Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Inhoud 1. Opening en mededelingen ................................................................................................ 3 2. Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda ...................................................... 3 A1. Begroting 2014 ................................................................................................................. 5 A2. Bestuurlijke organisatie Groningen ................................................................................ 30 A.3. Aanpak Ring-Zuid .......................................................................................................... 52 A4. Noordervisie 2040........................................................................................................... 57 B.1 Voordracht realisatiebesluiten voor de projecten N366 "Verdubbeling Veendam – Pekela" en "Aanpak wegvak Pekela – Ter Apel" ........................................................... 62 B.2 Voordracht reconstructie van de aansluiting van de N366 met de Westerstraat bij Ter Apel (gemeente Vlagtwedde) ......................................................................................... 63 B.3 Voordracht RSP-project Spoor Leeuwarden – Groningen ............................................. 63 B.4 Voordracht vaststelling Luchthavenbesluit Oostwold .................................................... 63 B.5 Voordracht vaststelling Luchthavenregeling Grootegast ............................................... 64 B.6 Voordracht vaststelling Luchthavenregeling Veendam .................................................. 64 B.7 Voordracht aanpassing krediet voor de vervanging van de brug Dorkwerd. ................. 64 B.8 Voordracht Nota Grondbeleid ........................................................................................ 64 B.9 Voordracht Gemeenschappelijke Regeling Waddenfonds ............................................. 64 B.10 Voordracht wijziging Heffingsverordening opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting ivm indexeren van het aantal opcenten per 1 januari 2014 ...... 64 B.11 Voordracht vaststelling van nadere regels omtrent de taak, de samenstelling en de werkwijze van de Commissie regionaal overleg vliegveld Oostwold ............................ 65 B.12 Voordracht het instellen van een Commissie regionaal overleg vliegveld Oostwold en het benoemen van een voorzitter voor deze commissie ................................................. 65 B.13 Voordracht tot wijziging Financieringsstatuut provincie Groningen 2013 .................... 65 B.14 Voordracht tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling De Noordelijke Rekenkamer .................................................................................................................... 65 B.15 Bekrachtiging geheimhouding bijlagen bij de brief Overbruggingsfaciliteit Aldel. ...... 65 5. Ingekomen brieven ......................................................................................................... 66 6. Notulen van de vergaderingen van Provinciale Staten van 26 juni en 3 juli 2013 ......... 67 7. Behandelvoorstellen volgende cyclus commissievergaderingen .................................... 67 8. Sluiting ............................................................................................................................ 68
1
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
2
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris van de Koning Griffier: mevrouw H. Engels-van Nijen Aanwezige 42 Statenleden: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), C.M. Bezuijen (SP), R.H. van der Born (ChristenUnie), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw P.W. Geerdink (VVD), mevrouw P. de Graaf-Drijvers (D66), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), mevrouw O.G. Hartman-Togtema (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), H.L. Hilarides (VVD), mevrouw N. Homan (GroenLinks), M.W.H. Jansen (PVV), A.J.M. van Kesteren (PVV), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J.H. Mastenbroek (SP), J. Meesters (VVD), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), M.H. Post (GroenLinks), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), G.J. Steenbergen (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), R. Visser (PvdA), J.D. de Vries (D66), J. Wolters (SP), mevrouw E.M. Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66) Afwezig: R.J. Schoenmaker (PvdA), mevrouw M. Besselink (gedeputeerde) Aanwezige leden Gedeputeerde Staten: M. Boumans, mevrouw Y.P. van Mastrigt, P.G. de Vey Mestdagh, W.J. Moorlag, H. Staghouwer
1.
Opening en mededelingen
De VOORZITTER: Goedemorgen. Welkom aan de Staten en welkom aan onze gasten. Hiermee is de vergadering geopend. Onze gastvrouw is mevrouw Beenen. Dan hebben wij een afwezigheidsmelding binnen van de heer Schoenmaker van de Partij van de Arbeid.
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda
a.
Behandelvoorstellen
b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De VOORZITTER: De fractie van GroenLinks heeft een verzoek ingediend tot behandeling van een voorstel vreemd aan de orde. Een dergelijk voorstel betekent dat het oorspronkelijk niet op de agenda stond, maar dat een fractie dit vanwege de urgentie en de actualiteit toch graag wil bespreken. En dat betreft hier het onderwerp binding van schaliegas. De techniek en het reglement in onze Staten zijn zo dat je dat tijdig moet aanvragen. Dat is in casu gebeurd, namelijk afgelopen maandag. En dat is ook meegedeeld aan alle fracties en vervolgens is er toestemming nodig van ten minste eenderde van deze Staten. Er is nog wel iets bijzonders mee aan de hand. Ik heb u gemeld dat tijdens de bestaande vergadering van 6 februari van dit jaar de Partij voor de Dieren een motie over de winning van schaliegas heeft aangehouden. Deze fractie stemde destijds in met mijn voorstel – en u daarmee ook – om dit onderwerp eerst in de commissie te bespreken. En die staat ook geagendeerd. In de commissievergadering Omgeving en Milieu van 11 september jongstleden is door het College toegezegd dat men een reactie geeft op de aangehouden motie van de Partij voor de Dieren per brief aan de Staten. Dan kan het onderwerp vervolgens – zo is de mededeling – vervolgens in de commissievergadering van 16 oktober 2013 geagendeerd worden. Dat is de situatie en de GroenLinks-fractie meent dat er redenen zijn om daarvan af te wijken en het vanochtend nu hier te
3
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
behandelen. En ik geef graag de fractie van GroenLinks de gelegenheid om dat voorstel toe te lichten en daarna hoor ik wel van de betrokken fracties of er wel of niet behoefte is om dit punt vandaag te bespreken. Mevrouw Homan, gaat uw gang. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik wil inderdaad toelichten waarom nu. De Statenfractie van GroenLinks heeft u verzocht om de winning van schaliegas te agenderen in deze Statenvergadering en heeft daarbij niet de bespreking van het stuk in de commissie afgewacht. En wij hebben daar een goede reden voor. De afgelopen maanden was er veel te doen over schaliegas. Minister Kamp was voornemens om het bedrijf Cuadrilla proefboringen te laten doen, wat veel onrust bij de burgers tot gevolg had. Deze proefboringen zijn gelukkig sinds twee weken weer van de baan. Echter, de minister heeft de minister afgelopen woensdag – dus na onze commissie – in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat hij een structuurvisie en een plan-Milieueffectenrapportage wil laten opstellen. In die brief van minister Kamp staat dat voor het onderzoek zal worden gekeken naar héél Nederland. Ook staat in deze brief dat het niet alleen gaat om de tot nog toe beoogde locaties, maar ook om een groot aantal andere. Daarmee valt Groningen ook in het zoekgebied en er zit immers op twee plekken hier in Groningen schaliegas in de grond. Het afgelopen jaar is er nogal wat onrust en angst over het vervolg geweest van de activiteiten in de diepe ondergrond. GroenLinks wil voorkomen dat er nóg meer onrust ontstaat doordat Groningen met zijn aanwezigheid van schaliegasvelden een potentiële zoeklocatie wordt. En daarom wil GroenLinks in dit vroege stadium van de Structuurvisie en een plan-MER aangeven dat er in Groningen geen plek is voor de winning van schaliegas. Regionale en lokale belangen zijn onderdeel van de afweging, aldus minister Kamp zelf in de brief van 18 september. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan kijk ik even naar de fracties of men dit voorstel wil steunen of dat men zegt dat men dit liever in de commissie wil behandelen. Ik stel voor dat iedereen even langs de orde reageert. Allereerst meneer Dieters. De heer DIETERS (PvdA): Ik vind het sympathiek om daar nu mee aan de slag te gaan. Die onrust hebben wij ook gezien, ook de Partij van de Arbeid heeft daar een opvatting over. Maar we achten het dus op dit moment nog niet aan de orde om daarover te spreken, gelet ook op de toezegging van het College om in een volgende commissie een reactie te geven op de aangehouden motie van de Partij voor de Dieren. Voor ons is dat hét moment om dan in de volle breedte daarover te spreken en ik zou graag zien dat de brief, waaraan mevrouw Homan net refereerde, ook in de reactie van het College wordt meegenomen. Dan hebben we het totaalverband en kunnen we daar ook goed over discussiëren. Ik heb de brief gezien. Ja, het uitstel bedraagt anderhalf jaar. We moeten er vroeg bij zijn, maar wel zorgvuldig. Mevrouw WULFSE (VVD): De VVD heeft het voorstel van GroenLinks bekeken en uiteraard ook de brief van minister Kamp en hetgeen zich in Den Haag heeft afgespeeld. En wij vinden het eigenlijk op dit moment niet aan de orde en zeer prematuur. Het is een groot en belangrijk onderwerp, maar wij willen dat in de volle breedte bespreken in de commissie en het liefst een aantal keren. Want wij verwachten dat dit nog wel een tijdje kan gaan duren. Mevrouw VEENSTRA (SP): Wij snappen de urgentie van het verzoek van GroenLinks, maar wij hebben de voorkeur voor bespreking in de commissie van 16 oktober. En een eventuele motie kan ook worden ingediend in de aansluitende Statenvergadering. Gezien het aangekondigde uitstel hebben we de tijd om die maand te pakken. Wij denken ook dat dit onderwerp een goede inhoudelijke discussie verdient en wijzen ook op de mogelijkheid van inspraak die op 16 oktober ook aan de orde kan zijn. De heer BROUNS (CDA): Ook wij zien op dit moment de urgentie niet. Er is in de tijd ruimte om hier een zorgvuldig debat met elkaar over te hebben. Gezien het onderwerp is die zorgvuldigheid ook nodig. Door nu het debat aan te gaan denken wij dat de onrust waar GroenLinks het over heeft, eerder gevoed wordt dan dat wij die weg kunnen nemen. Dus wij pleiten voor zorgvuldigheid en wachten de reactie van het College af om dan het debat hierover te voeren. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik kan mij geheel vinden in de woorden die mevrouw Veenstra heeft uitgesproken op dit thema. We willen dit graag bespreken, we staan sympathiek tegenover de bespreking van het thema schaliegas, alleen dan wel graag uitgebreid en zorgvuldig.
4
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer JANSEN (PVV): Het is een zeer belangrijk onderwerp, maar wij achten het ook voldoende dat het 16 oktober in de commissie besproken wordt. We sluiten ons derhalve aan bij de woorden van mevrouw Veenstra, Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ook de ChristenUnie wenst aan te sluiten bij de orde zoals we die eerder met elkaar hebben afgesproken. Mijn fractie sluit zich aan bij de wens die is uitgesproken door de heer Dieters om ook in de brief van het College de reactie op de brief van de heer Kamp mee te nemen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Vrij Mandaat heeft ook geen behoefte aan een bespreking op dit moment. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Zoals gezegd hebben wij op 6 februari een motie ingediend en die kwam voor heel veel partijen iets te vroeg. Daarom is inderdaad afgesproken dat er een bespreking in de commissie plaats zou vinden en inmiddels zijn er twee brieven van de minister. De eerste was voor ons aanleiding om in de vorige commissievergadering een reactie van het College te vragen op korte termijn en de tweede was aanleiding voor GroenLinks om dit onderwerp voor vandaag te agenderen. Wij zien de urgentie heel erg en we zouden het voorstel vreemd aan de orde kunnen steunen en ook bij de eventuele bespreking zouden wij de aangehouden motie in willen dienen. Maar ik heb even geteld en ik begrijp dat we dat vandaag niet gaan bespreken. Dus dan wil ik kort nog even het woord richten tot mevrouw Homan van GroenLinks. Tijdens een recent telefoongesprek zei ze tegen mij: ‘Die motie kwam echt een beetje te vroeg voor de Staten.’ Dat vinden wij natuurlijk vervelend, maar dat vinden we niet erg. Dat begrijpen we ook wel. We zien onszelf als hazen in de marathon, daar hebben we zelfs een film over gemaakt en ik zou graag een exemplaar van deze film ‘De haas in de marathon’ willen overhandigen aan mevrouw Homan, zodat ze daar bij een volgende te vroege motie nog eens een keer naar terug kan kijken. [Overhandigt de film aan mevrouw Homan.] De VOORZITTER: Dat laat meteen weer zien hoe goed de gebruiken in onze Staten zijn. Daarmee hebt u me ook gelijk geholpen aan de conclusie: het is duidelijk dat er hier geen eenderde contingent voor instemming is en dus blijven we bij de oude afspraken in de procedure. De agenda wordt zonder verdere beraadslaging of stemming ongewijzigd vastgesteld. De VOORZITTER: De spreektijd is vastgesteld door het presidium op 14 minuten per fractie. Dat is ruim, maar we willen de mensen, die die tijd willen gebruiken, de gelegenheid geven daartoe en dat betekent dat we daarmee de ochtend bezig zijn en waarschijnlijk ook nog wel een deel van de middag. We denken in ieder geval voor de beroemde tijd van vijf of zes uur klaar kunnen zijn. Hoe dat precies loopt is altijd afhankelijk van de interrupties en dergelijke, maar u mag hier niet een warme avondmaaltijd verwachten.
3.
Bespreekpunten
A1. Begroting 2014 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 2 juli 2013, nr. 2013-25076, FC, betreffende de Begroting 2014, inclusief bijlagen (nummer 37/2014) Hierbij worden betrokken: - Voorstel van de PVV inzake alternatieven bezuinigingen voorjaarsnota 2013; - Brief van GS van 29 augustus 2013, nr. 2013-35.604/35, GMO, betreffende wijze en termijn afhandeling voorstellen en moties; - Brief van GS van 3 september 2013, nr. 2013-35.049/36/A.18, FC, betreffende Paragraaf Financiering Begroting 2014; - Brief van Stichting Leergeld Zuid-Oost Groningen d.d. 12 september 2013, betreffende korting subsidie Stichtingen Leergeld; - Brief van GS van 24 september 2013, nr. 2013-39.101/39/A.12, FC, betreffende gevolgen septembercirculaire Provinciefonds 2013 en overige ontwikkelingen begrotingsbeleid.
5
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer BATTING (PvdA): De besluiten, genomen bij de behandeling van de Voorjaarsnota, vinden hun beslag in de begroting 2014. Opnieuw zetten aanvullende bezuinigingen in de orde van grootte van 8,5 miljoen de begroting onder druk. Het omvangrijke bezuinigingspakket als gevolg van de Rijksbezuinigingen laat zich voelen. Sinds 2012 is onze begroting met 50 miljoen afgenomen. Uitvoeringsprogramma’s staan onder druk op vrijwel alle terreinen in de samenleving: leefbaarheid, sociaal beleid, natuur en arbeidsmarkt. In dat kader gaat het erom een evenwichtige begroting op te stellen. Het College is erin geslaagd een begroting te presenteren met een meerjarig begrotingsoverschot. Ruimte voor nieuw beleid is er echter amper: 1,5 miljoen voor de komende vier jaar. Om dat enigszins te relativeren zijn we blij met de inzet van 340 miljoen vrijgevallen middelen uit RSP- en MIT-gelden voor openbaar vervoer, infrastructuur en leefbaarheid. En ook met het feit dat voor 2014 in de begrotingsbijlage vooruitgelopen wordt op de verwachte uitvoering van projecten in de orde van grootte van 65 miljoen euro. Prima om bestemmingsreserves juist nu versneld aan te wenden. Houden we rekening met de laatste update, dan komt het begrotingsoverschot gemiddeld 4,1 miljoen hoger uit dan de gewenste minimumbuffer. In afwachting van de Miljoenennota achtte het College het raadzaam het overschot nog niet nader in te vullen. De Partij van de Arbeid heeft daar begrip voor, maar vraagt met klem, nu de consequenties van regeringsbeleid bekend zijn, niet langer te wachten met definitieve keuzes en uiterlijk bij de integrale bijstelling met uitgewerkte voorstellen te komen. Bijvoorbeeld op het vlak van stimuleringsmaatregelen voor het bedrijfsleven, voor verlevendiging van onze binnensteden en voor arbeidsmarktbeleid. Op één punt willen we nu al pleiten voor een nadere aanscherping. Met betrekking tot het sociale domein willen we graag een toezegging van het College dat extra middelen worden ingezet voor het armoedebeleid en ter voorkoming van sociale uitsluiting. De heer BROUNS (CDA): Betekent de uitnodiging aan het College om bij de integrale bijstelling met concrete voorstellen te komen – onder andere als het gaat om de stimulering van het bedrijfsleven en het arbeidsmarktbeleid – dat u het overschot dat op de begroting zit, wilt aanwenden om op die punten nieuw beleid te ontwikkelen dan wel bestaand beleid een krachtige impuls te geven? De heer BATTING (PvdA): Dat is juist. De VOORZITTER: In Groningen gebruiken ze ook niet meer woorden dan nodig is. Gaat u verder. De heer BATTING (PvdA): We geven het College wel mee, voortgang met de projecten te blijven maken en alternatieven achter de hand te hebben. Want voor je het weet is het 2020 en we willen toch niet dat we met een onvoltooid investeringsprogramma blijven zitten. De middelen zijn schaars en dat dwingt ons College zich te blijven inzetten op financiële impulsen vanuit welke hoe dan ook. Bijvoorbeeld vanuit de publieke taak niet alleen om onze middelen beter te laten renderen, maar vooral om van maatschappelijk belang te zijn. Zelf denkt u, College, onder andere aan miljoenen om revolverende fondsen voor het MKB. Uw concrete voorstellen zien wij graag zo spoedig mogelijk tegemoet. De Partij van de Arbeid constateert met u een grote behoefte aan innovatief en duurzaam kapitaal. Terecht dat u nieuwe werkgelegenheid wilt accommoderen. Samen met kennisclusters en clusterorganisaties is het van belang aan te sluiten bij het Energieakkoord en om Europese programma’s aan te boren voor regionaal economisch beleid, gericht op nieuwe technologieën. Werkgelegenheid: daar gaat het vandaag de dag om. En het is wat dat betreft onverteerbaar dat, hoewel wij ons bevinden in het centrum van de energierotonde, de energieprijzen voor de elektrointensieve industrie zoals Aldel veel hoger liggen dan in de ons omringende landen. Dit heeft als gevolg dat het behoud van werkgelegenheid onder ontoelaatbare druk staat. Wij prijzen de inspanningen van onze gedeputeerde en ondersteunen van harte de inzet om tot een gelijk speelveld te komen. Werk aan de winkel dus voor ons College om de achterdeur dicht te houden en nieuwe kansen mogelijk te maken. De heer SWAGERMAN (SP): De heer Batting refereert aan Aldel. Mag ik hem vragen of hij nog steeds in zijn geheugen heeft dat wij nu ongeveer een jaar of negen al trekken aan regionale en nationale overheden om hier iets aan te doen? En dat met name de Partij van de Arbeid in al die jaren in dit College heeft gezeten en het blijkbaar tot nu toe niet noodzakelijk achtte om ook daadwerkelijk daar iets aan te doen? Vindt u niet dat u wel erg laat bent, gezien de historie, met deze noodroep?
6
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer BATTING (PvdA): Het is een goed dat de heer Swagerman dit punt naar voren brengt, want in het perspectief van de burger is het zo dat deze van mening is dat de politiek haast moet maken. Terecht dat de heer Swagerman erop wijst dat dit soort procedures veel te lang duurt. Want het is juist in Europa dat we willen bewerkstelligen dat er vrije markten komen en vrije bewegingen van mensen, van verkeer en van vervoer van goederen. En juist op dit punt zien we dat de Europese energiemarkt nog niet is geliberaliseerd. Dat is ook een punt waar wij voor willen pleiten, ik ben het volstrekt met de heer Swagerman eens. Maar het is niet zo dat het één partij die in gebreke is gebleven: het gaat om een samenhang van alle partijen die daarbij wat punten hebben laten liggen. Ik kom tot de conclusie. Voor ons ligt een evenwichtige begroting en dat is onder moeilijke omstandigheden geen sinecure – wat onverlet laat dat we in het huidige economische tij elke cent die we kunnen missen, moeten inzetten als brandstof voor onze provinciale motor. Mevrouw GEERDINK (VVD): Na vorige week, met een positief doorslaande balans in de richting van heerlijk Duits eten, goed gezelschap en inspirerende gesprekken en lezingen, is het om meerdere redenen tijd om eens een balansdag te houden. Afwegen, reflecteren, goede voornemens maken en uitvoeren. Een begrotingsmomentje, zou je kunnen zeggen. De reis naar Hamburg en Bremen stond in het teken van economie en infrastructuur. De balans opmakend: wat waren nou de succesfactoren en waarin verschilt de economie daar van de economie hier bij ons? Het belangrijkste verschil is de balans tussen de overheid en het bedrijfsleven. Bij ons slaat de balans door richting overheid, in Hamburg is het het bedrijfsleven dat de klok slaat, waarbij de mentaliteit en de wijze van aanpak doorwerken in de wijze waarop de overheid acteert. Samenwerken doen ze daar alleen als de eigen economie erdoor versterkt wordt. Met samenwerkingspartners die zorgvuldig worden gekozen en ook opnieuw vaak worden gewogen. Alleen doorgaan met samenwerken als het geld in de la werk aan de winkel brengt. Samenwerken als de balans goed doorslaat én met een duidelijk doel. Alles staat daar in het teken van het neerzetten en het met kracht en trots uitstralen van een goed en welkom vestigingsklimaat van bedrijven. Dat levert werk op en daar draait de economie op. Ik heb de term ‘ruimtelijke ordening’ niet één keer gehoord, ‘kan niet’ staat daar niet in het vocabulaire. De balans is daar doorgeslagen in de richting van ‘kan wel’ als het geld en werk oplevert. Dat het daarbij op een duurzame wijze moet, is vanzelfsprekend. Als het goed is voor de economie, dan is de richting duurzaamheid. Wat de VVD betreft is het streven naar de juiste balans tussen de overheid en het bedrijfsleven de grootste uitdaging waar we de komende jaren voor staan. Regeren is vooruitzien. Anders zien we bedrijven vertrekken of sluiten in plaats van komen. En er is wat ons betreft veel geoorloofd: er moet aandacht zijn en blijven voor zaken die bijdragen aan een goed vestigingsklimaat zoals bijvoorbeeld cultuur, waar Hamburg de samenwerking bewust zoekt bij Eurosonic – we hebben dat allemaal gehoord en daar zij ze heel helder en duidelijk over. Dat kunnen wij omgekeerd ook, maar dat vergt een andere houding van onszelf. Naast deregulering en zo laag mogelijke belastingen is dit moment hét moment om eens na te denken over gerichte acquisitie. Er zou eigenlijk een groot bord langs de A7 moeten staan met de tekst ‘Werk, wees welkom’. Bedrijven met werk binnenhalen, verleiden, de boer op, acquisitie, proactief. Niet alleen de NOM of Marketing Groningen, maar vooral de provincie: wijzelf als Staten, de straks grotere gemeenten, beeldbepalende bedrijven in Groningen en onze reizende ambassadeurs – denk bijvoorbeeld aan onze Klaas Knot en Wim Pijbes die beiden uit onze provincie komen. De heer SWAGERMAN (SP): U stelt het vast niet op prijs als ik ook een uitgebreid exposé ga houden over alle nádelen die er in Hamburg kleven aan de samenleving en de manier waarop de politiek en het bedrijfsleven die menen te moeten vormgeven. Dus dat ga ik niet doen. Maar ik wel van mevrouw Geerdink weten hoe ze denkt in deze provincie te realiseren wat in Den Haag volledig wordt afgebroken. U zit in een regering waar honderdduizenden arbeidsplaatsen verloren gaan de komende jaren. Dus als u hier een wondermiddel kunt neerleggen waardoor we dat recht kunnen breien en u doet dat ook samen met die andere partner die net als in de provincie ook landelijk met u regeert, zou ik u zeer dankbaar zijn. Mevrouw GEERDINK (VVD): Dat is de reden waarom ik hier in deze Staten zit en ik denk dat wij hetzelfde verhaal als dat van de PvdA – u hebt het gehoord – in feite net zo goed hadden kunnen houden met hier en daar misschien een iets ander tintje. Maar de richting van volgens mij de hele coalitie is richting werk. En daar waar het in Den Haag misschien anders overkomt – wat niet het geval is, kan ik u vertellen – is dit in ieder geval de richting zoals wij daar hier in Groningen voor staan.
7
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer BROUNS (CDA): Twee vragen aan mevrouw Geerdink als het mag. U hebt het over werk. En u zit in een coalitie die bij deze begroting voorstelt om zwaar te bezuinigen op de cofinanciering voor economische projecten, op het arbeidsmarktbeleid, op de promotie van het vestigingsklimaat en op de toeristische infrastructuur. Kunt u mij uitleggen hoe u uw woorden om te komen tot meer banen en meer werk invulling gaat geven als u al deze programma’s schrapt? Ten tweede hebt u het over geen lastenverzwaring. Wij hebben hier een begroting met het voorstel om de motorrijtuigenbelasting te verhogen. Ik neem aan dat de VVD daartegen zal zijn. Mevrouw GEERDINK (VVD): Het antwoord op de eerste vraag heb ik denk ik in mijn verhaal verteld. Het is vaak niet alleen een kwestie van geld maar ook van een kwestie van houding, van een andere manier van opereren. Dus daar pleit ik in eerste instantie voor. En op de motorrijtuigenbelasting kom ik zometeen in een vraag richting het College terug. Dus als u mij dat toestaat, bewaar ik die even. Maar u weet hoe wij staan ten opzichte van motorrijtuigenbelasting. De heer BROUNS (CDA): Dan ben ik benieuwd hoe u daar straks op terugkomt. Maar u gaat mij vertellen dat een houding werk oplevert? Dus als mensen buiten maar laten zien dat ze willen werken, dan gaan ze werk krijgen? Dat gaat er bij mij niet in, sorry. Mevrouw GEERDINK (VVD): Wij zijn van mening dat niet alleen geld werk oplevert. Punt. Goed, volgende punt. Waar het om gaat is dat wij samen het merk ‘Made In Groningen’ verkopen. We kunnen leren van Hamburg door onszelf telkens weer de vraag te stellen: werken we met ondernemende partijen samen – waar meneer Brouns volgens mij de voorman van is – en wat levert het ons op? College, dat leidt ons tot de volgende twee vragen. Bent u bereid een acquisitieaanvalsplan te maken met als doel het verbeteren van ons vestigingsklimaat? Wij hebben een bedrag gereserveerd voor het stimuleren tot verbetering van het vestigingsklimaat, de vraag is of daar concreet handen en voeten aan gegeven kunnen worden. En de tweede vraag is: kunt u ons in aanloop naar de integrale bijstelling een paar mogelijkheden schetsen op basis waarvan de 9 ton uit de brief die wij van de week ontvingen, aan te veel betaalde motorrijtuigenbelasting kan toevloeien naar de belastingbetalers in onze provincie? Tot slot dienen wij vandaag bewust geen moties in met een budgettair beslag. Het is per slot van rekening zoals ik begon: balansdag. De heer WOLTERS (SP): Het mag bekend zijn dat de SP het beleid van de regering-Rutte slecht vindt. Het rigide bezuinigingsbeleid leidt tot onnodige verslechtering van de economie en daar zijn ondertussen veel VVD- en PvdA-prominenten het mee eens. Ons College komt ook met bezuinigingen – deels afgedwongen - maar tegelijkertijd kiest het College er ook voor om minder te besteden dan mogelijk is. Men laat 5,5 miljoen – of iets meer, denk ik zelfs – op de plank liggen: 2 miljoen als flexibel budget, zoals was afgesproken en daarnaast nog bijna 4 miljoen om tegenvallers op te vangen. We hebben toch ook nog een weerstandsvermogen om tegenvallers op te vangen en we hebben jaarlijks 500.000 euro opgevoerd op de begroting als reservering voor het opvangen van werkelijk onvoorziene en onvermijdbare uitgaven. En we gaan ook nog eens een keer heel voorzichtig om met het schatten van wat we krijgen uit de Rijksmiddelen: bij uitkering vanuit het Provinciefonds wordt uitgegaan van het nulscenario, terwijl op basis van de meicirculaire kon worden uitgegaan van een toename van 1,86% – voorzichtigheidshalve, want dat valt misschien nog wel tegen. Maar ook daar zit ook ruimte om tegenvallers op te vangen. In de commissievergadering heeft de gedeputeerde aangegeven dat het wel de bedoeling is om zodra er duidelijkheid bestaat over wat de regering-Rutte de provincies gunt, zomogelijk alsnog met voorstellen tot besteding te zullen komen. Wanneer kunnen we die duidelijkheid dan verwachten, is een vraag die we daar wel bij hebben. En overigens is wat ons betreft die voorzichtigheid toch wat overdreven, overbodig en voorzichtig. We zien dit toch al een soort voorzichtigheid die er uiteindelijk toe leidt dat het College wat extra bestedingsruimte heeft georganiseerd. Bij de Voorjaarsnota hebben we voor het hele extra gereserveerde bezuinigingsbedrag via amendementen geprobeerd om hier alternatieve bestedingen voor aan te wijzen. Daarbij willen we extra bezuinigingen besteden aan cultuur, natuur, reiskostenvergoeding voor MBO-studenten en participatieprojecten waaronder de Stichting Leergeld. We zullen niet al die amendementen opnieuw indienen, maar we willen er wel een uitpakken – al hebben we het idee dat we niet zo heel veel kans maken dat de coalitie er wat van over zal nemen, maar toch hopen we dat. Wat we met name willen proberen is dat we toch wat geld alvast bestemmen voor participatieprojecten, waaronder de Stichting Leergeld. Staatssecretaris Klijnsma heeft afgelopen weekend in een interview ook nog gemeld dat het
8
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
jammer is dat er minder geld voor sociale zaken en armoedebestrijding beschikbaar is, maar dat er gelukkig nog stichtingen zijn als de Stichting Leergeld. Ja, daar gaan wij niet vervolgens als lokale overheden toch ook weer in schrappen? Dat vinden we een slechte zaak. Dus daarom overhandig ik nu het eerste amendement aan de voorzitter (amendement later verworpen). Daarnaast hebben we nog een amendement en dat heeft als bedoeling om wat kostenbewuster en toekomstgerichter te handelen. Het betreft het bedrag dat het komende jaar besteedt wordt aan onderhoud van wegen en kanalen. We hebben het daar eerder over gehad: hiervoor wordt dus een planning opgesteld voor de komende jaren, middelen zijn ervoor gereserveerd en elk jaar worden uit het MIT bedragen beschikbaar gesteld voor dat doel. Dit jaar wordt er minder geld uitgetrokken dan nodig zou zijn om het gewenste niveau 2 van drie niveaus te bereiken. Naar ons idee is nu minder geld uitgeven eigenlijk onherroepelijk het begin om van het in de toekomst meer eraan uitgeven. ‘De kosten gaan voor de baten uit’ is zo’n spreekwoord en dat speelt wat ons betreft hier. Nu besparen op dat soort uitgaven betekent dat objecten minder lang meegaan, eerder vervangen moeten worden en vroeger storingen krijgen. Dus op termijn krijg je juist meer kosten. Ons pleidooi is dan ook om toch wat gelden uit dat MIT naar voren te halen. Daarvan was misschien wel in de toekomst gepland om ze uit te geven maar we zouden er wel voor willen pleiten om alvast dit jaar op dat niveau te gaan zitten, zodat je dit jaar niveau 2 kunt halen. In de commissievergadering hebben we daar ook wat vragen over gesteld, er was toen ook wel wat weerklank. Toen is gezegd dat we dat nog eens even laten doorrekenen wat de effecten daar nou van zullen zijn en dat is gebeurd. En ons vermoeden werd bevestigd, gezien de analyse die in de brief van het College van 14 juni is gepresenteerd. Weliswaar zijn de hierin gepresenteerde cijfers gebaseerd op inschattingen, maar eerlijk gezegd achten wij deze inschattingen betrouwbaarder dan die van het Centraal Planbureau waar onze bestuurders in Den Haag bijna blind op varen. Dus daarom dienen wij een tweede amendement in (amendement later verworpen). In de commissievergadering hebben we al gemeld dat we het positief vinden dat er een begin wordt gemaakt met het opnemen van prestatie-indicatoren en kengetallen. Tegelijkertijd vinden we – en dat waren veel partijen het in de commissievergadering met ons eens – dat de uitwerking nog lang niet voldoende is. Het College beaamde dat ook en in de commissievergadering is geopperd dat mogelijk vanuit de Staten meegedacht kan worden: in het presidium zou daar nader overlegd over worden. In elk geval hierbij onze toezegging dat we daar van harte een bijdrage aan willen leveren. Tot slot – misschien een beetje buiten de orde. Maar we hebben met genoegen kennisgenomen van het besluit van GS om de toestemming voor de biovergister in te trekken. Dat vinden wij een heel goede zaak. De heer BROUNS (CDA): Het is wel een bijzondere dag om de begroting te behandelen in de wetenschap dat over een minuut of twintig in de Tweede Kamer in Den Haag de Algemene Beschouwingen beginnen en dat uiteindelijk de uitkomst daarvan en de vertaalslag daarvan in hun begrotingen een effect zullen hebben op waar wij nu over spreken. En dan vooral over het meerjarenperspectief dat in onze begroting zit. En tegelijkertijd zie je dat diezelfde spanning, die toch een beetje rondom dat Haagse debat hangt – namelijk dat het kabinet geen meerderheid heeft in de Eerste Kamer – hier ook wel een beetje, want er is een aantal interessante uitspraken gedaan. En daar kom ik later in mijn betoog ook zeker op terug, want ik ben blij verheugd. In die zin deel ik dan ook niet de vrees van de SP dat zij geen hoop heeft dat zij deze coalitievoorstellen vanuit andere partijen niet overneemt. Want ik zie dat de Partij van de Arbeid bereid is om het overschot in de begroting – dat overigens niet alleen voor 2014 maar ook voor de jaren erna aanwezig is – aan te wenden voor een stevige stimulans van onze economie en arbeidsmarkt. En ik kom daar straks inhoudelijk nog op terug, maar dat komt zeer dicht in de buurt bij waar het CDA voor staat en bij wat naar zijn mening zou moeten gebeuren. Dat geldt ook voor het versneld uitvoeren van projecten: daarbij ben ik heel blij met de SP, die ik volgens mij voor het eerst in deze Statenzaal hoor pleiten voor het naar voren halen van gelden van het plegen van onderhoud aan onze infrastructuur. Ook dat stemt mij heel tevreden, want dat betekent niet alleen dat wij de kwaliteit van onze infrastructuur op orde houden, maar ook dat in deze moeilijke tijden de bedrijven die dat moeten verzorgen, in ieder geval werk hebben voor hun personeel. Dat sluit ook heel erg aan bij de Voorjaarsnota zoals die behandeld is. Want deze begroting is natuurlijk daar een vertaalslag van. En terecht zei de Partij van de Arbeid dat als je het vanuit dat oogpunt bekijkt, hier een evenwichtige begroting ligt. Want wat bij de Voorjaarsnota is besproken en is aangenomen, is hier vertaald in een financieel perspectief. Wij hebben als CDA bij die Voorjaarsnota een terugblik gegeven op hoe het gelopen is in de afgelopen anderhalf jaar, maar hebben ook een vooruitblik gegeven op wat het College en de partijen in deze Staten, waaronder het CDA, verwachten voor de komende jaren. En we hebben daarbij aangegeven dat een goede bereikbaarheid van zeker
9
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
ook de krimpregio’s van belang is om te komen tot een ontsluiting van de stedelijke centra en voorzieningen. We hebben ook aangegeven dat wij een serieuze duurzaamheidsagenda willen hebben die niet dogmatisch vanaf de tekentafel tot stand komt, maar die realistisch in de samenleving vorm krijgt met behulp van participatie. We hebben een perspectief neergelegd, waarbij we onze inwoners werk hebben in onze provincie en daar veilig kunnen wonen, er ruimte is voor recreatie, natuur en cultuur en er een sociaal draagvlak is in de samenleving. En we hebben gepleit voor een andere provinciale sturingsfilosofie, die – en dat zal bij de bestuurlijke herindeling later vandaag ook nog wel ter sprake komen – uitgaat van samenwerken en vertrouwen, die ruimte geeft aan initiatieven van onderop. Een overheid die faciliteert en een overheid die meedenkt in plaats van enkel en alleen oplegt. We hebben ook aangegeven dat we geen voorstander zijn van lastenverzwaring. En nu wij gisteren de septembercirculaire hebben ontvangen, waarin blijkt dat het financieel perspectief de komende jaren zelfs nog beter uitpakt dan de ruimte van een dikke 4 miljoen die we hebben – namelijk oplopend tot 0,7 miljoen meer – zijn wij er dan ook geen voorstander van om de motorrijtuigenbelasting verder te verhogen. Overal in de samenleving moeten we het met minder doen, er vinden al enorm veel bezuinigingen plaats. Op dit moment is het voor de provinciale financiën niet noodzakelijk om te komen tot een lastenverzwaring: laten we er dan ook vanaf zien. We willen graag een impuls van de regionale economie en wij zouden het overschot dat er in de begroting zit, dan ook daarvoor willen aanwenden. Dus wat ons betreft – dat hebben we ook bij de Voorjaarsnota aangegeven – gaan de bezuinigingen op de economische programma’s, op de promotie van het vestigingsbeleid, op het arbeidsmarktbeleid, op de toeristische infrastructuur en op de cofinanciering van structuurversterkende economische projecten van de baan. Die ruimte is er in onze begroting. Wat betreft die structuurversterkende projecten merkt het College zelf al op dat men op dit moment niet een beeld heeft van wat de gevolgen daarvan zijn. Die gevolgen zullen pas in beeld zijn bij de integrale bijstelling. Áls je al iets afschaft, dan moet je dat wel doen op basis van het kunnen wegen van de mate waarin maatregelen hun effecten en gevolgen in de samenleving hebben. Nu wordt iets afgeschaft zonder dat we het daarover kunnen hebben en die weging kunnen maken en dat in economisch slechte tijden en in de wetenschap dat we voldoende financiële middelen hebben om het wél in de benen te houden. Laten we dan die economie écht een stimulans. En dat geldt ook voor het versnellen van projecten: daar is geld voor gereserveerd. Wat wij missen in deze begroting zijn de maatregelen hoe wij dat ook daadwerkelijk tot stand brengen. Wij praten er nu al enige jaren over, maar de echte versnelling van die projecten, waar we gewoon spaargeld voor op de plank hebben liggen, is tot op heden niet tot stand gekomen. We zouden dus graag van het College inzage krijgen in welke maatregelen men komend jaar gaat treffen om projecten inderdaad versneld in de uitvoering te krijgen. Zoals gezegd: er is 5 miljoen ruimte in de begroting. Laten we die nu aanwenden om serieus werk te maken van werk. En ik ben het met haar eens als mevrouw Geerdink zegt: ‘Het is niet alleen geld dat werk maakt.’ Natuurlijk moet er een goede houding zijn. Het vergt ook een overheid die initiatieven van onderop de ruimte geeft, die ondernemingen faciliteert in plaats van belemmert met regelgeving. Maar het vergt ook geld, want het is niet zo dat eenieder zichzelf in deze samenleving kan redden en we moeten wel bereid zijn om daarin te investeren. Tot slot is er een opmerking gemaakt over de Stichting Leergeld door de SP en daar hebben we een vraag over aan het College. Bij de toetreding van de ChristenUnie is nadrukkelijk aangegeven dat een van de grote wijzigingen in het Collegeprogramma de centrale primaire plek voor vrijwilligers was. En vrijwilligers zijn heel erg belangrijk in onze samenleving om bij al die punten waarbij de overheid de laatste jaren aan het terugtreden is, toch nog zaken draaiende te houden. En kan het College ons uitleggen hoe de bezuiniging op de Stichting Leergeld zich verhoudt tot het primaire aandachtspunt van ondersteuning van vrijwilligers? De heer VAN KESTEREN (PVV): De heer Brouns vertelt net dat je bedrijven de ruimte moet geven en moet faciliteren en dat het niet alleen een kwestie van geld is. Ik zou eens van u willen weten hoe het CDA staat in de komst van een Factory Outlet Centre in Oost-Groningen: dat kost ons geen geld, want daar zijn investeerders voor. Ik wil graag van u weten wat uw opstelling daarbij is. Hoe denkt u daarover? Wilt u daarin meegaan om dat bedrijf ruimte te geven om zich ook daadwerkelijk te vestigen? Of gaat u mee met het College om alle hindernissen en regels in te stellen zodat het Factory Outlet Centre onmogelijk wordt? De VOORZITTER: Laten we nu niet een debat beginnen over het Factory Outlet Centre, maar u mag in principe deze vraag wel even beantwoorden, meneer Brouns.
10
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer BROUNS (CDA): Ik zal geen debat hierover aanzwengelen. Laat ik het in algemene zin houden, want dat geldt ook voor een factoryoutletcentrum: als een ondernemer brood ziet in het opzetten van een onderneming of in het drijven van een bestaande onderneming, wie zijn wij als overheid om dat in twijfel te trekken? Uiteindelijk is het geld van een investeerder of van een ondernemer zelf. En als hij denkt dat er kansen zijn en die leveren vervolgens werkgelegenheid op, dan denk ik dat je als overheid daar primair faciliterend tegenover moet staan. Ten tweede denk ik dat je je te allen tijde moet bezinnen op de plek die je als overheid hebt, dus je moet geen oneigenlijke instrumenten gebruiken om zaken te voorkomen. Anderzijds moet je wel kijken naar wat er particulier aan initiatieven is en wat de gevolgen daarvan zijn voor de rest van de samenleving. Want het is niet de ondernemer die alleen in de samenleving staat, er zijn meerdere ondernemers en daar is een balans in. En die afweging zul je dan uiteindelijk moeten maken, maar wel binnen de bevoegdheden die je als overheid met het gebruik van het juiste instrumentarium. De heer ZWERTBROEK (D66): ‘Vertrouwen en duidelijkheid’ is de naam van de tegenbegroting, ingediend door de Tweede Kamerfractie van D66. En aan de hand van deze twee woorden zal ik mijn woordvoering vandaag invullen. De begroting ligt vóór ons. En allereerst willen wij de ambtelijke ondersteuning nogmaals danken voor hun werk, zeker omdat wij dit jaar voor het eerst te maken hebben met een geïntegreerde en duidelijke begroting. Vorige week was het Prinsjesdag en werden traditiegetrouw de plannen van het kabinet officieel bekend – er lekt immers wel eens wat. Deze plannen omvatten wederom een bezuinigingsopgave – voor een deel ook bij de provincie. D66 is erg benieuwd naar de gevolgen hiervan en ook naar de visie van GS daarop. Het is mooi dat de provincie 5 miljoen overhoudt in de begroting. Wel moet aangetekend worden dat de eerdere bezuiniging bij de provincie wellicht de oorzaak is. D66 is van mening dat moet worden gekeken naar de doorrekening en daarna kijken welke ruimte er nog is. Wel vindt D66 dat het mooi zou zijn als het overgebleven budget geïnvesteerd wordt. D66 heeft dan ook wensen om dit budget te investeren en wij hopen dat GS dit mee kan nemen en hierop terug kan komen. D66 ziet een nadere investering in projecten op het gebied van energietransitie als positief. Met name bij het gebouwenplan zien wij kansen om te werken aan duurzame woningen en duurzame gebouwen, bijvoorbeeld een flinke inzet op semioverheidsgebouwen. Kan GS richting de integrale bijstelling kijken naar de mogelijkheden en hier nader op inzetten? Daarnaast is het belangrijkste doel van het beleid de economie. Dat kan succesvol zijn binnen onze grenzen, maar dat is het zeker door samen te werken over de grenzen heen. Dat hebben wij onder andere vorige week gezien in Bremen en Hamburg, zoals mijn collega, mevrouw Geerdink, ook al aangaf. Wij dienen op dit moment nog geen motie in om hier aan deze punten uiting te geven: wij willen eerst de doorrekening zien van de plannen van het Rijk en daarna zien welke ruimte er is. De heer SWAGERMAN (SP): Ik zou het een klein beetje om willen draaien. Ik zou de D66-fractie willen vragen om, net als in de Tweede Kamer gebeurd, een voorstel te doen – op basis van de bestaande begroting en op basis van wat de D66-Statenfractie graag wil – met instemming toe te staan dat het tekort op gaat lopen dan wel dat de bezuinigingen die nu worden opgevoerd, terug worden gedraaid – wat in lijn is met wat D66 landelijk wil en daarmee banen te creëren. Als u mij daarin wilt steunen, dan gaat dat banen opleveren en ik zou dat heel erg op prijs stellen als u dat in deze coalitie voor elkaar weet te krijgen. De heer ZWERTBROEK (D66): Vanzelfsprekend willen wij aan banen werken en dat is ook iets wat mevrouw Geerdink aangaf: alle coalitiepartijen willen dat. Daarnaast wil ik dolgraag aan de slag met de begroting, maar dan wil ik ook duidelijkheid hebben over het beleid dat in Den Haag op dit moment wordt gemaakt en waarvan u weet hoe mijn partij daarin staat en dan wil ik daar verder naar kijken – want ik wil daar overzicht van hebben. Daarom dienen wij ook dus geen moties in op dit moment, wij willen wel bij de integrale bijstelling een overzicht zien van de mogelijkheden waarin wij kunnen investeren in deze provincie. De heer VAN KESTEREN (PVV): In mijn betoog over de begroting zitten maar liefst twee complimenten aan het College. Wanneer onze motie aan het eind van dit betoog zal worden overgenomen, dan kunnen dat er misschien nog wel meer worden. Dus ik zou tegen iedereen willen zeggen: geachte dames en heren, let goed op want het is in ons aller belang. Op de website van de provincie Groningen kunnen we sinds kort een mooi overzicht vinden van verleende subsidies. Gedeputeerde Staten van Groningen zijn dus goed bezig, waarvoor dus
11
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
onze complimenten. Maar het kan ook beter. Is het geld goed terechtgekomen? Is ermee gedaan wat concreet erover is afgesproken? Uiteindelijk zouden we toemoeten naar een systeem dat niet alleen de provincie maar zeker ook de burger zicht krijgt op de besteding van subsidies die beschikbaar zijn gesteld voor de realisatie van het beleid en de resultaten die ermee worden bereikt. Zoals velen van u weten zijn wij al meer dan een jaar bezig met een subsidieonderzoek, dat inmiddels aan de afronding toe is. Wij zullen er op korte termijn mee naar buiten komen en hopen dat GS haar voordeel er in de toekomst mee zullen doen. Wellicht kunnen we hierin samen optrekken om op termijn volledige transparantie in de subsidiestroom te realiseren. Op economisch beleid willen GS een half miljoen per jaar bezuinigen in de periode 2014-2017 – bezuinigingen op economische programma’s die belangrijk zijn voor de welvaart van onze provincie. Naar onze mening zou er beter op andere programma’s bezuinigd kunnen worden. En de PVV stelt dan ook voor om de volgende programma’s te schrappen, die in een motie zullen worden ingevuld. Tot slot zou ik GS nog een tweede compliment willen maken, omdat GS volgens mij één bezuinigingsvoorstel van de PVV hebben overgenomen en wel het programma Regio van de Smaak. En dan dien ik hierbij onze motie in. De VOORZITTER: Dank u. Dit is de motie met nummer 1, getiteld ‘Alternatieve bezuinigingen’, namens de fractie van Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Constaterende dat Gedeputeerde Staten willen bezuinigen op belangrijke economische programma’s die belangrijk zijn voor de welvaart in onze provincie; Overwegende dat er beter op andere programma’s kan worden bezuinigd, die onze economische draagkracht niet zullen verzwakken; Van mening zijnd dat het niet verstandig is om te bezuinigen op de programma’s ‘Versterking Toeristische Infrastructuur’ en ‘Promotie Vestigingsklimaat’. Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om in plaats daarvan de programma’s ‘Streekrekeningen’, ‘Innovatie Kwaliteitssprong Landbouw’, ‘100.000-Woningen- en Voertuigenplan’, ‘Energy Valley’ en ‘Vergroening Energie Dorpen/Buurten’ volledig te laten vervallen. En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Wij bespreken vandaag de begroting voor het aankomende jaar, kort na Prinsjesdag en op de eerste dag van de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer, die over zo’n vijf minuten zullen aanvangen. Dit jaar mag daarbij als een bijzonder jaar gerekend worden, daar de Troonrede met de regeringsplannen voor het eerst door onze koning werd uitgesproken. Een feestelijke dag, maar wel een dag met een sombere boodschap: de economie staat er nog niet goed voor. Wat de ChristenUnie betreft ligt de uitdaging voor het komende jaar in het behouden van de werkgelegenheid en het niet verder oplopen van de werkloosheid, maar ook gezinnen als steunpilaren van onze samenleving mag het niet moeilijker gemaakt worden dan nodig. Het kabinet staat voor een grote uitdaging om de vraagstukken die er liggen op het gebied van de economie, de zorg, de pensioenen, het wonen en de werkgelegenheid op te lossen. Daarbij zullen maatregelen getroffen moeten worden die pijn zullen doen en die we allemaal zullen merken, maar het gaat ook om keuzes waarmee je groepen kunt ontlasten. In de afgelopen dagen zijn er verschillende tegenbegrotingen dan wel alternatieven gepresenteerd door de oppositiepartijen. Wij zien dan ook een spannend najaar vóór ons, te beginnen bij vandaag. Wij waren hier niet van plan een kleintje Algemene Politieke Beschouwingen uit te spreken. Toch staat wat wij hier in de provincie doen niet los van wat zich in Den Haag afspeelt. In de wetenschap dat de rijksplannen nog niet vastliggen en de gevolgen daarvan voor onze begroting nog niet volledig inzichtelijk zijn bespreken wij vandaag de begroting van onze eigen provincie. Wij constateren dat de begroting een uitwerking vormt van wat wij hebben besproken en vastgelegd in de Voorjaarsnota. Naast de bezuinigingen en de economische stagnatie wordt er in deze begroting sterk ingezet op het realiseren van de ambities op het gebied van werk, energie en leefbaarheid. Die begroting kent vooralsnog een begrotingsruimte. Het College kiest ervoor deze ruimte nog niet direct in te vullen, gelet op de onzekerheden als aanvullende bezuinigingen van rijkswege en de effecten van de Miljoenennota. Wij zouden graag snel zicht krijgen op de effecten van de rijksbegroting voor de begroting van onze eigen provincie. Op onze inbreng tijdens de commissievergadering gaf het College weer dat men richting de integrale bijstelling voornemens is met een samenhangend pakket van
12
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
bestedingsvoorstellen te komen ten aanzien van de resterende begrotingsruimte. In de brief over de septembercirculaire die we gisteren hebben ontvangen, is dit nogmaals weergegeven. Wij zouden het College nu vast willen oproepen – in het licht van de grote vraagstukken die in ons land aan de orde zijn, maar waar we ook hier in Groningen onze bijdrage aan zouden kunnen leveren – in die bestedingsvoorstellen in ieder geval het stimuleren van werkgelegenheid en de economie mee te willen nemen. Wij zien daarvoor ook in het bijzonder kansen in relatie tot de samenwerking over de grens met Duitsland en met de lagere overheden aldaar. Tijdens ons bezoek aan Bremen en Hamburg zijn we nog meer gesterkt in deze opvatting. We kunnen veel leren van de landen om ons heen en veel met hen samenwerken. En daarnaast roepen wij het College op om in te zetten op de sociale kant van het beleid. In het bijzonder denken wij dan aan de participatieprojecten om sociale uitsluiting tegen te gaan en het ondersteunen van vrijwilligers – inderdaad het cement van onze samenleving – en vrijwilligersorganisaties die zich richten op armoedebestrijding. Graag zien wij een reactie van het College daarop tegemoet. Wij hopen dat in het komende jaar op alle overheidsniveaus gewerkt zal worden aan het oplossen van de vraagstukken in dit land. In onze rol als leden van Provinciale Staten spreken wij daarbij in eerste instantie onszelf aan, maar kijken daarbij ook naar Den Haag, zodat wij volgend jaar de koning voor de tweede maal een Troonrede namens de regering mogen horen uitspreken, maar dan een rede met een boodschap waar daadwerkelijk perspectief uit blijkt. De heer POST (GroenLinks): Juist op dit moment vangen in Den Haag de beraadslagingen aan rond de Algemene Beschouwingen – volg de livestream, zou ik zeggen. In mei bespraken wij hier in dit huis de Voorjaarsnota en daarbij heeft GroenLinks aangegeven, teleurgesteld te zijn in een aantal keuzes van het nieuwe College. De begroting die vandaag voorligt, is een weerslag van wat we toen met elkaar bespraken. De teneur van de discussie toen was dat er nogal wat onzekerheden waren met betrekking tot het rijksbeleid. Nu Prinsjesdag achter de rug is zouden we de balans op kunnen moeten maken. Maar zoals gezegd vindt daar nog een discussie over plaats. In de commissievergadering heeft gedeputeerde Moorlag toegezegd de Staten vandaag te informeren over de gevolgen van de landelijke bezuinigingen voor de provincie Groningen. Gisteren hebben wij daarover een brief ontvangen met een reactie op de septembercirculaire – overigens dank hiervoor. Maar deze brief gaat alleen over de gevolgen voor het Provinciefonds en niet over de totale bezuiniging. Wat is hiervan de reden en kunnen we bij de integrale bijstelling wél een totaalbeeld ontvangen? Onze indruk is dat het met het financiële perspectief nog wel eens minder had gekund. Hoewel het te kort dag is om het totaalbeeld te hebben, denken we dat het zeer behoedzame begroten met vele slagen om de arm wel ietsje minder relevant is en het opent perspectief voor de bespreking tijdens de integrale bijstelling. De gemiddelde begrotingsruimte zal de komende jaren dus iets meer van 5,5 miljoen bedragen – de SP had het daar ook al over. En in het debat rond de Voorjaarsnota heeft GroenLinks aangegeven dat wel heel erg veel te vinden, maar het College, gesteund door de coalitie, wilde vasthouden aan het beleid van ‘double double safe’. Bij de behandeling van de commissie BFE hebben we gesproken over het flexibel budget en de wens van GroenLinks om daarbij niet jaarlijks vast te houden aan 2 miljoen, maar dit mee te laten bewegen met de omvang van de begroting. En tijdens de commissie heeft het College toegezegd dat een afronding naar die 2 miljoen niet noodzakelijk is en daarmee ontstaat een financiële ruimte van 114.000 euro voor nieuw beleid. De verleiding om daar nu met voorstellen over te komen is groot – ook voor onze fractie – maar toch maakt ook mijn fractie graag een integrale afweging. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota in de Staten van juni heeft GroenLinks een motie ingediend over het deels terugdraaien van de provinciale bezuinigingen op natuur. Helaas is deze motie verworpen, de coalitiepartijen en het College gaven toen aan te willen wachten tot de begrotingsbehandeling omdat dan duidelijk zou zijn hoeveel geld er van het Rijk beschikbaar zou komen voor natuur. De regering heeft vorige week dinsdag besloten 100 van de 200 miljoen extra voor natuur naar achteren te willen schuiven. Het is op dit moment niet precies duidelijk wat dit betekent, maar wij zijn bang dat het natuurbeheer in onze provincie hiervan de dupe zal worden als wij als provincie niet gaan voorfinancieren. Er is al ontzettend veel bezuinigd op natuur en als de provincie niets doet, dreigt het natuurbeheer in Groningen tekort te schieten waardoor de kwaliteit achteruitgaat. Er wordt nu pas in december bij de integrale bijstelling een besluit genomen over die natuurgelden maar GroenLinks houdt zijn hart vast bij wat hiervan de uitkomst zal zijn. Wij roepen op dit moment dan ook GS op om in elk geval te voorfinancieren wat het Rijk nu wil uitstellen. En daarnaast willen wij dat de provincie een deel van de begrotingsruimte gaat inzetten om de gaten in
13
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
het natuurbeleid te vullen. We zullen hierover in december in december dan ook met voorstellen komen. Ten slotte heeft de GroenLinks-fractie eerder ook al haar zorgen uitgesproken op de bezuinigingen op Stichting Leergeld en bij de behandeling van de Voorjaarsnota hebben we het amendement van de SP op dit punt ook gesteund. De brief van de gezamenlijke stichtingen Leergeld sterkt ons in onze ongerustheid hierover en een heroverweging lijkt opnieuw op haar plaats. Wij zullen het zojuist aangekondigde amendement van de SP dan ook opnieuw ondersteunen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Er is al veel gesproken over de economie en over werkgelegenheid. De VVD heeft opgemerkt dat geld geen werk maakt. Werk hangt onverbrekelijk samen met vakmanschap en scholing. Het Hamburgse voorbeeld, dat door mevrouw Geerdink werd aangehaald, dient in dat perspectief te worden bezien. De Duitse economie steunt op traditie. Duitse ondernemers investeren duurzaam in de opleiding van en de binding met toekomstige werknemers. Grote borden langs de weg hebben weinig zin als er onvoldoende goed opgeleide vakmensen klaarstaan. Investeer daarin, zou ik zeggen, en neem als partij van de ondernemers het voortouw. De begroting 2014 die vóór ons ligt, staat in het teken van bezuinigingen en het perspectief van grote maatschappelijke veranderingen. Den Haag stoot de zorg af richting de provincie en de gemeente, maar zonder al het geld dat daaraan werd besteed – het is maar een voorbeeld. Provincies en gemeenten moeten het over het geheel genomen goedkoper doen door de burger in te schakelen, net als vroeger in de jaren van de wederopbouw en de bestedingsbeperking, ‘de jaren van de zorgzame samenleving’. De verzorgingsstaat is pleite. We leven in een participatiemaatschappij. Het College wil het zelforganiserend vermogen van de samenleving aanwakkeren en beseft dat ze dan zijn eigen bestuursstijl wel zal moeten aanpassen. Ga er maar aanstaan, zou ik zeggen. Want blijkens een enquête van het NIPO, die onlangs is gehouden, zegt 80% van de Nederlanders weliswaar bereid te zijn om straatmeubilair te onderhouden, rommel op straat op te ruimen en hangjongeren te corrigeren, maar doen wat je zegt is een tweede. De moderne burger heeft zijn gezin, zijn werk, zijn carrière, zijn vrienden. De sociale rol van het familieverband is sterk gekrompen. En die van de straat van de buurt is zo goed als verdwenen, behalve in het dorp Veele in Westerwolde en daarom ben ik daar bijna vijf jaar geleden ook gaan wonen. Van het College en van ons in de Staten wordt een geweldige inspanning gevraagd. Maar deze provincie en haar inwoners zijn het waard en daarom sta ik achter deze begroting en de doelen die daaraan ten grondslag liggen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Partij voor de Dieren ziet veel van hetzelfde, zoals wij ook al constateerden bij de Voorjaarsnota. De verschillende onderdelen van de begroting zijn losjes aan elkaar gehangen aan een slinger die economische groei heet. Er wordt ingezet om meer bedrijven, meer industrie en meer wegen. En deze slinger brengt ons niet zoveel, behalve wellicht een beetje vrolijke en feestelijke versiering en straatverlichting waar de mensen vandaag naar kunnen kijken. Maar voor de toekomst bieden zij onze provincie weinig. Het lijkt erop alsof de enige manier om de financiële crisis te overleven in deze provincie economische groei is. Maar economische groei vormt niet de oplossing, hij is het probleem. Wanneer ambities op het vlak van economische groei de pan uit rijzen, dan worden natuur, duurzaamheid en biodiversiteit doorgaans een ondergeschoven kindje vergeleken met de economische belangen. Ik zal er ook enkele voorbeelden van noemen zoals we die ook in de begroting hebben gezien. Neem bijvoorbeeld de omschrijving van Natura 2000 en de Programmatische Aanpak Stikstof. Daarbij staat dat we moeten voldoen aan de Europese en nationale verplichtingen voor natuur en biodiversiteit en direct daarna staat dat er voldoende ruimte is voor economische ontwikkeling – kennelijk los van die plicht. Wij denken dat het wel een stapje meer mag met die natuur en biodiversiteit. We constateren verder dat het College de zaken soms wat rooskleuriger doet voorkomen dan ze daadwerkelijk zijn. Neem bijvoorbeeld het beeld dat geschetst wordt van de landbouw: duurzaam en diervriendelijk en ook nog eens in het landschap past. Dat zijn politieke keuzes waarbij je, wanneer je begroting leest en wanneer je tegelijk door de provincie rijdt en om je heen kijkt, daar een discrepantie tussen ziet. Ik zal dat ook nog even toelichten. Megastallen bijvoorbeeld zijn niet duurzaam, ook niet met zonnepanelen op het dak. Het fosfaattekort, waar de gedeputeerde ook al in de commissie over sprak, vindt ook in de veehouderij hier zijn grondslag. Megastallen zijn niet charmant in de Groninger vergezichten en dierenwelzijn en megastallen gaan ook niet samen. Deze teksten uit de begroting geven naar onze mening een vertekend beeld van de inzet van de provincie. En als we kijken naar de borging van het dierenwelzijn, voor ons een belangrijk punt, dan komen we eigenlijk in de hele begroting niets tegen hoe dat nou precies wordt vormgegeven. We lezen wel dat de provincie het belangrijk vindt, maar waar zit hem dat nou precies in? Laten we een voorbeeld
14
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
noemen. Bij de Voorjaarsnota hebben we een motie ingediend voor het steunen van opvangcentra voor wilde dieren. Wij vinden dat een belangrijke taak voor de provincie, maar daar werd door de meerderheid in deze Staten anders over gedacht. Toch gaf het College aan – en dat staat ook in deze begroting – dat er opvangcentra gesubsidieerd worden. Maar op basis van welke criteria is dat nou, hoe effectief is dat en hoeveel geld gaat het daarbij eigenlijk om? Dat zouden we nou graag in kaart willen zien en daarom hebben wij de volgende motie. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 2, getiteld ‘Zicht op dierenopvang’, namens de fractie van de Partij voor de Dieren: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Constaterende dat de provincie Groningen faunaopvangcentra financieel ondersteunt ten behoeve van het opvangen van hulpbehoevende wilde dieren; in de begroting 2014 geen exacte vermelding is van de subsidieverstrekking in 2014 aan deze opvangcentra; Overwegende dat inzicht in de subsidiëring van faunaopvang een beeld geeft van de inzet van de provincie voor wilde dieren en bovendien ten goede komt aan de controlerende taak van Provinciale Staten; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. in de begroting inzichtelijk te maken hoeveel subsidie er jaarlijks naar de faunaopvangcentra gaat; 2. voor de begroting 2014 deze cijfers te presenteren tijdens de Integrale Bijstelling. En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik zei het zojuist al: volgens ons is economische groei niet de oplossing, maar juist de oorzaak van het probleem, maar dat is ook niet het grootste probleem. Ik zal u een voorbeeld noemen. Earth Overshoot Day is de dag waarop de hele wereld de natuurlijke reproductiecapaciteit van de aarde overschrijdt, dus wanneer alle grondstoffen die we voor dat jaar beschikbaar hebben, op zijn. Die viel in 1980 nog op 14 december, dus toen kwamen we al een paar weken tekort. Dit jaar viel deze dag, waarop onze grondstoffen eigenlijk al op waren gebruikt voor het hele jaar, op 20 augustus. Dus we leven nu helemaal op de pof. We weten dat de biodiversiteit ernstig gevaar loopt, grotendeels veroorzaakt door onze veehouderij. Ik zal u de details besparen, die hebt u ongetwijfeld al vaker van mij gehoord. Maar dat is wel een groot probleem, want zonder biodiversiteit is er ook geen landbouw mogelijk en is er ook geen voedsel. De belangrijkste crises van dit moment, zoals de biodiversiteitscrisis, de watercrisis, de voedselcrisis, de grondstoffencrisis en de klimaatcrisis, maken overduidelijk dat de financiële crisis een van de kleinste en goedkoopste problemen is. De voor de hand liggende oplossing is de veroorzaker van al deze crises aan te pakken: de veehouderij. Dat zou logisch zijn, want het is met vlees net zoals met eurocenten: de productie ervan kost veel meer dan de prijs die erop geplakt is. De oplossing voor klimaatverandering – net als die voor de voedselproblemen en al die andere zaken die ik net noemde – wordt in de begroting stelselmatig ontweken. En ik zeg het nog maar een keer: wanneer iedere vleeseter één dag een biefstukje zou laten staan en geen karbonaadjes eet, zouden we alle Nederlandse klimaatdoelstellingen in één klap gehaald hebben. De gemakkelijkste manier ligt dus gewoon op ons bordje, mes en vork zijn de belangrijkste wapens in de strijd tegen klimaatveranderingen en al die andere crises. En om u een eindje op weg te helpen – want ik snap wel dat dit niet voor iedereen even gemakkelijk is – willen wij u graag later vandaag in de pauze een niet-vleessnack aanbieden, een culinaire snack die volgens chef-koks en vleesliefhebbers niet van echt te onderscheiden is – dat levert soms heel grappige situaties op – en die volgens een aantal zelfs beter is dan het product mét vlees. En dat doen wij omdat we willen aangeven dat het eigenlijk heel erg smakelijk, gemakkelijk, goedkoop en lekker is. Natuurlijk zien wij ook een heleboel goede punten in de begroting. We hebben bijvoorbeeld een gedeputeerde Bijzaken, die deze portefeuille heel enthousiast heeft omarmd. Zaken als minder gifverbruik betekenen positieve ontwikkelingen die de bijenpopulatie ten goede komen en we vinden het dan ook prijzenswaardig dat hier in de begroting aandacht aan wordt besteed. We zien daar echter niet zoveel van terugkomen. We vernamen bijvoorbeeld in de commissie dat er aan de Oostelijke Ringweg een bijenhotel geplaatst is. Dat is hartstikke mooi en we hopen dat binnenkort een waar hotelketen in de provincie komt met hotels voor onze kleine zoemende vrienden. Daar wil ik graag ook een motie over indienen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Bijhouden Bijzaken’, namens de fractie van de Partij voor de Dieren:
15
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Constaterende dat gedeputeerde Staghouwer bijzaken aan zijn portefeuille heeft toegevoegd; in de begroting een concreet budget is gereserveerd, noch concrete doelen of plannen voor bijenbeleid vermeld staan; Overwegende dat het vooraf opstellen van plannen ten behoeve van het bijenbeleid en de uitvoering van het bijenbeleid ten goede komen; plannen beter kunnen worden uitgevoerd wanneer er vooraf een budget voor is vrijgemaakt; de bijenstand wereldwijd aandacht heeft vanwege de kritieke situatie van de bij en hierdoor ook van de mens Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. plannen op te stellen om invulling te geven aan bijzaken in 2014; 2. hiervoor een budget te reserveren voor 2014; 3. hiervan een voorstel te doen bij de integrale bijstelling. En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): We zien nog meer goede ontwikkelingen, bijvoorbeeld de constante zoektocht naar hergebruik en recycling in de bouw, de verduurzaming van het openbaar vervoer, het subsidiëren van groene initiatieven zoals Noordelijk Lokaal Duurzaam – allemaal hartstikke mooie initiatieven. Het zijn allemaal goede stappen die de provincie zet, maar het zijn in onze ogen wel heel kleine stappen. Want bij 20 graden temperatuurstijging en een aarde die augustus dit jaar al uitgeput was, is het de hoogste tijd om actie te ondernemen. Dus laten we ertegenaan gaan en we hopen dat we volgend jaar – misschien zelfs al bij de integrale bijstelling, maar ik zal een beetje realistisch zijn – te maken hebben met een begroting waarin een structureel plan wordt gepresenteerd, dat ervoor zorgt dat we in ook in 2020 nog aangenaam kunnen leven in deze provincie. Een provincie zonder Zuidbroek aan Zee en zonder de zonnebrandfactor 500, maar een provincie met oog voor bijzaken en duurzame leefomgeving. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ik kijk even naar de gedeputeerde. Ik zou graag meteen met de tweede termijn willen beginnen of heeft hij even behoefte aan een schorsing? Als ik alles overzie, dan zit u te popelen om het woord te mogen voeren. Het College heeft voor de hele dag 45 minden spreektijd ter beschikking en die gaan nu doen. Gaat uw gang. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Een aantal fracties refereerde aan het bezoek dat Provinciale Staten vorige week aan Bremen en Hamburg heeft gebracht. Ik kon daar helaas niet bij zijn, maar afgelopen vrijdag was ik met collega Van Mastrigt in de Eemshaven op de Orange Blue Terminal van de Bush Groep, een Duits bedrijf. En het is gewoon indrukwekkend om te zien wat zich daar afspeelt, hoe de offshorewindenergie een hoge vlucht neemt en waar imposante onderdelen worden overgeslagen en naar zee worden getransporteerd. Er was daar een varende stekkerdoos voor de netaansluiting van een offshorewindpark: een imposant varend flatgebouw, dat met negen sleepboten op zijn plek moest worden gebracht, lag daar in afwachting van beter weer. Daar was 250 miljoen in geïnvesteerd. Ik moet wel vaststellen dat die stekkerdoos was gebouwd door een Duits bedrijf en dat heel veel van de onderdelen die daar worden overgeslagen, ook in Duitsland of Denemarken zijn geproduceerd. Er zijn ook wel lichtpuntjes: Van Oord, een Nederlands bedrijf, produceert daarvan de fundaties. Maar het geeft wel te denken. Als je kijkt naar de staat van Hamburg en Bremen en naar die van de Duitse economie, dan geeft dat te denken van wat men daar nu beter doet dan hier. Het is niet een plek met een uitgebreide analytische beschouwing daarop te komen – er is daar wel voldoende vakliteratuur over – maar een aantal fracties heeft al terecht opgemerkt dat wij hier meer werk moeten maken van het verstevigen van het fundament van onze economie en ook werk van de arbeidsmarkt moeten maken. De heer Veerenhuis-Lens zei terecht dat in Duitsland ambachtelijkheid en vakmanschap hoger worden gewaardeerd dan in Nederland. Een aantal fracties heeft terecht geconstateerd dat er ruimte is voor beleidsintensiveringen. Er is een begrotingsoverschot en ik denk dat dat een goede zaak is, maar dat geld moeten we niet gaan oppotten, dat moet worden geïnvesteerd in onze Groninger samenleving. Een groot aantal fracties heeft gepleit voor maatregelen die de economie verder versterken. Het college stelt zich op het standpunt dat wij, ook gehoord hebbend de inbreng hier in de Staten, naar de integrale bijstelling toe met een samenhangend pakket moeten komen. Een aantal suggesties daarin dat door de Staten is gedaan, zullen daarin verwerkt moeten worden. Aan de andere kant is het
16
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
naar mijn smaak wel zo dat wij in ons uitgavenritme wel met de hand aan de kraan moeten opereren. Het zijn niet alleen economisch maar ook financieel onzekere tijden. En er is wel eens gesuggereerd in deze Staten dat wij onnodig geld oppotten: naar mijn smaak is dat niet het geval. In onze begroting hebben wij weliswaar een overschot, maar het gaat er uiteindelijk om bij de rekening of je kunt vaststellen of middelen voor het overgrote deel ook zijn aangewend. Ik denk dat wij met een samenhangend pakket bij de integrale bijstelling tot een situatie kunnen komen, waarin wij het begrotingsoverschot van 2014 voor het overgrote deel tot besteding kunnen brengen – ook ín 2014. De heer SWAGERMAN (SP): Mogelijk komt er nog wel een antwoord op de vraag die ik ga stellen en dan hoor ik het wel. Maar u bent toch ook wel op de hoogte van het feit dat er vooral in het MKB op dit moment, als er volgende week een order komt, zij drie maanden kunnen draaien en als er over drie maanden een order komt, zij potentieel omvallen? Dus met alles maar weer uitstellen – wij zijn dat nu al een jaar aan het doen, elke keer onder het mom van het niet-zekere perspectief – vraag ik u: ondersteun alstublieft de voorstellen en plannen zoals die er nu liggen en naar voren worden gebracht om dat bedrijfsleven dat we kunnen redden door het versneld aan te pakken, ook echt versneld in de markt te zetten. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Naar mijn smaak doen we dat ook. Bijna elke week zie je op de besluitenlijst van GS dat wij in het kader van de subsidieregeling Innovatief MKB de middelen die beschikbaar zijn, ook beschikbaar stellen voor innovatie en economische groei. Maar wij praten hier wel over de begroting 2014. Dus als wij bij de integrale bijstelling later dit jaar de mutaties zichtbaar maken, dan treedt er geen enkele vertraging op. Wij spreken vandaag over het geld dat wij in 2014 gaan uitgeven, dus er is geen sprake van enig uitstel. Wij hebben het voornemen om bij de integrale bijstelling met een samenhangend pakket te komen. De heer BROUNS (CDA): Ik had nog even afgewacht of de SP een nadere vraag zou stellen, maar dat deed die fractie niet. Want de gedeputeerde geeft aan dat – en dat is ook terecht – als het gaat om innovatie, er zo ongeveer wekelijks gelden worden uitgezet. Het grote geld zit natuurlijk in de projecten die we uitvoeren: de infrastructurele projecten, de natuurontwikkelingsprojecten en het onderhoud. Naast de bijdrage die ik heb geleverd zou ik graag nog één vraag willen stellen: is het College bereid om bij het uitzetten van die werken ook de kijken hoe het regionale bedrijfsleven specifiek gestimuleerd kan worden. We hebben recentelijk in deze Staten een cursus aanbestedingsrecht mogen volgen en ook wat er Europees mogelijk is en dan blijken er toch behoorlijk wat mogelijkheden te zijn om in die werken wel degelijk op een dusdanige manier in de markt te zetten dat het regionale bedrijfsleven daarvan kan profiteren. De heer MOORLAG (gedeputeerde): De heer Brouns zegt terecht dat er sprake is geweest van stagnatie – dat onderschrijven wij ook. Een heel groot infrastructureel project, de RegioTram, is niet doorgegaan. We hebben een geweldige stagnatie gehad in het natuurdossier, dat heeft bijna twee jaar stilgelegen. Dat komt nu weer los omdat het Rijk middelen beschikbaar stelt vanwege de duidelijkheid rond het financieel perspectief. We zien ook knelpunten bij de gemeenten die steeds minder cofinancieringscapaciteit hebben. Al eerder is door het College uitgesproken dat wij onze infrastructurele verplichtingen willen versnellen – de heer Boumans zal daar straks nader op ingaan. Ik stel voor dat de heer Boumans dan ook de vraag meeneemt in hoeverre of je regionale bedrijven beter kunt laten participeren in de uitvoering van die projecten. De heer SWAGERMAN (SP): Allereerst dank aan de heer Brouns voor de door ons niet-gestelde vraag en de keurige vertaling daarvan. Nog wel een opmerking in de richting van de gedeputeerde. Als wij tóch alles maar naar die integrale bijstelling doorschuiven, wat is dan de zin van vandaag en dit onderwerp? Want wij lopen hier amendementen in te dienen met de uitspraak van het College dat we dat allemaal bij de integrale bijstelling wel even gaan bekijken. Dus dan had ik mijn tijd denk ik wel eens beter kunnen besteden of hebt u daar een andere kijk op? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Met alle respect voor de opmerking van de heer Swagerman, maar ik beluister toch bij een groot deel van de fracties in deze Staten dat er een oproep wordt gedaan om een samenhangend pakket te komen bij de integrale bijstelling. En dat was niet alleen de heer Batting maar ook andere fracties die daartoe opriepen – naar mijn smaak ook een ruime meerderheid. We kunnen nu wel geïsoleerd een aantal maatregelen nemen, dat zou op zich kunnen. Maar het precieze financiële plaatje is pas vorige week na het verschijnen van de Rijksbegroting en van de septembercirculaire duidelijk geworden.
17
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer SWAGERMAN (SP): Uiteraard is ook de SP niet tegen een samenhangende partij maatregelen, maar zij heeft ook bij de Voorjaarsnota een samenhangend pakket neergelegd waar u en ook de rest van de Staten aan de slag hadden gekund. Dat is niet gebeurd, dit is een herkansing. Wij denken met de projecten die wij hebben opgevoerd, daar een verbetering in aan te kunnen brengen. Blijft toch het feit staan dat u eigenlijk zegt: ‘Dit College bepaalt zelf wel bij de integrale bijstelling wat er gebeurt. En wat de oppositie allemaal vertelt, dat is mooi maar dat zien we dan wel.’ De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, volgens mij geeft de heer Swagerman een verkeerde voorstelling van zaken. Want het is niet het College dat dat bepaalt, wij kunnen weliswaar voorstellen doen, maar u hebt het budgetrecht. En waar u zegt dat de SP een samenhangend pakket bij de Voorjaarsnota heeft gepresenteerd, daar moet je ook constateren dat er een samenhangend democratisch proces in deze Staten is geweest dat ertoe heeft geleid dat dat pakket toen niet is aanvaard. De heer SWAGERMAN (SP): Als de Partij van de Arbeid een participatiemaatschappij wil, dan zal zij het standpunt moeten verlaten dat wat een College met zijn meerderheidspartijen vindt, misschien ook wel eens enige invloed moet kunnen ondervinden van andere partijen. Een democratische meerderheid is niet per se een in optimale vorm functionerende democratie. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het was meer een opmerking gericht aan de PvdA-fractie waarbij ik vaststelde dat het niet zozeer het College is dat bepaalt, dus ik zie verder geen noodzaak om hierop in te gaan. De heer BROUNS (CDA): Ik wil de vraag die de SP formuleerde, herformuleren. Want het is toch ook wel van belang is om dat scherp te krijgen. Naar mijn mening zei de gedeputeerde dat hij het signaal begrepen heeft dat er meer werk gemaakt moet worden van werk, de economie en het aanjagen en dat dat inderdaad een samenhangend pakket van maatregelen moet zijn, is wat mij betreft evident. Je zult namelijk integraal moeten afwegen wat je wel en niet doet en wat de effecten ervan voor de samenleving zijn. Ik heb ook begrepen – dit als vraag aan de gedeputeerde of ik dat goed begrepen heb – dat hij zegt dat er een aantal suggesties is gedaan. Mijn partij heeft dat gedaan als het gaat om het vestigings- en promotiebeleid toeristische infrastructuur en de cofinanciering van economische projecten. Die suggesties neemt u mee in het voorstel dat u gaat doen voor een samenhangend pakket. Klopt dat? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Om dat in dat tijdsniveau te doen, lijkt me het niet juist om dat hier toe te zeggen. Maar elementen als het stimuleren van de economie hoorde ik bij heel veel fracties en het stimuleren van vrijwilligerswerk in samenhang met armoede heb ik een groot aantal fracties horen noemen. Er ligt een punt van lastenverlichting van de VVD-fractie: daar kom ik zometeen op terug. Maar wij zullen trachten te komen met een pakket voorstellen dat op een breed draagvlak in deze Staten mag rekenen. Of dat op alle details uiteindelijk zal zijn: ik denk dat dat niet het geval is. Ik denk dat, de bijdrage van enkele fracties horend, op een aantal punten bij de integrale bijstelling nog een duidelijk verschil van opvatting blijft. Ik heb de PVV gehoord met een verzoek om een aantal programma’s volledig te schrappen. Namens het College kan ik meedelen dat wij dat niet zullen gaan voorstellen. Zo is er nog een aantal elementen, maar daar kom ik in reactie op de specifieke bijdragen van de fracties op terug. De heer BROUNS (CDA): Ik begrijp – dat is ook vanzelfsprekend – dat ongetwijfeld niet op alle details het enthousiasme even groot zal zijn. Iedere partij heeft zo haar eigen visie op hoe zaken in de samenleving gerealiseerd kunnen worden. Wil je daar een breed draagvlak voor in deze Staten, dan zul iedereen met een beetje water bij de wijn moeten komen en dan komt daar hopelijk een lijn uit die hout snijdt, inderdaad integraal samenhangend is en ook oplevert wat we willen, namelijk: werk en economische stimulering. Wat mij betreft – en dat is de essentie – geldt het volgende: als in het pakket economische stimuleringsmaatregelen voor bedrijven het intensiveren van de arbeidsmarkt en lastenverlichting terugkomen en die nader ingevuld worden, dan heb ik in ieder geval het gevoel dat de suggesties die vanuit een aantal partijen hier gedaan zijn, tot hun recht kunnen komen in dat pakket. Dat is dan een goede basis om draagvlak te krijgen. Bent u dat ook van mening? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, maar toch zit in wat de heer Brouns hier te berde brengt, een aantal speculaties. Nogmaals: het lijkt mij niet goed om daar concrete toezeggingen op te doen, maar
18
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
bij de programma’s Werk en Economie, waar veel fracties over hebben gesproken, en ook bij Leefbaarheid en Energie, die de drie kernthema’s van het College completeren, zullen wij met voorstellen komen. En u kunt vervolgens bij de integrale bijstelling met amendementen daar wijzigingen in brengen als u vindt dat u onvoldoende aan uw trekken komt. De heer BROUNS (CDA): Nog een laatste keer. Als economische stimulering, het aanpakken van het arbeidsmarktbeleid en lastenverzwaring al details zijn, dan ben ik wel heel benieuwd hoe gedetailleerd het voorstel gaat worden. Volgens mij zijn dit toch echt hoofdlijnen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Met de punten die de heer Brouns noemt, ben ik het grosso modo eens. Bij de lastenverzwaring zet ik nog een vraagteken, dat ook in de bijdrage van de fracties van zowel het CDA als de VVD aan de orde is gekomen. Door het herintroduceren van de motorrijtuigenbelasting voor de allerzuinigste auto’s zie je nu dat de opbrengsten met 3,3 miljoen toenemen. Aan de andere kant is er de afgelopen jaren sprake geweest van een aantal omstandigheden die een drukkend effect hebben gehad pop de opbrengst van de motorrijtuigenbelasting. Wij zitten nu voor het jaar 2014 met een surplus van 9 ton, maar het is maar de vraag of dat structureel of incidenteel is. Dus ik vind dat daar nog een goede weging in moet worden gemaakt, zodat je daar een goede prognose van kunt maken. Maar in het Collegeprogramma staat ook dat wij de opbrengst geïndexeerd op peil willen houden, niet verhogen en ook niet willen verminderen. De afgelopen periode is die minder geweest dan geraamd, nu is het meer dan geraamd. We moeten dat goed analyseren voordat ik hier een toezegging doe dat we de lasten gaan verminderen. Als we dat gaan doen terwijl de opbrengsten een structureel dalende tendens hebben, dan zijn we niet verstandig bezig en gaan we van jaar tot jaar een struikelend beleid voeren, waarin je het tarief het ene jaar weer verlaagt en je het andere jaar weer verhoogt. Dus enige consistentie – ook waar het gaat om lastendruk – is naar mijn smaak van belang. Maar dat punt zal ook gewogen worden in aanloop naar de integrale bijstelling. En ik zeg u toe: als er sprake is van een structureel hogere opbrengst, dan ben ik ook van oordeel – ook rechtdoend aan de afspraken in het coalitieprogramma – dat we dan tot een lastenvermindering en een reductie van het tarief voor de motorrijtuigenbelasting moeten komen. De heer SWAGERMAN (SP): Dan wil ik graag van de gedeputeerde weten wanneer hij iets structureel vindt als het gaat om de ontwikkelingen van de belastingen waar we het nu over hebben. Want als we dat maar één keer per jaar meten, dan zal dat in ieder geval niet vóór 2014 zijn en mogelijk pas na afloop van zijn regeerperiode. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik denk dat je gewoon met de beste wetenschap een prognose moet maken. Het is in de afgelopen jaren ook niet zo geweest dat toen wij een lagere opbrengst hadden dan geraamd, wij onmiddellijk met voorstellen naar uw Staten kwamen om het tarief extra te gaan verhogen. Ik denk dat je moet streven naar gelijkmatigheid en naar continuïteit in plaats van dat je heel incidentgestuurd lasten gaat verhogen of verlagen. Maar als het de structurele tendens is dat er meer opbrengsten zijn dan geraamd, dan vindt dit College dat we dit in de tarieven tot uitdrukking moeten brengen en dat straks tot een reductie moet leiden. De heer BROUNS (CDA): Met die toezegging kan ik leven. Het moet inderdaad geen grillig beleid worden waarbij we het ene jaar gigantische verhogingen en het jaar daarop relatief beperkte verlagingen doorvoeren of omgekeerd. Ik wil wel één ding in herinnering roepen bij de heer Moorlag met de vraag of hij zich dat ook nog kan herinneren. Toen bekend werd dat je voor de energiezuinige auto’s geen motorrijtuigenbelasting hoefde te betalen en daarvan vrijgesteld zouden worden, hebben wij ter compensatie daarvan de opcenten verhoogd. Inmiddels wordt het eerste deel, namelijk dat voor energiezuinige auto’s geen motorrijtuigenbelasting hoeft te worden betaald, teruggedraaid. Dan kan ik mij voorstellen om recht te doen aan het principe dat wij de verhoging die wij ter compensatie hadden doorgevoerd, ook terugdraaien. De heer BATTING (PvdA): Wij hebben als Partij van de Arbeid gevraagd of het College zich sterk wil maken voor extra middelen voor armoedebeleid ter voorkoming van sociale uitsluiting. Dat wil ik nog even benoemen, want ik wil refereren aan de opmerkingen van het CDA en ook van de VVD en dat betreft toch wel een stukje prioriteitsstelling. Als wij spreken over verhoging van motorrijtuigenbelasting en wij hebben het over die 9 ton dan vraag ik mij af of het vanwege het maken van een gebaar naar automobilisten. Want die 9 ton is ongeveer 2 opcenten. Dat betekent per automobilist ongeveer 5 euro per jaar. En dan vind ik toch dat wij ons College moeten vragen om een
19
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
prioriteit te stellen en dan vindt de Partij van de Arbeid dat armoedebeleid ter voorkoming van sociale uitsluiting tóch om nummer één staat. Mevrouw GEERDINK (VVD): Ik heb met belangstelling het verhaal over de structurele aard van belastingverhogingen en –verlagingen gevolgd. De afweging van de Partij van de Arbeid is aan de Partij van de Arbeid, maar ik denk dat het wel goed is om te zeggen dat op het moment dat je een wijziging van een grondslag – want dat is die namelijk – hebt, het niet structureler dan dat kan worden. Dus ik hoop dat dat in de overwegingen kan worden meegenomen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Bij de motorrijtuigenbelasting proef ik dat hier politieke hitte op zit. Ik zal dat even nauwkeurig bij langslopen. Wij hebben in 2010 een pakket van ruim 34 miljoen omgebogen op onze begroting. Een gering deel daarvan was lastenverhoging, namelijk 2,8 miljoen. Er is toen besloten om een aantal extra opcenten te gaan heffen, ook in de verwachting dat de energiezuinige voertuigen geen motorrijtuigenbelasting meer zouden genereren. Wat wij vervolgens hebben voorgesteld is om die lastenverhoging van 2,8 miljoen niet volledig in te vullen. Erj was namelijk besloten die in twee tranches te doen: de eerste tranche is doorgevoerd, de tweede hebben we achterwege gelaten omdat de opbrengst behoorlijk op peil was. Ik ben er eerlijk gezegd ook wel trots op dat wij in uw ombuigingsoperatie het overgrote deel ook daadwerkelijk bezuinigingen waren en dat we maar in zeer lichte mate hebben laten neerslaan in lastenverhogingen. Nu is het zo dat voor energiezuinige voertuigen structureel weer motorrijtuigenbelasting wordt ingevoerd. Aan de andere kant zie je ook weer een tendens die naar mijn smaak ook tamelijk structureel is, namelijk het feit dat er minder auto’s worden gekocht. Vorig jaar was er in absolute zin sprake van een daling van het aantal verkochte voertuigen, die wij nog nooit eerder hadden gezien: dit was een rechtstreeks gevolg van de economische recessie. Na Cyprus zijn in Nederland de autoverkopen het verst ingezakt. En in de tweede plaats zie je dat de consument steeds lichtere auto’s koopt en die genereren minder belasting dan de zwaardere P.C. Hooft-tractoren. Waar het nu om gaat is om recht te doen aan de afspraken die we hebben gemaakt in de coalitieonderhandelingen die ook in het Collegeprogramma neer zijn geslagen. Daarbij is gezegd dat de opbrengst geïndexeerd op peil moet blijven. Plussen en minnen geeft op dit moment een surplus van 9 ton. Toen wij minder opbrengsten hadden, hebben wij niet heel acuut voorstellen aan u voorgelegd om de tarieven te gaan verhogen. We hebben dat nu ook nog niet gedaan om ze acuut te gaan verlagen. Maar dan herhaal ik de toezegging die ik heb gedaan: als je kunt vermoeden dat de opbrengst structureel hoger zal zijn en het niet eenmalig is, dan is het ook reëel om dat surplus, rechtdoend aan de afspraken die we in het coalitieprogramma hebben gemaakt, terug te geven. De heer Batting zegt terecht dat het eigenlijk om marginale bedragen gaat – 5 euro per jaar. Maar we hebben eerder in deze Staten een aantal jaren geleden daar debatten over gevoerd en dat ging toen in termen van een kroket per maand. Ik herinner mij nog de debatten met de heer Calon. Maar welke bedragen het ook zijn, we moeten gewoon rechtdoen aan de afspraken die we hebben gemaakt. Het tweede punt dat de heer Batting maakt is: heb oog voor het vrijwilligerswerk en de armoedebestrijding. Ik heb verschillende fracties daarover horen spreken. En volgens mij bij het een het ander niet. En als je tot een samenhangend pakket komt, dan kun je rechtdoen zowel aan wat in het Collegeprogramma is afgesproken als aan het honoreren van een aantal wensen uit deze Staten. Het is mij volstrekt duidelijk geworden dat er veel fracties ervoor hebben gepleit om daar een stap in te zetten. De heer BROUNS (CDA): Het een bijt het ander zeker niet, want we hebben een overschot in de begroting van 5 miljoen euro, dus we kunnen prima een stukje lastenverlaging doen. En tegen de heer Batting zou ik willen zeggen: het is misschien niet het grootste bedrag, maar het is ook een principe. Iedereen in deze samenleving moet een stapje terug doen en wij blijven de belastingen maar verhogen. Dat is een principe dat niet werkt: dan moeten ook daarin een stapje terug doen en die mogelijkheid hebben we nu. Ten tweede sprak ik over het armoedebeleid. Het begin van een goed armoedebeleid is een goed arbeidsmarktbeleid, want we moeten voorkomen dat de mensen überhaupt in armoede terechtkomen. En ik heb ervoor gepleit dat we daar stevig in moeten gaan investeren vanuit de 5 miljoen euro die we hebben. De heer RIJPLOEG (PvdA): Een heel klein vraagje aan de heer Brouns: heb ik het nou goed begrepen dat het principe van het CDA over 5 euro gaat?
20
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De VOORZITTER: Die vraag mag u nog beantwoorden, meneer Brouns, maar de rest moet allemaal in tweede instantie. De heer BROUNS (CDA): Ik kan u verzekeren dat als wij het principe zouden doorvoeren dat als wij in de samenleving allemaal een stapje terug moeten doen en de overheid zou dat ook op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau doen met de belastingverhoging, dan gaat het voor die burger om heel veel meer dan die 5 euro en hebben we een heel stuk minder armoedebeleid vorm te geven. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik wil het beeld verwerpen dat wij hier aan onevenredige belastingverhogingen zouden doen. Zoals ik zo-even heb betoogd: daar waar wij minder inkomsten hebben, lossen we dat op primair door te bezuinigen. En als je naar het hele pakket kijkt van 2010, dan heeft lastenverhoging daar maar een marginaal onderdeel van uitgemaakt en volgens mij ligt die verhouding op sommige andere plekken in dit land wel eens iets anders. Dan ga ik nu in op de specifieke bijdragen van de fracties. De heer Batting had het naast de stimulering van het bedrijfsleven – waar ik al op ben ingegaan – ook over de versterking van de binnensteden. Daar hebben we forse stappen in gezet, er zijn middelen voor vrijgemaakt. Ik weet niet of dat ten volle gehonoreerd kan worden, het is wel een vraagstuk dat toenemende urgentie heeft. We hebben voor een aantal plaatsen middelen voor beschikbaar gesteld, maar we moeten wel kijken wat de rek in het elastiek is om daarop bij het beantwoorden van de vraag nog een intensivering te doen. De heer Batting wijst bij de versnelling in het RSP-programma op het risico van een onvoltooid programma. Dat moeten wij zien te voorkomen: het overgrote deel van de projecten heeft ook na de discussie in de regio en het overleg in de Stad geleid tot een samenhangend programma gebaseerd op een netwerkanalyse. In de spoorlijn naar Bremen zit natuurlijk nog wel een onzekerheid qua rijksbijdrage en het Europese geld, maar voor het overige hebben we dat weer mooi in het gelid staan. De heer Batting roept op om aan te sluiten bij het Energieakkoord. Daar liggen gewoon kansen, er komen investeringsmiddelen vrij en de ambitie van het College is om met een propositie te komen om daar ook goed op in te spelen. De bijdrage van de SP gaat over de vraag of wij niet té behoedzaam opereren. Ja, ik heb liever dat ik naar deze Staten kom om meevallers te melden dan tegenvallers en je dan ook weer ad hoc moet gaan snijden in programma’s. Vooral in de externe omgeving is dat laatste buitengewoon vervelend; kijk bijvoorbeeld naar de langjarige subsidierelaties die je onderhoudt. Dus behoedzaamheid vind ik toch wel een hoeksteen van ons financiële beleid en die wordt ook dusdanig vormgegeven dat er ook niet onnodig geld blijft liggen in dit provinciehuis. De heer SWAGERMAN (SP): Ik heb bij een eerder onderwerp begrepen dat de gedeputeerde al hecht aan structuur. Ik moet helaas constateren dat de structuur van continu geld overhouden, een maatschappij met toenemende werkloosheid, een toenemend aantal mensen in armoede – zeker in deze provincie – straks zit met een groot deel van de 5.200 mensen in de sociale werkplaatsen zonder werk. Zij gaan naar de gemeente en zullen dus geen last voor u vormen. Maar het lijkt me toch dat u moet doen wat u kunt doen om te zorgen dat we dat met zijn allen gaan voorkomen en dan moet er een keer een eind komen aan wat nu structureel gebleken is: een overbodige structuur van continu geld overhouden, geld overhouden, geld overhouden. En waar je het dan aan besteedt en de effectiviteit daarvan, dáár moet je naar kijken, dat moet je evalueren en dat moet je structureel bekijken. Maar wat u nu doet is structureel geld overhouden en structureel de maatschappij tekortdoen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wat de heer Swagerman suggereert, verwerp ik met kracht. Wat we gaan doen is het volgende. We hebben het hier over de begroting van 2014. Vóór 1 januari 2014 wordt dat surplus op de begroting gelabeld en uitgegeven in 2014. En het beeld dat hier structureel geld blijft liggen is gewoon een onjuist beeld. U rekent ons af op basis van jaarrekeningen en daarin ziet u dat de overschotten c.q. de ‘plus’-resultaten op de jaarrekeningen in een veel lagere orde van grootte liggen dan nu in dit begrotingsbeeld aan de orde is. Ik erken de opgaven die er zijn, maar een belangrijke oorzaak voor de problemen waar we in terecht zijn gekomen, is dat we in deze samenleving een veel te hoog schuldenniveau hebben opgebouwd. En het aanpakken van de schuldproblematiek met het maken van nieuwe schulden en in het rood staan is volgens mij niet de juiste aanpak. De SP pleit voor intensivering van het wegenonderhoud. Daar zal de heer Boumans zometeen op ingaan. De heer Brouns vestigt de aandacht op een aantal thema’s waar naar zijn smaak meer geld aan uitgegeven moet worden. Daar hebben we in het debat al over gewisseld.
21
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
D66 roept op om te investeren in energietransitie. Die vormt een belangrijke hoeksteen in het coalitieprogramma en zal van het voorstel met het samenhangende pakket een belangrijk deel gaan uitmaken. De heer ZWERTBROEK (D66): Even voor de duidelijkheid. U geeft aan dat u energietransitie gaat meenemen in uw voorstellen. Nou ging het in mijn bijdrage expliciet om enkele voorbeelden energietransitie: ik neem aan dat u die ook wilt meenemen in uw voorstellen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, de heer Zwertbroek noemde heel specifiek de gebouwde omgeving. Daar moet je wel heel goed naar kijken en we zullen in de afwegingen moeten betrekken wat de beleidseffectiviteit daarvan is. Dus wat levert elke geïnvesteerde euro op aan maatschappelijk effect? Daar vindt binnen het College ook wel discussie over plaats via het Voertuigenplan en het Woningenplan. Ik wil daar op dit moment verder nog niet op vooruitlopen. Dan kom ik bij de bijdrage van de PVV. Die fractie zegt dat er onderzoek wordt verricht naar de effectiviteit van de subsidies. Gezien het feit dat dit al een jaar loopt, lijkt het erop alsof er een PVVRekenkamer actief is. Dat wordt bevestigd door de heer Van Kesteren, zie ik. Kijk, als u daaraan twijfelt dan staat het u als Staten vrij om de Noordelijke Rekenkamer te verzoeken om dat te beoordelen. Verder stelt de PVV voor om een aantal programma’s te schrappen. Dat zijn toch programma’s die een hoeksteen vormen van het beleid van het College, dat is een punt dat wij niet zullen honoreren, tenzij een meerderheid van de Staten dat zou steunen. GroenLinks stelt in zijn bijdrage een vraag over het behoedzaam begroten en dan vooral in relatie tot de zorg die bij die fractie ligt op het punt van de natuur. Collega Staghouwer heeft verplichtingen elders, maar ik kan de fractie van GroenLinks verzekeren dat we het natuurbeheer op een aanvaardbaar niveau gaan uitvoeren. De regering heeft extra middelen ter beschikking gesteld – weliswaar in een iets ander kasritme dan oorspronkelijk was voorgesteld. Maar er is niet alleen een natuurpact gesloten met de provincie en het Ministerie van EZ met staatssecretaris Dijksma, er is ook een overeenkomst gesloten met de natuur- en landschapsorganisaties. Het normbedrag dat wij hier in Groningen gaan toekennen voor natuurbeheer, zal niet afwijken van het landelijk beeld en ook niet van de afspraken die met de natuur- en landschapsorganisaties zijn gemaakt. Dan het punt of er wel voldoende investeringsruimte is. Naar mijn smaak is dat wél het geval in het natuurdomein. In het verleden zijn er middelen vanuit de Staten daarvoor beschikbaar gesteld, maar er is ook vooruitzicht op de middelen van het Rijk plus een grondpot die we krijgen en de mogelijkheid om voor te financieren. Want voor je die gronden hebt verkocht en de opbrengst kunt inzetten, is het zeer wel mogelijk om te gaan voorfinancieren, dus ik heb geen twijfel dat wij de herijkte EHS in een behoorlijk tempo kunnen gaan ontwikkelen en realiseren. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ik vind het lastig om te reageren op de gedeputeerde, omdat ik heb geconstateerd dat er gisteren in GS een brief of voordracht is vastgesteld over de effecten van bezuinigingen op de natuur in de provincie Groningen. Maar die brief hebben wij nog niet ontvangen en die staat ook nog niet op de website van de provincie. Dus wij kunnen op dit moment niet goed reageren op het College en dat hangt samen met de andere vraag die wij gesteld hebben. In de commissie had u namelijk toegezegd om vóór de Statenvergadering een overzicht te geven van de gevolgen van de bezuinigingen voor de provincie Groningen en die brief is er dus niet. Er ligt een brief over de septembercirculaire, maar die gaat alleen over het Provinciefonds, niet over de rest van de bezuinigingen. Dus waarom ligt die brief er niet? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Die brief ligt er wél. Daarin wordt ingegaan op de effecten van de septembercirculaire. Wat je moet vaststellen is dat de overige specifieke bezuinigingen vanuit de ministeries er niet zijn. Wat dat aangaat kan ik ook een compliment geven, want begin dit jaar was bij het afsluiten van het financieel akkoord nog afgesproken dat het Rijk zeer terughoudend zou zijn met aanvullende beslagen die rechtstreeks in de provinciale huishouding zouden ingrijpen. En de effecten van de begroting zijn in de brief die wij hebben gestuurd over de septembercirculaire – daarin wordt trouwens ook een aantal andere issues genoemd. Dus we hebben nu alles bij elkaar een behoorlijk compleet beeld geschetst van de financiële situatie in 2014 en ook over de middelen die in het kader van de natuur ter beschikking zijn gekomen, zijn daarin meegenomen. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Die heb ik niet goed terug kunnen vinden en daarnaast is er een andere brief vastgesteld over wat dat latere schuiven van die middelen écht betekent en wat er dan
22
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
precies bij de provincie Groningen terechtkomt. Ik blijf het toch merkwaardig vinden dat u die brief niet ook direct heeft gestuurd naar de Staten. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wat was toegezegd was een brief over de financiële effecten van de rijksbegroting en die brief over de septembercirculaire is volgens de toezegging ook gisteren vastgesteld en verstrekt door het College. De separate brief op het terrein van landschap en natuur zal volgens de reguliere weg via het presidium naar de commissie worden verwezen, dus daar kan het debat over plaatsvinden. Maar de hoofdlijnen en ook de effecten voor de begroting van 2014 voor het natuurbeleid zijn volstrekt duidelijk: zowel in het beheer als in de ontwikkeling van de EHS stel ik vast dat er geen knelpunten zijn. De heer BEZUIJEN (SP): Even heel concreet op de opmerking dat er van rijkswege geen extra bezuiniging komt op de gelden voor decentralisatie van het natuurbeleid. In de besluitenlijst lees ik letterlijk dat in 2014 en in 2015 in plaats van 200 miljoen per jaar 100 miljoen per jaar beschikbaar is. Dus dat kan ik niet rijmen met wat u net zegt. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dat was nog geen geld dat was opgenomen in de begroting van het Ministerie van EZ. Dat bedrag komt misschien in een ander kasritme, maar dat kasritme is geen probleem omdat wij vanuit onze provinciale middelen het investeringsritme op gang kunnen houden, simpelweg door voor te financieren. En los van die bedragen komt er ook nog een grondpot naar de provincies toe. Die bunders grond kunnen wij verkopen en de opbrengst kunnen wij ook weer inzetten voor de ontwikkeling van de EHS. Dus het ontwikkeltempo voor de EHS zit er nu weer heel behoorlijk in. De heer BEZUIJEN (SP): Maar dat betekent toch dat u dat extra geld, 100 miljoen, voor 2014 en 2015 zelf extra gaat investeren? Dus dat geld komt niet van het Rijk, u zegt dat er over vier jaar geen bezuiniging is. Dat klopt, maar als het betalingsritme totaal anders wordt – in plaats van 200 miljoen 100 miljoen per jaar, in 2014 en ook in 2015 – dan moet u dus inderdaad de portemonnee trekken. Nou gaat het misschien over dit onderwerp nu wat te ver, maar ik denk dat het goed is dat we daar later nog even heel goed over geïnformeerd worden en we daar nog even een heel zorgvuldige discussie over hebben. Anders gaat hier misschien een indruk gewekt worden die wij niet helemaal kunnen staven en die volgens mij niet helemaal klopt met wat onze informatie is. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Het blijft gewoon een probleem dat de gedeputeerde dingen voorleest uit een brief die wij niet hebben. Dus we zitten op dit moment niet op een goed niveau te praten en daar protesteer ik tegen, voorzitter. De VOORZITTER: U moet altijd op een goed niveau praten, ongeacht of we een brief hebben of niet. Maar ik snap het punt. De heer Post heeft gewoon een aantal vragen gesteld aan de gedeputeerde en ik vind dat de gedeputeerde de gelegenheid moet hebben om te reageren op die hoofdvragen en dat doet hij. U zegt terecht dat er nog andere stukken zijn en dat er in het bijzonder wordt verwezen naar een brief: die moet gewoon in de commissievergadering aan de orde komen. Dus ik stel het volgende voor. De principes kunnen we nu overzien, dus stel die nu aan de orde want dat zijn hoofdkeuzes. De rest kunnen we precies ter uitwerking in de discussie op basis van de bedoelde brief in de commissie aan bod laten komen en dan kunnen we daarna weer beslissen wat we eventueel daarmee in de Statenvergadering wilt doen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik hoorde de gedeputeerde zeggen dat er ook geld komt uit de verkoop van gronden. Betekent dat dat de natuur gefinancierd met de verkoop van natuur? Want dat lijkt me dan een sigaar uit eigen doos? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Als u mij dat veroorlooft, reageer ik eerst even op de opmerking die de heer Miedema inbracht. Hij stelt dat ik citeer uit een brief die hij niet heeft, maar dat is niet juist. Ik heb hier alleen de moties met de handgeschreven handtekeningen hier. Dus de suggestie dat wij de informatie niet correct zouden delen, wil ik wegnemen. Dan ingaand op het punt van mevrouw Hazekamp. In het kader van die hele herziening van het Natuurakkoord dat oorspronkelijk met de heer Bleker was afgesloten, waarbij natuurontwikkeling en natuurbeheer – ik zeg het maar even huiselijk – op water en brood werden gezet, moet je nu vaststellen dat je met het beschikbaar komen van extra middelen en BBL-gronden – vraag me niet naar de details, het is mijn portefeuille niet – het beheer van de EHS op een niveau kunt uitvoeren dat
23
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
ook de instemming heeft van de natuur- en landschapsorganisaties. Ten tweede kun je terzelfdertijd ook doorgaan met het ontwikkelen van de herijking van de EHS. Dat is iets wat ons wel tevreden stemt, want wij kunnen gewoon meters gaan maken na anderhalf à twee jaar stagnatie. En die hele techniek over hoe het nou precies zit met die gronden, moet naar mijn smaak maar aan de orde komen als die brief in die commissie wordt behandeld. Maar grosso modo kun je zeggen dat zowel het beheer als de ontwikkeling weer op een verantwoord niveau komt te liggen. De heer BROUNS (CDA): Ik wil dit even terugtrekken naar de begroting, als u het goed vindt. Want de rest van de discussie kan wel tezijnertijd gevoerd worden. Ik ben blij dat er weer meters gemaakt kunnen worden, want dat betekend gewoon werk en dat is een goede zaak. Alleen, ik wil wel de systematiek even goed in beeld hebben – dat wil niet zeggen dat wij als fractie daar niet mee eens zijn – omdat die de begroting raakt. Wij krijgen 100 miljoen minder, maar we krijgen kennelijk een opbrengst uit de verkoop van grond, maar dan zal er een restpost zijn die wij gaan voorfinancieren om op dat emissieniveau van 200 miljoen te blijven. Daar zal een bijsluiter bij zitten. Want als wij gaan voorfinancieren, dan staat het geld niet op een spaarrekening. Nu weet ik dat de rente op die spaarrekening niet heel hoog is, maar desondanks komt er wel iets binnen op dat gespaard geld. Dus wij gaan gewoon ergens gedorven rente-inkomsten hebben en die raken natuurlijk wel onze begroting van 2014 en ook onze begroting 2015. Ik neem aan dat dat effect in ieder geval zichtbaar gemaakt wordt bij de integrale bijstelling. Klopt dat? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wij gaan pas voorfinancieren – dat is ook de regel in dit huis – als je een 100% garantie hebt dat het geld dat je voorfinanciert, later ook binnenkomt. Daar is ook al indringend met de staatssecretaris over gesproken. Zij vraagt zich af welke zekerheid zij nog meer kan geven dan de zekerheid dat het in een wet wordt vastgelegd, namelijk in de Begrotingswet. Nou, daar heb ik enige aarzeling bij want dat zijn namelijk wetten die doorgaans een looptijd hebben van één jaar. Dus ik voel me daar nog niet helemaal comfortabel bij. Eerder is 9 miljoen aan middelen beschikbaar gesteld door de Staten plus je krijgt grond die je kunt gaan verzilveren. Daar moet je volgens mij een risicomarge in gaan nemen, zodat je bijvoorbeeld eventueel 80% van de getaxeerde waarde van die grond voorfinanciert in afwachting van de definitieve verkoop. Maar als u dat op prijs stelt en u daar meer informatie over wil hebben, dan denk ik dat het te ver voert om dat helemaal technisch in dit debat te voeren, dan sturen we daar als College nog een brief over. De heer BROUNS (CDA): Op zich zou ik die nadere informatie graag willen hebben om tezijnertijd in de commissie te kunnen bespreken. Overigens ben ik blij met de toezegging dat u niet gaat voorfinancieren voordat u de keiharde zekerheid hebt dat het geld ook in 2016 en 2017 ook weer terugkomt van deze rijksoverheid. Want de sociale partners dachten ook een keihard akkoord bereikt te hebben, maar die merken inmiddels dat ‘keihard’ bij dit kabinet soms ook boterzacht is. Dus die insteek van u kan ik als fractie ondersteunen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik zeg wel eens schertsend dat politiek soms wat gelijkenissen heeft met gepasteuriseerde melk. Na een aantal dagen weet je niet helemaal zeker of die nog wel goed houdbaar is. Dus in die zin zeg ik u toe dat wij, als wij gaan voorfinancieren, u een brief sturen over op welke wijze we dat gaan doen en hoe we ook die dekking vanuit die grondpot gaan regelen. De bijdrage van Vrij Mandaat was meer een beschouwing en op het ambachtelijke ben ik al ingegaan. Dus volgens mij ben ik hiermee door de specifieke punten van de fracties. Dan de amendementen en moties die mijn portefeuille raken. Van amendement 1 zeg ik: nu ontraden en betrekken in het samenhangend pakket dat later in de integrale bijstelling aan de orde komt. De motie van de PVV ontraden wij. Eén motie van de Partij voor de Dieren was een verzoek om informatie: dergelijke verzoeken honoreren wij altijd omdat de Staten gewoon hun werk moeten kunnen doen. Dus ik zeg toe dat wij met een brief zullen komen over hoe en langs welke criteria wij middelen op dit moment beschikbaar stellen voor de opvang van wilde dieren. De tweede motie van de Partij voor de Dieren ontraad ik, omdat die nu al wel een beslag legt. Wij zullen bij het afwegen van het integrale pakket, maar ik heb onvoldoende zicht op wat de portefeuillehouder bijzaken in petto heeft. Dus ik ontraad vooralsnog die motie. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De gedeputeerde geeft eigenlijk precies aan waar het knelpunt zit. Er is gewoon onvoldoende inzicht in de portefeuille bijzaken en dat geldt voor veel meer grotere en kleinere dingen in de begroting. Maar wij vinden dit wel een belangrijk punt. Als de gedeputeerde zich in wil zetten voor bijen, moeten daar toch ook middelen bij horen en wij willen graag weten hoeveel er benodigd is, zodat we kunnen kijken of zij al dan niet opgehoogd zouden moeten worden. In dat
24
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
opzicht vragen we feitelijk ook naar het inzichtelijk maken van de benodigde kosten om een verantwoord bijenbeleid te voeren. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Volgens mij heeft gedeputeerde Staghouwer daar al een toezegging over gedaan, namelijk dat hij nader uiteen zal zetten hoe hij daar een nadere invulling aan zal geven. De regel is hier dat geld beleid volgt. Als dat beleid er nog niet is, dan ontraad ik een voorbeslag daarop, zoals weergegeven in deze motie. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): We krijgen met enige regelmaat te horen welke zaken er uitgevoerd zijn in het kader van de bijzaken – ik noem bijvoorbeeld het bijenhotel aan de Zuidelijke Ringweg en dat er ook nog meerdere van dit soort voorstellen lagen. Dus kennelijk is er wél beleid op het gebied van bijzaken, dus het is mij nog niet allemaal duidelijk. Als er inderdaad beleid is en er kosten worden gemaakt, waar kan ik die dan vinden? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Beleid heeft ons College nog niet gepasseerd. Ik weet dat mevrouw Hazekamp hierover een discussie met de heer Staghouwer heeft gevoerd. Ik weet ook dat de heer Staghouwer iets heeft toegezegd, maar meer is er op dit moment niet. Dus om nu al een claim te doen op middelen, dat ontraad ik. Ik stel voor dat het debat dan later in de commissie verder wordt voortgezet met de heer Staghouwer op het moment dat de brief daarover is verschenen. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Dit is wel grappig: er wordt gesproken over het debat in Den Haag, maar ondertussen is er via Twitter is er wel een aardig nevendebat over deze bijeenkomst aan de orde. Dus in die zin kun je op allerlei fronten volgen wat er hier gebeurt. De eerste van de aan mij gestelde vragen gaat over onderhoud en beheer. Mijn vrienden van de SP komen weer met een ondersteuning van het beleid van deze gedeputeerde. Dat leidt altijd wat tot verwarring – dat zal ik u direct zeggen – maar ik heb bij de Voorjaarsnota ook al gezegd dat wij een integrale afweging maken. En dat doen we over de hele begroting – hoe sympathiek ik als portefeuillehouder verkeer ik die gedacht ook vind, althans als het gaat over het toevoegen van middelen. Ten aanzien van de financiering daarvan zou ik er niet zo vóór zijn, ik zou juist vinden dat we een investeringsruimte moeten houden. Als je iets in de exploitatie wilt oplossen, dan moet je daar ook binnen de exploitatie keuzes in maken. Dus ook de onderbouwing in het amendement vind ik niet zo goed. En de stelling dat als je nu niet in onderhoud voorziet, dat dat extra kosten in de toekomst met zich mee zou brengen, kan ook niet helemaal op deze manier met 100% zekerheid bevestigen. Maar de heer Wolters heeft gelijk als hij zegt dat wij nu op een onderhoudsniveau komen waarop we misschien zouden willen zitten. Punt twee gaat over de versnelling in de uitvoering. Daarover is met de heer Brouns al een aardig debatje met collega Moorlag geweest. Het beeld is dat wij in de afgelopen jaren in toenemende mate in ieder geval investeren op het gebied van de mobiliteit. Dat goed ook goed, je ziet ook overal in de provincie dat daaraan gewerkt wordt, maar je ziet ook dat wij nog een aardige werkvoorraad en wij met name als je kijkt naar de RSP-middelen, de komende jaren werk in de markt moeten en willen zetten. Ik heb bij een eerdere gelegenheid al gezegd dat wij nu een aantal wat kleinere projecten hebben dat zich waarschijnlijk ook wat gemakkelijker laten plooien – ook voor regionale aannemers, dus dat is een aantrekkelijke gedachte. Daarbij blijft natuurlijk bij Europese aanbestedingen gelden dat je het werk niet zomaar kunt verdelen, maar je ziet dat regionale aannemers kleinere werken aantrekkelijk vinden. Mijn verwachting is dat we de komende tijd op een aantal punten ook met u samen tot uitvoering over kunnen gaan. In deze cyclus passeert ook een aantal investeringen in de N366 bijvoorbeeld, dat zijn mooie werken waarbij je ook ziet dat er een versnelling in komt. We zullen dat tempo er ook in houden, juist omdat we weten dat het RSP-geld per 2020 ook in de markt gezet moet zijn, dus dat heeft ook onze volle aandacht. Wat mij betreft blijven we u daar ook met regelmaat over informeren. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Ik volsta met twee korte opmerkingen. Ik dank de Staten voor hun ruime bijval met hun aandacht voor de economie en de arbeidsmarkt. Dat betekent dat ik de discussie in het College over de integrale bijstelling ook met uw steun met enorm veel rust tegemoet ga. Maar mijn collega’s hebben het eerder gezegd: er gaat een integrale afweging plaatsvinden en dat zal ook met betrekking tot de economie en de arbeidsmarkt zo zijn. Het tweede is dat de VVD heeft gevraagd naar het acquisitiebeleid. In het Economisch Actieprogramma staat een bedrag van 88.000 euro dat wij besteden aan acquisitiebeleid. Het betreft hier geld dat wij overmaken naar de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij die namens ons het acquisitiebeleid uitvoert. Daarnaast is er ook een aantal clusterorganisaties dat individueel op
25
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
specifieke thema’s acquisitiebeleid voeren en hebben wij hier een afdeling Economische Zaken die kansen benut die langskomen of die zij zien liggen. Er wordt daarbij heel intensief samengewerkt met Agentschap NL. Ik ben er altijd een beetje beducht voor om acquisitiebeleid op te schrijven in een nota of in een beleidsnotitie. Ik vind het altijd plezierig om daar een beetje naar bevinding van zaken op te kunnen handelen, omdat iedere potentiële werkgever zijn eigen benadering nodig heeft. We hebben dat bij IBM gezien: zogauw we het gaan opschrijven wordt het een gestolde werkwijze. Dus ik ben liefst wat flexibel daarin, maar ik vind het wel plezierig om te horen dat ook voor dit element er in Hamburg goede suggesties zijn gedaan. Omdat ik daar helaas ook niet bij kon zijn, hoor ik die nog graag. De heer BROUNS (CDA): Ik zou de gedeputeerde een suggestie willen meegeven met de vraag of zij die ook zou willen benutten bij de discussie die straks in het College gaat ontstaan. Het betreft namelijk het naar voren halen van de onderhoudswerkzaamheden en infrastructurele werken: dat is economie en dat is arbeidsmarkt. Het voorstel dat ervoor ligt is ook nog dat het binnen de begroting kan. Dus de gedeputeerde van Financiën kan er eigenlijk nauwelijks bezwaren tegen hebben, want er wordt niet meer geld uitgegeven. Dan hebt u als drie gedeputeerden in een College van zes al enig comfort als u de discussie moet aangaan over economie en arbeidsmarkt, zou ik zeggen. De VOORZITTER: Het College is zoals u weet altijd één geheel en ondeelbaar. Gaat u door. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Volgens mij volstaat het met de opmerking van de voorzitter. Wij herhalen: wij zijn een College van zes. Als u er drie comfort biedt, zijn er ook altijd nog drie collega’s in een collegiaal team die dan wat minder comfort hebben. Dus ik volsta met het herhalen van de woorden van uw voorzitter. De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Namens mijn collega, die ik vervang op het gebied van sociaal beleid, is een aantal vragen gesteld over hoe het zit met de vrijwilligersorganisaties en de armoedebestrijding. Dat zijn zaken waar u dacht ik een overzicht van hebt ontvangen over hoe daarmee omgegaan wordt en die zullen in de commissie verder worden besproken. De VOORZITTER: Dank. Ik kijk nog even naar het College. Er ligt nog één amendement over de Stichting Leergeld. Wat is uw advies daarbij? Akkoord, ik hoor dat het College dat amendement op dit moment ontraadt. Dan is dan ook even duidelijk. Dan schorsen we nu eventjes tot twaalf uur, dan gaan we dan voort. En u hebt al zóveel gedaan in eerste instantie via de interrupties dat de tweede ronde volgens mij heel beperkt kan zijn. Tot straks. [Schorsing van 14 minuten.] De VOORZITTER: Akkoord, dan hervatten wij de vergadering. Het woord is aan de fractie van de Partij van de Arbeid, de heer Batting. De heer BATTING (PvdA): We kunnen kort zijn in deze tweede termijn. Dank voor de uitvoerige beantwoording van het College. Met name zeggen wij dank voor het toezeggen van de extra middelen voor de inzet van armoedebeleid en wel in het bijzonder voor de Stichting Leergeld. Dat maakt het amendement van de SP in onze ogen op dit moment overbodig en wij zien dan graag dat het behandeld wordt bij de integrale bijstelling. Wat het tweede amendement van de SP betreft vinden wij evenals de gedeputeerde dat je zou kunnen zeggen dat onderhoud voor wegen en kanalen getemporiseerd wordt en daar consequenties uit voortkomen en die willen we graag zien in het totale pakket dat in behandeling komt bij de integrale bijstelling. De heer SWAGERMAN (SP): Ik heb volgens mij de gedeputeerde niet horen zeggen – en dat is wel van belang voor de Stichting Leergeld – dat bij de integrale bijstelling die gelden goed zullen komen. Dat is wat de Stichting Leergeld nu nodig heeft om het provinciale netwerk fatsoenlijk op te kunnen tuigen. Dus ik zal ik via de heer Batting mag horen dat de gedeputeerde wel degelijk dat geld beschikbaar stelt, dan kan ik u gelijk geven dat ons amendement overbodig is. De heer BATTING (PvdA): Ik laat wat dit punt betreft graag de beantwoording aan de gedeputeerde over. Maar het is mijn interpretatie van wat er vanochtend is gezegd.
26
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Aan de motie van de PVV hebben wij geen behoefte. Voor wat betreft het onderdeel faunabeheer waar de Partij voor de Dieren om vraagt, zou ik willen vragen aan mevrouw Hazekamp of zij na de toezegging van het College haar motie intrekt. Ten derde: voor wat betreft de motie over bijzaken willen we er graag op wijzen dat de staatssecretaris een integrale aanpak wil hebben voor natuur en landbouw, dat zij insteekt op minder gifgebruik en zij graag een visie wil hebben vanuit Europa. Dat betekent ook dat wij op dit moment geen behoefte hebben aan deze motie. Mevrouw GEERDINK (VVD): Dank aan het College voor de uitgebreide en verhelderende discussie die er heeft plaatsgevonden. Er zijn twee punten waar ik heel kort even op wil terugkomen en daarna op de moties en amendementen. Waar ik met name op wil terugkomen is natuurlijk de discussie over de motorrijtuigenbelasting en de toezegging van de gedeputeerde dat als er een structureel hogere opbrengst van die belasting zal zijn, het surplus dan weer terug zal vloeien. Daar gaan we van harte mee akkoord – met die kanttekening dat ik het wel heel fijn zou vinden om een moment te kiezen om daar inderdaad die afweging over te maken. Dus laten we dat dan doen uiterlijk bij de integrale bijstelling, want elke prognose die je maakt, moet je op een bepaald moment maken. Dus laten we voorkomen dat we de prognose achteraf maken, als het te laat is. Dus laten we dat dan bij de integrale bijstelling afspreken. De vraag is of dat nog even expliciet bevestigd kan worden. De heer SWAGERMAN (SP): U vraagt om een structurele benadering. Ik neem aan dat u ook een idee hebt over wanneer die structurele benadering er dan zou moeten liggen? Misschien hebt u ook een idee over welk voorstel daar dan bij hoort en dan wil ik ook van u graag horen wat u vond van het voorstel van de heer Batting als dat dan mooi naar de sociale agenda. Waar daar zijn wij natuurlijk helemaal vóór, dat snapt u wel. Mevrouw GEERDINK (VVD): Uw eerste vraag over ‘wanneer’ heb ik net al beantwoord: die benadering moet bij voorkeur bij de integrale bijstelling aan bod komen. En wat dat bedrag dan is: op dit moment is dat 9 ton. Ik begreep van de gedeputeerde dat daar nog wel eens een wijziging in kan plaatsvinden, dus die afweging over de uiteindelijke structurele hoogte van dat bedrag zullen we dan ook bij die integrale bijstelling maken. Maar dat er een plus is, lijkt er op dit moment in te zitten. En in reactie op uw derde vraag over het sociaal beleid: daarbij moge duidelijk zijn dat we daarin een iets andere insteek hebben, dus daar gaan we het nog over hebben op dat moment. Dan het tweede punt betreft het acquisitieplan, waarover de gedeputeerde uiteen heeft gezet hoe de hazen nu lopen. Ik begreep dat het niet meteen in beton vastgegoten is – daar houd ik ook wel van. En ik begreep dat op dit moment met de beperkte middelen die daarvoor beschikbaar zijn dit min of meer als gegeven wordt beschouwd. Ik heb erover na zitten denken hoe we daar het beste mee om kunnen gaan. Ik wilde eigenlijk aankondigen dat we onze eigen gedachten er eens over laten gaan en we een initiatiefvoorstel naar deze Staten laten komen. Dan kunnen we er nog eens echt goed structureel over praten, want ik ben me ervan bewust dat het op dit moment in het algemene termen gaat en soms kun je ook leren van anderen. We zijn niet alleen op deze wereld: ook Drenthe doet het, Friesland doet het en ook de rest van de wereld zoals Duitsland. Dus we moeten daar wat mij betreft als VVD ook een passend iets op bedenken, waarbij we uiteindelijk een doel hebben volgens mij waar we ons allemaal in kunnen vinden om hier de bedrijvigheid in Groningen stevig, goed, solide en – in termen van gedeputeerde Moorlag – robuust van de grond te krijgen. Bij de moties en amendementen volgen wij de aanbevelingen die het College daarbij gedaan heeft. De heer WOLTERS (SP): Diverse partijen – en de heer Brouns het meest expliciet – hebben gepleit voor het maken van werk van de Versnellingsagenda: dat is iets waar wij het van harte mee eens zijn, ook als het gaat om de projecten en het gebruik van de bestemmingsreserves. Onze kritiek op die overdreven voorzichtigheid van het College en ook de amendementen die we ingediend hebben, zitten eigenlijk een beetje in het verlengde. We vinden eigenlijk dat we wel degelijk al meer op korte termijn kunnen doen dan wat het College doet: we vinden dit eigenlijk overdreven voorzichtig beleid. Een beetje voorzichtig vind ik best, maar dat overdreven voorzichtige hoeft nou ook weer niet. Een samenhangend pakket via een integrale aanpak: natuurlijk willen wij dat ook. Tegelijkertijd hechten wij er wel aan om over een aantal dingen u aller uitspraken te krijgen, zeker als het over Stichting Leergeld gaat – dit werd net ook al in een interruptie door de heer Swagerman aangegeven. Die stichting heeft op korte termijn behoefte om duidelijkheid te hebben over de beschikbaarheid van die middelen om het provinciaal netwerk te kunnen opzetten. Dus we willen
27
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
graag tóch van deze vergadering een uitspraak hierover, ons amendement aangenomen zien om die middelen veilig te stellen en de zaak niet nog eens naar december doorschuiven. De gedeputeerde gaf aan dat uiteindelijk al het geld wel redelijk uitgegeven wordt, ook wat opzij is gezet om tegenvallers op te kunnen vangen. Dat klinkt wel leuk, maar tegelijkertijd dacht ik dat we bij elke jaarrekening wel zien dat er op allerlei programma’s overblijft en doorgeschoven wordt naar het volgende jaar. Dus ja, ook als je het over die Versnellingsagenda hebt, zijn dat dingen die je eigenlijk niet zou moeten willen. In de motie van PVV staat iets wat ons wel aanspreekt, namelijk dat er meer geld aan uitgegeven moet worden. Maar waar het vandaan moet komen, daar zijn we het niet mee eens en dus zullen we die motie niet steunen. En de moties van de Partij voor de Dieren zullen wij steunen. De heer BROUNS (CDA): Het CDA is blij met de toezegging van het College dat men komt met een samenhangend pakket om het begrotingsoverschot dat er voor 2014 is, voor het overgrote deel tot besteding te brengen om de economie en de arbeidsmarkt te stimuleren. Dat vinden wij een goede zaak. In relatie daarmee is motie 1 van de PVV die voor een deel daar ook invulling aan geeft. Die motie kunnen wij dan ook ondersteunen – ware het niet dat de dekking die daarvoor gezocht wordt, eigenlijk weer het tegenovergestelde bereikt. Want door wordt namelijk een aantal zaken geschrapt dat juist nadrukkelijk die economie raken, dus om die reden zullen wij die motie niet steunen. Als het gaat om de motorrijtuigenbelasting wil ik in ieder geval de gedeputeerde iets meegeven voor de analyse die hij gaat maken: er is namelijk vandaag bekendgemaakt door Almacon, een kenniscentrum voor de autobranche, dat men verwacht dat er in 2014 een toename van de autoverkoop van 10% zal gaan plaatsvinden. En die werkt denk ik structureel door. Dan motie 2: het College heeft inmiddels aangegeven dat men inzichtelijk zal maken hoeveel geld er besteedt wordt aan de faunaopvang. Daarmee wordt naar onze mening rechtgedaan aan wat de motie vraagt. Mocht die desondanks worden ingediend, dan zullen wij daar eventueel vóór stemmen. Bij motie 3 zullen wij tegenstemmen in afwachting van die inzage van de betreffende gedeputeerde en het beleid dat hij gaat voeren. Bij amendement 1 hebben wij uit de toezegging van het College begrepen dat bij de afweging van het integrale pakket het in dit amendement aangedragen punt ook zal worden afgewogen en aan de orde zal komen. Ik begrijp dat er anderen zijn die daar een andere interpretatie van hebben, dus dat maakt het even moeilijk om te zeggen hoe we daarover gaan stemmen. Bij amendement 2 zullen wij vóórstemmen met als achterliggende gedachte dat dit wat ons betreft een van de maatregelen is die in dat integrale pakket ook zijn plek zou moeten krijgen. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik ben blij dat er een integrale afweging wordt gemaakt bij de integrale bijstelling als het gaat om de ruimte die ontstaan is. Het zal u dan ook niet verbazen dat mijn fractie dit dan ook kritisch zal volgen als het gaat om economie en energietransitie, want dat zij bij ons de twee speerpunten. De heer VAN KESTEREN (PVV): Het amendement van de SP met betrekking tot het ongedaan maken van de bezuiniging op de Stichting Leergeld kunnen wij steunen – dat heb ik al eerder aangegeven in een commissievergadering. Dit omdat het in een behoefte voorziet. Bij het amendement ‘Beheer en onderhoud wegen en kanalen’ staat het als een paal boven water dat je bij het bezuinigen op de infrastructuur je op een doodlopende weg begeeft. En daarom steunen wij dit amendement vanzelfsprekend, Onze eigen motie over de alternatieve bezuinigingen wordt helaas niet door de meerderheid gesteund. Dat is jammer. Maar als de crisis voortschrijdt zoals zij dat nu doet, zal net als ons pleidooi met een aantal andere fracties voor het verlagen van de opcenten motorrijtuigenbelasting, ook deze motie weer actueel worden. Dat is een kwestie van tijd. Wij willen die daarom toch nu indienen. Als zij wordt verworpen, dan dienen we haar later weer in. Dat kan nog wel een tijdje duren, want je moet volhardend zijn hier in deze zaal. Dan de motie van de Partij voor de Dieren met als titel ‘Zicht op dierenopvang’. Na intern overleg in de Groninger fractie hebben we besloten om deze maar niet te steunen. Maar daarentegen steunen wij de motie over diezelfde partij over het bijenbeleid wél vanwege het levensbelang van de bij voor onze voedselvoorziening. In mijn periode als leraar heb ik menig projectje gedaan waarin de bij centraal stond, dus het heeft mijn speciale aandacht.
28
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Wij zeggen het College dank voor zijn reactie op de door ons gestelde vragen dan wel opmerkingen. We zijn blij met de uitspraken die het College heeft gedaan om juist in deze tijd, als er begrotingsruimte blijft bestaan, geen kans te laten liggen als het gaat om investeren teneinde oplossingen te vinden voor de grote vraagstukken die er liggen. Dus daar kunnen wij ons volledig in vinden. Er klonk vanmorgen een brede oproep in deze Staten om bij de integrale bijstelling een stap te zetten in de richting van het armoedebeleid en de participatieprojecten ter voorkoming van sociale uitsluiting. Wij interpreteren de woorden van het College zo dat dit in ieder geval terug zal komen bij de bestedingsvoorstellen evenals de stevige impuls van de werkgelegenheid en de economie. Daarmee komt het College tegemoet aan de wensen die bij onze fractie bestaan en daarmee wordt er, voor zover wij dat nu kunnen overzien, ook aan de strekking van de oproep die in het eerste amendement wordt gedaan. Daarover is zojuist nog een vraag doorgespeeld aan het College, maar wij hebben daar voldoende vertrouwen in. Dan een reactie op het amendement 2. Dat zullen wij niet steunen, omdat wij de beoordeling willen zien in het samenhangend pakket met bestedingsvoorstellen. Dan is volgens mij zojuist de motie met alternatieve bezuinigingsvoorstellen van de PVV ingetrokken, maar anders zouden wij die niet willen steunen. Wij willen namelijk heel graag die kwaliteitssprong in de landbouw en zien dan ook uit naar de uitkomsten van het project Groninger Verdienmodel. De motie ‘Zicht op de dierenopvang’ zullen wij steunen als zij in stemming wordt gebracht. Als dat nog anders wordt, dan horen we dat zometeen nog wel van de Partij voor de Dieren. En aan de motie bijzaken zullen we geen steun verlenen. We hebben begrepen dat daar binnenkort nog duidelijkheid over komt. De heer VAN KESTEREN (PVV): Er is geloof ik onduidelijkheid over de motie van ons: die is niet ingetrokken. Dat wil ik even heel duidelijk stellen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ik heb al aangegeven dat als die niet wordt ingetrokken, wij die niet zullen steunen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Een harmonieuze samenleving gaat uit van ruimte voor al het leven op aarde, waarbij we ons moeten realiseren dat de aarde ons voldoende biedt voor ieders behoeften, maar niet voor ieders hebzucht. Als we dat in ons achterhoofd houden, dan zullen wij vóór amendement 1 stemmen, tegen amendement 2. We zullen ook niet vóór de motie van de PVV stemmen. Dan kom ik bij onze eigen moties. Gelet op de toezegging van het College zullen wij de motie 2 met de titel ‘faunaopvang’ intrekken. Dan motie 3 over bijzaken. We hebben een enthousiaste gedeputeerde met hoge ambities. Maar hoe groot die ambities nou precies zijn en hoeveel budget ervoor nodig is om die ambities waar te maken, dat is niet duidelijk. En wij vinden het toch wel heel erg belangrijk dat wanneer je bijzaken tot hoofdzaken benoemt, je daar dan ook een passend budget aan moet koppelen. Daarom zullen we deze motie wél indienen. De VOORZITTER: Dan zijn we bij het College voor zijn tweede ronde, voor zover er nog specifieke punten liggen. De heer Moorlag als eerste. Wilt u met name het punt van Stichting Leergeld nog even ophelderen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja. Als College pleiten wij voor een integrale weging. Maar er zijn wel twee zaken die een opmerking verdienen. Ten eerste is er bij de samenstelling van het College een aanvullend akkoord gesloten. Dit sluit daarbij aan, we hadden op dat moment geen middelen om dat toen volledig te gaan honoreren – dat is een punt van weging. En het tweede is natuurlijk ook een punt van weging voor een bestuurder: als je hoort dat er zo’n brede meerderheid in de Staten is, dan is dat natuurlijk ook een politiek feit. En om een ambtenaar in dit huis maar eens te citeren: ‘We zijn niet van yesterday’. Dus dat dit onderdeel zal moeten uitpakken van het pakket – de omvang laat ik maar even in het midden – dat tekent zich wel af. Vandaar ook de formulering dat wij het betreffende amendement over Stichting Leergeld nú ontraden, omdat het afbreuk doet aan de integrale weging die moet plaatsvinden bij de integrale bijstelling.
29
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer WOLTERS (SP): Ik hoor u nu eigenlijk zeggen dat het er wel komt, maar u het nu nog niet hardop kunt zeggen. Dat vinden wij ongewenst, dat laat je toch weer vrijwilligers en medewerkers van die Stichting een aantal maanden in het ongewisse. Het zal wel goedkomen, maar als u proeft dat hier een meerderheid in de Staten vóór is – of in elk geval begrip heeft hiervoor – dan is het toch niet moeilijk om het amendement over te nemen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Volgens mij ben ik gewoon volstrekt duidelijk geweest: er komt een integrale afweging en er zijn twee omstandigheden die daarbij een rol spelen. In de eerste termijn heb ik gezegd dat wij dit amendement nú ontraden en dat houd ik gewoon staande. Het zonder meer toezeggen op dit moment zou afbreuk doen aan die integrale weging. Maar ik heb wel die twee bijkomende omstandigheden gehoord en ik hoop dat daarmee ook comfort wordt gegeven aan degenen die deze organisatie en dit beleidsterrein een warm hart toedragen. En laten we voor het overige wegblijven bij semantische discussies. Bij de integrale bijstelling zullen we aandacht besteden aan de motorrijtuigenbelasting. Ik weet niet of de tendens in de autoverkopen, waar het CDA over repte, wel structureel genoeg te onderkennen is. Maar zoals ik in de eerste termijn al gezegd heb, zodra zich aftekent dat wij boven onze geïndexeerde geraamde inkomsten gaan uitkomen, dan moet je gewoon rechtdoen aan wat in het Collegeprogramma staat. Maar dat zullen we bij de integrale bijstelling bezien. Of dat je dat dan finaal kunt afconcluderen, dat is een vraag die ik op dit moment nog niet kan beantwoorden. De heer BOUMANS (gedeputeerde): We hebben heel positieve ervaringen aan de Oostelijke Ringweg: daar zijn we bezig met een bijenexperiment. Dat is zo prettig verlopen dat ik u wel wil toezeggen dat wij ons er sterk voor zullen maken om langs de Zuidelijke Ringweg een soortgelijke voorziening te faciliteren. We hebben ook nog even gedacht aan een fly-over voor bijeen, maar die laten we maar achterwege. De VOORZITTER: Dan stel ik vast dat we hiermee de beantwoording in tweede instantie door het College hebben gehad? Ja, dat is correct. Dan kan ik nu toe naar de stemmingen en we beginnen met de amendementen. Amendement met nummer 1. De vraag is: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, de PVV en het CDA. Wie is tegen? De PvdA, de VVD, D66, Vrij Mandaat en de ChristenUnie. Dan is dit amendement verworpen. Dat zit ik bij amendement 2. Wie is daarvóór? Dat zijn de SP, de PVV en het CDA. Wie zijn daartegen? De PvdA, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat en de VVD. Dan is dit amendement verworpen. Dan ga ik naar de moties. Motie 1 getiteld ‘Alternatieve bezuinigingen’. Wie is daarvóór? De PVV. Wie is daartegen? Alle andere fracties. Dan is deze motie verworpen. Motie 2 is ingetrokken. Motie 3. Wie is daarvóór? De SP, GroenLinks, de PVV, Vrij Mandaat en de Partij voor de Dieren. Wie zijn ertegen? Het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66 en de PvdA. Dan is deze motie verworpen. Dan zijn we toe aan de voordracht zelf. De heer BROUNS (CDA): Ik wil graag nog een stemverklaring afgeven bij onze stemming over de voordracht. Wij zullen vóór de voordracht stemmen met die kanttekening dat wij tegen de verhoging van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting zijn. De VOORZITTER: Dank voor deze stemverklaring. Dan gaan we nu stemmen over de voordracht. Wie is vóór? De PvdA, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de ChristenUnie, de VVD en het CDA. Wie is tegen? De Partij voor de Dieren, de SP en de PVV. Dan is de voordracht aangenomen.
A2.
Bestuurlijke organisatie Groningen
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 2 juli 2013, nr. 2013-28.424, PPM, betreffende de visie op de bestuurlijke organisatie in Groningen 'Herindelen niet of maar hoe', inclusief bijlage 1 en bijlage 2 (nummer 41/2013) Hierbij worden betrokken:
30
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
-
-
Diverse brieven van gemeenten en derden: Bedum; Eemsmond 1; Eemsmond 2; Haren CDA; Haren comité uitstel; Marum; Slochteren; Slochteren bijlage; dhr. Dijksterhuis; Partij voor het Noorden; Brieven van GS aan de gemeenten Winsum en Haren van resp. 3 en 10 september 2013 inzake de gemeentelijke herindeling.
De heer VISSER (PvdA): Het gaat ons als partij bij de bestuurlijke organisatie in onze provincie om de inwoners en het gebied, niet om de kaart. Er wordt steeds gepleit voor een krachtig lokaal bestuur, wat een kwalitatief gegeven is waarbij de macht van het getal wat ons betreft niet de doorslag geeft. Het College kiest voor zes gemeenten. Wat ons betreft mogen dat er ook meer zijn – ik heb dat vaker gezegd – mits zij de gewenste kwaliteit kunnen leveren. Krachtig overheidsbestuur is nodig, juist ook op gemeentelijk niveau, om de bestaanszekerheid van diegenen die onze steun verdienen en nodig hebben, te garanderen en om kansen voor ontwikkelingen – denk aan werkgelegenheid en jeugdwerkloosheid, zo belangrijk voor alle inwoners in ons gebied – te kunnen benutten. De PvdA beschouwt de voorgenomen bestuurlijke ontwikkeling in onze provincie vanuit de volgende vier principes van krachtig lokaal bestuur. Ten eerste moet het bestuur in staat zijn de bestuurlijke opgaven zo autonoom mogelijk ter hand te nemen, gebiedsgericht en in goede samenwerking met andere overheden, maar in een zo eenvoudig mogelijke opzet. Ten tweede moet er ook écht iets te kiezen zijn vanuit een grotere vrijere begrotingsruimte en wat ons betreft ook een ruimer eigen belastinggebied. Ten derde moet er een stevig maatschappelijk draagvlak zijn, afdoende democratische legitimatie en controle en staat voor zijn kerntaken, zoals overigens ook heel treffend door een van de insprekers bij de laatste commissievergadering, de heer Dijksterhuis, werd verwoord – u hebt daar allemaal kennis van kunnen komen, ook via zijn ingekomen stuk. Ten vierde, last but not least, kent het vitale politieke gemeenschappen die zich inzetten voor buurt of dorp en goed geschakeld zijn met de lokale bestuurders én volksvertegenwoordigers. De visie van het College is nog werk in uitvoering, maar in de begeleidende voordracht wordt een richting geboden die we als fractie kunnen onderschrijven en die ook sterke verwantschappen vertoont met de zojuist geschetste principes. Niet alles ligt in het vermogen van de provincie en de gemeenten. We hebben ook nadrukkelijk de steun nodig van het kabinet en vooral van de minister van BZK. Wij roepen het College op, daar duidelijk werk van te maken. Over het proces het volgende. Het is een goede zaak om ruimte te bieden waar het kan, de gemeenten ook echt aan zet te laten zijn en toch te blijven handelen vanuit de urgentie van versterking en vereenvoudiging van het openbaar bestuur. En die urgentie wordt volgens mij breed onderschreven. Maar het feit dat er dan meer varianten denkbaar zijn – al kiest het College bij voorkeur voor het model dat door de commissie-Jansen is neergelegd – vraagt om open en constructief overleg, waarin dus alternatieven serieus moeten worden overgewogen. De inzet van een makelaar, zoals voorzien in de voordracht, kan hierbij goede diensten bewijzen. Maar het College kan onzes inziens zelf meer doen om de ontwikkeling, waar tóch druk op staat, krachtig te ondersteunen. Dan gaat het om het tastbaar maken van de gewenste omslag in de bestuurscultuur, gericht op dialoog, gelijkwaardigheid en respect voor de wederzijdse posities. Het ontbreekt in het voorliggende visiestuk dan nog aan een paragraaf over de wijze waarop de provincie haar eigen positie in de cultuurverandering handen en voeten wenst te geven. Wat ons betreft gaat het dan niet om mooie woorden, maar om duidelijke daden waaruit die cultuurverandering blijken moet. We vragen het College daarom, alles op alles te zetten om de gemeenten het nodige comfort te bieden bij een operatie die ingrijpend is en die veel van het vermogen – letterlijk en figuurlijk – van de betrokkenen zal vergen. Hierbij wijzen wij vooral ook op de gewenste samenhang tussen het proces van de zogenaamde decentralisaties, waar de gemeenten nu druk mee bezig zijn, en het proces van bestuurlijke organisaties. Zorg ervoor dat deze processen elkaar niet bijten, maar dat ze elkaar mogelijk versterken en neem dat ook op in uw visie, College. Vandaar dat we samen met de andere coalitiepartijen en GroenLinks de volgende motie indienen, waarmee we het College oproepen om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden op terreinen die voor de afwegingen die de gemeenten nu aan het maken zijn, van groot belang zijn. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Motie decentralisaties’, namens de fracties van de PvdA, de VVD, D66, de ChristenUnie en GroenLinks: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Overwegende dat de beoogde opschaling van gemeenten alleen succesvol kan verlopen als die in goede samenhang geschiedt met de decentralisaties van het Rijk, er een adequate voorfinanciering van
31
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
de herindelingskosten komt en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maximaal (im)materiële steun aan het proces geeft; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om bij de verdere ontwikkeling van de voornoemde visie en de daarmee verbonden vormen van overleg met betrokken partijen 1. nadrukkelijk aandacht te besteden aan de relatie tussen de decentralisaties en de beoogde bestuurlijke ontwikkeling vanuit de doelstelling dat beide processen elkaar zoveel mogelijk dienen te versterken; 2. aan te geven of en zo ja, op welke wijze het College van GS vanuit het provinciale vermogen kan bijdragen aan de beoogde bestuurlijke ontwikkeling; 3. zich in te spannen om de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te bewegen tot maximale (im)materiële steun aan deze bestuurlijke ontwikkeling vanuit een scherp oog voor de belangen van de betrokken gemeenten; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer VISSER (PvdA): Ik sluit nu af. Als Staten zijn wij ook zelf aan zet en ik stel daarom voor dat het presidium zich zo snel mogelijk beraadt op de wijze waarop we dat samen het beste kunnen doen als het gaat om die cultuuromslag. Ook hierbij volgen vorm en inhoud. Daar moeten we collegiaal voor gaan staan, dwars door alle partijen heen. De heer BAKKER (VVD): GS heeft de voordracht over de bestuurlijke organisatie in Groningen de titel meegegeven: ‘Herindelen niet óf maar hoe?’. De discussie over de bestuurskracht van de huidige Groninger gemeenten is niet van de laatste tijd. Vanaf de vorige herindeling in 1990 kwam dit onderwerp met regelmaat op allerlei agenda’s. De richting leek te worden samenwerken in clusters met de bestaande zelfstandige gemeenten als uitgangspunt. De evaluatie van dit proces en de vlekkenkaart waren een belangrijke inbreng voor de door de Vereniging van Groninger Gemeenten en de provincie ingestelde visitatiecommissie. De aanbevelingen van deze commissie, neergelegd in het rapport ‘Grenzeloos Gunnen’ dat op 28 februari 2013 naar buiten kwam, zijn volstrekt duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Dit lost niet alle problemen op, maar het vormen van grotere gemeenten is noodzakelijk. De VVD-fractie onderschrijft deze aanbevelingen. De gemeenten zijn vervolgens voortvarend met de aanbevelingen aan het werk gegaan. Het rapport bevat echter ook een uitnodiging aan de Staten. De Staten moeten richting geven aan een discussie over de rol van de provincie. Wij zijn het eens met de commissie: wij moeten minder op de stoel van de gemeenten zitten en meer strategisch de koers bepalen en ons meer beperken tot de wettelijke taken. De kerntaken zijn dan volgens de commissie én ons: de bestuurlijke kwaliteit, natuur en landschap, ruimtelijke ontwikkeling, de regionale economie, het watersysteem en mobiliteit en bereikbaarheid in Groningen. De opzet van de VVD is als gehele Staten samen met het College daar de komende tijd invulling aan te geven. In een aantal ingekomen brieven wordt ingegaan op de tijdsplanning, waar volgens de briefschrijvers meer ruimte voor zou moeten komen. Wij vinden het zinvol om voor dit proces dezelfde tijdsplanning voor alle deelnemers aan te houden, temeer ook omdat herbezinning op provinciale taken een bepaalde grootte van gemeenten vraagt. Wij kunnen ons vinden in de voorgestelde tijdsplanning. Tevens gaat een aantal briefschrijvers in op begrenzingen en het aantal gemeenten. Wij vinden dit primair een taak voor de gemeenten om daar zelf een keuze in te maken. Er is echter één grens die wél hier een beschouwing verdient en dat is de provinciegrens. Indien de gemeente Haren heel nadrukkelijk voorkeur heeft voor het samengaan over de provinciegrens, dan moet dat volgens ons mogelijk gemaakt worden. Dat is pas écht ‘Grenzeloos Gunnen’. De commissie-Jansen dringt er in haar rapport bij het Rijk op aan om provincies doorzettingsmacht te geven. Mocht daar nu of in de toekomst sprake van zijn, dan is de VVD-fractie van mening dat wij daar zéér terughoudend mee om moeten gaan. De VVD-fractie steunt de voordracht, maar het blijft een proces primair van gemeenten. Tot slot: van Schiermonnikoog wist u al, maar over dit proces nog het volgende: ‘Nait deurschoeven, moar aanpakken.’ De heer SWAGERMAN (SP): Het zal niemand verbazen dat de SP een wat ander verhaal zal houden dan de voorgaande sprekers, want wij zijn er nooit zo heel erg mistig over geweest. De SP is een groot tegenstander van deze op dit moment plaatsvindende, van boven opgelegde gemeentelijke herindeling, die door dit College moet worden doorgevoerd. Want het is – hoe je het ook wendt of keert – een van boven opgelegde gemeentelijke herindeling en daarmee wordt voor veel gemeenten een onbehoorlijke situatie gecreëerd. Dat blijkt ook uit de reacties die wij hebben ontvangen.
32
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Zoals we allemaal weten heeft het provinciebestuur de commissie-Jansen via ‘Grenzeloos Gunnen’ de opdracht gegeven, de herindeling te onderzoeken. Begin januari 2014 willen Provinciale Staten die herindeling vaststellen. De heer Bakker noemde het al: sinds 1990 wordt de herindeling besproken en in fasen doorgevoerd; daarom zijn we gekomen waar we nu zijn. Ook al vóór dit onderzoek is ook gebleken dat voor dit College met name het doorzetten van deze herindeling zó verschrikkelijk belangrijk was dat de partijen die daartegen waren, niet geacht werden in aanmerking voor dit College. Ik laat het nu aan u over om te zien wie er nu in dit College zitten en wie er niet in het College zitten en waarom wij op dit moment hier staan met de mening zoals we hier staan. Voor de SP was dat niet bespreekbaar. We waren niet van plan om dat te doen en dat zijn we nog steeds niet. We hebben het hier dus over achterkamers en die heetten vroeger nog wel eens regentesk. En ‘regentesk’ staat voor het tegendeel van democratie. Dit College bestaat uit vier partijen waarvan drie zich letterlijk democraat noemen. We hebben Democraten’66, we hebben de Volkspartij voor de Vrijheid en Democratie en ik ben zo vrij geweest om de Partij van de Arbeid maar sociaaldemocratisch te noemen. Want ik lees in de krant wel eens ‘socialistisch’, maar ik zou de schrijvers willen aanraden: laat dat alstublieft achterwege en noem die partij hooguit ‘sociaal-democratisch’. Deze partijen moeten zich schamen, want de manier waarop zij hier werken is geen democratie. Door deze gang van zaken ontneemt de provincie politieke partijen en met name de inwoners van de Groninger gemeenten de mogelijkheid om de toekomst van hun gemeenten als onderwerp van onderzoek en debat te maken. De heer VISSER (PvdA): Ik zat nog even na te denken over de invulling van het begrip ‘democratie’. Er zijn twee reacties op te geven, omdat u dat ook heel nadrukkelijk in de richting van mijn partij uit. In de eerste plaats wordt er in de gemeenten open en democratisch gediscussieerd over de vraag die nu voorligt. Daar doet mijn partij aan mee en zij is daarbij ook niet uniform als het gaat om standpunten. Ten tweede wil ik daarbij aangeven dat wij kortelings nog een heel grote regionale bijeenkomst hebben gehouden, openbaar voor iedereen, waarin we het als partijgenoten hebben gehad over de decentralisaties, hoe het daarmee staat en we ook hebben gesproken over hoe die zich verhouden tot bijvoorbeeld het proces van opschaling. Ik constateer – en dat is de vraag die u voorleg – dat wij een verschil van mening hebben of een representatieve democratie ook daadwerkelijk een democratie is. Of zie ik dat verkeerd? De heer SWAGERMAN (SP): In de rest van mijn verhaal zal dat nog wel duidelijk worden. Waar het ons vanaf het begin om is gegaan, is dat voor ons democratie is: zaken oppakken met inwoners van gemeenten. Dan kun je in de breedte doen op basis van kennis van de inhoud waar het over gaat. De heer VISSER (PvdA): U veronderstelt dat dat door anderen niet zou gebeuren? Ik geef net een voorbeeld hoe wij dat als partij zelf erin staan en lokaal onze bijeenkomsten organiseren. Hoe gemeenten dat doen, dat geschiedt toch in alle openbaarheid, ook getuige de vele krantenstukken en soms het gekrakeel binnen partijen waar het niet altijd uniform wordt gedacht? Dacht ik, althans. En u? De heer SWAGERMAN (SP): Daar ben ik het volledig met u eens. En daarbij doelt u op gemeentelijk niveau. Wij staan hier in een Provinciale Staten-ruimte en we hebben het over hoe de provincie zich beweegt in dit dossier. De provincie beweegt zich op een manier, waardoor de gemeenten niet optimaal met hun inwoners – óók inwoners die niet bij een politieke partij horen – kan omgaan, omdat er gewoon onvoldoende kennis is bij die gemeenten zelf. Dat geven die gemeenten zelf ook aan, ik hoef u niet te vertellen dat elke gemeente bezig is met diepgaand onderzoek, voor zover mogelijk, over wat de consequenties zouden zijn hun ambtelijk apparaat, voor de verantwoordelijkheden die ze hebben voor het functioneren van die gemeenten en die inwoners. En daar hebben ze in veel gevallen geen idee van. Dus wij zeggen ook niet dat wij absoluut tegen die herindeling zijn. De heer VISSER (PvdA): Dat zei u aanvankelijk wel hoor, eerlijk gezegd. Dus het blijkt toch dat wij vooral op een fundamenteel verschil komen in de mate van openbaarheid zoals wij die zien versus zoals u die ziet. De heer SWAGERMAN (SP): U luistert blijkbaar selectief, want wat ik heb letterlijk gezegd – en ik heb hier de tekst vóór me liggen: ‘deze van boven opgelegde herindeling’ en dat is die herindeling die nu vanuit Provinciale Staten al loopt en daar ga ik het over hebben.
33
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer VISSER (PvdA): Dan hebt u dat punt in elk geval afdoende toegelicht, maar nogmaals: ik geloof toch dat we elkaar niet geheel verstaan als het gaat om de openheid van dit proces. Ik heb de indruk dat dit een heel open en openbaar debat is. De heer SWAGERMAN (SP): Gelukkig wel, inderdaad. In plaats van de mogelijkheid te geven om op een goede en fatsoenlijke manier een debat mogelijk te maken in de gemeenten krijgen we nu het verhaal vanuit het College dat we nu eenmaal procedures hebben, de wereld om ons heen in beweging is en we niet stil kunnen blijven zitten. Verbazingwekkend daarbij is natuurlijk – of misschien ook wel niet – is dat de eigen positie niet ter discussie staat. In die zin heb ik dus net vernomen, voor ik aan bod kwam, dat er in ieder geval gekeken wordt hoe wij als Provinciale Staten hierin staan en hoe wij moeten functioneren in dit hele verhaal. Nogmaals: de gemeenteraden én de inwoners van de Groninger gemeenten hebben niet of nauwelijks harde informatie en ze worden gedwongen – met name door hun tijdslijn – om keuzes te maken. En natuurlijk doen die gemeenten ontzettend hun best om het zo goed mogelijk te doen, om hun inwoners zo goed mogelijk te informeren en zoveel mogelijk te betrekken bij hun plannen door het organiseren van inloopavonden, enquêtes en wat dies meer zij. Maar wat stellen die voor als niemand – ook de Colleges van B&W niet en dus ook de gemeenteraden niet – al enig idee heeft met wie hij wil, wat hij wil, hoe hij het wil, wat de vormgeving is en wat de financiële consequenties zijn. En dan heb ik het alleen nog maar over de gemeenten. U trekt het al via die motie in een breder verband met de takenverdelingen die op de schop gaan et cetera, et cetera. U gaat zelfs zover met die motie om de gemeenten nu alvast met kosten of met een duurdere gemeente te gaan werken omdat wij al dan niet (im)materieel zouden moeten gaan bijdragen. Het zou goedkoper moeten worden, dacht ik, maar voorlopig gaan we eerst maar weer eens meer geld uitgeven als we die motie van u zouden steunen. De heer BAKKER (VVD): De heer Swagerman gebruikt de woorden ‘onbehoorlijk’, ‘ondemocratisch’ en vervolgens zegt hij ook nog dat de Staten hun eigen positie niet ter discussie stellen. Er zijn al twee betogen geweest. Kunt u zich enigszins voorstellen dat wij vinden dat u volstrekt bezijden de waarheid spreekt? De heer SWAGERMAN (SP): Ja, ik kan mij dat niet voorstellen, want er is naar beleving van u, van anderen en van ons sprake van twee werelden waarin we spreken. U gaat ervan uit dat die herindeling er komt op de door u neergezette voorwaarden. Dat kan binnen dit gremium. Maar we praten hier over 650.000 Groningers. Ten behoeve van die Groningers is een deeltaak bij ons neergelegd en een veel grotere deeltaak bij het gemeentebestuur, maar nog véél belangrijk is wat die inwoners ervan vinden. Wij doen nu al tijden niets anders dan voorbakken, voorbakken en voorbakken en we hebben de gemeenten nog steeds niet voldoende middelen in handen gegeven – en de gemeenten zijn zelf daartoe ook niet in staat geweest – om in goed gesprek te gaan met hun burger. Wat is de zin van praten over ‘kunnen wij in uw dorp wel of niet een zwembad handhaven’? Dat is wat er gevraagd wordt. Als je niet weet hoeveel geld je hebt, als je niet weet naar wie dat gaat, als je niet weet hoe de optelsom van de begroting eruit gaat zien enzovoort, dan kun je die vraag niet eens stellen. De heer BAKKER (VVD): U praat over úw voorwaarden naar ons toe. Dat zijn niet ónze voorwaarden, dat zijn de voorwaarden van de gemeenten. Het is een proces geweest vanaf 1990 dat gezamenlijk geresulteerd heeft in het eindrapport van de visitatiecommissie. De grootste opdrachtgevers daarvan waren de gemeenten. En vanaf 1990 tot nu is er toch voldoende tijd geweest om met alles en iedereen alles door te praten en een mening daarover te vormen? Dat u daar anders over denkt, dat mag u zelf weten. Maar u mag niet zeggen dat wij ondemocratisch zijn. De heer POST (GroenLinks): Ik vind dat de SP behoorlijk generaliseert. U zegt dat de gemeenten niet in staat zijn om een discussie met hun inwoners te voeren. Maar ik hoor per gemeente heel diverse geluiden daarover. Dus wat dat betreft is denk ik de generalisatie niet op haar plaats. De heer SWAGERMAN (SP): Nee, ik heb verderop in mijn verhaal dan ook een aantal gemeenten dat ik specifiek wil aangeven waar het hier ook over gaat. En dat zijn ook gemeenten die in ingezonden brieven hebben aangegeven waar voor hen het knelpunt zit en waarvan zij denken dat de oplossing voor dat knelpunt zou liggen. De heer POST (GroenLinks): Maar dat is natuurlijk precies het dilemma waar wij voor staan. Gemeenten redeneren vanuit hun eigen optiek en dat is hun goed recht, maar wij zullen een totale
34
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
afweging moeten maken. Want herindeling doe je niet als gemeente sec. Dus daar zul je altijd overleg over hebben. De heer SWAGERMAN (SP): Ja, maar blijft staan dat er nog steeds gesproken wordt – met name door bestuurlijke gremia – weliswaar met inwoners van deze provincie, maar zonder een duidelijk platform. Wat waar ga ik straks nou mee te maken krijgen? Met wie ga ik straks wel of niet iets doen? Wat heeft dat voor financiële invloed? Wat kan en wil ik dan überhaupt nog? De heer POST (GroenLinks): Wij zijn nu nog pas in een heel vroeg stadium van dat proces, we hebben nog alle tijd om daar nog over met elkaar te discussiëren. Maar het punt dat ik wil maken: u refereert aan een aantal gemeenten waarbij ik er wel oren naar heb om op basis van argumenten hun nog even de tijd te geven om het een en ander uit te zoeken. Maar er zijn ook nadrukkelijk gemeenten geweest die dringend verzoeken om het proces te versnellen met elkaar, omdat er opgaven op de hun agenda staan aan te komen, en die erop aandringen om eigenlijk gewoon al per 2018 klaar te zijn met dit proces. De heer SWAGERMAN (SP): Ja, maar dat zeggen de gemeenten. Dat zeggen de bestuurders en dat zeggen ze ook nog op basis van het feit dat ze geen flauw benul hebben aan de hand van deze regering hoe hun begroting er volgend jaar uitziet en hoe die van 2015 eruitziet. Er is niemand die enige vastigheid heeft over wat de inhoud zal zijn, behalve dat je bestuurlijk gezien een aantal hectares oppervlakte en een tig duizend inwoners krijgt. De heer POST (GroenLinks): Ik maak bezwaar tegen het feit dat u zó gemakkelijk onderscheid maakt tussen bestuurders en hun inwoners, want daarmee geef je eigenlijk aan dat de lokale bestuurders kennelijk heel slecht luisteren naar hun inwoners. Ik neem ook aan dat u kennis hebt genomen van de verslagen van al die bijeenkomsten in al die gemeenten op dorpsniveau, waarin gesproken is over hoe de situatie is en hoe vaak bewoners daarvan ook hebben gezegd: ‘Gaan jullie je lekker even met jezelf bezighouden, we hebben wel wat anders te doen dan te weten wat onze gemeentenaam wordt.’ Dat soort geluiden heb ik nadrukkelijk teruggekregen. De heer SWAGERMAN (SP): Ik snap dat u die geluiden terugkrijgt en ik snap ook waaróm u die terugkrijgt. Want nogmaals: als je naar mensen toe gaat met alleen maar de opmerking ‘zo gaan we het doen’ en je hebt de invulling nog niet nader bepaald, je hebt geen begroting en je weet niet hoe het gaan werken. Ik kan het blijven zeggen: er is niets voor die inwoners om over te praten, want ze weten niet waar ze heen gaan. En als je dan vragen gaat stellen als ‘Kunnen wij in het ene dorp wel of niet een zwembad handhaven?’ en daarmee ga je naar je inwoners, dan krijg je alleen maar ontevredenheid. Want er is niemand die zicht heeft op het feit dat het zwembad in gemeente A wel kan openblijven en het zwembad in gemeente Z niet en omgekeerd. Dus waar praat je dan over? Wij zeggen al tijden – laat ik dat nog eens nadrukkelijk zeggen – dat we niet per se tegen herindeling zijn. Maar wij vinden wel dat het zorgvuldig moet gebeuren en ik denk dat daar ook het verschil van mening ontstaan. Politieke partijen zijn de backbone van de democratie. Dat geeft de heer Bakker ook terecht aan. En als ik iemand niet democratisch noem dan ik dat te kort door de bocht, want het zou wel heel ver gaan als ik de VVD of de Partij van de Arbeid niet democratisch zou noemen. Want dat is één niveau van democratie, we hebben ook nog zoiets als de inwoners, die eens in de vier jaar mogen stemmen en daarom zitten wij hier. Maar wij hebben ook besluiten die genomen worden in die periode van vier jaar, die verdergaan dan het neerleggen bij een volksvertegenwoordiging en daar is dit er een van. Helemaal als je dat pak hem beet drieënhalve maand voordat er misschien een volledig nieuwe volksvertegenwoordiging zit die een volledig andere mening zou kunnen hebben – in sommige gemeenten lijkt het, de discussie volgend, die kant op te gaan. Ik vraag me echt af of je dat zo moet doen en ik denk dus van niet. Wij moeten met zo’n belangrijk punt met écht goede informatie, waar keuzes op gebaseerd kunnen worden, naar de inwoners van Groningen toe, want die verdienen dat gewoon. Ik wil nog even noemen dat we een gemeente Bedum hebben die graag zelfstandig wil blijven. We hebben een gemeente Haren die potentieel en misschien wel met Tynaarlo zou willen en de grens over wil. We hebben Winsum dat tijd wil. We hebben Pekela dat aangeeft al fantastisch samen te werken en zich afvraagt waarom men het anders zou willen. Ik lees ook vandaag in de krant dat Vlagtwedde en Bellingwedde graag met zijn tweeën verder willen; dat komt niet voor in de plannen van de commissie-Jansen en dus ook niet in die van ons. En ik las vanochtend ook nog in de krant dat meneer Rehwinkel in de stad Groningen heeft gezegd dat wat hem betreft die datum 1 december wel
35
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
heel prematuur is en hij de gemeenten wat meer tijd gunt. En ik snap dat wel, want zijn potentiële partners willen dat ook graag wel. In het kort: wij hebben een motie om met name ook die termijn van 1 december even wat verder op te schuiven. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 2, getiteld ‘Stop de herindelingsstress’, namens de fractie van de SP: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Overwegende dat het ondemocratisch is om een herindeling van bovenaf op te leggen aan een gemeente en haar inwoners; het ongewenst is dat de provincie een deadline aan gemeenten oplegt om te komen tot een vergaand besluit over opheffing van de gemeente; Spreken uit dat zorgvuldige besluitvorming meer tijd nodig heeft dan de opgelegde deadline door de provincie Groningen en gemeenten zelf hun tijdspad en agenda mogen bepalen; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om dit besluit mee te delen aan alle Groninger gemeenten; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer BROUNS (CDA): Ik begin even bij een technisch punt bij deze voordracht, waar ik ook niet al te lang bij wil stilstaan. Maar in de voordracht wordt de heer Jansen nog genoemd als degene die als makelaar wordt ingezet. Ik vraag me af of dat nog de realiteit is, dat wil ik in ieder geval nog even meegeven met het vaststellen straks van deze voordracht. De VOORZITTER: Even de feiten: volgens mij hebt u een brief ontvangen waarin we het vervolg hebben aangegeven rond de makelaars. De heer BROUNS (CDA): Maar maakt u die brief dan integraal onderdeel van deze bespreking. Dan is dat technische punt ook vereffend bij de vaststelling straks. De VOORZITTER: Zeker. Gaat u voort. De heer BROUNS (CDA): Dan de inhoud, want daar gaat het om. En dan met name de procesmatige kant, want we hadden met elkaar afgesproken dat we die hier aan de orde zouden hebben en we in december meer de inhoudelijke kant zouden bespreken. Wat betreft het CDA zijn nu de gemeenten aan zet. Zij dienen een visie te ontwikkelen op hun toekomst en hoe zij die toekomst denken vorm te kunnen geven. Wat ons betreft is opschaling een proces dat zorgvuldigheid vereist, draagvlak vereist en een proces waarbij de inhoud leidend dient te zijn. Daar moet geen tijdsdruk op zitten, er moet ruimte zijn om zaken uit te zoeken – het gaat immers om ingrijpende beslissingen. Dat betekent ook dat 1 december aanstaande wat ons betreft niet de deadline is waarop de inhoud definitief bekend moet zijn. Het is een ijkpunt waarop gemeenten terug kunnen koppelen over hoever zij in dit proces staan, waar zij kansen zien, waar zij tegenaan lopen en waar zij eventueel zaken verder moeten uitzoeken dan wel uitwerken. Het is een tussenstap wat betreft onze fractie om gebiedsgericht te kunnen werken en om daarin maatwerk te kunnen leveren. In dat opzicht spraken de woorden van de Partij van de Arbeid mij ook aan, waar daar kwamen ook deze woorden in iets andere termen weer terug. Er moet ruimte zijn om invulling te kunnen bieden van onderaf. En wij zien in die 1 december dan ook niet direct een probleem, het is wat ons betreft een tussenstap. Het is ook goed dat het College gaat kijken naar wat nu taak en rol zijn van de provincie zijn en welke bestuurscultuur daarbij hoort. Dat is namelijk wat ons betreft integraal onderdeel van het totale voorstel dat er uiteindelijk uitkomt over hoe wij de bestuurlijke inrichting van deze provincie in de toekomst zien. En wat ons betreft had dat integrale pakket eigenlijk nog veel breder moeten zijn, namelijk: je kunt pas bepalen wat je aan instrumenten nodig hebt en welke schaalgrootte daarbij hoort als ook volstrekt helder is welke taken en rollen je een overheid toedicht. Dat vergt feitelijk een visie op wat het Rijk dient te doen, wat de provincie of een eventueel landsdeel dient te doen en wat dient een gemeentelijke of lokale overheid dient te doen. Welke taken liggen er daar, welke rollen vervullen die, hoe zijn die dienstbaar aan de samenleving? En dáár pas je vervolgens de bestuurlijke inrichting op aan.
36
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
En in dat opzicht verbaast het ons dat enerzijds in deze voordracht de vorming van een noordelijk landsdeel niet wordt uitgesloten, terwijl we anderzijds nog niet weten wat we zien als rol en taak van de provincie en welke bestuurscultuur daarbij hoort. Als we kijken naar hoe die discussie op dit moment vanuit het Rijk gevoerd wordt vanuit minister Plasterk als het gaat om Utrecht, NoordHolland en Flevoland, dan zien wij dat over opschaling en decentralisaties alleen maar gesproken wordt met als oogmerk bezuinigingen en we een rijksoverheid zien die zichzelf centraal stelt. Ik moet eerlijk zeggen dat het rapport ‘Grenzeloos Gunnen’ uitgewezen heeft dat dat proces de provincie Groningen in het verleden in ieder geval niet ook onbekend kan doen voorkomen. En we zien ten slotte de topdownbenadering en dat is nou precies die visie op de overheid waar het CDA niet achter staat. Wij staan voor een andere visie op de overheid, wij stellen de samenleving centraal en de overheid is dienstbaar aan die samenleving. Wij willen de lokale democratie en initiatieven van onderop faciliteren. Wij willen dat doen op basis van participatie en vertrouwen. En wij willen qua bestuurskracht zaken daar organiseren waar dat het meest efficiënt en het best gedaan kan worden om dienstbaar te zijn aan die samenleving om haar daarin te faciliteren. In dat opzicht zijn we het eens met de VVD dat er heel goed gekeken moet worden naar wat de kerntaken zijn. We zijn niet zo stellig als de VVD, want zij gaat al uit van kerntaken en heeft die al bepaald. Dat is volgens onze partij nou júíst iets wat het samenspel tussen de drie overheden, zoals we die nu kennen, via een discussie uitgefilterd moet worden, zodat je tot een omvattende herindeling van onze bestuurscultuur kunt komen. Wij hopen dat het College de aspecten die wij genoemd hebben met betrekking tot onze visie op de samenleving, meeneemt in de weging van de voorstellen die richting 1 december op de Collegeleden zullen afkomen. De heer ZWERTBROEK (D66): D66 is al duidelijk geweest tijdens de commissievergadering: wij steunen de voorliggende stukken. Aangemerkt moet wel worden dat dit geen complete visie is en dat wij deze in december ontvangen, daar de gemeenten nu nog aan zet zijn. We wensen Gedeputeerde Staten dan ook succes met het ontwikkelen van deze visie. De heer POST (GroenLinks): U zei dat u in de commissie volstrekt helder was geweest. Ja, dat is maar net hoe je daarnaar geluisterd hebt. Volgens mij heeft u daar gezegd dat u de visie steunt, maar u zich voor de rest van ieder commentaar onthoudt omdat het aan de gemeenten is. Dus ik weet op dit moment volstrekt niet waar u staat in deze discussie. Misschien zou er rekening mee kunnen houden dat u de argumenten die u daar niet genoemd hebt, toch maar even naar voren wilt brengen. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik heb aangegeven dat ik de stukken steun die GS heeft toegezonden en waarover wij spraken in de commissie, omdat ik vind dat het proces verder moet gaan en dat wij ons onthouden van enig inhoudelijke commentaar, omdat dat volgens mijn fractie nog niet de rol is die wij nu moeten innemen nu de gemeenten aan zet zijn. Daarnaast staat er wel een aantal stevige aanbevelingen in richting de provincie waar wij wél mee aan de slag kunnen gaan. De heer POST (GroenLinks): Maar bij dit agendapunt staat niet alleen de visie ter discussie, maar ook de reacties natuurlijk die we vanuit de omgeving en vanuit de gemeenten hebben gekregen. Ik vind dat u dan de gemeenten tekortdoet als u zegt dat u het er nu even niet over gaat hebben. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik zeg niet dat we het er niet over gaan hebben, ik geef aan – en ik heb ook die stukken gelezen en die neem ik ook tot mij – dat in december een complete visie komt met een volledig overzicht. Dan wil ik ook de volledige afweging maken. Het gemeentelijke herindelingsdossier is complex en gevoelig, het bestuurlijke herindelingsproces is breder. In het rapport ‘Grenzeloos Gunnen’ van de visitatiecommissie Bestuurlijke Toekomst Groningen staat ook een aantal stevige aanbevelingen richting de provincie, onder andere dat de provincie niet op de stoel van de gemeenten moet gaan zitten. En D66 verwacht dit in de complete visie hier een flinke paragraaf aan wordt besteed. Daarnaast geeft Gedeputeerde Staten terecht aan dat er gezien de bevoegdheden en verantwoordelijkheden ook een rol is weggelegd voor Provinciale Staten. En mijn fractie heeft overwogen om een motie in te dienen op dit punt, maar gezien het feit dat de volledige visie er nog niet is, weerhouden wij ons hier op dit moment van. Wel overweegt mijn fractie sterk om een initiatiefvoorstel te ontwikkelen, dat ingaat op de houding van de provincie tijdens de omslag én in de nieuwe situatie. Ik ben blij dat meerdere fracties hebben aangegeven die omslag ook te willen maken. Het proces van bestuurlijke herindeling verloopt tot nu toe in samenwerking met de Vereniging van Groninger Gemeenten en D66 is blij dat dit tot nu toe ook goed is gegaan. Dit proces moet leiden tot nieuwe gemeenten en een nieuwe provincie, dit alles om de kwaliteit op peil te houden en het liefst
37
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
nog te versterken. Daarmee moet ook het vertrouwen vergroot worden. Zoals aangegeven hoort u nog van ons. De heer VAN KESTEREN (PVV): De PVV is vóór uitstel van de gemeentelijke herindeling, omdat de gevolgen van de decentralisaties zowel bestuurlijk als financieel onduidelijk zijn. Ook is er niet bekend of er wel draagvlak is voor deze herindeling bij de bevolking en het is niet duidelijk of een fusie daadwerkelijk tot een kwaliteitsverbetering dan wel een reductie van apparaatskosten leidt. Tot nu toe is altijd weer gebleken dat fusies meestal leiden tot aanzienlijk hogere kosten – voor ons een belangrijke overweging. Dan hebben in de commissievergadering ook nog een ander argument genoemd en dat is de decentralisatie van de jeugdzorg. In de Tweede Kamer heeft de PVV-fractie gepleit voor uitstel van de invoering van de nieuwe Jeugdwet, omdat het uitvoeren van de jeugdzorg door de gemeentelijke organisaties een bureaucratische aangelegenheid zal worden, die veel geld zal opslokken en ook tot veel kosten zal leiden. Er is veel onduidelijkheid over de hoogte van de frictiekosten, er is veel onduidelijkheid over de stijging van de apparaatskosten door de transitie – 0,6% bij de provincie en zelfs 6% bij de gemeenten. Dit zou erg slecht uitkomen naast alle bezuinigingen die al op de gemeenten afkomen. Een extra argument is dat gemeenten in onze provincie al zeer grote moeite hebben om met elkaar samen te werken. Ook nog eens extra bestuurlijke druk op een mogelijke fusie ofwel herindeling leidt volgens ons de aandacht af die de decentralisaties toch écht nodig hebben. GroenLinks gaf het ook al aan: we moeten sneller want er komt heel wat op de gemeenten af. Nou, dat is nou net een argument dat wij ook hanteren. In onze motie vragen wij GS om het voorbeeld van Limburg te volgen en wel om de redenen die ik net genoemd heb. En ik wil deze motie bij dezen graag indienen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Uitstel gemeentelijke herindeling’, namens de fractie van de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Constaterende dat Gedeputeerde Staten een voordracht doet om in 2018 uiterlijk tot een herindeling te komen van zes gemeenten in de provincie Groningen; de gemeenten te maken hebben met drie belangrijke decentralisaties, namelijk de Participatiewet, de decentralisatie van de AWBZ en de decentralisatie van de jeugdzorg. Overwegende dat de gemeenten al hun tijd nodig hebben om deze drie decentralisaties voor te bereiden en af te ronden; er grote onzekerheid is over wat de financiële gevolgen zijn van deze drie decentralisaties; niet duidelijk is of er draagvlak onder de bevolking is voor een gemeentelijke herindeling; uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen blijkt dat fusies van gemeenten na enkele jaren leiden tot structurele verhoging van de uitgaven; Van mening zijnd dat gemeentelijke herindelingen op dit moment contraproductief en onwenselijk zijn; de gemeentelijke herindeling moet leiden tot structureel lagere uitgaven en een kleinere overheid; bij een gemeentelijke herindeling de bevolking geraadpleegd moet worden; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. de gemeentelijke herindeling uit te stellen totdat alle decentralisaties succesvol zijn afgerond; 2. te onderzoeken hoe een structurele verhoging van de uitgaven kan worden tegengegaan; 3. met de gemeenten in gesprek te gaan over het houden van een vorm van volksraadpleging om de bevolking een kans te geven zich over de herindelingsplannen uit te spreken; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer POST (GroenLinks): In feite zegt u met deze motie dat je de decentralisatieoperatie zou moeten afwachten. Ik neem aan dat het u ook bekend is dat gemeenten hebben aangegeven dat de decentralisatie, bijvoorbeeld voor wat betreft de jeugdzorg, zal leiden tot een palet aan samenwerkingsovereenkomsten omdat men zich regionaal moet gaan ontwikkelen? Denkt u niet dat dat contraproductief is om eerst allerlei van dat soort democratisch moeilijk te controleren samenwerkingsverbanden aan te gaan en men vervolgens zou moeten gaan herindelen? De heer VAN KESTEREN (PVV): Druk van bovenaf om fusies af te dwingen leidt alleen maar af en samenwerken is geheel iets anders. Er zijn nu al gemeenten die samenwerken op bepaalde thema’s en dat zou ook nu kunnen.
38
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer POST (GroenLinks): Maar u weet dat de commissie-Jansen over die samenwerking heeft geschreven hoe vruchtbaar die is en hoe werkbaar die en hoe democratisch controleerbaar die is? Daar stond iets over in haar rapport. De heer VAN KESTEREN (PVV): Maar ik vind dat je zoveel argumenten kunt noemen die ervóór pleiten en die kun je ook inbrengen – en dat doen wij met onze motie. Er staan decentralisaties op stapel waar gemeenten mee te maken krijgen en die enorme kosten met zich meebrengen. Om dan tegelijkertijd ook van bovenaf op te leggen om met elkaar te gaan fuseren, is voor ons niet een goede combinatie. Dus eerst het een, dan het ander. De heer POST (GroenLinks): Nu negeert u het geluid dat in het rapport-Jansen terug te vinden is van gemeenten die zeggen om hen te verlossen van die samenwerkingsconstructies. Dat zeggen gemeenten. De heer VAN KESTEREN (PVV): Niet alle gemeenten zeggen dat. Maar als je dat afdwingt, denken wij dat de decentralisatie van de jeugdzorg en van alles wat op de gemeenten afkomt, dat dat belemmerend zal werken als je de fusies en herindelingen afdwingt, omdat gemeenten dan gedwongen worden om dat in kort tijdsbestek te doen en al hun aandacht daarvan uit zal gaan. Wij denken dat die decentralisaties daardoor onder druk zullen komen te staan en dat dat dan nadelig zal werken. Dat is onze opvatting. De heer VISSER (PvdA): Ik sprak al eerder over een partijdiscussie die wij op 31 augustus hebben gevoerd. Daar was u niet bij natuurlijk, maar daar hebben wij met zeven wethouders gesproken die op dit moment de portefeuilleverantwoordelijkheid in het sociale domein en hebben hun gevraagd of wat u ook schetst, ook daadwerkelijk aan de orde is. En ik wil u dat even voorleggen met een vraag. Ze geven aan dat op zichzelf die decentralisaties in de gemeentelijke herindeling elkaar niet bijten. Ze hebben wel een zorg daarover uitgesproken, namelijk dat die twee processen elkaar zo goed mogelijk moeten versterken – de heer Post gaf dat net ook al aan. Alleen, realiseert u zich ook – en dat kwam ook daarbij naar voren – dat de huidige samenwerkingsverbanden qua tijd en energie de gemeenschap en dus ook de gemeenten heel veel geld kost? En hebt u daar ook enig zicht op? De heer VAN KESTEREN (PVV): De heer Visser geeft het al aan dat zijn partij heel intensief contact heeft gehad met haar partijgenoten en haar wethouders. Uiteraard is de Partij van de Arbeid warm voorstander en houdt zij een warm pleidooi om die gemeentelijke herindeling zo snel mogelijk te implementeren. De heer VISSER (PvdA): Over welke wethouders hebt u het, meneer Van Kesteren? Ik had het over Groninger wethouders. De heer VAN KESTEREN (PVV): U gaf net aan: ‘Wij hebben met ónze wethouder gesproken’. Dus ik neem aan dat dat de wethouders zijn van PvdA-huize, want daar sprak u over. De heer VISSER (PvdA): Dat is correct. De heer VAN KESTEREN (PVV): Het is altijd gemakkelijker als je met partijgenoten die hetzelfde nastreven: zo snel mogelijk de gemeentelijke herindeling implementeren, maar er zijn ook andere geluiden. De heer VISSER (PvdA): Ik wil heel erg duidelijk maken dat wij deze wethouders niet de vraag hebben voorgelegd op een manier zoals u die schetst. Wij hebben héél bewust gevraagd om vanuit hun brede collegiale verantwoordelijkheid in hun Colleges aan te geven of het beeld klopte dat heel vaak wordt gehanteerd, namelijk dat gemeenten als konijnen in de aanstormende koplampen van auto’s zouden zitten staren en niets aan het doen zijn. ‘Nee’, geven zij dan aan, ‘wij hebben behoorlijke stappen gemaakt, maar daarbij speelt wel degelijk een rol dat wij vooruitlopen op intensievere vormen van samenwerking met inbegrip van mogelijke herindeling.’ Daarbij – en dat is de vraag die ik heb voorgelegd – speelt voor hen ook het volgende een belangrijke rol. Iedereen weet dat die decentralisaties met bezuinigingen komen, dat is niet prettig. Maar wij hebben hun ook gevraagd om ongeveer aan te geven hoeveel tijd en energie zij kwijt zijn met allerlei vormen van overleg met uw ambtelijke organisatie. Die blijken dus een behoorlijke belasting te vormen en dat kost dus geld en dat
39
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
gaat hoe dan ook ten koste van besluitvormingsprocessen. En mijn vraag aan u was of u daar in uw argumentatie rekening mee had gehouden. De heer VAN KESTEREN (PVV): Een heel verhaal. Mijn argumentatie heb ik heel duidelijk in mijn betoog weergegeven. Een proces van gemeentelijke herindeling kost geld, kost tijd, kost energie en dat gaat naar onze mening ten koste van de decentralisaties van onder andere jeugdzorg die op stapel staan en dat kan niet samengaan. Wij pleiten ervoor om dit uit te stellen en eerst die decentralisaties goed vorm te geven – al dan niet met samenwerking – en pas dan andere zaken zoals de gemeentelijke herindeling naar voren te halen. Dat is mijn antwoord op uw vraag. De heer VISSER (PvdA): Ik stel eigenlijk vast dat u geen antwoord geeft op mijn vraag. De heer VAN KESTEREN (PVV): Nou, dat is heel gemakkelijk en goedkoop gezegd, maar ik vind dat dit een afdoende en heel duidelijk antwoord is. En ik geloof ook dat iedereen dat ook begrijpt – als je het maar wilt horen. De VOORZITTER: En dat brengt mij bij de gedachte dat het lunchtijd is. Ik dacht nog even om dit punt helemaal af te ronden voordien, maar dat is niet reëel. We gaan nu gewoon lunchen. Zullen we om kwart voor twee weer gaan beginnen? Akkoord, dan schors ik nu de vergadering. [Schorsing van 34 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en het woord is aan de fractie van de ChristenUnie, mevrouw Van der Graaf. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): In de visie die we vandaag bespreken op de bestuurlijke toekomst van Groningen in reactie op het rapport van de commissie-Jansen onderschrijft het College niet alleen de analyse en de uitgangspunten van de commissie, maar ook de adviezen om te komen tot een nieuwe bestuurlijke indeling. Voor de ChristenUnie is het uitgangspunt steeds geweest dat er gestreefd moet worden naar het versterken van de bestuurskracht van gemeenten, zodat zij in staat worden gesteld de urgente opgaven die er liggen, aan te kunnen pakken. En als er een nieuwe bestuurlijke indeling komt, dat die bij voorkeur met gelijkwaardige gemeenten wordt gevormd. Maar daarnaast behelst het advies van de commissie-Jansen nog een ander punt. Het realiseren van de nieuwe structuur zou gepaard moeten gaan met een andere rolinvulling van de provincie en van de gemeenten; daarnaast moet ook de bestuurscultuur bij de provincie en de gemeenten veranderen. Wij benadrukken hierbij nogmaals de oproep die we betreffende dit punt in de commissie hebben gedaan om hier in de voordracht die het College in voorbereiding heeft, uitgebreid op in te gaan en daar zullen wij ons ook als Provinciale Staten over buigen. Uit contacten met onze achterban en vanuit de gemeenten komt een aantal aandachtspunten voor het vervolgproces naar voren en wij roepen het College op om hierop in te gaan. Houd oog voor de nabijheid tussen bestuur en bewoners – dit is van grote waarde. Houd oog voor de zorg die binnen een aantal gemeenten bestaat over het behoud van het eigen karakter van dorpen en betrek dit punt actief in het vervolgproces. Besteed aandacht voor de samenhang van de herindeling met de drie decentralisaties. En we doen een oproep aan het College om opmerkingen over de financiële kant van de herindeling concreet te maken: daar hebben de gemeenten ook zorgen over. Verschaf hierover ook in december meer duidelijkheid. In het vormen van een nieuwe bestuurlijke structuur rijzen vragen over wat de financiële effecten zijn van de voorgenomen visierichting tussen een aantal gemeenten. Veel gemeenten hebben behoefte aan deze informatie – ik heb hier vandaag ook meerdere sprekers hierover gehoord. Mijn vraag aan het College is of de provincie hierin kan faciliteren. Dit proces is gebaat bij een goede regie en vanuit de gemeenten krijgen wij de oproep dat de provincie deze rol vooral moet blijven vervullen. Dit moment vormt een tussenstap en er is nog geen sprake van een eindbeeld. De gemeenten zijn nu aan het woord. Wij zien uit naar de uitspraken die ij zullen doen en die als input zullen dienen voor de makelaar die door de provincie en de Vereniging van Groninger Gemeenten is aangesteld om te helpen in de komende periode een goede invulling te geven aan de vraagstukken en dilemma’s die nog voorliggen. De heer POST (GroenLinks): In de commissie hebben we intensief over dit onderwerp gesproken en daarbij heeft GroenLinks aangegeven, geen voorstander te zijn van een terugtrekkende overheid, maar juist te kiezen voor een sterk lokaal én provinciaal bestuur met respect voor elkaars rollen en
40
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
verantwoordelijkheid. Met het College ziet GroenLinks het urgentiebesef bij gemeenten groeien: er móét iets gebeuren. Maar over de uiteindelijke invulling leven nog zeer veel verschillende beelden en wensen. Herindeling is geen zaak van individuele gemeenten, maar vraagt om een totaalvisie op de inrichting van ons lokaal bestuur. De voorliggende visie van GS kan in grote lijnen rekenen op de instemming van de GroenLinks-fractie. Met het advies van de commissie-Jansen als leidraad hopen we op een voortvarende aanpak in een goede samenwerking tussen de provincie en de gemeenten. De rol van de VGG mag daarin voor mijn fractie wel iets steviger zijn om zo de legitimiteit van het handelen van onze provincie te versterken. We hebben nu de kans om sterke en toekomstbestendige gemeenten die formeren die anno 2018 klaar zijn voor steeds groter wordende opgaven voor het lokaal bestuur. Laten we niet de fouten maken uit de herindelingsoperatie van 1990. Het toen ontstane pallet van nog steeds te kleine, maar vooral ook ongelijkwaardige gemeenten heeft geleid tot wat door de commissie-Jansen wordt omschreven als ‘een sfeer van concurrentie en elkaar misgunnen’. Zoals gezegd is in de commissie uitgebreid over het huidige proces gesproken. En mijn fractie heeft daarbij aangegeven op een aantal punten nog wel vragen te hebben. Wat betreft de financiën mag het niet zo zijn dat de huidige gemeenten worden benadeeld, zeker met het oog op de naderende decentralisatieopgaven. En om die reden hebben we de door de PvdA geïnitieerde motie dan ook mede ingediend. Wat betreft het proces is voor ons de datum van 1 december niet heilig. Wanneer meerdere gemeenten in gezamenlijkheid aangeven meer tijd nodig te hebben, moet dat wat ons betreft kunnen – vooral waar het gaat om grenscorrecties of waarbij het meerdere opties betreft die moeten worden onderzocht. Volgens ons mist Gedeputeerde Staten juridische grondslag voor een doorzettingsmacht, wanneer gemeenten er onderling niet uitkomen. Dat is zorgelijk indien we de voortgang van dit proces niet kunnen bewaken. Kan het College aangeven hoe men zijn rol op dit punt ziet en legitimeert? Wat betreft de omvang is er een grens aan wat mensen nog kunnen beleven als hun gemeente. En daarom is door ons niet uitgesproken of er vijf, zes of zeven gemeenten moeten komen – de PvdA sprak daar ook over. Wel willen we dat er eerst een onderzoek komt naar de mogelijkheid voor één gemeente Hogeland-Eemsdelta, maar dan vooral ook omdat de gemeenten daar zelf om vragen. Niet de grootte voor wat betreft omvang of inwonersaantallen maar de sociaal-economische opgave per regio dient leidend te zijn in de zoektocht voor de vorming van sterke en toekomstbestendige gemeenten en ik wens de gemeenten in onze provincie en ook onszelf daarbij alle succes. Ten slotte: met de vorming van krachtige en toekomstbestendige gemeenten kan het provinciaal bestuur zich meer richten op zijn kerntaken. En wat die kerntaken dan zijn, daar zullen we ook met rasse schreden een discussie over moeten hebben. Ook daar is al eerder een pleidooi voor gehouden. GS noemt dat ‘een omslag in het denken’, maar wij willen graag een omslag in het hándelen en wij zien daar graag de voorstellen voor tegemoet. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De voordracht van GS draagt als titel ‘Herindelen: niet óf maar hoe’. Ik zou zeggen: beter had je het niet kunnen bedenken. Want het gaat vooral om het ‘hoe’. Dat is overigens geen vraag, want de tijd staat niet stil. Volgens de Colleges in de Groninger gemeenten zijn zij bij de huidige omvang niet in staat te doen waarvoor ze op aarde zijn. Opschaling naar aanzienlijk grotere gemeenten zou bovendien het democratische gehalte verhogen. Daarom moet er fors heringedeeld worden ‘en wel rap een beetje’, om met een bekende conferencier te spreken. In Vlagtwedde en Bellingwedde hoeft die forse schaalvergroting niet. Zij werken liever verder aan hun uitstekende samenwerking met in het verschiet één gemeente van ongeveer 25.000 inwoners. Die opstelling doet recht aan de wensen van de inwoners. Want die staan in deze gemeenten voorop. De heer POST (GroenLinks): U woont in Veele, al bijna vijf jaar lang. Ik neem aan dat u de geschiedenis kent van ‘de uitstekende samenwerking’ tussen Bellingwedde en Vlagtwedde? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, daar ben ik wel van op de hoogte. De heer POST (GroenLinks): En dan nóg noemt u het ‘een uitstekende samenwerking’? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja hoor. Ik had de badinerende ondertoon in uw vraag goed begrepen.
41
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De inwoners waren zeer duidelijk: aan het eind van de verschillende interactieve gespreksavonden die werden georganiseerd, wisten ze precies waarom het ging en waar zij zelf in dat proces stonden. Hun eigen keuzes waren duidelijk. En de gemeentebesturen hebben dat weten te waarderen. Ik wil vanhieruit mijn complimenten geven aan Bas van Kampen, die de straatenquêtes en de interactieve bijeenkomsten in Vlagtwedde modereerde. Aan het College vraag ik wat men van deze marsroute in Vlagtwedde en Bellingwedde vindt dan wel hoe flexibel het College daarmee om denkt te gaan. Een ander voorbeeld buiten onze provincie. De eveneens relatief kleine gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren besloten in 2005 om hun ambtelijke krachten te bundelen en tegelijk bestuurlijk zelfstandig te blijven. Lokale politici en bestuurders maken hun eigen beleid, maar de ambtelijke uitvoering ervan vindt centraal en gebundeld plaats. Dat blijkt even simpel als efficiënt en effectief te zijn. Uit een bestuurskrachtonderzoek, dat in 2011 werd gehouden, komt naar voren dat deze zogenaamde BEL-combinatie door deze vorm van samenwerking beter ging functioneren, ook in relatie tot de lokale democratie. Samenwerkend opschalen kan dus ook anders: er hoeft niet per se grootschalig in gedeelten opgeschaald te worden en zeker niet in een hoog tempo. Want dat tempo wordt vele burgers als technocratisch en niet als erg democratisch ervaren. En dat hoge tempo was ook niet het expliciete doel van de motie die aan deze operatie ten grondslag ligt. Er had ook gekeken kunnen worden naar samenwerkingsverbanden die kleinschalig blijven maar heel effectief en democratisch zijn, zoals in de voorbeelden die ik gaf – met name het laatste voorbeeld. Ik raad het College aan, zichzelf, de gemeenten en vooral de burgers toch nog iets meer tijd te gunnen. Zelf neemt u de tijd zich in alle rust te beraden op de taak en rol van de provincie en het thema bestuurscultuur, dus tijd kan niet echt de kritische factor zijn. Til het binnenhalen van het net over de komende gemeenteraadsverkiezingen heen, dat voorkomt het probleem van nieuwe raden die het besluit van oude raden willen corrigeren. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Groter is niet automatisch beter. Dat zien we bij visies in het bedrijfsleven, het het onderwijs en bij woningcorporaties. Schaalvergroting in de veehouderij veroorzaakt in de veehouderij volgens de Partij voor de Dieren zelfs zoveel problemen dat je kunt spreken van een doodlopende weg. Maar ook grotere gemeenten hebben niet automatisch mindere uitgaven of een betere dienstverlening. Grotere gemeenten maken de problemen in onze provincie niet automatisch kleiner. De Partij voor de Dieren verwacht dat de afstand tussen de burgers en de gemeenten letterlijk en figuurlijk groter zal worden. Het College gaat echter aan allerlei vragen voorbij en stelt: ‘Herindeling niet óf, maar hoe?’ En dat is voor mijn fractie niet de juiste insteek. Eerst zou de vraag beantwoordt moeten worden ‘waarom’. En hierbij vinden wij dat de koers door de gemeenten en hun inwoners bepaald moet worden en niet vooraf opgelegd. Schaalvergroting is toch een middel en geen doel op zich? De Partij voor de Dieren voorziet twee belangrijke knelpunten die ook al onderkend worden in het rapport ‘Grenzeloos Gunnen’. Zo kunnen bijvoorbeeld in grotere gemeenten plannen gemakkelijker worden doorgedrukt omdat er maar één bestuur is. En dat bestuur is ook nog eens kleiner, waardoor het democratische gehalte zal afnemen. Maar worden de inwoners van die gemeenten daar beter van? Volgens ons niet. Bovendien ligt er bij het bundelen van budgetten van twee of meer gemeenten ook nog eens het gevaar van peperdure prestigeprojecten op de loer. De Partij voor de Dieren wil dat de noodzaak tot herindeling beter wordt aangetoond. Wij zien er nog niet zoveel heil in. Wij vinden daarbij ook dat de initiatieven daarvoor vanuit de gemeenten zelf moeten komen en niet door de provincie moeten worden aangestuurd – laat staan dat ze door de provincie worden gedicteerd. Maar we vinden bovenal dat het laatste woord hierover aan de burgers moet zijn, want daar doen we het allemaal voor. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan hebben we de eerste ronde van de zijde van de Staten gehad en is het woord aan het College van Gedeputeerde Staten, de heer De Vey Mestdagh. De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Sinds 2006 zijn gemeenten met elkaar in gesprek over hoe zij de maatschappelijke opgaven die zij hebben als gemeenten binnen hun taken en verantwoordelijkheden het beste kunnen invullen. Dat heeft geleid in die periode tot nu toe tot een aantal samenwerkingsverbanden in clusters. Wij zitten dus eigenlijk in het traject – ik heb dat in de commissie ook gezegd – dat al een behoorlijk lange duur heeft. Toen de clustersamenwerking tot stand kwam, hebben we daarbij afgesproken dat de gemeenten een evaluatie zouden opzetten en u hebt een motie ingediend in deze Staten dat wij als provincie daar ook een mening over zouden moeten hebben over hoe de bestuurlijke organisatie in deze provincie het beste kan functioneren. Het
42
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
een en ander heeft geleid tot vandaag, waarbij we nog niet aan het einde van het proces zijn maar we nog wel in het proces zitten, dat wij inderdaad in gezamenlijkheid met zijn allen moeten vormgeven. We hebben eind februari van dit jaar het rapport van de commissie-Jansen gehad, de commissie Bestuurlijke Toekomst Groningen, een rapport dat overigens ook tot stand is gekomen in gezamenlijke opdracht met de Vereniging van Groninger Gemeenten en de provincie om gewoon te kijken wat de evaluaties opleveren die de gemeenten zelf hebben gemaakt ten aanzien van de samenwerking, maar aan de andere kant ook hoe het met de visie zit van de provincie Groningen en of die elkaar ergens tegenkomen. Er zijn uitgebreide gesprekken gevoerd met alle gemeenten in dat kader en ook met allerlei maatschappelijke instellingen en organisaties om te kijken wat de bestuurlijke toekomst voor Groningen nou eigenlijk vergt als we het hebben over het aankunnen van de grote maatschappelijke opgaven die er zijn – dat alleen al – maar ook de opgaven die er nog aan zitten te komen. Een aantal van u stelt zich nog die vraag, maar het rapport is heel duidelijk over die samenwerking. De samenwerking zoals de gemeenten die hadden opgezet, is geen bewandelbare weg voor de opgaven die er liggen en de opgaven die er nog aankomen. Als je de toekomstige opgave daarin meeneemt, dan betekent dat inderdaad dat herindeling de structuur is waarin die opgave het beste voor de inwoners en de organisaties in het hele gebied kan worden aangevlogen. De heer SWAGERMAN (SP): De gedeputeerde doet nu voorkomen alsof het rapport de bijbel is van hoe het allemaal zou moeten en zou moeten kunnen. U weet dat de bijbel voor heel veel interpretaties openstaat. U weet dat dat waarschijnlijk ook geldt voor de koran. Dus ik zou u voor willen stellen, er niet vanuit te gaan dat dit rapport de wetmatigheid der dingen aantoont. Kunt u zich daar iets bij voorstellen? De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Ik kan me daar heel goed wat bij voorstellen. Wij hebben in 2012 u ook een analyse doen toekomen van Gedeputeerde Staten indertijd, waarin we de elementen en de opgaven reeds benoemd hadden die wij zagen toen we een ronde maakten door de hele provincie. En we hebben precies de vraag gesteld van wat voor soort eisen dat nou stelt aan het toekomstige bestuur. We hebben een aantal daarvan opgeschreven in dat document en u hebt dat ook behandeld in deze Staten en akkoord bevonden. Wij hebben daarbij ook aangegeven dat daar een vraag onder ligt naar hoe je dat nou het beste kunt organiseren. Wij hebben daar niet als provincie gezegd dat dat via herindelen of samenwerken of anderszins zou moeten zijn, die vraag hebben we vrij meegegeven aan deze commissie-Jansen. En diezelfde commissie geeft daar een heel duidelijk en eenduidig antwoord op. Verder hebben wij het natuurlijk niet allemaal in ons eentje gedaan. De commissie-Jansen heeft ook gezegd dat de provincie een belangrijke procestaak heeft in het geheel. Die hebben wij opgevat – wij zien dat ook als onze verantwoordelijkheid – maar tegelijkertijd willen we dat ook niet alleen vormgeven maar hebben we in samenspraak met de Vereniging van Groninger Gemeenten daar vorm aan gegeven. En u ziet dus ook nu dat wij nu inmiddels in het tweede halfjaar na het uitkomen van het rapport zitten en wij gezamenlijk met de gemeenten een makelaar hebben aangesteld om het proces en de gesprekken, die ook gelijktijdig moeten plaatsvinden, te helpen tot een goed einde te brengen. Tot zover mijn inleiding. Dan wil ik graag op wat opmerkingen en moties van de verschillende partijen ingaan, die er gemaakt respectievelijk ingediend zijn. De Partij van de Arbeid geeft aan dat wij alles op alles moeten zetten om samen met Binnenlandse Zaken de processen voldoende te ondersteunen en om de decentralisaties in de bestuurlijke organisatie goed in elkaar te laten passen, zodat er maximale synergie kan worden verkregen in die beide processen. Dat heeft ook geleid tot die motie, die overigens uitgebreider is, met nummer 1. Als we kijken naar de decentralisaties en de bestuurlijke ontwikkelingen daarbij, dan zullen we daar vanzelfsprekend aandacht aan schenken – dat is ook de inzet van het beleid. Bij punt 2 wordt het College van GS verzocht aan te geven of men vanuit het provinciale vermogen kan bijdragen aan de beoogde bestuurlijke ontwikkeling. Mijn collega Moorlag is daar al uitgebreid naar aan het kijken: wij zien dat dan ook als ondersteuning van het proces waar we in zitten. Vanzelfsprekend zijn wij ook al in gesprek met het Ministerie van Binnenlandse Zaken om te kijken hoe men vandaaruit ondersteuning kan bieden. Wij zien deze motie 1 dan ook als ondersteuning van en hulp bij het proces waar wij als provincie al in zitten en wij staan daar dus positief tegenover. Dan heeft de VVD aangegeven dat zij het van belang vindt dat de tijdsplanning gelijkloopt en dat die aangehouden wordt. Die tijdsplanning van dit proces hebben wij niet in ons eentje bedacht, maar in samenspraak met de Vereniging van Groninger Gemeenten. Het zou wat merkwaardig zijn als wij hier met u als Staten een zodanige afspraak op een andere manier zouden interpreteren. U vraag tegelijkertijd ook: is het absoluut onmogelijk om van iets af te wijken? Nee, maar wij hebben daar wel
43
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
procesafspraken over gemaakt onderling en het kan natuurlijk gewoon niet dat je, terwijl je gezamenlijk een proces ingaat, daar verschillende tijdslijnen bij hanteert. Want dan kom je uiteindelijk niet uit het proces. Dan geeft de SP aan dat het allemaal van bovenaf komt. Ik denk dat ik u heb aangegeven dat wij juist als provincie in dit hele proces de samenwerking met de Vereniging van Groninger Gemeenten en de individuele gemeenten voorop hebben gezet en dat het dus in die zin juist niet van bovenaf uitsluitend komt. Het is de wens van de gemeenten zelf – en dat is vanzelfsprekend eigenlijk, want het is de primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf – om een zodanig kwalitatief goed bestuur in te richten dat ze maximaal hun taken voor hun inwoners kunnen uitvoeren. De heer SWAGERMAN (SP): Ik begrijp dat ook de gedeputeerde vrij beperkte omschrijvingen hanteert voor het begrip ‘democratie’, maar het zij zo. Blijkbaar lopen die hazen zo. Maar ik ben wel nieuwsgierig hoe u dan kijkt naar het feit dat er nogal wat hazen rechts afslaan op verschillende manieren van die tijdsplanning die u toch gezamenlijk hebt afgesproken. Er staat zelfs in het rapport dat je heel tevreden zou moeten kunnen zijn als 80% van de gemeenten die er zijn, de goede richting uitgaat – wat je daar dan ook onder wilt schikken – en dat er dan ergens 20% los blijft lopen. Hoe is de insteek van het College ten opzichte van die huidige 20%? Want even grof gezegd: het percentage van gemeenten die nu al de andere kant op willen en met name na 1 december iets willen aangeven, is ongeveer 20%. Hebben die mensen die ruimte? Is ook die wetmatigheid van het rapport van toepassing? Of hoe kijkt u daartegenaan? De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): U maakt als eerste een opmerking waarin ik mijzelf niet herken en die ook niet onderdeel was van mijn betoog met betrekking tot de democratie. Maar de vraag die u vervolgens stelt, is of het zo kan zijn dat gemeenten in een verschillende tijdsplanning gaan lopen. Ik heb net aangegeven dat dat eigenlijk niet kan als je in een gezamenlijk proces zit. Dan kun je ook niet verschillende besluiten nemen als je daar tenminste in gezamenlijkheid uit wilt komen. Dat zijn overigens ook belangrijke randvoorwaarden op het moment dat je het over samenwerking hebt en u weet wat daarover in het rapport staat. Die tijdsplanning is van wezenlijk belang, ik heb u daarnet het een en ander daarover gezegd en wij houden daar vanzelfsprekend aan vast. Een ander issue is of gemeenten kans zien om binnen de tijdsplanning tot verantwoorde besluiten te komen. Dat is de vraag die er ook achter ligt. Wij hebben in ieder geval als provincie aangeboden aan alle gemeenten om hun daarbij te ondersteunen, voor zover ze daar zelf niet uitkomen. Wij vinden ook dat de gemeenten die nu hun primaire verantwoordelijkheid aan het nemen zijn – en dat zijn alle gemeenten, voor zover ik dat nu kan overzien – ook recht hebben – niet alleen die 80% maar ook die 20% – om invloed uit te oefenen op het proces en op wat uiteindelijk de conclusie daarvan wordt, zodat voor de hele provincie Groningen de inwoners het beste worden bediend vanuit het bestuur. Dan is er ook een motie ingediend door de SP. U kunt het begrijpen dat we, lezende het uitspreken en het oproepen gezien de beantwoording die ik eerder heb gegeven, deze motie ontraden als College. Dan geeft het CDA aan dat men 1 december dit jaar als tussenstap ziet. Dat is juist. U hebt de beschrijvingen gehad: er zit een veel langer traject aan. Wat van belang is, is dat per 1 december gemeenteraden zich uitspreken over met wie zij graag het proces in willen en als dat lukt, krijgt dat proces dan verder vorm conform wat wij nu met de Vereniging van Groninger Gemeenten hebben afgesproken. En inderdaad is dat een tussenstap. U vraagt nog naar de taken en rollen en stelt dat die ook bepalend zijn, bijvoorbeeld voor het quotum maar ook voor de opgaven. U hebt gelijk, dat is een veld dat in beweging is. Ook de provincies zijn zich in het IPO aan het beraden op hun taken en verantwoordelijkheden. Het zal dus een mal en een contramal zijn tussen uiteindelijk provincie, gemeente en Rijk in hoeverre taken en verantwoordelijkheden in elkaar grijpen. Dat wil niet zeggen dat er in de commissie-Jansen niet op dit moment al geconstateerd heeft dat er op basis van de húídige taken er verantwoordelijkheden en maatschappelijke opgaven zijn. Deze slag moet gemaakt worden, inclusief wat er dan ook nog extra bij gaat komen gezien de decentralisaties. D66 heeft gevraagd wat de provincie zelf doet. Wij hebben in de commissie aangegeven dat wij er als provincie druk mee bezig zijn om daar invulling aan te geven, de Commissaris zal daar zometeen nog meer over zeggen. In de commissie heb ik ook aangegeven hoe we daar op dit moment mee bezig zijn. Dan vraagt de PVV eigenlijk om uitstel en die fractie krijgt in feite hetzelfde antwoord als ik op de motie van de SP heb gegeven. Maar we hebben die discussie in de commissie ook gehad of je de decentralisaties én tegelijkertijd de bestuurlijke herindeling met elkaar kunt combineren. Ik heb u daar duidelijk aangegeven dat ik daarover heb gesproken met Limburg dat wij in de gelukkige
44
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
omstandigheid verkeren in deze provincie dat wij veel verder zijn in het proces van herindeling en dat we die combinatie op dit moment juist zo goed kunnen maken. Dat wil niet zeggen dat het niet een ingewikkelde opgave is, overigens. En we zullen daar vanuit BZK en vanuit de provincie ook voldoende ondersteuning aan moeten bieden. Maar áls je combinatie kunt maken, kun je echt de synergie opzoeken en zorgen dat die dingen gebeuren die niet achteraf nog moeten worden teruggedraaid. En dat is van groot belang als je dit soort hele grote opgaven van gemeenten een goede invulling wilt kunnen geven. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik zou de gedeputeerde willen vragen waarin Groningen verschilt van Limburg als het gaat om de decentralisering van jeugdzorg et cetera. Volgens mij staan we aan hetzelfde beginpunt als Limburg. De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Het gedeelte dat aangegeven wordt door de PVV is juist: qua decentralisaties staan we in hetzelfde tijdstip, maar als we het over het tijdpad, de mogelijkheden en de gesprekken hebben die al gaande zijn over herindeling, zijn we als provincie Groningen een van de voorlopers in Nederland. Dat betekent overigens dat wij motie 3 ontraden. Dan vraagt de ChristenUnie aandacht voor een aantal zaken dat tijdens het proces een rol speelt. Wij zullen dat doen. Die fractie vraagt ook aandacht voor de financiële kant van de herindeling. Daar hebt u groot gelijk in. Er zijn verschillende rapporten verschenen over wat de financiële gevolgen van de herindelingen zijn, we hebben die ook bestudeerd intern en je ziet dat daar eigenlijk een verschillend beeld uit komt – dat wil ik u ook graag vertellen. Er zijn herindelingen die duurder geworden zijn; dit is overigens een groter gedeelte dat die goedkoper geworden zijn. Maar beide zijn mogelijk. Feit is dat bij de herindeling tot nu toe niet gestuurd is op de financiële kant van de zaak. De gemeenten zullen daar dus tegelijkertijd op moeten sturen, want de bezuinigingen komen er toch aan, of je een grotere of kleinere gemeente bent of wel of niet decentralisaties krijgt. Dat betekent dan tegelijkertijd ook dat die bestuurder op die herindeling moet zitten en daar ook slim mee moet omgaan zodat je de synergie van schaalvergroting daarin kunt gebruiken. Dan het faciliteren ten aanzien van de informatie: wij zullen de gemeenten hierin voorzien daar waar zij een behoefte hebben. Natuurlijk zullen we niet alles doen, we zullen niet meteen treden in de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de gemeente, maar waar gemeenten tegen grenzen op lopen, hebben wij ook het aanbod gedaan om daar ook in te faciliteren – voor zover dat natuurlijk binnen onze budgettaire mogelijkheden ligt en daar zijn we ook over in overleg met Binnenlandse Zaken. De heer SWAGERMAN (SP): We hebben de taak, financieel toezichthouder te zijn op de gemeenten. Ik neem aan dat u, voordat een herindeling voortschrijdt met bepaalde gemeenten, in beeld hebt gebracht hoe dat eruit gaat zien mocht die samenwerking plaatsvinden. Want u wilt niet aansprakelijk worden gesteld voor een herindeling die gaat gebeuren waarbij u nu al gaat weten dat daar een forse ‘min’ op komt te staan? Want dan hebben wij toch een stukje verantwoordelijkheid bij hoe die financiële dekking gaat? Gaat u ons een stuk produceren, waaruit blijkt wat de financiële consequenties zijn van de voorliggende keuzes die er zijn, uitgaande van de begroting van bijvoorbeeld 2012 van gemeenten die een combinatie zouden aangaan? Mogen wij zo’n stuk tegemoet zien? Want dat lijkt me wel heel erg belangrijk in het kader van dat toezichthouderschap. De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Het antwoord hierop is dat het geen provinciale taak is om de financiën van de gemeenten te besturen. Dus in die zin is het antwoord ‘nee’. Aan de andere kant verwijst u naar de toezichthoudende rol die wij op het gebied van de gemeentefinanciën hebben en in die zin kijken wij zeker mee, maar vanuit de toezichthoudende rol. U weet ook dat er tegelijkertijd, áls er sprake is van herindeling, mogelijkheden zijn om een herindelingsscan te doen en dat betekent dat precies in kaart wordt gebracht wat de financiële gevolgen zijn. Maar dat zijn aanvragen die door de gemeenten zelf gedaan worden, omdat het ook vanzelfsprekend hun eigen primaire verantwoordelijkheid is. Dan geeft GroenLinks aan dat zij de rol van de VGG en de gemeenten belangrijk vindt. Ik denk dat dat ook vanuit ons is aangegeven. Men heeft ook het zorgpunt financiën – daar ben ik net al op ingegaan. GroenLinks geeft voorts aan hoe je met grenscorrecties moet omgaan. Ik heb in de commissie gezegd dat het van belang is dat als we het proces verder willen brengen, we in december een beeld willen hebben over welke gemeenten met elkaar verder in het proces willen gaan en dat onderdeel van dat verdere proces ook kan zijn de discussie over dat er dan mogelijk ook grenscorrecties plaats kunnen vinden.
45
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Zijn wij gelegitimeerd om door te zetten als provincie, vraagt GroenLinks. Ik wil daar wel iets over zeggen voordat daar misverstand over bestaat. Het is absoluut niet onze insteek als provincie om op voorhand te zeggen dat wij per se willen doorzetten en onze macht, power en legitimiteit willen gebruiken om dat te doen. Wij vinden in een proces waarbij de basisverantwoordelijkheid echt bij gemeenten ligt. Dat wil niet zeggen dat wij niet óók een verantwoordelijkheid als provincie hebben om ervoor te zorgen dat de processen uiteindelijk in goede banen terechtkomt en die verantwoordelijkheid zullen we ook nemen binnen de wettelijke, juridische en bestuurlijke mogelijkheden die wij hebben. Op de website van de provincie Groningen staat overigens een link naar het beleidskader van de heer Plasterk, zodat dat inmiddels in de Eerste en Tweede Kamer is besproken. De heer POST (GroenLinks): Ik kan die website wel afstruinen. Dat antwoord hoeft niet nu – dat kan ook in tweede termijn – maar ik zou van u graag willen horen waar u die legitimiteit op baseert? Wat is de zinsnede die aangeeft dat de provincie die in bepaalde gevallen geeft? De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Dat staat letterlijk genoemd in de beleidsbrief van het ministerie. En die is gewoon beschikbaar. De heer POST (GroenLinks): Maar u kunt daar niet zo uit citeren in tweede termijn? De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Als u het ongeveer wilt weten: minister Plasterk heeft ook in de Eerste en Tweede Kamer aangegeven dat het niet meer zo is dat het draagvlak gemeten wordt – dit is van de criteria waarop getoetst wordt. Gemeten wordt naar de instemming van alle gemeenten. Op het moment dat er één gemeente is die het proces blokkeert en dus de mogelijkheid van de overige gemeenten blokkeert om een goede bestuurlijke invulling te geven, dan kan die ene gemeenten tóch meegenomen worden door de provincie in het proces van de herindeling. Dat is waar er ongeveer staat in dat beleidskader. Maar er staat natuurlijk nog veel over in en als u het écht precies wilt weten, kunt u natuurlijk ook gewoon de notulen van de Eerste en Tweede Kamer erbij halen om te zien welke fracties daar wat over gezegd hebben. Dan vraagt de Partij voor de Dieren zich af waarom herindelen. Dat zou eigenlijk de vraag moeten zijn. Ik denk dat ik begonnen ben – en ook wij al meer dan een jaar geleden begonnen zijn – deze vraag neer te leggen in onze voorlopige versie. Inmiddels die vraag met steun van het overgrote gedeelte van de gemeenten is beantwoord. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik neem aan dat de gedeputeerde de gebruikelijke volgorde aanhoudt en ik merk op dat hij niet is ingegaan op mijn vraag hoe flexibel hij denkt om te gaan met de marsroute die Bellingwedde en Vlagtwedde hebben afgesproken. De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Als we naar de breedte van de invulling van de verschillende gemeenten gaan: die zitten op dit moment midden in het proces samen met de makelaar die wij samen met de VGG als ondersteuning daarvan hebben aangeboden. We zullen elk voorstel dat daaruit komt, bekijken. Dat hebben we ook gezegd in onze visie: we gaan uit van datgene wat de commissie-Jansen heeft opgeschreven, maar gemeenten mogen met betere voorstellen komen binnen de kaders die zijn aangegeven, natuurlijk. En elk voorstel dat onze kant opkomt, zal worden beoordeeld binnen de kaders zoals wij die hebben meegegeven, zoals de commissie-Jansen die heeft gesteld en zoals die vandaag ook bij u voorliggen. Dan ten aanzien van de bestuurscultuur: u als voorzitter van GS en PS heeft daar een bijzondere rol in en daarom wil ik u graag de Commissaris het woord geven. De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Binnen het College heb ik het stukje waaraan u ook een paar keer refereerde. Als in onze provincie uiteindelijk een aantal grotere gemeenten komt en er dus opgeschaald wordt, wat betekent dat dan niet alleen voor de taken van de provincie, maar ook voor welke taken zij uitvoert? En wat kan zij dan overlaten aan de betrokken gemeenten? Dat is natuurlijk een discussie die zich niet in het luchtledige voltrekt, want ondertussen is er ook een debat over rollen en taken van de overheid. De heer Post en anderen hebben daarnaar verwezen, dat gaat breder in de zin van de overheid als gremium zelf. Die verandert: je ziet een aantal taken verschuiven van de drie overheidslagen en ook van de Europese overheidslaag naar de maatschappelijke partijen. Dat is ten dele natuurlijk een ideologisch debat over waar je vindt dat wie ergens verantwoordelijk voor moet zijn. Ten derde is het ook wel een feitelijke ontwikkeling dat andere actoren mede vinden dat ze ook een rol hebben en verantwoordelijkheid willen dragen. Het stukje –
46
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
wat zonet ook werd aangereikt – binnen die wat grotere gemeenten is op zichzelf ook helder: de burgerparticipatie. Vandaag de dag geldt dat trouwens binnen onze gemeenten ook. Er zijn er die ook al gauw zo’n zeventien verschillende plekken waar iets gebeurt binnen een gemeente. Hoe weinig inwoners ze ook hebben, de oppervlakte is nu al vaak fors. En dan is het bij de klassieke oude discussie over de wijkraad, de dorpsraad tot en met allerlei vormen evident dat je bij grotere gemeenten gewoon andere verbanden nodig om toch de betrokkenen serieus te nemen en voor een deel mede laten bepalen wat er gebeurt en zo dat sociale weefsel te gebruiken. Dat verhaal van de dorpen kennen we natuurlijk hier relatief goed. We kennen dat hier denk ik ook vrij goed omdat we hier niet zo dichte provincie zijn – dat geldt eigenlijk voor heel Noord-Nederland – en de noodzaak om met andere maatschappelijke verbanden samen te werken. De gedachte van ‘ik zit hierboven en ik bepaal het wel’ hebben we zien veranderen: ik denk dat die ontwikkeling wel voor het grootste achter de rug is. Je staat ook weer naast elkaar in maatschappelijke processen om iets tot stand te brengen. De Raad voor het openbaar bestuur (Rob) heeft daarover belangrijke rapporten laten zien die in wezen aantonen dat de overheid een aantal dingen los moet laten en op een andere manier moet functioneren. Dat is nog niet zo eenvoudig: dan raak je inderdaad het vraagstuk hoe je je eigen werk invult – dat staat nog even los van hoeveel je nu zelf wilt doen of wat je in andere formele zin wilt doen. Materieel betekent dat dat je heel vaak naast anderen staat en een gemeenschappelijk iets tot stand brengt. Dit kan ook een zekere diffuusheid meebrengen, je moet dan ook scherp blijven nadenken over wat je rol is. Is die faciliterend? Sta je naast iemand? Is die kaderstellend of is toch gewoon ervoor zorgen dat de wet wordt toegepast? In elk geval is dat ook gewoon zo en dan ben je weer typisch die wetgever, dus die rollen zullen ook opnieuw gedefinieerd worden. Onze analyse op basis van wat we met onze collega’s meemaken in het landelijk debat met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met de verschillende overheidslagen in den lande en bij onszelf binnen de provincies, is dat wij – en dan heb je het echt over een wat langer proces – naar een andere, opener en meer naast de burger staan als maatschappelijke overheid en dat wij ook daarin specifiek heel goed moeten kijken naar de rollen en taken die we zelf krijgen. U kent de discussie – die ga ik hier niet helemaal opnieuw doen – over of je een uitvoeringskantoor bent dan wel een hele brede club die alles zelf wil afwegen. De een wil het smal en de ander wil het breed. Uiteindelijk hebben de provincies zich verenigde in de bestuursafspraken met het Rijk in zeven kerntaken. Die kerntaken zijn ook hier de kerntaken, want die hebt u vastgesteld. En daarnaast hebben we gezegd dat we dat wel willen doen in een democratisch orgaan – dus niet een uitvoeringskantoor. Omdat op het moment dat je een uitvoeringskantoor bent, zit je niet meer in een positie waarin je nog democratische afwegingen kunt maken met je andere spelers. Ook als je naast ze gaat staan is het essentieel dat die ruimte er is. Dus ook bij je eigen belastinggebied moet je bepalen hoe groot dat gebied is, hoeveel je wilt doen, hoeveel taken je naast die zeven kerntaken extra wilt doen omdat de specifieke dingen in onze context zijn. Maar dat blijft uiteindelijk een afweging binnen een provincie. Nou, daar krijg je ook onherroepelijk bij ons de discussie over dat er bij ons een aantal dingen over de provinciegrenzen heen loopt – of dat nu arbeidsmarktbeleid is of infrastructuur of natuur. Dat weten we al en doen we al, economie doen we zelfs zeer intensief binnen het noordelijk SNNverband. En dan is het gewoon de vraag wat dat voor je beleid betekent. En onvermijdelijk worden wij gewoon gebracht op een lijn waarin de inhoud belangrijker is – zoals je dingen presteert via je burgers – dan je provinciegrenzen. En dan is de vraag: op welk moment gaat de provinciegrens zelf op gegeven moment in de discussie komen. Daar wordt verschillend over gedacht door de politieke partijen – dat is ook allemaal prima, dat is een normaal debat. Ik denk dat iedereen door de mand genomen wel accepteert dat we eerst het debat en de werkelijkheid goed in de vingers moeten hebben rondom wat je inhoudelijk moet doen, dat niet laten inperken door je provinciegrenzen. Dat zie je ook bij de grote maatschappelijke partijen zoals VNO-NCW en andere clubs zoals LTO Noord. Terzelfdertijd: maak de structuur in die discussie niet tot je hoofdzaak, zorg eerst dat je die andere dingen goed hebt. Dus inhoud eerst en dan de structuur. Dat is gewoon wat de commissie-Jansen ons heeft geleerd en daarmee volgens mij ook een momentum heeft gecreëerd in onze provincie: het gaat om maatschappelijke opgaven voor je burgers. Jij bent als bestuurder niet zo belangrijk, jij bent als structuurinstitutie niet zo belangrijk, het zijn je burgers en wat je voor ze waarmaakt. Dat allemaal gezegd hebbend blijft dat allemaal gewoon politieke afwegingen. Die zullen we nu niet allemaal beslechten en ook niet over een halfjaar. Dat blijft onderdeel van een normaal debat. Nu voor onszelf dit verhaal wat simpeler terugbrengend, betekent dit dat we in onze ogen als College u een aantal dingen moeten leveren. Eerst moeten wij aangeven hoe we onze zeven kerntaken vervullen die wij als provincie uitvoeren en die u mede vastgelegd hebt. Hoe wij als gemeenten op een andere schaal zitten, die een andere uitvoeringscapaciteit hebben en daarmee ook een andere
47
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
kwaliteit hebben om dingen aan te kunnen en welke van die dingen de gemeenten zelf kunnen en welke wij als provincie kunnen loslaten. De meest bekende is de ruimtelijke ordening – die kent u. Zo is er een aantal andere taken dat wij doen en bij die gemeenten kunnen neerleggen en dat vaak nog wel vrij gedetailleerd is. En daar zullen we dan ook samen met die gemeenten uit moeten komen. Ik vind, net zo goed als wij nú dit proces doen, dat we ook op dat vlak – en dat zal ook met maatschappelijke organisaties zijn – een aantal dingen moeten doorvoeren voordat we weten hoe dat pakket er daadwerkelijk uitziet. Denk nooit: het is alleen de ene partij of het is alleen de andere partij. Het is altijd een zekere samenhang – dat blijft ook zo bij het Rijk en ook bij die rol. Dingen werken op elkaar door, net zo goed als die samenleving die steeds een belangrijker speler daarin wordt. Dan komt het tweede punt dat ze moeten doen: wij hebben hier klassiek altijd in onze provincie een aantal dingen gedaan op het gebied van – ik zal het nu maar even simpel omschrijven – het sociale domein, omdat de schaal van de provincies of die van de drie noordelijke provincies effectiever is dan de betrokken gemeente. Is het logisch dat we dat niveau ook vasthouden? Maar het is ook een deel van beleid dat meer in termen van welzijnsbeleid valt. En daarvan denk ik dat we reëel moeten kijken – dat is ook wel wat u als uitgangspunt gekozen hebt, ook door het College bij aanvang van de rit en ook later weer – of dat ook niet datgene is wat je zou moeten overdragen aan die nieuwe gemeenten. Het is in ieder geval de verwachting die bij gemeenten leeft, het zit ook in die decentralisaties. Ik geef toe: het loopt dwars door elkaar heen en natuurlijk zijn ook de bezuinigingen die het af en toe flink verwarrend maken voor een aantal van die discussies. Maar het zal onvermijdelijk om die ook zelf te voeren en dan hebt u daarbij terecht de vraag – gedeputeerde De Vey Mestdagh gaf dat net ook aan – welke dingen je ook mede financieel moet delegeren naar die gemeenten. Of doe je dat juist niet en concentreer je je op die kerntaken? Ik verwacht ook niet dat wij dat allemaal in één slag klaar hebben in het stuk dat wij u in december sturen. Een aantal dingen zullen wij ook domweg weer doorlopen tot aan het eind van deze periode van de Staten en tot in de volgende. Je beitelt dat niet helemaal vast, maar ik vind wel dat de gemeenten er recht op hebben dat wij de kernpunten duidelijk maken van waar we staan in dat debat en wat zij daarbij van ons kunnen verwachten. Dat blijft een vorm van open cultuur en houding. Je kunt van alles opschrijven en je kunt dat netjes doen. Als je basishouding toch eigenlijk is zo van: ‘ik weet niet of ze het wel kunnen, laten we dat voor de zekerheid nog maar overdoen, laten we erboven staan of laten we het dubbel doen’, dan laat je niets los. Loslaten blijkt in de praktijk moeilijk te zijn. Dat hangt voor een deel samen met de tradities die we opgebouwd hebben – maar soms hebben de gemeenten daartoe ook de aanleiding gegeven omdat het nodig was dat de burgers een beroep op ons deden. Maar we moeten hopen om naar een niveau en naar een kwaliteit toe te komen, terug naar de maatschappelijke opgaven, waarbij dat moderner, beter en opener met de burgers kan. Als dat zo is, dan is dat winst voor ons, winst voor het noorden en dan is de structuurdiscussie over het landsdeel een latere, maar feitelijk doen we die samenwerking dan al. En wij gaan daar niet op voorhand al blokkades neerleggen, dat heeft geen enkele zin. Daar zitten we anders in dan de Friese collega’s die, deels vergelijkbaar met de Drenten, daarin iets pragmatischer zijn. Uiteindelijk zullen we wel zien wat dat stukje oplevert. Ik geloof dat ik daarmee de vragen redelijk heb beantwoord. De heer VAN KESTEREN (PVV): Stel dat een grote gemeente er niet uitkomt en bepaalde taken niet kan uitvoeren – daar worstelen ze mee en het lukt maar niet – dan is de burger daarvan de dupe. Heb ik het dan goed begrepen dat die taak dan bij de provincie blijft? Kunt u mij dat vertellen? De heer VAN DEN BERG (Commissaris van de Koning): Nee, ik denk dat je dat even wat positiever moet formuleren. We gaan toe naar een aantal voorstellen vanuit de gemeenten waarin zij hopen in de nieuwe constellatie hun taken aan te kunnen. Overigens is dat nog een heel werk tot aan 2018, er is nog een flink aantal dingen dat daarbij moet gebeuren, dat ligt aan de organisaties van het apparaat en de manier waarop je dingen doet. Als blijkt dat bepaalde dingen niet goed gaan – laten we die decentralisatiediscussie als voorbeeld nemen en de mooie verwachtingen die daarbij zijn – dan ligt daar ook een groter landelijk maatschappelijk debat. Dat los je hier niet in je eentje op als het over dat soort grote zaken gaat. Als het gaat om heel specifieke dingen hier in deze provincie, dan zul je zien dat wij ons moeten concentreren op onze kerntaken en ook faciliteren in een aantal taken, zelfs vanuit de kerntaken die we benoemen. Zelfs in het ruimtelijk-economisch en mobiliteitsdomein is het evident dat daarbinnen gemeenten vaak heel goed degene zijn die kunnen acteren. Dus op dat vlak kunnen we niet weglopen voor onze verantwoordelijkheid, maar we zijn ook niet degenen die dat panacee kunnen leveren. Dat zo blijven. Dat is vandaag zo en dat is straks ook zo.
48
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De VOORZITTER: Dank voor de beantwoording. Daarmee ben ik terug bij de tweede ronde. Is er een schorsing aangevraagd? De heer BROUNS (CDA): Ja, er is een aantal fracties dat even kort de moties wil bespreken met het oog op de tweede termijn. De VOORZITTER: Als ik 5 minuten geef, is dat dan ook 5 minuten? De heer BROUNS (CDA): Ja, dat is ruim voldoende. De VOORZITTER: Prima, dan schorsen we bij dezen voor 5 minuten. [Schorsing van 5 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en zitten we bij de tweede ronde. Als eerste is de heer Visser aan de beurt, ga uw gang. De heer VISSER (PvdA): Ik zou de gedeputeerde graag willen meegeven om de vragen die vandaag zijn gesteld door de heer Post, mee te nemen in de visie, want dan staat alles nog eens een keer netjes op een rijtje. Natuurlijk is ook het zicht op de financiële positie van belang, omdat ook wij met alle ruimhartigheid die we mogelijk kunnen hebben, niet ongelimiteerd kunnen steunen. Het is wel handig om daar enige blik op te hebben, dus misschien kunt u de gemeenten wel stimuleren om die scan te maken. Ten slotte even onze uitspraak over de moties. U zult begrijpen dat wij moties 2 en 3 niet zullen steunen en onze motie 1 gewoon in stemming zullen brengen. De heer BAKKER (VVD): We zullen motie 1 steunen, moties 2 en 3 niet. Toch nog een opmerking richting de SP. Een beetje vrij opgevat is de mening van de SP over de gemeenten, in dit geval komt die erop neer dat ze redeloos, radeloos en reddeloos zijn. Wij vinden dat de huidige gemeenten samen met hun burgers best in staat zijn om hun standpunt te bepalen. En zou het niet verstandig zijn van de SP om haar standpunt dat ik net verwoord heb, te veranderen zodat wij tot een goede discussie kunnen komen over de taakopvatting van de provincie én de gemeenten. Vertrouwen in gemeenten is daarbij essentieel. De heer SWAGERMAN (SP): Natuurlijk vinden wij niet dat de gemeenten rede-, rade- en reddeloos zijn. Want wij zijn eigenlijk – ik zou zelfs zeggen – uitgerekend de partij die in het algemeen vindt dat juist bij de lage overheden zoveel mogelijk beleidstaken moeten komen liggen die zij heel goed kunnen en moeten afhandelen. Daarom zijn wij ook zo blij dat die jeugdzorg eindelijk die kant opgaat, want dat lopen we eigenlijk al wel sinds mensenheugenis te roepen volgens mij. Dus wat dat betreft hoeft de heer Bakker niet zo heel veel zorgen te maken en maken wij ons dat ook niet over die gemeenten. Waar wij ons wél zorgen over maken is die snelheid waarmee dit hele verhaal nu daar naar binnen wordt geduwd. De heer BAKKER (VVD): Nou, om nog een hele lange discussie te voorkomen: u geeft direct een antwoord. Maar zou u genegen zijn om daar nog even een tijdje over na te denken? De heer SWAGERMAN (SP): Waar wilt u dat ik nog over nadenk? Ik heb net een helder antwoord op uw vraag gegeven, namelijk dat wij daar niet over hóéven na te denken maar vinden dat gemeenten bij uitstek de ruimte hebben om het beleid uit te voeren dat zij moeten en willen uitvoeren dat de inwoners ook hebben gefiatteerd. Aansluitend daarop heb ik nog wel de vraag terug naar de heer Bakker – maar die hoeft hij nu niet te beantwoorden, dat mag hij wel in de wandelgangen doen. Stel dat het provinciebestuur in januari 2014 aanwijst met welke gemeente of gemeenten n men moet gaan herindelen en wij op 19 maart 2014 zien dat er situaties in de richting van draagvlak zijn ontstaan die vollédig de andere kant opgaan, dan ben ik heel nieuwsgierig hoe democratisch de VVD daarmee om denkt te gaan. Want ik heb nogal wat gemeenten gehoord, waaronder die van mijzelf, die bereid is om naar weet ik niet wat voor beroepszaak te gaan om te voorkomen dat die dingen geëffectueerd worden.
49
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Dan de moties. Van motie 1 hebben wij eigenlijk begrepen dat die is overgenomen, dus daar hoeven wij dan niet meer tegen te stemmen – dat scheelt. Maar mocht die nog in stemming komen, dan zullen wij dus tegenstemmen. Motie 2 is die van onszelf en daar zijn wij nog steeds vóór. En bij motie 3 zullen wij tegenstemmen, omdat wij vinden dat daar met name een koppeling ligt naar terreinen waar het ons niet helemaal in het directe verband om gaat. Wij vinden gewoon dat die besluitvorming moet worden uitgesteld om op een goede manier plaats te kunnen vinden. En dat is ons grootste argument hierbij. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik wil nogmaals benadrukken in relatie tot de spiegel die wij ons als provincie moeten voorhouden over onze cultuur en ons beleid – dus de kerntaken. Wij hopen dat we tóch standpunten zullen zien in het verdere proces, zoals de Commissaris aangaf. Daarnaast lijkt het ons ook goed dat de financiële scan, zoals door eerdere fracties genoemd, zal worden opgenomen in het verdere proces. Wij kijken uit naar de complete visie in december. De heer VAN KESTEREN (PVV): Een extra pleidooi voor onze motie. Gehoord hebben dat als een nieuwe fusiegemeente niet klaarkomen met zijn nieuwe taak zoals de transitie van de jeugdzorg en andere taken, dan verwijst de provincie vervolgens terug naar de landelijke politiek waar het dan maar in debat moet komen. En dat terwijl de hele jeugdzorg en alles waarvan de mensen afhankelijk van zijn, op zijn kont ligt. Dat vind ik toch echt wel teleurstellend, dus dan pleit ik tóch voor onze motie die zeer hard nodig is. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Dank aan het College voor de reactie dat u hebt toegezegd aan de slag te gaan met de aandachtspunten voor het vervolgproces zoals wij dat hebben weergegeven. Ten aanzien van de moties: motie 2 en 3 kunnen wij niet steunen, ook mede de gedachte dat het tijdspad in samenspraak met de Vereniging van Groninger Gemeenten is opgesteld. Van motie 1 zijn wij mede-indiener. De heer POST (GroenLinks): Ik heb begrepen dat de heer Visser al gevraagd had om mijn vragen mee te nemen in de rest van het proces, waarvoor dank. Ik wou even terugkomen op de participatiemaatschappij. Wat ik net beleefd heb is toch wel nouveau hier in dit huis. Ik heb de gedeputeerde een vraag gesteld of hij mij kon zeggen waar hij de legitimiteit baseerde en hij heeft gezegd: ‘Zoek het zelf maar op op de website.’ Daarmee geeft hij in feite aan: ‘Ik ben niet in dienst bij uw Staten. Wat u zelf kunt doen, moet u vooral niet aan mij vragen.’ Dat vind ik een bijzondere uitleg. Even over de moties. Motie 1 hebben wij zelf mede ingediend, dus die zullen wij ook steunen. Motie 2 komt het dichtst bij wat wij zelf ook willen, maar gaat ons tóch een stap te ver. Ik hen goed geluisterd naar de gedeputeerde en hij heeft aangegeven dat het een stap in het proces is, maar wij zullen ook zeker in de vervolgstappen daarbij rekening houden met het proces dat op ons afkomt. Motie 3 zullen wij zeker niet steunen, omdat zij volledig tegen onze gedachtelijn ingaat. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De uitleg en toelichting van de gedeputeerde gehoord hebbende concludeer ik toch dat er sprake is van een architectuur waarbij een procesmatige, technocratische legitimatie langs zéér strakke tijdslijnen wordt gehanteerd en dat is niet meer van deze tijd. Deze tijd vraagt veel meer om een proces dat niet alleen legitimeert, maar vooral ook volgt. Ik zal motie 2 steunen vanwege mijn zojuist gegeven argumentatie. Motie 3 zal ik niet steunen: zij is mij te progressief. Over motie 1 zou ik toch nog iets willen zeggen. Ik heb erbij geschreven ‘volstrekt overbodig’. Het College doet al die dingen al. Wat is de zin er dan van om een motie uit te brengen die ongetwijfeld de steun zal krijgen van de coalitiepartijen – en ook van GroenLinks in dit geval, dat zo ook een heel klein beetje meedoet in de coalitie. De heer POST (GroenLinks): Dat valt erg tegen, hoor. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Kunt u zich nader uitdrukken? De VOORZITTER: Nee, dat kan hij niet. Gaat u door. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Wordt het tóch nog gezellig.
50
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Nee, motie 1 is van het type ‘het vinden van zelf verstopte paaseieren’. Volstrekt overbodig en ik zal haar daarom niet steunen. De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Eigenlijk zijn er niet veel vragen gesteld in de tweede termijn. Maar er is in ieder geval één opmerking waar ik een reactie op wil geven en dat is die van GroenLinks. Die fractie heeft het idee dat het College zegt: ‘Zoek die dingen zelf maar uit.’ Ik denk dat er een duidelijk antwoord gegeven is op die vraag en dat wij zelfs gefaciliteerd hebben door op onze website te publiceren, waar u het antwoord over de legitimiteit van die vraag kunt terugvinden. Dus ik ben het absoluut oneens met uw interpretatie van het antwoord dat gegeven is door het College. Dan stellen de Partij van de Arbeid, D66 en ook andere fracties vragen ten aanzien van de financiële positie van gemeenten. Ik zal er toch even iets nader op ingaan. Voor zover ik met gemeenten in gesprek ben is het zo dat ik er niet aan twijfel dat alle gemeenten die straks een herindeling gaan doen, ook een herindelingsscan zullen maken. Dus op het moment dat dat niet zou gebeuren, dan kijken we daar vanzelfsprekend in mee. Maar ik denk dat het niet nodig is om dat te stimuleren vanuit de provincie. Het is een eigen verantwoordelijkheid en ik ben er écht van overtuigd dat de gemeenten die verantwoordelijkheid zullen opnemen. Zo niet, dan kunnen we daar natuurlijk wel in stimuleren. Dan toch nog even wat dingen die nu al spelen. Als de procedure rond de herindeling gestart is, hebben we vanuit ons financiële toezicht wél een extra rol om bij gemeenten mee te kijken. En die rol zullen we ook consciëntieus invullen. Verder had u de vraag of dat nu al aan de orde is. Op dit moment is dat nog niet het geval. Op het moment dat we de procedure starten krijgen wij die rol. En als derde zou ik u willen vertellen dat er een aantal gebieden is dat in gezamenlijkheid aan het werken zijn richting de toekomst. Die gebieden hebben ons gevraagd om nu alvast mensen beschikbaar te stellen vanuit ons toezicht om mee te kijken naar wat de mogelijke financiële gevolgen zijn in meer globale zin. Dat doen wij ook op dit moment. Het is overigens niet zo dat als alle mogelijke combinaties in de provincie Groningen daarom zouden vragen, we daar voldoende menskracht voor hebben om hetzelfde te doen. Maar waar gebieden al heel eenduidig aangeven dat zij dat nu al serieus van plan zijn daar gevolg aan te geven, helpen wij in ieder geval in twee gevallen op dit moment al mee. De VOORZITTER: Misschien ook nog even goed om aan de collega’s hier in de Staten te melden dat wij in het presidium met een ten dele andere invalshoek ook discussiëren over de vragen wanneer ook wij hier met elkaar in de cultuur zitten, waar wij ons al dan niet mee bemoeien tot welk detailniveau, welke punten wij oppakken, hoe we onze eigen rolverdeling zien in relatie tot de gemeenten, hoe je dat plaatst ten opzichte van GS et cetera. Ook wij voeren die discussie in het presidium en wij willen ook terugkomen naar u als Staten met een aantal ideeën over hoe we ook die werkwijze en cultuuromslag ook zelf mede vorm kunnen geven. Want we zijn natuurlijk hier met elkaar naast GS deel daarvan en dat was een vraag waar de heer Visser mee begon in zijn betoog en die ik nog niet beantwoord had en waarvan het mij verstandig leek die hier nu nog even te melden. Dan zijn we aan de stemmingen toe. Motie nummer 1: wie is daarvóór? De PvdA, GroenLinks, D66, de VVD en ChristenUnie. Wie stemt tegen? De SP, de Partij voor de Dieren, Vrij Mandaat, de PVV en het CDA. Dan is deze motie aangenomen. Dan ben ik bij de motie met nummer 2 ‘Stop de herindelingsstress’. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Wie is ertegen? De PvdA, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Dan is deze motie verworpen. En dan ben ik ten slotte bij motie 3 ‘Uitstel gemeentelijke herindeling’, wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren en de PVV. Wie is daartegen? De PvdA, de SP, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Dan is deze motie verworpen. Dan hebben wij de voordracht. Ik wil daar nog één opmerking bij maken, waar een aantal van u ook op heeft gewezen. Daar staat nog de naam van de heer Jansen. U hebt intussen ook de brief gehad met de mededeling dat de oud-CdK van Overijssel, de heer Hendriks, die rol heet overgenomen en wel op ons verzoek aan de VGG en GS. De heer Hendriks voert die rol samen uit met mevrouw Groothuis, die ook bij de heer Jansen de ondersteuning regelde en met haar hebt u ook al eerder kennisgemaakt. Zij zijn nu ook volop in bedrijf, dus ik stel voor om in plaats van de naam Jansen hier de naam Hendriks te lezen, dat lijkt me het meest praktisch. Ja? Goed, doen we het aldus. Is er nog behoefte aan een stemverklaring voordat ik tot stemming over de voordracht voorga? De heer Brouns. Zijn er nog meer met een stemverklaring? Niet? Dan hoor ik graag de heer Brouns met zijn stemverklaring.
51
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer BROUNS (CDA): Wij zullen vóór de voordracht stemmen – om daarmee te beginnen – teneinde het proces in gang te zetten, het is nu in ieder geval van belang dat dat zorgvuldig gebeurt. Vandaar ook de aantekening die wij willen maken. Ik heb dat in het debat ook aangegeven: wij zien 1 december nadrukkelijk als een ijkmoment om op te maken waar we staan. En als dan blijkt dat gemeenten meer tijd nodig hebben om in hun eigen raden tot een zorgvuldige besluitvorming en dito onderbouwing te komen, dan vinden wij dat die tijd daarvoor beschikbaar moet zijn. Dus in die zin zien wij 1 december niet als een harde deadline. Dit in tegenstelling tot de voordracht, waarin het College zich het recht voorbehoudt om die gemeenten dan een samenwerking op te leggen en dat is een wel erg top-downbenadering waar we niet vóór zijn. Dus met deze kanttekening zullen wij tóch voor de voordracht stemmen om het proces in ieder geval wél doorgang te laten vinden. De VOORZITTER: Dank. Dan kom ik tot de stemming over die voordacht. Wie is daarvóór? De PvdA, GroenLinks, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA. Wie is daartegen? De Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Dan is de voordracht aangenomen, dank u.
A.3. Aanpak Ring-Zuid Brief van GS van 27 augustus 2013, 2013-33559/35/A.13, VV, betreffende aanpak Ring-Zuid. Hierbij worden betrokken: - PVV bereikbaarheidsplan 2.0, betreffende voorstellen bereikbaarheidsproblematiek Regio Groningen-Assen - Brief van GS aan de heer Van Kesteren, fractievoorzitter PVV, nr. 2013-27.244/27/A.34, VV, betreffende Bereikbaarheidsplan PVV. De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat bij de aanpak Ring-Zuid de fracties mij hebben gemeld, er eigenlijk geen behoefte aan te hebben om hierover te spreken. Dan is het gewoon een punt geweest ter verdere afhandeling van de werkzaamheden. Alleen, de PVV heeft aangegeven dat zij het op prijs stelt om wél hier haar punt te kunnen maken omdat zij eerder een initiatiefvoorstel met ook wat brede punten daarin naar voren had gebracht en dat ook ter discussie in de commissie behandeld is. Men heeft afgesproken dat graag door middel van een motie kenbaar te maken en daarover ook bij dit punt een stemming te hebben hier in de Staten. De andere fracties hebben – zo is de houding ook hier in de Staten – aangegeven niemand een dergelijke wens te willen ontzeggen en dus wordt dat mogelijk gemaakt, zonder dat dat ook impliceert dat men op voorhand ook al zelf een heel debat daarover zou willen hier. Maar dat laat ik verder aan u over, ik geef gewoon weer wat mij voorgelegd is. Dan begin ik nu bij de heer Van Kesteren als woordvoerder voor de PVV. De heer VAN KESTEREN (PVV): Het zijn maar liefst drie moties die wij in gaan dienen. De Partij voor de Vrijheid heeft geconstateerd dat het Projectbureau Zuidelijke Ringweg alternatieven inmiddels serieus onderzoekt. De partijloze en zeer deskundige heer Kamminga mag namelijk, na alle eerdere twijfel aan zijn adres ten tijde van het project-RegioTram, aanschuiven bij de verkeersdeskundigen in de ivoren toren. Een doorbraak, vinden wij. Een begin dat ook andere deskundigen ten deel zou moeten vallen. Ook de gemeente Groningen wil na een aanvankelijk ‘nee’ nu toch een expert naar de plannen van de Zuidelijke Ringweg laten kijken. Het hoort allemaal bij de verantwoordelijkheid van de bestuurders en de volksvertegenwoordigers voor een optimaal functionerend democratisch proces, waarbij wij ervan uitgaan dat de bewoners van de zuidelijke stadswijken daarin worden gehoord en kunnen rekenen op 100% objectiviteit inzake het borgen van de veiligheid en de leefbaarheid van hun woonomgeving. Afgelopen week hebben we al gediscussieerd over het PVV-Bereikbaarheidsplan, waar beleidsmakers en volksvertegenwoordigers nog niet iets bruikbaars schijnen te zien. Toch zijn we met een aantal zaken blijven zitten. De tellingen die zijn gedaan om het verkeer door, in en rond de Zuidelijke Ringweg in kaart te brengen, zijn onzes inziens tóch onvolledig. De tellingen zouden onzes inziens ook op cruciale plaatsen moeten worden uitgevoerd. Er wordt telkens weer beweerd dat 80% van het verkeer op de Zuidelijke Ringweg bestemmingsverkeer zou zijn. Dat houdt dus in dat 20% doorgaand verkeer is. Het doorgaand verkeer kan echter gebruik maken van twee keer drie rijstroken, terwijl het overige verkeer, het zogenaamde bestemmingsverkeer – en men spreekt maar liefst over 80% bestemmingsverkeer – de parallelwegen moeten nemen met twee keer één rijstrook. En dat lijkt
52
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
ons niet helemaal logisch. We hebben de telpunten in en rond de stad Groningen dan ook maar eens in kaart gebracht, die gebruikt zijn voor de planvorming van de Zuidelijke Ringweg. En daarbij hebben we zelf een lijst met extra locaties van telpunten gevoegd, die de percentages verkeersstromen wél goed in kaart zouden kunnen brengen. De PVV stelt dan ook voor om een hertelling te doen naar aanleiding van deze uitgebreidere lijst. Zo’n onderzoek is niet uitzonderlijk, want bij de aanleg van de N33 is al eerder een dergelijke onderzoek gehouden. We dienen daarom deze motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Hertelling bestemmingsverkeer’, namens de fractie van de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Constaterende dat de cijfers van bestemmingsverkeer op de Zuidelijke Ringweg niet volledig zijn; deze cijfers niet stroken met de plannen zoals ze zijn gepresenteerd in het OTB; de lijst met locaties waar verkeer wordt geteld, incompleet is; Overwegende dat de telcijfers zoals die er nu liggen, volstrekt onvoldoende zijn om een goed oordeel over de plannen te geven; Van mening zijnd dat nader onderzoek naar de tellingen van het bestemmingsverkeer wenselijk is; de lijst met locaties in de bijlage van de motie goede aanknopingspunten biedt voor een beter beeld van het bestemmingsverkeer op en rond de Zuidelijke Ringweg; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. om deze locatielijst als uitgangspunt te nemen voor een hertelling; 2. de Staten zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen wanneer en op welke wijze deze hertelling plaats zal gaan vinden; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer VAN KESTEREN (PVV): Daarnaast is de PVV bezorgd over de beroepsvaart tussen Groningen en Assen. In de plannen van de ombouw van de ringweg wordt straks deze mogelijkheid onmogelijk door een vaste betonbrug die over het Hoornsediep is gepland met een doorvaarhoogte van 4 meter. Hoewel er op dit moment weinig beroepsvaart is tussen Groningen en Assen, is het toch niet verstandig om deze vaarroute af te sluiten. Zijn Gedeputeerde Staten dat met de PVV eens en zo nee, waarom niet? Met het groeiende verkeer en vervoer over water zal bij de kruising met het Hoornsediep dan ook nooit voor een vaste betonbrug moeten worden gekozen. Gelet op de toekomst zou een opengaande brug dan ook de beste optie. Ook de provincie Drenthe is niet eens bekend met de projectie van een vaste betonbrug in de plannen. En de provincie Drenthe wil het liefst ook een vrije doorvaart behouden tussen Groningen en Assen. Zijn Gedeputeerde Staten bekend met het feit dat de provincie Drenthe met dit onderwerp niet bekend is? En zo nee, waarom niet? We willen dan ook dat GS laat onderzoeken of er een mogelijkheid is voor een opengaande brug over het Hoornsediep in de voorliggende plannen. Tot slot wil ik nog even terugkomen op het PVV-Bereikbaarheidsplan. In onze plannen voor een nieuwe ringweg rond de Stad hebben we plannen voor een noordwestelijke ringweg nieuw leven ingeblazen. In de jaren negentig van de vorige eeuw is de aanleg van deze weg ook al actueel geweest. Wij zijn ervan overtuigd dat wanneer je deze noordwestelijke ringweg aanlegt en die gebruikt om het verkeer – en dan ook met name het vrachtverkeer – van oost naar west om de Stad te leiden, het meeste verkeer van de Zuidelijke Ringweg, zoals die er nu ligt, wordt weggehaald. De hele ombouw, zoals die er nu ligt, zou dan niet eens meer nodig zijn. Graag zouden we dan ook zien dat de bouw van dit deel van het PVV-Bereikbaarheidsplan alsnog serieus wordt onderzocht. In deze tijden van crisis en bezuinigingen kunnen we dit alternatief toch nog afdoen met het argument ‘te ingrijpend om nader te onderzoeken’. Volgens ons is dat gewoon een zwaktebod. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Als ik u goed begrijp, zegt u dat wanneer de mensen om de noordkant van de Stad gaan, we de hele Zuidelijke Ringweg niet meer nodig hebben. Klopt dat? De heer VAN KESTEREN (PVV): Als je het deel van de noordwestelijke ring in het bereikbaarheidsplan van de PVV aanlegt, een nieuwe weg, dan zou je heel veel verkeer, dat nu allemaal geconcentreerd blijft op die Zuidelijke Ringweg, ontlasten. En dat zou naar ons idee de angel
53
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
al uit het fileleed van de stad Groningen weghalen. Dat is onze vaste overtuiging en daar zijn heel veel deskundigen het ook over eens. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Dat zou betekenen dat al het verkeer dat nu over de Zuidelijke Ringweg rijdt plus die tienduizenden voertuigen die de komende jaren in het verkeer erbij komen, allemaal langs de noordkant. Hebt u ook uitgerekend over hoeveel rijbanen het u dan hebt? Want nu heeft de Noordelijke Ringweg vier rijbanen. Volgens mij zouden we dan naar iets van tien rijbanen moeten. Hoeveel huizen moeten daarvoor gesloopt worden en hoe groot moet die weg worden? De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik heb het probleem aangekaart dat je bij het doorgaand verkeer nu drie keer twee rijbanen krijgt en dat bij het bestemmingsverkeer, dat veel minder omvangrijk is, veel meer rijbanen zijn gereserveerd. Dat bevreemdt ons en daar plaatsen wij vraagtekens bij. En daar willen we iets meer over horen. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Maar denkt u niet dat u het nu hebt over een weg langs de noordkant van de Stad van tien rijbanen breed? De heer VAN KESTEREN (PVV): Nee hoor, dat denken wij helemaal niet. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Maar daar zijn andere tellingen voor nodig, begrijp ik, of niet? De heer VAN KESTEREN (PVV): Wij hebben aangegeven dat je op bepaalde punten tellingen zou moeten doen, die nu niet meegenomen zijn en die misschien een helderder inzicht dan er nu is zou geven over de verkeersstromen. Het voorliggende plan voor de Zuidelijke Ringweg is óók op basis van een quick scan gekozen. Dus zou deze mogelijkheid ook eens onderzocht kunnen worden door middel van een quick scan. Dus het tegenargument van vertraging zien wij niet echt. Als je het idee van de Noordwestelijke Ringweg legt naast de plannen van het ontwerptracébesluit, dan is de aanleg van één extra ringweg een stuk eenvoudiger. Ik refereer aan de voorzitter van deze vergadering: ‘Groningse nuchterheid, zo wil de Groninger bestuursstijl. Het levert tijdswinst op, veroorzaakt nauwelijks of geen files, voor de bewoners in de zuidelijke stadswijken blijven de leefomgeving en de veiligheid geborgd en het bespaart ook nog eens een hoop geld. En welke bestuurder en welke minister – dan denk ik nog iets verder – zou dat niet willen in tijden van crisis?’ Daarom heb ik hier de volgende motie voor u, die daarover gaat. De VOORZITTER: Dat lees ik eerst de motie met nummer 2 voor, getiteld ‘Opengaande bruggen Hoornsediep’, namens de fractie van de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Constaterende dat in het OTB sprake is van de aanleg van een vaste betonbrug over het Hoornsediep; Overwegende dat deze vaste betonbrug de vaarweg Assen-Groningen permanent zal afsluiten voor de beroepsvaart; de Staten van Drenthe een vrije doorvaart tussen Groningen en Assen willen behouden; Van mening zijnd dat een vaste betonbrug met een doorvaarhoogte van 4 meter op deze locatie onwenselijk is; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om de mogelijkheid te onderzoeken voor twee opengaande bruggen over het Hoornsediep; En gaan over tot de orde van de dag!’ De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Onderzoek alternatief plan Noordwestelijke Ringweg’, namens de fractie van de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Constaterende dat de stad Groningen de afgelopen decennia sterk is gegroeid en het auto- en vrachtverkeer fors is toegenomen, maar dat de infrastructuur daarentegen niet in die mate is meegegroeid; de infrastructuur in en ten zuiden van de Stad er de oorzaak van is dat er sprake is van veel fileleed;
54
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
met het oog op de toekomst er een groot aantal maatregelen moet worden genomen om de stad Groningen echt goed bereikbaar te houden; de stad Groningen tijdens de ombouw van de Zuidelijke Ringweg slecht bereikbaar is en hierdoor veel economische schade zal ontstaan; Overwegende dat de plannen voor de Aanpak Ring Zuid, zoals die nu voorliggen, onvoldoende zijn; de plannen voor de Aanpak Ring Zuid geen rechtdoen aan een goede en veilige woon- en leefomgeving van de bewoners in de zuidelijke stadswijken; van de aangedragen alternatieven en zienswijzen nauwelijks iets terug te vinden is in de plannen voor de Aanpak Ring Zuid; de bewoners van de zuidelijke stadswijken zich niet serieus genomen voelen; Van mening zijd dat nader onderzoek naar de haalbaarheid en financiering van een alternatieve en deels aanvullende ontsluiting in de vorm van een ‘Noordwestelijke Ringweg’ wenselijk is; het Bereikbaarheidsplan van de PVV, zoals aangeboden aan Provinciale Staten bij brief van 22 juni 2013, goede aanknopingspunten biedt voor een verbeterde noordwestelijke ontsluiting; er met de komst van de Noordwestelijke Ringweg definitief met de fileproblematiek zal worden afgerekend en hierdoor minimaal 400 miljoen euro kan worden bespaard; door de komst van de Noordwestelijke Ringweg de economie van de stad Groningen én de veiligheid van de woon- en leefomgeving in de zuidelijke stadswijken zal worden gewaarborgd; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om serieus onderzoek te doen naar de haalbaarheid van de Noordwestelijke Ringweg; En gaan over tot de orde van de dag!’ De VOORZITTER: Omdat wij hierover in de commissie al een debat hebben gevoerd, stel ik voor om de gedeputeerde nog even kort in de gelegenheid te stellen om hierop te reageren. Dan hoor ik wel van u of u als fracties nog behoefte hebt om wel of niet te reageren. Ja? Zullen het zo doen? Akkoord. Dan is het woord aan gedeputeerde Boumans. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Dank u wel richting de PVV voor de gelegenheid dat ik nog even voor de camera mag verschijnen. Ik zit al sinds 12 uur te wachten dat ik ook nog even in beeld kom in Drenthe, waar overigens de herindeling in 1999 goed is bevallen. Maar in antwoord op de heer Van Kesteren het volgende: wij hebben in de commissievergadering drieënhalf uur uitgebreid met elkaar gedebatteerd. Daaraan voorafgaand hebben wij een technisch halfuur gehad. Ik wil dat hier toch zeggen, want zeker de eerste opmerking van de heer Van Kesteren vind ik toch wel van een aard… Ik heb die lijst nog niet kunnen zien, ik wil daar straks met alle plezier kennis van nemen maar vind dit nu niet de goede plek om dat te doen. Ik heb in de commissie met u gewisseld dat het Projectbureau zich op berekeningen baseert en dat doen we met alle aanleg van infrastructuur in Nederland. Om het verkeersmodel te kunnen gebruiken wordt geteld en dat is iets wat Rijkswaterstaat doet als bevoegd gezag dat daarin de leidende partij is. Dus al zóú ik de heer Van Kesteren tegemoet willen komen, dan was dit een zeer ingewikkelde opgave. En ik zie er de meerwaarde ook niet van in, omdat ik denk dat wij ons op betrouwbare gegevens baseren en dat de input die dit op kan leveren, ook niet van invloed kan of zal zijn op de verdere loop der dingen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Wij trekken de tellingen en de cijfers of de punten waar geteld wordt ook niet in twijfel. Wij voeren enkele nieuwe tellocaties aan en vragen aan Gedeputeerde Staten of zij in overweging zouden willen nemen om op die locaties ook tellingen te verrichten. Dus dat is iets heel anders dan dat wij die tellingen in twijfel zouden trekken. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Wat ik al zei: ik zie daar de toegevoegde waarde niet van in, dat zullen wij ook niet doen. Dan de vaste betonbrug over het Hoornsediep en de stelling van wat de provincie Drenthe al dan niet weet. Ik wil niet wat een ander wel of niet weet, dat is heel ingewikkeld. Wat ik wel weet is dat de provincie Drenthe in ‘Groningen Bereikbaar’ actief participeert en op alle momenten daar ook gewoon goed in gekend is. En als je dan even kijkt naar het effect dat de heer Van Kesteren probeert te bereiken, dan zie ik dat ook niet, omdat wij met de vaste betonbrug rekening houden met de overige bruggen over het Hoornsediep. Dus er vindt geen verslechtering ten opzichte van de huidige mogelijkheden plaats.
55
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer VAN KESTEREN (PVV): Kan de gedeputeerde mij vertellen of de betonbrug en de nadelen daarvan ook in het overleg met Drenthe ter sprake zijn geweest? De heer BOUMANS (gedeputeerde): Voor de goede orde: wij voeren met de provincie Drenthe inzake het project-Ring Zuid niet één-op-één overleg. Het is een rijksproject waarbij een stuurgroep participeert van de gemeente Groningen, Rijkswaterstaat en de provincie Groningen. Het is niet zo dat ik op bestuurlijk niveau – ik denk dat dat met collega Brink is – over de vast bruggen gesproken zou hebben. Maar tegelijkertijd spreken de feiten voor zich, meneer Van Kesteren. Met de aanleg van deze brug is rekening gehouden met de mogelijkheden die er op dit water zijn en die betekenen geen verslechtering. Dus u kunt wel iets anders aan willen leggen, maar daarmee wordt de begaanbaarheid van de vaarroute echt niet beter. Ik begrijp derhalve eigenlijk niet waar u naartoe zou willen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ten aanzien van die betonbrug blijkt als die wordt aangelegd, in de toekomst het goederenverkeer over water een stuk moeilijk wordt. Vandaar dat wij ook pleiten voor een opengaande brug, waardoor je die mogelijkheid openlaat gelet op de toekomst. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ja. Ik wou maar naar de Noordwestelijke Ringweg. Daarbij hebben wij in de commissie genoegzaam gewisseld over plan van de PVV. Het is aardig dat de heer Van Kesteren die discussie weer aanslingert, maar volgens mij heeft een ruime meerderheid van deze Staten een andere richting gekozen – die ik overigens ook verstandig vind – en daar werken we nu op dit moment aan. Dus het is prachtig om je energie daarop te storten, maar ik steek die liever in de energie die we op dit moment hebben en in de dialoog die we met de Stad voeren over een goede inpassing van de plannen. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat we in deze zienswijzeperiode juist met de zuidelijke stadswijken in een goede dialoog geraken om de vragen die er zijn over het onderliggende wegennet – want daar gaat het dan met name om – daadwerkelijk op te pakken, we waar nodig nog met nadere oplossingen komen en daarmee vooral ook vooruitgaan met dit project en in de woorden van de heer Brouns eendrachtig werk in de markt zetten. Dat is voor de NoordNederlands economie en voor de bereikbaarheid van de Stad van essentieel belang. De heer VAN KESTEREN (PVV): Goed, ik wel nog even opmerken dat de bedoelingen van de gedeputeerde natuurlijk prima zijn: ‘de economie’, ‘we moeten verder’. Maar ik heb nu een beetje hetzelfde gevoel als de bewoners in de zuidelijke stadswijken hebben: dat ik mij toch niet echt gehoord voel en dat ik niet het idee en de indruk heb serieus wordt genomen bij de vragen die ik heb en de voorbereidingen die we hebben getroffen met betrekking tot dit thema. Er wordt toch wel heel erg gemakkelijk overheen gelopen. Dat gevoel hebben die mensen in de zuidelijke stadswijken ook en dat bekruipt mij eerlijk gezegd ook wel een beetje. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Toen ik het verhaal van de heer Van Kesteren hoorde, dacht ik: het is een hele hoop retoriek, maar het leidt tot niks. De VOORZITTER: Eens kijken of er nog fracties zijn die nog hebben op te merken in eerste termijn. Niemand? Toch wel, de heer Miedema. De heer MIEDEMA (GroenLinks): De fractie van GroenLinks ziet naast enkele positieve aspecten van de Aanpak Zuidelijke Ringweg, zoals de verdiepte ligging met drie groene deksels, ook veel negatieve aspecten aan het voorliggende plan. Zo verdwijnen er bijna 600 bomen langs het tracé, dreigen er twee bestaande fietsverbindingen in de Stad te verdwijnen en als belangrijkste dreigt het autoverkeer in de zuidelijke stadwijken toe te nemen – onder andere door de aanleg van de Helperzoomtunnel. De raad van de stad Groningen heeft onlangs besloten om een expert opinion uit te laten voeren, onder andere over dit punt en wij zijn benieuwd naar de resultaten van dat onderzoek en zullen die uitkomsten ook betrekken bij ons uiteindelijke oordeel over dit plan. We zijn het er niet mee eens dat GS in zijn zienswijze op de plannen bij de wensen de hoogste prioriteit geeft aan de extra af- en opritten bij de Europaweg. Wat GroenLinks betreft dient de fietsverbinding onder het spoor bij de Esperantostraat de hoogste prioriteit te krijgen. Tot slot zal het u duidelijk zijn dat onze fractie het alternatieve plan van de PVV-fractie niet steunt. Dat plan zal nog veel slechter zijn dan het huidige plan en zal natuur en landschap rond de Stad onaanvaardbaar aantasten. Daarom zal de GroenLinks-fractie tegen de betreffende moties stemmen.
56
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De heer BOUMANS (gedeputeerde): In de commissie heb ik met de heer Miedema hier ook een debatje over gehad. Volgens mij heb ik ook op twee punten toezeggingen in zijn richting gedaan. Overigens is dat ook gebeurd in de richting van de Partij voor de Dieren over de bomen. Van die fractie kwam de opmerking dat er geen sprietjes voor moesten terugkomen; ik heb gezegd dat we ervoor zullen zorgen dat daar in ieder geval op een serieuze manier mee wordt omgegaan. De tweede opmerking van GroenLinks ging over het fietspad – en wel heel specifiek met betrekking tot dat bij de Papiermolen. Ik herinner mij ook de opmerking gemaakt te hebben dat we de markt zullen uitdagen om met een betere oplossing te komen dan die wij nu verzonnen hebben omdat we dit probleem ook wel onderkennen – we zien op dit moment daar ook één-twee-drie geen oplossing. Maar we hebben in de marktdialoog eerder goede oplossingen zien ontstaan die ook goed uitpakten, dus dat is zeker kansrijk. Voor wat betreft de prioritering: daar denken wij anders over, moet ik constateren. De VOORZITTER: Dan ben ik als het goed zie bij de stemmingen over de drie moties. We beginnen bij motie 1 ‘Hertelling bestemmingsverkeer’. Wie is vóór? De PVV. Wie is tegen? Alle andere fracties. Dan is deze motie verworpen. Dan motie 2 ‘Opengaande bruggen Hoornsediep’. Wie is vóór? De PVV. Wie is tegen? Alle andere fracties. Dan is deze motie verworpen. Tot slot motie 3 ‘Onderzoek alternatief plan Noordwestelijke Ringweg’. Wie is vóór? De PVV. Wie is daarop tegen? Alle andere fracties. Dan is deze motie verworpen. Kan ik de bijbehorende brieven voor kennisgeving laten aannemen? Ja? Prima, bij dezen.
A4. Noordervisie 2040 Voordracht van GS van 18 juni 2013, nr. 2013-24865, PPM, betreffende de vaststelling van de ruimtelijk-economische visie van Noord-Nederland (Noordervisie 2040) (nummer 31/2013) Aanvullende voordracht van GS van 17 september 2013, nr. 2013-38393, RS, betreffende aanpassing van de ruimtelijk-economische visie van Noord-Nederland (Noordervisie 2040) (nummer 31a/2013) De heer BATTING (PvdA): Noordervisie is een ruimtelijk-economisch doorkijkdocument voor de lange termijn. Noord-Nederland in ontwikkeling met accenten op de thema’s ruimte, economie, energie, voedsel en water. Een visiedocument met kansen en nieuwe uitdagingen, maar meer nog een werkdocument in coöperatie tussen burgers, bedrijfsleven, overheid en onderwijs. Uitwerking van verschillende doelstellingen leidt op deelgebieden wellicht tot tegengestelde belangen. Zoals bijvoorbeeld toeristische infrastructuur versus duurzame energieopwekking of landschapsontwikkeling versus agrarische schaalvergroting. Het is de kunst in harmonie met het maatschappelijk veld tot oplossingen te komen en tegengestelde krachten om te buigen naar maatschappelijke vernieuwing. Daar ligt een grote uitdaging voor ons College. Regionaal-economisch beleid, ook in het kader van het Operationeel Programma EFRO, is een leidend thema binnen de Noordervisie. Innovatieve projecten dienen excellent, slim, duurzaam en sociaal te zijn om voor Europese middelen in aanmerking te komen. Kennisclusters en bedrijfsleven buigen zich hierover en maken plannen. Eerder hebben wij opgemerkt om creatief en excellent te zijn in het betrekken van de creatieve industrie bij de planvorming. Voor Noord-Nederland zijn er kansen voor nieuwe technologieën. De maakindustrie en de waarde van creatie moet de kans krijgen zich te bewijzen. Onderschat niet de mogelijkheden – om zomaar wat te noemen – van bijvoorbeeld 3D-printing en cloudtechnologie, in onze ogen een welkome aanvulling binnen het offensief economisch Noord-Nederland. Voor u als College is het regionaal-economisch beleid een kerntaak. Vanzelfsprekend dat de Noordervisie hieraan ruime aandacht geeft. Maar ook, zoals dat is gaan heten ‘regiospecifiek beleid’ is uitermate belangrijk. In dit verband vraagt de Partij van de Arbeid zich af, nu de Participatiewet eraan zit te komen, welke speciale rol u speelt bij het arbeidsmarktbeleid ten aanzien van sociale werkvoorzieningschappen. Hoe denkt u bijvoorbeeld over het opzetten van werkprojecten zoals een directeur van een SW-bedrijf en welke rol ziet u daarbij voor uzelf? Ook wat dat betreft zien wij graag uw Noordervisie. Ten slotte heeft de Partij van de Arbeid een motie aangenomen gekregen over de versterking van de sociaal-economische structuur van Noord-Nederland. Noordervisie komt daaraan in
57
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
belangrijke mate tegemoet, maar moet nog verder worden uitgewerkt. Het specifieke dictum in die motie over het interprovinciaal faseverschil tussen zwakke en sterke gebieden komt niet uit de verf. De SER Noord-Nederland is door u benaderd om voor wat dit punt betreft met voorstellen te komen. Graag vernemen wij van u de stand van zaken. Mevrouw GEERDINK (VVD): Onze bijdrage zal heel kort zijn, want we hebben uitgebreid over dit dikke stuk met de Noordervisie 2040 gesproken en ook onze visie gegeven hoe wij aankijken tegen zo’n lange termijn. Er zijn heel veel opmerkingen over gemaakt en deze zijn samen met de in de commissie gedane toezeggingen verwerkt in de brief die wij van de week kregen. Daarbij spreek ik de hoop uit dat als de Noordervisie op deze wijze zo snel ter hand wordt genomen, wij al in ongeveer 2015 klaar verwachten te zijn met deze visie. Even zonder gekheid: het is een document waar een richting in gegeven wordt en waarin door drie provincies een gezamenlijke koers wordt uitgestippeld die moet leiden tot een krachtig NoordNederland. En ik hoop van ganser harte dat dit lukt, maar het is wat ruim visueel gedacht. De heer SWAGERMAN (SP): Ik begreep dat de heer Rutte – even als beeld – al problemen had met de visie. Mijn partij vond ook dat hier niet al te veel visie in zat, maar bij u klinkt volgens mij ook nog niet echt het geloof in deze visie, terwijl u toch met dit College deze visie moet uitdragen. Klopt dat? Mevrouw GEERDINK (VVD): Kijk, een visie met drie provincies is natuurlijk een ingewikkeld exercitie – laten we dat voorop stellen. Ik houd van keuzes maken, maar er is zoveel te kiezen in deze visie dat volgens mij iedereen aan boord komt. Dus in zoverre hoop ik dat er volgtijdelijk keuzes worden gemaakt en ik roep daartoe het College dan ook op en uiteindelijk wordt het vanzelf 2040. De heer BROUNS (CDA): De VVD zei net eigenlijk al – en dat kwam in de bijdrage van de Partij van de Arbeid al een beetje naar voren – ‘het is van alles wat’. Let wel: het is wel een visie met heel goede bedoelingen hoor, daar gaat het niet om. Maar wat nu? En dat is ook de vraag die deze Noordervisie een beetje oproept, het is een beetje het beeld van ‘we houden alle opties open’, een beetje plak- en knipwerk. Maar daardoor ontbreekt een beetje een consistente lijn en het maken van keuzes. Normaal gesproken zou je je afvragen waarvoor wij eigenlijk hier op aarde zijn, wat we zouden willen, hoe we dat zouden willen bereiken en wat en wie we daarvoor nodig hebben. En die slag ontbreekt, die keuzes worden hierin niet gemaakt en dit gedeelte wordt ook niet ingevuld. Anderzijds begrijpen we ook wel dat als je een visie hebt, er een spanningsveld in zit tussen enerzijds een stip op de horizon plaatsen en een gedetailleerde uitwerking hoe je daarin komt, die niet in een visie thuishoort. Maar er zit ook een spanningsveld in met de vraag hoe je kijkt naar de overheid en naar de samenleving. Ga je die samenleving faciliteren? Ik heb het daar eerder vandaag ook over gehad en hoe ga je dat dan een invulling geven. Het lijkt erop dat in deze visie – je kunt er niet op tegen zijn, dat zei ik ook niet – die twee spanningsvelden niet weggenomen zijn, waardoor er een stuk ligt met heel veel mogelijkheid, nog eens gecompenseerd omdat er drie provincies betreft, waarbij de eigen kracht, de eigen keuzes, de eigen kwaliteiten en hoe je die doelen gaat bereiken, een beetje onderbelicht zijn gebleven. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Geerdink. De heer JANSEN (PVV): Een mooi gelikt werk waar de toekomstvisie voor Groningen in uiteen wordt gezet en belangrijke aandachtspunten in worden vermeld zoals het MKB, internationale samenwerking en krimp. Echter, er valt helaas niet altijd even duidelijk te ontdekken wat de concrete uitwerkingen en oplossingen zijn. Desondanks denken we dat dit stuk handig had kunnen zijn als leidraad en daarom is het natuurlijk ook een visie. Ware het niet dat er behoorlijk wat tegenstrijdigheden in zitten. Zo wordt erin aangegeven dat er veel te winnen valt op het gebied van toerisme. Daar zijn wij het helemaal mee eens maar dit valt in onze ogen niet te rijmen met de inpassing van windmolens op land en zee. Daarnaast pleiten wij ook voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor ondernemers; daarom valt het ons ook temeer op dat het FOC geen ruimte krijgt. Maar goed, het grootste probleem dat de PVV heeft met dit stuk, heeft betrekking op duurzaamheid. Op elke pagina wordt dit wel genoemd en vaak zonder context of verklaring. Alles moet immers wijken voor de groene kerk. Zo moeten we volgens pagina 5 richten op zekere en efficiëntere energie. Als er iets niet zeker is dan zijn het windmolens en de energie die daaruit getrokken wordt. En efficiënt zijn ze al helemaal niet. Als er niet zoveel geld aan zou worden besteed, zouden we erom kunnen lachen.
58
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De VOORZITTER: Dan lijkt me het nu een goed moment om tot de theepauze over te gaan. Ik schors de vergadering en gaan we om vier uur weer verder. Tot straks. [Schorsing van 17 minuten.] De VOORZITTER: Ik zie dat u zich allen weer schaart rond de trog der democratie en daarmee zijn we bij de ChristenUnie, de heer Van den Born. De heer VAN DEN BORN (ChristenUnie): In de extra commissievergadering hebben we uitgebreid stilgestaan bij de Noordervisie: wat zijn de ambities op de lange termijn en hoe denken we die te kunnen realiseren? Wat onze fractie betreft mag het resultaat er zijn. Onze fractie heeft de visie met belangstelling gelezen, we zijn enthousiast over de vorm en de opzet. Een visie die is opgesteld door vele noordelingen met input van zowel de burgers, de overheid als het bedrijfsleven. 2040 is nog ver weg en niemand van ons weet hoe de wereld er dan precies uitziet. Wij zien de Noordervisie dan ook als een ideale werkwijze richting de meest kansrijke gebieden van NoordNederland. Met de voordracht die er nu voorligt, zien we die kansenkaart op hoofdlijnen ingevuld. De verdere detailuitwerking zal moeten plaatsvinden in de toekomst. En ook onze fractie ziet dan ook met grote belangstelling die concrete invulling tegemoet. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Deze Noordervisie is in belangrijke mate het resultaat van ‘out of the box‘-denken. Ik wou daar maar even bij aansluiten door twee dingen te doen die wellicht wat vernieuwend zijn. Het eerste is dat ik vóór ik mijn betoog begin, een motie wil indienen. En het tweede is dat ik die motie weliswaar op papier heb, maar als het goed is ligt hij nu vóór u op uw iPads. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Motie duurzaamheidsbalans’, namens de fractie van Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 september 2013, Overwegende dat GS de ontwerp van de Noordervisie 2040 heeft vastgesteld; GS met zijn programma Energie en ‘Scherp aan de wind’ respectievelijk het addendum op weg schijnt te zijn naar een ondernemend en duurzaam sociaal Groningen; de enige manier om publiekelijk vast te stellen in welke mate die doelstelling gehaald is, bestaat uit het uitvoeren van een toets waarmee de economische, ecologische en sociaal-culturele duurzaamheidswinst inzichtelijk wordt gemaakt; Dragen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. uiterlijk in februari 2015 een provinciale duurzaamheidsbalans te publiceren; in deze duurzaamheidsbalans dienen de belangrijkste indicatoren van de ontwikkeling van de provincie te worden samengebracht, waarbij gebruik wordt gemaakt van het zogenaamde driekapitalenmodel dat een onderscheid maakt tussen het economische, ecologische en sociaal-culturele kapitaal; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De Noordervisie 2040 biedt ons een blik op de voorbije toekomst. 2040 ligt immers nog meer dan een kwart eeuw in het verschiet. En die 27 jaren liggen tegen die tijd achter ons. Als het noorden, zoals het in de Noordervisie 2040 wordt voorzien, inderdaad werkelijkheid wordt, dan hoop ik dat als 93-jarige nog mee te maken. Want het lijkt wel bijna het paradijs op aarde, dat ons in het vooruitzicht wordt gesteld. Misschien wel meer een visioen dan een visie. Hoe dan ook, het noorden legt zich de lovenswaardige taak op om de eerste stap naar een duurzame toekomst te zetten en ‘het volk van loug en Stad‘ te bewegen om mede op te trekken naar het punt dat gloort aan de horizon. En dat duurzaamheid een belangrijke rol speelt in dat document, is de reden waarom ik mijn motie heb ingediend. Een duurzaamheidsbalans is een nulmeting die ter inspiratie en ter aansporing kan dienen voor iedereen. Uit de Noordervisie 2040 blijkt maar weer eens dat noordelingen – en Groningers in het bijzonder – onverwoestbare optimisten zijn, die zich door krimp noch crisis laten afleiden. Romantici zijn het, die koppig blijven geloven dat de toekomst van hun pronkjewail nooit voorbij zal zijn – ook niet over 27 jaar. Ede Staal stierf 27 jaar geleden. Het viel me op dat het beeld dat hij in een van zijn mooiste evergreens naliet over een stukje Groningen, treffend overeenkomt met het toekomstvisioen in de
59
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Noordervisie 2040. En ik wil proberen het eerste en het laatste couplet van die mooie evergreen te reciteren. Mijn Gronings zal wat zuidelijk klinken, waarvoor verschoning. ‘Het is de lucht achter Oethoezen / Het is het torentje van Spiek / Het is de weg van Lains noar Klooster / En de Westpolder langs de diek; Van de wilde plannen dij ik haar / Komt sikkom niks meer van terecht / Totdat een nacht van het Hogelaand / Een donker klaid over ons legt.’ Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De gezamenlijke visie van de noordelijke provincie laat ons zien hoe mooi Noord-Nederland er in 2040 uit kan zien. Onderwerpen als beperking van krimp, bereikbaarheid, energietransitie en werkgelegenheid komen goed aan bod en wij zijn blij dat hierop fors ingezet blijft worden – ook in de toekomst. Er is echter ook een deel van deze visie waar wat de Partij voor de Dieren betreft geen muziek in zit. Dat begint bij de opsomming van de tien punten waarop de visie gestoeld is, die zich ook hierin met name weer op de economie richten en de portemonnee van de provincie. Daarbij valt de aandacht voor de ecologie in het niets, terwijl die juist van levensbelang is voor mens en dier. En dan de landbouw. Die moet per hectare meer opleveren en daarom moet dit geïntensiveerd worden. Er wordt bij voorbaat genoemd dat schaalvergroting moet kunnen als dat nodig is. En wat is dan nodig? Wanneer is dit nodig? Er wordt verwezen naar een grotere voedselbehoefte vanuit de menselijke bevolking. Maar dat betekent in onze ogen niet dat we intensiever en op grotere schaal zouden moeten gaan produceren, zoals ik vanmorgen ook al aangaf. De beste manier om de wereldvoedseltekorten teniet te doen is het eten van minder vlees. U hebt zojuist in de pauze kennis kunnen maken van de nieuwste generatie niet-vleesproducten. Daarbij wil ik nog opmerken dat die producten voor een gedeelte bestonden uit lupine uit Groningen en daarin zien wij een mooie toekomst voor Noord-Nederland. Lupine voor mensen in plaats van lupine voor varkens. De uitvoering van de Noordervisie is mede afhankelijk van de creativiteit van de noorderlingen zelf en we zien dan ook erg benieuwd naar de ideeën die zij gaan aandragen en wat die betekenen voor deze toekomstvisie. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan ben ik bij het College van GS, de heer Moorlag, en voor een aantal sociale punten mevrouw Van Mastrigt. Eerst de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Een aantal fracties geeft aan dat men niet echt kan zeggen dat dit een revolutionair product is. Dat wil ik gewoon volmondig beamen. Het is het doortrekken van een koers die in Noord-Nederland al langer wordt gevoerd en erop gericht is om onze ruimtelijkeconomische structuur te versterken en terzelfdertijd ervoor te zorgen dat de mensen in de toekomst hun brood in dit gebied kunnen verdienen en op verantwoorde manier met onze omgeving omgaan. Dat is geen nieuw doel, dat is iets wat wij in het verleden – ieder met zijn eigen accenten – hebben nagestreefd. Toch is er wel sprake van een koersverlegging met veel minder het accent op grootschalige infrastructuur. Er ligt nog wel een opgave, maar op gegeven moment moet je vaststellen dat het hoofdverkeersnetwerk in Noord-Nederland tot voltooiing komt. Een aantal essentiële schakels ontbreekt nog en daar zullen we de komende decennia nog wel het nodige werk aan hebben, maar op enig moment gaat de spanning toch van de infrastructuuragenda af als wij het RSP-programma hebben uitgevoerd. Ook op de woningbouw en de bedrijventerreinen komt een heel ander licht te staan en komen er andere opgaven veel indringender naar voren. Ik ben het hartgrondig oneens met mevrouw Hazekamp als zij zegt dat er helemaal geen noodzaak zou zijn tot de intensivering in de agrarische sector. Naar mijn smaak is die intensivering op een verantwoorde manier – dus met gebruik van minder meststoffen en minder bestrijdingsmiddelen – tegelijkertijd wel een hogere opbrengst per hectare is te realiseren. Naar mijn smaak is dat een verantwoorde keus, omdat de agrarische sector niet alleen voedsel produceert, maar in toenemende mate ook groene grondstoffen zal moeten produceren die als vervanging dienen voor grondstoffen die nu eindig zijn. De energietransitie staat veel nadrukkelijker in deze visie en eigenlijk kun je zeggen dat Noord-Nederland aansluit bij de grote opgaven die er niet alleen nationaal maar ook internationaal spelen: de klimaatopgave, de energietransitie, de dreigende voedselcrisis en de voedselopgave. Op dat type opgaven moet ook Noord-Nederland een passend antwoord hebben. Degenen die zeggen de uitwerking van dit alles te missen in doelen, concrete keuzes en beleid. Hem geef ik ook volmondig gelijk. Maar dat is juist een reflex die we juist hebben onderdrukt, omdat dit product ook op een andere wijze – veel meer cocreatief – tot stand gekomen is. Alles ademt ook de geest dat wij in cocreatie met de partijen in het veld, het zelforganiserend vermogen in de
60
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
samenleving aanborend, gemeenschappelijk de verwoorde opgaven willen gaan realiseren. En daar past niet bij dat je met een helemaal dichtgetimmerd beleidsplan komt. Dus in die zin wijkt dit af van wat wij in het verleden als ruimtelijk-economische visies hebben ontwikkeld. Die keuzes zullen verder moeten worden gemaakt en ingevuld – dat zeg ik met name in de richting van de VVD en het CDA die daar toch een aantal kritische opmerkingen bij hadden. De PVV heeft een duidelijk andere opvatting over welke kant dit op zou moeten, vooral als het gaat om het duurzaamheidsthema. Nou, daar hebben we al vaker over gewisseld, ik stel voor dat we daar een agreement to disagree op sluiten. Ten slotte nog één opmerking over het betoog van Vrij Mandaat. Die fractie mist eigenlijk een duurzaamheidsbalans en roept in een motie op om die te gaan introduceren. Ik denk dat ik de heer Veerenhuis-Lens gedeeltelijk tegemoet kan komen. Wij gaan binnenkort bezig met onze nieuwe omgevingsvisie – een heel traject dat moet leiden tot het nieuwe omgevingsplan. En een van de voornemens die we hebben is om bij de start van het proces niet zozeer een duurzaamheidsbalans te maken, maar wel een omgevingsbalans. Daarbij maak je als het ware een nulmeting van hoe de Groninger samenleving er op dit moment bij ligt. Dat is in het verleden – ik meen een jaar of tien geleden bij het voorlaatste POP – ook gedaan. Dan maak je echt letterlijk de balans op van de staat van de Groninger samenleving en die biedt ook een goed vertrekpunt voor de discussie die we gaan voeren over de nieuwe omgevingsvisie. Die zal meer een concretisering moeten worden van deze Noordervisie. Terzelfdertijd dient deze Noordervisie ook als gebiedsagenda waar het Rijk om vraagt: het Rijk vraagt de regio’s om in het kader van de MIRT een omgevingsvisie te maken. Daar is dit stuk buitengemeen belangwekkend voor en ik constateer toch wel met tevredenheid dat wij als drie noordelijke provincies een gezamenlijke basis hebben gevonden door een langetermijnvisie te ontwikkelen die, zoals terecht opgemerkt, weliswaar abstract is maar daarmee is het verhaal niet ten einde. Een mooi stuk, het moet niet de kast in en er moet geen dikke laag stof op komen. We moeten er inderdaad mee aan de slag – een aantal fracties riep daartoe op – en dan zullen we ook zeker gaan doen. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): In aanvulling op wat mijn collega Moorlag al over de duurzaamheidsbalans zei, heb ik begrepen van de ambtelijke ondersteuning dat er indertijd dat ik nog geen gedeputeerde was, er al eens eerder een motie is aangenomen die hetzelfde beoogde te bereiken als de motie namens Vrij Mandaat. Daar wordt op dit moment aan gewerkt, dus als wij dat scherp met elkaar kunnen krijgen, dan zou de conclusie kunnen zijn dat die motie op dit moment overbodig is. Daarom zou ik u willen aanraden om de uitwerking van die vorige motie af te wachten en te kijken of daar wellicht nog ruimte in zit voor verdere verbetering. Verder reagerend op wat de heer Batting inbracht. Ik heb hem horen spreken over werkprojecten in relatie tot de sociale werkvoorzieningschappen. Ik heb niet het voornemen om in reactie op de Noordervisie een nieuw Kralings bos te gaan aanplanten of een bosbaan te gaan graven, maar dit is ook vast niet wat de heer Batting beoogt. Uit zijn bijdrage blijken een soort ongeduld en gretigheid op weg naar 2040, waarmee ook in sociale termen Groningen, Friesland en Drenthe een stap verder zijn geholpen. Het lastige is – en dat zei de heer Moorlag ook al – dat het abstractieniveau waar de Noordervisie op geschreven is, zich slecht laat verhouden met het praktische ongeduld dat de heer Batting tentoonspreidt. Ik denk dat het vooral aan ons huidige arbeidsmarktbeleid moet liggen om zo vlug als mogelijk dat sociaal-economisch stabiele niveau te bereiken als waarover in de Noordervisie 2040 gesproken wordt. Dan gaat het met name om interventies op het grensvlak van scholing en bedrijfsleven. Ik heb vanochtend de zogenaamde Moederdag op het Alfacollege mogen openen. Dat is geen grootse beweging, maar wel zo’n heel klein initiatief waarbij moeders van jonge kinderen in het VMBO kennis gaan maken met wat de waarde van techniek en technische vakken kan zijn, zodat ze hun kinderen daar ook heen kunnen begeleiden. We hebben het ook met vakorganisaties over het vitaal houden van oudere werknemers op weg naar mogelijke kansen in nieuwe industrieën. We hebben het over het Seaports Experience Centre. We hebben het over het Noorderpoortcollege dat in relatie met hogescholen en MBO-instellingen in Friesland en Drenthe afstemmen waar ze het beste welke opleidingen kunnen doen en die niet dubbelen maar hun schaarse opleidingsgelden heel specifiek inzetten. We hebben het over activiteiten die je uit de techniek pakt en die samenkomen. We proberen de 600 miljoen aan Asschergelden op een goede manier naar Groningen te krijgen, hoewel het nog wel een tour de force is om de cofinanciering vanuit het bedrijfsleven hierheen te krijgen. Dat zijn de zaken waar we heel concreet aan de slag moeten, daarmee gaan we niet wachten tot het 2040 is. We gaan ook niet wachten tot vanuit de Noordervisie daar werkgroepen zich voor aandienen. Dat is werk van alledag en werk van hoge urgentie en zo heb ik ook de bijdrage van de heer Batting begrepen.
61
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we aan de tweede ronde toe vanuit de Staten. Ik denk dat de meeste fracties al wel door hun tijd heen zijn. We beginnen weer met de heer Batting. De heer BATTING (PvdA): In het kader van het RIS-programma, Research and Innovation Strategy, dat we nodig hebben om te komen tot uitvoeringsprogramma’s bij het EFRO, heb ik een suggestie over het betrekken van de creatieve industrie bij de plannen. Ik zou graag de gedeputeerde nog een antwoord willen ontlokken over mijn voorstel, ook al omdat vanuit andere, onverwachte hoek – gisteravond van de heer Ben Verwaaijen, in VVD-kringen welbekend – echt is geïnitieerd om toch die creatieve industrie bij dit soort plannen te betrekken. En we zien ook dat het McKinsey Global Institute zich ervoor sterk maakt om de creatieve industrie bij planvorming te betrekken. Daarom zou ik graag hierover een reactie willen van de gedeputeerde. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik goed leven met de toezegging van de heer Moorlag en mevrouw Van Mastrigt en ik wil de motie graag aanhouden. De aanhouder wint immers. De VOORZITTER: Akkoord, dat is een mooie gedachte en bij dezen noteren we dat de motie is aangehouden. Dan kijk ik nog even naar gedeputeerde Moorlag voor zijn reactie op de zojuist gestelde vragen vanuit de Staten. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het betrekken van de creatieve industrie bij de planvorming wordt op zich door het College onderschreven – in de commissie is dat ook gewisseld. Steden die een sterke creatieve sector hebben, kennen een veel grotere economische dynamiek en meer economische groei, daar zijn meerdere studies naar verricht. We hebben dat punt als zodanig niet geadresseerd in de Noordervisie, dus niet als gemeenschappelijke noordelijke opgave. Maar zeker als je kijkt naar de stad Groningen, waar ook voldoende massa zit in die creatieve sector om cross-overs te maken met het bedrijfsleven. Ook de creatieve sector vormt een aantrekkelijke vestigingsvoorwaarde voor mensen in het stedelijk gebied. Dus dat wordt gewoon nadrukkelijk als versterkend gezien en als er kansen liggen in het RIS-programma ten behoeve van de uitvoeringsprogramma’s bij het EFRO, wordt het mogelijk daarbij betrokken en moeten we dat doen vanwege dat versterkende effect dat het in dat geval heeft. Dan een reactie op wat de heer Batting in eerste termijn zei over de WSW-problematiek en de motie die is eerder is aangenomen. We hebben die motie doorgeleid naar de SER en zij heeft daar in haar advisering over de Noordervisie aandacht aan geschonken – al gaat het daarbij niet zo specifiek over wat naar één regio gaat. Maar het is mede daardoor wel te danken dat er nu in de noordelijke ruimtelijk-economische visie ook nadrukkelijk een hoofdstuk over arbeidsmarkt is opgenomen. Dat zien wij toch als belangrijke opgave: de mismatch die er is tussen aan de ene kant een hoog arbeidsaanbod van laagopgeleiden en terzelfdertijd een vraag naar vaklieden en hoger opgeleiden. En die mismatch is een van de grootste opgaven die er is. We hebben eerder vandaag gesproken over de commissie-Jansen: in haar rapport wordt dat ook heel nadrukkelijk omschreven. En het is ook een opgave voor het College, zeker in de uitwerking samen met de gemeenten van de adviezen van de commissie-Jansen, om, als er nieuwe gebiedsagenda’s gemaakt moeten worden, dat vraagstuk ook op te pakken. De VOORZITTER: Dank. Dan constateer ik dat de motie 1 van Vrij Mandaat is aangehouden. Dan ligt een voordracht voor plus een aanvullende voordracht. Ik kijk of er nog stemverklaringen zijn. Die zijn er niet en dan kan ik me beperken tot de vraag wie er vóór de voordracht en aanvullende voordacht is. Dat zijn alle fracties met uitzondering van de fractie PVV. Dan zijn de voordracht en de aanvullende voordracht aangenomen.
4.
Hamerstukken
B-stukken Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen:
B.1 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 juni 2013, nr. 2013-25.217, VV, betreffende de realisatiebesluiten voor
62
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
de projecten N366 "Verdubbeling Veendam – Pekela" en "Aanpak wegvak Pekela – Ter Apel" (nummer 29/2013) De VOORZITTER: Ik begrijp dat de Partij voor de Dieren een aantekening wil bij stuk B.1: dit betreft de verdubbeling N366 Veendam-Pekela en de aanpak wegvak Pekela-Ter Apel. Is dat voldoende of wilt u daarbij ook nog een stemverklaring bij geven? Dan kan dat. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ja, deze projecten brengen met zich mee dat er zo’n 2.800 bomen gekapt en bijna 6 hectare bossages verdwijnen. Ondanks de toezegging van de gedeputeerde dat die zullen worden herplant, is dat gezien de omvang en het aantal bomen vrij risicovol en dat zal ten koste gaan van het leefgebied van heel veel dieren – met name voor vleermuizen en vogels. En daarom kunnen wij niet instemmen met deze voordracht. De VOORZITTER: Dus u bent hiertegen, dan is dat helder. Mag ik aannemen dat de overige fracties vóór zijn? Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.2 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 juni 2013, nr. 2012-20.472, VV, betreffende de reconstructie van de aansluiting van de N366 met de Westerstraat bij Ter Apel (gemeente Vlagtwedde) (nummer 30/2013) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.3 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 juni 2013, nr. 2013-24.414, VV, betreffende het RSP-project Spoor Leeuwarden – Groningen (nummer 32/2013) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.4 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 juni 2013, nr. 2013-24.377, MV, betreffende vaststelling Luchthavenbesluit Oostwold (nummer 33/2013) De heer MIEDEMA (GroenLinks): De fractie van GroenLinks is tegen deze voordracht inzake het Luchthavenbesluit Oostwold, omdat wij tegen de verdriedubbeling van het aantal vliegbewegingen op deze luchthaven zijn. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ook de Partij voor de Dieren-fractie zal graag geacht worden tegen deze voordracht te stemmen. De VOORZITTER: Akkoord. Zijn de overige fracties akkoord? Dan is deze voordracht aangenomen. Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
63
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
B.5 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 juni 2013, nr. 2013-23.657, MV, betreffende vaststelling Luchthavenregeling Grootegast (nummer 34/2013) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.6 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 juni 2013, nr. 2013-24.234, MV, betreffende vaststelling Luchthavenregeling Veendam (nummer 35/2013) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.7 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 25 juni 2013, nr. 2013-26.444, BWb, betreffende aanpassing van het krediet voor de vervanging van de brug Dorkwerd (nummer 36/2013). Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.8 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 2 juli 2013, nr. 2013-24.271, RS, betreffende de Nota Grondbeleid (nummer 40/2013) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.9 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 2 juli 2013, nr. 2013-26.870, ECP, inzake uitvoering Gemeenschappelijke Regeling Waddenfonds (nummer 42/2013) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.10 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 2 juli 2013, nr. 2013-27.703, FC, tot wijziging van de Heffingsverordening opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting in verband met het indexeren van het aantal opcenten per 1 januari 2014 (nummer 43/2013) De heer BROUNS (CDA): In lijn met de commissie-inbreng en de inbreng vanochtend met de aantekening bij de stemming over de begroting hebben we bij dit stuk precies dezelfde stemverklaring als bij de begroting 2014.
64
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
De VOORZITTER: Akkoord. Zijn de overige fracties akkoord? Dan is deze voordracht aangenomen. Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.11 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 augustus 2013, nr. 2013-29.168, MV, betreffende vaststelling van nadere regels omtrent de taak, de samenstelling en de werkwijze van de Commissie regionaal overleg vliegveld Oostwold (nummer 44/2013) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.12 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 augustus 2013, nr. 2013-29.283, MV, betreffende het instellen van een Commissie regionaal overleg vliegveld Oostwold en het benoemen van een voorzitter voor deze commissie (nummer 45/2013) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.13 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 augustus 2013, nr. 2013-33.660, FC, tot wijziging van het Financieringsstatuut van de provincie Groningen 2013 (nummer 46/2013) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.14 Voordracht van het presidium van 2 september 2013, tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling De Noordelijke Rekenkamer (nummer 48) Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.15 Bekrachtiging geheimhouding van de bijlagen bij de brief van Gedeputeerde Staten van 6 september 2013, nr. 2013-36.163/36, ECP, betreffende Overbruggingsfaciliteit Aldel.
65
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
5.
Ingekomen brieven
Rubriek 0 Voorgesteld wordt de volgende ingekomen brieven van Gedeputeerde Staten voor kennisgeving aan te nemen: -
-
-
Brief van Gedeputeerde Staten van 2 juli 2013, nr. 2013-20.778/27/A.19, PPM, betreffende beantwoording aangenomen moties 24 april 2013; Brief van Gedeputeerde Staten van 2 juli 2013, nr. 2013-26.828/27/A.41, RS betreffende regionaal Woon- en Leefbaarheidsplan Oost-Groningen; Brief van Gedeputeerde Staten van 24 juni 2013, nr. 2013-25725 betreffende voortgangsrapportage jeugd; Brief van Gedeputeerde Staten van 28 mei 2013, nr. 2013-21.769/22/A.9, ECP betreffende Innovatief en Duurzaam MKB Groningen; Brief van Gedeputeerde Staten van 4 juni 2013, nr.2013-23.013/23/A.14, BJC betreffende voortgang deregulering; Brief van Gedeputeerde Staten van 18 juni 2013, nr.25.488/25/A.40, ECP betreffende start eerste ronde verkoop Attero; Brief van Gedeputeerde Staten van 3 juli 2013, nr. 2013-27.188/27/A.22, PPM betreffende werkplan Lauwersoog 2013; Rapport Noordelijke Rekenkamer d.d. 11 juni 2013, getiteld "Naar een noordelijke kenniseconomie"; Brief van Gedeputeerde Staten van 3 juli 2013, nr. 2013-26.434/27/A.50, MB, betreffende Milieubeleid 2013-2016; Brief van Gedeputeerde Staten van 18 juni 2013, nr. 2013-24.772/25/A.25, FC betreffende verduidelijking van kaderstelling voor een organisatie om voor financiële ondersteuning in aanmerking te komen (uitwerking motie Noordbaak); Brief van Gedeputeerde Staten van 6 september 2013, nr. 2013-36.163/36, ECP, betreffende Overbruggingsfaciliteit Aldel. Bij aanvang van de extra commissievergadering van BFE op 10 september 2013 heeft de portefeuillehouder meegedeeld dat het college het voornemen voor de overbruggingsfaciliteit heeft ingetrokken.
Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen. Rubriek A Voorgesteld wordt de volgende stukken van derden voor kennisgeving aan te nemen: 1. Brief van het DB Waddenfonds d.d. 4 juli 2013, betreffende toezending vastgestelde jaarstukken en begroting Waddenfonds; 2. Brief van het CDJA Groningen d.d. 4 juli 2013, betreffende zorgen over toenemende jeugdwerkeloosheid; 3. Afschrift aangenomen motie D66 in de Staten van Utrecht d.d. 15 juli 2013, getiteld ‘motie waarstaatjeprovincie.nl’; 4. Circulaire van het ministerie van BZK, d.d. 18 juli 2013, betreffende diverse onderwerpen inzake de rechtspositie CdK’s, gedeputeerden en staten- en commissieleden; 5. Brief van de heer Albering te Groningen, d.d. 22 juli 2013, betreffende afschrift brief aan college inzake stimuleringsregeling duurzame streekproducten; 6. E-mail van de heer Muijzert te Oude Pekela, d.d. 26 augustus 2013, betreffende controles rondom Forum Martinikerk/Provinciehuis; 7. E-mail van de heer Muijzert te Oude Pekela, d.d. 4 september 2013, betreffende wateroverlast N33 bij Gieten; 8. Brief van de heer Post directeur a.i. EHL, d.d. 3 september 2013, betreffende krant ‘Ontwikkelingsvisie haven Lauwersoog’; 9. E-mail van de heer Muijzert te Oude Pekela, d.d. 15 september 2013, betreffende de N366 Veendam tot Alteveer; 10. Afschrift brief van de gemeente Delfzijl aan minister Kamp, d.d. 11 september 2013, betreffende voortbestaan Aldel; 11. Afschrift brief van de gemeente Loppersum aan minister Kamp, d.d. 10 september 2013, betreffende aardbevingsproblematiek;
66
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
12. E-mail van de heer Muijzert te Oude Pekela, d.d. 15 september 2013, betreffende verkeerstellingen A7/N7 en er rondom. De heer DIETERS (PvdA): Graag willen wij brief 11 in deze rubriek van de gemeente Loppersum aan minister Kamp voor wat betreft de aardbevingsproblematiek behandelen in de commissie van oktober. De VOORZITTER: Dat brengt mij bij de opmerking die ik bij de behandelingsvoorstellen had willen maken bij de cyclus van commissievergaderingen: die combineer ik dat gelijk even met uw punt: volgens deze voorstellen is dit onderwerp al geagendeerd voor de commissie Omgeving en Milieu. Ik wil graag als voorzitter van uw Staten de gelegenheid hebben om in het presidium met de fractievoorzitters te overleggen over hoe we dat aanpakken. Want we krijgen natuurlijk straks het rapport van de commissieMeijer, we hebben deze brief en als provincie allemaal weer verschillende rollen. Allerlei mensen doen ook een beroep op ons en soms zitten we in de rol van een stem geven aan de onrust van de bevolking, soms hebben we ook een heel formele rol omdat we geacht worden als zodanig te handelen. Die rollen moeten we even goed uit elkaar houden, dus ik zou willen vragen dat even te willen bespreken in het presidium en dan terugspelen naar de commissie om te kijken wat de beste manier zou kunnen zijn om dat de komende twee maanden aan te pakken. Is dat voorstel duidelijk en stemt u ermee in? Ja? Goed, dan ga ik verder met de volgende rubrieken. Zonder verdere beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen. Rubriek B Voorgesteld wordt om de volgende stukken in handen te stellen van de Statencommissies: Omgeving en Milieu: - Brief van Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta d.d. 5 september 2013, betreffende reactie van SBE op het concept Integraal Milieubeleidsplan (reeds in handen gesteld). Bestuur, Financiën en Economie: - Afschrift brief college B&W Bedum aan de gemeenteraad van Bedum, d.d. 12 augustus 2013, betreffende de bestuurlijke organisatie in Groningen (reeds in handen gesteld). Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt het voorstel aangenomen. Rubriek C Voorgesteld wordt om de volgende stukken in handen te stellen van Gedeputeerde Staten: - Jaarverslag 2012 van de stichting Actie Stille Armoede te Amsterdam d.d. 16 juli 2013, inclusief subsidieverzoek; - Brief van de heer Van Huizen te Ten Boer, d.d. 16 augustus 2013, betreffende verschil van mening met GS over voetgangersbrug bij Rijksweg 41 te Ten Boer. Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt het voorstel aangenomen.
6. Notulen van de vergaderingen van Provinciale Staten van 26 juni en 3 juli 2013 Zonder wijzigingen of beraadslaging vastgesteld.
7. Behandelvoorstellen volgende cyclus commissievergaderingen De VOORZITTER: Er is een nagekomen stuk en dat betreft de voordracht van het College over het Basispakket Verkeersmanagement. Met de voorzitter en de secretaris van de commissie M en E gaan we kijken of dit zomogelijk nog in de commissievergadering van 8 oktober behandeld kan worden. Om allerlei redenen is hier heel veel belang bij en dat zit hem natuurlijk in de afstemming met allerlei andere partijen.
67
Vergadering van Provinciale Staten van 25 september 2013
Ik stel voor dat we hen in de gelegenheid stellen om te kijken of dat nog lukt. Is dat akkoord? Goed. Dan maak ik daarbij nog één opmerking. Het kan zijn dat we op gegeven moment in een van de agenda’s van de commissie zoveel hebben geordend of toegevoegd dat die overbelast worden. Ik stel voor dat we dat even met de commissievoorzitter en –secretaris goed bekijken en ook samen met de griffie. En als zij denken dat we dit niet redden qua tijd, dan moeten we maar even het presidium inschakelen om te kijken of er geschoven kan worden in de agenda’s of er mogelijk iets extra’s gedaan kan worden. Het kan zijn dat je het niet klaarkrijgt op een commissieavond en dan kun je het beste van tevoren even voorzien hoe je dat beste kunt aanpakken. Maar dat is dan als achtervang, zal ik maar zeggen. Zie ik het goed dat ik daarmee toe ben aan de sluiting? Nee, ik zie nog de heer Dieters. Gaat uw gang. De heer DIETERS (PvdA): Op de agenda staat de rapportage Waterkwaliteit Strandheem. Ik wil een voorbehoud maken om dat te bespreken in de commissie. De VOORZITTER: Voorbehoud om dit wel of niet daar te bespreken? De heer DIETERS (PvdA). Wel of niet, maar dat hoort u zo snel mogelijk nog van mij. De VOORZITTER: Oké, dat is mooi. Maar de Staten nemen een besluit, dus dan moeten we even bedenken hoe we dat doen. Ik stel voor dat u dat dan ook speelt via de commissievoorzitter, dan is dat een correcte procedure en dan hebben we daarmee de boel getackeld. Dan zie ik de heer Miedema, die nog iets wil opmerken. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ja, ik zou graag voor de Statencommissie Bestuur, Financiën en Economie de brief over de stand van zaken Social Return on Investment, die bij de ingekomen stukken staat, als bespreekstuk willen agenderen. De VOORZITTER: Akkoord, dat is oude traditie dat als een van de Statenleden dat vraagt, we daar in principe royaal in zijn, tenzij iedereen dit per se wil tegenhouden. Dergelijke geluiden hoor ik niet, dus dat is akkoord. Zonder verdere beraadslaging of stemming wordt het voorstel aangenomen.
8.
Sluiting
De VOORZITTER: Dan denk ik dat we het gehad hebben allemaal en ben ik aan de sluiting toe. Ik dank u allen voor een aangename en prettige dag en wens u weer een goede avond toe en een prettige thuisreis. En dan sluit ik deze vergadering (16.33 uur).
68