Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010
Inhoudsopgave 1.
Notulen vergaderingen van Provinciale Staten van 29 september en 13 oktober 2010 ............ 3
2.
Ingekomen stukken van derden ................................................................................................. 3
3.
Regeling van werkzaamheden ................................................................................................... 4
4.
C-lijst ........................................................................................................................................... 6
B.1
Wijziging Heffingsverordening opcenten op de hoofdsom motorrijtuigenbelasting i.v.m. het indexeren van het aantal opcenten per 1 april 2011 en een extra verhoging met 3,7 opcenten mede ter compensatie van de inkomstenderving voor het nultarief voor zeer zuinige auto's (nummer 23/2010) ...................................................................................................................... 6
B.2
Wijziging Legesverordening provincie Groningen 1993 (Tarieventabel 2011) (nummer25/2010) ....................................................................................................................... 7
B.3
Deelneming in de Stichting Essent Sustainability Development (nummer 27/2010) ................. 7
B.4
Afkoop huurcontract met het ABP nieuwbouw Sint Jansstraat 4 (nummer 28/2010) ................ 7
B.5
Bekrachtiging van de geheimhouding van de brief van Gedeputeerde Staten van 22 oktober 2010 met bijlage over Meerstad ................................................................................................. 7
B.6
Bekrachtiging geheimhouding begroting (enkele aangemerkte elementen) genoemd in de brief van Gedeputeerde Staten van 3 november 2010 over subsidieaanvraag REP Grote Markt .... 7
A.1
Grondexploitatie 2010 Meerstad (nummer 31/2010) .................................................................. 8
A.2
Problematiek Robiniabossen ................................................................................................... 27
A.3
Wijziging Omgevingsverordening (beperking van vestigingsmogelijkheden van arbeids- en/of bezoekersintensieve bedrijvigheid en voorzieningen tot de stedelijke centra)......................... 32
A.4
CO2-opslag ............................................................................................................................... 35
1
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010
2
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN VERGADERING VAN 17 NOVEMBER 2010 Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der Koningin Griffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 42 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), B.P.A. Blom (lijst Blom), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), W. Haasken (VVD), mevrouw O.G. Hartman-Togtema (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), E.J. Luitjens (VVD), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), J. Meesters (VVD), mevrouw F. Mete (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), R. Sangers (SP), mevrouw M.R. Schalij (PvdA), mevrouw K.R. Schraagen (VVD), mevrouw C. Sciacca-Noordhuis (SP), mevrouw J. Siersema-Venema (GroenLinks), mevrouw G. van der SluisHuisman (ChristenUnie), H.J.B. Spoeltman (PvdA), H. Staghouwer (ChristenUnie), mevrouw F. Stavast (GroenLinks), H.T. Stavenga (PvdA), R. Stevens (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw L. van der Tuin-Kuipers (CDA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), N.R. Werkman (CDA), T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: H.J. Flokstra (SP). Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: P.M. De Bruijne, J.C. Gerritsen, D.A. Hollenga, M.J. Jager, W.J. Moorlag, R.A.C. Slager. Opening De VOORZITTER: Dames en heren, goedemorgen. Vanaf deze plaats heet ik u welkom en in het bijzonder betreft dit de gasten van de Staten die deze keer de gasten zijn van Fanny Stavast. Welkom, ik hoop dat u een mooie dag heeft in onze mooie Statenzaal. Fijn dat u er bent! Ik spreek ook de wens uit dat het voor u zeer leerzaam mag zijn. Er zijn tal van Statenleden die u ongetwijfeld zullen helpen door de nodige uitleg te geven over wat er allemaal speelt tijdens deze dag. We hebben bericht van verhindering ontvangen van mevrouw Mete en de heer Flokstra. Zoals u weet heeft de heer Blom zich afgescheiden van de fractie van de SP. Hij gaat tot de verkiezingen door als zelfstandige fractie, de fractie Blom, en hij heeft, zoals u ziet, een andere zitplaats toegewezen gekregen. Dat betekent dat de Staten een tiende fractie kennen en dat heeft consequenties voor de vergadertijd per fractie. De vorige keer heb ik u gemeld dat in het gezin van Ronald Knegt een zoon is geboren, genaamd Milan. Vandaag is de kersverse vader in ons midden en we willen hem nu graag een geschenk voor zijn zoon overhandigen, vergezeld van onze hartelijke felicitaties. De voorzitter overhandigt de heer Knegt een cadeau. 1.
Notulen van de vergaderingen van Provinciale Staten van 29 september en 13 oktober 2010
De verslagen van 29 september en 13 oktober 2010 worden zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. 2.
Ingekomen stukken van derden:
Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van Burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt van 7 oktober 2010 met ingediende, deels aanvaarde moties m.b.t. Ontwikkelingsvisie Blauwestad in het Oldambt; b. Brief van de griffier van de gemeenteraad van Grootegast met een aanvaarde motie, waarin de CO2-opslag binnen de gemeente wordt afgewezen;
3
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 c. d. e. f. g. h. i. j.
Brief van de Raad voor de Wadden van 13 oktober 2010, waarbij wordt aangeboden het advies Eems-Estuarium; Open brief van de heer K. Swaak, Groningen met argumenten tegen het Groninger Forum; E-mail van de heer K.E.P. van Bommel van 25 oktober 2010 met een notitie 'Spoort de wet Geurhinder en veehouderij met het EVRM?'' Brief van SER Noord-Nederland van 26 oktober 2010 met het ongevraagd advies Het Noorden geeft geen krimp; E-mail van de heer H. Lahuis, Wehe-den Hoorn van 26 oktober 2010 met het rapport 'Bestuurlijk e Nederland in de 21 eeuw'; E-mail van de heer A.A. Scheijbeler, Groningen van 31 oktober 2010 met een reactie opmerkingen over de oostzijde van de Grote Markt; Brief van de heer Binnert Blom van 22 oktober 2010 met de mededeling dat hij geen lid meer is van de SP-fractie en dat hij als zelfstandige fractie in de Staten doorgaat. Briefadvies "Afsluitdijk vanuit Waddenperspectief" van de Raad voor de Wadden aangeboden bij brief van 8 november 2010;
Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid: k. Brief van de Cliëntenraad van het Medisch Centrum Leeuwarden van 18 oktober 2010 met bezwaren tegen besluit van de Minister van VWS om bepaalde ingrepen in het MCL te staken. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen stellen van de commissie Economie en Mobiliteit van 24 november en te betrekken bij de behandeling van dit onderwerp. l. Afschrift van de brief van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen van 5 november 2010 met antwoord op vragen gesteld door enkele raadsleden over het Groninger Forum. Voorgesteld wordt het volgende stuk te betrekken bij de behandeling van dit onderwerp in de Staten van 7 december a.s. onder de mededeling dat deze brief spoedshalve al aan de orde is geweest in de gezamenlijke vergadering van de commissies Economie en Mobiliteit en Bestuur en Financiën van 10 november jl.: Brief van de voorzitter van de Raad van Bestuur van het UMCG van 8 november 2010 over voorkeurstracés Regiotram. Voorgesteld wordt om de volgende stukken te betrekken bij de behandeling van agendapunt A.4: - E-mails van dhr. H. Hovenga uit Marum en van VNO-NCW Noord. De heer ZANEN: Voorzitter, punt 2.g, de brief van de heer H. Lahuis over de ontwikkelingen op staatkundig gebied in Nederland, zou ik graag willen bespreken in de commissie Bestuur en Financiën. De VOORZITTER: Akkoord. Op zo’n verzoek gaan we altijd in en de brief voegen we toe aan de lijst van daar te bespreken onderwerpen en dan moeten we daar nagaan wat de juiste vorm is. Ik verwacht meer stukken op dit punt, ook van GS. Die kunnen er dan gelijk bij betrokken worden. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik zou brief 2.e willen agenderen voor de commissievergadering. De VOORZITTER: En die gaat naar de commissie Omgeving en Milieu? Akkoord en afgehandeld. De overige voorstellen worden zonder nadere beraadslaging en/of stemming aanvaard. 3.
Regeling van werkzaamheden
a.
Behandelvoorstellen
De VOORZITTER: Deze voorstellen zijn in de vorm van commissieagenda’s verzonden. De vraag is of we achteraf instemmen met de voorliggende agenda’s.
4
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, een aantal opmerkingen. In de eerste plaats zou ik wille verzoeken om bij het agendapunt REP – dan hebben we het over de subsidie REP voor het Forum – de leden van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid uit te nodigen. Dat staat nu geagendeerd voor de commissie Economie en Mobiliteit. De VOORZITTER: Het lijkt mij dat we aan een dergelijk verzoek kunnen voldoen. De heer VAN DER PLOEG: Ik denk dat het dan verstandig is om dat agendapunt als eerste bespreekpunt te nemen. Dan kunnen degenen die daar aanwezig willen zijn, meteen daarna weer weg. De VOORZITTER: Ik laat het aan de commissievoorzitter over en wijsheid is daarbij meestal ruimschoots aanwezig. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, daarnaast zou ik namens mijn fractie willen opmerken dat de vergadering van de commissie Omgeving en Milieu wel erg zwaar is met een vijftiental bespreekpunten, als het al niet meer zijn. We hebben genoeg woordvoerders en dat is dan ook niet het probleem, maar we voorzien nu al dat afwerking van de agenda onhaalbaar is op één dag. Ik wil dat in ons midden brengen met de aanbeveling dat hier iets moet gebeuren. Ik weet alleen niet wat. De VOORZITTER: U heeft het over de commissie Omgeving en Milieu. Ik kijk naar de voorzitter en de griffie en zij krijgen dit attentiepunt van u mee. De heer VAN DER PLOEG: Ja, tenzij niemand die waarneming deelt. Dat kan natuurlijk ook. Als het allemaal in één dag kan … De VOORZITTER: Ik geef de voorzitter de gelegenheid om te reageren. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, ik ben altijd slecht in data, want ik ben historicus. In de brief waarmee de agenda is verstuurd, hebben wij opgemerkt dat er inderdaad sprake is van een volle agenda en dat behandeling waarschijnlijk tot het einde van de middag zal duren. Als tijdens de vergadering wordt voorgesteld om de agenda niet geheel af te handelen, is er een mogelijkheid om dat wel te doen op een woensdag die daarop volgt. Misschien wel op 8 december aanstaande. Iets dergelijks staat in de brief. Ik denk dat we dit punt in de commissievergadering zelf moeten bespreken en zien hoever we komen. Dan kunnen we vooraf of in de loop van de middag constateren of we moeten uitwijken. Er is een uitwijkmoment in de brief genoemd. De VOORZITTER: Dat lijkt me verstandig, want dan kun je op die dag bekijken of er een probleem van die omvang is, want niemand wil graag een tweede vergadering. Als dat nodig is en de stukken verdienen dat, moet je die tijd nemen en dan is het verstandig dat er alvast een tijdstip is genoemd en dan is dit de manier van werken. Akkoord? De heer VAN DER PLOEG: Ja, dat is akkoord, meneer de voorzitter. De datum 8 december komt ook anderszins voor in de stukken, namelijk als tweede vergaderdatum voor de commissie Economie en Mobiliteit. Ik had willen voorstellen om die tot in januari uit te stellen, maar inmiddels heb ik begrepen dat mevrouw Siersema gewoon aanwezig kan zijn en het zijn vooral haar punten. Voor onze fractie is dat dan geen probleem. De VOORZITTER: Fijn zo. Dan doen we parallelschakeling en is dat aldus geregeld. Dank. b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De VOORZITTER: Bij de nazending is het verzoek ontvangen van de PvdA-fractie om het onderwerp CO2-opslag aan de agenda toe te voegen. Kunt u instemmen met dat verzoek? Dat is het geval, in ieder geval verzet men zich niet. Formeel moet er een derde deel van de aanwezigen mee instemmen. Maar als niemand zich verzet, wordt aldus besloten. Dan is dat toegevoegd. Ik kom zo meteen nog even op de orde van de dag terug om een overzicht te krijgen van hoe de dag eruit gaat zien. Stemt men in met de voorliggende A- en B-lijst?
5
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met de voorliggende A- en B-lijst en wordt de agenda vastgesteld. 4.
C-lijst
Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van 28 september 2010, nr. 2010-51.589/39/A.13, CW, betreffende voortgangsrapportage jeugd maart - oktober 2010 en de brief van Gedeputeerde Staten van 28 september 2010, nr. 2010 - 51.666/39/A.14, betreffende uitvoeringsprogramma jeugdzorg 2011; b. Brief van 8 september 2010, nr. 2010-48.909/36/A.7, CW, betreffende D66-statenfractiemotie om te streven naar nul procent zwakke scholen in 2014 als doelstelling van het kwaliteitsakkoord; c. Brief van 21 juni 2010, nr. 2010-35.671/24, EZ, betreffende brede visie op duurzame visserij in de Waddenzee; d. Brief van 1 juni 2010, nr. 2010-31.084/22/A.7, EZ, betreffende toerdata – consumentenonderzoek 2009; e. Brief van 7 juli 2010, nr. 2010-39.854/27/A.22, EZ, betreffende gunning deelproject routenetwerk fietsknooppunten; f. Brief van 21 september 2010, nr. 2010-50.699/38/A.11, VV, betreffende fietsroute Plus Groningen - Bedum en de brief van 30 september 2010, nr. 2010-51-687/39, VV, betreffende verlichting langs provinciale fietspaden; g. Brief van 5 oktober 2010, 2010-53.377/40/A.12, RP, over wijziging Omgevingsverordening (beperking van vestigingsmogelijkheden van arbeids- en/of bezoekersintensieve bedrijvigheid en voorzieningen tot de stedelijke centra (onder voorbehoud van het CDA); h. Brief van 1 juni 2010, nr. 2010-31.239/22/A.10, MB, betreffende meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010 - 2014; i. Brief van het DB SNN van 21 september 2010, kenmerk UP-10-16194 betreffende plan van aanpak organisatieonderzoek SNN; j. Brief van 7 september 2010-nr. 2010-48.758/36/A.15, FC, betreffende duurzaam vermogensbeheer en Essent gelden. De VOORZITTER: Kunt u instemmen met de C-lijst? Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik wil graag een opmerking maken ten aanzien van brief 4.c, aangaande de brede visie op duurzame visserij. Hoewel het een grote vooruitgang is, is de Partij voor de Dieren van mening dat het toch nog te ver gaat en het een grote druk legt op de visbestanden en daarom wil zij geacht worden tegen dit punt te hebben gestemd. De VOORZITTER: Akkoord. Dan noteren wij de opmerking van uw fractie bij dat punt. Dank u. Zonder nadere beraadslaging of stemming wordt met de C-lijst ingestemd, met dien verstande dat de Partij van de Dieren geacht wordt tegen de brief van 21 juni 2010, nr. 2010-35.671/24, EZ, betreffende brede visie op duurzame visserij in de Waddenzee, te hebben gestemd.
B-stukken B.1
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 24 augustus 2010, nr. 2010-42104, FC, tot wijziging van de Heffingsverordening opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting i.v.m. het indexeren van het aantal opcenten per 1 april 2011 en een extra verhoging met 3,7 opcenten mede ter compensatie van de inkomstenderving voor het nultarief voor zeer zuinige auto's (nummer 23/2010)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld.
6
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 B.2
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 7 september 2010, nr. 2010-46356, FC, tot wijziging van de bijlage behorende bij en deel uitmakende van de Legesverordening provincie Groningen 1993 (Tarieventabel 2011) (nummer 25/2010)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.3
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 14 september 2010, nr. 2010-49546, EZ, betreffende deelneming in de Stichting Essent Sustainability Development (nummer 27/2010)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.4
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 21 september 2010, nr. 2010-51197, FZ, betreffende de afkoop van het huurcontract met het ABP nieuwbouw Sint Jansstraat 4 (nummer 28/2010)
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld. B.5
Bekrachtiging van de geheimhouding van de brief van Gedeputeerde Staten van 22 oktober 2010 met bijlage over Meerstad
De VOORZITTER: Stemt u in met de bekrachtiging van de geheimhouding van dit stuk, inclusief de bijbehorende bijlage? De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij zijn niet van mening dat alles wat hier ligt per se geheim zou moeten blijven. Daar willen we dus een aantekening op. De VOORZITTER: Akkoord. U herinnert zich de discussie van de vorige keer, waarin is gezegd dat wij onze uiterste best doen om ervoor te zorgen dat alles wat maar even openbaar kan zijn, ook echt openbaar gemaakt wordt. Het zou prettig zijn als u mij laat weten op welke punten en om welke reden iets wel openbaar zou kunnen zijn. Dan ga ik er nog eens induiken, want dat is zinvol. Ja? Akkoord. In wezen hebben we hier een gemeenschappelijk belang en als wij iets toch geheim houden, dan doen we dat omdat we denken dat of een recht van een derde of een wettelijk artikel ons daartoe verplicht, want het is niet zo dat we graag iets willen weghouden wat maar even openbaar kan. Dat is voor iedereen, voor alle burgers, van belang en interessant. Zonder nadere beraadslaging of instemming wordt met de voornoemde bekrachtiging bij hamerslag ingestemd met de aantekening dat de fractie van D66 geacht wordt tegen te hebben gestemd. B.6
Bekrachtiging van de geheimhouding van de begroting (enkele aangemerkte elementen) genoemd in de brief van Gedeputeerde Staten van 3 november 2010 over subsidieaanvraag REP Grote Markt
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag ingesteld. De VOORZITTER: Dan ga ik naar de spreektijd. Zonder het punt van de CO2-opslag dat we net aan de agenda hebben toegevoegd, was de toegewezen spreektijd, zoals afgesproken in het Presidium, 12 minuten. Dan kunnen we in redelijkheid, als we ons daar echt aan houden, dat programma in de ochtend afwerken. Of het dan precies 12.15, 12.30 of 12.45 uur is, zien we dan wel. Dan hebben we ongeveer één uur om te lunchen, inclusief de foto-opname die we in ons klassieke gebouw op weg naar de Statenverkiezingen van 2 maart 2011 zullen maken, waarna we alle burgers zullen uitnodigen om aanwezig te zijn op de receptie van 3 maart 2011. Dit zijn dan vast de eerste klaroenstoten voor de tweede maart, de verkiezingen voor Provinciale Staten. Vervolgens was het voorstel om 5 minuten per fractie te nemen. Dat is op zichzelf veel tijd. Tegelijkertijd zullen sommigen tijd nodig hebben om het punt goed uiteen te zetten en de nuances naar voren te brengen. U krijgt natuurlijk ook hoor en wederhoor en er zullen vast schorsingen voorkomen. Ik stond met de heer Luitjens te praten die zei dat 5 minuten toch net wat te krap was, want zijn eerste bijdrage is al 5 minuten. Hij wil ook niet in de sfeer komen dat goede argumentaties afgekapt worden. Zullen we dan 6 minuten proberen? U kent allemaal uw eigen bijdrage. Als iemand
7
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 zegt dat dit absoluut te krap is …. Ik weet dat u er allemaal een uur over kunt spreken, maar we kennen de gouden regel waardoor het spannender wordt. Zullen we 6 minuten proberen? Akkoord. Ik hoor dat er luide instemming is, maar ik moet de publieke tribune wel even uitleggen dat als niemand iets zegt, dit instemming betekent. Zo werkt dat. Dan hebben we de middag voor het debat over de CO2-opslag en dan is nu agendapunt A.1 aan de orde. A-stukken A.1
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 12 oktober 2010, nr. 2010-49757, RP, betreffende grondexploitatie 2010 Meerstad (nummer 31/2010)
De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat het onderwerp in één termijn in de commissie is besproken en dat nu de tweede termijn in de Staten plaatsvindt. We proberen het nu in één termijn te doen. De beraadslaging wordt geopend. De heer BULTJE: Voorzitter, op de agenda voor vandaag staan voorstellen voor aanpassing van de grondexploitatie 2010 met betrekking tot Meerstad: voor de kijkers thuis ‘grondexploitatie’, voor intimi ‘GREX’. In de commissievergadering zijn de verschillende aanpassingen in één termijn al uitvoerig besproken en ik wil hier graag terugkomen op drie zaken: 1) de gronden ten noorden van het Slochterdiep, 2) de communicatie en 3) de toekomst. In de voordracht staan een aantal stevige ingrepen die mijn fractie, gezien de huidige economische situatie, goed kan begrijpen. Anderhalve week geleden maakte Binnenlands Bestuur nog melding van een vertrouwelijk onderzoek door VNG en het voormalig ministerie van VROM, waaruit bleek dat gemeenten minimaal € 2,4 miljard mislopen door het stokken van de bouw. Met betrekking tot Meerstad is de belangrijkste maatregel die nu wordt voorgesteld het buiten de GREX brengen van plandeel Noord, het gebied boven het Slochterdiep. Het zijn kavels met een lage verdiencapaciteit vanwege hoge investeringskosten en nabetalingsverplichtingen. Wij hebben een aantal vragen voor het College op dit punt. Acht het College de nabetalingsverplichtingen een belemmering bij het vinden van een mogelijke derde afnemer? In hoeverre worden Provinciale Staten betrokken bij een eventuele alternatieve invulling van het gebied? Is het denkbaar dat uiteindelijk één van de acht betrokken partijen, zoals bijvoorbeeld de provincie Groningen, na 31 december 2011 alle gronden verwerft? Voorzitter, de gemeente Slochteren heeft de lead gehad bij de communicatie richting omwonenden en belanghebbenden over de ingrepen die vandaag voorliggen. Mijn fractie acht het van groot belang dat de communicatielijnen in de komende periode ook open blijven en dat mensen blijvend op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen van het project en niet in de laatste plaats de mensen die er een kavel, c.q. huis gekocht hebben. Hoewel de maatregelen als in de voordracht geschetst voor nu voldoende lijken te zijn, weten we niet wat er in de volgende jaren op de woningmarkt gaat gebeuren. Zelfs de nog in te stellen Statencommissie voor Grote Projecten zal niet in het bezit zijn van een kristallen bol om in de toekomst te kijken. Al weet je het nooit, maar wij wachten de voorstellen van deze commissie met spanning af. Bij afwezigheid van een manier om in de toekomst te kijken, moeten we ervoor zorgen dat we in elk geval zo veel mogelijk huiswerk hebben gedaan voor het geval dat bijvoorbeeld de ontwikkelingen op de woningmarkt tegenvallen. Daartoe dienen wij deze motie in, samen met het CDA opgesteld en waarschijnlijk breed ondersteund door deze Staten. De VOORZITTER: Dank u. Ik lees de motie voor. “De Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 17 november 2010, constaterende dat: met de voorliggende voordracht een aantal stevige aanpassingen worden voorgesteld met betrekking tot de GREX 2010; deze aanpassingen in belangrijke mate het gevolg zijn van de malaise op de woningmarkt en veranderingen in de financiële sector,
8
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 overwegende dat: niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoe de woningmarkt zich in de toekomst zal ontwikkelen; het van belang is om indien nodig tijdig te kunnen ingrijpen in de GREX 2011, wanneer de ontwikkelingen op de woningmarkt hier aanleiding toe geven, verzoeken: het College van Gedeputeerde Staten binnen de algemene vergadering van de GEMM Beheer BV te bevorderen dat ten behoeve van het opstellen van de GREX 2011, de GREX 2010 aan stresstests moet worden onderworpen, waarbij in ieder geval gekeken wordt naar: a) het effect van een langere looptijd; b) het niet halen van een jaarproductie van 450 woningen en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Bultje (PvdA), de heer Abbes (CDA), de heer Stevens (ChristenUnie), mevrouw Mansveld (PvdA), Mevrouw Hazekamp (Partij voor de Dieren), de heer Zanen (Partij voor het Noorden), de heer Swagerman (SP), de heer De Vey Mestdagh (D66), de heer Blom (fractie Blom), de heer Van der Ploeg (GroenLinks), de heer Luitjens (VVD). Dat is dan motie nummer 1 die verspreid wordt en onderdeel is van de beraadslagingen. Gaat u voort. De heer BULTJE: Voorzitter, wij vertrouwen erop dat wanneer de in de motie genoemde stresstests ook daadwerkelijk worden uitgevoerd, de resultaten worden gedeeld met deze Staten. Daar wil ik het in deze termijn bij laten. De VOORZITTER: Dan is het woord aan de heer Abbes van de fractie van het CDA. De heer ABBES: Dank u wel, voorzitter. Voor ons ligt de voordracht van GS met betrekking tot de grondexploitatie GREX 2010 Meerstad. Zoals was te verwachten hebben de kredietcrisis en de malaise op de woningmarkt inmiddels ook geleid tot ingrijpende gevolgen voor de planontwikkeling in Meerstad. Tijdens de commissievergadering van 3 november jl. hebben we hierover al van gedachten kunnen wisselen. Duidelijk is dat net als bij de Blauwestad een dergelijk grootschalig geïntegreerd woningbouwconcept zoals Meerstad ingehaald kan worden door economische ontwikkelingen. Het komt er dan op aan om te bezien in hoeverre men enigszins kan meebewegen, waarbij tevens gereflecteerd moet worden of gekozen kwantitatieve aannames wel de juiste zijn geweest. Zoals gezegd spelen vooral de kredietcrisis en de malaise op de woningmarkt Meerstad parten. Dat het College toch de maatschappelijke opgaven, zoals geformuleerd in het kader van de Regiovisie Groningen-Assen, wil handhaven, kunnen wij ons op dit moment wel voorstellen. Toch moet niet uit het oog worden verloren dat de krimpproblematiek in met name Oost-Groningen ook op Meerstad moet worden betrokken. Concreet betekent dit dat wij ons ook de vraag moeten stellen in hoeverre de huidige ontwikkelingen met betrekking tot Meerstad ook van invloed zijn op de woningmarkt in de oostelijke delen van de provincie, met name Duurswold, de oude Veenkoloniën en het Oldambt. En omgekeerd. De gemeenten Groningen en Slochteren mogen hun eigen visie op het project hebben, de provincie is daarentegen geroepen om het provinciaal belang te behartigen. Daarnaast gaat het bij Meerstad om een geïntegreerd project waarbij ook doelstellingen op het gebied van waterberging, recreatie en EHS een belangrijke rol spelen. In de voordracht doet het College een aantal voorstellen om de GREX Meerstad aan te passen. Om te komen tot een robuustere grondexploitatie zijn alle parameters en grote investeringen en opbrengsten opnieuw onder de loep genomen. Duidelijk is dat wordt ingezet op conservatievere waarden en prognoses dan de GREX 2009, waarbij de kosten en de opbrengststijging naar beneden zijn bijgesteld. Ook de woningfasering is behoorlijk naar beneden gesteld: 450 woningen vanaf 2016 in plaats van de aanvankelijk geplande 600. Ook bij de prognose van 450 woningen heeft de CDA-fractie nog twijfels, maar we zullen dit aantal eerst als werkhypothese aannemen. Ondanks deze aanpassingen is een sluitende en financierbare grondexploitatie dan nog niet mogelijk. In de voordracht worden dan ook zeven aanvullende maatregelen genoemd waarbij we op onderdelen de volgende vragen hebben. Dit betreft het schrappen van het gebied boven het Slochterdiep uit de grondexploitatie, GEM Meerstad, dus het plandeel Noord. Collega Daan heeft er ook al vragen over gesteld. Het is een drastische ingreep, maar deze is helaas noodzakelijk. De CDA-fractie kan de redenering vanuit de
9
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 grondexploitatie onderschrijven, maar zij blijft wel met de vraag zitten wat voor gevolgen dit heeft voor de waterbergingsfunctie. Een aanzienlijk deel van plandeel Noord is namelijk bestemd voor waterberging. Wij vragen ons af op welke wijze de kwantitatieve doelstelling met betrekking tot waterberging wordt gecompenseerd. Betekent dit dat we elders in de provincie moeten gaan zoeken naar alternatieve mogelijkheden? Gezien de moeizame discussies van de afgelopen jaren – denk bijvoorbeeld aan de Hamdijk – vraagt de CDA-fractie zich op voorhand al af of we dat wel moeten willen. Kan het College aangeven hoe wordt omgegaan met het schrappen van een deel van deze waterbergingsfunctie? Een volgend punt heeft ook met plandeel Noord te maken en wel met de verworven gronden. Ongeveer 430 ha is er in dit gebied verworven. De vraag is wat er nu met deze gronden gebeurt. In de media is inmiddels al ruchtbaarheid gegeven aan een eventuele verkoop van deze gronden die echter voor hoge bedragen zijn verworven en voor landbouwprijzen weer op de markt zouden komen. Hoewel de overwegingen voor een eventuele verkoop zijn genoemd, vragen wij ons toch af of het niet verstandig is om de gronden aan te houden. Na verloop van tijd kan de economische situatie weer heel anders zijn en er is nu grond ter beschikking om met name onze doelstelling op het gebied van waterberging en natuur te realiseren. Een volgende vraag betreft de geplande woningbouwsegmenten en de beoogde doelgroepen. Ingezet wordt op het hogere en het middensegment. Daar hebben we het al eerder in de commissie over gehad. De CDA-fractie constateert dat deze segmenten ook in verschillende andere grootschalige woningbouwprojecten als speerpunt worden gezien. Zoals eerder is aangegeven … De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik werd even getriggerd door wat het CDA zei met betrekking tot de waterberging en de natuurfunctie van het noordelijke deel. U zegt dat als er op korte termijn geen woningbouw plaats kan vinden en wellicht helemaal niet, het op z’n minst die functies moet kunnen blijven houden. Betekent dat u er feitelijk voor pleit dat wij dat gehele gebied overnemen als overheden? De heer ABBES: Nee, zo ver zijn wij nog niet. Eigenlijk constateren wij twee dingen. Als je op de kaart kijkt, is een aanzienlijk deel van plandeel Noord bestemd voor de waterbergingsfunctie. Dat is het enige dat wij constateren en wij weten dat we in de afgelopen jaren bepaalde doelstellingen hebben willen nastreven om de waterbergingsfunctie ook elders in de provincie te realiseren. Nu worden we geconfronteerd met ontwikkelingen in plandeel Noord. Dat roept dan de vraag op hoe we dan met die opgave omgaan en dat is wat ik mijn betoog aangeef. Heeft het tot gevolg dat we nu weer elders in de provincie gaan kijken om die doelstelling te halen? We zijn nog niet zo ver dat we zeggen dat het gehele plandeel Noord maar moet worden overgenomen om voor de waterberging te bestemmen. We stellen alleen de vraag wat daar nu gebeurt en in welke verhouding dat tot onze waterbergingsfunctie staat. De heer DE VEY MESTDAGH: U laat uw mening afhangen van wat GS gaan antwoorden, begrijp ik. De heer ABBES: Ja. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik vind het wel interessant om van het CDA te horen dat het waterbergingsprobleem heel gemakkelijk kan worden opgelost, namelijk door dat stuk gewoon onder water te zetten, omdat dan het meer even groot blijft. Is dat een optie voor het CDA? De heer ABBES: Dat zal misschien wel een optie kunnen zijn, maar dat heeft allerlei complicaties en gevolgen. Ik zou willen voorstellen om even de reactie van het College af te wachten over wat de mogelijkheden zijn. Wij stellen op dit moment de vraag of het goed komt met onze doelstelling ten aanzien van de waterberging. Die vraag stellen we aan het College. We waren gebleven bij de woningbouwsegmenten. Wij stellen ons de vraag – en die vraag stellen we aan het College – hoe onderscheidend Meerstad is en blijft ten opzichte van met name het Reitdiep en De Held in de nabije omgeving en Leek-Roden in de wat verder gelegen omgeving. We willen ook graag een reactie op de vraag in hoeverre die 450 kavels die vanaf 2016 in Meerstad gepland zijn, concurrentie of een bedreiging voor andere projecten in de provincie vormen? Het laatste punt betreft de financiële risico’s. De rol van de provincie als participant in Meerstad is relatief beperkt, net als de financiële risico’s die daarbij zijn afgesproken. Echter, in hoeverre is deze beperkte rol in de toekomst houdbaar? We hebben het al gehad over de provinciale belangen met betrekking tot de waterberging, maar kan het College in kaart brengen in hoeverre de
10
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 noodgedwongen aanpassingen met betrekking tot Meerstad kunnen leiden tot extra opgaven en kosten waar de provincie de komende tijd mee geconfronteerd kan worden? Tot slot. Hoewel de rol van de provincie als participant in Meerstad is te overzien, willen we toch onze zorgen uitspreken over het project. We kunnen met de bovengenoemde opmerkingen instemmen met de GREX 2010. Dit echter wel in de wetenschap dat kritische discussie nog gaat komen en wel bij de GREX van volgend jaar. Dan zal ook duidelijker zijn en worden in hoeverre de nu voorgestelde aanpassingen tot resultaten hebben geleid dan wel tot resultaat zullen leiden. In dit verband ondersteunen wij van harte de motie die samen met de Partij van de Arbeid is ingediend, maar we willen eigenlijk nog een tandje verder gaan. We willen ook pleiten voor een second opinion zoals destijds ook bij Blauwestad is gebeurd. Ik gaf al eerder in mijn betoog aan dat met name de regionale context ons zorgen baart. Juist om de regionale afstemming goed in het vizier te houden en om goede afwegingen te maken voor de toekomst, hebben wij een scherp beeld op de regionale context nodig. Je zou de GREX 2011 ook kunnen doorrekenen met andere aannames, van bijvoorbeeld 300 of 350 woningen. Dit valideert niet, want het zijn eigen aannames, maar een second opinion zou daarvoor wel gewenst zijn. Zo’n second opinion zou je ook kunnen loslaten op andere parameters zoals bijvoorbeeld de rente, de inflatie, de kavelgrootte en investeringskosten. Graag een reactie van het College toegespitst op de vraag naar de second opinion. Wij zien dat als aan aanvulling. In hoeverre zijn daar mogelijkheden voor? Voorzitter, tot zo ver. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we toe aan de heer Swagerman van de fractie van de SP. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik dank de collega’s Jochem en Daan voor deze waardevolle bijdragen. Ik zal eens kijken of ik mij daar als collega aan kan toevoegen. Voorzitter, opnieuw heeft de SP-fractie het gevoel in een slechte droom terecht te zijn gekomen en deze keer vanwege het project Meerstad. In feite is het risico van Meerstad een veel groter financieel risico dan de Blauwestad ooit was. Het ‘geluk’ voor de provincie is dat het risico grotendeel bij de stad Groningen ligt. Maar voorzitter, moeten we ons daarbij zo maar bij neerleggen en de zaak op zijn beloop laten? Nee, voorzitter, er zijn naast de voor de provincie beperkte risico’s ook andere dringende redenen om niet op afstand te gaan staan. Immers het uitstralingseffect van Meerstad op regionale woningbouwplannen is groot. Is de SP dan overtuigd van het feit dat we meer risico’s moeten nemen en een groter verlies moeten incalculeren dan tot nu toe vaststond? Was het niet voormalig gedeputeerde Calon die vol trots aangaf dat hij het zo slim geregeld had dat de provincie maximaal € 6 miljoen risico liep? Heeft deze ex-gedeputeerde ons dan vervolgens in een organisatie laten deelnemen die niet crisisproof blijkt te zijn voor de provincie? De vraag van de SP aan het College is dan ook in hoeverre wij te verplichten zijn om mee te doen aan de actie rond de gronden ten noorden van het Slochterdiep en daarmee € 2,2 miljoen extra schade op te lopen als dat althans straks niet meer gaat worden. Want, voorzitter, als dat om reden is van het onderdeel zijn van de GEMM B.V., dan zijn de Staten er willens en wetens mooi ingeluisd door de toenmalige gedeputeerde. Voorzitter, het College geeft met deze voordracht wel aan dat zij bereid is om, als het slecht gaat, een project stevig in de revisie te willen gooien. Wat de SP betreft gaat het College daarin nog niet ver genoeg. Er is alle reden om aan te nemen dat prognoses omtrent ontwikkeling in de woningbouwmarkt ook na 2010 er niet veel beter uit zullen zien. Wij zijn blij met de motie van de Partij van de Arbeid waarin zij vraagt om stresstests en dan met name op het effect op de langere looptijd en het niet halen van een jaarproductie van 450 woningen. Daarnaast zou de SP graag zien dat GS niet gaan bevorderen dat dit gebeurt, zoals in de motie wordt gevraagd, maar dat dit gewoon een voorwaarde wordt. Voorzitter, wat de SP betreft is ook de mate van vertrouwelijkheid rondom de besluitvorming ook nu weer een punt. Wij begrijpen ondertussen – en zo hardleers zijn we niet, alhoewel we het al 10 jaar doen – dat een GREX bij voorkeur niet in zijn geheel in de openbaarheid moet komen. We hebben al eerder aan het College gevraagd om een extra versie te maken van die gegevens die wel in de openbaarheid gebracht kunnen worden en daar heeft het College redelijk op gereageerd. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, op dit moment lijkt voor de SP het steunen van de voordracht nog een brug te ver. Wij laten dit verder afhangen van de beantwoording van de vragen die wij hebben gesteld. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Luitjens van de fractie van de VVD.
11
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer LUITJENS: Voorzitter, dank u wel. Na de collega’s Bultje, Abbes en Swagerman kan ik het kort houden, alhoewel ik u heb aangegeven vanmiddag misschien wat meer tijd nodig te hebben. Voorzitter, de voordracht inzake de bijstelling van de GREX 2010 ligt voor ons. De opvatting van de VVD is – en dat heb ik al in de commissievergadering gemeld – dat het goed is dat deze GREX wordt bijgesteld. Een gevolg daarvan is dat het noordelijk deel van het Meerstad-gebied, dus het gebied boven het Slochterdiep, wordt weggehaald en per saldo 1500 woningen minder gebouwd zullen worden. Ik heb daar ook aangegeven dat ik vraagtekens heb bij de toekomstbestendigheid van deze GREX. Dat is voor mijn fractie de reden om mee te gaan in de motie die door de Partij van de Arbeid en het CDA is opgesteld om een stresstest op de GREX 2011 toe te passen. We richten ons nu op het aantal woningen in de toekomst in Meerstad. De omstandigheden die van invloed zijn op Meerstad zijn natuurlijk ook van invloed op de overige woningbouwopgaven. In die zin moet je je verdiepen in de effecten van de omstandigheden op de totale woningbouwopgaven waar Meerstad een rol in speelt, in de gehele provincie Groningen en specifiek in het gebied van de Regiovisie Groningen-Assen. Dat zullen we in de toekomst zeer kritisch moeten blijven volgen. Dan voorzitter, kom ik op de deelname van de provincie aan het project Meerstad en de risico’s die wij lopen. Wij hebben als Staten een aantal jaren geleden bewust het risico beperkt tot € 6 miljoen en mijn fractie vindt ook dat dit zo moet blijven. Ik heb in de commissievergadering voorgesteld om het extra risico dat het College ons voorstelt te nemen in het kader van de aankoop van de gronden met een aantal partners ten noorden van het Slochterdiep, in dat bedrag van € 6 miljoen onder te brengen. Wellicht kan de gedeputeerde nog een keer uitleggen waarom dat niet kan. Er is natuurlijk sprake van verschillende verhoudingen van het dragen van risico in het project Meerstad, terwijl er niet voor is gekozen om die verhouding in de aankoop van de gronden ten noorden van het Slochterdiep door te voeren. Waarom niet? En voorzitter – dat komt ook in de motie die opgesteld is door de PvdA en het CDA te voorschijn – Meerstad is natuurlijk toch een gemeentelijke aangelegenheid. De hoofdpartners qua overheden zijn natuurlijk toch de gemeente Slochteren en Groningen en in die zin nemen wij een bescheiden risico op ons en past ons ook een bescheiden rol. Voorzitter, dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Stevens, fractie van de ChristenUnie. De heer STEVENS: Voorzitter, dank u wel. Als het tij verloopt, moet men de bakens verzetten, zegt het spreekwoord. Als de woningmarkt verandert, heeft dat gevolgen voor de opzet van Meerstad. Het duurt langer, er worden minder woningen gebouwd en het wordt duurder. Daarom is het ook nodig dat de grondexploitatie wordt aangepast. De fractie van de ChristenUnie vraagt zich wel af of we er hiermee zijn en of er in de huidige woningmarkt wel structureel 450 woningen per jaar te bouwen zijn. Als de GREX volgend jaar opnieuw zou moeten worden aangepast, zijn we dan wel flexibel genoeg om dat te doen? Immers, één van de lessen van Blauwestad was dat gefaseerde aanleg nodig was. Hoe zit dat nu in Meerstad? Worden op dit punt alle mogelijkheden van een meer gefaseerde uitvoering open gehouden? Er komen meer vrije kavels in Meerstad en dat is gebaseerd op de aanname en de veronderstelling dat dit goed is voor de GREX. Het College heeft in de commissievergadering aangegeven dat zij niet precies weet wat de effecten hiervan zijn op de regionale woningmarkt in bijvoorbeeld Oost-Groningen of in Blauwestad. Er zijn geen onderzoeken in onze provincie verricht die hier antwoord op kunnen geven. Dat vinden wij een wat ongemakkelijke situatie. Stel dat volgend jaar het concept van Meerstad weer aangepast zou moeten worden aan de wensen van de woningmarkt, zou het dan niet goed zijn om meer zicht te hebben op de gevolgen in de provinciale woningmarkt? Diezelfde vraag kun je ook stellen ten aanzien van de plannen die in Leek-Roden onderwerp van onderzoek zijn of in Blauwestad of ten aanzien van andere plannen. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Ik lees de motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 17 november 2010, ter besprekende de Grondexploitatie Meerstad, overwegende dat: in de GREX Meerstad toename van het aantal vrije kavels is opgenomen; er geen goed zicht is op de gevolgen hiervan op de provinciale woningmarkt, met name in krimpgebieden; zich in de toekomst steeds opnieuw wijzigingen in woningplannen en regionale woon- en leefbaarheidsplannen kunnen aandienen;
12
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 -
de provincie goed zicht moet hebben op de gevolgen daarvan om haar regiefunctie ten aanzien van woningbouw en krimp in de gehele provincie te kunnen vervullen,
vragen het College: onderzoek te doen naar de effecten die (wijzigingen van) regionale en lokale woningbouwplannen kunnen hebben op de provinciale woningmarkt en met name op de woningmarkt in krimpgebieden en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Stevens (ChristenUnie), de heer De Vey Mestdagh (D66), de heer Abbes (CDA), de heer Staghouwer (ChristenUnie), de heer Swagerman (SP), de heer Blom (fractie Blom), de heer Zanen (Partij voor het Noorden). De motie krijgt nummer 2, wordt verspreid en maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer BULTJE: Voorzitter, twee vragen. Hoe definieert de ChristenUnie ‘regio’? Hoe ziet de ChristenUnie dit voor zich? Het gaat hier over de effecten die wijzigingen van regionale en lokale woningplannen kunnen hebben. Dit betekent een soort grote simulatie waarin je bij alle woningbouwprojecten aan bepaalde parameters kunt gaan draaien en dan zie je het effect op de totale woningmarkt. De heer STEVENS: Voorzitter, eerst de vraag hoe wij de regio definiëren. De regio is in ieder geval onderdeel van de provincie. Er is ook in onze provincie sprake van regionale woon- en leefbaarheidsplannen en dat zijn dan plannen die onderdeel zijn van de provincie. Wat je vaak wel ziet is dat die onderdelen wel een redelijk goed zicht hebben op hoe de verschuivingen en effecten ten opzicht van elkaar zijn, maar dat op provinciaal niveau dat zicht er maar gedeeltelijk of beperkt is. We zitten wel in de bijzondere situatie dat de Regiovisie Groningen-Assen een gebied bestrijkt buiten deze provincie en het lijkt mij goed dat dit hele gebied van de Regiovisie Groningen-Assen in dit onderzoek wordt meegenomen. Uw tweede vraag of dat een grote simulatie moet zijn met heel veel knoppen... Ons staat voor ogen dat het een soort onderzoek is dat al op onderdelen is gedaan. Er is bijvoorbeeld een rapport Regionale bevolkingskrimp en de stad Groningen, een quickscan, waarin is weergegeven wat de gevolgen in de stad Groningen zijn van de krimp in de buitengebieden. De omgekeerde vraag echter wat de gevolgen zijn van woningbouw in de stad Groningen op krimp in het buitengebied, is nog nooit onderzocht. Ons staat dus voor ogen dat we op dat punt volledig zicht krijgen op de effecten. De heer BULTJE: Voorzitter, de motie is meer omvattend dan zoals het nu wordt uitgelegd, omdat ook gevraagd wordt naar de effecten van mogelijke wijzigingen van alle plannen die er in deze provincie zijn, lokaal en regionaal. Dat is veel groter dan te zeggen wat het effect is van wat er nu in de stad gebeurt op de omliggende gebieden. De heer STEVENS: Dat klopt inderdaad en zo is het ook verwoord. We vragen het College onderzoek te doen naar de effecten die wijzigingen van regionale en lokale woningbouwplannen kunnen hebben op de provinciale woningmarkt. De heer BULTJE: Voorzitter, begrijp ik het goed dat dit dus ook wijzigingen kunnen zijn waar nu nog geen plannen voor liggen? De heer STEVENS: Het gaat er ons niet zo zeer om of alle details op dit punt meegenomen worden. Het gaat ons erom dat er een totaalbeeld komt van de effecten van de woningmarkt in de provincie en de regio zoals ik die net heb gedefinieerd. De heer BULTJE: Sorry, voorzitter. Mijn vraag is of u daar ook mogelijke gevolgen in wilt meenemen waar nu nog geen plannen voor zijn, want dat staat in de motie. De heer STEVENS: U vraagt naar mogelijke plannen, maar in de motie wordt niet gesproken over mogelijke plannen.
13
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer BULTJE: Er staat – het wordt een hele exegese – onderzoek te doen naar effecten die wijzigingen van de regionale en lokale woningbouwplannen kunnen hebben. Dat zijn dus ook wijzigingen waar nu nog geen plannen voor zijn. De heer STEVENS: Nogmaals, u heeft het over mogelijke plannen en daarover wordt in de motie niet gesproken. Er wordt wel gesproken over mogelijke wijzigingen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, als medeondertekenaar van deze motie wil ik ten behoeve van de helderheid voor de heer Bultje antwoord geven, als u mij dat toestaat. Wij vinden dat dat wel zou moeten. Op het moment dat iemand een plan bedenkt waarin tien vrije kavels in de markt worden gezet en dat zit in de regio en dat raakt deze plannen, dan ga je dat natuurlijk meenemen in een onderzoek in enig jaar dat dit plaats vindt. Het lijkt mij voor de hand liggen dat we dit doen. Dat we nu nog niet weten wat er gepland gaat worden lijkt mij ook heel relevant. De VOORZITTER: Gaat u voort. De heer STEVENS: Tot slot, voorzitter. Onze fractie kan instemmen met de garantstelling voor de aankoop van de gronden boven het Slochterdiep. Er is sprake van een kleine investering met grote effecten voor de grondexploitatie. Daarin ligt voor onze fractie de motivering om hierin mee te gaan, maar tegelijkertijd ook de begrenzing. De begrenzing voor een mogelijke uitbreiding van het provinciale risico in Meerstad. Onze fractie vraagt het College of dit de laatste keer is dat ons risico wordt uitgebreid of voorziet het College op dat punt nog andere risico’s? Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Van der Ploeg van de fractie van GroenLinks. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, wij hebben in de commissie vrij diepgaand gediscussieerd al was het maar één ronde. Eerlijk gezegd hebben wij als fractie niet zo veel nieuwe elementen in te brengen ten opzichte van wat al is ingebracht door de vorige sprekers. Toch enkele opmerkingen van mijn kant. Er worden inderdaad stevige ingrepen in de plannen doorgezet. Je kunt je afvragen hoe dat zo is gekomen en wat de evaluatie daarvan is. Uiteraard is er sprake van een misconceptie. Er is gewoon te groot gedacht, zo moeten we met z’n allen constateren. Het gevolg is nu een afgeslankt project. Eén van de stellingen die ik vaak gebruik is “it’s no use crying over spilled milk”, maar het is wel verstandig om in deze fase vast te stellen dat er melk verspild is. Het heeft heel veel geld gekost. Er is nu waarde toegekend aan de grond die die waarde niet meer heeft. Dat betekent gewoon verlies. Nog steeds, meneer de voorzitter, zijn er veel vragen ten aanzien van het concept en de stappen die nu gezet worden, ook ten aanzien van de risico’s. Andere fracties hebben het er ook over gehad. De Partij van de Arbeid vraagt terecht naar de toekomst van de gronden ten noorden van het Slochterdiep. Het CDA noemt expliciet de waterberging. Eén van de belangrijkste aspecten van dat traject is volgens mij toch het waarborgen van de provinciale belangen. De aanpassing van de plannen wil niet zeggen dat daarmee die belangen verdwenen zijn. Het kan best zijn dat waar die belangen ondergebracht waren in de GREX en in feite betaald werden door het verkopen van woningen, dit nu niet meer het geval is. Hoe gaat dat spelen voor de begroting van de provincie? Dan hebben we het over de strategie ten aanzien van die provinciale belangen, ook ten aanzien van het Slochterdiep. Daar zou ik het College wel iets diepgaander over willen horen. Nu is dat natuurlijk ook een vorm van speculatie, want we weten niet precies wat de toekomst brengt. We weten niet hoe de GREX 2011 zich zal ontwikkelen, maar het is wel verstandig dat wij daar als Staten de vinger aan de pols houden. Meneer de voorzitter, wij stemmen in met de voordracht. Dat is niet van harte, maar wij zien wel de noodzaak van deze stap. We zien uit naar de discussie over de GREX 2011 en dat is al op vrij korte termijn. De motie van de Partij van de Arbeid hebben wij mede ondertekend en in de overwegingen wordt terecht gewezen op de malaise op de woningmarkt. De effecten zoals die nu spelen, kwalitatief en kwantitatief, willen we graag voor de regio en buurregio’s in beeld krijgen. Dan kom ik bij de motie van de ChristenUnie, want in het dictum wordt gesproken over effecten van woningbouwplannen op de woningmarkt. Volgens mij is het een interactie tussen woningmarkt en woningbouwplannen. Om dat misverstand even weg te werken is het verstandig om in die terminologie te blijven hangen. Meneer de voorzitter, dat is wat ik in deze termijn kwijt wilde. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan ben ik bij de heer Zanen van de Partij van het Noorden.
14
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer ZANEN: Voorzitter, vrij kort na het debacle van de Blauwestad, want zo moet dat, vrees ik, toch genoemd worden, staan we nu voor een aanpassing van een plan Meerstad dat, voor zover het de provincie betreft, iets verder weg ligt. Een project waar met name de gemeentelijke verantwoordelijkheid zwaarder drukt dan in Blauwestad het geval was. Er ligt nu een verhaal, maar daarvan is opgemerkt, ook door collega’s, dat je daar wellicht een second opinion over moet vragen om te kijken of we de zaken nu goed op een rij hebben en dat we verder niet voor onaangename verrassingen komen te staan. Nu hebben we voor onszelf gezegd dat we op korte termijn willen kijken hoeveel verlies wordt geleden op de ontwikkeling, inclusief het gebied ten noorden van het Slochterdiep. Er is gesproken over de invloed van de regio op deze plannen. De regio wordt op verschillende manieren geschetst, onder andere ook de regio Groningen-Assen. Dat is logisch, want dat is een samenwerkingsverband. Ik denk dat het heel goed is dat je Assen, Assen-Noord, betrekt bij wat er hier gebeurt. Een ander gebied dat toch ook bij de grotere regio behoort is Drachten. Ik krijg in de bus tegenwoordig folders met aanbiedingen over woningbouw in Drachten met prachtige huizen. Dat is gericht op stadjers. Alleen al om die reden is er blijkbaar een directe relatie. We moeten daar misschien met de collega’s in Friesland een gesprek over voeren. Voorzitter, in de stad zelf heeft het stilvallen van de SuikerUnie geleid tot een situatie waarin een hoop vloeivelden, direct binnen in de stad, grenzend aan het centrum, vrijvallen qua bestemming. Er is wel enige discussie over, maar ik heb het idee dat de gemeente Groningen die zaak voorlopig wegschuift. Er moet maar even niet aan gedacht worden, want anders zou je daar heel goed een wijk kunnen plannen. Voor het verder weggelegen Meerstad wordt dat directe concurrentie. Daar moet dan ook goed over nagedacht worden. Voorzitter, ik heb het begrip ‘stresstest’ gehoord in de motie van de Partij van de Arbeid. Ik vind dat een prachtig woord, want er zitten twee e’s in en verder een hele reeks medeklinkers. Als je scrabble speelt wordt het stressy om hier wat mee te doen. Het gaat natuurlijk om het feit dat we een stresstest kunnen hebben die geheimhouding omzeilt. Als we gaan meten hoeveel stress er op een project zit, terwijl je geheimhouding moet bewaren, wat heel erg lastig is, dan kan je dat misschien door een abstracte formule te gebruiken toch doen. Dan hebben we het over die 450 woningen per jaar en dan hebben we het over de verkoop van het gebied ten noorden va het Slochterdiep. Voorzitter, ondanks de opmerkingen die ik nu maak, hebben wij de motie van de Partij van de Arbeid mede ondertekend, alsmede de motie van de ChristenUnie. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan ben ik bij de heer De Vey Mestdagh van D66. De heer DE VEY MESTDAGH: Ja, dank u wel, voorzitter. We hebben het vandaag over Meerstad en de problemen die zich daar voordoen staan niet op zichzelf. Er zijn verschillende fracties die dat al hebben gezegd. Feitelijk is de hele woningmarkt vertraagd en Meerstad heeft er ook last van met een dreigend verlies bij die vertraging op de exploitatie. Een jaar geleden stond in de krant dat op Meerstad een rente van ca. € 1 miljoen per maand kan worden afgeboekt als we die vertraging blijven oplopen. Vandaar dat het van belang is om die zaak opnieuw goed te bekijken. Voorzitter, wat wordt dan voorgesteld? Ik doe even een greep uit een aantal zaken die in de voordracht staan. Het temporiseren en het vereenvoudigen van een aantal zaken. Terecht heeft het CDA er een aantal vragen over gesteld. Wat zijn de gevolgen daarvan voor het provinciaal belang met betrekking tot natuur en waterberging? Ook wij wachten het antwoord van het College af. Eerder uitbezuinigd is de tram-weg (een dubbelzinnige opmerking). Iets anders dat wordt voorgesteld is de verhoging van inkomsten door meer vrije kavels te gaan verkopen, echt vrije kavels, en - daar zullen we het vandaag, als het goed is, vooral over hebben – de mogelijkheid dat partijen een deel van het verlies uit de GREX overnemen, namelijk door gronden uit te nemen en daarmee feitelijk zelf de rentelasten op zich te nemen van die zaken. Daarmee komt het risico van de provincie hoger te liggen dan die € 6 miljoen die Calon ons als keiharde randvoorwaarde indertijd heeft toegezegd met betrekking tot de deelname aan dit project. Als we dan naar de exploitatie kijken, blijft de vraag hoe reëel, mede gezien de huidige situatie op de woningmarkt van de hele omgeving, het huidige voorliggende exploitatieoverzicht, de GREX, is. Wij hebben daar wel twijfels bij en vandaar dat wij mede de motie hebben ingediend die zegt dat wij daar de volgende keer een goede stresstest op moeten uitvoeren om te kijken hoe reëel die feitelijk is en hoe groot ons risico daarmee is. Voorzitter, niet alleen de gemeente Groningen heeft via Meerstad last van dit fenomeen, maar ook wij hebben er last van, bijvoorbeeld via de Blauwestad en daar hebben we nog steeds last van, overigens, in financiële zin, maar ook alle andere gemeenten met woningbouwplannen hebben daar financieel behoorlijk last van. Vandaar dat er ook, als er dan zo’n situatie optreedt, enige afstemming
15
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 plaats moet vinden. Sterker nog, die afstemming is eigenlijk noodzakelijk om ervoor te zorgen dat niet de ene gemeente zijn financiering helemaal rond heeft en allerlei andere gemeenten vervolgens onderuit dreigen te gaan. Een randvoorwaarde daarvoor is inzicht in de onderlinge effecten van allerlei plannen en daar gaat motie 2 over, de motie van de ChristenUnie, die wij mede ondertekend hebben. De discussie die hier net plaatsvond met de fractie van de ChristenUnie kan ik dan ook eigenlijk niet goed begrijpen. Meerstad is wel degelijk ook concurrerend. Als we alleen al naar de Blauwestad kijken ... We hebben overigens altijd al vraagtekens gezet bij de ontkenning van de concurrentie van Blauwestad en Meerstad – en met name als men het in Meerstad nog wat vrijer gaat maken, zal die concurrentie eerder toe- dan afnemen. Dan voorzitter, een vraag aan GS. Dat is de hamvraag. Indertijd heeft Calon ons ervan verzekerd dat wij een beetje meedoen in dat project in verband met een paar belangen die we hebben, met name de waterberging en de natuurontwikkeling en dat ons risico maximaal € 6 miljoen is. Dat risico is nu opgelopen tot € 8,2 miljoen plus eventuele rente. De vraag aan het College is hoe lang wij daar mee doorgaan. Wanneer nemen we ons verlies als provincie daadwerkelijk? Of gaan we all the way mee in het project, waar het ook eindigt? Zeker is die vraag van belang als wij geen leading partner in het project zijn en de invloed op de ontwikkeling die wij hebben, zeer beperkt is. Je kunt natuurlijk proberen om in zo’n probleem kansen te zien. Daar zouden wij eens wat meer bij stil moeten staan en aldus verzoek ik aan het College. Kunnen we er bijvoorbeeld voor zorgen dat er ook een winstsituatie voor de provincie ontstaat, als we er toch geld in moeten stoppen? Ik kan mij voorstellen dat, omdat ook de Driebondsweg als ontsluiting van Meerstad aan de orde is en wij de weg naar Delfzijl nader willen onderzoeken met daarin de optie om die langs het Eemskanaal te laten lopen en wij toch gronden gaan verwerven, we misschien een win-win-situatie kunnen creëren. Dan is het ook niet allemaal verlies, want dan gaan we meteen kijken of we dat niet aan een ander project kunnen koppelen, zodat we maximale winst krijgen. Dat was mijn bijdrage in de eerste termijn, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Mevrouw Hazekamp, Partij voor de Dieren. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, het is al eerder gezegd: de kredietcrisis en de recessie hebben geleid tot achterblijvende ontwikkelingen op de woningmarkt. Na de Blauwestad heeft ook Meerstad hier last van. Voorzitter, de Partij voor de Dieren is erg positief over Meerstad. Het is een mooie, groene en waterrijke wijk. We zijn ook erg blij dat de provincie, ondanks de economische recessie, er toch voor gekozen heeft om te investeren in groen en blauw. Het aantal te realiseren woningen naar beneden brengen in plaats van schrappen op het gebied van de natuurdoelen, verdient alle lof. De provincie heeft op dit vlak een hoog ambitieniveau aan de dag gelegd en doet er veel aan om haar beloftes op dit punt gestand te doen. Zo wordt bijvoorbeeld ook de robuuste verbindingszone Meerstad-Westerbroek daadwerkelijk gerealiseerd, zij het op een andere locatie. Ons is verzekerd dat dit niet ten koste gaat van de kwaliteit van die verbindingszone. De Partij voor de Dieren maakt zich wel grote zorgen over het deel ten noorden van het Slochterdiep: 430 ha overbodig geworden grond. Tijdens de commissievergadering heeft de gedeputeerde expliciet aangegeven dat die gronden uit de grondexploitatie gehaald worden en dat er gedacht moet worden aan een agrarische bestemming, te weten veehouderij. Daar maakt de Partij voor de Dieren zich grote zorgen over, ten eerste omdat het dier in de intensieve veehouderij een erg kort, maar vooral belabberd leven leidt en ten tweede omdat de grote, uniforme stallen een aantasting betekenen van het open landschap. Daarnaast wordt ook steeds duidelijker dat de veehouderij grote nadelige effecten heeft op de volksgezondheid. Denk maar eens aan bacteriën die resistent zijn geworden tegen antibiotica en aan voor mensen gevaarlijke dierziektes, zoals vogelgriep en Q-koorts. De VOORZITTER: U moet wel weer in de buurt van Meerstad komen. Mevrouw HAZEKAMP: Ja hoor. Intensieve veehouderij en ook grootschalige melkveehouderij en geitenbedrijven passen niet in een groene stedelijke omgeving als Meerstad. Wij pleiten voor een ecologische invulling van het gebied ten behoeve van recreatie, maar ook ten behoeve van mensen en dieren. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt aldus: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 17 november 2010, ter behandeling van de Grondexploitatie Meerstad,
16
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 constaterende dat: de gronden ten noorden van het Slochterdiep vooralsnog buiten de grondexploitatie van GEM Meerstad worden gebracht; dit gebied waarschijnlijk weer een agrarische bestemming krijgt, waarbij de nadruk zal liggen op veehouderij, overwegende dat: intensieve veehouderij en grootschalige melkveehouderij niet passen bij een groen stedelijk woon- en werkgebied; intensieve veehouderij en grootschalige melkveehouderij mogelijk nadelige effecten kunnen hebben op de gezondheid van omwonenden; de toename van moderne en grote boerenerven ruimtelijke consequenties heeft voor het landschap, verzoeken het College: samen met de publieke en private partijen te zoeken naar een ecologisch duurzame invulling van dit gebied en bij verpachten of verkopen van de gronden ten behoeve van de veehouderij op een biologische bedrijfsvoering als voorwaarde te stellen en gaan over tot de orde van de dag.” Dit wordt motie nummer 3. Deze wordt verspreid en maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. Gaat u voort. Mevrouw HAZEKAMP: U gaf net aan dat het enige relatie moet hebben met Meerstad. Dat heeft het natuurlijk ook. Het gaat om een stedelijk gebied, een groene stedelijke woonwerkomgeving en grootschalige veehouderij hoort daar absoluut niet bij. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we bij de heer Blom. De heer BLOM: Ik sluit mij aan bij de woordvoering van de SP, voorzitter. De VOORZITTER: Dank u. Dat is genoteerd. Dan zijn wij bij het College. Even in het algemeen. U verdeelt zelf uw spreektijd over de dag. We laten weten wat u ongeveer verbruikt heeft, dan kunt u opletten dat u uitkomt met uw openbare ‘tijdexploitatie’. Dat geldt ook voor het College en daarvoor gaat nu spreken de heer Moorlag. De heer MOORLAG: Dank u wel, voorzitter. Ik meen dat de heer Abbes begon met de woorden dat de kredietcrisis en de malaise op de woningmarkt niet aan Meerstad voorbij gaat. Dat is een correcte opmerking. Wat je op dit moment ziet, niet alleen op de regionale woningmarkt, maar ook landelijk, is dat projecten op het terrein van gebiedsontwikkeling en woningbouw zwaar te lijden hebben onder die malaise. Je ziet op verschillende plekken in het land dat gebiedsontwikkelingen worden afgeblazen, dat er verliezen worden genomen op de grondexploitaties door de gemeenten. Er is onlangs een rapport uitgebracht, opgesteld door de VNG en het ministerie van VROM. Binnenlands Bestuur heeft erover gepubliceerd. Daaruit blijkt dat er fors wordt gesneden in woningbouwprogrammering en woningbouwplanning. Dus aanpassingen van woningbouwprogrammering en woningbouwplanning zijn overal onvermijdelijk. Dat geldt ook voor Meerstad. Met de aanpassing van de GREX is beoogd om het eindsaldo van meerstad op nul te houden. Van de kant van de VVD en de SP werd de vraag gesteld of de organisatie wel crisisbestendig genoeg is. Je moet vaststellen dat op basis van de huidige GREX met de huidige parameters, dat die GREX houdbaar is. Maar hoe zit het met de toekomstbestendigheid van de GREX? Dat is door meerdere fracties gevraagd. Voorzitter, wij weten niet hoe diep de crisis op de woningmarkt zal zijn en hoe lang deze zal aanhouden. Dat geldt niet alleen voor Meerstad, maar dat geldt ook voor andere woningbouwprojecten. Zijn we er hiermee? Dat kun je niet met grote stelligheid zeggen en dan kom ik direct bij de motie die door de PvdA-fractie is ingediend waarin wordt opgeroepen om de GREX aan stresstests te onderwerpen. Dan kijk je hoe die GREX zich financieel gedraagt als je aan de knoppen gaat draaien, dus als je andere parameters gebruikt. Die motie ondersteunt het College volledig. Dat is ook de discussie die wij hebben met andere partrijen in Meerstad. Wij zullen bevorderen dat die motie wordt uitgevoerd. Ik zeg bevorderen, want de provincie is niet de enige partij en dat is een groot
17
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 verschil met de Blauwestad, want daar draaien wij als provincie exclusief aan de knoppen, maar hier zijn we een van de acht partijen en door sommige fracties is terecht opgemerkt dat de provincie in de planvorming waakzaam en alert moet zijn op de provinciale belangen, maar dat het voor het overige natuurlijk wel om woningbouwproductie gaat van andere partijen, zowel publiek als privaat. De heer DE VEY MESTDAGH: U sprak even over Blauwestad, maar is het niet zo dat wij daarin ook samen met een gemeente en voordien met drie gemeenten aan de knoppen draaiden of is dat idee nu door het College verlaten? De heer MOORLAG: Nee. Ik denk dat onze positie bij de Blauwestad een duidelijk andere is dan bij Meerstad. Bij Blauwestad werken wij weliswaar samen met de gemeente, maar de grondexploitatie sec is een exclusieve aangelegenheid van de provincie. Dat interfereert met gemeentelijke belangen en dan moet je samenwerken, maar dat is een duidelijk andere situatie dan bij Meerstad ... De heer DE VEY MESTDAGH: Maar u zei: wij draaien in ons eentje aan de knoppen. Dat is feitelijk niet geheel juist, dacht ik. De heer MOORLAG: Voor wat betreft de GREX van Blauwestad is het primair de provincie die aan de knoppen draait en dat is een duidelijk andere situatie dan de GREX van Meerstad welke een samenwerkingsverband impliceert van vier publieke en vier private partijen. De heer DE VEY MESTDAGH: Maar waar die knoppen zich precies heen bewegen heeft wel degelijk te maken met wat de gemeente Oldambt wil. Of zegt u dat wij dat geheel in ons eentje doen? De heer MOORLAG: Voorzitter, ik weet niet of wij de discussie moeten gaan verbreden tot de GREX van Blauwestad en de exploitatie van Blauwestad ... De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik ben nieuwsgierig naar de visie van het College, want we hebben het over Blauwestad gehad en de invloed van de gemeente Oldambt daarop. De VOORZITTER: Laten we dit beperken tot de vraag of wij wel of niet intensief samenwerken met Oldambt met het beleid ten aanzien van Blauwestad. Dat raakt zowel de grondexploitatie als de rest. Misschien dat u daar nog even kort op kunt antwoorden. De heer MOORLAG: Voorzitter, terugkomend op die motie. Ik zal bevorderen, ook bij de andere partijen, dat die stresstests uitgevoerd worden. Dat spoort met de voornemens van het College. Door de heer Bultje en ook door andere fracties werd een vraag gesteld over de gronden ten noorden van het Slochterdiep. Specifiek ging die over een nabetalingsverplichting. Is dat een complicatie bij de verkoop van de gronden? Ik heb niet de perceptie dat dit een complicatie is. In de GREX die vertrouwelijk ter inzage heeft gelegen, treft u nadere informatie aan. Worden de Staten betrokken bij de bestemming van de gronden? Ja, daarover hebben partijen afgesproken – en dat staat ook in de voordracht – dat er twee jaar lang door de GEMM zal worden gezocht naar een andere bestemming voor de gronden. Eind 2012 zal worden bezien of er een andere bestemming aan gegeven kan worden. Is dat niet het geval dan worden de gronden overgenomen door de private partijen, maar wij zullen u dan voor die tijd, als het gaat om de bestemming van die gronden, informeren. Door de heer Abbes werd de vraag gesteld of je die gronden niet zou moeten aanhouden. Zou je die gronden niet exclusief voor de provincie moeten verwerven? Partijen hebben op dit moment de afspraak gemaakt dat zij ieder voor één achtste deel garant staan voor de afname van die gronden. Als wij ons garant zouden stellen voor de afname van al die gronden, zou het College al snel het verwijt kunnen krijgen dat wij de problemen en kosten van andere partijen overnemen. Er is op dit moment de keuze gemaakt om die gronden over de acht partijen te verdelen. Aan het scenario dat wij die gronden zouden verwerven zou een duidelijk provinciaal belang ten grondslag moeten liggen. Als dat belang te duiden is, dan wil het College dat wel in overweging nemen, maar ook in dat geval niet nadat de Staten zijn geraadpleegd. De heer Bultje stelt de communicatie met de bewoners aan de orde. Hoe wordt daarin voorzien en is die communicatie wel deugdelijk genoeg? Voorzitter, de GEMM heeft een informatiecentrum dat permanent bemenst is. Bij het vraagstuk van het afstoten van de gronden aan de noordkant van het Slochterdiep heeft de gemeente Slochteren de verantwoordelijkheid voor de communicatie op zich genomen en ook in de voorlichting richting de toekomstige bewoners is de
18
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 informatievoorziening dusdanig dat er geen verwachtingen worden gewekt die niet waar gemaakt kunnen worden. Ik heb de indruk dat de communicatie daarmee kwalitatief voldoende geborgd is. De gevolgen van het schrappen van het plandeel Noord voor de waterbergingsfunctie. In de AVA van de GEMM heeft de provincie zich op het standpunt gesteld dat binnen de GREX van Meerstad compensatie voor de waterberging gevonden moet worden. Eén van de doelen – en dat staat ook in het Masterplan – is dat, naast natuurontwikkeling, gebiedsontwikkeling en woningbouw, waterberging binnen de reikwijdte van de GREX wordt gerealiseerd. Dat is in de AVA als standpunt ingenomen. Hoe je de waterberging dan precies moet gaan inrichten en of dat binnen het resterende plangebied kan of niet, is een zaak van nader onderzoek en college Hollenga zal daar zo meteen kort op ingaan. Het onderscheidend vermogen van Meerstad, het concurrerend vermogen van Meerstad en de concurrentie met andere plannen in de regio, of zelfs in het landsdeel, als ik de heer Zanen goed heb begrepen die ook de woningmarkt in Drachten erbij betrekt. Meerstad beoogt een onderscheidend project te zijn. De verhouding tussen groen en blauw aan de ene kant en rode functies aan de andere kant, is een verhouding die je elders in de nabijheid van de stad niet of niet veel aantreft. Daarin zit het onderscheidend en het concurrerend vermogen van Meerstad. Op dit moment is het echter wel zo dat de markt een vragersmarkt is. Dus de vraag is op dit moment leidend en niet het aanbod. Hoewel de stellige indruk is dat er voldoende vraag is naar het type woning dat Meerstad biedt – er is altijd een groot tekort geweest aan woningen in een groenstedelijk woonmilieu in de nabijheid van de stad – is het grote punt of die vraag op dit moment ook koopkrachtige vraag is. Zijn mensen als zij willen, ook in staat om een dergelijke woning te verwerven? Je moet gewoon vaststellen dat er op dit moment sprake is van een ernstige stagnatie in de doorstroming op de woningmarkt. Aan de andere kant is het wel zo dat de stad Groningen nog fors groeit. De stad Groningen is onlangs de grens van 190.000 inwoners gepasseerd en je ziet dat Groningen ook landelijk een van de sterkste groeiregio’s is. Dan voorzitter, het aanpassen van het plan en het verwerven van de gronden: leidt dat tot extra kosten? Door een aantal fracties is stellig gezegd dat onze risicopositie toeneemt van € 6 miljoen naar € 8,2 miljoen. Voorzitter, dan rijst bij mij de vraag of er überhaupt wel een commissievergadering is geweest, want daar is nadrukkelijk uiteengezet dat ten opzichte van die afnamegarantie ter waarde van € 2,2 miljoen, er grondwaarde tegenover staat. De netto uitbreiding van de risicopositie is dan dus beduidend lager. Die zal in de orde van grootte van vijf tot zeven ton zijn. Als je dan kijkt naar de totaliteit van het plan, denk ik niet dat je kunt stellen dat de provincie daar nu echt een forse uitbreiding van de risicopositie op zich neemt. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, u heeft in de voordracht wel degelijk opgeschreven dat het risico voor de provincie Groningen met € 2,2 miljoen kan oplopen naar maximaal € 8,2 miljoen. Dat lijkt u nu te ontkennen. De heer MOORLAG: In een ander dossier draagt het College het principe uit van solide en conservatief ramen. Dat maximale bedrag van € 2,2 miljoen gaat uit van de premisse dat de grond € 0,00 waard is. Het is al heel lang gelden dat er geen geldwaarde aan grond werd toegekend, maar grondwaarden kunnen fluctueren. Dat heeft deze provincie in het verleden ook gemerkt met de verkoop van de kloostergoederen die na de Reductie naar de provincie zijn overgegaan. Leidt de aanpassing verder tot extra kosten? Zoals gezegd heeft het College het standpunt binnen de AVA ingenomen dat het vervallen van waterbergingscapaciteit primair binnen de GREX van Meerstad opgevangen moet worden. In hoeverre dit nog invloed heeft op de natuurdoelen is een onderwerp waar collega Hollenga op in zal gaan. Moeten de stresstests een second opinion worden? Als ik dat zo mag verstaan dat bij het uitvoeren van die stresstests externe deskundigheid bij wordt betrokken, ben ik daar voorstander van. Ik zal dat ook bevorderen. De SP stelde de vraag of € 2,2 miljoen extra schade aanvaardbaar is. De heer VAN DER PLOEG: Ik wil even terugkomen op het provinciaal belang in relatie tot waterberging. Dat moet in de GREX worden opgevangen. Is er in de visie van het College in de huidige GREX voldoende borging, ook qua financiële middelen, om die waterberging daadwerkelijk te realiseren in de omvang zoals die gepland was? De heer MOORLAG: Voorzitter, het College neemt het standpunt in dat daar waar het Masterplan niet wordt aangepast en daarin is de waterbergingsfunctie beschreven, de waterbergingsfunctie binnen de GREX gerealiseerd moet worden en dat de kosten voor realisatie elders, als die in beeld mochten komen, binnen de GREX opgevangen moeten worden.
19
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010
De heer VAN DER PLOEG: Maar mijn vraag is of dat in uw visie al gedaan is. Er komen dus extra kosten en dat kunnen we gewoon nagaan. De heer MOORLAG: Voorzitter, in de totaliteit van de GREX, het wordt ook wel een strategische GREX genoemd, is niet alles tot op detailniveau verwerkt. Er is een bandbreedte aangegeven. Dus die strategische GREX 2010 zal omgebouwd moeten worden naar een definitieve gedetailleerde GREX en zoals gesteld hebben wij het standpunt dat de kosten van vervangende waterberging binnen de GREX opgevangen moeten worden, te meer omdat het Masterplan ongewijzigd blijft. Op het moment dat het Masterplan aan wijzigingen onderhevig zou zijn – en dat is in het verleden met uw Staten gecommuniceerd – zal dat eerst mogelijk zijn dan nadat daarover met de Staten is gedebatteerd. De VVD heeft ook gevraagd naar die € 2,2 miljoen en ik meen dat ik die vraag in extenso heb beantwoord. De ChristenUnie ... De heer SWAGERMAN: Voorzitter, de gedeputeerde was bezig mijn vraag te beantwoorden over die € 2,2 miljoen voordat hij geïnterrumpeerd werd. Ik heb niet begrepen dat u in extenso heeft geantwoord op de vraag van de VVD. De vraag van de VVD was waarom er gekozen is voor één achtste deel in plaats van een aandeelhouderspositie of bedoelt u daarmee te zeggen dat in de GEMM alle acht partijen een gelijk aandeel hebben, los van wat hun inbreng was. De heer MOORLAG: De vraag was of die € 2,2 miljoen ondergebracht kon worden binnen dat bedrag van € 6 miljoen. Daarover heb ik ook in het overleg het standpunt ingenomen dat, gezien de netto toename van de risicopositie en de uitgesproken bereidheid van de zeven andere partijen om dat in gelijke mate te doen, ik daarin geen spelbreker wilde zijn. Wat wel als harde voorwaarde is gesteld – en dat staat ook in de voordracht – is dat andere partijen zich ook garant stellen voor de afname van die gronden. Dus ook in de besluitvorming binnen de andere gremia moet daarover positief worden besloten. De heer SWAGERMAN: Dat wil ik toch even doorvertalen naar wat er, normaal gesproken, in het bedrijfsleven gebeurt. Stel – en daar gaan we niet van uit en dat hopen we ook niet – dat een bedrijf failliet gaat. Dan heb je verschillende aandeelhouders met verschillende posities op dat gebied. In die zin is dat belangrijk voor de beantwoording van deze vraag. Gaan wij dan betalen naar positie naar gelang het aantal aandelen? De heer MOORLAG: Nee, dat is niet zo. De garantstelling van de provincie en het maximale risicoplafond is € 6 miljoen. Zo staat het in de risicoparagraaf van onze jaarstukken. Ook na uitvoerig debat in deze Staten, want het oorspronkelijk voorstel van het College was om geen risicodragende positie in te nemen, hebben wij indertijd de afweging gemaakt dat als je invloed wilt houden op de realisatie van Meerstad (de provincie was er met name conceptueel sterk bij betrokken) je een beperkt risico moet dragen, want dan heb je een positie met meer invloed. Waar het gaat om het dragen van het overige risico, zit dat bij de andere partijen onder meer door middel van borgstellingen van de kant van de gemeenten, waar dan weer de grondwaarden tegenover staat. De risicopositie van de provincie is afgegrensd op € 6 miljoen en die wordt nu enigszins opgehoogd met maximaal € 2,2 miljoen als de grondwaarde nul is, maar bij een reële grondwaarde betekent dat dat de toename van de risicopositie is gesteld op een bedrag tussen de vijf of zeven ton. De ChristenUnie: een meer gefaseerde uitvoering van het plan? Ja. Daarin is voorzien. Dat het plan flexibel wordt ontwikkeld is ook inzichtelijk gemaakt in de presentatie door de directeur van de GEMM. De interferentie met de regionale markt zal worden toegelicht door collega De Bruijne. Is dit de laatste keer dat de provincie haar risicopositie uitbreidt? Uitgangspunt is dat de provincie haar risicopositie niet vergroot. Mocht er scenario’s in beeld komen waarin daarvan wel sprake is, kan er geen enkel misverstand over bestaan dat dit aan de Staten voorgelegd zal worden. Uitgangspunt van het College is dat wij onze risicopositie niet verder vergroten. Onze risicopositie is een duidelijk andere dan de andere partijen die participeren in Meerstad. GroenLinks stelt de vraag of er nu verlies wordt geleden als je die gronden uit de exploitatie haalt. Ja, daar wordt verlies op genomen. Daar boek je op af en daarover dient geen enkel misverstand te bestaan. Als je kijkt naar de exploitatie van het plandeel Noord dan levert het per saldo wel een positief effect op, omdat het saldo van de investeringskosten aan de ene kant en de te verwachten opbrengsten en de kosten voor het afboeken op de gronden, fors positief is. Dat ontlast de GREX fors. Ik verwijs verder naar de cijfers die in de GREX zijn opgenomen.
20
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De strategie voor wat betreft de provinciale belangen, waar GroenLinks naar verwees. Natuur, water en gebiedsontwikkeling. Wij blijven daar alert op. Op natuur en water zal collega Hollenga nog ingaan. Zou er niet geswitcht moeten worden naar bouwen op de vloeivelden en het terrein van de SuikerUnie? Een vraag aan de Partij voor het Noorden is dan: wat doe je dan met het terrein van Meerstad? Neem je daar verlies op? Ga je dat afwaarderen tot € 0,00? Dat lijkt mij niet zo’n verstandige optie, voorzitter. D66 had de vraag of de weg langs het Eemskanaal vanaf Delfzijl er bij betrokken moet worden. Dat is wel heel erg jumping to conclusions. Het is de vraag of de conclusie ooit getrokken wordt dat er een weg aan de zuidkant van het Eemskanaal wordt opgenomen. Er vindt weliswaar een studie plaats, maar tot dusverre is het beleid van de provincie daar niet op gericht. Op z’n zachtst gezegd is dat wat voorbarig. Tot slot voorzitter, de Partij voor de Dieren. Die gronden bestemmen voor veehouderij als er geen andere bestemming voor gevonden wordt? Op dit moment hebben die gronden trouwens ook die functie. Is er een risico van toename van intensieve veehouderij? Naar mijn smaak is dat er niet, voorzitter, omdat deze provincie een beleid kent dat nieuwvestiging van intensieve veehouderij niet toelaat. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ik heb intussen begrepen dat de twee andere sprekers van het College samen ongeveer 5 minuten nodig hebben. Dat lijkt me een mooie uitdaging zo vlak voor de koffie. De heer Hollenga. De heer HOLLENGA: Voorzitter, ik heb twee punten in aanvulling op datgene wat collega Moorlag heeft gezegd over de waterberging. Binnen het Masterplan Meerstad is een opgave voor waterberging meegenomen, zoals wij in navolging van de nota Doorbraak Waterberging hebben vastgesteld van 4 3 miljoen m . Dat is nodig in verband met Meerstad zelf, want dat ligt op een plek die heel snel onderstroomt als het echt mis gaat. Vandaar dat er voor Meerstad, zowel als voor de stad Groningen, een forse waterbergingsopgave bij de boezem van het Eemskanaal gerealiseerd moest worden. Dat is 3 in een combinatie met het meer van Meerstad in de vorm van een waterberging van 4 miljoen m voorgenomen. Wanneer, zoals nu voorgesteld, het noordelijke gedeelte daarvan af gaat, dan missen 3 we op dat moment een opgave van 0,9 miljoen m . Dat betekent dat op basis van de opgave zoals 3 voorzien, er nog 3,1 miljoen m in Meerstad gerealiseerd gaat worden, tenzij je in plaats van 50 cm er nog een paar centimeters bij doet. Dat zijn allemaal dingen die naar de toekomst toe onderzocht moeten worden. Wij hebben gisteren overleg gehad met het waterschap. We gaan de komende tijd een analyse maken van wat dat zou betekenen. De waterberging die gerealiseerd kan worden binnen Meerstad – en dan heb ik het weer over die 3 3 miljoen m – kunnen we realiseren tegen een prijs van € 4 miljoen, waarvan, zoals in het verleden is afgesproken, 90% voor rekening is van het waterschap en 10% voor rekening van de provincie is. 3 Als de 0,9 miljoen m niet binnen Meerstad opgevangen zou kunnen worden en je een alternatief moet zoeken buiten Meerstad, zal dat ongetwijfeld met aanzienlijke meerkosten gepaard gaan en die kosten zullen we de komende weken in beeld moeten brengen om neer te leggen bij Meerstad als zijnde een gevolg van de eventuele aanpassing van het plan, om daarna te worden meegenomen in de GREX, zoals de heer Moorlag al heeft aangegeven. Dat over Meerstad. Nu over natuur. Het is zo dat binnen Meerstad in het kader van rood voor groen een aanzienlijke natuuropgave gerealiseerd moet gaan worden. Die natuuropgave is een verantwoordelijkheid voor het bureau Meerstad. Dat heeft ook te maken dat het ministerie van LNV via Bureau Beheer Landbouwgronden een aanzienlijke hoeveelheid hectares aan grond heeft ingezet. Die worden omgezet en zijn beschikbaar voor de realisatie van natuur binnen Meerstad. Dat gaat om 480 ha groen in en om de stad en 105 ha EHS binnen het exploitatiegebied Meerstad. Dan nog eens 56 ha compensatie Staatsbosbeheergrond en 365 ha EHS buiten het exploitatiegebied. Er zal nu door partijen en door bureau Meerstad in overleg met het ministerie, verantwoordelijk voor de financiering, in kaart moeten worden gebracht welke invloed de wijziging van het plangebied Noord heeft op rood voor groen. Om welke omvang gaat het en waar moet je dat realiseren? Ook dat zullen wij de komende tijd in beeld brengen en af moeten afwachten. Tot zover, voorzitter. De heer DE BRUIJNE: Voorzitter, de motie Stevens – zo noem ik hen maar even – snijdt een onderwerp aan waarover we al eerder in de commissie hebben gesproken en ik heb toen gezegd dat als het gaat om die interferentie tussen de woningmarkt Groningen-Assen en de overige regio’s, wij over cijfers beschikken ten aanzien van migratie, het onderling verkeer van bewoners tussen de regio’s. Dit zijn echter cijfers die terugkijken en onderzoek naar het verleden is altijd wat eenvoudiger
21
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 dan onderzoek naar de toekomst. Ik heb mij bij mijn beantwoording niet gerealiseerd dat ik daarmee deze motie zou uitlokken, maar hij ligt er nu. Ik zou u willen vragen om deze motie aan te houden in die zin dat ik de vraag die u stelt – onderzoek doen naar effecten van woningbouwplannen, zowel regionaal als lokaal op de provinciale woningmarkt – willen voorleggen aan het Kenniscentrum Krimp dat wij op 29 november aanstaande gaan lanceren. Dat is een initiatief van de drie noordelijke provincies, Groningen, Friesland en Drenthe, in samenwerking met de Hogescholen en de RUG. U krijgt als Statenleden daar uiteraard bericht van. Het lijkt mij goed om deze vraag eerst voor te leggen aan het kenniscentrum en daarbij te vragen naar op welke wijze een dergelijk onderzoek plaats zou kunnen vinden, welke kosten eraan verbonden zijn, om daarmee bij de Staten en de commissie terug te komen, zodat we met elkaar kunnen kijken of dat datgene is wat u bedoelt en of u als Staten wilt aangeven op welke wijze u een dergelijk onderzoek wilt financieren. De heer STEVENS: Voorzitter, u heeft in de commissie gezegd dat zowel de Regio Groningen-Assen als ook de krimpregio wel belang heeft bij een dergelijk onderzoek. U heeft zich toen niet uitgelaten over of de provincie daarbij een belang had. De vraag is ook of u het nodig vindt voor de regiefunctie van de provincie om zicht te hebben op dit soort effecten? De heer DE BRUIJNE: Die vraag kan ik eenvoudig beantwoorden. Ik denk dat als het substantiële en valide informatie op zou leveren, mij dat zeer welkom zou zijn. Het lijkt mij ook dat we in onze relaties met de gemeenten in de regio’s wij niet de enige zijn, die die cijfers interessant zouden vinden, maar dat die ook voor de partijen in het veld en voor de gemeenten interessant zouden zijn. Alleen u vraagt het College onderzoek te doen in deze motie. Dat is een tamelijk imperatieve vraag. College, wilt u onderzoek doen? Ik leg u voor dat ik die vraag begrijp en dat het College, als het mogelijk zou zijn om een dergelijk onderzoek te doen, waardoor het valide informatie beschikbaar zou komen, uiteraard bereid is om aan deze vraag tegemoet te komen, maar we moeten met elkaar overleggen over de vraag of datgene wat wordt aangeboden als onderzoeksopzet, inclusief de kosten, spoort met hetgeen u als Staten wilt. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, even in de duale rol. U kunt dat toch altijd doen, ook als de motie wel is aangenomen. U kunt dan toch altijd terugkoppelen of dat handig is of niet? Dan heeft u in ieder geval zekerheid over de wens van de Staten. De heer DE BRUIJNE: Ja, maar ik ga ervan uit dat als wij een motie aannemen en we hebben geen duidelijke politieke bezwaren, dat we de motie ook uitvoeren. Wat ik u voorleg is dat ik twijfel aan de uitvoerbaarheid van deze motie, zoals die nu wordt gesteld, terwijl ik dat eerst wil onderzoeken en eerst wil kijken of dat kan. Overigens zal ik toch in de commissie terug moeten komen als het gaat om de kosten. De heer STEVENS: Voorzitter, wij hebben van het College onlangs weer, en ook een half jaar geleden, het rapport Regionale Bevolkingskrimp en de stad Groningen ontvangen. Dat is zo’n onderzoek dat ik bedoel en wat uitgevoerd zou moeten worden. Het is wel mogelijk om dit soort onderzoeken uit te voeren waarbij je naar de toekomst kijkt en kijkt wat de effecten zijn van de woningmarkt op een bepaald gebied, of wat de effecten zijn van ontwikkelingen in een bepaald gebied op een woningmarkt. In dit rapport wordt beschreven wat de effecten zijn van de krimp in de provincie op de woningbouwplannen in de stad Groningen. Dat is een goed rapport en dat geeft daar zicht op, maar het is een rapport op een onderdeel. Wat wij graag willen is een onderzoek wat de totale woningmarkt in de provincie Groningen behelst en dat u als gedeputeerde in staat stelt om uw regierol met betrekking tot woningbouw en krimp in te vullen. In onze opvatting kan het niet zo zijn dat je geen zicht hebt op effecten als je de regierol goed wilt invullen. De heer DE BRUIJNE: Voorzitter, nogmaals ik denk dat de heer Stevens en ik op dit punt niet van mening verschillen. Ik geef alleen aan dat ik uw vraag wil voorleggen. Het zou nuttig zijn om dat nader uit te diepen, maar in dat rapport dat u noemt, wordt geprobeerd een relatie te leggen tussen groei en krimp op het gebied van de woningbouw, maar men baseert zich wel op migratiecijfers uit het verleden en niet op de toekomst. Dus datgene wat u vraagt is een vraag die – ik heb dat ook al in de commissie gezegd – op dit moment niet beantwoord is. Wij beschikken niet over een rapport waarin dit staat. Nu zegt u dat u graag zo’n rapport wilt zien. Dat is prima, maar dat betekent wel dat wij aan degenen die een dergelijk onderzoek zouden moeten doen, dit moeten voorleggen met het verzoek om met een onderzoeksopzet te komen om te kijken of datgene wat onderzocht wordt, ook betrouwbare informatie oplevert. Overigens is ook de vraag van belang wat dat kost, maar dit is nog een ander aspect. Ik ga
22
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 ervan uit dat u als Staten als u een dergelijke opdracht aan het College geeft, ook zult aangeven op welke wijze u dat wilt betalen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, als mede ondertekenaar wil ik de vraagstelling van de heer Van der Ploeg ondersteunen. U kunt dat toch altijd terugkoppelen? Ik acht deze Staten best in staat om, als u zegt dat dit irrelevante gegevens opleveren die € 50.000 gaan kosten, realistisch met elkaar om te gaan, maar het verhaal blijft gewoon staan, zoals de ChristenUnie en de indiener van de motie dat ook handhaven. De heer DE BRUIJNE: Laten we het dan kort houden. Ik geloof niet dat het zinvol is om op dit moment het debat te voeren anders dan over de procedure. De Staten willen graag dat een dergelijk onderzoek wordt gehouden. Het College zal die vraag beantwoorden en komt er op terug in de commissie en zal de ins and outs van dit onderzoek aan u voorleggen, alvorens het onderzoek uit te gaan voeren. De VOORZITTER: Dan zijn we nu aan het einde van de beantwoording in eerste en tweede instantie. Hartelijk dank. Ik zie dat er behoefte is aan een schorsing. Ik schors de vergadering tot 11.40 uur en na de schorsing ronden we dit punt af met de stemming over de moties. Schorsing De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Dan zijn we nu toe aan de stemmingen over de moties. Ik zie dat een enkeling nog een stemverklaring wil afleggen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, een punt van de orde. Ik zou het op prijs stellen als we een korte derde termijn entameren. De VOORZITTER: OK. Doet u dat dan heel kort. Laten we gelijk beginnen. Het kan ook middels korte stemverklaringen. Laten we proberen tempo te maken, want ander lopen we geweldig uit. De heer Bultje. De heer BULTJE: Voorzitter, dank aan het College voor de beantwoording. Motie 1 steunen wij. Motie 2. Mij is uitgelegd dat ik dit in de context van de discussie moet zien en mij zijn de overwegingen over wat wordt beoogd, duidelijk geworden. Gezien de koers die de gedeputeerde vervolgens heeft voorgesteld kunnen wij daarin meegaan, hoewel we vinden dat het dictum van de motie niet helemaal datgene uitdrukt wat volgens ons bedoeld is. Motie 3. Wij willen niet te veel vooruitlopen op de mogelijke invullingen met betrekking tot de noordzijde van het Slochterdiep en bovendien is al aangegeven dat via het POP al veel is geregeld. Dus daar hebben we geen behoefte aan. De heer ABBES: Voorzitter, bedankt voor de beantwoording door het College. Ik heb even een paar kleine puntjes met betrekking tot de gronden in relatie tot de waterberging. U geeft duidelijk aan hoe u erin staat. Ik denk dat wij er goed mee uit de voeten kunnen en door te zeggen dat we naderhand, nadat we in kaart hebben gebracht wat de gevolgen zijn voor een eventueel afstoten van het plandeel Noord voor die waterberging, bepalen hoe we dat oplossen, roept dat bij ons de vraag op of het praktisch uitvoerbaar is. Gedeputeerde Hollenga vult dat aan met concrete cijfers. Het gaat dan om 3 die 0,9 m water die toch ergens een plek moet krijgen. Het lijkt ons niet zo eenvoudig om dat toch binnen het gebied ten zuiden van het Slochterdiep te realiseren. Kortom, we zouden de boodschap willen meegeven om vanuit strategische overwegingen de gronden niet al te snel af te stoten en goed te bekijken in hoeverre een en ander gekoppeld kan worden aan onze waterbergingsopgave. Met betrekking tot de segmenten en de concurrentiekracht geeft u aan dat de vraag er inderdaad is, maar dat dit echt een kwestie is van de tanende koopkracht in deze tijd. Dat is een gegeven en daar moeten we het op dit moment mee doen. We zijn blij met de toezegging met betrekking tot de second opinion. Motie 1 steunen wij. Motie 2 hebben we mede ondertekend, maar we kunnen ons helemaal vinden in de lijn die de gedeputeerde hierbij voorstelt. Dat is ook de lijn van de Partij van de Arbeid. Na verloop van tijd zien wij een onderbouwd voorstel tegemoet over wat de bedoeling is en dan kunnen de Staten er alsnog over debatteren.
23
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Motie 3. We stemmen niet in met deze motie, omdat deze naar ons idee volstrekt prematuur is. De heer SWAGERMAN: Voorzitter heel kort. Ik denk dat ik het wel bij een stemverklaring kan laten. Wij stemmen voor motie 1 want die hebben we mede ondertekend. Wij stemmen voor een onverkorte uitvoering van motie 2, want die hadden we ook ondertekend. Motie 3 zullen wij ook steunen, want iedereen weet dat de intensieve veehouderij in deze provincie niet is toegestaan, maar er is niets op tegen om dat ook nog eens in een motie te verwerken. Gegeven de beantwoording van het College, zullen wij tegen de voordracht Meerstad stemmen. Eén van de belangrijkste redenen is dat de € 6 miljoen harde toezegging van de heer Calon minimaal met vijf tot zes ton overschreden zal gaan worden. Wij vinden dan ook dat er in de toekomst geen extra ruimte meer moet zijn, net zo goed als dat nu niet zou moeten. De heer LUITJENS: Voorzitter, om hetzelfde onderwerp te pakken waarmee de heer Swagerman is geëindigd, maar met een andere wending. De VVD-fractie stemt in met de voordracht, alhoewel het woord ‘van harte’ hierop niet van toepassing is en zij wil daarbij duidelijk aanmerken dat iedere keer dat zoiets voorkomt, dit duidelijk aan de Staten moet worden voorgelegd. Beargumenteerd moet worden waarom de provincie er nog verder in mee zou moeten. Op zich vinden wij het risico, zoals dat nu is, voldoende. Motie 1. Hierop ga ik niet verder in, want die hebben wij mede ondertekend. Motie 2. Zoals uit de discussie naar voren komt en wat iedereen wil weten is hoe toekomstbestendig de woningbouwopgaven zijn zoals door de regio’s bepaald in de afgelopen jaren en uiteindelijk toegevoegd aan het POP en hoe die op elkaar reageren. Mijn fractie zal vanuit die opvatting voor deze motie stemmen en zich minder laten leiden door een misschien wat ingewikkelde formulering van het dictum. Motie 3. Het gebied heeft zijn functie. We hebben geen behoefte om er een extra motie over aan te nemen. Wij zullen tegen stemmen. Wat betreft de wijziging op het gebied van natuur en water. De gedeputeerde heeft heel duidelijk aangegeven dat hij zo snel mogelijk in kaart zal brengen wat dat voor gevolgen heeft en wat er dan ten laste van de GREX moet komen. Ik denk dat binnen die twee jaar – en ik ga ervan uit: binnen een jaar – ook duidelijk is of er dan überhaupt iets van het gebied ten noorden van het Slochterdiep hiervoor nodig is, zodat de provincie weet dat zij geen extra grond hoeft aan te houden over twee jaar. De heer STEVENS: Voorzitter, ons fractie zal instemmen met de voordracht. Met betrekking tot de moties het volgende. Motie 1 zullen wij steunen. Met betrekking tot motie 2 spreek ik mijn dank uit voor de brede steun die hiervoor is uitgesproken. In navolging van het debatje dat zonet werd gevoerd, wil ik uitspreken dat ik vertrouwen heb in de manier waarop gedeputeerde De Bruijne deze motie zal gaan onderzoeken en uitvoeren. Dank u wel. De heer VAN DER PLOEG: Dank u wel, meneer de voorzitter. In de eerste termijn heb ik al steun toegezegd aan de voordracht, maar het debat leverde ons wel wat nieuwe informatie op en dat verraste ons enigszins. Het was een redelijk concreet verhaal als het over de waterberging gaat. Het had natuurlijk al eerder kunnen worden gewisseld, denk ik dan, tenzij het zo recent op tafel is gekomen bij het College dat het echt nieuw is. Een vraag heb ik expliciet gesteld en die ging over de strategie van het College ten aanzien van het borgen van het provinciale belang in brede zin. Meneer de voorzitter, er zijn antwoorden gegeven op vele vragen, maar die vraag, een vrij centrale vraag, is niet beantwoord. Ik ben geïnteresseerd in een overlegmoment met het College, juist over deze strategie. Dat kan aan de hand van een brief. Ik weet niet precies in hoeverre het College er voor zichzelf al een antwoord op heeft, maar ik vind het van het grootste belang dat wij onze eigen belangen vanuit de Staten ook kunnen beoordelen in relatie tot de discussie met het College. De moties. Motie 1 steunen we, want die hebben we mede ondertekend. Motie 2 steunen we. Motie 3. Meneer de voorzitter, we kunnen in grote lijnen met deze motie akkoord gaan, behalve met het laatste punt. Ik adviseer de Partij voor de Dieren de laatste zin te veranderen in: “bij verpachten of verkopen van gronden bij voorkeur te kijken naar biologische bedrijfsvoering”. In dat geval zouden we kunnen instemmen met de motie. Anders moeten we overwegen om tegen te stemmen. Dank u wel. De heer ZANEN: Voorzitter, in het verlengde van wat de fractie van de SP naar voren heeft gebracht, willen wij ook tegen de voordracht stemmen. Wat betreft de moties, die steunen wij. Zowel motie 1 als
24
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 motie 2. Bij motie 3 vindt misschien nog een aanpassing plaats. Als dat het geval is zullen wij de motie steunen. Dank u wel. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, een tweetal punten. Allereerst de waterberging. Met GroenLinks ben ik van mening dat het nieuws was wat wij hier hoorden. Feitelijk is er een extra risico ontstaan en je zou verwachten dat als wij het provinciaal belang veilig stellen met extra gelden, dit voor 100% is dichtgetimmerd. Ik ga ervan uit dat het College met de afspraken die ze daarover gemaakt hebben, wel degelijk denken dat zij dat voor 100% heeft dichtgetimmerd. Graag hoor ik hier een antwoord op. Wat er zou kunnen gebeuren is dat we een derde van de waterbergingsopgave verliezen en dat € 1,4 miljoen, dat wil zeggen één derde deel van het bedrag dat we nu betalen, uit de GREX wordt gehaald en dat we dat als waterschap en provincie terugkrijgen. De vraag is of we die waterberging voor dat bedrag ergens anders kunnen realiseren. Is dat reëel? Dan voorzitter, het bedrag van € 2,2 miljoen. De gedeputeerde is er zo-even op ingegaan. Wij hebben als voorbeeld de weg Eemshaven genoemd, maar waar het ons om gaat is natuurlijk dat als je meer geld in het project stopt, je dan heel creatief moet nadenken over dat je er weliswaar gronden voor terug krijgt, maar wat we dan eigenlijk aan die gronden hebben. Denkt u nu eens goed na of die gronden tegelijkertijd een ander provinciaal belang kunnen dienen. Misschien als ruilgronden voor de EHS om maar eens een ander voorbeeld te noemen. Ik weet het niet, maar wat ons betreft zou dat heel goed kunnen, want wij zijn wel voorstander van die weg naar Delfzijl via de zuidkant van het Eemskanaal. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, allereerst de moties. Wij zullen instemmen met de drie voorliggende moties. Ten aanzien van motie 3 is er door GroenLinks en de Partij voor het Noorden aangedrongen op een wijziging. Als we het College horen is intensieve veehouderij helemaal geen risico is, omdat het al verboden is op grond van het POP. Als je het dictum goed leest, staat daar: “ten behoeve dan de veehouderij”, dus niet zijnde intensieve veehouderij. Het lijkt mij dat het dan helemaal niet onlogische is om biologische veehouderij als voorwaarde te stellen en niet te verzoeken om dat de voorkeur te geven. Dit om reden van het POP, maar ten tweede omdat de provincie op dit moment maar bar weinig doet aan het stimuleren van biologische landbouw in onze provincie en de ontwikkeling op dat terrein behoorlijk achter blijft. Dit gebied zou zich daar nu bij uitstek voor lenen. De heer BLOM: Voorzitter, met dezelfde argumenten als de heer Swagerman heeft aangedragen stem ik tegen de voordracht en voor de drie ingediende moties. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Er was een concrete vraag aan het College gesteld. De heer Moorlag. De heer MOORLAG: Een paar concrete vragen, voorzitter, De heer Abbes adviseerde: kijk of je aan de noordkant van het Slochterdiep niet meer gronden kunt verwerven. Wil het College daarnaar kijken? Ja, dat zullen we doen. Ik heb ook goed nota genomen van andere partijen die zeggen: geen uitbreiding van de risicopositie, maar de verkenning kan uitgevoerd worden, want een verkenning verplicht tot niets. Ik zal dat in het overleg met de andere partijen aan de orde stellen en het is prematuur om te gissen wat daaruit kan komen, maar zodra daar iets uitkomt, informeren wij de Staten. GroenLinks vroeg: wat is nu de strategie van het College? In de kern is die tweeledig. Op de eerste plaats wordt getracht de doelen die in het Masterplan staan, te halen. Op de tweede plaats: continuïteit voor Meerstad. Wij monitoren dat. De markt noopt daar ook toe en wij houden de vinger aan de pols. Wij gaan er actief mee aan de slag en op het moment dat een herijking aan de orde is, zal dat worden gewisseld met de Staten. D66. Is de waterberging voor 100% dichtgetimmerd? Er kan geen misverstand bestaan over de positie van de provincie. In de AVA- en dat ligt ook in het verslag vast – heeft de provincie zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor alternatieve waterberging binnen de GREX verevend moeten worden. In de tweede plaats: als de waterberging eruit gaat, vergt dit een aanpassing van het Masterplan. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik vroeg naar de strategie van het College ten aanzien van het borgen van de provinciale belangen. Het antwoord is dan het behalen van de doelen van het Masterplan. Dat zijn de provinciale belangen, de doelen halen? Dat wil ik ook, maar ik wil
25
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 weten wat de strategie daartoe is. Dan moet toch iets meer zijn dan de borging van de continuïteit van Meerstad, als je het Masterplan al aanpast? De heer MOORLAG: Voorzitter, de continuïteit van Meerstad is wel een voorwaarde voor het realiseren van de doelen in het Masterplan. De heer VAN DER PLOEG: Ja, maar het Masterplan wordt nu aangepast en de provinciale belangen komen daarmee ter discussie en dan is het de vraag welke strategie u hanteert en hoe u denkt die met ons te wisselen. De heer MOORLAG: De voordracht ziet niet op een aanpassing van het Masterplan. Dat is aan de orde op het moment dat je vaststelt dat aan het einde van die periode van twee jaar voor het plandeel Noord geen alternatief is gevonden. Vóór die tijd zullen wij met elkaar van gedachten wisselen over Meerstad. Wat ik zo-even al zei: de situatie op de woningmarkt noopt ertoe om permanent te monitoren en permanent in overleg te gaan met partijen, stresstests uit te voeren, kijken of er alternatieve scenario’s ontwikkeld moeten worden. Het is wat voorbarig om daar nu al op te gaan preluderen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik begrijp het dan gewoon niet. Op het moment dat je besluit om twee vijfde deel van het gebied uit de grondexploitatie te halen, zegt u dat het Masterplan niet is gewijzigd. De heer MOORLAG: In de voordracht wordt niet voorgesteld om het Masterplan te wijzigen. Wat er wel gebeurd is dat partijen zich garant stellen en dat partijen ernaar streven om het plandeel noordkant Slochterdiep te gaan herontwikkelen en te kijken of er een andere bestemming aan gegeven kan worden. De waterberging zal daarbij in beeld komen. De heer VAN DER PLOEG: Nu kom ik op het provinciaal belang en uw rol als GS, want de GEMM gaat dat ontwikkelen. De GEMM is niet de provincie. De heer MOORLAG: Nee, maar naast de GEMM kennen wij nog een aantal gremia. Wij kennen het zogeheten Beleidsoverleg waarin de publieke en private partijen overleg voeren. Er wordt door de publieke partijen periodiek overleg gevoerd. We hebben een aandeelhoudersvergadering. In de governance is daarin voorzien. De heer VAN DER PLOEG: Er is ook een overleg tussen GS en PS. Mijn vraag aan u is: wilt u met ons uw strategie delen, zodat wij daarover kunnen discussiëren. Dat is de vraag. De heer MOORLAG: Ja, dat wil ik. Daarover kan geen enkel misverstand bestaan, voorzitter. De reikwijdte van deze voordracht gaat niet verder dan de inhoud die erin staat. Ik ga niet speculeren over wat er verder gaat gebeuren, maar zodra er ontwikkelingen zijn – wij kennen het begrip actieve informatieplicht – zal dat met de Staten gedeeld worden. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik begrijp dat dit College afstapt van een financiële limitering, zoals de heer Calon die heeft aangegeven, voor wat die ook waard bleek te zijn. U zegt eigenlijk: wij moeten Meerstad in stand houden en ik hoor verder niets. Dus ik neem aam dat dit betekent: tot elke prijs? De heer MOORLAG: Nee, volgens mij is dat iets wat de Staten bepalen. Iets is in beton gegoten, maar als de Staten beslissen dat er iets van het beton afgebikt kan worden – dat ligt hier voor – dan zijn het de Staten die hierover beslissen. U heeft het budgetrecht. Dan is het geen besluit uitsluitend van het College om de risicopositie in beperkte mate te verhogen, maar dan is dat een beslissing van de meerderheid van de Staten. Als die meerderheid er niet is, zou geen haar op mijn hoofd eraan denken om die risicopositie uit te breiden. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, en dat is maar goed ook. Maar het vorige College, om het maar even zo te noemen, heeft natuurlijk een visie en een borging, en dat is waar de heer Van der Ploeg naar vraagt. Dat heeft natuurlijk ook te maken met wat je financiële inzet is en wat je risico is. Ik begrijp dat u op dit moment niet van plan bent antwoord daarop te geven en dus dat u die visie en die planning niet heeft op middellange of langere termijn.
26
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer MOORLAG: Ik begrijp die vraag niet. De heer SWAGERMAN: Over het algemeen gaan de Staten wel of niet akkoord met een voordracht omtrent een plan wat een ruimtelijk plan kan zijn hetgeen gekoppeld is aan een financieel plan. U stelt nu een aanpassing van het plan voor. Dat is voor 2010. U kondigt er een aan voor 2011. Ik zou het wel interessant vinden om te weten of het College ook een begrenzing aangeeft zoals het vorige College dat ook heeft gedaan. Dat College zei gewoon dat het bij € 6 miljoen ophield. U zegt niet dat het bij een bepaalde grens ophoudt. U heeft er toch wel over nagedacht? De heer MOORLAG: Voorzitter, het uitgangspunt is geen verder vergroting van de risicopositie van de provincie. Wat zich in de toekomst allemaal gaat voordoen ... we kunnen een kristallen bol in het midden van de Statenzaal neerzetten en dan kunnen we z’n allen gaan gissen en speculeren, maar op het moment dat beleid wijziging behoeft, kan dat pas dan nadat dit aan de Staten is voorgelegd en de Staten ermee ingestemd hebben. Dat is volgens mij een algemeen geldende regel en dat is gewoon de mores in dit huis. Voorzitter, de zuidkant van het Eemskanaal. Als dat serieus onder de loep genomen moet worden, moeten de Staten er zich over uitspreken. Het is op dit moment geen College-beleid. Heel voorzichtig wordt er een verkenning uitgevoerd en ik stel voor om dat maar eens af te wachten voordat wij plannen gaan neerleggen, ook bij de GEMM, om gronden over te gaan nemen voor zo’n variant. Als het anders moet, krijg ik graag een schriftelijke werkopdracht van de Staten. Dank u wel. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming komt motie 1. De motie wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt motie 2. De motie wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming komt motie 3. De motie wordt verworpen. Voor de motie hebben gestemd de fractie Blom, de fractie van de Partij voor de Dieren en die van de SP. De heer ZANEN: Dan even achteraf. Ik wilde toch nog even reageren op wat de Partij voor de Dieren heeft gezegd, namelijk dat je rustig die voorwaardenstelling kunt betrekken bij dit punt en dat de motie daardoor niet hoeft te worden afgewezen. Ik herinner mij POP 2 waar we ook een vrij open formulering hadden ... De VOORZITTER: Sorry, dit is buiten de orde. Dit is een termijn. U mag wel een stemverklaring afgeven. De heer ZANEN: Dan geef ik de stemverklaring dat wij nu voor de motie gaan stemmen. De VOORZITTER: U stemt voor de motie? U heeft al gestemd. De heer ZANEN: Ik heb al gestemd ... De VOORZITTER: Oh, die is voor zo meteen. Dan bent u mooi op tijd met uw stemverklaring bij de voordracht, want daar zijn we nu aan toe. In stemming komt de voordracht. De voordracht wordt aangenomen. Tegen de voordracht hebben gestemd de fractie Blom, de fractie van de SP en de fractie van de Partij voor het Noorden. A.2
Brief van Gedeputeerde Staten van 15 juni 2010, nr. 2010-34.504/24/A.6, LGW, betreffende beantwoording vragen Statencommissie Omgeving en Milieu inzake het kappen van de Robiniabossen van het inmiddels failliete Groen Invest Nederland
27
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010
De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw MORTIERS: Dank u wel. Behalve voor de Partij van de Arbeid mag ik hier vanmiddag spreken namens de GroenLinks-fractie, opdat mevrouw Stavast haar rol als gastvrouw van de Staten ook naar behoren zal kunnen vervullen. Ik dank GroenLinks voor het in mij gestelde vertrouwen. De VOORZITTER: Akkoord, maar wel dezelfde spreektijd aanhouden. Mevrouw MORTIERS: Als muizen ooit een staartje hadden, dan wel nu in Oost-Groningen. De ‘Robiniamuizen van Bellingwedde’ spelen een hoofdrol in een politiek drama. Voorzitter, een betrouwbare en integere overheid is een cruciale pijler onder onze democratie. In deze historische ruimte beseft eenieder dat het vertrouwen van de burger in de politiek een vitale aangelegenheid is die hij of zij iedere dag opnieuw moet verdienen. Respect voor de publieke zaak vergt een voortdurende interactie tussen burgers en hun bestuurders. Daarom is het zo jammer dat de activiteiten van de Nationale Ombudsman en de bemiddelingspogingen van onze commissaris der Koningin, vooralsnog geen resultaten hebben opgeleverd. Zoals u weet is de Nationale Ombudsman een laagdrempelig, maar tevens gezaghebbend instituut in onze rechtsstaat. Het is dé instantie waar burgers een klacht tegen de overheid kunnen deponeren. In de commissievergadering van Omgevingsbeleid en Milieu van mei jl. hebben twee insprekers de hulp van de provincie gevraagd bij het meer dan tien jaar slepende probleem van muizenoverlast. De provincie kreeg inzake de flora- en faunawetgeving en de asbestbestrijding zijdelings met de gerezen problemen te maken. Gedeputeerde Slager wil ik vragen de Staten te informeren over de voortgang in de procedure met de huidige eigenaar, betreffende de asbestsanering van het terrein en zodra deze beschikbaar zijn, de resultaten van het asbestonderzoek. Recent heeft de Nationale Ombudsman ten einde raad wegens manifest gebrek aan medewerking van de zijde van het gemeentebestuur en het niet honoreren van eerder gedane toezeggingen, de zaak in handen van de gemeenteraad gelegd. Voorzitter, als overheden zo gemakkelijk weg kunnen komen met het domweg negeren van adviezen van de Nationale Ombudsman, dan ligt een verdere juridisering van de samenleving op de loer. Een gang naar de rechter kost doorgaans veel tijd, energie en geld. We willen toch geen maatschappij waarin alleen lieden met een dikke portemonnee voor hun belangenbehartiging de Moszkowicz’en dezer wereld kunnen inhuren…Het dossier ligt nu bij het hoogste orgaan van de gemeente: de raad. Die is nu aan zet. Ik wil hierbij de volgende motie aanbieden. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. ‘De Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 17 november 2010, overwegende dat: burgers van Bellingwedde zich tot de Provinciale Staten hebben gewend met het verzoek de gerezen problemen na de aanplant van robiniabossen in Bellingwedde te helpen oplossen; de wettelijke taken van de provincie slechts betrekking hebben op het flora- en faunabeleid en de asbestbestrijding; Provinciale Staten zich niet op het beleidsterrein van de gemeente willen begeven; Provinciale Staten in de commissievergadering van mei 2010 echter wel unaniem een moreel appel op B&W van Bellingwedde hebben gedaan om actie te ondernemen, teneinde deze kwestie eindelijk op te lossen en hun rol naar behoren te vervullen; de Nationale Ombudsman naar aanleiding van de klacht van de heer Geenhuizen en later van de heer Kor in 2009 een uitvoerig onderzoek heeft ingesteld dat op 8 juli 2010 gevolgd werd door een brief met aanbevelingen; de bemiddelingspogingen van de commissaris van de Koningin Max van den Berg niet tot een bevredigend resultaat hebben geleid, constaterende dat: de Nationale Ombudsman op 29 oktober 2010 het dossier in handen heeft gelegd van de gemeenteraad om zich hierover een oordeel te vormen, wegens manifest gebrek aan medewerking van de zijde van het gemeentebestuur en ondanks eerdere toezeggingen aan hem gedaan,
28
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 verzoeken hun collega-volksvertegenwoordigers van Bellingwedde: hun controlerende rol inzake het Robiniadossier waar te maken door een grondig onderzoek in te stellen en de gerezen problemen op te lossen en gaat over tot de orde van de dag.” De motie is getekend namens de PvdA door mevrouw Mortiers, namens de SP-fractie door de heer Swagerman, namens de fractie Blom door de heer Blom, namens de Partij voor de Dieren door mevrouw Hazekamp en namens GroenLinks door de heer Van der Ploeg. De motie krijg nummer 1, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw MORTIERS: Ten slotte, voorzitter, een cri de coeur: laat ons de deuren niet openzetten voor muizen en rattenvangers van duister politiek allooi! Ik dank u. De heer ABBES: Voorzitter, dank u wel. Ik voel mij altijd een beetje beschroomd als ik na mevrouw Mortiers het woord moet voeren. Dat niveau kan ik niet handhaven, denk ik. Ik heb geen spreektijd meer dus ik moet mij ook beperken tot het minimale. Het is een onverkwikkelijke zaak. Wie ik er ook over hoor, zegt dat ook. We hebben het er een x aantal maanden geleden al in de commissie over gehad. We hebben in de vorige commissie een moreel appèl gedaan om contact te zoeken met de plaatselijke fracties. Er is contact geweest. Men heeft verslag uitgebracht van hoe de vlag erbij hangt. We kunnen er een hoop van vinden, maar we staan op dit moment op het standpunt dat de rol van de provincie eigenlijk op dit moment uitgespeeld is. De bal ligt bij de gemeentepolitiek. We hebben het hoogste middel ingezet, namelijk de commissaris der Koningin. We moeten er, denk ik, op dit moment in berusten. Misschien dat er ooit een doorbraak komt in de gemeente Bellingwedde, maar wij vinden, ondanks de sympathieke achtergrond van u en van uw collega’s, dat onze rol op dit moment uitgespeeld is en dat de discussie in Bellingwedde verder moet gaan. Mevrouw MORTIERS: Voorzitter, ik zou graag van de heer Abbes willen weten of hij het niet zinnig vindt om in de fase waarin we nu zijn aangeland, het punt extra te markeren naar de burgers van Bellingwedde toe en te zeggen: ‘Gemeenteraad, nu ligt de zaak bij u.’ Vooral ook omdat ze via de media over deze zaak zijn geïnformeerd. Dat is de bedoeling van deze motie. Het terrein van de provincie waar wij over gaan, is beperkt. Ik heb het ook in mijn woordvoering als dusdanig verwoord. Alleen op het terrein van fauna- en flora en van asbest. Ik vraag of het niet zinnig is om, alleen maar naar de burgers toe, te zeggen: wij horen uw probleem en nu ligt het waar het in eerste instantie hoort, namelijk bij de gemeenteraad. De heer ABBES: Ik denk dat u in uw verhaal de essentie al aangeeft. Ik denk dat het punt al gemaakt is. U heeft de media gezocht. Volgens mij is het in Oost-Groningen bekend dat ook de Provinciale Staten zich het probleem aanrekenen. Er zijn allerlei wegen bewandeld. De gedeputeerde heeft in de commissievergadering aangegeven wat er gespeeld heeft. Hij gaat zo dadelijk nog verslag uitbrengen over wat de laatste stand van zaken is. Nogmaals, ik denk zelf, en wij denken als fractie, dat het punt gemaakt is en dat wij het toch moeten overlaten aan de gemeente Bellingwedde op dit moment. Mevrouw HAZEKAMP: Ik zou graag van de CDA-fractie willen weten wat zij vinden van het feit dat de gemeenteraad het advies van de Ombudsman negeert en of dat niet schadelijk is voor de rol van de Ombudsman als het gaat om de provincie. De heer ABBES: Ik begrijp die vraag, maar die vraag heeft een aantal dimensies. In de eerste plaats kunnen wij daar van alles en nog wat van vinden. Ik heb daar wel een persoonlijke mening over, maar het roept ook de vraag op in hoeverre wij als Statenleden – en ik spreek ook namens de fractie van het CDA – een standpunt moeten gaan innemen over iets wat de gemeenteraad van Bellingwedde wel of niet heeft gedaan. Dat vind ik lastig. Ik denk zelfs dat het niet tot de spelregels van democratisch Nederland behoort om dat te doen. Dat is het dubbele gevoel dat ik erbij heb. Wij hebben in de commissie al aangegeven en ik zeg het net ook nadrukkelijk, dat wij het een onverkwikkelijke zaak vinden. Ik begrijp dat de zaak al sinds 2001 speelt. Op een gegeven moment zijn naar ons idee wel alle wegen bewandeld die je als provincie kunt bewandelen, en dan is dit, hoe spijtig ook, het resultaat.
29
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb ook nu weer aan de lippen van mevrouw Mortiers gehangen en met opengevallen mond haar retorische gaven mogen beluisteren. Na afloop van de commissievergadering heb ik haar volledig de vrije hand gegeven, erop vertrouwende dat ze het zou doen zoals ze het nu deed en ik zou haast zeggen: applaus! Mevrouw HARTMAN: Dank u wel, voorzitter. Wij kunnen ons helemaal aansluiten bij de woorden van het CDA. Wij respecteren de bevoegdheden van de gemeenteraad en wij hebben er het volste vertrouwen in dat zij de goede afweging zullen maken. Dat betekent dat wij derhalve de motie van de PvdA overbodig vinden en niet zullen steunen. Mevrouw VAN DER GRAAF: Dank u wel voor het woord, meneer de voorzitter. De zaak is nu inderdaad door de Nationale Ombudsman in handen gelegd van de gemeenteraad van Bellingwedde. Het is nu dan ook aan deze gemeenteraad om aan het oordeel van de Nationale Ombudsman gevolgtrekkingen te verbinden of niet. Het oordeel van de Ombudsman kan immers, net als bij een rechter, niet worden afgedwongen, maar toch spreekt de Ombudsman wel met gezag dat door niemand al te lichtvaardig zou moeten worden opgevat. Dat willen wij hier stellen. Hoezeer de ChristenUnie ook hoopt dat er in deze zaak uitkomst komt, er zijn grenzen aan de bevoegdheden die de provincie heeft in een kwestie als deze. Deze grenzen hebben wij dan ook te respecteren. De gemeenteraad zelf is in deze kwestie aan zet. De rol van de provincie ligt op het vlak van de milieuwetgeving. Op deze wijze is de provincie ook nu al betrokken en zijn er onderzoeken uitgevoerd naar het bestaan van asbest op het terrein. De uitkomsten zouden inmiddels bekend moeten zijn. Graag horen wij dan ook of deze resultaten aanleiding geven voor een blijvende betrokkenheid van de provincie in deze zaak. Voorzitter, de ChristenUnie hecht eraan. We hebben mevrouw Mortiers hier als een ware sociaaldemocraat haar verhaal horen doen. Daarvoor onze complimenten. Wij hopen echter ook dat u de fractie als de ChristenUnie wilt respecteren. Dank u wel voor dit woord. De heer ZANEN: Voorzitter, de Partij voor het Noorden heeft intern overlegd. Dat gaat om meerdere mensen. Dat even voor de goede orde. Een van de punten uit ons programma is subsidiariteit. Het is maar zelden dat dat begrip zo nadrukkelijk op tafel komt te liggen en naar voren komt. Naar ons idee is dat hier het geval en moet je, als je vanuit die redenering je programma hebt opgebouwd, tot de conclusie komen dat de gemeenteraad aan zet is en dat onze mening op dit punt niet gevraagd wordt. Wij moeten denk ik ook geen richting gaan aangeven om een uitspraak te doen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, Bellingwedde. Inhoudelijk heeft D66 geen enkel probleem met de motie als het gaat om het opvolgen dan wel niet opvolgen van het advies van de Nationale Ombudsman. Er is wel een ander probleem en we sluiten ons in dat opzicht bij het CDA aan. Ik krijg regelmatig vanuit Den Haag een telefoontje van mijn fractie of ik hier of daar wel aan gedacht heb en of wij dit of dat niet zouden oppakken. Moet je voorstellen wat er gebeurt als er in Den Haag een motie wordt aangeboden met de strekking: Provinciale Staten van Groningen, jullie GS doen het fout, ga je werk eens even doen. Want dat is in feite waar deze motie toe oproept en dat gaan wij niet ondersteunen. Dank u wel, voorzitter. Mevrouw HAZEKAMP: Dank u wel, voorzitter. Het kappen van de Robiniabossen in Bellingwedde is inmiddels een heel ingewikkeld dossier geworden en er zijn veel partijen bij betrokken. Aan de ene kant hebben we een partij die bossen heeft gepland, zonder zich daarbij aan de voorwaarden uit de vergunning te houden. Door zich niet aan de vergunningen te houden, was er alle voor vele soorten muizen gelegenheid om overlast te veroorzaken. De dieren hadden daar vrij spel. We hebben ook te maken met burgers die hinder ondervonden van de bossen en van de muizen. Door slecht onderhoud en een vrije zone tot aan hun woningen, ontstond heel veel schade aan woningen. We hebben een gemeente die aan de ene kant niet optrad tegen de boseigenaar en die de burgers in de kou liet staan. We hebben te maken met een nieuwe eigenaar van bossen die met grof geweld bossen kapte – overigens in eerste instantie zonder de benodigde vergunningen – waarbij dieren het slachtoffer zijn geworden. Dat ging bovendien gepaard met heel veel geluidsoverlast en wederom kwam de gemeente de burgers niet tegemoet toen zij daarover klaagden, maar pas toen de politie de werkzaamheden stillegde gaf de gemeente een vergunning aan de nieuwe eigenaar om buiten normale werktijden geluidsoverlast te veroorzaken. Voorzitter, het lijkt erop dat de ene burger zonder vergunning alles mag doen of zelfs alles mag laten en dat de andere burger keer op keer door de gemeente genegeerd wordt. Een van de gedupeerden zei: ‘Het lijkt er wel een beetje op dat oude tijden herleven. Tijden, waarin een groot
30
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 onderscheid was tussen boeren en arbeiders.’ Voorzitter, een aantal mensen is inmiddels afgehaakt. Zij willen het conflict met de gemeente niet meer aangaan, want het conflict loopt soms hoog op. Er zijn verschillende pogingen gedaan om in dit conflict te bemiddelen, zo ook door onze eigen commissaris en een aantal malen door de Nationale Ombudsman. Voorzitter, de Nationale Ombudsman heeft zich hierover verschillende malen ondubbelzinnig uitgesproken. Zijn oordeel is dat de gemeente de burgers moet bijstaan in het voorkomen van schade en de burgers moet tegemoetkomen en een redelijke schadevergoeding uit moet keren. De gemeente Bellingwedde weigert keer op keer het advies van de Ombudsman op te volgen. De Nationale Ombudsman is er voor burgers die een conflict hebben met de overheid. Het is laagdrempelig en het kost de overheid en de burgers veel minder geld dan een gang naar de rechter. Bovendien is het voor veel mensen niet te bekostigen om tegen de overheid te procederen. Voorzitter, als de overheid, in dit geval de gemeente, het advies van de Ombudsman keer op keer volkomen negeert, wordt het gezag van het instituut van de Ombudsman ondermijnt en wordt bovendien het vertrouwen van burgers in overheid ernstig geschaad. Dat is volgens mij ook een provinciaal belang. Wij hebben er alle belang bij dat een onafhankelijk instituut als de Ombudsman gezaghebbend zijn werk kan uitvoeren. Vorig jaar hebben wij hier in de Staten een moreel appèl gedaan op het College van B&W van Bellingwedde om deze zaak op te lossen. Ik denk dat het nu tijd wordt om in navolging van de Ombudsman onze collega volksvertegenwoordigers om hulp te vragen. Daarom hebben wij deze motie mede ingediend. Dank u wel. De heer BLOM: Dank u, voorzitter. Ik denk dat we met zijn allen moeten toegeven dat de situatie in Bellingwedde behoorlijk geëscaleerd is en dat daar min of meer een situatie is ontstaan van het recht van de sterkste. Dat is nu juist het ongewone aan de situatie dat maakt dat wij hier een belang hebben om toch minstens een signaal af te geven. Natuurlijk heeft de provincie geen formeel belang in deze zaak – dat blijft beperkt tot de handhaving op de milieuwetgeving – maar het morele belang dat we hebben, om toch even te wijzen op het feit dat zoiets (het recht van de sterkste hanteren) in een democratie niet zou moeten kunnen, maakt dat het toch heel erg interessant is om deze motie te gaan ondertekenen en dat is waarom ik hem mede heb ondertekend. De heer DE VEY MESTDAGH: Meneer Blom, bent u niet van mening dat het eigenlijk zo zou moeten zijn dat de gemeenteraad die nu aan zet is, door de eigen partijen wordt aangesproken? In plaats van dat een hogere overheidsmacht een gekozen orgaan gaat aanspreken? De heer BLOM: Ik heb helaas geen fractie Blom in de gemeenteraad van Bellingwedde zitten. Het is juist de ongewoonheid van deze situatie die maakt dat wij hier toch wat aan zouden moeten doen, namelijk het signaal afgeven dat dit eigenlijk niet kan. Dat moeten we nu doen en niet later. Dat is waarom ik de motie mede heb ondertekend. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan ben ik bij het College, de heer Slager. De heer SLAGER: Voorzitter, er is bij dit onderwerp in ieder geval één onderdeel waar de provincie verantwoordelijk is, daar bestaat geen twijfel over en dat is het onderwerp ‘bodemverontreiniging’. Ik heb de Staten er inderdaad twee weken geleden in de commissie Omgevingsbeleid en Milieu van op de hoogte gebracht wat de bevindingen waren. Eerder dit jaar is op één plaats op het betreffende terrein een hoeveelheid asbest boven de norm aangetroffen. Op grond daarvan is de eigenaar van het terrein, firma Fuhler in Emmen, aangeschreven. Zij hebben onlangs bij ons een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen) gedaan en die melding is door ons afgewezen, omdat die niet aan de vereisten voldoet. Wij zijn op dit moment in afwachting van een nieuwe melding die wel aan de regels die je aan een BUS-melding mag stellen, voldoet. Wat dat betreft is er ten opzichte van veertien dagen geleden geen verandering te melden. U mag van mij aannemen dat we bovenop deze zaak zitten. Als u het goed vindt zal ik via de commissie Omgeving en Milieu de Staten verder op de hoogte houden van de ontwikkelingen die hier volgen. Er zat nog een andere kant aan de zaak, voorzitter. De heer Geenhuizen heeft een klacht ingediend bij de Commissie Rechtsbescherming. Tijdens de behandeling heeft de Commissie Rechtsbescherming de zitting geschorst, omdat de heer Geenhuizen van mening was dat het onderzoek naar de bodem niet goed was uitgevoerd. Er is aanvullend bodemonderzoek gedaan. Er zijn een paar grondmonsters genomen. Veertien dagen geleden kon ik de uitslag daarvan nog niet melden. Inmiddels is de uitslag binnen en in die grondmonsters is geen asbest aangetroffen. Dat betekent dat het vervolg nu zal zijn dat wij het rapport dat we van het bodemonderzoek krijgen, zullen doorgeleiden naar de Commissie Rechtsbescherming. Die kan vervolgens de geschorste zitting
31
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 hervatten en dan wachten wij af wat de uitspraak van de Commissie Rechtsbescherming is. Ik denk dat dat is wat ik aangaande dit onderwerp kan vertellen, voorzitter. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming wordt gebracht motie 1. De motie wordt bij handopsteken aangenomen. Voor de motie hebben gestemd de fracties van de PvdA, de SP, GroenLinks, Blom en de PvdD. De heer LUITJENS: Voorzitter, mag ik naar aanleiding van de besluitvorming de volgende vraag stellen? Hoe zit dit staatsrechtelijk in elkaar? Daar wil ik graag uw visie op horen. Als de ene volksvertegenwoordiging de ander zo aan gaat spreken… De heer RIJPLOEG: Voorzitter, dat doet de regering regelmatig ten opzichte van gemeenten en deze regering is er heel goed in om de gemeenten geld af te nemen waar ze taken mee moeten doen die eigenlijk niet kunnen voor dat geld. De VOORZITTER: De vraag van de heer Luitjens ging over staatsrechtelijke verhoudingen. Als er geen wettelijke bevoegdheden zijn, is er niets dat de een aan de ander kan opleggen of voorschrijven of eisen. Blijft over de vrijheid van elke volksvertegenwoordiging, als zij dat wil, om zich ongeveer over elk onderwerp – ik heb vroeger in het Europees parlement gezeten en ik kan u zeggen dat men daar heel wat onderwerpen had – uit te spreken, of men er nu over ging of niet. Dat mag. Dat is uiteindelijk aan de meerderheid van een dergelijk gremium en dan is het niks anders dan een moreel appèl waar de een het wel en de ander het niet mee eens zal zijn. De een trekt zich er wel wat van aan en de ander niet. Dat is de waarde ervan. De heer LUITJENS: Dank u wel voor het antwoord dat het een moreel appèl is en niet meer. A.3
Brief van Gedeputeerde Staten van 5 oktober 2010, 2010-53.377/40/A.12, RP, over wijziging Omgevingsverordening (beperking van vestigingsmogelijkheden van arbeidsen/of bezoekersintensieve bedrijvigheid en voorzieningen tot de stedelijke centra)
De beraadslaging wordt geopend. De heer KEURENTJES: Voorzitter, naar aanleiding van onderzoek naar de herschikking van huisvesting in Noord- en Oost-Groningen door de Ommelander Ziekenhuis Groep is gebleken dat de Omgevingsverordening geen regels stelt met betrekking tot de vestiging van een nieuw ziekenhuis buiten de stedelijke centra. Bij de vaststelling van het POP in 2008 en de daarbij behorende verordening, lag dat wel in de rede. Je zou kunnen zeggen: wel in de geest, maar niet in de regel. Om dit aan te passen, ligt er nu een brief van GS om dit alsnog te doen. Voorzitter, aangezien het CDA van mening is dat er een brede afweging plaats dient te vinden voor de locatiekeuze van een ziekenhuis – het gaat hier om kwalitatief goede tweedelijnszorg – steunen wij dit voorstel van GS. Wij zijn namelijk van mening dat hier niet alleen gekeken moet worden naar ruimtelijk beleid, maar ook niet enkel en alleen vanuit het belang van het ziekenhuis. Die heeft immers ook een bedrijfseconomisch belang. Voor ons staat het zorgbelang van de regio voorop. Niet een lokaal, maar een regionaal belang. Om te borgen dat dit belang prevaleert, vinden wij dat de Staten betrokken moeten blijven. Locatiekeuze moet dan onderbouwd worden en zijn met een zorginhoudelijke onderbouwing naar toekomstbestendige locatie vanuit zorgperspectief. Zo kan rekening gehouden worden met bereikbaarheid en samenhang met andere zorgaanbieders in de regio. Het College lijkt in te stemmen vanuit ruimtelijk oogpunt. Voor het CDA geldt dat niet. Voor ons geldt dat het ziekenhuis op de meest ideale plek moet komen te staan en dat verdient zorgvuldigheid. Als blijkt dat het vanuit een zorgoogpunt niet in een stedelijk gebied moet komen te staan, zal er namelijk ontheffing moeten worden verleend. We hebben nog wel een vraag aan het CDA met betrekking tot die ontheffingsmogelijkheid. Wat is de minimum of maximum benodigde termijn die doorlopen moet worden om dat te realiseren? Dit in verband met de benodigde overbruggingstijd die een ziekenhuis nodig kan hebben. Daar wilde ik het bij laten. Dank u. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij hebben een vergelijkbaar verhaal. Voor ons zou bij de locatie van ziekenhuizen de kwaliteit van de zorg en de bereikbaarheid van de zorg leidend moeten
32
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 zijn, waar dan ook. Wij zien het voorstel van het College met betrekking tot het beperken van mogelijkheden van ziekenhuizen tot stedelijk gebied als geen enkele garantie dat dat ook op die manier gebeurt. Sterker nog, ook als je het beperkt tot de steden, kan het dus vrij gevestigd worden binnen de stedelijke kernen en dat zou best eens een verkeerde invulling kunnen opleveren. Vandaar dat wij tegenstander zijn van het inzetten van het ruimtelijk instrument in dezen. Het zou veel beter geweest zijn als het College, net zoals wij hebben gedaan, richting Den Haag had aangegeven dat de rijksoverheid eens haar rol op zich neemt om ervoor te zorgen dat er een goede spreiding van de zorg plaatsvindt en dat niet alleen maar overlaten aan verzekeraars en ziekenhuisdirecties. Want dit probleem speelt niet alleen in de provincie Groningen, dit probleem over locaties van ziekenhuizen en de zorg is groter dan dat. De heer DIETERS: Dank u voorzitter. Heel kort. De PvdA sluit zich aan bij het standpunt van het College. Wij willen er wel bij aantekenen dat de toegankelijkheid gewaarborgd moet zijn, niet alleen voor auto’s en de trein, maar ook voor voetgangers en fietsers. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ook ik kan er denk ik wel kort over zijn. Ik heb in de commissie aan het College gevraagd om aan te geven waar voor hen nu de begrenzing ligt van stedelijk en aanpalend stedelijk gebied. Dat is op de kaart niet vastgelegd en dat zou in de provincie wel eens heel erg wisselend kunnen zijn. Dat zou een stuk willekeur in de hand kunnen werken. Echter, als we kijken naar de opmerking die het CDA plaatst, ‘we moeten wel rekening houden met de zorg’... Als het huidige ziekenhuis in Winschoten aan al die eisen voldeed, zie ik zo snel niet waarom een nieuwe locatie in dat stedelijk of aanpalende gebied bij Winschoten er haaks op zou staan en waarom dat dan een inperking zou betekenen. De opmerking die D66 maakte, heb ik in de wandelgangen ook al eens van D66 gehoord. Ik ben bang dat als D66 het voor het zeggen krijgt, dat wij in dit land, en mogelijk ook in de provincie, met beduidend minder ziekenhuizen toe zouden moeten dan de huidige 300. Het standpunt van de SP is dat er geen enkel ziekenhuis in Nederland dicht hoeft, maar dat er best sprake zou kunnen zijn van een herverdeling van taken. Als het gaat om de provincie Groningen, staat mijn partij voor handhaving van de locaties zoals die er nu zijn. De heer DE VEY MESTDAGH: Betekent dat dat u niet de zorg, maar het aantal ziekenhuizen voorop zet? De heer SWAGERMAN: U hoort mij zeggen dat de aanwezigheid van een ziekenhuis zoals in de provincie Groningen, moet blijven bestaan, maar dat wij ook wel zien dat je niet alle functionaliteiten koste wat kost vast moet houden. De heer LUITJENS: Ja, voorzitter, deze brief, staat duidelijk in de laatste regel vermeld, is een eerste gedachtewisseling, dus wij wachten met interesse het uiteindelijke voorstel af. Voor mijn fractie is het uitgangspunt – en daarmee sluit ik denk ik aan bij het CDA en D66 – een goede spreiding en, inhakend op D66, afstemming van de tweede en eerstelijns gezondheidszorg in de provincie. Dat is niet vanuit de ruimtelijke optiek, maar vanuit de gezondheidszorg bekeken. Ik ben het eens met de constatering van de SP in de commissievergadering, dat het gebruik maken van ontheffingsmogelijkheden voor dit College nog niet zo’n makkelijke zaak is, dus daar hechten wij nog niet veel waarde aan. Voorzitter, dit is onze bijdrage voor deze informatieronde en gedachtewisseling en wij wachten met interesse het voorstel af. Mevrouw VAN DER GRAAF: Dank u wel, voorzitter. Op het punt arbeid- en/of bezoekersintensieve bedrijvigheid en voorzieningen tot de stedelijke centra, waaronder kantoren en ziekenhuizen, zijn bij de vaststelling van de Omgevingsverordening vorig jaar geen bepalingen opgenomen. Hierdoor is in onze ogen een leemte in de verordening ontstaan. Wij onderschrijven dan ook de gedachte dat het goed zou zijn om deze categorie in de verordening op te nemen en het traject in te gaan. In de commissie Omgeving en Milieu hebben wij opgemerkt dat wij spreiding van ziekenhuiszorg in onze provincie zeer van belang vinden en mee willen nemen in onze overwegingen ten aanzien van het bepalen van de ziekenhuislocaties op het moment dat dat aan de orde is. Dat staat wat ons betreft niet in de weg om nu het traject van het aanpassen van de Omgevingsverordening in te gaan. De nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening biedt de provincie voldoende instrumenten om, op het moment dat die zich voordoen, specifieke voorstellen over ontheffingen te bespreken. De heer DE VEY MESTDAGH: U zegt dat het ontheffingsinstrument een prettig instrument is, want dan kun je inderdaad oog hebben voor waar je ziekenhuis moet komen, maar het ruimtelijke
33
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 ordeningsinstrument dat wordt voorgesteld, laat het vrij om op een aantal plaatsen te vestigen, namelijk in stedelijke gebieden. Wat vindt u daar dan van? Want dan zou je het eigenlijk overal moeten verbieden en alleen een ontheffing geven. Mevrouw VAN DER GRAAF: Nee, op dit moment geven wij van tevoren kaders aan. Dat is hoe ons ruimtelijke ordeningsbeleid op dit moment werkt, ook met onze Omgevingsverordening. Wij vinden dat je die categorie daarin heel helder zou moeten opnemen. Aansluiting wordt gezocht bij het nu vigerende POP, om aan te sluiten bij het stedelijk gebied, maar mochten zich daar andere situaties voordoen… De heer DE VEY MESTDAGH: Mijn vraag is eigenlijk: zolang het een stedelijk gebied is, vindt u het dus eigenlijk goed, waar het ook is, voor zover het straks binnen het POP past. Mevrouw VAN DER GRAAF: We spreken hier niet alleen over ziekenhuizen waar u uw bijdrage voornamelijk op heeft gericht. We spreken hier ook over een brede categorie. Er wordt ook gesproken over kantoren en dergelijke. Dat geheel moet u natuurlijk wel meenemen in deze overwegingen. De heer DE VEY MESTDAGH: Daar hebben we in de commissie ook wel het een en ander over gezegd. Mevrouw VAN DER GRAAF: Dat heb ik gehoord. De heer DE VEY MESTDAGH: Mijn vraag ging daar niet over. Die ging over de ziekenhuizen. Mevrouw VAN DER GRAAF: Voorzitter, volgens mij is het wel duidelijk waar de ChristenUnie staat. Ik denk dat ik het hier maar bij laat. Dank. Mevrouw SIERSEMA: Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Stavast is gastvrouw van onze gasten, dus ik vervang haar vandaag. Met betrekking tot de brief. Het mag duidelijk zijn dat wij voor de voorgestelde wijziging zijn. De uitgebreide discussie hierover is natuurlijk al in de commissievergadering van Omgeving en Milieu gevoerd, maar wij willen wel graag benadrukken dat het voor ons vooral gaat – en dan inderdaad over de ziekenhuizen – over de bereikbaarheid van zowel patiënten, het personeel, de bezoekers, met naast de auto het openbaar vervoer, de bus, lopen en dergelijke. Dat is onze prioriteit. De heer ZANEN: Voorzitter, ik wil heel kort zijn. Naar ons idee is een goede spreiding van ziekenhuizen en zorginstellingen uitermate essentieel. Als je daarvan uit zou gaan, zou je naar mijn idee een andere discussie krijgen dan die nu alleen vanuit de ruimtelijke optiek wordt gevoerd. Daarom kunnen wij ons in dit geval toch wel vinden in de brief zoals die voorligt. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, wij hebben in eerste termijn geen aanvullende vragen of opmerkingen. De heer BLOM: Dank u, voorzitter. Eigenlijk is hier niet de vraag aan de orde of we het nou hebben over hoe bereikbaar het nieuwe ziekenhuis moet worden. De vraag gaat eigenlijk over de aard van de Omgevingsverordening. Daar zitten nu openingen in. De juridische aard van die verordening is dat als we niet vooraf aangeven wat ons provinciaal belang is, we daarna ook niet meer kunnen sturen op dat provinciaal belang. Dat is waarom we dit voorstel nu voor ons hebben liggen en we daar een besluit over moeten nemen. In die zin steun ik het besluit van het College en denk ik dat de discussie over waar nou precies het ziekenhuis of waar een kantoor moet komen, hier eigenlijk helemaal niet op zijn plaats is. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan is het woord aan de heer Moorlag, die mij duidelijk gemaakt heeft dat hij kort kan antwoorden. De heer MOORLAG: Voorzitter, een deel van de opmerkingen en van de vragen die gesteld zijn, kunnen en zullen terugkomen bij de behandeling van de wijziging van de verordening. In de brief staat dat de procedure erin voorziet dat het eerst ter inzage wordt gelegd, dus het komt nog terug. Ik wil wel even ingaan op een aantal specifieke vragen.
34
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Spreiding van zorgen. Daar heeft de provincie niet echt een wettelijke taak. We hebben er wel bemoeienis mee. Collega De Bruijne is in debat, u bent op de hoogte van onderzoek dat plaatsvindt. Ruimtelijke ordening is wel een heel nadrukkelijke wettelijke taak van de provincie. De heer Keurentjes stelt het juist als hij zegt dat de wijziging die wordt voorgesteld past in de geest van de verordening. Dan is de vraag aan de orde: stel nou dat er zwaarwegende redenen zijn om in een specifiek geval van die regeling af te wijken? De verordening laat daar ruimte voor middels het ontheffingsinstrument. Daar moet je niet te royaal gebruik van willen maken en daar moet een goede belangenafweging aan ten grondslag liggen – zwaarwichtig belang. Daar zijn ook wel precedenten van. Denk bijvoorbeeld aan de vestiging van Heiploeg in Zoutkamp, waarbij is gezegd dat het zo belangrijk is voor dat gebied en voor die plaats om daar een dergelijke industriële activiteit toe te staan, dat daar een goede reden voor is. Door die bril zal ook naar de toekomst van de ziekenhuiszorg in Oost-Groningen worden gekeken. De specifieke vraag over of deze bepaling in de verordening vertraging oplevert. Zodra er een locatie in beeld is die op dit moment geen ziekenhuis toestaat, en dat is doorgaans bij bestemmingen in het buitengebied, zal de gemeente een bestemmingsplanwijzigingsprocedure moeten aanbrengen. Daar geldt de reguliere termijn voor. Die wordt door het wel of niet verstrekken niet wezenlijk langer. Wij kunnen vroegtijdig in de overlegreactie aan de gemeente kenbaar maken dat voor een dergelijke ontwikkelingen ontheffing vereist is. Per saldo hoeft zo’n procedure niet veel langer te duren, zeker niet als je ook bij de voorbereiding van de bouw van een ziekenhuis in acht moet nemen wat de ontwerptijd en dergelijke is. Op de vraag of dat wezenlijke vertraging oplevert, is mijn antwoord ‘nee’. De SP stelde een vraag over hoe dat stedelijk gebied nou precies begrensd is. Ik stel voor dat we dat bij het voorstel dat we in december aan u voorleggen, nadat de termijn is verstreken, met een kaartje duidelijk maken. Verder proef ik steun voor de benadering die het College kiest, met een aantal kanttekeningen. Ik concludeer dat wij, tenzij er een ander signaal komt, het voorstel nu in procedure kunnen brengen. De VOORZITTER: Dat zal ik zo meteen zelf uitzoeken. Ik denk dat dit het goede moment is. De argumenten zijn gewisseld. Het komt uiteraard in een andere fase weer terug. Formeel is de vraag of de brief voor kennisgeving wordt aangenomen, ja dan nee. Wie wil dat niet? De heer LUITJENS: Voorzitter, dit is een informatieronde, zo stond ook in de laatste regel van de brief. Ieder van de partijen heeft zijn opvatting daarover gegeven. Er zijn hier nog een paar dingen gewisseld en ik denk dat het aan het College is om op basis van de informatie die zij heeft gekregen, een voorstel in te vullen. Ik neem deze brief, met mijn opmerkingen, voor kennisgeving aan. Punt. Zonder daar nog een nader waardeoordeel aan te hechten. De VOORZITTER: Ja, de volgende keer kan dat ook in de commissie. Dan is het helder. De gedeputeerde heeft namens het College gemeld wat hij hier gaat doen op basis van wat hij hier gehoord heeft. Dan weet u weer wat u te wachten staat…en…volgende ronde. Met dank aan allen. Dan gaan we nu met z’n allen lunchen, maar we gaan eerst een gemeenschappelijke foto maken. Wij vertrekken nu naar het Atrium, alwaar wij vreugdevol zullen verschijnen. Wij beginnen weer om 14.00 uur. Schorsing van 13.00 - 14.00 uur. A.4
CO2-opslag
De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Ik leg alvast voor de publieke tribune even uit dat wat u daarnet zag was een niet-vergaderende vergaderende Provinciale Staten. De mensen proberen met elkaar door onderlinge uitwisseling en politieke contacten of ze rond het onderwerp wat we vanmiddag gaan behandelen, de ondergrondse CO2-opslag in onze provincie, meerderheden of lijnen kunnen vinden waarop ze elkaar kunnen vinden. Ze hadden al wel dingen bedacht in hun eigen fractie en ook binnen de eigen fractie wordt er natuurlijk gediscussieerd – het zijn allemaal gewoon mensen – en vervolgens moeten ze dan bij elkaar komen om te bezien of ze meerderheden kunnen behalen. Dat alles is ondertussen nu zo ver dat men mij heeft laten weten dat men toe begint te komen aan het moment waarop de vergadering gestart kan worden. Daarvoor is ook een motie nodig die blijkbaar in het overleg is uit onderhandeld en omdat de heer Rijploeg de eerste spreker is en wel voor de Partij van de Arbeid, heeft hij die motie nodig, want anders kan hij die niet indienen. Blijkbaar wordt die momenteel getypt. Wij kunnen beginnen?
35
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010
De beraadslaging wordt geopend. De VOORZITTER: Wij starten met het debat waarvoor u een brief van procedureel-informatieve aard van GS heeft gekregen. Tegelijkertijd heeft u stukken ontvangen met informatie over de opstelling van de minister Verhagen en u heeft mails uitgedeeld gekregen die burgers naar ons gestuurd hebben. De laatste kwam zojuist, rond twee uur, binnen en ik heb besloten om ook die email te laten verspreiden die momenteel wordt afgedrukt. Ik heb een lichtelijk gevoel van omvallende bossen, maar in het kader van het belang van het milieu willen we een goed debat hebben en dan besluit ik toch maar dat zodra ze er zijn, u ze allemaal krijgt. Het woord is aan de heer Rijploeg van de Partij van de Arbeid. U kent de spreektijdbeperking. U heeft een redelijke tijd om te spreken. Als u daarbinnen blijft, kunnen we gewoon de nacht halen. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, wij zijn geconfronteerd met een kabinet dat binnen een maand tijd het draagvlak voor duurzame energie, het draagvlak voor energieconversie, het draagvlak voor een schone toekomst, waarin Nederland een plaats inneemt van betekenis, is kwijtgeraakt. Het was de bedoeling om voorop te lopen, wat ons betreft, en dat is moeilijk, want we liepen ver achter. Dat perspectief is vernield. Het gaat vervolgens ook om het draagvlak voor het eventueel opslaan van CO2 om conversie naar duurzame energie, de transitie, door te maken in de tussentijd. Tijdelijk en zo kort mogelijk. Daarvoor moet je draagvlak bouwen en daar moet je met mensen praten en moet je mensen niet schofferen. Vervolgens is dat wel gebeurd. Heel knap om in zo korte tijd alles te verknoeien! Er is gekozen voor kernenergie, eerder dan CO2-opslag en in het Noorden wordt iedereen gelijk weer wakker. Kernafval? Dat moet ergens opgeborgen worden, ooit. Voor duizend of honderdduizend jaar! Dan komen de noordelijke zoutkoepels weer in beeld. Niemand wil dat hier en wij willen dat als Partij van de Arbeid zeker ook niet. Door de link te leggen met CO2 is de ondergrond in diskrediet gebracht, is het Noorden geschoffeerd en is het draagvlak vernield. Vervolgens werd Barendrecht losgelaten. Met andere woorden: in Barendrecht mag het niet, want daar kunnen we blijkbaar geen draagvlak maken. Nou dan maar naar die domme noorderlingen, want die slikken het vast wel. Die hoef je niet goed voor te lichten, die hoef je niet bij te praten, die hoef je niet mee te nemen in een heel proces van maatschappelijke vernieuwing en maatschappelijke verandering. De heer LUITJENS: Meneer Rijploeg, u spreekt over Barendrecht en CO2-opslag. Het zoeken naar draagvlak voor Barendrecht is natuurlijk niet van gisteren of eergisteren, maar dat is een proces dat twee of drie jaar geleden is begonnen en dat liep toen al niet goed. Dat was toch een ander kabinet dan het kabinet wat u nu aanspreekt. Dat was het kabinet Bos-Balkenende. Bent u het met mij eens dat dat kabinet al begonnen is het draagvlak te verliezen voor CO2-opslag in zijn algemeenheid? De heer RIJPLOEG: Ook dat kabinet deed heel veel meer dan het huidige kabinet op het gebied van duurzame energie, maar ook dat kabinet heeft dit met minister Van der Hoeven en minister Cramer, overigens geen duo dat gemakkelijk samenwerkte, onvoldoende opgepakt, maar dat is geen reden om de handschoen dan maar in de ring te gooien. Dat moet je dan in het vervolg beter doen. De heer LUITJENS: U bent het dus met mij eens dat het kabinet Bos-Balkenende met uw minister Cramer er al de kiem voor heeft gelegd dat het draagvlak wegliep. De heer RIJPLOEG: Er werd geen kiem gelegd om het draagvlak weg te laten lopen, maar er werden onvoldoende kiemen gelegd om draagvlak te bouwen. Dan moet je doorgaan en het beter doen en niet hetzelfde herhalen in Grootegast, Eleveld en Leek. Toen zijn precies dezelfde fouten gemaakt en onder omstandigheden die inmiddels aan het veranderen zijn, namelijk na aantreding van een kabinet dat niets wenst te doen en achterop wenst te komen op het gebied van energietransitie. Voorzitter, kernenergie. Ik heb dat al gezegd. Wij willen dat niet in het Noorden, niet die opslag en ook niet een kerncentrale. Wij gaan niet over Zeeland – ik zou dat wel willen, maar het is niet zo – en daar kunnen wij dus niet zo heel veel over zeggen, maar we willen in iedere niet het kernafval en we willen ook niet dat het gewoon over de schutting gegooid wordt naar de buren. Wij zullen in een motie zo meteen vragen om er op geen enkele wijze aan te blijven meewerken om weer wat raakvlak te herwinnen, en er niet mee akkoord te gaan. Voorzitter, enkele weken geleden op de sterfdag van mijn vader kwam het bericht door dat Hermann Scheer is overleden, de vader van de duurzame energiepolitiek in Duitsland, sociaaldemocraat, de Al Gore van Europa. In Duitsland werken inmiddels 300.000 mensen in de duurzame energie en dat is meer dan in de auto-industrie. In Nederland zouden we ook die kant op kunnen.
36
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Noord-Nederland zou een voortrekkerspositie kunnen hebben. Energy Valley werkt daarmee samen. Gisteren is bekend geworden dat het kabinet € 8 miljoen gaat bezuinigen op het ECN, dat ook onder Energy Valley valt. Weer een klap voor het Noorden, een klap voor de duurzame energie, een klap van dit kabinet in het gezicht van de mensen in Noord-Nederland. Schofferen is het beroep geworden. Eerst de moslims, nu de mensen in Noord-Nederland. Wie volgt? Voorzitter, we hebben een motie die ik hierbij wil indienen en waarvoor wij steun van u allen vragen. De VOORZITTER: Ik denk meneer Rijploeg, over wat u net zei ... in de spanning van iets willen zeggen, snap ik dat iedereen zijn eigen weg wil zoeken, maar de kwestie van het debat over de Islam en de moslims en de kwestie van het debat met Noord-Nederland zijn twee zaken. Beide verdienen een stevige inzet, maar hou ze maar even uit elkaar. De motie, ik lees hem voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 november 2010 constaterende dat de Staten de bouw van twee energiecentrales in de Eemshaven hebben goedgekeurd; dat dit geschiedt in de wetenschap dat Nederland een energie-importerend land is van onder meer bruinkool- en kernenergie, de consumptie van energie groeiende is en de zeer noodzakelijke definitieve transitie naar werkelijk duurzame energieopwekking nog enkele tientallen jaren in beslag zal nemen; dat daarom, vooral gelet op het risico van klimaatverandering en zeespiegelrijzing, verantwoordelijkheid is genomen door in beginsel medewerking te verlenen aan de opslag van CO2, overwegende dat: recente gebeurtenissen en de recente uitspraken van het kabinet, het draagvlak onder de bevolking ernstig hebben aangetast, spreken uit dat: de provincie Groningen slechts in gesprek kan gaan over CO2-opslag, indien: - op rijksniveau sprake is van een volwaardige agenda leidend tot de noodzakelijke en gewenste definitieve verduurzaming van de energievoorziening van Nederland; - dit in het bijzonder tot uiting komt in een energievoorziening met Noord-Nederland; - Noord-Nederland wordt gevrijwaard van de vestiging van een kerncentrale en/of de opslag van kernafval (zie ook POP); - het geschonden vertrouwen bij de lokale overheden en de bevolking in de provincie Groningen wordt hersteld, onder meer blijkend uit een vertrouwenwekkende aanpak; - er overtuigend bewijs is dat het transport en opslag van CO2 tenminste even veilig is als het transport en opslag van aardgas, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door Sjak Rijploeg (PvdA). De motie krijgt nummer 1 en ik zie gelijk de heer Van der Ploeg die een vraag heeft. De heer VAN DER PLOEG: Ik heb twee vragen, waarvan er een over de motie gaat. Laat ik daarmee beginnen. Er worden een aantal randvoorwaarden genoemd op basis waarvan de Partij van de Arbeid vindt dat de provincie Groningen eventueel weer in gesprek kan gaan. Moet ik het nu zo zien dat een klein beetje energieakkoord meer en een klein beetje minder draagvlak, elkaar opheft? Of moet ik het zo zien: er moet èn draagvlak zijn èn een goed energieakkoord. De heer RIJPLOEG: Dat laatste. De heer VAN DER PLOEG: De tweede vraag is meer persoonlijk van aard. U heeft in 2007 een motie ingediend over CO2-opslag. Heeft u inmiddels een beetje spijt dat u heeft toegestaan dat die kolencentrales hier in Groningen mogen komen? De heer RIJPLOEG: Dat zou je bijna krijgen als je niet op een nette manier probeert om dat probleem op te lossen. Dan zou je liever hebben gehad dat we dat niet hadden gedaan, want misschien hadden ze in Duitsland wel een bruinkoolcentrale waar we toen stroom vandaan haalden (en trouwens nog
37
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 steeds een beetje, de kernstroom) en dat ze het daar dan hadden opgelost met duurzame energie met misschien het opslaan of het herbenutten van CO2 voor andere bestemmingen die in de chemische industrie van belang zouden kunnen zijn of op andere wijze. Laten we daar nu niet over gaan filosoferen. Dat zou natuurlijk het beste zijn, maar we zitten ermee dat het toen zo gegaan is en dat we hebben ingeschat dat we het op een goede manier konden oplossen. Een ontbrekend draagvlak is een probleem en dat zul je opnieuw moeten opbouwen en daarvoor denk ik dat het nodig is om een energieakkoord te sluiten om te werken aan duurzame energie, om te werken aan die duizenden banen die erin zouden kunnen worden gevonden, om te werken aan een belangrijke positie voor een stevige economie, om te werken aan een van de grootste problemen van deze eeuw, om het klimaatprobleem aan te pakken en om Nederland een beetje vooraan te houden in plaats van Nederland als gevolg van een kruideniersmentaliteit in de achterhoede te laten volgen en af te wachten wat anderen doen. De heer VAN DER PLOEG: Het is een lang antwoord, maar ik begrijp dat u gelooft in de vlucht naar voren? En dat u de voorwaarden niet als zodanig ziet dat u zegt dat u het vertrouwen in de CO2– opslag kwijt bent en dat het maar moet worden vergeten. Dit om de twee scherpe mogelijkheden ten aanzien van de voorwaarden weer te geven. Begrijp ik dat goed? De heer RIJPLOEG: Ik weet het niet. Ik denk dat als je het echt stevig aanpakt en al die dingen zou gaan doen en dan is een vlucht naar voren altijd beter dan de vlucht naar achteren, maar of het gaat lukken, weet ik niet. Ik vind dat je altijd moet proberen om draagvlak te krijgen voor wat je denkt dat tijdelijk een oplossing zou kunnen bieden als hulp bij het proces. Als lapmiddel en verder niets, is het in ieder geval onbespreekbaar, heeft het geen enkele zin en is het dweilen met de kraan open en daar houden we niet van als Partij van de Arbeid en u waarschijnlijk ook niet. De heer VAN DER PLOEG: U weet het niet, zegt u. Maar u heeft toch met een kabinet te dealen. Denkt u dat het daarmee lukt? Ik verwacht dat absoluut niet. De heer RIJPLOEG: Ik heb een buitengewoon laag verwachtingsniveau van dit kabinet. Na elk kabinet zal er een nieuw kabinet komen. Sterker nog: Joop den Uyl heeft ooit eens gezegd: er zal ooit een tweede kabinet Den Uyl komen, maar het zal alleen niet zo heten. Wie weet wat er ooit gebeurt? De VOORZITTER: Intussen is de heer Luitjens aangetreden voor een vraag. De heer LUITJENS: Voorzitter, ik wil nog even inhaken op het woordje ‘draagvlak’. De heer Rijploeg spreekt ervan om draagvlak te creëren. Gezien de situatie waarin wij nu in de provincie Groningen verkeren, bent u ook bereid om mee te werken dat de bevolking van het Westerkwartier in Groningen ook weer open gaat staan voor een hernieuwde maatschappelijke dialoog om dat draagvlak te creëren? De heer RIJPLOEG: Ik ben ertoe bereid om dat te doen, mits er wordt voldaan aan de dingen die ik net genoemd heb, mits er een werkelijk enthousiasme vanuit het kabinet, zelfs van dit kabinet, zou komen. Stel dat dit zou kunnen … denk niet dat ik te negatief ben …. een fanatiek enthousiasme waarbij men gaat voor een besparing van 30% in 2020 en men ervoor gaat om voorop te lopen in Europa en men ervoor gaat in Noord-Nederland daarin een extra zware positie te geven om voorop te komen en de energietransitie door te voeren, en men ervoor gaat om banen hier te creëren, nieuwe banen voor nieuwe energie! Dan ben ik daartoe bereid, maar dan zal dat wel met een stevige inzet moeten gebeuren en moeten daarvoor ook de middelen vrij worden gemaakt en dat zal niet voor een paar euro kunnen. Die middelen zijn er in dit land en die kunt u, met onze hulp, vrij maken op de goede plek, maar dan niet door bezuinigingen aan de onderkant. Ook de bovenkant van de bevolking, qua inkomen, moet meebetalen. Dan kan dat en dan moet dat en dan gaan we met elkaar aan een draagvlak bouwen, maar dat is niet iets wat heel gemakkelijk gaat. Er zal echt wel enige tijd voor nodig zijn. Het is niet iets wat in een paar maanden kan. Mensen die geen vertrouwen hebben en het vertrouwen verloren hebben, moet je meenemen op een lange weg en die is niet gemakkelijk. Op dit moment heb ik er heel weinig fiducie in, maar je moet altijd doorgaan. De heer LUITJENS: De vraag is, als uw motie voldoende steun krijgt waarin uw voorwaarden verwoord zijn, bent u dan bereid om vanaf morgen mee te werken om die maatschappelijke dialoog ook aan de gang te krijgen?
38
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer RIJPLOEG: Ik had het er niet over dat dit morgen gebeurt, want morgen gebeurt er waarschijnlijk nog helemaal niets. Het kabinet is aan zet. Zij hebben het klimaat vernield, zij zullen de stappen moeten zetten waar wij ze toe oproepen om hiermee aan het werk te gaan. Zij zullen met de provincie contact moeten zoeken om daarover te gaan praten en een bod te doen. Als ze dan wat te bieden hebben … De heer LUITJENS: Uw medewerking is dus nog ver te zoeken. De heer RIJPLOEG: Nou, dat weet ik niet. Als zij plotseling komen met allerlei toezeggingen en allerlei wensen … Dat is iets wat ik niet verwacht, maar ik hoop er wel op. Op het moment dat men echt constructief gaat worden … wij zijn altijd een constructieve partij geweest en dat zullen wij blijven. De heer BROUNS: Voorzitter, de heer Luitjens nam het woord ‘maatschappelijke dialoog’ al even in de mond en ‘draagvlak opbouwen’ werd genoemd vanuit de PvdA. Er werd eigenlijk gesproken over een vertrouwenwekkende aanpak om tot de opbouw van draagvlak te komen. Let wel en zo interpreteer ik een maatschappelijke dialoog: dat zou het uitgangspunt van een open maatschappelijke dialoog moeten zijn. Mijn vraag aan de Partij van de Arbeid is of zij dat ook als zodanig zien als je dat gesprek aangaat. In een open maatschappelijke dialoog ga je met elkaar informatie uitwisselen, argumenten uitwisselen en ga je de discussie aan over het nut en de noodzaak en de veiligheid van CO2-opslag. Nut, noodzaak en veiligheid. In die open maatschappelijke dialoog ga je met elkaar dat gesprek aan en dat kan er ook toe leiden dat uiteindelijk de inwoners niet overtuigd raken van nut, noodzaak en/of veiligheid. Mijn partij is bereid om op het moment dat zij niet overtuigd zijn geraakt van nut, noodzaak en veiligheid, te zeggen dat het er niet komt. Hoe staat u daarin? De heer RIJPLOEG: Als het kabinet er niet in slaagt om draagvlak te maken door al die dingen die ik heb genoemd, door enthousiasmerend, wervend, banen scheppend beleid te voeren voor nieuwe energie en voor energietransitie, dan zal het niet lukken, ben ik bang. Dan is het een onmogelijke taak om van mensen te vragen: gaat u mee in een dialoog over al die dingen, want u beperkt de discussie over CO2-opslag niet alleen, want dat is het actuele motto. De reden van het feit dat de discussie nu zo fel gevoerd wordt, is het ontbrekende energietransitiebeleid en het ontbreken van een stevige inzet op Noord-Nederland en het schofferen van de bevolking in Noord-Nederland. De heer BROUNS: Nu doet u twee dingen. U doet de discussie geen recht aan, want dezelfde minister die gesproken heeft over CO2-opslag heeft publiekelijk aangegeven dat hij bereid is om een green deal met het Noorden te sluiten. Het woord zegt het al: dan gaat het om duurzaam beleid. Daar moet dan invulling aan worden gegeven. Dat is één. U doet de discussie geen recht aan. Maar twee: u geeft geen antwoord op de vraag. U dient een motie in waarin u van de Staten een uitspraak vraagt om de minister te bewegen om op een vertrouwenwekkende manier dat debat te gaan voeren met de uitleg die u daaraan geeft en waarvan ik zeg dat je dan een open maatschappelijke dialoog moet voeren. Ik mag aannemen dat u die motie indient met het doel om die uitspraak los te krijgen en daar effect van te krijgen, want anders hoeft u hem niet in te dienen. We dienen immers geen waardeloze moties in. Als u die motie indient en als dat vervolgens door deze Staten wordt opgepakt en de minister dat honoreert en actief en enthousiast in uw woorden, gaat trekken, bent u dan bereid om te beseffen dat vervolgens de inwoners nut, noodzaak en veiligheid zo mogelijk niet gaan erkennen in die dialoog en dat het dus niet doorgaat? De heer RIJPLOEG: Als er geen draagvlak komt, denk ik dat het niet door kan gaan en dat het dan op deze manier niet lukt. Ik hoop dat het zou lukken om er draagvlak voor te maken door wat ik allemaal gezegd heb en dan vind ik het een heel slecht signaal dat op de dag voordat wij dit debat hebben – ik hoop dat dit toeval is – er weer € 8 miljoen bespaard wordt op het ECN, dat onderdeel is van Energy Valley in Noord-Nederland. Dat geeft weer wat minder vertrouwen en dat vind ik jammer! Misschien dat u daar bij uw eigen vrienden in Den Haag wat aan kunt doen, maar het programma om mensen te ontslaan is al opgestart, zo heb ik begrepen. De heer BROUNS: Ik wil toch de principiële uitspraak hebben dat als wij dat debat met de burger aangaan, dat we dat op basis van argumenten doen en niet op basis van vooringenomen standpunten dat het er moet komen. Na het uitwisselen van argumenten kan het er dus ook niet komen.
39
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer RIJPLOEG: Natuurlijk kan dat er ook niet komen. Dat spreekt vanzelf als het niet gaat lukken om dat draagvlak ervoor te krijgen. Dat is wat ik de hele tijd al zeg. Ik ben bang dat het niet lukt. De VOORZITTER: Dan gaan we naar de heer Swagerman toe. De heer SWAGERMAN: Ja voorzitter, dat er van die regering in Den Haag niets goeds zal komen, ben ik geheel met de heer Rijploeg eens. Maar de enigen die daar verandering in aan kunnen brengen, zijn wij. Dus wij gaan als SP die brede maatschappelijke discussie al lang aan. Alleen vanuit een andere visie, namelijk vanuit die beweging die zegt: onder onze bodem geen CO2 onder geen enkele voorwaarde en ook niet voor een bak poen! Mijn vraag aan de Partij van de Arbeid en in dit geval aan de heer Rijploeg is of hij de kans niet groter acht dat we voor elkaar kunnen krijgen dat we die CO2 niet in de bodem krijgen door samen met de bevolking hier in actie te komen en ze goed voor te lichten en te overtuigen van het feit – voor zover nodig – dat de argumenten tegen CO2-opslag beter zijn dan de argumenten voor. Dat is kansrijker, denk ik, en ik hoop dat u dat met mij eens bent. De heer RIJPLOEG: Ik denk dat wanneer het klimaat zo is en blijft zoals het nu is, u daarin wel eens gelijk zou kunnen hebben. Maar ik hou er niet van om een mogelijke oplossing van problemen volstrekt en voor altijd uit te sluiten. Dat doet u ook niet. Nog maar heel kort geleden vroeg u persoonlijk aan de Partij voor de Dieren of deze het voor nu en altijd uitsloot. Er zijn omstandigheden denkbaar, zei u tegen Anja Hazekamp. Nou ik ben het met u eens dat uitsluiting voor altijd heel merkwaardig zou zijn. Waarom dringt de milieubeweging in Noorwegen met klem aan op meer opslag van CO2? Dat het hier een taboe is geworden door de manier waarop het allemaal gelopen is, is een fenomeen, maar dan kan het toch niet van principiële aard zijn dat het dus voor altijd slecht is? De heer SWAGERMAN: Dat lijkt mij een heldere zaak, meneer Rijploeg, maar de reden om te komen tot opslag en de manier waarop we daar naar toe zijn gekomen … de regering Balkenende-Bos is al eerder genoemd. Ook de stelling van dit College … door de vestiging van kolencentrales en de problematiek nog groter te maken. U kunt blijven zeggen dat die in Duitsland anders wel gebouwd zouden worden … dat is even een tikje minder relevant. Wij kunnen hier niet weglopen voor onze verantwoording door te wijzen naar over de grens. Het lijkt mij helder dat dit niet zou moeten. Terugkomend op uw stelling over Noorwegen, CO2-opslag in Noorwegen gebeurt grotendeels niet onder land. De heer RIJPLOEG: Dat is waar. De heer SWAGERMAN: Dus, dan is dat een heel ander verhaal. De heer RIJPLOEG: Dat is nou precies de kern waarom het gaat. Hier wonen er mensen boven en daarom heb je het draagvlak bij mensen nodig die overtuigd moeten worden en er niet alles van af weten. Als je het niet lukt om dat draagvlak te creëren, heb je een groot probleem. Dat kan je alleen maar proberen te laten lukken als je dat wilt en dat zou je kunnen willen als noodmaatregel op een bepaald moment, waarbij je altijd eerst naar andere mogelijkheden moeten kijken, zoals herbenutting van CO2, maar we hebben het nou eenmaal een aantal jaren nodig om het probleem op enigerlei wijze op te lossen als we niet snel genoeg – en dat kunnen we niet – op duurzame energie overschakelen. Alleen, als u mij vraagt of ik optimistisch ben over het verwerven van draagvlak, antwoord ik u dat ik pessimistisch ben en dat is de laatste maand alleen maar erger geworden. Zonder enig draagvlak denk ik dat het erg moeilijk wordt en een bijna onmogelijke zaak. Ik hoop dat het mogelijk is om in ieder geval voor duurzame energie stevig aan de slag te gaan en dat de mensen niet alleen maar ergens tegen zijn, zoals vanmorgen bij monde van een der actievoerders bleek, maar ook dat we bij sommige dingen gezamenlijk voor zijn, want dat is een veel constructievere benadering. Soms moet je wel even stevig tegen zijn om te bereiken dat de dialoog los komt die de heer Brouns ook graag wil, maar dat moet dan een dialoog zijn met partners die ook daadwerkelijk wat willen en als het zo is dat zij een green deal met het Noorden willen sluiten waardoor er miljarden over de brug komen, dan valt er met ons over veel dingen te praten. Dat wil niet zeggen dat we dan onmiddellijk voor CO2-opslag zijn, maar dan valt er te praten over de manier om de weg te vinden en draagvlak te maken bij mensen en ze niet omkopen, want dat is niet de bedoeling, maar wel gaat het erom om op een enthousiasmerende manier aan het werk te gaan met de toekomst.
40
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De VOORZITTER: Punt. U heeft nu twee enthousiaste vragenstellers tegenover u. Allereerst mevrouw Hazekamp. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik geloof dat het aan het begin was van die hele lange zin dat ik de heer Rijploeg iets hoorde zeggen dat het niet op korte termijn mogelijk zou zijn om alle energie die we nodig hebben op een duurzame manier op te wekken. Heb ik dat goed begrepen? De heer RIJPLOEG: Dat klopt. Mevrouw HAZEKAMP: Dan heb ik daarover een vraag, want dat suggereert dat het in de tussentijd nodig is om iets met die CO2 te doen, maar op welke termijn acht u het mogelijk dat er CO2 wordt opgeslagen? Bijvoorbeeld: alle CO2 die door die kolencentrales wordt uitgestoten. De heer RIJPLOEG: In de praktijk zal dat al gauw een jaar of tien duren. Als je dat al zou willen en als er draagvlak voor is gemaakt en als het allemaal lukt. Maar we hebben minstens 25 of 30 jaar nodig om over te schakelen op duurzame energie. Niet omdat de techniek er nog niet is, want heel veel is er al, maar vanwege het implementeren en wat er allemaal omheen nodig is, want dat kost heel veel tijd. Helaas! Mevrouw HAZEKAMP: Denkt u dat het sneller zou gaan als we dezelfde methodiek zouden hanteren als bijvoorbeeld nu voor de CO2-opslag? Daar ontbreekt toch ook nog de techniek? De heer RIJPLOEG: Daar ontbreekt de techniek misschien wel voor een deel, maar dat kun je misschien wel sneller invoeren. Mocht dat niet zo zijn, mochten de ontwikkelingen aan de andere kant opeens heel veel sneller gaan – zij zullen ongetwijfeld harder gaan – denk ik niet dat ze snel genoeg zijn met de duurzame energie om die geheel te implementeren zonder dat we tijdelijk andere oplossingsrichtingen nodig hebben. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik hoor de heer Rijploeg zeggen dat hij niet zo erg optimistisch is over de invloed van wat de bevolking hier zou kunnen doen in samenwerking met de politiek. Betekent dit het failliet van de sociaaldemocratie? Die is ooit begonnen door te zorgen en te kanaliseren van wat er aan de basis leeft en daarmee de straat op te gaan en te zorgen dat je daar actief mee bezig bent. Ik vrees nu voor onze postbodes, schoonmakers en wat dies meer zij in dit land, WSW-ers, als u pessimistisch blijft ten opzichte van een regering en of dat wel succes zou kunnen hebben in dit soort gevallen. Wij hadden gehoopt de PvdA op onze weg te vinden en te zorgen dat we alles voor elkaar krijgen voor die mensen, omdat wij denken dat dit veel kansrijker is. U ziet dat blijkbaar anders. De heer RIJPLOEG: Ik denk dat er heel veel mogelijk is, maar op dit moment hebben we te maken met een verrechtsing in dit land en daar moet je tegen vechten en dat moet je met elkaar doen en dan wil ik graag met u samenwerken op veel terreinen. Tegelijkertijd zijn wij sociaaldemocraten nooit tevreden en dat is ergens een vorm van pessimisme die overwonnen moet worden met vooruitgang. Dat is een voortdurende spanning waar je mee zit. Eigenlijk had je het gisteren al gedaan willen hebben. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, ik heb een vraag voor de heer Rijploeg. Misschien heb ik het verkeerd gehoord, maar ik meende dat hij net in een bijzin zei: als de regering enthousiast is en komt met een grote zak geld, dan zijn wij als Partij van de Arbeid vóór. De heer RIJPLOEG: Als ik die indruk gewekt heb, is dat niet goed, maar ik heb wel gezegd dat, als de regering bereid is miljarden te steken in de energieconversie en daar grootscheeps mee aan de gang wil gaan en dat zal miljarden kosten, het enthousiasme ervoor losmaakt en mensen erbij betrekt en mee laat doen, banen schept, je een ander maatschappelijk klimaat krijgt waarin je in gesprek kunt gaan met de mensen over de oplossingen die we nog niet hebben kunnen realiseren. Die zou je dan ook kunnen aanpakken en misschien zijn die iets minder populair. Dat zou dan kunnen en daar moet je naar streven. Dat gaat niet vanzelf. Dat is hartstikke moeilijk en als er moeilijke klussen gedaan moeten worden, vindt u de sociaaldemocratie aan uw zijde, maar wij maken geen vuile handen voor verkeerde doelen of voor doelloze activiteiten waar niets mee te bereiken valt.
41
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De VOORZITTER: Akkoord. Dan denk ik dat de heer Brouns van de CDA-fractie het woord wil. We hebben al een levendig debat gevoerd, maar ik laat bewust even iets meer toe, maar tegelijkertijd houdt u de totale spreektijd in de gaten. Gaat u uw gang. De heer BROUNS: Dank u, voorzitter. Om te beginnen: onze fractie is diep, zeer diep getroffen door het beeld in de media van tweederangsburgers hier in het Noorden! Want dat is wat er geschetst is en er geschetst werd. Barendrecht gaat in die beeldvorming niet door, omdat het draagvlak ontbreekt. En ach, weet je wat, dan gaan we dat daar in het Noorden wel even doen. We kijken daar wel hoe het verder moet. Voorzitter, dat is wat onze fractie betreft echt te zot voor woorden! Gelukkig hebben we zelf ook kennis kunnen nemen van de brief die de minister aan de Tweede Kamer heeft verzonden op 12 november en een brief die gelukkig ook een ander beeld geeft dan het beeld dat ontstaan is. De lijn zoals de minister die in die brief heeft verwoord over het niet doorgaan van Barendrecht kunnen wij volgen. Daar zaten vier elementen in. Het project is ernstig vertraagd, waardoor de realisatie weinig tot geen meerwaarde heeft voor betrokkenen. De doelstellingen, namelijk het zicht op welke administratieve en juridische handelingen nodig zijn, zijn inmiddels grotendeels in dat project behaald. Het project Barendrecht is te klein om een echte bijdrage te leveren aan de klimaatdoelstelling en tot slot, bij drie keer min, kwam de vierde min: er was te weinig draagvlak bij de bevolking. Wat is nu de situatie in het Noorden? Waarom hebben wij de motie Rijploeg in januari 2007 ondertekend en is die in deze Staten aangenomen? De centrales zijn vergund en worden momenteel in de Eemshaven gebouwd. Als we die CO2 niet afvangen – zo simpel is het namelijk – gaat die de lucht in. Zonder heel veel wetenschappelijke kennis zelf te hebben, voorzitter, maar uit alles wat tot mij is gekomen lijkt het – dit is een bewust understatement – niet goed te zitten. En er lijken op dit moment – en dat is ook realiteit – geen reële alternatieven te zijn om de klimaatdoelstellingen op een andere manier te halen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, wie garandeert, voor zover je hier überhaupt over garanties kunt spreken, dat de kolencentrales, de multifuel-centrale en de kolencentrale, dat ook werkelijk gaan toepassen. Het enige waartoe wij hen hebben verplicht is het aanbrengen van een afvanginstallatie. Ik heb gisteren of eergisteren in de krant kunnen lezen dat de betrokken bedrijfsleider van de Nuoncentrale grote vraagtekens zet bij de investering die moet gebeuren om de CO2 werkelijk af te vangen. U weet waarschijnlijk wel wat er gaat gebeuren. Er gaat een subsidieverzoek richting Den Haaf of € 300 miljoen kan worden bijgedragen voor de afkoop van de emissierechten en dan kan het nog even worden uitgesteld. U beweert nu dat het allemaal rond is bij die centrales die worden gebouwd en dat het allemaal wel goed komt. Wij geloven er helemaal niets van en ik neem aan dat u dat net zo min hard kunt maken. De heer BROUNS: Voorzitter, volgens mij heeft de heer Swagerman mij niet horen beweren dat het goed zit bij de centrales. Wat wij in deze Staten gedaan hebben in 2007, is instemmen met de vergunningverlening met een aantal nadrukkelijke randvoorwaarden. Een van die randvoorwaarden is dat, als het ook maar enigszins haalbaar is, technisch en financieel, die CO2 niet de lucht in gaat, waarvan we allemaal weten dat dat heel slecht is. Daar mogen we die centrales ook vervolgens op aanspreken. Het zou de heer Swagerman sieren als hij met ons die centrales daar te zijner tijd ook op zal aanspreken. Voorzitter, ik had het over de klimaatdoelstelling, want dat is de achterliggende reden waarom we het doen. We hebben ons daaraan gecommitteerd. Geen CO2-opvang en –opslag betekent dat we die doelstelling, althans voor de korte termijn, moeten loslaten. Daar is het CDA nadrukkelijk ook geen voorstander van. Wij gaan daarom verder op de lijn die we eerder in hebben gezet en die twee keer ruw is verstoord, namelijk door het vorige kabinet met de ministers Cramer en Van der Hoeven door niet de dialoog aan te gaan en door, in plaats van draagvlakcreërend, dominerend te werk te gaan en door het huidige kabinet door een belachelijke koppeling aan kernenergie. CO2-afvang en –opslag is voor ons geen ad hoc beleid. Het is onderdeel van een breed energiebeleid, inclusief verduurzaming, inclusief energiebesparing en dus ook schoon en fossiel, want daar maakt het onderdeel van uit. Voor ons is dat aan elkaar gekoppeld. De heer VAN DER PLOEG: Ja, een belachelijke koppeling aan kernenergie. Ik hoor u dat zeggen en ik ben het van harte met u eens. Maar nu is er een regeerakkoord waar het CDA haar handtekening onder staat en dat is uit en te na besproken in een grote bijeenkomst in Arnhem. Volgens mij was u
42
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 daar aanwezig met heel veel fractieleden. Heb ik een van uw fractieleden of anderen die dezelfde mening hebben, daar in Arnhem gehoord? De heer BROUNS: Voorzitter, terug even naar waar ik hier voor sta en dat is het CDA in Groningen. De heer VAN DER PLOEG: Heeft het CDA Groningen zich laten horen op die vergadering in Arnhem? De heer BROUNS: Het CDA Groningen voert de discussie over kernenergie zowat op elke ledenvergadering waar standpunten van ons, bijvoorbeeld voor het verkiezingsprogramma, aan de orde zijn. Wij hebben er een uitgesproken mening over. Ik moet toegeven dat uw partij nog nooit in de gelegenheid is geweest dat ze in de situatie is gekomen dat je een regeerakkoord kan beoordelen. U kunt zich ook voorstellen dat onze afdeling … De heer VAN DER PLOEG: U weet kennelijk niet dat ik ooit lid ben geweest van de PPR en die heeft wel degelijk ooit regeringsverantwoordelijkheid gedragen. De heer BROUNS: Maar dat heeft u niet namens GroenLinks gedaan. Maar even los daarvan, u kunt zich dus voorstellen dat er elementen in het regeerakkoord zijn waar wij niet gelukkig mee zijn. Ik heb er net een verwoord. Het gaat er uiteindelijk om – en dat is wat wij in Arnhem gedaan hebben – of het totaal van het regeerakkoord wat er op dat moment lag, voor de leden acceptabel was om toe te treden tot die regering. Daarop is het antwoord ‘ja’ geweest en dat betekent niet dat elke letter, elk woord, elke zin de instemming van onze fractie heeft. De heer VAN DER PLOEG: Mijn punt is, meneer de voorzitter en meneer Brouns: we hebben niemand gehoord. Helmaal niemand! De VOORZITTER: Is dat een vraag? De heer BROUNS: Nee, het was een statement, maar ik denk dat de heer Van der Ploeg ook nog wel weet waarom wij in Arnhem bij elkaar waren en welke principiële vraag daar op tafel lag en daar hebben we met name tijd aan besteed op dat moment. De heer VAN DER PLOEG: Volgens mij ging het de gehele ochtend – ik heb het gevolgd – inhoudelijk over dat regeerakkoord. De heer BROUNS: De ochtend ging over het regeerakkoord, inhoudelijk. Correct. Voorzitter, en dat wil ik zeker ook richting de heer Van der Ploeg meegeven die net op zaterdag in zijn partij een verkiezingsprogramma heeft vastgesteld: op dit moment is het in het proces over CO2-opslag en –afvang politiek opportunisme om nu een definitief standpunt in te nemen, om definitief voor of tegen te zijn, want er is – en dat is terecht in de vorige woordvoering geconstateerd – nog helemaal geen dialoog op gang gekomen. Ja, we hebben informatiebijeenkomsten gehad in Tolbert en Grootegast. Het was een informatiebijeenkomst en misschien mocht deze bijeenkomst dat woord zelfs niet dragen, maar het was in ieder geval, het eenzijdig brengen van informatie naar de bevolking. Het was geen discussie en geen dialoog over nut en noodzaak. Het was niet met elkaar in gesprek gaan. Dat kan er toch niet toe leiden dat je een definitief standpunt inneemt? De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, wat zouden wij zaterdag besloten hebben? Waar verwijst u nu precies naar? De heer BROUNS: Wij hebben begrepen uit de media dat uw partij inmiddels tegen de ondergrondse opslag van CO2 is. De heer VAN DER PLOEG: Met betrekking tot de Groninger locaties heeft u volkomen gelijk. De heer BROUNS: Ik spreek u ook exact aan op uw verantwoordelijkheid: Groningen. Voorzitter, nu terug naar die maatschappelijke dialoog. Ik heb er net in een interruptie van de PvdA-woordvoering iets over gezegd. Daar gaat het uiteindelijk om. Je mag van mensen niet verwachten dat zij voor CO2-opslag zijn als zij niet eens overtuigd zijn van het nut en de noodzaak, laat staan de veiligheid ervan. Het gaat om de woorden ‘nut en noodzaak’ en daar moeten wij een open debat in het gebied over aangaan. Een open debat is geen informatiebijeenkomst, het is geen
43
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 eenzijdige informatieoverdracht, het is ook niet een keertje met z’n allen het gebied intrekken en alle ministers die er iets mee te maken hebben, optrommelen om daar aanwezig te laten zijn waarna je weer uitvliegt en je jezelf op de schouders slaat onder het motto: dat hebben we mooi gedaan. Nee, een open debat is een proces waarin je op verschillende momenten met elkaar op basis van beschikbare informatie en argumenten met elkaar discussie voert. Aan het einde van die dialoog over nut, noodzaak en veiligheid ga je dan de balans opmaken en kun je gaan kijken of er draagvlak is. Dan kun je kijken of de inwoners inmiddels overtuigd zijn geraakt van het feit dat wij iets moeten doen voor ons klimaat en dat dit iets op korte termijn ingevuld moet worden met CO2-opslag en laten we duidelijk zijn: onze fractie ziet dat echt niet als een langetermijnoplossing. Het kan hooguit een tijdelijke maatregel zijn. De heer RIJPLOEG: Kunt u zich voorstellen dat de mensen al heel gauw denken: nou ja, dan wordt er van mij wat gevraagd en het kabinet doet niet wat het zou kunnen doen, namelijk zij levert met minder ambitie minder prestaties, en wil wel kernenergie. De heer BROUNS: U maakt nu een koppeling die helemaal niet aan de orde is. Volstrekt niet! Waar wij het over hebben en waar wij onze verantwoordelijkheid nemen is dat wij twee centrales vergund hebben en die stoten CO2 uit. Dat is de realiteit en dat is op grond van een besluit dat wij hier in alle bewustzijn en met alle verantwoordelijkheid zelf genomen hebben. Dat is één. En ten tweede is het zo dat het Rijk de dialoog heeft verprutst om te beginnen bij het vorige kabinet en het Rijk is überhaupt niet aan een dialoog toegekomen, dus het Rijk zorgt er maar voor dat die dialoog wordt opgestart. Zo simpel is het. Aan het eind van die dialoog hebben wij hier in de Staten onze eigen verantwoordelijkheid en moeten wij gaan beoordelen of het draagvlak er is of niet, of inwoners overtuigd zijn geraakt van nut en noodzaak of niet. Als het antwoord ‘niet’ is en als de inwoners niet in overwegende mate overtuigd zijn geraakt van nut en noodzaak, is het wat ons betreft ook heel simpel: dan moet het er ook gewoon niet komen, maar dit wel pas nadat we dat proces zijn doorgegaan. We moeten niet vooraf die stelling al betrekken. De heer RIJPLOEG: U heeft de stelling dat wij hier in Groningen dat probleem moeten oplossen, omdat hier de omstandigheden zo zijn en dat het kabinet ook vindt dat die centrales er moeten komen en het kabinet geen landelijk beleid heeft, behalve 30% minder uitstoot. Is dat niet een beetje simpel en zouden we niet gewoon als Nederland onze doelstellingen moeten handhaven en opschroeven en vooruitgang nastreven in plaats van te zeggen: stop het maar onder de grond in het Westerkwartier? De heer BROUNS: Meneer Rijploeg, even terug naar het begin. Heeft u niet zelf ook voor de komst van die centrales gestemd? Heeft u daar niet uw eigen verantwoordelijkheid in gehad? De heer RIJPLOEG: Ja zeker, maar in het vertrouwen dat er een regeringsbeleid zou worden gevoerd waarin met kracht gestreefd zou worden naar een beperking en dat zij er zo kort mogelijk zouden staan en dat er draagvlak gemaakt zou worden. Dat heb ik net proberen uit te leggen. Dat we zouden werken aan de toekomst in plaats van dat we alleen maar de problemen uit het verleden zouden oplossen. De heer BROUNS: Meneer Rijploeg, het is toch volstrekt naïef om te veronderstellen dat iemand in een centrale gaat investeren om die zo kort mogelijk, één of twee jaar, te laten staan. Ik trek dat ook even bewust in een understatement. Het is toch volstrekt naïef om dat te denken! Toen wij die centrales vergunden wisten wij dat er centrales kwamen die er een aanzienlijk tijd zouden blijven bestaan en we wisten ook wat de consequentie ervan was en dat heeft ertoe geleid dat u nota bene uw naam heeft gegeven aan de motie die is ingediend toen het ging om de afvang, opvang en opslag van CO2. Dat is de realiteit en waar ik het Rijk op aanspreek is dat het Rijk verzaakt heeft om vervolgens echt daadwerkelijk tot een dialoog met de inwoners te komen waarvan wij vinden dat die nu alsnog moet komen voordat we überhaupt verder kunnen gaan op de vraag: moet daadwerkelijk tot opslag worden overgegaan of niet? De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik vraag mij toch werkelijk af wat deze provincie aanmoet met de minister die, na vijf keer daartoe verzocht te zijn, heeft gezegd best bereid te zijn om hierheen te komen om uit te leggen waarom het nodig is. Kunt u mij uitleggen welk vertrouwen dat zou wekken? De heer BROUNS: Het zal u niet verbazen als ik zeg dat die minister inderdaad een heleboel uit te leggen heeft en dat het hard werken is om enig vertrouwen te herstellen om vervolgens die dialoog
44
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 aan te gaan. Dat zal een heel proces zijn en dat heb ik net ook gezegd. Dat is niet een keer deze kant uitkomen en een uitnodiging accepteren en terug gaan naar Den Haag en denken dat het geregeld is. Dat is een fundamenteel debat dat een lange periode zal beslaan hetgeen overigens recht aan de materie. Ik heb het antwoord op de vraag ook niet als het gaat om nut en noodzaak. Ik weet wel, althans dat denk ik uit alle publicaties te weten, dat heel veel CO2 in de lucht niet erg goed is voor ons en de aarde, maar hoe slecht het is en of het anders kan en of het op deze manier moet … laten we die discussie nu eens open voeren en laten we dan uiteindelijk de balans opmaken of we ervan overtuigd zijn of niet. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, er werd net aangegeven dat we hier bij vol bewustzijn twee kolencentrales hebben vergund. Mijn collega van GroenLinks vroeg zojuist aan de heer Rijploeg of hij daar spijt van had en ik zou graag ook het antwoord van u willen horen. De heer BROUNS: Om maar heel duidelijk te zijn: nee. Die twee kolencentrales zijn vergund omdat er een behoefte is aan elektriciteit waar die centrales voor de korte termijn het antwoord op zijn. Tegelijkertijd – en dat heb ik daarnet in een interruptie gezegd en daar zal ik zo meteen op terugkomen – moeten wij fors investeren en moeten wij met beide handen de uitnodiging van de minister aangrijpen om te komen tot een green deal en moet de inzet van het College zijn om daar het maximale uit te slepen qua investeringen en wat er maar mogelijk is voor het noorden, want we zullen moeten verduurzamen en we zullen ook moeten inzetten op energiebesparing. We zullen mensen ook moeten overtuigen dat het misschien op een andere manier moet en we zullen fabrikanten moeten overtuigen dat ze naar hun producten en procedés moeten kijken om energie te besparen. Dat zullen we allemaal moeten doen, maar feit is ook – en daarom zeg ik volmondig ‘nee’ – dat wij allemaal, u ook, thuis het licht en de TV aan willen hebben en dus hebben we elektriciteit nodig. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, nog één vraag/opmerking. De VOORZITTER: Toch graag een vraag. Mevrouw HAZEKAMP: De heer Brouns gaf aan dat er geen enkele energiemaatschappij zo gek is om een kolencentrale een paar jaar te laten staan. Ik vraag mij af of de heer Brouns wel eens in Duitsland heeft gekeken, want er staan verscheidene kolencentrales half of niet afgebouwd en in ieder geval niet in werking, omdat ze ofwel niet vergund zijn of niet rendabel zijn. De heer BROUNS: U legt met uw eerste opmerking de vinger op een zere plek: niet vergund zijn. Het is bijzonder dom om te beginnen met bouwen voordat vergund is. Wij hebben een vergunning verleend en dan willen wel een betrouwbare overheid zijn. Mevrouw HAZEKAMP: Ook hier lopen nog allerlei procedures die nog roet in het eten zouden kunnen gooien. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, de heer Brouns heeft in zijn bijdrage zwaar de nadruk gelegd op open dialoog en draagvlak. Van mijn kant wil ik zeggen dat je als politicus en volksvertegenwoordiger altijd bereid moet zijn om een open dialoog aan te gaan met de bevolking en de burgers. Maar dat draagvlak… waar meet je nu aan af dat er uiteindelijk draagvlak is ontstaan? De huidige situatie is dat drie gemeenteraden unaniem ‘nee’ zeggen. Moet het nu zo zijn dat over een paar jaar na die open dialoog, voor zover je dat nog met een open mind kunt doen, want de discussie wordt nu al inhoudelijk sterk en zwaar gevoerd, die drie gemeenteraden positief zijn, is er dan draagvlak? Waar meten we dat dan af? Ik zit er zelf ook mee. Het is een open vraag. De heer BROUNS: Dat is een terechte worsteling en dat is een van de elementen die je zeker ook in dat proces een plek moet geven. Waar meet je dat aan af? Zijn het een of twee gemeenteraden die een ander standpunt innemen? Is dat uiteindelijk de standpuntbepaling van Provinciale Staten? Zeg het maar … vertegenwoordigen wij hier het draagvlak van de bevolking? De gemeente Grootegast meent van wel middels een in de raad aangenomen motie. Is dat de situatie? Dat is een worsteling waar we het met elkaar over zullen moeten hebben. De heer VAN DER PLOEG: In die worsteling denk ik altijd dat wij als volksvertegenwoordigers moeten luisteren naar wat de bevolking zegt en de burgers in die regio. En zij geven ons een aantal signalen mee op dit moment.
45
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010
De heer BROUNS: Maar die geven ons nu signalen mee op basis van een eenzijdige informatieoverdracht die sec alleen al door de manier waarop die georganiseerd was en de manier waarop die avonden verlopen zijn, ontzettend veel weerstand opgeroepen hebben en dat zouden ze bij mij ook hebben gehad. Daar is het al fout gegaan. De heer VAN DER PLOEG: Op dat punt ben ik het helemaal met u eens. Het is volgens mij voor niemand echt een discussie geweest, maar de signalen zijn natuurlijk wel heel breed. De heer BROUNS: Er zijn brede signalen en er zijn ook georganiseerde signalen. Dat weet u ook. Laten wij het debat open ingaan en laten we dan gedurende dat proces bezien wat de signalen zijn die daadwerkelijk overblijven en laten we daarop ons oordeel baseren. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, nog even aansluitend op wat de heer Van der Ploeg zojuist vroeg. Ook wij worstelen met dat probleem. Wat is voldoende draagvlak? Maar dan een vraag aan u: Barendrecht, was daar voldoende draagvlak in uw ogen? De heer BROUNS: In mijn ogen was er in Barendrecht onvoldoende draagvlak. De heer DE VEY MESTDAGH: Maar dan is het toch merkwaardig dat u uw betoog nu begint met het feit dat het eigenlijk een foutieve opmerking van de minister was en dat dat op zich veel onrust heeft veroorzaakt. De heer BROUNS: Wat u nu doet, is precies wat er gebeurd is in de afgelopen periode in de media. Wat u doet is: de minister heeft iets gezegd en dat is ontzettend stom. Vervolgens gaan we dat er allemaal uitlichten. Wat ik gedaan heb is en wat de minister daadwerkelijk in zijn brief heeft aangegeven is dat het project op vier essentiële onderdelen een min scoort. De vierde was het draagvlak, maar er waren ook nog drie andere minnen. De heer DE VEY MESTDAGH: U bekijkt draagvlak niet sec alleen, maar u bekijkt dat in relatie tot de andere zaken die een plus kunnen hebben of een min. Begrijp ik dat goed? De heer BROUNS: Nee, de minister heeft vier redenen aangegeven waarom het niet doorgaat. Die vier begrijpen wij alle vier. Als u vervolgens naar het draagvlak gaat: in Barendrecht was de situatie zodanig dat niet alleen de gemeente tegen was, maar daar was ook de provincie tegen. Daar was iedereen alleen maar tegen en overigens is daar het proces van het begin af aan niet in een dialoog verlopen, maar als informatieoverdracht in de sfeer van: we gaan het hier gewoon doen en we komen u wel even vertellen hoe we dat gaan doen. Da is een volstrekt verkeerde start. De heer DE VEY MESTDAGH: Het is wel belangrijk wat u zegt, want als u het over draagvlak spreekt, spreekt u over politiek draagvlak, begrijp ik. De heer BROUNS: Als politici zitten wij ervoor om maatschappelijke vraagstukken en problemen op te pakken. Die signalen moeten wij uiteindelijk vertalen naar onze besluitvorming en dat zal iedere partij op zijn eigen manier en met zijn eigen verantwoordelijkheid ongetwijfeld doen. De VOORZITTER: Nu moet ik even met de heer Brouns in conclaaf in verband met de tijd. U heeft ongetwijfeld nog een stuk te gaan. Eigenlijk bent u door de tijd heen. Hoeveel schat u nog nodig te hebben? De heer BROUNS: Nog een minuut. De VOORZITTER: Akkoord. Maakt u uw betoog af. De heer BROUNS: Heel belangrijk in die maatschappelijke dialoog en dat is een oproep van ons aan de gemeenten in het Westerkwartier om dan ook met ons, zonder nu allemaal moties aan te nemen, zonder definitieve standpunten in te nemen, met ons in dat proces de discussie aan te gaan over nut, noodzaak en veiligheid en pas daarna daadwerkelijk standpunten in te nemen. En voorzitter, ik heb al iets gezegd over de veiligheid. Die moet gewoon objectief zijn en die moet op alle locaties onderzocht worden in het Noorden. Het moet volstrekt helder zijn. Als het hier kan, moet
46
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 het ook onder Amsterdam kunnen. Ik snap dat ze daar een beperking hebben, want ze hebben daar geen gasvelden, maar als het hier kan, moet het zo veilig zijn dat ook iedere Amsterdammer het daar gerust onder zijn woning wil hebben. En voorzitter, we willen niet, zoals dat bij de gaswinning het geval is geweest, met lege handen blijven staan. Naast een stevig investeringspakket – wat ons betreft verbonden aan die green deal – moet er in de regio waar uiteindelijk die opslag wellicht plaats zal gaan vinden, specifiek voordeel te behalen zijn. Dan zou je kunnen denken aan extra financiële tegemoetkomingen op energiebesparende maatregelen in huizen. Dat is direct gerelateerd aan het vraagstuk dat we hebben, het energievraagstuk en dat levert dat direct voordeel voor de bewoners aldaar op. Als er dan CO2 opgeslagen wordt en als CO2 ooit in de toekomst hergebruikt zal kunnen worden en daar bedrijvigheid en werkgelegenheid ontstaat, moet het klip en klaar zijn: die CO2 is hier opgeslagen en dan komt hier ook die bedrijvigheid en werkgelegenheid. Dit los van het feit dat iedere schade die hier potentieel zou kunnen ontstaan, vergoed moet worden. Afrondend voorzitter, het is helemaal niet aan de orde. Het is als zodanig niet benoemd. Maar het moge duidelijk zijn dat voor de CDA-fractie een koppeling aan kernenergie of het opslaan van kernafval hier in het Noorden, niet aan de orde is. Dank u, voorzitter. De VOORZITTER: Dank u. Dan zijn we bij de heer Swagerman van de SP. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, gedeputeerde Jager sprak uit dat het Noorden en wel Groningen – en daar gaan we hier natuurlijk over – niet het afvalputje van Nederland moest worden en dat nu de Staten aan het woord waren. Wat duidelijk is dat de Staten aan het woord zijn en dat we aardig zijn gestart. Na het warrige verhaal van minister Verhagen omtrent het hoe, waarom en wanneer en waar eerst weer wel en daarna weer niet, omtrent de CO2-opslag, is dat naar onze mening een juiste opmerking van gedeputeerde Jager. Voorzitter, als het om natuur en milieu gaat, moet je het van deze regering ook al niet hebben. Ze doen het nog slechter dan de vorige regering als we kijken naar de milieudoelstellingen van deze club. Constante factor in dit geheel is dan wel het CDA. Zowel in het College van GS als in eerdere regeringen. Voorzitter, de SP vraagt zich werkelijk af en dat gebeurt al jaren, waar het rentmeesterschap van het CDA in godsnaam, zou ik bijna zeggen, is gebleven. Ik had wat aantekeningen gemaakt over de opstelling van de Partij van de Arbeid, maar ik heb uw motie onder ogen gehad en ik werd eigenlijk wat verrast over de berichtgeving in het Dagblad van het Noorden en die via RTV Noord, want daar zat nogal wat licht tussen. Ik had begrepen via mevrouw Mansveld en dat stond als zodanig in de kop van het krantenartikel: “Partij van de Arbeid is tegen CO2-opslag” en daar stond een interview van de heer Rijploeg tegenover op RTV Noord die zei: “Nou ja, we willen het wel, als er maar een bakje geld komt op wat voor manier dan ook.” Voorzitter, dat klonk een beetje naar koehandel en ik geloof dat die laatste indruk, wat betreft de koehandel, hier ook wel opgaat, want dat is eigenlijk wat de motie die door de PvdA wordt voorgesteld, behelst en die zal onze instemming dan ook niet krijgen. Wat wij ons ook afvragen is hoe hard GroenLinks nu eigenlijk tegen de opslag van CO2 is. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, waar staan de woorden die op koehandel duiden? Hebben wij met geld gerammeld om mensen om te kopen, of zo? Daar is geen sprake van! Als u dat erin leest, moeten we daarover nadenken of u leest verkeerd. De heer SWAGERMAN: Wat ik heb gelezen is dat er gezegd zou zijn dat in ruil voor CO2-opslag … en u heeft zelf betoogd dat er weer over te praten valt, vooropgesteld dat … Dan komen er een aantal voorwaarden. Daar zitten goede punten tussen, natuurlijk. U geeft in uw motie goede punten weer, maar de kern van het verhaal is hier of we al dan niet CO2 gaan opslaan en wat het wel of niet mag kosten. Dat is wat uw motie behelst en wat u ook hiervoor heeft betoogd. Wat ons betreft is dat geen goede discussie. De heer RIJPLOEG: Ik geloof dat we elkaar dan toch niet begrijpen. Wat ik gezegd heb – en als dat niet goed is geweest, is dat fout – is dat je draagvlak moet maken door enthousiasme, met enthousiaste mensen die bezig zijn met een klus die verder gaan nadenken en dan zou het kunnen zijn dat je draagvlak kan maken voor zulke maatregelen als noodoplossing. Dat is wat ik bedoeld heb te zeggen, meer niet en ook niet minder. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik heb net de heer Rijploeg daarover geïnterrumpeerd over wat de intenties waren van de verschillende voorwaarden. Ik vraag mij af of de
47
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 heer Swagerman wel luistert. Het was expliciet – zo heb ik het antwoord begrepen – dat elke overweging apart voor zichzelf staat. Waar haalt u dan het woord ‘koehandel’ dan vandaan? Of de intentie dat dit er achter zit? Want dan zou ook ik een probleem hebben met de motie. De heer SWAGERMAN: Er is een betoog gehouden dat, als we die CO2-opslag willen, er wel eerst stevig onderhandeld moet worden met een kabinet dat nu niet bepaald het begrip duurzaamheid hoog op de lijst heeft staan en dat men dat mooi kan oppakken om het hier te doen in samenwerking met de al lopende initiatieven zoals Energy Valley, en dat geld weghalen uit Energy Valley ook niet goed is voor de ontwikkeling – ik ben het daar overigens mee eens – maar er wordt toch continu een link gelegd in alle betogen die ik tot nu toe heb gehoord? De heer VAN DER PLOEG: Ik hoor meerder dingen, onder andere een zeer enthousiasmerende Rijploeg die heel pessimistisch is over de uitkomst. Dat heeft u kennelijk niet gehoord. De heer SWAGERMAN: Dat heb ik wel gehoord. Ik heb een enthousiast verhaal van mevrouw Mortiers vanochtend gehoord over een ander thema, maar dat heb ik ook gehoord van de heer Rijploeg. Alleen de conclusie waar hij naar toe gaat, is niet de conclusie van de SP. Je kunt heel enthousiaste verhalen vertellen over in principe – en dat heeft hij niet gedaan – foute dingen. Voorzitter, ik was gebleven bij hoe hard GroenLinks nu eigenlijk tegen de opslag van CO2 is, als blijkt nadat er unaniem een mening bij een congres is neergelegd dat het niet zou moeten, er toch een fractie is in Zuidhorn die de deur op een kier zet voor CO2-opslag. Voorzitter, de SP gaat er natuurlijk vanuit dat de PvdA-Statenleden tegen de CO2-opslag zullen zijn. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, het spijt mij. Ik heb hier namelijk de motie uit Zuidhorn met het GroenLinks-logo erop en daar staat: “spreekt uit dat er geen sprake kan zijn van ondergrondse opslag,” en dat is de kern van het dictum. Het persbericht van GroenLinks – ik zou u aanraden om dat soort zaken eerst te lezen – geeft heel duidelijk aan dat zij verwacht dat aan de voorwaarden die eraan gekoppeld worden, het draagvlak en veiligheid, nooit voldaan zal worden. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, de heer Verhagen is over een ding nu ook al duidelijk geweest: de provincie gaat er in principe zelf niet over. Wat wij kunnen en moeten doen als politieke partijen – en de SP zal dat zeker doen – is de Groningers mobiliseren en de heer Verhagen laten horen dat wij dat afvalputje niet willen zijn en dat we ook geen tweederangsburgers willen zijn waarbij het zo kan zijn dat een stem in het Westen zwaarder zou kunnen tellen dan een Groninger stem. Dat zullen wij zeker niet pikken! Voorzitter, voordat ik mijn motie indien, zal ik afsluiten met een enigszins bewerkte brief van een lezer van het Dagblad van het Noorden. Als hij te lang duurt, hoor ik het wel van u. “Als kolencentrales voor de binnenlandse stroombehoeften niet nodig zijn, als er één kolencentrale gebruikt wordt voor energieleverantie over de grens, als er voor een viertal kolencentrales een vijfde nodig is voor het afvangen van CO2, als de stroom en de winst van energiegiganten naar het buitenland gaan, als de industrie gratis emissierechten kreeg, als de Nederlandse belastingbetaler voor de kosten opdraait, als generaties na ons opgezadeld worden met controle op lekkages, als er nauwelijks geschikte opslaglocaties zijn, als er in een veld om technische redenen geen CO2 gepompt kan worden, als de meeste velden een andere bestemming hebben of krijgen, als de meeste velden zo lek zijn als een vergiet, als in China elke tien dagen een kolencentrale wordt gebouwd, als 95% van de huidige CO2-uitstoot bij deze plannen alsnog de lucht wordt ingeblazen, als het een machtspelletje is van industrie en overheid, als via de NordNed-kabels ook schone getijdenstroom kan worden geleverd, als door de CCS ontwikkelingen van schone-energie-opwekkingstechnieken stagneren, als het risico bij transport per trein, boot, pijplijn groot is, zou je CCS dan wel moeten willen ……..?” Voorzitter, bij deze motie wil ik u vast meegeven dat mijn fractie graag zou zien dat er hoofdelijk over wordt gestemd, zodat duidelijk is voor de burgers van Groningen waar de standpunten liggen.
48
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer RIJPLOEG: Zoals u nu iemand citeert … met die formuleringen is het antwoord vanzelfsprekend: nee. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 november 2010, overwegende dat: het opslaan van CO2 het klimaat volgens deskundigen niet dient, waarmee het nut van deze opslag niet vast staat; de technologie niet op grote schaal op land is bewezen, erg kostbaar is en zonder subsidie niet rendabel te maken valt en niet tijdig beschikbaar zal zijn; CO2-opslag zorgt voor minimaal 20% extra aan CO2-uitstoot; er voldoende alternatieven zijn voor vermindering van CO2-uitstoot; investeringen in CO2-opslag investeringen in energiebesparing en duurzame energie vertragen en wellicht verdrukken; de opslag, zoals thans voorzien, voor eeuwig is en geen enkele risicoanalyse geldig is tot in eeuwigheid; er sprake is van aansprakelijkheidproblemen voor opgeslagen CO2 op lange termijn, gezien verjaringstermijnen, het voortbestaan van verantwoordelijke bedrijven, etc.; door alleen al de aanwijzing als mogelijke opslaglocatie de aangewezen gemeenten in de provincie schade wordt berokkend, doordat potentiële kopers van huizen mogelijk zijn of worden afgeschrokken, zodat zowel de gemeenten als de provincie Groningen als minder aantrekkelijk woongebied worden gezien; dit zal tevens van toepassing zijn op ondernemers die voornemens zijn of waren zich in de betrokken gemeente te vestigen; er inmiddels veel onrust en verzet is onder de bevolking, nog verder aangewakkerd door de tot nu toe gehouden informatiebijeenkomsten over dit onderwerp, spreken uit: dat er in de Provinciale Staten van Groningen geen draagvlak is voor ondergrondse CO2opslag; van de verantwoordelijke minister te verwachten dat hij bevestigt dat op grond van bovenstaande overwegingen ondergrondse CO2-opslag niet langer aan de orde is, verzoeken het College deze uitspraak aan het kabinet c.q. de verantwoordelijke minister M.J.M. Verhagen door te geven, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman, namens de SP-fractie. De motie krijgt nummer 2, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslagingen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ter afsluiting. SP-ers zijn socialisten en optimisten. Wat de uitslag bij deze motie ook zal zijn, wij gaan ervan uit dat de provincie een goede beslissing zal nemen en wel via haar burgers. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we bij de heer Luitjens, fractie van de VVD. De heer LUITJENS: Voorzitter, vlak voor de Algemene Beschouwingen 2010, afgelopen juni, werd door het Rijk bekend gemaakt dat bijna lege gasvelden in de omgeving van Boerakker, Grootegast en Eleveld het meest geschikt zijn voor veilige opslag van CO2. Deze constatering werd gedaan op grond van de fysische karakteristieken van deze gasvelden. Nader onderzoek, een proefproject CO2-opslag, zou dat moeten gaan bevestigen. In de VVD-bijdrage aan die Algemene Beschouwingen heb ik toen gezegd dat volstrekte veiligheid, vergelijkbaar met die rond aardgas, uitgangspunt nummer 1 is. Ik heb ook aangehaald dat de reactie van omwonenden op dat moment nog nuchter was in dat eerste weekeinde. Men vergeleek het toe in het gebied met gasvelden en gastransport waar wij in NoordNederland zo vertrouwd mee zijn. Het wemelt ervan. Ook schadevergoeding ten gevolge daarvan is goed geregeld. Gelukkig nuchter, heb ik toen namens de VVD-fractie gezegd en dat laatste is
49
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 inmiddels geheel veranderd. Het draagvlak is op dit moment ver te zoeken en dat draagvlak is van het grootste belang. Voorzitter, volgens deskundigen, onder andere TNO, is CO2-opslag en –transport volkomen veilig, maar de beleving van veiligheid, nut en noodzaak, vooral in de nabije omgeving is een geheel andere. Zonder draagvlak begin je niets en dus ook geen CO2 onder de grond. Voorzitter, in de motie Rijploeg waar de VVD achter blijft staan, is niet expliciet aandacht besteed aan draagvlak. Maar het hoort er natuurlijk impliciet wel bij. Wij kunnen hier in de Staten heel veel willen, dat wij een vooraanstaande energieregio zijn waar veel ontwikkeling en innovatie plaats vindt, ook in het kader van CO2 en wat daarbij hoort, inclusief hergebruik, maar toen aan het begin van 2007 was er een periode waarin de zogenaamde energie-intensieve industrie, onder andere die in Delfzijl, piepte vanwege haar bedreigd bestaan door torenhoge elektriciteitsprijzen. Nu, voorzitter, zitten we in een andere tijd. Het mondiale gebruik van energie stijgt jaarlijks met enkele procenten, ondanks dat er hard gewerkt wordt aan energiebesparing, ondanks dat er wordt ingezet op alternatieve, duurzame bronnen, en ondanks dat is het voor de VVD duidelijk dat er in de komende transitieperiode – waar ook de heer Rijploeg over sprak -, van 20 tot 30 jaar gebruik moet worden gemaakt van diverse fossiele grondstoffen voor de productie van energie en ook dat kernenergie daarbij een rol speelt. Voor diezelfde transitieperiode zijn er internationale afspraken. Afspraken in het kader van het klimaat- en energiebeleid om de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer maar mondjesmaat te laten toenemen. Onder ander de Europese Unie afspraak, aangeduid met 20-20-20 en ook die afspraak die aangeduid wordt 20-50-50. Nederland heeft zich aan die afspraken verbonden. Als die maatregelen zijn nodig om de tijd te overbruggen totdat duurzamere vormen van energie de voorziening geheel over kunnen nemen. Voorzitter, vervolgens stellen we vast dat beslissen over CO2-opslag, hoe en waar, een rijksbevoegdheid is. Als provinciale politiek vinden we er heel veel van en dat zal zeker meewegen bij beslissingen in Den Haag, maar uiteindelijk beslist het Rijk. Het is een rijkszaak en dat was ook de inzet voor de zomer van het toenmalige kabinet toen de informatie- en discussieronde hier gestart zou worden. Het slechte resultaat daarvan kennen we. Belabberd uitgevoerd. Tot een daloog is het niet gekomen. Inmiddels heeft het kabinet Rutte stappen gezet op het terrein van CO2-opslag. Barendrecht werd volledig afgeblazen met als argument in de krant: geen draagvalk. Terecht dat Noord-Nederland toen duidelijkheid wilde. Vooral ook vanwege de onheuse toonzetting van de boodschap van de minister ten opzichte van Noord-Nederland. Ronduit een beroerde communicatie! Het gesprek op 11 november jl. was het resultaat, waar, mag ik aannemen, ook op die beroerde communicatie is ingegaan. Ik ga ervan uit dat de gedeputeerde hier nog een nadere toelichting op geeft. Voorzitter, het Rijk is aan zet, vindt de VVD-fractie. Het Rijk moet in Noord-Nederland de draad weer oppakken om een open en feitelijke discussie en dialoog op gang te brengen op grond waarvan draagvlak kan worden verkregen. Dit zeggende is ook een oproep aan onszelf, Groningers, om weer open te staan voor die discussie, voor die dialoog. De heer SWAGERMAN: Maar voorzitter, dat betekent, neem ik aan, dat de heer Luitjens met zijn VVD-fractie zich zal schikken naar wat Den Haag beslist, ongeacht wat er in Groningen door de bevolking gedacht wordt? De heer LUITJENS: Een wedervraag: heb ik dat gezegd? De heer SWAGERMAN: Nee, maar dat is mijn vraag nu aan u. U zegt nu al ongeveer vijf keer dat het een Haagse beslissing is. Mijn vraag is dan: als Den Haag besluit dat die opslag hier gaat komen …? De heer LUITJENS: Wij staan hier als VVD van Groningen. Misschien mag ik mijn betoog vervolgen? De VOORZITTER: Dat mag u. De heer LUITJENS: Ik heb net gezegd dat als wij gaan voor het opnieuw oppakken van de maatschappelijke dialoog dat dit betekent dat wij allen open moeten staan voor zo’n dialoog en daartoe roep ik u op, want de bijeenkomsten die zijn gehouden, verliepen slecht en hebben niet aan het doel beantwoord en hebben het Rijk op grote achterstand gezet. De minister heeft nu toegezegd zelf een grote en persoonlijke rol te willen spelen in die hernieuwde discussie, in die maatschappelijke dialoog die dat vertrouwenwekkende proces zou kunnen starten.
50
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Die persoonlijke rol zal ook nodig zijn. Deelt Gedeputeerde Staten die opvatting? Wat ziet zij als haar rol? Voorzitter, kernenergie in Groningen. De VVD constateert dat gedurende de werkingsduur van het huidige POP dat door een overgrote Statenmeerderheid is onderschreven, er geen draagvlak is voor kernenergie dan wel voor opslag van afval in deze provincie. Voorzitter, het regeerakkoord spreekt van een green deal. Een groene afspraak met de samenleving. Die green deal biedt uitzicht op een nieuw energieakkoord in het kader van een breed nationaal klimaat- en energiebeleid in Noord-Nederland. Eentje in lijn met het energieakkoord dat Noord-Nederland had tot het einde van het vorige kabinet. De VVD-fractie wil hierop inzetten. Daar worden wij, de provincie Groningen en Noord-Nederland, beter van en dan kunnen we onze Energy Valley-ambitie blijven vervolgen. De heer VAN DER PLOEG: Ik wil even terugkomen op uw statement over kernenergie en het POP. Er is geen draagvlak zo lang het POP werkingsduur heeft. Dat betekent dat u als VVD-fractie niet met amendementen komt of met moties, want dat is elke vergadering mogelijk. Het gaat natuurlijk om uw mening, want de koppeling en het VVD-CDA-kabinet … u bent van de VVD. Onderschrijft u die koppeling? En de absolute prioriteit, zoals in de brief van minister Verhagen staat, voor kernenergie? De heer LUITJENS: Ik heb gezegd, meneer Van der Ploeg, dat voor ons in de transitieperiode ook kernenergie een rol speelt. De heer VAN DER PLOEG: Dus, u ziet dat ook als een absolute prioriteit? De heer LUITJENS: Ik zie kernenergie als onderdeel van een transitieperiode en dat hoort erbij. Laten we wel wezen: 10% van de elektriciteit die we nu gebruiken, wordt opgewekt door kernenergie. Kernenergie is een wijze van energieproductie met heel weinig CO2-uitstoot. Dus het draagt ook bij aan een verminderd CO2-gehalte in de atmosfeer. Dat is waar we met alle middelen in de transitieperiode naar streven. De heer VAN DER PLOEG: Hier kunnen we nog eindeloos over discussiëren, over de potentiekracht van een bepaalde technologie, maar het gaat mij nu over uw standpunt ten aanzien van kernenergie in Groningen. Als u niet met moties en/of amendementen komt op het POP, moet ik dan concluderen dat u geen kernenergie in Noord-Nederland wilt? De heer LUITJENS: Voor de periode van het POP, de geldigheidsduur van dit POP, zullen wij niet over kernenergie in Groningen spreken. De heer RIJPLOEG: Mag ik daar een vraag aan toevoegen? Voor deze periode niet, de volgende periode bent u wellicht bereid om een kerncentrale neer te zetten. Wat belangrijker is, bent u bereid om het afval in onze grond te stoppen? De heer LUITJENS: Voorzitter, bij de opslag van kernafval speelt net als bij de opslag van CO2 veiligheid en lokaal draagvlak. Voorzitter, concluderend. Het Rijk is aan zet om een brede dialoog te starten. Laten wij ons oordeel uitstellen tot een tijdstip waarop een grondige en brede dialoog is gevoerd in en met NoordNederland. De mogelijkheid om die dialoog te voeren is er nu namelijk nog niet geweest en laten we daarna de balans opmaken. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Staghouwer, ChristenUnie. De heer STAGHOUWER: Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, wat een commotie over uitspraken van minister Verhagen! Een minister die verantwoordelijk is en verantwoordelijkheid heeft over de inwoners van Nederland. Zijn uitspraken lijken te gaan over mondige burgers in Barendrecht en over hen daar in het Noorden. Ook wij, voorzitter, zijn mondige burgers in het Noorden die voor hun eigen rechten kunnen opkomen. Weliswaar is ons aantal misschien minder, maar beargumenteren kunnen we uitstekend en genuanceerde afwegingen maken evenzo. Daar zijn we prima toe in staat. Voorzitter, het is zo dat de minister veel te ver is gegaan met zijn opmerkingen en daar zij wij in het Noorden echt niet van gediend. Wij hebben altijd constructief meegedacht over de opslag van CO2 in de bodem. Naast het feit dat we over moeten gaan op duurzame energie en energie moeten besparen, moeten we ook de CO2-uitstoot reduceren en de opslag speelt hierbij een belangrijke rol en
51
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 is noodzakelijk. We hebben in ons volle bewustzijn gekozen voor de vestiging van een tweetal energiecentrales in de Eemshaven, maar daar hebben we de noodzakelijke opvang en opslag van CO2 aan gekoppeld en met name het onderzoek daarnaar. Wij moeten naar een duurzame energievoorziening, zei ik al. Zo lang dit niet geheel gerealiseerd kan worden, moeten we kiezen uit een aantal kwaden. De energiebehoefte neemt alleen maar toe de komende jaren en wat dat betreft is kernenergie voor onze fractie geen optie. Opvang en opslag van de uitstoot van CO2 is misschien mogelijk om deze energievoorziening minder vervuilend te laten zijn. Onderzoek is daarom noodzakelijk. Wij vinden het bijzonder dat er verschillende partijen zijn en belangengroeperingen die dit moment nu gebruiken om een draai te maken, wat hun beslissing betreft, ten aanzien van de CO2afvang. Dat is bestuurlijk niet consequent. Voorzitter, wij hebben hier in Groningen de ondergrond en een prima mogelijkheid om te onderzoeken of deze opslagtechnieken mogelijk zijn. Ook al is jaren de prima mogelijkheid van gasopslag een voorbeeld. Ook hierbij kan ik mij levendig herinneren dat er een felle discussie is geweest over het nut en de noodzak en de risico’s. Nu blijkt dat dit zonder noemenswaardige problemen kan worden uitgevoerd. We moeten niet alleen denken in bedreigingen. Er doen zich ook grote kansen voor. Nieuwe technieken en ook werkgelegenheid. Wel is het een absolute voorwaarde dat dit zonder gevaar voor de volksgezondheid zal moeten plaatsvinden en natuurlijk met brede steun van de inwoners van het gebied. Hier is een goede dialoog met de bevolking voor nodig. Dit vertrouwen is door rammelende informatieavonden en uitspraken van de minister bijzonder geschaad. Wij vragen ons af of dit vertrouwen ook hersteld kan worden. Wij roepen de minister dan ook op om alles in het werk te stellen om dit vertrouwen in een consequente en betrouwbare overheid te herstellen. Ik dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Daarmee zijn we gekomen bij de heer Van der Ploeg van GroenLinks. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, afgelopen zaterdag, de heer Swagerman had het er al over, heeft mijn partij in Groningen een duidelijke uitspraak gedaan over CO2-opslag in Groningen en aan mijn fractie verzocht dit uit te dragen. De conclusie die wij hebben getrokken als partij …, het is een vrij lange weg geweest na 2007 en in het debat van toen constateerden wij dat het klimaat verloor en werk won. Sindsdien zijn er vele discussies gevoerd, ook in mijn eigen partij. De nut en noodzaak discussie, waar het CDA over spreekt, hebben wij voor een deel gevoerd en die loopt door. Wat er nu gebeurt is dat het CDA-VVD-kabinet is aangetreden en dat heeft een volslagen ongeloofwaardig standpunt ingenomen met onder andere het omschakelingsbeleid naar duurzaamheid, met het CO2opslag-beleid, met de koppeling aan nucleaire energie, en vooral met het verschil maken tussen burgers uit Barendrecht en burgers uit ons Westerkwartier. Mijn partij pikt dat niet en zegt dus ‘nee’ tegen CO2-opslag in Groningen. De in het regeerakkoord genoemde koppeling tussen CO2-opslag en nucleaire energie is gewoon foute boel, vanwege de chantage en vanwege de keus voor kernenergie. Het kabinet probeert zich niet eens meer af te vragen of er wel behoefte is aan extra basislastvermogen in de Nederlandse energiehuishouding. Ons standpunt, meneer de voorzitter, ten aanzien van de Groninger locaties doet niets af aan onze positief-kritische houding ten aanzien van CO2-opslag in het algemeen. Het is een van de potentiële technologieën met tijdelijke potentie om de klimaatverandering tegen te gaan. Een noodzakelijk kwaad. Wellicht uitvoerbaar. Maar wel met een reeks aan voorwaarden omlijst. Aan alle kanten blijkt dat hier niet aan die voorwaarden wordt voldaan en dat er ook niet snel aan zal worden voldaan. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, er wordt nu heel nadrukkelijk gezegd: niet in Groningen. Niet in Barendrecht, want dat besluit is al gevallen. Waar dan wel? De heer VAN DER PLOEG: Zowel in het landelijke programma, als in het nieuwe provinciale programma dat zaterdag is aangenomen, staat dat GroenLinks niet voor CO2-opslag is in bevolkt gebied. Dat betekent dat onder zee een mogelijkheid ligt voor een vervolg van de proeven, wat GroenLinks betreft. Dat is een meest voor de hand liggend vervolg. Het CO2-debat wordt op vele niveaus gevoerd, onder andere op Europees en landelijk niveau. Subsidiestromen komen op gang en een eerste conclusie die je kunt trekken, is dat de energiesector voorlopig niet zelf zal betalen voor de kosten van de klimaatverstikking. Ook de kosten voor afvang, transport en opslag worden grotendeels op de belastingbetalers afgewenteld en zo gebeurt het tegenovergestelde van wat zou moeten. Laat ik op dit punt de uitspraak van Ton Duijn van Nuon in
52
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 het Dagblad van het Noorden aanhalen over de commerciële kant van CO2-opslag. Ik citeer: “We lopen wel voorop in het denken, maar het moet ons niet te veel kosten. Anders zie je het terug in de energieprijs.” Meneer de voorzitter, dit is een van de sleutels in het debat en de scheiding van de belangen. Anders zie je het terug in de energieprijs. Laat dit nu precies zijn wat wij als groene partij nastreven. Hoe krijg je anders duurzame energie op tijd concurrerend voor de transitieslag, voor die omslag die nodig is. De minister schrijft er in zijn brief ook met zoveel woorden over. De strategie va het kabinet is gebaseerd op het concurrerend maken van duurzame energie om te komen tot CO2-neutraliteit. Dat klinkt nog heel logisch en optimistisch. Maar wat gedaan wordt is duurzame energie goedkoper maken via subsidie. Energie uit fossiele brandstoffen duurder maken, hoort niet bij de strategie. Op dat punt is een ommekeer noodzakelijk in denken en doen. De heer BROUNS: Voorzitter, misschien even voor de volledigheid een verduidelijkende vraag aan de heer Van der Ploeg. Kennelijk is hij van mening dat er geen belastinggeld gestopt mag worden in het verduurzamen van onze energievoorziening en in de tussentijd in de stap naar volledig duurzame energie in schoon en fossiel, om het zo maar even te zeggen. Wat van de heer Van der Ploeg wel mag is dat de elektriciteitsprijs omhoog gaat. U beseft toch wel dat degenen die de elektriciteit betaalt dezelfde belastingbetaler is? De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dat is de consument van energie en daar zit de keuzemogelijkheid om bepaalde vormen van energie wel of niet te gebruiken. Inderdaad, wij zijn van mening dat die kosten … De heer BROUNS: En hoe dan? Uiteindelijk wordt die elektriciteit geleverd door een Nuon, Essent en zo kan ik er nog een aantal noemen en daar kan hij inderdaad tussen kiezen, maar dan houdt de keuze zo ongeveer wel op. De heer VAN DER PLOEG: Er zijn inderdaad nog andere keuzes. U kunt ook voor puur duurzame energie kiezen. De heer BROUNS: Dan kijk je naar die consumenten die ontzettend veel geld hebben en zich kan veroorloven om een duurzame installatie bij zijn huis neer te zetten. Het lijkt mij dat wij een duurzaam energiebeleid willen voor al onze inwoners. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, de heer Brouns is natuurlijk bekend met het feit dat de discussie al 30 of 40 jaar loopt over milieubeleid en klimaatbeleid met als gevolg dat de kosten ondergebracht worden in de prijs die mensen ervoor betalen. Dat gaat volgens het simpele principe dat de vervuiler betaalt. In klimaatbeleid heb je het over de verstikker die betaalt. Als u dat niet onderschrijft dan verlaat u het standpunt van heel veel CDA-ers op landelijk niveau. De heer BROUNS: Nee, ik onderschrijf dat, maar het is wel èn èn. U doet het voorkomen als een tegenstelling, maar wij als overheid hebben er ook een verantwoordelijkheid in, want als wij het alleen aan de markt en de consument overlaten, dan denk ik dat wij de discussie over nut en noodzaak nog vele malen langer en op veel meer niveaus moeten gaan voeren, want dan moeten we die consument zo ver krijgen dat hij diep, innerlijk, uit zijn eigen ik, ongeacht zijn portemonnee, ongeacht hoeveel hij te besteden heeft, of dat honderd euro is of duizend euro, bereid is om die hoge energieprijs neer te leggen, want uiteindelijk moet die consument wel zijn licht aan kunnen doen. Dus, wij hebben als overheid een verantwoordelijkheid om te zorgen dat die ontwikkelingen op gang komen en ja, daar moet belastinggeld in. De heer VAN DER PLOEG: Waar het om gaat is wie de rekening van de milieuvervuiling betaalt en van de klimaatvervuiling. Dat is de vraag. Ofwel u geeft ze subsidie en dan geef je die subsidie in feite aan de energiesystemen, aan de grootschalige gebruikers van fossiele energie, want die ondersteunt u dan en dat doen we onder meer met het subsidiëren van CO2-opslag. Ofwel u gaat daadwerkelijk de kosten in die prijs onderbrengen. Dat is de strategie die je zou moeten voeren. Dat is niet alleen dat je dan vervolgens geen subsidie mag geven aan duurzame energie, want daar probeert u mij op vast te pinnen en dat is natuurlijk onzin. Het is een strategie die vele kanten heeft. Die ene kant, het duurder maken van energie van fossiele brandstoffen lijkt mij een vrij logische basis van het transitieproces.
53
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer BROUNS: De verantwoordelijkheid die wij als overheid hebben – en dat is het punt dat ik u duidelijk probeer te maken – is dat die nutsvoorziening, die elektriciteit, voor iedereen en straks hopelijk op een duurzame manier, beschikbaar is. Dat betekent dat wij het niet alleen via de elektriciteitsprijs zullen moeten doen, maar dat wij als overheid er ook voor moeten zorgen dat die verduurzaming via ontwikkeling op gang komt en dat het uiteindelijk leidt tot een duurzame samenleving waar iedereen op dezelfde gelijke manier toegang heeft tot energie. Dat is ook onze taak als overheid. In het beleid zoals u dat nu schetst, wordt aan dat principe absoluut geen recht gedaan. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik ben het helemaal eens met de heer Brouns als het gaat om het ondersteunen van ontwikkelingen richting duurzame technologieën. Daar is helemaal geen misverstand over. Wat het verschil van mening is, is dat u niet de kosten van de milieuvervuiling wilt onderbrengen op de plaats waar het hoort, namelijk bij de vervuiler. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, je zou bijna denken dat de heer Brouns spijt krijgt van de vermarkting van de energiesector, want dan hadden we die subsidiediscussie niet eens hoeven te voeren. Subsidie hier, subsidie daar. GroenLinks is, neem ik aan, ook van mening dat vooral de extra kortingen bij grootverbruikers in het bedrijfsleven dan ook niet ontzien zouden moeten worden, als het gaat om het principe dat de vervuiler betaalt. De heer VAN DER PLOEG: Ja, ik heb dat persoonlijk een heel rare systematiek gevonden: hoe meer je gebruikt, hoe goedkoper de energie wordt. Je zou het eerder andersom verwachten, want dan krijg je een echt stimuleringsinstrument om naar andere vormen over te gaan. In die prijsstelling zit van alles fout. Daar gaat het in feite om. Het beleid ten aanzien van CO2-opslag verandert daar niets aan. Integendeel, het blijft een verhaal waarbij de belastingbetaler betaalt. Ik blijf nog even bij het kabinet. Een dubbelhartig regeerakkoord met kernenergie gekoppeld aan CO2. Het stopzetten van de informatieronde in Groningen die ook nog eens pet was en het dwaze gemodder of gedraai van de minister in de afgelopen week. De staatssecretaris, wie kent hem niet? Henk Bleker, hij blaast ook zijn bestuurlijk potje mee. Als ik het goed heb begrepen heeft hij gezegd dat het Noorden zich niet met recht een energieregio kan noemen als we niet actief met CO2-opslag aan de slag gaan. Meneer de voorzitter, ik kwalificeer dit om maar in pony-taal te spreken, als een vorm van bestuurlijk gehinnik op de achtergrond. Toch mis je hem wel een beetje bij dit soort onderwerpen, want Bleker is toch de man van het draagvlak, hè? Zo kennen we hem toch. Wij constateren op dit moment dat er geen draagvlak is in Groningen. Dan zouden beide bewindslieden, en zeker een Groninger als Henk Bleker, toch hun conclusies moeten trekken. Ze hebben er zelfs voor getekend via dat regeerakkoord. Meneer de voorzitter, over de positie van GroenLinks hier in de provincie. Wij zijn altijd tegen de RWE-centrale geweest met ouderwetse poederkolentechnologie en die wezen wij per definitie af. Kolenvergassing kon alleen als CO2-opslag van begin af aan geregeld zou worden. Dat is een moderne manier om ‘nee’ te zeggen, want dat was toch eigenlijk niet mogelijk. Maar goed, wij wilden garanties van energiebedrijven dat ze hun vieze centrales zouden sluiten, bijvoorbeeld die bruinkoolcentrales. Die garanties kregen we natuurlijk niet en we wilden dat de kosten voor klimaatcompensatie, of dat nu CO2-opslag is of een andere vorm krijgt, worden gedragen door de energiesector. Wat er nu gebeurt – en dat heb ik daarnet ook al gezegd in een interruptie – is dat via de Europese, landelijke subsidie het verlies aan efficiency van de centrales (20% werd door Kees Swagerman genoemd) en de afvang wordt betaald. De achterliggende visie dat de vervuiler moet betalen is daarmee een farce. Meneer de voorzitter, wij hebben tegenwoordig te maken met grootschalige, inefficiënte technologiesystemen. Misschien nog wel anderhalve eeuw lang en dat is de grote schande van de afgelopen periode. Inefficiency is een van de grootste maatschappelijke problemen. Daar moeten we mee dealen en dar moeten we aan werken. Onze prioriteiten? RWE is al aan het bouwen aan de centrale. Koppel ze aan strenge normen. Ook Nuon is bezig met bouwen. In eerste instantie een gascentrale. Maar ze hoeven helemaal niet te beslissen om een kolencentrale te bouwen. Laten we daarop inzetten, met z’n allen. En er zal vooral een andere transitiestrategie nodig zijn, voorzitter. Meer via regels en uitstortnormen, zoals de norm van 350 gr CO2 per kilowattuur. Daar is ooit een Kamermotie van Kees Vendrik over aangenomen. De wetgever moet aan het werk en de bedrijven moeten worden gedwongen om compensatie toe te passen onder meer door mee te financieren van green deals die overheden met sectoren en het bedrijfsleven maken. Meneer de voorzitter, het Noorden zal werk moeten maken van de groene versnellingsagenda en zich daarop moeten concentreren. CO2-opslag leidt daar, zeker in de huidige setting, alleen maar vanaf. Ik kom aan de afsluiting. Mijn fractie en mijn partij vertikt het om Groningen een combinatie te
54
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 laten zijn van wingewest en afvalput. Van de gasinkomsten krijgen we fooien en grondverzakking. Het dumpen van CO2 in holtes levert vervolgens ook niets op, behalve dan voor die paar medewerkers van mijnbouwbedrijven en veiligheidsbewakers die tot in de eeuwigheid ervoor moeten zorgen dat de stop erop blijft. Tel uit je winst! GroenLinks is er voorlopig helemaal klaar mee en wijst CO2-opslag onder bevolkt gebied af en dus ook onshore, zoals dat mooi heet, in Groningen. Wij verwachten van het College dat zij eenzelfde houding aanneemt richting het kabinet. De VOORZITTER: Dank u. Dan stel ik voor om even thee te gaan drinken en weer te beginnen om 16.05 uur. Schorsing De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en ik begin met de mededeling dat mevrouw Fatima Mete weer vanaf 14.00 uur aanwezig is. Dan heb ik nog een mededeling over de feestelijke uitreiking van de Provinciale Vrijwilligersprijs 2010 die op dinsdag 23 november om 19.30 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis plaats vindt. De jury zal de drie prijswinnaars bekend maken tijdens een geanimeerd programma. Na het officiële gedeelte is er ook een informeel gedeelte met drankjes, hapjes en muziek. Dat betreft allemaal de vrijwilligersprijs en aangezien deze u allen zeer ter harte gaat, dacht ik dit maar even goed voor u hier in de Statenzaal en ook voor de kijkers thuis bekend te maken. U weet het nu. Daarmee ben ik toe aan de heer Zanen, de Partij voor het Noorden. De heer ZANEN: Voorzitter, enige tijd terug is gedebatteerd in de Staten van Groningen over die twee te bouwen elektriciteitscentrales in de Eemshaven. Dat debat is heel levendig en nadrukkelijk gevoerd. Daar is uitgekomen dat de provincie medewerking wilde verlenen aan een proefopslag van CO2. Er waren meer zaken die men met elkaar wilde uitzoeken, gezamenlijk. Toen dat bericht bekend werd, ook in mijn partij, ontstond daar een hele discussie over, want de vraag is wat daar gaat gebeuren op termijn. Gaat daar iets gebeuren in de zin van een onomkeerbare opslag van afval? Als dat het probleem is, is het de vraag of je wel moet stimuleren dat dit gaat gebeuren. Misschien moet je heel nadrukkelijk dit soort zaken van je afduwen en moet je daartegen in het geweer komen. Zo ging dat debat. Die discussie was de kern van de zaak. Nu hebben we onlangs gemerkt dat je een discussie en een debat over een bepaald onderwerp moet je niet laten opgaan in een totale opvatting van één partij, want dan is de zaak verloren. Dat geldt voor mijn idee voor wat de huidige regering naar Noord-Nederland heeft gedaan. Zij heeft als het ware een uitspraak gedaan over hoe het gaat worden en Noord-Nederland kon het verder vergeten en hoefde niets meer te zeggen, want de regering ging de zaak aanpakken. In één klap was alle bereidheid van de mensen, ook van leden van onze partij, om mee te gaan in die discussie, verdwenen. Dat ging niet zo maar. Dat was een heftige zaak en het riep herinneringen op aan het verzet dat er is geweest tegen het kernafval in Gasselte hier vlakbij. Dat is ook vergelijkbaar, want toen werd er ook gezegd dat dit te ver ging en dat men in het geweer moest komen om te voorkomen dat die zaak zich doorzette. Dat is toen gelukt en de vraag is natuurlijk ook nu hoe je tegenover die zaak staat. De regering heeft niet direct de zaak bevorderd met haar bijdrage aan het debat. Er is een element dat door anderen binnen onze partij naar voren is gebracht en dat ook hier is genoemd eerder in het debat. Dat is dat je er beter van moet worden als CO2 wordt opgeslagen. Anderen hebben dat bestreden en ik denk dat dit een heel slechte manier van actievoeren is als je begint met het opeisen van geld. Het is zo dat in de Partij van de Arbeid heel lang is gezegd dat de kwestie van de aardgasbaten niet hiermee in verband mag worden gebracht, want dat zijn twee verschillende zaken. Hier is dan het pleidooi om die zaken nadrukkelijk wel met elkaar te verbinden. Ik heb het dan over wat er gebeurd is in Grijpskerk. Daar is een hoop goodwill door de NAM vrijgekomen doordat ingespeeld werd op de dialoog, maar dat gold ook voor de winning van aardgas onder de Waddenzee vandaan. Er is toen een pot met geld neer gezet met de bewuste bestemming Noordelijke projecten op allerlei terreinen. Ook dat is een zaak geweest waar het Noorden heeft geprofiteerd van die ontwikkeling, maar heeft zich toch niet geheel overgegeven aan de technologie en dat soort zaken. Voorzitter, het is het kabinet ook gelukt om ons Groningen, Friesland en Drenthe uiteen te spelen. In de discussie, zoals is ontstaan nadat de brieven vanuit het Rijk bekend werden, werd duidelijk dat er verschillend werd gereageerd vanuit de drie noordelijke provincies. Ik denk dat dit element zo gauw mogelijk weg moet, want anders kun je het verder helemaal wel vergeten en dat ontstaan er tegenstellingen die je dan niet meer in de hand hebt.
55
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Waar moeten we nu naar toe? Moeten we kiezen voor het opnieuw intreden van de dialoog? Moeten we onderzoeken, zoals de Partij van de Arbeid eigenlijk zegt, welke punten we als voorwaarden op tafel leggen om na inlossing daarvan met elkaar in debat te gaan? Of moeten we zoals de SP naar voren bracht zeggen dat je helder en duidelijk je stem laten horen dat het ‘nee’ is, want dan is de kans dat gezocht wordt naar alternatieve energiewinning, duurzame energiewinning, dichter bij. De Partij voor het Noorden heeft in die discussie alle elementen aan bod gehad en de vraag is hoe je je dan uitspreekt. Ik denk dat het inderdaad zo is dat we het meest gebaat zijn met een uitspraak waarin je ‘nee’ zegt tegen deze ontwikkeling van CO2 in de bodem brengen, omdat dit een ontwikkeling stimuleert die we misschien wel helemaal niet willen. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank. De heer De Vey Mestdagh, D66. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij hebben het vandaag over CO2-opslag in de ondergrond en de aanleiding is Barendrecht. D66 is voorstander van een duurzame ontwikkeling. In het kader van een duurzame ontwikkeling is energie een heel belangrijk item. Het is eigenlijk het item van de komende eeuw waar wij als mensheid, dus ook als Groningen, mee geconfronteerd worden. Het verbaast ons, als we vandaag de verschillende fracties hier aanhoren, dat de amendementen van GroenLinks en D66 over een paar centen meer voor duurzame energie in de begroting, het niet gehaald hebben. Als we in een transitie naar echt duurzame energie toe moeten en CO2-opslag is in die transitieperiode noodzakelijk om te voorkomen dat het klimaat nog verder verslechtert, dan kun je zeggen dat dit weliswaar moet gebeuren, maar not in my backyard. Dat is de opstelling die we tegenkomen en, als we het überhaupt over energie en duurzame energie hebben, wereldwijd zien. Wij zijn geen voorstander van zo’n soort opstelling als provincie Groningen. Als er daadwerkelijk zo’n belangrijke noodzaak is tot transitie naar duurzame energie, dan willen we daaraan meewerken. Wij zijn dus een voorstander van CO2-opslag, indien dat noodzakelijk is in die transitie en we zijn er een voorstander van om dat in Noord-Nederland te doen als dat kan. Er zijn een aantal voordelen aan en die voordelen zijn niet veranderd. Die voordelen hebben we eerder al benoemd: de uitbouw van Energy Valley met expertise ontwikkeling en eventueel export van de zaken die wij hier gevonden hebben; de duurzame energiecluster daadwerkelijk aan boord trekken in het Energy Valley-verhaal; en we hebben randvoorwaarden in Noord-Nederland liggen waarin een en ander gemakkelijk te realiseren is met de opslagcapaciteit en grote kolencentrales waarbij wij als Staten bovendien nog als voorwaarde hebben gesteld dat er iets met die CO2 zou moeten gebeuren. De heer SWAGERMAN: Een vraag aan D66 is of we, juist door te hebben toegewerkt naar deze oplossing, ook al is die tijdelijk, de transitieperiode nodeloos verlengen. Want voordat dit allemaal voor elkaar komt is het volgens de deskundigen 2015. De heer DE VEY MESTDAGH: Ja, daar kom ik zo op. Er zijn natuurlijk vele voordelen en de Partij van de Arbeid heeft er al een aantal genoemd. Er zitten natuurlijk ook randvoorwaarden aan. De randvoorwaarden die we al gesteld hebben is dat er absolute duidelijkheid moet zijn over de veiligheid. Als het veilig kan, is er ook geen enkele reden om tot nimby-gedrag te vervallen. Een tweede voorwaarde die we eigenlijk ook wel gesteld hebben is dat er uiteindelijk wel een totaal concept van de transitieperiode moet zijn, zodat we ook daadwerkelijk naar een duurzame energievoorziening toe groeien. Het mag niet zo zijn – en dat betreft de vraag van de SP – dat je door middel van de inzet van één transitie element feitelijk de transitie veel langer maakt of misschien wel onmogelijk maakt, omdat iedereen dan denkt dat we er al zijn. Het hoort in een totaalconcept plaats te vinden. Voorzitter, wij hebben als D66 op 9 oktober dit jaar een noordelijke congres gehad in Drenthe over het gebruik van de diepe ondergrond. Een van de grote problemen bij het gebruik van de diepe ondergrond, zo bleek op dat congres waar mensen van TNO en het ministerie aanwezig waren, is dat we daarvoor geen ruimtelijke ordening hebben. De praktijk is dat, als je de diepe ondergrond gaat gebruiken, het Rijk dat doet op basis van de Mijnbouwwet en eigenlijk op een aanvraag zit te wachten en dan nagaat op basis van de aanvraag, of het al dan niet kan, zonder te kijken of het verstandig bodemgebruik is binnen het geheel van Nederland. Daar komt Barendrecht ook vandaan. Er is een aanvraag ingediend om daar CO2 op te slaan en het Rijk heeft erop gereageerd dat als het daar veilig kan, dan kan dat in beginsel. Op zich, als we kijken naar de opstelling van deze Staten over CO2opslag en iedereen was daar min of meer voorstander van, levert Barendrecht geen nieuwe feiten op met betrekking of je er voor dan wel tegen zou moeten zijn. Behalve misschien dat deze regering, althans minister Verhagen, wat ongelukkig heeft geopereerd, maar dat is ook niet nieuw voor deze regering. Hij heeft op z’n minst de suggestie gewekt dat de bevolking in Barendrecht serieuzer wordt
56
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 genomen dan de bevolking in Noord-Nederland. Dat maakt ook D66 kwaad en achterdochtig. Daar moet natuurlijk wel enigszins uiting aan gegeven worden. Ook de koppeling overigens tussen kernenergie eerst en dan pas CO2-opslag is onzinnig. Zelfs de regeringspartijen die hier althans lokaal vertegenwoordigd zijn, hebben dat bevestigd. Het was natuurlijk veel logischer geweest om te zeggen dat er geen nieuwe kerncentrale komt voordat het afvalprobleem van kerncentrales is opgelost. Dat was een veel logischer koppeling geweest, maar dat had men nog niet bedacht. Nu het kabinet die relatie heeft gelegd, kan ik ook wel velen dat wij die relatie volgen in de motie van de Partij van de Arbeid, namelijk door te zeggen dat als jullie die relatie graag willen, willen wij hem ook wel, namelijk als die CO2-opslag hier komt, dan geen kernafval hier in de boden en geen kerncentrales. Daar kan ik me nog wel iets bij voorstellen. Tegelijkertijd is het zo dat, als je naar de diepe ondergrond kijkt in Nederland, er in ieder geval één gebied is waar veilig iets onder de grond kan en waar inmiddels geen CO2 meer ingaat en misschien is dat een goede kandidaat. Dan voorzitter, als blijkt en bewezen wordt dat het veilig kan, is er in ieder geval één ding wat Verhagen voor elkaar heeft gekregen, namelijk dat een hoop onrust is ontstaan. Aangezien wij zelf tot nu toe ook niet zo’n geweldig glorieuze voorlichting hebben gegeven aan de bevolking over CO2opslag, geeft dat een extra verantwoordelijkheid voor het betrekken van de bevolking bij beslissingen die we hierover nemen. Een extra inzet met betrekking tot de discussie. Dus niet alleen maar voorlichting, maar daadwerkelijk discussie met deskundigen over de vraag of het veilig kan. Concluderend zijn wij er een voorstander van als het spin-off heeft in Noord-Nederland en dan willen wij best een gedeelte van het probleem van de transitie hier in Noord-Nederland uitvoeren. Die spin-off moet er zijn en het tweede is, het moet echt veilig kunnen en dat moet ook gegarandeerd zijn. Wij willen er dus wat voor terug en er zijn fracties die gewoon centen willen zien uit Den Haag, maar zo ligt het natuurlijk niet. Je moet het zo zien: wij nemen een gedeelte van het probleem voor onze rekening, welk probleem groter is dan Groningen, en daarvoor zeggen we dat wij wat voor iedereen doen en dan kan iedereen ook wat extra’s voor ons doen en dat zou terecht zijn. Voorzitter, dan komen we nu bij motie 1 terecht. Wij hebben in ons voorlopig programma ook opgenomen dat wij eigenlijk vinden dat elke euro die geïnvesteerd wordt in CO2-opslag ook minimaal terug zou moeten komen in duurzame energie in Noord-Nederland. Dat zou een invalshoek van een onderhandeling kunnen zijn. De motie zelf spreekt ons in die zin aan dat we heel goed kunnen voorstellen dat je een aantal randvoorwaarden moet stellen. Aan de andere kant staat er ook iets in het dictum van de motie waar we eigenlijk niet zo tevreden over zijn en dat is dat de provincie slechts weer in gesprek kan gaan over CO2-opslag, indien ... en dan komen de randvoorwaarden. Wij hadden dat positief geformuleerd willen zien, in de zin dat de provincie Groningen kan meewerken aan CO2-opslag als er aan een aantal voorwaarden is voldaan. Als de Partij van de Arbeid de motie in die zin kan wijzigen, kunnen wij hem ondersteunen. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u. Mevrouw Hazekamp, Partij voor de Dieren. Mevrouw HAZEKAMP: Dank u wel, voorzitter. Er gaat niets onder Groningen! Dat was de laatste zin van de Algemene Beschouwingen van de Partij voor de Dieren van enkele maanden geleden. Er gaat niets onder Groningen, geen kernafval, maar ook geen CO2. Voorzitter, met de CO2-opslag wil het Rijk goedkoop, relatief goedkoop het eigen straatje schoonvegen om aan de klimaatdoelstellingen te voldoen. De provincie Groningen wil blijkbaar als een provincie bekend staan die ongebreidelde groei van fossiele brandstoffen wil stimuleren, tenminste dat leiden wij af uit de bouw van twee kolencentrales aan de rand van het Wad. Wat wij een groot bezwaar vinden is dat door middel van CO2-opslag het gebruik van fossiele brandstoffen voor energievoorziening wordt gelegitimeerd. De opslag van CO2 wordt eigenlijk gepresenteerd als een heel goede milieumaatregel, maar wat er niet bij wordt verteld is dat je voor elke drie centrales met afvang en opslag een vierde centrale moet bouwen om CO2 af te vangen en op te slaan. Dus eigenlijk is het helemaal geen goede milieumaatregel. Het opslaan van CO2 is echt een end of pipe-oplossing voor het milieu- en klimaatprobleem. CO2 wordt onder het kleed geveegd en verplaatst in tijd en ruimte. We stoppen het in een afvalputje en doen het stopje erop en we hopen dat het kurkje niet gaat lekken in de toekomst, ook niet in de verre toekomst. Voorzitter, heel veel argumenten zijn al door andere partijen besproken, waarbij de SP een enorme opsomming gaf, waarbij ik mij wil aansluiten. De motie die zij daarop indiende, leek een enigszins op een motie die ik heb voorbereid, maar die zal ik niet indienen en wij zullen de motie van de SP steunen.
57
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Er werd veel gesproken over Barendrecht. Barendrecht is afgeblazen en dat we het nu in Groningen gaan doen, draagvlak of niet. Dat was een beetje de boodschap. Het verbaast me dat er nu zoveel ophef over is ontstaan, omdat deze provincie natuurlijk al heel lang bezig was met het hier naar toe halen van ondergrondse CO2-opslag. Daar zijn we al jaren voor aan het lobbyen en aan het werk! Het verbaast mij dat er nu zoveel bezwaren rijzen tegen het ondergronds opslaan en de manier waarop dat dreigt te gebeuren. Voorzitter, gedeputeerde Jager gaf in een interview dat in het Dagblad van het Noorden stond dat Barendrecht een goed leerproject was en dat de kennis die daar is verzameld, nu in Groningen in de praktijk kan worden gebracht. Maar voorzitter, er is toch in Barendrecht niet zo veel kennis opgedaan over het ondergronds opslaan van CO2 en daarom is de Partij voor de Dieren wel heel erg nieuwsgierig waar de gedeputeerde dan wel op doelde. Ik hoop in ieder geval niet dat hij doelt op de kennis die daar is opgedaan over het vergroten van het draagvlak. Er wordt vaak gedaan alsof CO2 opslaan ondergronds eigenlijk niet zoveel bijzonders is. Vandaag ook, ik weet niet meer wie het zei, maar hij zei dat we ook gas onder de grond stoppen en dat we er gas uit halen en dat dit allemaal niet zo erg is. Maar voorzitter, als je naar de installaties kijkt die daarvoor nodig zijn, dan is dat helemaal niet niks. Zo’n industriële installatie die nodig voor een aardgasbuffer, is een behoorlijke aantasting van het landschap, want het wordt in de wijde omtrek niet meer donker. Ook het gevaar van CO2 wordt erg gebagatelliseerd. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, mag ik even iets vragen? Is de Partij voor de Dieren tegen aardgasopslag voor koude winterdagen? Of is de partij daar niet tegen? Mevrouw HAZEKAMP: Wij zouden veel liever zien dat de mogelijkheden om zonnepanelen te plaatsen en windmolens te bouwen verder verruimd zouden worden. De heer RIJPLOEG: Maar bent u ermee bekend dat op dagen dat het heel koud is in Nederland, het dan meestal niet zo hard waait en dat er dan vaak, omdat het dan winter is, maar een paar uur zon is op een dag en dat die bovendien ook nog eens heel laag staat. Mevrouw HAZEKAMP: Ja, maar ik neem aan dat de heer Rijploeg ook op de hoogte is van het feit dat je ook allerlei vormen van energie kunt opslaan. De heer RIJPLOEG: Maar dat is nu juist het centrale probleem dat we nog niet voldoende onder de knie hebben en waar we nog enige tijd voor nodig hebben. Dat is oplosbaar, maar niet morgen. Mevrouw HAZEKAMP: Nee, maar hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de opslag van CO2. Er wordt wel gedaan alsof we daar heel veel kennis over hebben, maar niets is minder waar. Voorzitter, CO2 is natuurlijk verbrand aardgas en we ademen het allemaal in en uit, maar dat wil niet zeggen dat CO2 ongevaarlijk is. Het is zwaarder dan lucht, volkomen reukloos en het is in hoge concentraties dodelijk. Vele miljoenen kippen, varkens, duiven en ganzen hebben dat in ons land al aan den lijve ondervonden. Dan het draagvlak. Er is door alle partijen aangegeven dat de bijeenkomst redelijk eenzijdig was en dat het van belang is om draagvlak te creëren voor CO2-opslag. Tijdens de behandeling van de Begroting 2011 hebben we een motie ingediend over de voorlichtingsbijeenkomst en die motie is toen aangehouden. Het feit dat zoveel partijen toch zeggen dat er goede voorlichting moet komen, wil ik de motie alsnog indienen. De VOORZITTER: Goed. Dan lees ik hem even voor. De Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 13 oktober 2010, ter behandeling van de programmabegroting 2011, constaterende dat: - veel geïnvesteerd wordt door de provincie in verschillende projecten op het gebied van CCS, inclusief voorlichting; - er verschillende voorlichtingsactiviteiten worden georganiseerd door Rijk, provincies en Stichting Borg, overwegende dat:
58
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 -
de organisatoren van de voorlichtingscampagne rondom CCS over veel financiële middelen beschikken; de bezoekers aan de voorlichtingsbijeenkomsten over CCS de informatieverstrekking veelal als eenzijdig bestempelen; maatschappelijke organisaties die kritisch zijn ten aanzien van CCS niet over vergelijkbare financiële middelen beschikken,
verzoeken het College: - te streven naar neutrale voorlichting over CCS waarbij alle aspecten worden betrokken, inclusief de risico’ en onbeantwoorde vragen over CCS, en gaan over tot de orde van de dag.” Dit is motie nummer 3. Gaat u voort. Mevrouw HAZEKAMP: Ja, voorzitter, CO2-opslag gaat veel Groningers aan het hart. Het is echt een onderwerp dat leeft. Dat bleek ook tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten, wat er was een heel hoge opkomst en mensen zijn er erg bij betrokken. Er is veel gezegd over draagvlak en GroenLinks vroeg zich al af hoe je dat zou kunnen meten. Wij hebben daar ook niet het antwoord op, maar wij zouden wel graag van het College willen weten of zij bereid is het draagvlak op een goede manier te onderzoeken. Dat zou bijvoorbeeld door middel van een referendum kunnen of op een andere manier een goede peiling uit te voeren om het draagvlak onder de bevolking te meten. De uitkomst van het draagvlak zal dan doorslaggevend moeten zijn bij de besluitvorming. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik wil daar graag iets aan toevoegen. 2 maart 2011 lijkt mij een uitstekend moment om tegelijkertijd een opinieonderzoek te doen onder de Groninger bevolking aangezien iedereen dan toch allemaal naar de stembus gaat. Mevrouw HAZEKAMP: Dat lijkt mij een heel goed moment, meneer Swagerman, en het lijkt me ook een goed moment om hiermee af te sluiten. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Blom. De heer BLOM: Dank u, voorzitter. De CO2-opslag waar we hier over praten is een gevolg van een besluit tot vestiging van twee kolencentrales dat mogelijk werd na de motie Rijploeg van 31 januari 2007. In feite praten we dus over een dramatische toename van de CO2-uitstoot in Groningen, dus in Nederland. Ik meen dat het gaat om een tegenwaarde van 2 miljoen auto’s bij elkaar. Slechts een beperkt deel hiervan kan opgeslagen worden. Bovendien moeten we flink kolen bijstoken om die extra CO2-opslag mogelijk te maken en wie betaalt dat? De gebruiker? Nee. De elektriciteitsprijs zal er niet hoger van worden, maar de belastingbetaler krijgt wel de rekening. De veiligheid van CO2-opslag staat flink ter discussie. Er zijn net als bij ondergrondse opslag van kernafval zwaarwegende argumenten om die opslag niet onomkeerbaar te maken. Kijkt u maar hoe gevaarlijk het mis zou kunnen gaan aan de hand van de kernramp in de Oeral in de jaren ’60 waar niemand het meer over heeft en de dreigende ramp van de opslag in Duitsland, zoals die wellicht in de nabije toekomst zou kunnen gaan plaatsvinden. Dat moeten wij onder geen enkele voorwaarde willen in Groningen. Hoe leuk en aardig allerlei beperkte belangen van betrokken partijen ook kunnen uitpakken, hier past een duidelijk ‘nee’. Te meer daar bij de plaatselijke bevolking en waarschijnlijk ook bij een meerderheid van de Nederlandse bevolking geen draagvlak aanwezig is. Toch moeten we wel wat met het CO2-probleem. Ik wil u in dit verband herinneren aan het doenscenario dat ik in januari 2007 aan u heb voorgehouden. Onze discussiemarge over de effecten van klimaatverandering is beperkt tot wat destijds minister Veerman heeft vastgelegd in zijn rapport De Deltavisie. We praten over 0,5 meter zeespiegelstijging in 50 jaar. Daarom denkt niemand meer na over wat de gevolgen zijn als al die kubieke meters landijs op Groenland ook smelten, al dat ijs dat nu niet wordt meegerekend. Zouden we dat wel doen, dan praten we meteen over het voortbestaan van Nederland, want dan hebben we het wel over tientallen meters zeespiegelstijging en daar krijgen onze achterkleinkinderen mee te maken! Daar zit het ware belang van de beperking van CO2-uitstoot. CO2opslag is met veel geld rommelen in de marge. Een te kleine marge. Zijn er alternatieven? Natuurlijk zijn die er. Als we het hele Nederlandse deel van de Noordzee vol bouwen met windmolens, dan kunnen we voor eeuwig duurzame elektriciteit opwekken voor alle Nederlanders en dan hebben we die kolencentrales helemaal niet nodig. We hebben allemaal een
59
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 artikel gekregen over het mineraal olivijn. Olivijn is in staat om CO2 te binden. Met die binding kunnen we CO2 op een duurzame manier opslaan. Omdat niemand daar verder over gesproken heeft, heb ik een motie opgesteld en die wil ik hierbij indienen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 november 2010, overwegende dat: CO2-opslag ondergronds in de provincie Groningen vooralsnog onvoldoende draagvlak heeft; CO2-opslag ondergronds niet gegarandeerd veilig is; binding van CO2 met het mineraal olivijn een goed duurzaam alternatief zou kunnen zijn, verzoeken het College te onderzoeken of binding van CO2 met het mineraal olivijn een voor Groningen realistisch en rendabel alternatief is voor CO2-opslag ondergronds en de Staten hiervan op de hoogte te brengen en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de fractie Blom. Dit is motie nummer 4 en wordt verspreid. Ik pak nog even motie 3. Die begint met de kop “De Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 13 oktober 2010, ter behandeling van de programmabegroting 2011”. Dat is denk ik niet correct. Mevrouw HAZEKAMP: Die motie is de vorige keer aangehouden. De VOORZITTER: Oh ja, daar komt die vandaan. Correct. Het is dus een aangehouden motie. De heer BLOM: Voorzitter, het onderzoek waar ik op doel hoeft geen gedetailleerd wetenschappelijk onderzoek te zijn, maar een ambtelijke verkenning over of we met dit mimeraal olivijn wellicht iets kunnen en we daarmee een alternatieve mogelijkheid hebben om wellicht wel draagvlak te verwerven. Dat is wat ik wilde zeggen. Ik heb nog één punt. Ten aanzien van de eerste twee moties moet het mij van het hart dat er aan de linkerzijde een meerderheid te vinden zou moeten zijn voor op z’n minst één van deze twee moties. Ik roep eigenlijk de partijen aan mijn linkerzijde op om nog even een schorsing aan te vragen om te kijken of we hier onderling uit kunnen komen, zodat we werkelijk vandaag spijkers met koppen kunnen slaan over een van deze twee moties. Ik zou me schamen als dat niet gebeurde. De VOORZITTER: Dank u. Daarmee zijn wij bij gedeputeerde Jager namens het College. De heer JAGER: Voorzitter, ik wacht tot de heer Blom weer aan de rechterzijde is gaan zitten. Voorzitter, geen lange bijdrage, althans, dat is niet mijn bedoeling, van de zijde van het College. Dit debat laat zien dat het vooral een debat is in Provinciale Staten, op een kaderstellende manier, vergelijkbaar met de motie die in januari 2007 door uw Staten is aangenomen die een dubbele boodschap had, namelijk het verlenen van medewerking aan vergunningstrajecten voor twee energiecentrales in de Eemshaven onder de harde voorwaarden dat a) de centrales technisch in staat moesten zijn om CO2 te kunnen afvangen – verder kon de wet en dus een overheid ook niet gaan – en b) maximale inspanning om aansluiting te vinden bij nationale en Europese projecten met betrekking tot het opslaan van CO2. In lijn met die motie is de afgelopen jaren gewerkt. Gewerkt vanuit het noorden, vanuit een noordelijk initiatief, maar nadrukkelijk ook vanuit Europa. Die zaken kwamen vorig jaar samen, toen er vanuit Europa een eerste subsidietraject opengesteld was om demonstratieprojecten – dat zijn geen pilotprojecten, dat zijn geen experimenteerprojecten, dat zijn geen proefprojecten, maar demonstratieprojecten – te financieren in Europa om de techniek van CO2afvan en opslag van energie kostenefficiënter te maken. In de eerste ronde is een aanvraag gedaan door Nuon die toen bezig was met haar Magnum centrale. Die aanvraag heeft het niet gehaald en dat geld is naar Rotterdam gegaan. Nu is vrij recent een tweede ronde geopend, de zogenaamde NER300 en halverwege februari 2011 is de sluitingstermijn voor een nieuwe ronde voor projecten uit Europa om een aanvraag te doen voor volgende demonstratieprojecten, met overigens weer hetzelfde doel: het energie- en kostenefficiënter maken van deze vorm van ondergrondse opslag van CO2.
60
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Waarom doet Europa dat? Waarom vindt Nederland daar aansluiting bij en waarom heeft het College in uw opdracht daar tot nu toe aan meegewerkt? Dat is vanuit de veronderstelling dat de mondiale klimaatdoelen, vertaald in nationale klimaatdoelen, vertaald in een CO2-reductiedoelstelling van de huidige bijna 200 megaton CO2-uitstoot naar 100 megaton uitstoot in 2050, niet gehaald zou kunnen worden zonder deze vorm van opslag gedurende een bepaalde periode in een transitie naar duurzamer energie. Zo is een energieakkoord gesloten met het vorige kabinet, waarin CO2-opslag als het ging om het klimaatdoel, het CO2-reductiedoel, een zeer forse bijdrage leverde. Sterker nog, de totale omvang van de CO2-doelstelling van het energieakkoord kon niet gehaald worden zonder die techniek. Maar, wij hebben ook geconstateerd dat er in de groep van experts en betrokkenen verschillend over gedacht wordt, dat er verschillende scenario’s zijn, dat er partijen zijn die zeggen dat het ook zonder kan en dat er zelfs partijen zijn die zeggen dat die klimaatdoelstellingen niet nodig zijn. Ik heb zelfs personen horen roepen dat CO2-uitstoot juist goed is, omdat het alleen maar een stof is die ertoe kan leiden dat we meer zuurstof kunnen krijgen en dat dat toch heerlijk zou zijn. Kortom, er doen heel wat ideeën de ronde. Het is het College opgevallen dat ook vandaag veel van die ideeën geuit zijn. Ook in de motie van de SP staan een aantal uitgangspunten genoemd – alleen al de eerste overweging – dat het opslaan van CO2 het klimaat volgens deskundigen niet zou dienen. Wij kennen deskundigen die een mening hebben die hier haaks op staat. Dat betekent dat er discussie mogelijk is. Precies om die reden heeft het College zich de afgelopen jaren… De heer SWAGERMAN: Ik neem aan dat de heer Jager begrijpt waarom wij deze deskundigenmening hebben opgenomen, gegeven de inhoud van de motie. De heer JAGER: Ik neem aan dat de heer Swagerman weet dat er deskundigen zijn die het met deze deskundigen niet eens zijn. De heer SWAGERMAN: Uiteraard, anders had ik het niet gezegd. De heer JAGER: Oké. De heer RIJPLOEG: Wie is er nou echt deskundig? De heer JAGER: Juist, dat is een hele interessante vraag, voorzitter, die spontaan opkomt bij de heer Rijploeg en dat is een vraag die ons ook al enige tijd bezighoudt. Om die reden hebben wij er bij het vorige kabinet verscheidene malen op aangedrongen om in het proces rond de projecten van CO2opslag, de maatschappelijke discussie aan te gaan met bij voorkeur heel het land, maar op zijn minst Noord-Nederland, over nut en noodzaak van deze maatregel, met daaraan gekoppeld nut en noodzaak van de reden waarom deze maatregel toegepast zou moeten worden, namelijk de uitstootvermindering van CO2. Wij hebben moeten constateren dat het voorgaande kabinet die opdracht niet op zich heeft genomen. Dat is ook niet gebeurd bij Barendrecht en dat is uiteindelijk ook niet gebeurd bij de informatiebijeenkomsten die het Rijk heeft georganiseerd – om de verwarring even weg te nemen over onze rol daarin – in samenwerking met de desbetreffende gemeente waar de informatiebijeenkomst werd gehouden. Wij hebben daarom gevraagd. Wij hebben gezegd dat je niet een informatiebijeenkomst kan houden en daarbij zaken te stellen zonder die ten principale in de discussie te willen betrekken, maar het Rijk en de organisatie wilden die discussie niet aangaan. Dat is een belangrijk onderdeel geweest – de heer Luitjens vroeg ernaar – in het bestuurlijk overleg vorige week met minister Verhagen, waarbij we eensluidend, zowel vanuit Friesland als vanuit Drenthe als vanuit Groningen, aangegeven hebben dat wij ons in die aanpak – het informeren van mensen maar de discussie uit de weg gaan – niet kunnen vinden en wij daar ook geen medewerking meer aan kunnen verlenen. Dat is door de minister opgepakt. U heeft de brief van 12 november gezien en de passages die gaan over die zogenaamde maatschappelijke dialoog en het feit dat de minister aangeeft dat hij wel bereid is om nut en noodzaak ten principale ter discussie te stellen. Dat is in de ogen van het College winst. Dat is overigens niet alleen maar winst, maar daar hebben velen van u ook al wat over gezegd. Die discussie moet gevoerd worden. En die discussie zou ook in Friesland en Drenthe gevoerd moeten worden. Die behoefte leeft niet puur in het Westerkwartier of in de provincie Groningen. Er zijn op dit moment acht locaties in beeld en heel Noord-Nederland is in beeld om, mocht CO2-opslag op land doorgaan, dat op termijn daar te doen. Het College is van mening dat die discussie op zijn minst op Noord-Nederlandse schaal moet worden gehouden. Een discussie
61
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 vergelijkbaar met bijeenkomsten die, volgens mij, al meer dan tien jaar worden gehouden over het onderwerp ‘Nederland leeft met water’, bewustzijnsvergroting, discussie over nut en noodzaak van individuele maatregelen. Overigens is dat ook een discussie die er niet toe leidt dat er dan per definitie op individueel niveau medewerking ontstaat bij maatregelen. Ook dat hoeft het College niet uit te leggen aan uw Staten als het bijvoorbeeld gaat om waterberging. Neemt niet weg dat je nut en noodzaak altijd ter discussie zou moeten stellen. Op dat punt vinden wij dat het Rijk dat moet doen. Het Rijk deed dat niet. Omdat het Rijk het consequent weigerde, hebben wij onlangs, rond de zomer, besloten om het op noordelijke schaal als provincies te willen gaan doen, samen met onder andere de Natuur en Milieufederatie die met dezelfde klachten kwamen. Aan dat proces is een einde gekomen met het verschijnen van het regeerakkoord en met name de koppeling in dat regeerakkoord tussen kernenergie en CO2-opslag waarvan de Natuur en Milieufederaties aangeven dat zij nog steeds graag de discussie willen aangaan over CO2-opslag, maar geen discussie wensen over kernenergie. Dat is hun goed recht, ze hebben aangegeven die discussie niet voort te willen zitten. Als College zijn wij van mening dat de bal nu nadrukkelijk bij het Rijk en bij de minister ligt, om de dialoog aan te gaan. Die dialoog zal je dan ook aan moeten gaan op basis van alle beschikbare informatie en van de verschillende deskundigen die er op dat terrein zijn. De vraag van de Partij voor de Dieren over wat Barendrecht tot nu toe heeft opgeleverd. Barendrecht is voornamelijk opgezet om te kijken hoe je tot het opslaan van CO2 in de grond komt, omdat eigenlijk op het punt van vergunningverlening, procedures en de juridische kant daarvan, nauwelijks ervaring is. Het demonstratieproject en met name de financiële bijdrage vanuit het Rijk aan dat project van Shell, is op dat punt ingezet. Er is veel over Barendrecht te zeggen. Er is ook door u veel gezegd over Barendrecht, maar één ding is duidelijk: op het punt van de vergunningverlening – welke overheden zijn verantwoordelijk en wat doe je op het moment dat de verantwoordelijke overheid die verantwoordelijkheid niet wil nemen – is de afgelopen jaren in ieder geval de nodige kennis opgedaan. Voorzitter, wij zouden graag in willen gaan op de moties. De heer DE VEY MESTDAGH: In de brief van 12 november van de minister aan de Kamer, staat dat de minister inderdaad de noordelijke discussie over nut en noodzaak wil gaan organiseren. Dat klopt toch? U zei net dat het eigenlijk alleen onze randvoorwaarde is, maar de minister heeft feitelijk gezegd die in te gaan vullen. De heer JAGER: Ja. De minister heeft in de brief, die weer een samenvatting van een bestuurlijk overleg is, aangegeven die discussie over nut en noodzaak te willen gaan trekken en voeren vanuit de aanname dat je nooit draagvlak kunt krijgen voor een maatregel waarvan nut en noodzaak ten principale betwist wordt. Dat lijkt het me helder, dat is ook onze lijn geweest de afgelopen jaren en die kan gevoerd worden. De minister heeft in het bestuurlijk overleg aangegeven, en dat staat ook in de brief, dat hij bereid is om met het Noorden te kijken naar een doorstart, een opnieuw afsluiten of hoe je het ook maar wilt noemen, van het energieakkoord, die met de val van het vorige kabinet is weggevallen. Die twee punten komen, volgens mij, terug in motie 1. Overigens is er een klein probleem met motie 1. Het College heeft zich even moeten afvragen wanneer zij gestopt is met het in gesprek gaan met het Rijk over CO2-opslag. Dat is in ieder geval vorige week donderdag geweest. Het weer in gesprek gaan kan dan wellicht op een bepaald moment beginnen. Van motie 2 zou ik aan willen geven dat wij ons in ieder geval niet op voorhand herkennen in een groot aantal van de overwegingen. Tegelijkertijd moeten we constateren dat er inderdaad deskundigen zijn die de opslag van CO2 niet als een klimaatmaatregel zien en nut en noodzaak van die opslag niet erkennen. Het is overigens wel zo dat overweging nummer drie reden is voor de Europese commissie om demonstratieprojecten te financieren zoals ze nu gefinancierd worden, omdat men ook op Europese schaal vindt dat die energie-inefficiëntie aangepakt zou moeten worden voordat je grootschalig CO2-opslag zou kunnen toepassen. Motie 3. Het College is van mening dat zij eigenlijk al invulling heeft gegeven aan de geest van die motie, door met de Natuur en Milieufederaties op zoek te gaan naar een proces waarin de maatschappelijke dialoog gevoerd kon worden zonder het Rijk, maar wel met alle betrokken partijen, voor- en tegenstanders. Dat proces is geëindigd. Wij zijn van mening dat het uitgangspunt van het proces zoals we het met de Natuur en Milieufederaties wilden oppakken, ook uitgangspunt zou moeten zijn voor het Rijk. Voorzitter, dat in reactie op de moties.
62
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Motie 4 heb ik helaas nog niet gelezen. Het is volgens mij een techniek die ook al eerder in een hoorzitting in de Tweede Kamer, waar ik bij was, besproken en toegelicht is. Er zijn nog een aantal andere mogelijkheden. Ook dat zou, volgens mij, onderdeel kunnen zijn in die maatschappelijke dialoog. De VOORZITTER: Akkoord, ik krijg van de CDA-fractie het verzoek om de vergadering drie minuten te schorsen. Ik wil daarna snel door naar de tweede ronde. Gaat u uw gang. Schorsing De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Rijploeg. Ik hoop dat deze tweede ronde kort en bondig mag zijn, met alleen dringende vragen in het geval iets niet opgehelderd is wat eerder onopgehelderd is gebleven. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, ik heb maar een paar opmerkingen toe te voegen over de moties. Motie 1 zullen wij uiteraard steunen. In motie 2 staan zo veel veronderstellingen die zeer bedenkelijk, zeer twijfelachtig en eenzijdige interpretaties zijn, terwijl je daar eindeloos over zou kunnen praten en een stevige discussie zou kunnen hebben... Daar stemmen wij niet voor. Motie 3 is in feite overbodig dankzij het antwoord van de gedeputeerde. Motie 4 over olivijn klinkt heel sympathiek, maar om nou het College te vragen om hier onderzoek naar te doen… Dat lijkt me meer iets voor de Universiteit van Groningen. Laten we daar die wens eens droppen. Misschien dat het College dat zou kunnen doen, maar laten we niet hier een onderzoeksinstituut voor olivijn in het leven roepen. We hebben nog wel wat bezuinigingen te gaan, dus het lijkt me geen goed idee. Dank u wel. De heer BLOM: Voorzitter, ik heb nog een vraag aan de heer Rijploeg. Ik heb in mijn betoog aangegeven dat het niet om een zeer gedetailleerd wetenschappelijk onderzoek zou moeten gaan, maar om ambtelijke verkenning. Ziet u daar misschien wel wat in? De heer RIJPLOEG: Volgens mij hebben we daar niet de deskundigen voor. Als het College deze wens neer kan leggen bij de universiteit – en ik kan me bijna niet voorstellen dat het College daar geen ‘ja’ op zal zeggen – hebben we het probleem opgelost en hoeven we deze motie niet meer in stemming te brengen. De heer BROUNS: Voorzitter, ik zal me beperken tot een reactie op de voorliggende moties. In motie 1 staan een aantal uitspraken die ook in onze eigen bijdrage nadrukkelijk naar voren zijn gebracht. Het zal, denk ik, geen enkele toehoorder in deze zaal verbazen dat wij motie 1 in die zin zullen ondersteunen. Het is echter wel zo, dat in die motie niet aanvullend nadrukkelijk genoemd is dat er draagvlak als uitkomst van een open maatschappelijke dialoog moet zijn, dat die maatschappelijke dialoog daarbij echt gericht moet zijn op nut, noodzaak en veiligheid en dat er zonder draagvlak niet komt. Dat begrijpen we niet en we vinden dat een gemiste kans. Het tweede element dat we daarin missen en wat we een gemiste kans vinden, is het investeren in de regio. De regio moet er daadwerkelijk beter van worden. In motie 2 worden bij de overwegingen een aantal stellingen gedeponeerd die het nut en de noodzaak van motie 1 volledig onderstrepen, want er wordt namelijk verschillend over gedacht. Het is prima dat je die zaken aan de orde stelt, maar dat moet je doen met een open houding en in een open dialoog. Daartoe zouden we de indiener van die motie nadrukkelijk voor het vervolg willen uitnodigen. Van motie 3 hebben wij, in aanvulling op het College en de beantwoording, in de eerste termijn gezegd dat het Rijk nu aan zet is en dat het Rijk ervoor moet zorgen dat die dialoog op gang komt, dat de neutrale voorlichting op gang komt en dat we met elkaar het gesprek aangaan. Eigenlijk zijn we het met de inhoud eens, maar wij vinden dat het op dit moment niet bij ons, maar bij het Rijk hoort te liggen. We stemmen nu tegen motie 4. In het verlengde van wat de heer Rijploeg daarover zei, kan ik me voorstellen dat er wel instanties zijn die dit, als zij hier daadwerkelijk brood in zien, daadwerkelijk oppakken en verder gaan onderzoeken. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik kan het, denk ik, ook relatief kort houden. Wij zullen tegen motie 1 stemmen. Ik denk dat ik uitgelegd heb waarom we dat doen. Wij zullen uiteraard niet tegen, maar voor motie 2 stemmen. Ik wil nog wel even toelichten waarom. Onder ‘overwegende dat’, heb ik tien punten genoemd. In mijn voordracht daarvoor heb ik er nog minsten tien genoemd. Wij realiseren ons dat er ook veel gedachten voor zijn. Dat is duidelijk. Echter,
63
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 in mijn partij zijn verkiezingsprogramma’s vastgesteld, zowel in Groningen als in Friesland als in Drenthe. Het mag u niet verbazen dat deze motie zowel in Friesland als in Drenthe alles dekt, dus ook in die provincies zult u te maken krijgen met een partij die op grond van bestudering van de voors en de tegens, die kennende en afgewogen hebbende, tot de conclusie komt dat wij de dialoog aangaan als een discussie waarbij wij zeggen dat wij tegen zijn en wij zullen proberen die tegenmacht te mobiliseren om ervoor te zorgen dat het gewoon niet doorgaat. Het zou raar zijn als we motie 3 nu niet steunen, want we hebben, toen die is aangehouden, gezegd dat we daar wel mee in konden stemmen. Bij die onpartijdigheid en het Rijk zijn zo langzamerhand wel wat vraagtekens te zetten. Als wij daar als provincie nog wat meer de vinger aan de pols kunnen houden, lijkt mij dat prima. Motie 4 zouden wij in principe kunnen steunen, maar dat is toch wel gebaseerd op het feit dat we er weinig verstand van hebben en de stukken nu voor het eerst hebben gezien. De heer Jager heeft al aangegeven dat hij dit mee zou kunnen nemen in de dialoog. Wij kunnen in principe voor motie 4 stemmen. Het stuk snel doorgelezen hebbende, klinkt het erg gunstig en geloofwaardig, maar dat geldt voor meer dingen. Als het meegenomen zou kunnen worden, zijn wij daar alleen maar voor. De heer LUITJENS: Voorzitter, ik zal mij beperken tot de moties. Het zal u niet verbazen dat wij instemmen met motie 1. Wij vatten de zaak positief op, met in gedachten ook de uitspraak die D66 heeft gedaan. In mijn bijdrage heb ik een aantal aspecten die in het dictum staan, uitgelegd. Ik wil nogmaals herhalen dat voor ons draagvlak over nut, noodzaak en veiligheid ook erg belangrijk is. Voorzitter, het zal u niet verbazen. In mijn bijdrage heb ik gevraagd om het oordeel uit te stellen en de dialoog aan te gaan. U kunt zich voorstellen dat wij tegen motie 2 zullen stemmen. Bij de uitleg van de heer Swagerman is mij duidelijk geworden dat de SP de oproep zal doen om de dialoog aan te gaan, maar dan in hun richting. Ik roep anderen op om de dialoog inderdaad weer open te stellen en mede mogelijk te maken. Wat motie 3 betreft zitten we op de lijn die de heer Brouns heeft neergezet. De aspecten van neutrale voorlichting zijn door de provincie de afgelopen maanden opgetuigd, maar hebben niet tot wasdom kunnen komen. We zijn er voor dat het Rijk dit nu oppakt. Laten we maar eens even zien hoe zij dat doen. Vandaar dat wij op dit moment tegen deze motie zijn, alhoewel wij een neutrale voorlichting van meerdere kanten, voorstaan. Motie 4 is inderdaad nogal technisch ingestoken. Ik heb daar geen informatie over gelezen. Het lijkt mij dat dit aspect van CO2-opslag meegenomen en toegelicht wordt in de maatschappelijke discussie. Dat is de reden dat wij op dit moment niet met deze motie meegaan. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, nog een aantal opmerkingen. Wij zitten met een aantal dilemma’s binnen onze fractie. Wij hebben geconstateerd dat we een uitgebreid gesprek hebben gehad over de hele situatie die nu ontstaan is. De minister met uitspraken. Wij reageren daarop. We hebben ons ongenoegen met elkaar geuit. Ik constateer ook dat het redelijk eensgezind is. De een heeft een wat andere interpretatie dan de ander. Er is redelijke eensgezindheid over het feit dat wij ons toch wel wat geschoffeerd voelen door de minister. Maar, hoe nu verder? Daar moeten we ook over nadenken. In hoeverre kunnen wij de minister aanspreken? In hoeverre gaat de minister een gebaar naar ons maken? Dat is toch een dilemma waar wij als fractie mee zitten en misschien dat u dat dilemma ook deelt. Onze vraag is: hoe gaan we nu verder? Hoe gaan we verder in het proces en in hoeverre kan het College ons meenemen in dat proces en ons op de hoogte houden van de komende periode en de resultaten die bereikt worden met de minister? We gaan ervan uit dat de minister een gebaar gaat maken. Dan naar de moties, voorzitter. Motie 1 van de PvdA zullen wij steunen. De andere drie moties steunen wij niet. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, gelet op de zwaarte van het debat in de eerste termijn, ga ik direct door naar de moties, beginnend bij de meest vergaande motie, motie 2. Wij hebben net als anderen geconstateerd dat de overwegingen wat onevenwichtig, wat eenzijdig, zijn. Met name als het gaat om overweging 1, die wat ons betreft ook niet correct is. Overweging 8 en 9 over de planschade… ik vind het een beetje raar om die in deze motie te zetten. Primair kijken wij naar het dictum en wij kunnen ons in beide uitspraken vinden en dat vinden wij belangrijker dan de overwegingen, dus wij stemmen in met deze motie. Ten aanzien van motie 1 van de PvdA, meneer de voorzitter. Ik heb hier in de eerste termijn expliciet bij de heer Rijploeg op doorgevraagd en gevraagd wat de duiding is ten aanzien van de voorwaarden. Die staan allemaal op zichzelf, ze zijn niet afhankelijk van elkaar, want wij willen geen koehandel
64
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 tussen bijvoorbeeld draagvlak en energieakkoord. Wij zullen deze motie steunen. Ten aanzien van de constateringen… De heer DE VEY MESTDAGH: Kan GroenLinks dat uitleggen? Deze motie werkt toe naar een eventuele CO2-opslag onder voorwaarden, terwijl u in uw eerste betoog duidelijk heeft geuit dat u überhaupt pertinent tegen CO2-opslag bent. Hoe kunt u motie 1 dan steunen? De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, volgens mij heb ik in de eerste termijn gezegd dat wij positief kritisch staan tegenover CO2-opslag in het algemeen. Ik heb helemaal niet gezegd dat wij pertinent tegen CO2-opslag zijn. Wij vinden deze motie winst ten opzichte van de huidige situatie. De heer DE VEY MESTDAGH: U bent gewoon heel pragmatisch en zegt: ‘Als het dan toch moet gebeuren, dan maar zo.’? De heer VAN DER PLOEG: Nee. Op het moment dat de voorwaarden zoals die hier staan, geformuleerd zijn – dat gaat ook om de interpretatie van de kracht van de argumenten die daar genoemd zijn. Wij denken dat het er met deze voorwaarden niet van zal komen. De heer DE VEY MESTDAGH: U denkt gewoon: Dit is eigenlijk ook een motie tegen? De heer VAN DER PLOEG: Dat is wel onze interpretatie en het gevoel dat wij erbij hebben. De heer DE VEY MESTDAGH: Dat vind ik een heel bijzondere manier van politiek bedrijven. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, ik juich de interpretatie van de heer Van der Ploeg toe. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, dat de heer Rijploeg het eens is met deze motivatie en daar achter kan staan, is precies de reden voor mij om er helemaal niks van te snappen. Het sluit wel aan op de besluitvorming die ik van GroenLinks heb mogen vernemen in de pers en in de media. Ze zeggen aan de ene kant dat ze het niet willen. Dat komt dan in de krant. Vervolgens komt er in de kantlijn iets naar voren van: ‘Als het niet kan zoals we het willen, doen we het maar wel zoals het kan.’ Dit is daar typisch weer zo’n voorbeeld van, maar daar zal de heer Van der Ploeg het wel niet mee eens zijn. De heer VAN DER PLOEG: Nee, meneer de voorzitter, je kunt principiële politiek ook veel te ver doordrijven en dat doet de SP heel vaak. Dat is heel erg jammer. De heer BROUNS: Voorzitter, ik woon dan wel niet in het Westerkwartier, maar als ik daar woonde, zou ik me nu echt afvragen wat de boodschap van GroenLinks nou is. We zijn altijd voor CO2-opslag geweest en altijd met het proces meegegaan. Er komt wat rumoer en dan roepen we, vermoedelijk om electorale redenen, dat we het toch maar niet doen. We zijn hier in een Statendebat waar gezegd wordt: geen CO2-opvang in Groningen. Daarmee overigens wel suggererend dat het elders kan, maar dat bleek later onder zee te zijn, waarvan ik overigens mag aannemen dat het ook daar veilig moet gebeuren. Dan komen we bij een motie van de SP waar overwegingen in staan die niet worden gedeeld, maar de doorslag geeft dat de twee punten die worden uitgesproken uit het hart gegrepen zijn. Het tweede punt dat uitgesproken wordt, is: bevestig dat op grond van bovenstaande overwegingen – die deelt u niet, maar u ondersteunt het punt wel – opslag niet langer aan de orde is. Dus 1) dat doet u op basis van overwegingen die u niet deelt en u bent tegen opslag. Vervolgens ondersteunt u motie 1, waarin opslag toch weer aan de orde kan zijn. Dat noem ik nou gedraai. De heer VAN DER PLOEG: Dat noemt u gedraai. Ik noem dat rechttoe rechtaan politiek. De heer BROUNS: Dat mag u dan gaan uitleggen aan het Westerkwartier. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, waar het om gaat – en daar heeft de heer Brouns zwaar op gehamerd – is de dialoog en het draagvlak. Wij constateren dat dat draagvlak er niet is en wij geloven er niet in dat dat draagvlak terugkomt. U misschien wel, via de open dialoog. Ik denk dat uit de open dialoog zal blijken dat het verzet zich zal versterken en er steeds minder draagvlak zal ontstaan. Dat is een oordeel dat wij daaraan koppelen.
65
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 De heer BROUNS: Nu naar de kern. U gaat die dialoog wel open in en als de uitkomst anders is, accepteert u die ook? De heer VAN DER PLOEG: Nee, meneer de voorzitter, wij hebben al vier jaar gediscussieerd over CO2-opslag en hebben daar een bepaalde mening over. De heer BROUNS: U gaat dus een dialoog in waarvan u de uitkomst al kent. Dat noem ik geen open dialoog. Dat noem ik ook weer draaien. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, volgens mij is het zo dat je een open dialoog ook met een bepaalde mening in kunt gaan. Als je helemaal geen meningen hebt, kom je niet tot een dialoog. De heer BROUNS: Het idee van de dialoog is dat je bereid bent te luisteren naar de mening van de ander en wellicht ook, als die mening hout snijdt, om je mening bij te stellen. U heeft uw mening opgemaakt, u bent bereid om te luisteren naar de ander, maar uw mening zal niet veranderen. Dan kunt u net zo goed die dialoog niet in gaan. De heer VAN DER PLOEG: Ja, maar dat is een essentieel aspect van democratie, in de zin dat wij wel degelijk bereid zijn, als het zover zou zijn, om onze mening te wijzigen, maar wij denken dat het gewoon niet gaat gebeuren. De heer BROUNS: Prima, u gaat dus wel die dialoog in met de mogelijkheid dat u uw standpunt wijzigt. Dat is in ieder geval helder. De VOORZITTER: Maar nu de heer Luitjens. De heer LUITJENS: Voorzitter, voor mij toch grote vertwijfeling in de opstelling van GroenLinks. De heer Swagerman is duidelijk, die zegt ‘nee’ en houdt zich er bij, want die steunt motie 2 en niet motie 1. Wat is nou eigenlijk uw standpunt? Volgens mij is uw standpunt gewoon tegen, gezien het feit dat u motie 2 ondersteunt. De heer VAN DER PLOEG: Dat klopt. Ons standpunt is dat wij op dit moment tegen CO2-opslag in Groningen zijn. Dat heb ik in de eerste termijn duidelijk verwoord. Daar kan geen misverstand over zijn. De heer LUITJENS: In mijn optiek draait u. De heer VAN DER PLOEG: Omdat ik de PvdA met een goede motie aan een meerderheid help, draai ik? Dat mag uw oordeel zijn, maar ik vind het een winst als deze motie wordt aangenomen door Provinciale Staten en dat het een duidelijk signaal is aan Den Haag. Ik vind dat wij dat signaal gezamenlijk moeten afgeven en op het moment dat dat niet gebeurt, zijn we echt met een probleem bezig. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik wil hier nog één ding over zeggen. Daarna denk ik dat het voor iedereen helder is hoe het met GroenLinks zit. De beperking Groningen… Uw argument om dat aan te houden, is steeds geweest: ‘Maar wij gaan over Groningen.’ U gooit dus ook dingen over de schutting, want u zegt: ‘In Groningen niet.’ Maar dan rijst bij mij meteen de vraag: wel in Drenthe, wel in Friesland, tweede kerncentrale in Zeeland wel, niet in Groningen? Zoals dat ook gesuggereerd wordt in andere moties? De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dat is toch flauwekul. Hij had het net over programma’s van Friesland en Drenthe. Die zijn er natuurlijk ook bij GroenLinks en daar staat ook in over CO2-opslag dat ze het daar niet willen. U kent ons standpunt over kerncentrales uit en te na. Meneer de voorzitter, waar gaat dit over? Motie 3. Wij streven naar neutrale voorlichting. Wij zijn op het moment dat het om voorlichting zou moeten gaan, voor neutrale voorlichting. Op dit moment vinden we dat de provincie helemaal niets moet doen en daarom stemmen wij niet met deze motie in. Ten aanzien van motie 4. Ik heb de heer Rijploeg een reactie horen geven. Toen hij vroeg om een onderzoek naar algen, was het ook de vraag of we dat wel of niet moesten doen en we hebben
66
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 daar van harte mee ingestemd. Ik denk dat het misschien verstandig is om die vraag vanuit het College bij bijvoorbeeld de ontwikkelingsafdeling van de NOM neer te leggen of bij Energy Valley of even te googlen en terug te koppelen naar de Staten, dat zal niet al te ingewikkeld zijn. Wij zijn voor deze motie. De heer ZANEN: Voorzitter, ik wil graag de opvatting van de Partij voor het Noorden over de moties naar voren brengen. Motie 1 en 2 hebben een grote samenhang. Dat heb ik in onze discussie ook naar voren gebracht. Wij kiezen ervoor om ons nu bij het verzet tegen de CO2-opslag te voegen. Dat betekent dat we tegen motie 1 zijn en voor motie 2. Verder is motie 3 eigenlijk een zaak die aan het Rijk is op dit moment. Wij zijn tegen motie 3. Wij zijn voor motie 4, want daar ligt een interessante mogelijkheid. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik zal me beperken tot de moties in tweede termijn. Motie 1. Ik heb van het College begrepen dat zij de onderhandelingen in deze zin wel willen voortzetten. Wij zullen de motie om die reden steunen. Motie 2 valt daarom af. Motie 3 is indertijd aangehouden. Daar zat nog iets achter, maar dat zat vandaag niet bij de toelichting van de Partij voor de Dieren, namelijk dat wij allerlei partijen zouden moeten gaan financieren. Ik lees deze motie exclusief die financiering en zie het als opdracht aan GS om er bij de uitvoering door het Rijk voor te zorgen dat eenieder betrokken is. In die zin zullen we motie 3 steunen. Motie 4 kan mooi meegenomen worden bij het hele proces over nut en noodzaak zoals het Rijk dat zal doen. Die is daarmee overbodig. Mevrouw HAZEKAMP: Dank u wel, voorzitter. De Partij voor de Dieren is sinds haar oprichting, acht jaar geleden, steeds tegen de bouw van nieuwe kolencentrales en tegen de ondergrondse opslag van CO2 geweest. Wij hoeven in dat opzicht niet al te ingewikkeld te gaan doen. Motie 1. Daar wordt eigenlijk een uitruil gemaakt tussen twee kwaden. Enerzijds kerncentrales en opslag van kernafval, anderzijds CO2-opslag. In het POP staat dat kernafval en kerncentrales niet aan de orde zijn, maar ook dat het storten van gevaarlijk afval ondergronds niet is toegestaan. Wat ons betreft is CO2 een gevaarlijk afval en zou dus niet moeten kunnen. Daarom stemmen wij tegen motie 1. Motie 2 steunen wij van harte. Motie 3, neutrale voorlichting. Het is wel heel makkelijk om de bal bij het Rijk te leggen, maar ook de provincie heeft hierin wat ons betreft een eigen verantwoordelijkheid om goede, objectieve informatie te geven. Motie 4. Dat is een interessant onderzoek. Nadelig punt is dat je wel met de kosten van de afvang van CO2 blijft zitten. Wij vinden het in ieder geval de moeite waard om te kijken wat de mogelijkheden zijn en we zullen voor de motie stemmen. De heer BLOM: Voorzitter. Ik stem voor motie 2 en voor motie 1, geheel in lijn met de heer Van der Ploeg. Ik kan het niet zien als politieke draaikonterij, want je kunt heel goed tegen CO2-opslag zijn, daar waar het draagvlak ontbreekt, maar voor CO2-opslag waar wel draagvlak aanwezig is of waar draagvlak geen noodzakelijk element in de discussie is, bijvoorbeeld offshore. Zo kun je voor beide moties stemmen. Dat is een mogelijkheid die ik de hele linkerzijde van deze zaal onder ogen zou willen houden, zodat we misschien vanavond toch met één standpunt richting Den Haag een vuist kunnen maken, in plaats van dat we straks naar huis gaan en er eigenlijk helemaal niets is gebeurd. Dat zou ik doodzonde vinden. Ik stem voor motie 3 en motie 4 was mijn eigen motie. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan gedeputeerde Jager. Ik geloof dat er nog een aantal vragen zijn. De heer JAGER: Voorzitter, er is nadrukkelijk de vraag gesteld van: hoe nu verder? De vraag vanuit de ChristenUnie. Mocht motie 1 aangenomen worden, en dat lijkt de meest kansrijke motie, zullen wij dat zo spoedig mogelijk doorgeven aan het Haagse en zo snel mogelijk – en ik hoop dat u dat in ieder geval op die manier duidt – ook met onze collega provincies in het noorden (Friesland en Drenthe) te kijken of wij een inzet kunnen hebben richting kabinet. Ik vermoed dat daar op onderdelen voor die motie wel steun is, zeker als het gaat om het energieakkoord, dus daar willen wij vol mee aan de slag en wij willen zorgen dat er een energieakkoord is dat vervolgens leidt tot investeringen hier in de regio en investeringen in duurzame energie en de energietransitie, want dat is ons duidelijk genoeg gemaakt in die motie.
67
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Over draagvlak is denk ik ook voldoende gezegd. Dat zal dus ook een expliciet onderdeel moeten zijn in dat verhaal en wij zullen de minister uitdagen om daar uitspraken over te doen. Motie 4 heeft al tot heel wat discussies geleid in het korte bestaan van deze motie. Wij kunnen de fractie Blom toezeggen dat hij vandaag van ons nog een memo ontvangt met een nadere analyse van datgene wat gesteld wordt in de motie, als het gaat om het effect van olivijn. Dat is namelijk al uitgebreid onderzocht, onder andere door Cato en een aantal andere bureaus. Een van de betrokken medewerkers heeft dat net allemaal voor mij mooi op papier gezet. Ik heb het niet kunnen lezen op de blackberry, maar ik wil het u graag doorsturen. De heer BLOM: Mijn hartelijke dank daarvoor. De heer JAGER: Graag gedaan. Ten slotte een opmerking in de richting van de SP. Ik hoop en verwacht – en dat is ook aangegeven – dat u de dialoog mee in gaat en wij zijn met name benieuwd naar punten waarvan u stelt dat er voldoende alternatieven zijn om de CO2-doelstellingen te halen, want daar zit natuurlijk ook voor ons als College, het dilemma. Als je die doelstellingen wilt halen en je kijkt naar de impact van de CO2-afvang- en opslagprojecten, moeten we constateren dat alleen al het demonstratieproject, dat slechts een beperkte omvang van 1,5 megaton CO2-afvang per jaar kent, qua CO2-doelstelling al gelijk staat aan 900 megawatt windmolens op land. De impact van die maatregel is groot. Alternatieven zijn er op papier. De vraag is vervolgens wel wat de impact van die maatregelen weer is. Dat misschien als opzetje naar de dialoog toe. De heer SWAGERMAN: Ik wil daar toch even op ingaan. De dialoog omtrent dit onderwerp is een voortzetting van een eerdere en bredere dialoog over hoe wij omgaan met onze energievoorziening, over wat wij wel en niet nodig vinden. Het hier neerzetten van twee kolencentrales en dan nu, en toen ook al, zeggen dat het onder de grond moet… Eerst creëert u 20% meer CO2-uitstoot en nu moeten wij achteraf weer akkoord gaan. Ik denk dat wij een deugdelijk meerjarig verhaal en concept hebben neergezet. Als we tig jaar geleden hadden besloten om landelijk beleid te voeren op duurzame alternatieve energie, hadden we 1) die kolencentrales misschien niet hoeven te bouwen en 2) al helemaal die CO2 niet hoeven af te vangen. Ik wil best open die dialoog aangaan, maar u moet dit punt niet even isoleren van eerdere standpunten die hierin resulteren. Het is breder dan dat. De VOORZITTER: Dit lijkt me geen vraag maar een betoog en dat sta ik niet meer toe. Mevrouw HAZEKAMP: Hij vroeg naar voorbeelden van CO2-reductie en gaf aan dat die er niet waren. Nou, het zal u niet verbazen dat ik kom met het voorbeeld van vlees eten. Eén dag per week scheelt 1400 kg en dat komt neer op 23 megaton per jaar. De heer BROUNS: Ik heb nog een vraag aan de gedeputeerde als dat mag. Wij hebben in de eerste termijn en bij tweede termijn bij ons standpunt ten aanzien van de moties, een aantal punten opgenoemd. Een daarvan was dat de uitkomst van de dialoog kan zijn dat mensen nut en noodzaak wel of niet inzien. Daar moet je consequenties aan verbinden. Daar zouden we graag een reactie op willen. Het tweede element is dat als we over CO2-opslag gaan spreken, nadrukkelijk mee te nemen dat daar waar eventueel opslag zou gaan plaatsvinden, ook voordelen neerdalen in de vorm van extra regelingen, mogelijkheden, et cetera. De heer JAGER: Voorzitter, dat laatste punt, heb ik net aangegeven, zal natuurlijk meegenomen worden in de vorm van investeringen in de regio. Er zijn meerdere van u die daarover gesproken hebben. Aangaande draagvlak stellen wij ons formeel op. Draagvlak voor ons als College wordt in de bestuurlijke afweging primair bepaald door een meerderheid in Provinciale Staten. De VOORZITTER: Dan zijn wij toe aan de stemming over de moties. In stemming wordt gebracht motie 1. Motie 1 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen motie 1 hebben gestemd de fracties van de Partij voor de Dieren, de SP en de Partij voor het Noorden. In hoofdelijke stemming wordt gebracht motie 2. Motie 2 wordt met 31 stemmen tegen en 11 stemmen voor verworpen.
68
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 november 2010 Tegen motie 2 hebben gestemd: de heer R.D. Rijploeg (PvdA), de heer IJ.J. Rijzebol (CDA), mevrouw M.R. Schalij (PvdA), mevrouw K.R. Schraagen (VVD), mevrouw G. van der Sluis-Huisman (ChristenUnie), de heer H.J.B. Spoeltman (PvdA), de heer H. Staghouwer (ChristenUnie), de heer H.T. Stavenga (PvdA), de heer R. Stevens (ChristenUnie), mevrouw L. van der Tuin-Kuipers (CDA), de heer J.W. Veluwenkamp (PvdA), de heer P.G. de Vey Mestdagh (D66), de heer N.R. Werkman (CDA), de heer J.G. Abbes (CDA), de heer J. Batting (PvdA), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), de heer P.H.R. Brouns (CDA), de heer D. Bultje (PvdA), de heer L.A. Dieters (PvdA), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), de heer W. Haasken (VVD), mevrouw O.G. Hartman-Togtema (VVD), de heer F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), de heer R.M. Knegt (CDA), de heer S.J. Krajenbrink (CDA), de heer E.J. Luitjens (VVD), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), de heer J. Meesters (VVD), mevrouw F. Mete (PvdA) en mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA). Voor motie 2 hebben gestemd: de heer R. Sangers (SP), mevrouw C. Sciacca-Noordhuis (SP), de heer C. Swagerman (SP), mevrouw L. Veenstra (SP), de heer T.J. Zanen (PvhN), mevrouw S.M. Beckerman (SP), de heer B.P.A. Blom (lijst Blom), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), de heer W. van der Ploeg (GroenLinks), mevrouw J. Siersema-Venema (GroenLinks) en mevrouw F. Stavast (GroenLinks). In stemming wordt gebracht motie 3. Motie 3 wordt bij handopsteken verworpen. Voor motie 3 hebben gestemd de fracties van D66, Blom, de SP en de Partij voor de Dieren. In stemming wordt gebracht motie 4. Motie 4 wordt bij handopsteken verworpen. Voor motie 4 hebben gestemd de fracties van de Partij voor de Dieren, SP, GroenLinks, Blom en de Partij voor het Noorden. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 17.42 uur.
69