Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011
Inhoudsopgave
1.
Notulen van de Statenvergadering van 9 november 2011 .....................................................3
2.
Ingekomen stukken ..............................................................................................................3
3.
Regeling van werkzaamheden..............................................................................................4
4.
C-lijst....................................................................................................................................5
B.1
Bekrachtiging geheimhouding documenten verwoord in brief afname kavels ........................5
B.2
Bekrachtiging geheimhouding met antwoorden op schriftelijke vragen over Blauwestad .......5
B.3
Bekrachtiging geheimhouding brief stand van zaken project Meerstad..................................5
B.4
Ombouw aansluiting Beijum Zuid - De Hunze op de Oostelijke ringweg Groningen (N46)) (nummer 29/2011)................................................................................................................5
B.5
Herinrichting van de aansluiting van de N366 met de Nulweg (Ter Apel, gemeente Vlagtwedde) (nummer 31/2011) ...........................................................................................6
B.6
Vervanging van de brug bij Dorkwerd (nummer 30/2011)......................................................6
B.7
Reconstructie van de aansluiting van de N366 met de A.G. Wildervanckweg (aansluiting AVEBE, Ter Apelkanaal, gemeente Vlagtwedde) (nummer 32/2011) ....................................6
B.8
Reconstructie van de N983 gedeelte Aduard-Wehe-den Hoorn, 2e fase (nummer 35/2011) ..6
B.9
Realisatiebesluit van de nieuwe weg Mensingeweer-Ranum (N361) en het fietspad Eenrum/Mensingeweer-Baflo (nummer 34/2011)..................................................................6
B.10
Bekrachtiging geheimhouding brief Blauwestad....................................................................6
B.11
Nieuwe beheerssituatie hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl en afkoopsommen beheer, onderhoud en vervangingsinvesteringen op het Winschoterdiep/Rensel (nummer 37/2011)................................................................................................................6
B.12
Tijdelijk verhogen van de limiet van de totale belegde gelden bij een financiële onderneming (nummer 27/2011)................................................................................................................6
B.13
Wijziging van de Verordening op de instelling en invordering van de nazorgheffing stortplaatsen provincie Groningen (nummer 28/2011)...........................................................6
A.1
Stand van zaken overleg herijking EHS en decentralisatie ILG; onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur ...........................................................................................................7
A.2
Integrale bijstelling van de Begroting 2011 (nummer 33/2011) ............................................41
A.3
Subsidie Stichting Natuur- en Milieufederatie Groningen.....................................................55
1
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011
2
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der Koningin Griffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 42 Statenleden, te weten: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), mevrouw P.H. Benjamins-van Oudheusden (D66), C.M. Bezuijen (SP), R.H. van der Born (ChristenUnie), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw G. van Galen (GroenLinks), mevrouw P.W. Geerdink (VVD), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw P. de Graaf-Drijvers (D66), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), mevrouw O.G. HartmanTogtema (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), H.L. Hilarides (VVD), M.W.H. Jansen (PVV), A.J.M. van Kesteren (PVV), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J.H. Mastenbroek (SP), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), M.H. Post (GroenLinks), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), R.J. Schoenmaker (PvdA), H. Staghouwer (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), R. Visser (PvdA), B.J. Vlonk (VVD), J. Wolters (SP), mevrouw E.M. Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66) Afwezig: F.A.M. Keurentjes (CDA) Aanwezige leden Gedeputeerde Staten: mevrouw M. Besselink, M. Boumans, mevrouw W.J. Mansveld, W.J. Moorlag, W. van der Ploeg, P.G. de Vey Mestdagh Opening De VOORZITTER: Goedemorgen, leden en ook gasten van de Staten. Uw gastheer is de heer Van Kesteren van de PVV-fractie. Ik wens alle gasten een heel leerzame en gezellige ochtend toe en in onze pauze krijgt u de kans om hier even rond te kijken. Ik zie een bomvolle tribune, we hebben zelfs de media zichtbaar in het atrium uitgerold, dus ook daar kunnen ook mensen het volgen. Via streaming is thans menigeen aan de computer gekluisterd om uw woorden en gezichten waar te nemen. Ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom, het is normaal gezien de laatste vergadering dit jaar 2011. Ik heb een absentmelding van de heer Keurentjes. Mevrouw Van Kleef komt iets later. Afgelopen maandag heb ik samen met de griffier een bezoekje gebracht aan Rinus Sangers, onze collega die met ziekteverlof is. Het was een buitengewoon aangenaam gesprek en wij hebben het verzoek van de heer Sangers meegekregen om, geheel in zijn geest, u allen een strijdbaar 2012 toe te wensen. En dat wensen wij de heer Sangers ook toe. 1.
Notulen van de Statenvergadering van 9 november 2011
Zonder beraadslaging of stemming worden de notulen vastgesteld. 2.
Ingekomen stukken
De VOORZITTER: Bij de nagekomen stukken wijs ik u erop dat er hedenochtend wel een stuk is uitgedeeld, maar dit staat misschien niet in uw schema. Het betreft het voorstel aanleg enkele spoorbaan voor dieseltreinen van de heer Muijzert. Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a) Afschrift brief van de gemeente Veendam van 22 november 2011 gericht aan de Minister van ELI over de concept Notitie Reikwijdte en Detail Windpark N33; b) E-mail van P.C.J. Muijzert van 19 november 2011 over de N33; c) Brief van de Vereniging van Dorpsbelangen Warfhuizen betreffende reconstructie N983, gedeelte Aduard - Wehe den Hoorn,onder vermelding dat deze brief is betrokken bij de behandeling van de voordracht in de commissie; d) E-mail van de Fietsersbond afdeling Groningen van 22 november 2011 met brief gericht aan GS over vervanging bruggen Aduard/Dorkwerd, onder vermelding dat deze brief is betrokken bij de behandeling van de voordracht in de commissie;
3
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 nagekomen: e) Afschrift van een open brief van bewoners van de Rivierenbuurt aan de gemeenteraad van Groningen over een aantal stedelijke aangelegenheden. De heer BROUNS (CDA): Het CDA zou het ingekomen stuk a, de brief van de gemeente Veendam, graag willen agenderen voor de volgende commissievergadering. De VOORZITTER: Akkoord. Dat is dan neem ik aan voor de commissie OM. Zonder verdere beraadslaging of stemming worden de voorgaande ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen. Voorgesteld wordt de volgende stukken in handen te stellen van Gedeputeerde Staten: f. Brief van Redema Consultants, IJsselstein van 24 november 2011 over Factory Outlet Center te Zuidbroek; g. Brief van de Raad voor de financiële verhoudingen, Den Haag van 17 november 2011 met afschrift advies over herijking gemeentefonds. Mevrouw VEENSTRA (SP): Mijn fractie wil graag verzoeken ingekomen stuk f, de brief van Redema Consultants waarvan het het voorstel is om het in handen te stellen van Gedeputeerde Staten, te bespreken in de commissie Bestuur, Financiën & Economie inclusief het bijbehorende rapport. De VOORZITTER: Dat mag het verzoek zijn, maar als het inhoudelijke thema een ruimtelijke ordenings- c.q. planologische vraag is, dan behoort het in die betrokken commissie thuis. Goed, dan agenderen we het stuk voor de commissie OM. Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt met het voorstel ingestemd. Voorgesteld wordt de volgende stukken te betrekken bij de behandeling van B.9: h. E-mail van de heer C. Snitjer, Winsum van 5 december over het fietspad tussen Baflo en Eenrum (N361). Voorgesteld wordt het volgende stuk te betrekken bij de behandeling van A.1: i. Brief van Das & Boom, Beek-Ubbergen van 5 december 2011 met een kopie van de brief over het onderhandelingsakkoord decentralisatie Natuur van het IPO. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de commissie Mobiliteit en Energie: j. E-mail van de heer Muijzert, Oude Pekela van 1 december over een voorstel tot aanleg enkele spoorbaan voor dieseltreinen. Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt met het voorstel ingestemd. 3.
Regeling van werkzaamheden
a.
Behandelvoorstellen (bekrachtiging)
De VOORZITTER: We hebben een e-mailverzoek ontvangen van de heer Rijploeg van de PvdAfractie over het OV en het leek mij het meest effectief om dat gewoon door te sturen naar de commissie ME op 18 januari. Dan kunt u daar even met elkaar bespreken of en zo ja, hoe u dit verzoek wilt aanpakken etcetera. Kunt u daarmee instemmen? Zonder beraadslaging of stemming bekrachtigd. Dan gaan we naar de behandelvoorstellen. Kunt u daarmee instemmen? Zonder beraadslaging of stemming bekrachtigd.
4
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De VOORZITTER: We hebben vandaag een ruim bemeten agenda. De spreektijd is 14 minuten maximaal per fractie en voor GS 48 minuten. Interrupties beginnen met een vraag en mogen hoogstens twee maal op datzelfde punt gesteld worden. We hebben in het presidium geconstateerd dat dit de vorige keer uitstekend ging, maar ik herinner u er nog even aan. De agenda wordt zonder beraadslaging of stemming ongewijzigd vastgesteld. 4.
C-lijst
Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van 12 juli 2011, nr. 2011-25.690/28/A.16, betreffende vervolg beantwoording statenvragen van de SP-fractie over onderzoek naar potentie nachttreinen naar Groningen en intercity Assen Groningen in de ochtendspits; b. Brief van 1 april 2011, nr. 2011-07475/9/A.18, VV, betreffende brochure en voortgang spoorverbinding (Amsterdam-)Groningen-Bremen-Hamburg; c. Brief van 11 oktober 2011, nr. 2011-45.228/41/A.9, VV, betreffende stationsgebied Groningen; d. Brief van 9 november 2011, nr. 2011-51013/45/A.29, CW, betreffende Groninger Museum; e. Brief van 27 september 2011, nr. 2011-42400/39/A.18, CW, betreffende bezuiniging sociaal beleid quickscan instellingen, deel II; f. Brief van 25 oktober 2011, nr. 2011-46648/43/A.20, CW, betreffende reactie op motie PS inzake ziekenhuiszorg in Noord-en Oost-Groningen; g. Brief van 25 oktober 2011, nr. 2011-46.449/43/A.22, ABJ, betreffende voortgangsverslag IPO Jaarplan 2011 deel 2; h. Brief van 15 november 2011, nr.2011-51.403/46/A.9, VV, betreffende CU, SP en PvdD betreffende motie bezuinigingen openbaar vervoer in krimpgebieden; i. Brief van 6 september 2011, nr. 2011-35.139/36/A.11, VV, betreffende OV-bureau Groningen Drenthe - jaarverslag en jaarrekening 2010; j. Brief van 8 november 2011, nr. 2011-49.939/45/A.23, VV, betreffende financiële situatie OVbureau 2011; k. Brief van 30 november 2011, nr. 2011-54.921/48, VV, betreffende financiële situatie OV-bureau; l. Brief van 6 december 2011, nr. 2011-55.908/49/A.29, VV, betreffende financiële situatie OVbureau. Zonder beraadslaging of stemming wordt de C-lijst voor kennisgeving aangenomen. B-stukken B.1 Bekrachtiging geheimhouding enkele documenten zoals verwoord in de brief van Gedeputeerde Staten van 9 november 2011, nr. 2011-50.533/45/A.9, OMB/PB, over afname kavels Blauwestad Zonder beraadslaging of stemming bekrachtigd. B.2 Bekrachtiging geheimhouding brief van Gedeputeerde Staten van 16 november 2011, nr. 201151695/46/V.4, ABJ, met antwoorden op schriftelijke vragen over Blauwestad Zonder beraadslaging of stemming bekrachtigd. B.3 Bekrachtiging geheimhouding brief van Gedeputeerde Staten van 17 november 2011, nr. 201151740/46/V2, OMB/PB, over stand van zaken project Meerstad Zonder beraadslaging of stemming bekrachtigd. B.4 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 25 oktober 2011, nr. 2011-44.950, WE, betreffende ombouw van de aansluiting Beijum Zuid - De Hunze op de Oostelijke ringweg Groningen (N46)) (nummer 29/2011) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld.
5
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 B.5 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 25 oktober 2011, nr. 2011-45449, VV, betreffende de herinrichting van de aansluiting van de N366 met de Nulweg (Ter Apel, gemeente Vlagtwedde) (nummer 31/2011) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.6 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 25 oktober 2011, nr. 2011-45.255, VB, over de vervanging van de brug bij Dorkwerd (nummer 30/2011) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.7 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 25 oktober 2011, nr. 2011-45.462, VV, betreffende reconstructie van de aansluiting van de N366 met de A.G. Wildervanckweg (aansluiting AVEBE, Ter Apelkanaal, gemeente Vlagtwedde) (nummer 32/2011) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.8 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 1 november 2011, nr. 2011-47.547, WE, betreffende de reconstructie van de N983 gedeelte Aduard-Wehe-den Hoorn, 2e fase (nummer 35/2011) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.9 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 25 oktober 2011, nr. 2011-47.507, VV, voor het realisatiebesluit van de nieuwe weg Mensingeweer-Ranum (N361) en het fietspad Eenrum/Mensingeweer-Baflo (nummer 34/2011) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.10 Bekrachtiging geheimhouding brief van Gedeputeerde staten van 28 november 2011, nr. 201153.426/47/V.4, ABJ, betreffende Blauwestad Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.11 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 22 november 2011, nr. 2011-52775, VB, inzake nieuwe beheerssituatie hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl en afkoopsommen beheer, onderhoud en vervangingsinvesteringen op het Winschoterdiep/Rensel (nummer 37/2011) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.12 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 25 oktober 2011, nr. 2011-46.827, FC, tot het tijdelijk verhogen van de limiet van de totale belegde gelden bij een financiële onderneming (nummer 27/2011) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. B.13 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 25 oktober 2011, nr. 2011- 46.978, MB, tot wijziging van de Verordening op de instelling en invordering van de nazorgheffing stortplaatsen provincie Groningen (nummer 28/2011) Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. Mevrouw VEENSTRA (SP): Mijn fractie wil geacht zijn tegen de geheimhouding bij de punten B.1, B.2, B.3 en B.10 gestemd te hebben en helemaal gezien de hoeveelheid artikelen die de laatste tijd in de media verschijnt, waardoor het volstrekt onduidelijk is wat er nu wel of niet vertrouwelijk is. De VOORZITTER: Dat laatste nodigt mij uit tot een betoog. Maar eerst noteren we even uw vastlegging dat uw fractie bij de door u genoemde punten tegen geheimhouding stemt. De heer RAM (PVV): Ook de PVV sluit zich daarbij aan.
6
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 B.1, B.2, B.3 en B.10: zonder stemming bekrachtigd onder aantekening van de inbreng door de PVVen de SP-fractie. De VOORZITTER: Eén opmerking als voorzitter van de Statenvergadering over de laatste opmerking van mevrouw Veenstra over het volstrekt onduidelijk zijn van wat al dan niet vertrouwelijk is: u hebt net voor uzelf vastgesteld wat wel of niet geheim is. Dat gebeurt op basis van een voorstel. Soms moeten we dat bekrachtigen, daar hebben we ook een procedure voor die we in het presidium nog eens uitgebreid met elkaar hebben doorgenomen. En daar kwam een heel heldere werkwijze uit. De kern van het vraagstuk is grondig bediscussieerd bij Blauwestad en de rapporten van de Rekenkamer en wel dat er hier een aantal tradities in het huis waart, waarbij er soms, zonder dat er een schriftelijk stuk voorlag, er toch gedeeld werd met de commissie op vertrouwelijke wijze. Dat is allemaal met de beste bedoelingen gebeurd, maar dat leidde ertoe dat feitelijk de afweging of iets wel of niet vertrouwelijk was, 1) niet vooraf op schrift gevraagd werd; 2) niet gemaakt kon worden in formele zin en daardoor als het ware ter plekke werd gemaakt. Daarom hebben we gezegd dat we dat niet meer willen. Dat is ook schriftelijk vastgelegd. Dat gebeurt dan ook niet meer en wordt ook echt door ons allen bewaakt. Het tweede punt is het argument waaronder je zegt dat iets vertrouwelijk moet zijn. Het kan óf om het belang van de provincie zoals het is omschreven in de Provinciewet, dat heel vaak haar economische belangen raakt of derden raakt die je de informatie wel hebben gegeven, maar dat alleen onder oplegging van de geheimhouding doen. Er is daarin nog wel een aantal specifieke artikelen, maar dat gaan we hier niet allemaal behandelen. De kern daarvan is dat in zichzelf er niets mis mee is – sterker nog, dat hoort bij een normaal democratisch bestuur – dat je af en toe ter bescherming van de democratie en de belangen die daarmee gemoeid zijn, geheimhouding hebt. Wezenlijk is met elkaar zo scherp en zo helder mogelijk te zijn in waarin die argumenten al dan niet correct zijn, zodat ook anderen het vertrouwen kunnen hebben dat je dat alleen daar doet waar het echt geldt. Daar werken we met elkaar aan om dat in ieder geval zo goed mogelijk te doen en dat hebben we ook in het presidium nog een keer helemaal doorgenomen. Ik verzoek de fractievoorzitters dat punt ook nog eens een keer met hun eigen fractie door te nemen. Want het is goed dat we aan consensus op dat punt bouwen. De democratie moet het hebben van vertrouwen, ook van de buitenwacht en van beoordelingen; tegelijkertijd is democratie ook iets wat je elke keer weer moet controleren. En daarvoor zijn we hier met elkaar. Dit is even een exposé en ondertussen hebben die argumenten gewisseld met elkaar, maar ik moet even vertellen dat we die inspanningen met elkaar doen. Mevrouw VEENSTRA (SP): U hebt het de vorige keer in de Statenvergadering ook toegelicht. U hoeft mij de procedure rondom de geheimhouding en wanneer die wel of niet toegestaan is, niet uit te leggen. Die is mij volstrekt duidelijk en mijn fractie ook. Ook de werking van de democratie is mij volstrekt duidelijk. En binnen die democratie zien wij het al ons recht om het hier niet gewoon mee eens te zijn. En ik wil die opmerking gewoon gemaakt hebben, omdat dit de tweede keer is dat u mij daarop wijst. De VOORZITTER: Uw recht is onvervreemdbaar en is u van harte gegund. A-stukken A.1 Brieven van Gedeputeerde Staten van 19 juli 2011, nr. 2011-33.371/29/A.36, LGW, betreffende stand van zaken overleg over herijking EHS en decentralisatie ILG en van 21 november 2011, nr. 2011-52.997/46/A.18, onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur. Hierbij worden de volgende stukken betrokken: - Brief van gezamenlijke groenmanifestpartners van 1 september 2011 betreffende het Groenmanifest Groningen; - Brief van advocaat Van der Velden van AKD, Breda, namens Das en Boom over het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur; - Afschrift brief van Natuur- en Milieufederatie Groningen e.a. aan GS over groenmanifest en decentralisatie natuur; - Aanvulling op onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur. De VOORZITTER: Alle stukken bij dit agendapunt betreffen het natuurdebat zoals wij het landelijk en nu ook in de verschillende Staten door heel Nederland meemaken. Ik heb een hele rij sprekers hiervoor en ik begin bij mevrouw Mortiers.
7
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 Mevrouw MORTIERS (PvdA): De natuur in Groningen is van ons allemaal. Dit geldt ook voor ons landschap. Dit voorliggende bestuursakkoord vraagt daarom van ons als volksvertegenwoordigers een prudente en kritische benadering. Is dit akkoord een heldere en duurzame basis om de toekomst van natuur en landschap ook voor de volgende generaties voldoende te borgen? Staatssecretaris Bleker legde zijn werkstuk ter beoordeling voor aan het Planbureau voor de Leefomgeving, dat de volgende conclusie formuleerde – ik citeer: ”De maatregelen uit het natuurakkoord tussen Rijk en provincies versoberen en vertragen de bescherming van planten, dieren en habitats. Het voldoen aan de harde internationale verplichtingen waaraan de Europese Commissie de Nederlandse natuurprestaties nu en in het komende decennium zal toetsen, komt daarmee verder buiten beeld te liggen.” Daar is geen woord Chinees bij. Het zogenaamde ‘onderhandelingsakkoord’ van het IPO met staatssecretaris Bleker vormt niet toevallig een radicale breuk met internationaal, Europees en Nederlands beleid, zeker van de laatste twee decennia. Het concept van de ecologische hoofdstructuur in Nederland was een reactie van de overheid, evenals vanuit internationale partners, op de onthutsende vaststelling dat de biodiversiteit met 70% was afgenomen. Ongeacht hun politieke samenstelling hebben de Nederlandse regeringen sinds 1990 ingezet om daarin verbetering te krijgen, omdat ze zich realiseerden dat alleen een actieve inzet een funeste afloop op termijn voor hun bevolking zou kunnen voorkomen. Je moet, welwetend van wat er op het spel staat, een zeer lage dunk hebben van de intellectuele en andere vermogens van degenen die je met dit beleid wilt paaien. Denken jullie, CDA-boeren, dan echt ‘na mij de zondvloed’? Mauro reageerde in ieder geval intelligenter. Gisteren werd in het hoofdkantoor van werkgeversorganisatie VNO-NCW het rapport van de werkgroep Biodiversiteit aangeboden aan het kabinet. De leden van deze werkgroep stellen dat het verdwijnen van soorten dieren, planten en ecosystemen de economie schaadt. In 2020 mogen deze daarom niet meer verloren gaan en zijn beschermde natuurterreinen nodig. Daarom, stellen zij, is de ecologische hoofdstructuur erg nuttig. In tegenstelling tot Bleker vindt de werkgroep dat de ecologische hoofdstructuur er toch in de geplande omvang moet komen. In tijden van bezuiniging is een temporisering in de beleidsuitvoering nog te billijken, maar is een destructie van ingezet beleid onacceptabel. De botte bijl wordt gezet in het sociaal, cultureel en ecologisch beleid van deze provincie. Dit is geen bezuinigingspolitiek, maar een ideologische keuze. Samenwerkingsverbanden van natuurorganisaties en LTO, maar ook van Landschapsbeheer met de Groninger Dorpen en de Stichting Oude Groninger Kerken worden onderuitgeschoffeld. Honoreren we deze koers? Reduceren we dit beleid tot de zogenaamde internationale verplichtingen, waaraan we bovendien wegens tekortschietend budget niet zullen kunnen voldoen? Kwalijk is daarbij dat Europa bij dreigende boetes de grote boosdoener wordt, terwijl onze eigen mensen, de Groninger bevolking, van dit beleid de dupe wordt. Kan het nog perverser? Willen we actief meewerken om onze cultuurhistorisch unieke leefomgeving te laten verpauperen? De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik laat u even uitrazen, zou ik bijna zeggen. Als ik u zo hoor, mevrouw Mortiers, vindt u het beleid, vervat in het voorliggende onderhandelingsakkoord, onverantwoord? Mevrouw MORTIERS (PvdA): Ik denk dat mijn woorden wat dat betreft vrij helder waren. De heer KRAJENBRINK (CDA): Volgens mij was mijn vraag ook helder. Mevrouw MORTIERS (PvdA): Ik heb daar eenduidig op geantwoord, nietwaar? Ik vind dat beleid absoluut onverantwoord. De heer KRAJENBRINK (CDA): Hoe oordeelt u dan over het standpunt van het college, dat in ieder geval van mening is dat dit akkoord aangenomen moet worden? Vindt u het onverantwoord dat het college nu dat standpunt inneemt? Mevrouw MORTIERS (PvdA): In een van mijn eerste zinnen heb ik al gezegd dat wij hier als volksvertegenwoordigers optreden. Wij hebben een andere verantwoordelijkheid dan het college en wat dat betreft wil ik die verantwoordelijkheid hier vandaag dan ook nemen. De heer KRAJENBRINK (CDA): Maar u bent dus van mening dat het college een onverantwoorde keuze wil gaan maken? Mevrouw MORTIERS (PvdA): U zou aan het college moeten vragen waarom men tot die keuze komt.
8
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer KRAJENBRINK (CDA): Maar ik stel die vraag aan ú. U hebt gezegd dat het onverantwoord is om dit akkoord te steunen, het college geeft een positief advies af over dit akkoord. Daarom vraag ik u: vindt u dan dat het college een onverantwoorde keuze maakt in dit verhaal? Mevrouw MORTIERS (PvdA): De fractie van het CDA probeert nu een wig te creëren tussen het college en onze fractie. Onze fractie neemt hier een eigen verantwoordelijkheid. Dat is in het duale bestel zoals we dat nu kennen, ons goed recht als volksvertegenwoordigers. De heer KRAJENBRINK (CDA): Hartelijk voor dit antwoord, mevrouw Mortiers. Mevrouw MORTIERS (PvdA): Tijdens de commissievergadering, waarin de PvdA-fractie een tiental vragen aan het college stelde, was één ding helder: er zitten nog zeer veel onduidelijkheden en open einden in het akkoord die nog nadere invulling behoeven. Ik noem één voorbeeld: hoe wordt het geld over de onderscheidenlijke provincies verdeeld? Het tweede akkoord van 7 december bracht geenszins licht in de duisternis. De onduidelijkheden blijven. Zolang we geen duidelijk beeld hebben van alle financiële consequenties, is het voor de Partij van de Arbeid onmogelijk op dit akkoord ‘ja’ te zeggen. Wij zijn het aan onze bevolking verplicht ons 100% in te zetten voor een gezonde en mooie leefomgeving. Iedereen moet in Groningen kunnen genieten van natuur en landschap, wandelend of op de fiets zoals dat nu gebeurt. Een mooie natuurervaring moet in de toekomst niet voorbehouden blijven of zijn aan diegenen die zich een safari in Afrika of een cruise naar Antarctica kunnen permitteren. Ten slotte wil ik nog wat zeggen over de bestuurlijke omgangsvormen in het onderhandelingsproces. Het is kwaad kersen eten met deze staatssecretaris. Het resultaat is geen akkoord, maar een dictaat. Als we niet buigen, dreigt ons nog groter onheil. Laten wij ons hier in Groningen chanteren? Wie zei ook weer: ‘fatsoen moet je doen’? Dat lijkt wel heel lang geleden. Graag wil ik u, voorzitter, deze motie overhandigen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dat is dan motie 1 van de PvdA, GroenLinks en D66: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011, Overwegende dat: - met het ‘onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur’ de kaders worden geschapen voor het decentraliseren van het natuurbeleid tussen Rijk en provincies voor de komende jaren; - een voorwaarde voor het akkoord is dat alle provincies instemmen; - Noord-Brabant en Noord-Holland inmiddels instemming onthouden hebben aan het akkoord; - nu deze provincies instemming hebben onthouden, er een opening is voor verdere onderhandelingen; - ondanks dat er een tweede akkoord ligt van 7 december 2011, dit akkoord op een enkel onderdeel na, nog vele ‘open einden’ en onduidelijkheden laat bestaan, zodat de juridische en financiële consequenties van het akkoord nog steeds niet helder zijn; - de deskundigen het organiseren van robuuste leefgebieden en verbindingen een absolute voorwaarde vinden om de internationale doelen te halen; - de landelijke Taskforce Biodiversiteit naar voren brengt dat ook de economie zal lijden onder minder biodiversiteit; Spreken uit dat - zolang er nog zoveel onduidelijkheid bestaat, het huidige natuurakkoord moet worden afgewezen en verzoeken het college om alles in het werk te stellen om de onderhandelingen over dit dossier te heropenen en op zoek te gaan naar oplossingen die een beter perspectief voor de natuur in Groningen bieden; En gaan over tot de orde van de dag.’ Mevrouw WULFSE (VVD): Dit dossier heeft nogal wat in beroering gebracht. En dat is ook wel te verwachten bij een omslag in beleid. ‘Een ramp voor de natuur’, ‘afbraakbeleid’, ‘kaalslag van de natuur’. De superlatieven vanuit allerlei gremia overtreffen elkaar keer op keer. Maar wat is hier nu eigenlijk aan de hand? De provincie wordt volledig verantwoordelijk voor allerlei taken op het gebied van natuur en landschap en krijgt daarvoor minder geld dan voorheen. Dat is de kern van de zaak. We moeten bezuinigen. Hoe gemakkelijk zou het zijn als Den Haag alle bezuinigingen direct zelf
9
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 doorvoerde en we protesterend naar het Malieveld konden gaan en met ons vingertje wijzen: ‘Zij zijn groot en ik ben klein’. Nee, de VVD vindt dat de provincie zich niet als Calimero moet gedragen. Zij zou als bestuurslaag geen knip voor de neus waard zijn, als zij deze verantwoordelijkheid niet wil of kan dragen. Op onze staatsschuld betalen we dit jaar 10,4 miljard euro rente. Stel je voor wat je daar allemaal mee zou kunnen realiseren. Elke dag wordt de schuld 70 miljoen euro groter, We winden ons enorm op over het onverantwoordelijke gedrag van de Zuid-Europese landen die maar steeds meer uitgeven dan ze verdienen. Maar we hebben zelf te hoge hypotheekschulden. Iedereen heeft er de mond van vol, maar zijn we bereid daar zelf als bestuurslaag iets aan te doen? Of het is hier ook ‘not in my backyard’? De VVD vindt het onverantwoord dat als er bezuinigd wordt op persoonlijke budgetten, de zorgtoeslag omhoog gaat en er wordt bezuinigd op cultuur en defensie, de natuur buiten beschouwing wordt gelaten. Dat kan niet. En hoe vervelend dan ook, wij vinden het terecht van een gedeelte van de bezuinigingen bij de provincies en de gemeenten terechtkomt. De heer SWAGERMAN (SP): De VVD houdt een heel betoog over de landelijke politiek en waarom wij daaraan mee zouden moeten doen. Maar dat is natuurlijk een politieke keuze die je maakt en wij maken andere keuzes. Dus ik wil niet de kant van de landelijke politiek opgaan, maar ik wil dit ook niet over me heen laten komen zoals de VVD dat nu brengt. Dus misschien kunt u mij uitleggen waarom deze regering niet haar geld weghaalt bij mensen met heel hoge inkomens, waarom ze niet wil praten over hypotheekrenteaftrek, waarom er keihard aan alle kanten wordt bezuinigd op de sociale onderklasse en waarom u denkt ook nog de natuur onder de voeten van die mensen te kunnen halen als klein stukje van wat u wenst te bezuinigen? Ik hoef geen uitgebreid antwoord, maar ik wil wel horen hoe u denkt dat te kunnen verklaren. Mevrouw WULFSE (VVD): Wij kijken daar met een heel andere blik naar. Ik ga daar in mijn betoog ook nog verder op in. Wij vinden het belangrijk dat de provincie ook de verantwoordelijkheid neemt in landelijke zaken. En wij willen daarbij niet naar Den Haag wijzen, wij denken dat wij als provincie ook in staat zijn om zelf bij te dragen aan het wegwerken van de staatsschuld. En daar focussen wij op. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik hoor de VVD zeggen dat zij heel erg begaan is met de staatsschuld. Hoe kijkt u ertegenaan dat de kans heel groot is dat met dit akkoord Nederland niet langer aan een heel hoop Europese verplichtingen voldoet en straks enorme boetes moet betalen, die tot enkele tonnen per dag kunnen oplopen? Dragen die niet enorm bij aan de staatsschuld? Mevrouw WULFSE (VVD): In het recente akkoord van 7 december is vast komen te staan dat wat betreft de EU-verplichtingen het Rijk een stap verdergaat dan eerst is afgesproken in het IPO, dus wij maken ons daar geen zorgen over. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Dat lijkt heel mooi dat die kosten voor het Rijk zijn, maar met de afbraak van dit natuurbeleid moeten die kosten toch betaald worden. Of het nou door het Rijk of door de provincie gebeurt, het komt uit de zakken van de belastingbetaler. Mevrouw WULFSE (VVD): Daar hebt u gelijk in, mevrouw Hazekamp. Maar zoals u weet zal de regering ook proberen maximaal te voldoen aan die EU-verplichtingen en allerlei extra verplichtingen af te schaffen. Dus wij denken dat daarop ook een kostenreductie zal komen. Dat een deel van de rijksbezuinigingen ook bij de provincie terechtkomt, heet ‘gedeelde verantwoordelijkheid’. Pijnlijk, zeker, maar wel noodzakelijk. En daar zit ook iets positiefs aan, want dat heeft ander gedrag tot gevolg. Dat weten we allemaal. Als je minder te besteden hebt, maak je andere keuzes. Als je het zelf moet betalen, denk je nog beter na over wat je eigenlijk precies wilt wat noodzakelijk is, wat een luxe is en wat je kunt missen. De tijd van declareren is voorbij, we gaan zelf bepalen wat we echt belangrijk vinden binnen de grenzen die we kunnen betalen. Dat betekent nú in kaart brengen: wat zijn onze prioriteiten, wat is belangrijk, welke gronden kunnen we ruilen, welke kunnen we verkopen en hoe kunnen we beheren. Dat betekent herijken. Een kleinere EHS, efficiënter inrichten en beheren. Kortom: verantwoorde financiële keuzes maken. Hoe gaan we dat doen? De VVD denkt dat het verstandig is, eerst alle verplichtingen die voortvloeien uit Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water in te vullen. Daarnaast hebben we het Groenmanifest waarin landbouw- en natuurorganisaties gezamenlijk een beeld neergelegd hebben. Een overleg met de Natuur- en Milieufederatie vorige week leerde ons dat ook deze organisatie aandringt op een ‘ja’ voor het akkoord, voortvarendheid en keuzes binnen de herijkte EHS. Het
10
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 Groenmanifest kan volgens de VVD de basis zijn waaruit we keuzes moeten maken. We zijn dan ook verzekerd van de steun vanuit de landbouw- en natuurorganisaties. Maar voordat we zover zijn en tot de invulling overgaan, een aantal vragen aan het college. Met minder geld zullen prioriteiten gesteld moeten worden en keuzes gemaakt. Dat betekent dat de ambitie, zoals verwoord in ons coalitieakkoord in april, te weten een heroriëntatie op de EHS, nog noodzakelijker is geworden. Is het college dat met de VVD eens? Het zou aanpassen van de contouren van de EHS betekenen. Wat betekent dat voor het ruimtelijke beslag, college? Hoe gaan we om met de gronden? Wat kunnen we verkopen, wat we kunnen ruilen en wat kunnen we inzetten om net dat ontbrekende stukje EHS waar een boer nestelt, te realiseren? Alles is nodig om ons op kwaliteit te richten. Dan iets over de inrichting. Wij hebben ons altijd ingezet voor het beste van het beste en topkwaliteit. De VVD denkt dat ook daar besparingen vallen te realiseren. De inrichtingsambitie kan wellicht bijgesteld worden. Kan het college daar wellicht ook naar kijken? Wij realiseren ons dat er nog heel veel moet gebeuren en we willen er bij het college nogmaals op aandringen, nu echt haast te maken met de herijking en een efficiencyslag te starten. Wij vragen het college zo snel mogelijk met plannen te komen die uitvoerbaar zijn en op lange termijn beheersen en beheren. De heer SWAGERMAN (SP): Als het gaat om bestuurlijke betrouwbaarheid is de discussie nadrukkelijk gevoerd tijdens de Statenvergadering over al dan niet doorbouwen aan de kolencentrale. En de VVD was een van de partijen die vond dat je uit oogpunt van bestuurlijke betrouwbaarheid ook door moest gaan met het bouwen van die centrales. Hoe classificeert u het gedrag van deze staatssecretaris op het gebied van bestuurlijke betrouwbaarheid ten opzichte van aangegane verplichtingen, overeenkomsten – niet alleen nationaal maar ook internationaal – die mogelijk door dit soort besluitvorming out of the blue ongedaan worden gemaakt? Kunt u zich vinden in deze opstelling en de consequenties daarvan? Mevrouw WULFSE (VVD): Wij kunnen ons daarin vinden en wij gaan ervan uit dat de staatssecretaris op zeer verantwoorde wijze alles wat daaraan vastzit, zal uitzoeken en beoordelen. Als je de grondslag van uw betoog zou handhaven, zou je nooit een beleidswijziging kunnen doorvoeren. En aangezien we in een democratie leven en de regering om de vier jaar wisselt, komen die beleidswijzigingen en de gevolgen horen daarbij. En wellicht kan het enige kapitaalvernietiging tot gevolg hebben – dat zal ook hier het geval zijn – maar dat wil niet zeggen dat die buitenproportioneel is. Dan wil ik een zorgpunt aankaarten van de VVD. Graag zien wij zo snel mogelijk een kaart met verplichtingen die zijn aangegaan na oktober 2010 – de eerste brief van de heer Bleker – met daarbij vermeld in hoeverre we verplichtingen hebben en wat we er nog aan kunnen bijstellen. Daar maken we ons een beetje zorgen om, want dat is eigenlijk allemaal gedaan op eigen risico van de provincie. Wanneer kunnen we daar een bericht over verwachten? Afrondend: de VVD wil niet dat er verder gewacht wordt, maar roept de gedeputeerde op, zelf met initiatieven te komen en de plannen zo snel mogelijk op papier te zetten. Het heeft onze voorkeur dat integrale gebiedsvisies op papier komen. En voor onze onderhandelingspositie is het van groot belang niet te talmen. De VVD zou graag dit voorjaar een goed uitgewerkt plan tegemoet zien en daartoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Dat wordt dan motie 2 namens de fracties van de VVD, GroenLinks, D66 en de PvdA: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011, Overwegende dat: - de regering 600 miljoen euro bezuinigt op natuur en landschap; - de Rijksbezuinigingen op natuur groter zijn dan bekend, was tijdens de onderhandelingen over het coalitieakkoord 2011-2015; - hierdoor op korte termijn aanpassing van het natuur- en landschapsbeleid in Groningen nodig is; Roept het college op: - begin 2012 met een voorstel te komen voor een aangepast natuur- en landschapsbeleid; En gaan over tot de orde van de dag.’
11
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer BEZUIJEN (SP): Er is de afgelopen weken veel gezegd en geschreven over het deelakkoord natuur en landschap. Het standpunt van de SP is duidelijk en daarom houd ik het kort. Het akkoord verslechtert de toestand van de beschermde planten en dieren, waardoor we onze doelen bij lange na niet gaan halen. Dat is erg, zeker in Groningen waar nog maar een kwart van onze natuuropgave is afgehandeld. Maar wat nog erger is, is dat dit deelakkoord een streep zet door diverse herinrichtingen in onze zwakke regio’s. Door te weinig grond en geld kunnen wij onze ambities niet waarmaken. Geen geld om kades, sloten, wegen, paden en bruggen aan te leggen. Geen geld om onze gebieden beter in te richten voor natuur, landbouw, recreatie en waterberging en daarmee desastreus voor de leefbaarheid van ons platteland. Leefbaarheid: volgens GS een van de pijlers van hun programma, net als duurzaamheid. Desondanks komt dit college met het advies, ons te berusten in dit deelakkoord, omdat men bang is voor een mogelijke noodwet waarmee Bleker dreigt. Wat die wet inhoudt en hoe de staatssecretaris die wil opleggen, is onduidelijk. Maar het dreigement is voldoende voor onze gedeputeerde om het hoofd in de schoot te leggen. ‘De strop of de kogel’, is het volgens gedeputeerde Van der Ploeg en blijkbaar doet hij zelf de strop om. Onbegrijpelijk bij zo’n belangrijk dossier en gezien het feit dat in Groningen dé kans ligt om dit deelakkoord te verwerpen. Hier is een linkse meerderheid mogelijk en ook de VVD zit niet vast aan een akkoord, ondanks wat ik daarnet mevrouw Wulfse heb horen bepleiten. Zij kan zich achter VVD-coryfee Ed Nijpels voegen. Hij noemt de plannen van Bleker ‘een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de natuurbescherming’. Daar voegt de SP graag de woorden ‘… en platteland’ aan toe. Bleker heeft het over ‘noodzakelijke bezuinigingen op natuur’. Een korting van 65 tot 80 procent van het budget is geen bezuiniging, maar een kaalslag. Dit deelakkoord gaat alleen over geld en heeft niets met natuurbescherming te maken. Een ponyboer uit Vlagtwedde speelt voor boswachter en gooit onze natuur op de mestbult. Het moet niet gekker worden. Dat hij met dit akkoord de boeren helpt, is een hardnekkig misverstand. Zij worden ook de dupe, omdat er veel minder geld is voor hun herinrichting: geen wegen en sloten, geen herverkaveling, geen betere waterhuishouding, geen goede prijs voor hun grond. Gevolg van dit akkoord zal zijn dat veel grond ineens op de markt komt. Hierdoor zal de grondprijs nog verder dalen en treedt er kapitaalsvernietiging op. Dat is niet meegenomen in de financiële berekeningen. Wij worden gevraagd een slecht deelakkoord te tekenen. Zonder toelichting, zonder voldoende geld, maar met grote wettelijke verplichtingen en vergaande financiële consequenties voor ons platteland. Dit akkoord moeten wij daarom niet ondertekenen en dienen wij samen met de Partij voor de Dieren de volgende motie in. Deze sluit aan op het vurige betoog van mevrouw Mortiers. Daarom verwachten wij dat de PvdA deze van harte zal steunen. De VOORZITTER: Dank, dat is motie 3, ingediend door de fracties SP en Partij voor de Dieren: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011, Overwegende dat: - Provinciale Staten is gevraagd in te stemmen met het deelakkoord natuur zoals overeengekomen door de staatssecretaris van het ministerie van EL&I, de heer Bleker, en het IPO in 2011; - onder meer het Planbureau voor de Leefomgeving in zijn rapport concludeert dat het deelakkoord onvoldoende bescherming biedt voor flora en fauna in Nederland; - in Groningen nog maar een kwart van de ecologische hoofdstructuur (EHS) opgave is afgerond; - de huidige toestand van natuur en landschap in Groningen niet voldoet aan de doelen die zijn gesteld Van mening zijnd dat: - de genoemde kortingen in het deelakkoord grote financiële consequenties hebben voor het realiseren van de EHS-doelstelling in Groningen; - het deelakkoord niet duidelijk maakt in welke mate de provincie verantwoordelijk is voor het nakomen van internationale verplichtingen; - gebiedsontwikkeling door uitvoering van EHS herinrichtingsprojecten van groot belang is voor de leefbaarheid van het platteland; Spreken uit dat: - het deelakkoord natuur onvoldoende waarborg biedt voor natuurbescherming in onze provincie en daarom niet wordt ondertekend; En gaan over tot de orde van de dag.’
12
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011
De heer KRAJENBRINK (CDA): Vandaag moeten we een besluit nemen over het deelakkoord tussen het Rijk en de provincies. Een akkoord waarvoor in de media veel aandacht is geweest. Veel mensen genieten van natuur om hen heen en in de beelden en de verhalen die naar voren komen, lijkt het alsof de bulldozers al in de startblokken staan om deze te gaan vernietigen. Als CDA-fractie staan wij voor een uitgebalanceerd verhaal waarin er ruimte is voor ontwikkelingen op tal van terreinen, waaronder ook natuurontwikkeling. Kunnen we ‘ja’ zeggen tegen het akkoord? Daarvoor hebben we gekeken naar een aantal aspecten: past het binnen het takenpakket van de provincies, zijn de risico’s behapbaar, kunnen we doorpakken in projecten, is er geen stilstand, kwaliteit in plaats van kwantiteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Wij moeten constateren dat er de afgelopen jaren voor 3,5 miljard in de ontwikkeling van natuur en landschap is geïnvesteerd. De plannen gingen uit van een totaal van 4,1 miljard en nu wordt de laatste 600 miljoen geschrapt. We zitten anno 2011 in een periode waarin er lastige keuzes gemaakt moeten worden. Er moet fors bezuinigd worden, zodat de rekeningen niet naar de toekomstige generaties doorschuiven. Anderzijds willen we ook zoveel mogelijk terreinen als onderwijs, zorg en sociale zekerheid proberen te ontzien. Dat betekent wel dat er op andere terreinen minder ambities kunnen zijn. En een daarvan is de ontwikkelopgave van de ecologische hoofdstructuur. Wij kunnen ons voorstellen dat men nu pas op de plaats maakt en het totale ambitieniveau van tienduizenden hectares aan extra natuur bovenop wat er nu is, terug te brengen. Dus geen afbraak zoals dat gesuggereerd wordt, maar minder aanleg van nieuwe gebieden op de korte termijn. Dat is iets volstrekt iets anders. Dat dit voor bepaalde partijen vervelende besluiten zijn, kunnen wij ons voorstellen. Maar soms moeten er afwegingen gemaakt worden, juist om perspectief voor de toekomst te kunnen bieden. De heer BEZUIJEN (SP): Die bezuiniging heeft tot resultaat dat er nu natuurgebieden buiten de EHS maar binnen het beheer van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten in onze provincie uiteindelijk verkocht zullen moeten gaan worden. Als dit deelakkoord doorgaat, gaan die gebieden verdwijnen. Bestrijdt u dat? De heer KRAJENBRINK (CDA): Wij hebben in totaliteit rond de 7.000 hectare aan EHS-opgave al verworven. Onze totale ambitie was rond de 12.000. We hebben op dit moment zo’n 3.300 hectare ingericht. Er zit dus nog een totale opgave om in te richten van zo’n 4.000 hectare. Het Rijk heeft gronden meegegeven richting het IPO, die nog verdeeld moeten worden tussen de verschillende provincies en die gronden kan men inzetten. En of men dat doet door aangekochte gronden te verkopen of gronden die men mee heeft gekregen, aan te kopen, daarin zouden de keuzes gemaakt moeten gaan worden door de provincie om er uiteindelijk de inrichtingskosten mee te financieren. De heer BEZUIJEN (SP): Maar dat betekent dus nog steeds dat die dorpsbossen dus weggaan, omdat ze worden ingericht. Dat dus die natuur verdwijnt. Want die wordt blijkbaar uitgeruild. De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat is een keuze die de provincies kunnen maken. De provincies kunnen ook een andere keuze maken. Namelijk door het deel te verkopen dat ze al verworven hebben van de 7.000 hectare die nu is aangekocht om de EHS-opgave te realiseren en dat klaar staat om te worden ingericht. Dan kunnen zij de gronden die van het Rijk verworven zijn, gewoon laten bestaan. Daarmee wil ik aangeven dat de provincies elk een eigen keuze kunnen maken hoe zij met die gronden willen omgaan. De heer BEZUIJEN (SP): Netto verdwijnt er daarmee natuur. De heer KRAJENBRINK (CDA): Volgens mij heb ik net uitgelegd dat wij meer dan 7.000 hectare hebben aangekocht. Daarvan is echter nog maar 3.300 hectare ingericht: dat betekent dat er dus nog 4.000 hectare nog niet is ingericht als natuur. Die gronden zijn aangekocht, maar daar gebeurt op dit moment niets anders mee dan dat die kláárliggen om ingericht te worden als natuur. Met andere woorden: als je dat deel ervan af zou halen, gaat er niets af van natuur. De heer BEZUIJEN (SP): Dus dit is uw eigen interpretatie van wat er gaat gebeuren? Die dorpsbossen gaan gewoon weg, wanneer die worden uitgeruild voor te ontwikkelen natuur conform de wijze waarop de EHS wordt uitgevoerd. Wat nu de opgave is en wat de Staten ook in hun motie van 9 maart hebben aangegeven, gaat u nu dus inleveren. Die dorpsbosjes raak je dus kwijt.
13
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer KRAJENBRINK (CDA): Volgens mij heeft het CDA ook niet ingestemd met de motie om het totale ambitieniveau van de EHS aan te houden. Wij zijn van mening dat het totale ambitieniveau naar beneden moet, juist ook om te zorgen voor de kwaliteit bij het inrichten van het landschap en niet ervoor te zorgen dat de totale kwantiteit gerealiseerd gaat worden. Kwaliteit in plaats van kwantiteit. En hoe de provincie daarmee omgaat, is een keuze van de provincie. De heer DIETERS (PvdA): Ik ben toch even nieuwsgierig naar het standpunt van het CDA, vooral in het kader van het rentmeesterschap. Want u heeft het in uw betoog erover dat u staat voor ‘een uitgebalanceerd verhaal’. 60 tot 70 procent bezuinigen is niet uitgebalanceerd om te beginnen. Een pas op de plaats maken, is dat voor u vooral een economisch verhaal of is het voor u de notie dat er bezuinigd of dat er getemporiseerd moet worden? Waar kiest u voor? De heer KRAJENBRINK (CDA): Zoals het in het deelakkoord is aangegeven, is het enerzijds een temporisering en anders is het ook een bezuiniging. Want enerzijds wordt de termijn opgeschoven van 2018 naar 2021, anderzijds wordt er ook bezuinigd op het totale ambitieniveau van 7.000 hectare naar 6.000 hectare. Daarmee gaat er een bedrag van 600 miljoen vanaf. Wij vinden het, gelet op de situatie waarin Nederland nu zit, dat er miljarden aan bezuinigingen moeten plaatsvinden. Als je ook kijkt naar de berichten van gisteren over waar die extra bezuinigingen moeten gaan landen, vinden wij dat verantwoord, ook gelet op de investeringen die al in het verleden zijn gedaan in de natuur. Ik geef niet voor niets aan dat er al 3,5 miljard is geïnvesteerd in natuurontwikkeling. Daar hebben ook wij onze verantwoordelijkheid in te dragen. Maar als er andere economische omstandigheden zich voordoen en je wilt juist sectoren als zorg, onderwijs en sociale zekerheid zoveel mogelijk proberen te ontzien, dan moet je wellicht op andere sectoren wellicht wat moeilijke keuzes gaan maken. Maar daar lopen wij dan niet voor weg. De heer DIETERS (PvdA): Daar heb ik ook geen verschil van mening met u over. Het gaat er mij om van u klip en klaar te horen of u ook wilt temporiseren op het overeind houden van het ambitieniveau. Dat heet in mijn taal ook bezuinigen. Maar dan op termijn toch voortgaan. De heer KRAJENBRINK (CDA): Het temporiseren is onderdeel van het deelakkoord. Daar zijn wij dus voorstander van. Nog één opmerking daarbij. Als het gaat om de Europese richtlijnen, zijn wij niet van plan om allerlei boetes te gaan betalen. Ook Henk Bleker heeft in zijn brief richting de Tweede Kamer heel duidelijk aangegeven dat, mochten er in de toekomstige periode vanuit Europa bezwaren komen over dat wij niet voldoen aan de richtlijnen en daarbij gedreigd wordt om boetes op te leggen, Nederland dan in de gelegenheid wordt gesteld om in ieder geval nog herstelmaatregelen te treffen. Dan wordt er opnieuw bezien of er aanpassingen moeten plaatsvinden en gaat men opnieuw in gesprek met de Europese Commissie, maar ook met de provincies om toch te gaan voldoen aan de richtlijnen. Mevrouw MORTIERS (PvdA): De spreker had het over de behapbaarheid van de risico’s en dat brengt mij tot de volgende vraag. Hebt u in de Trouw van gisteren gezien dat de bestuursvoorzitter van Nutrepo pleit voor producten die biodiversiteit bedreigen? Wat betekent voor het CDA die biodiversiteit? Is dat – want zo begrijp ik dat uit het uitvoerige betoog van de heer Krajenbrink – louter een financieel-economische kwestie? Hoe definieert de heer Krajenbrink biodiversiteit waar het gaat om de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen en het opraken van onze natuurlijke hulpbronnen? Is dat alleen een kwestie van geld of hebben we hier een morele verantwoordelijkheid? De heer KRAJENBRINK (CDA): Volgens mij is het antwoord hierop volstrekt helder. Wij hebben een aantal afspraken gemaakt over de biodiversiteit, die in allerlei richtlijnen zijn verwerkt zoals Natura 2000, de Kaderrichtlijn Water en de natuurwetgeving over verplicht soortenbeheer. En dat is ook wat ik wilde aangeven over de behapbaarheid van risico’s: via die wet- en regelgeving is vastgelegd hoe wij de biodiversiteit willen gaan borgen. Het is dus niet dat wij ons daarvoor helemaal niet interesseren, wij willen – en dan staat ook in het akkoord – maximaal proberen te voldoen aan de gestelde richtlijnen. Ik snap daarom uw morele beroep dan ook niet. Mevrouw MORTIERS (PvdA): Wat betekent voor het CDA het raken aan de grondslag van alle leven? De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik vind dat eigenlijk meer een vraag voor bij de borrel, zou ik zeggen.
14
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 Mevrouw MORTIERS (PvdA): Met dat antwoord maakt u duidelijk dat u niet begrijpt wat biodiversiteit betekent. De heer KRAJENBRINK (CDA): Volgens mij heb ik volstrekt duidelijk aangegeven dat die verwerkt is in allerlei richtlijnen. Zo hebben wij de afspraken gemaakt, zo besturen wij Nederland op basis van beleid. En zo toetsen wij dat als Staten, proberen wij ons daar ook aan te houden en daar maximale invulling aan te geven. Mevrouw MORTIERS (PvdA): Maar wat betekent dan ‘maximale invulling’? De heer KRAJENBRINK (CDA): Ja, wat betekent dat. Ik zou door willen gaan met mijn betoog, want dit leidt nergens toe. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ik wou even terug naar de vraag van de heer Dieters. In feite kwam die neer op of u het verantwoord vindt wat er in het akkoord gebeurt. En u hebt eigenlijk gezegd dat het acceptabel is dat er ook op natuurbeleid bezuinigd wordt. Ik denk dat er weinigen in deze zaal zijn die dat zullen betwijfelen. Maar op natuurbeleid wordt 60% bezuinigd. Is er enig ander beleidsterrein voor u denkbaar, waarbij in deze orde van grootte bezuinigt wordt? Daarmee geeft u impliciet ook een prioriteit aan ten aanzien van het beleidsveld. De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik kan niet dusdanig in de rijksbegroting kijken dat ik andere terreinen kan zien waarop de bezuinigingen 60% of hoger zijn. Maar als ik terugkijk naar de investeringen die in natuurontwikkeling zijn gedaan en er nog heel veel gronden beschikbaar zijn die nog niet zijn ingericht, dan vind ik het verantwoord dat wij op dit moment pas op de plaats maken. Door én te temporiseren én dat wij bezien in de tijd of er nog andere maatregelen noodzakelijk zijn om uiteindelijk te komen tot de opgave waar wij afspraken over hebben gemaakt. Daarnaast hebben ook verschillende instanties aangegeven dat in het beleid zoals wij dat op dit moment uitvoeren, nog heel veel mogelijkheden zitten om inverdieneffecten en allerlei cofinancieringsmogelijkheden te creëren. Daarover heb ik gisteren nog gesproken met een uitvoeringsinstelling. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Dit is geen antwoord op mijn vraag. Ik heb in feite gevraagd: is er enig beleid denkbaar, waarop 60% bezuinigd wordt? U had wel een opvatting over andere beleidsvelden tijdens de commissie en nu zegt u dat u de kennis ontbreekt over de rijksbegroting. Dat vind ik merkwaardig. De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik heb u volgens mij een antwoord gegeven op uw vraag, namelijk dat mij de kennis ontbreekt of dat percentage bezuinigingen al dan niet geldt voor andere beleidsterreinen. Volgens mij is dat een antwoord op uw vraag. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De CDA-fractie beantwoordt de vragen die gesteld zijn over biodiversiteit, morele kwesties en ook over het rentmeesterschap, steeds in termen van financiën. U hebt het steeds over geld, bezuinigingen – alles wel in het belang van toekomstige generaties. Maar behelst het begrip rentmeesterschap niet meer dan alleen geld? De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat ben ik volstrekt met u eens, het behelst veel meer. Het is inderdaad ook goed omgaan met de planeet waarvoor we met zijn allen de verantwoordelijkheid dragen. Het is dan ook niet voor niets dat het CDA jarenlang de verantwoordelijkheid heeft gedragen heeft voor het gevoerde natuurbeleid en dus ook voor die 3,5 miljard die in natuurontwikkeling is geïnvesteerd. Daar hebben wij zowel op rijks- als provincieniveau mee ingestemd. Maar nu, gelet op de omstandigheden, vinden wij in dit geval temporiseren, pas op de plaats maken en een vorm van bezuiniging doorvoeren maatschappelijk verantwoord. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik hoor in dit antwoord dat het CDA zich altijd heel erg sterk maakt voor de planeet en voor de natuur en biodiversiteit. Kunt u mij dan uitleggen waarom u de afgelopen jaren – tenminste voorzover wij dat hebben meegemaakt als fractie – zowel in het college als in de Staten niet altijd heel erg voortvarend was als ging om de ecologische hoofdstructuur? De heer KRAJENBRINK (CDA): Volgens hebben wij de afgelopen periode gestaan voor de EHSopgave. En daar hebben wij in het college, in de Staten en ook op rijksniveau (bestuurlijke)
15
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 verantwoordelijkheid voor gedragen. Dus ik zie niet in waarom u aangeeft dat dat niet het geval zou zijn. Wij zijn namelijk niet weggelopen voor die verantwoordelijkheden. De heer MASTENBROEK (SP): Ik denk dat het niet zoveel zin heeft om nu met allerlei getallen te gaan gooien waar je wel of niet moet gaan bezuinigen. 3 miljard zegt wat dat betreft niet zoveel, ik geloof dat er 40 miljoen per dag naar de hypotheekrenteaftrek toe gaat. Het CDA geeft aan dat er op natuur bezuinigd kan worden. Als er boetes dreigen vanuit Europa, dan wil men daar nog wel over nadenken om dat te herstellen. Ligt het, ook gezien de brieven die mij mede bij deze bespreking betrekken zoals die van AKD, niet heel erg voor de hand dat die boetes er gaan komen? En kost het op dat moment herstellen niet veel meer dan nu doorgaan op de al jarenlang ingeslagen weg? De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat zijn niet de vooruitzichten die wij hebben of die de staatssecretaris heeft. Dus wij vinden het een verantwoord akkoord zoals het voorligt en wellicht dat er over 10 tot 12 jaar andere omstandigheden zijn en je dan wel de investeringskracht hebt om de zaken te kunnen doen. Maar in deze tijd vinden wij het van nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid getuigen door nu pas op de plaats te maken qua investeringen. Over de boetes is in richting van de fractie van de ChristenUnie heel duidelijk antwoord gegeven door de staatssecretaris. De heer MASTENBROEK (SP): Maar waar baseert u het dan op dat die boetes niet te verwachten zijn? Want iedereen is het daar toch over eens. En bent u het wel met mij eens dat het veel duurder zal zijn om tezijnertijd dingen te herstellen dan om nu door te gaan? De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik heb niet aangegeven dat die boetes niet te verwachten zijn. De heer MASTENBROEK (SP): Geeft u dan aan dat die boetes wél te verwachten zijn? De heer KRAJENBRINK (CDA): Nee. Of die boetes er komen is nog maar zeer de vraag. Daar is nog grote onduidelijkheid over. Wel wordt men eerst in de gelegenheid gesteld om zaken te herstellen of te veranderen, alvorens er boetes gaan komen. Dat geeft je als land en als provincie de mogelijkheid om te voorkomen dat boetes opgelegd gaat krijgen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De heer Krajenbrink pleit voor pas op de plaats maken en kiest voor kwaliteit boven kwantiteit. Vindt u dan, als we voor kwaliteit kiezen, dat het geld dat krachtens het deelakkoord van de heer Bleker beschikbaar komt voor beheer, voldoende is? De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik denk dat dat geld voor beheer voor een groot deel voldoende zal zijn. Het is afhankelijk van de wijze waarop je invulling geeft aan de natuurinrichting. Want als je heel veel doet aan agrarisch natuurbeheer doet, zijn de beheerskosten lager. Maar als je andere vormen van natuur gaat inrichten, zijn die beheerskosten weer hoger. En dat is het de vraag of de provincies zelf bereid zijn, eigen gelden beschikbaar te stellen om die beheerskosten dan ook uit te gaan voeren. Het takenpakket gaat uit van een verminderde ambitie. Echter, het feit dat deze taken overgaan naar de provincie, staat ook bij een tal van partijen ter discussie. Wij vinden echter dit takenpakket passen bij de provincie en in lijn met de uitkomsten van de commissie-Lodders. De provincie krijgt de vrijheid om zelf invulling te gaan geven aan haar taken. Dat betekent dat zij keuzes moet maken in haar provinciale ambitieniveau. Keuzes in de wijze van inrichting, in de wijze van beheer en daarnaast ook in de vraag welke instellingen, die nu geld krijgen uit de vervallen rijkstaken, keuzes in of je gaat subsidiëren en zo ja, hoeveel geld je daarvoor vrij gaat maken in je provinciale budget. Keuzes die van belang zijn wanneer je ook de onderhandelingen ingaat met andere provincies. Wat het CDA betreft worden daarvoor in het Groenmanifest van de maatschappelijke partners al goede aanzetten gegeven. Echter, de vraag is of het ambitieniveau daarin ook al niet te hoog is gelet op de kosten die dat met zich gaat meebrengen. De geest van het akkoord ademt echter uit dat men realiteitszin toont door het ambitieniveau aan te passen en te denken in termen van oplossingen voor de toekomst, gegeven de omstandigheden waarin Nederland en de provincie Groningen zich op dit moment bevinden. Mevrouw DE GRAAF (D66): U hebt het erover dat alle taken overgaan naar de provincie. Waar baseert u dat op? En valt agrarische beheer ook onder die taken?
16
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer KRAJENBRINK (CDA): De taken die overgaan, staan in het akkoord beschreven. Agrarisch beheer over gebieden buiten de EHS blijven bij het Rijk. Van het agrarisch natuurbeheer binnen de EHS staat in het akkoord wel duidelijk aangegeven dat die mee overgaan naar de provincies. Mevrouw DE GRAAF (D66): Dan bent u het dus met mij eens dat niet alle taken overgaan naar de provincies. En dat is nu juist mijn probleem: ik wil graag alles of niets. De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat is uw mening. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ik kan me voorstellen dat het CDA het eens is met alle bezuinigingen op de natuur. Het is langzamerhand wel duidelijk dat het CDA niets meer van natuur moet hebben. Maar het landschap over de vervallen rijkstaken – landschap, landbouw, recreatie en andere – gaat over veel meer dan alleen maar natuur. En ik verbaas me er zeer over dat het CDA ermee akkoord dat het Rijk die niet meer uitvoert en overdraagt naar de provincies zonder daar geld bij te passen. Ik moet nog zien in hoeverre de provincie daar nog geld voor overheeft. Waarom kunt u daar dan tóch mee instemmen? De heer KRAJENBRINK (CDA): Wij kunnen daarmee instemmen. De provincie krijgt de mogelijkheid om daar zelf invulling aan te geven en middelen voor vrij te maken en daarvoor zitten wij in de Staten. Dus als er goede voorstellen komen waar ook een goede financiële onderbouwing onder ligt, dan zullen wij kijken of wij voor de invulling van die taken financiële ruimte maken binnen onze eigen provinciale begroting. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Maar we zitten met deze provincie al met een heel groot bezuinigingspakket. Waar wilt u dan het geld vandaan halen? Hoe kan het nou dat het Rijk daar nu ineens geen geld meer bijlevert? Dat kan toch niet? De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat kan dus wel, want dat staat in het akkoord en het college is dat met ons van mening. Dus wellicht kunt u die vraag straks aan het college stellen en wel aan uw eigen gedeputeerde Van der Ploeg. Want hij is ook van mening dat dit een goed akkoord is. Wij zijn in ieder geval mening dat dat kan en ook dat er een herijking moet plaatsvinden op de provinciale taken waar je dan tussen gaat schuiven om uiteindelijk invulling te geven aan het takenpakket. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Vragen aan het college komen later nog wel. Ik wil van ú weten of u het belangrijk vindt dat er nog iets gebeurt op het gebied van platteland, landschap en sociaaleconomische vitalisering voor de plattelandsgemeenschap. Dat zijn toch allemaal dingen waarvoor het CDA is opgekomen? Nu valt er ineens meer dan de helft van het geld daarvoor weg en ik kan me niet voorstellen dat u dat in één keer kunt opvullen met andere bezuinigingen. Dan moeten er toch andere dingen vervallen? De heer KRAJENBRINK (CDA): Volgens mij ga ik mijn antwoord herhalen dat wij in die vervallen taken ook zinvolle taken zien die wij graag willen continueren en waarvoor geld beschikbaar moet blijven. Dat betekent dat wij daar als provincie geld beschikbaar voor moeten stellen en op enig moment moeten kijken waar wij dan ergens anders geld vanaf moeten halen. Dat is dus de tering naast de nering zetten, ook op dit terrein. Dat is inderdaad maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en die zullen wij ook op dat moment nemen. Wat het CDA betreft, dus een duidelijke invulling van het ambitieniveau van de huidige provinciale inzet. Inrichten waar een balans gevonden wordt tussen betaalbaar beheer en bijdrage aan Europese richtlijnen. Daarbij zal men ook goed kunnen kijken naar alternatieve cofinanciering. Dit alles zal uitgewerkt moeten worden in diverse scenario’s vanwaaruit verantwoorde keuzes gemaakt kunnen worden. Dat had voor een groot deel ook al gekund. Echter, wat we moeten constateren is dat de huidige gedeputeerde Wiebe van der Ploeg geen enkele visie heeft op dit terrein en nog geen enkel scenario heeft doorgewerkt. We horen alleen termen als ‘desastreus beleid’, ‘keuzes tussen de kogel door je kop of de strop om je hals’. Terminologie die niet getuigt van enige visie en niet past bij de bestuurlijke verantwoordelijkheid. In dit soort tijden moet je leiderschap en visie tonen in plaats van huilend in een hoekje gaan staan en slachtoffertje spelen. We zien dit als een gemiste kans en contraproductief. Als CDA-fractie zijn we voor het akkoord zoals dat voorligt.
17
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer POST (GroenLinks): De heer Krajenbrink spreekt zich nu toch écht tegen. Een paar zinnen geleden zegt hij zelfs dat het college dit een goed akkoord zou vinden en het college aan de andere kant met dit soort kwalificaties redeneert. Dat spreekt elkaar absoluut tegen. De heer KRAJENBRINK (CDA): U hebt gelijk dat ik gezegd heb dat de gedeputeerde dit een goed akkoord vond. Dan neem ik dat terug, want dat vindt hij denk ik niet, gelet op de uitdaging die u mij gedaan heeft. Maar hij stemt wel in met het akkoord. Dus een correctie van mijn kant voor dat punt. Dat de totale ambities zijn bijgesteld, zien we als niet meer een logisch gevolg, gelet op de omstandigheden en de opgave waar we als samenleving voor staan. Dat de provincie vervolgens keuzes moet maken, lijkt ons niet meer dan logisch. Daarom zal men de ambities naar beneden moeten bijstellen en daarnaast bij de inrichting een balans zien te zoeken in ecologische doelstellingen, betaalbaarheid en beheerskosten. Daarbij behoort een verantwoord financieel plaatje om ook deze doelstellingen te realiseren. Tevens voor die instellingen die nu onder de hoede van de provincie gaan vallen en bijdragen aan landschapstaken waar we nu verantwoordelijkheid gaan dragen. Verder moet de landschappelijke inrichting worden bepaald en afgebakend. Het zou goed zijn wanneer er snel duidelijkheid komt over deze keuzes, zodat eenieder weet waar hij aan toe is en er voortgang kan komen in de op dit moment stilstaande projecten. Mevrouw DE GRAAF (D66): Het natuurakkoord, zoals al blijkt in deze zaal, geeft wel reuring in Nederland en onze provincie. Meestal is reuring positief en zijn we blij als er iets gebeurt. Maar in dit geval betekent het dat we moeten kiezen voor of tegen het akkoord. Beide keuzes zijn desastreus voor de natuur en de leefomgeving van onze inwoners. De conclusie van D66 is dan ook dat het alleen maar in naam een natuurakkoord is. Het gaat namelijk niet over natuur en hoe daarmee moet worden omgegaan, het gaat over bezuinigingen. Echter, deze zijn wel erg extreem en de gevolgen evenzo, zoals ook geconcludeerd door het Planbureau voor de Leefomgeving en de commissie-Van der Vlist. Uiteraard begrijpt D66 dat er aanpassingen moeten plaatsvinden. Alleen, in het akkoord zoals het er nu ligt, is er te veel te vaag en onduidelijk: onder andere verdeling van geld, Europese verantwoordelijkheden, wettelijke verplichtingen en het lijstje is nog veel langer. Toch heeft het natuurakkoord wel iets positiefs opgeleverd: de samenwerking met verschillende partners om te komen tot een Groenmanifest. D66 gaat ervan uit dat de gedeputeerde met een brede blik en creativiteit in overleg zal gaan met onder anderen de partners uit het Groenmanifest en de andere belangengroepen, om zo te komen tot een visie en een plan voor aangepast natuur- en landschapsbeleid. Wij hopen dan ook positief verrast te worden door het college, waardoor duidelijk wordt waarom zij gedeputeerden zijn en wij Statenleden. De heer RAM (PVV): De EHS, ofwel de ecologische hoofdstructuur, is al 20 jaar lang de meest geheime hobby van links Nederland. Wanneer je aan de burgers vraagt: ‘wat is de EHS?’, dan krijg van velen het antwoord: ‘Ik weet het niet. Een hogesnelheidslijn? Of de naam van een chemische fabriek?’ Bijna niemand weet wat de EHS werkelijk is. Wanneer je aan de burgers uitlegt dat het niet eens echt om de natuur gaat en dat er miljarden naartoe gaan, valt menigeen van zijn stoel. De werkelijkheid is dat de EHS hier in Groningen meer lijkt op een slecht onderhouden stadspark met duizenden hectares aan een groot aantal moerassen in het midden dan dat het lijkt op natuur. Een moeras waar vervolgens miljoenen aan beheersgelden naartoe gaan. De heer POST (GroenLinks): Ik zou de heer Ram willen vragen of hij mij drie specifieke moerasgebieden in deze provincie kan noemen. De heer RAM (PVV): Het lijkt me hier geen quiz vandaag. De heer POST (GroenLinks): Ik stel u een vraag en daar wil ik een antwoord op. Kunt u mij drie specifieke gebieden noemen, waarbij landbouwgrond is omgezet in moeras? De heer RAM (PVV): Een gebied is bijvoorbeeld het Westerkwartier dat grotendeels een moeras wordt. De heer POST (GroenLinks): Dat is één. En verder? Ja, ik ken ze ook niet, hoor. Maar dat even voor alle duidelijkheid.
18
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer SWAGERMAN (SP): Hoever wil de PVV teruggaan om te kunnen omschrijven wat in dit land werkelijk natuur is? Of willen zij concluderen dat die natuur niet meer bestaat en dit land kan worden omgeturnd tot één groot industriegebied? De heer RAM (PVV): De EHS is al jaren geen echte natuur, het wordt continu beheerd. En als je de natuur echt haar gang laat gaan, groeit het gebied helemaal dicht. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, ik heb hier toch enige moeite mee. U generaliseert. U zegt dat wij één groot moeras zijn en dat we helemaal geen natuur meer hebben. Ten eerste: ik nodig u van harte uit om bij mij eens thuis te komen kijken achter het huis. En ten tweede: wanneer bent u eigenlijk voor het laatst wezen kijken in deze provincie naar ons landschap? De heer RAM (PVV): Daar kan ik vrij snel antwoord op geven: wij zijn met zijn allen laatst naar het Westerkwartier geweest en we hebben daar onder andere de EHS bekeken. En bedankt voor uw uitnodiging. De PVV is voorstander van het akkoord zoals het is afgesproken met staatssecretaris Bleker. Het onderhandelingsakkoord kan op onze steun rekenen. Het mag van ons ook nog wel een paar kilo extra, maar het is een goede start. We hebben er het volste vertrouwen in dat gedeputeerde Van der Ploeg de bezuinigingen zal kunnen uitvoeren. Immers, een gedeputeerde van GroenLinks-huize die een gedoogvergunning kan afgeven voor een kolencentrale, achten wij ook in staat om te bezuinigen op natuurbeleid. Wel maken wij bezwaar tegen de randvoorwaarde zoals die is voorgesteld in de brief van het college. Daarmee zet het college het bestuursakkoord op het spel en benadeelt men de positie van de provincie Groningen. De ruimtelijke reservering van natuurterreinen behoeft van de PVV niet de exclusieve bevoegdheid te blijven van de provincie. We roepen het college op, af te zien van deze randvoorwaarde. Om die reden dient de PVV de volgende motie in. De VOORZITTER: Dat wordt dan de vierde motie bij dit agendapunt, ingediend door de PVV-fractie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011, Kennis genomen hebbend van: - de brief van het college over onderhandelingsakkoord ‘Decentralisatie Natuur’; - de randvoorwaarde van het college, die de ruimtelijke reservering van natuurterreinen de exclusieve bevoegdheid is en dient te blijven van de provincie; Overwegende dat: - hiermee het bestuursakkoord in gevaar wordt gebracht en de positie van de provincie Groningen wordt benadeeld; Verzoeken het college - af te zien van deze randvoorwaarde en onverkort in te stemmen met het bestuursakkoord ‘Decentralisatie Natuur’. En gaan over tot de orde van de dag.’ Mevrouw DE GRAAF (D66): Meneer Ram heeft het erover dat de kennis ontbreekt over natuur en EHS. Nou wordt er ook bezuinigd op onderwijs. Staat u daar dan wél achter? De heer RAM (PVV): De PVV heeft hard gevochten in het gedoogakkoord om het onderwijs zoveel mogelijk te ondersteunen. Mevrouw DE GRAAF (D66): Blijkbaar is dat niet gelukt. Dus zou u zich daar niet harder voor kunnen maken, zodat het onderwijs weer beter wordt en u de kennis ook onder uw PVV-stemmers weer op niveau krijgt? De VOORZITTER: Ik stel voor, de vragen te betrekken op de heer Ram en niet op de kiezers. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik zou willen vragen of mensen die interrumperen, het wel bij het onderwerp willen houden. Want bent u het ook niet met mij eens dat ook rondpompen van geld binnen het onderwijs niet een verbetering van dat onderwijs tot gevolg heeft, maar meer een verspilling van
19
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 gelden in tijden van bezuinigingen is? En dáár hebben we het nu over en laten we de heer Ram alstublieft de gelegenheid geven om verder te gaan met zijn verhaal. De VOORZITTER: Ik stel voor dat u uw eigen commentaar op uw eigen vraag betrekt. Dit even terzijde. Mevrouw WULFSE (VVD): Meneer Ram heeft zojuist een motie ingediend. Ik heb zojuist heel goed zitten luisteren, maar ik begrijp de strekking ervan niet. Het gaat om ruimtelijke reserveringen, maar ik begrijp de hele motie niet. Kan de heer Ram daar wellicht iets over zeggen? De heer RAM (PVV): In de brief van het college wordt een duidelijke randvoorwaarde gesteld omtrent het bestuursakkoord, namelijk dat de ruimtelijke reserveringen van de natuurterreinen de exclusieve bevoegdheid is van de provincie. En als je dat als randvoorwaarde stelt, zal staatssecretaris Bleker daar natuurlijk op reageren. En daarmee breng je het onderhandelingsakkoord in gevaar. Mevrouw WULFSE (VVD): In mijn optiek betekent dat dat wij zelf bepalen of er een ruimtelijke reservering is. Wat is daar het bezwaar tegen? Ik vat het nog steeds niet, het kan aan mij liggen. De heer RAM (PVV): Volgens mij heb ik dat al heel helder uitgelegd. De exclusieve bevoegdheid wordt geclaimd door het college. En staatssecretaris Bleker kijkt daar anders tegenaan. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): U geeft aan dat het voorliggende onderhandelingsakkoord eigenlijk nog niet ver genoeg gaat en nog wel een stapje verder kan gaan. Ik wil één specifiek punt uit dat akkoord lichten. Wij kennen de PVV als partij die zich meermalen heeft opgeworpen als partij van grote dierenvrienden. Hoe kunt u dan nu zo akkoord gaan met het vernietigen van huis en haard van heel veel wilde dieren? En hoe kunt u akkoord met de uitroeiverplichting die in het akkoord staat voor een nog onbekend aantal exotische soorten? Want dat zal toch een behoorlijk bloederige aangelegenheid worden. De heer RAM (PVV): De Partij voor de Dieren doet net alsof er een einde komt aan heel veel diersoorten, dat is niet het geval. Een groot gedeelte van de EHS en het Natura 2000-beleid blijft gewoon in stand. En daarnaast moet er een afweging worden gemaakt over welke dieren in onze natuur passen. Als die een bedreiging vormen voor andere diersoorten, dan moet je daar heel reëel in zijn, lijkt mij. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Maar u geeft nu een carte blanche aan de staatssecretaris dat welke soorten hij ook op dat lijstje zet – want daar hebben we nog geen idee van – de provincie zich verplicht tot het uitroeien van die soorten op haar grondgebied. En we weten toch allemaal – ik mag tenminste toch hopen dat u dat weet – wat de muskusrattenbestrijding ons heeft gekocht. Staatssecretaris Bleker weet dat als geen ander, maar dat kan nog behoorlijk in de papieren lopen. De heer RAM (PVV): De PVV zit ook in de Tweede Kamer en daar zullen we ook letten op wat de heer Bleker in de natuurwet zal schrijven. De heer DIETERS (PvdA): De Partij van de Arbeid is duidelijk, ook over hoe we landelijk staan in dit natuurakkoord. Ik weet van andere partijen ook hoe zij er landelijk in staan, maar de PVV houdt hier een verhaal dat dwars staat op de mening van haar fractie in Noord-Brabant die tegen het natuurakkoord heeft gestemd. Wat is nu uw positie? Want ik word er wat duizelig van om overal maar wat te horen omdat het zo lekker klinkt. De heer RAM (PVV): De PVV is voorstander van het akkoord, zowel landelijk als in de provincie. En de PVV van Noord-Brabant heeft een heel andere afweging gemaakt, omdat zij geen vertrouwen heeft in de SP-gedeputeerde. De heer DIETERS (PvdA): Dus u probeert mij nu wijs te maken dat de PVV in Noord-Brabant uit gebrek van vertrouwen in een gedeputeerde tegen een akkoord gaat stemmen waar u landelijk vóór bent? Dat kunt u mij niet wijsmaken. De heer RAM (PVV): Dat is toch echt een moverende motivatie.
20
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De VOORZITTER: Het is vijf over elf. Ik stel voor dat wij toe zijn aan een kopje koffie. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik zou graag mijn eerste termijn nú willen doen. De VOORZITTER: Ja, maar ik heb ook nog de heer Veerenhuis-Lens en de ChristenUnie dan ben ik met de eerste termijn toch nog gauw zo’n 20 minuten bezig inclusief allerlei interrupties. U krijgt meer rust en aandacht, denk ik, als u zometeen na de koffie spreekt. Want anders zakt iedereen gewoon een beetje weg. Ja? Oké, dan schors ik nu de vergadering voor de koffiepauze. [Schorsing van 19 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het woord is aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie. Mevrouw VAN DER GRAAF (Christen Unie): In de commissievergadering heeft de fractie van de ChristenUnie al naar voren gebracht dat het natuurakkoord door ons met zeer gemengde gevoelens is ontvangen. Enerzijds zijn wij blij dat de provincies meer zeggenschap krijgen over natuurbeheer. Wij zien dat als versterking van de rol en de positie van de provincies en dat biedt daarmee kansen voor de provincies, maar zeker ook voor de natuur. Anderzijds kunnen wij het akkoord niet loszien van het beschikbare budget en de consequenties van het akkoord voor de bescherming van de planten en dieren en hun leefomgeving en de schepping die ons in beheer is gegeven als rentmeesters. U merkt het al: het akkoord baart ons zorgen. De aandachtspunten die wij hebben bij de behandeling van het akkoord, zijn vooral gericht op het proces, het budget, de open einden, het voldoen aan internationale verplichtingen en ja, de vele onduidelijkheden. Bij het proces plaatsen wij veel vraagtekens. Vanaf het begin af aan zijn de verhoudingen op scherp gesteld. De provincies zijn klemgezet, met de rug tegen de muur. Als de provincies hun verzet niet staken, dreigt de staatssecretaris met een noodwet. Maar wij hebben al eerder gezegd: zo zou het niet moeten zijn. Maar zo zit de werkelijkheid op dit moment helaas wel in elkaar. Het college berust hierin en vandaag nemen de Staten een standpunt in. Met de decentralisatie van heel veel taken en het vervallen van rijkstaken komt niet het geld mee dat daarvoor nodig is. Ook wij begrijpen dat er bezuinigd moet worden, maar deze bezuiniging en de uitwerking daarvan gaan heel verder. Het is evident dat de toegezegde 100 miljoen voor versoberd natuurbeheer onvoldoende is. Tegelijk zijn de financiële implicaties voor onze provincie ook nog niet volledig inzichtelijk voor dit moment. Het akkoord heeft ook gevolgen voor water en het behalen van de natuurdoelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. Ook noemen we hierbij dat het akkoord raakt aan ons landschap, het onderhoud van het cultureel erfgoed en de leefbaarheid van de dorpen in de provincie en op het platteland. Ook in het aanvullend overleg en de verduidelijking die vorige week is ondertekend door de provincies en de minister en staatssecretaris, is niet gesproken over water. Wij hebben daarover zorgen. En tegelijk vragen wij ons ook af hoe het staat met de kosten voor de landinrichtingsprojecten die nog worden uitgevoerd onder de Landinrichtingswet 1985. Zoals het nu lijkt, draaien de provincies op voor de kosten en gaat het Rijk ervandoor met de opbrengsten. Wij vragen het college om een reactie hierop. Hierover zouden toch ook nog nadere afspraken gemaakt dienen te worden met het Rijk? Als wij de conclusies lezen van het Planbureau voor de Leefomgeving, kunnen we er niet omheen: het voldoen aan de harde internationale verplichtingen waaraan de Europese Commissie de Nederlandse natuurprestaties nu en in het komende decennium zal toetsen, komt steeds verder buiten beeld te liggen. Het wordt heel moeilijk hier nog aan te voldoen binnen dit akkoord. Het Rijk is verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het voldoen aan die internationale verplichtingen. In de commissievergadering hebben wij het punt aangehaald om niet de financiële verantwoordelijkheid voor het halen van de Europese natuurdoelstellingen bij de provincies neer te leggen, maar afspraken te maken over inhoudelijke verantwoordelijkheid en de bijdragen van de provincies aan het behalen van die doelstellingen. Inmiddels liggen die afspraken er, zoals die vorige week in het akkoord stonden benoemd. Ik citeer: “Als de middelen worden ingezet voor beheer zoals afgesproken in het akkoord, voldoen de provincies aan het uitgangspunt van adequaat beheer en zijn zij gevrijwaard van Europese verplichtingen.” Wij willen van het college weten wat deze bepaling inhoudt. Betekent dit ook dat er geen financiële verantwoordelijkheden meer zijn voor het behalen van deze Europese verplichtingen bij de provincies? Die afspraken zijn volgens ons nog niet volledig. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe de besteding van middelen onder het akkoord zich verhoudt tot de rijksverantwoordelijkheid voor Europese verplichtingen buiten de EHS. En wat de concrete ecologische en financiële opgaven op
21
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 korte en middellange termijn zijn voor het voldoen aan de verplichtingen in het kader van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water én in hoeverre deze opgaven gerealiseerd kunnen worden met het voorliggende akkoord. Terwijl er behoefte is aan duidelijkheid, laat het Rijk deze in onderdelen niet bestaan. Ik heb daar al een aantal van genoemd. Gezien het feit dat de uitvoering van de gebiedsprocessen op dit moment zo goed als stilligt, is er ook behoefte aan duidelijkheid richting het veld: natuurbeheer en –organisaties. Er is lang onderhandeld. Linksom of rechtsom komt de ChristenUnie tot de conclusie dat dit een onbevredigend resultaat met zich heeft meegebracht. De 600 miljoen aan bezuinigingen staan in het regeerakkoord. Wij hebben dan ook niet de verwachting dat deze niet gerealiseerd zullen worden, maar het gaat om de manier waarop. De combinatie van de open einden die nu nog in het akkoord zitten, de onduidelijkheden die er nog bestaan ten aanzien van de inhoud van het akkoord, het behalen van de doelstellingen en de al dan niet financiële consequenties brengen ons ertoe dat wij dit akkoord op dit moment niet kunnen onderschrijven. Wij zouden willen zien dat er op een aantal punten meer duidelijkheid wordt verkregen en er meer zicht komt op de consequenties daarvan. Daartoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Die nummeren wij als motie 5, namens de ChristenUnie-fractie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011, Constaterende dat - het college het onderhandelingsakkoord-Natuur inclusief verduidelijking en aanvulling heeft voorgelegd aan Provinciale Staten; Overwegende dat op de volgende punten nog altijd onduidelijkheid bestaat over de interpretatie, uitwerking en onderbouwing van het onderhandelingsakkoord: - wat de reikwijdte is van de soortenbescherming, hoeveel middelen binnen het akkoord bedoeld zijn voor soortenbescherming buiten de EHS en hoe de besteding van middelen onder het akkoord zich verhoudt tot de rijksverantwoordelijkheid voor Europese verplichtingen buiten de EHS; - wat de concrete, ecologische en financiële opgaven op korte en middellange termijn zijn voor het voldoen aan de verplichtingen in het kader van Natura 2000 en de Kaderrrichtlijn Water en in hoeverre deze opgaven gerealiseerd kunnen worden met voorliggend akkoord; - of en hoe het akkoord garandeert dat de kwaliteit van beheer van bestaande natuur is gewaarborgd; Zijn van mening dat: - zorgvuldige decentralisatie en goede bestuurlijke verhoudingen vragen om duidelijkheid op voornoemde punten; Verzoeken het college: - in overleg met de andere provincies en de regering en, waar relevant, onderbouwd door het Planbureau voor de Leefomgeving, over voornoemde punten opheldering te geven; - geen definitief akkoord te sluiten, totdat op voornoemde punten meer duidelijkheid is verkregen en Provinciale Staten zich daarover hebben uitgesproken; En gaan over tot de orde van de dag.’ Mevrouw VAN DER GRAAF (Christen Unie): Wij willen weten waar we ‘ja’ tegen moet zeggen en wat daarvan de gevolgen zijn. Maar dat weten we nu niet. Wij zouden het college met de boodschap uit onze motie richting het IPO en richting de regering willen laten trekken. De heer SWAGERMAN (SP): Als zou blijken dat de drie vragen uit de motie voor u op een goede manier zijn beantwoord – even los van of de Staten daar dan nog over moeten besluiten – betekent dat u in dat geval uw instemming aan de overeenkomst zou geven? Mevrouw VAN DER GRAAF (Christen Unie): Wij hebben een heel aantal punten eruit gepikt waarover wij vinden dat hierover nog duidelijkheid zou moeten komen. En ik zie ook dat er meerdere punten door andere fracties zijn ingebracht, maar wij sluiten niet uit dat wij ook daaraan onze steun zouden
22
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 kunnen geven omdat wij ook vinden dat daar relevante punten in zitten die in het akkoord zeker een plek zouden moeten kunnen krijgen. Er tekent zich op dit moment een meerderheid af binnen de Provinciale Staten die het akkoord niet onderschrijft en het college oproept om opnieuw met de staatssecretaris om tafel te gaan zitten. De vraag is nu: wat gaat het college, dat berust in het akkoord, doen? De Staten lijken op dit moment een andere afweging daarin te maken. De heer MIEDEMA (GroenLinks): We praten vandaag over het onderhandelingsakkoord over de natuur. Na de afwijzing van het akkoord door Provinciale Staten van Noord-Brabant afgelopen vrijdag is het de vraag of er nog wel een onderhandelingsakkoord bestaat. Kan het college hier opheldering over geven? Tja, het onderhandelingsakkoord. Of moet ik het ‘wurgakkoord’ noemen? Eigenlijk wel, want het is een wurgakkoord. Ook onze eigen gedeputeerde Van der Ploeg zei dat we eigenlijk niet mogen spreken van een akkoord, maar van een dictaat. Er is immers niet echt onderhandeld. Het dictaat houdt in dat het netwerk van natuurgebieden, de ecologische hoofdstructuur, veel kleiner wordt: 600.000 hectare in plaats van de eerder beoogde 728.000. De kwaliteit van de natuur neemt fors af door het huidige kabinetsbeleid. Meer planten- en diersoorten zullen uitsterven. Ook de biodiversiteit zal verminderen. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van het Planbureau voor de Leefomgeving, toch een redelijk neutrale club. Wat betekent dit alles voor Groningen? Groningse natuurgebieden moeten worden verkocht. Gebruik en toegankelijkheid van natuurgebieden kunnen in verband met de veiligheid niet meer worden gegarandeerd. In Groningen gaat het om gebieden zoals de dorpsbossen, bijvoorbeeld die in Bedum en Ten Boer. Staatsbosbeheer beheert een deel van de Groningse natuurgebieden. Hierin ontvangt men jaarlijks veel bezoekers. Door de bezuinigingen bij Staatsbosbeheer, die oplopen tot zo’n 60%, worden de voorlichtende rol en haar rol ten opzichte van de recreatie uitgehold. Rollen die Staatsbosbeheer van oudsher heeft en die wij allemaal zo belangrijk vinden. Kijk, dat je in deze financieel lastige tijden minder besteedt en bijvoorbeeld natuuraankopen over wat meer jaren uitsmeert, is logisch. Maar dat je zoveel bezuinigt dat zelfs beheer van bestaande natuur onder druk komt te staan, dat is geen bezuiniging meer, dat is afbraak. We laten ons verdorie toch niet chanteren door Henk Bleker die dreigt met een noodwet? Stikken of slikken. Wat voor bananenrepubliek is Nederland geworden? Hier komt bij dat de financiële risico’s voor de provincie Groningen amper zijn in te schatten doordat het volgende nog niet duidelijk is: hoe de 100 miljoen die het Rijk vanaf 2014 beschikbaar stelt voor beheer tussen de provincies verdeeld zal worden, hoe het resterende budget van het Investeringsfonds Landelijk Gebied wordt ingezet, hoe en waar de ruilgronden worden ingezet en hoe de afgesproken restopgave voor natuurontwikkeling, –inrichting en –beheer over de provincies zal worden verdeeld. Over deze zaken moeten de provincies het komende halfjaar nog met elkaar onderhandelen, de armoede verdelen. Daar komen ze natuurlijk nooit uit. Iedere provincie komt met een verdeelsleutel die voor zichzelf het beste uitpakt. Ik benieuwd naar de reactie van van GS op dit alles. Prima dat het natuurbeleid naar de provincies komt, maar niet onder deze voorwaarden. We hebben geen flauw idee hoe dit dictaat gaat uitpakken voor de provincie Groningen en voor de Groningse natuur. Tot duidelijk is dat met het beschikbare geld aan de doelstellingen kan worden voldaan, mag Groningen hier niet mee instemmen. En wij hebben daarom de zojuist door de Partij van de Arbeid ingediende motie mede ondertekend. Ook al wordt het akkoord hier vandaag afgewezen, de donkere wolken van de grote rijksbezuinigingen hangen nog zeer dreigend boven ons hoofd. En daar moeten we als provincie snel een oplossing voor vinden. Als we niets doen, staat het gehele natuur- en landschapsbeleid in Groningen op slot – zo dat nu al niet het geval is. Wij roepen daarom GS op om snel in actie te komen en in beeld te brengen op welke manier men het natuur- en landschapsbeleid in Groningen enigszins in beeld wil houden. Wat GroenLinks betreft biedt het Groenmanifest van de groene organisaties hiervoor een goed vertrekpunt. Daarnaast zal er gekeken moeten worden naar extra provinciale middelen. Mede hierom hebben wij de motie mede ondertekend over het op korte termijn aanpassen van het natuur- en landschapsbeleid in Groningen. We zijn benieuwd hoe het college hier tegen aan kijkt. De heer KRAJENBRINK (CDA): U hebt in het voorjaar een motie ingediend die uitging van het handhaven van het ambitieniveau. Staat u daar nog steeds achter? De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ja, in principe wel.
23
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011
De heer KRAJENBRINK (CDA): Nu wordt in het Groenmanifest, gelet op de realiteit van alledag, uitgegaan van een lager ambitieniveau dan wat de motie aangaf. U geeft net aan dat wat u betreft het Groenmanifest een goed vertrekpunt is. Hoe moet ik dat dan plaatsen? De heer MIEDEMA (GroenLinks): Daarvoor is onze vraag aan het college ook bedoeld om dit alles nog een keer goed op een rijtje te zetten: hoe moet het nieuwe natuur- en landschapsbeleid eruit komen te zien, wat voor middelen zijn daarvoor beschikbaar en welke ambities horen daarbij? En op dat moment praten wij daar verder over. De heer KRAJENBRINK (CDA): Maar u geeft nu aan dat het Groenmanifest een goed vertrekpunt is. Maar dat gaat uit van een lager ambitieniveau dan wat via uw motie in het voorjaar was ingediend. Ik vraag het u – want u had het net ook over dualisme – hoe ik dan ook zo’n opmerking moet plaatsen. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Een vertrekpunt betekent niet dat je alles zonder meer overneemt. De heer MASTENBROEK (SP): Ik vind dat de motie op dat punt wel onduidelijk is. U roept het college op om met een voorstel te komen over aangepast natuur- en landschapsbeleid. Bedoelt u daar nou wel of niet een verkleining van de EHS mee? Waar moet het college wat u betreft naar gaan kijken? De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ik heb aangegeven dat wat ons betreft naar het Groenmanifest wordt gekeken als vertrekpunt en naar extra provinciale middelen. En verder wachten wij het voorstel van het college af. De heer MASTENBROEK (SP): Maar het Groenmanifest gaat uit van een kleinere EHS. Wilt u dan daarmee dus dat er naar een kleinere EHS gekeken wordt? De heer MIEDEMA (GroenLinks). Niet per se. Maar dat hangt af van waar het college straks mee komt en wat er mogelijk is. De heer MASTENBROEK (SP): Maar u vraagt de Staten via een motie om het college ergens toe op te roepen. Ik wil wel graag dat duidelijk is waartoe het college precies wordt opgeroepen. De heer MIEDEMA (GroenLinks): We roepen het college op tot datgene wat in de motie staat. De heer KRAJENBRINK (CDA): U geeft aan dat u op zichzelf temporisering en bezuinigingen wel zou kunnen plaatsen. Wat zou u dan een acceptabel bezuinigingsbedrag vinden waartoe men dan wel akkoord zou kunnen gaan? De heer MIEDEMA (GroenLinks): Een bezuiniging van 600 miljoen op natuur vinden wij volstrekt onacceptabel. De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik herhaal mijn vraag maar weer, want u geeft daar geen antwoord op. U geeft aan wat u niet acceptabel vindt als bezuiniging. Wat vindt u dan wél acceptabel? De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ik herinner mij dat de bespreking in de commissie hier ook over ging en dan kom je, eventueel naar rato van het totale bezuinigingsbedrag bij het Rijk, niet uit op een percentage van 60%, maar wellicht op 10%. Wat ons betreft zou dat dan inderdaad nog lager kunnen, omdat wij natuur een hoge prioriteit geven in plaats van een lage zoals het CDA. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): “De natuur is voor tevredenen of legen. En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos ter grootte van een krant. Een heuvel met wat villaatjes ertegen.” Dit is niet staatssecretaris Bleker aan het woord, ik citeerde de dichter J.C. Bloem, die domweg gelukkig door de Dapperstraat liep. Maar het had onze waarzegger uit Wollinghuizen wél kunnen zijn. Hij is gelukkig met het weilandje waar zijn pony’s zeer goed kunnen grazen en ik gun hem dat. Ik zelf ben ook gelukkig met het stukje bos achter mijn erf. Maar anders dan de heer Bleker gun ik anderen ook zo’n leefomgeving dankzij de EHS. De EHS is vaker in gevaar geweest. Zo’n 12 jaar geleden was dat ook het geval. Toenmalig staatssecretaris Faber weerstond de aanval en kwam met de nota ‘Natuur voor mensen en mensen voor natuur’. En ze deed dat vanuit het besef dat natuur en landschap een essentiële bijdrage aan
24
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 een leefbare en duurzame samenleving vormen. In 1990, toen het concept van de EHS werd gelanceerd door CDA-minister Braks, verscheen het boekwerk met als titel ‘De natuur terug’. Het is misschien goed te memoreren waarom die EHS er ooit kwam. Dat was om de gevolgen van de aanslagen op natuur en landschap zo klein mogelijk te houden of zo mogelijk ongedaan te maken. Op bladzijde 250 van dit boekwerk staat te lezen: “Einddoel is natuur en landschap zo stevig in het zadel te helpen, dat ze altijd zullen blijven bestaan.” Dat voornemen is inmiddels afgezwakt tot ‘een gunstige staat van instandhouding’. 21 jaar na dit boekwerk lijkt dan toch het doek voor natuur en landschap te vallen. De economie wint het van de ecologie. Of liever gezegd: het geloof in de heilige economie. Er moeten miljarden bezuinigd worden doordat banken, die zich dachten te verrijken, door de mand vielen en acuut gered moesten worden door miljarden die wij nu weer moeten teruglenen om de Europese economie te redden. En dat in het rotsvaste bijgeloof dat de economie ons dan weer zal redden – ik tikte per ongeluk in ‘Zalm redden’. De economie zal ons niet redden. Dat is een illusie. En het beleid van Bleker is principeloos. In het terecht tot Liberalis Boek van het Jaar bekroonde ‘De Ongelovige Thomas heeft een punt’ tonen de auteurs Braeckman en Boudry aan dat de lichtgelovigheid van de verstandig geachte mensen soms ondraaglijke vormen kan aannemen. Volgens de heer Bleker hebben we in Nederland zo weinig natuur, dat daarop best bezuinigd kan worden. Hij heeft het echt gezegd. Hij mag dat denken, maar om ‘de gunstige staat van instandhouding’ te bereiken zijn een goed beheer en geld daarvoor onmisbaar. Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft al tegen het deelakkoord gestemd. De Staten van Noord-Holland willen dat hun college eerst met de heer Bleker gaan onderhandelen over een beter resultaat, voordat zij tot een besluitvorming kunnen komen. Daarbij zou misschien ook aan de orde kunnen komen hoe er zal worden omgegaan met natuur die de grenzen van onze provincies overlapt, zoals een van de bezoekers vandaag mij voorhield. Want de natuur trekt zich natuurlijk niets van grenzen aan. En we gaan toch niet vechten met elkaar als provincies? Want we hebben elkaar heel hard nodig in deze tijd. Natuurlijk zijn deze Staten heel goed in staat om zelf hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik roep u dan ook op om dat vandaag te doen. Om niet te berusten in het behaalde resultaat zoals het college doet, maar om moed te tonen. Mijn voorstel aan u en het college luidt dan: zo spoedig mogelijk met de staatssecretaris om tafel gaan om alle onduidelijkheden uit de weg te ruimen. Dat zou een beter resultaat zijn en de Staten in de gelegenheid stellen om zich op grond van alle informatie een werkelijk afgewogen oordeel te kunnen vormen. En dat is nodig want waar het om gaat, is iets heel wezenlijks. In een bijeenkomst op 25 november met Landschapsbeheer Groningen in het kerkje van Leegkerk werd een aantal van ons duidelijk dat niet alleen de natuur en het landschap op het spel staan, maar ook de maatschappelijke banden van zeer vele bewoners van de Ommelanden die zich inzetten voor de natuur en het landschap en de basissteun van de overheid niet kunnen missen. Valt er een deel van die basisondersteuning weg, dan valt ook de bodem onder veel vrijwilligerswerk weg en onder het werk van zo’n twintig Wsw’ers. Het gaat dus vandaag ook om mensen. De Groninger dichter Rutger Kopland uit Haren, een man met een groot inzicht in de natuur van de mens, heeft dat in heldere taal verwoord in zijn gedicht ‘Niet de natuur terug, terug naar de natuur’: “Er was een man, ik zeg niet wie hij was, die hield van de natuur, althans dat dacht hij. Want hij had gehoord dat daar zoveel te vinden was: de stilte, vrijheid, blijheid en jezelf en zo. Genoeg in elk geval om daar eens heen te gaan.” Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): ‘De Nederlandse natuur verBleekt.’, ‘Dit is geen natuurakkoord maar een eenzijdig voorstel om de natuur af te breken’, ‘Bleker maakt meer kapot dan je lief is’ en ‘Uit het graf van Jacques Petijge vloeit een traan’. Dat is een willekeurige greep uit de opmerkingen die door verschillende natuurorganisaties de afgelopen weken en maanden werden geuit. Dit natuurakkoord breekt namelijk af wat in tientallen jaren in Nederland is opgebouwd. Er is geen draagvlak voor, niet onder natuurorganisaties, maar ook niet in de maatschappij. En om te laten zien hoe groot dat protest is, heeft de Partij voor de Dieren gemeend een protestbos aan te planten, dat letterlijk gezien kan worden als een blijk van groeiend verzet. En dat bos is op dit moment het snelst groeiende bos van Nederland. Alleen al tijdens deze vergadering zijn er al meer dan 400 bomen aan dat bos toegevoegd. Gewoon door mensen die vinden dat we niet natuur moeten afbreken, maar daar juist in moeten investeren. En dat doen ze graag en ruimhartig. Maar als we goed kijken naar het onderhandelingsakkoord dat er nu ligt, dan zien we dat er vele miljoenen euro’s aan investeringen verloren gaan en dan roept dat ook de vraag op of het hier eigenlijk wel om geld gaat. We hebben al veel gehoord over partijen die vinden dat er bezuinigd moet worden en dan ook op de natuur. Maar het gaat niet om geld. Deze staatssecretaris heeft zich steeds verzet tegen uitbreiding van de natuur en ook tegen mensen die daarvoor opkomen, ook hier in onze
25
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 provincie. Het is niet voor niets dat de ecologische hoofdstructuur bij lange na nog niet ingericht is. Ook zonder bezuinigingen was deze staatssecretaris al van plan om de natuur in te perken. En dat heeft hij ook een aantal malen publiekelijk toegegeven. Als staatssecretaris ziet hij blijkbaar zijn kans schoon om af te maken waar hij in deze provincie gestopt is. De Partij voor de Dieren vindt dat rancuneuze gevoelens niet de basis mogen zijn van een natuurakkoord. De VVD en het CDA spraken over bezuinigingen. Uit een soort solidariteit vinden zij dat er ook bezuinigd moet worden op de natuur. Maar natuur levert ook veel geld op: leefbaarheid, volksgezondheid, toerisme en recreatie, een enorme bron van inkomsten. Toch zal ik ook nog even in die denktrant doorgaan. En ik wil graag de minister van Financiën, Jan Kees de Jager, citeren: “Griekenland moet zich houden aan internationale afspraken. Het geduld met Griekenland is op. Dit land heeft in het verleden absoluut nalaatbaar gehandeld wat betreft de naleving van Europese afspraken en het is belangrijk van deze situatie te leren, de regels opnieuw te bekijken, veel strengere afspraken te maken en die dan ook te handhaven.” Als je die woorden goed beluistert en bijvoorbeeld het begrip ‘economisch’ vervangt door ‘ecologisch’ en ‘Griekenland’ vervangt door ‘Nederland’, dan klopt het ook. Nederland moet zich houden aan internationale afspraken, het geduld met Nederland is op. Nederland heeft in het verleden nalaatbaar wat betreft de naleving van Europese afspraken. Want Nederland heeft net zoveel lak aan internationale afspraken blijkbaar als het gaat om de biodiversiteit als Griekenland dat heeft aan geld. En de vraag is nu: willen wij daar medeverantwoordelijk voor zijn? Wat de Partij voor de Dieren betreft niet. Natuur is van groot belang. We hebben het in bruikleen voor toekomstige generaties. Dit akkoord is een ramp voor de natuur en zal geen geld opleveren, maar juist enorme kosten veroorzaken. Wij zien dan ook absoluut geen enkele reden om met dit akkoord in te stemmen. Je zou kunnen zeggen: dit is wel absoluut het hoogst haalbare resultaat. Maar dit akkoord is geen compromis, het is een dictaat van een ponyhandelaar die ons een krot voor een villa wil verkopen en daar ondertussen de steunbalken uit heeft verwijderd. Wat zo kunnen we de robuuste verbindingszones wel zien: steunbalken van de ecologische hoofdstructuur. En het is niet zo dat als wij tegen dit akkoord stemmen, wij dan helemaal met lege handen staan. Natuurlijk kan Bleker met een noodwet komen, maar op dit moment zijn gewoon de overeenkomsten zoals die gemaakt zijn in het kader van het ILG nog steeds van kracht. En dat de staatssecretaris die eenzijdig en onrechtmatig opdoekt, wil nog niet zeggen dat wij dan daar maar mee moeten instemmen. Nog even terugkomend op de exoten. Ook daar zie je heel duidelijk de relatie tussen de ecologie en de economie. In dit akkoord wordt de provincie verplicht om nog een onbekend aantal exotensoorten, dat de staatssecretaris nog moet benoemen, tot de nulstand uit te roeien. En ik geef het nog maar even in overweging: u weet allemaal vast nog wel wat de muskusrattenbestrijding ons kostte: 80 tot 100 euro per dier. Heel veel geld. Deze taak is niet te overzien, onmogelijk, dieronvriendelijk en diep immoreel. En dat weet staatssecretaris Bleker als geen ander. Dit akkoord is geen akkoord, het is chantage. En wat er nu gaat gebeuren is dat de overheid haar spuigaten wijd open zet voor mest, supersnelwegen, de uitstoot van stikstof en dan vervolgens tegen de provincie zegt dat ze hun natuurdoelen moeten halen. Dit wat ons betreft een schandalige praktijk en bovendien het recept voor jarenlang ruziën over de natuur. Ook jurist Kees Bastmeijer, in ieder geval tot voor kort adviseur van de staatssecretaris, zegt dat dit akkoord enorme juridische onzekerheid gaat opleveren. Je kunt geen activiteit toestaan als je de natuur niet op een goed instandhoudingsniveau houdt en geen duidelijkheid schept in de regels. Want – en dat is nog een ander gevolg – er zullen door dit akkoord blokkades voor de Nederlandse economie worden opgeworpen. Want als we onze natuur nog kwetsbaarder maken dan zoals ze nu al is, dan kan zij nog minder bedrijvigheid aan. Bleker legt hiermee dus ook in Groningen – en dat zal de PVV aanspreken – een juridisch moeras aan waarin wij en onze opvolgers, maar ook onze toekomstige generaties dreigen te verzuipen. Tot slot: enkele partijen hebben gevraagd om nieuwe onderhandelingen te starten. De Partij voor de Dieren heeft daar op dit moment grote twijfels over. Als we terugkijken naar het proces van het afgelopen jaar, dan zien we eigenlijk de staatssecretaris niet zo gauw een knieval maken voor de provincies. Ik ben dan ook erg benieuwd wat deze partijen daarvan verwachten, met name bij de Partij van de Arbeid, D66 en GroenLinks, omdat we vorige week ineens uit de media vernamen dat zij een brief hadden gestuurd naar de staatssecretaris. Waarom is deze brief niet met de Staten gedeeld? Hebt u inmiddels een reactie gekregen van de staatssecretaris? En wat verwacht u daadwerkelijk van nieuwe onderhandelingen? Wat ons betreft: als er iemand terug moet naar de onderhandelingstafel, dan zou dat initiatief uit staatssecretaris Bleker moeten komen, maar dan wel pas nadat wij het akkoord hebben afgewezen. De Partij voor de Dieren kan niet instemmen met dit akkoord. Niet alleen om het belang van de dieren en de natuur, maar ook dat van onze toekomstige generaties en hun Statenleden en provinciale bestuurders te beschermen.
26
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011
De heer HILARIDES (VVD): Ik benieuwd hoe de Partij voor de Dieren aankijkt tegen de onderhandelingen die we dan opnieuw zouden moeten doen. U citeert de heer De Jager. Ik heb van hem begrepen dat er mogelijk de komende jaren extra bezuinigingen boven de markt hangen. Hebben we dan überhaupt wel kans dat we iets extra’s voor de natuur binnenhalen of neigt u ertoe te zeggen: laten we wat we hebben, gewoon behouden. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Door steeds meer te lenen van toekomstige generaties en zo steeds meer geld uit te geven komen we inderdaad op een punt dat we dan nog meer zullen moeten bezuinigen. Maar we doen dat niet alleen op het gebied van geld, maar ook op dat van onze biodiversiteit, planeet en natuur. En juist die hypotheek die we nemen op de toekomst, is vele malen groter dan de financiële crisis waar we nu over spreken. Het kost veel meer geld en niet eenmalig, maar structureel. Wij denken dan ook dat het een heel slechte zaak is om te bezuinigen op natuur- en biodiversiteitsdoelstellingen. Wij zouden daar juist in moeten investeren en, zoals ik al aangaf, niet alleen in het belang van de natuur, maar ook om de toekomstige generaties een mooie groene omgeving te bieden en om Statenleden en provinciale bestuurders in de toekomst niet te laten opdraaien voor de gevolgen van dit akkoord. De VOORZITTER: Dan schors ik de vergadering even en daarna zal het college antwoorden. [Schorsing van 13 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering weer en begin met de beantwoording door het college. Het woord is aan de heer Van der Ploeg. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): We zijn in het eindspel beland van een lang onderhandelingstraject met staatssecretaris Bleker over het Deelakkoord Natuur en met minister Donner van Binnenlandse Zaken, verantwoordelijk voor het Bestuursakkoord met de provincies. Het eindspel bestaat daaruit dat de volksvertegenwoordigingen in de twaalf Provinciale Staten en de Tweede Kamer zich moeten uitspreken over dat onderhandelingsakkoord. Het Deelakkoord Natuur is immers onderdeel van dat bredere Bestuursakkoord. In de commissie zijn op indringende wijze opvattingen gewisseld, zijn heel veel vragen gesteld en beantwoord en het college kan zich dat ook goed voorstellen, want het akkoord riep ook bij ons veel vragen op. Dat was ook de reden waarom de provincies hebben besloten een memorie van toelichting te gaan schrijven. Inmiddels is er ook een aanvulling gekomen op het onderhandelingsakkoord, waardoor het ook op een aantal punten iets duidelijker wordt. Maar desondanks blijven er losse einden bestaan en is het toch vandaag tijd om de conclusies te trekken, vooral door Provinciale Staten zelf. De provincies hebben in IPO-verband onderhandeld en hebben moeten constateren dat er vanuit de bestuurstafel niets meer inzat dan dat er nu voorligt. Daarbij is het ‘bepaald geen mooi proces geweest’, zoals ook de voorzitter van het IPO, de heer Johan Remkes, het heeft verwoord. Of in de woorden van mevrouw Van der Graaf tijdens de commissie: ‘Zo zou het niet moeten zijn, maar het is wel de werkelijkheid.’ De inzet van het kabinet was bepaald marginaal. Geen middelen op tafel en Blekers handen waren dan ook grotendeels gebonden als het om de financiën ging. Dat had tot gevolg een aantal rauwe keuzes waarbij complete takenvelden over de schutting werden gegooid zonder financiële middelen. De budgetten worden geschrapt tot de Rijksbegroting. Dat trekt een zware wissel op de mogelijkheden en dat betekent dat we op die onderdelen heel creatief moeten zijn en op pad moeten naar nieuwe werkwijzen en nieuwe financieringsvormen. Is er wel iets positiefs, zou je je kunnen afvragen. Ja, de decentralisatie van het natuurbeleidsveld betekent dat wij in principe veel beter onze eigen rol als gebiedsregisseur kunnen invullen. Meer zeggenschap voor de provincies betekent een betere verankering van hun rol in ons overheidsbestel. De verantwoordelijkheid ligt straks op het provinciale niveau. Dat is natuurlijk een winstpunt in het proces dat kansen en mogelijkheden biedt, een directere aansturing, beleidsvoering komt dichter bij de natuur zelf, meer mogelijkheden creëert om actief partijen bij het proces te betrekken en draagvlak te creëert. Van bureaucratische hoofdstructuur naar natuureffectief beleid. En dat is zeker geen Calimero-gedrag, zou ik richting mevrouw Wulfse willen stipuleren. En natuurlijk steekt het dan enorm dat bij zo’n geweldige kans voor de provincies het Rijk als majeure investeerder in landschap en natuur grotendeels wegvalt, vooral als financier. Dat betekent dat de opgave voor het provinciale niveau en voor derden veel groter wordt, een vraagstuk waar we straks met zijn allen mee worden geconfronteerd. En moet je dat dan ‘pas op plaats maken’ gaan noemen? Of moet je juist vanuit deze situatie proberen om de gedane investeringen tot een optimale uitnutting te laten komen
27
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 en die kansen te grijpen die er zijn om dat tot stand te brengen? Dat is in ieder geval wel de ambitie van dit college. En ik werd even getriggerd door het bedrag van 3,5 miljard aan investeringen in de EHS. Dat is gebeurd in een periode van ongeveer twintig jaar, dat is nog geen 200 miljoen per jaar. En ik las laatst een publicatie over de bijdrage van natuur en landschap als onderdeel van het bruto nationaal product. Die is 4 miljard per jaar. En in die verhouding denk ik dat wellicht met het CDA nog wel een discussie mogelijk is over het ambitieniveau. De heer KRAJENBRINK (CDA): U hebt aangegeven dat er nogal een terugverdieneffect is voor natuur en landschap, u noemt het bedrag 4 miljard. Als het dan zo’n terugverdieneffect heeft, is het college dan bereid om zelf extra gelden beschikbaar te stellen om zijn ambities waar te maken? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Ik kom daar straks in mijn reactie op de ingediende moties nog op terug, voorzover nodig. Het college constateert dat de discussie in de Staten, maar ook in de Kamer, meer van een fundamenteel en politiek karakter is dan het onderhandelingsproces waar we als college in zaten. Het college berust in het akkoord vanuit een aantal overwegingen. Bestuurlijk was er aan de onderhandelingstafel niets meer te halen: de dreiging van een noodwet, maar ook de dreiging van een rechtstreekse korting op het Provinciefonds, de gebiedsprocessen die al een jaar op slot zitten en de roep van de partners in de provincie om duidelijkheid en versnelling. En de Staten kennen ons rapport over de toestand van de natuur en het landschap, waaruit blijkt dat we nog een wereld moeten gaan winnen om de biodiversiteit naar een hoger niveau te gaan tillen in deze provincie. We kunnen het in dit land en in Groningen het er gewoon niet bij laten zitten dat we nog veel langer stilstaan. Soorten, vogels en houtwallen en nieuwe reservaatgebieden, maar ook de vele medewerkers en vrijwilligers – meerdere sprekers hebben op deze elementen gewezen – verwachten van ons dat wij de verantwoordelijkheid op het moment dat die bij ons ligt, ook nemen. De VVD had het over ambities en minder geld, ruimtelijke beslag en ruilgronden en daar werd tegelijk een motie (nummer 2) aan gekoppeld. Bij die motie zou ik namens het college willen stellen dat wij die uitdaging ten volle zouden willen aangaan en begin 2012 zo snel mogelijk en op een gedegen voorbereide manier te komen met een aangepaste nota over natuur- en landschapsbeleid. Met die kanttekening dat wij natuurlijk wel moeten afwachten wat er nu concreet zometeen tussen provincies en het Rijk daadwerkelijk nog wordt afgesproken. Want als het is zoals het gevoelen dat hier speelt, zijn er al twee provincies die het akkoord zullen afwijzen. De heer SWAGERMAN (SP): Ik kijk wat vreemd tegen die motie 2 aan, maar ik lees haar zo dat ik dat kan implementeren in het standpunt van het college dat men akkoord gaat met het Bestuursakkoord en ondertussen gaat zoeken naar alternatieve invullingen voor de 600 miljoen die bezuinigd gaat worden. Is dat een juiste inschatting van mijn kant? En die leg ik meteen ook maar even neer bij de indieners van deze motie, want die vind ik nogal haaks staan op motie 1. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Ik heb meerdere woordvoerders ook horen zeggen dat wat er dan ook daadwerkelijk in het eindspel na verlenging voorligt, ze niet verwachten dat er dan veel extra middelen zullen zijn – om maar één punt te noemen. Waar het wel om gaat is dat wij onze verantwoordelijkheid nemen richting de partners in het gebied. En in die zin versta ik die motie dat wij als college die uitdaging ook gaarne willen, maar ook moeten aangaan. Dan de vraag over de huidig aangegane verplichtingen en de stand van zaken rond de budgetten. Wij zijn uiteraard bereid om die informatie, voorzover die beschikbaar is, te delen met de Provinciale Staten. Mevrouw WULFSE (VVD): Moet ik uit het overslaan van enkele vragen, door die aan motie 2 te koppelen, begrijpen dat die vragen over het ruimtebeslag en de inrichtingsambitie ook in het nieuwe plan van komend voorjaar beantwoord worden? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Ja, of zoveel eerder als mogelijk. In reactie op de vraag van de ChristenUnie: de opbrengsten van de landinrichtingsprojecten van vóór 2007 gaan in principe naar het Rijk. Voor de periode erna zijn er andere afspraken over gemaakt. Uw oproep is om ingeval van nieuwe gespreksronden te kijken of daar verandering in zou kunnen komen. Het zou ons eigenlijk een logische gevolgtrekking zijn, het zijn van die losse eindjes waarbij je elkaar weer tegenkomt. Van onze kant was het niet nodig, dus op het moment dat het weer mogelijk is om daarover te spreken, zullen we dat zeker niet nalaten.
28
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 Over de internationale verplichtingen heeft mevrouw Van der Graaf expliciet geciteerd uit het onderhandelingsakkoord. Dat houdt in dat daar waar de provincies hun verplichtingen nakomen, er geen internationale verplichtingen of claims daaruit op de provincies neer kunnen dalen. Dat is de afspraak zoals die nu expliciet nog een keer is gemaakt. Dus daarover is duidelijkheid gekomen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Dus dat betekent dat de vrees die er bestond voor boetes die er vanuit Europa voor het niet-nakomen van het behalen van de natuurdoelstellingen voor Europese verplichtingen, niet neergelegd zullen worden bij de provincies? Kunt dat bevestigen? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Zo lees ik de tekst uit het nadere akkoord. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Waar baseert de gedeputeerde zijn antwoord op als hij zegt dat de Staten beter kunnen instemmen met het akkoord om direct weer aan de slag te kunnen in gebieden waar de werkzaamheden al jaren stilliggen? Er zijn nog heel veel losse eindjes en niet-beantwoorde vragen. Betekent uw antwoord dat met het instemmen met het akkoord we direct volgende week weer aan de slag kunnen in die gebieden en zo ja, waar kan ik dat dan teruglezen? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Dat heb ik helemaal niet beweerd. Op het moment dat er duidelijkheid is over het akkoord, dan kunnen wij wel weer opstarten en onze eigen ambities koppelen aan de mogelijkheden en middelen die wij tot onze beschikking hebben en ook naar de nieuwe mogelijkheden die wij dan kunnen creëren. Dat is zeker als het om gebiedsprocessen gaat, geen kwestie van volgende week, dat zijn processen die soms jaren duren. En bij sommige projecten die bijna besteksgereed zijn, is het mijn hoop om ze in ieder geval weer in beeld te brengen zodat ze uitgevoerd kunnen gaan worden. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Dat is iets anders dan wat ik vorige week de staatssecretaris heb horen zeggen. Hij zei dat de provincies vrij zijn om te doen en laten wat ze willen bij het investeren van geld in de gebieden, mits dat een substantiële bijdrage levert aan de biodiversiteitsverplichtingen die wij zijn aangegaan. Dus, met andere woorden, als het niet moet, dan mag het eigenlijk niet. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Nou, u haalt nu de staatssecretaris aan. Dat zijn zijn woorden. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Maar we hebben toch een akkoord met de staatssecretaris? Dus als hij iets anders uit het akkoord interpreteert dan u, dan roept dat op zijn minst veel vragen op bij mij. U geeft aan dat u met de rug tegen de muur staat en u het werk eigenlijk niet veel langer wilt laten stilliggen, maar ik begrijp nu dat er eigenlijk nog heel veel onduidelijkheid is over hoe lang dat proces dan nog blijft stilliggen, ook bij instemming met het akkoord. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Ja, ik hoor de heer Bleker eigenlijk altijd een heleboel dingen zeggen. De provincies hebben een heel duidelijke uitleg gegeven aan het onderhandelingsakkoord. En het is juist de staatssecretaris die schimmig blijft over hoe hij het interpreteert. Wij hebben het op schrift gesteld en hij kan dat heel eenvoudig accorderen, maar zolang hij dat niet doet, blijft dat wat lastig en is het inderdaad een wat mistige situatie. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik mag toch aannemen dat als de gedeputeerde de gebiedsprocessen voortzet, hij daar geen risico’s in neemt en zich vooral richt op de verplichtingen waarvan we zeker weten dat we die blijven houden? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Aan de term ‘verplichtingen’ zijn heel veel soorten toevoegingen te koppelen. Juridische verplichtingen komen wij sowieso na, want daaraan zijn we gebonden. Bestuurlijke verplichtingen proberen wij zo goed mogelijk na te komen, gegeven de middelen die wij hebben. En wij kunnen niet meer uitgeven dan we hebben – dat geldt voor iedereen en voor u ook. Anders kom je in de problemen. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Volgens de gedeputeerde is de provincie niet meer aansprakelijk voor de internationale verplichtingen, maar ik lees in de verduidelijking bij punt 1, tweede streepje van het onderhandelingsakkoord dat de provincies zich verplichten tot een eigen bijdrage in het beheer zoals opgenomen in bijlage 1 van de memorie van toelichting op het akkoord van het IPO. Ik heb die
29
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 zelf niet gezien, maar dat betekent toch niet dat er een bepaalde voorwaarde is dat de provincies zelf geld inzetten. Anders zouden zij wellicht toch zelf verantwoordelijk zijn. Klopt dat? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Uw opmerking is terecht. Daar is namelijk aan gekoppeld dat de provincies wel moeten voldoen aan hun verplichtingen. En daar is bijdrage aan het beheer aan gekoppeld. Dat stond ook in het onderhandelingsakkoord, maar niet zo scherp zoals in het nadere akkoord zoals het nu is toegelicht. Dat betekent dus een punt van aandacht voor dit college. De heer BEZUIJEN (SP): Is de gedeputeerde het met de SP eens dat er vanuit het Rijk in een mogelijk nieuw akkoord substantieel veel meer middelen beschikbaar worden gesteld? Want ik proef toch een beetje dat er nog helemaal niets is besloten, want deze week wordt in de Tweede Kamer de begroting vastgesteld. Daarnaast laat de verplichting die de lidstaat Nederland op dit moment heeft, het helemaal niet toe om te bezuinigen op natuur. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Ik zou het erg toejuichen als het Rijk weer zou toetreden als investeerder in landschap en natuur, maar ik zit niet in het kabinet en ik zit ook niet in de Tweede Kamer. Ik ben bestuurder in de provincie Groningen en heb te maken met de feiten zoals ze zich voordoen. En de onderhandelingspartner zit aan de andere kant van de tafel. Zo zitten we nu eenmaal in het proces. De heer BEZUIJEN (SP): Maar er zijn toch meer middelen nodig vanuit het Rijk om überhaupt de natuurbescherming in Groningen op peil te houden? Bent u dat dan niet met ons eens? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Dat zou een stuk helpen. Er is de provincies te verstaan gegeven door minister Donner bij het afsluiten van het akkoord dat als een van de provincies zou wegvallen, er geen akkoord zou liggen. Ik merk nu dat de staatssecretaris daar nu via interrupties in de Tweede Kamer een andere interpretatie aan geeft. Dat het ook mogelijk zou kunnen zijn om individuele contracten per provincie te gaan maken. Ik zou op dit moment niet kunnen zeggen wat daarbij het uiteindelijke beeld zal worden, dat zou een vorm van speculeren zijn waar ik bij weg wil blijven. De heer SWAGERMAN (SP): Dat vind ik wel een intrigerend antwoord, want u hebt ook geadviseerd als college om akkoord te gaan met het Bestuursakkoord, gekoppeld aan die uitspraak van de heer Donner. Nu blijkt er ruimte te zitten bij deelakkoorden waarbij er blijkbaar afwijkend kan worden gehandeld. Betekent dat ook niet dat uw eerdere advies dus eigenlijk niet deugdelijk is geweest door akkoord te gaan met het Bestuursakkoord? Want u krijgt nu in feite het lid op de neus. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Wij zijn onder voorwaarden akkoord gegaan en met een aantekening. En die ligt nu voor. De opmerkingen van de staatssecretaris zijn recentelijk gemaakt en ik gewoon antwoord op de vraag zoals die voorligt. En het is aan de Staten om nu een oordeel te vellen over hoe zij daartegenover staan. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Klopt dat de staatssecretaris nog niets heeft aangegeven of hij met die aanvullende voorwaarden kan instemmen? Zijn handtekening staat daar dus nog niet onder? En baseert u zich op toezeggingen die hij mondeling heeft gedaan? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Ik geloof dat we nu een beetje langs elkaar spreken. De aantekening bij het Bestuursakkoord is gemaakt dat het afhankelijk was van de kwaliteit van het natuurakkoord. Dat ligt nu voor en ik weet niet op welke voorwaarden ú nu specifiek doelt. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Op de voorwaarden die u noemt in uw brief, waarin u aangeeft te willen instemmen met het natuurakkoord. Ik weet niet of die allemaal één-op-één vertaald zijn in de bijlage waar u op doelt. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): In de brief wordt gesproken over een aantal randvoorwaarden en ieder geval één randvoorwaarde. Als het gaat om het ruimtelijke dossier en de algemene maatregel van bestuur waarmee men dreigde, daarover is in het nadere akkoord niet meer geadresseerd.
30
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer Miedema kaartte de door mij gebezigde term ‘dictaat’ aan. Op het moment dat zo’n algemene maatregel van bestuur zou worden opgelegd, dan is er sprake wat mij betreft van een dictaat. En in die termen heb ik het woord ‘dictaat’ gebruikt. U hebt via een motie ook een oproep gedaan om het natuur- en landschapsbeleid zoveel mogelijk in de benen te houden. Ik heb ook daarnet aangegeven dat dat ook expliciet onze ambitie is. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik kan er wel iets bij voorstellen dat u een algemene maatregel van bestuur als het ware als een dictaat ervaart. Denkt u dat met het afwijzen van het akkoord en het mogelijkerwijs riskeren van zo’n dictaat de natuur in Groningen daar beter mee af is dan met het accepteren van het akkoord? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): U hebt het over een ‘als… dan’-situatie. Ik zou op dit moment daar een beetje vandaan willen blijven, eerlijk gezegd. We zitten natuurlijk op korte termijn met het feit dat alle provincies een besluit moeten nemen. Ik weet niet precies wat het eindbeeld zal worden. Ik kan me heel goed voorstellen – in ieder geval bij wat er op het moment in Brabant gebeurt en als ik de stemming hier proef – dat er opnieuw gesproken gaat worden. Ik heb al in de commissie aangegeven dat er sowieso nog gesproken gaat worden. Het lijkt mij verstandig om er wat fundamenteler over te spreken om bijvoorbeeld zo’n algemene maatregel van bestuur te laten vallen. Als ze het toch doorzetten, dan zal dat niet echt een verbetering zijn inderdaad. Mevrouw WULFSE (VVD): Neemt u dat uiteindelijk ook mee in uw overwegingen? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): In onze brief hebben wij onze positie aangegeven ten aanzien van het Bestuursakkoord. Wij berusten erin, het is nu aan Provinciale Staten hoe zij daartegenover staan. De heer POST (GroenLinks): Op de RTV Noord-website staat al dat wij als provincie gaan tegenstemmen. Ik vind dat wat prematuur maar als ik de andere fracties zo hoor, dan sluit ik dat ook bepaald niet uit. Hoe moet ik dat dan zien met uw oproep om er toch in te gaan berusten? Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Uw vraag brengt mij naar de afronding in mijn betoog. Het college berust inderdaad in het akkoord en adviseert Provinciale Staten, alles overwegende, om het college daarin te volgen. Dat hebben wij in onze brief gemeld. Echter, dat doen wij niet met klem, want er zit weinig innerlijke overtuiging bij het college zelf. En die draagt ertoe bij dat onze houding richting de Staten er een is van respect voor de meningen die er op dit punt van de diverse fracties zijn en dat wij de meerderheid van de Staten zullen volgen. Het is dan ook niet aan ons als college om de moties te omarmen of te ontraden daar waar het fundamentele wel of niet tegen het akkoord aan de orde is. Wij begrijpen maar al te goed de afwegingen en de argumenten van de tegenstanders van het akkoord en we begrijpen evenzeer die van de voorstanders. Wij zien het als college ook als een opdracht om in het eindspel of in de verlenging re vol in te gaan, maar wel met als leidraad – en ik wil dat met nadruk stellen – dat we wel degelijk op zo’n kort mogelijke termijn duidelijkheid nodig hebben en willen hebben. Dit om in Groningen de krachten te kunnen verzamelen om het landschaps- en natuurbeleid vorm en inhoud te kunnen geven. We staan al heel lang stil en het wordt tijd voor iedereen dat er stappen naar elkaar gezet worden. En het laatste mag u wat mij betreft ook zien als een oproep aan de Tweede Kamer en in haar kielzog het kabinet om meer fundamenteel naar het onderhandelingsakkoord te kijken dan alleen maar het dichten van een aantal losse eindjes in een aanvulling. De heer KRAJENBRINK (CDA): Graag wil ik alsnog een antwoord van mijn eerder gestelde vraag aan de gedeputeerde over of het college bereid om meer gelden beschikbaar te stellen om uiteindelijk invulling te geven aan het akkoord waar u volgens mij een voorstander van bent. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Ik had misschien even expliciet uw naam moeten nemen, maar in algemene zin heb ik antwoord gegeven op motie 2 en daarmee ook een aantal vragen van de VVD beantwoord dat dezelfde kant op ging. Wij komen daar op korte termijn op terug. De provincie Utrecht maar ook bijvoorbeeld de provincie Zuid-Holland hebben in vroegtijdig stadium, terwijl er nog onderhandeld werd, aangegeven dat ze bereid daar extra geld voor bij te passen en daarbij werden soms expliciete bedragen genoemd. Ik vind dat eerlijk gezegd niet zo prudent en handig als je de
31
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 onderhandelingstafel opzoekt. Maar goed, dat is wel door hen gedaan. Wij zitten daar als college even wat anders in en wij komen daar dus nog op terug. De heer KRAJENBRINK (CDA): Volgens mij hebt u nog steeds geen antwoord gegeven op de vraag. Bent u bereid om extra gelden beschikbaar te stellen om uiteindelijk het akkoord, waar u voorstander van bent, te bewerkstelligen? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Wij hebben die vraag net beantwoord en wij komen daarop terug. In de commissie heb ik al gezegd dat wij aan meerdere knoppen kunnen draaien, het speelveld is bekend en dat zou op een later moment aan de orde zijn. Mevrouw WULFSE (VVD): Aan het collegeadvies om in het akkoord te berusten en ermee in te stemmen voegt u ‘niet met klem’ toe. Om in natuurtermen te blijven: wat is het nu; hom of kuit? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Ik heb gezegd dat wij met respect luisteren naar de meningen van Provinciale Staten en de meerderheid zullen volgen daar waar de fundamentele vraag over voor of tegen het akkoord aan de orde is. Wij hebben daar niet met vreugde in berust en daarom vinden wij het ook niet aan ons om richting de Staten met klem te zeggen dat zij ons moeten volgen, anders gebeuren heel slechte dingen of om de Staten dat juist te ontraden. Ik geef onze afwegingen weer en ik zie het speelveld in Provinciale Staten. Ik ben als waarnemer vanuit Gedeputeerde Staten in elk geval blij dat de fundamentele vraagstelling hier aan de orde is, want dat is natuurlijk wel waar het hier achterliggend om gaat. Het gaat hier expliciet om de natuur. De heer KRAJENBRINK (CDA): Uiteindelijk bent u verantwoordelijk voor het onderhandelingsproces dat heeft plaatsgevonden. U hebt daarin een advies gegeven richting ons als Provinciale Staten. Wij willen daarom een goed advies van u. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Bij de onderhandelingen zijn er meerdere partijen: de twaalf provincies, de staatssecretaris en de minister. En ik wil u wel even wijzen op de kleur van de politiek, de kleur van de staatssecretaris en de minister, maar ik denkt dat u die al weet. Het gaat erom dat wij slechts in beperkte mate verantwoordelijk zijn voor het resultaat, omdat wij hiertoe gedwongen worden – en ik heb dat inderdaad ‘de kogel of de strop’ genoemd. Dat is geen leuke situatie, maar het is wel een dwangsituatie. De heer KRAJENBRINK (CDA): Maar loopt u nu niet gewoon weg voor uw eigen verantwoordelijkheid? Wij als Staten hebben u toch als vooruitgeschoven pion om de onderhandelingen in te gaan? U zit zelf niet in het onderhandelingsteam, maar uiteindelijk bent u verantwoordelijk voor het eindresultaat. U geeft hier ons een advies en u loopt nu een beetje weg vanaf het onderhandelingsresultaat, u neemt uw verantwoordelijkheid niet. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): De verantwoordelijkheid voor het besluit over wel of niet aannemen van het onderhandelingsakkoord ligt én bij het college én bij Provinciale Staten. Wij hebben daarin een heldere afweging aangegeven, het woord is nu aan Provinciale Staten. De VOORZITTER: Daarmee zijn we volgens mij toe aan de pauze, dan hebt u ook alle kans om dan alle moties die u verder wilt bedenken, in elkaar schuiven of wat dan ook met elkaar te wisselen. Ik stel voor dat wij om stipt 13.50 uur weer verdergaan. [Schorsing van 66 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik begin even met het overzicht van de verbruikte spreektijden. De PvdA heeft 9 minuten gebruikt, de VVD 6½, de SP 3, het CDA 5, D66 2, de PVV 2, de ChristenUnie 6½, GroenLinks 5, Vrij Mandaat 7, de Partij voor de Dieren 9½ en GS 11. Dit noem ik even, zodat u daar in al in uw wijsheid rekening mee kunt houden. En dan zijn we in tweede instantie bij mevrouw Mortiers. Mevrouw MORTIERS (PvdA): Terwijl wij hier een discussie voeren, komt het bericht tot ons dat Ger Koopmans, Tweede Kamerlid van het CDA, een voorstel wil doen voor extra middelen voor natuur, Echter, alleen voor provincies die ‘ja’ zeggen tegen het natuurakkoord. Creëert dit niet een ongelooflijke rechtsongelijkheid en hoezo respect voor het middenbestuur en de eigen
32
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 verantwoordelijkheid van de provincies? De Partij voor de Dieren heeft ons een aantal vragen gesteld over de brief aan staatssecretaris Bleker. Door tijdsdruk hebben de coalitiepartijen hun verantwoordelijkheid genomen voor het schrijven van de brief aan Bleker. Wij hebben voorzover we weten, nog geen antwoord hierop ontvangen. Voor wat betreft de nieuwe onderhandelingen, gezien datgene waar ik in eerste termijn over sprak, verwachten wij daar eigenlijk niet zoveel van. In de voorliggende rondes werd eigenlijk – en dat hebben meerdere fracties hier zo verwoord – het mes bij provincies op de keel gezet. Maar wij blijven onverdroten het belang van natuur en landschap bij de staatssecretaris bepleiten en wij zullen dat doen met kracht van argumenten. Ik heb hem kort geleden nog horen zeggen dat hij gevoelig is voor feiten en argumenten. Nou, dat moet dan nu blijken. Wij handhaven onze motie en hebben sympathie voor de andere moties. De heer BEZUIJEN (SP): Even uw vorige pleidooi in gedachten houdend en de indruk die dat zelfs op mij maakte, verbaast het mij toch wel hogelijk dat de PvdA niet kan instemmen met motie 3. In feite zeggen wij daarin precies hetzelfde wat u ook zegt. Mevrouw MORTIERS (PvdA): Onze eigen motie was wat dat betreft net zo eenduidig. Ik begrijp u daarom ook niet helemaal. De heer BEZUIJEN (SP): Nou, het pleidooi dat u hield, sluit perfect aan bij de motie die wij hebben opgesteld. Dus ik vraag u: op welke punten is onze motie niet in overeenstemming met het pleidooi dat u hebt gehouden? Mevrouw MORTIERS (PvdA): Zoals u hebt begrepen, wijzen wij het akkoord af. Maar wat wij ook willen doen, is absoluut niet van de onderhandelingstafel weglopen. Dat blijven wij proberen. De heer BEZUIJEN (SP): Dat hebben wij ook niet gezegd in de motie. Er moet gewoon nog onderhandeld worden, dat is ook ons duidelijk. Maar dat is geen reden om tegen onze motie te stemmen? Hoe moet er een ander deelakkoord komen als er niet wordt onderhandeld? Mevrouw MORTIERS (PvdA): Ik ben alleen in de eerste ronde even in gesprek met u geweest. Ik begrijp niet wat nou de problemen van de SP zijn. De heer BEZUIJEN (SP): Dat betwijfel ik, want ik kreeg andere signalen dan het signaal dat u nu afgeeft. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): De Partij van de Arbeid sluit af met de opmerking dat zij sympathie heeft voor de andere moties. Ik zou graag precies willen weten welke moties men gaat ondersteunen. Mevrouw BEENEN (PvdA): Wij hebben als fractie intensief gesproken over de moties. Mevrouw Mortiers was er voor een deel bij, maar wij hebben haar de kans gegeven om even de tweede termijn voor te bereiden. Mevrouw Mortiers zei terecht dat onze motie uitdrukkelijk ‘nee’ zegt tegen het deelakkoord, maar wij willen wel in de onderhandelingen blijven. Als de SP inderdaad vond dat er geen verschillen waren tussen haar motie en die van de PvdA, had zij bij wijze van spreken die van ons mede kunnen ondertekenen. De motie van de ChristenUnie gaat minder ver dan die van ons, maar het deel daarin dat ook in onze motie staat, kunnen wij mede onderschrijven. De heer KRAJENBRINK (CDA): U had het over feiten. U begon uw betoog met een motie die ingediend zou zijn door de heer Koopmans waarin er gepleit is voor extra natuurgelden. Ik ben benieuwd wanneer die motie is ingediend en wat zij precies behelst, want volgens mij is de strekking van de huidige motie, die inmiddels is aangehouden, een volstrekt andere. Mevrouw MORTIERS (PvdA): Wellicht heeft iemand hier een Twitter-bericht waaruit dat expliciet blijkt? Want ik heb dat zelf niet in handen. Mevrouw BROEKHUIZEN (PvdA): Lang leve de sociale media. U had het zelf ook kunnen volgen, want volgens mij hebt u eenzelfde account op eenzelfde soort telefoon zoals ik die heb. De heer Koopmans heeft bij de begrotingsbehandeling EL&I vanochtend gezegd: “Laten wij verdergaan met de
33
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 provincies die ‘ja’ zeggen tegen het natuurakkoord en die geld geven.” Wat dat dan betekent in een democratisch proces, dat laat ik hier dan maar even in het midden. De heer KRAJENBRINK (CDA): Daarom vroeg ik ook naar de feiten. De strekking van de motie van vandaag was inderdaad om verder te gaan spreken met de provincies die instemmen met het akkoord, zodat zij geen nadeel hebben van de provincies die tegen gestemd hebben. De aangenomen motie waarin om extra geld voor natuur wordt gevraagd, is al veel eerder – niet vandaag – ingediend. Dát zijn de feiten en ik zou het zeer op prijs stellen als de Partij van de Arbeid ook de juiste feiten weergeeft. Mevrouw MORTIERS (PvdA): Dat zullen we zeker doen, maar in ieder geval stellen we dan vast dat de PvdA twee pedagogische klimaten volgt: enerzijds streng – zeer streng tot aan een dictaat – en anderzijds krijgen de brave kinderen snoepjes. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Wat is er nou op tegen om twee naast elkaar bestaande moties te hebben waarvan de een zegt niet te willen instemmen met het akkoord – zoals motie 3 van de SP en de Partij voor de Dieren aangeeft – en een motie daarnaast die zegt dat, omdat wij niet hebben ingestemd met het akkoord, we verder gaan onderhandelen. Er is toch geen reden om een van die moties niet te ondersteunen, zou ik denken? Mevrouw MORTIERS (PvdA): Maar wat zou dit extra aan informatie voor de buitenwacht of wie dan ook betekenen? Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Dat het heel klip en klaar duidelijk wordt dat het akkoord zoals het er nu ligt, niet wordt gesteund. Mevrouw MORTIERS (PvdA): Nou, het staat heel klip en klaar in onze motie dat wij het afwijzen, toch? Mevrouw WULFSE (VVD): De VVD vindt het toch wel erg treurig dat er een meerderheid dreigt te ontstaan die het akkoord wil afwijzen. En wij willen toch een dringend beroep doen op onze collega’s om dit te heroverwegen. De financiële kaders in Den Haag staan vast, de heer Bleker moet zijn bezuinigingsdoelstellingen halen en wellicht zijn er nog meer bezuinigingen te verwerken volgend jaar. Processen zullen vertraagd worden en er is een groot risico dat Den Haag voor ons gaat beslissen. Ik kan u verzekeren dat Den Haag zo zijn eigen ideeën heeft over de EHS. Daar wil de VVD niet mee geconfronteerd worden. Wij willen zelf bepalen hoe de EHS eruit gaat zien. De motie-Koopmans sluit heel mooi aan wat ik qua betoog had voorbereid. Een oppositioneel geluid vinden wij minder geschikt. Wij denken dat constructief overleg met Den Haag veel meer kan bewerkstelligen. En de motie-Koopmans duidt daar ook op: provincies die ‘ja’ zeggen, zullen in elk geval geen nadeel ondervinden en wellicht een voordeel. Ik zou zeggen: provincie, neem die verantwoordelijkheid en trek die naar u toe, loop er niet voor weg. Motie 1 kunnen wij niet ondersteunen, motie 3 ook niet. Bij motie 4 van de PVV hebben wij het idee dat datgene waarvan men kennisneemt en wat men overweegt, niet helemaal met elkaar matcht. Wel kunnen wij uiteraard ondersteunen wat men het college verzoekt. Maar met deze bewoordingen kunnen wij al met al niets met deze motie. En motie 5 kunnen wij evenmin ondersteunen. Ik proef bij motie 1 overigens wat verschillende geluiden. Wij hebben die begrepen als een voorwaardelijk ‘nee’. Wilt u daar nog even kort op reageren? Tot slot: niemand gaat de natuur vernietigen. Er worden geen plassen gedempt en gebieden die straks niet meer tot de EHS behoren, zijn nog wel natuur. Gedeputeerde, ga constructief aan de gang en zorg dat we er alles uithalen wat erin zit met veel creativiteit, andere oplossingen en verantwoorde keuzes. Maak er werk van en laat Den Haag niet over onze natuur beslissen: dat kunnen we zelf wel. De heer BEZUIJEN (SP): In tweede termijn willen wij de door ons ingediende motie 3 graag aanpassen met eigenlijk de toevoeging die feitelijk door de PvdA al is aangegeven. Het dictum wordt dan: “Spreken uit dat het deelakkoord natuur onvoldoende waarborg biedt voor natuurbescherming in onze provincie en daarom niet wordt ondertekend, waarna er verder onderhandeld moet worden;”. De VOORZITTER: Dan wordt dat de gewijzigde motie 3, die in plaats komt van de eerder ingediende motie 3, dat lijkt me het meest praktische.
34
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011
De heer BEZUIJEN (SP): Dan de overige moties. Motie 1 van de Partij van de Arbeid steunen wij. Motie 2 steunen wij niet, omdat wij vinden dat die in tegenstelling is met motie 1 en eigenlijk te veel vooruitloopt op het beleid dat wij nu nog niet kunnen formuleren omdat er nog zoveel onduidelijkheid is, zoals de middelen die daarvoor beschikbaar zijn. Mevrouw WULFSE (VVD): Even los van de middelen en hoe deze discussie vandaag afloopt. Is de intentie van de motie om op te roepen tot het maken van concrete plannen. De heer BEZUIJEN (SP): Wij zijn als SP uiteraard voor het maken van concrete plannen, maar dan moet er wel een concreet voorstel liggen. Motie 4 van de PVV ondersteunen wij ook niet en in de laatste motie 5 kunnen wij meegaan. De heer KRAJENBRINK (CDA): Gezien de stemmingen zoals die elders in het land plaatsvinden, lijken wij een achterstandspositie op te lopen. Zuid-Holland en Gelderland gaan inmiddels in groten getale voorstemmen, waarbij onder andere ook D66 en de SP in Zuid-Holland. En dat heeft ook te maken met visie vooraf, waarin je duidelijk aangeeft wat de mogelijke scenario’s zijn en consequenties van het beleid en hoe je daarmee omgaat. En dat is ook het grote manco in deze provincie: dat het college die visie totaal niet heeft. We hebben dat geprobeerd in de commissievergadering en in eerste termijn, maar we moeten constateren dat er toch wel een dubieus optreden heeft plaatsgevonden. Vreemd dat wordt verzocht om vóór te stemmen, maar er geen enkele moeite wordt gedaan om ons daarover als Staten te overtuigen. Wegduiken voor de verantwoordelijkheden die u had en hebt als medeonderhandelaar. Een wegduikende gedeputeerde en als laatste moet ik constateren dat u geen enkele moeite doet om onder het beeld dat geschetst werd in het Dagblad van het Noorden, uit te komen. Wij zullen voorstemmen voor het akkoord en wij zullen de moties bij langsgaan. Wij zijn tegen motie 1. Motie 2 zijn wij voorstander van. Op motie 3 zijn wij tegen, wij zijn vóór motie 4 en op motie 5 zijn wij tegen. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Volgens ons heeft het college zich heel hard ingezet voor de onderhandelingen met het Rijk om daar zoveel mogelijk geld voor de natuur in Groningen uit het vuur te slepen. En u zegt dat het college tekort is geschoten en ik vraag me af waarop u dat baseert, gezien wat ik zojuist zei. De heer KRAJENBRINK (CDA): Met het tekortschieten door het college duidde ik erop dat je een visie moet hebben waarmee je duidelijk moet aangeven hoe je wenst om te gaan met de omstandigheden waarin je nu zit. Als jij voor een akkoord bent, moet je ook duidelijk aangeven hoe je daar in het vervolg mee wenst om te gaan, zodat ook duidelijk is dat de Staten de consequenties weten van het beleid. Het puur aangeven van het ambitieniveau dat we hadden en de financiële gevolgen als we het akkoord hebben ten aanzien van het huidige ambitieniveau. Allerlei scenario’s waren er mogelijk om te schetsen zoals door er extra geld bij te doen, door het op een andere manier te doen door het ambitieniveau naar beneden te brengen en door het Groenmanifest te ondersteunen. Dit waren allemaal mogelijkheden die het college had kunnen doen om uiteindelijk ook de Staten een duidelijk beeld te schetsen van hoe het college hierin staan. Maar men heeft de moeite niet eens genomen, waarschijnlijk omdat men het zelf niet eens weet. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Het college heeft onderhandelingen gepleegd en daarin probeer je het onderste uit de kan te slepen voor de provincie. En dat betekent in sommige gevallen dat je niet al van tevoren aangeeft hoeveel je daar zelf aan middelen voor overhebt. Onderschrijft u dat? De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat hoef je van tevoren inderdaad niet expliciet aan te geven, maar je kunt, als je al een jaar aan het onderhandelen bent geweest, achter de schermen allerlei scenario’s hebben. Regeren is vooruitzien. Dat betekent dat je vooruitkijkt en je niet ad hoc nog eens een keer beleid gaat maken op datgene wat er ligt. Je kunt van tevoren wel degelijk plannen maken om te kijken hoe we omgaan met een bepaald scenario als het zich voordoet. De heer DIETERS (PvdA): Ik hoor grote woorden, heel veel lawaai om iets anders te verbloemen. Maar nu daag ik u uit. Wat is úw visie? En waar bent u toe bereid van provinciale middelen dit te herstellen? Dat wil ik van u weten als u uw verwijt maakt. Hoe denkt het CDA dat dan te gaan repareren?
35
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011
De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat heb ik u ook al in de commissie verteld: wij zijn voorstander van dit akkoord. Wij vinden dat wij ons maximaal moeten inzetten om uiteindelijk het akkoord tot een succes te maken. En dat betekent dat je dus in scenario’s gaat uitwerken om te kijken op welke wijze je dat gaat doen. Dat heeft te maken met 1) het ambitieniveau; 2) hoe ga je het inrichten en 3) hoe ga je het beheer regelen. En als je dat weet en je weet ook welke gronden je ter beschikking krijgt zodat je weet welke visie je daarop hebt, dan weet je ook wat de financiële bijdrage moet zijn. En dan zijn wij ook bereid om onze portemonnee te trekken als dat nodig is om invulling te geven aan de afgevallen rijkstaken. Maar het is wel zo dat – en volgens mij is dat ook het beleid geweest waar de Partij van de Arbeid altijd gehanteerd heeft – geld beleid volgt. En het is niet zo dat wij hier nu al direct met een zak met geld gaan schuiven om vervolgens nog eens het beleid te gaan formuleren. Geld volgt beleid. De heer DIETERS (PvdA): Nogmaals: heel veel lawaai. Ik hoor totaal geen visie ondanks dat u weet dat er een Groenmanifest ligt, ondanks dat u weet dat u bij de voorlichtingsmiddagen bent geïnformeerd door de gedeputeerden en ook nog eens door de vorige gedeputeerde. Daar kunt u precies aangeven wat het u waard is. En als u dergelijke grote woorden tegen de gedeputeerde uitspreekt, daag ik u nogmaals uit om dan ook klip en klaar te zeggen wat uw vertrekpunt is en met een bepaald bedrag te komen. Kom maar op. De heer KRAJENBRINK (CDA): Volgens mij is dit een herhaling van zetten. Ik heb aangegeven dat wij voor een lagere ambitie zijn dan dat wij nu hebben. Wij zien in het Groenmanifest waarin maatschappelijke partners, landbouw-, natuur- en andere organisaties, met elkaar een visie hebben ontwikkeld over hoe men invulling denkt te geven, ook aan het natuurakkoord dat er nu voorligt. Daar zien wij de mogelijkheden toe, er zitten allerlei invullingen aan als het gaat om beheers- en inrichtingstaken. Die vinden wij heel waardevolle kenmerken waar je je voordeel mee kunt doen, maar dat betekent wel dat je ambitieniveau realiseerbaar moet zijn. Dat is volgens mij een volstrekt heldere visie, een heldere mening – daar is, in de woorden van mevrouw Mortiers, geen enkel woord Chinees bij. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ook ons is de motie van de heer Koopmans onder ogen gekomen en ik moet u eerlijk zeggen: als het CDA de spelregels wil veranderen tijdens een wedstrijd, dan vind ik dat een beetje rieken naar machtspolitiek en dat vind ik niet netjes. Dus daar wil het ook graag bij laten. Bij de moties 1 en 2 zijn wij mede-indieners. En bij motie 3 ben ik blij dat de SP het dictum heeft aangepast en daar kunnen wij in meegaan. Ook motie 5 kunnen wij ondersteunen. De heer KRAJENBRINK (CDA): Welke spelregels zijn er volgens u exact gewijzigd? Mevrouw DE GRAAF (D66): Wij zijn nu bezig met een akkoord. Daar praten wij over, daar willen wij ‘ja’ of ‘nee’ tegen zeggen en de meningen hierover zijn verdeeld. Maar het gaat over een akkoord en daar zit geld aan verbonden. Nu worden er tijdens het hele proces van ‘ja’ en ‘nee’ zaken bedacht, geld bedongen en inbreng bedacht en daarin wordt er ook gezegd dat op het moment dat iemand ‘ja’ zegt, hij daar misschien een voordeel uit kan halen. Echter, in het land is al gestemd door andere provincies. Dus die kunnen daar niet meer op terugkomen. En dat bedoel ik met het aanpassen van spelregels. De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik zou het graag over de feiten willen hebben. De extra gelden die zijn bedongen, zijn verwerkt in het akkoord dat nu voorligt. Het is niet zo dat er extra gelden na het aflopen van het akkoord zijn bedongen, die nu worden verdeeld. Dat is helemaal niet het geval. Mevrouw DE GRAAF (D66): Het is een feit dat de motie-Koopmans op die manier is opgesteld en wel dat de ja-stemmers bevoordeeld worden ten opzichte van de nee-stemmers. Dat is de intentie van de motie van vanochtend. De heer BROUNS (CDA): Er is niets zo ergerlijk als een debat op basis van feiten die half juist of onjuist zijn en refereren aan teksten die kennelijk niet bekend zijn. Het lijkt me goed dat ik alle Statenleden nog eens vertel welke motie er daadwerkelijk is ingediend. De tekst luidt: “… van mening dat provincies die instemmen met het voorliggende onderhandelingsakkoord, niet benadeeld dienen te worden door provincies die niet instemmen; verzoekt de regering om verder stilstand in het landelijke gebied te voorkomen met provincies die instemmen, haar afspraken ten aanzien van de financiering en decentralisatie na te komen en daarmee gebruik te maken van de opbrengsten en mogelijkheden
36
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 die gecreëerd zijn door middel van aangenomen moties in het overleg-Decentralisatie Natuurakkoord en gaan over tot de orde van de dag.” Mevrouw BROEKHUIZEN (PvdA): Volgens mij hebben wij dezelfde motie gelezen, dus dat scheelt. Maar volgens mij hebben wij hier de hele ochtend met elkaar gezegd dat de verdeling van die financiële kaders nog niet helemaal helder was. Ik kan niet iets verdelen met partijen, die niet misschien niet eens willen en waarvan ik nog niet weet hoe het zit. Dus dan kan ik het niet anders uitleggen dan dat wanneer dat je zegt dat er wordt verdeeld met partijen die ‘ja’ zeggen, terwijl er partijen zijn die ook ‘nee’ zeggen, dat je de eerstgenoemde partijen bevoordeelt. En dat is het aanpassen van spelregels tijdens de wedstrijd. De heer BROUNS (CDA): Dat is niet de situatie. De situatie is dat er in twaalf provincies wordt gesproken en ik kan u vertellen dat er in Gelderland met overgrote meerderheid het natuurakkoord aangenomen gaat worden vandaag. In Zuid-Holland is dat al gebeurd en gezien de opstelling hier zal dat hier wel niet gebeuren. Maar ik denk dat het goed is dat er een regering is die inderdaad zegt dat zij verdergaat met die provincies die verder willen. Want dat getuigt in ieder geval van visie over hoe wij straks met elkaar verder moeten gaan. En als ik kijk naar de verdeling, dan kijk ik naar het college waarin u zelf vertegenwoordigd bent. En dat college legt een voorstel voor en adviseert ons om daarmee in te stemmen. Als u dat niet doet, moet u dat zelf weten, maar wij nemen onze verantwoordelijkheid en wij zullen het college hierin steunen. Mevrouw BROEKHUIZEN (PvdA): Wat u zegt, is wel bijzonder. U zegt ‘die en die is ook voor en dan moeten wij het ook doen’. Mijn dochter zegt dat ook wel eens en dan zeg ik toch: ‘Wij eten spruitjes met elkaar vanavond’. Maar u zegt eigenlijk dat u uw verantwoordelijkheid neemt. Wij doen dat als volksvertegenwoordigers juist ook. Het zou het CDA hebben gesierd als zij de uitkomsten van alle provincies hadden afgewacht, voordat men die spelregels had veranderd. De heer BROUNS (CDA): Het zou u sieren als u niet met uw mening niet probeert om de rest van Nederland ook plat te leggen op dit terrein. Dat zou u sieren. Mevrouw BROEKHUIZEN (PvdA): Als ik die macht had gehad, dan was ik geen Statenlid, maar minister-president. De VOORZITTER: En nu krijgen we allemaal spruitjes. Mevrouw De Graaf, u hebt weer het woord. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik ben blij dat iedereen zich in die discussie mengt. En ik moet één ding zeggen: het siert tot op zekere hoogte onze staatssecretaris dat hij alles afweegt en inventariseert en dat hij pas na 24 december met een brief hierover naar de Kamer zal gaan. Dus ik ben wat dat betreft ook wel benieuwd wat hij met de motie van de heer Koopmans zal doen. Mevrouw WULFSE (VVD): Moet ik motie 1 van de coalitiepartners nou lezen als een voorwaardelijk ‘nee’ of een definitieve afwijzing? Mevrouw DE GRAAF (D66): Het is een ‘nee’ en wij willen daarna verder de onderhandelingen in. Het is dus een voorwaardelijk ‘nee’; en als de staatssecretaris dan niet verder wil, dan blijven we in dat ‘nee’ hangen. Dan zien we dan wel weer. De heer RAM (PVV): De PVV handhaaft haar motie en de andere moties wijzen wij af. Wij blijven voorstander van het onderhandelingsakkoord en we vinden het plezierig dat het college berust in het onderhandelingsakkoord. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Allereerst danken we de gedeputeerde voor de beantwoording. Wij zijn blij met de duidelijkheid die er nu min of meer bestaat over het nietdoorvertalen van de financiële consequenties vanuit de Europese Unie bij het niet-behalen van de Europese natuurdoelstellingen. Het college gaf aan het akkoord zo te lezen. Ik hoop dat de gedeputeerde in tweede termijn bij zijn beantwoording nog even iets stelliger zou kunnen zijn. Daarnaast zijn wij heel blij met de toezegging van de uitvoering van de landinrichtingsprojecten. Terecht concludeert het college dat dit nog een van de open eindjes is in het akkoord.
37
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De kaarten zijn in Groningen vandaag op tafel gelegd zoals dat is gebeurd in de provincies Noord-Brabant, Utrecht, Noord-Holland, vandaag in Groningen en Gelderland en de komende week volgen er meer. Het college geeft aan dat men de Staten zal volgens in hun besluitvorming in meerderheid. Dat is één. Maar wat is nu twee? Gaat het college terug naar het IPO en de staatssecretaris om de belangen van de Groningse natuur en de natuur in het algemeen vol overtuiging voor het voetlicht te brengen? Wat zijn nu de concrete punten waarmee het college naar Den Haag zal togen? Het vertrouwen daarin zouden we heel graag willen uitdrukken op dit moment, maar in de beantwoording in eerste termijn van het college missen wij eigenlijk nog die overtuiging. Wij hopen dat in tweede termijn alsnog van het college te mogen vernemen. Met motie 1 zullen wij instemmen. Bij motie 2 hebben wij een vraag richting de indieners. Aan de ene kant is die ingediend om de uitkomst van het onderhandelingstraject af te wachten. Is hierbij ook de achterliggende gedachte dat er duidelijkheid moet komen voor het veld, omdat de gebiedsprocessen op dit moment nagenoeg stilliggen? Motie 3 in gewijzigde vorm zullen wij ondersteunen. Motie 4 niet en motie 5 hebben wij zelf ingediend en die steunen wij vanzelfsprekend. De heer MIEDEMA (GroenLinks): De fractie van GroenLinks kan zich aansluiten bij de woordvoering van D66 zonet. Voor het overige ga ik alleen nog de moties bij langs. Moties 1 en 2 hebben wij zelf ingediend dus die steunen wij. Motie 3 van de SP in de gewijzigde vorm steunen wij ook. Wij zijn tegen motie 4. En motie 5 van de ChristenUnie kunnen wij ondersteunen. De heer VERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik dank de gedeputeerde voor zijn antwoord. Ik vond dat wat ‘Bleekjes’, maar dat zal wel liggen aan de omstandigheden. Ik kan volstaan met iets te zeggen over de moties. Motie 4 om onverkort in te stemmen met het bestuursakkoord zoals het er nu ligt, kan ik niet ondersteunen. Dat lijkt mij niet realistisch. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De gedeputeerde gaf tijdens zijn beantwoording aan dat er nog heel veel onduidelijk en schimmig was, maar dat er desondanks ook niets meer te halen was en daarom, gezien het ambitieniveau, onder dwang werd ingestemd met het akkoord. We worden hier gechanteerd en uit pure wanhoop stemt de gedeputeerde in met het akkoord om uit die wurggreep los te komen. Terwijl hij eigenlijk ook wel een paar zaken weet over de persoon die dit college chanteert, namelijk dat hij schimmig is, geen duidelijke antwoorden geeft, niet betrouwbaar is gebleken, onvoorspelbaar gedrag vertoont, zich tot nu toe in de onderhandelingen naar de provincies niet echt flexibel opstelt en vermoedelijk zal deze persoon ook tijdens de uitwerking van het akkoord wel met aanvullende eisen komen. Hij vraagt namelijk steeds meer. Wij hebben daarom geen groot vertrouwen in het akkoord, noch in de onderhandelingen die daarop nog zouden moeten plaatsvinden. Maar wij zien ook de alternatieven in deze situatie en daarom zullen wij ook instemmen met motie 1, motie 2, motie 3 en motie 5. De VOORZITTER: Ik kijk naar het college. De heer Van der Ploeg heeft het woord. De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Dank aan de Staten en de duidelijke uitspraken die de verschillende fracties hebben gedaan. Er is een oproep gedaan vanuit de VVD om met creativiteit en daadkracht de handschoen op te nemen om de natuur in Groningen een paar stappen verder te krijgen. Motie 2 is daar onder andere ook voor bedoeld en in eerste termijn heb ik al aangegeven dat wij daar vol voor willen gaan en zullen gaan. Er zijn wat stellingen ingenomen en eerlijk gezegd denk ik dat het op dit moment verstandig is voor het college om daarbuiten te blijven. De ChristenUnie heeft gevraagd of ik iets stelliger zou kunnen zijn ten aanzien van de interpretatie van het nadere akkoord. Ik ben volgens mij heel stellig geweest. Ik ga dat morgen expliciet checken bij het portefeuillehoudersoverleg, bij de onderhandelingsdelegatie. En als dat anders blijkt te zijn dan wat ik in eerste termijn heb gezegd, kom ik daar bij u op terug. Dit is namelijk de interpretatie die wij daaraan geven. Stap 1 is duidelijk. Wat is stap 2? Een terechte vraag. Maar op het moment dat je die stap gaat zetten, wil je wel weten wat dan het speelveld is. Het stof zal eerst moeten neerdalen, de Kamer moet zich nog uitspreken over de ingediende moties: daarover is nog niet gestemd. En eerlijk gezegd, als college gaan wij voor de Groningse natuur de belangen verdedigen in het portefeuillehoudersoverleg met de staatssecretaris, maar ook met de gebiedspartners. En ik weet zeker dat wij in commissieverband of in de Staten elkaar weer tegenkomen over dit dossier. Richting de Partij voor de Dieren: er is niet vanuit wanhoop geredeneerd, ook niet vanuit angst. Ik heb in eerste termijn een vier- of vijftal redenen gegeven waarom wij berusten in het akkoord als college en bij die argumenten houd ik het ook.
38
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011
Mevrouw BEENEN (PvdA): Onze fractie heeft behoefte aan een schorsing vóór de stemmingen. De VOORZITTER: Dan maken we die schorsing wat langer en combineren we haar meteen even met de theepauze. Ik schors de vergadering. [Schorsing van 38 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik heb een ordeverzoek gekregen van de fractievoorzitter van de VVD om een derde termijn in te lassen. Daar geef ik die fractie zometeen het woord voor om toe te lichten welke vragen zij precies hebben, die van belang zijn voor de verdere beraadslagingen over dit onderwerp. Dit valt dan even buiten de spreektijd, maar dan moet iedereen wel even kort en bondig zijn, anders kom ik niet uit en u ook niet. Mevrouw WULFSE (VVD): Bij de VVD is er over twee moties nogal wat onduidelijkheid ontstaan: motie 1 en 3. Ogenschijnlijk lijken zij hetzelfde te zijn, maar wij zien daar toch een duidelijk verschil in. Ik heb van D66 en GroenLinks al de bevestiging gekregen dat ik hun motie moet lezen als een voorwaardelijk ‘nee’. Van de PvdA heb ik daar nog geen antwoord op gekregen. Wij zien daar een verschil in als zijnde een motie van drie partijen: een voorwaardelijk ‘nee’ dat nog ‘ja’ kan worden. De motie van de SP beschouwen wij als een finaal ‘nee’. Graag hadden wij nog een reactie van die partij op en ook graag nog van de gedeputeerde met betrekking tot het advies over alle moties. Mevrouw BEENEN (PvdA): Het akkoord dat nu voorligt en waarover we de hele dag al in gesprek zijn, is voor ons nu niet acceptabel. En dat hebben we dus ook al de hele dag gezegd. En daarvoor hebben we in twee termijnen de argumenten aangedragen. Als er nieuwe onderhandelingen komen, hebben we steeds gezegd dat het college die constructief moet aangaan. En ik herhaal de woorden van mevrouw Mortiers in tweede termijn: ‘Wij blijven het belang van natuur en landschap met kracht van argumenten bij Bleker bepleiten.’ Dan ontstaat er een nieuwe situatie, waarbij er niets is uit te sluiten. De heer BEZUIJEN (SP): Even over onze motie 3. In principe sluiten wij aan bij wat de PvdA ook al heeft gezegd. Er moet gewoon opnieuw onderhandeld worden, het is in die zin geen definitief ‘nee’, alleen het huidige deelakkoord is gewoon onvoldoende. Er moet echt een stuk beter akkoord komen, anders kan het wat ons betreft gewoon niet ondertekend worden. Mevrouw WULFSE (VVD): Waarom is er dan een aparte motie? Het zou voor ons helderheid geven. Er moet toch enig verschil zijn, anders zou de een onder de andere geplaatst kunnen worden. De heer BEZUIJEN (SP): Ik denk dat onze motie nog iets scherper is geformuleerd dan die van de PvdA en dat is het verschil. Mevrouw WULFSE (VVD): Ja, zo hebben wij dat ook geïnterpreteerd. Misschien kunt u dat nog iets verder uitleggen? De heer BEZUIJEN (SP): Dan gaat het denk ik meer om de argumenten die er zijn aangedragen: het feit dat er nog maar een kwart van de ecologische hoofdstructuur is afgerond en voor de rest is het denk ik ook gewoon een nuancekwestie. Het zijn geen drastische verschillen. Mevrouw WULFSE (VVD): Dus het doel van beide moties is hetzelfde? De heer BEZUIJEN (SP): Ik denk dat het doel van beide moties uiteindelijk hetzelfde is. Ze komen heel dicht bij elkaar in de buurt, inderdaad. De heer KRAJENBRINK (CDA): Kunt u ooit met een akkoord instemmen dat onvoldoende waarborg biedt voor de natuurbescherming in deze provincie? De heer BEZUIJEN (SP): Nee. De VOORZITTER: Dan heeft nu het college het woord. De heer Van der Ploeg, gaat uw gang.
39
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): In eerste termijn heb ik expliciet gezegd dat als het gaat om de fundamentele vraag over het onderhandelingsakkoord, het niet aan het college is om de moties te omarmen of te ontraden. Als het gaat om het verschil tussen motie 1 en motie 3 ziet het college geen materieel verschil en wij blijven buiten de scherpte van de formulering. Wat ons betreft zal er geen verschil zijn als beide moties worden aangenomen of een van beide. Motie 2 had ik al in mijn termijn beantwoord. Op motie 4 ben ik niet expliciet ingegaan, omdat ik ervan uitging dat het wel duidelijk was dat het college zich daar niet in zou kunnen vinden. Want daarin gaat het om de randvoorwaarde ten aanzien van de AMvB. Mevrouw WULFSE (VVD): Begrijp ik goed dat, met de beantwoording door de SP, motie 1 verstrekkender is dan motie 3? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): In materiële zin zien wij geen verschil. Mevrouw WULFSE (VVD): Heb ik het nou goed begrepen dat het college de Staten adviseert, akkoord te gaan met het onderhandelingsakkoord, maar over de moties geen advies wil uitbrengen? De heer VAN DER PLOEG (gedeputeerde): Dat heb ik ook expliciet zo in eerste termijn verwoord. De VOORZITTER: Nu heb ik nog een interessant punt over de volgorde in stemming. Menigeen heeft zich bij mij gemeld met de vraag of motie 1 of motie 3 als eerste zou komen. Ik merk dat er verschillen in interpretaties zijn over wat verder danwel niet verder vindt gaan. Mevrouw BEENEN (PvdA): Ik heb toch heel duidelijk de gedeputeerde horen zeggen dat er materieel geen verschil is. Dan is het mijn verzoek om de moties gewoon op volgorde van binnenkomst af te handelen. De VOORZITTER: Ik noteer uw verzoek, maar de gedeputeerde maakt niet de volgorde uit. Dan doen de Staten, omdat ik zeer ernstig twijfel of de volgorde motie 1 en daarna motie 3 is of andersom. Dan maak ik gebruik van de hardheidsclausule in het Reglement van Orde en breng ik in stemming de vraag of we eerst motie 1 danwel de gewijzigde motie 3 in stemming brengen. Er kan niet zomaar één fractie hier regelen hoe het gaat, dat moeten we met elkaar als Staten doen. U merkt dat ik daar heel ernstig over twijfel en daarom wil ik dat dat fair gebeurt. Dan leg ik nu de vraag voor of motie 1 verstrekkender is dan de gewijzigde motie 3. Mevrouw GEERDINK (VVD): U hebt gemerkt in de discussies dat wij de gewijzigde motie 3 puur tekstmatig bezien verstrekkender vinden dan motie 1. En hoewel ik weet dat dat niet aan alle kanten gedeeld wordt, is dat wel de lijn zoals we die hebben verwoord en waar we nog steeds niet 100% helderheid over hebben gekregen. Daarom willen wij de gewijzigde motie 3 als eerste in stemming laten brengen. De VOORZITTER: Dat snap ik. De PvdA heeft gezegd geen materieel verschil te zien en de moties op volgorde van indiening af te handelen. Daarom lijkt het mij als voorzitter het beste om de vraag neutraal voor te leggen via de hardheidsclausule of ik motie 1 danwel de gewijzigde motie 3 in stemming moet brengen. Pas daarna gaan we over die moties stemmen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik denk dat materieel de uitwerking hetzelfde is, maar de toon van motie 3 is wel degelijk wat scherper. In die zou het denk ik gezien de hardheidsclausule gerechtvaardiger vinden om motie 3 als eerste in stemming te brengen. De VOORZITTER: De vraag is: wilt u motie 1 wel of niet als eerste in stemming brengen. Wie zegt daar ‘ja’ tegen? De Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat. Dat betekent dat eerste de gewijzigde motie 3 in stemming komt. Motie 4 van de PVV. Wie is daarvóór? De PVV en het CDA. Dan is die verworpen. Gewijzigde motie 3 van de SP. Wie is daarvóór? De PvdA, de SP, GroenLinks, D66, de ChristenUnie en de Partij voor de Dieren. Dan is die aangenomen.
40
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 Motie 1. Wie is daarvóór? Dat zijn de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat en de ChristenUnie. Die is aangenomen. Motie 5 van de ChristenUnie. Wie is daarvóór? De Partij van de Arbeid, de SP, de Partij voor de Dieren, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat en de ChristenUnie. Die is aangenomen. Motie 2: Wie is daartegen? De SP en de PVV. Dus die is aangenomen. Dan neem ik aan dat de overige brieven voor kennisgeving worden aangenomen. Dat is het geval, dank u. A.2 Voordracht van Gedeputeerde Staten, nr. 2011-48543, FC, betreffende de Integrale bijstelling van de Begroting 2011 (nummer 33/2011). Hierbij worden de volgende stukken betrokken: - Brief van 1 november 2011, nr. 2011-49095/44/A.26, CW, betreffende afhandeling bezwaarprocedure doeluitkering jeugdzorg op grond van beslissing op bezwaar; - Brief van 1 november 2011, nr. 2011-49089/44/A.27, CW, betreffende Regionaal Historische Centra. De VOORZITTER: Dan zijn we bij agendapunt A.2. We beginnen bij de Partij van de Arbeid-fractie. Aan het woord is de heer Batting. De heer BATTING (PvdA): Een ander onderwerp, maar, het spijt me, het gaat wel weer over geld. De voordracht schetst een beeld van verminderd financieel perspectief. Wij zagen deze dalende trend al bij de behandeling van de Voorjaarsnota en de programmabegroting. Wederom moeten we constateren dat de begrotingsruimte is verslechterd, nu met ruim 1 miljoen euro. Zelfs het minimaal vereist flexibel budget van 2 miljoen wordt de eerste jaren niet gehaald. Debet aan deze trend is niet alleen de algehele economische malaise, maar ook de keuzes die gemaakt worden door het kabinet. Decentralisatie van het beleid heeft haar consequenties als dit gepaard gaat met minder geld. Ik denk daarbij aan taken op het vlak van bijvoorbeeld regionale economie of cultuur, om nog maar niet te spreken over de verwachte gevolgen voor jeugdzorg. Maar ook hogere kapitaallasten, minder opcenten en tegenvallers spellen ons parten. Nochtans is het college erin geslaagd te zorgen voor een positief financieel perspectief. We moeten ons helaas realiseren dat er weinig ruimte overblijft voor reparaties op sociaal, maatschappelijk of cultureel terrein, zoals we graag zouden willen. Temeer omdat de financiële gevolgen van de uitwerking van het bestuursakkoord en de deelakkoorden hun beslag nog zullen moeten krijgen. In de tijd van bezuinigingen zullen wij in elk geval de middelen die wij beschikbaar hebben voor economisch beleid, ten volle moeten inzetten. We vragen een actief beleid opdat geen middelen op de plank blijven liggen. Vandaar dat het goed is dat we zien dat onze reserves worden benut en de integrale werken een aanvang nemen. Stimuleringsbeleid vanuit onze provincie om de boel aan de gang te houden en om onze economie, juist nu onze vooruitzichten verslechteren, een impuls te geven. In dat kader zijn wij met name geïnteresseerd in uw plannen ten aanzien van het aangekondigde Economische Actieprogramma Groningen. We hebben begrepen dat sterke accenten worden gelegd ter stimulering van MKB-ontwikkeling en op combinatie-effecten voor duurzame economie en energie. Met belangstelling zien wij uw plannen tegemoet, die dan nu wel snel mogen komen. Nu het Kompasprogramma voor het Noorden eind dit jaar officieel ten einde loopt en het programma Koers Noord zijn laatste fase ingaat, dient ons college andere opties te onderzoeken. We vragen ons college nog meer ambitie te tonen en aansluiting te zoeken bij het topsectorenbeleid van de overheid. En ja, wat wil nu het toeval? De Europese Commissie heeft zes zogenaamde grand challenges geselecteerd, waarvoor miljarden beschikbaar worden gesteld en laten nu juist de thema’s veroudering en energie – ons niet onbekend – daaronder vallen. Maar lobbyen is niet genoeg om middelen te vergaren. Zorg voor excellente plannen en samenwerking met bedrijfsleven en kennisinstellingen. Want als je geen concreet materiaal hebt, komt er niets uit de structuurfondsen. De conclusie in de opmaat naar onze begroting 2012 speelt inzet, op het verwerven van externe fondsen een uitermate belangrijke rol. Als dat spel goed gespeeld wordt, is een begrotingsomvang van 370 miljoen met miljoenen op te pimpen. We wensen ons college daarbij veel succes. Mevrouw GEERDINK (VVD): Ik las vanochtend het Dagblad van het Noorden en daarin stond een zin over Dick Bruna die mij enorm aansprak. Het motto van deze schrijver is: ‘minder is meer’. Dat vind ik gewoon geweldig, dat zijn van die zinnen die eigenlijk alles in zich hebben, ook in het kader van de integrale bijstelling. Kleine dingen maken vaak het verschil. Soms kun je ze weglaten. De VVD staat,
41
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 zoals u weet, voor financiële degelijkheid en betrouwbaarheid en zeker in tijden – want dat was een andere krantenkop vanochtend – dat het CPB praat over een recessie. En dat is ernstig en wij praten de hele ochtend en ook vanmiddag over wat dat voor gevolgen heeft. Die zijn er ook voor onze eigen begroting en die is volgens de integrale bijstelling zodanig opgesteld dat die ook de sfeer ademt van ‘minder is meer’. En daarvoor kan ik in ieder geval nu zeggen dat we hiermee akkoord gaan, zoals wij dat in de meerdere betrokken commissies hebben uitgesproken. Maar het kan altijd beter en de provincie kan ook met schijnbaar kleine aanpassingen een wereld van verschil maken en het goede voorbeeld geven. Zo’n wereld van verschil maak je door bijvoorbeeld gewoon je rekeningen op tijd te betalen. Dat doen we thuis ook en dat zouden we hier ook moeten doen. Dat is een kwestie van gewoon doen en doen wat je belooft. En laten we nou daarin gewoon eens de beste zijn van Nederland als provincie en niet het stoutste jongetje van de klas. En wij schrokken dan ook dat wij in Binnenlands Bestuur lazen dat wij volgens het onderzoek van Graydon onderaan de lijst bungelden met slechtst betalende provincies. Daarom vragen wij de gedeputeerde hoe het komt dat wij als provincie nog steeds niet in staat zijn om gewoon onze rekeningen op tijd te betalen. En om te ondersteunen dat we dit nu echt serieus menen – want dit hebben we al eerder naar voren gebracht – dient de VVD in samenwerking met D66 deze motie in. De VOORZITTER: Dat wordt dan de eerste motie en wel namens de fracties van de VVD en D66: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011, Constateren dat: - volgens onderzoek van Graydon d.d. 28 november 2011, gepubliceerd in Binnenlands Bestuur van 6 december 2011, de provincie Groningen, na Flevoland, de slechtste betalingsmoraal heeft met een overschrijding van de gemiddelde betalingstermijn van 51%; Overwegen dat: - in het burgerjaarverslag 2010 van de Commissaris der Koningin gememoreerd wordt dat de gemiddelde betalingstermijn met 18% overschreden wordt; - in hetzelfde verslag geconstateerd wordt dat dit niet goed is onmiddellijk actie wordt ondernomen; - de provincie Groningen in dezen een voorbeeldfunctie heeft; - de provincie Gelderland een betalingstermijn van 21 dagen nastreeft; Roepen het college van Gedeputeerde Staten op - om de gemiddelde betalingstermijn van maximaal 30 dagen te realiseren in 2012; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer SWAGERMAN (SP): Bij deze motie dacht ik: hoe goed betaalt eigenlijk deze regering? Maar ze zit er nog niet zolang, maar misschien dat mevrouw Geerdink dat wel weet en die termijn ook op 21 dagen weet te krijgen. Ik sta hier, terwijl normaal gesproken Rinus Sangers hier het woord zou voeren. Nu wil het geval dat ik ongeveer wekelijks bij hem thuiskom om diverse provinciale zaken door te spreken en dan brengt hij heel goede ideeën te berde. Toen ik terugkwam van een week vakantie, ontdekte ik in mijn mail dat de heer Sangers voor deze bijeenkomst de volledige tekst had geschreven en die eer ga ik hem dus ook volledig geven. De integrale bijstelling 2011 heeft in onze fractie aanleiding gegeven tot een diepe discussie. Die ging niet over het feit dat de integrale begroting 2011 laat zien dat onze financiële speelruimte steeds kleiner wordt. Wij wisten dat dit stond te gebeuren en de SP heeft daar eerder ook al diverse keren voor gewaarschuwd. De discussie ging ook niet over de vraag of wij tot wijzigingsvoorstellen zouden moeten komen, omdat de integrale bijstelling 2011 vooral een technische weergave van de ontwikkelingen die zich in het financiële beleid hebben voorgedaan. De discussie in de fractie ging wél over de vraag wat ons politieke oordeel zou moeten zijn over de integrale bijstelling 2011. Wanneer we ons alleen verlaten op de voorgaande opmerkingen, dan zou instemming met de integrale bijstelling 2011 een reële optie kunnen zijn. Aan de andere kant echter, is deze integrale bijstelling 2011 evenals andere stukken in de planning- en controlcyclus gebaseerd op een bezuinigingskader, waartegen wij ons steeds verzet hebben en dat voor ons elke keer aanleiding is geweest om tegen deze stukken te stemmen. Om een lang verhaal kort te maken en u niet veel langer in spanning te laten zitten, kan ik u melden dat mijn fractie heeft besloten om het gehanteerde bezuinigingskader niet langer te gebruiken
42
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 als reden voor afwijzing van de stukken die deel uitmaken van de planning- en controlcyclus. Aan dit besluit van mijn fractie liggen twee redenen ten grondslag. De eerste is dat het door het college gehanteerde bezuinigingskader door een ruime meerderheid van de Provinciale Staten is onderschreven en het door ons gepresenteerde alternatieve kader op weinig steun kon rekenen. Het gehanteerde bezuinigingskader is daarmee een politiek voldongen feit en het heeft dan ook weinig zin meer om dit kader te blijven gebruiken als grondslag voor onze beoordeling van de stukken uit de planning- en controlcyclus. De tweede reden voor het besluit van mijn fractie ligt in het feit dat wij met betrekking tot het bezuinigingskader duidelijk onderscheid willen maken tussen doel en middelen. Het bezuinigingskader was voor het toenmalige college een middel dat tot doel had om tot een sluitende meerjarenbegroting te komen. Het door de SP voorgestelde alternatieve kader was een middel dat óók tot doel had om tot een sluitende meerjarenbegroting te komen, maar dat daarnaast ook tot doel had om extra budget vrij te maken ten bate van de leefbaarheid in onze provincie. Betekent dit besluit van mijn fractie nu ook dat wij nu afscheid hebben genomen van wat de heer Moorlag wel eens heeft betiteld als de Sangers-doctrine? Dit is geenszins het geval. In de eerste plaats niet omdat de heer Sangers niet nauw betrokken is geweest bij de fractiediscussie. En in de tweede plaats niet omdat wij met dit besluit juist terug willen naar het oorspronkelijke doel van die zogenaamde Sangers-doctrine. Wat het besluit van mijn fractie wél betekent, is dat wij de stukken van de voordracht van het college steeds zullen blijven beoordelen aan de hand van de vraag of zij een bijdrage leveren aan onze oorspronkelijke doelstelling, namelijk het versterken van de leefbaarheid in onze provincie en het realiseren van een Groningse samenleving die is gebaseerd op solidariteit, menselijke waardigheid en gelijkwaardigheid. Dit gezegd hebbend en gezien het feit dat de integrale bijstelling 2011 vooral een technisch stuk is, zien wij nu geen redenen om, afgezien van onze bekende aantekeningen bij glastuinbouw en dat soort thema’s, afwijzend te oordelen over de integrale bijstelling 2011. Dit brengt mij echter meteen bij het tweede element dat in onze discussie over de integrale bijstelling 2011 een belangrijke rol heeft gespeeld. Daarbij ging het om de vraag of er voldoende evenwicht is tussen de informatie die wij als Statenleden ontvangen over de beïnvloedbare middelen enerzijds en de omvang van die middelen anderzijds. Het zal het college en de collega-Statenleden die onze inbreng van de afgelopen jaren gevolgd hebben, niet verbazen dat wij van oordeel zijn dat dit evenwicht ver te zoeken is. Zo hebben wij bij de vaste stukken van de planning- en controlcyclus zoals Voorjaarsnota, begroting, integrale bijstelling en jaarrekening, te maken met een enorme kwalitatief hoogstaande en tot in detail uitgewerkte hoeveelheid informatie over een steeds kleiner wordend, vrij besteedbaar budget. Eerder hebben wij dit fenomeen al eens betiteld als het Nauw van Calon, een zeeëngte waarvan elke vierkante millimeter nauwkeurig in kaart is gebracht, maar waarbinnen voor elke stuurman amper nog ruimte is om een eigen koers te varen. Achter het Nauw van Calon ligt echter ook de Zee van Reserves. In tegenstelling tot het Nauw van Calon gaat het bij de Zee van Reserves om een omvangrijk budget waarbinnen nog heel wat wél te besturen valt, maar waarover relatief – met de nadruk op relatief – weinig in kaart is gebracht. Mijn fractie heeft dan ook besloten om bij het bereiken van onze doelstellingen veel meer de focus te leggen op de Zee van Reserves en minder op het Nauw van Calon. Deze focus brengt met zich mee dat wat ons betreft het evenwicht tussen informatieomvang en (beïnvloedbare) budgetomvang aangepast zou moeten worden. Zo zou wat ons betreft de informatieomvang over het Nauw van Calon ingeperkt kunnen worden en wij stellen dan ook voor dat de eerdere begrotingscommissie van de Commissie BFE zich buigt over de vraag hoe we misschien dat het beste zouden kunnen realiseren. Aan de andere kant zouden wij dus echter veel meer informatie willen over de Zee van Reserves. De huidige informatie over de reserves is te summier en te gefragmenteerd, danwel te weinig samenhangend gebracht en biedt het gemiddelde Statenlid, maar ook de pers en de geïnteresseerde inwoners en organisaties binnen onze provincie naar onze mening onvoldoende inzicht in de sturingmogelijkheden met betrekking tot die reserves. En om dit te verbeteren, dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Die motie krijgt nummer 2 en wordt naast de SP fractie ingediend door de ChristenUnie, de Partij voor de Dieren, Vrij Mandaat, het CDA, D66 en de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011, Overwegende dat: - samenhangende informatie over de reserves van de provincie in onvoldoende mate beschikbaar en/of toegankelijk is voor de leden van Provinciale Staten;
43
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 -
Provinciale Staten hierdoor in onvoldoende mate hun sturende en kaderstellende taak met betrekking tot de inzet van die reserves kunnen uitvoeren;
Verzoeken het college van GS om - jaarlijks bij de Voorjaarsnota een meerjarenoverzicht, met een perspectief van 40 jaar, te geven van alle beschikbare reserves, de te verwachten dividenduitkeringen en rentebaten op die reserves en de beoogde investeringen (het zogenoemde cashflowoverzicht); - daarbij ook inzicht te geven in wat de juridische verplichtingen zijn en welk deel van het geld geoormerkt is; - de beoogde investeringen en investeringsprogramma’s voor de periode van 40 jaar afzonderlijk te specificeren in bijlagen bij het cashflowoverzicht, waarbij per investering en/of programmaonderdeel wordt aangegeven wat de totale kosten zijn, wat daarin het provinciale aandeel is en wat de status (acceptatiebesluit, planuitwerkingsbesluit of reserveringsbesluit) is van de betreffende investering of het betreffende programmaonderdeel; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer HILARIDES (VVD): Op zich complimenten aan de SP dat zij transparantie wil. Wij willen als VVD absoluut niet nog meer papier. Ik geloof dat het de bedoeling van de SP is het juist compacter te krijgen en ook in de Voorjaarsnota helder zicht te krijgen. Dus wat dat betreft – om in het politieke termen te zeggen – klinkt het sympathiek. Maar ik wil juist die duidelijkheid te krijgen en weten hoever we staan op basis van een planning en een realisatie. En ik mis, met name als het over de reserves gaat, hoever het nou staat met het uitputtingspercentage, want daar gaat het je denk ik uiteindelijk om. En dat hoeft wat mij betreft niet precies in percentages met vijf cijfers achter de komma, maar daar heel makkelijk een indicatie van gegeven worden op één pagina. Dus ik zou de SP in overweging willen geven om dat uitputtingspercentage erin mee te nemen. En als het over een financieel iets gaat, heb ik het liever over een reservemeer dan een reservezee. Want een zee is wel heel oneindig. De heer SWAGERMAN (SP): Als je dit overzicht jaarlijks gaat krijgen, zal de uitputting redelijk snel duidelijk worden. Maar ik wou die vraag liever doorschuiven naar de gedeputeerde in dit geval. Als hij zegt dat die invulling daar automatisch aan te pas komt, dan wordt die gewoon meegenomen. Dan staat dat weliswaar niet precies zo in mijn motie, maar misschien dat de gedeputeerde straks kan aangeven dat dat kan. De heer HILARIDES (VVD): Ik kan daarmee leven, meneer Swagerman. Ik wacht het antwoord van de gedeputeerde even af. De heer SWAGERMAN (SP): Uw tweede punt is dat u niet al te ruim van cijfers voorzien wilt worden. U geeft aan dat op één terrein er wel wat minder van kan komen: we moeten in de commissie maar even kijken hoe we dat aan willen pakken en willen aansturen. Dan gaat er aan de ene kant iets af, komt er aan de andere kant iets bij en hoeft er per saldo niet meer informatie te worden. Ik hoop ook dat dat de waarheid zal worden De heer BROUNS (CDA): Ik zou willen beginnen bij het citaat van de VVD: ‘minder is meer’. Dat is voor de CDA-fractie zonder meer een uitgangspunt. Maar ik zou in dat opzicht het college ook twee andere citaten betreffende dezelfde heer Bruna willen meegeven en er ieder geval voor te waken dat het college in die situatie terechtkomt. Want meneer Bruna zegt ook van zichzelf: ‘Ik kan helemaal niet tekenen.’ en: ‘Ik kan geen perspectief uitbeelden’. Ik hoop dat als het college aan de slag gaat met ‘meer is minder’, dat men dat wel doet vanuit een duidelijk perspectief. De SP heeft zojuist een bijzonder grote stap gemaakt. Ze hebben namelijk bij de weging van de integrale bijstelling een veel grotere zaak gewogen: ze hebben gekeken naar het bezuinigingskader dat hier een aantal jaren geleden door de ruime meerderheid van de Staten is aangenomen. En ze hebben daarbij ook het doel voor ogen gehouden van een sluitende meerjarenbegroting. Ik moet zeggen dat die opstelling van de SP mijn fractie bijzonder aanspreekt en dat op dat punt de complimenten aan het college zeker aan de orde zijn. Want ondanks de woelige economische tijden met een bezuinigingspakket landelijk maar ook in de provincie, die wij op dat moment ook nog niet voorzien hadden, is het college er toch in geslaagd om in ieder geval naar de toekomst toe een meerjarenperspectief zonder tekorten te presenteren.
44
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 Als CDA-fractie staan wij – en ik hecht eraan om dat hier te zeggen – nog steeds achter de maatschappelijke verantwoordelijkheid die wij genomen hebben. Ook staan wij erachter dat wij in het kader van de bezuinigingen onze ambities her en der hebben bijgesteld, dat we ook vanuit het oogpunt van ‘minder is meer’ gekeken hebben wat we in stand konden houden en dat wat ons betreft compensatie daar dan ook nu niet aan de orde is. We staan achter de gestelde prioriteiten. Het is wel zo dat als je kijkt naar het meerjarenperspectief, je ziet dat de vrije ruimte afneemt. En niet voor niets stelt het college dan ook voor om de begrotingsruimte die in 2011 overblijft, niet te gaan benutten, maar over te hevelen naar het meerjarenperspectief, om in ieder geval nog een vrije ruimte van 1,3 miljoen te bewerkstelligen. Dat is aanzienlijk minder dan de doelstelling die er was om minimaal 2 miljoen aan vrije ruimte te hebben om als Staten in te spelen op onvoorziene omstandigheden die wel om beleid vragen. En we willen het college dan ook vragen of men in de komende periode bereid is om te kijken naar maatregelen om toch die vrije ruimte naar in ieder geval die 2 miljoen te brengen. Dan presenteert het college een beeld vanaf 2016 waarbij men aangeeft dat de kans wordt voorzien dat er vanaf dat moment structureel tekorten zijn. Als je dat op dit moment al ziet aankomen, is het dan wellicht niet wenselijk om heel kritisch te kijken naar het beleid dat je nu gaat inzetten – en de structurele doorwerking ervan – en in te spelen op de tekorten die je ziet aankomen? Daar zouden we graag van het college een reactie op willen hebben. En dan de reserves. Ik deel de mening van de VVD dat als er meer in zit, er niet heel veel meer papier hoeft te komen. Ik denk wel dat meer inzicht ons kan helpen om prioriteiten te stellen en te sturen. Als we bijvoorbeeld de RSP nemen, dan weten wij allemaal dat er een overcommittering is. Hoe gaan we daar straks mee om? Gaan wij als Staten nog prioriteren in de belangrijkheid van projecten die in dat pakket zijn ondergebracht of laten wij uiteindelijk de uitvoering onze agenda domineren? En laten wij de projecten die het eerst uitvoeringsgereed zijn, tot stand komen, waardoor misschien heel belangrijke projecten buiten de boot vallen, omdat het geld op is? Ten aanzien van de cofinanciering-Kompas ziet de CDA-fractie dat daar een vrijval van 2,7 miljoen wordt gebruikt om frictiekosten te dekken van de personeelskosten van deze provincie in relatie tot de bezuinigingen. Daarnaast wordt er nog opgemerkt dat er een vrijval te zien is van 0,6 miljoen, maar die nog ongewis is – die is voorzien – en dat er uit de reserve provinciale cofinanciering vanaf 2012 mogelijk een greep wordt gedaan om te benutten ten behoeve van extra formatieve inzet. Ik sluit dan toch even aan bij het pleidooi van de Partij van de Arbeid, die zei dat het erg belangrijk is om in deze economische tijden alle middelen die beschikbaar zijn voor economisch beleid, ook actief in te zetten. En wij vragen ons dan ook af of het onttrekken van gelden voor frictiekosten en formatie uit deze twee reserves zou moeten komen. We onderstrepen daarbij het pleidooi van de Partij van de Arbeid om, uitgaande van de eigen kracht, eigen visie, eigen plannen en eigen concrete projecten aan te sluiten bij het topsectorenbeleid en bij het Europees beleid als het gaat om veroudering en energie. Dat zijn onderwerpen waar deze provincie sterk in is en wij moeten daar de kracht benutten om in tijden dat wij zelf minder middelen beschikbaar hebben, op een creatieve manier met krachtige plannen die middelen elders weg te halen. Mevrouw BENJAMINS (D66): Het zijn financieel moeilijke en onzekere tijden. Zoals vandaag ook duidelijk werd: deelakkoorden moeten nog worden uitgewerkt. Wat de financiële gevolgen daarvan zijn, daar kunnen we op dit moment alleen nog maar naar raden. Want zure verrassingen van rond de 200 miljoen tengevolge van afwijkende methodieken of onduidelijke afspraken: daar zit niemand meer op te wachten. Zoals u allen weet is D66 een groot voorstander van transparantie. Vandaar dat D66 de motie mede heeft getekend om te zorgen voor duidelijkheid met betrekking tot de financiële situatie van de provincie inclusief de juridische verplichtingen en ook de oormerken waar we mee te maken hebben. D66 stemt in met de voordracht tot de integrale bijstelling zoals die nu voorligt en we hopen dat er duidelijke afspraken liggen met het Rijk, voordat we hebben over de Voorjaarsnota van 2012, zodat we in het voorjaar samen met alle informatie heldere afwegingen kunnen maken bij de Voorjaarsnota. De heer VAN KESTEREN (PVV): Als gastheer van de Staten zou ik nog even de heer Van Nispen willen noemen. Hij zit er niet meer, maar wellicht kijkt hij naar de streaming. Hij is mijn leermeester in de duurzame principes van het zakendoen geweest, en zeker een gesprekspartner in vele levensvraagstukken. Het kost niets. Maar zij is zeer waardevol, die natuurlijke vriendschap. Zoals u weet heeft de PVV moeite met de gebruikelijke vertrouwelijkheid inzake grote, risicovolle projecten zoals Blauwestad en Meerstad. De PVV vindt, net als u, dat alleen wettelijke maar zeker ook steekhoudende argumenten tot vertrouwelijkheid mogen leiden. Alle partijen in dit gremium
45
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 hebben gemeend dat er moet worden geleerd van gemaakte fouten. De PVV vindt echter dat het leerproces niet is gediend met vertrouwelijkheid aan de ene kant en het ene na het andere nieuwe grote risicovolle project opstarten danwel faciliteren daarvan aan de andere kant, zoals we hebben kunnen zien bij het Groninger Forum, de stads- en RegioTram en op termijn de spoorlijn GroningenHeerenveen. Projecten waarbij in de regel ook nog eens de goede financieel-economisch verantwoorde alternatieven, die regelmatig worden aangedragen door de Kamminga’s en de Muijzerts, vaak worden weggewuifd. Het weerstandsvermogen is van 7,5% naar 10% gegaan vanwege de toename van het risicoprofiel. Kan GS ons wellicht vertellen of dit te maken heeft met de grote investeringen in de veelal verliesgevende, megalomane projecten uit het recente verleden? Zelfs de heer Calon – zijn naam is klein, maar zijn daden zijn groot – stelt onomwonden dat de tijd van ambitieuze plannen voorbij is. Deelt het college die mening? Zo ja, waarom dan toch doorgaan met het telkens weer opstarten danwel faciliteren van nieuwe risicovolle projecten? Geacht college, durf eens afscheid te nemen van de cultuur van de vertrouwelijkheid en de schijn van achterkamertjespolitiek. Zorg voor verfrissende transparantie, waardoor de burgers weer vertrouwen krijgen in de politiek. In de nieuwe raming van de opbrengsten opcentenheffing motorrijtuigenbelasting wordt rekening gehouden met een verder toenemend aantal zuinige auto’s. Deze opbrengst zal dus lager uitkomen dan de verwachtingen in de Voorjaarnota 2011 en dus zal de opcentenheffing wederom worden verhoogd. De PVV vindt dat een volstrekt onlogische gedachte. Veel burgers hebben namelijk een energiezuinige auto gekocht, waardoor het aantal duurzame auto’s in de provincies is toegenomen. Dat moet het college toch als muziek in de oren klinken. Is GS het met de PVV eens dat de vermindering uit de inkomsten van de opcentenheffing motorrijtuigenbelasting als effectieve investering in duurzaam beleid kan worden gezien en dat een dergelijk beleid best wel wat mag kosten? Ik zou dan ook een motie willen indienen hierover. De VOORZITTER: Dank, dat is motie 3 namens de fractie van de Partij voor de Vrijheid: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011; Constaterende dat: - het college voornemens is het aantal te heffen provinciale opcenten per januari 2012 te verhogen met 0,8 naar 83,8; - dit een lastenverzwaring zal betekenen voor de automobilist; Overwegende dat: - de economisch kwetsbare tijd waarin burgers op velerlei gebied zwaarder belast worden; - de noodzaak van een auto voor vele mensen in de provincie Groningen aanwezig is; - de vermindering van de opbrengsten van de opcenten deels veroorzaakt wordt door het stimuleringsbeleid inzake zuinige en hybride auto’s; Zijn van mening dat: - onvoldoende is aangetoond dat verhoging van de opcenten noodzakelijk is; Verzoeken het college om - af te zien van verhoging van de opcenten voor motorrijtuigenbelasting; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer VAN KESTEREN (PVV): In het verlengde hiervan zou GS kunnen besluiten om de bezuinigingen op de financiering van het wagenpark. In 2011 is één dienstauto vervangen voor circa 63.000 euro en in 2012 zullen er nog eens twee à drie auto’s worden vervangen. Dan praten we in totaal algauw over vier auto’s en een totaalbedrag van een kwart miljoen voor dienstauto’s. En dan laten we de kosten voor brandstof maar even buiten beschouwing, want die grote jongens slurpen in de regel ook nog heel wat aan benzine of diesel. Dat kan dus veel goedkoper. Voor circa 30.000 tot 40.000 euro zijn prachtige bolides te koop, waardoor de provincie tussen maar liefst 100.000 en 150.00 euro kan besparen. Hoewel de PVV helemaal niets heeft met het subsidiejargon ‘duurzaam’, zouden we toch daarbij een tip willen geven aan Gedeputeerde Staten met collegeprogramma, gebaseerd op duurzaamheid. Voor 36.000 euro is de meest luxe hybride auto aan te schaffen: de Toyota Prius, een grote auto voor de kleine man. Maar voor de echte autofreaks zouden wij de VW Passat willen
46
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 aanbevelen, ook in de Europese gedachte een mooie auto die voor slechts 30.000 euro een heel mooi Europees alternatief zou kunnen zijn. Dat is maar liefst de helft van de ruim 60.000 euro die nu uitgegeven is aan één auto. Een inkoppertje, geacht college, om fors op het wagenpark te bezuinigen. Voeg de daad bij het woord en kom geloofwaardig over bij de burgers, die ook elk dubbeltje om moeten draaien. We nodigen dan ook alle partijen uit om deze – vinden wij zelf – sympathieke motie te steunen. De VOORZITTER: Dank, dat is dan motie 4 namens de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011; Constaterende dat: - de provincie op tal van terreinen dient te bezuinigen; Overwegende dat: - het zeker in deze tijden van bezuinigingen een goed signaal afgeeft aan de bevolking om de kosten van dienstauto’s tot een minimum te beperken; Van mening zijnde dat: - er voor een lager bedrag dan de ruim zestigduizend euro die er recentelijk is besteed aan een nieuwe dienstauto, genoeg mogelijkheden zijn om fatsoenlijke en comfortabele auto’s aan te schaffen; Verzoeken het college van GS om - in de toekomst nieuwe dienstauto’s aan te schaffen tot een maximumbedrag van € 35.000,= per dienstauto; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer VAN KESTEREN (PVV): Tot slot vindt de PVV dat een blunder van circa 2 miljoen inzake de verkeerde telling van instroom van jongeren onder toezichtstelling niet voor mag komen in een professionele organisatie als de provincie. Men dient zich te realiseren dat men met gemeenschapsgeld bezig is. Hoe denkt Gedeputeerde Staten in de toekomst dergelijke blunders te voorkomen, behalve met maatregelen van het bekende kalf en de gedempte put? Mevrouw BENJAMINS (D66): Van welke kant komt die blunder? Van het Rijk of vanuit de provincie? De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik denk dat de fout is gemaakt door de provincie door de verkeerde methodiek te gebruiken. Het is een welles-nietesspelletje om te discussiëren over of de fout vanuit het Rijk of vanuit de provincie komt. Ik heb de conclusie getrokken dat de provincie de fout heeft gemaakt. En van een professionele instelling verwacht je dat zij checkt bij het Rijk of die methodiek wel de juiste is geweest. Mevrouw BENJAMINS (D66): Ik heb begrepen dat de accountant hier ook mee akkoord was gegaan, maar bedankt voor de verduidelijking van uw betoog. De heer STAGHOUWER (ChristenUnie): In de commissies hebben wij enkele vragen gesteld en daar hebben wij helder en duidelijk antwoord op gekregen. Wij constateren dat de begrotingsruimte duidelijk verslechterd is, maar het is mooi om te zien dat wij als provincie nog steeds een positief resultaat kunnen halen. En laten wij met al het financiële geweld dat de afgelopen weken en maanden over ons heen komt, niet al te veel somberen. Want dat zou alleen maar tot negatieve situaties leiden. Een sleutelwoord is wat ons betreft in dezen anticyclisch investeren. Wij hebben de opdracht om voortdurend te kijken naar de mogelijkheden die wij hebben als Staten om onze economie te blijven stimuleren. Dat zullen we moeten doen en moeten blijven doen. En het college dat die woorden ter harte neemt, zullen wij als ChristenUnie blijven ondersteunen. De heer POST (GroenLinks): Mijn fractie ziet af van beschouwingen, wij hebben in eerste termijn in de commissies onze vragen en antwoorden gewisseld.
47
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): In het evaluatierapport van de vernieuwde programmabegroting van de provincie Groningen van september 2011 concluderen de opstellers dat de nieuwe begrotingsinformatie slechts in beperkte mate en weinig kritisch wordt gebruikt. Zij hadden een kritische opstelling van Provinciale Staten verwacht bij vaag geformuleerde beleidsambities, maar in deze verwachting waren zij tijdens de bezochte vergaderingen in 2010 teleurgesteld. Tegen deze achtergrond heb ik de integrale bijstelling van de begroting 2011 kritisch bekeken. En ook ik kan het gevoel van teleurstelling niet van mij af schudden. Wat wij voorgeschoteld krijgen, zijn de exacte cijfers van het verleden, terwijl de grote lijnen naar de toekomst in duister gehuld blijven. Er wordt veel gezegd over risico’s die horen bij bepaalde beslissingen en projecten – terecht natuurlijk – maar realiseren van projecten is per definitie risicovol. En het zijn niet de controllers maar Gedeputeerde Staten die de beslissingen moeten nemen binnen de door de Provinciale Staten gestelde kaders. De controllers: niets ten nadele van hun werk, maar zij hollen en zeuren intussen al nijver om de informatie voor het volgende document in de planning- en controlcyclus tijdig te kunnen leveren. Wat ik graag had willen kunnen destilleren is hoeveel het college opgeschoten is op zijn tocht. Tot hoever heeft het scherp aan de wind zeilen sinds de Voorjaarsnota geleid? Welke vergezichten heeft het zeilende college ontwaard? Waar zijn de durf en de daadkracht die ons zijn beloofd? Dan nog een specifieke vraag bij de kosten voor de deskundige adviseurs. Er moet 427.000 euro worden bijgepast uit de algemene middelen. Als je het snel uitspreekt, is het niets. Maar het is een enorm bedrag. North Refinery neemt een zeer belangrijk deel daarvan in, ongeveer 250.000 euro. Daar kun je geloof ik vier dienstauto’s voor kopen, dat is toch wel erg veel. Ik heb al eerder aan de portefeuillehouder gevraagd om inzicht te krijgen in de werkelijke kosten die met North Refinery gemoeid zijn. Niet alleen de deskundige externe advisering, maar ook de kosten van interne adviseurs. De heer Boumans heeft in de commissie van 30 november laten weten dat hij intussen – ik geloof zelfs diezelfde dag – inzicht heeft gekregen in die kosten en dat hij zich nog beriep op het feit dat hij mij daarover nog schriftelijk danwel mondeling zou informeren. Ik nodig hem van harte uit om dat nu maar mondeling te doen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Partij voor de Dieren heeft geen aanvullende vragen en wacht de beantwoording van de gedeputeerde af. De VOORZITTER: Dan kijk ik even naar het college. De heer Moorlag, gaat uw gang. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het karakter van de integrale bijstelling is altijd een beleidsarme, technische operatie om het voortschrijdend financiële beeld in kaart te brengen en begrotingswijzigingen aan te brengen. De heer Veerenhuis-Lens vraagt in feite om een stuk verantwoording van het beleid en wel in heel algemene zin. Mijn verzoek aan hem is om dat tot de behandeling van de jaarrekening aan te houden, want dat is het ideale verantwoordingsmoment in de cyclus. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik heb het woord ‘verantwoording’ niet in de mond genomen en dat is ook niet waarnaar ik vraag. Ik vraag om inzicht in de vergezichten. U bent intussen ongeveer zes maanden, nou ja in ieder geval zo’n 100 dagen bezig geweest. U zou toch íéts kunnen laten zien. De enige positieve conclusie waar u toe komt is dat het social return-principe heeft gewerkt. En verder laat u alles eigenlijk een beetje in het midden: er worden heel veel risico’s genoemd, die vervolgens met ‘pro memori’ worden ingevuld. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Voor de vergezichten wil ik toch wel graag verwijzen naar het collegeprogramma dat begin dit jaar is gepresenteerd. Daarop wil het college ook aan het eind van deze termijn graag afgerekend worden. Wij kennen het fenomeen actieve informatieplicht, dus wij informeren u over alle beleidsvoorstellen. En uw vraag wordt zo algemeen gesteld, dat die uitnodigt tot heel brede beschouwingen, maar ik zie daar eerlijk gezegd toch maar vanaf. Ik vind ook dat deze integrale bijstelling niet het moment is om met brede vergezichten te komen, temeer niet omdat het college na de brede vergezichten uit het collegeprogramma de voorkeur geeft aan hard doorploeteren, aan de slag te gaan en plannen tot uitvoering te brengen. De heer Batting zegt dat het begrotingsbeeld verslechtert en wijt de dalende lijn deels aan het kabinetsbeleid. Dat komt natuurlijk ook door een aantal bestedingsvoorstellen dat vanuit de Staten is gekomen bij de Voorjaarsnota en dat er mede toe heeft bijdragen dat het resterende flexibele budget is afgenomen. De oproep om nog meer ambitie te tonen wordt in zijn algemeenheid onderschreven, zij
48
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 het wel dat de ruimte tot financiële ambities die gepaard gaan met forse bestedingsvoorstellen, op dit moment ontoereikend is. Ik moet vaststellen dat wij naast de Sangers-doctrine ook hier een Bruna-doctrine in deze Statenzaal krijgen. Ik heb er nog onvoldoende vat op om die volledig te gaan omarmen, maar als je meer kunt doen met minder middelen, dan zullen we die kans niet laten liggen. Maar als we wat doen en er zijn rekeningen aan verbonden, dan moeten die op tijd worden betaald. Dat is het signaal dat de VVD ook met een motie afgeeft die oproept om de gemiddelde betalingstermijn tot 30 dagen terug te brengen. Het college heeft nog nooit zo snel een motie uitgevoerd, want de gemiddelde termijn is op dit moment 23,3 dagen. Het artikel in Binnenlands Bestuur beziet de betalingstermijn niet alleen vanuit de provinciale organisatie, maar ook vanuit het bedrijfsleven in de provincie. Dus de provincie Groningen als organisatie vormt daar een gunstige uitzondering op. Zijn wij dan tevreden? Nee, want we voldoen namelijk wel aan die gemiddelde norm, maar we hebben ook een norm om 85% van de rekeningen binnen de gestelde termijn te betalen en daar komen we nog niet aan toe. Daar zijn soms ook heel gegronde redenen voor, omdat hier soms rekeningen binnenkomen waarvan het de vraag is of zij op dat moment überhaupt wel betaald moeten worden. Of rekeningen die onjuist geadresseerd zijn of geen betalingskenmerk bevatten. Daar wordt nog een slag op gemaakt en wij zullen er alles aan doen om die norm van 85% te halen, maar ik meld u wel nadrukkelijk dat er ook externe factoren zijn die een tijdiger betaling verhinderen. Mede gezien het feit dat wij al aan die gemiddelde betalingstermijn van 30 dagen voldoen, zet ik vraagtekens bij die motie en wil ik haar ontraden. Niet omdat ik het er niet mee eens ben, maar zij schiet haar doel wel wat voorbij. Er wordt in het betoog van de SP uitgegaan van een nieuwe uitgangssituatie en dat is alleszins te billijken, alle waardering ook daarvoor. Afscheid nemen van de Sangers-doctrine gebeurt niet, want materieel blijft de SP bij leefbaarheid en ook het overdragen van middelen naar gemeenten. Maar ik herken in de bijdrage die heer Swagerman heeft uitgesproken namens de heer Sangers, dat de zuiverheid in de redenering om uit te gaan van het actuele begrotingsbeeld, nog recht overeind staat. Het Nauw van Calon werd verbonden aan een Zee van Reserves. Gelukkig is aan die zee ook een Zee van Plannen gekoppeld, misschien wel zeer tot verdriet van de PVV-fractie. Maar het college wil die Zee van Reserves aanwenden om de provincie sterker te maken door de infrastructuur en het openbaar vervoer te verbeteren. De motie die wordt ingediend over het informatiegehalte van de financiële stukken van de kant van de provincie, verrast mij eerlijk gezegd wat. Het is nog niet zolang geleden dat er een Werkgroep Begroting is geweest, waarin ook heel nauwgezet is bekeken hoe de financiële informatievoorziening vanuit dit huis geoptimaliseerd kan worden en er tegemoet kan worden gekomen aan de behoefte vanuit de Staten. De overwegingen in die motie zinnen mij ook niet helemaal, want er wordt van uitgegaan dat die informatievoorziening onvoldoende is, maar mijn stelling is dat wij volgens systemen en formats leveren die door uw Staten zijn goedgekeurd. Het materiële signaal dat in de motie staat wil ik wel ter harte nemen. Als er behoefte is aan een andere wijze van presentatie – en ik pleit er dan wel voor om dat doelmatig te doen – die het inzicht in de reserves verbetert en daarmee ook tegemoet komt aan het veranderde vizier van de SP dat minder kijkt naar de beperkte, vrij besteedbare middelen en meer naar de reserves, dan is het college bereid daaraan tegemoet te komen. Mijn verzoek aan de SP is om die motie aan te houden om toch eens te kijken of er werkgroep vanuit de Staten – met name de fractie die de informatie op een andere manier gepresenteerd willen krijgen – kan worden gepland om in de genoemde behoefte te voorzien. De CDA-fractie heeft complimenten voor het begrotingsbeeld voor de komende jaren, maar uit wel zorg over het begrotingsbeeld vanaf 2016. Bij het coalitieprogramma is daar al een nadrukkelijke keuze in gemaakt, ook omdat het financieel onzekere tijden zijn. Daarin is een deel van de vrij besteedbare middelen dat we zagen, structureel gealloceerd, maar een groot deel van het nieuwe beleid heeft ook een tijdelijk karakter en dat verstrijkt dus in beginsel in 2015. En dat is weer een expliciet wegingsmoment. Als je kijkt naar wat er structureel in het collegeprogramma is ingevoerd, zitten er in het incidentele deel voldoende rek en ruimte om het meerjarenbegrotingsbeeld vanaf 2016 weer in evenwicht te brengen of zelfs met een fors positief resultaat te laten eindigen. Neemt niet weg dat wij qua financiën scherp aan de wind moeten zeilen, want het begrotingsbeeld zal eerder verder verslechteren dan verbeteren. En dat past ook bij de terughoudendheid bij bestedingsvoorstellen. Neemt niet weg dat er nog een aantal bestedingsvoorstellen in de pijplijn zit, daar is in de commissie ook over gewisseld. Over de inzet van mensen om een aantal onderdelen van het nieuwe beleid te realiseren, maar ook op het punt van het milieubeleid en het tot uitvoering brengen van RSP-projecten zullen u binnenkort nadere voorstellen bereiken.
49
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 Wie het eerst maalt bij RSP, wordt het eerst bediend? Dat is niet het geval. Wij kennen de MIRTsystematiek waarbij in stappen wordt besloten tot het realiseren van projecten. En elke keer als daar een wijziging in komt, dan zullen we die ook expliciet aan uw Staten voorleggen. Het aanwenden van cofinancieringsmiddelen uit de reserve Kompas voor frictiekosten is een afweging geweest die ook bij het begrotingskader aan de orde is geweest. Op dat moment zijn alle reserves opgeschoond – een actie die periodiek herhaald wordt – en toen is de keuze gemaakt vanuit de vrijval van reserves om daaruit de frictiekosten te gaan betalen. De PVV werpt wel een bepaalde suggestie op rond de vertrouwelijkheid. De voorzitter is daar vanmorgen ook al op ingegaan. Dat is een discussie die blijft rondzingen, maar ik zou bijna de heer Van Kesteren willen uitnodigen om aantoonbaar te maken waarop wij nou in strijd met de Provinciewet en de regels handelen op dit vlak en of hij enige overheid kan noemen waarbij het onderwerp vertrouwelijkheid niet voorkomt. Voor wat betreft de risicoparagraaf gaan we door met de grote projecten en proberen we zo goed mogelijk daarop te sturen en de risico’s beheersbaar te houden. Maar tot een nihilrisico zullen we niet komen. De tijd voor ambitieuze plannen is niet voorbij. Ook in slechte tijden moet je blijven investeren, maar wel in de mate waarin het budget het toelaat. De ChristenUnie pleit ook juist voor anticyclisch investeren: dat spreekt het college zeer aan, dank daarvoor. Het college wil de motie ontraden over de verminderde opbrengsten van de opcenten motorrijtuigenbelasting. Bij deze belasting betreft het altijd een separate voordracht naar de Staten en dat lijkt mij ook het gepaste moment om daar besluitvorming over te laten plaatsvinden door diezelfde Staten. De heer BOUMANS (gedeputeerde): In de commissie had ik de externe advieskosten die wij voor North Refinery hebben gemaakt, nog redelijk in het hoofd. Maar zo de getallen precies noemen, dat durf ik nu helaas niet aan. Maar wij spreken in het voorjaar verder over North Refinery en ik heb de heer Veerenhuis-Lens toegezegd dat wij hem dat op dat moment inzichtelijk maken, zodat hij dan ook een nauwkeuriger beeld heeft bij wat er bij dit dossier omgaat qua financiën en menskracht. Dus het is niet uit het hoofd of uit het hart, maar we komen erop terug na de kerst. Mevrouw MANSVELD (gedeputeerde): De Partij van de Arbeid- en CDA-fractie stellen vragen over een actief economisch beleid. Ik kan alvast aankondigen dat we met het ‘Economisch Actieprogramma’ – de naam zegt het al – bij de versie 3.0 zijn. Dat betekent dat deze bijna onderweg is naar u. Wat zeker onderweg is naar u, is het energieprogramma dat u nog voor de kerstdagen ontvangt. De beide programma’s sluiten op elkaar aan en zijn op elkaar afgestemd. Als het gaat om de middelen, heeft de heer Batting volledig gelijk. Het geld ligt niet meer op straat, we zitten in een krimpende economie. Dus als het gaat om topsectorenbeleid zijn er inmiddels meerdere innovatiecontracten in de maak vanuit het noorden, maar wordt er ook sterk ingezet op hoe wij aan de Europese Interreg-middelen komen en de samenwerking aangaan met andere partijen om die middelen ook langdurig binnen te halen voor Noord-Nederland. Bij ‘oppimpen’ denk ik toch eerder aan auto’s en de film ‘Grease’, maar ik vind het een heel goede metafoor. Ik neem aan dat de heer Van Kesteren ook met de chauffeurs van de dienstauto’s heeft gesproken over de kwaliteit van hun werkplek. Ik kan een hele verhandeling houden over de toetsing van hoe en wanneer wij een auto aanschaffen, maar ik zal u in ieder geval meegeven dat wij het aantal kilometers naar 300.000 hebben opgeschroefd, zodat wij niet elke drie jaar maar elke vijf jaar nieuwe auto’s aanschaffen. Bovendien rijden er ook eigen en leaseauto’s. Ik neem de tips die u verder hebt gegeven, mee en wij werken binnen de budgetten zoals die zijn vastgesteld door de Staten. De heer JANSEN (PVV): Mag ik u erop wijzen dat er honderden taxichauffeurs in Nederland zijn die het ook met bijvoorbeeld een Volkswagen Passat doen van 30.000 euro? Mevrouw MANSVELD (gedeputeerde): Ja, ook daarin zie je hele verschillende autoklassen, ook limousines waarin zich vier banken achter elkaar bevinden. Ik vraag me altijd af wie daarin rijden, want die hebben altijd getinte ruiten. De heer HILARIDES (VVD): Ik had nog een vraag gesteld aan de gedeputeerde. Hij heeft de vraag over de motie van de SP inzake het uitputtingspercentage namelijk nog niet beantwoord. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Mijn voorstel was om met een werkgroep vanuit de Staten nog eens te kijken hoe wij die informatievoorziening rond de reserves en ook het uitputtingsniveau bij de
50
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 reserves inzichtelijk te maken. En ook over hoever die horizon moet reiken. Zo-even werd voorgesteld om een termijn van 40 jaar te pakken: nou dat is voor investeringen wel heel lang. Als men in 1880 had voorspeld hoeveel paarden er in 1920 in Parijs zouden rondrijden, dan had men de auto helemaal over het hoofd gezien. Dus 40 jaar wordt wel buitengemeen lastig. Maar onze intentie is om in de informatiebehoefte van de Staten zo goed mogelijk te voorzien. De heer HILARIDES (VVD): Om daar even een termijn aan te koppelen: ik begrijp dat wij daartoe in het begin van het nieuwe jaar – zo rond 1 februari – een actie kunnen verwachten vanuit GS? De VOORZITTER: Ik stel voor dat ik zometeen even als voorzitter van de Staten daarover een werkvoorstel doe. Mevrouw BENJAMINS (D66): De gedeputeerde vindt 40 jaar te lang. Zou 10 jaar een redelijker termijn zijn om in de motie te zetten? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Op dit moment hebben wij een doorkijk tot in ieder geval 2020, vooral ook met het oog op het RSP-verhaal. Je hebt natuurlijk infrastructuur zoals bruggen en weggen die een bepaalde levensduur hebben en waar ook afschrijvingstermijnen voor gelden – die trouwens ook opgenomen zijn in de jaarstukken. Maar zoals gezegd: de bereidheid is hier bij dit college om te bezien hoe wij u optimaal kunnen bedienen waar het gaat om informatie over de reserves en de investeringsprogramma’s. De punten van nadere uitwerking zoals die hier zijn gepasseerd, wil ik graag met u doornemen om te kijken hoe we daarin kunnen voorzien. De VOORZITTER: Ik wil even een voorstel doen, maar dan heb ik even de stem van de SP-fractie nodig of zij dat ziet zitten. De werkgroep, indertijd onder leiding van de heer Staghouwer, is inmiddels opgeheven. Gegeven de motie en wat erover gezegd is door een aantal Statenfracties kwam de gedeputeerde met een eenzijdig praktisch voorstel om met een werkgroep van de Staten even weer te kijken hoe dat vorm te geven is, hoe de informatie op sommige punten ook minder danwel meer kan en daarbij systematisch de punten in de motie bij langs te gaan. Daarbij kunnen ook de kanttekeningen gelden die de gedeputeerde plaatste. Is dat een manier van werken? Dan kunt de motie aanhouden, de werkgroep-Staghouwer zo snel mogelijk opnieuw in het leven te roepen. En daarmee hoeven we wat mij betreft niet tot 1 februari te wachten. Dan kunnen we er samen met de mensen van het ambtelijk apparaat naar kijken en met een concreet voorstel komen via de Statencommissie in de Staten. Dan kunnen we ook redelijk snel handelen. De heer SWAGERMAN (SP): Ik heb contact gehad met de mensen die de motie mede hebben ondertekend en die zeggen eigenlijk dat motie bij voorkeur inhoudelijk ingevuld moet worden. En ik heb ook aangegeven dat er wat SP-woordgebruik in staat, waar ook de gedeputeerde over viel. Met ‘in onvoldoende mate’ bedoelden wij te zeggen dat die informatie er links en rechts wel is, maar niet in een overzichtelijk verhaal. Ik noem één voorbeeld: als de gedeputeerde op gegeven moment roept dat er 30 miljoen beschikbaar is uit de reserve voor de Enexis-aandelen, dan had ik – en met mij ook anderen – toch even moeten zoeken of dat wel klopt en waar dat dan vandaan had moeten komen. Dat kan met zo’n overzicht toch redelijk gemakkelijk zijn. Daarom willen wij toch wel graag die motie in stemming brengen. De VOORZITTER: Dat is uw goed recht als u dat wilt. Dan vervalt mijn voorstel en dan wordt er gewoon over gestemd. Dan zijn we bij de tweede ronde. Ik hoor van het CDA een verzoek om een korte schorsing. Dat sta ik nu toe en dan hoor ik nog wel even de korte reacties van de fracties. [Schorsing van 13 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik heb twee meldingen van wijzigingen van moties, die nemen wij gelijk even mee in het rondje langs de fracties die daar graag van gebruik willen maken. Ik pak even een andere volgorde, omdat er twee Statenleden bij mij kwamen met wijzigingen. Dat is handiger, dan kunnen anderen daar, als zij daar behoefte aan hebben, op reageren. Ik begin even bij de SP, de heer Swagerman. De heer SWAGERMAN (SP): Wij willen als indiener in onze motie nummer 2 de genoemde periode van 40 jaar terugbrengen naar 10 jaar.
51
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer VAN KESTEREN (PVV): Aanvankelijk was een wijziging op onze motie de bedoeling, maar de VVD is wat verdeeld. Dus wij laten de motie intact op de wijze zoals die eerder was ingediend. Ik had valse hoop, maar bij de VVD weet je het over het algemeen wel. De heer BATTING (PvdA): Tegenover de motie van de SP staan wij weliswaar sympathiek. In die zin dat wij met de gedeputeerde enerzijds en met de Commissaris der Koningin anderzijds van mening zijn dat het wellicht goed is om alle ins en outs op een rijtje te zetten en via een werkgroep te bekijken hoe we hier het beste handen en voeten aan kunnen geven. En waarom? Ik wil ook verwijzen naar bijlage C bij de programmabegroting 2012, waarin een duidelijk overzicht staat van de reserves. Wellicht is het mogelijk om op een eenvoudiger wijze daar aanvullingen op te verstrekken. Voor wat betreft de motie ingediend door de VVD denk ik toch dat er sprake is van begripsverwarring. Er wordt in de motie gesproken over de gemiddelde betalingstermijn: dat begrip is niet anders dan de gemiddelde debiteurentermijn die over het debiteurensaldo gaat ten opzichte van de omzet maal 365 dagen. Dat is heel iets anders dan wat in de motie bedoeld wordt. Ik begrijp heel goed dat de VVD daarbij doelt op de afhandelingstermijn van facturen. Als de VVD er behoefte aan heeft haar motie navenant te wijzigen, dan willen we daar nog wel even goed over nadenken of we die dan kunnen steunen. Aan de moties van de PVV hebben we geen behoefte. Ik heb ook niet gehoord van de heer Van Kesteren hoe hij het dekkingstekort van ongeveer vijf ton wil invullen, want dat is de consequentie van zijn verhaal. Mevrouw GEERDINK (VVD): Met de uitleg en de toevoeging van de gedeputeerde over onze motie 1 kunnen we alleen maar instemmen. We trekken de motie dus in en dat hebben we ook afgestemd met D66. Dat wil dus wel zeggen dat we volgend jaar in het burgerjaarverslag geen overschrijdingen meer willen zien – of het nou de afhandelingstermijn betreft of de gemiddelde betalingstermijn. Anders komen we daar tezijnertijd, al of niet in een gewijzigde motie daarop terug. De VOORZITTER: Ik bevestig de intrekking van uw motie en u hebt de steun van uw Commissaris voor wat betreft het burgerjaarverslag. Gaat u voort. Mevrouw GEERDINK (VVD): Motie 2 is, wat ik nu begrijp, overbodig, omdat er een werkconferentie wordt georganiseerd en daar aandacht aan wordt gegeven. Wij gaan ervan uit dat ook de uitputting van de reservefondsen daarin wordt meegenomen. Zo ja, dan gaan wij mee in het feit dat die motie overbodig is. De heer BROUNS (CDA): De VVD concludeert dat er een werkconferentie wordt georganiseerd. Op grond waarvan concludeert u dat? Mevrouw GEERDINK (VVD): Dat concludeer ik zowel uit de intenties die hier door de zaal gaan als uit de woorden van de gedeputeerde. De heer BROUNS (CDA): De gedeputeerde heeft volgens mij in deze Staten een voorstel gedaan hoe wij materieel invulling zouden kunnen geven aan datgene wat de motie beoogt. En de indieners van de motie hebben aangegeven dat ze haar in stemming willen brengen. Dus volgens mij is er, zolang deze Staten niet uitspreken wat ze willen, niet besloten om iets te organiseren. Mevrouw GEERDINK (VVD): Daar hebt u volgens mij 100% gelijk in. Dus dan zullen we ons daar nog even op beraden. Het ligt in lijn met wat we hier zeggen, dus daar kunnen we daarbij ook makkelijk vóórstemmen met dus de toevoeging dat het wel een werkconferentie moet zijn en duidelijk moet zijn wat die oplevert. Motie 3: daar zijn we tegen, omdat er, zoals ook al in de integrale begroting staat, al een structureel lagere opbrengst is van de motorrijtuigenbelasting. Daarvan hebben we al gezegd dat we daar blij mee zijn, dus daar houden we het bij. De vierde motie vinden we op zich wel sympathiek, want zij past wel bij die Bruna-doctrine van ‘meer met minder’, maar die aanschafprijs is maar een van die variabelen. Eigenlijk zou je eens overall moeten kijken of het goedkoper kan en daar kunnen ook dingen als duurzaamheid en verbruik in worden betrokken als variabelen. Zoals de motie er nu ligt, stemmen we tegen. De VOORZITTER: De SP zei net al dat zij in haar motie de periode van 40 jaar heeft gewijzigd in 10 jaar. U brengt de motie als zodanig in stemming. Vindt u het vervolgens ook nuttig dat we dat dan
52
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 vervolgens doen door middel van een werkgroep – zoals we eerder hadden besproken – of met werkconferentie? Of dat we dat even in het presidium bekijken? Dat zijn allemaal mogelijke varianten. Het lijkt mij dat alles erop gericht moet zijn om het zo praktisch mogelijk inrichten zodat we het ook zo snel mogelijk klaarkrijgen. De heer SWAGERMAN (SP): Ik heb via andere contacten begrepen dat als we dit allemaal zo uit laten zoeken, het op zich niet zo’n probleem zou moeten zijn. Dus voor wat betreft de gegevens zoals ze hier staan, gekoppeld ook aan de reserves en de uitputting daarvan, zou het redelijk mogelijk moeten zijn om daaraan te voldoen. In mijn verhaal heb ik gezegd dat vooral de discussie over het Nauw van Calon kan leiden in een groep tot een aanpassing in die rapportage. Maar dat staat dan even los van deze motie. Dus wij zouden deze – met de aanpassing naar 10 jaar – gewoon uitgewerkt willen zien. De heer HILARIDES (VVD): Ik begrijp daaruit dat als resultaat van de motie u er geen bezwaar tegen heeft om dat in de Voorjaarsnota dan te verwerken? Dat lijkt me zinnig, want wij vinden dat we dat in ieder geval zo beknopt mogelijk moeten maken en er niet allerlei extra rapportages moeten komen. De heer SWAGERMAN (SP): Nee nee, onze bedoeling is om dat verder in de planning- en controlcyclus mee te nemen, dus dat betekent bij de Voorjaarsnota. Ook wij wensen even geen tekort van potentieel vijf ton als het gaat om aanpassing van de motorrijtuigenbelasting, dus met die motie zijn wij niet akkoord. Motie 4 hebben wij geloof ik de afgelopen jaren ook al een aantal keren zo ingediend, dus die zullen wij steunen. De heer BROUNS (CDA): Bij motie 2 moge het duidelijk zijn dat wij vóór zullen stemmen. Bij motie 3 over de motorrijtuigenbelasting zullen wij niet vóórstemmen. Ik wil daar wel de kanttekening bij plaatsen dat we in het kader van de Voorjaarsnota 2012 nog gaan bezien in hoeverre de eerder aangekondigde verdere verhoging en ook de relatie die er ligt met het rijksbelastingplan en de maatregelen voor energiezuinige auto’s. Dus ongetwijfeld zullen we daar dan nog verder over spreken. Dan motie 4. Het is een motie van de PVV waarin een duidelijk signaal afgegeven dat als wij als politieke ambtsdragers gebruik maken van faciliteiten, wij ons er wel heel erg bewust van moeten zijn dat de soberheid best in acht mag worden genomen. En ik moet zeggen: dat vindt onze fractie ook. Dat moet je goed overwegen. Het is wel zo dat het noemen in deze motie van een maximumbedrag een mate van gedetailleerdheid wordt, vanwaar wij moeilijk kunnen beoordelen – als het gaat om de functionaliteit van de auto in relatie tot het investeringsbedrag – of dit het maximumbedrag zou moeten zijn. Die mate van gedetailleerdheid gaat ons te ver. Wat wij wel in het licht van deze motie richting het college nadrukkelijk willen meegeven, is om terughoudend te zijn als het gaat om de inzet van de auto’s, hoeveel kilometers zij gedurende hun levensduur voor onze provincie maken en de hoogte van de investeringen – en het laatste dan nadrukkelijk ook in relatie tot de bijkomende kosten zoals onderhoud, brandstofverbruik en dergelijke. Kortom: in de geest van de motie terughoudend, maar wel functioneel. Mevrouw BENJAMINS (D66): Motie 2 gaat inderdaad puur om transparantie en duidelijkheid over de financiële zaken en meer niet. Die steunen wij dus, zeker na de aanpassing op 10 jaar: die termijn vinden wij reëel. De moties 3 en 4 steunen wij niet. De heer VAN KESTEREN (PVV): De PvdA merkt terecht op dat er minder financieel perspectief is en dat de begrotingsruimte is verslechterd. In dat licht zou ik nogmaals bij de PvdA en de partijen met het keurmerk ‘duurzaam’ willen pleiten voor steun aan onze motie aangaande de dienstauto’s. Het zou de geloofwaardigheid met betrekking tot het thema duurzaamheid vergroten. Jammer, nogmaals, van de VVD die overigens onze motie-dienstauto’s weliswaar sympathiek vinden, maar niet unaniem de motie gaat steunen, terwijl deze zo mooi aansluit bij het VVD-uitgangspunt ‘meer voor minder’. Maar we hebben het daar in de komende periode nog wel eens over, mevrouw Geerdink. Ten aanzien van de vertrouwelijkheid zal ik een voorbeeld geven, meneer Moorlag. Vertrouwelijkheid aan onder andere private partijen om die te beschermen, terwijl zij – dat is mijn ervaring en beleving – zelf de openbaarheid zoeken. Waarom zouden wij dan nog vertrouwelijkheid moeten hanteren? Onze opstelling ten aanzien van de ingediende moties zullen wij kenbaar maken door middel van ons stemgedrag.
53
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011
De heer POST (GroenLinks): Van de motie nummer 2 hebben we wat mij betreft afdoende gewisseld, ook in praktische zin, hoe daar invulling aan gegeven zou kunnen worden. Wij vinden de motie overbodig, maar we hebben in elk geval de intentie om er zo mee om te gaan zoals er net ook over is gesproken om zo snel mogelijk de werkgroep aan het werk te stellen. Bij motie 3 zal het u niet verbazen dat wij tegen verlaging van de motorrijtuigenbelasting zijn. En motie 4: duurzaamheid staat zeer hoog in ons vaandel. Maar wij vertrouwen erop en vinden het ook een verantwoordelijkheid van GS om daar de juiste afweging in te maken en dat zal ongetwijfeld ook weer tot ons komen. De collega van het CDA heeft daar wijze dingen over gezegd en daar zou ik graag bij aan willen sluiten. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Wij zullen instemmen met motie 2 en niet met motie 3 en 4. De VOORZITTER: Dan een reactie van het college, de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Waar het gaat om de betalingstermijn: die zal uiteraard weer in het burgerjaarverslag aan de orde komen. Aan de norm van de gemiddelde betalingstermijn voldoen we, aan de uiterste betalingstermijn (norm 85%) voldoen we niet. Maar wij gaan hier in huis wel een heel scherp onderscheid maken tussen vermijdbaar en verwijtbaar aan de ene kant en nietvermijdbaar en niet-verwijtbaar aan de andere kant. Want als het gaat om onvoldoende specificatie, onvoldoende verantwoording, onjuiste adressering, onjuist betalingsgegevens, dan mag u het deze organisatie niet kwalijk dat er dan niet binnen de termijnen wordt geacteerd. Maar dat onderscheid zal gemaakt gaan worden. Dan de motie over de informatieverstrekking. Het voornemen van het college is om de Staten te bedienen. Met die 10 jaar wordt dat veel gemakkelijker. Van de overwegingen waarin staat dat dit allemaal ‘onvoldoende’ is, neemt het college afstand, omdat we menen dat we na de werkgroep alles correct hebben uitgewerkt. Maar we willen overnemen wat materieel hier in deze motie wordt gesteld. Wij zullen met een concreet voorstel komen. Er staat nu heel stellig in om dat overzicht te presenteren bij de Voorjaarsnota. We hebben een toezegging lopen om een geactualiseerd cashflowoverzicht te verstrekken aan de Staten en dat zal voor de komende Statenvergadering geschieden. Maar in het voorstel dat we uitbrengen zullen ook de andere aspecten aan de orde komen zoals de uitputting. Ik geef daarbij wel aan dat we zoveel mogelijk zullen putten uit de bestaande verantwoordingen. Want we hebben ook afgesproken met elkaar dat we de verantwoordingshoeveelheid zouden terugbrengen en dat we de verantwoording ook zoveel mogelijk in de cyclus zouden opnemen. Dus met die kanttekeningen is het college bereid om die motie uit te voeren dat zeggen wij u toe. Vertrouwelijkheid is een telkens terugkerend onderwerp. Dat geldt ook voor de motorrijtuigenbelasting, want ik kreeg zo-even nog een briefje vanuit het ambtelijk apparaat toegespeeld dat wij de voordracht voor de motorrijtuigenbelasting voor het komende jaar vorige maand hebben vastgesteld. Dus de heer Van Kesteren gaat wel heel snel in de herkansing. De VOORZITTER: Dank u, dan zijn we toe aan de stemmingen. Motie 1 is ingetrokken. De gewijzigde motie 2 – waar 40 jaar stond is het 10 jaar geworden – : wie is daartegen? Dat is de fractie van GroenLinks. Dan is die aangenomen. U hebt net gehoord in heel praktische zin wat de heer Moorlag daarover zei. Dus dan komt er een uitgewerkt voorstel op basis van deze motie en dan denk ik dat in de Commissie BFE even gekeken wordt of er behoefte is aan iets in de sfeer van een werkgroep of het voorstel van GS voldoende is. Akkoord? Goed. Motie 3. Wie is daarvoor? De fractie PVV. Dan is die verworpen. Motie 4. Wie is daarvoor? De fracties PVV, Vrij Mandaat en de SP. Dan is die verworpen. En tot slot is het besluit van de voordracht aldus vastgesteld. Dank.
54
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 A.3 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 1 november 2011, nr. 2011-48434, MB, inzake budgetfinanciering van de Stichting Natuur- en Milieufederatie Groningen voor de jaren 2012 t/m 2015 (36/2011) De VOORZITTER: Ik begin dit agendapunt bij de fractie van het CDA. De heer KRAJENBRINK (CDA): We bespreken hier het voorstel van het college betreffende de subsidieverstrekking aan de Natuur- en Milieufederatie. Noord-Nederland zet sterk in op de economische clusters rond agrobusiness, food, water, healthy aging, sensoren en energie. Woorden die onze Commissaris onlangs nog uitdroeg tijdens het bezoek aan onze oosterburen. Het CDA ondersteunt deze keuze van harte. Daarnaast vindt het CDA dat een sterk maatschappelijk middenveld belangrijk is om de doelen te realiseren. Wanneer nodig, dan moet de overheid dat ook ondersteunen. Echter niet alleen. Er moet voldoende draagvlak zijn vanuit de samenleving, die dat ook financieel laat zien. Particulieren en bedrijfsleven hebben hierin ook een taak. De aanvraag van de Milieufederatie is door GS beoordeeld op de ondersteuning van de eigen doelen en men is daar content mee, behalve dat men niet alle uitgangspunten ondersteunt. Onze vraag is: welke uitgangspunten ondersteunt het college niet? De functies spreekbuis, voorlichting, aanjager en belangenbehartiging hebben ook onze ondersteuning. We hebben wel moeite met belangenbehartiging als het gaat om procederen tegen de overheid met middelen van diezelfde overheid. Daar zijn wij op tegen. Ik neem aan dat de ChristenUnie hier verdere vragen over zal formuleren richting het college. In de voordracht staat dat de provincie 237.000 euro financiert, oftewel rondom de 40%. Maar daarnaast zijn er ook allerlei projectfinancieringen waaraan de provincie ook weer meedoet. Wij willen weten wat de totale provinciale bijdrage is, wanneer we bijvoorbeeld terugkijken naar eerdere jaren. Juist ook om te kijken naar het draagvlak uit de maatschappij. Dan de verdere inhoud van de voordracht en de subsidiebeoordeling. In de thema-aanpak duurzame bedrijvigheid, klimaat en energie en communicatie zien wij een goede aanpak. De werkwijze zoals bij de Eemsdelta en de inbreng rondom energie zijn goede voorbeelden van een Milieufederatie die constructief bijdraagt aan de discussies en planvorming. Dit uiteraard leidt tot uitgangspunten waar je het niet altijd eens mee hoeft te zijn, echter wel een constructieve houding. Complimenten richting de Milieufederatie voor deze houding. De heer VISSER (PvdA): Bent u van mening dat een gezelschap als het onze bij het toedelen en goedkeuren van subsidies de organisatie als het ware moet wegen of zij zeggen wat wij vinden dat ze moeten zeggen? Of hebben zij een onafhankelijke taak waar wij overigens ook baat bij kunnen hebben? De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat laatste. De heer VISSER (PvdA): Dus u vindt dat dat belangrijk is? De heer KRAJENBRINK (CDA): Je hoeft er niet altijd eens mee te zijn, maar ondanks dat kun je tóch besluiten om subsidie te verlenen aan een instelling, juist om een kritische discussie te kunnen voeren. De heer VISSER (PvdA): Maar kunt u uw bezwaren nog even wat helderder toelichten? De heer KRAJENBRINK (CDA): Daar kom ik nog op. Deze constructieve houding zien wij echter niet terug in het beleidsplan voor de groene ruimte: daar komt het eigenlijk op neer. Hierin zien wij nog soms een ouderwetse kant. Daar waar uitdagingen liggen op het gebied van waterbeheer, ruimtelijke ordening, agrobusiness, food, energie en healthy aging stelt de Milieufederatie Groningen een aanpak die wat lokaler gericht is, weer op stilstand en behoud. Dit terwijl dit juist speerpunten zijn zoals ik die net ook heb aangegeven en die ook door de Commissaris zijn verwoord. Speerpunten van onze provincie waar wij ook onze kracht uit halen. Daar wordt op de rem getrapt. Niet door te conserveren maar door te werken naar een oplossing voor het beheer van de groene ruimte, productie en verwerking van voedsel en energie, zoals bovenstaande doelen weergeven. Een aantal voorbeelden wil ik daarbij aangeven. Onder andere: de zoetzoutovergangen in brakwatergebieden aan de Waddenkust langs de rand van de Eems-Dollard, de bedreiging van het landschap, zoals ook aangegeven, door schaalvergroting van de landbouw, nieuwe infrastructuur en bedrijvigheid. Dit zijn ook punten die voor ons van belang zijn. Daarnaast
55
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 willen ze eerlijker voedsel. Prima, maar dat we als tegenhanger van schaalvergroting en het belang van het regionaal, duurzaam en biologisch voedsel mogelijk maken. Voorbeelden die laten zien wat de dilemma’s zijn in de samenleving. Dat is op zich ook niet verkeerd, maar als een spin in het web zou de Milieufederatie Groningen daar moeten helpen zoeken naar oplossingen en naar een uitgebalanceerd verhaal in plaats van voor het enkelvoudige pleiten. Net zoals men dat op andere standpunten wel doet, zien wij hier toch een andere houding dan bij de andere sectoren. En wij vinden dat een gemiste kans. De heer VISSER (PvdA): U vindt dit een gemiste kans, maar het gaat ook om de principiële afweging. Met andere woorden: u oordeelt inhoudelijk over een opstelling van een instelling of een rechtspersoon in dezen. Maar als wij op deze manier zouden gaan afwegen, hoe zou het dan bijvoorbeeld moeten gaan met de toebedeling van subsidies die bijvoorbeeld politieke partijen landelijk ontvangen – de uwe en de mijne? Die worden ook verstrekt vanuit het beeld dat daar ook geluiden mee kunnen worden ontwikkeld die door andere partijen mogelijk als niet-constructief kunnen worden ervaren, maar die in het maatschappelijke en politieke debat zinvol, al dan niet in dialectiek, kunnen worden gewisseld. Dus u begint toch wat te morrelen aan dat principe. De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat is niet de bedoeling. Wij willen een houding van instellingen die wij willen subsidiëren – want dat doen we met name ook om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken – teneinde ook het maatschappelijke debat aan de gang te brengen. Dus dat is een goede zaak. Maar je moet uiteindelijk niet allerlei instellingen subsidiëren die dusdanig destructief zouden zijn in het behalen van doelstellingen. Dat zeg ik op dit moment niet over de Milieufederatie Groningen, want ik heb daaraan al heel veel complimenten uitgedeeld. Maar op één onderdeel zien wij wel een andere houding. En als die je andere houding ziet, moet je haar ook gewoon benoemen en wij zullen het college dan ook vragen hoe men daartegenaan kijkt en daar invulling aan wil geven om toch ook te kijken naar die houding ten aanzien van de groene ruimte. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik hoor u spreken over een behoudende opstelling van de Milieufederatie op bepaalde dossiers. Maar dat koppelde u vlak daarna aan een destructieve houding, u bedoelde daar niet de Milieufederatie mee. Maar welke instellingen bedoelde u dan wél? De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik heb aangegeven dat er op één onderdeel, namelijk de groene ruimte, een andere houding is over hoe je omgaat met en uiteindelijk toewerkt naar een constructieve oplossing. Dat is de gedachte die wij hebben en wij zien die wél terug in een aantal andere elementen, waarbij men samen op zoek gaat naar gerichte oplossingen. Dat vinden wij ook prima en die functie ondersteunen wij van harte, al kun je daarover van mening verschillen. Maar uiteindelijk moet het einddoel wel een constructieve gedachtegang zijn. En alleen ervoor pleiten: ‘zo zou het volgens ons moeten worden en anders stappen we naar de rechter’ vinden wij een insteek waarvan wij ons afvragen of we daar wel een ondersteuning voor moeten verlenen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Als u het hebt over een instelling met een andere mening dan die van ons, bedoelt u dan het CDA of de provincie? De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik heb tot twee keer toe ‘de provinciale instelling’ genoemd. Ik citeerde zelfs onze Commissaris bij onze algemene provinciale doelen, want daar toetsen we ook uiteindelijk op. Dus niet de mening van een Statenfractie op zich. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik neem aan dat de heer Krajenbrink de voordracht heeft gelezen. Is dat zo? De heer KRAJENBRINK (CDA): Ja hoor. Mevrouw DE GRAAF (D66): Wilt u mij dan uitleggen hoe u tot de conclusie bent gekomen dat de juridische procedures die de Milieufederatie aanspant, betaald worden uit subsidiegeld? De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat hebt u mij ook niet horen zeggen. In de commissie zijn daar ook vragen over gesteld, ik heb ook aangegeven dat de ChristenUnie daar ook nog verdere vragen over zou stellen. Wat wij willen voorkomen is dat er provinciaal geld naar een instelling gaat, die vervolgens procedures gaat aanspannen tegen de provincie. En dat is natuurlijk altijd heel lastig, want als jij al het geld in één pot stopt en vervolgens kun je daaruit links- of rechtsom niet meer traceren waar dat geld
56
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 vandaan komt, wordt er juridisch geprocedeerd. Wij willen in ieder geval dat dat niet uit de provinciale middelen plaats zal vinden. En of dat plaatsvindt, kan ik nu nog niet beoordelen. Mevrouw DE GRAAF (D66): Het gaat u dus principieel om procedures die aangespannen worden tegen de provincie. Klopt dat? De heer KRAJENBRINK (CDA): Nou, ik heb het net gehad over de houding ten aanzien van een van de onderdelen. Daar waar het gaat om de procedure tegen diezelfde overheid waar je dan vervolgens ook nog een subsidie van krijgt, daar hebben wij moeite mee. Dat klopt. De heer MASTENBROEK (SP): Kunt u dan misschien ook uitleggen waaróm u daar zo’n moeite mee hebt? Wat is daarop tegen? Als de provincie een verkeerd besluit neemt en een groepering die opkomt voor de belangen van natuur en milieu, procedeert daarover, wat is daar dan mis mee? De heer KRAJENBRINK (CDA): Als de provincie een verkeerd besluit neemt, dan zijn wij er als Staten om daar een oordeel over te vellen. En wij zijn van mening dat de Milieufederatie prima haar eigen oordeel mag vellen en ook best mag procederen, maar niet met de gelden van de provincie. Dat is een principieel iets voor ons. Men mag dat gerust met andere maatschappelijke gelden doen, prima. De heer MASTENBROEK (SP): Ten eerste: procederen met provinciaal geld doen ze ook niet en dat blijkt ook heel helder uit de stukken en de beantwoording in de commissie. En ten tweede: het kan toch zo zijn dat wij hier in de Staten een beslissing nemen, waarbij we allerlei belangen afwegen en we uiteindelijk tot een besluit komen en later blijkt bij een rechter dat de belangen van natuur en milieu daarbij niet gediend zijn. Is dat niet een nuttige functie dan die Natuur- en Milieufederatie heeft? De heer KRAJENBRINK (CDA): Ik heb u net al aangegeven dat ik het een nuttige functie vindt voor de maatschappij dat er een instelling is als de Milieufederatie. Ik heb niet aangegeven dat er juridische procedures plaatsvinden. Ook in de commissie was er een discussie over of er vanuit de provinciale subsidie juridische procedures worden bekostigd. Nou, dat was de vraag en het antwoord kwam daar nog niet helemaal naar boven. Daarover willen wij de helderheid hebben dat dat niet het geval is. Wij zijn in ieder geval van mening dat je dat niet zou moeten willen. Men moet wel tot de wens komen, ondanks dilemma’s, om tot een oplossing te komen, juist al die provinciale speerpunten aan de orde komen. Wij beoordelen uiteindelijk ook hoe het helpt om doelen te bereiken. Daarop willen wij juist ook deze voordracht op beoordelen en daarvoor heeft GS ook een beoordeling gedaan. Wij willen nogmaals vragen aan GS hoe men hiertegenaan kijkt en hopen op een meer bevredigend antwoord dan zoals dat in de commissie is verwoord. En om ons signaal kracht bij te zetten, dienen wij hierbij de volgende motie in. De VOORZITTER: We hebben hier motie 1 van het CDA, mede ondertekend door de ChristenUnie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011, Constaterende dat: - de huidige subsidieperiode van de Stichting Natuur- en Milieufederatie Groningen op 31 december 2011 ten einde loopt; - de Staten voor de komende vier jaren een besluit dienen te nemen over de subsidiëring van NMFG; - de Staten in 2010 hebben besloten een bezuiniging van 25% door te voeren op de budgetsubsidie voor de NMFG vanaf 2012; Overwegende dat: - de NMFG een vierjarenbeleidsplan heeft opgesteld (2012-2015) en een werkplan 2012; - in het beleidsplan van de NMFG wordt rekening gehouden met de korting van 25%; - in het beleidsplan wordt rekening gehouden met de gewenste functies van de NMFG voor de doelen – spreekbuis, voorlichting, aanjaagfunctie, luis-in-de-pels – die de provincie heeft; - in het beleidsplan wordt voor het themaonderdeel Groene Ruimte de rol als belangenbehartiger beperkt opgevat, dit in tegenstelling tot de rolopvatting bij de andere thema’s; Spreken uit dat:
57
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 -
het college van GS bij de toekenning van de subsidie aan de NMFG ten behoeve van haar eigen provinciale doelstellingen de voorwaarde stelt dat in het beleidsplan de brede rolopvatting onverkort wordt toegepast bij alle thema’s;
En gaan over tot de orde van de dag.” De heer MASTENBROEK (SP): Ik heb toch nog problemen met uw principiële opstelling. In de eerste plaats gaat u ervan uit dat deze organisatie mogelijk – en dat is overigens uw eigen kwalificatie – misbruik zou kunnen maken van subsidiegelden. Dit zou ook keurig via verantwoordingen achteraf kunnen worden vastgesteld. Dus vanwaar dan dat wantrouwen? Want dat proef ik toch een beetje in uw woorden. Het tweede is dat wij als overheid – en volgens mij heeft uw partij daar in andere gezelschappen ook periodes lang aan meegewerkt – bijvoorbeeld subsidies aan de Stichting Vluchtelingenwerk hebben gegeven voor rechtsbescherming of rechtshulp aan hun cliënten. Dus ook tegen diezelfde overheid die wij in dezen vertegenwoordigen. Daar hebt u ook gewoon steun aan gegeven. Met andere woorden: uw bezwaar is volgens mij heel sterk verbonden met de ideologische appreciatie van de instelling Milieufederatie. Heb ik dat juist? De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat hebt u in principe niet juist. Wij zijn in principe van mening dat een Milieufederatie moet doen waarvan zij zelf vindt dat haar uitgangspunten moeten zijn. Dus als zij uiteindelijk juridisch wil procederen, dan is dat haar eigen keus. Maar wij staan als provincie wel voor de keus: willen wij instellingen ook subsidiëren, waarbij met ons provinciaal geld heel gericht ook allerlei juridische procedures worden aangespannen tegen beleid waar wij eigenlijk vóór zijn en tegen de doelstellingen zoals we die willen hebben? Dat zou enigszins contraproductief zijn. Er wordt natuurlijk wel eens geprocedeerd. En dan krijg je de maatschappelijke discussie over dat de provincie aan de ene kant subsidieert en aan de andere kant ook heel veel geld erin steekt om allerlei ontwikkelingen tot stand te brengen. Dat betekent dus eigenlijk dat we met provinciaal geld ook ander provinciaal geld bestrijden. Nou, dat zou je eigenlijk niet moeten willen. Vandaar dat wij ook heel sec zeggen dat het niet vanuit de subsidiestroom van de provincie mogelijk zou moeten zijn om daarmee juridische procedures aan te spannen. De heer MASTENBROEK (SP): Het is dus uw principiële mening dat geen enkele provinciale subsidie mag worden aangewend door welke instelling dan ook om tegen diezelfde provincie te litigeren? De heer KRAJENBRINK (CDA): Nou, wij spreken in dit geval over de Milieufederatie en nu beoordeel ik dat. En of dat ten principale voor alle instellingen geldt? Daar waar het indruist tegen de doelstellingen die je als provincie hebt, kan ik me dat zo voorstellen. De heer MASTENBROEK (SP): Dan stel ik dus vast dat u dus een politieke afweging maakt over het principiële recht van een instelling die onze subsidie ontvangt, om dit te doen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Het CDA geeft aan de Milieufederatie op heel veel terreinen goed werk verricht, maar op sommige terreinen is zij wat behoudend en conservatief. Zou het niet zo kunnen zijn dat juist de terreinen die u noemde, zoals de schaalvergroting in de agrobusiness, nou juist de gebieden zijn waarbij natuur en milieu ernstig geschaad worden in deze provincie? En het dus juist heel goed is dat de Milieufederatie ons daarop wijst? De heer KRAJENBRINK (CDA): Dat zou kunnen. De heer RAM (PVV): Een federatie als pleitbezorger voor bomen en graspollen in de provincie Groningen. Mijns inziens een federatie met een tunnelvisie gericht op de Eemshaven, waarbij de federatie zich richt op de compensatie van industrie en desondanks het feit dat we die industrie zo hard nodig hebben, gezien de hoge werkloosheid hier in Groningen. We kunnen dus niet spreken van een federatie die zich richt op het belang van de gehele provincie. Een belangrijk argument om deze federatie niet langer subsidie te verlenen. Als we kijken naar de cijfers van de afgelopen jaren, dan zien we dat het subsidiebedrag aan de Natuur- en Milieufederatie sterk is gestegen. Bedroeg deze in 2005 nog slechts 500.000 euro voor de gehele periode, in vijf jaar tijd is de subsidie nagenoeg verdubbeld tot een slordige 900.000 euro. Hoe kan GS die toename verantwoorden in deze crisistijd? Financieel gezien een behoorlijke last en risico en hier wordt nog meer geld naartoe gestuurd in deze tijd van bezuinigingen. En waarom
58
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 meteen een subsidie voor bijna 1 miljoen euro voor de gehele periode van vier jaar? Is het niet slimmer om per jaar een subsidie toe te kennen om de vinger aan de pols te houden? Daarbij komt dat de federatie het afgelopen kalenderjaar een verlies van 223.000 euro heeft geleden en dat er de afgelopen jaren nauwelijks tastbare resultaten zijn bereikt. Voor de PVV een signaal dat de federatie niet verantwoord omgaat met het geld van de Groningse Henk en Ingrid. Welke garantie geeft GS dat er gedegen controle uitgeoefend is op de wijze waarop de federatie de subsidies van de afgelopen jaren heeft besteed? Was dit conform hun subsidieaanvragen en de daarin vermelde activiteiten? Voor het overige geeft de subsidieaanvraag een vertekend beeld. Zo vragen enkele bij de federatie aangesloten organisaties ook nog zelfstandig subsidie aan. Een voorbeeld is de Waddenvereniging die in 2010 ook voor meer dan een ton aan subsidie heeft ontvangen van de overheid. In deze subsidieaanvraag wordt zelfs aangegeven dat er later eventueel nog projectsubsidies zullen worden aangevraagd om de projecten te kunnen draaien. De PVV ziet hierin een belangrijk argument om een dergelijke subsidieaanvraag niet te honoreren. Laat particulieren en de leden de rekening van de federatie betalen. Als klap op de vuurpijl wil ik nog een belangrijk argument noemen voor het feit dat wij voor een subsidiestop aan de Natuur- en Milieufederatie pleiten. Een federatie die de provincie al geruime tijd tegenwerkt als het gaat om de kolencentrale in de Eemshaven. We zijn bezig een organisatie financieel te ondersteunen die vervolgens het door een minderheid van de Provinciale Staten gesteunde beleid onderuit probeert te halen. De Groningse burger betaalt op deze wijze mee aan de kostbare vertragingsactie die de burger in ieder geval niets zal opleveren. Dus geen cent meer naar de Natuur- en Milieufederatie. En daarom wil ik een motie indienen. De VOORZITTER: Ik lees voor motie 2 van de PVV-fractie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 december 2011, Kennis genomen hebbende van: - de voordracht van Gedeputeerde Staten en het voornemen om de Stichting Natuur- en Milieufederatie voor een periode van vier jaar € 238.000,= per jaar toe te kennen; Constaterende dat: - in de afgelopen periode een verlies heeft geleden van € 23.000,= en nauwelijks tastbare resultaten zijn bereikt; - de Natuur- en Milieufederatie het door een meerderheid van de PS gesteunde beleid onderuit probeert te halen; Van mening zijnde dat: - een organisatie die subsidie krijgt van de provincie niet tegen het beleid van de provincie dient te procederen; Roepen het college op: - de voordracht inzake budgetfinanciering in te trekken; En gaan over tot de orde van de dag. Mevrouw MORTIERS (PvdA): De dag die op 1 december werd georganiseerd door de Natuur- en Milieufederatie in Bad Nieuweschans en die in tegenstelling tot het CDA, de VVD en de PVV door alle andere fracties werd bijgewoond, verdiend de volle steun die wij hebben uitgesproken ten aanzien van de subsidieverstrekking aan deze belangrijke organisatie. Mevrouw WULFSE (VVD): De VVD wil dit toch even via een andere route aanvliegen. Het gaat om de Natuur- en Milieufederatie, maar ik wil het toch iets breder trekken en wel met name over die juridische procedures. In een rechtszaal zijn normaal gesproken twee partijen aanwezig, die twee verschillende belangen vertegenwoordigen. Als de advocaten van beide partijen dus door dezelfde hand betaald worden, is er dus eigenlijk iets heel vreemds aan de hand. En die hand wordt door de belastingplichtige betaald. Wij willen de gedeputeerde vragen dit in een wat breder perspectief te trekken, het gaat ons niet speciaal om deze organisatie want met de voordracht hebben wij op zich geen problemen. Wij willen hem vragen of hij bereid is om te zoeken naar mogelijkheden, voorwaarden of anderszins om dit type situaties te vermijden.
59
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 De heer MASTENBROEK (SP): Ik had willen zeggen dat sturing van luizen-in-de-pels ongewenst is en nu wordt opnieuw de hele discussie over de juridische ondersteuning overgedaan. Volgens mij blijkt uit de stukken wel dat er geen geld door de Natuur- en Milieufederatie wordt gebruikt voor juridische ondersteuning en dat daar andere bronnen voor zijn. Maar ik zie het principe ook niet en ik wil afsluiten met een citaat op pagina 28: “Allerlei overheidsbesluiten waar bescherming van natuur, milieu en landschap in het gedrang komen, proberen wij op de voet te volgen. Het liefst worden wij betrokken bij de voorbereiding van besluiten. Dat zie je ook in de praktijk. Dat heeft vaak tot resultaat dat goed met de belangen van natuur, milieu en landschap rekening wordt gehouden, maar niet altijd. Het voeren van juridische procedures kan dan als laatste middel worden ingezet. Met name als belangen van bij ons aangesloten organisaties in het geding zijn.” Dat lijkt mij een heel nuttige functie en mijn fractie stemt dan ook in met deze voordracht. Mevrouw DE GRAAF (D66): D66 is er teleurgesteld over dat deze voordracht als A-stuk is geagendeerd. Wij zijn ervan overtuigd dat de Stichting Natuur- en Milieufederatie, die scherp en kritisch kijkt naar onze leefomgeving. Het maatschappelijke debat en het beleid dat daarop los wordt gelaten, moeten worden ondersteund. Bij een goed democratisch proces, waar wij in deze Staten voor staan, horen kritische geluiden danwel acties, zeker richting ons eigen provinciaal beleid. Dit hoort bij een beschaafd land. En als wij als provincie een keer bakzeil halen, dan moeten wij niet de subsidie intrekken, maar de hand in eigen boezem steken. Want dan hebben wij provinciaal steken laten vallen en hier moeten wij van leren. Doen wij dat niet, dan zijn wij eigenlijk niet veel beter dan de eerste de beste bananenrepubliek – om het woord maar eens te gebruiken dat hier wel vaker gevallen is. En om terug te komen op wat de VVD zei, wil ik graag het voorbeeld van mijn collega aanhalen uit de commissie. Wat doen wij als ik veel te hard rijd op de A7 – geen 130 maar 150 kilometer per uur – en ik word aangehouden door een politieagent? Die wordt ook betaald uit openbare middelen en die bekeurt mij. En ik rijd op een weg die is aangelegd uit openbare middelen. Wat doe ik dan? Word ik dan heel erg boos? Nee, dan moet ik de hand in eigen boezem steken, want dan heb ik gewoon te hard gereden. Mevrouw VAN DER GRAAF (Christen Unie): De fractie van de ChristenUnie ziet de Natuur- en Milieufederatie als een waardevolle organisatie die een belangrijke rol vervult in het aanscherpen van ons provinciaal beleid. Wij steunen dan ook van harte de voordracht voor een budgetfinanciering voor de komende jaren. In haar rol als luis-in-de-pels kan de Milieufederatie ook juridische procedures tegen provinciaal beleid ondersteunen of in gang zetten. En daartoe – begrijp ons goed – heeft zij het volste recht, we hebben ook niet de intentie op dit ook manier enigszins in te perken. Wel vragen wij ons af of het wenselijk is dat hiervoor gebruik wordt gemaakt van provinciaal subsidiegeld. Dit met het oog op de transparantie van de overheid en het gescheiden en zuiver houden van de rollen, mocht het daadwerkelijk komen tot procedures. En op dit moment is het onvoldoende inzichtelijk dat het subsidiegeld hier nu niét aan wordt besteed. De oplossing die wij aandragen voor dit aandachtspunt, is dat je dit zou kunnen opnemen in de subsidievoorwaarden, een vrij eenvoudige oplossing volgens ons. Wij benadrukken nogmaals dat wij de budgetfinanciering an sich niet ter discussie stellen. Het kardinale punt is voor ons echt gelegen in het punt van transparantie. Maak gewoon inzichtelijk waar je het subsidiegeld wel of niet in zou mogen zetten, uiteindelijk schept dat voor alle partijen duidelijkheid. Wij willen van het College weten of men bereid is hiernaar te kijken en hiertoe eventuele voorwaarden in de subsidieverlening op te nemen. De heer POST (GroenLinks): Wat kunnen wij als Provinciale Staten ongelooflijk blij zijn met deze Natuur- en Milieufederatie Groningen. GroenLinks waardeert het werk van deze federatie en dat ook, terwijl de provincie hier al jarenlang een financiële relatie mee heeft. De Natuur- en Milieufederatie is een belangenbehartiger voor datgene wat zelf niet kan opkomen voor die belangen, namelijk natuur, leefomgeving en landschap. En zij is spreekbuis namens vele lokale organisaties. In de jaren zeventig, tachtig en wellicht ook wel negentig had de Milieufederatie, zoals zij toen nog heette, zich ontwikkeld tot een bezwaarschriftenmachine. Desondanks kon zij hier in de Staten rekenen op financiële steun. En altijd werd dat gesteund door de bestuurders in een voordracht en die bestuurders waren van verschillende politieke komaf, maar zeker ook van het CDA. De laatste jaren heeft er een transformatie plaatsgevonden naar proactieve beleidsbeïnvloeding. Invloed vooraf in plaats van tijdrovende en dure juridische procedures. Ik noem daarbij als voorbeeld ‘Economie en ecologie in balans’. Daar halen wij als provincie en als provinciale economie ons voordeel mee. Men zoekt naar brede maatschappelijke coalities. En – waar we het vanmorgen over gehad hebben – ook de rol die zij heeft gehad bij de totstandkoming van het Groenmanifest, is evident. Cross-overs met
60
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 partijen die in het verleden tot de tegenstanders behoorden, worden nu in samenspraak met elkaar geregeld. Deze opstelling verdient alle lof en ondersteuning vanuit deze provincie, vandaar van harte onze instemming met deze voordracht. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Zojuist bekroop mij even de gedachte wie nu de spreekbuis is van wie. Is de Stichting Natuur- en Milieufederatie Groningen de spreekbuis of is de provincie de spreekbuis voor die stichting? Ik leid dat ook af uit het feit dat als je deze voordracht goed leest, je niet aan de indruk kunt onttrekken dat er veelvuldig met copy-paste gewerkt is en er dus hier in deze voordracht dus letterlijk stukken of delen van stukken staan, die klaarblijkelijk overgenomen zijn uit subsidieaanvragen of het werkplan voor 2012. Ik vind die toelichting ook wat vaag. Het college zegt dat in het beleidsplan voor 2012-2015 en het werkplan voor 2012 van NMFG de door haar gewenste functies goed tot hun recht vindt komen. Deze functies, aldus het college, vormen de belangrijkste grondslag om de NMFG een provinciale subsidie te verstrekken en dragen bij aan de door ons gewenste vergroting van het maatschappelijk draagvlak. Waaruit blijkt dat maatschappelijk draagvlak in dit stuk en waaruit blijkt de vergroting die de Natuur- en Milieufederatie daaraan bijdraagt? Want dat is mij niet duidelijk. Wordt dat wel eens gemeten in onderzoeken? Als dat zo is, dan ben ik helemaal vóór dit verhaal. Bij een van de thema’s waaraan de federatie de komende jaren heel hard wil gaan werken, netwerk, ontwikkeling en communicatie, geeft zij aan de spreekbuis te willen zijn. Dat is nog iets anders dan de spreekbuis te zíjn van de natuur- en milieubeweging in Groningen, zou ik zeggen. Maar ik lees dat de NMFG burgerparticipatie wil bevorderen. Zoals je kunt nalezen op de website van de provincie is dat een recht van de burgers om met voorstellen te komen die nog niet in de Staten zijn geweest, althans niet in de twee jaar voorafgaande aan zo’n initiatiefvoorstel. Ik vraag mij af wat de NMFG de komende jaren aan voorstellen door middel van burgerparticipatie, waar overigens ook nog eens een keer 1.000 handtekeningen van burgers voor nodig zijn, wil indienen met onderwerpen die in de twee jaar daaraan voorafgaand, nog niet in deze Staten aan de orde zijn gekomen wanneer het om natuur en milieu gaat. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Natuur- en Milieufederatie Groningen komt op voor een algemeen belang: natuur, milieu, leefbaarheid en landschap in onze provincie. Wat ons betreft is het ook geheel gerechtvaardigd om dat algemene belang te financieren met provinciale middelen, ook als het gaat om acties, juridische procedures en noem maar op om dat algemene belang te beschermen. En juist als het gaat om de groene ruimte, die onder druk staat in onze provincie door onder meer het natuurakkoord en de op z’n minst twijfelachtige schaalvergroting in de landbouw, zou de Partij voor de Dieren juist op dat terrein wat meer procedures willen zien. De schaalvergroting in de veehouderij is nog steeds aan de orde van de dag, er worden nog steeds grote stallen bijgebouwd. En we zouden het toejuichen als daartegen nog meer geprocedeerd zou worden, ook als dat door de Natuur- en Milieufederatie Groningen gedaan zou worden. Maar zij maakt gewoon haar eigen keuzes en stelt haar eigen prioriteiten vast. Daar gaan wij niet over en daar moeten we ook niet over wíllen gaan. En ik zou het tot slot nog willen vragen aan het CDA dat als gemeenten procederen tegen de provincie – bijvoorbeeld tegen het POP om bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied te verruimen die wij juist beperkt hebben – vindt u dan dat wij de geldkraan naar de gemeente dicht moeten draaien? Want voorzover ik mij kan herinneren hebt u in het voorjaar, samen met de ChristenUnie overigens, de gemeenten juist opgeroepen om tegen de provincie in het geweer te komen. De VOORZITTER: Dank u. Daarmee zijn wij bij het college, de heer Boumans. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ik kan de woorden van mevrouw De Graaf ondersteunen dat we, gezien de herhaling van de discussie, die niet in de commissie hebben kunnen afdoen. Ik heb in de commissie wat gewisseld met de heer Keurentjes van het CDA over uitgangspunten die al dan niet ondersteund werden. In de commissie bedoelde ik te zeggen dat dat een semantische discussie werd. Hoe ik dat precies zei, is niet heel wezenlijk. Ik bedoelde te zeggen dat we het niet altijd met elkaar eens zijn. Bij bijvoorbeeld de kolencentrale heeft het college gewoon echt een ander standpunt dan de Natuur- en Milieufederatie, maar dat kan in een werkrelatie waarin je oog hebt voor elkaars standpunten en elkaar daarin kunt respecteren. En, dat merk ik over en weer, dat moet ook geen probleem zijn. Is het zo dat de NMFG haar eigen prioriteiten stelt? Ja en nee. Want het is natuurlijk wel zo dat wij een subsidierelatie hebben met concrete doelen die gehaald moeten worden, het is dus niet een geheel vrijblijvende relatie. Maar binnen de doelstellingen van de federatie is het natuurlijk wel
61
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 mogelijk om eigen prioriteiten te kiezen, als er maar uitvoering wordt gegeven aan de zaken waar wij subsidie voor verlenen. Daarmee kom ik direct bij het punt of het zo is dat de federatie haar eigen procedures mag aanspannen. In de commissie heb ik gezegd dat het om een zeer bescheiden bedrag gaat qua pecunia en ook in mensuren dat zich dat niet verhoudt tot de totale begroting en de bijdragen die de federatie van derden krijgt. De orde van grootte kan ik wel noemen: bijvoorbeeld van de Postcodeloterij krijgt de federatie zo’n ruim 120.000 euro en van de aangesloten organisaties 40.000 euro. Nou, als je dat beziet in verhouding tot het bedrag aan juridische procedures, dan gaat het, los van enkele mensuren die daar nog overheen gaan, om zo’n 1%. Het is dus evident dat die juridische procedures niet uit de provinciale bijdrage worden betaald, maar uit die andere bijdragen. Dat staat ook in het werkplan en dat is ook wat bestuurlijk is gewisseld in het overleg dat ik met de directeur, de heer Van der Velde, heb gehad over de provinciale bijdrage. Want dat was voor mij een belangrijk punt. Ik ben er niet voor om dat in de subsidievoorwaarden op te nemen, omdat we dat ook niet bij andere instellingen doen. Dan zouden we hier een unieke situatie creëren en zou je dat in de breedte moeten bekijken. Dat was ook wat mevrouw Wulfse vroeg. Ik ben best bereid nog eens in ogenschouw te willen nemen of dit bij meer clubs en of dat iets is waaraan wij iets zouden moeten doen. Maar deze concrete casus geeft er wat mij betreft geen aanleiding toe dat wij hier wat meer moeten regelen. Ik denk dat, gegeven het feit dat er voldoende andere middelen, dit bestuurlijk nadrukkelijk gewisseld is en er vertrouwen in elkaars handelen is, we dat niet op de spits moeten drijven. Dan de discussie over de groene ruimte. De heer Krajenbrink maakt zich wat zorgen over of de federatie zich wel voldoende bewust is van de provinciale doelstellingen. Ik deel die zorg niet. Ik zie een organisatie die zich ten volle bewust is van de maatschappelijke positie die zij heeft en die ook snapt dat je alleen maar via dialoog tot dingen kunt komen. Zo zoekt men dialoog met VNO-NCW Noord, de SBE, de LTO Noord – dus juist met werkgevers en economische vertegenwoordigers – om te kijken hoe men toch iets kan regelen en natuur en economie met elkaar in balans kan krijgen. Dat kan niet door allebei naar één kant van de ruimte op te rennen en heel hard ‘boe’ te roepen: dan kom je nooit tot elkaar. Het is juist door die dialoog te zoeken met respect voor elkaars standpunten. Daar zijn ook in de groene ruimte heel tastbare voorbeelden van. Het Groenmanifest is juist in dat themagebied daar gewoon een concreet voorbeeld van. Wat we ook nog zien is dat het hele project lichtuitstoot ligboxstallen, waar we ook in de Statencommissie meermalen met elkaar over gesproken hebben, juist in dat themaveld naar voren komt. CVC Landbouw Zuidelijk Westerkwartier is daar een concreet voorbeeld van, maar ook zien wij vanuit de Natuur- en Milieufederatie om het POP en de ruimtelijke opgave windenergie op land, biomassavergisters een wezenlijke bijdrage. Niet een conservatieve bijdrage, maar juist een met oog voor de economische belangen. Waarbij je overigens wel met respect moet constateren dat een van de primaire doelstellingen behoud en herstel van natuur, landschap en milieu is. Dus dat zij dat niet als geheel uit het oog verliest, is ook zeer begrijpelijk. In die zin kunnen wij daarom ook niet motie 1 ondersteunen en raden wij die ten zeerste af. Dan kom ik bij de heer Ram. Ik ken die Henk en Ingrid niet, maar de heer Ram ongetwijfeld wel, want die komen nogal eens voor op PVV-feestjes. Misschien hebben zij wel een trompet en een gitaar zodat ze het gezellig met elkaar maken. Maar we verschillen gewoon echt van inzicht, meneer Ram. Dat mag, want ook in uw richting respect voor het feit dat u gewoon vindt dat deze club er niet zou moeten zijn. Het college deelt dat standpunt gewoon niet, we hebben een jarenlange traditie met verschillende politieke kleuren. Ik denk overigens dat ik de eerste liberaal ben die dit in portefeuille heeft, maar dat laat onverlet dat ons inzicht niet is gewijzigd. Wij denken gewoon dat er goed werk wordt verricht, waar we ook profijt van hebben om twee redenen: a) wij zien efficiency winst omdat de federatie krachten achter zich bundelt en daardoor spreekbuis is voor ons – het scheelt nogal of je met 40 partijen moet spreken of met slechts één; b) de Natuur- en Milieufederatie is ook vaak cofinancier van allerlei projecten die wij graag willen, waarbij zij ook het maatschappelijke geld ophaalt. In beide gevallen zien wij direct rendement. Dus alle beschouwingen dat het maar een nutteloze club is die geen maatschappelijk functie heeft, kan ik gewoon niet delen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Wij constateren dat het college bij de beantwoording voorbijgaat aan het argument van transparantie. Dat vinden wij jammer. Het college geeft aan, nu geen aanleiding te zien om dit bij de subsidievoorwaarden te betrekken. Maar wij nemen wel de toezegging van het college mee, dit in de breedte te willen oppakken. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Dat punt ben ik inderdaad vergeten. In het werkplan van 2012 staat hier een passage over en ook in de verslaglegging over 2012 zullen wij aandacht ervoor vragen
62
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 14 december 2011 dat in ieder geval expliciet gemeld wordt dat de provinciale bijdrage niet gebruikt is voor eventuele juridische procedures. Hoewel dat ook wel impliciet zal blijken uit de opstelling van de Natuur- en Milieufederatie, maar dan bent u wat dat betreft denk ik gerustgesteld. De VOORZITTER: Akkoord, hartelijk dank voor deze korte nawisseling. Verder geen behoefte meer aan een tweede termijn? Nee? Goed, dan gaan we over tot de stemming. Motie 1: wie is daarvóór? De VVD, het CDA, de ChristenUnie. Dus die is verworpen. Motie 2: wie is daarvóór? De fractie van de PVV. Dan is die verworpen. Kunt u instemmen met het bij de voordracht horende besluit? Dat is het geval. Dan nog dit. Mevrouw Hazekamp heeft gemeld aan ons dat zij een tijdje naar de Tweede Kamer en in die periode natuurlijk niet hier zit. Formeel moet zij nog ontslag nemen, dus dat moeten allemaal nog procedureel oplossen. Maar even gegeven dat feit en even aannemende dat dat allemaal gebeurt, verliezen we haar op dit moment, want dit is dan voorlopig haar laatste vergadering. En als het allemaal gaat volgens de bedoelingen, komt er ook weer een moment waarop u weer binnentreedt in deze Staten. Dat zal dan wel weer aan de orde zijn. Maar voor die periode en vanuit de laatste periode hebben we natuurlijk veel met elkaar gedeeld, waarvoor dank. En tegelijkertijd de beste wensen om Groningen te vertegenwoordigen. Ik snap dat dat natuurlijk breder ligt, maar het is altijd mooi als er bekende gezichten zijn in het Haagse. Het ga u heel goed daar, veel dank hier en eet even gezellig met ons het oude jaar uit zometeen, dan kunnen wij u nog even gezamenlijk de hand drukken. De heer HILARIDES (VVD): Gezien het feit dat de commissievergadering hierna vertrouwelijk is, moet er het een en ander op technisch gebied geregeld worden in de Statenzaal. Ik heb van diverse mensen het vriendelijke verzoek gekregen om zo snel mogelijk te starten, ik zie ook geen reden waarom dat niet zou kunnen. Dus even een snelle hap en dan zijn we hier tegen kwart voor zeven terug. De VOORZITTER: Goed, dan sluit ik de vergadering (18.08 uur) en wens ik u fijne feestdagen en goede jaarwisseling. De maaltijd staat klaar en de nieuwjaarsreceptie is alweer heel snel: 2 januari om 16.30 uur hier in het provinciehuis. Tot dan.
63