Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
Inhoud 1.
Opening en mededelingen .............................................................................................................. 3
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda ................................................................... 3
3.
Bespreekpunten .............................................................................................................................. 4
A1.
Spoeddebat Aldel ........................................................................................................................ 4
1
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
2
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
Voorzitter: de heer M.J. van den Berg Griffier: mevrouw H. Engels-van Nijen Aanwezig 43 Statenleden: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), C.M. Bezuijen (SP), R.H. van der Born (ChristenUnie), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw P.W. Geerdink (VVD), mevrouw P. de Graaf-Drijvers (D66), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), mevrouw O.G. Hartman-Togtema (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), H.L. Hilarides (VVD), mevrouw N. Homan (GroenLinks), W. Hut (VVD), M.W.H. Jansen (PVV), A.J.M. van Kesteren (PVV), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J.H. Mastenbroek (SP), J. Meesters (VVD), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), M.H. Post (GroenLinks), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), R.J. Schoenmaker (PvdA), G.J. Steenbergen (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), R. Visser (PvdA), J.D. de Vries (D66), J. Wolters (SP), mevrouw E.M. Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66) Afwezig: --Aanwezige leden Gedeputeerde Staten: mevrouw M. Besselink, M. Boumans, mevrouw Y.P. van Mastrigt, W.J. Moorlag, H. Staghouwer, B.S. Wilpstra 1.
Opening en mededelingen
De VOORZITTER: Dames en heren, allemaal welkom bij deze extra zitting voor een spoeddebat van Provinciale Staten over Aldel. Welkom ook aan alle bezoekers. Wij zijn ons ervan bewust dat een aantal van u in zeer directe zin als sympathisant of overige betrokkene graag bij dit debat aanwezig wil zijn en in die zin stellen wij het op prijs dat u ook in dit provinciale huis van de democratie aanwezig bent. En een speciaal welkom ook aan de leden van de OR van Aldel. We hebben geen meldingen van afwezigheid op dit moment en dat is daarmee vastgesteld. 2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda
a.
Behandelvoorstellen
Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De VOORZITTER: Bij de regeling van de werkzaamheden kijken we even naar de stukken. Er is een brief van het College: die is op verzoek van het presidium aan u allen gestuurd, om een beetje behulpzaam te zijn bij het debat. Verder had ik als het om de spreektijd gaat gesuggereerd vijf minuten per fractie, maar een enkeling van u heeft gezegd dat het wel fijn is als dit zeven minuten zou zijn. Dan hebben we iets meer aan ruimte. En omdat we dat niet meer met elkaar in het presidium hebben kunnen afspreken, stel ik voor om het dan ook op die manier te doen. Want we moeten ons niet door beperking van de tijd laten klemzetten. Het gaat erom dat we kunnen zeggen met elkaar wat we willen en daar is zo’n debat voor. Maar wellicht dat u daar dan bij uw interrupties weer rekening mee wilt houden in de omvang ervan, dan komen we toch wel weer een beetje redelijk uit qua tijd. Voorts betekent dit dat het College op zo ongeveer 20 minuten aan spreektijd zit. Akkoord daarmee? Dat is het geval.
3
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
3.
Bespreekpunten
A1.
Spoeddebat Aldel
Hierbij wordt betrokken: De brief van Gedeputeerde Staten van 7 januari 2014, nr. 2014-00607/2/A.13, ECP, inzake Aldel. De VOORZITTER: Dan hebben we nu de eerste termijn voor de bespreking en ik begin met de fractie die het debat heeft aangevraagd en dat is de heer Swagerman namens de SP. De heer SWAGERMAN (SP): Ik wil de collega-Statenfracties bedanken voor het mogelijk maken van dit spoeddebat, waar denk ik bij veel mensen behoefte aan was – ook bij de mensen die op de publieke tribune zitten. Ik wil beginnen mijn complimenten uit te delen aan het College voor de inzet rondom het dossier-Aldel. Die inzet heeft Klesch als aandeelhouder bepaald niet gehad. Sterker nog: wij voelen ons bedrogen en bestolen door hun gedrag en opstelling. We hebben wat vragen in de richting van de gedeputeerde als het gaat om de 7 miljoen subsidie die wij in oktober beschikbaar hebben gesteld. Wat wij graag willen weten is of er wel of niet in tranches is betaald zoals was afgesproken. Wij willen graag weten hoeveel harde euro’s het ons tot nu toe van die 7 miljoen heeft gekost. We willen ook graag weten of onze conclusie juist zou zijn dat wij net vóór het faillissement op 30 december de laatste tranche nog hebben overgemaakt. Als dat het geval is, dan willen wij ook graag weten waarom dat is gebeurd, aangezien u de twee weken daarvóór al in gesprek was over een mogelijk faillissement van Aldel. Als dat gebeurd is, hoe verstandig was het dan dat geld over te maken gezien de afloop? Wat ons ook niet helder is, is of er is geschoven met het pandrecht op EGS-gelden. Wij waren in de veronderstelling dat dat in eerste instantie op 1 november zou gebeuren, waardoor het risico voor de provincie relatief laag zou zijn – mits er natuurlijk geen faillissement zou plaatsvinden. Wij dachten dus dat het 1 november was; is dat nu 1 januari geworden, op een moment dat wij dat niet hebben doorgekregen? Want met die verschuiving zou ook het risico toegenomen zijn en dan denken wij als Staten dat wij dat ook hadden moeten weten van de gedeputeerde. Ondanks die complimenten moeten wij ook constateren dat de inzet van het College en iedereen die daarbij betrokken was, niet het beoogde resultaat heeft gehad, want Aldel ging alsnog failliet op 30 december. De brief van het College die we hebben ontvangen omtrent de geleverde inspanningen op het dossier-Aldel is ook vast niet uitputtend. Dan kan denk ik ook niet, er is zoveel bij elkaar ingezet dat de brief gewoon een relatief goede weergave is van wat daar is besproken. Maar naar onze mening straalt die brief ook tegelijkertijd precies uit waar het fout is gegaan: het College is veel te veel opgetrokken met Den Haag, heeft veel te veel geluisterd naar minister Kamp. En dat heeft tot het faillissement geleid, want we zijn naar onze conclusie vastgelopen op één onderdeel: Brusselse regelgeving met betrekking tot energieprijzen. Wat de SP betreft geldt dat het Brusselse belang niet boven het belang van onze inwoners mag gaan. Volgens de SP moeten we gewoon de zaak oppakken en de regels maar eens gewoon de regels laten, het gaat hier om mensen en niet om zaken. De werknemers van Aldel, toeleveranciers, maar ook alle andere inwoners van Groningen mogen geen slachtoffer worden van beperkingen die Brussel c.q. Den Haag ons oplegt, ook gezien het belang voor onze noordelijke economie. Een kleine opsomming van wat het ons direct en indirect gaat kosten als Aldel écht omvalt – en ik denk niet dat het een uitputtende lijst is. Het departement van Sociale Zaken, zo hebben wij in de krant mogen lezen, moet ervan uitgaan dat het 20 tot 28 miljoen moet gaan bijdragen in de kosten voor werkloosheid. Groninger Seaports, waarvan wij gedeeltelijk eigenaar zijn, raakt een van zijn grote klanten kwijt en derft zijn pachtinkomsten. Er komt 42 hectare braak te liggen op dat terrein en dat is een fors gebied. Wij hebben geen beeld van de schade, maar wij gaan ervan uit dat die toch zeker enkele miljoenen zal bedragen. Vervolgens: wie gaat de bodemsanering betalen na het definitieve faillissement, waarvan becijferd is dat die minimaal 23 miljoen euro zal gaan kosten, en we weten dat dit bedrag in dat soort gevallen nog wel eens fors op kan lopen. Als Groninger Seaports dat zou moeten gaan betalen als eigenaar van die grond, dan zijn wij dat dus die dat betalen – en met ons de belastingbetaler, aangezien we aandeelhouder zijn. Omliggende bedrijven die zaken zoals stikstof door Aldel geleverd krijgen, worden nu geconfronteerd met een te lage hoeveelheid. Ze zullen dat aan moeten voeren, dat komt dan vervolgens in bulkwagens, dat gaat dus een hoop geld kosten en daarom komen bijvoorbeeld AkzoNobel en BioMCN ook in nog grotere problemen, want die hebben ook al last van die hoge energiekosten. Vervolgens mag je je dus afvragen: hoe lang blijven deze bedrijven nog staan in deze moeilijke tijden als ook Aldel wegvalt? Iets dichter bij huis: wat is de
4
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
waarde van het aanleggen van de gepland buizenstraat tussen de Eemshaven en Delfzijl als een van de grote transportstoffen – zoals conform de bedoeling stikstof – daar niet meer doorheen gaat? De opbrengsten zullen dalen en de kosten worden bepaald niet lager. Dat zijn materiële kosten. Maar druk de vernietiging van menselijk kapitaal maar eens uit in cijfers. Het risico bestaat dat sociale en economische structuren in onze provincie volledig uit elkaar vallen, als mensen in grote getale zonder werk komen te zitten in een regio die al zwaar te lijden heeft van aardbevingen, krimp en waardedaling van huizen en dergelijke. Het is genoeg geweest. Niet alleen voor de inwoners van de provincie en de werknemers van Aldel die daarbij horen, maar ook voor de SP. We moeten er nu alles aan doen om zaken een positieve wending te geven. Groningen draagt nu al tientallen jaren bij aan de welvaart van heel Nederland en plukt daar nu de wrange vruchten van. De mensen verwachten geen wazige vergezichten meer vanuit de politiek, maar resultaatgericht werken en op korte termijn proberen het vertrouwen terug te winnen van onze inwoners. Om te beginnen kunnen we daar vandaag een start mee maken door Aldel in staat te stellen een doorstart te maken. En vandaar dat wij samen met het CDA en de PVV een motie hebben samengesteld die ik graag bij dezen wil indienen. De VOORZITTER: Ja, ik snap dat er af en toe bij de mensen die op de publieke tribune zitten en bij de sympathisanten in het atrium de neiging is om ook hun gevoelens duidelijk te maken. Maar dit is een democratisch overleg in een debat waarin dat niet kan. U mag buiten met borden op allerlei manieren demonstreren, maar in de zaal hier – dat geldt ook voor het atrium, want we kunnen ook diegenen duidelijk horen – moet u dat echt gewoon respecteren. U mag ons op allerlei manieren dingen duidelijk maken en dat hebt u ook gedaan. Dat nemen we ook erg serieus, dat hoort u ook terug in het debat. Maar u moet respecteren dat op dat punt de regeling is dat bijval en andere zaken echt niet kunnen. En op dat punt moet ik u dus ook dringend verzoeken dat ook niet te doen, want het leidt uiteindelijk alleen maar tot het feit dat ik dan de zaak moet staken en dat is toch ook niet in uw belang. Ik begin met de motie met nummer 1 voor te lezen die door de SP, het CDA en de Partij voor de Vrijheid is ingediend en die luidt: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 8 januari 2014, Gehoord hebbende: de discussie rondom het faillissement van Aldel, gezien het belang van een doorstart van Aldel voor de regio Noordoost-Groningen en de korte termijn om te komen tot een goede oplossing Vaststellende dat: het menselijke en economische belang van deze doorstart van Aldel immens groot is in deze tijden, nu Groningen te maken heeft met aardbevingen, ontwaarding van huizen, grootschalige werkloosheid en de bevolkingskrimp; Spreken uit: dat de provincie Groningen waar nodig een financiële bijdrage van in eerste instantie maximaal 20 miljoen beschikbaar zal stellen om minimaal de gieterij open te houden tot gebleken is dat alle mogelijkheden tot een definitieve doorstart uitgeput zullen zijn, ook al blijkt dit na de door de curator nu vastgestelde periode van één maand te zijn; om een doorstart mogelijk te maken waarbij een significante hoeveelheid banen behouden kan blijven; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om: 1. de komende maand in samenwerking met de curator en alle andere benodigde instanties op zoek naar te gaan naar publieke en private partners om de doorstart van Aldel verder vorm te geven; 2. in gesprek te gaan met potentiële overnamekandidaten, andere financieringsinstituten, flankerend bedrijfsleven, Groninger Seaports, energieleveranciers en het Rijk; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer SWAGERMAN (SP): Als wij, als provinciale overheid, in staat zijn om 50 miljoen euro in een MKB-fonds te steken, als wij in staat zijn om meer dan 100 miljoen euro uit te lenen aan gemeenten en waterschappen buiten onze eigen provincie, dan moet het toch een kleine moeite zijn om ook onze eigen provincie in de benen te houden via een eigen bijdrage aan het in stand houden van onze eigen Groningse economie. We hebben nog RSP-gelden beschikbaar, we hebben nog mogelijkheden via het Waddenfonds op termijn, we kunnen eens overwegen wat Essent-aandelen te verkopen en zo zou ik nog even door kunnen gaan. We zien in dit hele verhaal een belangrijke taak weggelegd voor Groninger Seaports als het gaat om het wegzetten en beheren van het provinciale aandeel in de doorstart van Aldel. Wij hebben op RTV Noord zojuist mogen lezen dat Groninger Seaports graag bereid is om het voorstel van deze
5
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
drie fracties mee te nemen in de overwegingen en te zien of dat een werkbare oplossing zou kunnen zijn. Kortom: er zijn nogal wat betrokken instanties die dit standpunt van deze partijen steunen. Wij doen via Groninger Seaports omdat de overheid daarvoor garant staat en dit ook een positieve uitstraling zal hebben naar potentiële overnamekandidaten. Immers, als wij hier aangeven dit niet bepaald als een kansloos geval te zien, dan zou dat heel goed kunnen leiden tot meer interesse van private en andere partijen. Wat natuurlijk ook van belang is – en dat lezen we ook overal – is dat er een goede energieprijs is en daarbij zou moeten worden gekeken naar een Duitsland-kabel of mogelijk een herstart van Delesto in samenspraak met de financiers daarvan. Op dit moment is Delesto dood kapitaal voor een bank, het is dood kapitaal voor een aantal overheden en het zou dus voor dit bedrijf interessant moeten zijn om dit opnieuw te activeren en te zorgen dat het aan de draai komt tegen een redelijke energieprijs – wat ons betreft buiten de afspraken met Brussel om. Een citaat van mijn partijgenoot Fokko Boerema uit Appingedam dat de Volkskracht haalde, was: ‘De teller van de werkloosheid tikt hier bijna net zo hard als de teller van het gas dat ons ontstolen wordt.’ Deze Provinciale Staten kunnen nu proberen te voorkomen dat die werklozenteller zelfs harder gaat lopen dan die gasteller. En ik daag iedereen uit: laten we deze uitdaging hier en nu oppakken voor een gezond economisch en persoonlijk leven in deze provincie en dat lijkt me het beste wat we kunnen doen in 2014. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): In de motie sprak u over ‘in eerste instantie’ en ik was benieuwd of u ook uit kunt leggen of er dan ook een tweede instantie is. De her SWAGERMAN (SP): Er zou een tweede instantie kunnen komen op het moment dat wij in gesprek raken met bedrijven, andere overheden – want ook het Rijk achten wij bepaald niet uitgesloten als deelnemer aan de hele gespreks- en onderhandelingsronde. Als zou blijken dat een doorstart van Aldel mogelijk is, mits daarvoor een extra bijdrage zou komen van de provincie, dan zouden wij daar niet negatief tegenover staan. Dat betekent – laat ik dat ook helder stellen – dat wij hebben aangegeven in deze fase maximaal 20 miljoen te willen bijdragen. Onze inschatting is dat die 20 miljoen in eerste instantie eigenlijk totaal niet bereikt zal worden, maar dat is onze inschatting. Wij denken dat als je op een fatsoenlijke manier een doorstart kunt garanderen, je dan met eventueel extra geld simpelweg – het gaat technisch misschien wat ver – via aandelentransactie zou kunnen doorlenen aan Groninger Seaports en dan gewoon op basis van terugbetaling. Daarmee doe je een investering in een bedrijf, waarbij je zo goed mogelijk probeert vast te leggen dat die betaling ook gewoon weer terugkomt. En op die manier denken wij erin te willen staan op het moment dat het nodig zou zijn om een tweede tranche te lenen. De heer BATTING (PvdA): Het op 30 december vorig jaar uitgesproken faillissement van Aldel trof ons als mokerslag. Voor de werknemers, hun gezinnen, toeleveranciers en overige betrokkenen is het een hard gelag dat na uiterste reddingspogingen de handdoek in de ring is gegooid. Het door de provincie en het Rijk beschikbaar gestelde overbruggingskrediet was helaas ontoereikend voor het vinden van een structurele oplossing. Al vóór afloop van de overbruggingstermijn trok een grote aandeelhouder van Aldel, Klesch, en zijn directie de handen af van Aldel. Deze handelswijze kunnen wij niet plaatsen en vraagt om nadere explicatie. Te meer daar nog flink gewerkt werd aan het verbeteren van het langetermijnperspectief. De Partij van de Arbeid is ervan overtuigd dat ons College zich tot het uiterste heeft ingespannen een doorbraak te realiseren. Echter, het is ook zo dat de mensen van Aldel er niets voor kopen. De politiek mag het zich aanrekenen dat er na vele jaren discussie nog steeds geen sprake is van een Europees gelijk speelveld. Aldel is er de dupe van, de mensen staan met lege handen. We realiseren dat onze inspanningen inmiddels zijn verricht, maar concluderen ook dat ze tekortschieten. Alhoewel het niet genoeg is, kunnen we op zijn minst blijven aandringen op het uitwerken van alternatieve mogelijkheden voor een doorstart, terwijl een aantal andere punten van belang is: de positie van het personeel in de eerste plaats, maar ook bijvoorbeeld de consequenties voor de bedrijven die afhankelijk zijn van enig bijproduct van Aldel of oplossingen voor een fragiele arbeidsmarkt die om regionaal-specifiek beleid van het Rijk vragen. Groningen is de dupe van het achterwege blijven van een industriepolitiek voor haar perifere industriële kernzone. Als provincie kunnen we het niet alleen, daar is meer voor nodig. Het is wrang te moeten constateren dat nog recent, eind 2012, het ministerie van Economische Zaken wél mogelijkheden zag, zich voor 25 miljoen euro garant te stellen voor een doorstart van Nedcar. Brussel stemde ermee in dat steunmaatregelen tot meer dan 100 miljoen euro in WW-uitkeringen werden aangevuld. Bij ons staan de mensen met lege handen. Er is geen sociaal plan, het arbeidsperspectief is gering. Regionaal-specifiek beleid en afstemming met en steun van het Rijk zijn uiterst gewenst om
6
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
met het oog op diverse kwetsbare ontwikkelingen in onze provincie – we hoeven ze nu niet allemaal op te roepen – het tij te keren. Met twee moties willen wij hiervoor aandacht vragen en hopen we daarbij op brede steun van de Staten. De VOORZITTER: Dank u, dat is dan motie 2 met als titel ‘Aldel’, ingediend door de Partij van de Arbeid, D66 en het CDA: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 8 januari 2014, Constaterende dat: er sprake is van een ongelijk speelveld op de Noordwest-Europese energiemarkt voor energieintensieve bedrijven, waaronder Aldel; de gemiddelde stroomprijs voor grootverbruikers in Duitsland aanzienlijk lager is en Nederland achterloopt met de opwekking van duurzame energie, waardoor het evenwicht is verstoord en Nederlandse bedrijven, waaronder Aldel, op onacceptabele achterstand zijn gezet; op 30 december 2013 het faillissement is uitgesproken van Aldel te Delfzijl en dat daarmee circa 800 directe en indirecte arbeidsplaatsen verloren zijn gegaan; Zijn van mening dat: op alle mogelijke manieren de gevolgen van het faillissement van Aldel voor de werknemers en hun gezinnen, toeleveranciers en andere betrokkenen worden verzacht; Dragen het College van Gedeputeerde Staten op om: 1. wederom in overleg te treden met het Rijk om alternatieven en mogelijkheden voor een (gedeeltelijke) doorstart uit te werken en daarbij de volgende punten in ogenschouw te nemen: a. realiseer, zonodig onder onaflatende inspanning en tijdsdruk, zo spoedig mogelijk een gelijk speelveld voor energie-intensieve bedrijven; b. onderzoek naast voortzetting van een primaire aluminiumsmelter de kansen voor een secundaire smelterij; c. inventariseer de gevolgen voor bedrijven die individueel of in ketenverband voor hun continuïteit afhankelijk zijn van enig bijproduct van Aldel en neem maatregelen opdat nadelige consequenties zo goed mogelijk worden opgevangen, zonodig met rijkssteun; d. faciliteer bedrijven in de noordelijke industriële sector voor wat betreft innovatieve vernieuwingen van het productieproces en betrek daarbij de betreffende bedrijfsketen; e. onderzoek de mogelijkheden van stroomleveranties via de warmtekrachtcentrale Delesto; f. herijk en vitaliseer het zogenaamde Antheus-project ter versterking van de regionale economie en bepleit bij het Rijk regiospecifiek beleid om werkgelegenheid te behouden en nieuwe te creëren; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer JANSEN (PVV): In deze motie stelt u dat Duitsland voorloopt in de energietransitie en de verduurzaming en dat dat mede een reden is waarom Aldel in de problemen zou zijn gekomen c.q. op achterstand zou staan. Kunt u mij een link vertellen tussen goedkope stroom voor goedkope energie en verduurzaming die u bij dezen aangeeft? De heer BATTING (PvdA): Vanzelfsprekend zit er een link tussen het feit dat er een ongelijk speelveld is met met name Duitsland. U weet dat we in Duitsland de Energiewende hebben. Daar zijn grote hoeveelheden energie beschikbaar, voornamelijk vanwege het feit dat zij meer hebben ingezet dan in ons land op duurzame energie. Voor wat betreft het gelijk speelveld: daar pleiten wij wél voor, want u weet dat het in Europa zo is dat er vrij verkeer is van arbeid, kapitaal, mensen en werk. Dat willen wij benadrukken en dat betekent ook dat wij er alles aan moeten doen om te zorgen voor een gelijk speelveld. De heer JANSEN (PVV): Dus u bent niet van mening dat in Duitsland de energie goedkoper is vanwege subsidies die de Duitse overheid daaraan geeft? De heer BATTING (PvdA): Vanzelfsprekend is dat ook een factor van belang. De heer JANSEN (PVV): Dus het geld dat wij zouden kunnen uitsparen met het niet-verstrekken van subsidies aan energieleveranciers en –bedrijven zouden we dus kunnen gebruiken om bijvoorbeeld die 20 miljoen op tafel te leggen?
7
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
De heer BATTING (PvdA): Ik denk niet dat we beleid moeten versnipperen. Wij willen een appèl doen op integraal beleid, een integraal industriebeleid ook. En ik denk alleen dat dat ons kan helpen en niet door een gefaseerd en gefragmenteerd beleid te ontwikkelen. De heer SWAGERMAN (SP): Ik vind het een prachtige opsomming en ik denk dat de hele zaal het hier ook alleen maar mee eens kan zijn. De vraag is alleen: wat betekent dit nu voor Aldel en de mensen die hier op de tribune zitten? Want u realiseert zich denk ik dat dat niet binnen drie weken geregeld is. U realiseert zich waarschijnlijk ook dat dit niet zonder kosten zal kunnen. En dan is het vervolgens dus de vraag: wordt het binnen drie weken geregeld volgens u? En bent u wel of niet bereid eventuele kosten in de richting van deze mensen te vergoeden? De heer BATTING (PvdA): Dit zijn meerdere vragen. Het is vanzelfsprekend voor de Partij van de Arbeid – ik heb dat ook in de wandelgangen genoemd – dat wij naar constructieve oplossingen zoeken. Ik ga niets uit de weg, wil nieuwe voorstellen op hun merites beoordelen. U hebt ook een motie ingediend samen met het CDA en de PVV. Wij hebben ook sympathie voor deze motie. Alleen, wij moeten de juiste weg bewandelen. En de juiste weg is dat het niet gaat om een financieringsconstructie om Aldel in de benen te houden. De kern ligt dieper, het gaat om perspectief op lange termijn. Als daar goede voorstellen voor komen en wij erop kunnen rekenen dat er binnen een korte periode sprake is van een break-evensituatie, dan zullen wij alle inspanningen inzetten die nodig zijn. De heer SWAGERMAN (SP): Ook weer een heel mooi antwoord, maar als dit financiële perspectief door ons geboden wordt, is er alleen nog maar een langetermijnperspectief en schrijft u met deze opstelling naar onze mening op dit moment Aldel volledig af. Want de werknemers zitten in een leeftijdsgroep en in een doelgroep – en daar kan ik een vraagteken achter plaatsen, want dit verhaal kunt u verder ook zelf invullen. De heer BATTING (PvdA): Ik denk dat we het in principe niet zo heel erg oneens met elkaar zijn. Wij proberen ook structurele oplossingen te bedenken. Er is één verschil: voor wat betreft het uitwerken van een businesscase willen we de juiste weg bewandelen. Het gaat er niet om verwachtingen te wekken, het gaat erom verwachtingen in te vullen. Ik heb een tweede motie voor u om de gevolgen voor de werknemers zoveel mogelijk te beperken en die wil ik u hierbij graag overhandigen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dat is dan motie 3 ‘Alles op alles voor werk’, ingediend door de PvdA, D66, de ChristenUnie, het CDA, de Partij voor de Dieren en GroenLinks. Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 8 januari 2014, Constaterende dat: op 30 december 2013 het faillissement is uitgesproken van Aldel te Delfzijl en dat daarmee circa 800 directe en indirecte arbeidsplaatsen verloren zijn gegaan; vanwege het faillissement niet in een sociaal plan is voorzien; Overwegende dat: alles op alles gezet moet worden, werknemers en hun gezinnen maximaal te ondersteunen bij het zoeken naar nieuwe kansen op een goede baan; het Rijk met de Regeling Sectorplannen 600 miljoen beschikbaar heeft gesteld als impuls voor de werkgelegenheid; de ministeries EL&I en Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het faillissement van Zalco middelen beschikbaar hebben gesteld om ex-medewerkers naar een andere baan te begeleiden; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om: 1. met de betrokken gemeenten en vakbonden in overleg te treden over te nemen maatregelen voor een slagvaardig mobiliteitscentrum met volledige inzet van Werkplein en UWV, om- en bijscholingsmogelijkheden en ondersteuningsfaciliteiten van de provincie; 2. met het betrokken Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Arbeidsmarkt in overleg te treden over scholingsmiddelen en maatregelen; 3. er bij minister Asscher op aan te dringen, voor werknemers van Aldel middelen te vinden opdat ondanks het ontbreken van een sociaal plan aan hen steun wordt geboden; 4. in overleg en in samenwerking met de provincies Drenthe en Friesland te onderzoeken of het Europees Globaliseringsfonds mogelijkheden biedt voor de getroffen regio; 5. zo spoedig mogelijk met een voorstel te komen op welke wijze bovengenoemde aandachtspunten kunnen worden verbonden en uitgevoerd en welk financieel beslag hieraan is verbonden;
8
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
6. en de Staten zo spoedig mogelijk over de voortgang te informeren; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer SWAGERMAN (SP): Ja, een opsomming van fondsen zoals ik die ook heb genoemd. Maar dan komt vervolgens wel de vraag: als uit die fondsen niet voldoende geld te halen valt, gaat de PvdA dan provinciale middelen beschikbaar stellen om deze – naar onze mening – vrijwel onoplosbare opdracht te vervolmaken? En dan nog een tweede vraag. U dient net een motie in, waarin u aangeeft alles te willen doen om Aldel in de benen te houden en nu dient u een motie in, waarin u eigenlijk zegt dat het over, afgelopen en uit is en u roept op om ervoor te zorgen dat die mensen zo goed en zo snel mogelijk weer aan het werk komen. Wat ís het bij de Partij van de Arbeid? Het is hom of het is kuit. Je laat het leven of je stelt alles in het werk – wat vrij normaal is in die situatie. De heer BATTING (PvdA): In mijn bijdrage heb ik duidelijk aangegeven dat het geen zwart-witscenario is. Vanzelfsprekend staan wij constructief tegenover oplossingen. Het is wel zo dat we realistische politiek moeten bedrijven. Daarvoor zetten wij ons zo goed mogelijk in om de gevolgen voor de werknemers te beperken. Dan wil ik graag afronden. Ik heb het al een aantal keren gezegd: wij zullen ons inzetten om de gevolgen voor de werknemers zoveel mogelijk te beperken en we zien de alternatieve mogelijkheden tegemoet en daar willen we constructief onze medewerking aan verlenen. Mevrouw GEERDINK (VVD): De werknemers van Aldel, de werknemers van de bedrijven die zaken doen met Aldel en alle ondernemers die hierdoor geraakt worden, willen wij als VVD in de provincie Groningen een oprecht gemeend hart onder de riem steken. Het lot en uw toekomst liggen in handen van een curator. Wij hadden graag gezien dat het faillissement, aangevraagd door de aandeelhouder, niet had hoeven te worden aangevraagd. Behalve wellicht een concurrent van Aldel zal er niets of niemand zijn – geen werknemer, geen bedrijf, geen overheid, noch landelijk noch provinciaal noch lokaal – die dit faillissement niet had willen voorkomen. Want er zijn alleen maar verliezers nu. De aandeelhouder heeft het faillissement aangevraagd. De energieprijzen zijn te hoog, de aluminiumprijzen te laag. Dit ondanks alle maatregelen die de afgelopen tijd genomen zijn om te voorkomen dat juist dit zou gebeuren, gegeven het ontbreken van een gelijk speelveld op de Europese en mondiale energiemarkt. De vraag is: 1) heeft iedereen het maximale gedaan en – nog belangrijker – 2) wat kán er nog worden gedaan? Laten we bij onszelf beginnen. Hebben wij als provincie genoeg gedaan? Zijn wij voldoende in staat geweest om een klimaat te scheppen waarbij Groningen bekend staat als een plek waar je je als ondernemer wilt vestigen? Waar je veel mag en bijna niets moet? Een open en gastvrij gebied waar innovatie optimaal tot bloei komt, waar je snel en gemakkelijk kunt komen en waar veel collega-bedrijven zitten waar je zaken mee kunt doen? Koesteren wij ons bedrijfsleven genoeg? Doen we zelf genoeg – of liever gezegd: geven wij voldoende ruimte? En in dat licht bezien gaat het niet alleen om Aldel en de werknemers van Aldel, maar ook breder: het gaat om alle werknemers in Groningen, te beginnen met de bedrijven die nu crediteur en/of toeleverancier zijn van Aldel en de bedrijven die leveren aan de toeleverende bedrijven van Aldel. Want zonder bedrijven geen werk. Kunnen we daar als provincie iets voor betekenen? Kunnen we daar het revolverende ondernemersfonds voor inzetten? De heer SWAGERMAN (SP): Ja, ware woorden: geen menswaardig leven zonder werk in ieder geval. Want daar kun je je leven uit financieren. Maar de VVD zegt wel meteen keihard tegen de mensen van Aldel – en u deed dat ongeveer binnen een uur nadat het faillissement plaatsvond – dat het jammer en einde oefening is, de werknemers helaas op straat staan en u daar niets meer aan doet. Dat is ook wat u nu propageert en ook diverse keren in de krant heeft laten zetten. Wat doet u effectief om deze mensen nu aan de slag te helpen en te zorgen dat het bedrijfsleven dat eromheen zit, niet met een achterstand moet beginnen, maar gewoon op goede voet doorkan en niet eerst fors in zijn portefeuilles moet schrappen. Kortom: ik wil graag weten wat de VVD tot nu toe heeft gedaan om de pijn van het ontslag van de mensen bij Aldel te verzachten. Mevrouw GEERDINK (VVD): Nou, u stelt iets wat niet waar is – dat is de eerste constatering die ik hier doe. Want u stelt dat wij ons hebben neergelegd bij het faillissement. Ik denk dat het hele verhaal dat ik nu ga houden en alles wat wij tot op heden hebben gezegd is dat wij absoluut nog niet zover zijn dat wij niet meer geloven in een doorstart van het bedrijf. Het is wel zo dat – net als collega Batting al zei – wij leven in de realiteit dat er nu een faillissement is aangevraagd. Dan gelden iets andere tijden en dat betekent dat je nog meer misschien maar alles op alles moet zetten om in ieder geval te kijken
9
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
of je daar nog uit kunt komen. En pas dáárna ga je verder kijken. Dus ik begrijp niet helemaal waar u uw bewering vandaan haalt en in de tweede plaats wil ik u vragen of u mijn verhaal daarmee wilt afluisteren, want dan hebt u misschien het antwoord al op uw vraag. De heer SWAGERMAN (SP): Ik wil in elk geval nog één nadeel van de social media naar voren halen: vrij kort na het faillissement van Aldel hebben wij een tweet mogen lezen waarin gezegd werd dat we toch in Groningen vooral niet een nieuwe sociale werkplaats moesten oprichten. Mevrouw GEERDINK (VVD): Dat is een ander verhaal. Dat heeft ermee te maken of je wel of niet meent dat je met overheidsgeld aandelen in een bedrijf moet gaan nemen. Ook daar zal ik op terugkomen. De heer SWAGERMAN (SP): Maar dat is toch een volledige diskwalificatie van al die mensen die daar werken en voor wie wij zouden moeten staan? Die mensen aan het werk houden wilt u eigenlijk ook graag. Mevrouw GEERDINK (VVD): Ik heb geen idee van wie die tweet is, maar die laat ik ook even voor wat hij is. Want dat is in ieder geval geen tweet die vanuit mijn account is gestuurd, dus ik bestrijd dat – ik kan niet anders zeggen dan deze reactie. Ik had dus gezegd: zonder bedrijven geen werk en de vraag gesteld of we daar het revolverende ondernemersfonds voor kunnen inzetten. Is het niet het toppunt van innovatie, dames en heren, dat als je je snel kunt aanpassen aan een veranderende markt? Hiertoe dienen wij nu een motie in om te onderzoeken wat hier door de provincie op korte termijn kan worden gedaan om bedrijven die nu al te kampen hebben met de gevolgen van het faillissement van Aldel, actief toegang te verlenen tot een tijdelijke ondersteuning. De VOORZITTER: Dan zal ik deze motie even voorlezen, zij krijgt nummer 4 mee. Zij is ingediend door de VVD en draagt als titel ‘Tijdelijke ondersteuning voor getroffen bedrijfsleven’: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 8 januari 2014, Constaterende dat: op 30 december 2013 het faillissement van Aldel Delfzijl is uitgesproken; het faillissement van Aldel een keteneffect heeft, waarbij vele noordelijke ondernemingen in zwaar weer terecht gaan komen; werkgelegenheid in het noorden gebaat is bij sterke ondernemingen en een aantrekkelijk vestigingsklimaat; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om: 1. versneld in kaart te brengen welke indirecte effecten door het faillissement van Aldel te verwachten zijn op de korte en lange termijn voor het noordelijk bedrijfsleven; 2. de noordelijke bedrijven die een beroep willen doen op revolverende ondernemingsfondsen die bestaan of opgericht gaan worden, actief toegang te verlenen tot de gelden die beschikbaar zijn en nog komen, indien deze bedrijven aantoonbaar kampen met de gevolgen van het faillissement van Aldel; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer SWAGERMAN (SP): Met die opmerking over het revolverende fonds was de VVD ook zeer snel om ermee de pers in te gaan. Mijn vraag is: bent u op de hoogte van het feit dat het revolverende fonds anderhalf uur geleden zijn eerste voorlichtingsbijeenkomst heeft gehad, dat daar nog volledig geen inhoud over is prijsgegeven, dat het ook nog zeker – is mijn inschatting – enige maanden gaat duren voordat dat fonds daadwerkelijk actief zal zijn? En denkt u werkelijk dat dit fonds – deze wassen neus of hoe je het ook maar noemen wilt – de bedrijven die nu in de problemen raken, dán nog gaat helpen? Mevrouw GEERDINK (VVD): Meneer Swagerman, bent u bekend met het feit dat wij in de vorige Statenvergadering ook geld hebben gereserveerd voor een revolverend fonds? En bent u het met mij eens dat wij hier zelf gaan over onze eigen agenda en over hoe snel wij zaken op orde zetten? U weet ook dat wij in de voorbereiding van deze revolverende fondsen al enige discussies met elkaar mogen voeren. Dus het feit is dat het eraan zat te komen. En ik ga er ook niet vanuit dát het er is, maar dat het eraan zat te komen, is algemeen bekend. Dus u moet mij niet verwijten dat er zaken al zijn waarop wij vooruit zouden kunnen lopen. U verwijt mij net dat wij geen oplossingsgericht denken hanteren,
10
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
maar dit is nou een voorbeeld van hoe je wél mee gaat denken met degenen die er uiteindelijk het slachtoffer van zouden kunnen worden – en nu feitelijk al zijn omdat het faillissement al uitgesproken is. De heer SWAGERMAN (SP): Ik constateert dat u erop voorsorteert. De VOORZITTER: Moment, dat gaat nét even één stap te ver. Ik hoor u nu opnieuw constateringen doen, maar u moet nu echt even wat gaan vragen, anders kunt u dat voor de tweede ronde bewaren. De heer SWAGERMAN (SP): Dan is mijn vraag het volgende. Bent u het met mij eens dat als u met deze motie geld reserveert uit een pot voor een zeer beperkt deel van deze provincie – daar waar een groter deel van de provincie daar ook net zo goed recht op heeft en hierdoor minder kansen krijgt? Mevrouw GEERDINK (VVD): Ik ben van mening dat er in ieder geval altijd het eerst daar gekeken moet worden waar de nood het hoogst is. En op het moment dat wij nu een bedrijfsleven hebben dat actief opereert, dan kunnen wij dat daar het beste inzetten om bedrijven de kans te geven om niet om te vallen – mede doordat een groot bedrijf omvalt. College, welke risico’s lopen we eigenlijk nu direct en indirect als het faillissement niet uitmondt in een gehele of gedeeltelijke doorstart van Aldel? Wat zijn de consequenties voor ons als provincie en wat zijn de consequenties voor onze deelnemingen? Wij politici, zoals we hier zitten, zijn geen ondernemer. De provincie is ook geen ondernemer. De aandeelhouder heeft belang bij een goed renderende onderneming. Ziet de aandeelhouder op dit moment nog kansen? Ik neem aan dat u op dit moment nog in gesprek bent om in ieder geval erachter te komen hoe de aandeelhouder daarin staat. Is hij nog bereid om er geld in te steken en zo ja, onder welke voorwaarden en tot welk bedrag? Is er sprake van een levensvatbaar bedrijf? Op ons uitdrukkelijk verzoek in oktober 2013 hebt u de stukken in de Statenkast laten leggen. Is op basis daarvan nu het oordeel ‘levensvatbaar’ te vellen? Zijn er toekomstscenario’s op basis waarvan dit bepaald kan worden? Heeft de aandeelhouder niet een heel ander belang gehad en waarom is er nou juist nét voor het eind van het jaar – er is al eerder naar gevraagd – een faillissement aangevraagd? Het is een mondiale speler. De wereldmarkt voor aluminium is iets positiever nu, maar wie zegt dat er op termijn een rendabele aluminiumsmelter in Delfzijl kan overleven? Of valt of staat het bedrijf echt alleen met het verschil in energieprijs tussen Nederland en Duitsland? College, hoeveel tijd is er nog? Zijn er mogelijkheden voor een al dan niet gedeeltelijke doorstart? Is de kabel een oplossing of is dit een oplossing die alleen door de tijd ingehaald wordt, omdat het de verwachting is dat de energieprijzen naar elkaar toe gaan groeien? Is er aan bijvoorbeeld Eneco, RWE of NUON – ik noem maar drie grote reuzen – gevraagd om voor de bedrijven in Delfzijl gunstiger tarieven te rekenen? De CEO van een bedrijf dat daartoe overgaat, wordt volgend jaar gegarandeerd de Ondernemer of de Groninger van het Jaar. En ik neem aan dat alle noordelingen spontaan overstappen naar deze energieaanbieder. De bedrijven in de Eemshaven draaien nu niet op volle kracht. We hebben kabels naar Noorwegen, maar het lukt ons niet om een soort noaberschap in de haven te realiseren – dat is onbegrijpelijk. En waar is VNO-NCW en waar is MKB Nederland when you need them? Ik bedoel: waar denken zij aan? Bij het Forum weet ik hoe ze erover denken, daar staan ze vooraan. Maar waar zijn jullie nu? Gelukkig zijn wij als VVD – dat zeg ik nu even omdat de heer Swagerman zo mooi klaarstaat – niet de partij die gepleit heeft voor prijsverhogende maatregelen als energiebelastingen voor grootverbruikers. Dan was de ramp nog veel groter geweest. De heer SWAGERMAN (SP): Niet als we dat Europabreed hadden geregeld en dat was waar het daarbij om ging. Maar mijn vraag is: u vraagt nu eigenlijk naar een maatregel c.q. een afspraak die potentieel strijdig is met wat Brussel ons voorschrijft en waardoor uw minister Kamp steeds heeft gezegd dat hij niets meer voor Aldel kan doen. Betekent dat dan dat u daarvan afstapt en bereid bent wél die regel te doorbreken? Mevrouw GEERDINK (VVD): Meneer Swagerman, daar kom ik iets later op terug, want in de motie die wij daarna nog zullen indienen, zullen wij een antwoord geven op wat u nu aan mij vraagt. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik wil de fractievoorzitter van de VVD vragen of zij bekend is met het feit dat de fractie in de Tweede Kamer altijd akkoord is gegaan met prijsverhogende maatregelen zoals die hier nu liggen. Mevrouw GEERDINK (VVD): Wij maken hier in de provincie als VVD onze eigen afwegingen.
11
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
De heer VAN KESTEREN (PVV): U hebt net beweerd dat de VVD nooit akkoord is gegaan met prijsverhogende maatregelen die deze energieprijs zo hebben doen ontstaan. Mevrouw GEERDINK (VVD): Ik heb beweerd dat wij daar nooit mee in zee zijn gegaan en nooit voorstander zijn geweest van energiebelastingen voor energie-intensieve bedrijven, die een prijsverhoging tot effect hebben. De heer VAN KESTEREN (PVV): Laat ik het concreter stellen, want u zegt dat u uw eigen verantwoordelijkheid heeft in deze provincie. Kunt u mij aangeven waarom u dan meegaat in de waanzin van de energietransitie zoals het College – waar uw partij ook onderdeel van uitmaakt– die koste wat kost wil doorvoeren? Daar werkt u ook aan mee met de hoge energieprijs tot gevolg. Mevrouw GEERDINK (VVD): U gaat er nu vanuit dat elke energietransitie uiteindelijk leidt tot een verhoging van kosten. Maar het is natuurlijk wel de toekomst om uiteindelijk op deze wijze op een heel andere manier met energie om te gaan, gegeven de wereldmarkt en de ontwikkelingen daarin. Dus wij zijn daar uiteraard voorstander van om daar uiteindelijk naartoe te gaan. De heer VAN KESTEREN (PVV): Dat is correct, maar vindt u dan ook niet dat Aldel hier helemaal niets aan heeft? Aan dit beleid waar u aan meewerkt? Mevrouw GEERDINK (VVD): Nu gaat u één bedrijf projecteren op het landelijke beleid, dus blijf ik maar even verre van. We hebben het hier nu over Aldel en we hebben alleen de link gelegd tussen het feit dat we er blij over mogen zijn dat er niet nog allerlei energiebelastingen voor grootverbruikers zijn ingesteld. Want dan hadden we veel eerder dan nu bij elkaar gezeten. Dit brengt me bij de inspanningen op het landelijke niveau – laat ik dan daar ook maar mee beginnen. De minister heeft de afgelopen maanden – let wel: voor een issue waar al járenlang herhaaldelijk aandacht voor gevraagd is – systeemkosten versneld uitbetaald, 85% van de CO2kosten vergoed, de reductie tot 90% van de netwerkkosten bewerkstelligd en borg gestaan voor de helft van de overbruggingsfaciliteit die wij als provincie in oktober hebben verstrekt. En de minister is bereid – lees ik in de krant, net als u allen – om alle mogelijke oplossingen die de curator gaat aandragen en die tot de wettelijke mogelijkheden behoren, serieus te behandelen. En dan nog, zeggen wij als VVD-fractie in de Staten, is dat nog niet genoeg. Staatssteun, geoorloofd of ongeoorloofd, in verschillende gradaties zit schijnbaar een oplossing in de weg. Wij hebben geen zicht op de mate van staatssteun. De relevantie van de gevolgen om bij de diverse varianten die voorliggen, zelfs een afweging te kunnen maken. En daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Dat is dan motie 5 met als titel ‘Risicoanalyse voor staatssteun Aldel’, ingediend door de VVD-fractie: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 8 januari 2014, Van mening zijnde dat: alle scenario’s betreffende een mogelijke doorstart van Aldel onderzocht en ter beschikking van PS gesteld moeten worden; bij elk scenario een goede risicoanalyse gemaakt moet worden over staatssteun de kans dat een oplossing staatssteun genoemd wordt, de ene keer heel groot is en de andere keer wellicht kleiner; Constaterende dat: het ministerie bereid is te investeren in een stroomkabel naar Duitsland en daarmee het energieprijsverschil tijdens de periode van de aanleg van de kabel financieel overbrugd dient te worden en er daarnaast varianten denkbaar zijn om de energieprijs voor grootverbruikers in het gebied anderszins naar beneden te brengen; Dragen het College van Gedeputeerde Staten op om: 1. het ministerie te vragen alle denkbare oplossingsrichtingen te formuleren en te voorzien van een risicoanalyse waarin de verschillen tussen de oplossingen duidelijk worden; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw GEERDINK (VVD): Dus als er mogelijkheden zijn, College, dan gaan wij ervan uit en ben ik er ook van overtuigd dat u uw uiterste best doet om dit aan de curator mee te geven en dit samen met de minister te laten uitzoeken. Als er een oplossing is te bedenken waarbij er door GasTerra tot een snelle oplossing kan worden overgegaan of tot de Delesto-variant bij Groninger Seaports, dan gaan
12
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
we ervan uit dat u met GasTerra contact zoekt, de curator informeert en het ministerie erbij betrekt. En wij nemen aan dat u ook die oplossing met al uw inzet zult voordragen in het belang van de Groningers en Groningen. En wij als provinciale VVD vinden dat het versterken van de Groningse economie naast rechtstreekse maatregelen voor de getroffen inwoners en de veiligheid, onderdelen zouden moeten zijn van de maatregelen die de regering in het kader van de aardbevingen voor ons in petto heeft. Kortom, College, doe uw best. Regionale economie is onze eigen kerntaak en daar moeten we een grote prioriteit aan geven. Wij zullen dit signaal dat we hier aan u nu afgeven, ook doorgeven aan onze partijgenoten in Den Haag. Het gaat namelijk om ónze economie en om ónze toekomst. We hebben als VVD voor een overbruggingsfaciliteit, een lening, gestemd in oktober 2013, omdat er volgens dit College mogelijk een kans was voor het bedrijf om deze periode te overbruggen, teneinde op eigen benen levensvatbaar te kunnen ondernemen. Het gaat om het behoud en het belang van werk voor Groningen. We willen een structurele oplossing waarmee we de Groninger economie versterken en jarenlang vooruit kunnen. De situatie nu is dat er veel vragen leven, veel onduidelijk is en veel onderzocht moet worden. We kunnen ons voorstellen dat u de antwoorden nu niet allemaal paraat hebt, want we hebben wel heel veel vragen gesteld. En daarom stellen we voor om een extra Statenvergadering bijeen te roepen over twee weken, omdat dan meer bekend zal zijn, de curator zijn werkzaamheden aan het afronden is en de eventuele doorstartalternatieven met haalbaarheids- en staatssteunrisicoprofiel in kaart zullen zijn gebracht. Dames en heren, het is tijd voor actie – eigen actie, welteverstaan. De heer SWAGERMAN (SP): Ja, de actie van de VVD betekent dus dat we over twee weken een Statenvergadering gaan houden die mogelijk invulling geeft aan moties die eerder zijn ingediend. Wij hebben liever dat er aan de slag wordt gegaan om met een oplossing te komen, zodat de mensen van Aldel weer aan de slag kunnen op een zo kort mogelijke termijn. En dat gaan we niet bereiken binnen twee weken. Ik denk dat het College zijn tijd beter kan besteden, maar de vraag is of u dat ook vindt. Mevrouw GEERDINK (VVD): Nee, ik vind dat er even goed de tijd genomen moet worden. Het ligt nu bij de curator en ik vind dat we alles moeten doen om te zorgen dat wij hier uiteindelijk gefundeerd met zijn allen een besluit over nemen. Zomaar overal 20 miljoen euro inzetten is redelijk kort door de bocht, want ook uw variant roept bij mij in ieder geval zoveel vragen op dat wij daar niet zomaar ja tegen kunnen zeggen. Ik bedoel: hoe zit Groninger Seaports daarin? Ik kan honderden vragen stellen over uw variant en daarbij nog de vraag stellen of wij überhaupt hier als meerderheid in de Staten bereid zijn om aandelen in een bedrijf te nemen. Daarmee zou de provincie een ondernemer worden en dat is wat de VVD in elk geval niet als uitgangspunt heeft. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Ik ben elf jaar lid van Provinciale Staten en in die elf jaar heb ik eigenlijk nog nooit zo’n volle tribune en zo’n vol atrium gezien tijdens een van onze Statenvergaderingen. Nog nooit zoveel betrokken mensen gezien die vechten voor hun werk en daarmee ook voor de leefbaarheid van Noordoost-Groningen. Maar ook vechten voor het behoud van een grote mate van deskundigheid in zowel MKB-bedrijven als ook in de industriële sector. ‘Er gaat niets boven Groningen’ en zij daar, zij zijn onze ambassadeurs als het gaat om deze slogan. Aldel en alle bedrijvigheid gerelateerd aan Aldel hebben veel expertise in het MKB als ook in de industrie en die moeten wij behouden in onze provincie. Het is mooi dat er een mobiliteitscentrum gaat komen, maar als er bijna geen banen zijn, is dit een druppel op de gloeiende plaat. Het CDA is ervan overtuigd dat alle politieke partijen pleiten voor het behoud van Aldel, zoals de vorige sprekers al hebben laten horen. En ook wij als CDA hebben dat samen met de SP in een motie onderstreept. Wij willen allereerst uitgaan van eigen kracht, van wat kunnen wijzelf? Dat past ook in onze Groninger mentaliteit. En al deze mensen hier aanwezig, maar zeer zeker ook thuis, hebben hun hoop gevestigd op onze kracht. We hebben een hele gezonde Eemsdelta-regio met een sterk Groninger Seaports als instituut, maar ook als een NV-rechtspersoon. Zo kunnen wij zelf gaan werken aan een doorstart voor Aldel door Groninger Seaports medeaandeelhouder te maken van Aldel. Want als er een overnamekandidaat wordt gevonden die bereid is de boedel van de curator te kopen, zal dat tegen lagere kosten zijn dan de boekwaarde die Aldel zelf had. En hiermee worden de afschrijvingslasten dus ook aanzienlijk beperkt. Dat er dan een deal komt waarbij er een ruim aantal jaren zekerheid is voor de kosten van energie. Dat er een aandelenpakket komt voor GSP, waardoor via de kapitaalstorting liquiditeit beschikbaar is om op te starten. En de aandeelhouders dragen zelf het risico voor winst of verlies, waarbij het aandeel GSP een gelijke afdekking plaatsvindt als bij de storting van het aandelenkapitaal. En om dit plan goed en serieus uit te werken en ook voor te leggen aan de
13
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
minister – want ook hij staat immers open voor initiatieven – hebben wij ook deze motie ingediend voor een gezonde doorstart met harde garanties voor een duurzame oplossing. Wij leggen deze doorstartvariant voor. En als blijkt dat er meer tijd nodig is dan 1 februari, dan wil het CDA budget aanwenden om de gieterij open te houden, om het bedrijf zo levensvatbaar mogelijk te houden. Wij lezen in de brief van GS onder andere dat de inzet erop gericht is om de gevolgen voor de werknemers zoveel mogelijk te beperken. En daaruit spreekt een wat defensieve aanpak, want in deze fase zien wij liever een offensieve aanpak, die gericht op doorstart. Maar daar heeft de regio dan ook iets aan, de regio is gebaat bij werk, is gebaat bij Aldel vanwege de aard van deze industrie en het vliegwieleffect voor alle regionale en lokale bedrijvigheid. Het College geeft terecht aan in zijn brief dat er geen gelijk speelveld is in de energieprijzen en u gaat daar ook uitvoerig op in. Wij willen het College dan ook vragen om te komen tot een maximale inzet om alle mogelijkheden in het Aldel-gebied te onderzoeken. Om te komen tot bodemprijzen in de energie, zie ook het stilgezette bedrijf Delesto. Wij vragen het College om voorwaarden te creëren om bedrijven en industrieën, die mede afhankelijk zijn van Aldel, te behouden. Wij vragen het College om maximale druk uit te oefenen richting de EU om te komen tot een gelijk speelveld in de energieprijzenproblematiek. En wat als Aldel geen doorstart heeft? Hoe zien dan de saneringskosten eruit? Hoeveel gelden zijn er dan gemoeid met de WW? En wat nog meer vooropstaat: hoe is het dan gesteld met al deze werknemers, uitzichtloos en zonder toekomst, wat weer een negatief vliegwieleffect heeft hier in het gebied. Geen doorstart: wat betekent dat voor de toekomst van bijvoorbeeld AkzoNobel als afnemer van Aldel-stikstof? Wat betekent dit dan voor de nog aan te leggen buizenzone? En als ik dit zo benoem, dan kunnen we denk ik redelijkerwijs constateren dat met het omvallen van Aldel het fundament uit de Eemsdelta gehaald wordt. In het aardbevingsrapport staat ook geschreven: investeer in de economie. En zo zien wij onze motie ook: een voorstel om te komen tot industriepolitiek. Ten slotte moeten wij als provincie allereerst kijken naar onze eigen verantwoordelijkheid aangaande het behoud van werkgelegenheid en specifieke kennis zoals die bij Aldel aanwezig is. En pas dan kijken wat Den Haag voor ons kan betekenen. RTV Noord kopte maandag op zijn website: ‘Kamp kan wel, maar wil niet’. Wij gaan ervan uit dat we dit niet van het Groninger College en Staten moeten gaan zeggen. Wat betreft Den Haag: waarom zegt Kamp niet: ‘Wij accepteren dit niet, maar we gaan investeren in de industrie’? Industriepolitiek: dat moet de nieuwe lijn worden die de overheden gaan invullen en uitvoeren. Dan nog de oplossing van Nedcar is bevochten door het toenmalige ministerie van EZ. En wij vragen GS om dit kabinet op te roepen om net zo hard te gaan knokken voor Aldel en al zijn medewerkers en toeleveranciers. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik hoor het CDA een schitterend pleidooi houden en u eindigt met industriepolitiek. U sprak tevens over het gelijke speelveld. U weet dat het ministerie EZ de transportkosten nu voor 90% teruggeeft, de CO2-kosten. Dus per 1 januari heeft Aldel in ieder geval een stuk van die energiekosten omlaag kunnen brengen. Het is nog maar 16 februari 2013, amper een jaar geleden, dat uw eigen minister Verhagen van Economische Zaken hier was en Aldel volkomen in de kou liet staan. Als uw eigen minister op dat moment had gedaan wat het ministerie van EL&I nu heeft gerealiseerd, dan hadden we twee jaar de tijd gehad om de stroomkabel naar Duitsland aan te leggen en was Aldel niet eens failliet gegaan. Hoe kijkt u daartegenaan? Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Nou, u benoemt een stukje politiek dat in het verleden heeft plaatsgevonden. Wij gaan allereerst kijken naar de toekomst. Dat is allereerst een feit en dat ligt er. En nu moeten we kijken naar hoe we hiermee verdergaan. Mevrouw WULFSE (VVD): Als het verleden van amper een jaar geleden voor u het verleden is, u verandert daarna van standpunt en u houdt hier een prachtig verhaal, dan achten wij dat in ieder geval niet geloofwaardig. De VOORZITTER: Ik snap de behoefte om af en toe te interrumperen, maar het gaat nu echt in de sferen van een eerste- en tweede-termijnbetoog en minder in vragen. Dus probeert u toch bij het stellen van vragen te blijven. De heer SWAGERMAN (SP): Mijn vraag in de richting van mevrouw Wulfse is: het verwijt dat zij het CDA doet, geldt toch minstens zo hard voor de VVD in de tijd dat zij het zo ook hadden kunnen
14
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
regelen dat dit probleem nooit had hoeven te ontstaan? Dus misschien weet u die datum ook nog wel uit uw hoofd te noemen hier. De VOORZITTER: Oké, de reactie daarop kan straks allemaal mooi in tweede instantie. De heer ZWERTBROEK (D66): Allereerst ben ik enorm blij dat het provinciehuis zo vol is vandaag. En ik wil ook de collega’s van de SP bedanken voor het initiatief dat wij hier vandaag allen bijeen zijn en ik denk dat het ook een goed signaal is dat wij hier allen wílden staan. Want waar we het over hebben, is niet niks. Op 30 december heeft de aandeelhouder van Aldel onder leiding van de heer Klesch het faillissement aangevraagd van Aldel Delfzijl. Dat heeft mijn fractie zeer teleurgesteld, omdat de afgelopen maanden dit College getracht heeft een oplossing te vinden voor dit noodlijdende bedrijf en daarmee ook de zekerheid te garanderen voor de economie in dit gebied. En in eerste instantie wil ik dan ook de families die betrokken zijn bij dit bedrijf, de werknemers en de bedrijven die gelinkt zijn aan Aldel sterkte wensen in deze onzekere tijd – want zover is het nu. Maar we zitten nu wel in een soort tweestrijd. We kunnen twee kanten op, want de gevolgen kunnen heel groot zijn als Aldel daadwerkelijk omvalt en verdwijnt: dat willen wij met zijn allen niet – dat blijkt ook duidelijk uit alle vragen die gesteld worden en de mening die geuit worden door mijn voorgangers die hier spraken. Dus vandaar ook dat D66 samen met de PvdA en andere fracties een motie heeft ingediend, die het College oproept om alle mogelijkheden te bekijken teneinde alsnog een doorstart te krijgen van Aldel. En ik weet dat de gedeputeerde de afgelopen maanden voortvarend te werk is gegaan in het oplossen van dit probleem. Dit is helaas niet gelukt, dus ik ga er ook vanuit dat de gedeputeerde haar uiterste best doet om hiermee snel te komen, zodat wij ook verder kunnen. De heer SWAGERMAN (SP): Volgens mij heet zoiets een cirkelredenering. U complimenteert de gedeputeerde dat ze heel erg haar best heeft gedaan – wat wij ook deden – maar dat het haar helaas niet is gelukt. En u dient nu een motie in om ervoor te zorgen dat zij nog een keer vreselijk haar best zal doen en te bekijken of het dan wél lukt. Wat is er dan veranderd dat u denkt dat het nu wél zal lukken? De heer ZWERTBROEK (D66): Ik ga ervan uit dat de gedeputeerde haar best doet. Maar we hebben nu een nieuwe situatie. Eerst probeerde de gedeputeerde met budgetten vanuit de provincie en vanuit het Rijk samen met de aandeelhouder, de heer Klesch, een oplossing te vinden voor Aldel. Nu heeft de aandeelhouder op 30 december het faillissement ingediend. Dus is er een nieuwe situatie: een bedrijf waarover de curator moet beslissen. En ik hoop en ik ga ervan uit dat de gedeputeerde in deze nieuwe situatie ook nog steeds ernaar wil kijken of dit bedrijf op welke manier dan ook doorgang kan vinden, omdat het van enorm belang is voor deze regio. De oorzaak is vaak genoemd: het ongelijke speelveld op de energiemarkt in Europa. En het is triest dat het zo is. Mijn partij is absoluut vóór Europa, alleen we zien nu een van de voorbeelden waarin Europa nog verre van perfect is. En daarmee wil ik ook nu, net als andere collega’s, wederom een oproep richting het College en ook richting Den Haag en Brussel om alsnog weer en sneller aan de slag te gaan met het gelijke speelveld van die energiemarkt. Want hieruit blijkt dat dit nodig is, de gevolgen kunnen groot zijn voor de regio zoals we die nu zien voor Groningen. Ik zei het al: er zijn nu twee mogelijkheden. We zitten nu eigenlijk op een kruising van wegen: het kan verdergaan in welke vorm dan ook – dat weten we niet, dat is het eigenlijk het weer voorspellen voor over een paar weken. Ik hoop dat wij meer duidelijkheid kunnen krijgen op korte termijn van het College en ik denk dat de vragen die gesteld zijn door de collega’s – en die ik niet zal herhalen – daar ook aan hebben kunnen bijdragen. Maar daarnaast is mijn partij ook medeondertekenaar van een motie voor een sociaal plan. Want mocht het misgaan met dit bedrijf – wat ik niet hoop – dan is het zo dat de mensen met een heel groot probleem zitten. Er is geen sociaal plan op dit moment. En ik vind wel dat wij als provincie die verantwoordelijkheid moeten nemen om te kijken hoe hiermee verder te kunnen, zodat we die mensen – daar waar wij kunnen – steunen. Ik ga niet alle vragen herhalen, dus mijn woordvoering is daardoor korter. De heer Swagerman had al een aantal vragen gesteld over de budgetten die wij hadden gegeven en de verschillende tranches waarin dat is gebeurd in dit proces. Die vragen zou ik ook willen stellen, dus bij dezen. Daarnaast zijn er ook vele vragen gesteld over de verschillende mogelijkheden die er zijn, zoals vermeld in de motie die wij mede hebben ondertekend. Voor zover mijn woordvoering in eerste instantie. Ik wacht vooral met grote interesse af wat de antwoorden zijn van de gedeputeerde. Want er zijn heel veel vragen, er is heel veel onduidelijkheid en volgens mij moeten we in eerste instantie beginnen met duidelijkheid scheppen in dit verhaal en dan
15
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
zorgen voor een oplossing voor Aldel, voor de regio en voor de economische situatie in onze Groninger regio. De heer VAN KESTEREN (PVV): ‘Energiek en scherp aan de wind, op naar een ondernemend en duurzaam sociaal Groningen.’ Zo luidt de titel van het Collegeprogramma. De uitdrukking ‘scherp aan de wind varen’ betekent dat je het maximale eruit wil halen met het risico dat het fout kan gaan. Nou, dat is wat er op dit moment zich afspeelt in deze provincie: maximaal inzetten op duurzame energie met het risico dat het ook wel eens mis kan gaan. Wie wind zaait, zal storm oogsten. De totstandkoming van het Energieakkoord, onlangs door de gedeputeerde Moorlag nog bewierookt als een succes en economisch perspectief voor onze regio, juichend over een succes en een economisch perspectief voor onze regio, juichend over een lastenverzwaring van miljarden per jaar, waarvan de helft moet worden opgehoest door het bedrijfsleven. Keer op keer wordt ervoor gewaarschuwd dat met dit akkoord energie onbetaalbaar zou worden, dat energie-intensieve bedrijven als gevolg van de hoge energieprijzen de grens over gejaagd worden of het faillissement in gejaagd worden met massawerkloosheid tot gevolg. Het was en is allemaal aan dovemansoren gericht: goede raad werd letterlijk in de wind geslagen. Het is schandalig dat Aldel failliet moet gaan. Aldel is het eerste slachtoffer van het duurzaamheidsbeleid van dit kabinet, maar zeker ook van dit College van GS door maximaal in te blijven zetten op zogenaamd duurzame energie. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik zou graag van de PVV-fractie willen weten of zij de mening van de Partij voor de Dieren deelt dat de prijzen in Duitsland juist zo laag zijn omdat zij daar zo fors hebben ingezet op die energietransitie. Ik zou ook wel het volgende willen weten: juist de PVV heeft in Nederland de energietransitie altijd bestreden en erg gefrustreerd, hebt u daar nu geen spijt van? De heer VAN KESTEREN (PVV): Nee, integendeel, wij zijn een partij met een vooruitziende blik. In 2015 zullen de subsidies ook in Duitsland worden geschrapt en dat breekt ook in dat land de pleuris uit. Honderden mensen verliezen hun baan, omdat de politiek liever miljarden uitgeeft aan het subsidiëren van windturbines dan zorgen voor banen voor Tammo en Gretha. De heer RIJPLOEG (PvdA): Als belangenbehartiger van Saoedi-Arabië doet de heer Van Kesteren het uitstekend. Maar wat betreft de verduurzaming slaat u volgens mij de plan toch geheel mis. Is het u bekend dat zon en wind die helemaal niets kosten en dat juist daardoor op sommige tijden de stroom voor grote bedrijven in Duitsland bijna gratis is – zonder trouwens enige cent subsidie op die stroom? De heer VAN KESTEREN (PVV): Voor niets gaat de zon op: energie zal altijd geld kosten en zeker energie van wind. Die kost kapitalen, die kost miljarden en daarvoor zitten de bedrijven nu in de problemen en zullen zij in heel Europa in de problemen komen. De heer RIJPLOEG (PvdA): Heb ik het goed begrepen dat u zegt dat wind en zon geld kosten? Betaalt u daar ook voor? Ik betaal daar eigenlijk nooit voor, maar u waarschijnlijk wel. De heer VAN KESTEREN (PVV): De wal zal het schip doen keren. Nogmaals: de PVV heeft een vooruitziende blik. Dit gaat faliekant mis. De heer POST (GroenLinks): Wellicht tegen beter weten in, maar ook toch een vraag van mijn kant. De heer Van Kesteren legt een nadrukkelijke link tussen het energiebeleid van het kabinet, het energiebeleid van dit College en het faillissement van Aldel. Kan hij daar één concreet voorbeeld van geven waardoor het faillissement van Aldel is bespoedigd en dat bedrijf daardoor zijn rekeningen niet meer kon betalen? De heer VAN KESTEREN (PVV): Het is heel simpel: de energieprijzen rijzen de pan uit door allerlei maatregelen en allerlei belastingen, heffingen enzovoort die de energieprijzen verhogen. Het is heel duidelijk dat het bedrijfsleven daar niet mee gediend is en daardoor zijn concurrentiepositie verliest. De heer POST (GroenLinks): Welke maatregel heeft directe aanleiding voor het faillissement van Aldel?
16
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
De heer VAN KESTEREN (PVV): Het feit dat in de Tweede Kamer, waar ook uw partij in zit, iedere keer akkoord is gegaan met prijsverhogingen om de zogenaamd duurzame energie te promoten en ook in een uitstekende positie te krijgen, heeft tot gevolg gehad dat dat opgebracht moet worden door de burgers. Want in de toekomst zullen zij een torenhoge energierekening krijgen, de bedrijven zullen eraan onderdoor gaan, zij verliezen hun concurrentiepositie. U hebt dat heilige geloof in die duurzaamheid. Ik moet u toch het compliment geven dat u als enige partij in Provinciale Staten heel duidelijk stelt dat u met betrekking tot Aldel deze industrie wilt overlaten aan landen die natuurlijke energiebronnen. Daar prijs ik u in, omdat u daarmee ook aangeeft dat Aldel hier een gelopen koers is, dat moeten die landen doen die daarvoor de energiebronnen hebben die niets kosten zoals waterkracht enzovoort. U bent daar eerlijk in en daarbij moet ik u toch complimenteren in tegenstelling tot heel veel partijen in de Kamer die akkoord gaan met energieprijsverhogingen en hier krokodillentranen huilen. Dan ga ik weer verder met mijn betoog, ik moet eerst even kijken waar ik gebleven was. Want als dat doorgaat, sta ik hier 20 minuten of zelfs een uur. De VOORZITTER: Ja, maar het helpt wel als u dan ook antwoord geeft op de vragen. Anders wordt het wel een heel breedvoerig betoog. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ja, maar mijn collega’s hebben recht op een antwoord. Er worden subsidieverplichtingen aangegaan voor wind op land en op zee, waarvoor de burgers en onze industrie de rekening kunnen betalen. Als energie te duur is, dan ga je op zoek naar manieren om de energievoorzieningen goedkoper in plaats van duurder te maken. Weet het College ook niet dat we met het Energieakkoord en de daarmee samenhangende energietransitie het noorden niet echt bezig zijn met het stimuleren van de industrie? Of zijn de Europese doelstellingen die gehaald moeten worden, soms heiliger? De heer SWAGERMAN (SP): Mijn vraag is of de heer Van Kesteren bezig is om het publiek weg te jagen gezien de breedsprakerigheid waarbij het gaat over een heleboel zaken, maar niet over hoe we verder moeten met Aldel. De heer VAN KESTEREN (PVV): Als u mijn betoog afwacht, dan zult u horen dat wij een bepaalde visie hebben op hoe dit probleem voor de industrie blijft voortbestaan – want Aldel zal niet het enige geval zijn, er zullen nog vele volgen – als we niet veranderen in beleid en dat probeer ik duidelijk te maken. En dat dit heel lang duurt, heeft ook te maken met die interrupties van u. Als het Energieakkoord en daarmee verbonden energietransitie welvaartsverlies brengen – dat hebben we inmiddels bij Aldel kunnen zien – waarom gaan we er dan toch meer door? Het antwoord is simpel: ruim 40 partijen hebben 15 miljard aan subsidie verdeeld en zo’n koek laat je je natuurlijk niet zomaar afnemen – massawerkloosheid of niet. Het draagvlak voor het Energieakkoord onder de lobbyclubs is groot, want iedereen pikt er een graantje van mee. Dat is geld van de burgers die hun baan verliezen en bedrijven die failliet gaan als gevolg van de zoveelste lastenverhoging. Waar ligt de grens als het gaat om lastenverzwaringen voor burgers en het bedrijfsleven? Vindt het College ook niet dat Aldel een duidelijk teken is dat die grens is bereikt? Is het College het met de PVV eens dat de industrie ook cruciaal is voor het innoverend vermogen van Nederland, voor onze welvaart en voor onze werkgelegenheid in plaats van het volstrékt achterhaald fenomeen energietransitie? Het is de hoogste tijd om eens een duidelijke grens te trekken en zelfs een andere weg in te slaan, die meer past bij nuchtere Grönnegers. De economie van Groningen, de bedrijven, de werkgelegenheid en de koopkracht van de Groningers: daar moeten we het van hebben. Aldel gaat failliet vanwege de hoge elektriciteitsprijzen en wat doet dit kabinet met steun van dit College van GS en zijn gedogers? Die maakt de elektriciteit nog veel duurder. De heer SWAGERMAN (SP): Niet om het debat te verlengen, maar een vraag aan de heer Van Kesteren. Als de mensen van Aldel, indien dit bedrijf geen doorstart maakt, grotendeels aan de slag zouden kunnen in de Eemshaven bij het bouwen van windmolens – waarbij we op dit moment een redelijk sterke positie hebben – zou u daarvóór zijn of zou u daartegen zijn? De heer VAN KESTEREN (PVV): Wij zijn vóór werkgelegenheid, wij zijn echter niet vóór Sovjet-banen – dat heb ik al vaker gezegd. Bovendien schetst u een situatie dat als er windturbines geplaatst worden in deze provincie, dat een massale werkgelegenheid tot stand zou brengen. Wij hebben daar onze ernstige twijfels over.
17
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
De heer SWAGERMAN (SP): Nog één vraag dan. Waar wilt u die mensen dan wél aan het werk helpen? De heer VAN KESTEREN (PVV): Wij willen koesteren wat we hier hebben, omdat hier een prachtige industrie om zeep wordt geholpen, omdat hier een heilig geloof is in energietransitie. Dat is een heilloze weg, die de energieprijzen voor wat we hebben en voor wat we weigeren te koesteren, alleen maar verder in de puree helpen. Het is de hoogste tijd om een grens te trekken. Subsidies die opgebracht moeten worden door de burgers en de bedrijven – ten behoeve van de energietransitie – gaan gepaard met ook nog eens grote omgevingsschade, schade voor de volksgezondheid, aanzienlijke werkloosheid en economische achteruitgang. Onze energiemarkt is dan ook totaal verziekt door het zogenaamde duurzaamheidsbeleid, waardoor we met handen en voeten gebonden zijn aan de regels van de EU. Burgers en bedrijven betalen zich ondertussen blauw. Nederland heeft voldoende energiecentrales en zelfs overcapaciteit. Alleen al in de Eemshaven – vlakbij Delfzijl – staan er voldoende centrales om aan de vraag te voldoen. Minister Kamp geeft onlangs deze fantastische uitgangspositie toch miljarden uit om peperdure windturbines te bouwen, die meer dan de helft van de tijd ook nog eens geen stroom leveren: waanzin. Mevrouw GEERDINK (VVD): Ik zit te dubben. U wilt geen Sovjet-bedrijven, zegt u. Maar u wilt wel 20 miljoen overheidsgeld steken in het bedrijf Aldel volgens deze motie. Hoe rijmt u dat met elkaar? De heer VAN KESTEREN (PVV): Wij zijn solidair met de werknemers van Aldel, wij hebben geloof in een doorstart van Aldel. Aan de andere kant vinden wij ook dat je niet op twee gedachten moet blijven hinken. Want als je Aldel en alle andere bedrijven werkelijk een kans wilt geven, dan zul je de politiek en het duurzaamheidsbeleid moeten bijstellen. Dat is mijn pleidooi dat ik hier neerleg en ik zou hopen en verwachten dat de VVD ook daarin mee zou gaan. Mevrouw GEERDINK (VVD): Nu begrijp ik er helemaal niets meer van. Nu vraagt u mij of ik duurzaam wil zijn, terwijl u mij net dat verwijt maakt. Dus ik snap echt helemaal niks van dit verhaal en het klopt ook niet. Als ik de uitleg van de SP hoor, namelijk dat de aandeelhouder aan de kant moet en de uitleg van het CDA erbij pak, namelijk dat wij aandelen al dan niet tijdelijk moeten overnemen en 20 miljoen uit ons eigen provinciaal vermogen ter beschikking moeten stellen, dan kan ik geen andere uitleg of duiding daaraan geven dan dat u toch vóór een staatsbedrijf bent en dus vóór datgene wat u een Sovjet-bedrijf noemt – hoe u dat ook heeft genoemd. En ik vraag u nu daaraan de juiste invulling te geven. De heer VAN KESTEREN (PVV): Nou, dat is heel eenvoudig: ik ga in op het programma van het College, waar ook de VVD zitting in heeft en ook daaraan meegeschreven heeft. Daarin vertelt die partij dat ze een ondernemend, duurzaam en sociaal Groningen willen. Nou, die combinatie van sociaal en ondernemer komt heel mooi in die motie van het CDA, de SP en mijn partij uit. Want dat is namelijk een oplossing die rechtdoet aan Aldel. En u kunt er wel om gaan lachen, maar het is wel een heel serieuze motie die rechtdoet aan Aldel en zijn werknemers. We dansen naar de Brusselse pijpen om papieren klimaatdoelstellingen te realiseren. Dat bedrijven omvallen, is kennelijk geen énkel probleem. We staan met krokodillentranen op een podium in Delfzijl op minister Kamp te schelden: volledig onterecht. Maar we hebben blijkbaar niet door dat we aan deze situatie flink hebben meegewerkt. De prijs van duurzaamheid is massawerkloosheid en helaas is dat kwartje bij de meeste partijen in de provincie nog niet gevallen. Alle partijen roepen het hardst om alles in het werk te stellen om Aldel te redden. Maar ondertussen pleiten diezelfde partijen in de Tweede Kamer voor het Energieakkoord en in de Staten voor een energietransitie, het volplempen van deze mooie provincie met windturbines en dus voor een hogere energieprijs, voor hogere energiebelastingen en allerlei andere hogere heffingen die Aldel beslist niet helpen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik doe nog een nieuwe poging. De PVV geeft hier steeds behoorlijk af op het begrip duurzaamheid. Nou is dat een begrip dat in de jaren negentig is ontstaan. Hoe verklaart u dat eigenlijk sinds de oprichting van Aldel jaarlijks zo’n 150 miljoen aan overheidssteun naar het bedrijf toe moest? Was dat ook onder het mom van duurzaamheid of vindt u dat dat een andere oorzaak heeft gehad?
18
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik heb al vaker aangegeven dat als je het begrip duurzaamheid in een programma zet of het daarover hebt, dat bij voorbaat al goed is. Wij plaatsen ernstige kanttekeningen bij de wijze waarop hier duurzaamheid wordt beleden: alles wordt daaraan ondergeschikt gemaakt, zelfs de goede bedrijven. De bedrijvigheid die wij hier in deze provincie hebben, wordt daaraan ondergeschikt gemaakt. En daar willen wij niet aan meewerken. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): U werkt wél mee aan het financieren van bedrijven omdat ze het hoofd niet boven water kunnen houden – en dat structureel enkele jaren lang? De heer VAN KESTEREN (PVV): Wij zijn tegen structurele subsidie, maar zijn vóór subsidie als het erom gaat een bedrijf even een moeilijke periode door te helpen. Aan de andere kant zeggen wij ook dat je niet moet blijven hinken op twee gedachten, dat je daar een duurzaamheidsbeleid aan hangt dat tot gevolg heeft dat die energieprijzen de concurrentiepositie van die bedrijven alleen maar verzwakken. Daar moet je dus niet aan meewerken, dus het moet gewoon het een of het ander zijn, je moet stappen zetten om bij het duurzaamheidsbeleid, zoals dat hier wordt uitgevoerd, kanttekeningen bij te plaatsen en te herzien. Maar dat blijkt niet mogelijk, ondanks mijn herhaaldelijke pleidooi daarvoor. Het beleid van duurzaamheid leidt dus alleen maar tot lastenverhogingen voor burgers en bedrijven. De kale energieprijs gaat omhoog, alles gaat omhoog. Het is obsessief om vast te blijven houden aan het beleid van duurzaamheid en energietransitie. Dit College zal de boeken ingaan als een College dat niet energie heeft gestoken in werk, maar in meer economische achteruitgang. En er wordt vaak gezegd dat als hier oppositie bedreven wordt dat dat ‘veel lawaai en weinig wind’ zou zijn. Nou, ik kan u verzekeren: ik ben in Delfzijl geweest. Daar was terecht veel lawaai van de werknemers van Aldel en voor weinig wind doe ik ook een pleidooi voor. Ik heb het zo even kort samengevat. We hebben ook nog een motie gemaakt en ik hoop daarbij op warme ondersteuning van Provinciale Staten. De VOORZITTER: Dank u. Dat is dan motie 6 met de titel ‘Aldel’ namens de PVV-fractie: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 8 januari 2014, Constaterende dat: de ingezette energietransitie in de provincie Groningen zal gaan zorgen voor een fors hogere energierekening voor Nederlandse huishoudens en bedrijven; door de hogere energieprijzen de bedrijven en de burgers in grote problemen komen en zelfs faillissement tot gevolg heeft; Zijn van mening dat: in economisch kwetsbare tijden, waarin de burgers en bedrijven op velerlei gebied al zwaar genoeg belast worden, elke lastenverhoging voor de burgers en bedrijven zeer onwenselijk is; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. alles in het werk te stellen om in Den Haag ervoor te pleiten om de maatregelen die de energieprijzen voor de burgers en bedrijven verhogen, te herzien, omdat in deze economisch kwetsbare tijden de burgers en bedrijven op velerlei gebied al zwaar genoeg belast worden en elke lastenverhoging voor de burgers en bedrijven zeer onwenselijk is; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer POST (GroenLinks): De motie luidt in feite dat we moeten stoppen met alternatieve energiebronnen, maar kan de heer Van Kesteren dan ook aangeven dat het signaal naar de regio ook zo moet zijn dat we voorlopig de gaswinningen onverminderd voort gaan zetten? Is dat uw boodschap? De heer VAN KESTEREN (PVV): Nou, ik wil even refereren aan de uitspraak van de heer Folkertsma – ook van uw partij. De heer POST (GroenLinks): Ik wil graag een heel concreet antwoord op mijn vraag. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ja, die krijgt u ook. U doet dat wel vaker: u wilt van mij een antwoord dat in uw kraam te pas komt. Ik geef u een antwoord dat bij de PVV past, waar wij achter staan en ik ga geen antwoord waar u dan mee kan leven. U kunt met mijn antwoorden nooit leven. De heer Folkertsma zei in een interview – ik las dat in de krant ergens: ‘Wij moeten de dictaten van Brussel en het duurzame energiebeleid een beetje naar de achtergrond schuiven om
19
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
Aldel te helpen.’ Dat vind ik nou een gezonde stellingname van iemand van GroenLinks. Want mij bekruipt toch het gevoel dat GroenLinks altijd vast blijft houden aan duurzaamheid, duurzaamheid, duurzaamheid en de hele provincie groen, groen, groen met waarschijnlijk het idee dat aan die bomen die daar dan groeien, euro’s meegroeien. De VOORZITTER: Heel even een onderbreking, want dit schiet niet op. Dit zijn allemaal hele debatten voor de tweede termijn. De heer Post had een concrete vraag, u mag daar gewoon even een concreet antwoord op geven. En natuurlijk mag dat een antwoord zijn dat u wilt, maar niet hele brede betogen eromheen. Ik stel voor dat we op die manier doorgaan. De heer VAN KESTEREN (PVV): Het is een antwoord dat ik omkleed met iets wat in de krant heb gelezen over meneer Folkertsma, een burgercommissielid van de GroenLinks-fractie van de provincie. Dat vond ik een heel gezonde opstelling. De heer POST (GroenLinks): Ik constateer in elk geval dat ik een concrete vraag stel en dat is daar het antwoord niet op krijg. Daar hoeft de heer Van Kesteren ook niet op te antwoorden, dat is gewoon een feit. De heer VAN KESTEREN (PVV): U zegt altijd dat u geen antwoord krijgt. Dat is flauwekul: u krijgt wel degelijk antwoord, alleen dat antwoord bevalt u gewoon niet. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Vorige week maandag heeft de directie van Aldel het faillissement aangevraagd en kort daarop is het faillissement ook door de rechter uitgesproken. Dat is heel hard aangekomen: we kunnen niet anders constateren dan dat dat een enorme klap is voor de werkgelegenheid in de regio Eemsdelta. Onze gedachten zijn dan ook in de eerste plaats bij de honderden werknemers en hun gezinnen, die voor hun inkomen afhankelijk zijn van het bedrijf. Bij de werknemers van Aldel zelf als ook bij de leveranciers van de producten en diensten aan Aldel. We moeten met teleurstelling constateren dat de oplossingsrichting die we in september als Staten hebben gezocht om tijd te kopen, geen soelaas heeft mogen bieden. Teleurgesteld zijn we daarmee ook over het optreden van de aandeelhouder, die zich niet aan de afspraken zou hebben gehouden. We willen onze waardering uitspreken voor de inzet van alle partijen in de afgelopen maanden. Ondanks die inzet van velen in de afgelopen maanden heeft Aldel het niet gehaald. Wat de directe oorzaak is, valt niet eenduidig aan te wijzen. Wel kunnen we stellen dat de gemeenschappelijke markt nog niet volkomen is en dat ook de wereldmarkt behoorlijk tegenzit. Een aantal vragen hebben wij nog voor het College naar aanleiding van de brief die wij hebben ontvangen. U hebt in de afgelopen maanden veel werk verricht. Wij zouden heel graag willen weten wat er de komende tijd in uw vermogen ligt om te doen. Ziet u mogelijkheden voor een doorstart van Aldel? Is er zicht op de consequenties van de provincie van de afwikkeling van het faillissement en kunt u ons daarover ook informeren? Kunt u ook schetsen waarom het pandrecht niet eerder is gevestigd en welke mogelijkheden ziet u bijvoorbeeld voor een compensatie van het eventuele verlies op de door ons verstrekt lening? De ChristenUnie staat voor een geloofwaardige politiek. Wij hebben in september en oktober steun verleend aan alle inspanningen die verricht waren voor het voortbestaan van Aldel met een toekomstperspectief. Wij moeten nu constateren dat het bedrijf het niet heeft gehaald. En of een doorstart mogelijk is, dat zal op korte termijn moeten blijven. Wij vinden het belangrijk om ook in deze fase geen verwachtingen te wekken die we als politiek niet waar kunnen maken. Het is nu van belang of een eventuele doorstart mogelijk is of niet, te komen tot vervangende werkgelegenheid voor de mensen die nu zonder werk komen te zitten. Daar ligt nu een enorme opgave, ook als we ons realiseren dat er over een jaar grote veranderingen in de WSW op stapel staan. Door middel van motie 3 roepen we het College op, te doen wat binnen de mogelijkheden ligt en geven we een aantal handreikingen om te komen tot het begeleiden van mensen naar ander werk. Daarnaast vinden wij dat het tijd is in Nederland om een structureler debat te voeren over de toekomst van de industrie – ook door andere partijen is dit aangehaald. Voor de langere termijn zal er nagedacht moeten worden over oplossingen en om daartoe te komen dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Dank. Dat is motie 7 van de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie, getiteld ‘Noordelijke industrie en werkgelegenheid’: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 8 januari 2014, Constaterende dat:
20
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
het Rijk regiospecifiek beleid hanteert om werkgelegenheid te creëren in verschillende regio’s in Nederland; de regio Eemsdelta een van de regio’s in Nederland waar zware industrie is gevestigd; Overwegende dat: de industrie in het huidige economische klimaat onder zware druk staat en dat dit grote gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in Noord-Nederland; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om: 1. in noordelijk verband een visie te formuleren op de toekomst van de industrie in Noord-Nederland en Provinciale Staten toe te sturen vóór 1 mei 2014; 2. bij het Rijk te pleiten voor regiospecifiek beleid voor Noord-Nederland om de werkgelegenheid te behouden en te creëren met bijzondere aandacht voor de werkgelegenheid in de industrie en Provinciale Staten te informeren over de voortgang hiervan; En gaan over tot de orde van de dag!’ De VOORZITTER: Ik zie dat de heer Swagerman een vraag heeft voor mevrouw Van der Graaf. Ik ga nu echt proberen toe te zien dat dit een interruptie met vraag en antwoord wordt, anders kap ik u af. De heer SWAGERMAN (SP): Ik wil graag weten van de ChristenUnie of zij op de hoogte is van de landelijke statistieken van het succes van het begeleiden van werk naar werk. Kan zij die ook plaatsen in de uitspraken die zij daarvóór deed, namelijk dat het straks een combinatie wordt van het eventueel mensen van de Aldel begeleiden van werk naar werk en enige duizenden WSW’ers die in datzelfde traject moeten gaan vallen? En hoe groot acht u de kans dat een redelijk deel van die mensen ook daadwerkelijk aan het werk komt? Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): U stelt daarmee natuurlijk een heel terechte vraag. Ik heb grote zorgen daarover en dat is ook de reden waarom we dit punt agenderen. Dat is ook de reden waarom we een motie hebben ingediend, waarin we allerlei mogelijkheden hebben opgesomd die daarbij zouden kunnen helpen. Ja, u wilt misschien nu van mij horen dat iedereen een andere baan krijgt: dat kan ik niet toezeggen en dat vind ik diep triest – net als u, denk ik. De heer POST (GroenLinks): De provincie is in rep en roer omdat de ene na de andere rampspoed zich voltrekt in de regio Noordoost-Groningen. Na alle ellende als gevolg van aardbevingen door gaswinningen kondigt zich nu het faillissement aan van Aldel, een belangrijk werkgever in een regio van krimp en beperkte werkgelegenheid. De regio schreeuwt om hulp en doet daarbij een beroep op de provincie. Volkomen begrijpelijk, volkomen terecht. Ook GroenLinks voelt zich betrokken bij de regio en haar inwoners en heeft grote zorgen over de ontwikkelingen in Delfzijl en omstreken. Het belang dat duurzame werkgelegenheid ook op langere termijn blijft bestaan, staat voor ons daarbij voorop. Het is daarom goed dat de SP een verzoek heeft gedaan om in een spoeddebat met elkaar te bespreken welke stappen wij kunnen en willen nemen. Het faillissement van Aldel komt niet van het ene op het andere moment. We spreken hier niet van een bloeiend bedrijf dat plotseling door overmacht in zwaar weer is terechtgekomen. Al jarenlang kent het bedrijf een onzekere toekomst en het is daarbij sterk afhankelijk van de situatie op de wereldmarkt met betrekking tot de energie- en aluminiumprijzen. Eveneens jarenlang wordt het bedrijf gewezen op die afhankelijkheid en geadviseerd, haar productieprocessen aan te passen, energie te besparen en over te gaan op andere energiebronnen. Dergelijke adviezen worden al sinds 1990 gepubliceerd – misschien al wel eerder. Begin deze eeuw werd een studie naar een businesscase voor een duurzame eigen energievoorziening, mede betaald met provinciaal subsidiegeld, als onrendabel van tafel geveegd. Steeds weer daarbij de hoop gevestigd op fossiele bronnen zoals het aardgasveld in de nabije regio. Ook de komst van kolencentrales naar de Eemshaven werd door het bedrijf als strohalm gegrepen. Het verwijt dat er geen sprake is van een gelijk speelveld met de concurrentie in Duitsland, is slechts een deel van de waarheid. De aluminiummarkt is een wereldmarkt en daarbij produceert onze grootste concurrentie niet in Duitsland, maar juist in de Verenigde Staten, het Midden-Oosten en Noorwegen. Juist op die plaatsen waar natuurlijke bronnen als waterkracht, schaliegas of affakkelgas volop en goedkoop aanwezig zijn. GroenLinks gelooft niet dat een elektrische kabel op korte termijn naar Duitsland gerealiseerd kan worden – laat staan dat dit op lange termijn een oplossing voor het probleem is. Het realisme van een doorstart wordt door ons dan ook betwijfeld. Tijdens het debat in de Statencommissie heeft mijn fractie openlijk de positie en inzet van de grootaandeelhouder ter sprake gebracht. Op onze vragen antwoordde de gedeputeerde dat – ik citeer nu ‘er een toezegging tot bereidheid tot investeren is en dat deze hard is gemaakt’. Dat blijkt dus
21
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
achteraf boterzacht te zijn geweest. Wanneer GS in zijn brief schrijft dat er een gevoel van onrechtvaardigheid overheerst, is de GroenLinks-fractie dan ook benieuwd of dat gevoel zich richt op de directie, de aandeelhouder van Aldel of wellicht op de rijksoverheid. Graag een uitspraak hierover, ook in het licht van de reputatie van die aandeelhouder bij eerdere faillissementen zoals die van het Zeeuwse zusterbedrijf Zalco. Overigens hebben wij nog wel een kanttekening bij die brief, waarin u schrijft over een unaniem genomen voorstel door de commissie. Het betrof hier het kenbaar maken van wensen en bedenkingen bij het voornemen van GS. Die hebben wij volop gegeven. Als dat vervolgens vertaald wordt in een brief van GS met als formulering ‘u hebt ingestemd met’, dan heb ik daar grote moeite mee en ik wil dat punt ook graag tijdens de presidiumvergadering aan de orde stellen. In de brief wordt de kans dat we het bedrag van de verstrekte lening van 4 miljoen kwijt zijn, redelijk groot genoemd. Graag nog een nadere toelichting hierop. Ook zijn wij benieuwd welke oplossingen u mogelijkerwijs met het ministerie van EL&I hoopt te vinden: is dat een reële optie? Mocht dit bedrag al dan niet gedeeltelijk terugvloeien, dan is GroenLinks er voorstander van om dit geld blijvend voor de regio beschikbaar te houden. De GroenLinks-fractie had al in oktober – maar nu helemaal – grote twijfels over een gezond langetermijnperspectief van Aldel. We zijn daarmee geen voorstander van het reserveren van provinciale middelen voor een mogelijke doorstart. Heel anders ligt dat bij het ondersteunen van de werknemers van Aldel in hun zoektocht naar een nieuwe baan, naar nieuw perspectief en naar een versterking van de regionale economie en het faciliteren van de regionale ondernemers naar nieuwe kansen. En die nieuwe kansen zien wij volop en we zijn optimistisch over de transitie naar een groene economie. Daar staan wij niet alleen in: alle bedrijven in de regio denken datzelfde in hun progamma Eemsdelta Green. De heer SWAGERMAN (SP): Denkt GroenLinks niet dat de beste garantie op het hebben en houden van een baan is gelegen voor het personeel in het behoud van Aldel in plaats van het plan om op zoek te gaan naar een alternatief? De heer POST (GroenLinks): Nee, dat denk ik niet. Ik denk dat dat het scheppen van valse hoop is. En dat is volgens mij ook precies de discussie geweest die wij in oktober met elkaar hebben gevoerd, toen we met elkaar tevreden vaststelden dat Aldel gered was. Maar dat bleek een kortetermijnoplossing en daar vrees ik nu weer voor. De heer SWAGERMAN (SP): U vroeg zojuist een exacte beantwoording van de vraag aan de heer Van Kesteren. Maar ik heb geen antwoord op mijn vraag gekregen. Mijn vraag is: denkt u dat de mensen van Aldel, die bij een doorstart hun baan zouden behouden, in dezelfde hoeveelheid aan het werk blijven als de oplossing wordt gezocht in het zoeken naar alternatieven, zoals u die voorstaat? Want het gaat om 700 à 800 banen. Gaat u die invullen voor die mensen? De heer POST (GroenLinks): Dat is onze inzet en daar willen wij ook middelen voor beschikbaar stellen. De heer SWAGERMAN (SP): Nee, dat is niet de vraag. U wilt die inzetten, maar dat willen we allemaal wel. Gaat u dat redden? De heer POST (GroenLinks): De inzet die u pleegt, namelijk door 20 miljoen aan publieke middelen te reserveren voor een doorstart, is ook geen enkele garantie voor langdurige werkgelegenheid in de regio. Wij dachten ook met die 4 miljoen een overbrugging te hebben, maar die was van zeer korte duur. De heer SWAGERMAN (SP): Maar die overbrugging bleek besloten te zijn met een hoogst onbetrouwbare aandeelhouder, die nu weg is. De heer POST (GroenLinks): Inderdaad. En ik heb geleerd dat wanneer je als overheid – bijvoorbeeld als lokale bestuurders bij een publiek-private samenwerking – samen wilt werken met private investeerders – want daar blijft steeds sprake van – dan is de eerste vereiste: een betrouwbare private partner. Het voorstel dat nu voorligt, is in feite het inzetten van publieke middelen, terwijl we nog niet eens weten wie die private partners zouden kunnen zijn.
22
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
De heer SWAGERMAN (SP): En onder dat voorbehoud gaat dat geld wel of niet uitgegeven worden. Mijn laatste vraag richting GroenLinks is of die fractie dan ook willen noemen met welke PPSconstructie zij hebben ingestemd en die achteraf ook nog wel wat geld gekost bleek te hebben. De heer POST (GroenLinks): Die vraag heb ik niet goed verstaan, dus die kan ik ook niet beantwoorden. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Beluister ik GroenLinks goed dat die fractie nu zegt dat zij momenteel geen toekomst ziet voor Aldel? Dat eigenlijk de deuren dicht kunnen? De heer POST (GroenLinks): Onomwonden: ja. En waarom? Ik heb gezegd dat er vanaf 1990 – en misschien al wel eerder – initiatieven waren om die toekomst langduriger veilig te stellen, om de productieprocessen te veranderen en de energievoorziening anders in te richten. Daar waren kansen voor geweest, maar die zijn in de afgelopen jaren nooit gegrepen. Dat is jammer om te constateren en dat is ongelooflijk zwaar voor de medewerkers, maar ik had het geloof al in oktober niet dat dit de goede oplossing zou zijn, ik heb dat geloof nu ook helemaal niet. Het voorstel van de VVD voor de inzet van een revolverend fonds voor innoverend ondernemen – bij voorkeur in deze regio – toe te kennen, heeft onze steun. Zoals gezegd voelt de GroenLinks-fractie zich verbonden met deze regio en haar inwoners. En wij gaan dan ook voor de oproep van de Partij van de Arbeid om alles op alles te zetten – en de dienovereenkomstige titel is mij werkelijk uit het hart gegrepen – binnen de mogelijkheden alles wat daartoe nodig is, in te zetten om deze regio een goede toekomst te geven. En wij zullen daar ook de middelen voor toekennen als het erop aankomt. Laten we die volop inzetten op het creëren van werkgelegenheid waar de regio ook in de toekomst van profiteert. Als wij over 20 jaar met elkaar afvragen waar wij die 20 miljoen aan hebben besteed, laat dan ook de werkgelegenheid zijn die ook jarenlang beklijfd heeft. En laten we niet investeren in valse hoop. Wij zijn bereid daarvoor ruimhartig middelen beschikbaar te stellen vanuit onze provinciale reserves. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik dank alle collega’s die mij zijn voorgegaan voor hun bijdrage en dat maakt het voor mij mogelijk om het misschien toch ook nog van een andere kant te bekijken. Als je met de Amerikaanse investeerder Gary Klesch in zee gaat, kun je net zo goed aan je hond vragen om op je worst te passen. Klesch en zijn financiers speculeren in de geheimzinnige bankruptcybusiness en hebben het westen van Europa als rayon gekozen. Klesch, het uithangbord, profileert zich als een redder van noodlijdende industrieën en commodity’s met geld van anonieme investeerders, van wie sommigen uit Nederland afkomstig zijn. Zijn credo is: KISS, ‘keep it simpel, stupid!’. Als het gat te diep wordt, dan blijf je niet graven. Dan spring je eruit en je laat het dichtgooien aan een ander over. Ik geef drie voorbeelden, maar de lijst is veel en veel langer. Bij de Zeeuwse aluminiumfabriek Zalco kregen vier jaar na de overname door Klesch de gestegen stroomprijs en de gedaalde aluminiumprijs de schuld. Tien dagen vóór de kerst van 2011 vroeg het bedrijf zelf het faillissement aan. 20 juli 2012 nam Klesch voor 1 euro de Franse PVC-producent Cam One over – toen heette dit bedrijf nog Arkema. Dat Arkema gaf Klesch een bruidsschat mee van 100 miljoen euro. Klesch beloofde, net als in Zeeland, miljoenen aan investeringen, maar daar kwam niets van terecht. De ontvangen 100 miljoen werd weggesluisd naar belastingparadijzen Jersey, Malta en de Bermuda’s. Op 27 maart 2013, een paar dagen vóór Pasen, vroeg Klesch zelf het faillissement aan. 1.300 mensen raakten hun baan kwijt: ze gingen en masse de straten van Lyon op om hun woede en frustratie te uiten. In mei 2009 nam Klesch de aluminiumsmelterij Vörde Aluminium Hüter over van Corus. Op 4 mei 2012, kort voor Hemelvaart, vroeg Klesch het faillissement van Vörde aan. Als reden werd daarbij gegeven dat Vörde in liquiditeitsproblemen was geraakt door de lage verkoopprijs van aluminium en de hoge prijs van energie. Vördal is gevestigd in Emersum – net onder Wesel in Nordrhein-Westfalen in Duitsland. Er zit een morbide patroon in de tijdstippen die Gary Klesch kiest om faillissementen aan te vragen: vlak vóór de jaarwisseling was Aldel aan de beurt. Ondanks de beloften die hij in oktober nog deed aan de provincie en het Rijk, toucheerde hij 7 miljoen – of misschien wel 8 miljoen, trok de stekker eruit en trok een fles champagne open om nieuwjaar te vieren. Een rotstreek die gedeputeerde Van Mastrigt onbegrijpelijk vindt, maar ze had dat wél kunnen weten. De Fransen noemen Klesch niet voor niets ‘een pilleur de tombes’, een grafrover. Zalco wist met hulp van de curator, overheden en crediteuren een doorstart te maken en draait sinds de zomer van 2012 weer in afgeslankte vorm door. Het faillissement van Cam One kon op 20 december jongstleden door de rechtbank in Lyon worden opgeheven. Het bedrijf maakt met hulp van een Amerikaanse investeerder een doorstart en de 1.300 banen zijn gered. De crediteuren van
23
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
Vördal besloten in oktober jongstleden unaniem om de productie voort te zetten voor hun rekening en risico en ze zijn samen met de curator op zoek naar kopers. Ze hebben goede hoop dat het faillissement in maart dit jaar kan worden beëindigd. De 300 arbeidsplaatsen van Vörde Aluminium GmbH zijn daarmee vrijwel zeker behouden. En hoe is de situatie bij Aldel? De zichzelf als dé duurzame energieleverancier aanprijzende E.ON Benelux heeft het contract al vóór de faillissementsaanvraag per 1 januari opgezegd. De curator heeft publiekelijk verklaard dat hij een doorstart niet in het verschiet ziet. Het College belooft in zijn brief, de komende tijd zijn uiterste best te doen om ‘betekenisvol’ te zijn voor de medewerkers van Aldel. De kans dat de provincie 7 miljoen kwijt is, wordt ‘wel degelijk groot geacht’. Dat is een politieke formulering voor ‘de kans dat wij daarvan nog iets terugzien, is nihil’. Het lijkt alsof het College de handdoek al in de ring gooit. Wat moeten de werkloze Aldel-mensen met een abstract begrip als ‘betekenisvol’? Wat versta je daaronder? Ik kwalificeer een dergelijke belofte als het wekken van valse hoop. En dat is wel het laatste waar zij behoefte aan hebben. Voor een goed begrip: ik twijfel niet aan de tomeloze inzet en de oprechte bedoelingen van het College. Wat ik van het College vraag, is dat het rechtop blijft staan. Houd de rug recht en de hoop levend. Neem geen genoegen met het bankroet van Aldel. Laat het uitgangspunt zijn dat Aldel behouden moet blijven. Wat in Duitsland, in Frankrijk en in Zeeland kan, moet in Groningen ook kunnen. Als er een momentum in uw periode om uw slogan waar te maken, dan is het nu: ‘Walk your talk’ en ‘Scherp aan de wind’. Ellende maakt creatief. Overtuig de curator, haal de crediteuren binnenboord, zorg met politieke druk en massamediale druk ervoor dat minister Kamp maar al te graag wil wat hij zegt niet te kunnen. Op zijn Gronings en de trommel aan metaforen die de geachte gedeputeerde Moorlag altijd bij de hand heeft memorerend, twijfel ik er niet aan of die argumenten gevonden zullen kunnen worden. Volgens minister Kamp zit Brussel in de weg. Wel, deze provincie heeft Bommend Berend weerstaan en dan zouden we anno 2014 buigen voor de Brusselse lof en het Binnenhof? Ik zou zeggen van niet. Laten we de handen ineenslaan en met elkaar dwars door alle geledingen in dit huis heen – en ik kan dat zeggen, want ik ben ongebonden – zeggen: ‘Tot hier en niet verder’. De voorzitter van het College verwoordde het in zijn nieuwjaarstoespraak in de woorden ‘Wij zijn het zat’. Toen hij dat zei, moest ik denken aan de slag bij Marathon. Ik was daar niet bij, maar wie vandaag de dag Marathon bezoekt, die ziet daar een monument waar 192 Griekse strijders begraven liggen. Zij zeiden ‘tot hier en niet verder’ en hielden 7.000 à 8.000 Perzen tegen. Niets is onmogelijk. Laten wij met elkaar vandaag zeggen: ‘Tot hier en niet verder’. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Partij voor de Dieren wil allereerst benadrukken dat zij meeleeft met de mensen die van Aldel afhankelijk waren voor hun broodwinning. Deze mensen en hun gezinnen hebben al veel te lijden onder de aardgaswinning en door de krimp in deze regio. Om dan ook nog eens je baan te verliezen is wel een heel droevige start van het nieuwe jaar. Kan het College overigens nog aangeven of er in de 800 directe en indirecte arbeidsplaatsen, die steeds genoemd worden en die gaan verdwijnen, ook alle banen van de uitzendkrachten zijn meegenomen? Of ligt het daadwerkelijke aantal personen om wie het hier gaat, nog hoger? Maar ik zal gelijk met de deur in huis vallen: de Partij voor de Dieren ziet geen heil in het verlagen van de stroomprijs. En wij zien ook geen heil in de doorstart van Aldel in zijn huidige vorm, omdat het energieverbruik en de milieudruk van de primaire productie van aluminium erg hoog zijn. Wij willen echter ook niet dat de mensen die door het faillissement van Aldel getroffen zijn, in de kou laten staan, noch met loze beloftes naar huis sturen. Ik zal straks nog een motie indienen, maar ik zal eerst enkele punten nader toelichten. Volgens de Partij voor de Dieren is Aldel niet failliet gegaan door de hoge stroomprijs. Dat is quatsch – of misschien kan ik beter zeggen: Klesch. Wereldwijd gaan aluminiumproducenten failliet. Zij noemen enkel de lage aluminiumprijzen en de wisselkoers van aluminium, zelden worden de energieprijzen genoemd. Bovendien is de situatie voor Aldel bij de energiekosten en –opbrengsten nu veel gunstiger dan een aantal jaren geleden. Volgens ons is wel een heel gemakkelijk excuus van zowel de aandeelhouders en de directie van Aldel, alsmede van de politici om de directe hoge elektriciteitsprijs alleen maar de schuld te geven. Aldel maakt al ruim 10 jaar op rij verlies. Even wat cijfers – ik kreeg net van de heer Veerenhuis-Lens van Vrij Mandaat al een mooi overzicht van de bedrijfsvoering van Klesch. Ik wil graag een vergelijkbaar overzicht geven van Aldel. Bij de oprichting van dit bedrijf kon het gas voor een laag tarief gebruiken om het bedrijf op te kunnen starten. Dat kostte het Rijk zo’n 150 miljoen gulden – en later euro – op jaarbasis. Ondanks die korting leed Aldel in 1982 al miljoenen verlies. In 1985 kreeg Aldel 450 miljoen gulden voor de inkoop van goedkope kernenergie en in 1991 vielen de eerste ontslagen bij het bedrijf. In 1993 kreeg Aldel 25% korting op de energiekosten om de concurrentie met het Oostblok aan te kunnen. Toch was wederom een reorganisatie nodig waarbij 20 banen verloren gingen. Het jaar daarop verloren nog eens 120 mensen
24
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
hun baan. In 2004 en 2005 stak het toenmalige moederbedrijf 41 miljoen euro in Aldel en vielen er wederom tientallen ontslagen. En drie jaar later werden nog eens 175 mensen naar huis gestuurd met als reden: de crisis en de afnemende vraag naar aluminium. In 2012 draaide Aldel inmiddels met bijna 17 miljoen verlies en daarop besloot het Rijk dat Aldel slechts de helft van de energietransportkosten hoefde te betalen. Afgelopen jaar ging wederom 8 miljoen naar het bedrijf – dat bedrag staat ons nog helder voor de geest – en toch heeft dat het faillissement van Aldel niet kunnen tegenhouden. De heer SWAGERMAN (SP): Ja, een respectabele lijst. Maar daar zit natuurlijk wel iets achter. En we gaan nu niet de hele bedrijfspolicy en de manier van werken van Klesch en dat soort asociale, vreselijke figuren hier omschrijven, maar hebt u ook gekeken naar de hoeveelheid geld die door dezelfde firma uit het bedrijf is gehaald? Hoeveel ze hebben gefinancierd met geleend geld? Dat is hun manier van werken. Hier in Groningen staat een bedrijf waarbij een Engelse eigenaar de toko op dezelfde manier heeft gefinancierd; voor hetzelfde geld vallen daar ook een hoop ontslagen. Het is inherent aan deze superkapitalistische manier van werken. Dus u moet wel een volledig beeld schetsen. Want als dat verlies is ontstaan door een manier van bedrijfsvoering van dit soort bedrijven – en ik kan u beloven dat dit in grote lijnen zo zal zijn – dan schetst u nu een volledig verkeerd beeld. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik ben het eens met de heer Swagerman dat dit soort bedrijven er eigenlijk alleen maar op uit is om snel geld uit die bedrijven te trekken en vervolgens weer een ander bedrijf te gaan zoeken om daar geld aan te verdienen. Maar goed, wat ik wilde aantonen is dat dit niet iets alleen van de laatste jaren is, maar Aldel eigenlijk al heel lang hoge kosten maakt en het bedrijf weinig opbrengt. En ook dat het in de loop der jaren vele honderden miljoenen heeft gekost en aan de andere kant het bedrijf het niet heeft kunnen weerhouden dat er honderden banen verloren gingen. Na zoveel reddingspogingen op kosten van de overheid concludeert de Partij voor de Dieren dat Aldel in zijn huidige vorm – hoe triest het ook is voor de betrokkenen – niet levensvatbaar is. Wij vinden het belangrijk dat de overheid zorgdraagt voor duurzame werkgelegenheid, maar niet ten koste van alles. En zoals u van ons gewend bent, kijken wij daarbij niet alleen naar de korte termijn maar ook naar de lange termijn. We zien eigenlijk twee grote bezwaren voor een doorstart van Aldel in zijn oude vorm. Ten eerste het energieverbruik. Bij de oprichting verbruikte Aldel al drie keer zoveel stroom als de hele stad Groningen, inmiddels is dit opgelopen tot 1,5% van het nationale energieverbruik. We moeten ons focussen op energiebesparing en duurzaamheid en niet op energieverslinding, zoals we nu met een doorstart eigenlijk zouden stimuleren. Juist in NoordoostGroningen weten we als geen ander wat de gevolgen van de gaswinning kunnen zijn. Het opdrijven van de energievraag betekent op dit moment ook het opschroeven van de gaswinning en wij vinden dat onwenselijk. Daarnaast is de primaire productie van aluminium en van bauxietwinning tot de daadwerkelijke vorm van aluminium, en zeer milieuonvriendelijk proces. Nog steeds worden regenwouden in Suriname en ook elders in de wereld gekapt voor de winning van bauxiet. En alleen al voor Aldel wordt jaarlijks zo’n 1,5 miljoen ton grond gedolven: gigantische hoeveelheden lood en kalk worden vervolgens gebruikt om aluinaarde uit die grond te halen en honderdduizenden tonnen worden jaarlijks verscheept naar Aldel. Nadat het aluminium gewonnen is hieruit, moet ook worden opgemerkt dat eerst de helft aan ballast overblijft. En tijdens de winning van aluminium uit aluinaarde komen vervolgens ook nog eens heel veel giftige afvalstoffen vrij. Zo stoot het bedrijf in Delfzijl jaarlijks zo’n 1.300 ton zwaveldioxide uit en is de uitstoot van de zeer giftige fluorverbindingen ook nog steeds zo’n 100 ton. Aldel is daarom niet alleen in economische zin maar ook vanuit milieuoogpunt niet toekomstbestendig. We zadelen de huidige, maar ook toekomstige generaties op met een enorme financiële schuld en een groot milieuprobleem. Ik hoorde zojuist de SP-fractie zeggen dat de sanering wel eens ruim 20 miljoen zou kunnen gaan kosten. Ik heb me wel eens laten vertellen dat dat wel eens hoger zou kunnen zijn met bedragen van tussen 700 miljoen en 1 miljard euro. Kan het College hier wat meer duidelijkheid over verstrekken? Wij kunnen niet blijven trekken aan een dood paard. De Partij voor de Dieren ziet daarom geen heil in het verlagen van de stroomprijzen, noch in een doorstart van Aldel in de huidige vorm. Wij willen geen pleisters plakken op een doodbloedend bedrijf. Wij willen een duurzame doorstart van een oude sector die ten dode opgeschreven is. Wij zouden daarom willen pleiten voor het omsmelten van Aldel tot een duurzaam en toekomstbestendig bedrijf. De heer SWAGERMAN (SP): Ik kan het wereldbeeld van de Partij voor de Dieren in grote lijnen altijd wel volgen. Maar wat is nu reëel het antwoord aan de mensen van Aldel, die met de door u gekozen langetermijnoplossing – waar ik in principe het helemaal mee eens ben – totáál niets opschieten? En dan heb ik het niet over de andere mensen die in die industrie werken waarvoor u ook een deel
25
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
misschien hetzelfde terechte bezwaren tegen hebt? Gaat u die allemaal ook op straat zetten omdat u op de lange termijn een goede oplossing wilt hebben etcetera? En wat gaat u dan voor die mensen doen, zodat ze niet duimen draaiend thuis komen te zitten? Want u praat in Nederland wel over enkele honderdduizenden werknemers. Dus hoe denkt u dat op te lossen, door nu gewoon recht voor zijn raap te vertellen dat zij maar thuis moeten gaan zitten omdat ze in een bedrijf werken? Maar zij kunnen hier niets aan doen. Maar die belegger, die eigenaar heeft voor die situatie gezorgd. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Die vraag is heel duidelijk. Ja, de heer Swagerman had nog even kunnen afwachten tot ik mijn motie had ingediend. Wat wij namelijk willen is een duurzame doorstart van Aldel en 25 jaar geleden deden verschillende milieuorganisaties en de gemeente Borkum eigenlijk al hetzelfde: zij deden toen het dringende verzoek aan Aldel om de primaire aluminiumproductie stop te zetten en volledig over te schakelen op de recycling van aluminium omwille van het milieu. En dat is volgens ons nog steeds de goede oplossing en daarom deze motie. En overigens wordt dit ook onderschreven door de Nederlandse Vereniging van de Metallurgische Industrie: deze heeft ook bevestigd dat de recycling van aluminium een toekomstbestendige richting is. De VOORZITTER: Ik ga de motie nu eerst even voorlezen. Zij heeft als nummer 8 met als opschrift ‘Duurzame doorstart Aldel’ en wordt ingediend door de fractie van de Partij voor de Dieren: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 8 januari 2014, Constaterende dat: mondiaal ingezet wordt op het behalen van klimaatdoelstellingen door middel van het reduceren van CO2-uitstoot en het inzetten op duurzame energiebronnen; Aldel als een van de grootste energieverbruikers van Nederland geen bijdrage levert aan deze doelstellingen; Aldel ondanks decennialange steun van de overheid failliet is verklaard; het produceren van aluminium zeer veel energie kost en zeer nadelig is voor het milieu; Overwegende dat: de werkgelegenheid in de regio een zware klap krijgt door het faillissement van Aldel; de provincie een taak heeft in zowel het behalen van klimaatdoelstellingen als in het behoud van leefbaarheid en werkgelegenheid in de regio; secundaire productie van aluminium slechts een fractie verbruikt van de energie die nodig is voor de primaire productie van aluminium; recyclen van aluminium economisch en ecologisch een duurzame toekomst heeft; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om: 1. de mogelijkheden te onderzoeken om Aldel om te smelten tot een bedrijf dat zich alleen richt op het recyclen van aluminium en op die manier het bedrijf een doorstart te geven; 2. de mogelijkheden te onderzoeken om recyclebare toepassingen van aluminium te ontwikkelen; 3. de resultaten van deze onderzoeken te rapporteren aan PS en deze resultaten nadrukkelijk te betrekken bij de gesprekken met de curator, de financiers en het bedrijfsleven; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Mevrouw Hazekamp heeft het over 1.300 ton zwaveldioxide, die door Aldel wordt uitgestoten. Is zij op de hoogte van het feit dat uit zeer recent onderzoek is gebleken dat zwaveldioxide zorgt voor een afkoeling van het klimaat? Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Nee, dat onderzoek ken ik nog niet. Ik houd me graag aanbevolen voor die bevindingen. Maar los daarvan noemde ik slechts twee cijfers en alleen al de 100 ton aan fluorverbindingen lijkt me meer dan voldoende reden tot zorgen. 95% van aluminium is recyclebaar en dat kan nog verhoogd door innovatieve recycletechnieken en investeringen in bijvoorbeeld recyclebare toepassingen van aluminium. En een duurzame doorstart is wat ons betreft dan ook op alle fronten de moeite waard. Het is beter voor ons eigen leefmilieu, voor de leefmilieus elders op deze wereld, het is aantrekkelijk voor de werkgelegenheid, het is financieel aantrekkelijk en speelt bovendien in op de veranderingen op de wereldaluminiummarkt. De VOORZITTER: Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste ronde van de zijde van de Staten. Wellicht is toch nog even een schorsing nodig? Ja? Een kwartier? Goed, eerst de schorsing en daarna gaan we over tot de beantwoording door het College. [Schorsing van 15 minuten.]
26
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
De VOORZITTER: Akkoord, ik heropen dan de vergadering. We gaan weer beginnen en het woord is aan gedeputeerde Van Mastrigt voor het College van GS. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Een aantal dagen geleden heb ik ergens in een interview gezegd dat als er in vergaderzalen geen oplossingen gevonden kunnen worden, je de hulp van de straat nodig hebt en in dat kader zijn er ook heel veel mensen op dit moment in het atrium. En dat waardeer ik enorm omdat democratie uiteindelijk het samenspel tussen vertegenwoordigers en hen die ze vertegenwoordigen. In die zin zie ik ook de enorme betrokkenheid van de werknemers van Aldel en de mensen uit Noordoost-Groningen die zich betrokken voelen bij dit debat, maar ook hun familieleden. Ik heb hier door het raam zelfs kinderen zien zwaaien. Maar nu terug naar de ernst van de aanleiding. Ik dank de fractie van de SP en alle andere fracties die ons vanavond de gelegenheid geven om over dit belangrijke onderwerp te spreken. Want het is goed om ons als Provinciale Staten midden in de actualiteit van de samenleving te mengen en dus is het ook goed om over dit onderwerp te spreken. Uit de bijdragen van alle fracties is die enorme betrokkenheid met die mensen van Aldel en de mensen in Noordoost-Groningen ook gebleken – wat hun mening ook verder mag zijn over de situatie van het bedrijf. En dat laat zien dat het goed is geweest om hier vanavond een debat over te voeren. Er zijn veel vragen gesteld langs vele lijnen en ik zou u willen voorstellen even stapsgewijs langs de tijdlijn te lopen hoe dit dossier zich ontwikkeld heeft. Begin oktober hebben wij in deze Staten uiteindelijk na een goede gedachtewisseling wensen en bedenkingen geuit over een overbruggingskrediet voor Aldel. Dat hebben wij in tweede instantie gedaan. Een aantal weken daarvóór was er al een voornemen om een overbruggingskrediet beschikbaar te stellen en op dat moment hebben wij als College van GS op het laatste moment uw Staten laten weten dat wij nog niet rijp waren om een voorstel voor zo’n overbruggingskrediet aan u voor te leggen. Dat hebben wij destijds heel bewust zo gedaan omdat het geen sinecure is om miljoenen overheidseuro’s beschikbaar te stellen voor een bedrijf. Want zoals velen van u gezegd hebben: ondernemen is iets voor private partijen, wij als publieke overheid hebben maar heel zelden een bedrijf te runnen en dat doen wij ook, maar om heel bewuste redenen. Wij hebben dat toen in oktober gedaan in de overtuiging dat wij tijd nodig hadden om een aantal reële toekomstperspectieven, dat er op dat moment nog was voor het bedrijf en dat onvoldoende was uitgezocht, uit te zoeken. De periode na het verlenen van dat overbruggingskrediet is ook gebruikt om dat reële toekomstperspectief verder in kaart te brengen: met name de businesscase over de directe kabel naar Duitsland en de mogelijke kostenverlagende regelingen te verkennen die er in Italië en later ook in Roemenië zijn en die regelingen zijn in oktober en november dan ook verder verkend. In die zin heeft het overbruggingskrediet dus gedaan wat het moest doen: verdere duidelijkheid geven. De enorme teleurstelling en ook wel verontwaardiging mijnerzijds – en ook gedeeld door het College van GS – was in het feit dat wij half december het beeld kregen dat het bedrijf in tegenstelling tot wat het in oktober ons had laten weten, niet zou redden tot medio februari, maar al medio december opnieuw financiering zou hebben om langer door te kunnen produceren. Wij hebben daar natuurlijk met de directie van Aldel indringend over gesproken hoe dat nou zo zou kunnen zijn. De verklaring die we daarvoor gekregen hebben, is dat tegen elke verwachting in de energieprijs van de stroom waar Aldel op draait, veel vlugger gestegen was dan zij hadden kunnen vermoeden. Ik weet niet of het in dit debat al genoemd was, maar in ieder geval heb ik begrepen dat het de komende tijd de verwachting is dat het prijsverschil tussen Nederland en Duitsland nog verder gaat stijgen. Dat betekent dat wij tegen de feestdagen aan – de heer Veerenhuis-Lens heeft in zijn woorden de sinistere parallellie genoemd – ongelooflijk hard aan het werk zijn geweest om te voorkomen wat uiteindelijk toch is gebeurd, namelijk dat het faillissement van Aldel is aangevraagd. Dat harde werken hebben we in nauwe samenwerking met veel partijen gedaan, waaronder de gemeente Delfzijl, Groninger Seaports en de SBE, maar ook het ministerie van EL&I in de persoon van minister Kamp – zijn naam is hier een aantal keren over de tafel gegaan en ook in de publiciteit de afgelopen dagen. Maar ik wil vanuit dit dossier en vanuit mijn persoon en mijn ervaring toch mijn waardering aan het ministerie – aan zijn mensen en de heer Kamp persoonlijk – uitspreken over zijn beschikbaarheid om gedachten uit te wisselen om uit de precaire situatie van Aldel te komen. Ondanks zijn inspanningen en zijn persoonlijke commitment met het bedrijf Aldel is het niet mogelijk gebleken om dit bedrijf te redden. Dat heeft er uiteindelijk toe geresulteerd dat het bedrijf op 30 december jongstleden het faillissement heeft aangevraagd. Het overbruggingskrediet dat wij beschikbaar hebben gesteld vanaf het moment waartoe GS na de inventarisatie van de wensen en bedenkingen van de Staten heeft besloten, is inderdaad in tranches verleend. De laatste tranche is betaald op 3 december en bedroeg een bedrag van 2 miljoen
27
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
euro. De heer Swagerman sprak in zijn bijdrage over de datum van 1 november. We hebben nog even goed in het dossier teruggekeken en wij konden in de zin zoals u het bedoelt, meneer Swagerman, de datum van 1 november niet terugvinden. Het enige dat ik me kan voorstellen waarom de datum 1 november voor verwarring heeft gezorgd, is de datum van publicatie van de regeling, op basis waarvan de EGS-tender kon worden aangevraagd. Ons overbruggingskrediet zat namelijk zo in elkaar dat minister Kamp had toegezegd om versneld door middel van een Tweede Kamer-procedure de EGS-tender met ingang van het jaar 2014 in werking te laten zijn. Daar is een publicatie over geweest met ingang van 1 november en minister Kamp heeft er samen met de Tweede Kamerleden voor gezorgd dat we inderdaad met ingang van het jaar 2014 die EGS-subsidie konden verlenen. In die tenderregeling staat dat de tender vanaf 1 januari geldt en dat vanaf 2 januari die tenderaanvraag gedaan kon worden. Dus het kan zijn dat die datum van 1 november tot verwarring heeft geleid. Het feit dat Aldel failliet is, betekent dat het bedrijf niet in staat is geweest om vanaf 2 januari die EGStendersubsidie aan te vragen. Daarop is ook de veronderstelling gebaseerd dat de overbruggingslening die wij hebben verstrekt, wellicht niet zal terugkomen. De vraag is natuurlijk gerechtvaardig wat wij eraan gaan doen om dat geld toch terug te gaan zien. Dat is primair een juridische kwestie. Wij zijn in de afgelopen weken alle keren begeleid door een jurist en dat betekent dat ook deze vraag juridisch zal worden uitgezocht. Dat is een claim in het faillissement en daarom zullen nu eerst de curatoren zich daarover moeten buigen. De heer SWAGERMAN (SP): Ik heb toch even een aanvullende vraag hierop. Ik heb opgeschreven dat er op 3 december 2 miljoen is overgemaakt. In november is er al 1 miljoen overgemaakt. Of is 2 miljoen het bedrag? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Nee nee, wij hebben in totaal een bedrag van 7 miljoen overgemaakt en dat is in drie tranches gebeurd. En op 3 december is de laatste tranche ad 2 miljoen van het totaalbedrag overgemaakt. Welke bedragen de eerste twee tranches precies waren, weet ik zo niet. De heer SWAGERMAN (SP): Dus die 2 miljoen was de laatste overmaking. Maar ik meen mij toch te herinneren dat wij erover hebben gesproken dat de betaling van die tranches zo laat mogelijk in de maand zouden plaatsvinden, juist om te voorkomen dat we te vroeg eventueel het schip in zouden gaan als het misging. Wat is dan de reden om op 3 december de laatste tranche te betalen, terwijl de laatste dag van die maand de 31e was? Ik snap best dat dat faillissement ter sprake is gebracht in de week nadat de 2 miljoen was overgemaakt. Tenminste, dat is even wat er nu is gebeurd. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Toen de afspraak over het overbruggingskrediet is gemaakt, is er een betalingsritme afgesproken waarin de eerste week van december genoemd als het moment waarop de laatste tranche zou worden betaald. Dat had te maken – maar we duiken nu wel heel diep de bedrijfsvoering van het failliete bedrijf in – met ook een aantal nota’s van energieleveranciers. Maar als u dat tot in dat detail uitgezocht wilt hebben, dan denk ik dat we even de rapportage van de curator moeten afwachten. Ik heb vanmiddag met hem gesproken en hij verwacht over vier weken zijn eerste rapportage te kunnen opleveren. En daarin kunnen we denk ik beter dit soort details terugvinden. Op dit moment voert mijn kennis niet zover om u hierop een antwoord te geven. De heer SWAGERMAN (SP): Ik kan u daarin volgen, als dat dan naar buiten komt, vind ik dat prima. Blijft wel staan dat ik het niet zo gedaan zou hebben. We hebben gevolg gegeven aan de vraag van de leverancier en daardoor zijn wij het risico vervroegd aangegaan – maar dat is mijn conclusie op dit moment. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Ja, maar ik deel die conclusie niet. Want een van de rekeningen die er met de laatste tranche te maken heeft, is bijvoorbeeld dat het salaris van de werknemers gewoon op 27 december is betaald. En we hebben ook geen enkele aanwijzing dat er met het overbruggingskrediet zoals dat is verleend, andere rekeningen zijn betaald dan de normale rekeningen die er voor de exploitatie van het bedrijf nodig waren. Dat is ook een vraag die ik expliciet aan de curatoren hebben gesteld en die hebben mij nog vandaag verzekerd dat zij geen enkele aanwijzing hebben dat er met het overbruggingskrediet iets anders is betaald dan de rekeningen die voor de normale exploitatie van het bedrijf nodig waren.
28
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
Vervolgens stonden wij – niet alleen de provincie maar alle betrokken partijen waaronder dus de gemeente Delfzijl – vanaf 30 december voor een ongelooflijk ingewikkelde vraag, die bestaat uit twee sporen met het oog op de toekomst. Wij hebben er bewust voor gekozen om langs dat dubbelspoor naar de toekomst te kijken: het ene spoor met de vraag wat de kans is op een herstart, doorstart of gedeeltelijke doorstart en aan de andere kant het spoor hoe we naar de toekomst van de werknemers kijken buiten het bedrijf Aldel. En daarmee hebben wij bewust de keuze gemaakt om niet ofwel op de ene, ofwel op de andere lijn te gaan zitten. Dat hebben wij niet gedaan omdat wij een mening hebben over welk van beide sporen het meest kansrijk is, maar omdat wij geen enkele kansen willen missen. Wij vinden een dubbelspoor altijd verstandiger dan een enkelspoor. Langs die twee sporen wordt er momenteel ook gewerkt en ik neem u ook langs die twee sporen mee. Allereerst het spoor van de herstart, doorstart of gedeeltelijke doorstart. De heer VeerenhuisLens heeft mij daarbij opgeroepen om rechtop te staan, dus dat doe ik dan ook. In de brief die minister Kamp aan de Kamer schreef, werd gesteld dat dit bedrijf geen enkele kans meer om te overleven heeft. Dat is een mening die ik op basis van de gegevens die ik heb, niet direct deel. Ik vind het nog te vroeg om die conclusie te trekken. Ook de curatoren die op dit moment aan het werk zijn, zijn wellicht in de media op deze manier geciteerd, maar hebben in mijn richting dit niet gezegd. Dus er zijn mogelijkheden om in welke vorm dan ook het bedrijf wellicht nog een toekomst te geven. Er is geen definitieve uitspraak te doen of het kan en ook geen definitieve uitspraak te doen of het niet kan. Ik geef daarin de hoop niet op. Wat in elk geval wel goed is om te realiseren is dat het een private onderneming is, die primair zal moeten worden doorgezet op privaat ondernemingsgrondslag. En dat betekent dus dat er óf een investeerder óf een herfinanciering gevonden zal moeten worden uit de private bancaire sector. Dat daarin publieke spelers ondersteunend, faciliterend of kaderstellend een rol kunnen spelen ben ik van harte met u eens, maar wel in die volgorde. En wat zijn dan die opties? Want dat is natuurlijk de vraag die u in tweede termijn aan mij gaat stellen. Er is een aantal van die varianten ook in uw eerste termijn langsgekomen. Ik begin maar even bij de laatste bijdrage: mevrouw Hazekamp heeft aangegeven dat wat haar betreft de toekomst van Aldel kan zitten in de recycling waarbij de smelterij een heel belangrijk onderdeel is. Dat is inderdaad een mogelijkheid. Ik zal daar niet al mijn kaarten op zetten, maar het is inderdaad een mogelijkheid. Een andere mogelijkheid is dat er wellicht sprake zou kunnen zijn van een gedeeltelijke doorstart van het bedrijf, omdat dit aluminiumbedrijf wel degelijk hele specifieke producten maakt voor een specifieke afnemersgroep. Voorwaarde daarbij is wel dat er een oplossing komt voor de schuldenlast van het bedrijf, maar belangrijker nog: dat er voor het fundamentele probleem van de ondergang van Aldel een oplossing wordt gevonden. En dat fundamentele probleem is – en ik herhaal het nog maar eens, ik heb dat ook namens GS in onze brief geschreven – dat er in Europa geen gelijk energiespeelveld is en daar zal vroeg of laat een oplossing voor gevonden moeten worden. Het mooiste natuurlijk in dit huis geformuleerd zou natuurlijk een bestuurlijk-politieke oplossing zijn, zodat Europese ministers met elkaar naast het vrije verkeer van personen en diensten ook een vrij verkeer van energie mogelijk maken, maar daar is de tijdspannen voor dit bedrijf te kort voor. De directe lijn met Duitsland was ook al in oktober in uw Statenberaadslagingen een onderwerp: die blijft nog steeds een oplossingsmogelijkheid. Maar dan is wel een voorwaarde dat tijdens de aanleg van die directe kabel naar Duitsland er een oplossing wordt gevonden voor die exploitatieverliezen van het bedrijf Aldel. En die zijn per maand heel aanzienlijk en dat betekent dus dat er iemand moet zijn die daar de kosten voor gaat dragen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Houdt u ook rekening met het feit dat in 2015 de subsidie voor duurzame energie in Duitsland eraf gaat. Dan is inmiddels de lijn naar Duitsland voor die energie ook klaar. Vreest u dan ook niet dat die energieprijs, als die leiding klaar is, ook weer onbetaalbaar wordt? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Angst is een slechte raadgever, dus van angst heb ik in dit vak dus niet veel last. Ik denk dat wat u nu aangeeft, een extra onderstreping is dat er in Europa haast gemaakt moet worden van één gelijk speelveld voor energie. Juist daarom is het ook zo belangrijk dat het aanleggen van die elektriciteitskabel een particulier initiatief is, dat behoort tot het particuliere ondernemersrisico van de investeerder in die kabel. De heer SWAGERMAN (SP): Ik wil proberen de heer Van Kesteren ‘blij te maken’ – tussen aanhalingstekens inderdaad, want wij zijn daar niet blij mee. Die subsidie gaat er niet alleen af voor de duurzame energie, maar wordt vervangen – en daarover kunt u wellicht met Brussel overleggen – door een subsidie voor bruinkoolwinning. Dus ik kan me voorstellen dat de subsidie die nu op de energie in Duitsland zit, ongeveer op hetzelfde niveau blijft, maar dan op kolengestookte centrales –
29
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
en vervuilender kunnen we die niet hebben. Het lijkt me ook belangrijk te weten voor de heer Van Kesteren dat er geen windmolens meer aan te pas komen, maar bruinkoolcentrales. De VOORZITTER: Ik begrijp dat u nu een ander debat wilt beginnen, maar dit lijkt me allemaal iets voor de volgende ronde. Mevrouw Van Mastrigt, gaat u gewoon door. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Dit onderstreept dat er broodnodig gesprekken hierover moeten plaatsvinden. Ik denk dat dit binnen een spoeddebat over het faillissement van een belangrijk bedrijf in onze provincie echt te ver voert om meer fundamenteel de Europese energiepolitiek dan wel de nationale en regionale duurzaamheidsagenda ter discussie te stellen. Anderen van u hebben ook al in meer of minder bedekt woorden getipt aan bijvoorbeeld de warmte-krachtkoppeling van Delesto, die op het Chemiepark Delfzijl beschikbaar is, een buitengewoon energie-efficiënte vorm van stoom- en stroomopwekking. En het klopt inderdaad dat er verkenningen zijn om te kijken hoe we die energieproducent op dat Chemiepark een positie zouden kunnen geven in de stoom- en stroomvoorziening van het gehele park. En met het inzetten van die energiedrager zou ook een belangrijk antwoord gegeven kunnen worden op de grote verduurzamingsopgave die er in de energie-intensieve industrie in de Eemsdelta is. Zoals u weet, wordt er in de Eemsdelta Green ook grote stappen gezet om die verduurzamingsagenda ook daadwerkelijk handen en voeten te geven. Dat betekent dus dat je in een breder perspectief zo’n warmte-krachtkoppeling daarin zo’n positie zou kunnen geven. Er zijn wellicht ook nog andere opties en al die opties zullen de komende weken primair door de curatoren moeten worden verkend. De provincie heeft met de curatoren de afspraak gemaakt dat daar waar wij hand- en spandiensten kunnen verlenen en een faciliterend intermediair kunnen zijn in die verkenning naar een doorstart of een gedeeltelijke herstart, wij hen heel direct zouden weten te vinden. Dat is van belang. Tot zover dus het ene spoor dat wij aflopen. Het andere spoor dat wij aflopen is, zonder daar ook maar iets van de inspanningen van het eerste spoor af te doen, met ongelooflijk veel kracht werk te maken van het mobiliteitscentrum voor de werknemers, die de komende periode zonder werk komen te staan. Een van de vragen van u was: zitten in die 800 werknemers die hun baan verliezen, ook de uitzendkrachten? Het antwoord daarop is ja. Wij beschouwen uitzendkrachten ook als werknemers van Aldel, ook al hebben ze een flexibel contract: we tellen ze op gelijke wijze mee. Het mooie nieuws is dat het mobiliteitscentrum de komende week aan het werk kan. Zowel het UWV als het ISD Noord, het oude arbeidsbureau van de vier samenwerkende gemeenten in de Delfzijlse regio, heeft aangegeven dat men – even los van de vraag wie het gaat financieren en wiens primaire verantwoordelijkheid het is – onder leiding van de wethouder van Delfzijl de volgende week dat mobiliteitscentrum in de lucht wil hebben. Primair zal dat centrum starten op het terrein van Aldel, zodat werknemers ook hun loop nog de eerste weken gewoon zullen hebben naar hun eigen vertrouwde fabrieksterrein om daar hun eerste oriëntatie op ander werk te hebben. En dat is heel belangrijk. De vraag is: hoe gaan we dat vormgeven? Want u hebt als Staten ook bij monde van verschillende sprekers gezegd dat er geen sociaal plan is. En dat betekent dus dat wij met elkaar energie moeten steken in het financieren van die verschillende mogelijkheden. Nou, ik zie wel wat mogelijkheden en in de moties komen die ook wel langs. Minister Asscher heeft op dit moment bijvoorbeeld veel geld in een potje zitten voor zogenaamde sectorplannen. Ik vind het belangrijk dat wij minister Asscher aanspreken op zijn verantwoordelijkheid voor deze regio en ik ga dat ook, ondersteund door de inbreng van u in eerste termijn, de komende dagen ook op hem overbrengen. Ik vind dat hij daarin een verantwoordelijkheid heeft. Mevrouw GEERDINK (VVD): Dit betekent wel dat u de financieringsvraag dus bij het Rijk neerlegt en niet voornemens bent om die vanuit de provincie te financieren? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Op dit moment loopt de financiering van de mobiliteit via het UWV, dat zoals u weet de afgelopen jaren enorme bezuinigingen heeft doorgemaakt. De verantwoordelijkheid ligt nu volledig bij de gemeenten in de Eemsdelta-regio en ik denk dat de gemeenten wel een financieringsondersteuning kunnen gebruiken. Ik kijk dus primair eerst naar de grote geldmogelijkheden en dat is het Rijk bij monde van de heer Asscher, maar dat is ook bijvoorbeeld het Europese Globaliseringsfonds, een term die ik ook in een van de moties terugzag. Ik denk dat wij in staat zouden moeten zijn om óf op grote schaal óf op Noord-Nederlandse schaal met succes een beroep te kunnen doen op het Europese Globaliseringsfonds om voor deze mensen een prachtige vuist in het mobiliteitscentrum te maken. En als het uiteindelijk nodig zou moeten zijn dat daar door publieke overheden aanvullend iets wordt gedaan, dan zien wij dat daarna wel. Maar ik zou
30
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
primair de mogelijkheden willen uitnutten die er al zijn. Maar uitsluiten moet je nooit iets, heb ik inmiddels geleerd, dus dat doe ik op dit moment ook niet. Dan is er naast de schrik van het moment en de focus op het bedrijf en zijn werknemers op dit moment ook ruimte om even te kijken naar wat dit nu betekent voor aanpalende bedrijven, want dit betekent nogal wat voor hen. De vraag is: wat kunnen wij voor die aanpalende bedrijven doen? Het zijn bedrijven die voor een groot deel afhankelijk zijn van of gericht zijn op Aldel. Daartoe zijn suggesties over tafel gegaan. Zou bijvoorbeeld die 50 miljoen van dat revolverende fonds dat wij misschien vóór de zomer gaan instellen, nou niet gebruikt kunnen worden voor deze bedrijven? Of zou dat Innovatief en Duurzaam MKB-fonds waartoe u in de decembervergadering met elkaar hebt besloten, nu hiervoor niet geschikt zijn? Het antwoord daarop is een gemengd ja en nee. Want wij maken als Provinciale Staten geen exclusief beleid voor slachtoffers van faillissementen, wij maken beleid voor innovatieve ondernemers die na soms tegenslag hun perspectief op de toekomst verschuiven en met creativiteit een nieuw businessmodel maken. Als dat de aanvraag is van bedrijven die, getroffen door het faillissement van Aldel, gedwongen en uitgedaagd worden om op een nieuwe manier hun business vorm te geven, dan zijn zij – net zoals heel veel andere collega’s – van harte welkom bij het Innovatief en Duurzaam MKB-fonds of straks bij het revolverend fonds. Maar het zou mins inziens niet goed zijn als wij nu als een soort extra voorwaarde voor het in aanmerking komen van de diensten van een fonds, te stellen dat als een bedrijf slachtoffer is van het faillissement van Aldel, het dan extra rechten heeft. Want ik roep in uw herinnering dat wij nu met elkaar een hartstochtelijk debat voeren met Aldel, maar op dit moment volgen thuis op de bank ook mensen dit debat, die werkzaam zijn bij een andere werkgever voor wie de situatie ongelooflijk ingewikkeld is. Over PPG hebben we het gehad en Smurfit Kappa is ook wel eens genoemd, net als Parker Hannifin in Hoogezand: ook zo’n bedrijf met tientallen werknemers en aanpalende bedrijven die dan gaan vragen: ‘En wij dan?’ Dus wij moeten met elkaar – en dat is mijn oprechte overtuiging – een actief en attractief regionaal stimuleringsbeleid voeren voor al die bedrijven die, door tegenslag creatief geworden of door iets anders uitgedaagd zijn, gaan innoveren en hun business anders vorm gaan geven. Naast de aanpalende bedrijven wil ik het ook nog even hebben over de aanpalende publieke organisaties. Groninger Seaports is genoemd en daarbij zijn door uw Staten verwachtingen uitgesproken in de zin van of die organisatie een rol zou kunnen spelen in deze business. Groninger Seaports is de afgelopen weken intensief betrokken geweest bij de poging om het faillissement af te wenden. Zoals u weet is Groninger Seaports recent een eigen NV geworden en dat betekent dat het bedrijf een eigen afwegingskader heeft om keuzes te maken in zijn bedrijfsvoering. Het is weliswaar een havenschap c.q. een havenbedrijf waar wij als provincie aandeelhouder in zijn, maar ik roep in uw herinnering dat Groninger Seaports ook nog twee andere belangrijke aandeelhouders heeft: de gemeente Eemsmond en de gemeente Delfzijl. Dus mochten wij hier richtinggevende uitspraken willen doen over het beleid van Groninger Seaports, dan vraag ik u ook rekenschap te geven van die twee andere aandeelhouders die daar een mening over moeten hebben. Dit zijn de hoofdlijnen waarin ik u wil meenemen. Dan kijk ik even of er nog een aantal specifieke elementen is waarop ik met u in moet gaan en dat doe ik even langs de lijn van de ingediende moties. Ten eerste is dat de motie van de Socialistische Partij, het CDA en de Partij voor de Vrijheid en die heeft vandaag ook in de krant de meeste aandacht gekregen. Die motie stelt mij voor een dilemma, omdat dat waartoe het College wordt opgeroepen, mij uit het hart is gegrepen. Ik zou heel graag – ook zonder deze motie ga ik dat doen in samenwerking met eenieder – willen kijken of ik een doorstart voor Aldel mogelijk kan maken. En ik heb geen oproep nodig om eventuele gesprekken met overnamekandidaten te voeren. Waar mijn probleem in zit met deze motie, is dat er in eerste instantie een bedrag van maximaal 20 miljoen beschikbaar wordt gesteld. Los van de vraag nog hoe de dekking daarvan geregeld is – dat is de verantwoordelijkheid en vooral ook de expertise van mijn collega Moorlag – zit mijn probleem in het feit dat in het debat al een groot aantal vragen door uzelf is geformuleerd, namelijk: wat is de positie van Groninger Seaports? Wat gaan wij bijvoorbeeld doen met de huidige aandeelhouder, van wie verondersteld wordt dat hij weg is, maar dat is niet zo. Want deze aandeelhouder heeft een groot gedeelte van zijn zekerheden in pandrechten, die op het terrein zijn gevestigd. Dus dat betekent dat wij hoe dan ook altijd met de huidige aandeelhouder te maken hebben. Wij moeten ook even nadenken – dat is ook in het debat aan de orde geweest – hoe dit bedrag zich dan wellicht zou verhouden met een boedelkrediet waar curatoren mee werken. Kortom: het roept zoveel vragen op en punten om uit te zoeken, dat ik het eigenlijk bestuurlijk verantwoord vind om op dit moment deze motie te omarmen. Ik zou u eigenlijk willen vragen om op dit moment deze motie niet in stemming te brengen, maar mij op te dragen c.q. te vragen – en dat zou ik u willen aanbieden – om al die vragen en aandachtspunten die ook in dit gesprek rondom de oplossingsrichting zijn gerezen, in kaart te
31
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
brengen. Dus het in kaart brengen van de pro’s en contra’s van wat hier wordt voorgesteld en die binnen een week per brief aan te bieden, waarin we u zicht bieden op de pro’s en contra’s van deze handelswijze. Daarmee stel ik u als Staten ook in staat om met iets meer grond uiteindelijk een besluit te nemen of wij deze richting wel in willen slaan. Want als ik terugdenk aan de manier waarop wij die 7 miljoen euro krediet beschikbaar hebben gesteld – met ongelooflijk veel wikken en wegen en heel veel onderzoek naar onderliggende stukken – zou ik uw Staten eigenlijk in staat willen stellen om op eenzelfde gefundeerde manier zich een mening te vormen over het eventueel beschikbaar stellen van die 20 miljoen. Dus dat zou het alternatieve aanbod zijn dat ik u zou willen doen. Dan is er een motie met nummer 2 ingediend door een drietal fracties die er vooral over gaat om een groot aantal acties te ondernemen om de Europese energiemarkt meer op één lijn te krijgen. Nou, dat is een werkbriefje waar ik me bij thuisvoel. Zal ik het zo maar formuleren? Ik had hem niet nodig, maar als u hem mij meegeeft, dan ga ik hem gestructureerd afwerken. Dus die motie is prima. Heel goed, ook voor een gedeputeerde, om een werklijstje te hebben. Dan is er een motie 3 ‘Alles op alles voor werk’ – alleen al de titel is buitengewoon wervend – die denk ik al in de lijn ligt met waar we mee bezig zijn en die op een aantal punten ook aanscherpt. Dat vind ik wel plezierig, om met een beetje aanscherping vooral ook op dat mobiliteitsspoor gezet te worden. Ook opleidings- en ontwikkelingsfondsen worden erin genoemd, zodat ook vakorganisaties hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Er wordt ingezet op de Noord-Nederlandse schaal: dat vind ik plezierig, want wij in Groningen leven niet op een eiland. Dus ik zie haar als steun, motie 3. Dan is motie 4 van de VVD, die die revolverende fondsen met meer nadruk voor het voetlicht wil brengen. En daar zit ik een beetje met de laatste zin onder aandachtspunt 2. Daar lijkt geformuleerd te zijn dat er een extra preferente voorwaarde moet zijn om een entree te hebben tot die revolverende fondsen, namelijk dat bedrijven aantoonbare gevolgen moeten hebben van het faillissement van Alde. En dat vind ik een lastige zin en op basis van die zin zou ik deze motie willen ontraden, want ik denk niet dat wij naar een revolverend fonds moeten, waarbij er als het ware een extra bonus is als je kunt aantonen dat je kampt met de gevolgen van het faillissement van Aldel. Andersom kan ik mij het wel voorstellen dat als ik de motie zo mag begrijpen dat de bedrijven die ten gevolge van het faillissement van Aldel genoodzaakt worden om te innoveren en een nieuwe business te hebben, dan zou ik haar wellicht kunnen overnemen. Maar dan moeten we even naar de formulering van uw motie kijken. Motie nummer 5 draagt het College op om het ministerie een aantal dingen te vragen. Nou, ik spreek momenteel zo’n drie, vier keer per dag ambtenaren van het ministerie. Dus ik vind het heel goed om langs de lijn van deze motie ook het ministerie ook nog een aantal heel gerichte vragen te stellen, afkomstig ook uit uw Staten. Dan motie 6, ingediend door de PVV. Die haakt heel erg aan het fundamentele debat van de duurzaamheidsagenda. Ik denk dat een spoeddebat over het faillissement van een belangrijk bedrijf in onze regio niet het moment is om met zo’n motie te komen – nog los van het feit dat ik er ten principale mee oneens ben. Dus ik ontraad u deze motie. Dan is er een motie met nummer 7 ingediend door de ChristenUnie, die toch oproept om regionale industriepolitiek te gaan voeren – dat is in uw debat ook door verschillende fracties genoemd. Want een van de redenen waardoor Aldel in de problemen is geraakt, is dat er in de afgelopen tien jaar in Nederland geen industriepolitiek is gevoerd. Op zich ben ik het ermee eens dat wij dit zouden moeten gaan doen, maar ik haak af op twee punten. En wel met name de datum van 1 mei 2014 in relatie tot de oproep om dat op Noord-Nederlandse schaal te doen. Nou hebben wij een ongelooflijke slagvaardig, maar ik denk dat het ons niet gaat lukken om een goed gefundeerd regionale industriepolitiek neer te leggen vóór 1 mei op Noord-Nederlandse schaal, nog los van het gegeven dat wij op Noord-Nederlandse schaal op dit moment nog met een aantal andere dingen bezig zijn, zoals de research- en innovationstrategie. Dus hoe sympathiek ik deze motie ook vind, op dit tijdspad gaat ons dit gewoon niet lukken en ik wil u ook wel reële besluiten laten nemen. Als dit per 1 mei moet, dan gaat dit niet lukken, daar ben ik heel reëel in. En motie nummer 8 is van de Partij voor de Dieren, waarbij zij aangeeft dat het recyclen van aluminium een heel goede variant is om Aldel een nieuwe toekomst te geven. Ik heb u eerder al aangegeven dat het wat mij betreft inderdaad een van de mogelijkheden is, maar als u met de motie bedoelt te zeggen dat het uitsluitend de recycleactiviteit zou moeten zijn, dan zou ik haar u willen ontraden. Maar ik ben het met u eens dat het recyclen van aluminium in de smelterij c.q. gieterij absoluut een van de mogelijkheden is. De VOORZITTER: Dank voor uw beantwoording en ik doe het volgende voorstel aan u. U hebt nu duidelijk een reactie gekregen, gericht op de moties. De spreektijden voor veel fracties is inmiddels op. U hebt inmiddels ook wel gemerkt dat ik in de vragen en de interrupties net even wat meer ruimte
32
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
hebt gegeven, omdat dit ook het debat en de gedachtewisseling daarin mogelijk maakt. Dat hebben we allemaal gedaan en daar heeft iedereen min of meer van geprofiteerd of gebruik gemaakt. En we zitten nu in de situatie dat u in elke fractie even de tijd nodig hebt om zich te beraden over wat te doen met de moties: aanpassen of niet, aanhouden of niet en dergelijke. Daarnaast is er een aantal kwesties dat nu niet helemaal helder kan worden. Dat is ook gemeld: de curatoren hebben vier weken nodig voor hun rapportage. Ik wil u voorstellen, mede naar aanleiding van wat mevrouw Geerdink heeft ingebracht, om in te gaan op het aanbod van het College om snel de gevraagde stukken te leveren. En ook daarbij geldt denk ik: snelheid is goed, maar het moet ook wel zo zijn dat er ook iets in staat wat zinnig moet zijn. Anders houden we elkaar bezig, terwijl het er dan voor niemand helderder op wordt. En als die antwoorden er zijn, dan heb je gewoon het traditionele systeem van de commissievergadering: daar doe je je eerste werk met elkaar. Dat vergt gewoon uitdiepen, praten, je vakmensen erbij halen etcetera. Heb je dan met elkaar het gevoel dat er tijd en noodzaak is om vóór een reguliere PS-vergadering een extra vergadering te houden – ook eventueel een korte – dan bestelt u die gewoon en dan regelen wij dat. Dat kunnen we ook op korte termijn, bijvoorbeeld binnen enkele dagen, doen. Dan hebt u met elkaar het gevoel dat u adequaat kunt werken. Dat is in ieder geval mijn voorstel. Overleg dit even met elkaar, ik stel voor dat we even een kwartier schorsen om het overleg met elkaar goed te kunnen doen. En daarna stel ik voor dat u uw spreektijd dan alleen nog als volgt gebruikt: degenen die nog tijd overhebben, mogen die nog gebruiken om ook nog deel te nemen in tweede instantie, de anderen niet. En de rest kan de tweede termijn dan gewoon gebruiken om een korte stemverklaring af te leggen bij stemmingen over de verschillende moties. Daarbij wil ik nog één verstandige toevoeging maken – die ik nu bedenk: stel dat u de motie wilt aanhouden, dan doet u die mededeling gelijk even aan het begin na de schorsing. Of als u iets in een motie verandert, dan pak ik dat meteen even mee vlak na de schorsing, dan is dat helder. Akkoord? Dat is het geval. Ik zag dat sommigen een kwartier te lang vinden. Klopt dat? Ja, ik zie meerderen die dat te lang vinden. Dan schors ik tien minuten en beginnen we om tien over zeven weer. [Schorsing van 10 minuten.] De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Ik begin even concreet met de moties. Er was een vraag om een motie aan te houden. Wordt er nog iets aangehouden of worden alle moties in stemming gebracht? De heer SWAGERMAN (SP): Wij volgen het voorstel van de gedeputeerde, we houden onze motie 1 aan in afwachting van het uitwerken van alle gegevens die zij heeft aangegeven. Wij begrijpen dat dat dinsdag in het College zal komen. Dat maakt het wel heel lastig om – als wij denken dat dat nodig is – die woensdag alweer een extra vergadering in te plannen. Ik zou willen vragen of u dat theoretisch wel zou willen doen. De VOORZITTER: Ik doe een ander ordevoorstel over de hele gang van zaken met de commissies en Statenvergaderingen. Laten we eerst even dit doen, anders halen we twee dingen door elkaar. U zegt dat u uw motie aanhoudt en ingaat op het aanbod van het College om zo snel mogelijk daarover een brief te schrijven. De heer SWAGERMAN (SP): Ja. De VOORZITTER: Dan was er het punt waarin gevraagd werd om een passage te moduleren. Dat betrof de motie van de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid rond die datum van 1 mei 2014: die kwam iets te snel. Kan een van die fracties daarover iets zeggen? En als u tekstwijzigingen hebt, leest u die dan luid en duidelijk voor, we gaan geen kopieën meer uitdelen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Let u goed op, voorzitter, zou ik willen zeggen. De VOORZITTER: Ja, maar houd uw wijzigingen vooral kort. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): De tweede bullit in onze motie 7 ‘Noordelijke industrie en werkgelegenheid’ wordt nu de eerste bullit:
33
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
1. bij het Rijk te pleiten voor regiospecifiek beleid voor Noord-Nederland om de werkgelegenheid te behouden en te creëren met bijzondere aandacht voor de werkgelegenheid in de industrie en Provinciale Staten te informeren over de voortgang hiervan; En de eerste bullit wordt nu de tweede bullit en de tekst daarbij gaat nu als volgt luiden: 2. daartoe in noordelijk verband de uitgangspunten voor een visie te formuleren op de toekomst van de industrie in Noord-Nederland en Provinciale Staten toe te sturen vóór 1 mei 2014 Dus de datum blijft dezelfde. Dit is overlegd met de PvdA-fractie en 1 mei als deadline lijkt ons haalbaar te zijn. Maar ‘de visie’ wordt veranderd in ‘de uitgangspunten voor een visie’. De VOORZITTER: Dus op 1 mei de uitgangspunten voor een visie. Dat komt mij bekend voor. Hierdoor hoeft het College iets minder te leveren dan oorspronkelijk gevraagd en dan is 1 mei dus voldoende tijd volgens de indienende fracties. Dan ben ik bij mevrouw Geerdink denk ik, die ook op heldere wijze een wijziging gaat voordragen. Mevrouw GEERDINK (VVD): Wij hadden motie 4 ingediend. Onder ‘Roepen het College van GS op om’ stond bij de tweede bullit de zin waar we het ook over gehad hadden. Daarvan willen we nu de volgende zin maken: 2. de noordelijke bedrijven die ten gevolge van het faillissement van Aldel genoodzaakt zijn innovaties door te voeren in hun bedrijfsvoering en op basis daarvan een beroep willen doen op revolverende ondernemingsfondsen die bestaan of opgericht gaan worden, actief toegang te verlenen tot de gelden die beschikbaar zijn. De VOORZITTER: Akkoord, helder. Het preferente karakter is eruit, maar voor de rest blijft het actieve beroep daarop gehandhaafd in de motie als het om innovaties gaat. Heb ik dat zo goed kort samengevat? Dat is het geval. Is er nog iemand die in tweede instantie van zijn of haar spreektijd gebruik wil maken buiten de stemverklaringen om? De heer Batting als eerste, die heeft nog vierenhalf minuut spreektijd over. De stemverklaringen over de moties doen we dan daarna. De heer BATTING (PvdA): Het is geenszins de bedoeling om het debat opnieuw te voeren. Wij zijn ingenomen met de woorden van onze gedeputeerde: wij kunnen ons ook daarin vinden. Wij zien daar ook in terug dat er nog steeds hard getrokken wordt aan dit dossier. Dat geldt ook voor de meeste partijen: de meeste partijen stralen strijdlust uit en hebben nieuwe ideeën aangedragen en alternatieven naar voren gebracht. De Partij van de Arbeid houdt vast aan het tweesporenbeleid dat wij hebben ingezet: het beperken van de schade voor de getroffen werknemers en de mogelijkheden te onderzoek voor een doorstart of herstart. Wij zijn wat dat aangaat van harte eens met de gedeputeerde om verder te gaan met dat onderzoek naar alternatieven en we zien de voorstellen met belangstelling tegemoet. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik wil de gedeputeerde complimenteren voor de strijdlust die zij nog steeds toont. Ik ben ook blij dat zij, in tegenstelling tot minister Kamp, denkt dat er nog steeds mogelijkheden zijn, ik denk ook dat vele fracties hier in de Staten dat zo zien. Tot slot ben ik natuurlijk benieuwd naar het onderzoek van de curatoren en ik ga ervan uit dat wij dat hier in de Staten ook zorgvuldig zullen behandelen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ik denk dat als we terugkijken op het debat, dit toch met het hart is gevoerd maar ook uiteindelijk met een geloofwaardige uitkomst. We zijn in afwachting van wat de eventuele mogelijkheden zijn en hopen daar later over door te kunnen praten. Over de moties hebben wij nog een vraag richting de Partij voor de Dieren. Mogen wij die motie zo lezen dat als het gaat om het recyclen, dit een van de mogelijkheden zal worden? Want dan die motie op onze steun rekenen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De gedeputeerde stelde die vraag zojuist ook al. Nee, zo mag onze motie niet gezien worden. Het is puur gericht op een duurzame doorstart en die mag iets breder zijn, maar heeft geen betrekking op het onderdeel van de primaire aluminiumproductie.
34
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
De heer POST (GroenLinks): Ook van mijn kant hartelijk dank voor de uitgebreide en enthousiaste beantwoording van de gedeputeerde ten aanzien van spoor 1. Spoor 2 zullen wij hartstochtelijk blijven volgen en vandaar ook de alles-op-alles-strategie ten aanzien van spoor 1 vinden wij het Delesto- en het recyclingscenario buitengewoon interessant om nader te onderzoeken. De VOORZITTER: Hartelijk dank. En daarmee zijn we toe aan de stemverklaringen. Ik begin maar even bij de heer Batting van de Partij van de Arbeid. De heer BATTING (PvdA): De moties die door ons mede zijn ingediend, moties 2, 3 en 7, zullen wij vanzelfsprekend steunen. Bij motie 4 van de VVD is het prima dat de prioriteitsgedachte eruit gehaald is. Die motie kunnen wij derhalve steunen. Met motie 5 kunnen wij akkoord gaan. In motie 6 van de PVV kunnen wij ons niet vinden. En bij de laatste motie heb ik zo-even toch goed begrepen uit de reactie van de Partij voor de Dieren, dat het puur, alleen en uitsluitend deze oplossing is die wordt voorgedragen met uitsluiting van andere oplossingen. Vandaar dat wij tegen deze motie zijn. Mevrouw GEERDINK (VVD): Wij steunen motie 3, 4 en 5. Wij steunen ook motie 2, maar dan hebben wij daar een kleine constatering c.q. stemverklaring bij, namelijk dat wij het gestelde in het tweede gedachtestreepje onder ‘Constaterende dat…’ niet volgen, maar de rest van de motie wel onderschrijven. Wij zullen bij motie 6 en 8 tegenstemmen, motie 7 zullen wij wel steunen. De heer SWAGERMAN (SP): We hebben onze motie 1 aangehouden. U gaat zometeen een ordevoorstel doen, maar ik wil u alvast even doorgeven wat onze overwegingen zijn. Afhankelijk van de gegevens die wij dan aangeleverd krijgen, is het van belang voor in ieder geval de medewerkers van de gieterij – en dan praten we over 80 mensen – te weten wat daaruit rolt. Als dat het effect heeft dat zij langer kunnen blijven werken dan die 30 dagen – theoretisch moet dat kunnen, maar misschien kunnen wij daar tegen die tijd een uitspraak over doen – dan is het nog de vraag of wij dat meteen willen bespreken op de woensdag erna of in een reguliere commissie BFE. Dan motie 2: wij zullen deze motie steunen, alhoewel we haar redelijk overbodig vinden, omdat de gedeputeerde onze motie eigenlijk – met uitzondering van de financiële paragraaf – dekt en wij van mening zijn dat dat hetzelfde is, inhoudelijk gezien. Motie 3 zullen wij ook steunen. Daar geldt eigenlijk hetzelfde verhaal voor: het zijn allemaal dingen die lopen en opgetuigd zijn en waarvan wij denken dat daar ook nog wel financiële consequenties uit zullen volgen. Wij zijn tegen motie 4, vóór motie 5, tegen motie 6 en vóór motie 7. Motie 8 lezen wij zo dat de Partij voor de Dieren vindt dat er onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheid of het bedrijf kan draaien op het recyclen. Nou, op zo’n onderzoek hebben wij niks tegen, want als dat kan, is het mooi meegenomen. Als blijkt dat het niet kan, dan kan het alsnog in de prullenbak om het zo maar te zeggen. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Even over motie 1: die is aangehouden. Daarbij willen we nog wel even de opmerking maken dat wij blij zijn dat de gedeputeerde hier zo op gereageerd heeft en dat ze akkoord is met de inhoud van deze motie. Zij is aangehouden vanwege het bedrag dat daarin staat genoemd, maar dus niet op de inhoud. Dat betekent dat ook deze aangehouden motie toch de mogelijkheid geeft voor een doorstart van Aldel. Met motie 2 zijn wij akkoord, net als met motie 3, de aangepaste motie 4 en motie 5. Met motie 6 gaan wij niet mee. Met de aangepaste versie van motie 7, zoals die net opgenoemd is, gaan wij ook akkoord. En wij zijn tegen motie 8. De heer ZWERTBROEK (D66): Bij motie 1 dank ik de collega’s voor het aanhouden ervan. Ik eet het liefst de mosterd tijdens de maaltijd en niet erna of ervóór. Motie 2 hebben we mede ingediend, net als motie 3. Motie 4 kunnen wij in gewijzigde vorm steunen. Met motie 5 kunnen wij akkoord gaan. Met motie 6 gaan wij niet akkoord.
35
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
Met motie 7 zullen wij instemmen. Motie 8 met de eerder gegeven redenering kunnen wij evenmin steunen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Motie 2 is een creatieve motie van de PvdA en D66, maar verduurzaming is volgens ons een van de redenen dat Aldel zich in deze situatie bevindt. Dus steunen wij deze motie niet. Motie 3 vinden wij prematuur: zij gaat uit van het feit dat Aldel niet meer te redden is en dus steunen wij deze motie ook niet. Bij motie 4 vinden we het een goede zaak om de effecten voor het noordelijk bedrijfsleven in kaart te brengen. En ook positief is de tijdelijke ondersteuning via het revolverende fonds. Dus die steunen wij. Motie 5 vinden wij een nietszeggende motie en dus steunen wij haar niet. Motie 6 steunen wij als indiener uiteraard wel – we zouden wel gek zijn om dat niet te doen. Vervolgens steunen wij motie 7 niet. Motie 8 steunen wij ook niet, omdat deze nog veel meer inzet op duurzaamheid en dat is voor ons juist het probleem, zoals ik in mijn betoog ook heb laten weten. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Motie 2 kan op onze steun rekenen. Motie 3 hebben wij mede ingediend en kan dus op onze steun rekenen. Met moties 4 en 5 stemmen wij ook in. Motie 6 van de VVD: daar kunnen we niet mee instemmen. De gedachte erachter strookt niet met de uitgangspunten die wij voorstaan. Motie 7 hebben wij zelf ingediend: die kan op onze steun rekenen. En dan motie 8. Omdat de Partij voor de Dieren expliciet aangeeft dat recycling de enige mogelijkheid is, kunnen wij daar niet in meegaan. Wel willen wij dat recycling als een van de mogelijkheden wordt onderzocht. Wij zullen dus tegen deze motie stemmen. De heer POST (GroenLinks): Bij motie 2 is onze stemverklaring dat wij hiertegen zullen zijn, omdat we die te ruim geformuleerd vinden. In tweede termijn heb ik aangegeven wat voor ons acceptabele onderzoekszaken zijn ten aanzien van spoor 1. Motie 3 hebben wij mede ingediend en omarmen wij hartstochtelijk. Motie 4 van de VVD zullen wij steunen. Van motie 7 van de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid met hun voorstel ten aanzien van de noordelijk industrie zijn wij warm voorstander. En motie 8 van de Partij voor de Dieren zullen wij ook steunen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Motie 2 zal ik steunen. Dat geldt ook voor motie 3. Motie 4 eveneens, na de aangebrachte wijzigingen. Motie 5 zal ik steunen. Motie 8 zal ik steunen, omdat ik die op dezelfde wijze lees als de SP dat doet en het mij een hele goede zaak lijkt om de mogelijkheden te onderzoeken om alleen op recycling te draaien. Want dit betekent een enorme besparing op de energiekosten en uitstoot van CO2. Moties 6 en 7 zal ik niet steunen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Wij zullen moties 3, 4 en 7 steunen. Uiteraard geldt dat ook voor onze eigen motie 8. En ik kan daarbij nog toelichten dat de motie zich inderdaad strekt tot een duurzame doorstart. Wat ons betreft mag er best gekeken worden naar duurzame vormen van bijvoorbeeld energieopwekking – denk bijvoorbeeld aan getijdenstroom of osmose. Maar het doorstarten van het primaire productieproces valt daar wat ons betreft absoluut buiten. Dus ik hoop dat dat voor iedereen nu duidelijk is. De VOORZITTER: Akkoord. Dan kijk ik nu naar het College voor een reactie. Mevrouw Van Mastrigt. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Op één punt misschien nog wel even wat verheldering, want mevrouw Van Kleef gaf aan dat de portefeuillehouder motie 1 in haar geheel steunde, maar dat klopt voor zover het de oproep aan het College betreft. Daar hebben we denk ik geen onhelderheid over. Verder ben ik blij dat wij als Staten hier een respectvol debat hebben gevoerd, waarbij we alle verschillende aspecten van dit faillissement hebben besproken. Hoewel het een totaal andere manier
36
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
is van aandacht besteden aan deze gebeurtenis dan dat we dat afgelopen vrijdag op het Molenbergplein hebben gedaan, realiseer ik me dat de democratie niet zonder het een en zonder het ander kan. En ik dank u voor uw inzet om hier in deze spoedzitting op deze manier over van gedachten te wisselen. De VOORZITTER: Dank. Ik heb nog één vraag aan u en die speelt rond de termijnen. Er was in het debat sprake van een brief die u naar aanleiding van het aanhouden van motie 1 zou leveren naar de Staten vanuit GS. Kunt u iets zeggen over de timing daarvan? Want het moet wel natuurlijk een enigszins relevante brief zijn in uw ogen. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Waar het om gaat is dat in de motie onder punt 1 een suggestie tot een doorstart wordt geformuleerd. Tegelijkertijd zijn er in het debat al een veelheid van vragen gerezen waarop mijns inziens eerst antwoord moet komen voordat uw Staten daarover een gefundeerd besluit kan nemen. Mijn beeld is – ook om voortgang in het proces te houden – dat wij in staat zouden moeten zijn om binnen een week – dat betekent dus volgende week woensdag – daar zoveel als mogelijk antwoorden op al die vragen te geven. Uitputtend zal niet lukken, we moeten tenslotte ook iets hebben om met elkaar over van gedachten te wisselen. Maar ik ga mijn best doen o volgende week dinsdag mijn collega’s van het College een brief voor te leggen, zodat hij woensdag bij u kan zijn. Die kan nooit 100% dekkend zijn, maar nogmaals: we hebben ook nog een commissie BFE met elkaar te voeren. De VOORZITTER: Akkoord. Dan procedureel nog even, want dat is de vraag die nog even in de lucht hing: hoe pakken we dat aan? U hebt eerst een reguliere commissievergadering die hierop gericht is: die wordt de 22e gehouden en begint al om 16.00 uur. Vóór die tijd is er geen presidiumoverleg meer, dus dan is eerst even de reguliere plek daarvoor. En dan moet u daar even met elkaar kijken of u het nog nodig vindt om daar een Statenvergadering aan te verbinden – dat kan dan allemaal ook heel snel geregeld zijn in een week. De heer SWAGERMAN (SP): Op zich kan ik daarmee leven. Ik heb nog een aanvullende vraag aan mevrouw Van Mastrigt: zou u de curator kunnen vragen of hij binnen een week – dus uiterlijk volgende week woensdag – ook al iets kan zeggen over de mogelijk verlenging van de 30-dagentermijn na de zeswekenperiode? Dit ook omdat ik die vraag mede heb gekregen van de mensen van de smelterij die daardoor in een betere positie zitten. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): De curator bepaalt zelf de ritmiek van zijn werkzaamheden. U weet het, maar ik wil toch dat het hier herhaald wordt: ik heb de curator vanmiddag nog gesproken en daarbij gaf hij in mijn richting aan dat hij er geen enkele behoefte aan heeft om vóór het moment van zijn formele rapportageplicht formeel te rapporteren. Dat betekent dat wij van hem geen formele rapportage hebben te voorzien vóór het moment dat hij daartoe gehouden is. Ik kan uw vraag doorgeven, daar ben ik toe bereid. Ook hij ziet de maatschappelijke druk en als de curatoren daar beiden gevoelig voor zijn, dan kunnen ze daar antwoord op geven. De VOORZITTER: Dat betekent een brief van het College volgende week met zoveel mogelijk informatie op dat moment, dat betekent de 22e de commissie BFE, dat betekent afhankelijk daarvan of u al dan niet versneld extra Statenactiviteiten wilt opstarten in de vorm zoals wij hier bijeen zijn. Dan ga ik tot de stemmingen over ten aanzien van de moties. De heer Brouns heeft nog een persoonlijke mededeling voorafgaand aan deze stemmingen. De heer BROUNS (CDA): Ik vind het belangrijk om even iets persoonlijks toe te lichten. Dat heeft ermee te maken dat ik voorzitter ben van de gezamenlijke vereniging van de bedrijven in de Eemsdelta. Vanuit die hoedanigheid ben ik ook nadrukkelijk en intensief betrokken bij het verkennen van de mogelijkheden om Aldel toch een herstart- of doorstartmogelijkheid te beiden. En dat is de reden waarom ik het passend vind om u te melden dat ik in ieder geval in de stemmingen over de moties mij zal onthouden van stemmen in dezen. De VOORZITTER: Dat lijkt me helemaal in onze traditie om dat even helder te zeggen en daarmee het goede voorbeeld daarin te geven. Dank. Dan de stemmingen over de moties: als ik daar een van aanhaal, dan versta ik daar meteen ook onder als het om de gewijzigde versie gaat – dat zult u allen begrijpen. Motie 1 is aangehouden.
37
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen van 8 januari 2014
Dan ben ik bij motie 2 met de titel ‘Aldel’. Wie is daarvóór? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, de SP, D66, Vrij Mandaat, de ChristenUnie, de VVD en het CDA. Wie is tegen? Dat zijn de Partij voor de Dieren, GroenLinks en de PVV. Dan is die motie aangenomen. Motie 3 betreft het sociaal plan. ‘Alles op alles voor werk’ is de titel. Wie is daarvóór? Dat zijn alle fracties met uitzondering van de PVV. Akkoord, dan is die aangenomen met een tegenstem van de PVV. Dan ben ik bij motie nummer 4, ‘Tijdelijke ondersteuning voor getroffen bedrijfsleven’ is daar de titel. De tekst is dus wat gewijzigd. Wie is daarvóór? Zie ik het correct dat alle fracties ervóór zijn met uitzondering van de SP? Dat is goed waargenomen. Dan is deze motie aangenomen. Ben ik bij motie nummer 5 ‘Risicoanalyse voor staatssteun Aldel’. Wie is daarvóór? Zie ik het goed dat iedereen daarvóór is, behalve de PVV, GroenLinks en de Partij voor de Dieren? Ja? Akkoord. Dan is deze motie aangenomen met tegenstemmen van de genoemde drie fracties. Dan zit ik bij motie 6 met als titel ‘Aldel’ over de herziening van maatregelen die energie duurder maken’ van de PVV. Wie is daarvóór? De fractie van de PVV. Wie is daartegen? Alle overige fracties. Dan is die motie verworpen. Dan zit ik bij motie nummer 7 ‘Noordelijke industrie en werkgelegenheid’ en wel in haar gewijzigde vorm. Wie is daarvóór? Is iedereen daarvóór met uitzondering van Vrij Mandaat en de PVV? Dat is het geval, akkoord. Dan is deze motie aangenomen. Dan ten slotte motie nummer 8 ‘Duurzame doorstart Aldel’. Wie zijn vóór? De Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks en Vrij Mandaat. Wie zijn daartegen? Alle overige fracties. Dan is daarmee verworpen. We hebben de procedure al afgesproken. Daarmee dank ik u allen voor dit debat en wens ik u wel thuis. Dan sluit ik de vergadering (19.09 uur).
38