Notulen van Provinciale Staten Vergadering
12 december 2012
Index
Paginanummer
Opening van de vergadering
19911
Regeling van werkzaamheden Voorstel GS om wijziging van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, van de agenda af te voeren
19911
Verzoek dhr. Loose om bij het vragenuur, vragen te stellen over opstartproblemen bij Arriva Zuid-Holland Noord. Er zijn tien insprekers voor het onderwerp Factory Outlet Center Bleizo:
19911
− − −
de heer Doesburg (winkeliersverenigingen uit Lansingerland) de heer Van Hooydonk (MN Onroerend Goed Nederland) de heer Zee (Detailhandel Nederland)
19911 19912 19912
− − −
de heer De Bas (Ondernemersvereniging Waddinxveen) de heer Bakker (Binnenstad Ondernemers Federatie Den Haag) de heer Heijerman (TranSportium)
19913 19913 19914
− − −
de heer Veldhuizen (Stable International BV) de heer Breeman (advocaat bij Loyens & Loeff) de heer Aptroot (burgemeester van Zoetermeer)
19914 19915 19916
−
mevrouw Van der Linden
19916
Factory Outlet Center (FOC) Bleizo (6542)
19917/19930
Vragen Loose over opstartproblemen bij Arriva Zuid-Holland Noord
19928
Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016 (6530)
19931
Algemene subsidieverordening (ASV) 2013 (6521)
19938
Zienswijze van Provinciale Staten over de Programmabegroting 2013-2016 van de Omgevingsdienst Midden-Holland
19943
Zienswijze van PS over de begrotingswijzigingen van natuur- en recreatieschappen Grevelingen, Reeuwijkse Plassen en Dobbeplas (6538)
19944
Meerjarige incidentele subsidies aan de gemeenten Den Haag, Rijswijk en Rotterdam voor G4P3 Knelpunten Recreatief Fietsroutenetwerk (6534)
19945
Beleidskader “Instelling Commissie Regionaal Overleg (CRO) voor Regionale Luchthavens” (6529)
19945
Incidentele subsidieverlening 2012-2013 aan gemeente Barendrecht voor
19945
Zuidpolder Barendrecht (6532) Beleidsnota Verbonden partijen 2013-2016 (6543)
19945
Luchthavenbesluit voor de luchthaven voor helikopters van het Nederlands Loodswezen BV in Rotterdam (6533)
19945
Aanpassing van de luchthavenregeling HagaZiekenhuis (6545)
19945
Verordening precariobelasting 2013 (6536)
19945
Legesverordening omgevingsrecht Provincie Zuid-Holland 2013 (6535)
19945
Aangenomen en afgehandelde moties Provinciale Staten (6539)
19945
Ontslag Statengriffier (6541)
19945
Functieprofiel en wervings- en selectieproces nieuwe Statengriffier (6540)
19945
Notulen Provinciale Staten 31 oktober 2012
19945
Afscheid griffier, mevrouw Nettie Engels-van Nijen
19945
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19911
Notulen van de vergadering van 12 december 2012 in de Statenzaal van het provinciehuis te ‘s-Gravenhage. (Geopend om 10.00 uur) Voorzitter: de Commissaris van de Koningin, de heer J. Franssen. Griffier: mevrouw N. Engels-van Nijen. Volgens de presentielijst zijn aanwezig 51 leden, te weten: Van Aelst, Van Assendelft, Bal, Van den Berg, Blokhuizen, Van den Boogaard, Braam, Branderhorst, Breitbarth, Brill, Van Dieren, Van Dobben de Bruijn, Van Dongen, Van Egmond, Hassan, Heemskerk, Hillebrand, Jansen, Jarmohamed, Keulen, Kip, Kleijweg, Koning, Lionaar, Loose, Ludema, Maeijer, Meurs, Van der Nat, Noordermeer, Overwater, Paymans, Privé, Propstra, Van Santen, Schaapman, Schuringa, Snellink, Van der Stoep, Stoop, Van der Tas, Verkoelen, F. Vermeulen, P.L. Vermeulen, Van Viegen, Van de Vondervoort, De Vree, Weide, Wenneker, De Zoete, Zwaan
Op tafel treft u de voor deze vergadering nog ontbrekende Statenvoordrachten aan. Het betreft de zienswijze van Provinciale Staten over de Programmabegroting 2013-2016 van de Omgevingsdienst Midden-Holland (agendapunt 2D) en de voordracht van het seniorenconvent over het functieprofiel en de wervings- selectieprocedure voor de nieuwe Statengriffier (agendapunt 3M). Deze laatste voordracht hebt u gisteravond ook via de mail ontvangen. De heer Loose heeft in overeenstemming met artikel 50 van het reglement van orde het verzoek ingediend om gebruik te mogen maken van het vragenuur. De vragen betreffende opstartproblemen van Arriva Zuid-Holland Noord. Ik stel u voor om het verzoek van de heer Loose te honoreren en het vragenuur te houden, voorafgaand aan de lunchpauze. Verlangt iemand hierover het woord? Dan is aldus besloten. ALDUS WORDT BESLOTEN. En wij nemen vandaag aan het eind van de vergadering afscheid van de griffier die vertrekt naar Groningen.
Afwezig zijn de leden: Démoed, Struijlaard, Brands, Smits
OPENING De VOORZITTER: De vergadering is geopend. Ik verzoek de leden hun plaatsen in te nemen. Ik heet u allen hartelijk welkom. Ik hoor net dat de webcast om de een of andere reden nog niet werkt. Ik ga ervan uit dat het probleem zo snel mogelijk opgelost wordt, maar wij beginnen zonder webcast. Ik deel aan de Staten mee dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden Démoed, Struijlaard en Brands. Ik stel voor deze berichten voor kennisgeving aan te nemen. ALDUS WORDT BESLOTEN. 1. REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De VOORZITTER: Het presidium heeft besloten om het aantal spreekuren voor deze vergadering vast te stellen op vijf. Verlangt iemand hierover het woord? Dan is aldus besloten. ALDUS WORDT BESLOTEN. Dinsdagmiddag hebt u een gewijzigde agenda ontvangen, de versie 3.0. Aan de agenda is aanvullende informatie over het Factory Outlet Center toegevoegd. Deze informatie is vorige week vrijdag ook al op het Staten Informatie Systeem geplaatst. Voorts zijn aan de agenda toegevoegd de antwoorden van gedeputeerde De Bondt op de vragen gesteld in de commissie Verkeer en Milieu van 21 november 2012 over het Luchthavenbesluit loodswezen (agendapunt 3G) en beleidskader instelling Commissie Regionaal Overleg voor Regionale Luchthavens (agendapunt 3C). Tot slot is een brief van de gedeputeerde Van der Sande aan de agenda toegevoegd, waarin hij vraagt het onderwerp wijziging gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (agendapunt 3D) van de agenda af te voeren. Verlangt iemand over deze onderwerpen het woord? Dan is aldus besloten. ALDUS WORDT BESLOTEN.
Er zijn tien verzoeken voor inspraak ontvangen over het voorstel van Gedeputeerde Staten inzake het Factory Outlet Center Bleizo. Dat betekent, dames en heren, dat u drie minuten per spreker heeft. Het woord is allereerst aan de heer Doesburg namens drie winkeliersverenigingen uit Lansingerland. De heer DOESBURG: Geachte leden, hier sta ik dan voor de laatste maal bij de provincie en laten wij hopen dat het ook daadwerkelijk de laatste keer is. Ook nu vraag ik u met klem om ons als hardwerkende ondernemers uit Lansingerland te helpen in de situatie, waarbij de lokale overheid ons echt in de steek heeft gelaten. Een jaar na deze weerzinwekkende beslissing van onze gemeenteraad denk ik dat u uw collega's in Lansingerland een dienst bewijst door vandaag tegen de komst van FOC Bleizo te stemmen. Want met het instemmen met de komst van het FOC druisen alle partijen in Lansingerland in tegen uw eigen programma. Kortom, stem tegen om uw politieke collega’s in Lansingerland te helpen en hun gemoedsrust te herstellen. Ik zal vandaag niet ingaan op hoe zwaar wij het hebben want dat weet u waarschijnlijk allemaal wel. Ik zal vooral ingaan op de flinterdunne argumenten van de voorstanders. Zij schermen met werkgelegenheid die het FOC zou voortbrengen. Dat bestrijd ik. In een radio-interview heeft onze burgemeester Van Vliet verklaard dat zich al meerdere partijen hebben gemeld om deze locatie aan te kopen. Als die locatie aangekocht wordt, dan brengt dat ook werkgelegenheid met zich mee want ik kan mij niet voorstellen dat het weer een weiland wordt, waarin koeien gaan grazen. Ook de juridische borging van het hogere segment is een utopie die absoluut niet te garanderen is. Dat weet u allemaal. Het verhaal van de heer Veldhuijzen daarover kraakte aan alle kanten. Daar komt nog bij dat de inhoudelijke discussie over het wat hogere segment natuurlijk te subjectief is voor een eenduidig antwoord.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19912 Regeling van werkzaamheden
Daarover willen de initiatiefnemers zich dan ook op voorhand absoluut niet uitspreken. Anders was er toch al lang een sluitende lijst geweest, waarom wij in de afgelopen achttien maanden meerdere malen gevraagd hebben. Die lijst is er echter nog steeds niet. Dan het flankerend beleid, waarover steeds gesproken wordt. De voorstanders in Lansingerland hebben hun mondvol van flankerend beleid, maar als je vraagt hoe dat eruit komt te zien, dan halen zij hun schouders op. Zij weten absoluut niet wat zij moeten doen. In het stuk van de heer Veldhuijzen stelt Zoetermeer enige liquiditeit beschikbaar, maar Lansingerland doet dat niet. Lansingerland heeft het overigens ook niet en van de ontwikkelaar hebben wij niet veel te verwachten want zij zijn vooral bezig met cash in en niet met cash out. Dan de omzet die het FOC teweeg zou brengen volgens de provincie Zuid-Holland. De voorstanders praten consequent over een hogere omzet die zou vallen in Zuid-Holland, maar dat is natuurlijk grote onzin. Op het moment dat de consument op de OK-knop van de pinautomaat drukt, verdwijnt deze omzet in negen van de tien gevallen naar een buitenlandse rekening van een producent. Ik kan u verzekeren dat de omzet en de geldstroom die ontstaan als consumenten bij ons met de pin betalen, absoluut in deze regio blijven en zelfs in Lansingerland. Ook voor de grote vervoerswaarde van een station Bleizo heeft de heer Aptroot een hele mooie oplossing gevonden. Er komt namelijk een sportcentrum om van Zoetermeer een leisure- en sportstad te maken. Ik weet zeker dat dat een veel hogere vervoerswaarde geeft dan een FOC, want wie wil er met twaalf tassen de trein in. Als laatste wil ik graag de fractie van de ChristenUnie en SGP persoonlijk aanspreken en een ervaring meegeven die ik enkele maanden geleden heb meegemaakt. Ik werk zes tot zeven dagen in de week, dus ik ontkom er niet aan mijn auto te wassen op zondag. Mijn buurman, met wie ik echt een heel goede relatie heb, was hier zichtbaar niet blij mee en maakte daarover onderweg naar de ochtenddienst een opmerking. Ik ben van mening dat wij er in de samenleving samen uit moeten komen, dus in het vervolg houd ik rekening met zijn gevoelens. Ik snap niet dat de ChristenUnie en SGP uit Lansingerland de sterk gewortelde normen en waarden van hun kiezers in dit vraagstuk hebben genegeerd. U hebt de kans om dit recht te zetten en uw collega’s van het CDA te volgen want 35% tot 40% van de totale omzet van een FOC wordt gerealiseerd op zondag. Daar is mijn buurman absoluut niet blij mee en ik respecteer dat. Wilt u dat alstublieft ook doen vandaag? Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Het woord is vervolgens aan de heer Van Hooydonk van MN Onroerend Goed Nederland. De heer VAN HOOYDONK: Namens de investeerders maak ik graag van de gelegenheid gebruik om onze visie op het FOC Bleizo te geven. In de provincie Zuid-Holland kennen wij helaas al een fors overaanbod aan winkelvloeroppervlakte. Dat wordt door de provincie ook erkend. Wij bepleiten daarom een concentratie in het ruimtelijkeordeningsbeleid op verduurzaming van bestaande bouw en verdichtingen in de kernen van steden en dorpen in deze mooie provincie. Dat heeft niet alleen ruimtelijke voordelen, maar zeker ook een groot aantal maatschappelijke voordelen. Door het sterk
Doesburg, Voorzitter, Van Hooydonk en Zee
inzetten op de leefbaarheid en vitaliteit van de bestaande winkelcentra verbetert het woon- en werkklimaat aanzienlijk. Het doelbewust creëren van overaanbod aan winkelvloeroppervlakte heeft heel grote negatieve gevolgen. Faillissementen van winkeliers, leegstand in bestaande winkelcentra met als uiterste gevolg verloedering van de stadscentra. De genoemde gevolgen treffen niet alleen de lokale middenstand, maar ook de belangen van de investeerders die vanuit maatschappelijke verantwoordelijkheid zorgdragen voor het op een verantwoorde wijze beleggen van de aan ons toevertrouwde pensioengelden. De organisatie die ik vertegenwoordig, MN, pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder, verzorgt voor ruim 2 miljoen Nederlanders een betrouwbaar pensioen. Dat is een grote verantwoordelijkheid die wij naar eer en geweten dragen, dames en heren. Wij vragen tegelijkertijd ook van de overheid om voorspelbaar en inhoudelijk verantwoord te opereren. Het toestaan van een uiterst risicovol experiment met het FOC Bleizo doet naar onze mening afbreuk aan het stringente ruimtelijk beleid van de provincie Zuid-Holland. In de argumentatie van het provinciebestuur wordt Bleizo toegestaan, omdat er een hoogwaardige invulling van het gevoerde assortiment zou worden gegarandeerd. En omdat er bij een dergelijk aanbod relatief weinig ontwrichting van de omliggende winkelcentra aan de orde zou zijn. In de praktijk lijkt deze wens van het provinciebestuur toch vooral gestoeld op verwachtingen en aannames die zeker niet op voorhand kunnen worden gegarandeerd. In de stukken die aan uw commissie zijn toegezonden kunnen wij lezen dat het mogelijk zou zijn om met een bestemmingsplan reguliere detailhandel uit te sluiten en het hoogwaardige karakter van Bleizo vast te leggen. U weet dat er een discussie is over de vraag of dergelijke beperkingen in een bestemmingsplan, zelfs als deze worden vastgelegd op grond van ruimtelijke motieven, mogelijk in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn. Daarnaast is de invulling van het begrip hoogwaardig en exclusief uiterst subjectief. Wij zijn heel benieuwd naar het antwoord op de vraag op welke wijze dit begrip zou moeten worden ingevuld en gehandhaafd. Dat zal ongetwijfeld weer een hele discussie gaan opleveren. Kortom, er zijn heel veel maatschappelijke en inhoudelijke argumenten om het provinciebestuur ervan te overtuigen niet door te gaan met deze mogelijke ontwikkeling van Bleizo in de weilanden bij Zoetermeer. Naar onze mening lopen de bestaande winkelcentra en stadskernen een onverantwoord groot risico met alle negatieve gevolgen van dien. Wij rekenen op uw steun. Ik dank u hartelijk. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Zee van Detailhandel Nederland. De heer ZEE: Dames en heren, dank u wel voor de gelegenheid om hier namens Detailhandel Nederland het woord tot u te richten. Wij vertegenwoordigen de gehele detailhandel, food en non-food, grote winkelketens en de zelfstandige winkeliers. Ook de vorige keer heb ik tot u mogen spreken. Wij zijn tegen Bleizo. De komst van Bleizo druist in tegen alle plannen die de provincie tot nu toe had gepresenteerd. De nieuwe stukken die naar voren zijn gebracht door de provincie veranderen inhoudelijk niets aan de discussie.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19913
Regeling van werkzaamheden
Tot 2020, zo heeft de provincie gezegd, is er een overschot van 270.000 m² winkelvloeroppervlakte. In het oorspronkelijke plan, de oorspronkelijke structuurvisie, was bepaald dat er meters weg moeten en dat er alleen gegroeid kan worden in bestaande centra, waarvoor kansen zijn. Bij Bleizo is dat absoluut niet het geval; het wordt gewoon een winkelcentrum in een weiland. De vorige spreker zei het al, het flankerend beleid dat de gemeenten hebben laten zien in de stukken die nu zijn toegestuurd, is allemaal oud of bestaand beleid. Dat lost niets op van de problemen die ontstaan, als Bleizo er straks is. Er kan evenmin goed worden aangegeven wat reguliere detailhandel is en wat hogerstaande detailhandel is. Dat kan niet goed worden aangegeven. De provincie geeft aan dat desnoods 30% van het winkelcentrum leeg zal blijven staan, maar wij weten allemaal dat dat op de lange duur natuurlijk niet het geval zal zijn. Die plannen worden dan niet gehandhaafd en er zal gewoon reguliere detailhandel in het winkelcentrum in het weiland worden gezet. Ook onze eigen achterban, de winkeliers, pleiten ervoor de komst van Bleizo tegen te houden. Als winkelcentrum Bleizo er wel komt, dan tekenen enkele winkeliers een huurcontract en dan gaan zij kijken welke winkels uit de omgeving zij zullen moeten sluiten want dat zal zeker het geval zijn. Gisteren stond er nog een opinieartikel in de Volkskrant, waarin duidelijk werd aangegeven dat Bleizo ten koste gaat van de leefbaarheid in de regio. Het zal niet zorgen voor vernieuwing; het wordt gewoon een winkelcentrum in een weiland. Nederland is nu al voorzien van het grootste aantal vierkante meters winkel per inwoner in heel Europa. In het artikel in de Volkskrant werd ook ter vergelijking aangehaald dat in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, waar veelvuldig winkelcentra in buitengebieden zijn gebouwd, veel winkelcentra leegstaan en ook de winkels in dorpen. In die landen komen zij daar heel hard van terug. Dank u wel. De VOORZITTER: Dan is nu het woord aan de heer De Bas namens de ondernemersvereniging Waddinxveen. De heer DE BAS: Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om mij namens de ondernemersvereniging Waddinxveen uit te spreken tegen het voorstel van Gedeputeerde Staten om de komst van FOC Bleizo mogelijk te maken. Ik zal mij kort even voorstellen. Ik ben Henk de Bas uit Waddinxveen. Ik ben een zelfstandig ondernemer, eigenaar van een Fixet-bouwmarkt en van twee HEMA-warenhuizen hier in de regio, maar vandaag spreek ik als voorzitter van de ondernemersvereniging Waddinxveen, een plaats hier wel wat verder vandaan. Wij zijn een vereniging met ruim 100 leden, waarvan 75 zogenaamde toonbankbedrijven. Een aantal sprekers hiervoor is al duidelijk geweest en heeft argumenten aangedragen, waarom er in Zuid-Holland geen Factory Outlet Center zou moeten komen. Ook tijdens de vergadering van de Statencommissie op 21 november 2012 zijn al veel argumenten over tafel gegaan en met name de door de voorzitter van de stuurgroep Regionaal Economisch Overleg Midden-Holland uitgesproken pleitnota wil ik nogmaals van harte onderschrijven. Voorzitter, er is echter een voor ons belangrijk argument nog niet genoemd. De provincie, dat bent u dus, heeft ermee ingestemd dat er in Waddinxveen een nieuw winkelcentrum kan komen van circa 25.000 m². Na een discussie en de daarbij behorende besluitvorming die in ons dorp (ik schaam mij er bijna voor) bijna veertig jaar heeft geduurd, was het ook 10 november 2012 voor Waddinxveen een historische dag, de
Zee, Voorzitter, De Bas en Bakker
eerste paal van ons nieuwe winkelcentrum is door burgemeester Cremers de grond in geslagen. Dat was een bijzondere gebeurtenis op een even zo bijzondere datum, 1011-12. Net zoals vandaag ook een bijzondere datum is, 12-1212. Ik zeg een datum, waarop wellicht een historische fout zal worden gemaakt of wellicht een wijs besluit zal worden genomen. Wie zal het zeggen? U hebt als provincie visie getoond door de gemeente Waddinxveen een vergunning te verlenen voor de bouw van een winkelcentrum dat het bestaande centrum van Waddinxveen zeker zal gaan versterken. De ondernemers in Waddinxveen hadden al vele jaren eigenlijk de hoop opgegeven dat het zo gewenste nieuwe centrum er ooit nog zou komen. Maar het gaat nu toch echt gebeuren en vooralsnog staat de opening gepland voor eind 2014. Heel bijzonder is het dat er in deze economisch slechte tijden toch geïnvesteerd wordt in het versterken van ons dorpscentrum. Het is ook bijzonder dat al ruim 70% van de winkelmeters van de eerste fase is verhuurd, maar ronduit zorgelijk is het dat daar nauwelijks modemeters bij zitten. Ik heb voor onze HEMA 1400 m² gehuurd en ik ben daarmee direct de grootste aanbieder van mode en dat zegt genoeg. Projectontwikkelaar ASR berichtte mij gisteren nog dat zij zich grote zorgen maakt over de invulling van de mode in het nieuwe winkelcentrum van Waddinxveen. Geachte Statenleden, het is duidelijk dat de komst van Bleizo de eventuele vestiging van modezaken in Waddinxveen alleen maar zal frustreren en wellicht zelfs volledig zal blokkeren. Als mode ontbreekt in een nieuw winkelcentrum, dan is zo’n winkelcentrum incompleet met alle gevolgen van dien. Dus naast alle argumenten die u nu al gehoord hebt en wellicht nog gaat horen, hierbij een dringend beroep vanuit Waddinxveen: denk aan ons nieuwe winkelcentrum, waar met uw instemming 25.000 centrumversterkende meters nu in aanbouw zijn. U zult begrijpen dat een mogelijk merkenpaleis, zoals Bleizo oneerbiedig ook wel genoemd wordt, op nog geen 15 km afstand, funest kan zijn voor het nieuwe centrum van Waddinxveen. Nog los van het feit dat een outlet center zeker ook op zondag geopend is, wat voor sommige fracties naar mijn idee een reden zou moeten zijn om tegen te stemmen, vraag ik u namens de leden van de Ondernemersvereniging Waddinxveen dringend om niet in te stemmen met de komst van Bleizo. Dank voor uw aandacht en ik wens u veel wijsheid in de besluitvorming. De VOORZITTER: Dan is het woord nu aan de heer Bakker als voorzitter van de Binnenstad Ondernemers Federatie Den Haag. De heer BAKKER: Geachte voorzitter, geachte aanwezigen, ik sta hier als voorzitter van de Binnenstad Ondernemers Federatie (BOF) Den Haag, van en voor veertien ondernemersverenigingen in de Haagse binnenstad. De BOF treedt op als belangenbehartiger, overlegt, bemiddelt en netwerkt met de vele ondernemers en de andere actoren. De organisatie vertegenwoordigt ongeveer duizend winkels van kleine zelfstandige tot het grootwinkelbedrijf. Afgelopen maanden, en zelfs gisteravond nog, hebben de leden van de BOF gevraagd zich luid en duidelijk uit te spreken tegen de plannen voor een grootschalig Factory Outlet Center.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19914 Regeling van werkzaamheden
Bakker, Voorzitter, Heijerman en Veldhuijzen
Het voelt niet goed. Derhalve voor de BOF de laatste mogelijkheid om nog een keer ons geluid te laten horen om niet in te stemmen met de voorgenomen bouw. De binnenstad van Den Haag is continu in ontwikkeling. Velen dragen daar hun steentje aan bij. Denk aan ondernemers, investeerders, de gemeente, bewoners en vele anderen. De uiteindelijke doelstelling is dat wij met zijn allen streven naar een binnenstad met koninklijke allure, waar het goed toeven is en prettig winkelen, voor elk wat wils in een mooie authentieke en sfeervolle omgeving. Van een hoogwaardig aanbod met luxe goederen tot het meer standaard aanbod. Het publiek zoekt een aantrekkelijke mix van het grootwinkelbedrijf en de kleine karakteristieken winkeltjes. Tientallen miljoenen euro’s worden daarin geïnvesteerd, nog afgezien van de talrijke marketinginspanningen om mensen te bewegen naar Den Haag te komen. Gezien de economische recessie, de opkomst van het nieuwe winkelen en de toenemende leegstand, kan ik de ondernemers niet uitleggen, waarom er nu weer vele vierkante meters winkelvloeroppervlakte bij moeten komen. Dit voornemen staat haaks op de vele rapporten en artikelen die verschenen zijn over deze vierde outlet. Elke bezoeker is op dit moment meegenomen. Het kan leiden tot een verdere verschraling van het aanbod en een verdere achteruitgang, in ieder geval in de Haagse binnenstad. Ik zal niet verder ingaan op de vele nadelen voor de detailhandel, daar is voldoende over gezegd en het lijkt mij meer dan duidelijk. Ik ga ook niet in op de te handhaven voorwaarde met betrekking tot topmerken en het exclusieve aanbod. Waarover ik nog wel een opmerking wil maken, betreft de discussie in de Statencommissie Ruimte en Leefomgeving op 21 november 2012. Het heeft mij hogelijk verbaasd, als relatieve buitenstaander, om een discussie te volgen die handelt over flankerend beleid, de vele ‘alsdankwesties’ en de vragen die simpelweg niet konden worden beantwoord. Om te komen tot een goed onderbouwde besluitvorming is mijns inziens meer nodig. Ik begrijp dat het een proces is van vele jaren voorbereiding, waarbij velen op een rijdende trein zijn gesprongen en knikkende knieën hebben om aan de noodrem te trekken. Het is mijns inziens zelfs de vraag of de trein überhaupt gaat stoppen op het NS-station van Bleizo. Is er iemand in de zaal die mij kan bevestigen of dat station er nu wel of niet kan komen? Wat zijn de consequenties, als het treinstation niet wordt aangelegd? Is het een harde voorwaarde? Of geldt ook hier meer voor ‘als, dan’? Resumerend: Wees wijs en zie af van het voorgenomen besluit tot de realisatie van een Factory Outlet Center. De Haagse ondernemers die goed bereikbaar zijn per trein, rekenen op u. Fracties, u kunt vandaag nog aan de noodrem gaan hangen. Dank u wel. De VOORZITTER: De heer Heijerman samenwerkende partijen TranSportium.
namens
de
De heer HEIJERMAN: Goedemorgen, mijn naam is Frank Heijerman, ik sta hier namens een groep bedrijven, te weten bouwconcern Dura Vermeer, technologieconcern Siemens en advies- en ingenieursbureau Royal Haskoning DHV. Deze groep heeft het initiatief voor een bijzondere ontwikkeling op Bleizo, het TranSportium genaamd. lk spreek in, omdat uw besluitvorming over het Factory Outlet Center vergaande gevolgen zal hebben voor ons initiatief. Graag Iicht ik dat toe.
Wat is het TranSportium? Het TranSportium is een centrum voor innovatie en duurzaamheid, gedragen door sport en ondersteund door mobiliteit. Het TranSportium is een samenvoeging van diverse maatschappelijke behoeften variërend van innovatie in de sport tot ontwikkeling van duurzaamheid voor de maatschappij. In het complex kan een twintigtal olympische winter- en zomersporten worden ondergebracht met daarbij een medisch centrum en hotelvoorzieningen. Hieronder vallen onder meer 2 400 mijsbanen, waarvan 1 wordt ingericht voor topsporttrainingsfaciliteiten en 1 voor grote toernooien met ruimte voor 20.000 toeschouwers. Deze is voorzien van technieken om de schaatssport te innoveren tot een moderne en interactieve sport. Deze technieken zullen we ook toepassen op andere sporten. Deze ontwikkeling is geprojecteerd bij het station Bleizo aan de zuidzijde van de A12. Samen met het Factory Outlet Center Bleizo en Adventure World delen wij de voorkeur voor deze fantastische locatie: een uitstekende ligging in de Randstad en optimaal bereikbaar met de auto en het openbaar vervoer vanuit alle grote steden in de omgeving. De komst van het station Bleizo is belangrijk voor ons project. Gezien de nadruk op duurzaamheid en de minimaal verwachte 1,5 miljoen bezoekers per jaar kunnen we simpelweg niet zonder station om deze vervoersstroom ook sociaal veilig te kunnen borgen. Het Factory Outlet Center Ievert de benodigde vervoerswaarde voor het station en is onmisbaar. Voor het TranSportium zijn het Factory Outlet Center en Adventure World ook in een ander opzicht belangrijk. Door de concentratie van de grootschalige leisurefuncties versterken deze elkaar. Denk aan het combinatiebezoek en de locatiebranding. Bijkomend effect is het afnemen van het exploitatierisico door de synergie die daardoor ontstaat en een hogere vervoerswaarde voor het station Bleizo. Het is bekend dat u het Factory Outlet Center als een op zichzelf staand vraagstuk beschouwt. Beschouwt u de kansen die u creëert voor het TranSportium dan ten minste als een bijkomend voordeel, een krachtige impuls voor de economie en sportbeleving in Zuid-Holland en de aanvulling op de Nederlandse Olympische gedachte om bij de top tien van de wereld te behoren. lk dank u voor uw aandacht en wens u succes met de besluitvorming. De VOORZITTER: De heer Veldhuizen, directie van Stable International BV. De heer VELDHUIZEN: Mijn naam is Willem Veldhuizen. Namens Foruminvest en Stable International, de beide initiatiefnemers voor Holland Designer Outlet, het voorgestelde Factory Outlet Centre in Bleizo, wil ik graag van deze gelegenheid gebruikmaken om een specifiek aspect van het FOC toe te lichten, namelijk de hoogwaardige invulling. We verkeren in een economisch bijzondere tijd. De consumentenbestedingen staan op dit moment onder druk, maar tegelijkertijd zit de detailhandel in een ongekend veranderingsproces. Daarbij kiezen de consumenten nadrukkelijk voor nieuwe concepten en nieuwe verkoopkanalen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19915
Regeling van werkzaamheden
Dit is onomkeerbaar en biedt zowel bedreigingen als ook kansen. Factory outlet centra bieden kansen. De omzet in deze centra laat al ruim tien jaar een sterke jaarlijkse groei zien. Ook in 2012. De consument kiest voor merken en voor kwaliteit. In de grote steden, bij de sterke retailers, op internet en ook in factory outlet centra. Daarvan zijn er zoals u weet overigens na tien jaar nog steeds slechts drie in Nederland. We hebben vanaf het begin het plan gehad om bij Zoetermeer het meest hoogwaardige outlet center van Nederland te ontwikkelen. Hoogwaardig in uitstraling en kwaliteit van de ontwikkeling. Maar vooral hoogwaardigheid, die is te herkennen in de merken die zullen worden aangeboden. Een outlet center met 50% hoogwaardige detailhandel is haalbaar. Daaraan ligt het volgende ten grondslag: − het marktgebied de Randstad heeft nog geen outlet; − 9 miljoen consumenten op een uur reisafstand; − het gemiddelde inkomen in het marktgebied ligt relatief hoog; − een wereldwijde trend: een toenemende vraag naar luxe merkproducten; − groeiende belangstelling van consumenten voor outlets; − groeiende belangstelling van topmerken voor outlets; − de locatie Bleizo is voor een outlet uitstekend bereikbaar, geschikt voor bezoek door internationale toeristen in Holland; − ruime mogelijkheden om een aansprekende outlet te ontwerpen. De ontwikkeling verloopt via het gebruikelijke en beproefde ingroeimodel voor outlets: de meest exclusieve merken vestigen zich na een aantal jaren. Bij opening van het FOC is het echter al een redelijk hoogwaardige outlet. Als het vertrouwen in het ingroeimodel en in de komst van exclusieve merken er niet zou zijn, zouden we er niet aan beginnen. En stel dat de outlet, ondanks de goede marktperspectieven en belangstelling bij de merken en tegen onze verwachting in, toch moeite heeft om de exclusieve merken aan te trekken, wat dan? Invulling met minder hoogwaardige merken is geen optie, dat staat haaks op onze strategie en dat zou het outletconcept ondermijnen. We blijven vasthouden aan onze ambitie, het kost dan misschien meer inzet of meer tijd om het doel te halen. De hoogwaardigheid is alles bepalend voor de positionering en dus het langjarige succes van deze grote investering in deze uitdagende tijd. Omdat we zelf overtuigd zijn van de noodzaak om een hoogwaardige outlet te ontwikkelen, werken we graag mee aan afspraken die deze hoogwaardigheid ook moeten waarborgen. Zoals de toelatingscommissie onder leiding van een onafhankelijke voorzitter die de lijst vaststelt van hoogwaardige merken en de provincie Zuid-Holland die deze lijst controleert om na te gaan of er invulling is gegeven aan haar eisen van hoogwaardigheid. De aandacht voor de hoogwaardigheid is ook niet eenmalig. We zien voor ons een doorlopende samenwerking met partijen in deze selectiecommissie die helpen om de hoogwaardigheid van het FOC te bewaken en actueel te houden. Wij hebben er geloof in en we staan ervoor. Het gaat over een ontwikkeling die pas in 2017 naar alle waarschijnlijk open zal
Veldhuijzen, Voorzitter en Breeman
zijn. En niet onbelangrijk, we weten waar we het over hebben. Dank voor uw aandacht. De VOORZITTER: De heer Breeman, advocaat bij Loyens & Loeff. De heer BREEMAN: De gemeenschappelijke regeling Bleizo heeft mij verzocht vandaag stil te staan bij de juridische borging van het hoogwaardige karakter van het FOC, een heikel punt voor u als Statenleden. Het is van evident belang dat het FOC zich onderscheidt van de bestaande, reguliere detailhandel doordat het specifieke FOC-aanbod een hoogwaardig karakter heeft en houdt. Alleen op die manier is het FOC complementair aan de bestaande detailhandel en wordt er een maximale versterking van het regionale voorzieningenniveau bereikt. Daarbij zijn zowel de belangen van de ontwikkelaar en de exploitant van het FOC als de belangen van de winkeliers in de omgeving gebaat. Of, om meer vanuit het perspectief van de betrokken overheden te spreken: daarmee is het belang van een goede ruimtelijke ordening gediend. Er is daarom lang en hard nagedacht over een regeling waarmee het complementaire karakter van het FOC op een juridisch deugdelijke, door de overheid afdwingbare wijze kan worden gewaarborgd. Bij dit proces is niet alleen mijn kantoor nauw betrokken, maar ook het kantoor van de landsadvocaat, dat in dit geval optreedt als juridisch adviseur van de provincie. Het proces heeft uiteindelijk geleid tot een weloverwogen, evenwichtig pakket aan ‘harde’ voorwaarden, waaraan de ontwikkelaar en de exploitant zich hebben te houden. Dat pakket is zodanig vormgegeven dat ook de provincie ZuidHolland en de detailhandel in de omgeving van het FOC daarin hun inbreng hebben en zullen houden. De eerste pijler van het borgingspakket zijn de publiekrechtelijke eisen die worden gesteld aan het FOC en de merken die zich daarin zullen vestigen. U hebt voorafgaand aan deze vergadering kennis kunnen nemen van een voorzet voor een conceptbestemmingsplan. U hebt aan de hand daarvan kunnen vaststellen dat het FOC alleen kan worden gerealiseerd als het voldoet aan de specifieke afdwingbare eisen die in het bestemmingsplan worden gesteld en volgens vaste jurisprudentie moeten worden gehandhaafd door de gemeente. Heel kort gezegd bepalen de regels van het bestemmingsplan dat het FOC alleen producten mag aanbieden die niet door de reguliere detailhandel worden aangeboden. Een tweede onontkoombare voorwaarde uit het bestemmingsplan is dat ten minste de helft van het assortiment bestaat uit merken uit het meest hoogwaardige winkelsegment. Welke merken precies tot dat segment behoren wordt niet bepaald door de exploitant van het FOC of de merken zelf, maar is uit handen gegeven aan een speciaal daarvoor samengestelde toetsingscommissie. Die zal de samenstelling van de lijst hoogwaardige merken bepalen en deze lijst vervolgens ook bewaken. In de toetsingscommissie zullen onder meer vertegenwoordigers van de Kamer van Koophandel, het hoofdbedrijfschap Detailhandel en het REO Haaglanden zitting hebben.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19916 Regeling van werkzaamheden
Op deze wijze is het hoogwaardig karakter van het FOC niet alleen gewaarborgd, maar ook geobjectiveerd. Bovendien moeten GS de desbetreffende lijst nog goedkeuren, voordat deze kan worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan, zodat zij tevoren nog kunnen toetsen of aan de hoogwaardigheidseisen is voldaan. De tweede pijler van het borgingspakket is dat de zojuist genoemde eisen – als extra slot op de deur – worden overgenomen in de privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de gemeenschappelijke regeling en de ontwikkelaar/exploitant van het FOC. Deze eisen worden in het kader van de gronduitgifte van overheidswege contractueel bindend opgelegd aan de ontwikkelaar/exploitant. De exploitant wordt in dat verband bovendien verplicht deze eisen op te nemen in de overeenkomsten met de gebruikers van de winkelunits, onder dwang van een forse contractuele boete. Deze aan de gemeente Lansingerland te betalen boete wordt onder meer verbeurd als vestiging plaatsvindt in strijd met de door de toetsingscommissie vastgestelde lijst van hoogwaardige merken. In dat geval zijn de gemeente en de exploitant van het FOC voorts bevoegd de beëindiging van de gebruiksovereenkomst af te dwingen. In het privaatrechtelijk spoor is als sluitstuk van het systeem ten slotte verankerd dat ‘bouwen voor leegstand’ onmogelijk is. Uit kracht van de overeenkomst tussen de ontwikkelaar/exploitant en de gemeenschappelijke regeling vindt de gronduitgifte niet eerder plaats dan het moment dat 70% van de winkelunits is ‘voorverhuurd’. De aan het FOC te stellen eisen zijn aldus dubbel verankerd: zowel publiek- als privaatrechtelijk zijn afdwingbare waarborgen opgenomen. Het lijdt geen enkele twijfel dat dit FOC moet voldoen aan de hoogst mogelijke eisen die daaraan vanuit juridisch perspectief kunnen worden gesteld, teneinde te waarborgen dat het complementair is en blijft aan de bestaande detailhandel op een zo hoogwaardig mogelijk niveau. De VOORZITTER: De heer Aptroot, burgemeester van Zoetermeer. De heer APTROOT: Ik spreek hier namens de gemeenten Lansingerland en Zoetermeer. Waar gaat het nou om bij de komst van een factory outlet center? Dat het goed draait? Geld in het laatje brengt, voldoende bezoekers trekt? Ja, maar niet alleen. Wij willen bruisende, sfeervolle binnensteden en kernen. Die zijn van enorm belang om goed te kunnen inspelen op ontwikkelingen zoals internetwinkelen en funshoppen. Daarom hebben wij flankerend beleid met aanzienlijke investeringen in het Stadshart en de Dorpsstraat in Zoetermeer en in de centra van de drie kernen Lansingerland: − In Zoetermeer investeren we 32 miljoen euro in de kwaliteit van het openbaar gebied, de bereikbaarheid van de winkelcentra en de verbindingen tussen deze centra, het ontwikkelen van culturele voorzieningen. Ook ondersteunen wij winkeliers bij het beter benutten van social media en internet. − Lansingerland maakt een inhaalslag met haar voorzieningenniveau en versterkt de dorpscentra met nieuwbouw en de herinrichting van de openbare ruimte.
Breeman, Voorzitter, Aptroot en Van der Linden
Het FOC biedt daarbij enorme kansen. U hebt de brief van de onderwijsinstellingen ontvangen waaruit blijkt wat een positieve bijdrage het FOC zal hebben op het onderwijs voor de regio. Daarnaast geven ook anderen zoals de leisureondernemers en bedrijven als Siemens, Royal Haskoning en Dura Vermeer aan flinke kansen te zien in het FOC. Het outlet center draagt bij aan een sterke profilering van de regio. Want als maar 1% van de verwachte bezoekers een uitstapje maakt naar de supermarkt in Bleiswijk, naar Madurodam, of naar de Goudse binnenstad heeft dat een positief effect. Afrondend: Het outlet center brengt optimisme voor de toekomst van de regio. Statenleden, u neemt vandaag een besluit in het kader van de ruimtelijke ordening, maar de impact van uw besluit is veel breder. Maak de weg vrij voor het FOC, én voor het station Bleizo, én Adventure World én het TranSportium. Pak als Zuid-Holland deze kans op een investeringsprogramma van 0,5 miljard euro en investeer in de vitaliteit van en werkgelegenheid in onze provincie! 0,5 miljard euro private investeringen en duizenden extra banen, juist nu in deze moeilijke tijd. Aan u de keuze: Vooruitgang en veel nieuwe banen in ZuidHolland of een verdere achteruitgang in onze provincie en de investeringen en banen naar elders. Want elders is het FOC sowieso welkom. Ik wens u een wijs besluit toe. Ik dank u voor uw aandacht. Mevrouw VAN DER LINDEN: Dames en heren, de voorstanders van Bleizo hebben allerlei juridisch getinte stukken gestuurd over de borging en de handhaving van het FOC en hebben jullie het zojuist nog omstandig tussen de oren proberen te krijgen. Zij willen u doen geloven dat het volgen van die voorstellen zorgt voor een bescherming van de bestaande winkelstructuur van Zuid-Holland. Toch wil ik u attent maken op een aantal bijzonder vreemde zaken in deze stukken. De gedeputeerde deelt u mee dat de kans levensgroot is dat het outlet center alles behalve hoogwaardig zal zijn. Hij brengt het in de stukken als theorie, maar het is straks de praktijk. Leest u de stukken maar na. Slechts 70% verhuurd, waarvan 50% laagwaardig en slechts 20% hoogwaardig, mag van hem en 30% leegstand accepteert hij. Is dit dan het authentieke onderscheidende concept van FOC Bleizo? Dames en heren, waar is de eis van 50% hoogwaardige merken bij de start gebleven? Die eis die ervoor zou zorgen dat de bestaande structuur er geen last van zou hebben. Dames en heren, het ingroeimodel, jarenlang laagwaardig 50% en 30% leegstand. Uiterst vreemd is ook het volgende. Voor de publiekrechtelijke borging rond de invulling van het begrip hoogwaardig is de volgende definitie gevonden. Producten van topproducenten. Wat is dat? Is dat zoiets als het beste van het beste? Onduidelijkheid ten top. Gucci, Peter van Holland, Louis Vuitton en Van Gils? Wie uit dit rijtje is de echte top en luxe? Het antwoord is volstrekte willekeur. Harde toetsingscriteria ontbreken, evenals een goede definitie. Meer dan interessant is het plan voor de toetsingscommissie van de merkenlijst.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19917
Regeling van werkzaamheden; Factory Outlet Center Bleizo
Een doorslaggevende lijst, gevoegd bij het bestemmingsplan, waaraan getoetst moet worden, voordat een merk, een winkel in Bleizo mag openen. Deze toetsingscommissie blijkt qua samenstelling de slager die zijn eigen vlees keurt. De advocaat van Loyens & Loeff heeft zojuist de samenstelling gemeld. Meer voorstanders dan tegenstanders. Trouwens, over de taakstelling van die toetsingscommissie, toetsen of een merk zich mag vestigen in de outlet, maar wie in deze commissie heeft echt verstand van modemerken? En dan moeten GS gaan meebeslissen en ook nog de Raad van State. Dit is een juridisch gedrocht dat in de praktijk niet zal werken. En dan nog de handhaving. De gemeente moet handhaven, staat in de stukken. Maar het FOC is alle dagen open. Elke dag worden er nieuwe producten geleverd bij die honderd winkels. Hoeveel ambtenaren met verstand van restpartijen, foutjes, out of season, zijn aanwezig om al die artikelen te controleren? Twee, drie, vier? En wie gaat dat betalen? Dames en heren, te zijner tijd, als het FOC door zal gaan, ziet niemand meer het belang om welke merken dan ook te weigeren of om winkelruimte leeg te laten staan. Dat vindt de consument niet leuk. Wat vandaag telt, is dat u een hoogwaardig besluit gaat nemen. Een besluit dat de uniciteit van de Zuid-Hollandse detailhandelsstructuur bevestigt en beschermt tegen plannen die gedoemd zijn te mislukken. Dank u wel. De VOORZITTER: Dan zijn wij hiermee gekomen aan het eind van de lijst met insprekers en gaan wij over tot de bespreking van hetzelfde onderwerp, het Factory Outlet Center Bleizo. 2. BESPREEKSTUKKEN A. FACTORY OUTLET CENTER (FOC) BLEIZO (6542) De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Van Viegen. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): De Partij voor de Dieren is nooit voorstander geweest van het Factory Outlet Center Bleizo en alle nieuwe informatie verandert daar niets aan. Wij hebben hiervoor een aantal argumenten. Allereerst vinden wij dat een outlet center van ruim 20.000 m2 ten koste gaat van de spaarzame en belangrijke groene ruimte in Zuid-Holland, terwijl er juist een enorme leegstand van bestaande winkelbedrijven is die alleen maar toeneemt. Dit is geen duurzame ruimtegebruik en geen verstandig beleid. Het outlet center staat haaks op de notitie Detailhandel van de provincie van juli 2012 die kort geleden is vastgesteld. De inkt is nog niet droog of er wordt door GS in vele opzichten haaks op gehandeld. Ik citeer uit het werk van GS: “Het centrum van Rotterdam, de binnenstad van Den Haag, de nieuwe centrale Alexandrië Zuidplein, het Stadshart Zoetermeer en de historische binnensteden van Delft, Dordrecht, Gouda en Leiden komen in aanmerking voor een overwinning van de detailhandelsfunctie.” Dit betekent een structuurversterking van de binnensteden. Bleizo staat haaks op dit beleid. Juist in de binnensteden kan het winkelen samengaan met cultuurbeleving en zijn historische binnensteden als die van Gouda en Den Haag multifunctioneel. Ook komen de genoemde steden en centra in aanmerking voor uitbreiding
Van der Linden, Voorzitter en Van Viegen
van het winkelareaal onder toepassing van de SER-ladder. Bleizo staat haaks op dit beleid. De strategische keuzes, genoemd in de notitie Detailhandel zijn: perifere detailhandel. GS willen het aantal PDV-locaties terugbrengen en geen nieuwe ruimte bieden voor deze vorm van detailhandel. Bleizo staat haaks op deze strategische beleidskeuze. Het beperken van het aantal nieuwe winkellocaties. Bleizo staat haaks op deze strategische beleidskeuze. De overige aankoopplaatsen uit de hoofdstructuur krijgen de status optimaliseren volgens het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat er gewerkt moet worden aan verbetering van de concurrentiepositie met alle denkbare middelen zonder netto toevoeging van winkelmeters. Bleizo staat haaks op deze strategische beleidskeuze. De aankoopplaatsen die buiten de provinciale hoofdstructuur vallen, hebben soms minder toekomstperspectief en komen dan voor een facelift, herprofilering of functieverandering in aanmerking. Groei zal hier in ieder geval niet aan de orde kunnen zijn. GS vragen in dit kader aandacht voor de leefbaarheid van de kleine kernen en buurten. Bleizo staat haaks op deze strategische keuze. De concurrentie voor kleinere winkelbedrijven neemt enorm toe. En de middenstand in de omliggende dorpen en steden zijn daar zeer terecht op tegen. GS vinden dat een nieuwe aanpak nodig is om de winkelvastgoedmarkt te versterken. Deze aanpak is niet meer gericht op groei, maar op vernieuwing en aanpassing. Partijen moeten gezamenlijk de winkeloppervlakte en de zachte planvoorraad in omvang terugbrengen en de diverse Regionale Economische Overlegstructuren, de REO’s, wordt verzocht om hieraan mee te werken. Het is noodzakelijk dat de overlegstructuren rekening houden met de planvoorraad en de ontwikkelingsmogelijkheden bij het opstellen of actualiseren van de regionale detailhandelsstructuurvisie. GS verzoeken hun ook hierbij rekening te houden met de provinciale beleidslijnen in het vervolg van deze notitie. Hiermee willen GS leegstand en het disfunctioneren van de winkelcentra voorkomen, zodat de ruimtelijke kwaliteit niet vermindert. Bleizo staat haaks op dit beleid. Tegelijkertijd is het wenselijk om de dynamiek en de vernieuwing in de detailhandelsstructuur te stimuleren en de structuur te versterken. Kwaliteit moet leidend zijn. Ook is het nodig om kansrijk ondernemen van de bestaande detailhandelsstructuur te versterken en solitaire vestigingen te ontmoedigen. Bleizo staat haaks op deze strategische beleidskeuze. Er is nu al een winkelleegstand van 9,7 %, zodat de nadruk moet komen te liggen op het versterken van bestaand winkelgebied en het opruimen van overbodige winkelmeters, zo valt te lezen in de strategische beleidskeuzes. Bleizo staat wederom haaks op deze strategische beleidskeuze. De meeste inwoners zitten niet te wachten op een FOC. Steeds meer mensen maken gebruik van internetwinkelen, waardoor de leegstand van winkels toeneemt.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19918 Factory Outlet Center Bleizo
De prognose wordt veel te rooskleurig voorgesteld. Een geschatte omzet tussen de 115 en 133 miljoen euro per jaar, terwijl de economische crisis nog lang niet ten einde is en internetverkopen alleen maar toenemen. Een zeer onrealistische weergave van zaken. Detailhandel Nederland heeft aangegeven dat Bleizo de eerste vijf tot tien jaar zal kampen met een leegstand tot 30%. Bovendien blijkt uit verschillende onderzoeken volgens de organisatie dat de eerste vijf tot tien jaar 70% van het aanbod uit producten uit het normale segment bestaat en niet uit hoogwaardige merken, zoals in de plannen wordt beweerd. De voorwaarden voor een hoogwaardig concept worden dus zeker in de komende jaren niet gerealiseerd en zijn loze voorwaarden en beloften. Als het besluit eenmaal genomen is, hebben GS geen enkel instrument meer in handen om het terug te draaien of om de voorwaarden af te dingen. Dus alleen daarom al zijn de gestelde voorwaarden een farce. Graag een reactie van de gedeputeerde hierop. De Kamers van Koophandel van Rotterdam en Den Haag hebben aangegeven dat zowel het bestemmingsplan als de gronduitgifteovereenkomst niet juridisch houdbaar is. De weerstand binnen de regionale detailhandel is enorm, evenals de weerstand van alle omliggende gemeenten van Lansingerland en Zoetermeer. De Partij voor de Dieren vindt het onbegrijpelijk dat GS geen oog hebben voor deze weerstand en gewoon willen doorzetten met dit desastreuze plan. De Partij voor de Dieren is geen voorstander van het stimuleren van ongebreideld koopgedrag. ‘Consuminderen’ kan bijdragen aan een duurzame samenleving. En als er dan gewinkeld wordt, dan is het van belang om het duurzame winkelen te stimuleren en veel topmerken voldoen volgens beschikbare informatie niet aan belangrijke duurzaamheidseisen. Uit recent onderzoek van Rank a Brand blijkt bijvoorbeeld dat 56% van jongeren het belangrijk vindt om meer duurzame producten te kopen. Dan een ander punt. Wij blijven kritisch tegenover een projectleider die Bleizo leidt en die tegelijkertijd als burgemeester de belangen van de middenstanders in Lansingerland moet vertegenwoordigen. Alleen al om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen is deze situatie onwenselijk. Onze conclusie is dan ook: het is verbijsterend in alle opzichten, het staat haaks op het vastgestelde detailhandelsbeleid, GS hebben geen oog voor de massale weerstand van de regionale detailhandel in alle omliggende gemeenten van Lansingerland en Zoetermeer. Graag wil ik een gedegen antwoord van de gedeputeerde op de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren. Het zal duidelijk zijn dat onze fractie niet zal instemmen met het Factory Outlet Center Bleizo. Dank u wel. De heer LUDEMA (VVD): De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie is content met het voorstel van GS ten aanzien van de aangegeven invulling voor het creëren van de mogelijkheid van een FOC in de provincie Zuid-Holland. Het gaat hier om de invulling van een voornemen van al geruime tijd geleden. In een eerdere situatie was Alpen aan de Rijn hiervoor als mogelijke locatie aangewezen. Dat is het dus niet geworden en mede daarom spreken wij nu over de locatie Bleizo. Wij spreken hier in eerste instantie over een FOC, maar wel in de context van een veel ambitieuzer plan, waarbij er aan een knoop van leisure en ov-mobiliteit is gedacht met kansen voor
Van Viegen en Ludema
zeer veel werkgelegenheid, zowel tijdens als na realisatie. Dit alles zal een noodzakelijke positieve impuls kunnen geven aan onze regionale economie, omdat klanten van ver onze mooie provincie zullen bezoeken en naast een bezoek aan het FOC ook met de andere kwaliteiten van de provincie kennis kunnen maken. U begrijpt dat de VVD positief tegen deze mogelijkheid aankijkt. In een sterk veranderende wereld moeten wij erop toezien dat GS tijdig de mogelijkheden grijpen, keuzes maken en wat minder kans hebben laten staan. Natuurlijk moeten zij de keuzes afwegen in de belangen die spelen. Natuurlijk zijn er bij elke verandering zowel positieve als negatieve effecten. Het is in de ogen van de VVD niet fair als bepaalde veranderingen die veroorzaakt worden door heel andere krachten dan de komst van een FOC daaraan wel worden toegeschreven. Ik doel op de veranderingen in het retaillandschap. Wij verschuiven een groot deel van onze inkopen van de fysieke winkelstraat naar online. Interessant, als wij de goederen niet eerst hoeven te bewonderen, niet hoeven vast te houden en deze terug kunnen sturen als het niet past en als het herhalingsaankopen betreft en wij niet noodzakelijkerwijs de aankopen zouden willen combineren met een sociale activiteit in een binnenstad. Laat ik eerst maar wat bekentenissen doen, bekentenissen waarover ik mij in het geheel niet schuldig voel. Ik vind mijzelf geen geweldige trendsetter, maar ik heb onlangs nog op internet via mijn smartphone, iPad en laptop en zelfs tijdens een Statenvergadering de volgende zaken gekocht: dvd’s, cd’s, boeken (elektronische en papieren), harde schijven, speelgoed, carnavalskleding, telefoons, tablets, een Spaanse ham, printercasettes, lenzen, spijkerbroeken, t-shirts, fietsen, vakanties, bloemen, spelletjes en nog veel meer. Nog maar een bekentenis. Ik doe aan showrooming. Dat is een erg sneaky activiteit, waarbij je eerst in de winkel kijkt en dan online koopt. Zeer verwerpelijk. Ik vergelijk online de prijzen en beslis dan. Ik koop impulsief en soms rationeel berekenend. Ik verwacht dat wat ik vandaag bestel, morgen op mijn deurmat ligt en/of eventueel ergens anders. Ja, u, ik en de rest van Nederland doet dat, zeker als wij spreken over jongeren. Nog maar een bekentenis. Ik woon in Rotterdam, werk daar op twee locaties en ik werk ook in Delft en soms hier in Den Haag, zoals vandaag. Ik heb nog nooit in Bleiswijk, Gouda, Waddinxveen, Wassenaar, Leiden, Schiedam, Boskoop en vele andere dorpen en steden gewinkeld. Wellicht kiest u elke week een andere inkooplocatie, maar ik niet. Als je ergens woont, dan koop je vooral lokaal wat je echt nodig hebt en elders, veelal extra’s, als dat elders ook iets extra’s te bieden heeft. Ja, ik ben er dus ook schuldig aan dat het zo slecht gaat met de retail in Nederland en dat in een economie die een slecht weer verkeert. Als ik kijk naar de voorspellingen, dan geven die keer op keer een negatief beeld voor bestaande winkels. Ook in het afgelopen jaar zijn de onlineomzetten weer verdubbeld. Zoals Cor Molenaar, een Nederlandse retailgoeroe, zegt in zijn nieuwsbrieven: “Er hangt een verandering in de lucht, zoals wij die al vaak hebben meegemaakt bij de introductie van nieuwe technieken.”
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19919
Factory Outlet Center Bleizo
Auto’s vervingen fietsen, de televisie de bioscopen en nu internet de winkels. Nee, het komt niet op vervanging neer, maar op verandering. Zoals de televisie en de bioscopen het gedrag hebben veranderd, zal internet het koopgedrag van de consument veranderen. Is dat erg? Welnee. Als klanten dit willen en als de winkels zich maar aanpassen, leidt het tot nieuw koopgedrag. Er is geen plaats voor doemdenken, maar wel voor denken in kansen en veranderingen, denken vanuit de wensen van de klanten. En dan kom ik nog met wat voorbeelden, onder andere de bioscopen. Die zijn, ondanks het eenvoudig kunnen downloaden van films, veel meer publiek gaan trekken dan daarvoor, omdat zij hebben ingespeeld op de wensen van de consument. Vorig jaar waren er 37.000 webwinkels en dit jaar zijn het er 45.000. Kleine winkels, speciaalzaken, eenpitters, webwinkels enzovoorts. Allerlei grote veranderingen. Terug naar Bleizo. Door nu nee te zeggen tegen het mogelijk maken van een FOC verandert er helemaal niets aan de teloorgang van de binnenstedelijke retail. Door nu nee te zeggen met het idee dat wij een planmatige samenleving hebben, geeft u ijdele hoop aan die ondernemers die vrezen voor de toekomst, zoals ik net heb aangegeven, die niet wordt gedomineerd door het FOC, maar door heel andere krachten. Door nu nee te zeggen spoelt u miljoenen euro’s aan investeringen door de goot en moeten wij maar afwachten wat de gevolgen zijn. Winkels in de dorpskernen hebben alleen een toekomst als zij tijdig veranderen en het is niet uitgesloten dat veel dorpskernen een flinke transitie zullen doormaken. De VVD wil deze plaatselijke ondernemers, waar het nog kan, wijzen op kansen. Regeren is vooruitzien. De VVD vraagt aan Gedeputeerde Staten om dit samen met de gemeenten op te pakken en te kijken welke kansen retail in kernen heeft en ook, waar nodig, de regie te nemen om transities te bewerkstelligen. Dit zou bijvoorbeeld gedaan kunnen worden door het organiseren van een symposium in het voorjaar. Wij horen graag de mening van GS hierover en of zij hun medewerking daaraan willen verlenen. En dan nog iets over de voorwaarden die door GS worden gesteld ten aanzien van de samenstelling van de retail in het FOC. Dit is een keuze die wij begrijpen, zeker in het licht van de gevoelens die er leven. Wij begrijpen ook dat sommigen vinden dat juridisch gezien in de tijd maar een beperkte invloed kan worden uitgeoefend ten aanzien van de samenstelling van het hoge segmentaandeel fashion. Zeg maar een tht-datum, ten minste houdbaar tot. Sommigen vinden het lastig dat die invloed niet tot in de eeuwigheid kan worden gegarandeerd. De VVD kan daarmee leven. In het licht van wat ik hiervoor heb aangehaald over online winkelen, denk ik dat een FOC slechts en alleen succesvol kan zijn, indien het zich onderscheidt van wat er online gebeurt en wat er in de dorpskernen gebeurt. Voorzitter, in mijn bijdrage in de commissie ben ik al ingegaan op de weinige beperkingen die er ruimtelijk en verkeerskundig zijn. Vandaag ben ik vooral ingegaan op het regionaal economisch perspectief van het FOC. Voorzitter, u begrijpt dat de VVD positief is ten aanzien van het voorstel van GS om Bleizo een reële kans te geven. De heer KEULEN (PvdA): De fractie van de Partij van de Arbeid zal vandaag tegen het voorstel stemmen om het FOC mogelijk te maken. Dat doen wij vanuit onze gevoelens over
Ludema en Keulen
waar het in Zuid-Holland werkelijk over gaat. Wie de fractieleden van de PvdA, toen er nog geen sprake was van een FOC, vroeg ‘wat vind je belangrijk in Zuid-Holland?’, krijgt meestal dezelfde soort antwoorden: het open landschap, de kust en dan de steden. De steden maken deel uit van de identiteit van Zuid-Holland. De detailhandel maakt een belangrijk deel uit van onze visie op de steden. Vitale kernen, wonen, werken, horeca en detailhandel. De visie van de PvdA op de detailhandel is dan ook dat de detailhandel niet uit de steden zou moeten verdwijnen. Dat staat al jaren in het provinciale beleid en dat staat ook weer in de notitie over de detailhandel uit 2011 die wij volgens mij bij de actualisering van de structuurvisie tot provinciaal beleid gaan verheffen. Het zijn lastige tijden voor de detailhandel. Het omzetverlies is al zodanig in percentages dat wij dat vroeger bij de toetsing van bestemmingsplannen een ‘duurzame ontwrichting’ noemden. De wereld verandert en niet alles is tegen te houden. Maar de ontwikkelingen gaan nog verder. De verkopen via internet zullen hoogstwaarschijnlijk nog verder toenemen. Ik zag deze week de eerste webshop waar je de via de webcam je maten kan laten opnemen, waarna vervolgens iedereen ter wereld voor jou maatpakken en maatkleding kan maken. Wat is het gevolg voor de steden? Moeten wij in een tijd, waarin het zo slecht gaat met de detailhandel nog extra fysiek aanbod toevoegen? Wat ons betreft niet. De tijd van alsmaar meer is voorbij. Wat dat betreft spreken wij echt in een andere context dan in 2007, toen er bij Alphen nog een sterretje op de kaart werd gezet, omdat er mogelijk nog een FOC mocht komen. In die tijd werden er met gemak nog metrages van 20.000 of 30.000 toegevoegd aan het areaal, omdat wij alsmaar met meer waren en omdat wij alsmaar meer hadden te besteden. Bij de actualisering van de PSV praten wij dan ook graag met de gedeputeerde verder over wat wij wel met de steden gaan doen. De notitie over de detailhandel schroeft op een aantal punten de knoppen aan, wij gaan actief meters uit de markt halen (bij Schiedam komt geen nieuwe PDV-vestiging), wij gaan echt strikter kijken en wij gaan eventueel alleen meters toevoegen aan de binnensteden om tot structuurversterking te komen. Bij die gelegenheid spraken wij graag over hoe het dan wel verder moet met de steden want ook als wij vandaag nee zeggen tegen een FOC, gaat er in de binnensteden mogelijk toch veel veranderen. Voorzitter, dan onze visie op economie. Als wij het dan vanuit de detailhandel gezien nu absoluut niet zouden moeten doen, zouden wij het dan moeten doen voor de economie? Voor de banen? Dan wil ik de voorstanders er graag aan herinneren dat wij vorig jaar een discussie gehad hebben over de Regionale Agenda Economie en Energie. Wat is de visie van het provinciebestuur op de economie van Zuid-Holland? Waar zouden wij ruimte voor vrij moeten maken? Onze klassieke kerntaak. Dat waren de topsectoren. Dat was niet de detailhandel. Zuid-Holland hoefde niet de koopgoot van Nederland te worden. Het ging daarbij over topsectoren, over economische sectoren, waarin een stuwende werkgelegenheid zat, een werkgelegenheid die zorgt voor een toegevoegde waarde, waarbij aan het eind van die keten ook de detailhandel zijn graantje zou meepikken. Wij hadden het daarbij over ruimtelijke clustering; dingen moeten bij elkaar zitten om tot wisselwerking te komen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19920 Factory Outlet Center Bleizo
Dus ook vanuit de economie ligt er geen visie om in deze ronde, waarin in feite de omzet in de detailhandel alleen maar vermindert, toch te zeggen dat wij het grootste gedeelte van de koek die alsmaar kleiner wordt, naar Zuid-Holland willen toetrekken en te zeggen, wij gaan die andere provincies waar FOC’s zitten, leegtrekken door zoveel mogelijk naar ZuidHolland te halen. Door voorstanders wordt veel geschermd met de hoogwaardigheid en de borging. Het zou geen echte detailhandel zijn, vergelijkbaar met die in de binnensteden. Het is leisure, het is hoogwaardig. Als ik kijk naar de informatie die wij nu hebben en de informatie die wij hebben opgedaan tijdens het werkbezoek aan Roermond, dan zijn de lessen volgens mij (die heeft Roermond ons vrij duidelijk meegegeven) dat het grootste gedeelte van de praktische invulling van een FOC (hoe het daar in de praktijk gaat) een kwestie is van duwen en trekken tussen gemeente en exploitant. Als je kijkt naar de stukken, dan zitten de zwakke plekken inderdaad in het groeiscenario, hoe snel komt hoogwaardigheid, in welke mate en wat kun je daarover zeggen. Het regelen van hoogwaardigheid; als ik zie dat wij bij een bestemmingsplan een merkenbeleid gaan toevoegen, dan vraag ik mij af hoe lang de Europese Commissie nodig heeft om daarvan gehakt te maken. En vervolgens de dagelijkse praktijk; wij weten uit de ervaring in Roosendaal dat personeel af en toe wordt geïnstrueerd om te zeggen dat het heel bijzondere collecties zijn, terwijl het gewoon hetzelfde aanbod is als in de winkel te verkrijgen is. Dat hebben wij ook in Roermond met kassabonnen aangetoond gezien. Dus als wij als provincie zouden zeggen, en mijn fractie komt aan die afweging niet toe, omdat wij er daarvoor al tegen zijn, als er fracties zijn die hun afweging laten afhangen van het concept hoogwaardigheid en de borging daarvan, dan is onze conclusie dat wij vanuit onze provinciale rol in die afweging niet onze verantwoordelijkheid zouden kunnen nemen voor de borging en dat wij in feite dat risico dus doelbewust doorschuiven naar de gemeente. Voorzitter, wij snappen dat Zoetermeer en Lansingerland na de oorspronkelijke plannen met kantorenbouw, na het afhaken van Alphen, op het FOC zijn uitgekomen. Het is uiteraard een gebiedsontwikkeling van enige omvang en dit is een mogelijke drager. Wij snappen ook de als-danredeneringen, maar die zijn voor ons licht en te weinig inhoudelijk om onze afweging ten aanzien van de rol van de detailhandel en de economische visie op Zuid-Holland opzij te zetten. En daarom zullen wij tegenstemmen. Wat wij wel graag zouden willen, is dat het college bij gelegenheid, hetzij in de commissie Verkeer en Milieu of in de commissie Ruimte en Leefomgeving, het onderwerp vervoersknopen op de agenda zet. Het is als regionaal vervoersknooppunt begonnen. Het NS-station is er als wens bijgekomen en wij zouden toch graag een keer in de Staten van gedachten willen wisselen over een eventuele provinciale rol daarin. Dank u wel. De heer P.L. VERMEULEN (SP): Vooraf een woord van dank aan allen die ons van informatie hebben voorzien, voor- en tegenstanders, iedereen die zijn zorgen heeft geuit of juist heeft opgeroepen om voor te stemmen. De informatie is zeer zinvol geweest, het ene iets meer dan het andere, maar zonder dat soort signalen kunnen wij ons werk als volksvertegenwoordigers niet goed doen. Ook dank aan GS voor de uitgebreide stukken en de informatie die wij onlangs nog hebben gekregen.
Keulen en P.L. Vermeulen
Voorzitter, toen nog tien jaar geleden de outlet centra aan de poorten van de Nederlandse winkelmarkt rammelden, hadden onderzoekers in het buitenland al gekeken naar dit toen nog bijzondere fenomeen. De Verenigde Staten liepen als vanouds met dit concept voorop en de outlet centra waren daar al jarenlang een feit en daarmee was dus al veel ervaring opgedaan. De belangrijkste aanbevelingen van onderzoekers toen voor Nederland waren dan ook: overheid maak beleid (vooral de rijksoverheid), zorg voor juridische helderheid, leg de definitie van een FOC vast in waterdichte juridische termen en zorg ruimtelijk gezien voor een goede spreiding. Dat beleid is er nooit echt gekomen. Ministers hebben zich wel over het onderwerp gebogen, maar een apart beleidskader vond men niet nodig. Achteraf gezien een gemiste kans want outlet centra trekken uit een heel groot gebied mensen aan, overschrijden vaak provinciegrenzen, dus een goede spreiding is op dit moment niet meer goed te reguleren. Ook voor onze provincie is dat van belang want wij bevinden ons op dit moment al in het verzorgingsgebied van de outlets in Lelystad en Roosendaal. Dus de vraag is: wat zal het effect zijn in een gebied van drie, elkaar overlappende outlet centra? Voorzitter, dat brengt mij verder nog op de definiëring, waarvoor destijds aandacht werd gevraagd. De begripsbepalingen, zoals die in de voordracht staan. Wat is nu een factory outlet center? De voordracht stelt: “Een FOC is een concentratie van winkels, waar producenten van merkartikelen hun restpartijen, gedateerde artikelen of producten met een foutje rechtstreeks met korting aan de consument verkopen.” Kijken wij echter naar outlet centra in andere landen en bestaande outlet centra in Nederland, dan zien wij dat die bepaling niet langer houdbaar is. Gezien de enorme toename van outlet centra in de afgelopen tien jaar, moeten die producenten van merkartikelen wel een ongelofelijk stel prutsers zijn, als zij zoveel producten overhouden die niet in reguliere winkels verkoopbaar zouden zijn of waar iets mis mee is. Nee, voorzitter, de trend is dat vele merken tegenwoordig compleet nieuwe voorraden of nieuwe kledinglijnen produceren die exclusief voor outlet centra bedoeld zijn. Dat heeft dan ook andere effecten dan alleen het aantrekken van koopjesjagers en daarom is er in mijn beleving sprake van reguliere detailhandel. Gaan de gemeenten straks de winkels in het FOC in om te controleren of het verkopen van nieuwe producten plaatsvindt of dat er exclusieve kledinglijnen speciaal voor outlets zijn? En gaan zij die dan eventueel verbieden, als het geconstateerd wordt? Aan de andere kant kun je de vraag stellen waarom outlets die in andere landen dit soort collecties wel mogen verkopen, trek zouden hebben in een locatie, waar dat op dit moment niet mag. Het is dan ook niet voor niets dat de organisatie die achter Bleizo zit zelf het concept als volgt noemt: ‘Rechtstreekse verkoop van de fabrikant aan de consument.’ Dat is precies wat het is en dat is in strijd met de bepaling die in het voorstel van GS staat. Blijkbaar is er in dit geval sprake van twee verschillende outlet centra. Dan de juridische kant. Zoals wij in de commissie al hebben aangegeven, zijn wij niet gerust op een goede afloop op dit vlak. De adviezen van GS, de reacties van onder andere de Kamers van Koophandel en alle anderen die ons van informatie hebben voorzien, rechtstreeks of zelfs via de media, laten een zeer diffuus beeld zien.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19921
Factory Outlet Center Bleizo
Ook de recente brief van gedeputeerde Veldhuijzen laat nog ruimte voor onzekerheid. Mevrouw Van Viegen en de heer Keulen gaven dat al aan. Hoe hard en hoe bewaakbaar is dit concept nu werkelijk? Hoe afdwingbaar kunnen wij dit houden? En hoe zal er eventueel gehandeld worden over een aantal jaren? Wat gaat de gemeente doen, als het FOC niet zo goed loopt? De onzekerheid is heel erg groot en bij gebrek aan een helder juridisch kader en aan een helder juridisch beleid, weegt dat in onze afwegingen heel zwaar. Voorzitter, waarom zijn deze zaken zo van belang? Ook dat hebben enkele voorgangers al gezegd. Veel mensen maken zich druk over de detailhandel want die staat onder druk. Dat is absoluut waar. Er zijn veranderingen in het consumentengedrag. Internetaankopen zijn in opkomst en vormen een bedreiging voor ondernemers in de steden, maar consumenten zullen onze binnensteden willen blijven bezoeken want onze binnensteden hebben meer te bieden dan alleen winkels. Wij moeten die binnensteden echter wel aantrekkelijk houden. Op dit moment zijn er in veel gemeenten allerlei plannen om de binnensteden weer aantrekkelijker te maken. Leiden is onlangs gestart met het grootschalige Amerkplan. Dat moet sowieso gebeuren. Dat soort ontwikkelingen komt echter wel weer onder druk te staan, als wij nu een FOC toestaan. De komst van het FOC heeft mogelijk zeer grote gevolgen voor de omliggende winkels in de regio en de winkeliers in winkelcentra en daarmee voor het totale winkelgebied. De gevolgen zijn niet volledig te overzien, maar zij zullen er zeker zijn. In de diverse onderzoeken die wij hebben gezien komen zeer wisselende bestedingen in een FOC naar voren, dus ook de voorspellingen door onderzoekers vooraf zijn door veel onzekerheid omgeven. Tel daarbij op de moeilijkheid met het groeimodel en de wisselingen in samenstellingen van het aanbod in het FOC en ook het feit dat (iedereen heeft het altijd over de reguliere detailhandel die verandert) ook binnen het FOC-concept veranderingen zullen plaatsvinden. Dat maakt de onzekerheid alleen nog maar veel groter. Kortom, voorzitter, wij kiezen ervoor om niet een extra belasting voor de bestaande ondernemers in onze binnensteden toe te voegen. Wij houden vast aan het beleid, waarmee Nederland nog altijd, ook in onze middelgrote gemeenten, behoorlijk prettige binnensteden heeft. Zeker als je dat vergelijkt met de landen om ons heen. Dat is volledig in lijn met wat wij in onze eigen Detailhandelsvisie hebben opgeschreven als provincie over de kwaliteit van de binnensteden. Zou er de afgelopen twaalf jaar gewerkt zijn aan een helder beleid met duidelijke en afdwingbare juridische regels, dan zouden wij er wellicht anders naar kunnen kijken op dit moment. Maar nogmaals, een plan dat met zoveel onduidelijke gevolgen is omgeven en dat op basis van wat we nu weten, een extra bedreiging vormt, kunnen wij als SP niet steunen. Mevrouw VAN EGMOND (GROENLINKS): Drie maanden geleden hebben Provinciale Staten in een notitie Detailhandel geconstateerd dat in Zuid-Holland na een overcapaciteit aan kantoorvloeroppervlakte en aan bedrijventerreinen, nu ook een overcapaciteit aan de winkellocaties bestaat. Het proces is bekend. Nieuwe projecten kunnen misschien succesvol zijn, maar deze leiden dan tot leegstand elders. Vanuit onze ruimtelijke regierol kozen wij als Staten voor de versterking van de dynamiek en de kwaliteit van de binnensteden en de binnenstedelijke winkelcentra. Om dit te bereiken zou het
P.L. Vermeulen en Van Egmond
totaal aan geplande winkelvloeroppervlakte omlaag moeten. Waarom dan nu binnen drie maanden weer afwijken van deze uitgangspunten met een voorstel om een nieuwe locatie mogelijk te maken? In 2008 hebben wij als Staten geconstateerd dat er economische ruimte zou zijn voor een FOC. GS stellen dat, ondanks de recessie en de toenemende verkopen via internet, er ook nu ruimte is voor een FOC. Eigenlijk met het motto ‘de detailhandel heeft al problemen en kan er dus best nog een hele hoop bij hebben’ want dat er problemen bijkomen door het FOC ontkennen GS niet. In reactie op de vragen en de kritiek van de REO’s meldden GS dat het FOC negatieve gevolgen kan hebben voor de ruimtelijke kwaliteit van winkelcentra en omgeving. Omzetdalingen die in de betreffende branches kunnen oplopen tot boven de 10%. Dat is ook logisch. Er is namelijk een grote overlap in karakter en aanbod tussen het FOC en onze binnenstedelijke centra. Ook in de grote steden wordt veel recreatief gewinkeld en in de winkels is het een komen en gaan van collecties. In augustus worden de eerste wintercollecties al afgeleverd. Die mogen dus formeel in november in het outlet worden aangeboden, nog voordat het seizoen goed en wel is begonnen. Voorzitter, het is inmiddels duidelijk dat de term ‘duurzame ontwrichting’ ons weinig perspectief biedt op een ruimtelijke regie. Het is het beleid van de provincie om de hoofdstructuur van de winkellocaties te versterken. Dan kunnen wij niet blijven toekijken totdat het aanbod van branches in bepaalde regio’s totaal is verdwenen. Als dat de juridische definitie is van duurzame ontwrichting, zullen wij dus een andere norm moeten kiezen. Is het college bereid om een norm te formuleren die beter past in het regionaal economisch beleid van onze provincie? Voorzitter, GS hebben juridisch advies ingewonnen met betrekking tot de inperking van het assortiment door middel van een bestemmingsplan. Het advies luidde: ‘Een dergelijke inperking is mogelijk op grond van het feit dat alleen een hoogwaardig aanbod complementair is aan het bestaande aanbod.’ Houdt een dergelijke argumentatie stand, als voor 50% van het winkeloppervlak deze eis niet geldt? Mijns inziens niet. Het juridisch advies meldt ook dat bij de Raad van State alleen ruimtelijke overwegingen een rol kunnen spelen bij inperking van branches. Men noemt verkeersaantrekkende werking, welstand, schaalgrootte en synergie tussen een gecombineerd aanbod. GroenLinks kan zich niet voorstellen dat het opnemen van een merkenlijst valt binnen deze categorie van ruimtelijke overwegingen. Hoe kan met het logge instrument van een bestemmingsplan worden ingespeeld op de komst van nieuwe merken en de dynamiek in de markt? Denkt het college dat de NMa akkoord gaat met de uitsluiting van fabrikanten binnen een branche? Voorzitter, in 2008 maakte de provincie nog een keuze mogelijk voor locaties voor een FOC. Vanuit een van die locaties ligt er nu een initiatief. GS maken nu echter geen ruimtelijke keuze. Er wordt volstaan met de voorwaarde dat de locatie goed bereikbaar moet zijn, ook met het openbaar vervoer. En er wordt in de stukken veel aandacht besteed aan de mogelijke komst van een station in Bleizo. Uit de stukken blijkt dat, als alles meevalt, misschien na 2025 aan de voorwaarden voor een dergelijk station wordt voldaan.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19922 Factory Outlet Center Bleizo
Dat is voor ons geen goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Er is veel veranderd sinds 2008. Gezien het in september 2012 geformuleerde detailhandelsbeleid ligt het voor de hand om opnieuw te zoeken naar een locatie die de hoofdstructuur niet aantast, maar versterkt. Dat onderzoek is niet gedaan. Het onderzoek uit 2008 was beperkt. De koppeling aan het nieuwe detailhandelsbeleid had ook als voorwaarde voor de FOClocatie kunnen worden opgenomen. Dan resteert de vraag waarom GS die weg niet hebben gekozen. Misschien kunnen GS die vraag alsnog beantwoorden. Dank u wel. Mevrouw KIP (CDA): Duidelijk is dat de mogelijke komst van een FOC op de locatie Bleizo de gemoederen flink bezighoudt. De vele insprekers een aantal weken geleden, maar ook vandaag, getuigen hiervan. Dat het onderwerp op een grote belangstelling mag rekenen, is logisch nu de gevolgen van een eventueel positief besluit niet alleen zullen neerslaan in de gemeenten Lansingerland en Zoetermeer, maar ook ver daarbuiten. De besluitvorming over het FOC is in een eerder stadium uit de actualisering van de PSV en de Verordening Ruimte gehaald. Sindsdien volgt het een eigen traject. Daardoor heeft de besluitvorming langer geduurd dan gebruikelijk, maar deze keuze is terecht gemaakt. Hierdoor is tijd ontstaan om onderzoeken naar de economische effecten van een FOC te valideren en ook zijn de REO’s en zelfs de buurprovincies om een advies gevraagd. Desalniettemin is het goed dat er vandaag provinciaal een besluit over wordt genomen. Zoals al in de voorafgaande commissievergadering is verwoord, zal het CDA het voorliggende voorstel van GS om de vestiging van een FOC ruimtelijk mogelijk te maken, niet ondersteunen. De aanvullende informatie die wij na de commissievergadering van GS hebben ontvangen, heeft niet geleid tot wijziging van dit standpunt. Volgens het CDA is de detailhandel de spil van een vitale en levendige kern. Daarom zijn wij er voorstander van dat de provincie ervoor zorgt dat de detailhandel zich ook daadwerkelijk daar vestigt. De rond de zomer van dit jaar verschenen notitie Detailhandel zet in op een versterking van de bestaande detailhandelsstructuur en het verminderen van het winkelvloeroppervlak, een lijn die wij van harte ondersteunen. Op basis van de huidige provinciale regelgeving is de komst van een FOC dan ook niet toegestaan op de verzochte locatie. De locatie staat op zichzelf en buiten de bestaande winkelstructuur. De vraag die nu voorligt, is of er in dit geval een uitzondering gemaakt moet worden, nu het geen reguliere detailhandel zou betreffen, maar iets unieks als een FOC. Niet betwist wordt dat de vestiging van een FOC toegevoegde waarde zou kunnen hebben voor de economie van Zuid-Holland. De consumenten die nu buiten de provincie gaan, zouden binnen de provincie terechtkunnen en consumenten van buiten de provincie zouden naar ZuidHolland kunnen komen. Randvoorwaarde is echter wel dat het FOC een hoogwaardig aanbod kent, maar de juridische borging van de voorgestelde hoogwaardigheid van 50% is onzeker. Uit de stukken blijkt dat garanties niet gegeven kunnen worden. Ook staat vast dat de beoogde hoogwaardigheid niet eerder dan na acht of tien jaar gerealiseerd zou kunnen worden als gevolg van het gehanteerde ingroeimodel. Een substantieel deel van het FOC zal tot die tijd in ieder geval leegstaan. Daar komt bij dat uit de praktijk blijkt dat handhaving van branchering in het algemeen een moeilijke kwestie is. Bij de handhaving van de
Van Egmond, Kip, Voorzitter en De Vree
hoogwaardigheid van een FOC zal dat waarschijnlijk niet anders zijn. Veel zal dus afhangen van de goede wil van de eigenaar c.q. de exploitant en het economische succes van het FOC. Een ander aspect zijn de effecten die de vestiging van het FOC heeft op de bestaande detailhandelsstructuur. De detailhandel bevindt zich, zoals bekend, op dit moment in zwaar weer. Niet alleen door de economische crisis, maar ook door bijvoorbeeld de toenemende internetverkoop. Ondernemers in het mkb, veelal familiebedrijven, zien hun omzetten teruglopen. De leegstand neemt hand over hand toe en de vooruitzichten zijn verre van rooskleurig. Zoals bekend, heeft leegstand een negatieve invloed op de leefbaarheid van steden en dorpen. Vandaar dat veel gemeenten op dit moment bezig zijn met het maken of uitvoeren van plannen om de vitaliteit van hun winkelgebieden te versterken, zodat ook de sociale functie in de toekomst behouden kan blijven. Uit het door de provincie uitgevoerde onderzoek blijkt dat de vestiging van een FOC een substantieel negatieve invloed heeft op de winkelcentra die zich in de nabijheid van het FOC bevinden, maar ook op centra die op wat grotere afstand liggen. Negatieve maatschappelijke effecten die dit met zich meebrengt, blijken niet direct uit de stukken, maar kunnen zich wel degelijk manifesteren en worden door mijn fractie als ongewenst ervaren. Daar komt bij dat mijn fractie grote vraagtekens zet bij de voorgespiegelde synergievoordelen. Tot slot, voorzitter, de plannen voor de realisatie van het NSstation Bleizo in relatie tot mogelijke ontwikkelingen daar. De CDA-fractie snapt dat Lansingerland en Zoetermeer de ontwikkeling van dit gebied ter hand willen nemen. De grond is aangekocht en eerdere plannen om daar een bedrijventerrein van te maken kunnen op dit moment niet gerealiseerd worden. Echter, zelfs als de Staten zouden instemmen met de vestiging van een FOC, zijn de komst van een station en de andere ontwikkelingen nog steeds onzekerder. Wij realiseren ons dat, als het FOC er niet komt, de realisatie van een station mogelijk lastiger zal worden, maar dat is voor ons geen dringende reden om in te stemmen met een ontwikkeling die wij als ongewenst ervaren. De VOORZITTER: De heer De Vree die zijn maidenspeech houdt. De heer DE VREE (PVV): De plannen voor de bouw van een FOC Bleizo hebben zeker de afgelopen weken de gemoederen flink beziggehouden. Wij hebben stapels post gehad, e-mails, zowel negatief als positief. Wij hebben ook met heel veel mensen gesproken. Dank aan iedereen die de moeite heeft genomen om zijn of haar standpunt op papier te zetten of mondeling te vertolken. Voor ons ligt een voorstel om de PSV en de Verordening Ruimte (PVR) aan te passen. Waarom ligt dat voorstel er? De gemeenschappelijke regeling Bleizo (GR Bleizo) heeft de provincie verzocht medewerking te verlenen aan de vestiging van een FOC op de locatie Bleizo. De GR Bleizo wordt gevormd door de gemeenten Lansingerland en Zoetermeer. Beide gemeenten vinden de komst van een FOC wenselijk. De vestiging van een FOC op de gekozen locatie is binnen de huidige PSV en de PVR niet mogelijk. Vandaar het voorstel tot aanpassing.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19923
Factory Outlet Center Bleizo
Zoals herhaaldelijk in deze zaal benadrukt is, is de PVV voorstander van een kleine en krachtige provincie, een provincie die zich op haar kerntaken richt, niet meer maar ook niet minder. Wij moeten geen grotere broek aantrekken dan ons past. De PVV-fractie Zuid-Holland is van mening dat het niet aan de provincie is om een FOC tegen te houden. De betrokken gemeenten hebben ingestemd met de ontwikkeling daarvan. Wij vinden dat wij niet op de stoel van een raadslid moeten gaan zitten. Uiteraard hebben wij wel begrip voor de emoties die leven rond de mogelijke komst van Bleizo, maar de provincie is niet de plaats waar deze afweging gemaakt moet worden. De provincie moet zich in principe beperken tot een faciliterende rol en moet terughoudend zijn in het blokkeren van beslissingen die op gemeentelijk niveau worden genomen. De overweging van de PVV is dus een duidelijk andere dan die van Gedeputeerde Staten. Het is ook een wezenlijk andere dan die van de overige Statenfracties. Wij stemmen daarom wel in met dit voorstel, maar we stemmen niet in met de overwegingen van GS die aan het voorstel ten grondslag liggen. Dank u wel. Mevrouw MEURS (D66): Ik wilde ook graag in de eerste plaats de insprekers bedanken voor hun vasthoudendheid en hun bereidheid om elke keer weer op te draven. Wij hebben ook goed geluisterd en ook gehoord dat een aantal van de insprekers hun bijdrage heeft aangepast en ook goed geluisterd heeft naar de vragen die in de commissie gesteld zijn, waarvoor ook hartelijk dank. Wij hebben de tijd genomen voor deze beslissing en ik denk dat dat ook nodig was, omdat het zorgvuldig moest gebeuren. Wij zijn van mening dat Gedeputeerde Staten de grootste zorgvuldigheid in acht hebben genomen. Dat blijkt ook uit de in de laatste weken nog aangeleverde informatie. Als fractie zijn wij met dezelfde zorgvuldigheid te werk gegaan en zijn wij tot dezelfde uitkomst gekomen om de vestiging van een FOC onder voorwaarde mogelijk te maken. In de eerste plaats vanuit onze verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de regionale economie, maar ook omdat een FOC naar onze mening voorziet in een behoefte van consumenten en ook een kans is voor het gebied met allerlei mogelijke spin-offs op het gebied van leisureontwikkeling, werkgelegenheid en infrastructuur. Wij zien echter ook de risico’s en de negatieve effecten. De negatieve effecten zijn uitgebreid aan de orde geweest; dat zijn vooral omzetdaling bij bestaande winkels en het risico op nog grotere leegstand. Een aantal insprekers heeft dit duidelijk verwoord. Wij zien dat nadeel ook en wij zijn in het algemeen dan ook heel blij met de Detailhandelsvisie die wij als provincie hebben vastgesteld en waarin de beperking van het aantal vierkante meters binnen de contouren en de versterking van de bestaande winkelstructuur centraal staan. Maar, in onze ogen betekent dat niet dat er geen ruimte gemaakt zou moeten worden voor een FOC en dat zal ik nu nader uitleggen. Er is een aantal onderzoeken uitgevoerd naar de negatieve effecten, de omzetdaling en de vloerproductiviteit als gevolg van de vestiging van een FOC. De uitkomsten van de onderzoeken lopen sterk uiteen en daarom is het moeilijk om hierover algemene uitspraken te doen. Het verschilt per branche, per subbranche, per locatie, per gemeente enzovoorts. Waarover iedereen het volgens mij eens is, en wat een objectief vaststaand feit is, is dat er andere ontwikkelingen zijn met negatieve effecten voor een deel van de detailhandel en dat die al geruime tijd zorgen voor een omzetdaling in bepaalde segmenten van de detailhandel, de zogenaamde
De Vree, Meurs en Van Dieren
autonome ontwikkelingen. Deze autonome ontwikkelingen hebben een groter effect op de omzet en de vloerproductiviteit dan de vestiging van een FOC. Het gaat hier om de crisis, demografische ontwikkelingen en de verkoop via internet, zoals de heer Ludema uitvoerig verwoordde. Ik heb het al eerder gevraagd, ik doe dat nu nog een keer: zouden wij, als wij het zouden kunnen, de verkoop via internet stoppen, alleen om onze middenstand te beschermen? Volgens mij is het antwoord daarop nee. De marktomstandigheden veranderen continu en het succes van een economische regio wordt voor een groot deel bepaald door de mate waarop die daarop weet in te spelen en kansen grijpt die zich voordoen. Voor ons als provincie is er vooral een taak om ruimte te scheppen en niet om barrières op te werpen. Uiteraard moet dit wel altijd gebeuren op basis van het afwegen van allerlei belangen. De detailhandel bevindt zich in een neerwaartse spiraal. Bescherming en herstructurering van bestaande kernen is belangrijk, maar dat houdt die neerwaartse trend niet tegen. Juist daarom moet er gezocht worden naar andere concepten en vernieuwing. Een FOC is zoiets, net als de vernieuwing van de binnensteden door middel van combinaties van horeca, cultuur, winkelaanbod, wonen en allerlei vormen van leisure en bedrijvigheid. Uit de bijdrage van de heer Aptroot bleek hoe de gemeenten Lansingerland en Zoetermeer ook niet alleen op het paard van het FOC wedden, maar ook investeren in en proberen tot echte vernieuwing van de binnensteden over te gaan. Ook de heer Vermeulen gaf een voorbeeld van hoe men daar in Leiden mee bezig is. Hij zei dat dat sowieso moest gebeuren. En dat gebeurt ook. Daar doet de vestiging van een FOC niets aan af. Het FOC voorziet in een behoefte van de consument en levert naar onze mening een bijdrage aan de economische ontwikkeling en vernieuwing van onze provincie. De vele steunbetuigingen die wij hebben gekregen, ook uit de onderwijswereld en nieuwe initiatieven, zoals het TranSportium, getuigen hiervan. Daarom zijn wij voor het mogelijk maken van de komst van een FOC onder een aantal voorwaarden. Dat zijn er eigenlijk drie: 1. er is lokaal draagvlak voor; 2. het hoogwaardige karakter is gewaarborgd, zodat het FOC echt aanvullend is; 3. de reguliere detailhandel wordt uitgesloten. Wij zijn het helemaal eens met de PVV. Ook wij laten het lokale draagvlak graag over aan de gemeenteraden ter plaatse. Het hoogwaardig karakter en het uitsluiten van de reguliere detailhandel zijn naar onze mening voldoende borging. Dat leidt naar onze mening uit recent aangeleverde stukken. Dank u wel. De heer VAN DIEREN (ChristenUnie en SGP): De fractie van de ChristenUnie en SGP heeft in de commissie nog geen standpunt gegeven. Dat heeft natuurlijk invloed op mijn bijdrage van vanmorgen, al moet ik mij beperken want mijn fractie heeft maar negentien minuten spreektijd vandaag en die moeten wij over meerdere onderwerpen verdelen. Voorzitter, de fractie van de ChristenUnie en SGP heeft zich breedvoerig met het voorliggende voorstel, de mogelijkheid tot de vestiging van een FOC Bleizo, beziggehouden.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19924 Factory Outlet Center Bleizo
Een centrum voor fabrieksverkooppunten in een gebied tussen Bleiswijk en Zoetermeer ter grootte van 20.000 m². Dat wij hier niet lichtvaardig mee omgaan, is geheel terecht. Het is een onderwerp waarbij veel belangen spelen, niet alleen lokaal, maar voor een heel groot gebied, zelfs over de provinciegrenzen heen. Ook de invloed op de mogelijke gebiedsontwikkelingen in dat gebied zijn aan de orde. In de commissie Ruimte en Leefomgeving van 21 november 2012 was er een boeiende gedachtewisseling. Voor het eerst in deze Statenperiode waren de standpunten van de coalitiepartijen niet volledig dichtgetimmerd. Dat maakte de gedachtewisseling boeiend en politiek interessant. Dat smaakt naar meer. De fractie van de ChristenUnie en SGP ging met de nodige vragen over het voorstel van GS de commissie in. Een open gedachtewisseling tot opheldering en verduidelijking van het voorstel. Dank voor de veelheid aan aanvullende stukken die wij afgelopen vrijdag ontvingen. Deze aanvullende stukken en nadere verduidelijkingen zijn wat ons betreft integraal onderdeel van de besluitvorming. Namens de fractie van de ChristenUnie en SGP loop ik de voor onze standpuntbepaling belangrijkste punten na. Daarbij neem ik mee het gegeven dat, als vandaag een positief besluit wordt genomen over het GS-voorstel, Provinciale Staten daarna geen invloed meer hebben op de uitvoering. Dus de voorwaarden, waaronder dit besluit wordt genomen, dienen niet voor tweeërlei uitleg vatbaar te zijn. De drie belangrijkste punten zijn: het bestaande beleid, het draagvlak en de voorwaarden. Het huidige standpunt van de provincie is in de vijfminutenversie als volgt te vinden. In 2008, let op het jaartal, was het standpunt dat er onder bepaalde voorwaarden een FOC mogelijk is en dat er een zoeklocatie wordt toegevoegd. Doordat men hiervan geen gebruikmaakt, wordt deze bij de wijziging van de PSV in 2011 geschrapt. In de notitie Detailhandel op basis van het koopstromenonderzoek en ontwikkelingsmogelijkheden detailhandel vinden wij de volgende conclusies: 1. Noodzakelijk de reductie van de winkeloppervlakte. 2. Het terugbrengen van het aantal perifere detailhandelsvestigingsplaatsen en geen nieuwe toevoegen. 3. Bij nieuwe ontwikkelingen de zogenaamde SER-ladder toepassen. Dat wil zeggen, de behoefte moet aangetoond, het moet regionaal afgestemd zijn. 4. Dit zorgt ervoor dat er geen ruimte is voor een FOContwikkeling buiten de bestaande centra. Welke argumenten worden nu genoemd om een FOC Bleizo toe te staan? Dit in tegenstelling tot het voorgaande dus. 1. Er is vraag naar. 2. De ontwikkeling van een FOC versterkt de regionale economie. Het is een valide argument om te zoeken naar ontwikkelingen die de economie kunnen versterken. Er worden ook andere mogelijke ontwikkelingen genoemd, maar ik ben het met het antwoord van de gedeputeerde in de commissie eens dat wij iedere ontwikkeling op zijn eigen merites moeten beoordelen. Er wordt ook een onderzoek gepresenteerd van de te verwachten ontwikkelingen in de bestaande detailhandel. Duidelijk is dat deze de komende tijd tegenwind te verwachten heeft. Veranderend koopgedrag, economische tegenwind en het toenemend aantal internetaankopen zullen hun invloed hebben op de bestaande detailhandel. Dat de komst van deze outlet daarbovenop extra invloed zal hebben in de negatieve
Van Dieren
ontwikkeling, wordt ook duidelijk. Studies wijzen uit dat een hoog prijsniveau in het FOC minder invloed heeft op de bestaande detailhandel, dan een FOC met een laag prijsniveau. Ik noem dit expliciet en ik kom daar straks nog even op terug. Een consument van dichtbij of veraf kan de euro maar één keer uitgeven. De economische ontwikkelingen zijn anders in 2012 dan in 2008. De voorspelling, denk daarbij aan het regeringsprogramma van het huidige kabinet, dat burgers, ook die met hogere inkomens, minder te besteden zullen krijgen. Een en ander zal invloed hebben op het daarvoor noodzakelijke prijsniveau in de bestaande winkels, maar ook op het prijsniveau in het FOC. Het FOC mikt op een massa mensen. Daardoor zal extra druk ontstaan om ook daar de prijzen neerwaarts bij te stellen en het heeft juist, zoals wij zagen, een meer negatieve invloed op de bestaande detailhandel. Wat zijn de producten die men verkoopt? In tegenstelling tot wat men denkt, blijkt dat het niet alleen restanten van de fabrikanten zijn, maar men heeft aan de hand van voorbeelden laten zien dat dezelfde producten in de outlet tegen lagere prijzen verkocht worden dan in de bestaande detailhandel. Ook zijn er fabrikanten die speciaal voor outlets produceren. Het draagvlak. Hoe staat het daarmee? Voor de commissievergadering vertelde collega Kip van het CDA dat zij bedolven werd onder mails. Dat was bij ons beslist niet het geval. Dat heb ik na de commissievergadering geweten. Niet alleen talloze mails, maar ook telefoontjes. De reacties waren op een enkele na negatief. Zij kwamen voornamelijk uit Zoetermeer en Lansingerland, maar ook uit de wijdere omgeving. Nu is wel algemeen de ervaring dat mensen die ergens tegen zijn, eerder reageren dan mensen die ergens voor zijn, maar toch. De REO’s, waarvan wij er in Zuid-Holland vijf hebben, geven uiteenlopende adviezen. Zuid-Holland Zuid, Midden Holland en Holland Rijnland hebben negatief geadviseerd. Rotterdam is voor, waarbij de kanttekening moet worden gemaakt dat de gemeente Rotterdam negatief is, maar het niet wil blokkeren. Haaglanden is voor met de aantekening dat enkele gemeenten tegen zijn. De Kamer van Koophandel heeft gedurende het proces zijn standpunt bijgesteld van ‘ja, mits’ naar ‘nee, tenzij’. Het draagvlak kan niet als overwegend positief worden aangemerkt. Voorzitter, het derde aandachtspunt. Dat is de voorwaarde dat minimaal 50% van het aanbod hoogwaardig moet zijn. De vraag is, en die hebben wij ook in de commissie gesteld: wat is hoogwaardig, hoe wordt dat geborgd en hoe wordt dat gehandhaafd? Dat was in de stukken onvoldoende duidelijk. Deze voorwaarde is voornamelijk ingebracht omdat, zoals eerder opgemerkt, onderzoeken hebben uitgewezen dat een FOC met minimaal 50% hoogwaardige goederenverkopen, minder negatieve gevolgen heeft voor de bestaande detailhandel dan wanneer er geen hoogwaardige artikelen worden verkocht. De uitgebreide aanvullende stukken geven aan dat er een maximale poging is gedaan om deze vragen te beantwoorden. De uitwerking is dat met behulp van een adviescommissie de lijst met merken expliciet in een bestemmingsplan wordt opgenomen en, wanneer een merk afdaalt naar niet-hoogwaardig, dan kan men besluiten deze van de lijst te verwijderen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19925
Factory Outlet Center Bleizo
Dat laatste moet dan geschieden door het bestemmingsplan te wijzigen in een procedure, zo nodig tot aan de Raad van State toe. Onze eerste reactie is, en deskundigen melden ons dat ook, dat dit geen ruimtelijke argumenten zijn en dat deze niet in een bestemmingsplan thuishoren. Ook andere wetgeving en Europese regels verzetten zich in het algemeen tegen marktordenende voorschriften in een bestemmingsplan. Er zijn deskundigen die aangeven dat deze voorwaarden misschien bij de aanvang nog mogelijk zijn, maar daarna niet meer houdbaar zijn. Wij zien dit niet als een begaanbare en duurzame weg. Ook de volgende tekst van GS trof ons: “Maar dat met deze bestemmingsplannen op zichzelf niet is gewaarborgd dat die 50% ook daadwerkelijk wordt gevuld en gevuld wordt gehouden met hoogwaardige factory outlet detailhandel … Het bestemmingsplan verzet zich dus niet en kan zich ook niet verzetten tegen de theoretische situatie, waarin 10.000 m² van het FOC is gevuld met niet-hoogwaardige functies en de voor het hoogwaardige FOC-detailhandel gereserveerde 10.000 m² leegstaat.” Dit laatste laat zien dat wij als Staten de voorwaarden niet volledig dicht kunnen zetten. Voorzitter, ik heb geschetst welke punten wij hebben afgewogen om tot een standpunt te komen. Wij hebben de afgelopen paar weken heel veel informatie ontvangen. Ik zou nog wel meer argumenten hebben kunnen nalopen, maar ik moet mij beperken gezien de tijd. Alles afwegende, komt de fractie van de ChristenUnie en SGP tot het volgende standpunt. De detailhandel staat voor een grote opgave in de komende tijd om in te kunnen spelen op alle veranderingen. Wij vergroten deze opgave en de concurrentie, als wij instemmen met dit FOC, juist omdat wij geen zekerheid verkrijgen over het vasthouden aan hoogwaardige branchering. Daarom kiezen wij voor de bestaande detailhandel. Bovendien willen wij zo het risico voorkomen op een grote concentratie van winkeltypes die wij ruimtelijk gezien in de centra willen hebben en niet daarbuiten. Kortom, wij zijn geen voorstander van het onderhavige voorstel. Gedeputeerde VELDHUIJZEN: In 2008 is ruimte geboden voor het realiseren van een FOC, omdat het toenmalige college, en de Staten hebben dat bevestigd bij de vaststelling van de PSV in 2010, het een goede zaak vond, als deze vorm van detailhandel in de provincie ruimte zou kunnen krijgen. Dat is de basis van de besluitvorming, waarvoor wij vandaag staan. Oorspronkelijk was de ruimte in Alphen geduid, maar daarvoor is geen initiatief gekomen. Er was wel een initiatief in Bleizo. Er is in het kader van de actualisering in 2011 van de PSV voorgesteld om het van Alphen naar Bleizo te verschuiven. Bij de behandeling daarvan aan het begin van dit jaar hebben wij vastgesteld dat wij aan die conclusie nog niet toe waren, omdat er nader onderzoek gedaan moest worden. Toen is Alphen geschrapt en is de aanwijzing van Bleizo aangehouden. Het is dus niets nieuws wat wij nu ter discussie hebben. Dat gezegd zijnde, is het natuurlijk wel duidelijk dat de situatie sinds 2008 is gewijzigd. De situatie in de detailhandel is niet sterker geworden. Ik hoef de duiding die door verschillende leden van de Staten is gegeven, zij het met een verschillende invalshoek en soms een verschillende kleur, niet te herhalen. Het is duidelijk dat de detailhandel zich in een moeilijk tijdsgewricht bevindt. Dat wordt niet alleen bepaald door de conjunctuur van dit moment, maar ook door structurele wijzigingen, met name door de
Van Dieren en Veldhuijzen
sterke toename van de verkoop via internet, waarvan het einde nog niet in zicht is. Op basis daarvan hebben wij een beleidsnotitie Detailhandel aan u voorgelegd. Die is onderdeel van de actualisering van de PSV 2012 die in januari 2013 ter besluitvorming bij u komt. In die detailhandelsnotitie hebben wij aangegeven dat in het algemeen de omstandigheden, waarin de detailhandel verkeert, betekenen dat wij scherp aan ons detailhandelsbeleid moeten vasthouden. Dat betekent dat wij het perifere detailhandelsbeleid inhoudelijk moeten houden, zoals die is. Het aantal locaties, want daar is vooral sprake van een overmaat, zou beperkt moeten worden en wij moeten ons vooral richten op de versterking van de bestaande detailhandelscentra en met name die in de historische binnensteden, maar niet alleen daar. Dat laat onverlet dat we ook bij de bespreking van die notitie in de commissie in augustus 2012 hebben aangegeven dat wij ook nog een discussie hadden lopen over het FOC en dat wij die niet zomaar in het kader van deze notitie als afgedaan konden beschouwen. Dat is een beetje de indruk die ik krijg uit de woordvoering van de heer Keulen. Het FOC verdient het op grond van een aantal overwegingen om een aparte beoordeling te krijgen. Die beoordeling en de discussie daarover is vooral gegaan over de voorwaarden waaronder de provincie een FOC zou willen toestaan. Er is onderzoek gedaan naar de vraag wat de effecten van zo’n FOC zijn op de detailhandel in de verschillende centra, voor zover je dat naar beste weten kunt beoordelen op dit moment. Wij hebben daarvoor wel ongeveer alles uit de kast getrokken wat daarvoor mogelijk is, inclusief een hoge professorale begeleidingscommissie. Wij hebben vervolgens aan u voorgesteld om te concluderen dat een FOC een aanwinst zou zijn voor het detailhandelsaanbod in de provincie, mits dat een hoogwaardig karakter zou hebben. Waarom is die laatste toevoeging van belang? Die is van belang om twee redenen. Om te beginnen omdat daarmee de concurrentie met bestaande detailhandel in een wat ander licht komt te staan. Ten tweede omdat daarmee een belangrijke hoeveelheid koopkracht van buiten de provincie naar Zuid-Holland wordt gehaald en een koopkrachtafvloeiing die nu plaatsvindt naar bestaande FOC’s, wordt teruggehaald. Kortom, het levert banen op, het levert een versterking van de economie op en dan gaat het om niet geringe bedragen in de sfeer van de omzet, zoals u in de stukken hebt aangetroffen. Dat is de reden, waarom wij denken dat hier sprake zou zijn van een verrijking van het detailhandelsareaal in de provincie, mits het aanbod hoogwaardig is. Het staat dus in geen enkel opzicht haaks op het beleid, zoals mevrouw Van Viegen ongeveer twintig keer probeerde aan te tonen. Wij denken dat het een aanvulling is op het detailhandelsaanbod in de provincie, dat ook wenselijk is, alleen wel onder die voorwaarde. Uiteraard, en daar gaan wij niet aan voorbij, heeft het wel consequenties voor het bestaande detailhandelsaanbod. Dat is uitgerekend. Het gaat om maximaal 10% van bepaalde winkelcentra. Dat kan niet als doorslaggevend worden gezien in het kader van duurzame ontwrichting van het detailhandelsaanbod. Een bijkomend voordeel is dat het zich afspeelt in de regio Haaglanden, waar volgens de detailhandelsnotitie nog wel ruimte is voor de verdere ontwikkeling van detailhandel.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19926 Factory Outlet Center Bleizo
Daarmee is het dus niet in strijd. Mevrouw van Egmond vroeg in dat kader of er niet gezocht moet worden naar een ander criterium dan duurzame ontwrichting. Ik denk dat in de beoordeling van de vraag wat wij ruimtelijk wel of niet toelaten, alleen ruimtelijke argumenten een rol spelen. Het argument duurzame ontwrichting is het bekende argument van ruimtelijke aard. Een argument van wat meer economische aard stuit al heel gauw op de Economische Dienstrichtlijn van Europa en is dus niet houdbaar. Het effect op bepaalde detailhandelscentra treedt zeker op. Er is in dat kader ook aandacht gevraagd, ook in de commissie, voor het flankerend beleid. Daaraan is aandacht besteed in de nadere informatie die naar de Staten is gestuurd. Ik leid daar in ieder geval uit af dat dit bij de gemeenten Lansingerland en Zoetermeer de nodige substantiële aandacht heeft. Het lijkt mij, mijnheer Ludema, wel iets dat echt lokaal moet worden vormgegeven. Ik ben niet van mening dat wij als provincie dat samen met de gemeente zouden moeten oppakken. Ik kan me wel voorstellen, maar ik wil dat graag verder met de medewerkers bespreken, dat wij tijdens een meer algemene conferentie over detailhandel, zoals u voorstelt, in het kader van het structuurvisieproces dat wij het komend jaar ingaan, nog eens kijken of wij daar aandacht aan kunnen besteden. Ik kom er graag op terug. De voorwaarden voor het FOC zijn, ik zei het al, tweeërlei. Het moet om te beginnen een echte outlet zijn. De heer Vermeulen besteedde daar vrij nadrukkelijk aandacht aan. En het moet een hoogwaardige outlet zijn met het karakter van een echte outlet. Ik kan het niet mooier maken dan wij het opschrijven en zo zal het dus ook in het bestemmingsplan worden opgeschreven. Iedereen die zegt dat die exploitant zich daar dan toch niet aan zal houden, ja, als de verwachting bestaat (ik vind het wel curieus dat dat bij een groot aantal Statenfracties aan de orde is) dat de overheid zijn regels niet zou kunnen handhaven, als dat het begin is van elke discussie die wij hier voeren over beleid, dan wordt het wel een beetje ingewikkeld. Als wij met elkaar vaststellen dat het hier om een outlet moet gaan, zoals dat is gedefinieerd in de verordening die u voorgelegd heeft gekregen en die is in het bestemmingsplan op dezelfde wijze gedefinieerd, dan ga ik ervan uit dat dat op een passende manier gehandhaafd zal worden. Dat is de primaire verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeente zal dat op een passende manier vorm moeten geven. Als de gemeente dat niet op een passende manier doet, dan hebben wij in het kader van het interbestuurlijke toezicht daar wellicht ook nog een rol in te spelen, maar ik heb eigenlijk geen enkele reden om te veronderstellen dat de gemeente niet zou willen handhaven, omdat de gemeente zich moet verantwoorden in de richting van haar eigen raad. Bovendien staat achter die raad de druk van al die detaillisten die daardoor eventueel in hun belang geraakt zouden kunnen worden. Ik ga er dus van uit dat zij dat gewoon zullen handhaven. De borging van de hoogwaardigheid was wat ingewikkelder. De heer Van Dieren heeft daarover ook een paar opmerkingen gemaakt. Eén ding moet duidelijk zijn, en dat heeft de heer Van Dieren ook aangegeven: een bestemmingsplan laat iets toe, maar kan het niet regelen. Dus je moet het vertrouwen niet onderschatten dat een initiatiefnemer heeft dat hij iets tot stand zal kunnen brengen want op basis daarvan gaat hij ook vele miljoenen euro’s investeren, dus dat vertrouwen is niet te onderschatten. Die beslissing is voor hem aanmerkelijk
Veldhuijzen
gevoeliger dan voor ieder van ons hier vandaag in deze zaal. Dat is de eerste zaak. Die initiatiefnemer moet vertrouwen hebben in die investering en dat hij het outlet dus ook vol krijgt. En hij heeft dat vertrouwen kennelijk op dit moment, maar niemand kan vooruitzien en het duurt nog wel even, en voordat het allemaal wordt gerealiseerd, zou het nog tegen kunnen vallen. Misschien komt het ook wel helemaal niet. Het komt wel vaker voor dat wij hier initiatieven gesteund hebben die uiteindelijk niet gerealiseerd kunnen worden. In het huidige economische tijdsgewricht is dat iets minder zeker voorspelbaar. Ik ga daar dus ook niets op inzetten, mijnheer Van Dieren. Ik verwacht, zeker in dit tijdsgewricht, dat als die investering wordt gedaan, dat wordt gedaan met een redelijke mate van zekerheid dat het een succes gaat worden. Dat is ook nog verder aangescherpt door de afspraak dat de grondtransactie niet zal plaatsvinden, voordat gegarandeerd is dat 70% ook werkelijk zal worden gevuld. Dat betekent dat, voordat de grond wordt verkocht, voordat er wordt gebouwd, er voor 70% van de vierkante meters contracten dienen te zijn, waaruit naar voren komt dat merken zich daar ook echt zullen willen vestigen. Hoe dat verdeeld is tussen hoogwaardig en minder hoogwaardig (dat is iets anders dan regulier want reguliere detailhandel is uitgesloten), is een zaak die dan bekeken zal moeten worden. Wij hebben ervoor gekozen, zeg ik eerlijk, om daarin niet verder te detailleren. Wij hebben twee criteria: het moet uiteindelijk 50/50 zijn en er moet 70% zijn gerealiseerd. Dat betekent dus dat er in de meest extreme situatie in eerste instantie 50% minder hoogwaardig en 20% hoogwaardig kan zijn, maar het kan ook andersom zijn, hoewel dat niet de verwachting is. Het zou ook een percentage kunnen zijn dat er een beetje tussenin zit. De vraag hoe dat geborgd kan worden, stelt mij wel wat teleur in de inbreng van sommige fracties. Er hebben toch redelijk hooggeleerde advocaten gekeken naar de vraag hoe je dat zou kunnen waarborgen en die zijn tot de conclusie gekomen dat je het op deze manier zou kunnen doen. Vanuit de ruimtelijke kwaliteit geredeneerd, de wenselijkheid van een hoogwaardige FOC, vanuit de wenselijkheid dat 50% door topmerken zou worden vervuld en op basis daarvan het criterium dat je dat toetsbaar zou kunnen maken door een lijst van topmerken op te nemen. Maar het is allemaal vanuit het ruimtelijke motief geredeneerd. Als zowel de landsadvocaat als de advocaat van de kant van de initiatiefnemers tot de conclusie komt dat je het op zo’n manier zou kunnen doen, dan houd ik mij daar maar even aan vast. Ik ga er dus van uit dat die lijst ook de toetsing van een bestemmingsplan bij de Raad van State zou kunnen doorstaan. Dat is natuurlijk wel de kwintessens van de borging en als zou blijken dat het niet op deze manier zou kunnen, dan betekent dat dat het bestemmingsplan ook niet tot stand komt en dan betekent dat dat het FOC niet tot stand zal komen. Die lijst wordt in het voorstel vastgesteld door een externe brancheringscommissie die, ik hoorde een van de Statenleden zeggen, gevuld is met voorstanders van het FOC. Dat vind ik eerlijk gezegd niet zo’n vreselijk relevant criterium. Relevanter is het criterium dat die commissie bestaat uit onafhankelijke leden die geen belang hebben bij het FOC. Ik denk dat aan die voorwaarde wel is voldaan. Die commissie stelt die lijst ook samen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19927
Factory Outlet Center Bleizo
Die lijst wordt aan ons ter toetsing voorgelegd en vervolgens in het bestemmingsplan opgenomen. Op het moment dat die lijst moet worden gewijzigd, en dat zal met enige regelmaat moeten gebeuren, dan is dat in formele zin een wijziging van het bestemmingsplan en wordt die commissie weer ingeschakeld. Dat kan ondermeer door de volgende redenen zijn. Er kunnen zomaar nieuwe werken ontstaan. Dat gebeurt wel eens in een levendige economie. En het zou zo maar eens kunnen zijn, de heer Van Dieren doelde daar ook op, dat merken verder afzakken en dat kan dan ook reden zijn om die van de lijst te verwijderen. En dat gebeurt dan allemaal buitengewoon zorgvuldig en onder rechterlijke toetsing. Ten slotte, voorzitter, de handhaving. Ik zeg nog maar eens, dat is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Die gebeurt langs twee lijnen: enerzijds via de publiekrechtelijke weg van de bestemmingsplanhandhaving en anderzijds via de privaatrechtelijke weg van een ketenregeling die bij de verkoop van de grond is geregeld. Die laatste is interessant, omdat je daaraan een buitengewoon hoge boete kunt verbinden. Dat betekent dat het niet alleen afhankelijk zal zijn van de vraag of een ambtenaar zegt of een bepaalde baal merkartikelen wel of niet geaccepteerd mag worden en dat niet in strijd met het bestemmingsplan wordt gehandeld, maar dat bovendien, als die baal met artikelen feitelijk die weg heeft gevonden en het deugt niet, dat er dan vervolgens een boetebeding aan hangt van een omvang die naar ik aanneem de exploitant wel tot enige zorgvuldigheid zal bewegen. Voorzitter, er zijn nog wat vragen gesteld over de locatiekeuze. Mevrouw Van Egmond heeft daarover wat opmerkingen gemaakt. Wij hebben er om juridisch planologische redenen voor gekozen om een uitzonderingsmogelijkheid in de verordening te creëren, waarbij het primaat (dat zal de heer De Vree goed doen) bij de gemeente ligt. Die neemt namelijk het initiatief om een bestemmingsplan te maken voor een FOC. Als dat voldoet aan de criteria die in de verordening zijn genoemd, dan kan het worden gerealiseerd, zij het slechts één in deze provincie. Het ligt dus voor de hand dat dat Bleizo zal zijn want daar is het enige ons bekende initiatief, maar de gemeente moet niet al te traag zijn met een bestemmingsplan want stel dat een ander bestemmingsplan eerder bij ons komt, dan heeft Bleizo wel een probleem. Het is er dus maar één in de provincie en dat zal de heer De Vree minder fijn vinden, maar ik vind het niet wenselijk dat wij 65 FOC's in de provincie hebben, zodat elke gemeente haar eigen FOC kan realiseren. Daarin is in ruimtelijke zin enige regie vanuit de provincie nodig en daar is de provincie ook voor, hoe je daar verder ook over moge denken, zoals dat bij de PVV het geval is. Mevrouw Van Egmond vroeg verder nog: waarom stel je niet als voorwaarde voor die vestigingscondities dat zo’n locatie de detailhandel verder moeten versterken? Dat vind ik juridisch vanuit het ruimtelijk spoor, waarin wij steeds moeten blijven denken in deze discussies, een ingewikkelde voorwaarde. Net zomin als wij zouden mogen zeggen dat zo’n FOC alleen maar toelaatbaar is wanneer het de bestaande detailhandel niet schaadt, kun je dus ook niet zeggen in ruimtelijke voorwaarden dat er sprake zou moeten zijn van versterking van de detailhandel. Wij moeten ons echt beperken tot de ruimtelijke voorwaarden. Ten slotte nog, voorzitter, twee opmerkingen. Ten eerste over het draagvlak voor het besluit, waarvoor de heer Van Dieren aandacht vroeg. Er zijn inderdaad heel veel reacties
Veldhuijzen en Van Viegen
binnengekomen. U relativeerde de rekenkundige benadering ook wel wat door te zeggen dat vooral tegenstanders zich vaak melden. Dat is natuurlijk ook zo, maar dat wil niet zeggen dat wij die reacties niet serieus moeten nemen. Ik ben ook van mening dat wij geprobeerd hebben om buitengewoon zorgvuldig de belangen die er in het geding zijn af te wegen. Dat is natuurlijk waar het om gaat. Dat geldt ook voor de REOadviezen. Wat ik opmerkelijk vond in de REO-adviezen, met alle mitsen en maren, is dat de twee zo mogelijk het meest betrokken REO’s, namelijk Rijnmond en Haaglanden, positief waren. Midden Holland neemt een wat andere positie in, maar Holland Rijnland en Zuid-Holland Zuid constateren (bij de behandeling van een van die adviezen was ik namelijk zelf aanwezig) vrij simpel, dit kan ons schaden en daarom zijn we tegen. Die hebben weinig oog gehad voor de voordelen. Dat is ook wel begrijpelijk want zij zitten natuurlijk in de periferie. Je moet dat soort reacties buitengewoon goed wegen. Dat hebben wij ongetwijfeld allemaal gedaan. Wij komen daarbij tot een conclusie, anderen komen tot andersoortige conclusies. Ten slotte nog iets over de gebiedsontwikkeling. Ik blijf maar even in de richting van mevrouw Van Viegen herhalen dat het FOC niet wordt gerealiseerd ten koste van uiterst kostbare groene ruimte. Het is gewoon binnen de bebouwingscontour op een beoogde kantorenlocatie die die bestemming houdt. Men zal ongetwijfeld blijven uitkijken naar de mogelijkheid om die bestemming daaraan te blijven geven. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Maar met een enorme winkelleegstand en terwijl u in uw eigen notitie al aangegeven hebt dat er geen nieuwe winkelruimtes bijkomen, kunt u toch niet met droge ogen beweren dat dit een heel goed plan is ten koste van de groene ruimte, ook al valt het misschien planologisch binnen de regels? Dan nog heb je te maken met een SER-ladder en met een enorme winkelleegstand en met uw eigen visie op de detailhandel die daar haaks op staat. Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Daarmee reageert u op datgene wat ik de afgelopen pakweg twintig minuten heb staan betogen. Ik reageer nu even op uw stelling dat het ten koste gaat van groene ruimte. Dat is niet zo want de bestemming is niet groen. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Het is wel groene ruimte; het is een weiland en dat hebben wij al zo weinig in Zuid-Holland. Alles wat wij hebben, zouden wij ook moeten bewaren. Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Ik constateer dat Bleizo een bedrijfsmatige bestemming heeft. Het ligt binnen de bebouwingscontour. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Er zijn heel veel argumenten tegen en die heb ik ook genoemd, maar die noemt u niet. Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Volgens mij ben ik daar zonet vrij uitgebreid op ingegaan, zonder u altijd te citeren overigens.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19928 Factory Outlet Center Bleizo; Vragen van de heer Loose over opstartproblemen Arriva
Dan nog iets over het station. Wat betekent het voor het station? Een paar dingen. Het is, en dat heb ik ook in de commissie gezegd, niet zo dat het FOC er niet zal kunnen komen, als er geen station Bleizo is. Met alle respect, die toetsing moet natuurlijk in het kader van de bestemmingsplanprocedure allemaal nog netjes plaatsvinden, maar ik denk dat de locatie zowel met het openbaar vervoer via de Randstadrail, als over de weg uitstekend bereikbaar is. Dus aan de eisen voor de vestiging van een FOC wordt naar mijn mening voldaan, ook zonder dat er een station Bleizo is. Dat is één. Het tweede is dat het vestigen van het FOC natuurlijk wel een vrij essentiële voorwaarde is naar de huidige situatie om überhaupt een station Bleizo mogelijk te maken, omdat gelet op het te verwachten bezoek en het te verwachten aandeel van treinreizigers in dat bezoek, het een zeer substantieel deel van de realisatie van de vervoerwaarde voor een station zal opleveren. Dat betekende dus dat, als het FOC er niet komt, wij ervan uit mogen gaan dat het station er op korte termijn ook niet zal komen. Is het nu zo dat het station er gegarandeerd komt, wanneer het FOC er komt? Dat is niet te zeggen. De stand van zaken daarin is dat de spoorwegen hebben gezegd: dit is een zo substantieel begin van het realiseren van vervoersaanbod, dat wij ervan uitgaan dat dat station door ons dan ook zal worden bediend, omdat wij dan ook wel verwachten dat de rest komt. Er is nog wel een serieuze discussie gaande, ook met de spoorwegen en ProRail over de vraag of de robuustheid van de dienstregeling niet in gevaar komt door de realisatie van een extra station op die lijn. Die discussie loopt op dit moment en ik kan op de uitkomst daarvan niet vooruitlopen. Daarbij spelen natuurlijk ook nog overwegingen een rol die zouden kunnen inhouden, als de robuustheid van de dienstregeling niet rechtvaardigt dat er een extra station wordt bediend, dan zou je ook per rit een van de twee stations in Zoetermeer-Oost en Bleizo beurtelings kunnen bedienen. Dan krijg je namelijk dezelfde situatie als je nu hebt. Dat is allemaal nog in discussie. Ik hoop daarmee de positie van besluitvorming over het station helder te hebben gemaakt. Zonder het FOC komt het er in ieder geval niet. Als het FOC er wel komt, dan is de kans ook wel aanwezig en dan hebben alle betrokkenen, ook de spoorwegen er belang bij om ervoor te zorgen dat de openstelling van het FOC en de openstelling van het station in enige verhouding tot elkaar staan qua tijd. Als je bezoekers van het FOC van het begin af aan eraan kunt laten wennen dat zij er ook met de trein naartoe kunnen, dan is dat natuurlijk vooral in het voordeel van de spoorwegen zelf. Het moge ook duidelijk zijn dat, als het FOC er komt, insprekers hebben daar ook op gewezen, dat voor andere ontwikkelingen een positief bijeffect zal hebben. Wat dat betreft mag je er wel van uitgaan dat er een zekere vliegwielwerking van uit zal gaan. Net zo goed als je misschien zou mogen vrezen, als het de andere kant opgaat. Dat laat ik verder maar aan u ter overweging. Verder zeg ik de heer Keulen graag toe dat wij over al dat soort omstandigheden in een passende commissie nog een nader gesprek met elkaar zullen voeren. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ik stel voor om nu eerst de mondelinge vragen van de heer Loose te laten plaatsvinden, dan te schorsen voor de lunchpauze en na de lunchpauze dit onderwerp af te handelen in verband met de tijd. VRAGENUUR De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Loose.
Veldhuijzen, Voorzitter, Loose en De Bondt
De heer LOOSE (PvdA): Je hoeft niet in de regio Leiden te wonen of anderszins zelf last gehad te hebben van de opstartproblemen van Arriva om er wel over gehoord te hebben, want de media staan er bol van. In de Tweede Kamer zijn er al vragen over gesteld, waarbij de staatssecretaris heeft verwezen naar de provincie als verantwoordelijke overheid. Dus is hier de plek om daar vragen over te stellen. Wij vinden dat belangrijk, want de reiziger is de dupe en het is ook slecht voor het imago van het openbaar vervoer in het algemeen. Ik heb de volgende vragen. 1. Welke problemen zijn er precies en in welke mate? Vertragingen, bussen die geen bestemming aangeven, onduidelijkheid over vertrektijden en haltes, wat nog meer? 2. Wat doen de waarnemers, waarover gedeputeerde De Bondt het gisteren had? Registreren zij alleen of doen zij ook concrete suggesties voor verbetering? Welke invloed hebben zij op Arriva? 3. Hoe kan het dat Arriva stelt dat het normaal is dat je een dag of veertien nodig hebt om een nieuwe dienstregeling met nieuw materieel en nieuwe mensen soepel te laten verlopen? Was deze stelling u van tevoren bekend? Waarom is er door Arriva en/of door GS niet méér gedaan om dit te voorkomen c.q. de probleemperiode te verkorten? 4. Welke mogelijkheden hebben GS om daadwerkelijk de situatie sneller te verbeteren? Loopt dit via de waarnemers naar Arriva? Welke contacten zijn er tussen GS en de directie van Arriva? 5. Welke sanctiemogelijkheden kunnen en zullen zo nodig worden ingezet? Dank u wel. Gedeputeerde DE BONDT: Er zijn mij de afgelopen dagen veel vragen gesteld over de implementatie van Arriva in ZuidHolland Noord. En ook deze Statenvragen proberen helderheid te verschaffen in wat er nu allemaal precies aan de hand is. Daarvoor dank. Laat ik vooropstellen dat het college zich er terdege van bewust is dat het voor de reiziger verre van optimaal is op dit moment bij de implementatie van de nieuwe concessie in Zuid-Holland Noord. Er zijn verschillende dingen aan de hand die eigenlijk bij elkaar optellen in de huidige situatie. Allereerst wat ik wil noemen de lijnvoering die veranderd is. Dat is een omvangrijke operatie, waarvan reizigers soms nog niet goed genoeg op de hoogte zijn. Er is wel een intensieve campagne geweest vanuit Arriva om mensen op de hoogte te stellen, maar als je een verandering in lijnvoering hebt, is dat niet op het eerste moment meteen bij alle reizigers die zichzelf soms niet geïnformeerd hebben, bekend. Dat is maar een klein onderdeeltje. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de situatie in Leiden die er het meeste wordt uitgelicht en die ook wel het meest prominent aanwezig is, daar werken bijvoorbeeld de oude DRI-systemen boven de perrons niet. Waar zit hem dat in? Het is een verouderd, afgeschreven systeem, stand alone, dus niet aangesloten op alle andere informatievoorzieningen die er inmiddels in Nederland zijn en het is nog van de gemeente Leiden. Er is een keuze gemaakt, ook in het licht van het feit dat de gemeente Leiden in de nabije toekomst het busstation wil verplaatsen, om dat oude systeem niet op dit moment te vervangen, omdat dat zeer kostbaar is.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19929
Vragen van de heer Loose over opstartproblemen Arriva
Het oude systeem staat er nog wel. Ook de bussen van Connexxion waren daar nog op aangesloten, maar de nieuwe bussen, en het maakt niet uit welke bus je koopt, niet meer, omdat het echt verouderde technologie is. Er is voor gekozen om nu wel drie nieuwe displays neer te zetten (die van de provincie zijn). Een daarvan is inmiddels in gebruik, maar de informatie die Arriva daarop moet plaatsen (dat gebeurt via de tussenkomst van ov9292), is nog niet altijd accuraat. Dus er zit ook in die informatievoorziening naar het display toe een probleem. Maar, nogmaals, Arriva is in eerste instantie degene die die informatie moet aanleveren met tussenkomst van ov9292. En dan klopte de informatie die Arriva op de eerste dag op de haltes had staan, soms niet. Dat is gewoon echt een misser geweest. Dan zijn er nog een heleboel andere dingen aan de hand. Er was bijvoorbeeld een probleem met de hybride bussen. Arriva heeft nieuwe boordcomputers in de nieuwe bussen. Dat systeem heet Albatros. Het zijn tweehonderd nieuwe bussen. Dat is ook nieuw voor de chauffeurs. Diezelfde chauffeurs waren vorige week nog in dienst bij Connexxion en die moeten nu op de eerste dag omschakelen naar een nieuw boordcomputersysteem. Dat systeem geeft in de bus de haltes aan en bedient ook de ov-chipkaart. Er zit dus ook gewoon een menselijke wenperiode in. Nogmaals, die mensen waren tot zondag aan het rijden voor Connexxion. Er worden ook andere menselijke fouten gemaakt. Dit is er een voorbeeld van. Iets anders is bijvoorbeeld het feit dat de hybride bussen die van Connexxion overgingen naar Arriva tot zaterdagavond in de dienstregeling nog in gebruik waren bij Connexxion. Die zijn overgegaan naar Arriva en daarbij is altijd de aanname geweest (ik geef eerlijk toe dat dat beter had gemoeten) dat die systemen handmatig konden worden omgezet. Dat kan niet en dat heeft er in geresulteerd dat Arriva die systemen niet tijdig kon omzetten. Dat betekent dat iedereen op dit moment in de hybride bussen gratis mag reizen. Als nieuwe computersystemen falen, dan heeft Arriva gezegd dat de reiziger daar zo min mogelijk last van zouden moeten hebben. Dit is een aantal zaken dat speelt, deels technisch van aard, maar deels ook menselijk van aard, omdat het een zeer omvangrijke operatie is, waar wij voor staan. Ook voor een bedrijf als Arriva is het omvangrijk. Als u zich realiseert dat Arriva zaterdag nog 1500 man in dienst had en zondag ineens 4000. Niet allemaal in ons concessiegebied, maar het geeft wel aan dat 600 man rijdend personeel zaterdag nog in dienst was bij Connexxion en die 600 werken nu voor Arriva met nieuwe boordcomputers, soms nieuwe routes en reizigers die er ook nog niet aan gewend zijn. Dan heb ik een aantal zaken aangeduid, maar daar heb ik nog niet verteld dat ik ook klachten hoor van reizigers (waarschijnlijk u allen ook) dat er ook wel eens een bus is uitgevallen of niet bij de juiste halte stopte, dat haltes verplaatst zijn en dat dat niet duidelijk was. Maar hopelijk is dat zo spoedig mogelijk opgelost. De volgende vraag is wat de waarnemers doen, waarover de gedeputeerde het gisteren had. Bij verschillende vragen die ook door de media zijn gesteld heb ik aangegeven dat wij verschillende waarnemers in het gebied zelf hebben rondrijden, omdat wij het ook onze verantwoordelijkheid vinden als opdrachtgever om precies te weten wat er speelt en ook zelf in overleg te zijn met Arriva over wat er beter moet. Daarover is veelvuldig overleg. Als wij dingen signaleren,
De Bondt en Loose
waarvan wij denken dat het beter moet, dan spreken wij daarover met Arriva en er wordt keihard aan gewerkt om het beter te krijgen. Maar ik kan ook vertellen dat die waarnemers ook met hun opschrijfboekjes rondlopen, zodat wij ook registreren wat er allemaal fout is gegaan, zodat wij achteraf kunnen kijken wat er contractueel niet op orde was, zodat we daar zeker nog een gesprek met Arriva over aangaan. Daarbij heb ik ook gezegd dat de allerhoogste prioriteit nu is om de boel op orde te krijgen, om te zorgen dat de reiziger weer een goed en eenduidig openbaarvervoersysteem heeft en dat wij daarna wel gaan kijken wat er contractueel allemaal niet op orde was en welke consequenties dat kan hebben. Wij kunnen boetes opleggen, als dat aan de orde is, maar nogmaals, op dat detailniveau helemaal het contract napluizen doen wij als het weer op orde is voor de reiziger. Ik vind dat nu alle capaciteit bij Arriva maar ook bij ons gericht moet zijn op het verbeteren voor de reiziger. We schrijven echter wel alles op. En dan de uitlating van de heer Hettinga over dat het normaal is dat je een dag of veertien nodig hebt om alles op orde te krijgen. En u vraagt mij of dat bij ons bekend was. Nee, wij hebben niet te horen gekregen dat wij rekening moesten houden met veertien dagen. Waarom hij dit precies gezegd heeft en hoe dit geduid moet worden, dat laat ik aan hem over, hoewel ik wel begrijp dat dit voor Arriva een omvangrijke operatie is en dat er ook sprake is van mensenwerk. Dat laat niet onverlet dat het beter moet. Wat wij doen om de periode te verkorten? Een van de simpele voorbeelden die nu speelt en waar Arriva mee bezig is, zijn de displays van het verouderde systeem boven de perrons in Leiden, waarop statische informatie wordt gezet om ervoor zorgen dat mensen in ieder geval weten welke bus op die halte staat. Het lijkt vrij simpel, maar het moet wel technisch opgelost worden. Op die manier zijn wij ook naar concrete oplossingen aan het zoeken. Welke mogelijkheden hebben wij om de boel te versnellen? Wat ik al zei, gewoon prioriteiten stellen en zeggen dat nu alles op alles gezet moet worden. We hebben veelvuldig overleg met Arriva. Sommige digitale informatievoorziening doen wij nu handmatig. Ik heb ook met eigen ogen gezien dat het bijna geel ziet van de mensen op Leiden Centraal aan servicemedewerkers van Arriva om mensen de weg te wijzen. Wij zetten ook alles op alles om de digitale informatievoorziening op ons paneel wel accuraat te krijgen, in overleg met Arriva en 9292. Welke sanctiemogelijkheden zijn er? Ik heb al aangegeven dat wij boetes kunnen opleggen als Arriva zich niet aan de contractuele verplichtingen houdt, maar er zijn soms meerdere partijen bij betrokken. Achteraf gaan wij wel helemaal uitvlooien wie waarvoor verantwoordelijk was en of er boetes aan de orde zijn. Nu is alles erop gericht om het voor de reiziger goed krijgen. Ik hoop en vertrouw erop dat dat sneller gaat dan wat de heer Hettinga aangeeft. De heer LOOSE (PvdA): Ik dank de gedeputeerde voor haar beantwoording. Ik ben blij met haar inzet. Ik deel ook haar prioriteitstelling; eerst de boel op orde en dan gaan wij nog wel eens kijken hoe het contractueel zit met boetes en dergelijke.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19930 Vragen van de heer Loose over opstartproblemen Arriva; Factory Outlet Center Bleizo
De reiziger is er nu het meest bij gebaat dat de zaak zo snel mogelijk op orde komt. Waar ik wel mee blijf zitten, is de tegenstelling tussen wat Arriva zegt, ‘veertien dagen is normaal’, en wat de gedeputeerde zegt, ‘dat wisten we niet’. De gedeputeerde zegt terecht: het moet sneller kunnen. Maar hoe dan? Wat is er nu reëel? Ik houd toch het gevoel dat, als er geen dingen bedacht kunnen worden om het te versnellen, het nog veertien dagen blijft rommelen. Dat lijkt mij toch niet acceptabel. Je kunt wel iets roepen, maar als het niet lukt, dan zitten wij met een probleem. Ik neem aan dat de gedeputeerde het met mij eens is dat het op zich ook heel onprettig is dat Arriva dat niet van tevoren heeft verteld. Arriva zegt zelf dat dit normaal is. Ze hadden dat dan ook van tevoren moeten vertellen. Hoe kijkt de gedeputeerde daartegenaan? Daar zou ik graag meer over horen. En als het gaat over zoiets als het ontbreken van informatie op bussen over hun bestemming, dan snap ik het verhaal dat dat nog niet kon, omdat ze nog niet zo snel konden worden omgebouwd, maar misschien had er wel meer kunnen worden gedaan met kartonnen of papieren borden om te laten zien waar de bussen heen gaan. Dat is misschien wel gebeurd, maar kennelijk onvoldoende want anders hadden er niet zoveel mensen geklaagd over het ontbreken van die informatie.
Loose, De Bondt, Voorzitter, Van Dieren, F. Vermeulen en Wenneker
te anticiperen. Het is niet de eerste keer dat Arriva een concessie overneemt. Dat is al eerder gebeurd in Dordrecht. Daar zijn ook de nodige opstartproblemen geweest, dus men heeft ervaring met opstartproblemen. Had er niet meer kunnen worden gedaan om daarop te anticiperen? Deelt u dat gevoel? Gedeputeerde DE BONDT: Ik denk dat wij achteraf, als wij alles op orde hebben, terug moeten kijken naar wat er beter had gemoeten en wat er voorkomen had kunnen worden. Als je de situatie nu overziet, dan is er sprake van een opeenstapeling van vrij beperkte zaken die ervoor zorgen dat het is zoals het nu is en dat het niet optimaal is, zeker afgelopen maandag niet. Ik wil niet zeggen dat X of Y had gemoeten, ik denk dat je bij een dergelijke omvangrijke operatie, waarbij je te maken hebt met reizigers en buschauffeurs, altijd wel wat rimpelingen hebt. De mate waarin het nu is, vind ik een ander verhaal, maar ik wil achteraf wel even terugkijken en zeggen wat er echt niet goed is gegaan. Wees gerust, wij zullen het contract er naast leggen. De VOORZITTER: Een van de overige leden? Zo niet, dan is hiermee het vragenuur afgewikkeld. A. FACTORY OUTLET CENTER (FOC) BLEIZO (6542)
Kort en goed, ik prijs de gedeputeerde voor haar inzet, maar ik hoop echt dat het nog een stuk sneller kan dan die veertien dagen in het belang van de reiziger. Gedeputeerde DE BONDT: Om met het voorstel van de heer Loose te beginnen of de informatie niet gewoon op een stuk karton in bus gezet kon worden. Dat is gebeurd. Er zijn al stappen gezet om het beter te krijgen. Een ander voorbeeld zijn die hybride bussen, waarbij het betalingssysteem niet goed functioneerde. We rijden nu dus gratis en die bussen worden omgebouwd gedurende de komende twee weken. Daar heeft de reiziger dus geen last meer van. Daarvan heeft Arriva gezegd: dan rijden ze gratis, als we problemen hebben met het betalingssysteem. Wij nemen dat verlies. Dus dat probleem is op dit moment voor de reiziger opgelost. Ik denk ook dat buschauffeurs in de komende tijd, zij rijden nu al een aantal dagen met de nieuwe boordcomputers, zullen wennen. Dat is ook iets dat geen twee weken duurt, dat gaat sneller. Reizigers die met een nieuw busnummer geconfronteerd werden op maandagochtend, die weten inmiddels ook steeds beter welke bus ze moeten hebben. De situatie, zoals die maandag was, is al een stuk verbeterd. Ik wil aangeven dat het een proces is, waar wij in zitten, waarvan wij zeggen dat het allemaal heel snel opgelost moet worden. Een groot gedeelte is ook al opgelost, er zijn al stappen gezet, maar niet alles is volledig functioneel. Wij denken dat alles op alles gezet moet worden om het zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen. De situatie zoals die maandag was, is niet meer de situatie van vandaag. Er zit een stijgende lijn in. Nogmaals, ik ga er nog wel even achteraan waarom door de heer Hettinga twee weken is gezegd en waarom dat ons van tevoren niet gemeld is. Dat vind ik zeker een punt. En als hij dat gedaan heeft in de veronderstelling dat hij beter twee weken kon zeggen, zodat het niet zou tegenvallen, dan denk ik dat hij niet zo had moeten communiceren. Ik ga het er zeker met hem over hebben want ik word er niet blij van, als ik daar op deze manier mee geconfronteerd word. De heer LOOSE (PvdA): Er speelt nog iets anders. Als een week of twee weken of wat dan ook dan kennelijk normaal is, misschien had er dan meer gedaan kunnen worden om daarop
De VOORZITTER: Ik krijg uit de Staten het signaal dat in tegenstelling tot wat stilzwijgend werd geconcludeerd, men het vorige onderwerp toch voor de pauze zou willen afronden. Ik zou u dat niet aanbevelen, gegeven het feit dat op basis van de eerdere conclusie al flink wat mensen van de publieke tribune zijn verdwenen, maar ik leg het in uw midden. De heer VAN DIEREN (ChristenUnie en SGP): Voorzitter, ik stel voor om het af te ronden want er is nog publiek in de buurt dat wacht of er alsnog gestemd wordt. Wij hebben namelijk het signaal gegeven dat wij dat wilden voorstellen. De VOORZITTER: Ik vind het uit oogpunt van democratie niet aanbevelenswaardig om een onderwerp, waarover in de afgelopen weken zo diepgaand is gesproken, zo af te doen, maar als u daarvoor kiest, u bent de baas. De heer F. VERMEULEN (VVD): Ik denk dat, als wij nu tot de conclusie komen dat wij het wel voor de pauze willen afronden, wij dit eerder hadden moeten concluderen. Ik ben het met u eens dat er nu al mensen naar buiten zijn gegaan. Het lijkt mij niet handig om die straks terug te laten komen en tot de conclusie te laten komen dat zij hier dan voor niets zijn. De heer WENNEKER (D66): Wij zijn wat verrast door de snelheid om het na de lunchpauze af te handelen. Wij zouden graag nu de tweede termijn doen, als daar behoefte aan is en de stemming nu doen, zodat degenen die nu nog in huis zijn meteen duidelijkheid hebben. Dit juist vanuit het oogpunt van democratische transparantie. De VOORZITTER: Zullen wij het dan er nu maar afwikkelen? Dan doen wij het zo. ALDUS WORDT BESLOTEN.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19931
Factory Outlet Center Bleizo; Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016
De heer LUDEMA (VVD): Ik bedank de gedeputeerde voor de beantwoording van de vragen en ook voor de verborgen toezegging om aandacht te besteden aan de retailveranderingen in de gemeenten. Wat mij opvalt, is dat er eigenlijk twee smaldelen zijn in deze Staten, een conservatief smaldeel dat waarschijnlijk tegen het voorstel zal stemmen, zich een beetje verschuilt in de regels en de beleidslijnen die eerder zijn neergezet. En een wat progressiever smaldeel dat begrijpt dat regeren vooruitzien is en ook ziet dat er veranderingen zijn die vragen om door te pakken. Kansen voor de economie moet je grijpen. De VVD zou graag een openbaarvervoersknooppunt willen, leisure en pleasure, en dat willen realiseren door nu doorgang te geven aan de mogelijkheid om een FOC te realiseren. De VVD begrijpt dat wij daar eigenlijk niet over gaan. Er wordt alleen maar gevraagd om het ruimtelijk mogelijk te maken. Het is aan de gemeenten en daar hoort het ook thuis. Nogmaals, wij zullen voor het voorstel stemmen. Mevrouw VAN EGMOND (GROENLINKS): In de commissie hebben wij eigenlijk al aangegeven dat wij de locatie Bleizo niet zien zitten, maar er lag een besluit voor om een FOC in het algemeen mogelijk te maken. Als nu onze eigen ruimtelijke strategie ten aanzien van de binnenstedelijke versterking daarin niet als voorwaarde kan worden opgenomen, dan zijn wij dus ook tegen het opnemen van de mogelijkheid van een FOC in de PSV. Dank u wel. De VOORZITTER: Dan stel ik voor de beraadslagingen te sluiten. Is er behoefte aan het afleggen van stemverklaringen? Zo niet, dan gaan wij stemmen. Willen de leden die voor het voorstel zijn, hun hand opsteken? Voor het voorstel zijn de leden van de fracties van D66, VVD en de PVV bij afwezigheid van 50PLUS. Het voorstel is verworpen. HET VOORSTEL WORDT STEMMING VERWORPEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
De VOORZITTER: De vergadering is geschorst tot 13.25 uur. B. BELEIDSKADER JEUGDZORG 2013-2016 (6530) De VOORZITTER: De vergadering wordt hervat. Aan de orde is de vaststelling van het Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016. Het woord is aan de heer Van den Berg. De heer VAN DEN BERG (PVV): De PVV is voorstander van decentralisatie van de jeugdzorg. Dat gemeenten straks verantwoordelijk worden voor de jeugdzorg, begeleiding en dagbesteding, gecombineerd met de taken die zij nu al hebben, biedt wat ons betreft de beste kansen op passende ondersteuning. Toch is er een aantal zorgen. Ik zal er eentje noemen. De Centra voor Jeugd en Gezin moeten een centrale rol gaan spelen na de overheveling van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg naar de gemeenten. Veel centra blijken echter niet meer dan een soort consultatiebureau, waarop een bordje CJG is geplakt. Het rapport van de Algemene Rekenkamer liegt er niet om. Ziet de gedeputeerde in de aanloop naar de transitie een rol voor de provincie om hierin verbetering te brengen of vindt hij dat het vooral aan de gemeente is om de zaken op orde te brengen? Mijn fractie is tevreden met het opnemen van een paragraaf over ontzorgen en het daaraan gerelateerde rapport van de RMO dat wij ter sprake hebben gebracht in de commissie.
Ludema, Van Egmond, Voorzitter, Van den Berg en Kleijweg
Daarbij onderschrijven wij overigens ook de kanttekening dat minimale motivatie en inzicht in eigen zorgbehoeften een voorwaarde blijft voor systeemondersteunende en versterkende zorg in de eigen omgeving. Jeugdzorg Zeeland heeft aangetoond dat het aantal uithuisplaatsingen dramatisch kan worden teruggebracht. Dat betekent niet alleen een grote besparing op een dure vorm van jeugdzorg, maar bovendien het voorkomen van het inzetten van een zwaar instrument, namelijk dat van uithuisplaatsing. Het laat gezinnen, hoe problematisch soms ook, intact en dat is wellicht de grootste winst die hier behaald wordt. In de commissievergadering heeft de gedeputeerde aangegeven dat er oog is voor de beste praktijken in andere provincies. Ik wil er hier nogmaals op aandringen eens goed te bekijken of specifiek die Zeeuwse aanpak ook voor Zuid-Holland zou kunnen werken. Ik wil afronden met een opmerking over JSO. De PVV is, zoals eerder aangegeven, tegenstander van het subsidiëren van deze organisatie. Er wordt de komende jaren bezuinigd op deze club. Dat is een goed begin wat ons betreft. Wij vinden dat na de transitie de provinciale subsidiekraan voor JSO helemaal dicht mag. Ondanks dit smetje op het Beleidskader Jeugdzorg, zal de PVV-fractie instemmen met het voorstel. Dank u wel. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): De nota Jeugdbeleid is tweemaal besproken in de commissie. Hij voldoet aan wat wettelijk moet, is afgestemd op Zuid-Holland en het stappenplan is netjes beschreven. Wij vinden dat er wel wat weinig aandacht is voor de transformatie, maar wij merken ook dat er in het veld verschillend gedacht wordt over hoeveel bemoeienis de provincie nu eigenlijk moet hebben bij de transformatie. Kortom, we kunnen begrijpen dat dat niet volledig uitgewerkt is. Over het feit dat, als landelijk werkende instelling de SGJ zomaar weg was en even daarna ogenschijnlijk even gemakkelijk weer terug, hebben wij ons erg verbaasd. Een stukje inhoudelijke argumentatie vinden wij wel op zijn plaats want wij mogen er toch van uitgaan dat er redenen zijn, waarom het SGJ eerst niet gesubsidieerd zou worden voor haar zorg en na slechts vragen uit de commissie, gewoon weer wel mee mag doen. Wij vragen ons nog steeds af waarom. Voorzitter, toen ik even nadacht over welke tekst ik hier uit zou spreken, werd ik geconfronteerd met enig gevoel van moedeloosheid. Dat gevoel heeft vooral betrekking op de wijze waarop wordt of is omgegaan met de RAS-middelen of hoe die nu dan ook mogen heten. Wij begrijpen dat een poging ondernemen om de nota tegen te houden, zinloos is. Die poging zou het niet halen, maar, belangrijker nog, dat zou ook het probleem niet oplossen. Misschien kan de gedeputeerde nog een keer zeggen wat nu eigenlijk het doel is van het geld. Natuurlijk gaat de gedeputeerde straks ook zeggen dat alles goed komt en dat de regio’s blij zijn en dat de provincie aan de wensen van de regio's tegemoetkomt, maar wij blijven net zo hardnekkig als dat de gedeputeerde zegt dat iedereen blij is, horen dat er heel veel zorgen zijn en dat het de vraag is of de hulpconstructie die nu bedacht wordt om de vraag van de regio's en het aanbod van de provincie bij elkaar brengen, wel werkbaar is.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19932 Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016
De provinciale regio’s lijken de dupe te worden van het niet tijdig genoeg bedenken dat de stadsregio’s niet langer in aanmerking mogen komen voor de RAS-middelen. Het loopt allemaal rommelig en weinig doeltreffend. Voorzitter, als ik dit moet uitleggen, wat mij toch een paar keer is overkomen, dan heb ik last van een gevoel van schaamte. En voor de goede orde, wij twijfelen niet aan de inzet van het college en al helemaal niet aan de inzet van de gedeputeerde op het jeugdbeleid, maar de schoonheidsprijs verdient het allemaal niet. Dank u wel. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Onze fractie ziet een aantal positieve punten in het Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016. Wij zijn allereerst blij dat er een overgangsregeling wordt getroffen voor de 18+-jeugdigen in de jeugdzorg, zodat zij niet ineens aan hun lot worden overgelaten. De zogenaamde dakpanconstructie geeft ruimte voor een goede overgang naar zelfstandigheid, als jongeren na hun achttiende nog begeleiding nodig hebben. In het beleidskader staat dat de vernieuwing van de inhoud van de zorg en ondersteuning aan ouders en kinderen centraal moet staan. De jeugdzorg moet beter aansluiten bij de eigen kracht en sociale netwerken van jeugdigen en hun ouders of verzorgers. Ook moet voorkomen worden dat ouders en jeugdigen verdwalen in het systeem. Onze fractie is het hiermee van harte eens. Wij zijn dan ook blij met het stimuleren van flexibiliteit voor de jeugdzorgaanbieders. Het organisatiesysteem mag niet leidend zijn, maar moet dienend zijn aan het belang van het kwetsbare kind. Uit de reacties van de jeugdzorgregio’s blijkt dat het huidige organisatiesysteem niet meer voldoet. Bijvoorbeeld de cliëntcontacturen en de benadering van de RAS. De Partij voor de Dieren vindt het belangrijk dat de provincie ondersteunend is bij het toewerken naar een organisatiesysteem dat tegemoet komt aan flexibiliteit, maatwerk, kwaliteit en persoonlijke zorg. En dat het systeem een handig hulpmiddel is, waarbij het belang van het toekomstperspectief van het kind centraal staat. Naast de jeugdzorg hebben veel organisaties hiermee te maken. In onze samenleving hebben wij vaak organisaties gecreëerd die gevangen zitten in de wurggreep van procedures en een verstarrend automatiseringssysteem die niet meer goed aansluiten bij de mogelijkheden en behoeften van mensen en hun belangen. De sleutel ligt meer in het organisch organiseren, minder gebaseerd op regels en meer waardengeoriënteerd. Hoe minder gewilde waarden er zijn, des te meer regels je nodig hebt en ook andersom. De provincie zou hier wat ons betreft een duidelijk ondersteunende rol in moeten vervullen qua overdracht van kennis en expertise. Graag zou ik hier een reactie van de gedeputeerde op willen hebben. Onze fractie maakt zich grote zorgen over de veiligheidssituatie van kinderen in tehuizen en pleeggezinnen. Uit het rapport-Samson van dit najaar is gebleken dat seksueel misbruik voor deze kwetsbare groep kinderen een groot probleem is. Aankomende woensdag is er een expertmeeting, maar de gedeputeerde zal vast ideeën hebben over hoe hiermee om te gaan. Ook daarop zou ik graag een reactie willen hebben. Onze fractie maakt zich ook zorgen over de aansluiting tussen zorg en onderwijs, temeer daar het onderwijs met forse bezuinigingen te kampen heeft. Per 1 augustus 2014 zijn scholen op basis van de Wet passend onderwijs verplicht om een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra
Kleijweg, Van Viegen en Kip
ondersteuning nodig hebben. Ook kinderen uit de jeugdzorg krijgen hiermee te maken. Door de Eerste Kamer is ook aangegeven dat zij grote twijfels heeft of de structurele bekostiging van het reguliere onderwijs voldoende is om het passend onderwijs verantwoord in te voeren. De werkdruk voor de leerkrachten zal toenemen en het risico bestaat dat het kind daarvan de dupe wordt, omdat het onvoldoende extra aandacht krijgt op school. Deelt de gedeputeerde deze zorg? En zo ja, wat is hij van plan daaraan te doen? Onze fractie is positief over het bundelen van krachten (jeugdzorg, medici, justitie), wat voortvloeit uit de Meldcode, Meldpunt Kindermishandeling en Steunpunten Huiselijk Geweld. Met een multidisciplinaire aanpak kunnen jeugdigen sneller en beter worden geholpen. Ook zouden bij deze integrale aanpak dierenartsen betrokken moeten worden, omdat dierenmishandeling vaak een voorbode is van huiselijk geweld. De beschikbare kennis van gemeenten, jeugdzorg, scholen, politie, dierenbescherming, dierenartsen en zorgaanbieders moet beter worden benut en aan elkaar gekoppeld. Graag hierop een visie van de gedeputeerde. De veiligheid en bescherming van kwetsbare kinderen in de jeugdzorg moeten te allen tijden gewaarborgd zijn. In een van de ingezonden reacties is de zorg uitgesproken over de waarborging van veiligheid van een kind in netwerkpleeggezinnen. Alleen met een protocol kom je er niet. Mijn vraag aan de gedeputeerde is: zijn er frequente bezoeken bij het netwerkpleeggezin? Hoe wordt het netwerkpleeggezin gescreend? En vindt er formalisatie van het pleeggezin plaatst? Kortom, hoe wordt de veiligheid van het kind in een netwerkpleeggezin gewaarborgd? Dit is mijn bijdrage. Dank u wel. Mevrouw KIP (CDA): Eens in de vier jaar stellen de Staten het Provinciale Beleidskader Jeugdzorg vast. Dit jaar waarschijnlijk voor het laatst, omdat de jeugdzorg over enige tijd zal worden overgedragen aan de gemeenten. Een overdracht, waarvan het CDA voorstander is, omdat hij van mening is dat met zorg dicht bij huis het beste resultaat kan worden geboekt. Zolang de provincie verantwoordelijk is voor de jeugdzorg, heeft zij twee belangrijke klussen te klaren. Ten eerste het leveren van tijdige en kwalitatief goede zorg. Het tweede is het faciliteren van een soepele overdracht van de jeugdzorg aan de gemeenten. Ten opzichte van de startnotitie en de vorige versie van de beleidsnotitie hebben, mede naar aanleiding van inspraak, een aantal wijzigingen plaatsgevonden, waarop ik nader in zal gaan. Zo is bijvoorbeeld het principe van de dakpanconstructie nader uitgewerkt. Een manier om ervoor te zorgen dat jeugdigen die geïndiceerde jeugdzorg ontvangen netjes kunnen uitstromen naar de lokale jeugdzorg. Door tijdig te werken met twee betrokken hulpverleners kan ervoor worden gezorgd dat dat proces beter verloopt. Dit past goed in het streven naar een verbetering van de doorstroming in de jeugdzorg en om de aansluiting in de keten te verbeteren.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19933
Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016
In de vorige versie van het beleidskader stond nog opgenomen dat de subsidierelatie met de SGJ zou worden beëindigd, een standpunt dat mijn fractie zeer verbaasde. Na vragen van verschillende fracties, waaronder de mijne, hebben GS dat gelukkig ook ingezien en besloten om het SGJ hetzelfde te behandelen als de andere landelijk werkende instellingen. Het CDA is blij dat de gedeputeerde daartoe is overgegaan. Dan de RAS-middelen. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de contracten met de regio’s ten aanzien van de preventieve jeugdzorg, zij het in enigszins gewijzigde vorm, zouden worden voortgezet met dien verstande dat dat niet zou gelden voor de stadsregio’s. Mede naar aanleiding van de inspraken in de regio’s is dit gewijzigd. De nieuwe subsidietranche die per 1 juni 2013 van start zal gaan zal zich in plaats van primair op preventieve jeugdzorg juist meer richten op de aansluiting tussen het lokale en provinciale werkveld en het vormgeven van de transitie en de transformatie. Het CDA steunt de ingezette beleidswijziging die beter aansluit bij de wensen van de gemeenten. Zij krijgen meer mogelijkheden om de middelen te besteden en er kan ook differentiatie per regio plaatsvinden. Wel zal de regeling nog nader uitgewerkt moeten worden. Dit zal zorgvuldig moeten gebeuren. De totstandkoming van de regeling verdient niet helemaal de schoonheidsprijs, aangezien dit pas op het laatste moment tot veranderingen heeft geleid. Voordeel is wel dat de gedeputeerde in ieder geval heeft aangegeven dat de risico’s voor de procedures van Haaglanden en mogelijk ook van de stadsregio Rotterdam met de nieuwe regeling worden beperkt. Dan ten aanzien van de transitie. Mevrouw Kleijweg gaf het ook al aan, die zit maar beperkt in het beleidskader. Wij gaan er maar van uit dat dit komt doordat er op dit moment ook op landelijk niveau nog een aantal dingen nader uitgewerkt moet worden en dat er dus nog veel uitkristallisatie zal plaatsvinden. Wij zijn wel erg benieuwd naar de pilots die worden gedaan en we kijken uit naar de toegezegde informatie daarover. Wij hopen dat de gemeenten ten volle gebruik zullen maken van de hun geboden ruimte. Tot slot, voorzitter, het volgende. Onlangs is het rapport van de commissie-Samson over seksueel misbruik en uit huis geplaatste kinderen verschenen. Dit is een heftig rapport. Op verzoek van mijn fractie die daarbij gelukkig unaniem is gesteund in de Staten, zal er volgende week woensdag een expertmeeting over dit onderwerp plaatsvinden. Ons is opgevallen dat voor dit rapport nog wat weinig aandacht lijkt te zijn in de beleidsnota, maar wij gaan ervan uit dat naar aanleiding van de expertmeeting er ook nadere acties bepaald zullen worden en dat de gedeputeerde dit met zorg zal oppakken. Dank u wel. Mevrouw ZWAAN (SP): De transitie zorgt ervoor dat de jeugdzorg op dit moment nog meer in beweging is dan gebruikelijk. Ik werk zelf in de jeugdzorg, zoals de meesten van jullie wel weten, en ook op mijn werk heeft al dat veranderingsgeweld veel invloed. Het is soms moeilijk om door alle wijzigingen, protocollen en bureaucratie heen te kijken naar waar het echt om gaat, en dat is het kind. De SP is daarom zeer tevreden met deze beleidsvisie want om te beginnen staat het perspectief van het kind centraal en worden Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders
Kip, Zwaan en Van den Boogaard
aangemoedigd om de papieren werkelijkheid daaraan ondergeschikt te maken. De SP heeft van de mogelijkheid om schriftelijk te reageren op het conceptbeleidsplan gebruikgemaakt en kan zich vinden in de reacties van GS. Wij denken dat een integrale aanpak bijdraagt aan het beter en efficiënter helpen van kinderen en gezinnen in een traject dat hopelijk en mogelijk misschien zelfs korter is. Verder spreekt de provincie zich meerdere malen uit tegen marktwerking in de jeugdzorg, maar stimuleert juist het samenwerken om tot een zo breed mogelijk zorgaanbod te komen. De transitie biedt ook kansen tot transformatie. Als deze transformatie leidt tot minder bureaucratie en daardoor meer aandacht voor kinderen en gezinnen, dan zou dat erg mooi zijn. De provincie faciliteert een aantal pilots die hopelijk gaan bijdragen aan de eerder genoemde integrale aanpak, betere samenwerking en een goede nazorg. Wij zijn dan ook erg benieuwd naar de resultaten van deze pilots. Dat geldt ook voor het nazorgtraject. Het nazorgtraject eindigt voor veel jongeren nogal abrupt, niet als zij veilig zijn, een dak boven hun hoofd hebben of als een behandeling is afgerond, maar als zij achttien worden. De transitie biedt kansen, omdat de gemeenten instrumenten in handen hebben die de provincie niet heeft, zoals de mogelijkheid om afspraken te maken met woningbouwverenigingen, gemeentelijke schuldsanering en dergelijke. De dakpanconstructie is een mooi middel en kan preventief werken en hiermee kan dan weer voorkomen worden dat jongeren dakloos worden. De SP is ook blij dat het CDA heeft gevraagd om een expertmeeting naar aanleiding van de uitkomsten van de commissie-Samson die inderdaad zeer verontrustend waren. Tot slot. Een belangrijk SP-punt dat is opgenomen, is het uitgangspunt van het college om in de subsidieregeling op te nemen dat de salarissen in de jeugdzorg die de WOP-norm (de bekende Balkenendenorm) overschrijden in mindering gebracht zullen worden. Het lijkt mij een enorme prikkel voor mensen die meer verdienen om een ethische afweging te maken want dit geld hoort natuurlijk naar de zorg te gaan. Dank u wel. Mevrouw VAN DEN BOOGAARD (PvdA): Namens de PvdA heb ik in de commissievergadering uitgebreid uiteengezet wat wij van het Beleidskader Jeugdzorg vinden. Daarom beperk ik mij nu tot de kern. Over het algemeen zien wij dit beleidskader als een voortzetting van het sociale beleid van het vorige college. Dat kwetsbare kinderen en gezinnen extra aandacht moeten krijgen spreekt voor de PvdA voor zich. De PvdA zal instemmen met dit beleidskader, maar niet op alle punten. Wij willen graag vastgelegd zien vandaag dat wij geacht worden tegen een aantal onderdelen te stemmen. Dat zijn de onderdelen die betrekking hebben op de bezuinigingen op de RAS en de afbouw van de eigen provinciale middelen. De PvdA zou hier andere keuzes gemaakt hebben. Wij vinden dat deze bezuinigingen een risico vormen voor de kwaliteit van de jeugdzorg na de transitie. De nieuwe RAS-afspraken maken het onmogelijk om als provincie preventief jeugdbeleid te financieren. Dat deden wij in het verleden wel vanuit de overtuiging dat, wanneer gezinnen in een vroeg stadium hulp krijgen, de inzet van zwaardere zorg zal verminderen. Dat is beter voor die gezinnen en beter voor ieders portemonnee.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19934 Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016
De PvdA betreurt het dan ook zeer dat het college de keuze heeft gemaakt geen preventie meer te financieren. Wij willen benadrukken dat een kwalitatief hoog zorgaanbod beschikbaar moet blijven tot het moment dat de jeugdzorg zal worden overgedragen aan de gemeenten en het onze verantwoordelijkheid niet meer is. Hoge kwaliteit wil ook zeggen dat er geen lange wachtlijsten zijn en dat er een passend zorgaanbod beschikbaar blijft dat tegemoet komt aan de diverse behoeften van mensen.
Van den Boogaard, Van der Tas en Stoop
rapport van de commissie-Samson. Volgens ons is de expertmeeting daartoe een mooie eerste stap.
Mevrouw VAN DER TAS (D66): De verantwoordelijkheid van de provincie voor de jeugdzorg betekent dat wij de verantwoordelijkheid hebben voor de meest kwetsbare kinderen in onze samenleving die te allen tijde goede zorg verdienen. Wij gaan als provincie deze verantwoordelijkheid overdragen aan de gemeenten. Dit betekent dat wij onze uiterste best moeten doen, zodat de jongeren straks een betere zorg krijgen en een vooral minder versnipperde zorg. D66 ziet de transitie als een kans voor de jeugdzorg om de vele verschillende vormen van zorg samen te brengen en zo ook het kind centraal te stellen. Gemeenten kunnen straks niet alleen zorgen dat de jeugdzorg beter gaat samenwerken met de Jeugd LVG en de Jeugd GGZ, maar ook met het maatschappelijk werk en de schuldhulpverlening. Het is goed om te zien dat in deze provincie verschillende pilots zijn opgezet die zich richten op ‘één gezin, één plan’ en het ontschotten van de zorg. Overal in Nederland vinden dergelijke ontwikkelingen plaats en wij kunnen straks dus niet alleen leren van onze eigen pilots, maar ook van de ontwikkelingen in andere provincies. De ambities voor deze transitie zijn groot, omdat wij deze jongeren de beste zorg willen bieden. Het is nu aan de gemeenten en aan de zorginstellingen om dit waar te maken. Van het college verwachten wij dat het dit stimuleert, kennis over de jeugdzorg overdraagt en aan de bel trekt, als er dingen niet goed blijken te gaan.
De heer STOOP (ChristenUnie en SGP): Naar het zich laat aanzien behandelen wij vandaag voor de laatste keer een Beleidskader Jeugdzorg, wat zich uitstrekt van 2013-2016, omdat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg uiterlijk 1 januari 2015 zal overgaan naar de gemeenten. Daarover wordt al lang gesproken. In het huidige regeerakkoord wordt iedere afspraak daarover bevestigd en ik mag aannemen dat wetgeving daarover wordt voorbereid. De fractie van de ChristenUnie en SGP vindt dan ook dat dit beleidskader terecht voor een groot deel in het teken staat van die transitie. Wij hebben er bij eerdere gelegenheden aandacht voor gevraagd dat er sprake zou moeten zijn van een zorgvuldige en vloeiende overgang van de verantwoordelijkheid van de provincie naar de gemeenten en dat dat vanuit de provincie ook met de nodige zorg en aandacht gefaciliteerd zou moeten worden. Gelukkig zien wij de resultaten daarvan in dit beleidskader opgeschreven en de manier waarop er aan de pilots wordt gewerkt geeft ons voldoende vertrouwen dat het de serieuze aandacht krijgt die het verdient. De titel van dit beleidskader luidt: ‘Het perspectief centraal’. Toen ik daarover nadacht, stelde ik mijzelf de vraag en die zou ik ook aan anderen kunnen stellen: over welk perspectief spreken wij en over het perspectief van wie spreken wij? Het is natuurlijk een mooie overall term. Bij vorige gelegenheden hebben wij wel eens gesproken over het kind centraal en daarover gaat het natuurlijk uiteindelijk in dit beleidskader. Wij zien dat ook terug in hoofdstuk 2, waar wordt toegelicht dat de cliënt centraal staat. Wat betreft onze fractie gaat het dan om kinderen en jongeren die in een zeer kwetsbare positie zitten. Het gaat niet alleen om de jongeren, maar ook om hun ouders, verwanten of verzorgers, omdat zij op de een of andere manier in de knel zijn geraakt en op zorg, aandacht of hulpverlening en begeleiding zijn aangewezen. Op dit moment hebben wij een wettelijk recht op jeugdzorg. Wij weten dat er veranderingen op til zijn en vandaar dat wij in dit beleidskader nog onze verantwoordelijkheid goed kunnen waarmaken door daaraan vorm en inhoud te geven. Wat onze fractie betreft staan daarover ook goede dingen in het wettelijke kader en in het provinciale kader opgeschreven. Onder de wettelijke taken valt ook het bevorderen van een goede aansluiting tussen jeugdzorg en de lokale voorzieningen. In het kader van de transitie krijgt dit in het huidige kader terecht veel aandacht. Daar stemmen wij dus mee in.
Na de transitie zou ik ook graag willen ingaan op het rapport van de commissie-Samson over seksueel misbruik van uit huis geplaatste kinderen. D66 heeft de afgelopen jaren verschillende keren aandacht gevraagd voor de risico’s van ontoelaatbaar seksueel gedrag in de jeugdzorg. Gelukkig heeft deze provincie ook al verschillende stappen gezet, zoals de Verklaring Omtrent Gedrag. De instellingen hebben ook verbeterplannen moeten opstellen. Als wij het rapport van de commissie-Samson lezen, dan blijkt wel dat we er nog niet zijn. Het taboe rond seksualiteit moet worden doorbroken in de jeugdzorg en de deskundigheid van medewerkers over seksualiteit en ontoelaatbaar seksueel gedrag moet worden bevorderd. De conclusies van de commissie-Samson maken het gelukkig wel bespreekbaar.
Er is bij de eerste commissiebehandeling ruimschoots aandacht besteed aan het feit dat in eerste instantie SGJ Christelijke Jeugdzorg beperkt werd in de mogelijkheden om aan de vragen die bij de organisatie binnenkomen, tegemoet te komen. Na de discussie in de commissie hebben GS bij nadere overweging besloten om het kader aan te passen en deze landelijk werkende instelling op dezelfde wijze als andere landelijk werkende instellingen te behandelen tot aan de overgang naar de gemeenten. Wij zijn daarvoor erkentelijk, maar wij vragen ons wel af of het probleem dat door SGJ Christelijke Jeugdzorg werd aangeduid bij onze commissie, wel echt weg is. Wij krijgen het signaal dat, ondanks deze reparatie en verruimde mogelijkheden, de wachtlijst bij die organisatie groter wordt.
Voorzitter, er is een bestuurlijke transitie, maar de jeugdzorg gaat natuurlijk niet weg bij ons. Onze kinderen, onze kleinkinderen, hun vriendjes, hun vriendinnetjes, buren, clubgenootjes en hun ouders leunen er soms op. En wanneer wij als verantwoordelijke politici de zorg voor jeugd verwaarlozen, dan krijgen wij daar vroeg of laat de rekening van gepresenteerd. De PvdA vindt daarom dat wij verstandig moeten zijn en deze lucratieve investering gewoon moeten doen. Dank u wel.
D66 kan instemmen met het Beleidskader Jeugdzorg, maar wij zullen nog wel stappen moeten maken naar aanleiding van het
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19935
Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016
Kortom, er lijkt sprake te zijn van een aantal tegengestelde ontwikkelingen die er per saldo toe leiden dat het hulpbod zal moeten worden ingekrompen. Mijn vraag aan de gedeputeerde is om nog eens uit te leggen hoe het precies zit en of hij kan toezeggen dat hij die situatie nauwgezet blijft volgen en of hij zo nodig openstaat voor het verstrekken van aanvullende financiële middelen. Collega’s voor mij hebben ook aandacht besteed aan het feit dat wij deze discussie vandaag pas voeren, omdat er in de achterliggende weken overleg heeft plaatsgevonden over de inzet van de zogenaamde RAS-middelen. Voor een goede verstaander; het gaat daarbij om de afspraken die ooit gemaakt zijn over de Regionale Agenda Samenleving. Dat overleg was niet alleen noodzakelijk vanwege de implicaties van de juridische procedure, maar is ook nuttig gebleken, omdat wij nu in het kader kunnen lezen dat er overeenstemming lijkt te zijn met de regionale bestuurders over de inzet van de beschikbare middelen voor de transitieperiode en ook over de periode, waarin over die middelen kan worden beschikt. Dat vinden wij een goede zaak. Dan is het uiteindelijk een goede beslissing geweest om niet in een vorige vergadering dit beleidskader te behandelen want dan zou er wellicht een hoofdstuk uitgeknipt zijn en dan hadden wij de zaak niet integraal kunnen bespreken. Het is wellicht iets over de formele termijn heen, maar dat daargelaten. Tot slot nog een vraag op dit punt. Er is in de stukken voldoende opgeschreven over de overeenstemming over de inzet van de RAS-middelen, maar wat betekent dat nu precies voor de juridische procedure die door het stadsgewest Haaglanden tegen de provincie was aangespannen? Tot slot, mijnheer de voorzitter, wil ik mij ook aansluiten bij de opmerking die collega’s voor mij hebben gemaakt over de betekenis van het rapport van de commissie-Samson. Het is goed dat wij daarover in dit huis een expertmeeting houden om te bezien in hoeverre wij in het vervolg daaraan een goede uitwerking kunnen geven, omdat datgene wat in het rapport naar voren wordt gebracht zo ernstig is dat een beleidsreactie daarop niet kan uitblijven, niet alleen door de rijksoverheid maar ook van provinciale zijde. De heer JARMOHAMED (VVD): Tot het jaar 2015 is de jeugdzorg onze zorg. Daarna is het de zorg van de gemeenten en gaan wij er als provincie niet meer over. De provincie toont enerzijds daadkracht door te investeren in een zorgvuldige transitie en anderzijds verantwoordelijkheid door vast te houden aan de kwaliteit door het bieden van een tijdige en goede jeugdzorg, zoals ook wettelijk is vastgesteld. Deze provinciale inspanning is een goed voorbeeld voor gemeenten, zodat zij de jeugdzorg in al haar facetten, met name LVG, de Jeugd GGZ en Jeugd Reclassering verder kunnen ontwikkelen en implementeren binnen hun gemeentegrenzen. Voorzitter, het moge duidelijk zijn dat de VVD volledig achter het genoemde tweesporenbeleid staat, namelijk vasthouden aan een kwalitatief goede jeugdzorg en aan de andere kant een zorgvuldige overdracht aan de gemeenten. Het in goede banen leiden van de jeugd, lees de toekomst van Nederland, daar draait het immers om. Hierbij hebben wij echter wel een punt. De provincie Zuid-Holland geeft aan uitsluitend pilots te doen met bestaande partijen. De VVD ziet dit als een gemiste kans. Volgens ons kunnen pilots met nieuw ontstane zorgaanbieders juist zorgen voor de noodzakelijke vernieuwing. Dit kan leiden tot een hogere kwaliteit van de
Stoop, Jarmohamed en Janssen
zorg en voor een grotere veiligheid voor de kinderen. Wij weten echter inmiddels dat daarover verschil van mening bestaat. Naast onze positieve inbreng hebben wij echter ook een aantal kritische vragen. Die wil ik toch even stellen. 1. Kan de gedeputeerde aangeven waarom er gekozen is voor pilots met alleen bestaande aanbieders? 2. Omdat gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg is het van belang dat de gemeenten daar goed op voorbereid zijn. Daar zijn wij het allemaal met elkaar over eens. Tijdens onze ontmoetingen met de diverse fracties in de regio bleek echter dat men de organisatie en de implementatie van de transitie als een hell of a job ervaart. Hoe kleiner de gemeente, des te meer moeite men lijkt te hebben met de transitie. Hoe kijkt de gedeputeerde tegen de transitie aan in relatie tot de gemeentelijke schaalgrootte? 3. Kan de gedeputeerde aangeven wat de provincie ZuidHolland, maar vooral ook andere partijen, bijvoorbeeld de VNG of het IPO, in 2013 en volgende jaren gaan doen om de transitie in de richting van de gemeenten zo goed mogelijk te laten verlopen? Kunnen wij met betrekking tot de transitiefasering op de hoogte gehouden worden? De VVD zal ook in de toekomst de ontwikkelingen op de voet blijven volgen. Wij zijn immers een kritische partij. Het voor ons liggende beleidskader geeft ons vertrouwen en wij zullen er dan ook mee instemmen, ervan uitgaande dat onze vragen naar tevredenheid zullen worden beantwoord. Ik dank u voor uw aandacht. Gedeputeerde JANSSEN: Mijnheer Van den Berg, de zorgen over de CJG’s, terwijl die toch een centrale rol hebben; ik deel die zorgen wel. Soms is het alleen een bordje op een deur, waarop staat: geopend op maandagmiddag van 13.00 tot 14.00 uur en soms is het breder uitgewerkt. Dat is natuurlijk iets waar gemeenten zelf mee moeten komen, maar het is wel een van de redenen, waarom er nu een aantal pilots is opgestart, juist voor de verbetering van de CJG’s. Naarmate de datum dichterbij komt, zal ook de invulling meer concreet worden. Als het te lang duurt, dan zie je in andere delen van het land ook al CJG’s sluiten, omdat er gewoon geen invulling aan gegeven is. Wij zitten er bovenop, wij spreken daar ook over met de gemeenten en wij kijken, zeker in pilotverband, hoe dat gaat. Dat is ook een van de grote voordelen, ik zal daar later nog op terugkomen, van de manier waarop wij hier in transitieregio's werken. De heer Jarmohamed vroeg ook: hoe ziet u de gemeentelijke opschaling? Nu, als ik daarop moet wachten, dan zou het niet goed zijn. Wij werken al in een aantal transitieregio’s, waarin men van elkaar leert en de voorlopers de achterblijvers meetrekken en elkaar ook aanspreken. U had het ook over Jeugdzorg Zeeland. Een van de dingen die mij opvallen, ik heb dat wel vaker gezegd, is dat je heel veel dezelfde soort projecten tegenkomt met steeds weer een andere naam. Zoals het nu in Zeeland gaat: intensieve pedagogische thuishulp Wraparound Care. Het is maar hoe je het noemt. Waar het om gaat, en dat is ook in het belang van de gemeenten want die zullen het moeten doen, is te voorkomen dat je in die zwaardere residentiële zorg terechtkomt.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19936 Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016
Als je kijkt naar de bezuinigingen die de gemeenten meekrijgen bij de overgang van de taken, dan zullen zij het ook op die manier moeten doen en daar sturen zij zelf ook op. Soortgelijke projecten lopen hier ook om ervoor te zorgen dat je kinderen thuis houdt, de problemen tijdig aanpakt, ook achter de voordeur. In het rapport wordt met name gezegd dat het in Zeeland zo goed gaat, omdat het aansluit bij de normen en waarden. Dan gaat het gemakkelijker dan wanneer je het en plein public zal moeten doen. Dat is ook een opmerking die ik hierbij als laatste zou willen maken voor degenen die vragen gesteld hebben over SGJ, dat dit natuurlijk ook iets is, en daarover hebben wij ook indringende gesprekken met de SGJ gevoerd, dat ze heel erg in de afwachtende houding aan de achterkant zaten van pleegzorg en residentiële zorg. En dat zij nu ook in de samenwerking stappen gezet hebben om noem het maar het Zeeuwse model zelf toe te passen om te voorkomen dat die kinderen straks alleen maar in de residentiële zorg of in de pleegzorg terechtkunnen. Juist vanwege die normen en waarden, zoals in Zeeland ook omschreven staat dat het zo goed aansluit door het nu achter de voordeur te doen en bij mensen thuis in plaats van en plein public, is dat ook iets waar SGJ zich op richt. En mijn overtuiging is ook, nu zij die stap gezet hebben, en zij dat ook geïncorporeerd hebben in hun denken, dat zij daar de goede slagen mee kunnen maken om ervoor te zorgen dat zij als organisatie niet straks de slag missen bij de gemeenten. Zij zeggen wel vaker dat de gemeenten met hen samenwerken, maar de gemeenten zeggen: ja wij willen wel samenwerken, maar wij kunnen dat straks niet allemaal betalen. Bijvoorbeeld zo’n residentiële plek van 65.000 euro. Wij hebben dus liever dat je iets doet om te voorkomen dat die kinderen daar komen. Dus dat loopt mooi gelijk op. En uw standpunt over JSO is bekend, dus het staat weer genoteerd. Mevrouw Kleijweg, u vond dat er te weinig aandacht was voor de transformatie in het stuk. U hebt zelf ook al een aantal redenen aangegeven om te zeggen wat kun je wel en wat kun je niet. Leg je te veel op, dan bemoei je je er te veel mee. Doe je te weinig … Het is met name het zoeken naar de samenwerking tussen gemeenten en de provincie om ervoor te zorgen dat wij met elkaar de gedeelde verantwoordelijkheid nemen om ervoor te zorgen dat de gemeenten, als zij de taken gaan uitvoeren, daar ook klaar voor zijn. Primair ligt het bij de gemeenten, maar natuurlijk moeten wij onze kennis en kunde met hen delen en er ook voor zorgen dat die bij hen terechtkomt. Zij vragen daar ook actief naar en dat wordt ook heel goed opgepakt. Als u het hebt over SGJ, daar was eerst een heel strikte scheiding gemaakt tussen zorginhoudelijk en levensbeschouwelijk. Wij hebben in de discussie in de commissie geconstateerd dat je daarmee weken kunt vullen. Want wat is levensbeschouwelijk en wat is zorginhoudelijk? Ik heb de Staten gehoord, ik heb de commissie gehoord en heel pragmatisch besloten om ervoor te zorgen, omdat dat zo breed leeft in de Staten, dat SGJ gelijkgeschakeld wordt met de andere organisaties. Dat is de reden geweest waarom wij dat gedaan hebben, maar wel met de kanttekening en na indringende gesprekken met de SGJ dat er bij hen ook wel iets zal moeten veranderen om ervoor te zorgen dat zij straks niet de boot missen, als zij met de gemeenten in zee moeten gaan. Het was wel opmerkelijk dat er nergens een pilot was met de SGJ in alle pilots die ingeleverd waren door gemeenten en regio’s, terwijl ze toch met een kantoor in Dordrecht zaten en ook in het district Zuid-Holland Zuid. Zij zien dat nu echter ook in. Wij hebben er graag aan voldaan door ze allemaal gelijk te trekken. Over de RAS-middelen hebt u gezegd dat u dat
Janssen en Van Viegen
jammer vindt. Ik ga dan inderdaad zeggen dat de regio’s er blij mee zijn, omdat zij het vorige urenschrijven betuttelend vonden en liever meer beleidsvrijheid wilden hebben. Het is niet zo dat, zoals mevrouw Van den Boogaard gesuggereerde, wij preventief niet meer belangrijk zouden vinden. Het was echter altijd al een primaire taak van de gemeenten en wij hebben nu de stap genomen om ervoor te zorgen dat zij dat nu ook zelf gaan doen. Dat hebben zij ook aangegeven. Zij kunnen dan ook beter aansluiting zoeken met bijvoorbeeld het schoolmaatschappelijk werk. Ik ga inderdaad zeggen dat de regio’s er blij mee zijn dat aan al hun wensen tegemoetgekomen is. U gaat dan waarschijnlijk herhalen dat u dat toch anders ziet, het zij zo. We hebben het gedaan mede naar aanleiding van de zienswijzen, waarin de regio’s echt aangaven dat de manier waarop wij het deden, niet meer werkte en dat zij meer beleidsvrijheid, transformatie en innovatie wilden. Dat het geen schoonheidsprijs verdiende, ben ik met u eens, maar beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Ik schaam mij er niet voor. Dan onderschrijf ik liever de conclusie van de heer Stoop die gezegd heeft dat het besluit op het goede moment genomen is. Ik heb er dan ook geen spijt van dat ik het stuk heb teruggetrokken destijds en dat dit nu de uitkomst is. Uiteindelijk doen wij het allemaal om ervoor te zorgen dat de jeugdzorg voor kinderen straks goed geregeld is. Daar gaat het om. Mevrouw Van Viegen had een aantal vragen. We doen het natuurlijk allemaal om tegemoet te komen aan de noden van de jeugd en om ervoor te zorgen dat kinderen die dat nodig hebben, op het juiste moment de juiste hulp krijgen. Het vorige systeem werd als beklemmend ervaren door de regio’s. Dat hebben zij nadrukkelijk aangegeven en daarom hebben wij het nu zo gedaan. Perspectief centraal, daarmee wordt bedoeld het perspectief voor een oplossing voor het kind. Natuurlijk staat de wens om tot een oplossing te komen centraal en niet het proces of een systeem. Kennis en kunde gaan wij natuurlijk overdragen. U vroeg naar de veiligheidssituatie. U vraagt daar terecht aandacht voor, net als het rapport van de commissie-Samson. Ik ben ook blij met de bijeenkomst die wij op 19 december hier met elkaar gaan hebben. Wij doen al een heleboel. Het heeft onze aandacht. We blijven het voortdurend, bij iedere bespreking, bij iedere overeenkomst die wij sluiten, onder de aandacht brengen van de jeugdzorgaanbieders. Zij moeten verbeterplannen opstellen. Er is continue aandacht. Er zijn de VOG’s. Zij moeten de paragrafen in de jaarverslagen opnemen. Wij doen er dus aan wat binnen onze mogelijkheden ligt. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Zoals een aantal fracties heeft aangegeven, is het een heel belangrijk rapport, waaruit schokkende resultaten naar voren komen. Is het mogelijk dat u daarover in de commissie nadere informatie geeft over wat u concreet gaat doen, zodat wij daarover nader van gedachten kunnen wisselen? Gedeputeerde JANSSEN: Ik kan mij voorstellen dat er een verslag komt van de expertmeeting, als wij die volgende week gehad hebben en dat ik nog eens een inventarisatie maak van wat er nu al aan projecten loopt bij de diverse zorginstellingen en op welke manier zij daarmee omgaan en welke maatregelen zij nemen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19937
Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016
Als u dat overzicht er dan bij krijgt, dan lijkt mij dat een mooi begin om vanuit te werken. U hebt zorgen over onderwijs; ik heb over heel veel maatschappelijke ontwikkelingen zorgen, maar ik ga (gelukkig) niet overal over. Ik deel uw zorgen wel, maar het goede is wel, dat gemeenten beter kunnen aansluiten bij de financiering, zoals we die gekozen hebben vanaf 1 juli, om bijvoorbeeld verbindingen te maken met het onderwijs. Zij krijgen juist die beleidsvrijheid, waarom zij gevraagd hebben, om dit soort connecties te maken, zoals zij die ook na 1 januari 2015 volop zullen moeten gaan maken. Ze krijgen nu de ruimte om daarmee te experimenteren. U vroeg nog om een visie op dierenmishandeling. Ik denk dat dat vooral iets is wat wij in de contacten met jeugdzorgaanbieders en gemeenten onder de aandacht moeten brengen, maar wij hebben niet zelf beleid, omdat het vooral in de lokale uitvoering ligt. Dan denk je inderdaad aan scholen. Het is wel een punt dat wij zullen meegeven. U vroeg nog hoe de veiligheid gewaarborgd is in netwerkpleeggezinnen. Er wordt vooraf gescreend, er zijn verplichte cursussen, er vindt frequent bezoek plaats en er wordt apart met de kinderen gesproken. Er vinden dus een heleboel dingen plaats om ervoor te zorgen dat de veiligheid van de kinderen op orde is. Mevrouw Kip, de RASsen stoppen inderdaad, na een netto afbouw vanaf 1 januari tot 1 juli 2013. Dat sluit aan bij de wensen van de gemeenten. Was het proces helemaal sjiek? Nee, maar liever zo, dan met een andere uitkomst, alleen om het proces het proces te laten zijn. Ondanks dat het zo gegaan is, ben ik blij dat we het zo gedaan hebben. U vroeg nog naar de risico’s van de huidige procedures. Haaglanden kan ik niets over zeggen; die regio heeft beroep aangetekend, dus dat gaan we zien. Brielle had bezwaar, maar dat is inmiddels door de Awb-commissie niet-ontvankelijk verklaard, ten eerste omdat zij veel te laat was en ten tweede omdat zij geen belanghebbende was, omdat het een overeenkomst was met de stadsregio. Er loopt nog wel een bezwaar van de stadsregio Rotterdam. In januari 2013 is nog een hoorzitting over de ontvankelijkheid daarvan. Als ik kijk naar de motivering die naar Brielle is gegaan, te laat en niet-ontvankelijk, dan kan ik mij voorstellen dat een soortgelijke redenering voor Rotterdam zal gelden, al wil ik er niet op vooruitlopen. Informatie over de pilots zult u van mij krijgen, zodra alles op gang is. Ik heb inmiddels ook een handtekening gezet onder een aanbiedingsbrief, waarin u de verslagen van de transitiebijeenkomsten toegestuurd heeft gekregen. Die van september wordt nog nagestuurd samen met degene die wij deze week nog zullen hebben. Het rapport-Samson is buitengewoon serieus. Dank voor uw initiatief om daarover volgende week woensdag een bijeenkomst te hebben. Mevrouw Zwaan gaf nog een interessant punt aan, namelijk het erbij betrekken van woningbouwverenigingen. Ik heb gisteren bij een interne discussie ook aangegeven dat ik er vorige week ook op werd gewezen dat jongeren moeilijker aan zelfstandige woonruimte kunnen komen door de stagnatie in de woningmarkt op dit moment. Het gevolg is dat zij op een dure jeugdzorgplek moeten blijven, totdat zij een zelfstandige plek hebben gevonden, terwijl zij de jeugdzorg al uit zouden kunnen. Zo grijpt de stagnatie in de woningmarkt ook in in de jeugdzorg. Ik zal er ook aandacht voor vragen bij de wethouders die hier vrijdag zijn en hun vragen om in gesprek te gaan met de woningbouwverenigingen. Liever een paar zelfstandige eenheden voor jongeren, zodat die kinderen kunnen uitstromen uit de jeugdzorg en de stagnatie in de keten voorkomen wordt. Daar willen wij van af.
Janssen
Mevrouw Van den Boogaard, ik ben het eens met uw opmerking dat wij een hoog kwalitatief aanbod moeten blijven bieden tot aan de overdracht. Ik hoorde een beetje de suggestie dat wij het nu op de een of andere manier zouden verwaarlozen. Dat is zeker niet aan de orde. U hebt uw punten nog een keer herhaald over de manier waarop de middelen besteed worden. Ik wil wel de suggestie verre van mij werpen dat wij preventief niet belangrijk zouden vinden. Dat vinden wij en dat vinden de gemeenten ook, maar de gemeenten gaan het nu zelf doen. Zij krijgen van ons meer geld om andere dingen te doen. Wij schrijven zeker niet het preventieve jeugdbeleid af, integendeel, want dat is de kurk, waarop straks het gemeentelijke beleid moet drijven. Mevrouw Van der Tas, we zijn er inderdaad nog niet met de constateringen van de commissie-Samson. Wij zullen het daarover volgende week uitgebreid gaan hebben. Wij zullen kennis en kunde overdragen en wij trekken aan de bel, als er dingen niet goed gaan. Dat is ook het mooie van de regio’s, zoals wij die nu georganiseerd hebben. Een aantal regio’s dat goed met elkaar samenwerkt en dat ook de achterblijvers meetrekt en de kleinere gemeenten leren van de wat grotere gemeenten. Je ziet allerlei samenwerkingsverbanden ontstaan binnen die regio’s. Je ziet dat iedereen goed samenwerkt en van elkaar leert. Ook de pilots die wij doen, houden wij goed in de gaten. Dat geldt ook voor wat er landelijk gebeurt, ook in contact met gedeputeerden van andere provincies. Wij delen de interessante punten met elkaar. Ik ben heel erg blij dat de pilots lopen op deze manier want het is echt noodzakelijk om mensen ermee te laten werken. Vandaar ook die extra beleidsvrijheid vanaf 1 juli 2013, zodat zij er vol mee aan de slag kunnen, waarmee wij tegemoetkomen aan hun wensen. Mijnheer Stoop, ik heb een aantal opmerkingen van u opgeschreven. Wij hebben het al even gehad over het perspectief. Inderdaad, het wettelijke recht op jeugdzorg dat er nu is, waarbij wij moeten afwachten wat het traject nu gaat worden bij de nieuwe Wet op de jeugdzorg, zoals die gaat komen en zoals die voor de gemeenten gaat gelden. Hij wordt in ieder geval volkomen anders dan wat er nu lag. Zo heeft de staatssecretaris gemeld in het algemeen overleg vorige week in de Tweede Kamer. Een heleboel extra dingen komen er in terug heeft hij toegezegd. Het wordt wel helemaal omgeschreven, maar het wordt wel krap, als ik kijk naar het wetgevingstraject. Wij gaan echter nog steeds uit van 1 januari 2015. Zoals de staatssecretaris zei, het is een kwestie van uitvoeren, uitvoeren, uitvoeren. Dus dan gaan wij er ook maar van uit dat vanuit de rijksoverheid wordt geleverd, zodat wij ook met onze processen door kunnen en dat iedereen gewoon lekker door kan werken om ervoor te zorgen dat het op een goede manier naar de gemeenten gaat. SGJ hebben wij het al even over gehad. U zegt: is het probleem dan weg? Het zat voor een groot gedeelte toch in het feit dat SGJ alleen maar aan het eind van de keten zat en alleen maar op pleeggezinnen en op residentieel en niet aan de voorkant de afvang deed? Dat heeft tweeërlei gevolgen. Ten eerste dat SGJ inkomsten misloopt die zij wel kunnen genereren door ook ambulant aan te bieden, juist in situaties vergelijkbaar met het Zeeuwse model, als ik kijk naar de situatie bijvoorbeeld in het zuiden van onze provincie, daar zou het heel goed moeten kunnen werken.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19938 Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016; Algemene subsidieverordening 2013
Zij zijn nu ook die samenwerkingsverbanden aangegaan. Dat zal extra inkomsten genereren, zeker als ik kijk naar de extra beleidsvrijheid vanaf 1 juli 2013 voor de gemeenten om daarop projectmatig in te zetten. Ik denk dat dat goed gaat komen. Het is uiteraard een landelijk werkende instelling en wij kunnen niet voor iedere landelijk werkende instelling alle problemen hier in Zuid-Holland oplossen. Amsterdam, dat zestig plaatsen schrapt bij de Hoenderloo Groep, dat kunnen wij hier niet oplossen. Het is een mengvorm, maar wij hebben gedacht hier toch recht aan te doen door de situatie gelijk te trekken. Ik denk dat de ontwikkeling die SGJ nu doormaakt hen een stuk verder zal brengen, zeker ook in de richting van de gemeenten, omdat wij daar de signalen hebben gekregen, ja, maar wij kunnen straks bij continuïteit van zorg bij een gelijke aanbieder ook geen 65.000 euro voor een plek betalen. Dus het zal meer in de afvang moeten zitten. Ik denk dat dat goed gaat komen, maar wij houden het in de gaten. Ik ga geen toezeggingen doen over extra financiering, ook niet in de precedentwerking, omdat wij alle LJI’s gelijkgeschakeld hebben. Doe ik het voor de een, dan moet ik het voor allemaal doen en dat gaat het mij nu te ver. Maar dat wij overal de vinger aan de pols houden om te kijken hoe het gaat, dat is een andere kwestie. Ik denk en wij zullen daarover nog wel gesprekken voeren, dat met de andere aanpak die SGJ nu kiest, een groot deel van het probleem zal afnemen. Juridische procedure Haaglanden heb ik net al iets over gezegd, er is volop aandacht voor het rapport van de commissie-Samson en ik heb mevrouw Van Viegen ook al een toezegging gedaan. Mijnheer Jarmohamed, een drietal vragen. Dank voor de steun voor het tweesporenbeleid. U had het nog even over waarom alleen bestaande partijen. Ja, omdat wij nu in de situatie zitten dat het wel allemaal overzichtelijk moet blijven en als je nu met zzp’ers zou moeten gaan werken of andere aanbieders, dan wordt het wel heel ingewikkeld. Ik sluit niet uit dat gemeenten, naarmate zij meer beleidsvrijheid krijgen, straks ook eigen gelden op een andere manier gaan inzetten. Zij kunnen die samenwerkingsverbanden wel zoeken en kunnen er andere partijen bij betrekken. Zij gaan ook eigen middelen inzetten, met name ook preventief. Transitie moeilijk voor kleine gemeenten. Daarop ben ik al ingegaan. Ik zie daarin nu geen verband met gemeentelijke herindelingen want, als wij daarop zouden moeten wachten, dan zijn wij al lang en breed bezig met jeugdzorg. De schaal die we nu hebben, drie transitieregio’s plus Goeree, dat is een prima schaal. Dat betekent dat kleine gemeenten niet aan hun lot worden overgelaten, maar in een gemeenschappelijk geheel worden meegenomen. Wat doen VNG en IPO? Die doen heel veel, ieder op hun eigen terrein. Het IPO in het kader van wat wij nu nog moeten doen tot aan 2015 en hoe wij de VNG kunnen helpen om de zaak op orde te krijgen. En de VNG met name, hoe bereiden wij onze leden voor, de gemeenten, om ervoor te zorgen dat zij straks jeugdzorg op een goede manier kunnen uitvoeren? U zult aan de hand van wat er in Zuid-Holland gebeurt ook de landelijke trends meekrijgen. Daarmee, voorzitter, heb ik de aan mij gestelde vragen beantwoord. De VOORZITTER: Wenst een van de leden te repliceren? Alleen de heer Stoop? Dan hebt u het woord. De heer STOOP (ChristenUnie en SGP): Toch nog even kort een reactie. Dank voor de reactie van de gedeputeerde. Ik
Janssen, Voorzitter, Stoop en Schuringa
kom nog even terug op de SGJ, niet om te herhalen wat ik in de eerste termijn heb gezegd, maar wel om nog eens te onderstrepen dat de signalen die wij vanuit de organisatie krijgen natuurlijk geen betrekking hebben op het feit dat deze landelijk werkende instelling in Gelderland of in Friesland een probleem zou kunnen hebben, maar dat het wel gaat om ZuidHollandse cliënten. Ik heb de gedeputeerde zo begrepen dat hij de situatie goed in de gaten houdt en dat hij het gesprek met hen blijft aangaan om te kijken op welke manier zij maximaal kunnen inspelen op de nieuwe ontwikkelingen. Ik heb gevraagd om zo nodig open te staan voor een aanvullend subsidieverzoek. Ik snap dat de gedeputeerde op dit moment geen toezeggingen kan doen. Hij gaat de situatie goed volgen en dat zullen wij ook doen. Dank u wel. De VOORZITTER: Wenst de gedeputeerde hierop nog te reageren? Niet, dan stel ik voor de beraadslagingen te sluiten. Wenst er iemand nog een stemverklaring af te leggen? Aantekening? Dan is dit voorstel aangenomen. HET VOORSTEL WORDT STEMMING AANGENOMEN. C. ALGEMENE (6521)
ZONDER
SUBSIDIEVERORDENING
HOOFDELIJKE
(ASV)
2013
De VOORZITTER: Dan zijn wij toe aan de Algemene subsidieverordening. Het woord is aan de heer Schuringa. De heer SCHURINGA (VVD): Allereerst wil ik even aangegeven, ook voor de mensen in de zaal, dat alle uitgekeerde provinciale subsidies zijn te vinden op de website www.zuid-holland.nl/subsidieregister. Ik raad eenieder aan om hier eens goed naar te kijken om te zien hoeveel geld waarheen gaat. Het is een mooi stukje informatievoorziening van de provincie. Daarvoor mijn dank, gedeputeerde en iedereen die daaraan heeft mogen meewerken, zoals ook de PVV. Voor ons ligt de nieuwe Algemene subsidieverordening, een verordening die van groot belang is voor alle burgers van ZuidHolland want er wordt meer dan 100 miljoen euro verdeeld onder publieke organisaties, semi-publieke organisaties, particulieren en bedrijven. En dat in een tijd dat geld schaars wordt en waarin bevoegde instanties verwachten dat dit in de nabije toekomst nog erger zal worden. Het zal u niet verbazen, mijnheer de voorzitter, dat de VVD hieraan vandaag aandacht wil besteden. Het instrument subsidie ligt bij de VVD moeilijk. Er zijn er zelfs die het hele instrument willen opheffen. Die niet meer in subsidie geloven of er nooit in geloofd hebben. Zover willen wij niet gaan, maar wij vinden het een moeilijk instrument. Waarom is subsidie überhaupt nodig? Het lijkt zo eenvoudig. Of de provincie wil iets en doet het zelf. Je maakt het beleid, je voert het uit, ruimtelijke ordening, zo doen wij dat. Of de provincie besteedt het uit, bijvoorbeeld wegen, en laat het door een andere partij doen. Maar waarom nu die tussenvorm? In het verleden is kennelijk besloten om ook een tussenvorm te maken, waarin subsidie wordt verleend, en dan eigenlijk twee soorten subsidie.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19939
Algemene subsidieverordening 2013
Aan de ene kant heb je de boekjaarsubsidie en aan de andere kant de incidentele of projectsubsidies. Een groot verschil. Een boekjaarsubsidie wordt gegeven aan een instantie om die in stand te houden en om iets te doen, waarvan wij het maatschappelijk nut willen ondersteunen. Denk aan het Erfgoedhuis dat geld verdeelt in de culturele sector om het erfgoed overeind te houden. De projectsubsidies of incidentele subsidies betalen voor een bepaalde activiteit, een evenement of iets dergelijks. Ik heb begrepen dat in het verleden het instrument subsidie, als je het goed aanpakt, een goed resultaat levert en dat je waar voor je geld krijgt. Maar toch. Ik wilde een paar opmerkingen maken en ook een vraag stellen, met name over de boekjaarsubsidie. Deze subsidie dient, zoals gezegd, om een instantie overeind te houden om bepaald werk te doen. Maar deze boekjaarsubsidies worden niet per jaar verlengd, in tegenstelling tot wat het woord boekjaarsubsidies doet vermoeden, maar deze worden voor een onbeperkte periode per jaar verleend. En dat vindt de VVD uit de tijd. De VVD pleit er daarom ook voor om boekjaarsubsidies voor een beperkte tijd te verlenen, bijvoorbeeld per jaar met een maximum van vijf jaar. En dan na vier jaar te evalueren of de reden weg is, of de instantie opgeheven moet worden of dat continuering voor de hand ligt. De vraag aan de gedeputeerde: is het mogelijk om binnen de voorliggende Algemene subsidieverordening een boekjaarsubsidie te verstrekken, waaraan maximaal vijf jaar rechten te ontlenen zijn? Nu verder met de verordening. De verordening is voor een groot deel gebaseerd op het Rijksbrede Subsidiekader (RSK). Dat wordt ook in een bijlage genoemd en de gedachtegang voor de toekomst is hetzelfde. Het RSK houdt, althans volgens mijn interpretatie, een vereenvoudiging in voor zowel de aanvrager als voor de verstrekker. Maar er is meer aan de hand. Het is gebaseerd, zoals ik heb gelezen, op vertrouwen en gelijkwaardig communiceren. Er worden van tevoren andere dingen gevraagd dan nu en achteraf moet de subsidieontvanger zelf veel meer aantonen. Op zich is dat een verbetering, wantrouwen leidt namelijk niet tot een goede verstandhouding. Maar toch, verbetering of niet, we kennen allemaal het spreekwoord ‘vertrouwen is goed, maar controle is beter’. Over dat laatste wil de VVD graag twee vragen stellen. 1. In hoeverre is de aandacht voor de aanvraag in de aanvraagperiode veranderd en verbeterd? Is het beter dan vroeger en is het anders dan vroeger, met name voor subsidies onder de 25.000 euro, waarbij wij een beetje het gevoel hebben dat wij meer controle moeten hebben? Daarom willen wij weten hoe de aanvraag precies geregeld is. 2. En als wij het dan hebben over controle; over welke instrumenten beschikt de provincie, als uit de controle achteraf blijkt dat er een loopje genomen is met de provincie en het geld niet doel- en rechtmatig is besteed? Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat bepaalde subsidieontvangers niet zo scheutig zijn met hun antwoorden. Wij zien bijvoorbeeld het antwoord van nummer 2737 van de regionale omroepen. Je kunt veel van de antwoorden zeggen, maar deze wekte niet meteen een gevoel van vertrouwen en communicatiezin bij mij op. Dan nu een punt, waarmee wij het echt niet eens zijn. Maar, gelukkig hebben wij begrepen, in de Staten eigenlijk niemand. Het gaat over artikel 5, waarin GS de subsidieplafonds
Schuringa en Heemskerk
vaststellen. Dat kan volgens ons niet. Dat kan volgens niemand hier, hebben wij begrepen. Er is een amendement gemaakt door de ChristenUnie en SGP. Daarvoor onze dank. Wij zullen dit van harte steunen. Dan nog een laatste onderwerp. Een van de zaken die met de nieuwe Algemene subsidieverordening moeten worden geregeld, is het verminderen van het werk binnen de provinciale organisatie. Wanneer je op het subsidieregister naar de subsidies van het afgelopen jaar kijkt, dan zie je veel, meer dan zestig, kleine betalingen (minder dan 5000 euro). Vraag: Is het mogelijk om te bekijken of bij subsidies een ondergrens van bijvoorbeeld 5000 euro mogelijk is? Dit vermindert de administratie. En als ik goed ben ingelicht, is bij de provincie Noord-Holland al een ondergrens ingevoerd en werkt dat goed. Hier wil ik het bij laten. Dank u wel. De heer HEEMSKERK (CDA): Het CDA is huiverig, huiverig voor deze aangepaste Algemene subsidieverordening. Het is niet zo dat wij als CDA niet kiezen voor een verdere verlaging van de administratieve lasten door de invoering van het RSK. Wij maken ons alleen zorgen over de vraag of en hoe GS in staat zijn om toe te zien op een adequate uitvoering van deze verordening. Wij hebben daarvoor een aantal redenen. De belangrijkste reden is dat pas nu, vijf jaar later, GS echt werk gaan maken van de uitvoering van het amendement 59, waardoor zou moeten blijken welke subsidies daadwerkelijk bijdragen aan de door PS gestelde doelen en of de subsidie het meest geschikte middel is om deze doelen te bereiken. Een recent onderzoek van de Randstedelijke Rekenkamer bevestigde nogmaals dat GS niet in staat zijn afdoende antwoord op deze vraag te geven. In deze subsidieverordening worden de subsidieontvangende partijen meer dan voorheen op de realisatie van hun doelen aangestuurd en beoordeeld. In hoeverre zijn GS in staat om anderen hierop te beoordelen, terwijl zijzelf op dat punt nog in gebreke blijven? Tel daarbij op een aantal andere wijzigingen die met de aanpassing van deze verordening worden doorgevoerd. Wij denken daarbij aan het verschuiven van de bevoegdheid van het vaststellen van subsidieplafonds van PS aan GS. Maar daarop gaan wij ingrijpen, dat is net al duidelijk geworden, met het amendement van de ChristenUnie en SGP. Een ander punt is het misbruik- en oneigenlijkgebruikbeleid wat nog niet beschikbaar is. Het andermaal ontbreken van een heldere ‘was-wordt-tabel’ ten opzichte van de vorige subsidieverordening en er is een taakstellende besparing van 30% op de administratieve lasten, terwijl er eigenlijk nog niet eens een nulmeting benoemd was. Hoe gaan we dat dan realiseren? In eerste instantie stelden GS ons ook voor om de verantwoording over de bijdragen van de subsidies aan Provinciale Staten en de beoordeling of het subsidiemiddel daarvoor het geëigende middel is, periodiek uit te voeren, maar gelukkig hebben GS dat in artikel 6 in de aanloop naar vandaag terug veranderd in minimaal één keer per jaar. Wij gaan er wel van uit dat GS bij deze rapportage, zeker ook in het begin, ook rekening houden met de punten, waarvoor wij huiverig zijn, als het gaat om die subsidieverordening.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19940 Algemene Subsidieverordening 2013
Dus, goed de doeltreffendheid van subsidies in kaart brengen, zicht op de administratieve lastenvermindering, rapportage over misbruik en oneigenlijk gebruik en, maar dat is misschien mosterd na de maaltijd nu, zicht op het hanteren van het subsidieplafond. De heer STOOP (ChristenUnie en SGP): De provincie verstrekt per jaar grote bedragen aan subsidies aan heel uiteenlopende doelen of organisaties of instellingen. Het kan gaan om wat kleinere bedragen, maar soms om bedragen die, gelet op het takenpakket van de provincie, ook in de miljoenen kunnen lopen. Daarom hebben wij een subsidieverordening als juridische basis voor de verstrekking van dit soort bijdragen. Het is goed dat, na een heroriëntatie in de achterliggende periode, die subsidieverordening weer eens onder de loep is genomen om te kijken of deze nog wel goed past bij de systematiek die wij daarvoor moeten hanteren. Duidelijk is dat subsidies een middel zijn om een bepaald doel te bereiken en geen doel op zichzelf, ook niet een doel om een instantie of instelling in stand te houden of voor een groot deel door provinciaal geld in stand te laten houden, maar een middel om een provinciaal doel te bereiken. In de discussie in de commissie hebben wij als fractie van de ChristenUnie en SGP aandacht gevraagd voor de logica in de trits want eigenlijk moeten wij als PS op een goede manier de doelen formuleren, en dat doen wij doorgaans in beleidsstukken of in de begroting, waar wij als Staten het budgetrecht hanteren. Als wij de doelen goed hebben geformuleerd en daarbij ook hebben aangegeven of door GS hebben laten aangeven op basis van welke indicatoren wij de manier, waarop de doelen worden bereikt, meten, dan hebben wij ook inzicht in de maximale inzet van het instrument subsidies. Vandaar dat wij op zichzelf tevreden zijn met de manier waarop deze subsidieverordening nu is opgebouwd, op één punt na. In de commissie heb ik aandacht gevraagd voor het feit dat het logisch is, als PS als kaderstellend orgaan doelen juist hebben geformuleerd en het instrumentarium hebben om te controleren of die doelen bereikt worden, dat je dan als het ware in de uitvoering dingen kunt loslaten en aan GS kunt overlaten. Omdat wij op dit moment nog niet helemaal ervan overtuigd zijn dat wij die doelformulering scherp voor ogen hebben, kunnen wij de dingen dus ook nog niet loslaten en overlaten aan GS. Ik heb een amendement voorgesteld dat door een groot aantal Statenleden mede is ondertekend, waarvoor ik erkentelijk ben, om ten aanzien van het vaststellen van de subsidieplafonds de bevoegdheid aan Provinciale Staten te laten, zoals die op dit moment is. Dat vindt u geformuleerd in amendement 388. Nadrukkelijk wil ik daarbij aangeven dat het niet de bedoeling is geweest om daar een vorm van wantrouwen uit te laten spreken in de richting van GS, allerminst, maar wel om als Staten scherp te hebben hoe wij in het subsidieproces staan. Ik sluit niet uit dat op enig moment, als wij nog een stap verder hebben gezet in het goed formuleren van de doelen en de prestaties die daarvoor moeten worden geleverd en de indicatoren hebben bepaald om dat te meten, dan alsnog bij een nieuwe heroriëntatie van de subsidieverordening zou kunnen blijken dat ook de bepaling van subsidieplafonds aan GS kan worden overgelaten. Maar daarvoor vonden wij het op dit moment nog te vroeg. Vandaar dit amendement. Dank u wel. INGEDIEND IS:
Heemskerk, Stoop en Braam
Amendement 388/6521 van de leden Stoop, Heemskerk, Branderhorst, Braam, Meurs, Van Viegen, Snellink en Kleijweg over ongedaanmaking bevoegdheidsverschuiving subsidieplafonds. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Besluiten: Artikel 5 van de in de voordracht vervatte (ontwerp)verordening te wijzigen, zodat het komt te luiden als volgt: ‘Artikel 5. Instellen subsidieplafonds 1. Provinciale Staten stellen subsidieplafonds vast voor de regels als bedoeld in artikel 3, tweede lid. 2. Gedeputeerde Staten kunnen een door Provinciale Staten vastgesteld plafond als bedoeld in het eerste lid, onderverdelen in deelplafonds voor afzonderlijke onderdelen van de regels, waarvoor dat plafond is vastgesteld. Indien Gedeputeerde Staten deelplafonds vaststellen, doen wij daarvan mededeling aan Provinciale Staten. 3. Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond verhogen met een niet benut deel van het desbetreffende subsidieplafond voor de daaraan voorafgaande indieningstermijn of met extra gelden die het Rijk naast de geraamde middelen beschikbaar heeft gesteld voor zover dat onbenutte deel, respectievelijk die extra gelden betrekking heeft, respectievelijk hebben op het jaar waarvoor het subisidieplafond geldt. 4. Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond voor boekjaarsubsidies verhogen voor zover Provinciale Staten bij de vaststelling van de begroting meer middelen beschikbaar stellen dan is geraamd bij de vaststelling van de kadernota en het subsidieplafond.” Toelichting: Omdat het wenselijk is dat Provinciale Staten hun kaderstellende rol op het gebied van subsidies kunnen blijven vervullen, is het nodig dat niet Gedeputeerde Staten maar Provinciale Staten bevoegd blijven om subsidieplafonds vast te stellen. Het amendement voorziet hierin, zodat de bestaande situatie gehandhaafd blijft. De essentie is verwoord in de leden 1 en 2 van het voorgestelde artikel 5. Het derde en vierde lid zijn ongewijzigd overgenomen uit de huidige verordening. De heer BRAAM (PVV): In grote lijnen volgen wij het betoog van het CDA, waarbij nadrukkelijk is aangegeven dat toch een aantal zaken nog niet helemaal goed geregeld is en dat het nu op afstand zetten van de kaders die wellicht voor de toekomst gesteld moeten worden door GS, een brug te ver is. De motie van de ChristenUnie en SGP steunen wij dan ook van harte. Wij denken ook dat met name naar de toekomst toe vooral de publieke opinie en wellicht het publiek zelf met het subsidieregister dat er nu is, een extra controlemiddel heeft waarmee het gemis aan controle binnen dit apparaat kan worden opgevangen. Dat hopen wij want dat is toch wel een punt van aandacht.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19941
Algemene Subsidieverordening 2013
Terwijl wij toch forse bedragen wegbrengen in de richting van organisaties, waarvan wij aannemen dat zij verantwoord met het geld omgaan, is er een fors percentage (72%), waar dat niet volledig hoeft te worden verantwoord. Het gaat uiteindelijk om ongeveer 12% tot 13% van het totale subsidiebedrag en dat is heel veel geld. Wij begrijpen dat daarop uiteindelijk menskracht moet worden gezet. In de commissie heb ik ook aangegeven dat je dat misschien zou moeten proberen, maar ik denk we met het subsidieregister in de hand het publiek over onze schouder moeten laten meekijken. Vooral het in handen houden van de plafonds en op die manier de kas beheersen is een eerste vereiste voor PS. Om die reden zullen wij toch het voorstel steunen, als het amendement wordt aangenomen. Mevrouw MEURS (D66): Wij ondersteunen ook het amendement van de ChristenUnie en SGP. Daarom zal ik het nu niet verder hebben over de subsidieplafonds. De aanpassing van de subsidieverordening in het kader van de implementatie van het RSK betekent nogal wat en wij steunen de hoofdgedachte van het RSK, proportionaliteit, het sturen op prestaties, uniformering en vereenvoudiging en het verantwoord vertrouwen en risicoacceptatie. Het grootste risico is naar ons idee gelegen in het arrangement 2, dus dat zijn de subsidies tussen 25.000 euro en 125.000 euro, waarbij geen verantwoording van de kosten meer gegeven hoeft te worden. Je moet niet onderschatten hoe disciplinerend de plicht tot verantwoording normaal gesproken werkt. Volgens de ASV hoeven de organisaties zelfs geen financiële administratie meer bij te houden voor de subsidies onder de 125.000 euro. Dat is wat ons betreft oké; het is part of the deal en de voordelen van het RSK staan daar dan tegenover. Belangrijk is dan wel dat wij subsidies geven aan goede organisaties, aan organisaties die wij kunnen vertrouwen. Onze vraag aan GS is dan ook welke eisen de provincie aan de organisaties stelt, dus niet aan de subsidieverantwoording, maar aan de organisaties zelf, en waar en hoe dit geregeld wordt. Wij zouden als minimum is in ieder geval willen stellen dat de organisaties die van de provincie een aanzienlijke subsidie bedrag ontvangen, bijvoorbeeld een bedrag boven de 25.000 euro, in alle gevallen zorgvuldig en transparant daarmee om dienen te gaan en dat het voeren van een financiële administratie hiervoor een eerste vereiste is. Daarom zouden wij het college willen vragen om te borgen dat er geen subsidies van 25.000 euro of meer worden verstrekt aan de organisaties die geen financiële administratie voeren. Wij houden een motie van deze strekking achter de hand. Dank u wel. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Ook GroenLinks kan zich in grote lijnen vinden in de nieuwe subsidieverordening, ook na de aanpassingen die gedaan zijn na de bespreking in de commissie. Wij staan achter het principe van proportionaliteit. Wij vinden dat een reëel uitgangspunt. En ook de verschillende arrangementen passen bij de provinciale budgetten. Verantwoord vertrouwen en risicoacceptatie klinken ook heel mooi, maar tegelijkertijd vraagt dat mooie uitgangspunt ook oplettendheid want er is altijd wel ergens iemand of een organisatie die het vertrouwen of de verantwoordelijkheid niet kan dragen. Dat kunnen wij beter tijdig opmerken en de voorwaarden voor de betreffende instelling of organisatie aanpassen, voordat het te erg wordt. De subsidieverordening bevat mogelijkheden om die aanpassingen te doen. Helemaal gerust zijn wij daar nog niet op en in dat kader sluit ik mij aan bij de opmerkingen en de
Braam, Meurs, Kleijweg, Branderhorst en Van der Sande
vragen van D66: hoe kijkt u ertegen aan om dat verder te borgen naar de organisaties toe? Het punt over de subsidieplafonds: Wij hebben hierover een stevige discussie gevoerd in onze fractie en het resultaat daarvan is dat wij, zoals vele anderen, vinden dat het vaststellen van de plafonds aan PS moet blijven. Het aangekondigde amendement zullen wij steunen, hoewel het iets minder ver gaat dan wij in gedachten hadden. Mevrouw BRANDERHORST (PvdA): Wij hebben er al uitvoerig over gesproken in de commissie. Wij steunen het gedachtegoed achter deze subsidies, in de zin van dat het gericht is op het bereiken van de doelen. Daarover hebben wij ook al diverse malen in de Staten discussies gehad, als het over onze eigen stukken gaat en de Rekenkamer heeft ons daarover ook adviezen gegeven. Wij vinden dit een goede ontwikkeling. Wij steunen het amendement, zoals dat is opgesteld door de ChristenUnie en SGP en wij hebben ook met veel interesse de bijeenkomst gevolgd met de provincie die er al ervaring mee heeft, Drenthe als ik het goed heb onthouden, en ook de gesprekken met de subsidieontvangers hierover. Die hebben de PvdA vertrouwen gegeven in de koers die wij nu inzetten, maar de kern is natuurlijk de praktijk en de ervaringen die wij daarmee opdoen. U hebt in de commissie aangegeven dat er een evaluatie zal komen. Graag zou ik van u willen weten wanneer u het voorstel voor die evaluatie in de commissie kan brengen, ook gezien alle punten die hier genoemd zijn en die heel goed meegenomen kunnen worden in die evaluatie. Wat ons betreft is daarbij een belangrijk punt hoe de subsidieontvangers dit hele traject hebben ervaren. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Het lijkt een stuk techniek, een subsidieverordening, maar toch is die van groot belang, verschillenden hebben dat gememoreerd, de voorwaarden voor onze financiële hygiëne die wij met elkaar en in de richting van de buitenwereld afspreken. Dat er verschillend wordt gedacht over de schoonheid van het middel subsidies, is mij bekend, maar dat laat ik verder even buiten mijn beantwoording. De Algemene subsidieverordening van de provincie ZuidHolland staat nu op de rol. Het is maar een onderdeel in een trits. Daarboven hangen de Algemene wet bestuursrecht, op sommige plaatsen het Burgerlijk Wetboek en daaronder zullen weer de specifieke subsidieregelingen komen op onderdelen. Middenin de Algemene subsidieverordening van Zuid-Holland, aangepast conform de uitgangspunten van het RSK, door velen al gememoreerd. Inderdaad de proportionaliteit van de inspanningen die zowel de aanvragende partij als de subsidieverstrekkende partij, Zuid-Holland, zich moeten getroosten om een maatschappelijk gewenst doel via de subsidie te bereiken. Dat evenwicht wordt gezocht. Het is nieuw, voor ons in ieder geval, en daarmee spannend. En sommigen hebben gezegd: dan willen wij wel eens zien hoe dat gaat in verschillende bewoordingen. Ik snap dat, sterker nog, ik deel dat. Want ook hier geldt dat u mij best wilt vertrouwen, als ik mij maar op gezette tijden kom verantwoorden. Dat is de standaardverhouding die wij met elkaar hebben.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19942 Algemene Subsidieverordening 2013
Op een aantal opmerkingen wil ik specifiek ingaan. Ik loop deze af. De opmerking van de heer Schuringa of niet de horizonbepaling in de ASV moet worden opgenomen. Ik ben er geen voorstander van om dat op te nemen in de ASV. Het lijkt mij verstandiger om dat op te nemen in de specifieke verordeningen die er aankomen. Daarin kun je dan ook die horizonbepaling opnemen. Het idee erachter om het niet in de ASV op te nemen, maar in de specifieke verordeningen die, zoals u weet, altijd keurig ter kennisname naar PS komen. Mijn toezegging aan u is dat wij dat bij de deelverordeningen aan de orde zullen laten komen. De opmerking die u maakte over een minimumbedrag, zoals in Noord-Holland opgenomen is. In het algemeen ben ik daar geen voorstander van, hoewel ik ook wel zie dat je bij bedragen als 300 euro, 171 euro of 1000 euro, ook de afweging maakt of dat nog wel proportioneel is. Om dat nu in de ASV voor alles te regelen, vind ik wat te grondstoffelijk. Ik zou willen voorstellen om in iedere deelsubsidieverordening het punt of het wenselijk is en mogelijk is om een minimumbedrag op te nemen, expliciet aan de orde te stellen. Dat betekent dus wel dat GS kunnen besluiten om dat niet te doen om allerlei inhoudelijke redenen. Ik denk bijvoorbeeld aan een subsidieregeling van collega Weber, waarbij de omwentelingen van molens aan de orde zijn. Je zult maar net een molenslag te weinig hebben om boven dat een minimumbedrag uit te komen. U begrijpt, daar zit enige nuancering in. Maar laat ik u in ieder geval toezeggen dat wij de afweging om dat al dan niet te doen expliciet zullen opnemen bij de nog vast te stellen subsidieverordening. Dan een opmerking die u maakte over de controle bij subsidies onder de 25.000 euro. Die is juist naar de voorkant verplaatst. Daar moeten wij zo slim mogelijk, zo SMART mogelijk, formuleren wat wij verwachten. Het zwaartepunt van de controle ligt daarbij aan de voorkant. Dan kan de controle bij die kleine bedragen aan de achterkant achterwege blijven. Daarboven geldt nog steeds dat wij aan de voorkant wel meer weten, maar dan kunnen wij ook aan de achterkant nog kijken of het wel geleverd is. De instrumenten voor misbruik of oneigenlijk gebruik zijn blijkbaar niet uw kant op gekomen, maar ik was daarop in de beantwoording van de vragen deels teruggekomen. Dat is natuurlijk een belangrijk onderdeel. Dat staat ook in de toelichtingen. Vertrouwen en afspraken vooraf zijn belangrijk, maar ook wel een consequent uitvoeren van eventuele acties naar aanleiding van misbruik of oneigenlijk gebruik. Daar moet je streng in willen zijn want dat is de stok achter de deur die je hebt, als je werkt op basis van vertrouwen. Ik zal u de richtlijnen die wij als GS daarvoor hanteren, doen toekomen. Ik dacht dat zij uw kant opgegaan waren, nadat wij ze vastgesteld hadden, maar daarin kan ik mij vergissen. Zo niet, dan komen deze alsnog, zodat u weet welke specifieke normen wij hanteren. Dat over de controle. De heer Heemskerk geeft aan huiverig te zijn, met name met betrekking tot het toezicht. Het beleid op misbruik en oneigenlijk beleid heb ik net toegezegd. Hij heeft eigenlijk ook gevraagd, zoals ook sommige anderen en mevrouw Branderhorst specifiek: wanneer komt de evaluatie en hoe verantwoorden wij ons? Volgens mij minimaal een keer per jaar. Dat gebeurt regulier dus bij de jaarrekening. Dat zullen wij ook doen. Laat ik dan ook toezeggen dat wij de zaken die gewijzigd zijn in het systeem en ook de manier waarop wij omgaan met misbruik en oneigenlijk gebruik, verantwoorden aan u, zodat u ook het gevoel krijgt dat het goed is. Te
Van der Sande
beginnen bij de Jaarrekening 2013 want dan pas gaat die lopen. Dan zit ik nog met de vraag over de evaluatie. Je moet wel een tijdje op gang zijn. En ik denk dat met name van belang is dat wij ook de ervaringen van de subsidieontvangers daarin meenemen. Ik kan mij voorstellen dat wij daarmee in de richting van eind 2014 gaan, wil je daarover substantieel iets kunnen zeggen. Dat lijkt mij, gezien het moment dat wij ermee aan de slag gaan, het eerstvolgende logische moment, inclusief de ervaringen van de ontvangers van de subsidies. Dat had ik geloof ik al eerder toegezegd in de commissie. Bij dezen nog eens een bevestiging daarvan. Ook over de beoogde lastenverlichting van 30% en het beleid op misbruik en oneigenlijk gebruik zal ik mij verantwoorden in de reguliere planning- en controlcyclus, dus bij de jaarrekening. De heer Stoop: Dank voor zijn steun en ook voor het coördineren van een breed gedragen amendement, waarvan ik natuurlijk zou kunnen zeggen dat die in de lijn van het dualisme etc. niet zou hoeven passen, maar ik heb in de commissie al gezegd dat ik mij kon voorstellen dat daarover opmerkingen zouden komen. Dat is gebeurd in de vorm van een amendement. Dat is in goed overleg gegaan. Volgens het amendement blijft het plafond bij u en de deelplafonds bij GS, zodat de flexibiliteit die af en toe nodig is, erin zit. Mijn dank daarvoor. Gezien de brede steun, ik wil er wel allerlei dingen over zeggen, maar het amendement wordt gewoon aangenomen. De heer Braam steunt ook het amendement en zegt terecht dat voor een heel aantal aanvragen een licht verantwoordingsregime geldt, maar hij heeft als positieve kant het subsidieregister daarbij nog eens genoemd. Al moet ik wel zeggen dat het subsidieregister inzicht biedt in waaraan de subsidies uitgegeven worden, maar dat zegt nog heel weinig over de vraag of het geld doelmatig is ingezet. Dat moeten wij ons wel realiseren. Ik vind wel dat wij een stap in de goede richting hebben gezet wat betreft de openbare informatie. Met alle opmerkingen die de Randstedelijke Rekenkamer heeft gemaakt over wat er te verbeteren is. Een van de opmerkingen was dat ons openbaar subsidieregister in ieder geval een succes is en volledig. Dan kom ik bij de opmerkingen van mevrouw Meurs die de principes van het RSK steunt, maar het grootste risico zit bij arrangement 2, met wat voor type organisaties doen wij zaken. Met name de opmerking die ik heb gehoord, dat deze op zijn minst een goede financiële administratie moeten voeren. Nu is op basis van het Burgerlijk Wetboek, heb ik mij door deskundige juristen laten vertellen, een verplichting van een financiële administratie voor organisaties aan de orde. Dat moet men doen. En op basis van artikel 10 van de ASV kunnen wij, zeker ook voor nieuwe aanvragers, statuten vragen, jaarrekeningen vragen en accountantsverklaringen. Laat ik nou wat dat betreft ook toezeggen en afspreken dat wij zeker bij nieuwe toetreders en nieuwe aanvragers boven de 25.000 euro op dat vlak die informatie ook vragen. Dat kan op basis van artikel 10 van de ASV die u hopelijk vaststelt. Men is dus verplicht administratie te voeren op basis van het Burgerlijk Wetboek. Aan twee kanten kunnen wij daarop varen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19943
Algemene Subsidieverordening 2013; Zienswijze PS over de programmabegroting 2013-2016 van de omgevingsdienst MiddenHolland
Dan de opmerking van mevrouw Kleijweg, grotendeels in lijn met enkele andere en die heb ik dus inmiddels beantwoord. Ik hoorde dat u een spannende discussie in de fractie hebt gehad. Ik ben daar benieuwd naar. Ik ben in ieder geval blij met uw steun voor het amendement, ook al is dat in uw ogen een minimumvariant. En als laatste mevrouw Branderhorst die steun heeft voor het RSK, maar bovenal aandacht vraagt voor de evaluatie. De logische momenten daarvoor zijn de Jaarrekening 2013 of eind 2014, en dat inclusief de ervaringen van de aanvragers. Die proportionaliteit moet niet alleen in ons eigen huis neerslaan, maar ook bij aanvragers die wij niet voor niets vragen om ons te helpen bij het bereiken van door deze vergadering vastgestelde maatschappelijke doelen. En met die laatste woorden, mijnheer de voorzitter, heb ik volgens mij alle vragen beantwoord. De VOORZITTER: Is er behoefte aan repliek? De heer Schuringa. De heer SCHURINGA (VVD): Bedankt voor de beantwoording, mijnheer de gedeputeerde. Ik zal het heel kort houden. Eigenlijk nog twee punten. Dank voor uw toezegging om de horizon, de periode dat er rechten ontleend kunnen worden aan een boekjaarsubsidie, vast te leggen, wanneer dat kan, in de specifieke subsidieverordeningen. U zegt ook toe te kijken of een minimumbedrag mogelijk is. Toch willen wij vragen of u ook nog naar iets anders wilt kijken, namelijk dat de SMART-aanpak aan de voorkant de voorkeur verdient boven de bonnetjes. Ik neem aan dat u begrijpt wat ik bedoel. Als u dat nog wilt overwegen, dan hoeft u die vraag nu niet te beantwoorden, dan weet ik u wel te vinden, als het misgaat. Iets anders, dat is voor de ChristenUnie en SGP. Wij vinden subsidieplafonds dermate belangrijk dat zelfs als wij er 100% vertrouwen in hebben dat wij aan een goede kaderstelling voldoen, wij toch vinden dat het budgetrecht voor de subsidies voor ons van belang is, waardoor wij de plafonds willen blijven vaststellen, ook in de toekomst. Wij krijgen veel vragen uit het veld over subsidies en wij hebben nu al moeite om die te beantwoorden en wij willen dat absoluut beter doen en zeker niet slechter. Dank u wel. De heer STOOP (ChristenUnie en SGP): Dank aan de gedeputeerde voor zijn beantwoording en zijn vriendelijke reactie over het amendement. Ik heb aan één punt in mijn bijdrage geen aandacht besteed, maar anderen hebben dat wel gedaan en de gedeputeerde heeft daar ook op gereageerd, namelijk de manier van evaluatie. In de verordening staat dat deze in werking treedt op 1 juli 2013, dus het is wel logisch om dan eerder in de richting van eind 2014, begin 2015 te denken voor een evaluatie dan eerder. Ik ben het met de gedeputeerde eens dat wij anders nauwelijks ervaringen met deze verordening hebben kunnen opdoen om een zinvolle evaluatie te kunnen doen. Mevrouw MEURS (D66): Ik bedank de gedeputeerde ook voor zijn reactie op mijn opmerkingen, mijn zorgen over de betrouwbaarheid van organisaties. Ik ben ook tevreden gesteld met zijn reactie dat dat in de wet geregeld is en dat artikel 10 van de nieuwe ASV ook de mogelijkheid biedt om documenten op te vragen. Ik vroeg mij alleen nog af hoe dat dan werkt. Wordt nu ergens in de route of de procedure vastgelegd dat bij nieuwe organisaties ook gebruikgemaakt zal worden van die mogelijkheid die artikel 10 biedt om de betreffende
Van der Sande, Voorzitter, Schuringa, Stoop, Meurs en Heemskerk
documenten op te vragen? Als dat zo is, dan zal ik mijn motie niet indienen. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Om met de vraag van mevrouw Meurs te beginnen. Het staat niet als zodanig opgenomen in onze ASV, maar ik zeg u dat bij dezen toe en ik zal er ook over rapporteren. Het leek mij belangrijk om juist aan te geven dat de huidige ASV daartoe de mogelijkheid biedt en er wordt in de toelichting overigens ook iets over gezegd. Er wordt gewoon een format vanuit deze organisatie voorgeschreven, waarbinnen men moet handelen. Ondanks het feit dat de heer Schuringa geen reactie vroeg, ga ik er toch op in. Hij prefereert een SMART-aanpak. Ik ga ervan uit dat hij bedoelt dat juist om een goed oordeel aan de voorkant te kunnen geven, daar zo SMART mogelijk moet worden geformuleerd wat wij willen hebben, waardoor de controle licht kan zijn. Dat heeft natuurlijk de voorkeur want dat biedt aan beide kanten de beste garantie op het beste resultaat en op minder administratieve lasten. Waar het echt niet kan, dat is overigens ter beoordeling aan de provincie, zal het controlearrangement aan de achterkant zwaarder zijn. Om die reden alleen al heeft het de voorkeur om zo SMART mogelijk te beschikken. De VOORZITTER: Dank. Mevrouw Meurs vindt daarin geen aanleiding om een derde termijn te vragen en een motie in te dienen? Dan stel ik voor de beraadslagingen te sluiten. Wenst iemand een stemverklaring af te leggen of wenst iemand aantekening? Nee, dan stemmen wij allereerst over het amendement van de heer Stoop. Willen degenen die voor dat amendement zijn hun hand opsteken? Bij afwezigheid van 50PLUS is dat met algemene stemmen aangenomen. AMENDEMENT 388/6521 WORDT ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. Het voorstel, zoals het er ligt? Aangenomen. HET GEWIJZIGDE VOORSTEL WORDT HOOFDELIJK STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
D. ZIENSWIJZE VAN PS OVER PROGRAMMABEGROTING 2013-2016 VAN OMGEVINGSDIENST MIDDEN-HOLLAND (6537)
DE DE
De VOORZITTER: Dan zijn wij nu toe aan de zienswijze van PS op de Programmabegroting 2013-2016 van de Omgevingsdienst Midden-Holland. De heer Heemskerk. De heer HEEMSKERK (CDA): Het feit dat het hier nog behandeld wordt, is volgens mij te wijten een wat onduidelijke brief. Als het gaat om de RUD’s in het algemeen hebben wij als CDA van begin af aan gezegd dat wij de terugverdientijd zo kort mogelijk willen hebben, zodat wij ook kunnen volgen dat het optimaal ingevoerd wordt. In dat opzicht hebben wij het altijd al jammer gevonden dat de provincie niet aansloot bij de bezuinigingsronde van 10% die de gemeenten al hebben doorgevoerd, ook in Midden-Holland. Zo kijken wij ook naar de bezuinigingen in de toekomst, 20% vanaf 2014 heb ik in de commissie begrepen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19944 Zienswijze PS over de programmabegroting 2013-2016 van de omgevingsdienst Midden-Holland; Hamerstukken; Zienswijze PS begrotingswijzigingen natuur- en recreatieschappen Grevelingen, Reeuwijkse Plassen en Dobbeplas
De vraag is tweeledig. Als gemeenten die 20% gaan besparen, doen zij dat wellicht ook op de algemene diensten van een RUD. De vraag is of de provincie daar dan niet gewoon van meeprofiteert. Gaat dat dan niet ten koste van de producten die de provincie levert? Een derde vraag die je zou kunnen stellen, is: als de gemeenten dat kunnen, waarom kan de provincie dat dan niet, temeer omdat de kwaliteit niet aangetast lijkt te worden? Er dreigt ook nog risico inzake het btw-compensatiefonds, waarbij wij dus mogelijk btw moeten gaan betalen voor de diensten van de RUD. Voorzitter, bezuinigingen zijn aangekondigd voor 2014. Daarover ging mijn bijdrage nu. En ik zou eigenlijk aan de gedeputeerde willen vragen om in de aanloop naar die bezuinigingsronde die de gemeenten in 2014 gaan doen, nadrukkelijk te kijken in hoeverre wij daar als provincie in mee kunnen doen. Mevrouw MEURS (D66): Ook wij willen de gedeputeerde bedanken voor de nieuwe zienswijze, de nieuwe tekst die bijna alle onduidelijkheden ophelderde, al kwam die ook heel erg laat. Onze bijdrage sluiten naadloos aan op die van de heer Heemskerk, omdat wij, zoals wij ook in de commissie geformuleerd hebben, eigenlijk zouden willen zien dat, als gemeenten extra bezuinigingen doorvoeren, wij het ‘trap op, trap af’-principe zouden willen hanteren voor onze eigen bijdrage, omdat wij toch het risico zien dat gemeenten gaan bezuinigen en dan naar de provincie kijken, als er een financieel probleem rijst. Dank u wel. Mevrouw BRANDERHORST (PvdA): Ook namens ons dank voor de nieuwe tekst die een stuk duidelijker is dan de vorige tekst en brief. Laat het ook bij de andere zo gaan en dan in één keer. Wij zijn net als de andere fracties erg voor efficiënt met onze middelen omgaan, dus voor een korte terugverdientijd en met name om zoveel mogelijk geld voor het primaire proces over te houden en onnodige overhead te voorkomen. Maar tegelijkertijd vinden wij de kwaliteit van de handhaving een belangrijk punt. Dat aspect zouden wij wel graag mee willen wegen in dit proces, zowel bij de gemeenten als bij de provincie. Dus in die zin steunen wij de passage in de brief, waarin de kwaliteit betrokken wordt.
Heemskerk, Meurs, Branderhorst, Van der Sande, Voorzitter en Braam
stabiele organisatie die zowel qua kwaliteit als financiële soliditeit bestaansrecht heeft en het werk dus goed kan uitvoeren. Onze kritiek op gemeenten die deelnemen aan verschillende RUD’s heeft daarmee te maken. Natuurlijk is het de vrijheid van iedere deelnemer om te bezuinigen waar men wil, maar het zou niet zo moeten zijn dat daarmee de basistaken van een RUD in gevaar komen. Hoewel er nog geen invulling gegeven is aan de beoogde taakstelling van 10% in 2014, vragen wij wel aandacht voor het feit dat het eerst van de extra taken zou moeten afgaan. Daar willen wij heel scherp op zijn want het gaat uiteindelijk om de kwaliteit van de dienstverlening en zeker ook om de kwaliteit van de handhaving. Er zijn in deze Staten en in de commissie zelfs geluiden geweest dat er iets extra’s bij zou moeten. Dat ging om de DCMR, maar toch. Het is belangrijk dat de basistaken goed uitgevoerd worden. Daar staan wij zelf voor aan de lat, maar daarop spreken wij ook de gemeenten aan. Nogmaals, ik ben het ermee eens dat wij moeten proberen om zo efficiënt mogelijk om te gaan met de middelen. Als de discussie over de Begroting 2014 aan de orde is in Midden-Holland, WestHolland, maar ook andere RUD’s, zullen wij ook dan meenemen dat, als iedereen op een efficiënte manier weet te bezuinigen met behoud van kwaliteit etc., waarom zouden wij dan niet daarvan meeprofiteren? Het moet niet zo zijn dat wij ‘gekke Henkie’ zijn, maar onze basishouding is wel: eerst zorgen dat de kwaliteit op orde blijft en niet zomaar zeggen dat het wel 10% minder kan. Dat moet eerst maar eens bezien worden in relatie tot en in evenwicht met de door ons gewenste goede kwaliteit van de uitvoering van de belangrijke taken die de RUD’s hebben. Met die opmerking zou ik u aller oproep om efficiënt om te gaan met de middelen meenemen. Kwaliteit voorop en efficiënt waar dat kan. De VOORZITTER: Heeft een van de leden behoefte aan repliek? Zo niet, wenst iemand nog een stemverklaring af te leggen? Zo niet, dan is dit zo aanvaard. HET VOORSTEL WORDT STEMMING AAGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
3. HAMERSTUKKEN Gedeputeerde VAN DER SANDE: De voorzitter vroeg of dit mijn portefeuille is. Ja, vanuit het eigenaarschap sta ik hier voor u, maar de inhoud zit bij collega Janssen. Wij proberen overigens altijd om keurig met één mond te spreken. Ik ben blij dat de nieuwe brief, hoewel later dan bedoeld, duidelijker is. Hij had hier eerder kunnen liggen, maar hij is eerst per abuis op de agenda van GS gezet. Excuus daarvoor. Over de terugverdientijd hebben wij het overigens al vaker gehad naar aanleiding van de rapportage over motie 200. De door de heer Heemskerk genoemde beoogde afschaffing van het btwcompensatiefonds is een risico dat ons als organisatie zelf raakt, maar zeker ook alle verbonden partijen. Wij proberen samen met alle partners, provincies en gemeenten, te kijken wat wij daarmee moeten. Dat is een hoofdpijndossier, als ik eerlijk ben, niet alleen wat betreft de financiële gevolgen, maar zeker ook wat betreft de organisatorische rimram die ermee kan samenhangen. Dat zal het Rijk misschien niet zo bedoeld hebben, maar het risico bestaat dat het Rijk ons daar wel op die manier mee opzadelt. Wat daarvan ook zij, met de opmerkingen of wij niet moeten meegaan met de bezuinigingen brengt u mij in een moeilijk parket. Ja, als het goedkoper kan. Natuurlijk moeten wij efficiënt omgaan met de middelen, maar bij de vorming van de RUD’s hebben wij ons verbonden om gedurende drie jaar te kunnen werken in een
A.
ZIENSWIJZE VAN PS OVER DE BEGROTINGSWIJZIGINGEN VAN NATUUR- EN RECREATIESCHAPPEN GREVELINGEN, REEUWIJKSE PLASSEN EN DOBBEPLAS (6538)
De heer BRAAM (PVV): Gedeputeerde Staten adviseren om geen zienswijze in te dienen, omdat de ingediende begrotingsstukken geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen. De PVV is het hiermee niet eens. In onze tegenbegroting hebben wij opgenomen dat wij kunnen besparen op de provinciale bijdrage aan de recreatieschappen en daarnaast de mogelijkheden voor uittreden willen onderzoeken. In dat kader hadden wij eigenlijk gehoopt dat er wel een zienswijze zou worden ingediend. De VOORZITTER: Waarvan akte. DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19945
Hamerstukken; Subsidies G4P3 knelpunten recreatief fietsroutenetwerk; Subsidie aan Barendrecht Zuidpolder; Beleidsnota Verbonden partijen 2013-2016; Luchthavenbesluit helikopters Nederlands Loodswezen BV; Legesverordening omgevingsrecht Zuid-Holland 2013; Afscheid griffier
B.
TOEKENNING MEERJARIGE INCIDENTELE SUBSIDIES AAN DE GEMEENTEN DEN HAAG, RIJSWIJK EN ROTTERDAM VOOR G4P3 KNELPUNTEN RECREATIEF FIETSROUTENETWERK (6534)
DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. C.
BELEIDSKADER INSTELLING COMMISSIE REGIONAAL OVERLEG (CRO) VOOR REGIONALE LUCHTHAVENS (6529)
Van Assendelft, Braam, Voorzitter en Van Viegen
DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. H.
AANPASSING VAN DE HAGAZIEKENHUIS (6545)
I.
VERORDENING PRECARIOBELASTING 2013 (6536)
DEZE VOORSTELLEN WORDEN ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. J.
De heer VAN ASSENDELFT (PVV): De PVV gaat niet akkoord met het voorliggende voorstel. Wij hebben in onze tegenbegroting van 2013 aangegeven de uitgaven op zowel het terrein van recreatie om de stad als de fietspaden in ZuidHolland naar beneden te willen bijstellen. Dit voorstel zorgt juist voor meer uitgaven op dit terrein, wat dus niet op steun van de PVV kan rekenen. Dank u wel. DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. E.
INCIDENTELE SUBSIDIEVERLENING 2012-2013 AAN GEMEENTE BARENDRECHT VOOR ZUIDPOLDER BARENDRECHT (6532)
De heer VAN ASSENDELFT (PVV): Ook hier heeft de PVV een stemverklaring. De PVV kan niet akkoord gaan met het voorliggende incidentele subsidievoorstel. De PVV is van mening dat de provincie zich uitsluitend moet richten op haar kerntaken en daar valt de miljoeneninvestering in een te ontwikkelen natuurgebied niet onder. DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. F.
BELEIDSNOTA VERBONDEN PARTIJEN 2013-2016 (6543)
De heer BRAAM (PVV): Wat ons verrast is dat niet meer partijen hier moeite mee hebben, maar wat de PVV betreft staat de democratische legitimiteit hoog in het vaandel en juist daarom stemmen wij tegen. Tevens brengt een bestuur op afstand problemen met zich mee ten aanzien van controle en toezicht. En dat is voor ons een extra argument om dit voorstel niet te steunen. De VOORZITTER: Het is niettemin aangenomen. DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. G.
LUCHTHAVENBESLUIT VOOR DE LUCHTHAVEN VOOR HELIKOPTERS VAN HET NEDERLANDS LOODSWEZEN BV IN ROTTERDAM (6533)
Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Op zich is onze fractie niet tegen een helihaven voor het loodswezen, maar wel op die plek, omdat het midden in de grootste meeuwenkolonie van Europa gelegen is en de provincie ontheffingen heeft gegeven om die meeuwenkolonie te verstoren. Wij zijn het daarmee absoluut niet eens en daarom stemmen wij ook tegen dit voorstel.
LUCHTHAVENREGELING
LEGESVERORDENING OMGEVINGSRECHT PROVINCIE ZUID-HOLLAND 2013 (6535)
De heer BRAAM (PVV): Je zou haast zeggen, het is een omissie onzerzijds want wij hadden er bij de begroting al aandacht aan te besteden. Wij vinden op zich dat verhogingen met de huidige reserve van de provincie niet nodig zijn. Dat geldt dus ook voor de leges. In dat kader stemmen wij tegen deze verordening. DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. K.
AANGENOMEN EN AFGEHANDELDE MOTIES VAN PROVINCIALE STATEN (6539)
L.
ONTSLAG STATENGRIFFIER (6541)
M.
FUNCTIEPROFIEL EN WERVINGSEN SELECTIEPROCES NIEUWE STATENGRIFFIER (6540)
DEZE VOORSTELLEN WORDEN ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. 4.
NOTULEN VAN 31 OKTOBER 2012
PROVINCIALE
STATEN
VAN
DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. AFSCHEID GRIFFIER De VOORZITTER: Dan ga ik nu iets zeggen tot de griffier. Beste Nettie, wonen in Groningen en werken in Zuid-Holland, dames en heren, zou een heel nieuwe invulling van het begrip ‘nieuwe werken’ in hebben gehouden. Je hebt inmiddels in de loop van de tijd heel wat kilometers gemaakt tussen jouw boerderij in Slochteren en jouw appartement in Scheveningen. Als je wilt en als de markt aantrekt, kun je die Zuid-Hollandse stek met uitzicht op de duinen nu van de hand doen. Ik wil best even als een openbare makelaar fungeren. Een paar jaar geleden maakte je al heel bewust de keuze voor Groningen en toen de prachtige kans voorbijkwam om Statengriffier te worden in die provincie, kwam het door jou gewenste scenario uit, wonen en werken in het mooie hoge noorden. Zelf zeg je het gevoel te hebben je ene been bij het andere te trekken en daarmee helemaal in balans met jezelf te komen. Dat is je uiteraard van harte gegund. Persoonlijk geluk en welbevinden staan voor ieder mens nu eenmaal terecht op de eerste plek. En daarom past een hartelijke felicitatie met je benoeming in Groningen en het zal weinig voorkomen dat de ene griffier naar de andere provincie gaat.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19946 Afscheid griffier
En je hoeft het ook zeker niet als een demotie te beschouwen want iedere provincie heeft haar eigen karakteristiek en kenmerken en er is in Groningen weer heel veel anders dan hier, maar dat maakt het ook heel bijzonder. Al was het alleen maar de verhouding tussen stad en ommelanden die het net zo of misschien nog wel boeiender maakt dan de relatie tussen de steden hier en onze provincie. Nieuwe ontwikkelingen, nieuwe kansen voor Groningen en voor ZuidHolland, maar de Fransen zeggen het zo’n mooi: ‘Partir est mourir un peu’. Jij hebt ongeveer 11,5 jaar bij de provincie Zuid-Holland gewerkt, waarvan tien jaar bij de griffie. Wij mogen met zijn allen vaststellen dat jij dat werk met hart en ziel hebt gedaan. Daar zijn wij jou allemaal zeer veel dank voor verschuldigd. Groningen krijgt een griffier met veel kwaliteiten. Dat geeft bij het vertrek iets weemoedigs, maar dat er een keer een eind aan zo’n tijdperk moet komen, is een waarheid als een koe. Wij zullen jou allemaal missen als het vertrouwde gezicht, het aanspreekpunt, de vraagbaak, de steun, de adviseur, de collega en misschien soms ook wel de horzel. Een rode draad door jouw hele carrière is dat jij bijna altijd hebt gewerkt op het snijvlak van de politiek en het bestuur. Je was persoonlijk medewerker van een lid van de Tweede Kamer en je bent zelf ook enige tijd vertegenwoordiger in Dordrecht geweest. En in 2001 ben je in dienst van de provincie gekomen in een rang die voor velen een prachtige entree is en voor velen soms ook een eindrang, maar voor jou niet, senior beleidsmedewerker strategie en verkenningen. Ja, daar deden wij toen nog aan. Je schreef in die tijd ook een rapport over het dualisme. Toen de invoering van het dualisme nabij was, wie kan het ooit bedacht hebben, ben je in januari 2003 van de afdeling Bestuur overgestapt naar de griffie in opbouw. Opnieuw op het snijvlak tussen politiek en bestuur. Je was korte tijd plaatsvervangend griffier, omdat er een kanjer van een griffier kwam, maar die verdween ook weer snel en jij hebt heel gemakkelijk die plek over kunnen nemen, ingewerkt en al. Wij mogen dus met zijn allen vaststellen, deze Staten maar nog meer degenen die daaraan vooraf zijn gegaan, dat de opbouw van de griffie zoals die nu bekend is, geheel onder jouw verantwoordelijkheid is uitgevoerd. Jij hebt de griffie opgebouwd. Met je medewerkers heb jij werkprocessen beschreven, budgetten geregeld en meerdere griffieplannen geschreven. Dat moet zeker in het begin een behoorlijke opgave zijn geweest want het was eigenlijk pionieren. De provinciale organisatie, en dat geldt ook de toenmalige provinciesecretaris en mijzelf, daar wind ik ook geen doekjes om, moesten er bij de start van het dualisme aan wennen dat de griffie er was en dat de griffie een eigen rol had en die ook ging invullen. Die periode heeft ook wel een paar spannende momenten gekend. Laat ons dat ook eerlijk zeggen. Ik stel vast dat de core business van de griffie, namelijk het probleemloos laten verlopen van de Staten- en commissievergaderingen inclusief agenda’s en stukken, al snel stond als een huis. Tegenwoordig gaat dat allemaal digitaal. En vervolgens ben jij met jouw mensen in overleg met de Statenleden op zoek gegaan naar wat dan heet de behoeften van de Staten. Daar kunt u van alles bij bedenken. Je hebt een lans gebroken voor de invoering van de zogeheten behandelvoorstellen, vanuit de gedachte dat Provinciale Staten het hoogste orgaan zijn in de provincie en volop van de beschikbare instrumenten gebruik zouden moeten kunnen maken. Dat betekende in de praktijk dat de griffie kwam met gevraagde, maar soms ook met ongevraagde adviezen. Dat zijn soms de beste, maar zij komen niet altijd uit. Vast en zeker ook spannend want de opmerking ‘jullie bedrijven politiek’, zal je niet onbekend in de oren klinken. En
Voorzitter
dat is ook iets waar je altijd op bedacht moet zijn en blijven. Inmiddels is daar een modus in gevonden en wordt de advisering vanuit de griffie meer op verzoek en meer informeel uitgevoerd. De griffie is er onder jouw leiding voortdurend geweest voor alle 55 Statenleden en daarvoor voor alle 83 Statenleden. Ook al hadden en hebben die uiteraard hun eigen wensen en behoeften, om niet te zeggen gebruiksaanwijzingen. Je bent er altijd nuchter en rustig mee omgegaan, met een luisterend oor en welgemeend advies. Daarvoor ging jij fracties langs om alles eens goed te inventariseren. Nieuwe Statenleden konden rekenen op coaching en voor alle vertegenwoordigers was je, indien gewenst, klankbord. Uiteraard was het daarbij ook nodig om goede relaties binnen de hele provinciale organisatie te onderhouden. Als het nodig was, en dat was het soms, dan ging jij pal voor de belangen van de Staten staan en/of voor jouw eigen medewerkers. Dat deed jij op beslissende wijze en altijd op basis van argumenten en met een sympathieke saus overgoten, waardoor de oplossing ook vaak gemakkelijk bereikbaar is gebleken. Jij hebt een mensgerichte stijl van leidinggeven. Jij hebt de griffie-uitjes gekoesterd en dingen samen doen met jouw medewerkers, maar ook het persoonlijke contact en de persoonlijke investeringen in hun eigen ontwikkeling heb jij altijd proberen te vinden, te zoeken en uit te bouwen. Jij wilde iedereen in jouw team laten doen waar zij sterk in zijn. Dat is nu eenmaal de beste eigenschap van een leidinggevende, dat je het niet zelf doet, maar dat je anderen laat scoren. Ik heb in al die jaren eigenlijk nog nooit uit de kring van de griffie een onvertogen woord gehoord over de sfeer die daar heerste. Ik ben er altijd van uitgegaan, dan zit het snor want geen bericht is goed bericht. Beste Nettie, het zou vreemd zijn als er in een periode van tien jaar ook niet af en toe momenten zouden zijn geweest dat jij te maken hebt gekregen met kritiek. Zeker omdat de positie van de griffier zo tussen allerlei gremia en politieke en organisatorische belangen in ligt en zeker in de eerste tien jaar dat jij hier gewerkt hebt, dat instituut zich hier ook moest nestelen. Dat gaat niet zonder problemen en er is een rapport over de provincie verschenen: ‘Van schuring komt glans’ of iets van dien aard, en dat is ook hier van toepassing. Een beetje kop van jut ben je wel geweest, maar dat heb jij altijd met een buitengewoon positieve instelling opgepakt en altijd bekeken vanuit het perspectief van de griffie, de mensen en de ontwikkeling die wij moesten doormaken. Ik hoop dat jij uit al die situaties de positieve effecten hebt kunnen halen. Jij bent er zeker sterker door geworden en ik ben er vast van overtuigd dat jij in jouw nieuwe functie in Groningen uit je ervaring hier in Zuid-Holland profijt kunt trekken. Op één punt van kritiek wil ik iets nader ingaan. Overigens een punt dat jij zelf ook altijd aanhaalt, je kunt geen namen onthouden. Het is nu voor eenieder wel helder, waarom er altijd zo snel aan een smoelenboek moest worden gewerkt. Ik ben jou daarvoor overigens zeer erkentelijk, laat dat gezegd zijn. Wat ik mij afvraag, hoe gaat dat nu in Groningen? Heb jij al een beeld bij Rinze Hendrik van der Born, IJsbrand Rijzebol of Grietje Uuldriks-van der Wielen? Het zijn geen exoten, maar het zijn Statenleden uit Groningen. Ik zou zeggen, je hebt tot 2 januari 2013 de tijd om te oefenen. Doe je best, leer die namen allemaal uit je hoofd want ik spreek ook uit ervaring, als je dat snel hebt, dan heb je meteen gescoord. Het werk voor jou zit er hier op.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012 19947
Afscheid griffier
Met deze toespraak wil ik ook officieel je zeer bedanken voor alles wat je hebt gedaan. Ik weet hoe blij je bent dat je werken en wonen in Groningen kunt gaan combineren. Wij zeggen nu maar hier: ’t is doan, ’t is best en ’t is beurd. Ik mag je een mooi cadeau geven en jou het allerbeste toewensen voor de lange tijd die hopelijk nog voor je ligt. Dank je wel. Mevrouw ENGELS: Na al dat moois kan ik eigenlijk alleen maar tegen iedereen zeggen: Ik kan iedereen aanraden om een keer afscheid te nemen. Het is geweldig wat ik de afgelopen dagen en weken, eigenlijk sinds mensen weten dat ik wegga, aan positieve feedback heb ontvangen, wat ik aan cadeautjes heb gekregen, maar bovenal misschien wel het gevoel, en dat is een heel warm gevoel, dat ik hier wel wat voetsporen heb achtergelaten in dit huis en in menig hoofd en menig hart. En daarom wil ik beginnen met jullie daarvoor te bedanken. Bedankt, voorzitter, voor de geweldige woorden die je namens Provinciale Staten hebt uitgesproken. Ik voel me heel erg gevleid. Dank je wel. Bedankt voor de prachtige cadeaus. Dit is een heel passend cadeau want iedereen die mij wel eens heeft zien rondstappen, weet dat ik verschillende tassen heb en ik hou ook heel erg van mooie tassen en mooie bijpassende accessoires. Bedankt bovenal voor de receptie afgelopen maandag. Het was voor mij echt heel bijzonder, zoveel mensen in zo’n prettige omgeving, zo’n fijne ambiance. Ik denk dat ik nog heel lang ga nagenieten want ik heb heel veel pakjes gekregen die ik nog niet heb geopend. Dus ik ga nog heel lang nagenieten bij het openen van alle pakjes en het nalezen van alle kaarten en mailtjes die ik heb gekregen en ook bij het bekijken van de videoboodschappen van de Nettiezuil, dat zal ik nooit vergeten, echt een geweldig cadeau van mijn medewerkers. Bedankt iedereen hier in deze zaal en op de tribune, maar ook iedereen die vandaag niet aanwezig kan zijn en mij dat in de afgelopen dagen en weken heeft laten weten. En iedereen die misschien thuis achter de beeldbuis meekijkt. Een mooier afscheid had ik mij niet kunnen wensen. Maar nu ik hier toch sta, grijp ik even de kans om jullie toe te spreken. Ik krijg niet zo vaak de kans om in dit hele bijzondere gezelschap, in deze Statenzaal en in de openbaarheid, jullie toe te spreken. Dat is mij niet altijd gegund, meestal is het in een veel kleiner gezelschap, in een werkkamer en in alle beslotenheid. Wie als argeloze toeschouwer naar de webcast kijkt, ziet van de griffier het volgende. En dat is u misschien vandaag ook opgevallen. Een stilzwijgende rechterhand van de voorzitter van de Staten. Een stilzwijgend iemand die een pokerface probeert op te houden, als het spannend, hilarisch of onaangenaam wordt. En een stilzwijgend iemand die blaadjes vol schrijft met namen, rugnummers en spreektijden. Maar wat is het nu echt? Wat doet die griffier? De beslotenheid klopt, maar de stilzwijgendheid zeker niet. Het is een functie van praten, adviseren en motiveren. Het is praten met jullie, anderen in dit provinciehuis en velen daarbuiten. Het is het adviseren van Statenleden, gevraagd en ongevraagd, maar altijd oprecht. En het is het motiveren van collega’s in het griffieteam. Is dit het altijd geweest? Natuurlijk niet. Statenleden, gedeputeerden, collega’s, zij komen en gaan, maar troost u, de griffier zal altijd blijven bestaan. Die functie bestond ook al toen ik eraan begon. De voorzitter memoreerde dat al, het begon voor mij persoonlijk in 2001. Ik kwam toen als een relatief onbeschreven blad op het vlak van provinciale zaken bij de provincie werken, maar ik werd inderdaad gelijk senior beleidsmedewerker strategie en verkenningen. Wat is
Voorzitter en Engels
dat dan, vraagt u zich af. Wat is dat dan, vroeg mijn familie zich af. En wat is dat dan, vroeg ik mijzelf af. Ik heb nog steeds geen idee waarom dat zo heette, maar ik was onder meer belast met de invoering van het dualisme en het was mijn eerste kennismaking met uw voorgangers, een illuster gezelschap dat werd voorgezeten door de huidige CdK. Als ik in 2003 afscheid had genomen, dan had ik gesproken voor maar liefst 83 Statenleden. Als ik geluk heb en u bent compleet, dan bent u nu met 55 man. Maar zo is er meer veranderd in de afgelopen 9 jaar van mijn griffierschap. Misschien weet een aantal van u nog hoe de zaal eruitzag in 2003. Een volle bak met die 83 man, 3 halve ringen, 4 vloerniveaus, geen interruptiebali, waarschijnlijk tot genoegen van sommigen, geen webcast, maar buiten deze zaal, en dat werd ook al gememoreerd, waren wij volop aan het pionieren. Heel veel moest nog bedacht, uitgevonden en vormgegeven worden want het provinciale duale bestel, of wij dat nu leuk vonden of niet, stond nog in de kinderschoenen. Was het altijd een succes? Nee, het was niet altijd een succes. Denk alleen maar aan het digitale discussieplatform dat wij ooit hebben opgezet. Ik zie een aantal medewerkers knikken van oh ja, dat weten wij nog heel goed. Het is een zachte dood gestorven. Maar wij troosten ons met de gedachte dat wij gewoon te vooruitstrevend waren. Maar ook zaken die u nu vanzelfsprekend vindt, zoals de vijfminutenversie, de vorm van een besluitenlijst of de werkwijze van het presidium, het waren toen allemaal puzzels die opgelost moesten worden. En de puzzels waren nog niet eens opgelost of wij kregen al de commissie-Hermans over de vloer. Sindsdien heb ik geleerd: eerst implementeren en dan pas evalueren. Een wijze les. Gelukkig was de commissie wel tevreden over het niveau van pionieren, al moet ik bekennen dat wij ons doel om helemaal duaal te gaan, de titel van ons eerste griffieplan, nooit hebben waargemaakt, en dat ondanks het feit dat er allang geen wetten en andere praktische bezwaren in de weg stonden. Toen was het alweer 2007. Het kan snel gaan in het leven van een griffier. Het aantal Statenleden werd met eenderde verlaagd tot het huidige aantal van 55. De Statenzaal zag er verdacht veel uit zoals nu. 55 zetels, 2 halve ringen en, heel vooruitstrevend, genivelleerd tot 2 niveaus, een interruptiebalie, zoals in de Tweede Kamer, een live-uitzending en introductie van het elektronisch stemmen. Oh, kan dat ook? Ja, die laatste nieuwigheid is overigens nooit tot leven gewekt, maar het zou mij een troost zijn als het na mijn vertrek alsnog zou gebeuren. U had overigens de goede gewoonte om aan het eind van de vergadering al het papier eenvoudigweg met een grote veeg van uw hand van de tafel af te schuiven. Dat maakte dat ons griffieplan in die tweede duale periode ook maar één titel kon krijgen en dat was: ‘Niet weggooien’ met als ondertitel ‘dit dossier bevat belangrijke informatie voor u’ in de hoop dat u het niet zou weggooien. Digitaal pionieren, dat maakte in die tweede duale periode een enorme stap voorwaarts. De tablet en de iPad maakten hun entree en gingen nooit meer weg en we kregen een aanmerkelijk verbeterd Staten Informatie Systeem. U maakt daar nog wekelijks gebruik van.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 december 2012
19948 Afscheid griffier
Toen kwam u, in deze samenstelling, in 2011, een verkiezingsjaar, waarin de politieke kaarten flink werden opgeschud en de politieke verhoudingen heel anders kwamen te liggen. Voor mij was het heel bijzonder dat ik de informateur mocht ondersteunen en een kijkje in de keuken kon nemen. Daarna werd een college gevormd en gingen wij van start met een krappe coalitie, heel veel nieuwe bestuurders en een verse oppositie. Als ik terugkijk op de afgelopen negen jaar, dan zijn wij van een enkele pionier naar een professioneel griffieteam gegaan, een team dat met iedereen praat, veel adviseert en anderen motiveert, een team dat zich inzet voor een sterke Staten. En als ik u een ding kan meegeven, dan is het dit. U wilt allen uw politieke idealen verwezenlijken, u wilt allemaal dat de provinciale samenleving beter wordt. Kom eens langs bij de griffie met uw vraag. Klop op onze deur en kijk hoe wij u verder kunnen helpen. Kom, klop en kijk. Kortom, de griffie staat voor u klaar in het verleden, nu en ook in de toekomst. Ik wil u tot slot bedanken voor de fantastische tijd die ik hier heb mogen doorbrengen als griffier, voor de hulp die ik van u heb gekregen om verder te groeien als griffier op alle mogelijke manieren en ik wil jullie allemaal bedanken voor de mogelijkheden die ik van zoveel van jullie heb gekregen om de persoon te zijn die ik nu ben. Alle mensen in deze zaal en iedereen die er vandaag niet bij kan zijn, in alle oprechtheid, bedankt. Als teken van mijn dank, want ik wilde toch ook iets terugdoen na al het moois dat ik de afgelopen weken heb meegekregen, vindt u op uw tafels een klein cadeautje dat een brug slaat tussen mijn heden en mijn toekomst, een Groninger koek. Het is een halve koek, u zult wel gedacht hebben, zijn ze zo klein, nee, het is een halve koek, maar dat staat symbool voor het samen delen of zo u wilt voor de Groninger gematigdheid. Het is een koek in vier verschillende smaken als symbool voor de veelkleurigheid van dit gezelschap en omdat smaken nu een keer verschillen en het is een zoete koek in de hoop dat mijn laatste goede raad erin gaat als zoete koek. Eet smakelijk. Het ga u allen heel goed. De VOORZITTER: Heel veel dank en nogmaals alle goeds. Ik wens u goede feestdagen en zie u terug in 2013. Ik sluit de vergadering (15.40 uur).
Engels en Voorzitter