Dit heeft effecten op de leefomgeving (aanvaardbare milieugevolgen, draagvlakbevordering voor naleving) en op de economie van Overijssel (voorkomen concurrentievervalsing). De laatste jaren is er sprake geweest van een groei van het provinciale bedrijvenbestand als gevolg van diverse uitspraken van de Raad van State en wijzigingen van het ‘Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer’ (Ivb), waarin ondermeer de toedeling van het bevoegd gezag is geregeld. De toename van het aantal bedrijven, dat valt onder het Besluit ‘risico’s
3
Onder andere de afgifte (jaarlijks terugkerend) van ontbrandingstoestemmingen en de behandeling van verzoeken om toepassing- en opslagvergunningen. 4 Het vullen en onderhouden van het risicoregister.
zware ongevallen’ (Brzo), van 4 naar 7 willen we hierbij nadrukkelijk noemen. Een toekomstige wijziging van dit besluit zal wellicht leiden tot een meer stabiel bedrijvenbestand. Verder is er sprake van een toenemende complexiteit en mate van regelgeving vanuit Europa. Dit zorgt ervoor dat het toetsingskader nagenoeg continu aan verandering onderhevig is. Structurele aandacht voor het up-to-date houden van kennis is derhalve noodzakelijk. Incidenten, zoals de brand bij Vredestein, en langdurige en complexe procedures (Bouwens en Twence) hebben er mede voor gezorgd dat de aandacht van het bestuur voor de milieuvergunningverlening verder is toegenomen. Dit heeft ondermeer geleid tot een forse inzet van ambtelijke capaciteit. Tegelijkertijd heeft deze extra inzet gezorgd voor een extra kwaliteitsimpuls, zoals de aanzet tot het actualiseren van de risicobedrijven en kwaliteitsverbetering van procedures (beoordeling ontvankelijkheid, ter inzage legging enz.). Het aspect ‘planning en control’ is hierdoor één van de kerncompetenties in de vergunningverlening. Doelstelling vergunningverlening in 2005 • Een adequaat milieuvergunningenbestand voor de circa 400 inrichtingen in o.a. de afvalsector en de industrie. Hieronder wordt verstaan dat jaarlijks ca. 20% van het vergunningenbestand wordt geactualiseerd op – in elk geval – de kernvoorschriften. Dit impliceert een actualiteitsdoelstelling van 80%. In 2004 is de actualiteit ca. 65%. Voor 2005 wordt een tussendoel voorgesteld, wat betreft de actualiteitsdoelstelling, van in totaal 70%. Voor de risicobedrijven geldt per eind 2005 een actualiteit van 100%, voorzover het de veiligheidsvoorschriften betreft. Actualisatie kan plaatsvinden via oprichtings- en revisievergunningen of via (ambtshalve) wijziging van de voorschriften. • Het komende jaar zullen 40 vergunningen pro-actief worden getoetst op actualiteit en kwaliteit. Hiertoe behoren in ieder geval de ‘risico-bedrijven’ die nog geen actuele milieuvergunning hebben. • Het voorgaande zal in 2005 leiden tot ongeveer 80 procedures (50 vergunningprocedures al dan niet op aanvraag en 30 ambtshalve wijzigingen). Hiernaast is er aanvullend sprake van een aantal (deels uitbestede) vergunningprocedures, die zijn gestart in 2004 en leiden tot een resultaat in 2005; • Afhandeling van ca. 80% van de vooroverleggen binnen 6 maanden. • Een adequate uitvoering van het Vuurwerkbesluit (ongeveer 70 ontbrandingstoestemmingen), het Besluit ‘risico’s zware ongevallen’ (3 Brzo-beoordelingen en 7 inspecties) en het Registratiebesluit externe veiligheid (risicoregister). Activiteiten vergunningverlening in 2005 • Advisering van het College ter vaststelling van het ‘adequate vergunningenniveau’. • Het komen tot een bestuurlijk geaccordeerde opzet voor een vereenvoudigde werkwijze voor vergunningverlening, passend bij eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en ingegeven door een risicobenadering en regeldrukvermindering. De vereenvoudigde werkwijze betreft zowel het proces (‘lean production’, gebruik ICT) als de inhoud (beschermingsniveau, voorschriften). Voor bedrijven met een zgn. laag risico wordt gestreefd naar standaardvergunningen. Voor bedrijven met een zgn. hoog risico wordt maatwerk geleverd. Mede gezien de taakstelling vanuit de Kerntakendiscussie dient de vereenvoudiging van de werkwijze van vergunningverlening ook efficiëntievoordelen met zich mee te brengen. • Het zonodig initiëren van een lobby in Den Haag of Brussel met het oog op regeldrukvermindering. • Verbetering van de afstemming van voorschriften en beleidsregels in IPO-verband. • Een eenmalige aanlevering van EURAL-gegevens van ca. 150 inrichtingen aan het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen. • Uitvoering van de benchmark energie. • Het behoud van het ISO-certificaat voor de kwaliteitszorg vergunningverlening en handhaving. • Het uitvoeren van vier pilots in het kader van geluidzonebeheer. De pilots dienen als resultaat te hebben: het oplossen van knelpunten op geluidgezoneerde terreinen die akoestisch ‘op slot’ zitten door toepassing van diverse oplossingsrichtingen en een vlottere vergunningverlening, meer economische mogelijkheden voor vestiging en uitbreiding op die terreinen.
16
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
4.2.2
Preventief toezicht en repressieve handhaving Bij toezicht en handhaving wordt veel aandacht besteed aan bedrijven in de branches met een hoog risico. Bij de branches met een gemiddeld, klein of zeer klein risico is sprake van een variabele inzet. Actuele ontwikkelingen kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Doelstelling handhaving in 2005 Het doel van handhaving is er voor te zorgen dat vergunninghouders de opgelegde voorschriften ook daadwerkelijk naleeft. Dit willen we realiseren via een consequente en uniforme handhaving. De handhaving voor de risicobedrijven en de ‘top X’-bedrijven zal geschieden aan de hand van handhavingessenties, zoals die worden vastgelegd in toezichtplannen en aan de hand van de in 2005 op te stellen (landelijke) kernbepalingen. Activ iteiten handhaving in 2005 • Uitoefenen van toezicht, door middel van het onder andere uitvoeren van ongeveer 700 controlebezoeken en 15 administratieve onderzoeken, bij ongeveer 400 provinciale inrichtingen, zoals opgenomen in de Productbegroting voor 2005. • Het, in overleg met de handhavingpartners, werken aan een bereikbaarheidsregeling op lokaal niveau. Het Milieumeldpunt Overijssel en de bijbehorende wachtdienst worden regelmatig ingeschakeld voor calamiteiten met een lokale uitstraling. • Het opstellen van toezichtplannen voor alle provinciale inrichtingen en/of branches. Deze ontwikkeling bevordert dat de milieuessenties in toenemende mate leidend gaan worden bij de uitvoering van de toezichtwerkzaamheden. • Het project ‘bedrijfsnoodplannen’ zal doorlopen in 2005, als onderdeel van de actualisatie van de vergunningen van risicobedrijven. • Het ontwikkelen van praktische handvatten en randvoorwaarden om communicatie als instrument te gaan benutten binnen de handhaving ter bevordering van de naleving van vergunningvoorschriften. Dit vindt uiteraard in nauwe samenwerking plaats met het project ‘Stroomlijning’. • In 2005 wordt landelijk gestart met de NO x- en CO2-emissiehandel. In de provincie zijn 6 bedrijven die hier mee te maken krijgen. Deze bedrijven moeten een emissievergunning hebben. De Nederlandse emissie Autoriteit zal de provincie hierover om advies vragen. • In 2005 gaat meer aandacht uit naar administratief toezicht. Toezichthouders gaan zich via een workshop verdiepen in de mogelijkheden voor administratief toezicht. In 2005 vindt de verdere implementatie van het elektronisch milieujaarverslag plaats evenals de invoering van het nieuwe landelijke meldsysteem voor afvalstoffen (Amice), gekoppeld aan de inwerkingtreding van de AMvB Melden en Registreren. Er wordt een start gemaakt met ketengerichte handhaving in samenwerking met de handhavingpartners. • In 2005 treedt veel nieuwe regelgeving in werking die gevolgen heeft voor de handhaving. Dit betekent dat permanent aandacht nodig is voor scholing en informatievoorziening. • Voor de controle van vuurwerkevenementen wordt een beleidsregel opgesteld.
4.2.3
Toekomstige ontwikkelingen Wijziging Inrichtingen en vergunningenbesluit (Ivb) Een wijziging van het Ivb is aanstaande (voorjaar 2005). Deze wijziging voorziet er in dat bedrijven met een ‘kleine afvalcomponent’ onder het bevoegd gezag komen te vallen van de gemeente. Daarnaast zal als gevolg van de wijziging van het Ivb de verklaring van geen bedenkingen afgeschaft worden. Dit betekent dat de termijn voor het verlenen van de vergunning voor desbetreffende inrichtingen wordt bekort. De voorgestelde wijzigingen hebben een vermindering van de bestuurslasten tot gevolg. Wat dit betekent voor Overijssel is op dit moment nog niet exact aan te geven. De wijziging van het Ivb geeft de provincie waarschijnlijk wel ruimte om vernieuwingen door te voeren. Vereenvoudiging Wet geluidhinder Naar verwachting treedt in de tweede helft van 2005 een vereenvoudiging van de Wet geluidhinder in werking. Dit heeft consequenties voor het proces van vaststelling van hogere
geluidsgrenswaarden. De vaststelling daarvan door GS vervalt. Gemeenten moeten vervolgens zelf geluid ‘meewegen’ bij het opstellen van bestemmingsplannen. De provinciale taak verschuift daarbij naar de begeleiding van gemeenten en een consequente beoordeling van geluidsaspecten in bestemmingsplannen. De inzet van de provincie op dit vlak neemt per saldo af. In verband met deze afname zijn op voorhand enkele vacatures niet ingevuld. Dit noopt tot een andere werkwijze, ten aanzien van het vaststellen van hogere grenswaarden, tot aan het moment van de aanpassing van de Wet geluidhinder. In overleg met het college zal waarschijnlijk gekozen worden voor een beperkte toetsing van de hogere grenswaardenverzoeken. De mate van toetsing zal daarbij onder meer afhankelijk zijn van het aantal woningen, wel of geen zienswijzen etc. Luchtvaartwet De vergunningverlening en handhaving in het kader van de Luchtvaartwet wordt zeer waarschijnlijk naar de provincie gedecentraliseerd. Dat betreft dan vergunningverlening en handhaving voor de kleine luchthavens, recreatieve vliegvelden, zweefvliegvelden, Ultralight-vliegtuigterreinen en helikopterhavens e.d. Dit vindt waarschijnlijk z’n beslag in 2006. Naar verwachting begint het ministerie van Verkeer en Waterstaat in de loop van 2005 met de overdracht van de specifieke kennis, naar de provincies, welke nodig is voor het verlenen van luchtvaartvergunningen. IPPC-richtlijn De IPPC-richtlijn (Richtlijn 96/61/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) verplicht de provincies milieuvergunningen op te stellen die voldoen aan de in deze richtlijn geformuleerde eisen. In bijlage 1 van deze Richtlijn staat vermeld voor welke inrichtingen de IPPC van toepassing is. Uiterlijk 31 oktober 2007 dienen de vergunningen voor deze bedrijven te zijn aangepast overeenkomstig de daarvoor geldende BAT/ BREF. Hiertoe zal in 2005 een plan van aanpak worden opgesteld, teneinde tijdig de hieruit voortkomende werkvoorraad te bepalen en eventueel benodigde aanpassing van de vergunning te realiseren. AMvB Melden en Registreren Per 1 januari 2005 treedt de AMvB Melden en Registreren in werking. Hiermee treedt tevens een nieuw meldingensysteem in werking. Senter in Den Haag wordt de gegevensbeheerder. De provincie zal in het kader van deze AmvB in 2005 een aantal transportcontroles verrichten. Na afloop hiervan volgt een onderzoek (administratief) van ontdoener naar eindbe-/-verwerker van deze afvalstof. Voorts wordt er een koppeling gemaakt met de meldingsgegevens bij Senter. De transportcontroles worden gehouden in samenwerking met de handhavingspartners. In 2005 neemt de provincie ook deel aan de landelijke transportcontrole, die door VROM-inspectie wordt georganiseerd. Herijking Uitvoeringsbeleid Het herijken en vervolledigen van het uitvoeringsbeleid (toetsingskader) voor vergunningverlening, inclusief het deelaspect geluid, is in 2004 van start gegaan. Het gaat hierbij om beleid voor het omgaan met bepaalde milieuaspecten bij de beoordeling van een aanvraag. De uitvoering van dit project geschiedt in 3 fasen: • Fase 1: onderzoek naar leemten in kennis en uitvoeringsbeleid; • Fase 2: verwerking onderzoeksgegevens (onderzoek dereguleringsmogelijkheden); • Fase 3: implementatie en uitvoering. Fase 1 is inmiddels afgerond en besto nd uit een enquête onder de medewerkers van milieuvergunningverlening en een benchmarkonderzoek bij de andere provincies. 2005 zal in het teken staan van implementatie en uitvoering, hetgeen zal uitmonden (naar het zich laat aanzien) in een veelheid aan verbeterprojecten.
4.3
Provinciale Milieuverordening – grondwaterbeschermingsgebied Onze maatschappij vraagt om voldoende drinkwater van een goede kwaliteit. In de meeste gevallen wordt het drinkwater gemaakt uit grondwater. De provincie is verantwoordelijk voor de bescherming van dat grondwater, zodat toekomstige generaties ook over voldoende schoon water kunnen beschikken. Milieuregelgeving en ruimtelijke ordening zijn hiervoor de belangrijkste instrumenten. Samen met partners (Vitens, gemeenten en waterschappen) geeft de provincie daaraan invulling. De provincie formuleert het beleid, stemt dit af met andere beleidsterreinen en vertaalt dit door in het Milieubeleidsplan en het Streekplan. Bij onze (bestuurlijke) partners bestaat behoefte aan
18
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
actualisatie en vernieuwing van het beleid. Dat wordt in 2005 uitgewerkt in het Beleidsplan grondwaterbescherming. De provincie is bevoegd gezag voor de regelgeving in de Provinciale milieuverordening en is verantwoordelijk voor een stuk uitvoering (ontheffingen, adviseren over milieuvergunningen). Het belangrijkste deel van de uitvoering is in 1995 neergelegd bij de gemeenten (integrale milieuvergunningen). Door extra bodembeschermende voorzieningen te eisen worden risico’s voor grondwaterverontreiniging voorkomen of beperkt. Overigens geldt dit ook voor milieuvergunningen waarvoor de provincie zelf, als bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer optreedt. Naast milieuregelgeving wordt het instrument van de ruimtelijke ordening ingezet om een, voor de waterwinning, duurzame situatie te bereiken. De provincie heeft tot taak te beoordelen of het aspect ‘grondwaterkwaliteit’ goed is verwerkt in de waterparagraaf van gemeentelijke bestemmingsplannen (‘watertoets’). Steeds vaker vinden ruimtelijke ontwikkelingen plaats die een bedreiging kunnen vormen voor de grondwaterkwaliteit, bijv. stedelijke uitbreiding of toename van intensieve recreatie. Wanneer de provincie vroegtijdig bij de planvorming betrokken wordt, kan zij hierbij een belangrijke pro-actieve rol vervullen. In veel gevallen kan dan een win-win-situatie worden bereikt: geen belemmering van maatschappelijke ontwikkelingen én een betere bescherming. Een watervisie, waarin Vitens en gemeenten aangeven hoe een optimale bescherming van de drinkwaterwinning kan worden gewaarborgd, kan daarbij als basis dienen.
4.3.1
Ontheffingverlening De provincie is belast met het behandelen van aanvragen voor ontheffingen van de Provinciale milieuverordening. Hierbij gaat het om een groot aantal activiteiten dat binnen een grondwaterbeschermingsgebied plaatsvindt. Ontheffingen worden beoordeeld op gevolgen voor de kwaliteit van het grondwater. Voorschriften worden gesteld ter voorkoming van verontreiniging van het grondwater. Doelstelling ontheffingverlening in 2005 Bij het verlenen van een ontheffing van een verbod op grond van de Provinciale milieuverordening worden preventieve voorschriften verbonden aan de activiteit, waardoor verontreiniging van het grondwater, voor met name de openbare drinkwatervoorziening, wordt voorkomen. Uitgangspunt in het provinciale grondwaterbeschermingsbeleid is om minimaal een “stand-still”situatie te bereiken, de kwaliteit mag niet verslechteren. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet een “step-forward” worden gerealiseerd. Dit sluit aan bij de Europese Kaderrichtlijn Water. Activiteiten ontheffingverlening in 2005 • Het geven van circa 100 adviezen aan overheden, bedrijven en particulieren over de ontheffingsplicht in het kader van de provinciale milieuverordening resulterend in het verlenen van circa 40 ontheffingen op grond van de provinciale milieuverordening. • Het beoordelen van circa 850 KLIC-meldingen (graafmeldingen) op de ontheffingsplicht. • Het geven van circa 50 adviezen aan gemeenten, betreffende milieuvergunningen voor inrichtingen gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden. • Het organiseren en houden van bijeenkomsten voor twee ‘grondwaterbescherminggemeenten’ gericht op beleidsafstemming en informatieverstrekking over de grondwaterbescherming. • Het coördineren/afhandelen van circa 2 verzoeken om vergoeding van schade als gevolg van extra voorschriften voor grondwaterbescherming uit de provinciale milieuverordening.
4.3.2
Handhaving De provincie is belast met de handhaving van de kwaliteit van grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden. Dit draagt bij aan het voorkomen van verontreiniging van het grondwater bestemd voor de drinkwatervoorziening en daarmee aan de duurzame ontwikkeling in de drinkwatervoorziening.
Doelstelling handhaving in 2005 Ontheffingen worden gemiddeld drie keer gecontroleerd met inachtneming van het “stand-still” principe zoals geformuleerd bij ontheffingverlening. Het aantal controles is echter afhankelijk van de activiteit. Handhavingsacties kunnen samen met de waterschappen, de politie en/of gemeentelijke toezichthouders plaatsvinden. Activiteiten handhaving in 2005 • Het aan de hand van de verleende ontheffingen en daarbij voorgeschreven voorschriften uitvoeren van controles in de grondwaterbeschermingsgebieden. Hierbij zullen circa 75 rapportages worden opgesteld ten aanzien van de verleende ontheffingen. • Het opsporen en tegengaan van circa 10 illegale activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden, ter voorkoming van verontreiniging van het grondwater.
4.3.3
Toekomstige ontwikkelingen De Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water eist dat Nederland haar grondwater op een bepaald kwaliteitsniveau houdt of brengt. De gebieden waar grondwater wordt onttrokken, voor de drinkwatervoorziening of de levensmiddelenindustrie, vragen daarin extra aandacht. Als nadere uitwerking van deze Kaderrichtlijn Water stelt de Europese Commissie momenteel een zogenoemde dochterrichtlijn grondwater op. Deze dochterrichtlijn richt zich vooral op de bescherming van de kwaliteit van het grondwater en zal naar verwachting eind 2005 of begin 2006 worden vastgesteld. De verplichtingen die deze richtlijnen met zich meebrengen voor het Nederlandse en provinciale grondwaterbeschermingsbeleid zijn nu (december 2004) nog onduidelijk. Landelijk en ook in Europees verband wordt gewerkt aan verduidelijking van deze verplichtingen. Verschuiving taak provincie Het accent van het provinciale grondwaterbeschermingsbeleid zal in de komende tijd verschuiven van milieuregelgeving naar meer ‘sturen’ via de ruimtelijke ordening. Daarmee verschuift ook de taak van de provincie van uitvoerend naar meer faciliterend en adviserend in het Ruimtelijke Ordeningspoor. Herziening Provinciale Milieuverordening In 2005/2006 zal het nieuwe beleid leiden tot herziening van de Provinciale Milieuverordening. De provinciale regelgeving zal worden verminderd, vereenvoudigd en verduidelijkt. De informatievoorziening aan gemeenten zal worden verbeterd, waardoor de provinciale adviesrol kan worden beperkt. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de dereguleringswens uit het Onderhandelingsakkoord. Bij burgers en bedrijven zal dit leiden tot minder regels, minder lasten, kortere procedures en meer draagvlak voor de regelgeving.
4.4
Wet bodembescherming Op grond van de Wet bodembescherming zijn Gedeputeerde Staten verantwoordelijk voor het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van ernstige verontreinigingen in de (water)bodem. De werkzaamheden hierbij richten zich op het zoveel mogelijk stimuleren van bodemsaneringen door derden. In die gevallen waarin dat niet mogelijk is, kan de provincie overwegen de werkzaamheden zelf te verrichten. Om deze werkzaamheden te verrichten beschikken Gedeputeerde Staten over een juridisch en financieel instrumentarium. Gedeputeerde Staten stellen onder meer een meerjarenprogramma vast waarin zij aangeven hoe zij denken taken en ambities te willen verwezenlijken in een bepaalde programmaperiode. Op basis van dit meerjarenprogramma kent het Rijk (lees: het Ministerie VROM) een Wet bodembeschermingbudget toe. Voor de periode 2005 tot en met 2009 zal voor de provincie Overijssel begin 2005 het definitieve Wet bodembeschermingbudget worden toegekend. Dan zal ook duidelijk zijn in hoeverre en welke ambities nagestreefd kunnen gaan worden. De aanpak van bodemsanering wordt grotendeels gefinancierd door het rijk. De daarmee samenhangende taken die door de provincie Overijssel in het kader van haar rol als bevoegd gezag
20
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
voor de Wet bodembescherming worden uitgevoerd en de daaraan gekoppelde apparaatskosten vallen ook onder de rijksfinanciering. Ondanks de grotendeels (nog) financiële afhankelijkheid van het Rijk, kan qua organisatie en uitvoering wel enige provinciale stroomlijning van de vergunningverlening aan de orde zijn. Het bodembeleid is er namelijk op gericht dat de rijksbijdrage langzamerhand wordt teruggeschroefd, wat overeen komt met de doelstelling dat in 2030 alle bodemverontreinigingen in Nederland zijn gesaneerd of worden beheerst. Door het teruglopend rijksbudget zal wellicht de provinciale bijdrage vergroot dienen te worden.
4.4.1
Vergunningverlening Op basis van de artikelen 29 en 37 van de Wet bodembescherming is bepaald dat Gedeputeerde Staten in een beschikking dienen vast te stellen of sprake is van ernstige bodemverontreiniging of van urgentie tot saneren. Aan de hand van deze artikelen wordt de prioritering van de werkzaamheden vastgesteld. Artikel 39 van de Wet bodembescherming bepaalt dat een saneringsplan de instemming van Gedeputeerde Staten nodig heeft. Aan de instemming met het saneringsplan kunnen voorwaarden worden verbonden. Onderscheid kan worden gemaakt tussen beschikkingen die door derden worden aangevraagd en beschikkingen die door de provincie zelf worden aangevraagd. In dat laatste geval kan de provincie Overijssel naast bevoegd gezag van de Wet bodembescherming ook als saneerder worden gezien. Doelstelling vergunningverlening in 2005 • Per 1 januari 2005 wordt bij de uitoefening van de taken op het gebied van de Wet bodembescherming (onder meer het verlenen van beschikkingen en handhaving) gewerkt conform het SIKB-normblad 8001. • Het naar verwachting afgeven van 33 beschikkingen op basis van ‘ernst en urgentie'. • Het naar verwachting afgeven van 5 beschikkingen op een saneringsplan. Activiteiten vergunningverlening in 2005 • De inhoud van de ‘bodembeleidsbrief’ alsmede de wijzing van de Wet bodembescherming kan er toe leiden dat aan de inhoud van de beschikkingen op basis van de Wet bodembescherming andere eisen gesteld gaan worden. Dit kan een aanpassing van de standaardbeschikking en standaardvoorschriften betekenen. • Het aanpassen van de tekst van de Provinciale Milieuverordening aan de nieuwe eisen die voortvloeien uit de bodembeleidsbrief en de wijziging van de Wet bodembescherming.
4.4.2
Handhaving De provincie is belast met een systematische en adequate handhaving met betrekking tot de naleving van voorschriften, gesteld in een beschikking op een saneringsplan, en het saneren zonder beschikking. De handhaving draagt bij aan het beperken van de risico’s voor de volksgezondheid, ecologie en verspreiding van verontreinigingen door het grondwater. Hierbij gaat het vooral om het toezicht op grondstromen, (water)bodemsaneringen door derden (bedrijven, particulieren, gemeenten) en om toezicht op saneringen die door de provincie zelf worden uitgevoerd. Tevens is de provincie belast met het toezicht en optreden in het geval van “ongewone voorvallen” die bodem en grondwater bedreigen. Doelstelling handhaving in 2005 • Een betere controle op ‘grondstromen’. Hiervoor gaat de provincie in 2005 samen met andere handhavende partners participeren in het project “Ketentoezicht grondstromen” (geïnitieerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties). In het kader van dit project wordt ook de meerwaarde en de mogelijkheden van een grotere inzet van ICT-middelen onderzocht. • Het continueren van de samenwerking met de politie en de Arbeidsinspectie in geval van overtredingen, op grond van de Handhavingstrategie ‘voor de gecombineerde handhaving in Overijssel’. Dit met als doel om een beter nalevingsgedrag af te dwingen.
Activiteiten handhaving in 2005 • Het bezoeken van 40 tot 50 saneringslocaties ter uitvoering van een doelmatige controle en toezicht op de uitvoering van bodemsaneringen volgens een goedgekeurd saneringsplan. • Beoordelen van 20 evaluatierapporten op basis van gemaakte afspraken in het saneringsplan en/of tijdens de uitvoering van de sanering. • Doelmatige controle en toezicht op de uitvoering van ongewone voorvallen in het kader van de Wet bodembescherming. In het kader van de integrale afstemming tussen de verschillende partijen zullen er in 2005 (waarschijnlijk) minimaal 20 ongewone voorvallen worden geïnspecteerd.
4.4.3
Toekomstige ontwikkelingen In 2005 zal de bodembeleidsbrief, zoals deze door Staatssecretaris Van Geel naar de Tweede Kamer is gestuurd, nadere invulling krijgen. De uitwerking van die brief zal zijn weerslag kunnen hebben op de wijze hoe met de aanpak van bodemverontreiniging zal worden omgegaan. Begin september 2004 heeft VROM de apparaatskosten voor de uitvoering van de Wet bodembescherming bekend gemaakt voor de periode 2005-2010. Dit zal waarschijnlijk leiden tot forse kortingen op de vergoeding van Overijssel en mogelijk consequenties hebben voor onder andere de handhavingscapaciteit voor bodemsaneringen. Daarnaast staat ook de wijziging van de Wet bodembescherming voor 2005 op de rol. Deze wijziging is er op gericht om de procedures korter en efficiënter te maken. Een betere aansluiting op de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de te doorlopen inspraak- en handhavingsprocedures is hierbij aan de orde. Verder is op basis van de gewijzigde Wet bodembescherming tevens een Besluit uniforme saneringen in voorbereiding. Deze Algemene maatregel van bestuur is er op gericht om voor bepaalde type verontreinigingen, die op een redelijke uniforme wijze kunnen worden aangepakt, in een meer eenvoudige procedure te regelen.
4.5
Ontgrondingenwet De uitvoering van de Ontgrondingenwet is gericht op een duurzame en continue bouwgrondstoffenvoorziening, gebaseerd op zuinig en hoogwaardig gebruik van primaire en secundaire grondstoffen. Tevens draagt de provincie, met de uitvoering van de Ontgrondingenwet, bij aan de bescherming van de waarden van natuur en landschap en het waarborgen van de veiligheid bij ontgrondingen. Het provinciale beleid is erop gericht om alleen nog multifunctionele ontgrondingen toe te staan, waarbij de winning van oppervlaktedelfstoffen een nevendoelstelling is naast een andere, zoals natuurontwikkeling, wonen aan water, recreatie en waterretentie. Hierdoor vindt, in combinatie met de afweging van de belangen in de omgeving, overlap plaats met de beleidsvelden landbouw, natuur, ruimtelijke ordening, water en recreatie.
4.5.1
Vergunningverlening De provincie is bevoegd gezag voor het verlenen van vergunningen op grond van de Ontgrondingenwet. Bij de vergunningverlening worden alle gevolgen van de voorgenomen ontgronding op de directe omgeving integraal afgewogen. Te denken valt aan onder meer gevolgen voor het ontgrondingenbeleid, de ruimtelijke aspecten, de waterhuishouding, natuur en landschap, veiligheid, archeologie en belangen van derden. Binnen het team wordt reeds geruime tijd gewerkt aan het opzetten van een kwaliteitszorgsysteem. Met de professionalisering van de handhaving en vergunningverlening zijn in 2004 flinke vorderingen gemaakt. De primaire vergunningverlening- en handhavingprocessen en een groot deel van de ondersteunde processen zijn beschreven. Er wordt toegewerkt naar een ISO-certificering in het voorjaar van 2005, rekening houdend met het project ‘Stroomlijning’ dat concernbreed wordt uitgevoerd.
22
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
Doelstelling vergunningverlening in 2005 Alle aanvragen worden getoetst aan het door Provinciale Staten vastgestelde beleidskader Bouwstoffen ‘Over winnen in Overijssel’. In 2005 zal ter uitvoering van het provinciale Onderhandelingsakkoord, verder worden gekeken naar mogelijkheden om regelgeving te vereenvoudigen en te verminderen en procedures te versnellen. Dit zal mogelijk leiden tot wijziging van de provinciale Ontgrondingenverordening. Activiteiten vergunningverlening in 2005 • Ter uitvoering van de taakstelling ‘beton- en metselzand’ voert de provincie in 2005 vooroverleg ten behoeve van het verlenen van vergunningen voor nieuwe c.q. uit te breiden multifunctionele winningen voor oppervlaktedelfstoffen. Het gaat hierbij om de volgende locaties: Oosterweilanden (Twenterand): na beoordeling MER in 2005, volgt de procedure voor vergunningverlening; De Domelaar (Markelo): voortzetting onderzoek voor uitbreiding winning binnen de winzone Haverlanden; De Dooze (Hardenberg): vergunningverlening voor zandwinning door VOF De Dooze; uitbreiding (binnen streekplanwinzone) en samenvoeging van de vergunningen van de Anker Kalkzandsteenfabriek en Sierink B.V. in het kader van veiligheid en ten behoeve van het realiseren van compensatie voor het nog te ontgronden gebied met de bestemming natuur; Eeserwold (Steenwijkerland): vergunningverlening voor uitbreiding van de bestaande zandwinning Eesveense Hooilanden gecombineerd met ontwikkeling wonen, recreatie en bedrijven, waarna de procedure voor vergunningverlening volgt; Collendoorn (Hardenberg): na vooroverleg voor uitbreiding van de bestaande zandwinning, volgt de procedure voor vergunningverlening; Hooidijk (Staphorst): na vooroverleg voor uitbreiding van de bestaande zandwinning, volgt de procedure voor vergunningverlening; • Het verlenen of wijzigen van circa 50 vergunningen voor zogenaamde functionele ontgrondingen. • Het beoordelen en afhandelen van circa 15 meldingen. • Het binnen de wettelijke termijnen afgegeven van alle aangevraagde beschikkingen (deze norm wordt elk jaar gehaald); • Voor alle nieuwe aanvragen, alle locatiegebonden informatie betrekken bij de besluitvorming; • Er is reeds sprake van een sterke standaardisatie van het vergunningenformat en inhoud van brieven, beschikkingen en voorschriften. In 2005 zullen betreffende documenten actueel worden gehouden. • Het verzamelen van productie- en voorraadgegevens inzake verleende ontgrondingvergunningen en ingekomen meldingen ter monitoring van de bouwgrondstoffenvoorziening. Het gaat hierbij om de Overijsselse taakstelling op het gebied van beton- en metselzand tot 2009, de winning van overige oppervlaktedelfstoffen, alsmede –vanuit de voorbeeldfunctie- de toepassing van secundaire bouwgrondstoffen in provinciale werken. • Het opstellen van een leidraad voor multifunctionele ontgrondingen. Deze leidraad wordt aan de initiatiefnemer ter beschikking gesteld en wordt voorlopig alleen toegepast bij de grote projecten. • In het kader van het beleidskader Bouwstoffen wordt flankerend beleid ontwikkeld. Activiteiten voor 2005 hierbij zijn: ontwikkeling leidraad vergunningverlening voor grote projecten; invoering verbrede bestemmingsheffing ontgrondingen; bijdrage aan CUR-aanbeveling ‘veiligheid diepe ontgrondingen’; verkenning naar verbeterde afstemming van vraag en aanbod van (licht verontreinigde) grond en baggerspecie. • Het voeren van overleg over de afbouw van het rijksbeleid en over beleidsafstemming met andere provincies en de Landkreis Grafschaft Bentheim.
4.5.2
Handhaving De provincie is belast met een systematische en adequate handhaving met betrekking tot de naleving van vergunningsvoorschriften en het ontgronden zonder vergunning. Dit om calamiteiten en onveilige situaties met gevaar op persoonlijk letsel op centrale zandwinlocaties te voorkomen en
schade aan natuur, landschap, cultureel erfgoed en belangen van derden zoveel mogelijk te beperken. Doelstelling handhaving in 2005 Door adequate handhaving van vergunningen kan overtreding van voorschriften deels worden voorkomen. Door op te treden bij illegale ontgrondingactiviteiten kunnen deels nieuwe illegale ontgrondingen worden voorkomen. Uitgangspunt is dat vergunningenlocaties gemiddeld drie keer worden bezocht. De bezoekfrequentie wordt echter gerelateerd aan de risico-inschatting door betreffende handhavers. Activiteiten handhaving in 2005. • Het uitvoeren van gemiddeld 3 controles per jaar bij 15 dieptewinningen, het opstellen van inspectierapporten, hercontrole en bestuursrechtelijke optreden. • Het uitvoeren van gemiddeld 3 controles per jaar bij 60 oppervlaktewinningen, het opstellen van rapportages, hercontrole en bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak bij eventuele overtredingen. • Het behandelen van circa 40 illegale ontgrondingen, het uitvoeren van controles, het opstellen van rapportages en eventuele, strafrechtelijke aanpak n.a.v. overtredingen. • Beleidsafstemming intern (EMT, BA) en extern (Officier van Justitie). • In 2004 wordt een externe draagvlakverkenning bij met name het betrokken ontgrondend bedrijfsleven (vergunninghouders) uitgevoerd, om tot een systeem van zelfhandhaving van en via vergunningsvoorschriften bij diepe ontgrondingen te komen. In 2005 moet dit onderzoek resulteren in een door of namens Gedeputeerde staten te bepalen standpunt over het resulta at van de externe draagvlakverkenning. Mogelijk kan op termijn door ontwikkeling van zelfhandhaving, de benodigde handhavingcapaciteit voor het controleren van ontgrondingvergunningen worden verminderd.
4.5.3
Toekomstige ontwikkelingen In 2003 is besloten tot een afbouw van de regierol van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van het beleidsterrein bouwgrondstoffen. De periode tot en met 2008 geldt als een overgangsperiode. Voor deze periode gelden nog de afgesproken taakstellingen voor de provincies voor het winbaar maken van beton- en metselzand. Voor Overijssel bedraagt deze taakstelling 12 miljoen ton. In 2003 is, als gevolg van het gewijzigde ontgrondingenbeleid van het Rijk (meer martkwerking, dus meer initiatief bij de ontgronder, gericht op multifunctionele ontgrondingen), een nut- en noodzaakdiscussie over de Ontgrondingenwet gestart. Het IPO is hierbij betrokken. Medio 2004 heeft deze landelijke discussie geleid tot drie voorgestelde varianten. De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft inmiddels, gesteund door het IPO, gekozen voor de variant 3. Het is op dit moment wachten op de reactie van de 2e Kamer hierover. Variant 3 houdt in dat voor de komende jaren wordt gekozen voor een minder ingrijpende wijziging van de Ontgrondingenwet, welke in hoofdzaak gericht is op: • Het integraal maken van de ontgrondingvergunning: voortaan mogen ook vergunningsvoorschriften worden opgenomen, die andere specifieke wetgeving (bijv. Wet milieubeheer) raken: de betrokken bevoegde gezagen (in dit geval alleen de provincie) moeten werkafspraken maken om doublures van vergunningsvoorschriften te voorkomen. • De invoering van een eigen coördinatieprocedure (i.p.v. 14.1 Wet milieubeheer): een noviteit hierbij is dat, -op verzoek van het ontgrondend bedrijfsleven-, het mogelijk wordt gemaakt dat eerst een ontgrondingvergunning wordt verleend en daarna de vervolgprocedures gaan lopen (Wet milieubeheer, Wet ruimtelijke ordening e.d.). Het een en ander gecoördineerd onder de regie van de provincie. Voor de langere termijn blijft variant 1 (opheffing Ontgrondingenwet en plaatsing binnen nieuwe Wet ruimtelijke ordening of binnen Wet milieubeheer) of variant 2 (ingrijpende wijziging Ontgrondingenwet, gericht op een integrale ontgrondingvergunning met uitsluiting van andere wetgeving) open staan. Deze varianten zijn echter nog in ontwikkeling en vereisen nog uitgebreid nader onderzoek. Het gewijzigde rijksbeleid wordt momenteel vertaald in het Beleidskader ‘Bouwgrondstoffen Overijssel’.
24
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
4.6
Grondwaterwet De provincie is op basis van de Grondwaterwet belast met het kwantitatieve beheer van het grondwater. Deze taak wordt uitgevoerd door middel van vergunningverlening, handhaving en informatievoorziening. Het gaat hierbij onder meer om het adviseren van (potentiële) grondwateronttrekkers, het registreren van meldingen van grondwateronttrekkingen, het verlenen van vergunningen en het uitvoeren van controlebezoeken aan locaties waar grondwater wordt onttrokken. De uitgevoerde onttrekkingen of infiltraties worden geregistreerd, waardoor een inzicht wordt verkregen in de hoeveelheden onttrokken grondwater. Naar aanleiding van de geregistreerde hoeveelheden wordt een provinciale grondwaterheffing geheven. Door middel van voorlichting bij het aanvragen van een vergunning, voorlichting tijdens de uitvoering van een werk of voorlichting bij een constatering van een illegaliteit, wordt betrokkenen inzichtelijk gemaakt welke regels er gelden en wat de achtergrond van de regels is.
4.6.1
Vergunningverlening Op grond van de Grondwaterwet en de Grondwaterverordening Overijssel kan bij het onttrekken (en infiltreren) van grondwater soms niet worden volstaan met een melding, maar is een vergunning vereist. Jaarlijks worden circa 30 vergunningaanvragen ingediend, waarvan circa 25 leiden tot een vergunning. Indien meer dan 3 miljoen m³ grondwater per jaar wordt onttrokken, dan wel een uitbreiding met meer dan 1,5 miljoen m³ per jaar, dient ten behoeve van de vergunningaanvraag een milieueffectrapportage te worden uitgevoerd. Doelstelling vergunningverlening in 2005 Door middel van vergunningverlening, handhaving en formulering van beleid zetten we ons in voor een doelmatig beheer van de grondwatervoorraad. Onder doelmatig beheer wordt verstaan, het gebruiken van grondwater voor hoogwaardige toepassingen, het zuinig omgaan met grondwater en het beperken van schade als gevolg van een onttrekking. Hierbij wordt eveneens gekeken naar belangen van derden en de omgeving. Deze belangen zijn onder te verdelen in bebouwing, natuur, landbouw, verontreinigingen, waterhuishouding, andere onttrekkingen en archeologie. De provincie besteedt extra aandacht aan een goede voorlichting en samenwerking in de voorbereidende fase bij het uitvoeren van projecten op andere beleidsvelden, waarbij mogelijk grondwater onttrokken of geïnfiltreerd zal moeten worden. Dit is van groot belang om vertragingen bij die projecten of tegenstrijdigheden met de doelstellingen van het kwantitatieve grondwaterbeheer te voorkomen. Dit speelt in ieder geval bij de projecten ‘versnellen woningbouw’, ‘ontwikkelen bedrijventerreinen’ en ‘energieopslag in de bodem’. De registratie, in geval van onttrekkingen of infiltraties, dient als ondersteuning bij het opstellen van provinciaal, landelijk en Europese beleid, onder andere op het gebied van ‘deregulering’ en de kaderrichtlijn Water. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt voor de toetsing aan de provinciale prestatie afspraken en dient de informatie ter ondersteuning van de vergunningverlening en handhaving. Activiteiten vergunningverlening in 2005 • Het begeleiden van 3 MER-procedures drinkwatervoorzieningen (winningen in de gemeenten Tubbergen, Zwolle en Wierden), met de daaraan gekoppelde vergunningprocedures. • 200 adviezen en voorlichting aan (potentiële) grondwateronttrekkers omtrent hun waterwinning, resulterend in: § 25 besluiten op vergunningaanvragen; § 3 adviezen over gedoogsituaties; • Project ‘actualisatie vergunningen Vitens’. • Het beantwoorden van 80 vragen aan de hand van het openbare grondwaterregister. • Het registreren van 400 meldingen per jaar in het Grondwaterarchief. • Het registreren van de onttrokken hoeveelheden grondwater. • Inning van de grondwaterheffing. • Onderhoud en gegevensbeheer Grondwaterarchief.
• • • •
4.6.2
Onderhoud en gegevensbeheer Grondwaterstandmeetnet. Het opstellen van de jaarlijkse rapportage over grondwateronttrekkingen (inclusief beregening). Schade afhandeling i.h.k.v. Grondwatervoorraadbeheer. Het opstellen van 5 adviezen met betrekking tot schade, als gevolg van waterwinningen (een viertal zal worden beoordeeld door een onafhankelijke schadecommissie).
Handhaving De provincie is belast met een systematische en adequate handhaving van de Grondwaterwet. Handhaving draagt bij aan een goed beheer van de Overijsselse grondwatervoorraad. De belangen van de vergunninghouder en de belangen van derden (de omgeving) spelen een belangrijke rol bij het bepalen van de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak van overtredingen. Het handhavingsbeleid met betrekking tot grondwateronttrekkingen is gericht op preventie van overtredingen door vroegtijdige controle. Doelstelling handhaving in 2005 Het aantal controles per activiteit geschiedt op grond van risico-inschatting door betreffende handhavers. Risico wordt hierbij vertaald in risicovolle gebieden en notoire overtreders. Er zal in 2005 meer aandacht worden besteed worden aan het actief opsporen van illegale onttrekkingen. Activiteiten handhaving in 2005 • Preventieve en technisch-repressieve handhaving van onttrekkingen; advisering en voorlichting over verantwoorde toepassing en gebruik van grondwater. Hierbij zullen circa 180 controles worden uitgevoerd. • Technisch-repressieve handhaving van (waarschijnlijk) circa 8 illegale onttrekkingen. • Beoordeling van circa 13 bedrijfsmilieuplannen en circa 16 jaarrapportages.
4.6.3
Toekomstige ontwikkelingen In 2005 zal, ter uitvoering van het Onderhandelingsakkoord, worden gekeken naar mogelijkheden om regelgeving te vereenvoudigen en te verminderen en procedures te versnellen. Dit zal mogelijk leiden tot wijziging van de Grondwaterwetverordening.
4.7
Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden De Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (verder: Whvbz) geeft de provincie de verantwoordelijkheid en bevoegdheid toe te zien op een veilig en hygiënisch gebruik van plaatsen waar gezwommen kan worden. Dit betreft zowel het zwemmen in zwembaden als ook het zwemmen in buitenwater. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de Whvbz heeft mede consequenties voor beleidsvelden buiten de eenheid zoals recreatie, toerisme en milieu. Gebruikers van in Overijssel gelegen badinrichtingen verwachten, naast geborgde aspecten als veiligheid en hygiëne, hoogwaardige en kwalitatieve voorzieningen. Dit vraagt naast een actieve opvolging van klachten en meldingen met betrekking tot badinrichtingen, een actieve bijdrage waar het gaat om (innovatieve) ontwikkelingen op dit gebied.
4.7.1
Ontheffingverlening In de Whvbz de daarbij behorende besluiten en regelingen zijn de regels opgenomen waaraan badinrichtingen en zwemgelegenheden moeten voldoen. De Whvbz geeft de provincie de bevoegdheid ontheffingen te verlenen op in de Whvbz vastgelegde voorschriften en daaruit voortvloeiende regelingen. Uitgangspunt is het naleven van de gestelde regels. De provincie heeft een (wettelijke) toetsende taak bij onder meer nieuwbouw en renovaties van badinrichtingen.
26
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
Doelstellingen ontheffingverlening in 2005 Ontheffingen kunnen worden verleend om lacunes, waarin de huidige wetgeving nog niet heeft voorzien, op te vangen. Dit dient op een zodanige wijze te worden ingevuld dat er sprake is van een legale en handhaafbare situatie. Uitgangspunt bij het toetsen van nieuwbouw- en renovatieplannen is dat acceptatie hiervan slechts mogelijk is indien er geen ontheffing van enig voorschrift verleend zou moeten worden. Slechts in uitzonderlijke gevallen zal ontheffing worden verleend. Activiteiten ontheffingverlening in 2005 • Behandelen van circa 5 aanvragen om ontheffingen. • Voorlichting in het kader van preventie, vraaggericht aan burgers en houders aan badinrichtingen. • Deelname aan het Deskundigenberaad ‘Zwemwater’ ten behoeve van een eenduidige afstemming en samenwerking met partners. • Implementatie van het Modelbeheersplan ‘Legionellapreventie in zwembadwater’ door onderzoek naar de noodzaak voor, en waar van toepassing, het opleggen van aanvullende maatregelen. • Analyse van klachten en meldingen naar de noodzaak voor, en waar van toepassing, het opleggen van aanvullende maatregelen.
4.7.2
Handhaving In de Whvbz en de daarbij behorende besluiten en regelingen zijn de regels opgenomen waaraan badinrichtingen en zwemgelegenheden moeten voldoen. De Wet geeft de provincie de bevoegdheid tot het bestuursrechtelijk handhaven van deze wet- en regelgeving. Doelstelling handhaving in 2005 Badinrichtingen en zwemgelegenheden als bedoeld in de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden moeten veilig en hygiënisch te gebruiken zijn. De Whvbz en daarbij behorende besluiten gelden als criterium. Overtredingen worden daartoe zo snel als noodzakelijk beëindigd. Alle badinrichtingen worden hiertoe minimaal éénmaal bezocht. In 2003 voldeden slechts 35% van de zwembaden bij de eerste inspectie aan de wettelijke eisen. Doelstelling voor 2005 is een minimum van 45 %. Dit wordt haalbaar geacht omdat in 2004 voorlichting ten aanzien van de wettelijke eisen en de wijze waarop deze moeten worden geïnterpreteerd, heeft plaatsgevonden. Activiteiten handhaving in 2005 • Het uitvoeren van circa 300 (her)controles bij bad- en zweminrichtingen en circa 55 controles bij zwemplassen. • Handhaving van circa 5 illegaliteiten. • Nadrukkelijker samenwerking zoeken met het openbaar ministerie, ten behoeve van een verbeterd nalevinggedrag. Dit vindt plaats op grond van de handhavingstrategie voor de gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel. • Het actief opsporen van illegaliteiten ten behoeve van een meer daadkrachtig optreden naar de burger en betrokken houders.
4.7.3
Toekomstige ontwikkelingen Naar verwachting zullen in de loop van 2005 de nieuwe Europese zwemwater richtlijnen door de Europese Raad vast gesteld worden. De nationale wetgeving zal vervolgens aangepast moeten worden aan deze nieuwe Europese regelgeving. Kijkend naar de gevolgen voor provincie Overijssel zal dit inhouden dat de indeling van de zwemplassen en het recreëren in oppervlaktewater herziening behoeft. De aanwijscriteria voor het zwemmen in oppervlaktewater, evenals de kwaliteitsparameters zullen wijzigen. Parallel aan deze procedure is het Deskundigenberaad ‘Zwemwater’ bezig eenduidige toetsingscriteria op te stellen voor de verschillende zwemlocaties.
Zwembaden (circulatiebaden) zullen de komende jaren voor een zware opgave staan om de kwaliteit (die de consument eist) te verhogen, zonder de kosten te laten stijgen (bereidheid van de consument meer voor een toegangskaartje te betalen). Innovatie en het toepassen van nieuwe en moderne technieken moeten en kunnen hierop inspelen. De provincies zullen in de handhaving oog moeten hebben voor modernisering. Een hechte samenwerking tussen beleidsmakers, ontheffingverleners en handhavers is hierbij noodzakelijk.
4.8
Boswet De Boswet is primair gericht op een kwantitatieve instandhouding van het Nederlandse bos. De wettelijke instrumenten hiertoe zijn een meldingsplicht, van het voornemen om hout te kappen, en de hieraan verbonden herplantplicht. Een meer kwalitatieve instandhouding van het bos kan worden bereikt met het instrument van het kapverbod. Van dit verstrekkende middel wordt overigens sporadisch gebruikgemaakt. Op grond van de Decentralisatie-impuls, waarmee in 1996 taken (mensen en geld) van het Rijk naar de provincie zijn overgegaan, voert de provincie taken van het Ministerie van Landbouw Natuur en Visserij (LNV) uit. De minister blijft echter het bevoegde gezag. De Boswet is een belangrijk en goed werkend instrument om tenminste het bosbestand in de provincie op peil te houden.
4.8.1
Vergunningverlening Sinds 1 januari 1996 ligt de uitvoering van de Boswet niet meer bij de minister van LNV, maar bij de provincie. De provinciale taken zijn: • De bevestiging van de melding van een velling. • Het verlenen van ontheffingen van onder andere de herplantplicht. • De toestemming voor compensatie van de herplantplicht elders. De minister blijft echter het bevoegde gezag. Doelstelling vergunningverlening in 2005 Het Overijsselse Bosareaal staat door allerlei maatschappelijke ontwikkelingen onder druk. Daarom ziet de provincie Overijssel er op toe dat het bosareaal (thans ca 38.000 ha) in Overijssel in stand wordt gehouden. Dit doet zij door het toezien op de regelingen van de Boswet, het geven van adviezen aan het ministerie LNV met betrekking tot het verlenen van ontheffingen en door het geven van voorlichting. Hierdoor zal het behoud van het bosareaal in Overijssel op dezelfde bosgroeiplaats worden nagestreefd. Activiteiten vergunningverlening in 2005 • Beoordelen van 150 kapmeldingen. • Opstellen van 30 adviezen voor het Ministerie van LNV met betrekking tot het verlenen van ontheffingen. • Het geven van adviezen en informatie over de uitvoering van de Boswet en het voeren van overleg met boseigenaren en ambtelijke organisaties, zowel in- als extern.
4.8.2
Handhaving Overtreders van de meldingsplicht en de herplantplicht begaan een delict op grond van de Wet economische delicten. De controle op de naleving van beide verplichtingen wordt uitgevoerd door de provincie. Doelstelling handhaving in 2005 Het toezien op de meldings- en herplantplicht, om daarmee te bewerkstelligen dat het bosareaal (38.000 ha) in Overijssel niet terugloopt.
28
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
Activiteiten handhaving in 2005 • Dagelijkse controle op instandhouding van het bosareaal, mede naar aanleiding van ingediende kapmeldingen. • Uitvoeren van controles van illegale vellingen, mede naar aanleiding van klachten, controle van 1500 openstaande herplantverplichtingen en het opstellen van daaraan gerelateerde rapporten. • Administratieve verwerking van ingediende kapmeldingen, klachtenbehandeling en melding van vermeende illegaliteiten.
4.8.3
Toekomstige ontwikkelingen Binnen het ministerie van LNV gaan geluiden op om de Boswet onder te brengen in een algemene wet die als doelstelling heeft de instandhouding van natuur- en landschapswaarden. Deze wijziging is de eerst komende jaren echter niet te verwachten.
4.9
Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet van 1967 heeft als doel bescherming te geven aan bijzondere natuurwaarden. Tot voor kort betrof dit de bescherming van gebieden (de staats- en natuurmonumenten). De bescherming van gebieden op grond van Europese regelgeving (Vogel- en Habitatrichtlijn) is door de thans voorliggende wetswijziging opgenomen in de Natuurbeschermingswet. Momenteel ligt er een wetsontwerp, voor een gehele herziening van de Natuurbeschermingswet. Indien het huidige wetsvoorstel wordt aangenomen zal de provincie bevoegd gezag worden voor onder andere vergunningverlening (en daarmee voor toezicht en handhaving), vaststellen beheersplannen en toetsen van plannen van lagere overheden. Het zal duidelijk zijn dat dit gevolgen zal hebben voor de Provincie. Naar verwachting treedt de nieuwe wet in de loop van 2005 in werking. Eén van de aspecten die beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet vraagt betreft de ammoniakneerslag en aanverwante handelingen van veehouderijen, met consequenties voor de betrokken natuurgebieden. Andere aspecten hebben bijv. betrekking op recreatie, water of geluid. De wet ligt politiek-bestuurlijk gevoelig en staat onder grote maatschappelijke aandacht. De consequenties ervan raken niet alleen allerlei (eigen) provinciale plannen, projecten en bevoegdheden (milieuvergunningverlening, goedkeuring van bestemmingsplannen etc.) maar ook de bevoegdheden die de provincie mogelijk zal krijgen.
4.9.1
Vergunningverlening Op grond van de Decentralisatie-impuls voert de provincie de taken van vergunning- en ontheffingverleningen uit, namens het Ministerie van LNV. De minister blijft tot aan de voorgestane wetswijziging echter wel het bevoegde gezag. De Provincie stelt in overleg met betrokkenen beheersplannen vast. Wanneer de provincie niet binnen drie maanden op verzoeken reageert, worden vergunningen of ontheffingen van rechtswege verleend. Als dit gebeurt, kan dat in de praktijk onomkeerbare schade opleveren voor de natuur. De verwachte wetswijziging m.b.t. vergunningverlening zal een aanzienlijke uitbreiding van de inzet van de provincie vragen. Doelstelling vergunningverlening in 2005 Het bieden van bescherming aan bijzondere natuurwaarden in de aangewezen gebieden in de provincie Overijssel (het betreft 16 Natuurbeschermingswetgebieden, 23 habitatgebieden en 9 vogelrichtlijngebieden) door het verlenen van ontheffingen en vergunningen. Activiteiten vergunningverlening in 2005 • Het opstellen van 15 adviezen voor het Ministerie LNV met betrekking tot het verlenen van ontheffingen en vergunningen (in het kader van de 'oude' Natuurbeschermingswet). • Het opstellen en uitvoeren van beheersplannen (2 beheersplannen opstellen en 5 uitvoeren). • Het adviseren en uitleg geven over de uitvoering van de Natuurbeschermingswet en het voeren van overleg met ambtelijke organisaties en overige belanghebbenden.
4.9.2
Handhaving Toezicht op de naleving geschiedt in de praktijk door de provincie. De minister blijft echter bevoegd gezag. Na inwerkingtreding van de nieuwe Natuurbeschermingswet zal de Provincie een toezichthoudende en handhavende taak krijgen. Dit vloeit voort uit de bevoegdheid tot vergunningverlening. Doelstelling handhaving in 2005 Het bieden van bescherming aan bijzondere natuurwaarden in daarvoor aangewezen natuurbeschermingswetgebieden. In Overijssel betreft dit 16 Natuurbeschermingswetgebieden. Na de wetswijziging komen hier 23 Habitatrichtlijngebieden en 9 Vogelrichtlijngebieden bij. Activiteiten handhaving in 2005 • Het toezicht houden op 16 natuurbeschermingswetgebieden. • Controle op en handhaving van de voorschriften zoals gesteld in de verleende ontheffingen en vergunningen (15 stuks). Door de verwachte wetswijziging, met betrekking tot de vergunningverlening, zal waarschijnlijk een aanzienlijke uitbreiding van de inzet van de provincie gevraagd worden.
4.9.3
Toekomstige ontwikkelingen De nieuwe Natuurbeschermingswet zal naar verwachting in 2005 in werking treden. Vanaf dat moment zal de Provincie het bevoegde gezag worden.
4.10
Flora- en Faunawet De Flora- en Faunawet heeft als doel de bescherming van de in het wild levende soorten dieren en plante n. Momenteel wordt, mede op basis van een evaluatie eind 2003/begin 2004, gewerkt aan de verandering van het provinciaal instrumentarium. Het betreft onder meer: de aanpassing van de Verordening beheer en schadebestrijding dieren Overijssel, de Nota beleidsregels faunabeheer, de goedkeuring van het Faunabeheerplan en het verlenen van de op dit goedgekeurde Faunabeheerplan gebaseerde ontheffingen. Indien landelijk tot een decentraal model wordt besloten zal dat consequenties hebben de vergunningverlening en de handhaving. De wet ligt politiekbestuurlijk gevoelig en heeft maatschappelijk veel aandacht. De consequenties ervan raken niet alleen allerlei (eigen) provinciale plannen en projecten maar ook de bevoegdheden die zij op grond van deze wet bezit, zoals het toestaan van ingrepen in populaties bij beheer en schadebestrijding of het sluiten van de jacht bij bijzondere weersomstandigheden.
4.10.1
Ontheffingverlening De provincie heeft een aantal bevoegdheden op grond van de Flora- en Faunawet. Onder meer op het onderdeel beheer en schadebestrijding bepaalt de provincie of ingrepen in de wettelijke beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn. De provincie kan hiertoe vrijstelling, ontheffing of een aanwijzing verlenen voor de door het Rijk aangewezen soorten. Voor een planmatig en duurzaam beheer van (hoofdzakelijk) een aantal beschermde inheemse diersoorten is een ‘faunabeheereenheid’ opgericht. Deze ‘faunabeheereenheid’ heeft ten behoeve van een planmatig en duurzaam beheer van diersoorten een faunabeheerplan opgesteld. Dit faunabeheerplan is vervolgens door GS vastgesteld. Naast wetgeving dient overig provinciaal beleid als input voor het faunabeheerplan.
30
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
Doelstelling ontheffingverlening in 2005 De doelstelling is, volgens de Flora- en Faunawet: het bestrijden van schade door diersoorten met inachtneming van de gunstige staat van instandhouding van deze soorten. Concreet komt dit neer op bejagen zonder dat de stand van de soort in gevaar komt. Activiteiten ontheffingverlening in 2005 Veel ontheffingen zullen in de loop van 2005 door de operationeel geworden ‘Faunabeheereenheid’ worden verleend. Daarnaast zullen er nog 30-50 ontheffingen door de Provincie worden verleend voor gevallen die buiten het door GS goedgekeurde ‘Faunabeheerplan’ vallen.
4.10.2
Handhaving De provincie moet toezien op de naleving van haar besluiten op basis van de Flora- en Faunawet. Op dit moment wordt als gevolg van een prioriteitsstelling binnen het totale werkpakket van beleid, uitvoering en handhaving van de Flora- en Faunawet nog nauwelijks invulling gegeven aan een strategisch en gestructureerde inzet op toezicht en handhaving van deze wettelijke taak. Implementatie van de Flora-en Faunawet in het provinciale beleid is nodig. Hiertoe zal onder andere een ‘handhavingdocument’ worden opgesteld. Doelstelling handhaving in 2005 Toezien op verleende ontheffingen. Activiteiten handhaving in 2005 Toezien op ca 30-50 verleende ontheffingen die zijn verleend buiten het Faunbeheerplan om.
4.10.3
Toekomstige ontwikkelingen Momenteel zijn er nog geen instrumenten, om een evenwichtige relatie tussen een gunstige instandhouding van diersoorten en een effectief beheer en schadebestrijding te realiseren, ontwikkeld. Aan het planmatig en duurzaam beheer van diersoorten moet nog meer vorm worden gegeven. Eind september 2004 is het ‘Fauna Beheereenheidplan’ door GS goedgekeurd. De ontheffingen zullen vanaf deze datum op basis van dit ‘Fauna Beheereenheidplan’ worden verstrekt. In 2005 wordt de faunabeheereenheid feitelijk operationeel.
4.11
Natuurschoonwet De Natuurschoonwet heeft tot doel de bevordering van het behoud van natuur- en landschapsschoon. De wet geeft fiscale tegemoetkomingen aan eigenaren van onroerende goederen, mits deze eigenaren hun onroerende goederen als landgoed instandhouden (en daarmee het natuurschoon bevorderen). Niet ieder onroerend goed komt daarvoor in aanmerking. De betrokken gronden moeten aan de bij of krachtens de wet gestelde eisen voldoen. De eigenaar dient de minister van LNV en de minister van Financiën te verzoeken zijn onroerend goed aan te merken als landgoed in de zin van de Natuurschoonwet. Voor Overijssel is deze wet bij uitstek het instrumentarium voor de instandhouding van de ‘macrostructuur’ van landgoederen. Deze landgoederen vormen een essentieel onderdeel van de ‘Provinciale Ecologische Hoofdstructuur’. Omdat de landgoederen zijn opengesteld voor het publiek, dienen zij tevens een belangrijke recreatieve functie. Landgoederen dragen bij aan de beleving van Overijssel, als de tuin van Nederland, en vormen een belangrijke drager van het landelijk gebied in deze provincie.
4.11.1
Advisering Het instrument om voor fiscale tegemoetkoming in aanmerking te komen is de ‘rangschikking’. In het kader van de Decentralisatie-impuls brengt de provincie advies uit over de rangschikking van
landgoederen en over het afgeven van een beschikking ‘van geen bezwaar’ en/of over gehele of gedeeltelijke ‘onttrekking’ van een landgoed. In dit specifieke geval is er feitelijk geen sprake van ‘vergunningverlening’. De provincie geeft namelijk alleen advies over de rangschikking van landgoederen. Doelstelling advisering in 2005 Door vererving en verkoop van (gedeelten van) landgoederen komt het behoud van natuur en landschapsschoon onder druk te staan. De provincie geeft advies over de rangschikking van landgoederen en over het afgeven van de beschikking van geen bezwaar en/of over gehele of gedeeltelijke onttrekking van een landgoed. Doelstelling daarvan is het instandhouden van 500 landgoederen om daarmee het behoud van Natuur- en landschapsschoon te bevorderen. Activiteiten advisering in 2005 • Het geven van advies aan LNV met betrekking tot het rangschikken van 25 nieuwe landgoederen. • Het geven van advies aan LNV met betrekking tot voorgestane mutaties op 40 landgoederen. • Het geven van advies aan LNV met betrekking tot het afgeven van 20 verklaringen van geen bezwaar. • Het geven van adviezen en uitleg over de uitvoering van de wet.
4.11.2
Handhaving De provincie ziet toe op een juiste uitvoering van de Natuurschoonwet, in overeenstemming met het rangschikkingsbesluit. De provincie heeft geen formele, handhavende taken op grond van de Natuurschoonwet. Door periodieke controles door de Belastingdienst wordt op de uitvoering en naleving toegezien. Doelstelling handhaving in 2005 De doelstelling van de handhaving is het instandhouden van landgoederen.
4.11.3
Toekomstige ontwikkelingen De Natuurschoonwet zal naar verwachting in 2005 worden gewijzigd. Hierdoor zullen de gezamenlijke rangschikkingen voor een groot deel komen te vervallen. Deze gezamenlijke rangschikkingen zullen echter na de wetswijziging opnieuw beoordeeld moeten worden.
4.12
Repressieve handhaving algemeen Preventief toezicht kan leiden tot repressieve handhaving. Repressieve handhaving is het, middels een handhavingwaarschuwing, dreigen met of het in zetten van handhavinginstrumenten ten einde te bereiken dat de overtreding beëindigd wordt. De wettelijke handhavinginstrumenten waarover het bestuur beschikt zijn de ‘last onder dwangsom’, ‘bestuursdwang’ en het ‘intrekken van de vergunning’ (op grond van hoofdstuk 18 Wet milieubeheer). De ‘last onder dwangsom’ betekent, dat een overtreder de illegale situatie dient te beëindigen. Indien dit niet gebeurt wordt per tijdseenheid, per overtreding of ineens een geldbedrag verbeurd. Bestuursdwang toepassen betekent, dat het bestuursorgaan zelf de illegale situatie beëindigd. Dit zal over het algemeen gepaard gaan met het verhalen van de kosten hiervan op de overtreder. Het ‘intrekken van de vergunning’ (of ontheffing) betekent, dat de overtreder het vergunde recht wordt ontnomen. Dit is het zwaarste handhavinginstrument dat het bestuur ter beschikking staat. De wijze waarop repressief gehandhaafd wordt vloeit voort uit de ‘Handhavingstrategie voor gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel’. In deze strategie is beschreven of in een bepaalde situatie een ‘handhavingwaarschuwing’ of een ‘handhavinginstrument’ wordt ingezet. Dit hangt o.a. af van het soort overtreding en de omstandigheden die worden geconstateerd.
32
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
De repressieve handhaving is organisato risch losgekoppeld van de functionele uitvoering van het preventieve toezicht, op basis van de verschillende wetten. Zoals gezegd is de repressieve handhaving volgend op de preventieve handhaving. De repressieve handhaving is derhalve afhankelijk van de ‘input’ van de functionele eenheden; het resultaat van het toezicht is de voeding voor de repressieve handhaving. Over de uitkomsten van de uitvoering van het toezicht is vooraf weinig te zeggen is. De uitvoering van het toezicht wordt bepaald op basis van een prioritering (risicomatrix) van de activiteiten, op basis van de verschillende wetten. De werkvoorraad voor de repressieve handhaving kan daarom niet tot in detail worden bepaald. De repressieve handhaving wordt daarom op grond van beschikbare capaciteit gepland op ‘producten’. Hierbij wordt uitgegaan van een enigszins continue toestroom van werk. Vooralsnog wordt er uitgegaan van het feit, dat er niet hoeft te worden geprioriteerd in het kader van de repressieve handhaving. Dit is ondermeer terecht aangezien de inzet van de preventieve handhaving, op basis van de risicomatrix, hoofdzakelijk gericht is op ‘risicovolle’ activiteiten. Geconstateerde onvolkomenheden hebben daarom vanuit de repressieve handhaving ook prioriteit. De werkvoorraad in zijn geheel wordt daarom beheerst. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat gedogen eveneens is onder gebracht bij de repressieve handhaving. Gedogen is het schriftelijk en gemotiveerd afzien van handhavend optreden, tegen een illegale situatie. De ‘Handhavingstrate gie voor gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel’ bevat, naast het handhavingsbeleid, ook het beleid ten aanzien van gedogen. Doelstelling repressieve handhaving in 2005 • Het voorbereiden van 200 handhavingwaarschuwingen (eenheid WB 75 stuks en eenheid EMT 125 stuks)5. • Het voorbereiden van 55 handhavingbeschikkingen (hetzij repressieve handhavingbeschikkingen, hetzij gedoogbeschikkingen). Dit houdt in: 15 stuks voor de eenheid WB en 40 stuks voor de eenheid EMT. • Het voorbereiden van 100 afloopberichten. Dit houdt in: 35 stuks voor de eenheid WB en 65 stuks voor de eenheid EMT (zie voetnoot).
5
In het kader van het project ‘Stroomlijning’ is bepaald dat, in het kader van het toezicht op basis van de Wet milieubeheer, de functionele toezichthouders met ingang van 1 januari 2004 zelf ‘standaard handhavingwaarschuwingen en afloopberichten’ voorbereiden. Vanuit de repressieve handhaving wordt vervolgens een bestuurlijk juridische en kwalitatieve toets uitgevoerd. Deze toets zal voor het einde van 2005 worden beperkt tot alleen een bestuurlijk juridische toets. Naar verwachting betekent het voorgaande dat 65 handhavingwaarschuwingen en 35 afloopberichten (in concept) door de functionele toezichthouders worden opgesteld.
5
Overige taken en ontwikkelingen
Binnen het taakveld van de vergunningverlening en handhaving worden een groot aantal taken uitgevoerd die niet-wettelijk gebonden zijn, maar wel noodzakelijk zijn om als bestuursorgaan effectief te kunnen opereren. Deze taken worden in dit hoofdstuk in het kort beschreven. Veder wordt er specifiek ingegaan op de doelstelling van de provincie op het gebied van ‘deregulering en ontbureaucratisering’ en overige, relevante ontwikkelingen.
5.1
Niet-wettelijke taken Bestuursondersteuning Het ondersteunen van Gedeputeerde Staten in de beleidsvoorbereiding, besluitvorming en uitvoering van vergunningverlening en handhaving. Regionale handhavingsamenwerking Naast meer interne samenwerking wordt ook fors ingezet op externe samenwerking. Dit gebeurt onder meer op grond van de Handhavingstrategie ‘voor de gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel’. Samen met regionale partners kunnen we namelijk meer bereiken dan alleen. Samen toezicht houden en handhaven wordt dus steeds meer de praktijk. In specifieke samenwerkingsprojecten, onder andere de projecten ‘Revitalisering afvaltransportcontroles’, ‘24-uursbereikbaarheid gemeenten’, ‘ketentoezicht grondstromen’, ‘ketenhandhaving vuurwerk’ en ‘ketenhandhaving asbest’ en via het landelijke project ‘Professionalisering van de handhaving’ zal hieraan invulling worden gegeven. De ‘handhavingweek’ en de ‘handhavingestafette ’ bleken in 2004 een succes voor de handhaving en deze activiteiten zullen ook in 2005 weer plaatsvinden. De provinciale handhavers werken derhalve veel samen met de politie, het Openbaar Ministerie, de VROM-inspectie, de gemeenten, de waterschappen, de brandweer, de arbeidsinspectie en Rijkswaterstaat. Kwaliteitszorg De provincie is bezig met het continu verbeteren van de bedrijfsvoering binnen het kader van een kwaliteitszorgsysteem. De provincie werkt volgens een gecertificeerd kwaliteitssysteem voor het gehele traject van vergunningverlening en handhaving op basis van ISO 9001:2000. Het kwaliteitssysteem is opgesteld aan de hand van de IPO-norm "Bedrijfsgebonden Milieutaken" (de nieuwe versie van "Het betere werk"). Het kwaliteitssysteem is beschreven in het "Kwaliteitshandboek vergunningverlening en handhaving". Als gevolg van deze manier van werken wordt bijvoorbeeld de handhaafbaarheid van een vergunning standaard getoetst. Milieupunt Overijssel Het Milieupunt speelt een belangrijke rol bij het verkrijgen van inzicht in welke bedrijven veel milieuklachten veroorzaken. Daarnaast wordt inzicht verkregen over welke milieuthema's veel klachten binnen komen. Op basis van deze klachten kunnen gerichte handhavingacties plaatsvinden. In het voorjaar van 2005 zal het Milieupunt over haar bevindingen van 2004 rapporteren. Afstemmen vergunning-/beschikkingsvragen. Komend jaar zal extra aandacht worden besteed aan het vergemakkelijken van vergunning- en beschikkingsvragen. Een voorbeeld is de samenwerking met de Stichting Bodemsanering Bedrijventerreinen (BSB) Overijssel en de Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen
34
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
(SBNS). Met deze laatste partij, is samen met de gemeenten Almelo, Hengelo en Zwolle een overeenkomst aangegaan met het doel om de saneringen bij NS -emplacementen in Overijssel op een efficiëntere wijze aan te kunnen pakken. VROM-vergunning De ‘VROM-vergunning’ maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen van het Rijk dat er toe strekt de administratieve lasten van het bedrijfsleven substantieel te verminderen en het stelsel van regels meer rondom de burger en zijn maatschappelijke activiteiten op te bouwen. Het Rijk heeft de intentie om de ‘VROM-vergunning’ in 2007 operationeel te doen zijn. Bij de ‘VROM-vergunning’ gaat het erom, dat de diverse vergunningen die nodig zijn voor het realiseren van een fysiek project zodanig te bundelen, dat één besluit overblijft. De aanvraag van deze vergunning zal bij één loket worden ingediend. Vooruitlopend hierop vinden er bij een aantal gemeenten en provincies pilots plaats, waarin wordt nagegaan wat de mogelijkheden tot versnelling van de procedures zijn binnen de bestaande kaders. Een dergelijke ‘VROM-vergunning’-pilot zal ook in de provincie Overijssel plaatsvinden. Ter stimulering van de woningbouwproductie en het ‘vergunningenmanagement’ is in de provincie Overijssel het pilotproject ‘Vergunningmanagement’ relevant. In het kader van dit project zal een kennisproduct worden ontwikkeld, met een praktische gebruikwaarde voor betrokkenen in Overijssel. Het betreft een digitale checklist, op basis waarvan een totaal overzicht kan worden verkregen van alle relevante wetten en te starten procedures bij woningbouw. Inzicht, ervaringen en producten, verkregen naar aanleiding van dit project, zijn wellicht relevant voor de beschreven ontwikkelingen in het kader van de milieuwet- en regelgeving.
5.2
Deregulering en ontbureaucratisering In de statenvergadering van mei 2004 is het programma ‘de andere provincie’ (PAP) vastgesteld. Het project ‘Deregulering en ontbureaucratisering’ is hierbij één van de kernprojecten. Hiertoe is het instrument ‘Schatten van de Impact van Regels in Overijssel’ (SireO) ontwikkeld. In 2004/2005 zullen alle circa 160 provinciale regelingen tegen het licht worden gehouden en waar nodig en mogelijk worden vereenvoudigd, afgeschaft, herzien of samengevoegd. Verder heeft het ‘PAP’ en het project ‘Deregulering en Ontbureaucratisering’ directe relaties met bijvoorbeeld het project ‘Elektronische Provincie’. Elektronische provincie De provincie Overijssel wil maximaal gebruik maken van ICT voor haar (interne) werkprocessen, (externe) dienstverlening en informatievoorziening via open en/of gesloten elektronische netwerken. Dit moet bijdragen tot een kwalitatief betere dienstverlening, meer efficiëntie in samenwerking en/of effectiever beleid. Wat betreft de externe dienstverlening op het gebied van vergunningverlening en handhaving wordt gewerkt aan het realiseren van een (digitaal) vergunningenloket per 1 januari 2006. Dit vergunningloket zal vervolgens evolueren in een (digitaal) milieuloket per 1 januari 2007, waar een brede dienstverlening op het gebied van vergunningverlening en handhaving beschikbaar is. In het kader van het stroomlijnen en standaardiseren van de diverse werkprocessen speelt ICT eveneens een grote rol. Voor het bereiken van een grotere efficiency en effectiviteit is het noodzakelijk om de mogelijkheden die de ICT biedt maximaal te benutten. Daarom zal bijvoorbeeld voor alle werkzaamheden op het gebied van vergunningverlening en handhaving gebruik worden gemaakt van eenzelfde bedrijfsvoeringsysteem (SuperOffice). Voorschriftenpakket Wet milieubeheer Op dit moment wordt er voor de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer gezocht naar een nieuw voorschriftenpakket. Dit pakket dient een functionaliteit te bevatten die tegemoet komt aan de wensen zoals deze zijn genoemd in het project ‘Deregulering en Ontbureaucratisering’ en de ‘Elektronische provincie’. Er wordt overwogen een integraal pakket aan te schaffen welke de aanvrager de mogelijkheid biedt om, bij het invullen van de aanvraag, direct inzicht te verschaffen in de regels die zullen worden verbonden aan de milieuvergunning. Verder is het aanvraagformulier voorzien van SMART-vragen; alleen de vragen die relevant zijn worden zichtbaar. Herijking uitvoeringsbeleid In 2004 is het provinciale project "Herijking uitvoeringsbeleid" gestart. Dit project vindt in 2005 zijn vervolg. Het project betreft het herijken en het vervolledigen van uitvoeringsbesluiten voor de milieuvergunningverlening. Daarnaast vindt er een dereguleringstoets plaats. Het resultaat moet
zijn dat regels van Overijssel zo beperkt mogelijk zijn en zo eenvoudig mogelijk toepasbaar. Het geheel dient kenbaar te zijn voor de klanten van de provincie (bedrijven) zodat zij daarop kunnen anticiperen bij het opstellen van een nieuwe aanvraag en zichzelf een beter beeld kunnen vormen van de vergunning, die zal worden verleend en de eisen waaraan zij moeten gaan voldoen. Dit dient te leiden tot het binnenkrijgen van volledige vergunningaanvragen (zodat het vergunningverleningproces vlotter en soepeler verloopt), meer verinnerlijking, meer draagvlak en een beter naleefdrag van bedrijven. Hiernaast streeft het Kabinet eveneens naar minder, eenvoudiger, maar vooral effectievere regels. Het ministerie van VROM is derhalve een modernisering van de VROM-regelgeving (herijking) gestart. Het ministerie van VROM telt op dit moment zo’n 400 verschillende regelingen, bestaande uit wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. VROM wil dat aantal de komende vier jaar flink reduceren en verbeteren. Het ministerie wil burgers, bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties meer ruimte en eigen verantwoordelijkheid geven en stimuleren tot creativiteit en daadkracht. Dit zal zijn beslag hebben op de regels die de provincies moeten uitvoeren. Meer hierover kunt u vinden op de internetsite van het ministerie van VROM (www.minvrom.nl).
36
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
6
Communicatie
De provincie Overijssel hecht veel waarde aan communicatie. Communicatie is een belangrijk middel om de werkzaamheden op het gebied van vergunningverlening en handhaving te verbeteren en intern en extern op elkaar af te stemmen. Daarnaast wil de provincie het instrument communicatie inzetten om het naleefgedrag te verbeteren. In het Onderhandelingsakkoord "Ruimte voor actie" staat verder dat de provincie haar activiteiten en behaalde resultaten tastbaar en zichtbaar wil maken. Om dit te bereiken wordt extra aandacht besteed aan de interne en externe communicatie. In dit hoofdstuk staat beschreven op welke wijze de provincie aandacht zal besteden aan communicatie.
6.1
Interne communicatie Het Jaarplan vergunningverlening en handhaving dient als instrument voor de interne (ambtelijk/ bestuurlijk) en eventueel externe communicatie (o.a. bestuurlijke partners, burgers, bedrijven) over de uitvoering van de vergunningverlening en handhaving. Gelet op de huidige, organisatorische verdeling, van de verschillende activiteiten binnen de provinciale organisatie (4 eenheden en 6 teams), wordt de interne communicatie belangrijker. Door het samenbrengen van alle activiteiten van het taakveld vergunningverlening en handhaving kan er integraal worden geprioriteerd. Verder wordt de afstemming tussen de vergunningverlening en handhaving binnen een taakveld eveneens geoptimaliseerd. Door interne verspreiding van het Jaarplan zal de bekendheid van de specifieke materie per deelactiviteit groter worden bij de andere teams. Een betere inhoudelijke afstemming in de dagelijkse praktijk ligt voor de hand. Naast de voor de handliggende meerwaarde biedt het Jaarplan eveneens de mogelijkheid om diverse, andere initiatieven te ontwikkelen teneinde de interne uitwisseling van kennis en ervaring te bevorderen. Op dit moment zijn hier geen specifieke initiatieven voor bekend. Het project ‘Stroomlijning’ voorziet in de start van een deelproject ‘Communicatie’. Hiervoor zal in overleg met het team ‘Communicatie’ een strategisch (in- en extern) communicatiedocument worden opgesteld. Hiervoor zal naar verwachting een ureninzet van ongeveer 75 uur nodig zijn vanuit dit team. Daarnaast zal in 2005/2006 eveneens een deelproject ‘Cultuurontwikkeling’ worden gestart. Het betreft hier een vervolg en uitvoering van een aantal acties, welke reeds in een provinciebrede ‘Stroomlijningbijeenkomst’ zijn bepaald. Voor 2005 kan er derhalve van worden uitgegaan dat diverse stappen worden gezet, welke betrekking hebben op de interne communicatie. Hierbij kan eveneens worden gedacht aan bijvoorbeeld de uitbouw van de mogelijkheden die het ‘Intranet’ ons biedt, het interne ‘Nieuwsbulletin’ en de organisatie van diverse bijeenkomsten ter uitwisseling van kennis, ervaring en cultuur.
6.2
Externe communicatie Externe communicatie vindt onder andere plaats door middel van een regulier overleg met maatschappelijke stakeholders zoals handhavings- en vergunningverleningpartners, de milieucommissie van de Kamer van koophandel en de Stichting Bodemsanering Bedrijventerreinen.
Internet wordt meer en meer ingezet bij de externe communicatie. Onder de noemer van het, nog op te richten, ‘Integrale Milieuloket’ wordt hier alle informatie over milieu gezamenlijk gepresenteerd. Dit wordt onder meer ook ingegeven door het ‘Verdrag van Aarhus’. Het Milieupunt Overijssel vervult op dit moment deels deze functie. Door middel van het uitbrengen van folders worden burgers en bedrijven op de hoogte gebracht van het beleid, de uitvoering en werkwijze van de provincie op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Daarnaast maakt de provincie gebruik van de ‘Overijsselpagina’ in lokale ‘huis-aanhuis’ bladen. Voor 2005 streeft de provincie ernaar om 2-wekelijks op enigerlei wijze het thema ‘milieu’ via de pers uit te dragen. Via het Overijsselse meldpunt ‘Minder regels’ dat operationeel is via de provinciale website daagt de provincie iedereen uit om aan te geven waar en hoe het anders kan op het gebied van deregulering. Daarnaast is er regulier overleg tussen de provincie en de milieucommissies van de Kamers van Koophandel om beter zicht te krijgen op de wens vanuit het bedrijfsleven. Activiteiten die worden uitgevoerd door de verschillende, inhoudelijke teams, op het gebied van externe communicatie in 2005 zijn ondermeer: • In het kader van de milieuvergunningverlening zullen workshops met bedrijven worden georganiseerd, in het kader van het project ‘Herijking uitvoeringsbeleid’. Het bedrijfsleven wordt hiermee actief gekend in haar wensen en opvattingen met betrekking tot de toepassing van het toetsingskader (wet- en regelgeving). • Actieve communicatie, in de vorm van voorlichtingsbijeenkomsten, zal in de periode 2005/2006 aan de orde zijn. Hierbij zal het met name gaan om het (branchegericht) uitdragen van het vastgestelde en nog vast te stellen uitvoeringsbeleid voor de milieuvergunningverlening. • Regulier overleg met de milieucommissie van de Kamers van Koophandel, Brandweer, Waterschappen en Vrom-inspectie. • Gelet op het kwaliteitszorgsysteem, voor ondermeer het proces van milieuvergunningverlening, zullen alle bedrijven naar aanleiding van hun verkregen vergunning worden bevraagd middels een klanttevredenheidonderzoek. Dit zal regulier (steekproefsgewijs) plaatsvinden bij betrokken omwonenden en coproducenten (o.a. Waterschappen). • In het kader van de handhaving van de Wet milieubeheer wordt een communicatiestrategie ontwikkeld, welke een branchegewijze aanpak voorstaat. Afhankelijk van de specifieke aandachtsgebieden en/of risicoprofiel van een branche c.q. doelgroep wordt een communicatieprofiel opgesteld met bijbehorende communicatie-instrumenten. • Het geven van adviezen aan overheden, bedrijven en particulieren over de ontheffingsplicht in het kader van de provinciale milieuverordening-grondwaterbeschermingsgebieden. • Het organiseren en houden van bijeenkomsten voor grondwaterbeschermingsgemeenten gericht op beleidsafstemming en informatieverstrekking over grondwaterbescherming. • Het ontwikkelen van een leidraad vergunningverlening voor grote projecten op het gebied van de Ontgrondingenwet. • Het geven van adviezen en voorlichting aan (potentiële) grondwateronttrekkers, omtrent hun waterwinning. • Het geven van voorlichting in het kader van preventie, vraaggericht op burgers en houders aan badinrichtingen. • Het geven van adviezen en informatie over de uitvoering van de Boswet en het voeren van overleg met boseigenaren en ambtelijke organisaties. • Het adviseren en uitleg geven over de uitvoering van de Natuurbeschermingswet en het voeren van overleg met ambtelijke organisaties en overige belanghebbenden. • Het geven van adviezen en uitleg over de uitvoering van de Natuurschoonwet. • In 2004 is een Water-bodem-waaier opgesteld met een beschrijving van de Water-bodemhandhavingtaken. De waaier geeft op een korte en heldere manier signalen weer voor mogelijke overtredingen dat ook niet milieudeskundigen sneller mogelijke overtreding kunnen melden. Een snelle signalering en melding voorkomen of beperkt schade aan het milieu en/of belangen van derden. In 2005 wordt de effectiviteit van de water-bodem-waaier geëvalueerd . Afhankelijk van deze evaluatie zal de waaier mogelijk worden aangevuld met andere wet- en/of regelgeving en onder divers andere handhavingpartners worden verspreid. Daarnaast zal bekeken worden of het nodig is om een piketregeling in te stellen voor de afhandeling van meldingen en klachten buiten kantooruren.
38
Jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005
6.3
Communicatie als handhavinginstrument De provincie blijft de vergunninghouders wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid voor een goede naleving van de milieuwet- en regelgeving. Hiervoor bespreekt bijvoorbeeld de provincie met de vergunninghouder de handhavingessenties en kernbepalingen waaraan een specifieke branche dient te voldoen. Tevens wordt aangekondigd dat, in het bijzonder vooraf genoemde aspecten, bij een bezoek aan bedrijven van een betreffende branche worden gecontroleerd. Zodoende heeft het bedrijf de mogelijkheid om zelf de eigen situatie vooraf te controleren en eventuele onvolkomenheden tijdig op te heffen. Betere voorlichting aan bedrijven zal leiden tot ‘verinnerlijking’ en derhalve tot het eerder anticiperen op en confirmatie aan betreffende normen. Ook nadat controles of handhavingacties (bijvoorbeeld een themaweek handhaving) hebben plaatsgevonden worden burgers en bedrijven hiervan op de hoogte gebracht. De resultaten van de acties worden teruggekoppeld en/of gepubliceerd. De ervaring heeft geleerd dat actief communiceren het naleefgedrag bevorderd. Het Milieupunt Overijssel speelt een belangrijke rol bij het verkrijgen van inzicht in welke bedrijven veel milieuklachten veroorzaken. Daarnaast wordt inzicht verkregen over welke milieuthema's veel klachten binnen komen. Op basis van deze klachten kunnen gerichte handhavingacties plaatsvinden. In 2005 vindt eveneens een nadere uitwerking plaats van het onderwerp communicatie in het kader van het project ‘Stroomlijning’.