Notulen van Provinciale Staten Vergadering
25 maart 2009
Index
Paginanummer
Opening van de vergadering
18409
Regeling van werkzaamheden
18409
Verzoeken van: - J. Démoed (CDA) tot toevoeging onderwerp 'Economische situatie in Zuid-
18409
Holland' aan de agenda; - F.W. van der Dussen (WD) houden van een interpellatie over de Valkenburg/
18409
Rijnlandroute. e
Inspraak over 9 partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, Trappenberg-Kloosterschuur door: −
de heer C. Meijeraan, FloraHolland Rijnsburg
18410
−
de heer D.C.W. Binnendijk, wethouder Katwijk
18410
−
mevrouw C. Jonker, inwoonster van Teylingen
18410
−
de heer M. van Vliet, Kwekerij Esmeralda bv
18411
e
9 partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, Trappenberg-
18411
Kloosterschuur (6038) Gebruik van zonne-energie in de provincie Zuid-Holland (voorstel GroenLinks)
18421
Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling (6039)
18426
Vaststelling van de nota Samenwerken aan de kwaliteit van het lokaal bestuur
18434
(6042) De economische situatie in Zuid-Holland
18438
Interpellatie over de Rijnlandroute
18450
Subsidie zonnebeheer aan de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (6040)
18453
Openstelling regeling probleemgebiedenvergoeding in veenweidegebied Zuid-
18453
Holland (6043) Aangenomen en afgehandelde moties van Provinciale Staten (6044)
18453
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 25 februari 2009
18453
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18409
Notulen van de vergadering van 25 maart 2009 in de Statenzaal van het provinciehuis te 's-Gravenhage.
benieuwd naar de beantwoording van de schriftelijke vragen die de VVD-fractie en de GroenLinks-fractie hebben gesteld, voordat wij hierover in debat kunnen gaan.
(Geopend te 09.30 uur) Voorzitter: de Commissaris van de Koningin. de heer J. Franssen. Griffier: mevrouw N. Engels-van Nijen.
De VOORZITTER: Die antwoorden zijn gisteren door het college vastgesteld. De MAASSEN (SP): Maar nog niet op het SIS gezet want ik heb er gisteren naar gezocht.
Volgens de presentielijst zijn aanwezig 49 leden, te weten: Van Aelst, Blaauw, Blokhuizen, Van den Bosch, Branderhorst, Brill, Chung, Démoed, Van Dieren, A.W. van Dijk, Dijkhoff, Dijkstra, Van Dobben de Bruijn, Van der Dussen, Edel, Fröling, Van Ginkel, Ten Hagen, Hallensleben, Heemskerk, Hillebrand, Hoogendam, De Jong, Keman, Kip, Lamers, Letschert, Loose, Maassen, Meerts, Van Nassau, Van der Nat, Nulkes, Özdemir, Pool, Romijn, Schaapman, Schuringa, Senden, Sørensen, Van der Sloot, Van der Stoep, Stoop, Topper, Verbeek, F. Vermeulen, Waterman, Wenneker, De Wreede en De Zoete.
De heer MAASSEN (SP): Ik heb er speciaal gisteravond naar gezocht. Ik heb het niet kunnen vinden.
Afwezig zijn de leden: De Bakker, Trinthamer, P.L. Vermeulen, Van Viegen, Vural en De Wild
De heer MAASSEN (SP): Dat verbaast mij want er stonden alleen vragen en geen antwoorden.
OPENING VAN DE VERGADERING
De VOORZITTER: Sorry, ik zeg u wat ik weet.
De VOORZITTER: De vergadering is geopend. Ik verzoek de leden hun plaatsen in te nemen. Ik deel aan de Staten mee dat zijn ingekomen berichten van verhindering van mevrouw Trinthamer, mevrouw Van Viegen, de heer Vural, mevrouw De Wild, mevrouw De Bakker en de heer P.L. Vermeulen. Ik deel de Staten mee dat wij vorige week bericht hebben gekregen van het overlijden van de heer Jacob van Katwijk op 15 maart 2009. Hij was lid van uw Staten in de periode 13 december 1968 tot 2 juni 1982 en een actief lid binnen de toen bestaande commissies Milieubeheer en Monumentenzorg en Molens.
De Heer DÉMOED (CDA): Gelet op de urgentie van het politieke feit kan mijn fractie instemmen met behandeling daarvan.
De VOORZITTER: Ik heb alleen maar gehoord dat andere leden wel van die beantwoording kennis hebben genomen.
De VOORZITTER: Ik wil u uw zoektocht niet ontzeggen maar ik kan alleen maar vaststellen, dat mij is meegedeeld dat andere leden de beantwoording wel hebben gezien.
De heer HILLEBRAND (PvdA): Gelet op het zeer urgente karakter geldt hetzelfde voor de PvdA-fractie. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Wij staan er zelf niet heel erg om te springen maar wij vinden het toch prima om het nu te bespreken. Er komen nu twee agendapunten bij. Ik wil graag weten hoe wij dat doen met de spreektijd.
1. REGELING VAN WERKZAAMHEDEN De VOORZITTER: U kent mij. De VOORZITTER: Eerder deze week hebt u een verzoek ontvagen van de heer Démoed, waarin hij u vraagt om het onderwerp economische situatie in Zuid-Holland aan de agenda toe te voegen. Ik stel u voor om aan dit verzoek te voldoen en het na de afhandeling van agendapunt 5 aan de orde te stellen. Wenst iemand hierover het woord?
De Heer WENNEKER (D66): Ook voor D66 is het geen punt om het toe te voegen aan de agenda. Weliswaar kan ik mij wel wat voorstellen bij de verwarring omtrent de beantwoording, die bij meerdere Statenleden niet bekend is.
ALDUS WORDT BESLOTEN.
De VOORZITTER: Dan moet u mij eens volgen, als het daarom gaat.
Naar aanleiding van recente berichten in de media heeft de VVD-fractie een verzoek ingediend om vandaag te mogen spreken over een mogelijk alternatief voor de Rijnlandroute.
Mevrouw DE ZOETE (ChristenUnie/SGP): Ook ik heb nog geen kennis kunnen nemen van de stukken maar wij hebben geen bezwaar tegen toevoeging aan de agenda.
De heer VAN DER DUSSEN (VVD): Het gaat met name over de actualiteiten die sinds afgelopen maandag in onder andere het Algemeen Dagblad waren te lezen maar ook de beantwoording van de schriftelijke vragen van het college van GS, die wij heden mochten ontvangen. Daar wilden wij graag een interpellatie dan wel op enig moment een agendapunt over hebben in deze Statenvergadering teneinde de Staten een uitspraak te laten doen over dit politieke feit.
De VOORZITTER: Ik stel u voor, in verband met een correcte toepassing van het reglement van orde, nu in te stemmen met het verzoek tot het mogen interpelleren van het college van Gedeputeerde Staten. Ik wijs u op artikel 52, lid 3 van het reglement, waarin staat dat normaal gesproken ten minste tweemaal 24 uur voor de aanvang van de vergadering een daartoe strekkend verzoek schriftelijk bij de voorzitter moet worden ingediend, tenzij naar het oordeel van Provinciale Staten in spoedeisende gevallen anders wordt beslist.
De VOORZITTER: Wenst iemand het woord hierover? De heer MAASSEN (SP): Het verzoek van de VVD verrast mij want ik heb niet het idee, dat daarover iets is rondgestuurd. Als dat wel zo is, dan heb ik het kennelijk gemist. Ik ben vooral
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18410 Regeling van werkzaamheden; inspraak 9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, Trappenberg-Kloosterschuur
Ik stel u voor om op basis daarvan nu te besluiten tot het kunnen houden van een interpellatie en die aan het eind van de vergadering te laten plaatsvinden. ALDUS WORDT BESLOTEN De VOORZITTER: Wij gaan dus normaal gesproken uit van vier uur vergadertijd maar ik begrijp dat de heer Dijkhoff daar ietwat meer tijd voor nodig denkt te hebben. Wij zullen zien. Er hebben zich vier insprekers aangemeld voor het onderwerp 9e partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, Trappenberg-Kloosterschuur. Het woord is allereerst aan de heer Meijeraan namens FloraHolland, Rijnsburg. Ik verzoek de leden om aandacht. De heer MEIJERAAN: Geachte voorzitter, geachte Statenleden, mijn naam is Koen Meijeraan. Ik spreek in namens FloraHolland, Rijnsburg, en ik doe dat omdat wij ons zorgen maken over het productieareaal glastuinbouw in de directe omgeving van onze marktplaats. Enige tijd geleden stond ik op deze zelfde locatie om te pleiten voor het behoud van De Woerd. Helaas had dat niet het gewenste effect. Dat maakt deze inspraak des te noodzakelijk. De uitbreiding van Trappenberg-Kloosterschuur is onderdeel van de afspraken rond de knoop Leiden-West. De uitbreiding is ter compensatie van glas dat elders verloren gaat. Uitbreiding is wat dat betreft een misleidend woord. Het gaat alleen maar om compensatie. FloraHolland Rijnsburg heeft de discussie rond de uitbreiding van Trappenberg-Kloosterschuur met lede ogen aangezien. Het is eigenlijk van de zotte dat één gemeente uitbreiding zo lang kan tegenhouden en traineren. Wij zijn van een voorkeursvariant, waar alle partijen achter stonden, naar een variant ‘optimalisatie 2x’ gegaan, die helaas op minder draagvlak kan rekenen, gezien de inspraak van de Milieuvereniging en de Landschapsclub in de commissievergadering. Vanuit FloraHolland zeggen wij, dat op dit moment de uitbreiding zo belangrijk is, dat de locatie voor ons geen breekpunt meer zal zijn. Om elk misverstand te voorkomen (dat was namelijk in de streekplancommissie aan de orde gekomen): er zijn echt genoeg tuinders die zich graag in het gebied willen vestigen en zij zijn ook echt nodig. Dat blijkt uit een stuk van gedeputeerde Van Dijk, maar het blijkt nog meer uit de mening van ondernemers in de regio. Ik ben ook blij dat een van deze ondernemers straks ook zal inspreken. Het is nu tijd om vaart te maken en te zorgen dat de uitbreiding daadwerkelijk gaat gebeuren. Dit om te voorkomen dat de FESgelden verdampen. FloraHolland Rijnsburg roept u dan ook op om de uitbreiding mogelijk te maken en tegelijkertijd te voorkomen, dat verder oponthoud ontstaat. Ik dank u voor uw aandacht. De VOORZITTER: Dan is het woord aan de heer Binnendijk, wethouder van de gemeente Katwijk. De heer BINNENDIJK: Geachte voorzitter, geachte Statenleden. De laatste maanden mag ik u met regelmaat toespreken over het belang van de glastuinbouw voor de gemeente Katwijk; 25% tot 30% van de directe werkgelegenheid is gerelateerd aan de bloemensector. Meer dan vijf jaar geleden zijn er afspraken gemaakt die later neergeschreven zijn in de afspraken van Knoop Leiden-West. Partners bij deze afspraken zijn de gemeenten Leiden, Oegstgeest, Teylingen en Katwijk, de Universiteit Leiden en ook de provincie. Hierin is ondermeer afgesproken, eenvoudig gesteld, dat de toenmalige gemeente Rijnsburg (nu Katwijk) bedrijfsterrein zou aanleggen op een
Voorzitter, Meijeraan, Binnendijk en Jonkheer
gedeelte van het glastuinbouwgebied en daarvoor gecompenseerd zou worden in de vorm van nieuw glastuinbouwgebied. Voor Rijnsburg was dit in eerste instantie slikken maar er werden ook kansen gezien. Door middel van een nieuwe uitleg zou er ook schuifruimte ontstaan om de reconstructie van het verouderde glas gestalte te geven, hetgeen een goed impuls zou geven aan het voor ons zo belangrijke en door de provincie als duurzaam aangemerkte glastuinbouwgebied. Het project Reconstructie en nieuwe uitleg van het glastuinbouwgebied Trappenberg-Kloosterschuur is inmiddels gehonoreerd met een FES-subsidie van 4,6 miljoen euro. Wel is hierbij de voorwaarde gesteld dat het project uitgevoerd moet zijn voor 1 januari 2013; de subsidie moet anders terugbetaald worden. In de vijf jaar van het bestaan van de afspraken heeft de gemeente Teylingen, na een proces van vijf jaar, mogen bepalen waar de uitbreiding van glas zou mogen plaatsvinden. Met instemming van de provinciale vertegenwoordiging. Dit heeft in onze ogen misschien niet geleid tot de beste keuze maar er ligt nu in ieder geval eindelijk een keuze, waarmee wij aan de slag kunnen. Dat moeten wij ook om de broodnodige inzet van de FES-subsidie te kunnen gebruiken. Nu kunnen wij de uitleg gebruiken om de schuifruimte te creëren om de reconstructie vorm te kunnen geven. Conform de afspraken en de voorwaarden voor de FES-subsidie zijn de nieuwe uitleg en de reconstructie één project. Indien er hectares afgehaald worden of indien u een soort realisatievolgorde aanbrengt in het project, dan brengt u de realisatie van het glasproject in groot gevaar. De inzet van de FES-subsidie kan dan niet worden benut. Hierdoor worden de financiële risico’s te groot en een gevolg is ook, dat het bedrijventerrein Klei-Oost Zuid 15 ha netto, niet uitgevoerd kan worden. Immens, de afspraken van Knoop Leiden-West zijn niet los verkrijgbaar. Geen glas, dan ook geen bedrijventerrein. Wij hopen dat u in deze tijden kiest voor het nakomen van afspraken, voor de inzet van rijkssubsidiemogelijkheden en de ruimte om te investeren. Ik dank u wel. De VOORZITTER: Dan is vervolgens het woord aan mevrouw Jonkheer. Mevrouw JONKHEER: Geachte voorzitter, geachte leden, namens de bewoners van de Rijnsburgerweg in Voorhout spreek ik in. Trappenberg-Kloosterschuur is een moeizaam proces geweest tot nu toe. Deze glasuitbreiding heeft heel wat keren op agenda’s gestaan; er zijn vele vergaderingen aan gewijd en heel veel woorden over geschreven. Je vraagt je af hoe dat komt. Een reden daarvoor is, dat wij met zijn allen niet dezelfde taal hebben gesproken, andere verwachtingen hadden of andere belangen vertegenwoordigden. Wij hebben geprobeerd om u in ieder geval wat meer te informeren door wat foto’s over dit gebied te sturen. Maar helaas, ook nu spreken wij weer niet dezelfde taal. Om u wat voorbeelden te geven, put ik ditmaal uit een brief van gedeputeerde Van Dijk aan u. • FES-gelden: Ons is altijd verteld dat de toegekende FESgelden zijn voor revitalisering van het oude glas, niet voor uitbreiding. • Pactafspraken: Er is nooit afgesproken dat Pactgebieden gereserveerd moeten worden voor uitbreiding van bestaande bedrijven. Dat is ook een beetje raar om dat te doen, als er in veertien jaar geen gebruik is gemaakt van de beschikbare ruimte. Even voor de duidelijkheid, de Pactvolgordelijkheid is: eerst gebied C, dan B, dan D en dan A .
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18411
Inspraak 9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, Trappenberg-Kloosterschuur
Frederiksoord: In alle commissie- en raadsvergaderingen in Teylingen is nog nooit gesproken over compensatie voor Frederiksoord. De gemeente Teylingen is gevraagd grond ter beschikking te stellen voor compensatie van Klei-Oost Zuid. Waar komt Frederiksoord nu vandaan? Is Frederiksoord nodig om aan hectares te komen? • Woningbouw: 5 ha andere functies, met name woningbouw. Onze wethouders in Teylingen hebben op 25 juni 2008 in een commissievergadering verklaard, dat TrappenbergKloosterschuur een hoogwaardig glastuinbouwconcentratiegebied is, waar geen woningbouw toegestaan zal worden. Hoe kan het dat het nu meegerekend wordt? En dan nog dit. In de berekening van het benodigde aantal hectares glas is uitgegaan van cijfers uit 2003 en 2006. Waarom niet geactualiseerd? In een jaaroverzicht van het LEI uit Wageningen is een omzetdaling te zien van snijbloemen van 11% in 2008 ten opzichte van 2007. En dat was nog maar aan het begin van de kredietcrisis. Over één ding zijn wij het gelukkig met zijn allen eens, de Elsgeesterpolder is een unieke polder met cultuurhistorische waarde. Wij zijn nog steeds van mening dat, als de oude gebieden gerevitaliseerd zijn en de overige openstaande ruimtes benut zijn, het niet nodig zal zijn om kassen te bouwen in de Elsgeesterpolder. Dank voor uw aandacht. •
De VOORZITTER: Tot slot is het woord aan de heer Van Vliet namens kwekerij Esmeralda bv. De heer VAN VLIET: Geachte voorzitter, geachte Statenleden, ik ben mede-eigenaar van kwekerij Esmeralda in Rijnsburg. Wij zijn een gerberakwekerij en ik spreek in namens de Vereniging Glastuinbouwbedrijven Kloosterschuur, een ondernemersvereniging van bloemenkwekers, plantenkwekers en veredelingsbedrijven in het gebied TrappenbergKloosterschuur. Onze vereniging bestaat uit zeventien bedrijven met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 35 ha netto glas. Er is nog wel eens verwarring over netto en bruto maar ik heb het over netto hectares. In stukken zie ik wel eens opsommingen, waar ik geen touw aan vast kan knopen. Dit klopt, wij hebben 35 ha netto glas. De meeste bedrijven in ons gebied produceren snijbloemen, zoals lelies, orchideeën, anthuriums, gerbera’s, tulpen, hyacinten et cetera, die dagelijks op de veiling in Rijnsburg worden verhandeld. De sterke punten van ons gebied zijn de ligging ten opzichte van de veiling in Rijnsburg, de nabijheid van de zee en de aanwezigheid van toeleveranciers in de buurt. • In de nabijheid van de veiling zitten onze klanten, dat is ons afzetsysteem en omdat wij praten over dagverse producten, kunnen onze klanten kopen uit onze voorraad die wij in de kas hebben staan. Het wordt steeds belangrijker om onze klanten de gelegenheid te geven om geen ‘nee’ te hoeven verkopen maar toch minder voorraadrisico te lopen. De orders van onze klanten worden steeds kleiner en steeds regelmatiger. • Door de nabijheid van de veiling kunnen wij daar goed op inspelen en kunnen wij een beter rendement behalen. De nabijheid van de zee zorgt voor relatief warme winters, dus minder energiekosten, en relatief koude zomers, wat beter is voor de groei van bloemen en planten. • Ten derde zorgt de aanwezigheid van toeleveranciers in de nabijheid voor meer flexibiliteit in de bedrijfsvoering en geeft lagere kosten. U kunt zich voorstellen dat een monteur die helemaal uit het Westland moet komen, minstens een uur
Jonkheer, Voorzitter, Van Vliet en Van der Stoep
onderweg is, en dat uur moet ik wel betalen. Om die hoek zit een bedrijf dat er in vijf minuten is. Binnen onze vereniging zijn momenteel vijf bedrijven die al een tijd op zoek zijn naar uitbreidingsruimte voor hun huidige bedrijf in Kloosterschuur. Dat willen zij in de nabijheid van Rijnsburg of in de nabijheid van de veiling. Het verbaast ons dat eraan getwijfeld wordt of er mensen zijn die dat willen. Ook de vorige spreker doelde daar een beetje op. Momenteel gaat het gewoon slecht maar dit zijn allemaal jonge ondernemers die verder willen. Een manier om toekomstgericht te werken is opnieuw beginnen en met de modernste stand van zaken in te haken. Daarom is het zo noodzakelijk dat wij die ruimte krijgen. Deze vijf bedrijven zoeken ongeveer 30 ha netto glas. U zult zeggen: u noemde net zeventien bedrijven met 35 ha netto glas, gemiddeld 2 ha, maar de schaalgrootte neemt snel toe. Als wij nu opnieuw gaan beginnen, dan moeten wij toch minimaal denken aan bedrijven van 5 à 6 ha netto oppervlakte. Vandaar die 30 ha en dan heb ik het nog alleen maar over vijf bedrijven die al hebben aangegeven te willen uitbreiden. Er zijn ook nog plannen om de noordelijke randweg door ons gebied heen te leiden. Dat betekent dat er ook weer bedrijven aan de achterkant worden opgeofferd. Een aantal daarvan wil zeker weer verder. Dat heb ik nog buiten beschouwing gelaten. Het gebied Trappenberg-Kloosterschuur is in de jaren tachtig ontwikkeld, dus de meeste kassen zijn inmiddels al ruim twintig jaar oud en die zijn de komende jaren toe aan vervanging. Door nu nieuwe ruimte te creëren voor bedrijven die willen uitbreiden, ontstaat er in het huidige gebied ook weer ruimte voor de uitbreiding van de bedrijven die achterblijven, de ‘schuifruimte’. Dat is noodzakelijk om vooruit te kunnen. Als ik kijk naar de huidige praktijk, zijn er redelijk wat kleinere bedrijven in het gebied die weinig of geen toekomst hebben en die naar een eind toewerken. Het zou mooi zijn, als de buurman die wel zin heeft om verder te gaan, dat bedrijf zou kunnen overnemen om zijn bedrijf te vergroten. Dat zie ik ook nog als groot voordeel van het creëren van nieuwe ruimte, waardoor er in het oude gebied ook weer ruimte ontstaat. Ik hoop dat ik u heb kunnen overtuigen van het belang van uitbreiding van ons gebied in de nabije toekomst. Bedankt voor uw aandacht. 2. VOORSTEL VAN GEDEPUTEERDE STATEN OVER DE 9E PARTIËLE HERZIENING STREEKPLAN ZUID-HOLLAND WEST, TRAPPENBERG-KLOOSTERSCHUUR (6038) De VOORZITTER: Dan is nu aan de orde de bespreking van het voorstel, waarover zopas is ingesproken. Er staat opnieuw op mijn papiertje, dat dit nu echt de laatste streekplanherziening is. U ziet, ik twijfel, zodat ik niet opnieuw terechtgewezen wordt. Ik zeg maar wat ik meekrijg. Het eerste streekplan van ZuidHolland was het streekplan voor IJsselmonde. Ik zie de heer Waterman niet maar die zou dat ongetwijfeld weten. Dat is in 1938 in procedure gebracht en wij sluiten vandaag met deze streekplanherziening een streekplanperiode van zeventig jaar af. Dus een gedenkwaardig moment. Het woord is aan de heer Van der Stoep. De heer VAN DER STOEP (CDA): Voorzitter, het streekplan Zuid-Holland West heeft de gemoederen in de afgelopen jaren danig beziggehouden.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18412 9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur
Het begon al bij de discussie op 17 maart 2003, toen bij amendement het westelijk tuinbouwgebied bij Pijnacker werd gered tegen de zin van het stadsgewest Haaglanden. En al snel volgde de eerste herziening die de komst van autosloperijen op De Grote Driehoek in Nootdorp mogelijk moest maken. En wij sluiten af met opnieuw een herziening in verband met de verplaatsing van een glastuinbouwgebied. Deze keer niet in het Westland of de Duivenvoordecorridor maar bij Katwijk en Teylingen, twee gemeenten die in de afgelopen tijd hebben geworsteld met deze verplaatsingsproblematiek maar die erin geslaagd zijn elkaar te vinden in een voorstel, dat nu om onze instemming vraagt. Ik wil dan ook graag deze beide gemeenten complimenteren met het feit, dat het hen gelukt is om hun tegenstellingen te overbruggen in het plan dat nu besproken wordt. Voorzitter, wij zijn gewend om onze afspraken na te komen. De glastuinbouw die moet wijken voor de Knoop Leiden-West, zou elders een plaats krijgen. Het is gelukt om deze plaats te vinden en daarom steunen wij dit voorstel. De CDA-fractie hoort bij de partijen die bij de verdeling van de ruimte, ook aan glastuinbouw veel waarde hechten. Duurzame ontwikkeling is niet mogelijk zonder een gezonde economie en glastuinbouw levert een bovengemiddelde waardevolle bijdrage aan onze economische ontwikkeling. Daarbij gaat hier ook nog om bedrijven die zeer milieubewust en energiebewust bezig zijn en die CO2 opnemen in plaats van alleen maar uitstoten. Kortom, de glastuinbouw is voor Zuid-Holland een van de kippen met gouden eieren die het verdienen om goed verzorgd te worden. Verjagen is onverstandig! Bij een gezond glastuinbouwcomplex hoort vernieuwing en herstructurering. Verouderde, verwaarloosde kassen schaden het aanzien van de sector, zowel letterlijk als figuurlijk. Daarom roepen wij het college op om stimulerend op te treden bij herstructurering en renovatie van oude glastuinbouwgebieden. Uiteraard steunt het CDA ook het verwijderen van verspreid liggend glas met compensatie in concentratiegebieden. Voor een deel breekt dit nieuwe glastuinbouwgebied in, in de waardevolle Elsgeesterpolder. Wij vrezen dat dit onvermijdelijk is maar denken graag mee in pogingen om de natuurschade zoveel mogelijk te beperken. Het idee, overgenomen door gedeputeerde Van Dijk, om het meest oostelijke deel pas te realiseren als aan enkele voorwaarden is voldaan, heeft onze steun. Een tweede mogelijkheid om de Elsgeesterpolder meer te sparen, ontstaat als het geplande tracé van de rondweg Katwijk vervalt. Wij zijn van mening dat deze kans, indien mogelijk, benut moet worden. Wij horen dan ook graag een nadere toelichting van de gedeputeerde op zijn standpunt, dat deze kans niet reëel zou zijn. Medio 2012 is een belangrijk moment in verband met de FES-subsidievoorwaarden. De heer Binnendijk waarschuwde daar ook al voor. Dat is over ruim drie jaar. Dan moet het toch mogelijk zijn om duidelijkheid te hebben over het al of niet doorgaan van deze rondweg. Wellicht kunnen wij afspreken dat wij uiterlijk in de eerste helft van 2012 bepalen of het oostelijk glascomplex een andere plaats krijgt of niet. Dan is er ook duidelijkheid over de stand van zaken met betrekking tot de renovatie van het oude kassengebied en de voortgang bij het westelijke glascomplex. De heer MAASSEN (SP): Ik hoor de heer Van der Stoep een aantal heel verstandige dingen zeggen. Ik hoor u ook zeggen: “Wij moeten in 2012 bepalen of dat oostelijke kassencomplex kan worden verscholen of niet”. Wie bedoelt u met ‘wij’? Bedoelt u daarmee Provinciale Staten?
Van der Stoep, Maassen en Waterman
De heer VAN DER STOEP (CDA): Dat zou heel goed kunnen. Ik kan mij goed voorstellen, dat de gedeputeerde zegt ‘ik stel die beslissing nog even uit en in 2012 kom ik ook bij de Staten terug om een definitief besluit te nemen’. De heer MAASSEN (SP): Dat zou ik een heel goede ontwikkeling vinden. Ik neem aan dat u daarover dadelijk een amendement indient. De heer VAN DER STOEP (CDA): Ik wacht eerst even de reactie van de gedeputeerde af. Hij staat bekend om zijn sterke argumentatie en wie weet, heeft hij nog wel argumenten die mij toch aan het denken zetten. Voorzitter, het CDA steunt het voorstel maar roept de gedeputeerde op om deze plannen naar de uitvoering te leiden met respect voor de natuurwaarde van de Elsgeesterpolder. Dank u wel. De heer WATERMAN (VVD): Aan de orde is de 9e partiële herziening van streekplan Zuid-Holland West inzake Trappenberg-Kloosterschuur. Onze zorg die wij in de streekplancommissie West hebben geuit, richtte zich vooral op de potentieel aangegeven glasuitbreidingen aan de oostzijde van de strandwal in de polder Elsgeest, gezien de landschappelijke waarde van deze polder. Wij hebben in die commissievergadering gesteld, dat wij alleen akkoord konden gaan, als de renovatie van het oude bestaande kassengebied substantieel in gang is gezet en indien het nieuwe westelijke glascomplex volledig is gerealiseerd. Verder gingen wij akkoord met een ruimtelijke reservering ten behoeve van de rondweg Katwijk aan de zuidzijde van het oostelijk gesitueerde glascomplex, mits dit – overigens verre van ideale – complex zo dicht mogelijk tegen die tracéreservering is gesitueerd. Op basis van al deze voorwaarden, geuit in die commissievergadering, is het concept van deze 9e partiële herziening van streekplan ZuidHolland West in overwegende mate gewijzigd en daarom kunnen wij nu met de eerder geuite kritische kanttekening, akkoord gaan. Wij mogen niet uitsluiten dat in de loop van de tijd zich ontwikkelingen voordoen, waarbij juist dit oostelijk van de strandwal gesitueerde complex niet nodig zal blijken te zijn, hetgeen wij in dit geval op deze plaats in de Elsgeesterpolder niet zouden betreuren, gezien de landschappelijke waarde van dit gebied. Dat neemt niet weg, dat wij nu akkoord zijn met deze 9e partiële herziening, zoals gesteld. De heer MAASSEN (SP): Voorzitter, de hooglopende ruzie tussen Katwijk en Teylingen over de plaatsing van kassen in Trappenberg-Kloosterschuur geeft al aan, dat wij hier te maken hebben met een lastig dossier, een zaak met pijnpunten. Die pijnpunten zijn de vragen waar de kassen zouden moeten komen en of die kassen eigenlijk wel nodig zijn. Om met de eerste vraag te beginnen: in het huidige plan wordt een waardevol grasland met veel broedende rode luissoorten bebouwd met kassen. Een gebied dat ook waardevol is vanuit cultuurhistorisch oogpunt, omdat hier sprake is van de laatste vrij liggende strandwal. De heer Waterman refereerde er al aan. Mijn fractie vraagt zich af waarom er geen alternatieven gekozen zijn. Die alternatieven zijn namelijk wel voorhanden.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18413
9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur
In het Pact van Teylingen is een aantal gebieden aangewezen om glastuinbouw te herstructureren, precies wat hier ook het doel is. Ik spreek dan over de Roversbroekpolder en de gebieden C, B, D en A in het huidige kassencomplex Trappenberg-Kloosterschuur. De SP is van mening dat die gebieden, die al dertien jaar geleden zijn bestemd voor de glastuinbouw, eerst volledig moeten worden benut, voordat een nieuw gebied voor glastuinbouw wordt bestemd. Uit de luchtfoto’s die u allen hebt ontvangen blijkt duidelijk dat dit zeker nu nog niet het geval is. Voorzitter, naar aanleiding van de commissievergadering heeft de gedeputeerde een paar wijzigingen aangebracht in de plannen en een brief met uitleg aan Provinciale Staten gestuurd. Wij zijn hier blij mee want die wijzigingen houden verbeteringen in maar wij zijn nog niet tevreden. De brief van de gedeputeerde roept veel vragen op en de wijzigingen zijn volgens de SP te vrijblijvend en gaan niet ver genoeg. Wij zouden graag zien dat de bouw van het oostelijk deel van het huidige voorstel aan meerdere voorwaarden wordt gekoppeld. De voorwaarden zijn nu te vrijblijvend. Ik vraag me namelijk af wat de formulering ‘substantieel gestart met herstructurering’ concreet inhoudt. Wij zouden dat liever meer SMART geformuleerd zien in het voorstel. Waarom moet een weg, waarover nog geen besluit is genomen, wel worden ingetekend in de plannen, zodat het landschap in de Elsgeesterpolder nog meer wordt vervuild? De plannen kunnen beter maar het liefst zouden wij helemaal geen kassen zien in dit gebied. Na lezing van de brief van de gedeputeerde ontstonden bij mij vragen over de belangstelling van tuinders om zich hier te vestigen. De gedeputeerde claimt dat Katwijk een lijst heeft van twaalf potentiële gegadigden uit de gebieden Klei-Oost en Frederiksoord. Dat laatste verbaast mij. Hoeveel tuinders uit Frederiksoord betreft het? Waarom is TrappenbergKlooserschuur niet enkel meer voor de herstructurering van KleiOost Zuid, zoals tot nu toe het geval was? De zinsnede verbaasde mij temeer, omdat uit de gemeenteraad van Teylingen bleek dat er eind 2008 pas twee kandidaten waren om zich in Trappenberg-Kloosterschuur te vestigen. Voorzitter, het voorgaande brengt mij bij de vraag of de uitbreiding van het kassenareaal eigenlijk wel nodig is. Tuinders lijken niet om areaal verlegen te zitten. En dat leid ik af uit de volgende gegevens. De helft van het glas dat uitgeplaatst moet worden, is papieren glas en 60% van het bestemde glas in Trappenberg-Kloosterschuur is nog niet bebouwd. Een derde gegeven: de uitbreidingslocatie Roversbroek, al dertien jaar geleden bestemd voor glastuinbouw, is pas voor 25% bebouwd met kassen. Voorzitter, die drie feiten geven een tendens aan maar die tendens is niet alleen terug te zien in de directe omgeving van Trappenberg-Kloosterschuur. Die tendens is algemeen. Op dit moment is er ruim 12.000 ha in Zuid-Holland bestemd voor glastuinbouw. Er is op dit moment van die 12.000 ha, 5300 ha in gebruik voor glastuinbouw. De sector heeft dus alle mogelijkheden om uit te breiden maar heeft die mogelijkheden kennelijk niet nodig. De SP vindt het niet nodig om in die omstandigheden een waardevol landschap voor glastuinbouw te bestemmen. Mijn fractie heeft in de Statenvergadering van januari 2009 per motie gevraagd om een onderzoek naar de verhouding tussen bestemd glas en fysiek glas. Wij hebben toen ook gevraagd om te wachten met het bestemmen van nieuw glas, totdat onderzocht was hoeveel papieren glas kan worden betrokken bij de herstructurering van het verouderde glas. Die moties zijn indertijd overgenomen door
Maassen, Voorzitter en Van Dieren
de gedeputeerde. Ik vind het dan ook vreemd dat wij nu wel weer nieuw gebied voor glastuinbouw aan het bestemmen zijn, terwijl wij nog geen onderzoek hebben gezien. Mijn fractie zou graag de resultaten van het toegezegde onderzoek afwachten, voordat er een besluit wordt genomen over nieuwe glasbestemmingen en wij dienen daartoe een motie in. INGEDIEND IS Motie 132/6038 van het lid Maassen over het bestemmen nieuw glas aanhouden: “De Staten, bijeen op 25 maart 2009, bij de bespreking van agendapunt 2, 9e partiële herziening streekplan West, Trappenberg-Kloosterschuur; Overwegende dat: • het areaal bestemd glas in Zuid-Holland circa 12.000 ha bedraagt; • het areaal glas dat voor glastuinbouw wordt benut in ZuidHolland circa 5300 ha bedraagt. Constaterende dat: • GS tijdens de Statenvergadering van januari 2009 hebben toegezegd een onderzoek te starten naar de wenselijkheid van het overschot aan reeds bestemd glas. Besluiten dat: • voorstellen voor nieuw glastuinbouwareaal worden aangehouden tot genoemd onderzoek is afgehandeld in Provinciale Staten. En gaan over tot de orde van de dag.” De VOORZITTER: De motie wordt vermenigvuldigd en rondgedeeld en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer Van Dieren. De heer VAN DIEREN (ChristenUnie/SGP): Voorzitter, de 9e herziening van het streekplan West het gebied TrappenbergKloosterschuur. Het gaat over het mogelijk maken van 10 ha netto uitgeefbaar glastuinbouw in dat gebied. Zo is dat ook in het streekplan Zuid-Holland West opgenomen. Dat is nodig voor de herstructurering van de glastuinbouw in en rond Katwijk. Nog even ingaande op de bijdrage van de heer Maassen; wij hebben in januari 2009 over de Glasnota gesproken, waarbij de vraag aan de orde kwam: moet je nieuw glas uitgeven, voordat er onderzoek heeft plaatsgevonden? Dat ging juist over de drie grote zoekgebieden in Zuid-Holland, vandaar ook ons amendement destijds bij de besluitvorming om dan eerst dat onderzoek te verrichten. In het ontwerp van deze streekplanherziening was nog een groot gedeelte als zoeklocatie opgenomen, wat voor de streek als een onzekere factor werd gekenmerkt, zowel voor de glastuinbouwers als de inwoners van het gebied. Ook de betrokken gemeenten, Katwijk en Teylingen, zaten niet op één lijn. Het thans voorliggende, gewijzigde voorstel is mede na overleg tussen Katwijk en Teylingen tot stand gekomen. Ook aan de zienswijze van de bewoners is aandacht geschonken. Ook tijdens de commissiebehandeling hebben wij met waardering kennisgenomen van de kritische maar toch zeker ook constructieve bijdrage van een drietal insprekers.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18414 9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur
Dit heeft geleid tot het opnemen van een drietal nadere voorwaarden. Over het westelijk deel zijn weinig opmerkingen te maken. Het gaat vooral om het oostelijk deel, gezien het kwetsbare gebied waarin het ligt. Ook dit voorstel willen wij steunen maar, nadat voorwaarden zijn opgenomen waaraan voldaan moet worden, voordat aan het oostelijk gebied kan worden begonnen. De voorwaarden zijn: • de reconstructie van het oudere gebied moet substantieel in uitvoering zijn; • het westelijke deel moet zijn gerealiseerd. GS hebben goed naar de commissie geluisterd. Voorzitter, dan blijft er nog één discussiepunt over en dat is de volgende. Bij de situering van het oostelijk gebied wordt rekening gehouden met het tracé van een mogelijke randweg voor Katwijk. Op zich logisch maar er is een ‘maar’. Het is nog niet zeker dat die rondweg er komt. Daar zijn verschillende redenen voor. Het kan zijn dat het tracé niet mogelijk blijkt, omdat daarvoor een behoorlijk aantal glastuinbouwbedrijven grond moet inleveren en er gekozen zal moeten worden voor een alternatief, dus zowel om ruimtelijke als om financiële overwegingen. Daarom was de fractie van de ChristenUnie/SGP met anderen van mening dat, voordat het oostelijk deel in uitvoering wordt genomen, een afweging gemaakt dient te worden of het tracé voor een rondweg daar nog nodig is. Zo ja, dan kan men doorgaan. Zo nee, dan dient het gebied naar het westen opgeschoven te worden. Voorzitter, dat is een van de voorwaarden die wij zouden willen opnemen. Er wordt gezegd: dat spreken wij af maar in een streekplanherziening moet je die voorwaarde ook letterlijk opnemen. Als Provinciale Staten het streekplan hebben vastgesteld, dan kun je er niet meer aankomen. Onze wens zou daarom zijn dat die voorwaarde wordt opgenomen. Straks zal daarover een amendement ingediend worden, waaruit duidelijk onze lijn blijkt. Ten eerste, dat men door mag gaan, wanneer de rondweg er toch komt. Blijkt de rondweg er niet te komen, dan moet het oostelijk gebied naar het westen worden opgeschoven in de richting van de bebouwing. Dank u wel. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Deze herziening is de laatste, waarover wij het gaan hebben. Het zijn er negen geweest sinds 2003, dus misschien is het maar goed ook. Ik zou een paar dingen willen zeggen. Ik zou niet in willen gaan op de nut en noodzaak van glas in heel Zuid-Holland. Wij zien dat er op deze locatie glas moet komen om het mogelijk te maken om op andere locaties glas weg te halen. Dat is voor ons erg belangrijk, zeker gezien wat wij bijvoorbeeld met De Woerd wilden. Zo is er nog een aantal locaties, waarvan wij gezien hebben dat het glas er weg moet en geconcentreerd moet worden op een plek met de juiste faciliteiten, zodat er minder vervoerskosten ontstaan en het allemaal efficiënter kan. Daarom zouden wij deze locatie niet als glaslocatie ter discussie willen stellen. Wel zouden wij de mogelijkheid willen behouden om het zo goed mogelijk te regelen en de meest optimale variant te kiezen, gezien de omstandigheden in het gebied. Voorgaande spreker heeft ook al de drie voorwaarden aangegeven die in de commissie in discussie zijn gebracht. Die voorwaarden zouden wij graag opgenomen zien in het ontwerp. De eerste twee zijn door het college toegevoegd. Daar zijn wij blij om. Juist de voorwaarde dat de bouw van het oostelijk complex alleen mag, als renovatie van het verouderde gedeelte van start is gegaan. Het is zeer logisch en alleen maar wenselijk om het op die manier in fases te brengen. Hetzelfde geldt voor het westelijk gedeelte, omdat het oostelijk gedeelte een stuk minder wenselijk zou zijn als er geen vraag naar is. Daarom zouden wij eerst het westelijk
Van Dieren, Blaauw, Maassen en Dijkhoff
gedeelte willen doen, dan het oostelijk gedeelte en dan de rondweg. Voor mijn fractie geldt dat, als het oostelijk gedeelte in beeld komt voor nieuwe uitgifte, dan gekeken moet worden of het nog steeds noodzakelijk is om planologisch rekening te houden met de aanleg van de rondweg om Katwijk. Mijn fractie doet nu dus geen uitspraak over het al dan niet noodzakelijk zijn van die rondweg. Dat laten wij voor wat het is. Wij zouden wel de lijn willen kiezen om planologisch de ruimte voor toekomstige ontwikkelingen te bieden maar dan wel vanuit een no regretgedachte. Als de rondweg een ander tracé blijkt te krijgen of niet blijkt door te gaan, als het oostelijk gedeelte aan bod komt, dan zijn wij er een groot voorstander van om het oostelijk gedeelte te verschuiven in de richting van het bestaande gebied. Op die manier zou de Elsgeesterpolder zo min mogelijk belast worden. Daarvoor dienen wij, meeondertekend door GroenLinks, ChristenUnie/SGP en D66 een amendement in. De heer MAASSEN (SP): Voorzitter, mevrouw Blaauw zegt een aantal keer dat voor haar het nut moet blijken van de aanleg van het oostelijk deel van het kassencomplex en dat dan pas tot de bouw moet worden overgegaan. Hoe is volgens u die noodzaak duidelijk worden? Mevrouw BLAAUW (PvdA): Die noodzaak moet blijken, doordat in dat gebied het westelijk gedeelte uitgegeven is en de renovatie gestart. Dat is voor ons de noodzaak dat op die plek het oostelijk gedeelte aan bod zal komen. De heer MAASSEN (SP): En hoe zou u ‘de renovatie gestart’ concreet willen maken? Moet dat één bedrijf zijn of moeten dat alle bedrijven zijn? Mevrouw BLAAUW (PvdA): Substantieel gestart. De heer MAASSEN (SP): Dat is een mooi woord maar maak ‘substantieel’ eens concreet. Mevrouw BLAAUW (PvdA): U kunt mij gaan vastpinnen op een aantal hectares maar het lijkt mij, dat substantieel niet één bedrijf is maar een plan van aanpak om het gebied te gaan renoveren met de bijbehorende financiën en animo daarvoor. De heer MAASSEN (SP): En het westelijk gedeelte moet helemaal bebouwd zijn volgens u, voordat aan het oostelijk deel mag worden begonnen. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Momenteel staat er ‘het westelijk deel gerealiseerd’. Toen ik dat las, vond ik dat redelijk ver gaan. Dat is zeker voor de mensen die daar niet zo graag gebouwd zien worden, een mooi aangrijppunt om te zeggen dat het nog niet gerealiseerd is, dus wij gaan het oostelijk gedeelte nog niet vrijgeven. Ik laat het aan hen om daarop in te springen. Het staat er op die manier in en op die manier kunnen wij het steunen. De heer MAASSEN (SP): Dat is duidelijk. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Voorzitter, ik wilde toch nog even doorgaan op het begrip ‘substantieel’ want mevrouw Blaauw maakt zich er vrij gemakkelijk vanaf. Wat moet ik mij er nu bij voorstellen? Moet dan de helft af zijn of 10%? Wat verstaat u eronder?
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18415
9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur
Misschien is dit meer een vraag voor de gedeputeerde maar ik ben ook benieuwd naar de opvatting van mevrouw Blaauw. Of is het genoeg als er goed uitgewerkte plannen zijn maar er is nog niets gedaan? Wanneer is het substantieel? Mevrouw BLAAUW (PvdA): U kunt mij vastpinnen op procenten of wat dan ook. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Het is niet gemakkelijk uit te drukken in procenten. Ik vraag om een ruwe inschatting. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Ik zou voor mijzelf het gevoel willen hebben, dat het gaat gebeuren maar dat is moeilijk te toetsen. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Ja, dat is net zo vaag als het woord substantieel natuurlijk. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Ik zou die vraag bij de gedeputeerde willen neerleggen. Op het moment dat hij denkt dat het gaat gebeuren, zou ik hem die ruimte willen geven. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Volgens mij denkt hij dat nu al. Ik wacht het antwoord van de gedeputeerde af. INGEDIEND IS Amendement 92/6038 van de leden Blaauw, Van Dieren, Dijkhoff en Wenneker over de reservering rondweg Katwijk: “Provinciale Staten van Zuid-Holland in vergadering bijeen op 25 maart 2009, ter behandeling van Statenstuk 6038 inzake de 9e partiële herziening streekplan Zuid-Holland West 2003, Trappenberg-Kloosterschuur voor de vergaderingen van Provinciale Staten; Constaterend dat: • er een ruimtelijke reservering wordt gemaakt voor de rondweg Katwijk, terwijl over de aanleg en het tracé nog geen besluitvorming is gestart; • het oostelijk deel van de nieuwe glastuinbouwlocatie de Elsgeesterpolder aantast. Overwegende dat: • als de rondweg Katwijk er niet zou komen, het oostelijk deel van de glastuinbouwlocatie op een betere manier zou zijn in te passen, waardoor er minder aantasting van de Elsgeesterpolder zou zijn. Besluiten Statenstuk 6038 inzake de 9e partiële herziening streekplan Zuid-Holland West 2003 te amenderen door het volgende toe te voegen: Pagina 3 onder a: • Indien er, op het moment dat het oostelijke deel in beeld komt, duidelijkheid is dat de rondweg Katwijk toch niet doorgaat of een ander tracé krijgt, dan wordt erop ingezet dat het oostelijke glascomplex zover mogelijk naar het zuidwesten wordt verschoven en/of compacter kan worden gerealiseerd. Aan de noordoostkant van het oostelijke glascomplex verdwijnt dan een evenredige hoeveelheid glas. De totale hoeveelheid glas blijft hetzelfde. En gaan over tot de orde van de dag.”
Dijkhoff, Blaauw en Voorzitter
De VOORZITTER: Dit amendement wordt vermenigvuldigd, rondgedeeld en maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. Dan is tot slot het woord aan de heer Dijkhoff. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): De laatste streekplanherziening onder de oude wet, meldde de voorzitter. Nu hebben we het onlangs in Ruimte en Wonen gehad over de Noordse Buurt en als de voorzitter de streekplanherzieningen gaat missen, dan komen er volgens mij toch vergelijkbare procedures rond andere onderwerpen. Dus wij gaan vrolijk verder. Vandaag hebben wij het over een gebied en ik wil beginnen met de Elsgeesterpolder, een waardevol gebied met rode luissoorten en cultuurhistorie. Eigenlijk precies het soort gebied dat wij in deze regio met allerlei nota’s en afspraken proberen te beschermen. Nu geldt natuurlijk dat er in deze regio een heleboel functies om ruimte vragen: glas, wonen, landbouw, recreatie, natuur, cultuurhistorie, landschap en dat is al decennia lang een ontzettend ingewikkelde puzzel. Op het moment dat er geen kredieten meer te krijgen zijn, hebben wij het over een kredietcrisis. In dit gebied zou je kunnen spreken over een ruimtecrisis, omdat er geen ruimte te krijgen is. Dat vergt van alle partijen, dat men zorgvuldig omgaat met de ruimte. Die vraag wordt nu gesteld aan de glastuinbouwsector want die vraagt om extra ruimte met dit voorstel. Ik wil niet alle argumenten herhalen maar, als je in de omgeving kijkt naar andere terreinen dan blijkt daar nog behoorlijk wat leeg te staan. De gedeputeerde heeft in de commissie aangegeven, dat daar allemaal afspraken op liggen. Maar niettemin is het al lang geleden bestemd en is nog niet bebouwd. Daarnaast zie je dat het gebied, dat er nu bijkomt, aangewezen wordt als compensatie voor Klei-Oost Zuid, terwijl vanuit de inspraak aangegeven wordt, dat allerlei andere uitbreidingen daar misschien ook ruimte zouden kunnen krijgen of iets dergelijks. Dat wekt bij mijn fractie niet de indruk dat op dit moment heel zorgvuldig met die ruimte wordt omgegaan. In de motie van de SP wordt verwezen naar het onderzoek. Voor ons is belangrijk dat de sector ook eens in grotere samenhang goed bekeken wordt. Er is min of meer afgesproken dat dat gebeurt maar ik denk dat dit nog een voorbeeld is van waar wij naar een klein gebied kijken. Hier wordt een op een compensatie geboden voor een ander gebied. Alle alternatieven kunnen niet want daarover zijn ook al allemaal kleine afspraken gemaakt. En ondertussen zweeft die 5800 ha, die ooit begon als een maximum maar nu een streefwaarde is geworden, boven de sector als een soort drijfveer om alsmaar extra terrein te krijgen. De realiteit is dat het netto areaal eigenlijk al jaren achteruitgaat, ondanks de beschikbare ruimte. Voorzitter, in de afwegingen die hier gemaakt zijn, waarbij natuur, financiën, bestuurlijke belangen, een weg die nog moet komen of niet allemaal een rol hebben gespeeld, zijn wij van mening dat de natuur onvoldoende aandacht heeft gekregen. Er is een natuurcompensatie maar, in tegenstelling tot de compensatie voor het glas, gaat die niet per hectare. Straks wordt een gebied anders beheerd. Dat is op zich mooi, maar het is een gebied dat nu ook al een waardevol gebied is. Daar komt alleen nog een klein lusje bij. Wij vinden dat dit uiteindelijk mager in het voorstel is gekomen. Dat vinden wij jammer. Wij vinden het wel goed dat de gedeputeerde ruimhartig, ook naar aanleiding van de bespreking en inspraak in de commissie, een fasering heeft aangebracht in het voorstel. De vraag die ik daar nog bij heb aan de gedeputeerde is in hoeverre wij dat hard kunnen maken.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18416 9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur
Of is het zo dat mensen straks toch op basis van het streekplan het gevoel hebben, dat zij rechten hebben opgebouwd? Als wij zelfs glas dat niet bestaat maar waarvoor wel het recht bestaat om het te bouwen, moeten compenseren, dan is het wel zaak dat je kunt zeggen ‘nee, u hebt die rechten nog niet’. Ik ben bang dat als wij de rode contour nu vast oprekken, er op termijn, ondanks de fasering, toch gebouwd wordt. Over tien jaar is er wel weer een andere ondernemer die wil uitbreiden en die hier ook een gepassioneerd verhaal kan houden over hoe hard die ruimte nodig is en dat het tien jaar geleden toch al min of meer bestemd was. In die zin vinden wij het nog te vroeg om met dit voorstel in te kunnen stemmen. Gedeputeerde VAN DIJK: Om te beginnen wil ik mij graag aansluiten bij de uitgesproken waardering voor de twee gemeenten, die over hun eigen schaduw heen zijn gesprongen waar een groot geschil was. Ik zie dat de vertegenwoordigers uit de beide gemeenten vandaag ook aanwezig zijn, op de publieke tribune en in de zaal zelf. Twee van de hoofdrolspelers, mag ik wel zeggen. Wij weten dat het niet gemakkelijk was om samen tot overeenstemming te komen in de opdracht, die in Oegstgeest begint, in Katwijk verder gaat en die uiteindelijk voor een deel in de gemeente Teylingen moet worden opgelost. Woningbouw, bedrijventerreinen en glas moesten in een ingewikkelde schuifoperatie met elkaar een plek krijgen. Toch in dat in Holland-Rijnland gelukt. De twee gemeenten verdienen daarvoor waardering en zeker de raad van Teylingen die het glas moet opvangen maar uiteindelijk unaniem instemde met dit plan. Daarvoor is heel wat water door de Rijn gevloeid, om het maar zo te zeggen. Vandaag staan wij voor de afronding van het streekplan. Wij hebben er in de commissie over gesproken. Natuurlijk kun je weer ter discussie stellen of wij überhaupt behoefte hebben aan glas. Dat doet de SP en die komt tot het oordeel, dat dat niet hoeft. Er is genoeg glas en er is ook nog genoeg papieren glas. Er is dus geen behoefte aan. U weet, ik maak daarin een andere afweging. In de commissie hebben wij dat ook gedaan en dat is dus een politiek geschil en dat mag in deze zaal. Dat moeten wij vooral ook markeren want het is het handelsmerk van politieke partijen om over bepaalde onderdelen verschil van mening te hebben. In dit voorstel gaat het om een afspraak die wij vastgelegd hebben in de Knoop Leiden-West in 2006 en alles wat eraan voorafgegaan is in het Pact van Teylingen. Het gaat daarom om bestuurlijke consistentie en consequent gedrag, betrouwbaar bestuur. Wat je met elkaar hebt afgesproken in de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer, in de Knoop Leiden-West en het Pact van Teylingen moet je uiteindelijk in je plannen consolideren. De heer MAASSEN (SP): De heer Van Dijk claimt dat wij zeggen dat er genoeg glas is. Ik heb de gegevens uit uw eigen Glastuinbouwmonitor gehaald. Ik heb de cijfers daar uitgehaald. U hebt zelf onze moties overgenomen, waarin staat dat wij moeten onderzoeken hoe wij dat gaan indelen. Dan vind ik het vreemd dat u nu zegt: wij hebben een politiek geschil, ik veeg dat aan de kant, het is niet belangrijk. U hebt zelf toegegeven dat eerst goed moet worden uitgezocht, hoe het verder moet gaan met de glastuinbouw. De VOORZITTER: Interrupties moeten kort zijn en uw punt is helder. Gedeputeerde VAN DIJK: Daar heb ik ook van gezegd, dat het afgesproken onderzoek inmiddels is afgerond en naar de
Dijkhoff, J.W.A. van Dijk, Maassen en Voorzitter
commissie MKE is gestuurd. Ik ben er zeker van dat wij daarover binnenkort met elkaar discussiëren. Ook in de commissie is dat aan de orde geweest en de heer Dijkhoff was u daarin twee stappen voor. Er ligt dus nu een rapport over een onderzoek over papieren glas. Ik neem aan dat u daarover in de volgende MKE-commissie zal spreken. Maar ik wil over die hele discussie nog één ding zeggen en dat is niet onbelangrijk. De heer Dijkhoff heeft daar ook naar gevraagd. Je kunt bij dit soort dingen natuurlijk je oordeel vellen van plannetje naar plannetje. Maar wij, heeft hij ook gezegd, hebben er behoefte aan om het grotere geheel nog een keer te bezien. Dan verwijs ik u naar de besluitvorming in deze zaal, het amendement van de heer Letschert, de discussie over de zoektocht naar twee glaslocaties in die 5800 ha. Waar moeten wij nu in Zuid-Holland nog wat doen, terwijl wij inmiddels naar 5300 ha gaan en in 2011 waarschijnlijk op 5100 ha zullen eindigen? Die hele discussie is hier gevoerd in de zoektocht naar een alternatieve locatie Kaas en Brasem, Oost Flakkee en de Haarlemmermeer. Het amendement-Letschert zegt: als wij daar verder over spreken, dan willen wij dat mede kunnen beoordelen in het totale beeld van de behoefte van die sector en de daadwerkelijk aanwezige ruimte. Daar komen wij dus op terug. Maar vandaag maken wij iets af, wat wij al veel eerder begonnen zijn, waarover wij bestuurlijke afspraken gemaakt hebben, over een klein stukje glas dat nodig is om een ingewikkelde schuifoperatie in HollandRijnland voor elkaar te kunnen krijgen. Uw motie is daarmee wat mij betreft ook meteen behandeld. Ik heb geen behoefte aan die motie en ik ben het ook niet eens met de uitspraak, dat wij de boel moeten aanhouden. Het is zeer urgent om nu de streekplanherziening af te ronden, mede in het licht van de afspraken die in de regio maar ook met het Rijk zijn gemaakt. De FES-subsidie van 4,6 miljoen euro, hoorde u van de heer Binnendijk, is toegezegd onder de voorwaarde dat er voor het eind van het vorig jaar planologische afspraken gereed zouden zijn. Wij hebben het Rijk ervan kunnen overtuigen dat de raden inmiddels tot besluitvorming waren gekomen en dat wij dat op korte termijn ook zouden doen. Daarmee is de zekerheid van de FES geregeld maar er zit nog een voorwaarde aan vast: voor 2012 moeten ook financiële verplichtingen daarvoor zijn aangegaan. Via die insteek kom ik bij de vraag hoe dat nu precies moet met de volgorde van die drie glasblokken, die gepland staan op de kaart. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Zou ik dan eerst nog een vraag mogen stellen over het vorige gedeelte? U zegt dat het voorkomt uit die afspraken uit 2006 maar nu hoor ik een inspreker uit het gebied ook allerlei dingen vertellen over uitbreidingen van de bedrijven die er al zitten en ondernemers die weggaan. Dat zijn allerlei andere uitbreidingen dan eigenlijk uit die afspraken voortkomen volgens mij, die kennelijk volgens de sector aan dit gebied worden toegedacht. Hoe staat de gedeputeerde tegenover dat soort geluiden? Gedeputeerde VAN DIJK: Weet, mijnheer Dijkhoff, als wij morgen dit debat voeren, dan is de wereld weer wat veranderd. Misschien is er dan wel een tuinder failliet gegaan die 3,5 ha achterlaat, waardoor het allemaal niet meer nodig is. Het kan best zijn, dat wij over anderhalf jaar horen van de heer Van Vliet en zijn collegae, dat zij kansen zien voor 6 ha per bedrijf. De wereld verandert.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18417
9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur
Op een gegeven moment moet je, zeker bij planologische procedures die zo ontzettend lang lopen, met elkaar een aantal afspraken maken over een eindbeeld en die moeten wij nu verzilveren. Daar staan wij nu voor. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Als ik het zo beluister, dan gaat het dus helemaal niet over bedrijven uit Klei-Oost Zuid maar wordt er gewoon een algemene compensatie gedaan voor het verlies daar, waar de bedrijven uit Klei-Oost Zuid misschien wel of misschien geen gebruik van maken. Wat overblijft is gewoon voor wie zich als eerste aanmeldt. Gedeputeerde VAN DIJK: Dit vind ik echt een versimpeling. Ik heb u in de schriftelijke beantwoording naar aanleiding van de commissie, zeer uitvoerig uit de doeken gedaan hoe groot het hele gebied is (ruim 140 ha), hoe groot de blokken daarin zijn (ruim 60 ha) en wat precies de volgorde van de reconstructie en de uitbreiding is. Ik heb zeer gedetailleerd laten zien hoe dat in elkaar zit. Dan ziet u dat er geen overtollige ruimte in zit van tientallen hectares, die wel eerst benut kunnen worden. Er zit een heel belangrijke doelstelling herstructurering en reconstructie in het gebied, een uitbreidingsbehoefte van bestaande tuinders en een verplaatsingsbehoefte als gevolg van Frederiksoord en Klei-Oost Zuid. Ik had gezegd dat ik toe zou komen aan de vraag hoe wij precies zijn omgegaan met het amendement als gevolg van de MKE-behandeling. Dat is het centrale punt, dat nu overblijft. Eerst is aan de orde de vraag of wij het meest oostelijke glasblok nog een poosje kunnen ophouden. Nee, dat kunnen wij niet ophouden want voor het plan voor de uitplaatsing van de bedrijven uit het reconstructiegebied Klei-Oost Zuid en Frederiksoord, hebben wij die ruimte nodig. Dus wij kunnen dat oostelijke deel niet ophouden. Ik heb in de commissie gezegd dat zo’n verplaatsingsoperatie enige tijd duurt en dat het heel logisch is, net zoals wij in Valkenburg besloten hebben te beginnen met de woningbouw en dan opschuiven naar Wassenaar, om hier niet aan de oostkant te beginnen maar aan de westkant. Dat hebben wij vastgelegd in het amendement, dat nu is doorgevoerd. Het is geen echt amendement natuurlijk maar ik heb het overgenomen en ik heb geprobeerd het te verwerken in het gearceerde deel van de partiële herziening. Dus je begint aan de westkant en gaat dan naar de oostkant toe. Dan het tweede punt. Het was altijd de angst van de streek, ook in de gemeenteraden, dat straks die kassengebieden voor een deel of geheel worden gehandhaafd op Klei-Oost Zuid en Frederiksoord en dan hebben wij dit erbij. Welke zekerheid kan Katwijk geven (dat was aan de orde in de raad van Teylingen) dat de bedrijven uit het Katwijkse deel ook daadwerkelijk opgeheven worden en dat die nieuwe functie daar wordt gerealiseerd? Daar zijn wel bestuurlijke afspraken over gemaakt maar ik denk dat wij met het amendement dat wij samen in de commissie bedacht hebben dat ook heel duidelijk aangeven door te zeggen dat er eerst substantieel gereconstrueerd moet zijn. Dat begint vooral met de vraag of er ook daadwerkelijk op Klei-Oost Zuid en in Frederiksoord uitplaatsingen gaande zijn. Katwijk zegt: “Maak je geen zorgen want dat komt allemaal in orde. Wij hebben de plannen klaar. Wij weten welke bedrijven moeten verplaatsen. Wij zijn met de grondaankopen bezig”. Maar wij hier in de Staten willen, voordat dat gebeurt, dat de uitvoering zichtbaar is, dat er harde afspraken zijn gemaakt met de tuinders die gaan verplaatsen en de bedrijven die er weer komen. Anders blijven wij straks met een leeg gebied achter of
J.W.A. van Dijk, Dijkhoff en Maassen
kassen. Dat is een invulling van de vraag ‘substantiële herstructurering’. De heer MAASSEN (SP): Dat is in ieder geval heel duidelijk. Rest de vraag hoe groot het substantiële deel is, hoeveel bedrijven zijn dat en welk deel van de bedrijven is dat? Ik begrijp dat u dat niet precies kunt zeggen maar kunt u een benadering geven? Gedeputeerde VAN DIJK: Nee, dat ga ik ook niet vastleggen in een soort norm. Ik wil van de gemeente Katwijk weten of er inderdaad overeenstemming is met die bedrijven, of men al vergevorderd is met de onderhandelingen over de grondtransacties, of er overeenstemming is met de tuinders die weg zullen gaan en dat hen ook daadwerkelijk een uitplaatsingsplek geboden kan worden op de nieuwe glaslocatie. Dat moeten wij dat wel beschikbaar hebben, vanzelfsprekend. Die bedrijven kunnen niet weg zijn, voordat wij zeggen ‘nu mag u beginnen aan’ want wij moeten de planologische procedures klaar hebben om die bedrijven uitplaatsingsmogelijkheden te bieden. De heer MAASSEN (SP): Dat begrijp ik. Dat gaat een meerderheid van de Staten nu beslissen, dat is wel duidelijk. Maar nog even over de volgorde. U zegt, wij kunnen niet zeggen dat oost na west komt maar wij kunnen wel zeggen, dat wij beginnen met west. Wat doet u dan, als er in west nog een deel niet bebouwd is en er komt een tuinder die het oostelijk deel wil bebouwen? Wat gebeurt er dan? Gedeputeerde VAN DIJK: Ja, dit zijn van die hypothetische vragen. De heer MAASSEN (SP): Het kan zo maar werkelijkheid worden en het lijkt mij juist belangrijk om dat goed vast te leggen. Ik proef dat een meerderheid van de Staten dat juist wil. Gedeputeerde VAN DIJK: In de streekplanherziening die wij voorstellen zeggen wij, dat helder en zeker moet zijn dat een substantieel deel van die reconstructie op Klei-Oost en Frederiksoord werkelijk gestalte krijgt. Dat betekent dat de gemeente Katwijk de plannen daarvoor klaar moet hebben, dat duidelijk is dat een significant deel van de tuinders zal moeten wijken en dat daarover overeenstemming is bereikt. Daarom is ook de ruimte voor de uitplaatsing nodig en moeten wij kunnen aanbieden. De heer MAASSEN (SP): Daar vroeg ik niet naar. U zegt dat u in west wilt beginnen. Wilt u er dan ook keihard voor gaan staan, dat het hele westelijke deel van dit voorstel wordt volgebouwd, voordat er wordt begonnen aan de eerste paal van het bebouwen van het oostelijke deel? Gedeputeerde VAN DIJK: Dat durf ik u niet toe te zeggen. Zo’n glascomplex geef je uit en dat is opgedeeld in drie blokken die in totaal ruim 10 ha netto glas opleveren. Als er tuinder komt die 4 of 5 ha nodig heeft en er is nog maar 2 of 3 ha beschikbaar in west, dan begrijpt u ook heel best dat dat in oost moet gebeuren. De heer MAASSEN (SP): Dus uw concessie om eerst in west te beginnen met bouwen en dan pas oost te doen, is eigenlijk boterzacht.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18418 9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur
Gedeputeerde VAN DIJK: Nee, dat is niet waar. Ik zeg dat eerste de twee blokken aan de westkant in ontwikkeling worden genomen en als daar uitputting is, dan gaan wij over tot het uitgeven en in exploitatie nemen van het oostelijke blok. Dat zegt ook de wijziging in het streekplan, zoals het nu aan u is voorgelegd. Het derde discussiepunt is, of wij nog een conditie kunnen formuleren rond de noordelijke randweg Katwijk. Ik heb in mijn schriftelijke reactie gezegd, waarom ik uiteindelijk zeg dat u dat niet moet doen. Wij weten nu al vrijwel zeker, dat die noordelijke randweg er moet komen. Waarom? Ik baseer mij daarbij op de structuurvisie van Holland-Rijnland en de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer/Bollenstreek. En ik baseer mij op de studies die gemaakt zijn in het kader van de grensstreekproblematiek met Noord-Holland en Zuid-Holland samen, die overigens ook in de commissie MKE binnenkort behandeld zullen worden. Dat zijn drie onderzoeken, waarin uitvoerig is bekeken wat in de Duin- en Bollenstreek de infrastructuurproblemen zijn. Die lopen vooral van oost naar west, zoals u weet. Hoe krijgen wij in dat gebied een ontsluiting tussen de oostelijke en westelijke kant of omgekeerd? Uit die studies blijkt, dat met name de noordelijke randweg Katwijk en een noordelijke ontsluiting bij Hillegom de twee oplossingsrichtingen zijn die een verkeersoplossende werking bieden. Op basis van die gebiedsuitwerkingen willen wij als college in elk geval de vraag aan u voorleggen, om daarover ook in het kader van onze Provinciale Structuurvisie besluiten te nemen. Die besluiten zitten eraan te komen. Nogmaals, in ruimtelijke reserveringen. Dat wil niet zeggen dat er geld is want de noordelijke randweg is geen provinciale weg maar een intergemeentelijke weg, dus Katwijk zal afspraken moeten maken met de omgeving over de financiering. Mogelijkerwijs is daar ook nog een provinciaal belang in maar dat kan ik nu niet overzien. Die ruimtelijke reservering is op dit moment dus zeer actueel en urgent. Als wij dat nu weten, dan zou het toch dom zijn om het in deze streekplanwijziging op te schuiven. Dat zeggen de indieners van het amendement natuurlijk ook niet. Als ik u nu vertel, dat wij in de PSV conclusies willen verbinden aan de drie onderzoeken die er nu liggen om daarmee aan te geven, welk belang er is. Dan is dat punt toch al opgelost vanuit de planologie geredeneerd. Dan heb ik nog een argument, dat ik u wil voorhouden en dat te maken heeft met de FES-subsidie. In 2012 moeten financiële verplichtingen aangegaan zijn voor het totale gebied om die FES-subsidie te kunnen incasseren. Voor het totale gebied want er is een business case gemaakt, niet alleen voor een of twee westelijke blokken maar voor de totale 17 ha. Daarvoor moeten in 2012 verplichtingen aangegaan zijn. Als wij nu de besluitvorming over dat oostelijke blok onzeker laten, dan kun je daar geen verplichtingen voor aangaan. Dat betekent dus, dat een deel van de FES-subsidie of mogelijk zelfs de hele FESsubsidie kan vervallen. Dat vind ik een groot risico. Er is dus eigenlijk maar één zaak, waarop je kunt sturen in dit geval en dat is door ervoor te zorgen dat de gemeente Katwijk en de gemeente Teylingen een heel hoog tempo maken met de uitplaatsing van de bedrijven uit Klei-Oost en Frederiksoord om te laten zien dat de ruimte echt nodig is, dat wij van west naar oost ontwikkelen en dat voor 2012 de verplichtingen zijn aangegaan. Dat is mijn argument, waarom ik u amendement 92 zou afraden. De actualiteit van het onderzoek van de noordelijke randweg, de opname in de PSV en de FES-claim die eraan verbonden is zetten eigenlijk de deur te veel open en bieden geen planologische zekerheid over waar het glasblok moet
J.W.A. van Dijk, Blaauw en Van Dieren
komen. Voorzitter, ik denk dat ik de vragen hiermee heb beantwoord. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Wij geven in het amendement aan dat de hoeveelheid glas hetzelfde blijft, dat er wel de ruimte is maar dat er alleen de mogelijkheid bestaat op een moment dat het strikt noodzakelijk is. Voorwaarden 1 en 2 in het amendement leggen al dezelfde druk voor de FES-subsidie. Ik zou die buiten beschouwing willen laten qua beoordeling van dit amendement, aangezien dezelfde druk voor de FES-subsidie ook voor de eerste twee geldt. In dat opzicht zou ik die randweg er niet af willen halen. Ik zou alleen graag met het amendement duidelijk maken dat voor ons geldt dat, als die weg er niet komt op het moment dat het oostelijk deel aan bod komt, en dat zal dus moeten voor 2012, er dan gekeken moet worden of dat verschoven kan worden. Ik denk dat u het daarmee niet oneens zou kunnen zijn. Als u zeker weet dat die weg er toch gaat komen, dan is het ook geen enkel probleem dat deze voorwaarde er ligt. Dat geeft alleen een extra boodschap mee aan de gemeenten om ervoor zorgen dat zij vaart houden. Gedeputeerde VAN DIJK: Het zou kunnen zijn dat mijn inschatting is, omdat ik in dat dossier zit, dat het eigenlijk al zo ver is. Die planologische keuze van die noordelijke randweg is eigenlijk al gemaakt. Daarmee houden wij ook rekening in de gebiedsuitwerking en in de structuurvisie Haarlemmermeer/Bollenstreek. Als je dat nu weet, dan kun je nog wel een ‘als-dan-bepaling’ opnemen. Dat geef ik ogenblikkelijk toe. Maar ik schat in dat dat niet meer aan de orde is, omdat wij straks in de PSV deze keuze ook zullen maken. Ik zal dat natuurlijk verder met u bespreken in de onderbouwing, als wij de structuurvisie van de Duin- en Bollenstreek bespreken. De heer VAN DIEREN (ChristenUnie/SGP): Dat die rondweg er komt, acht u een grote waarschijnlijkheid maar de mogelijkheid bestaat ook nog, dat er een ander tracé komt, waardoor dit weer ter discussie gesteld kan worden. Daarom worden beide mogelijkheden opengelaten, waardoor de uitvoering niet gefrustreerd hoeft te worden. Gedeputeerde VAN DIJK: Het zou kunnen dat de weg een ander tracé krijgt. Natuurlijk, dat kan. U hebt zelf gezegd dat dit met grondverwerving te maken kan hebben of met m.e.r.-studies en tracéstudies maar dat weten wij niet voor 2012. Al die vragen, onder invloed waarvan dat zou kunnen gebeuren, zullen zich voordoen in de periode na 2012. Je gaat nu nog geen gronden verwerven. Nu geef je alleen een ruimtelijk planologisch tracé aan voor een noordelijke randweg. Op die basis moet je een no regret-planning doen met de glastuinbouw. Wij hebben zo’n geweldige haast, omdat wij in 2012 die FES-verplichtingen aangegaan moeten zijn, ook voor het oostelijke blok. Daarom moeten wij in 2011 eigenlijk al wel weten of wij kunnen aanbesteden en de uitplaatsingen gereed hebben. Op dat moment heb je echt nog geen m.e.r.’s gedaan naar de noordelijke randweg en definitieve besluiten genomen. Vanuit het perspectief van die korte tijdsspanne en het gegeven dat wij in dit land meestal wel tien jaar doen over een tracékeuze en de aanleg van een weg, als het niet langer is, schat ik in dat wij in de twee jaar die ons rest tussen nu en de definitieve besluitvorming over oost, er geen andere beslissingen vallen over dat tracé. Dat is mijn inschatting naast wat ik zeg over de gebiedsstudies.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18419
9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur
Daarom zeg ik: “Doet u dat nu niet, geeft u de planologische zekerheid aan de streek, dan weten zij ook waar zij aan toe zijn”. De VOORZITTER: Dank u zeer. Dan zijn wij nu toe aan de tweede termijn. De heer VAN DER STOEP (CDA): In eerste instantie heb ik ook wel gepleit voor de gedachte om toch in ieder geval dat tracé van de rondweg en het al of niet doorgaan van de weg, in de discussie te betrekken. Als ik de gedeputeerde nu hoor en het amendement bekijk, kom ik tot de conclusie dat het wel een interessante gedachte is (misschien gaat die weg wel niet door en misschien komt daarmee bepaalde ruimte vrij en misschien kunnen wij daarmee de Elsgeesterpolder sparen) maar de benadering is feitelijk niet realistisch. Er staat in het amendement ‘indien er op het momentum het oostelijk deel in beeld komt’ maar dat is feitelijk nu al aan de orde, als ik de gedeputeerde goed begrijp. Want nu al wil je planologische zekerheid geven aan de mensen die daar hun bedrijf zullen gaan vestigen. Bovendien is duidelijk dat het oostelijk deel nu in beeld komt maar nu is in elk geval nog niet duidelijk of de randweg wel of niet doorgaat. De kans dat de rondweg doorgaat als wij deze gaan behandelen, is vrij groot. Eerlijk gezegd vind ik, behalve nog een paar andere puntjes van kritiek, dat wij het amendement over de reservering rondweg beter niet kunnen steunen. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Uw huidige redenering volgend, hoeven de punten a en b dus ook niet toegevoegd te worden? De heer VAN DER STOEP (CDA): Dat is een kwestie van volgorde maar de gedeputeerde heeft ook gezegd, en zo heb ik het ook steeds opgevat, dat het oostelijk deel wel doorgaat. Het wordt alleen in de volgorde verschoven. Ik vind dat ook heel belangrijk want het geeft ook een zekere stimulans op de renovatie van het oude glastuinbouwgebied en het realiseren van het westelijk deel. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Daar ben ik het mee eens. Als het amendement wordt gezien, alsof er pas begonnen gaat worden met het oostelijk gedeelte, als de eerste twee dingen gerealiseerd zijn. Dan hebben wij twee jaar langer de tijd om te bekijken of die rondweg er wel of niet gaat komen. Als dat oostelijk gedeelte daadwerkelijk aan bod komt, dan kunnen wij alsnog kijken of dat verschoven zou kunnen worden. Is het op dat moment niet het geval, dan gaan wij gewoon door zoals wij nu gepland hebben. De heer VAN DER STOEP (CDA): Dat was ook mijn aanvankelijke gedachte maar u hoort ook de waarschuwing over de FES-subsidie, naast het feit dat niet alleen het aanleggen van wegen lange tijd duurt maar ook het realiseren van een bepaald glastuinbouwcomplex. U zegt in uw amendement ‘op het moment dat het oostelijk deel in beeld komt’. Ik zeg dat het nu al in beeld komt. Ook nu al zullen daar voorbereidingen getroffen moeten worden. Ik geef eerlijk toe, dat ik in de gewone commissievergadering de gedachte omarmde dat wij twee jaar kunnen wachten met dat alles. Ik denk dat het een illusie is. Voorzitter, ten aanzien van de motie van de SP. Daar staan wij niet achter. De heer WATERMAN (VVD): Waardering voor het betoog van de gedeputeerde, mijnheer de voorzitter. Ik heb nog één opmerking. Wij zijn ervan overtuigd, dat die rondweg absoluut
J.W.A. van Dijk, Voorzitter, Van der Stoep, Blaauw, Waterman, Maassen en Van Dieren
noodzakelijk is voor een adequate verkeersontwikkeling in de toekomstige situatie. Ik wil wel nog een opmerking maken over het kaartbeeld. Wanneer wij kijken naar de afstand tussen het oostelijk glascomplex en een aangegeven huidige weg en wij houden rekening met een schaal 1:25.000 (ik constateer dat die afstand 7 mm is), dan komen wij op ongeveer 175 m. Voor een reservering voor die weg schat ik ongeveer 30 m. Daar zit een discrepantie. Wilt u daar nog over nadenken? De heer MAASSEN (SP): Ik waardeer de pogingen van de fracties, voornamelijk van de PvdA en de ChristenUnie/SGP om het oostelijk deel van het kassencomplex zo laat mogelijk aan te leggen en dat nog even op te schorten en af te laten hangen van de weg. Maar ik ben bang dat die pogingen redelijk zinloos zijn. Waarom? Omdat de gedeputeerde net al duidelijk heeft laten blijken, dat het voor hem eigenlijk helemaal niet zo veel uitmaakt en dat die volgorde eerst west dan oost maar redelijk relatief is. De gedeputeerde wil eigenlijk nu het hele gebied bestemmen. De gedeputeerde heeft ook al aangegeven dat, wat hem betreft, duidelijk is dat die weg daar moet komen lopen. Kortom, leuke poging om het oostelijk deel van het kassencomplex nog enigszins uit te stellen en je in de toekomst misschien nog eens af te vragen of het wel nodig is maar op deze manier is dat niet voldoende. Pas als wij ook zouden opnemen, dat er nog een extra besluit van PS nodig is, op het moment dat duidelijk is of het oostelijk deel moet worden bebouwd, pas dan houden wij de zaak in eigen hand. Dat doen wij op dit moment helaas niet. Wij zullen toch voor het amendement stemmen, omdat wij het een verbetering vinden van het huidige voorstel. Wij zullen tegen het volledige voorstel stemmen. De heer VAN DIEREN (ChristenUnie/SGP): Ik bedank de gedeputeerde voor zijn duidelijke beantwoording. Wij kunnen het daarmee in grote lijnen eens zijn. Dan ligt er dus alleen nog het amendement dat ingediend is, mede met onze steun. Ik hoor de vertegenwoordigers van het CDA en de VVD zeggen, dat het oostelijk deel nu al in beeld is, terwijl anderen zeggen dat het mogelijk later in beeld kan komen. Het amendement verstoort beide gedachtegangen niet en het blokkeert ook de gedeputeerde en de gemeenten niet om dit gebied met voortvarendheid aan te pakken. Dus, wij ondersteunen nog steeds het amendement, omdat dit beide richtingen geen pijn doet, alleen de maximale zorgvuldigheid wordt ermee ingebouwd. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Als voor de FES-subsidie noodzakelijk is dat het oostelijk gedeelte uitgegeven is, dan zal het argument FES-subsidie ten opzichte van de voorwaarde rondweg niet opgaan, is mijn mening. Ervan uitgaande dat het oostelijk deel in 2011 ingepland moet zijn om voor de FESsubsidie in aanmerking te komen, dan kijken wij op dat moment wat de politieke en bestuurlijke realiteit is ten opzichte van die randweg. Mocht dan blijken dat er ander tracé gekozen is of een ander tracé meer in beeld is dan dit tracé, dan is het natuurlijk doodzonde om die Elsgeesterpolder nutteloos aan te tasten, terwijl de weg ergens anders komt te liggen. Mocht het er op dat moment op lijken dat de huidige realiteit dan nog steeds de realiteit is, namelijk de huidige planologische meest wenselijke variant is deze rondweg, dan leggen wij deze gewoon aan en houden wij die mogelijkheid voor die rondweg open.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18420 9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur
De heer MAASSEN (SP): Ik zou aan mevrouw Blaauw willen vragen, waaruit zou moeten blijken dat die weg al dan niet wordt aangelegd op het huidige tracé. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Wat voor mijn fractie dan geldt, geldt nu ook. De gemeenten geven aan dat dit plek is waar wij die randweg willen hebben en als over twee jaar niets veranderd is aan deze situatie, blijft het zoals het is. De heer MAASSEN (SP): En wie beslist op dat moment dat het moet blijven, zoals het is? Is dat besluit aan GS of aan PS volgens u? Mevrouw BLAAUW (PvdA): Aan geen van beide. Wij gaan niet dan opnieuw een besluit nemen. Er wordt op dat moment gekeken wat de realiteit is. De heer MAASSEN (SP): En als dan blijkt dat de weg alsnog is veranderd, dan moet er opnieuw bestemd worden, neem ik aan. Mevrouw BLAAUW (PvdA): In zoverre is dit dan een structuurvisie dat wij, op het moment dat er een bestemmingsplan bij gemaakt wordt dat niet past, kunnen ingrijpen via bezwaar maken. Er is een nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De heer MAASSEN (SP): Het komt er dus eigenlijk op neer dat u dan niet meer opnieuw in PS wil kijken wat de beste oplossing is. Mevrouw BLAAUW (PvdA): Nee. Dan zullen wij het college vragen om bezwaar te maken, als het niet meer past binnen de structuurvisie en op die manier de ruimtelijkeordeningsstappen te zetten. De heer MAASSEN (SP): Ik het toch het idee dat u het heft te veel uit handen geeft en te weinig harde eisen stelt aan uw op zich sympathieke voorstel. Mevrouw BLAAUW (PvdA): U bent er zelf bij en u kunt het GS dan ook vragen. Misschien zit u er dan wel in, in 2011. De VOORZITTER: Wat hoor ik nu? Wenst de heer Dijkhoff nog het woord? De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Ja, voorzitter, die wenst nog het woord want u hebt nog een interruptie van mij tegoed, namelijk de vraag over de tracés. De gedeputeerde gaf aan dat er nog andere tracés mogelijk zijn en dat roept bij mij de vraag op, of dat wel echt zo is, omdat wij nu eigenlijk al in een ruimtelijk plan een tracé gaan reserveren. Die lange besluitvorming over de tracés, waar de gedeputeerde over klaagt, heeft natuurlijk te maken met de zorgvuldigheid die wij in die besluitvorming willen hebben. Als wij nu al min of meer een tracé vastleggen, gaat dat dan niet ten koste van die besluitvorming? Voor het overige wilde ik een herhaling van zetten van de eerste termijn voorkomen. Dus alleen even deze vraag. Gedeputeerde VAN DIJK: In antwoord op de vraag van de heer Waterman over hoe dat blok nu precies gesitueerd is op de kaart van het streekplan, mijnheer de voorzitter, dat glasblok is tegen de weg aan gesitueerd met alleen een waterberging en schuurruimte ervoor. Er is niet gekozen voor een oplossing,
Maassen, Blaauw, Voorzitter, Dijkhoff en J.W.A. van Dijk
waarbij er nog ruimte over zou zijn. Juist efficiënt ruimtegebruik, meteen aan de weg. Dan het punt nog van de volgorde. Doet het er nu toe dat je wel begint aan de westkant en dan naar de oostkant gaat? Ja, met de wijziging die wij in de commissie MKE met elkaar overeengekomen zijn dankzij de inspraak van de bewoners en de heer Van Dijk van met Milieuoverleg Duin- en Bollenstreek, creëer je toch een zekere vorm van schaarste. De heer MAASSEN (SP): Even een kleine correctie. U hebt al tot twee keer toe gezegd dat wij dit in de commissie MKE hebben besproken maar het was in de commissie Streekplan West. Gedeputeerde VAN DIJK: Dank u wel voor de correctie en de feitelijkheid. Overigens kom ik straks nog bij een andere feitelijkheid. Als wij in de komende tijd constateren dat er, onder invloed van allerlei economische ontwikkelingen, minder behoefte ontstaat aan glas, dan creëren wij hierdoor toch een zekere vorm van schaarste. Begin dus eerst aan die oostkant en laat het niet spreiden, zodat wij straks blijven zitten met een gespreid gebied. Dat is de kracht van die wijzigingen. Tegelijkertijd moeten wij ons realiseren, dat het belang van de huidige tuinders groot is, dat die allemaal hebben aangegeven (u hebt dat in de opgave van de gemeente Katwijk gezien) dat er meer vraag is, dan wij nu zelfs kunnen honoreren en bovendien is er een urgentie vanuit de FES-subsidie. Wij mogen er dus van uitgaan dat er met een voortvarende aanpak van de beide overheden om de bestemmingsplannen op orde te brengen en door met de betrokken tuinders in onderhandeling te gaan, een snelle realisatie zal plaatsvinden. Dan nog het amendement. Is het dan echt nodig? In het licht van die urgentie en in het licht van de behoefte, zoals de heer Van Vliet van FloraHolland heeft aangegeven, schat ik in dat wij een of twee jaar planologische onzekerheid creëren voor het oostelijk blok, als wij het amendement doorvoeren. Daarom ben ik geneigd tot het oordeel over het amendement, dat ik net al gegeven heb. Nog één feitelijkheid en daarmee sluit ik af. Mijnheer Maassen, als u citeert, doe het dan goed want die 12.000 ha gaat over het glas in Nederland en niet over het glas in onze provincie. Dus kijkt u ook goed naar de bronnen en als u onze bronnen hanteert, dan gaat het in Zuid-Holland niet om 12.000 ha. Dank u wel. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen te sluiten en over te gaan tot stemmingen. Is er nog behoefte om een stemverklaring af te leggen? Ik geloof dat de posities wel duidelijk zijn. Aan de orde is de stemming over het amendement van mevrouw Blaauw en de haren, zal ik maar zeggen. Wie is voor dat amendement? Voor dat amendement zijn de fracties van de PvdA, ChristenUnie/SGP, D66, SP en GroenLinks. Willen de tegenstemmers even hun hand opsteken? Het amendement is aangenomen. Dan het voorstel zoals het er ligt. Willen de leden die voor het voorstel zijn, zoals het er ligt, hun hand opsteken?
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18421
9e Partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, TrappenbergKloosterschuur; gebruik van zonne-energie in Zuid-Holland
Tegen het voorstel, zoals het er ligt (inclusief het amendement), zijn de SP en GroenLinks. Bij afwezigheid van de Partij voor de Dieren en de Groep Trinthamer is het voorstel aangenomen. Dan is aan de orde de stemming over de motie van de heer Maassen. Wie is voor de motie van de heer Maassen? Voor die moties zijn de fractie van de SP en GroenLinks. De overige tegen, dus dan is die motie verworpen.
AMENDEMENT 92/6038 WORDT ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. HET VOORSTEL WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
MOTIE 132/6038 WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
3. GEBRUIK VAN ZONNE-ENERGIE IN DE PROVINCIE ZUIDHOLLAND (VOORSTEL GROENLINKS) De VOORZITTER: Dan is nu aan de orde de behandeling van het gebruik van zonne-energie in de provincie Zuid-Holland, een initiatiefvoorstel van GroenLinks. Mevrouw Chung heeft het woord. Mevrouw CHUNG (GROENLINKS): Ik ben heel blij dat dit belangrijke onderwerp nu eindelijk op de agenda staat van Provinciale Staten. Dat geeft ons de gelegenheid om te spreken over het belang van stimulering van duurzame energie. Vakliteratuur en gesprekken met deskundigen hadden mij vorig jaar al overtuigd van de enorme mogelijkheden die zonneenergie ons biedt. Deze energiebron voorziet ruimschoots in onze totale energiebehoefte. Alleen al in Nederland, en dat is voor sommige mensen nog steeds een eyeopener, wordt zelfs bij een bewolkte hemel per dag tot duizend maal onze totale behoefte ingestraald. Daarmee bestaat eigenlijk de energiecrisis niet meer. Het is eigenlijk alleen nog maar een kwestie van keuzes durven maken. De urgentie van het probleem wordt door steeds meer mensen gevoeld en de bereidheid om er iets aan te doen is groeiende. Het is dus geen wonder dat zonne-energie meer en meer wordt toegepast. Het is schoon, het is makkelijk toepasbaar en het maakt je onafhankelijk van het net. Het blijft echter nu nog te veel hangen in kleinschalige initiatieven. Om de prijsontwikkeling effectief te kunnen sturen, moeten maatregelen worden genomen die grootschalige toepassingen stimuleren. En de enige partij die dit daadwerkelijk kan bewerkstelligen, is de overheid. Wij kunnen als enige het gebruik van zonne-energie stimuleren en het gebruik van fossiele energie ontmoedigen. In dat klachtenveld alleen zal de markt zijn werk moeten gaan doen. Zojuist heb ik gelezen dat in de crisismaatregelen van het Rijk, dat de feed-in methodiek van Duitsland wordt overgenomen in Nederland. Dat is bijzonder goed nieuws want dat is een van de dingen die stimulerend zal werken op het gebruik van zonne-energie. In Duitsland is het bijzonder succesvol en ik ben blij dat ook in Nederland deze regel zal worden toegepast. Ik ben ook heel erg blij met de opstelling van onze Statenleden. Eind vorig jaar zijn wij bij elkaar gekomen om te zien wat wij konden doen om een impuls te geven aan duurzame energie, met name zonne-energie. Wij waren het direct met elkaar eens dat alle vormen van duurzame energie van belang zijn maar dat zonne-energie wel heel erg veel potentie heeft. Met dat uitgangspunt hebben wij gezamenlijk twee voorstellen geformuleerd die goed aansluiten bij bestaand geleid en die een flinke impuls geven aan het gebruik van
Voorzitter en Chung
zonne-energie. Het gaat om een motie over de herstructurering van bedrijventerreinen en een motie over het terugdringen van energieverbruik bij openbare verlichting. In het kort een toelichting. Met betrekking tot bedrijventerreinen vragen wij vanaf deze plaats aan GS om via pilots na te gaan of het gebruik van duurzame energie effectief kan worden gestimuleerd. Dit door te bepalen dat bij herinrichting van bedrijventerreinen een kwart van de benodigde energie moet worden geleverd door zonne-energie en dat binnen tien jaar in 80% van de totale energiebehoefte zal worden voorzien door duurzame energiebronnen. Dit laatste, die tien jaar, is noodzakelijk, omdat er natuurlijk afschrijvingstermijnen gehanteerd worden voor de apparatuur van ondernemers. Voor de financiering van de aanschaf van die noodzakelijke zonnepanelen vragen wij GS om een speciaal fonds op te richten, bij voorkeur een revolving fund, waarmee de provincie en belangrijke impuls kan geven aan de door ons gewenste richting van het gebruik van zonne-energie. Ondernemers besparen met behulp van deze regeling direct een kwart van hun energiekosten. Van deze besparing kunnen zij jaarlijks de helft terugstorten, totdat de panelen betaald zijn. Op deze wijze blijft het fonds beschikbaar voor nieuwe initiatieven, terwijl de ondernemer direct flink gaat besparen op zijn energiekosten. En de grote winnaar is uiteindelijk het milieu want via bedrijventerreinen zetten wij in met substantiële stappen naar het gebruik van duurzame energie. Het tweede voorstel behelst een forse besparing op de openbare verlichting. Door over te stappen van gewone spaarlampen op led-verlichting besparen wij sowieso zes keer op het energieverbruik en gebruiken wij daarbij ook lampen die wel zes keer langer meegaan dan de traditionele lampen. Als wij deze lampen ook op zonne-energie laten branden, en dat kan, dan zijn er gigantische besparingen op de openbare verlichting mogelijk. Als wij langs de weg zogenaamde kattenogen laten branden in plaats van lantaarns, en alleen op plaatsen waar de veiligheid dit vereist, de lantaarns laten staan, dan hebben wij een goede verlichting. En als wij die laten aangaan door middel van sensoren, dan brandt de verlichting alleen op de momenten dat het noodzakelijk is en kan het verder uitgaan. Op die manier spelen wij ook in op het terugdringen van de lichtvervuiling, waarin wij ook een taak hebben in onze provincie. Wij vragen GS het voortouw te nemen om in samenwerking met andere provincies een lint van provinciale wegen door heel Nederland aan te wijzen en ernaar te streven, dit als een ‘lichtsnoer’ te openen op de langste nacht van het jaar, 21 december 2009. Wij hebben twee moties opgesteld en wij vragen GS om te onderzoeken of de uitvoering van deze voorstellen daadwerkelijk zal leiden tot een substantieel grotere toepassing van duurzame energie en dan met name zonne-energie in het bestaande beleid. Dank u wel. INGEDIEND IS Motie 133 van de leden Chung, Waterman, Van Dieren, Van Aelst, Wenneker, De Wreede en Van der Stoep over besparing op openbare verlichting langs provinciale wegen door stimulering gebruik zonne-energie: “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen op 25 maart 2009 ter behandeling van het agendapunt gebruik van zonne-energie in de provincie Zuid-Holland;
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18422 Gebruik van zonne-energie in Zuid-Holland
Chung en Van der Stoep
• Constaterende dat: • alle vormen van duurzame energie van belang zijn en aandacht verdienen om ontwikkeld te worden; • led-lampen een significant langere levensduur hebben dan traditionele lampen. Overwegende dat: • het energieverbruik van een led-lamp plusminus zes keer langer is dan bij een traditionele lamp; • led-lampen gevoed door zonne-energie reeds tot uitvoerbare mogelijkheden behoren; • deze motie het reeds hiertoe ingezette initiatief van de taskforce Verlichting van Senter Novum ondersteunt. Dragen het college op: Op openbare verlichting langs provinciale wegen te besparen en het gebruik van zonne-energie hierbij te stimuleren door: 1. de voorstellen ten aanzien van stimulering gebruik ledverlichting in combinatie met zonne-energie bij openbare verlichting nader uit te werken en deze uitwerking mee te nemen in de doelstellingen van de Energienota van 2009; 2. een onderzoek te starten naar beheer, onderhoud en exploitatie van de gevraagde verlichtingswijze alsmede te onderzoeken welke besparingen op deze wijze kunnen worden gerealiseerd; een en ander mogelijk in overleg met de taskforce Verlichting van Senter Novem; 3. draagvlak te zoeken voor de realisatie van het ‘lichtsnoer’ bij de overige provincies; 4. in samenwerking met de overige provincies de provinciale wegen te benoemen die hiervoor in aanmerking komen; 5. voor dit idee een uitwerkingsplan te maken waarbij nog in 2009 duidelijk is hoe het ‘lichtsnoer’ door Nederland zal lopen en welke uitvoeringswijze daarbij is gekozen; 6. Provinciale Staten regelmatig, zo mogelijk twee keer per jaar te informeren over de voortgang en na maximaal anderhalf jaar inzicht te geven in de besparingen, zodat vervolgacties kunnen worden ondernomen; 7. ervoor te zorgen dat gemeenten en andere instellingen logisch en op adequate wijze kunnen inspelen op deze nieuwe verlichtingsvorm; En gaan over tot de orde van de dag.” Motie 134 van de leden Chung, Waterman, Van Dieren, Van Aelst, Wenneker, De Wreede en Van der Stoep over de stimulering gebruik zonne-energie bij (her)inrichting bedrijventerreinen: “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen op 25 maart 2009 ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Constaterende dat: • alle vormen van duurzame energie van belang zijn en aandacht verdienen om ontwikkeld te worden; • er Europese fondsen en fondsen uit het Klimaatakkoord zijn voor het stimuleren van duurzame energie zoals onder andere de regeling Stimulering Duurzame Energie, SLOK (35 miljoen euro) en de Innovatieagenda Energie (438 miljoen euro); • het ook voor partijen als Rijk, gemeenten en energiebedrijven interessant kan zijn om op te treden als cofinancier. Overwegende dat:
•
het stimuleren van duurzame energie onderdeel is van het provinciaal beleid vormen van cofinanciering, waaronder de instelling van een revolving fund, mogelijkheden zouden moeten bieden voor een substantiële toepassing van zonne-energie bij de (her)inrichting van bedrijventerreinen; de provincie Zuid-Holland hecht aan de toepassing van duurzame energie, en daarin specifiek het aandeel zonneenergie.
Dragen het college op: Het gebruik van zonne-energie in de provincie Zuid-Holland bij (her)inrichting van bedrijventerreinen te stimuleren door: 1. de voorstellen voor de toepassing van het gebruik van zonne-energie op bedrijventerreinen nader uit te werken en deze uitwerking mee te nemen in de doelstellingen van de Energienota van 2009; 2. vormen van cofinanciering te onderzoeken (waaronder een revolving fund) ten behoeve de toepassing van zonneenergie bij de (her)inrichting van bedrijventerreinen. Hierin kunnen naast Europese instellingen ook Rijk, gemeenten en energiemaatschappijen een rol spelen; 3. in de kadernota van dit jaar, waar mogelijk, aan te geven welk bedrag aan provinciale middelen beschikbaar kan worden gesteld voor financiering; 4. Provinciale Staten regelmatig te informeren, bij voorkeur twee keer per jaar over de vorderingen en de resultaten van de opgestarte pilots; 5. de resultaten van de pilots te verwerken tot uitgangspunten van beleid van het provinciaal energiebeleid; En gaan over tot de orde van de dag!” De VOORZITTER: Deze moties worden vermenigvuldigd, rondgedeeld en maken onderdeel uit van de beraadslagingen. Ik geef het woord aan de heer Van der Stoep. De heer VAN DER STOEP (CDA): Op 16 april 2008 hebben wij in dit provinciehuis mogen spreken over duurzaamheid. Een van de sprekers was professor Taeke de Jong en in zijn betoog gaf hij aan, dat Nederland dag in dag uit 10.000 gigawatt zonneenergie ontvangt, waarvan 1000 gigawatt winbaar is. Dat wil zeggen om te zetten in elektriciteit. Aangezien wij in Nederland 100 gigawatt aan energie gebruiken, biedt het benutten van zonne-energie ongekende kansen, temeer daar wij weten dat voor het opwekken van 100 gigawatt stroom uit biomassa tien keer zoveel ruimte nodig is als bij zonne-energie en voor windenergie is zeventig keer zoveel ruimte nodig. Met deze cijfers in het achterhoofd is de CDA-fractie met een zeker enthousiasme ingegaan op de uitnodiging van de fractie van GroenLinks om over de mogelijkheden van de toepassing van zonne-energie te praten. Tijdens de besprekingen ontstond er echter een zekere verwijdering, omdat de discussie sterk gericht was op de uitwerking van concrete maatregelen, terwijl wij meer verwachtten van het stellen van kaders door Provinciale Staten, waarna GS met concrete uitwerkingsvoorstellen zouden moeten komen. Wij wachten dan ook met spanning op de komende vernieuwde versie van de Energienota en het bijbehorende uitvoeringsprogramma, waarin de zonne-energie een duidelijke plaats zal krijgen. Na discussies in onze fractie en in de commissie bleek, dat veel van de aanvankelijk zeer vergaande en gedetailleerde voorstellen in de voorwaardelijke sfeer werden gebracht.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18423
Gebruik van zonne-energie in Zuid-Holland
Stellingen die waren betrokken werden opengesteld voor onderzoek en voorstellen zouden worden onderzocht op hun haalbaarheid. Ook de realistische benadering van de gedeputeerde gaf vertrouwen. Om deze redenen kunnen wij ons vinden in het voorliggende voorstel en ook de moties zullen wij steunen. Voorzitter, de CDA-fractie is een warm voorstander van het verkennen van de mogelijkheid van de inzet van zonne-energie bij onze energievoorziening. Ook wij weten dat, voordat de winning rendabel kan zijn, nog veel technische problemen moeten worden opgelost. Maar de voordelen zijn zo evident, dat nader onderzoek van buitengewoon belang is. In het verlengde van deze opvatting steunen wij dus het voorliggende voorstel en de bijbehorende moties. Mevrouw DE WREEDE (PvdA): In de nieuwe Energienota die binnenkort weer op de agenda staat van de commissie Groen, Water en Milieu, zijn de pijlen gericht op duurzame warmte, wind en innovatie. Op zich is daar niets mis mee, integendeel, mijn fractie onderschrijft deze punten. Maar de PvdA-fractie vindt dat er meer moet gebeuren en gelukkig vindt een groot deel van de fracties in de Staten dat ook. Misschien zelfs wel alle fracties maar dat zal vandaag blijken. Energie moet in toenemende mate op duurzame wijze worden ingezet en zonder dat wij afbreuk willen doen aan het belang van de andere vormen, denken wij dat zonne-energie grote potentie heeft. De voorliggende moties hebben dan ook onze steun, dat zal niemand verbazen. De provincie kan een belangrijke voortrekkersrol vervullen en hopelijk wordt de drempel voor andere partijen hiermee verlaagd en neemt het gebruik van zonne-energie verder toe. Voorzitter, dat was het, dank u wel. Mevrouw VAN AELST (SP): Bij de discussie over de Energienota werd al gauw duidelijk, dat de meeste partijen iets misten in het voorstel van Gedeputeerde Staten, namelijk zonne-energie. Dit voorstel, met als trekker GroenLinks, is een goede aanzet om te beginnen met echt duurzame energie in de provincie Zuid-Holland. Wij hebben allemaal mee kunnen praten bij het tot stand komen van dit voorstel en wat de SP betreft is er een goed plan met goede moties uit voortgekomen. Wij vonden dit een zeer prettig proces, waarbij alle partijen en GS werden betrokken en wat een mooi plan heeft opgeleverd. Hoewel zonne-energie niet alleen de toekomst heeft, is het wel een van de onderdelen waarin geïnvesteerd moet worden om te komen tot een duurzame provincie qua energie. Vandaar dat dit voorstel daar ook de nadruk op legt. Ook besparing hoort bij een duurzame provincie. Wij moeten, waar mogelijk, kijken waar wij minder energie kunnen gebruiken en hoe wij efficiënter om kunnen gaan met energie. Wij zullen beide moties steunen. De heer VAN DIEREN (ChristenUnie/SGP): Bij de behandeling van de Energienota in de commissie in december 2008 waren wij met anderen van mening, dat er nog meer aandacht geschonken zou moeten worden aan zonne-energie. Waarom? Er is inmiddels maatschappelijk een breed gedragen gevoel ontstaan, dat er extra ingezet moet worden om het gebruik van fossiele energiebronnen drastisch te verminderen. Daar zijn meerdere redenen voor. • om minder afhankelijk te worden van instabiele en onbetrouwbare landen (geopolitiek); • het op termijn schaarser worden van fossiele energiebronnen; • om technische redenen.
Van der Stoep, De Wreede, Van Aelst, Van Dieren en Wenneker
Omdat op dit moment nog niet de oplossing gevonden is, zullen wij moeten inzetten op meerdere mogelijkheden. • energiebesparing; • biobrandstof, maar ook dat heeft zijn nadelen; • windenergie met een steeds verder teruglopende maatschappelijke acceptatie in kwetsbare gebieden op het land, dus meer in de richting van opstelling op zee. Dat is mogelijk duurder maar dat is toch de lijn die de fractie van de ChristenUnie/SGP meer aanspreekt; • zonne-energie, waarvan de toepassing steeds meer binnen bereik komt en echt duurzaam is. Ik denk hierbij aan het volgende verhaaltje. Een leerkracht was op de basisschool in de klas bezig met het onderwerp energiebesparing. De meester had al allerlei soorten energie op het bord geschreven, zoals windenergie, zonne-energie en dergelijke. De meester vroeg aan de leerlingen hoe zij thuis energie kunnen besparen. Eén leerling zei; “De was buiten drogen”, waarop een andere leerling zei: “Nee hoor, wij hebben juist bewust een nieuwe wasdroger gekocht”. “Hoezo?”: zei de meester. De leerling antwoordde: “Wij besparen zo op zonneenergie want die hebben wij in de toekomst nog hard genoeg nodig.” Voorzitter, deze leerling zat er dicht bij. Zonne-energie zullen wij in de toekomst inderdaad hard nodig hebben en daar moeten wij aan werken. Ik heb ook met enthousiasme namens de ChristenUnie/SGP mee mogen doen met de Statenwerkgroep, geïnitieerd door mevrouw Chung (alle waardering voor haar), wat geleid heeft tot de twee zojuist ingediende moties. Ten eerste besparing op energie bij de openbare verlichting langs provinciale wegen en daarbij het inzetten van zonne-energie. Ten tweede het stimuleren van zonne-energie bij inrichting en herinrichting van bedrijventerreinen, beide met als doel om ervaring op te doen en straks ook op andere gebieden te kunnen toepassen. De fractie van de ChristenUnie/SGP steunt van harte beide moties. De heer WENNEKER (D66): Dank allereerst aan de fractie van GroenLinks en mevrouw Chung voor het initiatief en de inzet om te komen tot dit voorstel. D66 vindt dat er binnen de provinciale taakopvatting mogelijkheden zijn om bij te dragen aan een duurzamere samenleving. Niet alleen moet je daarbij denken aan warme truien dragen maar ook aan ideeën, waarmee een substantiële winst te behalen valt. Immers, alle beetjes helpen. Het voorstel van GroenLinks zet in op gebruik van ondermeer zonne-energie. Mevrouw Chung focust daarbij op een belangrijke vorm van duurzame energie, waarbij met de ontwikkeling van zonnepanelen veel winst te behalen valt. Zij heeft daarmee een belangrijke taak te pakken, waarmee de provincie kan laten zien dat er serieus werk wordt gemaakt van de doelstelling om bij te dragen aan de vermindering van CO2uitstoot in algemene zin en duurzamer gebruik te maken van de beschikbare energiebronnen. Dat is niet alleen het stimuleren van zonne-energie maar ook zelf zonne-energie inzetten als provincie. Wij staan dan ook sympathiek tegenover dit tweeledige voorstel: bij inrichting en herinrichting van bedrijventerreinen de inzet van zonne-energie stimuleren, besparing op openbare verlichting langs provinciale wegen door bij voorkeur led-verlichting. Het zou mooi zijn als Zuid-Holland met het opstarten van een of meerdere pilots bij de herstructurering van of ontwikkeling van nieuwe geschikte bedrijventerreinen een voortrekkersrol kan spelen in Nederland.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18424 Gebruik van zonne-energie in Zuid-Holland
Het lijkt ons dan ook zinvol om, zoals de motie voorstelt, onderzoek te doen naar de mogelijkheden hiertoe. Mijn fractie hecht er wel veel waarde aan dat de resultaten van deze pilots terugkomen naar de Staten, zodat de Staten zelf de politieke afweging kunnen maken of het voorstel nadere uitwerking of uitbouw verdient. Het tweede voorstel richt zich op besparing op openbare verlichting. Veel inwoners ervaren de huidige openbare verlichting als verspilling van licht en energie. Wanneer in het voorstel de provincie wordt verzocht om onderzoek te doen naar besparingen voor het gebruik van licht, dan sluit dit aan bij die wens. De mogelijkheden van led-verlichting zijn daarbij een reële optie. D66 vindt dan ook dat beide voorstellen realistisch zijn en gerealiseerd kunnen worden, waarbij het een aanspraakmakend en inspirerend voorbeeld is voor anderen, met name overheden, instellingen maar ook particulieren. Afsluitend, voorzitter, binnen de provinciale kaders is het mogelijk om bij te dragen aan een duurzaam gebruik van energie en daarom zullen wij het voorstel van GroenLinks dan ook steunen. Dank u wel. De heer WATERMAN (VVD): In het voetspoor van de voorgaande sprekers willen wij het volgende naar voren brengen. Destijds hebben wij namens de VVD een motie ingediend die unaniem aanvaard werd inzake de bevordering van alternatieve energievormen, waaronder zonne-energie, naast energiebesparing in de provincie Zuid-Holland. Het initiatief van mevrouw Chung namens GroenLinks is een waardevol vervolg, specifiek gericht op de belangrijke toepassing van zonne-energie. Meer in het bijzonder op de stimulering van gebruik van zonne-energie bij inrichting en herinrichting van bedrijventerreinen. Tevens is het initiatief gericht op ondermeer besparing op openbare verlichting langs provinciale wegen. Een en ander is uitgebreid vastgelegd in een tweetal moties, die wij van harte steunen en meeondertekend hebben. Een verdere invulling van dit initiatief via concrete pilots zou kunnen zijn een geactualiseerd zonnepaneeldak bij ESA Estec Space Expo als symbool van technologische vernieuwing en doeltreffende energiebesparing. Aldaar zijn onder het dak vele stadia van ontwikkeling van zonnepanelen zichtbaar op oude satellieten en moderne ruimtesondes maar de zonnepanelen op het dak van het tentoonstellingsgebouw, waarvan het rendement elektronisch wordt weergeven, zijn sterk verouderd. Dat betekent voor de bezoekers, waaronder veel schoolklassen, dat het rendement van de verouderde techniek zichtbaar wordt gemaakt maar niet van de nieuwste generatie zonnecellen. Dus zowel vanuit het oogpunt van energiebesparing als vanuit het oogpunt van voorlichting voor een breed publiek, zou een geactualiseerd zonnepanelendak gewenst zijn, mede als symbool van technologische vernieuwing. Daartoe willen wij GS uitnodigen in overleg te treden met de Stichting Space Expo om dit doel in gezamenlijkheid, waarbij ook betrokken de energiemaatschappij, te bereiken. Wij nodigen GS tevens uit om PS een voorstel te doen, gericht op financiële ondersteuning van deze ontwikkeling. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Prima plan en leuke moties maar toch ga ik tegenstemmen. Waarom? Om de eenvoudige reden, dat dit weer een typisch staaltje van symboolpolitiek is. Wij weten allemaal wat duurzame energie is. Iedereen is voor zonne-energie. Iedereen is voor ontwikkeling van betere zonnecellen. Daar hoeven wij ons absoluut niet mee te bemoeien. Maar nu hebben wij helaas het risico, dat wij
Wenneker, Waterman, Sørensen en Van Heijningen
denken dat wij op de goede weg zijn en het komt allemaal wel, terwijl zelf de energie opwekken die wij nu uit Frankrijk en België importeren, namelijk kernenergie, natuurlijk de enige oplossing is. Dit is een pleister op een grote open wond die moet worden gehecht en de hechtdraad heet kernenergie. Nederland is gekke Henkie van Europa. Nogmaals, wij importeren het. En ik denk dat wij met dit soort initiatieven, in dit geval van de provincie Zuid-Holland, het idee hebben dat wij het dus op de lange baan kunnen schuiven, waardoor wij een nog grotere afstand en nog grotere kloof creëren tussen de technische ontwikkelingen in andere landen en Nederland, zodat wij op een gegeven moment helemaal afhankelijk worden van anderen. Daarbij nog iets waarom ik tegen dit plan ben, hoewel het heel sympathiek en goed is en vooral gedaan moet worden door mensen die er echt iets van weten. Er ontbreekt natuurlijk ook weer een kostenplaatje. En dan ga ik op mijn achterhoofd krabbelen want ik weet wie die kosten gaan opbrengen. Nou heb ik gisteren gelukkig gehoord dat het Rijk de gemeenten en ook de provincies onder curatele gaat stellen wat betreft de kostenverhogingen. Daar ben ik heel erg gelukkig mee. Want wie gaan de kosten voor die nieuwe kattenogen en die andere lampen opbrengen? Er is dus weer geen kostenplaatje bij en het zal uiteindelijk de burger zijn die de kosten van deze hobby betaalt. En dat is de reden, mijnheer de voorzitter, dat ik dan toch maar, waarschijnlijk in mijn eentje, ga tegenstemmen. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Dank u wel, mevrouw Chung, voor uw initiatief. Wij hebben in de commissie GWM een discussie met elkaar gevoerd over de rol die de provincie ZuidHolland zou kunnen spelen op het terrein van bevordering van duurzame energie. Dat is een concreet debat geweest, waarbij alle betrokkenen erkenden dat het goed is om het te koppelen aan de mogelijkheden die de provincie als zondanig heeft. Er zijn vele ontwikkelingen in de wereld; de wereld is groot en de provincie is in dat opzicht weer klein. Dat betekent niet dat je een te nederige rol moet aannemen, geen ambities zou moeten hebben maar het zou vooral moeten betekenen dat je ambities probeert te kanaliseren. Ik denk dat wij er met elkaar in geslaagd zijn om met het voorliggende initiatief een richting te bepalen in de provincie Zuid-Holland. Een grote provincie in Nederland kan in een voortrekkersrol in Nederland duidelijk een richting aangeven. Als het gaat om de diverse typen duurzame energie, waarvan vandaag zonne-energie op de agenda staat, heb ik de stellige indruk dat wij in staat zijn om met de voorliggende voorstellen heel concreet aan het werk te gaan. Dus totaal anders dan de heer Sørensen in zijn laatste bijdrage in dit debat schetst. Het is juist, en dat zou hem moeten aanspreken, een zeer gerichte actie van de provincie Zuid-Holland. Als hij denkt dat het allemaal vanzelf wel komt en dat het goed is om minimaal twintig jaar stil te zitten, voordat wij kernenergie in Nederland krijgen, dan is dat een heel andere opvatting over de overheid dan alle andere partners in deze zaal hebben. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Wij staan op dit moment al bijna twintig jaar stil in de ontwikkeling van kernenergie. Er zijn intussen, met name in Frankrijk, al heel andere kernreactoren dan wij hebben. Dat proces zal alleen maar verergeren, waardoor wij nog meer afhankelijk worden van de techniek van anderen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18425
Gebruik van zonne-energie in Zuid-Holland
Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Als het al op die manier beoordeeld moet worden, is mijn opmerking naar u geweest, dat het minimaal twintig jaar duurt voordat je een nieuwe kerncentrale gaat bouwen. In dat opzicht zegt u tegen ons: ‘ga maar stil zitten, doe maar niets aan het probleem van de energievoorziening en de provincie Zuid-Holland en al die andere overheden hoeven niets te doen’. Ik denk dat de burgers u daar niet dankbaar voor zijn. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Ik zeg ‘en en’. Ik zeg dat het een goed plan is. Alleen mijn angst is dat dit soort plannen de aandacht afleiden van het hoofdplan, dat in de toekomst toch kernenergie moet worden. Dat is mijn opvatting. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Maar dan geeft u een uitstekend antwoord dat een overbrugging vormt: zelfs al is er een meningsverschil over de verdere toekomst van de energieopwekking, dan zou u ook kunnen zeggen dat het goed is om in de komende jaren niet stil te zitten. U bent ook geen type van stilzitten. Het is ‘en en’; het is een uitermate gericht voorstel dat niet de ruimte geeft om tegen ongeacht welke kosten aan de slag te gaan. Het is gericht op de herstructurering van bedrijventerreinen en energievoorzieningen langs de weg. Dat moet er tenslotte toch ook zijn. En op die manier terug te koppelen aan de Staten, zodat de Staten zelf kunnen bepalen wat de kosten daarvan zijn. Volgens mij past het geheel in uw filosofie. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Laat ik u eerlijk zeggen, als mijn stem doorslaggevend was geweest voor het wel of niet aannemen van dit plan, dan had ik voorgestemd. Helaas is de realiteit niet zo en nu heb ik de mogelijkheid om als eenmansfractie toch een symbolisch gebaar te maken tegen deze symboolpolitiek. Dat is de kern van de zaak. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Ik heb het goed gehoord maar u stemt tegen datgene wat goed is. Ik vind dat u zichzelf tekort doet door uzelf in deze positie te plaatsen. Mevrouw CHUNG (GROENLINKS): Mijnheer de voorzitter, mag ik even tegen de heer Sørensen zeggen dat het wel heel jammer is….. De VOORZITTER: Nee nee, dat mag u niet. Tijdens de beantwoording van de kant van GS is er geen discussie tussen leden. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Mijnheer Sørensen, ik vind dat u uzelf tekort doet, als u zichzelf in deze positie plaatst. U stemt tegen datgene wat goed is. Ik weet zeker, dat de Statenleden het zeer op prijs zouden stellen als u wel voor deze zeer gerichte concrete motie zou stemmen in het belang van concrete activiteiten in de komende jaren. Voorzitter, ik hoef niet te herhalen wat er in de motie staat, integendeel, het is juist een mooie oproep om ambitie en realisme aan elkaar te koppelen. Ik reken het tot onze taak als college om u op zo kort mogelijke termijn te informeren over de mogelijkheden, zodat wij met elkaar een richting kunnen bepalen en ook kunnen bepalen op welke bedrijventerreinen wij dan onze pijlen willen richten, welk type en welke omvang, en in welke omvang het project nader bepaald moet worden. De suggestie die de heer Waterman heeft gedaan, een koppeling met een mogelijk nieuw zonnedak voor Space Expo, vind ik een goed idee, omdat het een plek is waar veel jeugdigen komen, het ook symbool staat voor technologische ontwikkelingen in deze provincie en het zelfs nog
Van Heijningen, Sørensen, Chung, Voorzitter en Waterman
een mogelijkheid zou zijn om te laten zien hoeveel energie een bedrijventerrein met zonne-energie zou gebruiken en de invloed daarvan. Ik zie dus mogelijkheden maar het voert te ver om dat nu op deze plek uit te werken. Maar ik ben dus bereid om dat namens het college verder uit te werken en aan u terug te koppelen. Voorzitter, ik sluit af. Naar mijn overtuiging kunnen realisme en ambitie hier bij elkaar komen. De ambitie, zoals verwoord in de moties, zowel op het punt van zonne-energie als op het punt van nieuwe moderne verlichting langs provinciale wegen, daarmee een voorbeeld te laten zijn voor anderen en dat te koppelen aan realisme, zodat wij ook kunnen laten zien dat er concrete resultanten zullen zijn. Ik heb al eerder gemeld in de commissie GWM, dat ik dit initiatief heb aangekaard in het IPO-milieu om de andere provincie tot medewerking op te roepen. Zo zou er een kralensnoer van provinciale wegen kunnen ontstaan met een dergelijk type verlichting, zoals mevrouw Chung voorstelt. Maar dan wel gekoppeld aan realisme. Wij kunnen niet in een keer alle lantaarnpalen weggooien want dat zou kapitaalvernietiging zijn en geen netto milieurendement opleveren. Daarover zijn wij het met elkaar eens. Dank voor deze steun en het college is graag bereid om dit op zo kort mogelijke termijn verder uit te werken. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Is er behoefte aan repliek? Mevrouw Chung. Nu kunt u even lekker uitvaren tegen de heer Sørensen, als u wilt. Mevrouw CHUNG (GROENLINKS): Ik zal het heel kort houden. Ik hoef niet uit te varen tegen de heer Sørensen want ik heb al gezegd dat ik het jammer vind, dat hij in deze de unanimiteit die ik heel belangrijk vond bij dit voorstel, doorbreekt. Maar het is natuurlijk zijn goed recht. Ik sta hier voor u als een blij mens. De onderlinge samenwerking en het geloof in het belang van zonne-energie, en niet in de laatste plaats dankzij de niet aflatende steun en inspiratie van de woordvoerders van alle fracties, hebben mij in staat gesteld om deze moties op deze manier het licht te doen zien. Dankzij hun kritische kijken en meedenken over de definitieve teksten ben ik in staat om het op deze manier te doen. En deze worden dus gesteund door bijna alle fracties van de Staten. Wij zijn ervan overtuigd dat zij binnen afzienbare tijd een wezenlijke bijdrage zullen gaan leveren aan een substantiële omslag van het gebruik van fossiele energie naar duurzame energie. Ik dank u allen hartelijk. De heer WATERMAN (VVD): Nogmaals bijzonder waardering jegens mevrouw Chung voor haar krachtig ingezette initiatief namens GroenLinks, dat wij van harte ondersteund hebben. Dank ook jegens de gedeputeerde voor zijn beantwoording inclusief zijn opmerkingen ten aanzien van het zonnepanelendak op Space Expo. Nog een enkele opmerking in de richting van de heer Sørensen. Op zichzelf was het legitiem dat hij kernenergie naar voren bracht. Immers, wij hebben Borssele en wij importeren kernenergie. Ik vond het wel jammer dat hij afwijzend beschikte over het op zich goede voorstel van mevrouw Chung. Mijns inziens had die dat rustig mede kunnen ondertekenen. Dat had onverlet gelaten de rest van zijn betoog, temeer daar hij bij interruptie ook nog sprak over ‘en en’.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18426 Gebruik van zonne-energie in Zuid-Holland; Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling
Dat gaf nog hoop. Wij moeten wel beseffen dat zonne-energie uiteindelijk zijn bron vindt in kernenergie. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Politici zijn zeer eigenwijze mensen, wordt gezegd, die zelden luisteren naar argumenten van anderen. Laat ik daar nu een uitzondering op zijn. En laat ik vooral zeggen dat het niet het betoog van de heer Van Heijningen was maar wat mevrouw Chung heeft gezegd, mij overhaalt om hier toch de unanimiteit te bewaren. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslaging te sluiten. Ik neem aan dat er geen behoefte is om een stemverklaring af te leggen, zodat wij kunnen stemmen over de moties. Ik breng eerst motie 133 in stemming. Wie is voor motie 133? De motie is met algemene stemmen aangenomen. Motie 134? Bij afwezigheid van de twee eerder genoemde fracties (en dat gold ook bij de vorige motie) is ook deze motie unaniem aangenomen. MOTIE 133 WORDT AANGENOMEN.
MET
ALGEMENE
STEMMEN
MOTIE 134 WORDT AANGENOMEN.
MET
ALGEMENE
STEMMEN
4. VOORSTEL VAN GEDEPUTEERDE STATEN OVER KADER AFWEGING DUURZAME ONTWIKKELING (6039) De VOORZITTER: Dan zijn wij toe aan de bespreking van de Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling (KADO). Het woord is aan mevrouw Fröling. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Iets krijgen, iets zien en iets doen. Daar wil ik het in mijn eerste termijn over hebben. Iets krijgen. Soms krijg je iets anders dan je had verwacht of gehoopt. Dat gaat nog wel eens zo bij cadeautjes. En weet u wat er dan gebeurt met dat soort cadeautjes? Die belanden op www.marktplaats.nl. Na Kerst en Sinterklaas loopt Marktplaats vol met cadeautjes die mensen niet willen hebben. Iets zien; dat noemen wij ook wel perceptie. Hoe kijk je aan tegen datgene wat je ontvangt. U herkent vast ook wel dit beeld. Wat ziet u? De jonge vrouw of de oude vrouw? Aan dit beeld moest ik denken, toen wij het voorliggende voorstel onder ogen kregen. Het was een KADO (Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling) wat onze fractie niet in deze vorm verwacht had. Wij hadden bij de uitwerking van motie 42 een ander beeld voor ogen. Wij verwachtten, dat op basis van een heldere definitie en een goed meetinstrumentarium, inzichtelijk gemaakt zou worden, wat wij op het gebied van duurzaamheid willen bereiken. Maar blijkbaar hadden GS een ander beeld van de motie, een andere perceptie van het plaatje dat zij zagen. Op basis daarvan zijn GS vooral terug gaan kijken. GS stellen voor om een balans op te maken aan de hand van wat in de begroting staat en te bezien in hoeverre dat een bijdrage levert aan duurzaamheid. GS stellen voor om vervolgens te volgen en in beeld te brengen in hoeverre de maatschappelijke effecten gerealiseerd worden. Zij willen op basis van een vijftal projecten of plannen afwegen in hoeverre die een bijdrage leveren aan duurzaamheid. En tot slot stellen GS voor om op basis van de informatie die die slag oplevert, een verkenning te doen voor de volgende collegeperiode. Uit de discussie in de commissie is gebleken dat velen deze uitwerking van GS niet verwacht hadden. Daarin stonden wij dus niet alleen. Wat de fractie van
Waterman, Sørensen, Voorzitter en Fröling
de ChristenUnie/SGP wil voorkomen, is dat dit KADO, het voorstel van GS op Marktplaats terechtkomt. Want daarvoor is duurzaamheid een te kostbaar begrip. Om die reden was onze fractie ook heel erg blij met motie 42. Duurzaamheid ligt ons na aan het hart. Het heeft alles te maken met een goed beheer van de aarde en alles wat daarop leeft, zoals wij dat van God in bruikleen gekregen hebben. In de tweede plaats waren wij erg blij met deze motie, omdat wij al herhaaldelijk hadden aangedrongen op betere meetinstrumenten, waarin wij af kunnen meten of en in hoeverre wij onze maatschappelijke doelen bereiken. Deze motie vroeg daar aandacht voor. Deze motie vroeg namelijk om een nadere uitwerking op beide aspecten, duurzaamheid en de meetinstrumenten. Eigenlijk was het wel een beetje jammer dat wij zelf geen initiatiefnemer waren van die motie. Iets doen. GS zijn voornemens om het een en ander te gaan doen. Wij betreuren het dat het niet gelukt is om voor de Begroting 2009 nog betere duurzaamheidsdoelen te benoemen en meetinstrumenten daarvoor te bedenken. En ook voor 2010 lijkt dat niet te gaan lukken. En dat, terwijl duurzaamheid eigenlijk hot is en er zeker ook in het licht van de economische crisis veel aandacht uitgaat naar duurzaamheid. Eigenlijk dus een gemiste kans. In de discussie in de commissie hebben wij begrepen dat diverse fracties vertrouwen hebben in de aanpak van GS en de resultaten willen afwachten. De initiatiefnemer van de motie, de Partij voor de Dieren, heeft gezegd dat zij de motie met dit voorstel niet als afgedaan beschouwt, dus de motie blijft overeind. Wij hadden op basis van deze motie eigenlijk een extra impuls willen geven aan het inzichtelijk maken van die duurzaamheidsdoelen en het meetbaar maken van de effecten. Maar, gelet op de discussie in de commissie GWM zullen wij geduld hebben. Misschien komt het cadeau van GS nog wel verrassend goed uit de verf. Als dat het geval is, dan zullen wij ook niet schromen om dat te erkennen. Wel overwegen wij om een amendement in te dienen. Met dat amendement willen wij graag in de besluitvorming (het staat wel in het stuk) een tussentijdse evaluatie eind 2009 toevoegen, met name om de vinger aan de pols te houden om te zien of met dit instrument uiteindelijk bereikt wordt, wat wij als Staten (uitgesproken in motie 42) willen bereiken. Bovendien willen wij met het amendement de Staten vragen om geen aansluiting te zoeken bij de duurzaamheidsthema’s die door GS benoemd zijn maar met name aansluiting te zoeken bij de duurzaamheidsthema’s die benoemd zijn de monitor Duurzaam Nederland. Dat ervaren wij toch als een behoorlijke representatief document, waarin naar wij hopen velen zich zullen gaan herkennen. Tot besluit brengen wij ook een motie in. Een motie vanuit de ChristenUnie die landelijk opgesteld is en waarmee beoogd wordt, dat gemeenten en provincies IPO en VNG aan zullen spreken om ons behulpzaam te zijn bij het ontwikkelen van meetinstrumenten en te komen tot een benchmark. Dat doet geen afbreuk aan het voorliggende voorstel maar het voegt iets toe. Het moet ook niet in de plaats komen van het voorstel en wij moeten er ook niet op gaan wachten. Het is meer de bedoeling dat wij toegroeien naar landelijke normen en dat wij met elkaar dat ingewikkelde proces doormaken om tot goede meetinstrumenten te komen. Wij hopen dat wij daarmee de handen ineen kunnen slaan want uiteindelijk gaat het erom, dat wij duurzaamheidsdoelen realiseren. Op dat terrein vinden wij elkaar. GS en de Staten willen hetzelfde, dingen bereiken. Mijnheer de voorzitter, leden van de Staten, tot zover mijn bijdrage in de eerste termijn. Ik dank u.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18427
Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling
Fröling en Van der Stoep
INGEDIEND IS
•
Amendement 93/6039 van de leden Fröling en Van Dieren over het Uitbreiding thema’s en evaluatie:
•
“Provinciale Staten van Zuid-Holland in vergadering bijeen op 25 maart 2009 ter bespreking van het Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling; stellen het volgende amendement voor: Beslispunt I, onderdeel b. Te vervangen: ‘aan de hand van de in het KADO vastgestelde duurzaamheidsthema's bedrijfsvoering, bereikbaarheid, economie, energie, gezondheid, natuur, recreatie, water en wonen;’ door: ‘aan de hand van de in de monitor Duurzaam Nederland vastgestelde duurzaamheidsthema's, voor zover het provinciale beleid hierop van toepassing is.’ Beslispunt II. Eind 2009 een voorlopige evaluatie van de inzet van de instrumenten door GS aan te bieden ten behoeve van behandeling in de commissie GWM, respectievelijk Provinciale Staten. Huidig beslispunt II wordt beslispunt III.” Toelichting: De monitor Duurzaam Nederland benoemt twaalf duurzaamheidsthema's. Ervan uitgaande dat het van belang is/ wordt om zichtbaar te maken in hoeverre het duurzaamheidsbeleid van de provincie Zuid-Holland een bijdrage levert aan de Nationale duurzaamheidsdoelstellingen, is het gewenst de doelen te ordenen rondom dezelfde thema's. Dit draagt bij aan het streven van de provincie Zuid-Holland om een vooraanstaande rol te spelen bij de nationale duurzaamheidsdiscussie. Wanneer andere provincies zich ook achter dezelfde thema's scharen kan dit leiden tot een benchmark voor provincies op het gebied van duurzaamheid. Motie 135/6039 van de leden Fröling en Van Dieren over Duurzaamheidsbenchmark: “Provinciale Staten van Zuid-Holland in vergadering bijeen op 25 maart 2009 ter bespreking van het Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling; Overwegende dat: • de doelstellingen van het kabinet zijn dat jaarlijks 2% op de energie moet worden bespaard, 20% van de energie duurzaam moet worden opgewekt in het jaar 2020 en 30% reductie plaatsvindt op de uitstoot van CO2 ten opzichte van 1990. Hierna te noemen doelstellingen van het kabinet door de gemeenten (VNG) en provincies (IPO) zijn overgenomen, dan wel aangescherpt overgenomen; • de gemeenteraden en Provinciale Staten toezicht houden op de realisatie van de doelstellingen en hiervoor een objectief instrument nodig hebben; • een meetinstrument ontbreekt waardoor onvoldoende inzicht is in de voortgang van de realisatie van de doelstellingen. Spreken uit/besluiten dat:
•
•
de provincie de stand van zaken betreffende de duurzaamheidsdoelstellingen zichtbaar dient te maken voor Provinciale Staten; het meetinstrument beschikbaar en bruikbaar dient te zijn als benchmark tussen de verschillende gemeenten en provincies; de provincie een officieel verzoek aan de VNG en het IPO doet om de benchmark gezamenlijk te laten samenstellen en dat deze gereed moet zijn voor januari 2010; de provincie zich committeert om mee te doen aan de benchmark en hierover jaarlijks rapporteert aan Provinciale Staten.
En gaan over tot de orde van de dag.” De VOORZITTER: Het amendement en de motie worden vermenigvuldigd, rondgedeeld en maken onderdeel uit van de beraadslagingen. Ik geef het woord aan de heer Van der Stoep. De heer VAN DER STOEP (CDA): In motie 42 hebben wij u gevraagd om duurzame ontwikkeling te definiëren. U hebt daarvoor de VN-definitie van Brundtland gekozen, waarin aangesloten wordt bij de behoeften van het heden zonder anderen tekort te doen. Die anderen zijn onze kinderen en kleinkinderen maar ook anderen elders op deze wereld. Geen afwenteling dus maar een toekomstbestendig beleid, waarbij er evenwicht moet zijn tussen sociaal-culturele, ecologische en economische ontwikkelingen. Wij vinden dat een goede keuze en een bruikbaar uitgangspunt, ook voor de provinciale politiek. De tweede vraag uit de motie was om duurzaamheidsindicatoren te ontwikkelen voor het provinciaal beleid. Dat hebt u gedaan. U hebt heldere prestatie-indicatoren geformuleerd en deze ingebed in een aantal instrumenten, waarmee u grip probeert te krijgen op deze lastige materie. Daarmee hebt u, naar de mening van het CDA, aan deze opdracht voldaan. Toch hebben wij nog enkele opmerkingen maar daarover dadelijk meer. Wij zijn redelijk tevreden over het KADO en wij hebben zeker geen behoefte om het op Marktplaats te zetten. Eerst is het goed om te constateren dat u voornemens bent om ook de derde opdracht van de motie uit te voeren door de indicatoren op te nemen in de begroting. Dat is nog niet gebeurd. De motie is dus nog niet compleet uitgevoerd maar dat kan ook niet. Nog een tweetal opmerkingen. Wij zijn blij dat u de VN-definitie van duurzame ontwikkelingen hebt omarmd, omdat deze definitie het begrip duurzaamheid breed beziet. Het gaat niet alleen om milieuaspecten en natuurwaarden maar evenzeer om economische aspecten en onze sociaal-culturele ontwikkeling. Als het gaat om de toekomst van onze kinderen, dan is schone lucht en voldoende zoet drinkwater even belangrijk als de veiligheid van de woonomgeving. Een zorgvuldige economische ontwikkeling zonder afwenteling van onze problemen op zwakkere landen en hun bewoners, is van even groot belang als een goede ruimtelijke inrichting. Wij missen in het voorstel de verbinding tussen de definitie en de gekozen indicatoren. De vraag welke aspecten van duurzaamheid met deze indicatoren worden bediend, wordt niet uitgewerkt. Een onderbouwing, redenerend vanuit de definitie, was welkom geweest. Wellicht kunnen wij daarover verder spreken bij de tussentijdse evaluatie eind 2009.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18428 Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling
Voorts vinden wij dat het sociaal-culturele aspect onderbelicht is. Uw verdediging in de commissie was, dat dit aspect nu eenmaal weinig voorkomt in de taken van de provincie. Dat is in zekere zin waar, maar veel belangrijke beleidsterreinen hebben gevolgen voor de menselijke aspecten van duurzaamheid. Zo beïnvloedt de provincie met haar economische beleid de werkgelegenheid en heeft het mobiliteitsbeleid niet alleen effect op het milieu maar ook op het welbevinden van de burgers. Het ruimtelijk beleid heeft direct invloed op de leefomgeving van de mensen. En ik vraag mij wel eens af of wij met onze aandacht voor rode contouren en saldonuloplossingen de effecten op de leefbaarheid voor de mensen wel voldoende meenemen. Voorzitter, duurzaamheid en duurzaam beleid blijven de aandacht vragen, zeker in een collegeperiode, waarin duurzaamheid centraal staat. Duurzaam denken wordt ook duurzaam doen in het kader van een vierjarig duurzaamheidsoffensief. Het huidige voorstel is een bruikbaar plan om de duurzaamheid controleerbaar te maken. Het kan wellicht beter maar daarvoor zullen wij eind dit jaar een tussenevaluatie bespreken. Het gesprek over de opgave die wij hebben om de samenleving met ons beleid duurzaam te maken, gaat door. Voor vandaag steunen wij uw voorstel. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Bij interruptie, mijnheer Van de Stoep. Ik ben blij dat u aandacht geeft aan het sociale aspect. U zegt, dat u dat mist tot op heden in de vertaalslag van de definitie. Mag ik daaruit opmaken, dat u ook voorstander bent van het aanhaken bij die twaalf duurzaamheidsthema’s die in de monitor Duurzaam Nederland genoemd zijn? Die twaalf thema’s zijn erg breed en dekken met name ook het sociale aspect. De heer VAN DER STOEP (CDA): Ik sluit niet uit, dat ik een voorstel om daarbij aan te sluiten op enig moment zal steunen. Net zo goed als de gedachte over die benchmark uit de landelijke motie mij sympathiek voorkomt. Ik vind het op dit moment en in dit kader te vroeg om daarover een uitspraak te doen. Het lijkt mij beter dat u wellicht een initiatiefvoorstel maakt en dat wij daarover in de commissie eens uitvoerig praten. De duurzaamheidsthema’s ken ik globaal maar om helemaal te kunnen beoordelen of dat de oplossing is en of wij die richting uit moeten, vind ik op dit moment nog te ver gaan. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): U hebt het over twee dingen en u koppelt deze aan elkaar. Op zich is het logisch dat u die koppeling legt want die heb ik zelf ook gelegd. De duurzaamheidsthema’s komen natuurlijk niet uit de lucht vallen. Die zijn op basis van een rapport, waaraan gerenommeerde bureaus hebben meegewerkt, tot stand gekomen. Het zijn dus wel algemeen aanvaarde thema’s die een bijdrage kunnen leveren aan een benchmark. Ik vraag mij af wat uw argumenten zouden zijn om dat vooruit te schuiven. Hoe eerder wij daarmee beginnen, des te eerder wij ook resultaten kunnen verwachten. De heer VAN DER STOEP (CDA): Er ligt nu een helder voorstel. Ik heb zojuist in mijn betoog dat voorstel beoordeeld en voor dit moment akkoord bevonden. Natuurlijk kunnen wij er nog dingen over zeggen en wij kunnen er nog verder over discussiëren en in die verdergaande discussie kunnen uw punten best een belangrijke rol spelen. Ik verwerp ze niet maar op dit moment is de discussie daarover naar mijn gevoel nog wat onrijp.
Van der Stoep, Fröling, Van der Stoep, Voorzitter, Chung en Van Aelst
Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Ik hoop dat u in tweede instantie nog overweegt dat die zaken geen afbreuk doen aan het voorstel maar alleen iets toevoegen. De VOORZITTER: De motie van mevrouw Fröling wordt vermenigvuldigd en uitgedeeld en maakt deel van de beraadslaging. Mevrouw CHUNG (GROENLINKS): Na de behandeling in GWM en de bezwaren die daar waren, was het aanvullende stuk dat nu gekomen is, wel een aangename verrassing. Het laat in ieder geval zien dat de gedeputeerde serieus aan de slag is gegaan met dit lastige onderwerp. Het SMART maken van de duurzaamheidsdoelstellingen en het benoemen van concrete projecten is volgens ons een lastige opgave. Maar het stuk geeft aan dat er wel in de goede richting wordt gedacht. Helaas zijn de bezwaren die wij hadden over ontbreken van concreetheid in GWM nog niet weggenomen met dit stuk. Het is onzes inziens nog steeds niet concreet genoeg. GroenLinks is wel akkoord met de gekozen definitie van Brundtland maar wij vinden wel, dat die duidelijker gebruikt moet worden om de provinciale doelstellingen en de daaruit voortvloeiende projecten te definiëren. Het zou een goed idee zijn om meer aan te sluiten bij de twaalf thema’s uit de monitor Duurzaam Nederland en daarbij afstemming te zoeken bij de overige provincies. Het is een lastig maar belangrijk karwei dat zorgvuldig moet gebeuren. Wij zullen onze bijdrage blijven leveren met suggesties maar ook met kritische kanttekeningen. Wij beogen daarmee een positieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het uiteindelijke resultaat. Voorlopig is het stuk op de goede weg maar nog niet voldoende om het nu al te steunen. Dank u wel. Mevrouw VAN AELST (SP): De SP vindt het een gemiste kans dat KADO geen uitvoering is van motie 42. Wij vinden het erg gemakzuchtig om de definitie van Brundtland over te nemen zonder daar een provinciale definitie aan te verbinden. De definitie zou echt toegesneden moeten worden op de provinciale situatie. Het college had deze motie al veel eerder moeten uitvoeren en dan hadden wij nu ook niet de situatie gehad, dat het niet in de Begroting 2009 opgenomen kan worden. Nu, na bijna anderhalf jaar, moet het stuk koste van het kost meteen naar PS, hoewel een groot deel van de commissie dit een onvoldoende uitgewerkt stuk vindt. De gedeputeerde gaf aan het terugsturen van het stuk het proces stil zou zetten. Als Statenlid voel ik mij zo op een onbehoorlijke manier onder druk gezet. Ik vind dit zeer weinig ruimte laten voor PS om stukken die onder de maat zijn, niet goed onderbouwd zijn of geen uitvoering van een motie zijn, terug te sturen zonder meteen een schuldgevoel aangepraat te krijgen, dat zij het proces traineren. Natuurlijk willen wij dat het proces doorgaat maar het proces is de afgelopen tijd ook in gang geweest, zonder KADO. Dus een maand meer of minder zou niet uit moeten maken. Een slecht stuk aannemen daarentegen is geen goed plan. Het is voor de SP belangrijker dat er een goed stuk ligt met een goed begin. Nu ligt dit stuk toch voor aan PS. Mevrouw Van Viegen heeft al aangegeven dat zij het geen uitvoering vindt van haar motie en dat deze dus niet als afgehandeld beschouwd kan worden. Wij delen deze opvatting. Wel denken wij dat de achteraf gezonden memo van de heer Van Heijningen enigszins een aanvulling ten goede is maar het maakt nog niet tot een goed stuk en ik denk ook dat het verwarring heeft gezaaid.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18429
Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling
Ook vinden wij dat GS het henzelf wel erg gemakkelijk hebben gemaakt door vijf testonderwerpen te kiezen die al bedoeld zijn als duurzame onderwerpen. Wat de SP betreft was dit een uitgelezen kans geweest om meer dubieuze projecten als CO2opslag onder Barendrecht of normale bedrijventerreinen onder de loep te nemen. Al met al kun je dus concluderen dat de motie om een aantal zeer specifieke dingen vroeg, die niet in KADO terug te vinden zijn. Wij zullen dan ook tegen KADO stemmen. De heer VAN DER STOEP (CDA): Mevrouw Van Aelst, ik zat nog even door te denken over uw opmerking met betrekking tot het gemakzuchtig hanteren van de VN-definitie. Het had meer toegesneden moeten worden op de provinciale problematiek. Nu heb ik daar eens over nagedacht maar ik kan mij daar niet goed een beeld bij vormen. Kunt u aangeven wat u daarmee bedoelt? Hoe dat dan zou kunnen luiden? Mevrouw VAN AELST (SP): Ik ben geen bestuurder van deze provincie en ik ga er dus op dit moment geen definitie van geven. Dat kan ik ook niet. Maar de motie vroeg specifiek om een op Zuid-Holland toegesneden definitie. Hoewel ik de Brundtlanddefinitie wel een goede vind, vind ik het er niet een die een op een toepasbaar is op Zuid-Holland. Ik denk dat je als bestuurder en als ambtenaar toch moet kijken hoe je dat directer op Zuid-Hollands beleidsterrein kunt toepassen. De heer VAN DER STOEP (CDA): Als ik het probeer, dan lukt het me niet maar wellicht komt het in de loop van de discussie nog naar voren. Mevrouw VAN AELST (SP): Ter afsluiting. Wij steunen uiteraard de motie en het amendement van de ChristenUnie/SGP, hoewel deze ons helaas niet ver genoeg gaan. Dank u wel. De heer WENNEKER (D66): Een korte bijdrage over dit kader want over de term duurzaamheid kun je heel lang praten en toch heel weinig zeggen. Daar schuilt een zeker risico in, namelijk dat partijen langs elkaar heen gaan praten, terwijl het toch maar over één term gaat, duurzaamheid. Om die term vatbaarder te maken en om meer richting te geven aan duurzaamheid in ZuidHolland, is destijds motie 42 ingediend die verzocht om de ontwikkeling van indicatoren voor een effectmeting van duurzaamheid van beleidsmaatregelen voor Zuid-Holland. Als resultante daarvan ligt nu het Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling (KADO) voor. Onze fractie ziet dit kader als een eerste stap voor Zuid-Holland om tastbaarder te maken waar wij het precies over hebben maar het is zeker niet het eindstation. Wij kijken dan ook uit naar de tussentijdse evaluatie in 2009. Want wat was het doel van motie 42? Zoals de heer Van der Stoep al zei, er zat een tweeledige vraag in. Het doel was ten eerste om afrekenbare indicatoren te krijgen die specifiek gericht zijn op het meten van duurzaamheid van het beleid van deze provincie en om te voorkomen dat hapsnap bepaald beleid in jaar x als duurzaam wordt bestempeld maar in het jaar x plus 1 niet meer. Dat maakt duurzaam beleid onmeetbaar en onaantastbaar. In KADO stelt het college voor om aan de hand van al bestaande indicatoren duurzaamheid te gaan meten. Deze indicatoren zijn in eerste instantie niet bedacht om duurzaamheid te meten maar krijgen achteraf alsnog deze functie toegewezen. D66 had verwacht, dat de GS in de geest van motie 42 indicatoren hadden opgesteld die wel specifiek gericht zijn op het meten van duurzaamheid. Hoewel dat een lastige opgave is vanwege het abstractieniveau, dat realiseer ik
Van Aelst, Van der Stoep, Wenneker en Sørensen
mij, is het geen ondoenlijke opgave. In het stuk gaat het college uit van de Brundtlanddefinitie van duurzaamheid. Motie 42 vroeg nu juist om een eigen invulling van de term duurzaamheid, specifiek toegespitst op de situatie van Zuid-Holland. Wat vinden GS nu duurzaam in Zuid-Holland? Die vraag blijft ontbeantwoord. Ik zal afronden, voorzitter, maar ik wil u de volgende definitie van duurzaamheid niet onthouden. Onlangs vroeg ik aan een zevenjarig zoontje van een kennis wat hij verstaat onder duurzaamheid. Hij zei: “Duurzaamheid is voor mij dat ik wat voorzichtiger ben met mijn broek, zodat mijn kleine broertje hem straks ook nog aan kan”. Als een mannetje van zeven in staat is om een eigen definitie van duurzaamheid te geven, durf ik dit college nog een keer uit te dagen om nog eens een poging te wagen om zelf een definitie van duurzaamheid te formuleren. De heer VAN DER STOEP (CDA): Ik zou u dezelfde vraag willen stellen als aan mevrouw Van Aelst. Wellicht verwijst u naar een klein jongetje om die te beantwoorden. Wat vindt u nu typisch Zuid-Hollands aan een definitie over duurzaamheid? Welke aspecten moeten daar in zitten? De heer WENNEKER (D66): De vraag is niet zozeer wat ik daarvan denk. Motie 42 vroeg naar een definitie van het college van duurzaamheid. Het woord komt zeker twee keer voor in de titel van het collegeprogramma, dus ik neem aan dat erover nagedacht is. En dan zul je dus ook een definitie moeten hebben als coalitie en als college. Dat was de oproep van de motie. De heer VAN DER STOEP (CDA): Wat is er dan niet goed aan het feit dat de Brundtlanddefinitie genomen wordt? Het lijkt mij een definitie die best hanteerbaar is in de provinciale politiek. De heer WENNEKER (D66): Dat ben ik met u eens maar mijn betoog is juist, dat de definitie akkoord is maar dat deze niet toegespitst is op Zuid-Holland. Het is een algemene definitie die heel veel zaken dekt maar wij hebben nu juist gevraagd om een nadere definitie, specifiek toegespitst op Zuid-Holland. En dat staat er nu niet in. De heer VAN DER STOEP (CDA): Zoiets als die broek? De heer WENNEKER (D66): Bij wijze van spreken. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): In de laatste bijlage staat iets wat mij verontrust, namelijk dat er eigenlijk geen twijfel bestaat dat alle maatregelen die genomen worden, de lastendruk verhogen. U begrijpt, dat ik mijzelf dan afvraag hoe dat betaald moet worden, gezien de uitspraak van gisteren van de regering. Ik ga wel voor het voorstel stemmen maar ik wil er toch een kanttekening bij zetten, omdat ik het toch wel een beetje snel in elkaar geflanst vind. Dat zal ik illustreren. Daar staat de CO2-reductie in Zuid-Holland. CO2-reductie is een modieus woord. CO2 is juist hartstikke goed. In mijn brugklas biologie gaf ik al aan hoe belangrijk CO2 is voor het proces van fotosynthese. Daar moet je juist blij mee zijn. Maar er zijn heel veel mensen tegen, terwijl nog steeds niet wetenschappelijk is bewezen dat daardoor de temperatuur omhooggaat. En dat is de kern van de zaak. Dus als je een indicator wilt hebben of het goed gaat met het milieu, dan moet je daar niet de aanwezigheid van CO2 voor nemen maar dan moet je kijken in hoeverre de temperatuur omlaagof omhooggaat.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18430 Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling
Ik weet niet of u net als ik wel eens naar de buienradar kijkt. Daar zie je de snelheid, waarmee een bui die boven Schotland hangt naar Zuid-Holland komt. Ik zal u een geheim verklappen; met die bui komt een grote hoeveelheid van de CO2 die op dat moment boven Schotland hangt mee. Dus het CO2-gehalte in de provincie Zuid-Holland is niet te meten. Dat is afhankelijk van het CO2-gehalte op de Atlantische Oceaan. Daar zouden wij moeten meten. Nogmaals, de echte indicator is temperatuursverhoging of -verlaging. Maar het is in ieder geval iets, dus daarom stem ik wel voor maar het is een beetje broddelwerk. De heer KEMAN (PvdA): Ik wil eigenlijk beginnen met te constateren dat ik bij een aantal fracties wat pessimistische geluiden hoor over dit voorstel. Pessimistischer dan ik ben nadat een voorstel over een bescheiden bijdrage van provincie ZuidHolland om zonne-energie te gaan gebruiken zelfs de scepsis van de heer Sørensen heeft kunnen laten verdwijnen als sneeuw voor de zon door de bijdrage van mevrouw Chung. En dan proberen wij niet om hier nu op een positieve manier naar te kijken. Ik denk toch dat wij met zijn allen kunnen constateren dat het een moeilijk onderwerp is en dat het niet zo simpel is om wat in een motie staat, ook meteen uit te werken in een concrete aanpak. Daar is een poging toe gedaan. Ik vind het jammer dat mevrouw Van Viegen hier niet kan zijn vandaag want in de commissie was haar eerste bijdrage, dat zij dit voorstel een goede eerste aanzet vond om met dit probleem aan de gang te gaan in de provincie Zuid-Holland. Dat vond ik positief. Daarna kwamen er allerlei kritische kanttekeningen en toen heeft zij een andere conclusie getrokken over het uitgevoerd zijn van de motie. Ik denk dat duurzaam beleid toch veel meer een rol speelt en wordt betrokken bij provinciaal beleid dan wij uit sommige bijdragen vandaag kunnen opmaken. Het woord duurzaamheid komt heel vaak voor in het coalitieakkoord. Natuurlijk kun je je dan afvragen wat er precies bedoeld wordt. Dat is duidelijk. Maar als je dan uitgaat van een definitie van de Brundtlandcommissie van de Verenigde Naties, die wereldwijd wordt gehanteerd, dan vind ik dat niet het slechtste uitgangspunt. En om dan te zeggen, dat wij in een motie hebben gezegd dat GS een eigen definitie moeten geven, terwijl tot nu toe in deze zaal niemand heeft kunnen aangeven wat er dan ‘eigen’ aan die definitie zou moeten zijn, dan vind ik dat geen sterke kritiek op dat punt. Dus, wat ons betreft kan het betere de vijand zijn van het goede. Dat betekent dat, als je hier nu niet mee begint of in ieder geval de discussie verder gaat voeren, voordat je ermee begint, terwijl er een concrete aanzet ligt om te beginnen en aan het eind van dit jaar een eerste evaluatie te houden om te kijken of je toch, op basis van wat er dan ligt aan gegevens en uitkomsten, tot een betere koppeling tussen de uitgangspunten en de indicatoren kunt komen, dan denk ik dat het een goed besluit is. Dan vind ik het jammer dat sommige mensen zeggen dat het beter moet, we weten niet precies hoe, laten wij nog even door blijven discussiëren en vervolgens doen wij dan op dit moment even niets. Dat lijkt mij minder dan mogelijk is. En daarom zou ik een beroep willen doen op de fracties die al hebben uitgesproken dat zij dit niet voldoende vinden, om toch in ieder geval hiermee te beginnen zonder dat wij doof en blind blijven voor mogelijkheden tot verbetering. Mevrouw CHUNG (GROENLINKS): Mijnheer Keman, mag ik even interrumperen? U hebt het over, dat wij dan misschien maar niets moeten doen, maar dat is absoluut niet de bedoeling.
Sørensen, Keman, Chung, Van Aelst en Fröling
Wij willen juist dat er keihard aan gewerkt wordt. Ik bestrijd de conclusie dat wij nu ‘even niets moeten doen’. De heer KEMAN (PvdA): Ik zeg niet dat u niets wilt doen maar dat mijn conclusie is dat, als wij uw voorstel volgen en hiertegen stemmen, wij op dit moment in ieder geval niet overgaan tot het invoeren van die indicatoren in de begroting. U stemt tegen, dus u bent tegen dit voorstel, waar dat in staat. Mevrouw CHUNG (GROENLINKS): Ik ben niet tegen dit voorstel. Wij willen dat het voorstel verbeterd wordt. Dat is waarvoor wij strijden. En dat is waar wij dus keihard met elkaar aan moeten werken. De heer KEMAN (PvdA): Dan neemt u dus de vertraging voor lief, die uitgaat van het nu niet behandelen en stemmen over dit voorstel. Mevrouw CHUNG (GROENLINKS): Absoluut. De heer KEMAN (PvdA): Dan zeg ik dus, dat u op dit moment niets doet. Mevrouw VAN AELST (SP): Wie zegt dat het proces wordt gestopt, als wij dit nu niet aannemen? Het proces was toch al begonnen? Het proces kan niet gestopt worden, als het nog niet begonnen is. Zonder KADO is het proces al begonnen. Waarom kunnen wij dan niet doorgaan, KADO verbeteren en dan een goed stuk aannemen in plaats van iets dat geen uitvoering is van de motie? De heer KEMAN (PvdA): Ik ben niet aanwezig geweest bij de discussie over die motie. Ik heb gelezen wat er over die motie in het stuk staat en ik zie wat er nu ligt. Met mevrouw Van Viegen, die de motie heeft ingediend, zeg ik dat nu een eerste aanzet is te maken. Als wij nu geen besluit nemen, dan staat natuurlijk het denken niet stil en de discussie in GWM zal zeker niet stilstaan maar het wordt niet als indicator in de Begroting 2010 opgenomen. De begroting wordt binnenkort opgesteld. Ik ben het helemaal met u eens, als u zegt: “Ik stem ermee in maar wij moeten die discussie blijven voortzetten”. Dan beginnen wij tenminste. Mevrouw VAN AELST (SP): U bent het dus wel met mij eens, dat het proces al was begonnen zonder KADO en dat het nu niet aannemen van KADO het proces niet zal stoppen en dat het proces gewoon doorgaat, ook al vragen wij nu om een beter stuk. Want het proces is al bezig. De heer KEMAN (PvdA): Dat ben ik niet met u eens. Als een meerderheid in deze Staten zou zeggen: ‘dit nemen wij niet aan’, gaan GS het niet uitvoeren. Er ligt een voorstel om iets uit te voeren en als een meerderheid zegt: ‘wij willen dat niet, u moet met wat beters komen’, dan wordt het niet uitgevoerd. Ik hoor graag van de gedeputeerde of hij het met mij eens is maar zo zie ik het. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Mijnheer Keman, ik zou u toch willen vragen bij interruptie om nog een keer goed naar het voorstel te kijken. Er zijn slechts een paar indicatoren nieuw toegevoegd. Dat waarderen wij overigens. Maar voor het overige zijn het bestaande indicatoren die uit de begroting gehaald zijn en die bij elkaar gevoegd zijn.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18431
Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling
In die zin is het niets nieuws. Het is de huidige begroting, waarin andere doelen benoemd zijn waar indicatoren aan gehangen worden en in KADO wordt nu geprobeerd om de duurzaamheidsdoelen inzichtelijker te maken. Zoals u begrepen hebt, is onze fractie er niet voor om niet in te stemmen met KADO maar het is niet zo dat, als je niet instemt met KADO, er dan niets meer gebeurt. Het is gewoon de huidige begroting die gewoon uitgevoerd wordt. De heer KEMAN (PvdA): Laten wij deze discussie nu maar niet verder voeren. Ik hoor straks wel van de gedeputeerde wat hij van mijn redenering vindt. Ik vind het stuk in ieder geval een voldoende aanzet om te beginnen. Ik betrek daarbij ook het memo dat nog is toegezonden, waarin ten aanzien van met name energie nog een verduidelijking is gegeven. Zowel het beperken van energiegebruik als andere energie gebruiken, zullen wij ook als indicator gaan hanteren. Dat lijkt mij uitstekend. Dus op dit moment heb ik eigenlijk niet zo’n behoefte om daar wijzigingen op aan te brengen. Natuurlijk moeten wij op een goede manier kijken wat er uitkomt bij de tussentijdse evaluatie aan het eind van dit jaar. En er dan verder met elkaar over praten. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN (VVD): Duurzaamheid is moeilijk te definiëren. Het is nog moeilijker om te meten en het meest lastige is de cultuuromslag die daarvoor nodig is. Onze wereld is gewend aan overconsumptie, wij zijn omringd door wegwerpartikelen en het onderscheid tussen gebruik en verbruik wordt nauwelijks gekend, laat staan bewust toegepast. De opdracht om kaders te stellen voor de afweging van duurzame ontwikkeling is daarom gemakkelijker gegeven dan uitgevoerd. Het voorliggende kader, KADO genaamd, is compact maar bevat een groot aantal interessante instrumenten die concreet en meetbaar zijn. Bovendien kunnen vele van de aangereikte instrumenten door de Staten door middel van het budgetrecht in jaarrekening en begroting getoetst worden. De gekozen thema’s, ruimtegebruik, energie, klimaat lopen parallel met de kerntaken van de provincie en zij kunnen direct ingezet worden. Dat is een voordeel. Ik noem daarbij in het bijzonder de impulsen op het gebied van efficiency in ruimtegebruik, alternatief duurzaam energieverbruik (waarvoor wij nog een additionele nota hebben gekregen), het aanmoedigen van innovatie die leidt tot duurzaamheid, energiebesparing in huizen en kantoren en duurzame infrastructuur. Het zijn alle zaken die passen bij de provinciale taken. Bovendien passen zij ook in het huidige economische klimaat en hebben zelfs prioriteit daarin. Natuurlijk is deze verkenning, dit kader, niet perfect maar het is wel een eerste proeve van duurzaamheidsbekwaamheid. Ongetwijfeld zullen er na de evaluatie zaken aangepast moeten worden. Maar waar de eerste evaluatie al voor eind 2009 is aangekondigd, meent de fractie van de VVD, dat wij dit kader de kans moeten geven zich eerst te bewijzen, alvorens met additionele eisen en ideeën te komen. Het zou nog wel eens heel lastig kunnen zijn om dit kader te verbeteren. Wij moeten ooit de keus maken tussen doorgaan met abstraheren en filosoferen en toepassen in de praktijk. Als een duurzaam project succes heeft en als een project duurzaam blijkt te zijn, dan wordt dat direct gevolgd, ook buiten Zuid-Holland, zou ik tegen D66 willen zeggen. En daarom, voorzitter, duurzaamheid moet je doen. Laten wij er nu mee beginnen en ervoor gaan. Dank u. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Dat dit onderwerp discussie oproept, had ik al eerder gezien, namelijk bij ons intern. Bij de voorbereiding van dit stuk bleek al hoe ingewikkeld het was om
Fröling, Keman, Van Dobben de Bruijn en Van Heijningen
uiteindelijk hierover conclusies te trekken. Dus diegenen die hebben gezegd ‘het is een gemakzuchtig voorstel’, hebben in ieder geval geen beeld van hoe de totstandkoming van het voorstel is geweest. En dat is niet, omdat wij ons er met een Jantje van Leiden af wilden maken maar omdat wij serieuze discussie zijn aangegaan intern over hoe wij de Staten zouden kunnen bedienen. Dat bleek ingewikkelder te zijn dan wij hadden gedacht. Dat gaat dus over verwachtingen. Waar sprake is van teleurstellingen, ik luister goed, heeft dat ook met verwachtingen te maken. Misschien heeft een aantal Statenleden destijds wel een hogere verwachting ontwikkeld, dan wij uiteindelijk waar konden maken. Uiteindelijk probeer ik als gedeputeerde, samen met de collegae in het college, voorstellen concreet te maken om in de uitvoering terecht te komen. Want ook in onze eigen organisatie was op een gegeven moment het gevaar aanwezig, dat wij nog twee jaar zouden discussiëren over methodieken. Dat houden wij wel vol hoor, twee jaar lang discussiëren over methodieken maar daarmee bedienen wij u niet en het lijkt mij, zoals de heer Keman terecht heeft gezegd, een vijand van het goede, namelijk het betere te zijn. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Bij interruptie, mijnheer Van Heijningen. U zegt dat het lastig is en dat onderschrijven wij. U hebt uit de bijdragen gehoord, dat wij het allemaal lastig vinden om duurzaamheid handen en voeten te geven. Het gaat ook om de motie en de perceptie daarvan. Als u zegt, misschien was het ook wel lastig om daaraan op de gewenste manier uitvoering te geven, dan had het u op zich wel gesierd en was het prettig geweest voor ons, als u dat ook aangegeven had in het stuk. Iets in de zin van: “Wij begrijpen dat dit is, wat u met de motie graag wilt. Daar kunnen wij op dit moment op die manier nog geen handen en voeten aan geven en wij stellen voor om het vooralsnog als eerste stap zo te doen.” Dan had u het ook in een breder kader geplaatst. Dat had in ieder geval bij ons op wat meer begrip kunnen rekenen. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Ik kan mij de letterlijke woorden bij de commissie GWM niet herinneren maar ik weet zeker dat ik woorden van deze strekking gebruikt heb als toelichting in de commissie GWM. Daarover verschil ik niet met u van mening. Ik heb uitdrukkelijk gezegd: laten wij nu beginnen. Ik heb zelfs gezegd: laten wij als begin de Jaarrekening 2008 erbij pakken (parallel als informeel proces) om te oefenen. En wij laten u een product zien, dat laat zien wat het betekent, als je deze instrumenten erop loslaat. Voorzitter, wat ik geprobeerd heb uit te stralen, in de commissie maar ook nu, is dat wij aan de slag moeten gaan. Ik ben blij dat een aantal Statenleden, zoals de heer Van der Stoep en de heer Keman en mevrouw Van Dobben de Bruijn, dat ook benadrukte. Begint u nu want wij zitten niet te wachten op een college van GS dat alleen maar methodieken bespreekt en twee jaar na nu nog steeds niets gepresteerd heeft op dit punt. Ik straal in ieder geval op dit dossier uit dat wij openstaan voor verbeteringen maar je moet ergens beginnen. Naar mijn idee is het een uitstekende invalshoek om aan te sluiten bij de taken die de provincie ZuidHolland verricht. Wij kunnen natuurlijk wel een hele discussie voeren over duurzaamheid in de hele wereld en de vertaling van een bepaald type energiegebruik naar Zuid-Holland maar in de tussentijd draait de wereld gewoon door.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18432 Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling
Als ik dan in de richting van mevrouw Fröling kijk, dan zou ik mijzelf toch wel een rentmeester willen noemen die een verantwoordelijkheid op de schouders heeft en die probeert aan te tonen, dat wat wij doen ook daadwerkelijk bijdraagt aan duurzaamheid, de goede richting op gaat. Ik heb zelfs gezegd, ik wil de provinciale indicatoren afzetten tegen landelijke indicatoren. Dus ik wil ook rapportages van het planbureau over de leefomgeving erbij nemen, zodat u in ieder geval een trend ziet, waarin u Zuid-Holland kunt plaatsen. Daarom gaat het naar mijn mening te ver, als u zegt, neem maar die landelijke indicatoren. U hebt dat zelf ook geconstateerd want in uw amendement zegt u: ‘voor zover het provinciaal beleid hierop van toepassing is’. Daar gaat het nu net om. Wij moeten het natuurlijk wel vertalen naar onze concrete opdracht die wij hebben als rentmeester van de provincie Zuid-Holland. Dus in dat opzicht, voorzitter, aansluiten bij de doelstellingen van de programmabegroting, dat heel concreet vertalen en vervolgens meten of wat wij duurzaam noemen, duurzaam is. In de commissie hebben wij een debat gehad over een vijftal projecten en daar was de eerste reactie op, dat deze toch al duurzaam waren. Ja, dank je de koekoek, zeg ik dan, ik wil wel aangetoond zien dat het bijdraagt aan duurzaamheid. Wij staan open voor suggesties voor andere projecten die wij zouden moeten meten op het effect van duurzaamheid maar het zijn projecten die in hoge mate kunnen bijdragen aan de duurzaamheid in de provincie Zuid-Holland. Dus ik denk vanuit de filosofie van de Verenigde Naties, de Brundtlanddefinitie, dat wij de goede weg hebben gevonden. Juist om u te betrekken bij dit proces, heb ik dat informele voorstel gedaan over de Jaarrekening 2008 om te oefenen. Dan kunnen wij aan het eind van het jaar eens kijken of wij inderdaad op de goede weg zijn en kunnen wij in 2010 bepalen of deze methodiek inderdaad goed is, alweer kijkend naar een volgend college. In de richting van de heer Keman kan ik alleen maar als antwoord geven, het enige goede antwoord, dat wij ons natuurlijk houden aan de opdracht van PS. Als PS dit zouden afschieten, dan gaan wij niet toch door op deze methodiek. Zo werkt het natuurlijk niet. Ik blijf benadrukken dat, als u nu zou zeggen ‘doe het maar niet’, deze bestuurder, het college en de ambtenaren dan ook niet weten waar zij naartoe gaan. Ik constateer met anderen dat er nog geen heel concreet alternatief op tafel ligt. De suggestie die ik heb gedaan, formeel en informeel, maakt dat u heel nauw betrokken bent bij de vervolgweg. Daarmee kom ik zelfs nog in verregaande mate tegemoet aan vragen die mevrouw Fröling heeft gesteld, die zij vertaalt naar een amendement en een motie. Ik denk dat het helemaal niet nodig is om het op deze manier te doen. Ik betrek de landelijke methodieken erbij en probeer die ook op te nemen in de monitor. Dat is nog even een zoektocht maar daarin vinden wij met elkaar een weg. Ik denk dat overleg met IPO en VNG helemaal niet nodig is, als wij een planbureau voor Leefomgeving (RIVM) hebben, dat allang landelijke methodieken aanreikt. Dat lijkt mij volstrekt voldoende. Ik zie een heel circus voor me, als wij deze weg zouden volgen. Ik vind het al heel mooi dat wij als Zuid-Holland, een heel concrete aanpak hebben gevonden, op basis waarvan wij kunnen meten of onze bijdrage als provincie daadwerkelijk bijdraagt aan duurzaamheid. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Hoor ik u daarmee zeggen, dat u waar mogelijk aansluiting zoekt bij die twaalf thema’s uit de monitor? Het planbureau voor de Leefbaarheid en allerlei andere organisaties die samengewerkt hebben aan die monitor ontwikkelen in mijn beleving geen concreet meetinstrumentarium en komen ook niet tot een benchmark. Dat is waar de motie op aandringt. Daar worstelen wij allemaal mee;
Van Heijningen, Fröling en Voorzitter
de provincie Zuid-Holland, andere provincies, landelijk en de gemeenten. Wat is erop tegen om onze landelijke organen, VNG en IPO, te vragen om daarbij behulpzaam te zijn, zowel bij het ontwikkelen van die meetinstrumenten als met name ook om te komen tot een benchmark? Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: U vraagt naar een vorm van uniformering in Nederland. Mijn antwoord is: in onze monitor zal ik gebruik gaan maken van de landelijk bekende duurzaamheidskaders. Die probeer ik heel concreet op te nemen. Dan kunt u de provinciale resultaten afzetten tegen de landelijke duurzaamheidskaders. Ik zie geen effectieve weg voor me, als wij een gesprek aangaan met VNG en IPO over dit onderwerp, gezien hebbend en ervaren hoe ingewikkeld het al in Zuid-Holland is, waarbij er verschillende taken en doelstellingen per provincie zijn, laat staan per gemeente. Waar wij landelijke organisaties hebben die duurzame trends neerzetten en dat ook meten, lijkt mij dat geen nuttige weg. Het is wel nuttig als wij hun kaders gebruiken bij het beoordelen van de resultaten in onze provincie. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Dat veronderstelt dat er al landelijke meetinstrumenten zijn. Ik heb daar sterke twijfels over. Ik denk dat dat proces ook nog zoekende is. Overigens gaat het natuurlijk niet om alle indicatoren want inderdaad, gemeenten en provincies hebben verschillende doelstellingen. Maar er zijn ook algemene doelstellingen, de 20/20/20doelstelling voor 2020 delen wij met elkaar. Dus daarin zouden wij wel gezamenlijk op kunnen trekken. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Maar daar kunnen wij aansluiten bij informatie van het Centraal Planbureau want ook daar worstelt men met de ontwikkeling van de duurzaamheidsmonitor. Die is jaren geleden al aangekondigd. Zo ingewikkeld is het dus blijkbaar. Dus nogmaals, ik heb geen enkel bezwaar tegen het benutten, sterker nog, er is door mij al in de commissie gesuggereerd, het benutten van de informatie van de deskundige landelijke bureaus. Voorzitter, heel concreet zouden wij dat zichtbaar kunnen maken in een oefening in die wij met elkaar doen rond de Jaarrekening 2008. Voorzitter, ik ga afronden. Ik hoop toch dat ik bij degenen die kritisch gereageerd hebben, weer duidelijk heb aangegeven dat dit een eerste stap is op weg naar, dat wij graag met u het gesprek aangaan in de loop van 2009/2010 om de definitieve kaders te bepalen maar dat het wel belangrijk is dat u uitstraalt, dat het college aan slag moet gaan. De Begroting 2010 komt eraan en wij gaan geen activiteiten uitvoeren, als u als Staten in meerderheid zegt dat het college het niet moet doen. Wij zijn wel eens eigenwijs maar zo eigenwijs zijn wij niet. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u zeer. Is er behoefte aan repliek? Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Ik heb de gedeputeerde nog geen duidelijk reactie horen geven op het amendement, dat wij hebben ingediend. Ik heb u in ieder geval horen zeggen dat u aansluiting zoekt bij de landelijke monitor. Als het gaat om meetinstrumenten, zal u aansluiten bij landelijk ontwikkelde zaken. Ik heb niet voor niets dit pakje aangetrokken. Ik heb mijn knopen geteld en op basis daarvan denk ik, dat het handig is om in ieder geval de motie in te trekken. Ik hoor graag nog een reactie van de gedeputeerde op het amendement.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18433
Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling
De VOORZITTER: De motie is dus ingetrokken en maakt geen deel meer uit van de beraadslagingen. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Overigens stopt de discussie hier natuurlijk niet. Die gaat voort. Om met de inspreekster van vanmorgen te spreken, dat wij verschillende talen spreken; laten wij komen tot één heldere taal als het gaat over duurzaamheid. Dank u wel. De heer VAN DER STOEP (CDA): Nu de motie is ingetrokken, heb ik alleen een opmerking over het amendement. Ik dacht dat het misschien handig was, als de gedeputeerde er eerst op reageerde. Ik begrijp dat hij in feite geen behoefte heeft aan dit amendement. Beslispunt 2 hebben wij natuurlijk geen bezwaar tegen. Dat is een bevestiging van wat al in het stuk staat en waar wij erg naar uitkijken. Maar beslispunt 1, het inbrengen van die monitor Duurzaam Nederland, vinden wij op dit moment niet opportuun. Mevrouw CHUNG (GROENLINKS): Ik wil graag toch even duidelijk maken dat onze zorg vooral is, dat duurzaamheid niet mag verworden tot een containerbegrip. Dat is de reden, dat wij vragen om scherpe definities, concrete doelstellingen en indicatoren. Dat is heel erg belangrijk. De PvdA zegt dat wij heel negatief zijn, als wij dit zouden afwijzen. Daar ben ik het niet mee eens want het verhaal van KADO is een goede start maar het is heel erg belangrijk, dat wij weten waarover wij het hebben en dat dit concreet gemaakt wordt. Als ik nu terugkijk, dan denk ik, wat er staat is niet de invulling van wat er bedoeld is met motie 42. Aan de andere kant vind ik wel het verhaal van de heer Van Heijningen, zoals hij het gaat aanpakken, overtuigend. Als daar nu nog bij komt, dat hij beseft dat motie 42 nog niet echt is afgedaan hiermee, dan denk ik dat wij toch nog iets positiever over KADO kunnen gaan denken. Mevrouw VAN AELST (SP): Mevrouw Van Viegen heeft al aangeven dat dit geen uitwerking is van de motie. Wij vragen ons af wat er nu gaat gebeuren met motie 42. Gaan GS een nieuwe uitwerking maken van deze motie? Gedeputeerde Staten hebben in de commissie aangegeven, dat zij openstaan voor andere projecten als Provinciale Staten andere projecten aan zouden dragen. Ik heb zojuist twee projecten aangedragen, CO2-opslag en reguliere bedrijventerreinen. Staat u daar ook voor open? Ik heb nog een kleine reactie op de PvdA. U vindt dit een begin maar het is een slecht begin. En op zo’n belangrijk onderwerp willen wij een goede start. Dus, ja, wij willen ook dat het proces doorgaat maar wij vinden dit stuk een slechte eerste stap, die wij dus niet steunen. Wij vinden het jammer dat de motie van de ChristenUnie/SGP is ingetrokken en wij blijven het amendement steunen. De heer WENNEKER (D66): In de eerste termijn heb ik aangegeven, dat wij erkennen dat het lastig is om duurzaamheid handen en voeten te geven. Wij hebben ook aangegeven dat het kader, zoals het nu voorligt, een eerste stap is op weg naar een concretere uitwerking. Als ik de gedeputeerde goed beluister, erkent hij dat ook. Hij ziet het ook als een eerste stap en zeker niet als een eindstation. Omdat wij dit ook onderkennen, vindt mijn fractie dat ook geen reden om daar nu tegen te zijn. Tegelijkertijd heb ik ook uitgesproken, dat wij wel iets meer creatieve gedachten hadden verwacht, met name als het gaat om de uitwerking van de Brundtlanddefinitie, specifiek toegespitst op Zuid-Holland. In de richting van mevrouw Van
Voorzitter, Fröling, Van der Stoep, Chung, Van Aelst, Wenneker, Keman en Van Dobben de Bruijn
Dobben de Bruijn wil ik uitspreken, dat het natuurlijk niet betekent, dat duurzaamheid alleen maar zou gelden voor ZuidHolland. Sterker nog, het gaat juist om een mondiale aanpak van duurzaamheid. Kortom, mijn fractie zal met het voorstel instemmen. De heer KEMAN (PvdA): Zoals ik al zei, was ik niet aanwezig bij de behandeling van de motie en ik heb dus ook niet de hele toelichting gehoord. Ik heb wel in de commissie GWM gehoord wat de eerste opmerkingen van mevrouw Van Viegen waren over de waarde van het voorstel, dat er nu ligt, namelijk dat het een goede eerste aanzet was om verder mee te werken. En wat onze fractie betreft wensen wij GS veel succes bij het uitvoeren van dit voorstel. Ik ga ervan uit dat een meerderheid voor zal stemmen. Ik begrijp ook dat er fracties overtuigd zijn door de gedeputeerde. Daar kunnen wij altijd blij om zijn. In dit geval, omdat wij het er ook mee eens zijn. Wat betreft ons als Provinciale Staten en met name in de commissie GWM denk ik dat wij de komende maanden en in ieder geval bij de evaluatie aan het eind van het jaar, er nog eens goed naar kunnen kijken, creatieve ideeën op elkaar kunnen loslaten en dan vervolgens daarover een besluit kunnen nemen. Dat is op dit moment met betrekking tot de uitwerking van het amendement voor mij nog niet helemaal duidelijk. Als ik het goed begrepen heb, dan zegt de gedeputeerde dat hij er geen behoefte aan heeft. Sterker nog, wat er vanuit de provincie kan worden gedaan met de indicatoren, gebeurt al. De gedeputeerde zegt toe dat te gaan doen. Ik zou dat dus willen afwachten en niet nu – zonder dat wij de effecten hebben kunnen bespreken en hoeveel tijd dat gaat kosten, wat misschien negatieve energie gaat opleveren voor het uitvoeren van dit voorstel – het amendement aan te nemen. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Het moet mij toch even van het hart dat ik het een beetje flauw vind, dat u refereert aan de eerste inbreng van mevrouw Van Viegen in de commissie GWM, terwijl zij daarna haar standpunt behoorlijk genuanceerd heeft, uiteindelijk resulterend in de opmerking dat voor haar de motie niet afgedaan is. Zij is nu niet aanwezig, dus zij kan dat zelf niet pareren. Ik vind daarom dat dit in een bredere context gezien moet worden. De heer KEMAN (PvdA): Ik heb zeker niet bedoeld te zeggen dat zij zou hebben gezegd, dat de motie was uitgevoerd. Voor mij is die motie ook nog niet uitgevoerd want wij moeten met elkaar constateren, dat het een heel moeilijk probleem is en dat een deel van het uitvoeren van die motie in de toekomst ligt. Maar dat wil niet zeggen, dat het niet samen kan gaan met de redenering dat het een goede eerste aanzet is om hier wel mee te beginnen. Mevrouw VAN DOBBEN DE BRUIJN (VVD): Dit stuk is door de SP een slecht en gemakzuchtig stuk genoemd. Wij zijn het daar niet mee eens. Wij denken dat het erg gemakkelijk is om zo’n kwalificatie te geven en heel wat lastiger om deze motie uit te voeren. Wij zien deze motie dan ook als een continuüm. Deze motie zal constant uitgevoerd moeten worden en constant bekeken moeten worden en het is aan ons, als Staten, om verbeteringen aan te dragen, als wij vinden dat dit nodig is. Ten aanzien van D66 zou ik willen opmerken, dat de VVD niet vindt dat wij ons moeten bemoeien met de hele wereld van duurzaamheid maar wij vinden wel dat wij moeten beginnen in Zuid-Holland en het liefst zo snel mogelijk.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18434 Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling; nota Samenwerken aan de kwaliteit van lokaal bestuur
Wij vinden dat alle fracties KADO nu zouden moeten steunen, omdat dat de manier is om zo snel mogelijk te beginnen. Om het vreselijke woord werkendeweg maar even te gebruiken; werkendeweg zouden wij de kaders moeten verbeteren maar dan doen wij tenminste iets en dan gebeurt er tenminste iets op het gebied van duurzaamheid. Wij steunen in ieder geval heel graag KADO. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Allereerst dank voor uw steun, of dat nu met meer of minder enthousiasme is, of met meer of minder vertrouwen. Ik beschouw het in ieder geval als een steun in de rug om een bepaalde richting op te gaan met u samen. Het amendement van de ChristenUnie/SGP is tot stand gekomen in een discussie, waarin wij aanvankelijk bijna lijnrecht tegenover elkaar stonden. De intentie van het amendement heeft wel iets van strijd in zich. Over de concrete uitvoering heb ik zowel in de commissie als vandaag gezegd, dat ik graag de provinciale monitor plaats tegen de kaders van onze landelijke deskundige bureaus. Dus daar komen wij bij elkaar. Daarom is het naar mijn idee een overbodig amendement, omdat wij het al op die manier gaan vorm geven. Ik heb nog verzuimd om de heer Van der Stoep te antwoorden op het punt van de sociale indicatoren. Dat wil ik nu nog even doen. Wij hebben met nadruk gezegd, dat de verkenning die opgenomen is in dit voorstel en die vooruit gaat kijken naar een volgende coalitieperiode, een instrument is om het evenwicht tussen die drie onderdelen te zoeken en daar zal het nadrukkelijk een belangrijk onderdeel van zijn. Dus het is een kwestie van wat je op korte en wat je op langere termijn in gang zet. Wellicht dat in de landelijke indicatoren nog een tendens gevonden kan worden, die in de richting komt van uw opmerkingen. Voorzitter, motie 42 wel of niet afgedaan, daar ga ik niet over. Dat is aan de Staten zelf. Ik zal er niet zwaar onder gebukt gaan, als de motie wordt aangehouden. Ik beschouw het als een steun in de rug om met elkaar een perfect instrument af te leveren. In de richting van mevrouw Van Aelst: als het gaat over bedrijventerreinen, zou ik erop willen wijzen dat onder het kopje ‘afweging’ onder 2009 juist duurzame bedrijventerreinen zijn genoemd als indicator. Ik ga natuurlijk niet mijn vingers branden aan CO2-opslag in Barendrecht, terwijl er nog helemaal geen besluit genomen is. Mevrouw VAN AELST (SP): Ik vroeg ook om reguliere bedrijventerreinen, omdat ik ook in de commissie heb aangegeven dat ik vind, dat het nemen van projecten die al bedoeld zijn als duurzame projecten, wat mij betreft niet de uitvoering is van deze motie. Ik denk juist aan meer dubieuze projecten, zoals om reguliere bedrijventerreinen die niet bedoeld zijn als duurzaam, eens tegen een duurzaamheidsmonitor te houden. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Mijn antwoord is weer, dat het feit dat je een bedrijventerrein duurzaam noemt of dat je het voornemen hebt om het duurzaam te maken, het nog niet zover brengt dat het bedrijventerrein al duurzaam is. Kortom, met een meer of mindere kritische benadering kunt u ook beoordelen of het college op de goede weg is. En als die systematiek zou werken voor duurzame bedrijventerreinen, dan kunt u vanzelf daarmee als Staten richting geven door te zeggen, dat er nog meer moet gebeuren. Dat is aan u om te bepalen. Volgens mij zitten wij echt niet ver van elkaar vandaan met betrekking tot de bruikbaarheid van een dergelijke benadering.
Van Dobben de Bruijn, Van Heijningen, Van Aelst, Fröling, Voorzitter en Chung
Voorzitter, een laatste opmerking. Het college gaat aan de slag met de voorstellen, zoals net gedaan, formeel en informeel. Ik heb het vertrouwen dat wij met deze steun in de rug een instrument voor Zuid-Holland gaan maken, waarmee wij daadwerkelijk kunnen meten of wij op de duurzame weg zijn. Mevrouw FRÖLING (ChristenUnie/SGP): Dank u wel voor de toezegging, dat u aansluiting zoekt bij landelijk ontwikkelde thema’s en monitoren en al dat soort zaken. Dat was voor mij de aanleiding om de motie in te trekken en op basis daarvan trekken wij dan ook het amendement in. Blijft nog wel de toezegging om inderdaad eind 2009 te evalueren. Het staat niet in het besluit maar wel in het stuk. Ik mag ervan uitgaan dat ik u op basis van het stuk eraan kan houden, dat wij eind 2009 een voorlopige evaluatie tegemoet kunnen zien. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Het antwoord is ja. De VOORZITTER: Amendement 93 is ingetrokken. Mevrouw CHUNG (GROENLINKS): Mag ik voor alle duidelijkheid even horen of motie 42 voor u ook nog niet is afgedaan? Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Mijn antwoord was, dat ik daar niet over ga maar ik beschouw een aangehouden motie als een steun in de rug om door te gaan op deze weg. De VOORZITTER: Dan zijn wij toe aan de beëindiging van de beraadslaging over dit onderwerp. Is er nog behoefte om stemverklaringen af te leggen? Dan verzoek ik de leden om hun plaatsen in te nemen en is alleen aan de orde de stemming over het voorstel, omdat zowel het amendement als de motie is ingetrokken. Willen de leden die voor het voorstel zijn, hun hand opsteken? Voor het voorstel zijn de leden van de fracties van CDA, VVD, ChristenUnie/SGP, PvdA, D66, GroenLinks en Leefbaar Zuid-Holland. Het voorstel is aangenomen. Ik schors de vergadering tot 13.35 uur. HET VOORSTEL WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
De VOORZITTER: De vergadering is hervat. Ik deel aan de Staten het volgende mee. De Statengriffie heeft vanmorgen van het college van Gedeputeerde Staten een brief en kaarten ontvangen over de ruimtelijke knelpunten in de Hoeksche Waard. Deze worden vandaag naar u opgestuurd ten behoeve van de vergadering van de Statencommissie op 8 april 2009. Bovendien wijs ik u erop dat u vandaag uw laptop kunt inleveren ten behoeve van een uitbreiding van het geheugen en nieuwe virusscan. 5. VOORSTEL VAN GEDEPUTEERDE STATEN TOT VASTSTELLING VAN DE NOTA SAMENWERKEN AAN DE KWALITEIT VAN HET LOKAAL BESTUUR De VOORZITTER: Wij zijn toe aan de bespreking van de nota Samenwerken aan de kwaliteit van het lokaal bestuur. Het woord is aan de heer Wenneker.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18435
Nota Samenwerken aan de kwaliteit van lokaal bestuur
De heer WENNEKER (D66): D66 vindt dat de provincie een regierol heeft op het gebied van de kwaliteit van het lokale bestuur. Dit bestuursorgaan moet er ook voor zorgen dat er in elke gemeente voldoende mogelijkheden zijn om een eigen huishouding te blijven voeren maar ook dat het beleid gericht op de burger van voldoende kwaliteit is en blijft. Wij vinden dat het belangrijkste uitgangspunt, als wij kijken naar de taak van de provincie op het terrein van de kwaliteit van het lokaal bestuur. Wij zijn dan ook verheugd over de wijziging van een eerder door GS ingezette lijn in de discussienota die eraan ten grondslag lag. In de discussienota zaten GS nog meer op de lijn van provinciale regie voeren door middel van door de provincie ingestelde, opgelegde uitvoeringen van bestuurskrachtmetingen maar nu gaan GS meer uit van samenwerken en een meer faciliterende rol van de provincie. Die jas past ons beter. Indien nodig, kan de provincie haar bestuurlijke spierballen alsnog laten zien. Voorzitter, het instrument van bestuurskrachtmetingen is in de eerste plaats iets van de gemeenten zelf om te bepalen hoe de vlag erbij hangt. Periodiek verplichte bestuurskrachtmetingen vanuit de provincie vinden wij dan ook niet wenselijk. Maar, zoals gezegd, de provincie heeft daarbij een faciliterende en ondersteunende rol door middel van kennisuitwisseling. In de voorliggende beleidsnota heeft het college die regierol terecht niet geheel losgelaten maar heeft het college er wel voor gekozen om in gezamenlijkheid met de VZHG en de VNG op te trekken. En dat is, zoals gezegd, de grootste en belangrijkste wijziging ten opzichte van de eerdere discussienota. Het moet gezegd worden, dat is in redelijk goed overleg gegaan. D66 is verheugd over deze koerswijziging van het college want de provincie leek zich een rol aan te meten die niet past in de gedachte om gezamenlijk met de gemeenten de kwaliteit van het bestuur te waarborgen en zo nodig, te verbeteren. Dat valt immers niet op te leggen. Daarnaast past het ook niet in het uitgangspunt ‘centraal wat moet, decentraal wat kan’. Dan nog de link met Provincie Nieuwe Stijl. Doen waar je goed in bent en niet verder gaan dan dat. In dit geval betekent dat dan ook dat de provincie goed moet kijken waar haar rol ligt en geen dingen moet doen die ook al door de gemeenten of het Rijk uitgevoerd worden. Voorzitter, concluderend, mijn fractie kan instemmen met het voorliggende voorstel. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Ik heb in een interview in Elsevier met Hugo Kamps gezegd, dat ik in de provincie moet oppassen om vooral niet te naar te worden en altijd maar tegen te stemmen. Maar, u maakt het mij wel verdraaid moeilijk. Nu heb ik hier dat ontwerpbesluit dat er best aardig uitziet maar de essentie is, dat u gewoon de regioraden moet afschaffen. Die doen uw werk, regioraad Haaglanden, regioraad Rijnmond of Rotterdam (waar ik zelf in zit). Die raden doen provinciaal werk en u laat hen dat gewoon doen. U moet beginnen met te zeggen ‘jongens, houd er maar mee op’. Hetzelfde geldt voor de waterschappen. Waterschappen zijn belangrijke, leuke instituten maar haal die politieke besturen erboven toch weg. Ik heb al gezegd, dat zelfs de Partij van de Arbeid eraan gedacht heeft en die partij levert volgens mij het leeuwendeel van die bestuurders. Dat wil dus nogal wat zeggen. Daarom kan ik weer niet voorstemmen. Deelraden in Rotterdam, 44 bestuurders à 7000 euro per bestuurder, want dat is natuurlijk de essentie. Zolang wij die volkomen overbodige bestuurslagen hebben, en de deelraden en de waterschappen en de regioraden, hebben alle andere veranderingen weinig om
Wenneker, Sørensen, Voorzitter, Senden en Stoop
het lijf. Ga naar de essentie, haal die bestuurslagen eraf en dan pas kan ik voorstemmen. De VOORZITTER: Ik moet u wel teleurstellen in uw visie misschien maar de PvdA heeft niet de meeste leden in de waterschappen. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Dat Is geen teleurstelling. De VOORZITTER: Ik wist dat ik dit antwoord opriep maar daar houd ik juist wel van. De heer Senden. De heer SENDEN (SP): In principe kan de SP-fractie instemmen met het voorstel. Toch hebben wij een aantal opmerkingen. • Een zwakke bestuurskracht van gemeenten hoeft niet meteen tot herindeling te leiden volgens ons. Het initiatief voor de bestuurskrachtmeting moet vooral van de gemeenten zelf komen, de gemeenten moeten een belangrijke rol in die bestuurskrachtmetingen hebben en ook in het daaropvolgende eventuele verbetertraject. • De provincie moet de gemeenten de tijd geven om aan verbeteringen te werken en niet meteen allerlei commissie op hen af sturen. • Verder vragen wij aandacht voor de positie van de inwoners van de gemeenten, waar herindelingsdiscussies spelen. Zij hebben meestal geen stem in het proces (dat blijkt uit de evaluatie die wij recent gehad hebben) en dat blijft voor ons een belangrijk punt van zorg. De heer STOOP (ChristenUnie/SGP): Ontwikkelingen in bestuurlijk Zuid-Holland en bestuurlijk Nederland zijn altijd aanleiding voor boeiende discussies. Levendige discussies bij gemeenten, bij tijden soms ook emotionele discussies. Het feit dat Gedeputeerde Staten een discussienota hebben uitgebracht over de toekomst van het lokaal bestuur en naar aanleiding van die discussie een nieuwe nota aan ons hebben voorgelegd, laat al overduidelijk zien wat die discussie teweeg heeft gebracht. Het instrument bestuurskrachtonderzoek is nuttig voor overheden, een manier om als het ware voor de spiegel te gaan staan. Vorige week is er in de commissie Bestuur en Middelen ook gesproken over de uitgangspunten voor een bestuurskrachtonderzoek bij de provincie zelf. De fractie van de ChristenUnie/SGP is positief over het normenkader en de herziene criteria die in de nu aan de orde zijnde nota zijn neergelegd. Want hierdoor wordt voor ons het instrument inzichtelijker en wordt ook duidelijker, waarvoor het bedoeld is. Wij vinden het positief dat het gevoerde debat in ieder geval als resultaat heeft gehad dat er afspraken konden worden gemaakt met de Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten, waardoor wij hopelijk na verloop van tijd bestuurskrachtonderzoeken in alle Zuid-Hollandse gemeenten uitgevoerd zien worden. Het stappenplan, zoals dat in deze nota is neergelegd, is wat ons betreft een adequate uitwerking van het coalitieakkoord. Ik voel mij uitgedaagd door de heer Sørensen om toch in te gaan op een aantal opmerkingen die hij gemaakt heeft. Hij verwijst naar discussies over de WGR-plusgebieden, dus de kaderwetgebieden; verder heeft hij de waterschappen genoemd.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18436 Nota Samenwerken aan de kwaliteit van lokaal bestuur
Ik zou dat laatste bestuursorgaan niet willen aantasten als oudste democratisch orgaan in Nederland maar bij de discussie die hij opriep over de kaderwetgebieden zou ik bijna zeggen, dat hij een paar straten verder moet zijn, omdat juist in deze periode die kaderwetgebieden worden geëvalueerd. Wie weet, worden deze wel afgeschaft. Dat zou hij op zijn wenken bediend worden. Naar aanleiding van deze nota heb ik nog wel een vraag aan GS. Uit de kring van de gemeenten blijkt dat men moeite blijft houden met de provinciale bemoeienis met het gemeentelijk functioneren, zoals men dat ook benoemd heeft. Men is tegen een soort straffe regie op de uitkomsten van bestuurskrachtonderzoeken. En hoewel het positief is, dat wij een convenant hebben met de Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten over een verbetering van de kwaliteit van het lokaal bestuur, roept dat dus toch de vraag op wat de gedeputeerde eraan gaat doen om te ontkomen aan het imago van de strenge bovenmeester. Tot slot vragen wij of er al zicht op is hoe deze nota zich verhoudt tot het beleidskader, dat op rijksniveau in ontwikkeling is. Wij hebben in publicaties wel eens wat langs zien komen over concepten die hebben gecirculeerd. Wij krijgen de indruk dat het steeds vastere vormen gaat aannemen. Het zou best kunnen, dat waarmee wij vandaag instemmen wel eens een goede input zou kunnen zijn voor het landelijk beleidskader. Daar hoor ik graag nog wat meer over van GS. Mevrouw BRANDERHORST (PvdA): In commissieverband hebben wij uitgebreid stilgestaan bij deze nota. Aan de inhoud hebben wij dan ook niets toe te voegen. Wij willen even stilstaan bij het proces en de uitkomst daarvan. Dat hebben eerdere sprekers ook al gedaan. Wij zijn blij dat deze nota niet in de ivoren toren van het provinciehuis tot stand is gekomen maar dat ook gesproken is met degenen die het aangaat. Het bleef niet bij praten, maar er is ook iets mee gedaan. Het is goed dat in deze definitieve nota het opdrachtgeverschap van de bestuurskrachtmeting bij de gemeenten ligt. Volgens mijn fractie doet dit recht aan de bestuurlijke verhoudingen in het land. Door het convenant met de Vereniging van de Zuid-Hollandse gemeenten ligt de uitvoering daar waar deze hoort te liggen en zetten wij tegelijkertijd stappen vooruit, namelijk dat iedere gemeente in Zuid-Holland een bestuurskrachtmeting houdt. Zoals eerder gezegd gaat de provincie dat zelf ook doen. Mijn fractie stemt in met het voorstel en wij zijn geïnteresseerd in het vervolg en de uitkomsten daarvan. Mevrouw KIP (CDA): De gemeente is het visitekaartje van de overheid. Om die reden is het van groot belang dat burgers zich betrokken voelen bij de eigen gemeente en dat die gemeente een eigen identiteit uitstraalt en als zodanig herkenbaar is. Daarnaast moet de gemeente berekend zijn op haar taken. Een bestuurskrachtmeting kan de gemeente helpen om hierin een beter inzicht te verkrijgen. De meting is primair een instrument voor de gemeente zelf waaruit hij verbeterpunten kan destilleren. De CDA-fractie is tevreden met het feit dat GS in de consultatieronde hebben geluisterd naar de gemeenten en het opdrachtgeverschap van de bestuurskrachtmeting bij de gemeenten zelf laten. Ook heeft de gedeputeerde in de commissie nogmaals benadrukt dat het meten van
Stoop, Branderhorst, Kip, Schuringa en Van Engelshoven-Huls
bestuurskracht geen voorbode is van het opschalen van gemeenten. Hierdoor ontstaat ruimte voor een inhoudelijke discussie over resultaten van het bestuurskrachtonderzoek en kan gezocht worden naar oplossingen die op een breed draagvlak kunnen rekenen. De CDA-fractie zal dan ook instemmen met de voorliggende nota. De heer SCHURINGA (VVD): Dit is een van de stukken, waar ik van zeg: het voorstel is goed, dus u kunt zich rustig wanen. De toelichting vind ik nog beter, maar eigenlijk vind ik het rapport het allerbeste. Ik was geneigd om daaruit voor te lezen, maar ik begrijp dat mijn spreektijd beperkt is. Dat zal ik dus niet doen, maar ik raad iedereen aan om het te lezen. Er staan een heleboel zaken in en tussen de regels, waarvan ik denk dat deze nog belangrijker zijn dan de conclusies, die net voor het grootste deel zijn verwoord door mevrouw Kip. Ik wil niemand beledigen, maar deze liggen toch redelijk voor de hand als je er over nadenkt en als je het rapport begrijpt. Dus wat dat betreft complimenten voor het rapport. Het proces van herindelen wordt zelden zo genoemd. Fuseren en herindeling zijn moeilijke woorden. Dat behoort tot het speelveld van PS. Het ligt ook op meerdere borden, wat dat betreft moet ik de heer Sørensen gelijk geven. Het is primair teruggegaan naar PS. In de vorige periode lag het ongeveer bij elk bestuursorgaan behalve bij het waterschap, hoewel ik dat niet eens meer zeker weet. Het is teruggegaan richting PS. Dat wilde ik even noemen. Volgens de wet is de rol van PS kaders stellen, controleren, volksvertegenwoordiging zijn. Ik wilde daar iets aan toevoegen. Een belangrijke rol die wij hebben, is evalueren. Als je goed evalueert kun je pas een echte volksvertegenwoordiging zijn. Gedeputeerde VAN ENGELSHOVEN-HULS: U zult begrijpen dat ik in mijn beantwoording natuurlijk begin bij de heer Schuringa gezien zijn positieve benadering van de nota. Ik moet hem gelijk geven dat het verstandig zou zijn dat iedereen die hier in de zaal straks voorstellen van GS beoordeelt die hier een uitvloeisel van zijn, namelijk het versterken van de bestuurskracht van gemeenten, dit kader daar steeds bij hanteert. Dat maakt de discussie helder en iedereen weet waar hij aan toe is. Het leidt tot goede uitkomsten die de bestuurskracht van gemeenten versterken en daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan de manier waarop de gemeenten voor hun inwoners kunnen zorgen. In die zin is dat inderdaad een goede tip om hier steeds op terug te vallen en te laten zien wat er was afgesproken, welke stappen wij in het proces zetten en tot welke logische uitkomsten dat leidt. Het is ook interessant om in te gaan op de metafoor van de heer Stoop: het imago van de strenge bovenmeester. De eerste vraag is hoe dit imago wordt gewaardeerd, positief of negatief. Ik ben geneigd om dat positief te beoordelen, want dat blijkt ook wel. Er wordt heel vaak gevraagd om duidelijkheid rond dit proces en een duidelijk inzicht in de provinciale rol om de gemeenten te helpen in het lastige proces om tot verbetering van de bestuurskracht te komen, zowel om te komen tot vormen van samenwerking als tot mogelijkheden tot herindeling. Voor dat strenge imago ben ik niet zo bang.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18437
Nota Samenwerken aan de kwaliteit van lokaal bestuur
U bedoelde waarschijnlijk dat vaak de indruk werd gewekt dat als de provincie aandrong op een bestuurskrachtmeting, daar een dubbele agenda achter zat. Het kon bijna alleen als uitkomst hebben dat de provincie erop aan zou dringen dat de gemeenten tot herindeling zouden moeten overgaan. De praktijk leert ons inmiddels ook wel dat het anders kan uitpakken. In sommige regio's is dat wel het geval, maar er zijn ook voorbeelden te vinden zoals Voorne-Putten. Hier hebben wij gezegd dat de vijf gemeenten die daar functioneren, met elkaar hebben afgesproken dat zij op basis van bestuurskrachtonderzoeken die zij gehouden hebben, met z'n vijven tot een samenwerkingsvorm willen komen. Op deze manier is de bestuurskracht op een juiste manier tot stand gebracht en dat honoreren wij dan ook als GS. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Ik bedoel niet zozeer op het punt dat u als eerste aanboort, maar wel op de geluiden die naar voren komen binnen de Vereniging van de Zuid-Hollandse gemeenten. Als er dan een bestuurskrachtonderzoek geweest is, zit de provincie er dan niet te scherp bovenop? Laat dan eerst die gemeenten hun eigen afwegingen maken om te kijken welke conclusies zij eraan willen verbinden en welke concrete verbeterstappen zij willen maken zonder dat er voor de provincie direct aanleiding is om sturend bezig te zijn. Gedeputeerde VAN ENGELSHOVEN-HULS: Ik ken die geluiden natuurlijk ook en mij valt op dat die geluiden met name bij gemeentebestuurders vandaan komen die dat nog niet ervaren hebben. De werkwijze is inderdaad zo dat wij de gemeente vragen zelfstandig een bestuurskrachtonderzoek te laten doen om daar vervolgens zelf een oordeel over te hebben. Ik ga bij de gemeenten langs om te vragen wat zij met de resultaten doen en hoe zij de bestuurskracht willen versterken met de intentie dat zij zelf die keuze moeten maken. Op dat moment is er een goede wisselwerking. Het is vooral zo dat gemeenten die daar nog niet aan toegekomen zijn of waar die ronde nog niet plaatsgevonden heeft, er tegenaan hikken omdat zij het idee hebben dat er een bepaalde bedoeling achter zit. Daar kan deze nota alleen maar bijdragen om aan te geven hoe de provincie erin staat en hoe wij ermee omgaan. De heer Wenneker heeft goed geschetst hoe het proces is verlopen van de eerste nota en het product dat er nu ligt. Er is inderdaad sprake van een koerswijziging. Dat hebben wij gedaan na flinke gesprekken op vele plaatsen in de provincie en allerlei schriftelijke reacties die wij hebben ontvangen, waarbij inderdaad groot draagvlak was voor het overal toepassen van het instrument van bestuurskrachtmeting. Dit wilde men graag in eigen hand houden en dat hebben wij ook gehonoreerd. Men liep het risico dat dat een te vrijblijvende afspraak zou worden. Daarom hebben wij ervoor gekozen om de VZAG te vragen ook dat met ons af te spreken en hen te vragen om als vertegenwoordigers van de gemeenten ervoor te zorgen dat de gemeenten in de periode van vier jaar dat allemaal gaan organiseren. Dat proces is inmiddels in volle gang. De heer Senden kan zich volgens mij wel vinden in de nota, maar gaat straks toch tegenstemmen omdat hij vindt dat erin opgenomen zou moeten zijn dat de stadsregio's, de regioraden en de waterschappen zouden moeten worden afgeschaft. Daar gaat deze nota niet over. Uw standpunt is mij bekend, daar
Van Engelshoven-Huls, Sørensen en Senden
hebben wij het al eerder over gehad. Het is inderdaad zo dat van de kant van Binnenlandse Zaken een evaluatie zal plaatsvinden over wat ooit beoogd is met de WGRplusgebieden. Is dat op deze manier ook tot uitvoering gebracht? Is er reden om door te gaan met de WGRplusgebieden? Als provincie zullen wij daarover in IPO-verband bevraagd worden. Wij zijn bezig met de voorbereiding van hoe wij als provincie aankijken tegen deze gebieden, zowel in de onderlinge relatie als in het functioneren van die WGRplusgebieden. Misschien kan ik u daarmee overtuigen om hier dan wel mee akkoord te gaan en te begrijpen dat de provincie Zuid-Holland niet de discussie over de WGR-plusgebieden kan doen. Dit is een verantwoordelijkheid van de staatssecretaris en minister van Binnenlandse Zaken, die daar uiteindelijk een beslissing over moeten nemen. Het is niet onze rol om daar iets van te zeggen. De heer SENDEN (SP): Ik denk dat het wel een rol is. Je kunt altijd een advies geven, zeker op dit gebied. Zeker als het organen zijn die precies hetzelfde werk doen. Als uw uitgangspunt in de discussie is het afschaffen van de regioraden, dat wil zeggen alleen de bestuurlijke laag want er moet altijd overleg blijven, dan ben ik uw man en dan stem ik voor. Gedeputeerde VAN ENGELSHOVEN-HULS: Dat begrijp ik, maar ik probeer u uit te leggen dat u hier in de zaal hoort dat dit een zorgvuldig proces is geweest. Als je iets vindt over andere bestuurslagen, moet je met die andere bestuurslagen delen hoe je met elkaar omgaat. Dat gaat bij de WGR-plusregio’s ook beginnen. Ik vind het dan wel zo netjes dat u die discussie afwacht voordat u mij vraagt uitspraken te doen over hoe GS of ikzelf daarin sta. Dat hebben wij al een keer eerder gewisseld. Op een laat moment hebt u bij de begrotingsbehandeling daar een motie over ingediend. Toen heb ik u ervan kunnen overtuigen om dat op een zorgvuldige manier te doen en te overleggen met de partners die het aangaat, de bestuurders in de regio, of dit goed werkt en wat eventuele alternatieven voor deze samenwerking zijn. De heer Senden heeft zijn conclusie op tafel gelegd dat een zwakke bestuurskracht niet altijd tot herindeling hoeft te leiden. Daar zijn GS het mee eens en dat is ook in de nota opgeschreven. Als een gemeente constateert dat de bestuurskracht zwak is, zijn er verschillende mogelijkheden om die bestuurskracht zelf te verbeteren door wijzigingen in de organisatie, in het bestuur. De tweede stap zou kunnen zijn allerlei vormen van samenwerking aan te gaan. Een mogelijkheid die zeker niet uit te sluiten valt, dat is ook hier niet bedoeld, is uiteindelijk de gemeentelijke herindeling. GS zijn het eens met de stelling die u poneerde. U hebt ook gevraagd naar de positie van de inwoners. We hebben hier een uitgebreid onderzoek naar gedaan als het gaat om herindelingen die al hebben plaatsgevonden. Worden de bewoners daar beter of slechter van? De conclusie is getrokken dat gemeenten over het algemeen na een herindeling bestuurskrachtiger worden en beter de taak kunnen vervullen waar inwoners wat aan hebben. Aan de andere kant wordt de afstand tussen bestuurder en kiezer groter en neemt de betrokkenheid af. Hier zullen nieuw te vormen gemeenten aandacht voor moeten hebben.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18438 Nota Samenwerken aan de kwaliteit van lokaal bestuur; de economische situatie in Zuid-Holland
De heer SENDEN (SP): Als er een herindeling aankomt, moeten de inwoners van tevoren bij het hele proces betrokken worden en niet achteraf gevraagd worden hoe zij het vonden en vervolgens een negatief antwoord geven. Gedeputeerde VAN ENGELSHOVEN-HULS: Dat ben ik met u eens, maar u suggereert daarmee dat dat nu niet zou gebeuren. Mijn ervaring is dat gemeenten die uiteindelijk kiezen voor een herindeling, bepaald niet over één nacht ijs gaan en daar heel veel discussie, zowel onderling als met de inwoners, over hebben. GS vinden het wel een taak van de gemeente zelf, op het moment dat zij zelf kiezen voor een herindelingvariant, om de betrokkenheid van de burgers te organiseren. Op het moment dat een situatie zou ontstaan dat gemeenten er onderling niet uitkomen en de provincie daar een knoop moet doorhakken, dan gaan wij die rol ook vervullen en aandacht vragen voor de betrokkenheid van de bewoners, voordat besluitvorming hierover in de Staten plaatsvindt. Wij onderscheiden de positie en het niveau, de gemeente of de provincie die het initiatief neemt om te komen tot een Arhiprocedure. Mevrouw Kip heeft geconstateerd dat de nota uitspreekt dat het houden van een bestuurskrachtmeting geen opmaat is voor herindeling. U suggereert een beetje dat dat eigenlijk nooit een opmaat zou moeten kunnen zijn. Dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling, en dat merken wij geregeld bij meerdere gemeenten. Zij willen op grond van de bestuurskrachtmeting en de uitkomsten daarvan daar uiteindelijk wel voor kiezen. We moeten daar niet voor weglopen. De VOORZITTER: Is er behoefte aan repliek? Er is ook geen behoefte aan stemverklaringen. Wenst iemand aantekening? Dan is de nota aangenomen. Toch? De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Ik ben tegen. De VOORZITTER: Het staat genoteerd. Er is nog hoop. Dat hebben wij gehoord. DE NOTA IS VASTGESTELD.
Senden, Van Engelshoven-Huls, Voorzitter, Sørensen, Démoed en Hillebrand
De kredietcrisis heeft in de achterliggende periode zijn sporen nagelaten in het persoonlijke leven van mensen en in het functioneren van het bedrijfsleven. Door de grote problemen bij financiële instellingen zijn de gevolgen groot ondanks garantiestellingen van de rijksoverheid ten aanzien van spaartegoeden. Bedrijven zien hun opdrachten teruglopen en met name in het midden- en kleinbedrijf zijn vele bedrijven niet of nauwelijks in staat het hoofd boven water te houden. Als gevolg daarvan is de werkloosheid toegenomen en is de staat van de economie in een zorgwekkende toestand. De centrale vraag voor de CDA-fractie vandaag is: wat is dan de rol van de overheid bij aanpak en herstel van de crisissituatie? Uiteraard moet de overheid dan ook in de eerste plaats het schild voor de zwakkeren zijn. Gerichte maatregelen zijn nodig om deze groepen te ondersteunen, maar dat ligt vooral op het pad van de rijksoverheid. Voor de CDA-fractie is het sleutelwoord: vertrouwen in mensen, vertrouwen in elkaar. Dit betekent dat de overheid gericht moet investeren in werk en het stimuleren van de economie. In de achterliggende periode hebben vele overheden zeer waardevolle initiatieven genomen in het versneld uitvoeren van investeringen en projecten die werk genereren, zoals de aanleg van wegen, bouwwerkzaamheden, openbaar vervoer. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Uiteraard moet naar de mening van de CDA-fractie de overheid behoedzaam zijn, maar voorop staat dat onze inwoners een aanpak mogen verwachten gericht op herstel. Daarom hebben wij dit debat aangevraagd. Het CDA hecht eraan als uitgangspunt te markeren dat wij met het in 2007 aangaan van het coalitieakkoord: duurzaam denken, dynamisch doen, al een zeer effectief pakket aan investeringen hebben gepresenteerd in de Zuid-Hollandse samenleving. Dat akkoord dient juist ook in de komende periode met grote kracht door uw college te worden uitgevoerd. Dat is de beste basis voor impulsen in de ZuidHollandse economie, aangezien het akkoord al vele intensiveringen kent. Zuid-Holland is daarmee een provincie die de beschikbare middelen toebedeelt aan de echte knelpunten. De opgave is nu: doen wat wij afgesproken hebben. De CDAfractie zal het college blijven prikkelen en stimuleren om vooral de taakstelling in beeld te houden.
DE ECONOMISCHE SITUATIE IN ZUID-HOLLAND De VOORZITTER: Dan komen wij nu toe aan het extra agendapunt, de economische crisis, aangevraagd door de fractie van het CDA. Het woord is aan de heer Démoed. Uw spreektijden zijn bijna allemaal om, dus u bent in reservetijd. Ik zal soepel zijn, maar het kan ook de spuigaten uitlopen. De heer DÉMOED (CDA): In tijden van crisis is het spreekwoord: nood breekt wet. Wij herkennen uw soepelheid. De heer HILLEBRAND (PvdA): Het enige alternatief is dat wij een extra Statenvergadering aanvragen op korte termijn en dat wil niemand. De heer DÉMOED (CDA): Het CDA heeft uw Staten verzocht om vandaag een Statendebat te hebben over de gevolgen van de kredietcrisis voor de geplande projecten en investeringen van de provincie Zuid-Holland. Misschien is dit wel de juiste dag om dit debat te voeren omdat in het kabinet juist vannacht een conceptakkoord is vastgesteld om de crisis te bestrijden met een investeringspakket van 5,5 miljard euro.
Daarnaast is de CDA-fractie van mening dat het door onze provincie doorlopen proces van PNS in relatie tot het bestuursakkoord met het Rijk, ons op dit moment grote voordelen oplevert. Wij hebben al gekozen voor: schoenmaker, houd je bij je leest, en wij kunnen nu nog gerichter investeren in die zaken waar wij echt bevoegdheden en middelen hebben. De focus op de provinciale kerntaken is naar onze mening een belangrijk instrument bij de inzet van het middenbestuur in de crisis. Dat velen deze lijn mogen volgen. Ik heb het zaterdag nog uitgedragen aan mijn elf collega’s en die komen steeds liever in Zuid-Holland op bezoek om ook die resultaten van het proces te zien en toe te passen in de eigen provincie. Het CDA wil in dit debat het college uitnodigen een pakket aan maatregelen te presenteren met als fundament het versneld uitvoeren van projecten en daaraan verbonden investeringen die juist dat effect hebben dat zij de economie stimuleren en werk genereren. Wij zien daartoe nadrukkelijk kansen, aangezien niet wordt afgeweken van het programma en de koers van ZuidHolland, omdat de planning naar voren wordt gehaald. De daarvoor benodigde procedures en vergunningen worden eerder gestart en uiteraard afgegeven.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18439
De economische situatie in Zuid-Holland
Démoed
Uiteraard zijn wij het zeer eens met de minister-president in zijn pleidooi om te komen tot een crisis- en herstelwet. Ik zei zojuist al: nood breekt wet. Wij moeten af van de eindeloze bezwaaren beroepsprocedures die grote projecten in de weg staan. Voor Zuid-Holland is de A4, ik durf het bijna niet meer te noemen, het voorbeeld waar dit zichtbaar is. Wij hopen een spoedig wetsvoorstel met een brede toepassing voor alle overheden te mogen ontvangen, waarmee de doorzettingsmacht en slagkracht van de overheid echt vergroot kan worden. Dat is wat de inwoners van ons verwachten.
zal de opgestelde motie, die mede namens de fracties van de VVD, de PvdA en de ChristenUnie/SGP wordt ingediend, aan u overhandigen. Ik dank u voor uw aandacht.
Wij dienen vandaag een motie in waarin wij het college vragen om uiterlijk medio mei 2009 te komen met een pakket aan maatregelen gericht op versnelde uitvoering van de geplande projecten. Het CDA is uiteraard graag bereid het college alvast wat gerichte suggesties mee te geven. Primair denken wij aan investeringen die direct resultaat hebben voor de economie en leiden tot opdrachten voor het bedrijfsleven en dus naar werk voor onze inwoners.
“Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen op 25 maart 2009 ter bespreking het agendapunt economische situatie in Zuid-Holland;
Allereerst noemen wij gerichte investeringen in de aanleg en het onderhoud van wegen. Er ligt een ambitieus pakket aan onderhoudsmaatregelen en het CDA is voorstander van versnelde uitvoering. Er moet een goede balans blijven met investeringen in openbaar vervoer, fietspaden, voorzieningen bij ov-knooppunten en versnelde uitvoering van werkzaamheden aan de vaarwegen en kunstwerken. Wij willen vandaag de uitnodiging aan het college voor het maatregelenpakket illustreren aan de hand van de kansen die wij als CDA zien in een van onze integrale ruimtelijke projecten, te weten de Zuidplaspolder. Een integrale opgave gericht op woningbouw, bedrijvigheid, glastuinbouw, openbaar vervoer, infrastructuur, groen en recreatie, waarbij de bestemmingsplannen in een zodanige fase verkeren, dat een impuls in investeringen ook direct en zichtbaar resultaat kan genereren. Het kan ook richting onze partners en medeoverheden een duidelijk signaal zijn om deze lijn te volgen. Het CDA wil dit IRP als voorbeeld nemen van kansrijke projecten. Een vastgesteld streekplan, commitment bij lokale overheden en bestemmingsplannen op orde, dus uitvoeringsgereed. Het CDA vraagt uw college aan de hand van dit voorbeeld deze en soortgelijke voorstellen uit te werken in een plan van aanpak. Zuid-Holland moet vandaag tonen haar verantwoordelijkheid te nemen met gerichte maatregelen in de aanpak van de kredietcrisis. Daartoe verstrekken wij het college een opdracht met de in te dienen motie. Wij gaan ervan uit dat het college deze opdracht met voortvarendheid en creativiteit aanpakt. Zo kennen wij ze ook. Hierin speelt naar onze mening ook een rol dat de overheid als opdrachtgever een betrouwbare partner is bij de betaling als het product is geleverd. Wij hebben als CDA-fractie in onze schriftelijke vragen daar bijzondere aandacht voor gevraagd. Wij hebben van de gedeputeerde een toelichting gekregen op de voortgang. Wij zijn blij met de inzet van de organisatie op dit punt. Wij willen in de opdracht opnemen dat wij de taakstelling van betaling binnen dertig dagen concretiseren. Als het werk overeenkomstig de opdracht is uitgevoerd, is tijdige betaling een voorwaarde. Ik rond af. De huidige situatie van crisis en maatschappelijke onrust vraagt om een duidelijke positionering van en door de overheid. De CDA-fractie wil met dit debat en de daaruit voortvloeiende maatregelen daar een bijdrage aan leveren. Ik
INGEDIEND IS Motie 136 van de leden Démoed, Heemskerk, Van der Dussen, Schuringa, Hillebrand, Branderhorst, Stoop en Schaapman over medio mei 2009 plan van aanpak naar voren halen van investeringen etc.
Kennisgenomen hebbende van: − de brief van VNG aan Provinciale Staten en gemeenteraden in Nederland om te komen tot aanvullende investeringen om impulsen te geven aan de lokale en regionale economie; − de economische situatie in Nederland; − de antwoorden op recente schriftelijke vragen van Statenleden. Constaterende dat: − er in geheel Nederland grote economische problemen zijn, waarbij de werkloosheid snel toeneemt; − er grote druk is op overheden om investeringen en onderhoudskosten zo mogelijk naar voren te halen om de economie daarmee te stimuleren; − GS van Zuid-Holland aangeven dat zij vanwege de zwakke financiële situatie van onze provincie, geen mogelijkheden zien om aan dit verzoek te voldoen. Overwegende dat: − de primaire inzet gericht blijft op volledige uitvoering van het coalitieakkoord 2007-2011 ‘Duurzaam denken, dynamisch doen', aangezien dit leidt tot grote investeringsimpulsen; − Provinciale Staten het noodzakelijk vinden tegemoet te komen aan de wens om als overheid investeringen en onderhoud zo mogelijk eerder te laten plaatsvinden; − Zuid-Holland als provincie de verantwoordelijkheid heeft een afweging te maken of aanvullende investeringen noodzakelijk zijn om een bijdrage te leveren aan het gewenste herstel van de economie; − het eerder uitgeven van investeringen en onderhoudskosten een goede bijdrage kan leveren aan de kritieke economische situatie in Zuid-Holland; Gehoord hebbende de beraadslagingen en de ingebrachte punten in de discussie; Dragen Gedeputeerde Staten op: 1. Uiterlijk medio mei 2009 te komen met een plan van aanpak om grote investeringen en onderhoudskosten naar voren te halen; 2. De financiële consequenties hiervan voor de korte en lange termijn duidelijk per onderwerp en voor het geheel in beeld te brengen, alsmede de effecten van de betreffende maatregel op de beoogde doelstellingen; 3. Bij dit plan van aanpak in ieder geval de volgende zaken uit te werken: a. de aanleg van wegen en versneld investeren in knelpunten ov, fietspaden, fietsenstallingen en P+R-plekken die al in het programma staan;
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18440 De economische situatie in Zuid-Holland
b.
4.
5.
het versneld stimuleren van maatregelen gericht op het cultureel erfgoed (monumenten en molens); c. het versneld investeren in groen en recreatie; d. het onderhoud van (vaar)wegen en kunstwerken naar voren halen; e. het versneld investeren in de geplande maatregelen in verbetering van de kustveiligheid en kwaliteitsverbetering; Het afgeven van vergunningen extra voorrang te geven en, waar mogelijk, de termijnen in te korten om snel tot investeringen te komen; De interne aanpak, gericht op het sneller betalen van facturen binnen de provincie Zuid-Holland, te laten uitkomen op een maximale termijn van dertig dagen.
En gaan over tot de orde van de dag!” De VOORZITTER: De motie wordt vermenigvuldigd, rondgedeeld en maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer SCHURINGA (VVD): Economische crisis 2009-2010! Dat is een artikel dat ik onlangs heb gelezen. Het artikel was niet zo boeiend, maar de titel wel: 2009-2010. Er stond in dat aan het einde van 2010 de crisis voor een groot deel terug zou lopen, op zijn retour zou gaan. Wat doen wij aan de economische crisis? Waar gaan wij over als provincie? Gaan wij over economie? Flankerend gaan wij over veel. Als wij geen wegen aanleggen, dan rijden er geen vrachtwagens. Wat kunnen wij doen? Soms zijn flankerende maatregelen heel belangrijk, zonder wegen geen vrachtwagens, zonder vrachtwagens geen goederen. Waar hebben wij als provincie relaties mee? Wij hebben relaties met onze interne organisatie en met onszelf, relaties met de burgers, niet te vergeten relaties met de waterschappen, gemeenten, en regio’s. Zelfs, mijnheer Sørensen, met kaderwetgebieden. De relaties zijn niet altijd helder maar zij zijn er wel. We hebben relaties met de Rotterdamse haven. Ik wil opmerken dat deze haven het heel zwaar heeft en dat het ook voor de provincie Zuid-Holland heel zwaar is. Ik heb intern genoemd, interne relaties. Intern hebben wij PNS opgestart. Wat houdt dat in? Het houdt in het kort in dat wij doen wat in de wet staat en liever niets meer. Laten wij daar een beetje op doorpakken. Ook staat erin dat wat wij doen, een toegevoegde waarde moet hebben voor de burger. Laten wij daar ook op doorpakken. Laten wij doorpakken op de PNS. In de motie waar ik zo meteen nog een paar woorden over zal zeggen, die net genoemd is, wordt hier duidelijk aan gerefereerd. Ik wil dat hiermee versterken. Dan misschien een gekke opmerking. Ik liep zondag door een park. Ik zat op een bankje en vroeg aan een aantal mensen wat zij van de provincie vinden. Sommigen zeiden: wie is dat? Deze sla ik maar over. Belangrijk was dat zij toch terugkwamen en dat sprak mij als VVD’er wel aan, op overbodige regelgeving en de paarse krokodil. In dit geval bedoelden zij met paars niet een coalitiekleur, maar dat, wat je ook aan ambtenaren vraagt, het antwoord altijd heel complex is en volstrekt anders dan je verwacht. Ook al ligt het formulier voor je neus, dan moet het toch via Groningen of Friesland worden aangevraagd. Paarse krokodil, overbodige regelgeving. Dat is de uitvoering van ons beleid. Laten wij in deze crisis de uitvoering voor de burger
Démoed en Schuringa
gemakkelijker maken. Zo ziet de burger ons op dit moment en ik hoop dat hij ons anders gaat zien. De CDA-motie noem ik zo, want ze hebben het toch maar op papier gezet en voor het grootste deel binnen de coalitie bij elkaar geschraapt. Wij staan er vierkant achter, dat mag duidelijk zijn. Wij hebben niet voor niets de motie ondertekend. Er staat inhoudelijk goed verwoord wat wij moeten doen en ik hoef nu alleen maar wat accenten aan te geven. Als u mij de vrijheid gunt wil ik nog een paar accenten aangeven. Ten eerste, wij moeten actie nemen. Hoe? Ik heb een keer voorgesteld om een taskforce op te richten. Toen werd ik door mijn eigen fractie uitgelachen. Er zijn genoeg taskforces, en die hebben een slechte naam. Toch wil ik, ondanks dat ik tegenover mijn eigen fractie zit, het woord toch nog een keer noemen: taskforce. Misschien moet ik een linkser woord gebruiken, het woord actiegroep. Moeten wij niet met zijn allen een keer gewoon gaan kijken zonder te veel politieke spanningen, naar wat wij met zijn allen voor de burger kunnen doen? Misschien in de koffiekamer? Het is nog geen borreltijd. Laten wij zo meteen eens kijken wat wij voor die burger kunnen doen. Dan heb ik ook nog een VVD-motie gemaakt. Die motie is opmerkelijk, omdat ik via de televisie en de opmerkingen van de heer Démoed begreep dat die motie eigenlijk al een beetje is ingehaald. Wat zegt deze motie namelijk? Ik wil de tarieven van de provincie gewoon bevriezen. Ik geef een aantal overwegingen aan die u rustig kunt lezen. Het komt erop neer dat het de provincie niets kost en het levert de burger heel veel op. Ik wil rust geven aan de burger. Alles wijzigt, aandelen gaan van honderd naar nul, banken vallen om. Alles kan gebeuren, niemand weet waar hij aan toe is. Laten wij rust gunnen aan de burger. Eind vorig jaar wisten we dat de economische groei laag zou, en de inflatie ook. Om die reden heb vorig jaar al nagedacht over het bevriezen van de tarieven. Het Kabinet gisteravond pas! In het Binnenhof. U moet niet gek staan kijken als u mij daar nog een keer ziet rondlopen. Ik wil het hierbij laten, maar ik breng het met een bepaalde heftigheid. Economie is wat ons draaiende houdt. Ik kan mij dus ook niet voorstellen dat er mensen zijn die tegen de motie zijn die de economie draaiende houdt. INGEDIEND IS Motie 137 van het lid Schuringa over actie gevolgen economische crisis bevriezen opcenten en tarieven: “Provinciale Staten van Zuid-Holland in vergadering bijeen op 25 maart 2009 ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Dragen het college op: de provinciale tarieven, zoals opcenten en alle andere tarieven te bevriezen, dat wil zeggen deze in 2010 ongewijzigd te laten ten opzichte van die van 2009. Overwegingen en toelichting: − gelijk houden van de tarieven geeft rust aan burger en bedrijfsleven: men weet waar men aan toe is; − de tarieven van 2009 zijn 3,5% hoger dan die van 2008 omdat toen is uitgegaan van een inflatiepercentage van 3,5% in 2009;
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18441
De economische situatie in Zuid-Holland
− −
het ligt in de rede te verwachten dat het inflatiepercentage van 2009 veel lager zal uitvallen; alles lijkt erop dat het inflatiepercentage van de jaren 2009 en 2010 samen zelfs nog onder de 3,5% zal liggen. Een gelijk houden van tarieven is dus naar verwachting alleszins verantwoord en zal dus geen negatieve doorwerking hebben naar de toekomst;
en gaan over tot de orde van de dag!” De VOORZITTER: Deze motie wordt uitgedeeld en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer WENNEKER (D66): De mondiale economische crisis gaat ons land niet voorbij en ook Zuid-Holland niet. De effecten zijn merkbaar geworden voor het bedrijfsleven, maar laten wij vooral niet vergeten wat dit voor effect heeft op je leven wanneer je als werknemer plotseling zonder baan komt te zitten. Automatisch dient zich daarbij de vraag aan of de provincie van Zuid-Holland iets kan betekenen om het economische tij te doen keren. Die mogelijkheden zijn voor de provincie beperkt. Volgens D66 kan de provincie de economie stimuleren door als breekijzer te dienen en bepaalde projecten alsnog doorgang te laten vinden. Daarnaast zien wij een rol voor de provincie weggelegd bij subsidiëring van duurzame maatregelen. Ik zal hier wat meer over zeggen. Ten eerste, in economisch barre tijden kan de provincie haar positie als middenbestuur gebruiken om als breekijzer te dienen om projecten die al tijden voortslepen, nu alsnog op de kaart te krijgen. De provincie kan daarmee de economie en werkgelegenheid enigszins aanzwengelen. Zuid-Holland kan daarbij de stilstaande politiek bewegen om nu een aantal belangrijke stappen te zetten, zoals bij projecten uit het programma Randstad Urgent bijvoorbeeld, de Oude Rijnzone maar ook bij bepaalde infraprojecten. Een vraag aan de gedeputeerde is of hij kan aangeven of er nog meer projecten zijn die wat het college betreft hiervoor in aanmerking komen. Een andere mogelijkheid die de provincie heeft, zijn subsidieregelingen gericht op de eindgebruikers zoals subsidies voor installaties van huizen, het stimuleren van zonne-energie, et cetera. De eindgebruikers, huishoudens en bedrijven kunnen het geld direct uitgeven waarmee de regionale economie gestimuleerd kan worden. Wij kiezen daarbij voor investeringen in duurzaamheid. Duurzame subsidies waar ook op langere termijn het profijt van merkbaar is. Daarnaast heeft Zuid-Holland al een overprogrammering van projecten uit het MPI, waarbij gekeken wordt naar extra en snelle realisatie van infraprojecten. Dat is bekend, dat gebeurt nu dus al. Het is van belang dat D66 vindt dat de provincie niet moet denken dat zij de crisis kan bestrijden. Wij moeten voorkomen om hierbij symboolpolitiek te gaan voeren. Wat men vooral niet moet doen is halsoverkop plannen gaan maken voor grootschalige extra investeringen. Als het doel is een signaal af te geven aan de Zuid-Hollandse maatschappij bereik je daarmee juist het tegendeel. Het effect van plannen die nu worden gemaakt, is pas over enkele jaren merkbaar. De investeringen krijgen pas na verloop van tijd hun beslag waarbij het zomaar kan zijn dat het effect pas merkbaar is als de crisis het dieptepunt geraakt heeft. Met extra plannen wordt prijsopdrijving en deflatie gestimuleerd. Dat wil je dus niet. Dat is ook niet verstandig. We hebben in dit land nu eenmaal niet voor niets
Schuringa, Voorzitter, Wenneker en Démoed
regels voor de realisatie van grote projecten. Zo lang er van rijkswege geen nota is die zorgt voor regelvrije zones, is ook Zuid-Holland gebonden aan de bestaande en zorgvuldige regelgeving. Dat betekent dat procedures voor extra projecten lang zijn en investeringen niet op tijd zullen komen. Tegelijkertijd is daarbij ook de vraag of de extra middelen die geïnvesteerd worden, wel terechtkomen in Zuid-Holland. Dat is namelijk niet te reguleren. Grote stappen zullen dus toch gemaakt moeten worden door het Rijk en de EU. Het is een illusie om te denken dat men met extra investeringen in Zuid-Holland geholpen zou zijn. Eigenlijk is mijn fractie ook wel verbaasd over het voorstel van de coalitiepartijen, dat nu voorligt. In de week nadat de Raad voor de financiële verhoudingen een rapport uitbrengt over de afroming van het provinciefonds, komt de coalitie nu met de wens om juist extra geld uit te gaan geven. De kern van de boodschap van het rapport is dat provincies zichzelf niet dienen op te blazen door taken op zich te nemen die eigenlijk op het terrein van het Rijk of de gemeente thuishoren. Dus geef je geld uit aan je kerntaken. Dat is ook wat afgesproken is in het programma PNS. Dat ligt in lijn daarmee. Het is dan ook in de geest van het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen om goed te kijken naar de taken die Zuid-Holland doet en of die wel door de provincie gedaan moeten worden. Het opzetten van grootschalige investeringsprojecten hoort daar niet bij. Sterker nog, het druist geheel in tegen de kern van het rapport De heer DÉMOED (CDA): Ik hoor de heer Wenneker steeds zeggen extra investeringen. Volgens mij heeft hij onze boodschap of niet goed begrepen, of ik heb mij niet goed uitgedrukt. Ik houd het maar bij het laatste. Dat is niet de bedoeling. Ik heb volgens mij in mijn bijdrage ik weet niet hoeveel keer gezegd dat het gaat om het versneld uitvoeren van keuzen die wij met elkaar, ook u gelukkig in een aantal gevallen, al hebben gemaakt om de economie een stimulans te geven. Het gaat er niet om dat wij allerlei extra dingen gaan doen. U wekt hier een beetje de suggestie alsof wij vandaag allerlei extra projecten gaan verzinnen. Nee. Het gaat erom dat wij met elkaar gaan kijken om met elkaar investeringen gaan doen voor projecten waar wij vol voor staan. Ik hoop dat dat ook voor u geldt want ik heb altijd begrepen dat u ook in de Zuid-Hollandse samenleving wilt investeren. Ik zou u op willen roepen om hier niet het beeld te schetsen dat het hier om extra investeringen gaat. Dat is niet juist. De heer WENNEKER (D66): Ik snap uw opmerking. Ik heb een vraag. De investeringen waar u over spreekt, zijn dat niet de investeringen die op dit moment al gedaan worden? Als dat niet het geval is, dan spreekt men wel over extra investeringen De heer DÉMOED (CDA): Ik heb een aantal voorbeelden genoemd. Als wij onderhoud in wegen hebben gepland en dat onderhoud staat voor 2010 gepland, dan kan het toch zo zijn dat wij die ambities en investeringen die wij van plan waren te doen, naar voren halen. Dat is wat ik net aan u probeerde uit te leggen. Dat is maar een voorbeeld. Dat kan ook met vele andere investeringen die wij ons hebben voorgenomen. Dat kan al die bedrijven wel degelijk helpen natuurlijk. Ik ben het met u eens dat die bedrijven niet allemaal uit Zuid-Holland komen, maar daar gaat het niet om.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18442 De economische situatie in Zuid-Holland
Als de provincie Zeeland investeringen doet, zullen er ook ZuidHollandse bedrijven bij betrokken zijn. Ik denk niet dat wij op die opmaat dit soort voorstellen moeten gaan beoordelen. De heer SCHURINGA (VVD): Vindt u het wel verstandig om zo’n lange termijn structurele gedachtegang die zit onder het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen, te koppelen aan een kortstondig incident, dat maar twee jaar duurt? Vindt u dat verstandig? De heer WENNEKER (D66): Dat vind ik heel verstandig, uiteraard. De Raad voor de financiële verhoudingen reflecteert op een lange ontwikkeling die al enige tijd gaande is. Bij de recessie zul je ook moeten kijken naar de taak van de provincie en wat zij daarbij kan doen. De taak voor een provincie is volgens de Raad voor de financiële verhoudingen beperkt als het gaat om de economie aan te zwengelen. Ze zijn er wel, daar heb ik ook een aantal voorbeelden van gegeven, maar de raad zegt ook dat die beperkt zijn. De provincie dient zich te beperken tot de kerntaken en niet allerlei zaken erbij te halen en ook geen investeringen te doen om de economische crisis te bestrijden. Het is belangrijk de link te leggen met dat rapport.
Démoed, Schuringa, Wenneker, Van Aelst en Hillebrand
De SP vindt dat dit absoluut niet als kans moet worden aangegrepen om inspraakprocedures af te raffelen en het democratische besluitvormingsproces geweld aan te doen. De reguliere procedures moeten gewoon en zorgvuldig doorlopen worden. Als dat gebeurd is, kunnen projecten wellicht eerder worden gestart. Wat de SP betreft is er een goede mogelijkheid om te investeren in het onderhoud van dijken, waterwegen en bruggen. Grijp dit aan als kans om wegen die toch onderhouden moeten worden, nu te onderhouden. Dit is een goed moment om glas te saneren, bedrijventerreinen echt goed te herstructureren en te kijken naar waar de provincie kan bijdragen aan bijvoorbeeld isolatie van woningen en andere toekomstbestendige oplossingen, zoals ook gedaan wordt in Noord-Brabant. Een ideaal plan om hierbij ook uit te voeren, is de Maximabrug. Het versneld aanleggen van deze brug, uiterlijk in 2014 in gebruik zijnd, zorgt ervoor dat de bewoners van Koudekerke aan de Rijn niet langer naast een verkeersinfarct wonen en onder andere de bus gewoon door kan rijden. Ook zorgt het ervoor dat het goederenvervoer van de bedrijven aan de Hoogwaard in goede banen wordt geleid.
De heer SCHURINGA (VVD): Dat is duidelijk, maar ik denk toch dat ik met iets meer kennis van de motie waar wij het over hadden, het zie als accentuering. U zult moeite hebben om heel nieuwe dingen te ontdekken. Het is accentuering van bestaand beleid en met name de versnelling.
Nog een kleine reactie op de VVD. Een actiegroep. De heer Schuringa mag wat ons betreft gerust een megafoon en een actiehesje lenen. Wellicht maakt hij daar een keer gebruik van, hoewel ik gok dat wij daar vaker gebruik van zullen maken en het waarschijnlijk terug zullen vragen.
De heer WENNEKER (D66): Misschien had het dan geholpen als de coalitie de motie van tevoren verspreid had onder de anderen partijen. We hebben het nu mondeling gehoord van de commissaris, maar we hebben hier nog niet nader over na kunnen denken.
Resumerend: gebruik de crisis niet om inspraak van organisaties, inwoners en andere belangenbewegingen geweld aan te doen, maar maak gebruik van de mogelijkheid om te investeren in toekomstbestendige en duurzame oplossingen. De heer SCHURINGA (VVD): Dank u wel.
Ik zal mijn betoog verder afmaken. Ten slotte is in de lijn van de Raad voor de financiële verhoudingen naar verluidt ook in het pakket crisismaatregelen van het kabinet een beperking van de provinciale en lokale lasten opgenomen. Dat betekent dat de provincie en ook de gemeenten belastingen niet mogen verhogen totdat de crisis voorbij is. Dat betekent dat aangezien de reserves van Zuid-Holland beperkt zijn, er niet op de pof mag worden geleefd. Er is gewoonweg ook geen geld voor deze investeringen. Resumerend: wij zijn geen voorstander van symboolpolitiek en daarom, als het gaat over het afgeven van een signaal aan de Zuid-Hollandse samenleving, is het niet onze keuze om halsoverkop investeringen te doen die zeer waarschijnlijk pas na een paar jaar effect zullen hebben. Wij kiezen er nu voor om juist in deze turbulente tijden die betrouwbare partner en stabiele overheid te zijn die zich focust op haar kerntaken. Mevrouw VAN AELST (SP): Ook wij ontkennen niet dat de economische crisis een groot probleem is. Hoewel wij hier in de provincie niet over de oorzaken gaan, kunnen wij wel proberen om de pijn en gevolgen te verzachten. Op korte termijn moet er vooral voor gezorgd worden dat de schade van de kredietcrisis zoveel mogelijk beperkt wordt. Door overheidsinvesteringen naar voren te halen in bijvoorbeeld het openbaar vervoer, woningen en innovatie, wordt er dus ook geïnvesteerd in werk en banen. Het is een stimulans voor de economie. Dus hier zou een taak kunnen liggen voor de provincie Zuid-Holland.
De heer HILLEBRAND (PvdA): De fractie van de PvdA heeft de aanvraag voor het houden van dit debat vandaag over de rol van Zuid-Holland bij het bestrijden van de gevolgen van de economische crisis van harte gesteund. In de afgelopen maanden en zeker de laatste dagen gonst het rond het Catshuis. Veel provincies en velen grote steden hebben al geïnventariseerd wat zij kunnen doen en hebben maatregelen aangekondigd. Aan het Zuid-Hollandplein heerste er in onze waarneming toch een oorverdovende stilte. Wij hebben kennisgenomen van een aantal van de redenen daarvoor. Natuurlijk, Zuid-Holland is minder rijk dan een aantal andere provincies. We hebben ook bedacht dat de stilte te rechtvaardigen zou zijn als de leden van GS buiten dit huis vooral hard aan het zorgen waren dat al ons geld conform de richtlijnen van het coalitieakkoord ook daadwerkelijk uitgegeven zou worden. Die verdedigingslijn valt straks weg, als u binnenkort naar ons toe moet komen met een jaarrekening die vele tientallen miljoenen aan overschot laat zien. Als wij zo kijken naar de stand van zaken van de verschillende programma's in het coalitieakkoord, achten wij die kans niet ondenkbeeldig en dan druk ik het zacht uit. Wat dat betreft denkt de PvdA dat zeker nu in deze tijd van crisis actie is geboden. Ik geef daarom graag kort aan wat wij daarin van u verwachten.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18443
De economische situatie in Zuid-Holland
•
•
Wij verwachten van het college dat er op korte termijn, uiterlijk half mei, zoals het CDA ook heeft aangegeven, een pakket aan maatregelen op tafel wordt gelegd om daar waar mogelijk, uitgaven naar voren te halen, ik zeg het met klem, ook voor de heer Wenneker, en het beschikbare geld ook daadwerkelijk uit te geven. Wij verwachten dat die uitgaven plaatsvinden conform de afspraken en de doelen in het coalitieakkoord. Nu geen geld over de balk gooien voorkomt ook dat de fractievoorzitter als hulpsinterklaas moet worden inroepen. Ik voeg eraan toe dat als dat pakket in onze ogen onvoldoende soelaas biedt, de fractie van de PvdA vindt dat de Staten dan hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Waar kunnen die versnelde uitgaven gevonden worden? In groene recreatie. In de begroting en in de laatste jaarrekening hebben wij gezien, dat het geld daar niet wordt weggezet. Dat heeft vooral te maken met de onmogelijkheid om op tijd aan te kopen. Dus zeggen wij: van aankoop naar inrichting. Nu versneld investeren in de inrichting van groen betekent ook dat je het geld snel kunt uitgegeven daar waar het kan. Groen is tenslotte groen en de stedeling verdient dat er nu meer recreatiemogelijkheden worden geschapen. Ik wil graag twee voorbeelden noemen waar dat snel zou kunnen: de inrichting van de Broekpolder bij Vlaardingen en versneld in delen van de Oude Rijnzone.
Hillebrand en Dijkhoff
Nederland, vragen wij vandaag met klem aan GS om ten aanzien van dit advies niet op de rem te gaan staan, niet te dreigen met minder investeringen, maar proactief te handelen en om heel concreet de regering en de Kamer te verzoeken om dit advies versneld uit te voeren, maar dan wel integraal met alle consequenties.
Een volgend onderwerp: infrastructuur. Het is al gezegd. Daar waar mogelijk het naar voren halen van onderhoud van wegen en vaarwegen. Ook sluiten wij niet uit dat er nog projecten zijn waar versneld geïnvesteerd kan worden. Dat zijn dan natuurlijk niet de grote meeslepende projecten, want dan ben je vele jaren verder. Als wij kijken naar de plannen voor de ov-visie HollandRijnland, dan denken wij wel degelijk dat daar ook versneld geïnvesteerd kan worden uit de budgetten voor infrastructuur die nu op de plank blijven liggen.
Tegelijkertijd dienen met de provincie afspraken te worden gemaakt over waar de opbrengst die uit die korting gerealiseerd wordt, ook daadwerkelijk geïnvesteerd kan worden in de economie in de verschillende regio's. In het advies staat dat na de korting de provincie niet meer verantwoordelijk is voor een aantal taken waar nu nog wel aan betaald wordt of waarvan wordt overwogen om aan te betalen. Dat moet dan afgelopen zijn. Dus zou er in de overeenkomst moeten zitten dat de kustverdediging een taak is van het Rijk. Met andere woorden, het Rijk gaat uit de opbrengst versneld investeren in kustverdediging en meer specifiek in de zandmotor. Zeer belangrijk voor de baggerindustrie die op dit moment erg getroffen wordt door economische crisis. Het Rijk investeert versneld in nationale landschappen, zoals het Groene Hart. Het Rijk investeert versneld in de hoofdinfrastructuur, zoals het direct realiseren van de vier sporen bij Delft en natuurlijk de RijnGouwelijn-West en de Rijnlandroute. Het Rijk draagt ook verantwoordelijkheid voor de rijksbijdrage voor het nationaal cultureel erfgoed. Als wij zo’n deal met het Rijk zouden kunnen sluiten, dan vermijden wij dat wij een situatie krijgen waarin besturen elkaar lang gaan bezighouden met wie draait waarvoor op. Wij denken dat als wij bereid zouden zijn om PNS versneld in te zetten en versneld uit te voeren, wij de middelen kunnen opbrengen en dat wij met het Rijk een deal zouden kunnen sluiten waar Zuid-Holland, en dus de burger, maximaal economisch van profiteert. Wij dienen daar geen motie over in, omdat wij vinden dat GS dit voorstel van harte en krachtig zouden moeten overnemen. Als u dat met tegenzin doet, dan leidt een motie ook tot niets.
Onderhoud in monumenten en molens. Hier is geen bestemmingsplanwijziging voor nodig. Hier kun je gewoon versneld aannemers aan het werk zetten. Het zijn kosten die op termijn toch gemaakt moeten worden.
Wij wachten uw reactie in eerste termijn af. Als wij die niet bevredigend vinden, dan zullen wij zelf een brief aan de Kamer en de regering sturen en nodigen wij alle fracties in het huis uit om die brief mee te ondertekenen.
Men moet proberen de al beschikbare gelden voor de versterking van de kust zo snel mogelijk in te zetten.
De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Ik was vooraf wel nieuwsgierig naar wat het onderwerp nou zou brengen. Op rijksniveau werd het coalitieakkoord een beetje opengebroken. Ik dacht dat het CDA met een voorstel komt om opnieuw te gaan onderhandelen over alle afspraken die zijn gemaakt in heel andere tijden dan nu. Het bleek toch al gauw eigenlijk gewoon een soort voorlopertje te zijn op de algemene beschouwingen die wij straks gaan houden, waarin de verschillende coalitiepartijen de al gemaakte afspraken allemaal nog eens extra gaan benadrukken met daarbij het woordje versnelling.
Het is vanzelfsprekend in deze tijd om, als je het kunt dragen en dat kunnen wij, de tarieven in 2010 minstens op nul te houden. Mijnheer Schuringa, wij staan vierkant achter de motie van de VVD. We hadden deze graag mee getekend. Jammer dat u deze niet bij ons hebt langs gebracht. Ik sluit af met nog een paar opmerkingen, maar niet de minst belangrijke, over het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen. Het gevaar bij dit rapport is dat het bij de provincies gaat leiden tot een tweede verdedigingslinie. Als er op onze uitgaven gekort wordt, dan hebben wij nog minder mogelijkheden om te investeren in de economie. Dat zat een beetje in de brief die het Ministerie van Binnenlandse Zaken nog vorige week ook van Zuid-Holland heeft gekregen. Wij vinden dat een ongewenste verdedigingslinie, vooral ook omdat de burger daar niet mee is geholpen. Wij hebben in de fractie uitgebreid over dit advies gesproken. Wij vinden het een evenwichtig advies en een deugdelijk onderbouwd advies, dat ook goed in lijn ligt met de PNS zoals wij die hebben ingezet. Daarom, en het is misschien wat vernieuwend in bestuurlijk
Om heel eerlijk te zijn ben ik daar niet zo van onder de indruk. Ook bij de maatregelen die in de motie worden voorgesteld heb ik grote vraagtekens. Bijvoorbeeld het op tijd betalen van facturen, wat op zich fatsoenlijk is om te doen, aanhalen om daarmee de economische recessie aan te pakken, dan denk ik dat de provincie een veel te grote broek aantrekt. Ik denk ook dat de provincie daar niet zo gek veel invloed op kan hebben.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18444 De economische situatie in Zuid-Holland
De inbreng van de VVD verbaast mij ook al een beetje. Op de eerste plaats omdat de heer Schuringa voorstelt om tijdens het borrelen er nog even over door te praten. Dat is misschien wel een goed voorstel in de zin van dat de uitgaven voor de borrel dan bijdragen aan de economie, maar het zet geen echte zoden aan de dijk. De heer Schuringa heeft het over een motie die de economie draaiende houdt. De economie wordt draaiende gehouden door hardwerkende mensen en niet door moties. Zeker niet door moties die volgens economen die op dit moment wel eens op de televisie verschijnen, eigenlijk een averechts effect hebben, namelijk het verlagen van belastingen of het niet verhogen ervan. Ik neem aan dat dit het bekende voorstel van de VVD is om de indexatie weer eens af te blazen. Dat heb ik al voorspeld toen jullie na de verkiezingen de opcenten flink verhoogden en dat jullie vervolgens elk jaar zouden komen met het niet indexeren ervan. Het werkt averechts, want het geld blijft nu in de zakken van de mensen zitten. Dat is hartstikke mooi, maar de vraag is maar of zij het uitgeven. Zeker of zij het in Nederland uitgeven. Als het wordt geïnd als belasting, kan de overheid het ook uitgeven en weet men zeker dat het weer in de economie terechtkomt. De heer DÉMOED (CDA): Ik heb twee vragen aan de heer Dijkhoff. Het is altijd heel gemakkelijk om te zeggen wat niet. Ik hoor u vooral zeggen dat onze bijdrage u niet verrast. Dat is op zich goed, want dan klinkt hij kennelijk vertrouwd. Dat is ook voor u goed. Mijn vraag is dan wel wat u nu als alternatief biedt. U zegt dan wel dat de coalitie of de CDA-fractie vandaag met een herbevestiging van het coalitieakkoord komt waar de term versneld aan is toegevoegd. Wat is dan uw alternatief? Het tweede wat mij stoort is dat u zegt dat het een lapmiddel is, ik vertaal het maar even vrij. Wat is nu de wezenlijke bijdrage van dit stukje dat u nu vandaag voorstelt? Als wij de discussie van vanochtend over duurzaamheid en over spaarlampen thuis gaan afdoen, dan hoeft niemand meer een spaarlamp in huis toe te passen. Ik hoop niet dat u die parallel hebt willen trekken. Mevrouw Tjoeng was zo blij vanochtend met allerlei initiatieven die ook op heel kleinschalig niveau kunnen plaatsvinden. Ik vind het merkwaardig dat men dit soort initiatieven wegzet als een druppel op een gloeiende plaat. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Op het punt van de alternatieven bent u een klein beetje ongeduldig. Daar kom ik natuurlijk op uit. Wat betreft de bijdrage ervan, daarvan denk ik dat het goed is om daar inderdaad realistisch over te zijn. PNS is een aantal keren genoemd. Ik denk dat het beleid voeren op economische recessies, het wordt hier steeds crisis genoemd maar officieel heet het volgens mij gewoon recessie, geen provinciaal beleid is. Dat is iets wat het Rijk moet doen en waar het Rijk ook veel meer middelen voor heeft. Het Rijk heeft een groter belastinggebied dan wij om daar iets aan te doen. Hierin kunnen wij een bescheiden rol spelen. Ik wil niet zeggen dat wij niets moeten doen, want ik kom zo meteen op de mogelijkheden die wij daarvoor zien. Wij denken dat als je maatregelen wilt nemen, deze aan een aantal voorwaarden moeten voldoen. Deze moeten effect hebben op de economie, hoe klein dat ook is. Het moet een tijdig effect hebben en het moet een tijdelijke maatregel zijn. Dat soort maatregelen hoort wat ons betreft bij een economische recessie. Dan denk ik dat het naar voren halen van investeringen daaraan kan bijdragen.
Dijkhoff, Démoed en Schaapman
Ik vraag hier wel bij dat als al deze projecten zoveel sneller kunnen, waarom gebeurt dat dan niet al? Er zijn een paar voorbeelden genoemd waar mogelijkheden bestaan, zoals de Broekpolder in Vlaardingen. Ik denk dat daar best iets kan. Op het gebied van onderhoud is misschien ook wat mogelijk. Hoewel onderhoud niet te snel moet worden gedaan, want dan ben je een goede weg aan het onderhouden of te vroeg en dan ben je ook duurder uit. Ik heb daar nog wel wat vraagtekens bij. Maatregelen waar wij wel iets in zien en die ook gelijk bijdragen aan de andere crisis die wij nog hebben, de klimaatcrisis, zijn investeringen in duurzaamheid, zoals isolatie van woningen en de zonne-energie. Dit zijn allemaal zaken die op de lange termijn toch moeten gebeuren, maar waar je zonder bestemmingsplannen en ingewikkelde MER-procedures en dergelijke heel veel kunt doen. Er zit een tijdigheid in en je kunt er snel mee beginnen. Het is een eenmalige investering dus daar zit die tijdelijkheid ook in. Bij dat soort maatregelen zien wij een mogelijkheid om daar als provincie wat aan te doen. Nog een punt in de richting van de heer Hillebrand, want hij maakt zich zorgen over de baggerindustrie. Als de heer Hillebrand het nieuws een beetje gevolgd heeft, dan heeft hij waarschijnlijk wel meegekregen dat Boskalis een recordwinst heeft behaald en dat de orderportefeuille voorlopig nog goed vol zit. Het is misschien niet de sector waar het het hardste nodig is. Het gaat er daar heel anders aan toe dan in de financiële sector. Terugkomend op het punt van het ongeduld van de heer Démoed. Ik denk dat het juiste moment om dit te bespreken en ik vind het prima om daar nu een voorschotje op te nemen, straks bij de kadernota is. Ik neem aan dat het prima is om GS ergens toe op te roepen, maar zij waren sowieso al van plan om bij de kadernota het een en ander aan te geven over de toekomstige effecten van de economische recessie, van een reeks maatregelen op dat gebied, het advies van de Raad voor de financiële verordening en eventueel welke maatregelen GS zelf voorstellen. Ik denk dat het heel goed is die discussie voort te zetten op het moment dat wij ook iets gaan zeggen over het beleid en dat is bij de kadernota. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie/SGP): Voorzitter, het is goed dat wij vanmiddag in deze Statenzaal over dit onderwerp spreken. Ik ben wat dat betreft namens de fractie ChristenUnie/SGP blij dat het CDA dit initiatief tijdig heeft genomen om erover te spreken. De economische situatie van vandaag de dag vraagt om actie, ook van ons als Zuid-Holland. Als wij om ons heen kijken, zoals al eerder voor het voetlicht is gebracht, is er een situatie van een crisis die zich verbreedt en verdiept. Als daar sprake van is, is het goed dat wij in de aanpak daarvan verbreding en verdieping zoeken. Dat slaat dus niet op de overheid alleen. Dat slaat ook op het bedrijfsleven zelf terug. Hierover verschijnen artikelen dat er andere raden van bestuur zouden moeten zijn en dat er nieuwe wegen gevonden moeten worden om uit de crisis te komen. Dat zal in gezamenlijkheid moeten gebeuren. In dat opzicht hecht ik er even aan om aan te geven dat als je ziet dat hier een paar deuren verderop, op de eerste dag van de lente, een meldpunt economische crisis is geopend bij de Kamer van Koophandel, het signaal vreemd overkomt, en dat signaal zenden wij uit, dat wij als Zuid-Holland er niets aan doen. Dat zouden wij dus anders moeten doen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18445
De economische situatie in Zuid-Holland
Ik zie ook dat het college in de brief die de heer Hillebrand al even naar voren heeft gehaald en die gestuurd is aan het Rijk, aanzetten doet waarop wij zouden kunnen voortborduren om te zorgen dat ook wij als Zuid-Holland met een aanpak komen die effect zal sorteren. Ik weet dat onze mogelijkheden beperkt zijn. Dat ziet onze fractie wel. Ik denk dat het goed is, en dat is meer dan het signaal afgeven zeg ik in de richting van Wenneker en dat is meer dan symboolpolitiek, om de mogelijkheden die wij wel hebben onder elkaar te zetten en met een plan te komen. Dat zou duwen en trekken zijn, maar het moet een plan zijn met effectieve maatregelen. Een plan waarmee wij in samenwerking met anderen resultaten kunnen boeken die nauw aansluiten op onze offensieven die in het coalitieakkoord staan. Dat betekent dat wij geen nieuwe plannetjes gaan bedenken, maar aansluiten op wat wij kunnen en wat wij hebben afgesproken, waardoor wij dicht bij PNS-afspraken blijven die wij met elkaar hebben gemaakt. Ik denk dat ik dan genoeg over de motie zelf heb gezegd die door het CDA is ingebracht. Er resten mij nog twee andere punten. Een is bijna buiten de orde vind ik, maar dat is het uitstapje dat de PvdA-fractie maakte naar aanleiding van het rapport over de financiële verhoudingen. Er lag een oproep van de PvdA, zojuist gedaan in de bijdrage van de heer Hillebrand, waar ik twee kanten in ontdek. Enerzijds richting het Rijk, beul, maak het kort en anderzijds ook richting het Rijk, ja maar wacht even, als wij dan al gekort worden als provincie, dan pakken jullie ook je verantwoordelijkheden. Doe dat dan ook maar snel. Die oproep die de fractie in ons midden neerlegt, steunen wij als ChristenUnie/SGP-fractie. Ten slotte de motie van de heer Schuringa. Er stond VVD boven geloof ik deze keer. De nullijn voor 2010. De heer Schuringa geeft in zijn motie aan dat hij rust wil. Wij vertalen het meer zo dat het een nullijn is voor ons en een bonus voor de bevolking. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Er is blijkbaar een recessie nodig voordat er naar mij geluisterd wordt. Laat ik beginnen bij de motie van de VVD. Inderdaad, daar had mijn naam ook boven kunnen staan. Ik vind het jammer dat ik haar niet mee mocht ondertekenen. Ik ben het er natuurlijk helemaal mee eens, sterker nog, wat mij betreft zou het wat teruggedraaid kunnen worden. Dan de motie van het CDA en de VVD, van de coalitiepartijen. Ik vraag me af waarom deze motie niet twee jaar geleden is ingediend. Wat staat hier eigenlijk? Hier staat alleen maar dat wij wat harder gaan werken en dat wij, als het kan, wat gaan doen aan al die vergunningen. Dat had u toch wel eerder kunnen bedenken? Ik maak een grapje, maar ik meen het heel serieus. Dan hoor ik van de heer Démoed een betoog met een historisch uitstapje. Hij gaat naar de crisis kijken in tabellen van de vorige jaren. Dat is een voorbeeld. Buiten het feit dat die vergelijking niet opgaat, dat is altijd het probleem met historische vergelijkingen, om de eenvoudige reden dat er toen werkverschaffing was en een verplichting om iets te doen voor je uitkering. Dat kunnen wij al heel lang doen. In mijn stad wordt het, sinds wij het voor het zeggen hebben gehad, heel kort jammer genoeg, ook gedaan. Van mensen met een bijstandsuitkering wordt verwacht dat zij iets terugdoen voor die uitkering. Dat doen zij ook. Dat doen zij met heel veel plezier
Schaapman, Sørensen en Van Heijningen
overigens. Ook die maatregel had allang door gemeenten genomen kunnen worden. Nogmaals, u begrijpt dat ik erg blij ben. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Het college heeft zich natuurlijk gebogen over al die vragen die hier vandaag aan de orde zijn gekomen. We hebben natuurlijk een aantal sessies achter de rug waarin wij ons allereerst hebben beraden over de gevolgen van de recessie. Ik heb eerlijk gezegd een aversie tegen het alsmaar noemen van het woord crisis, omdat dat dan een soort self fulfilling prophecy gaat worden psychologisch gezien. Ik wil de ernst van de situatie overigens niet bagatelliseren. Ten tweede hebben wij ons beraden op de mogelijkheden van de provincie Zuid-Holland en dat in het licht van de discussie over het toen aanstaande rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen en de mogelijke reacties van het Rijk. Wij kennen die nu. Wij hebben dat steeds geplaatst in het bredere kader van waar de provincies op dit moment staan in Nederland, bestuurlijk en financieel gezien. U hebt met ons gevolgd dat wij zowel publicitair als bestuurlijk niet bepaald het tij mee hebben. Er komen nogal eens wat negatieve beoordelingen over de rol en de financiën van de provincie binnen. Gedeeltelijk zijn deze terecht, maar gedeeltelijk ook niet. Kijkend naar het perspectief van de provincie Zuid-Holland zeggen wij steeds en dat mogen wij ook redelijk geobjectiveerd met elkaar doen, dat het niet terecht is. Een aantal van u hebt benadrukt dat PNS door ons van het begin af aan als koers is neergezet en is ook daadwerkelijk geïmplementeerd. Het gaat niet over rollen die niet bij de taak van de provincie horen. Wij spreken over de huidige staatsinrichting. Er was ooit een oud minister-president genaamd Kok, die een prachtig rapport over de visie op bestuurlijk Nederland geschreven heeft, waar bestuurlijk Nederland vervolgens niets mee gedaan heeft. Wij opereren als bestuurder en als Statenleden binnen de staatsinrichting. Het geeft geen pas om alsmaar negatief over de provincies te spreken en over alle taken die conform opdracht worden uitgevoerd. Alsof het er niet toe doet. Wij kunnen zien dat de rol van de provincies, als je focust op PNS-taken, er wel degelijk toe doet. Iedereen heeft gelijk om de discussie aan te gaan over alternatieven, maar zover zijn we niet. Dan helpt het ook niet om de provincie in de hoek te schoppen en om te zeggen: die doen maar wat of die provincies halen maar belasting bij de burgers op, de opcenten, een veelgebruikt symbool. Wat hebben wij destijds twee jaar geleden alweer als Zuid-Holland gedaan? We hebben een wel bewuste keuze gemaakt om te investeren in het mobiliteitsvraagstuk. Infrastructuur, wegen, openbaar vervoer, fietspaden en dat in onderling verband beschouwd met allerlei voorzieningen tot aan fietsenstallingen toe. Dat konden wij niet. We hebben mogen constateren dat het Rijk het op dat moment niet deed. Er was nul euro beschikbaar voor extra infrastructuur. Toen stonden wij voor de keuze van een klein beetje doen en het probleem op zijn beloop laten of deze stap zetten. Dat hebben wij zeer gemotiveerd gedaan met een zeer breed draagvlak in de Staten. Ook de fracties die daar politiek gezien moeite mee hebben, hebben daar ja tegen gezegd. Dat geeft aan hoe hoog de nood was op dat moment.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18446 De economische situatie in Zuid-Holland
Vervolgens hebben wij met elkaar een programma bepaald dat gericht is op het oplossen van het mobiliteitsvraagstuk. Neemt u het rapport van de OESO erbij, jaar op jaar. Dit zegt dat de economische ontwikkeling in Nederland, in het bijzonder in de Randstad, wordt geremd door het gebrek aan mogelijkheden tot vervoer. De OESO is een zeer eerbiedwaardig orgaan in Europa met een breder perspectief dan alleen maar Nederland. Daar heeft deze provincie een antwoord op gegeven. Dan mogen de directeuren van de ANWB af en toe geringschattend en meesmuilend over de provincie Zuid-Holland spreken en zeggen dat Zuid-Holland geld ophaalt bij de burgers. Het is wel een provincie die iets doet en met PNS een voorbeeld heeft gesteld en in het land vragen krijgt over hoe zij dat gedaan hebben, van fractievoorzitters tot bestuurders. Doen wij het dan zo gek? Luisteren wij dan niet naar de burger? Nee, wij luisteren wel naar de burger die tegen onze overheid heeft gezegd: u moet een infrastructuurprobleem oppakken. Wij hebben dat twee jaar geleden natuurlijk niet gedaan omdat wij een vooruitziende blik hadden op een eventuele recessie, een zeer ernstige recessie. Op dat moment hebben wij daar geen seconde bij stilgestaan. Wij kijken terug en zien wat wij als politiek in Zuid-Holland aan het doen zijn met het neerzetten van een zeer gericht investeringsprogramma op meerdere terreinen. Ik ga niet alle offensieven op een rijtje zetten, maar die zijn allemaal even belangrijk. Wij zien dat wij dit op een hoog niveau hebben neergezet en daarmee voor de samenleving belangrijke projecten tot stand brengen. Dan is dat als eerste antwoord van dit moment, en ik heb dat ook al benadrukt, de heer Démoed is er als eerste mee begonnen, zorg dat je dat hoe dan ook overeind houdt en zorg ervoor dat je dat met meer kracht neerzet. Ik verzet mij namens het college, en ik ben ervan overtuigd ook namens u, tegen al degenen die in de samenleving af en toe meesmuilend over provincies doen en zeggen dat de provincie Zuid-Holland met de opcenten geld uit de zakken van de burgers klopt. Dan blijf ik steeds roepen: wij doen er wat mee en wij lossen problemen op. Als je dan kritisch naar Nederland wilde kijken, dan heb ik nog wel een paar andere voorbeelden voor degenen die kritisch zullen zijn. Dan kijk ik naar die provincies die bakken met geld ontvangen door dividenden uit de energiewereld en na de verkoop van energiemaatschappijen. Bepaalde voorbeelden ontvangen jaarlijks meer dividend dan dat zij uit het provinciefonds ontvangen. Vervolgens worden daar taken uitgevoerd die niet van de provincie zijn en waarvan velen in Nederland zich afvragen of men zich daar mee moet bemoeien. Zelfs gemeenten zeggen dat de provincie dat niet moet doen. Dat vind ik voorbeelden waarvan je in deze tijd kunt zeggen provincies, schoenmaker, houd je bij je leest. Als de provincies vervolgens toch doorgaan en zeggen dat zij dat zelf wel uitmaken, omdat zij autonoom zijn en een open huishouding hebben en hierover het gevecht aangaan met het Rijk, dan willen wij daar graag naast staan. U begrijpt dat ‘naast’ op afstand staan betekent, want wij willen dat debat niet op die manier voeren als provincie Zuid-Holland. Dat is naar mijn idee voor het imago van provincies vele en vele malen schadelijker dan de provincie Zuid-Holland die om heel goede redenen de grootste problemen in de Randstad wenst aan te pakken. De heer SØRENSEN (Leefbaar Zuid-Holland): Ik wist niet dat wij gingen praten over het bestedingsbeleid van de provincie Gelderland, want daar hebt u het over. Ik sta vol verbazing te luisteren. Ik zit te wachten tot u ingaat op de twee moties. Voor de rest hebt u alleen maar verteld hoe nuttig u bent, maar
Van Heijningen en Sørensen
daarvan is het grootste gedeelte al overtuigd. Dat hoeft u niet nog een keer te zeggen. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Een beetje geduld, mijnheer Sørensen. U zult dit in een wat breder perspectief zien en dan zult u ook zien dat ik niet meer tijd van u benut dan strikt noodzakelijk. Dit is wel een perspectief dat ik zo meteen nodig heb om iets over het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen te zeggen. Daar waar kritisch wordt gekeken naar de rol van provincies en het bestedingsbeleid, vindt u het college van Zuid-Holland, en dan ga ik ook naar de vragen van de heer Hillebrand, volstrekt aan uw zijde. Het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen is een scherpe analyse van de bestuurlijke en financiële verhoudingen en overheidsfinanciën in Nederland. Dit laat ook impliciet zien dat de provincie ZuidHolland op de goede weg is. Dit laat vervolgens ook zien dat er een noodzaak is tot een grondige herverdeling van de overheidsfinanciën in provincieland. Het zegt vervolgens in feite ook: Rijk, doe wat je moet doen, maar ga vervolgens niet lopen bedelen bij al die provincies door ingewikkelde samenwerkingsverbanden aan te gaan. Alle provincies die het Rijk verleiden tot investeringen in de provincie en alleen op die manier rijksgelden aan zich weten te binden. Maak daar nu een keer een einde aan. Provincie, doe wat uw taak is, en gemeenten, doe vervolgens ook wat uw taak is. Ik denk dat in dat opzicht het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen heel goed beschrijft waar wij allemaal anno 2009 in zijn beland. Daar zit ook de koppeling met de mogelijkheden voor investeringen en maatregelen ter bestrijding van de recessie van dit moment. De provincie Zuid-Holland is met handen en voeten gebonden door het al hoge investeringspakket dat wij met elkaar op tal van sectoren hebben ingezet. Dat is een fors investeringspakket. Vervolgens zijn wij ook nog bijna meegesleept in een discussie in provincieland. Dat was de tweede verdedigingslinie die de heer Hillebrand noemde. Ik zou het de eerste verdedigingslinie in provincieland willen noemen, want die houdt namelijk in dat provincies naar het Rijk gaan en aanbieden om allerlei belangrijke pakketten op te pakken om daarmee de crisis en recessie te bestrijden en op die manier aan te tonen dat er geen middelen van de provincies naar het Rijk toe mogen en om aan te tonen dat herverdeling niet de belangrijkste prioriteit is van dit moment. Zuid-Holland zit op dit moment midden in die discussie. Desondanks is deze provincie, en u hebt de brief gelezen aan de regering en in het bijzonder aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, bezig met proberen een antwoord te formuleren op de vraag wat wij er toe kunnen doen. Dan komen wij volledig in de buurt van al die suggesties die vandaag over tafel zijn gegaan en die betrekking hebben op versnelling van infrastructuur en zeker ook op versnelling van maatregelen voor beheer en onderhoud. Meerdere van u hebben dat genoemd. Die raken zeker ook het aspect van duurzaamheid, duurzame inpassing, landschappelijke inpassing van infrastructuur, maatregelen die een duurzame ontwikkeling bevorderen. Dat zijn qua pakket misschien niet maatregelen die in de buurt komen van het pakket dat de provincie Noord-Brabant aanbiedt. Dan hebt u het over 1 miljard euro over een periode van enkele jaren. Dan hebben wij het wel over vooruitkijken en het motto vooruitzien is regeren.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18447
De economische situatie in Zuid-Holland
Dan spreken wij natuurlijk ook over al die wettelijke en procedurele belemmeringen die er zijn. Wettelijk, soms in handen van het Rijk, procedureel, soms in eigen handen als het gaat over de eigen procedures zoals aanbesteding en via contacten met bedrijven. Dan geldt het natuurlijk ook voor de regelgeving op het punt van de vergunningverlening. Daar waar je de mogelijkheden hebt, moet je versnellen. In die richting is het college op dit moment bezig en zouden wij heel wel in staat zijn om u medio mei van antwoord te voorzien De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): De gedeputeerde geeft aan dat dit niet vergelijkbaar zal zijn met wat er in NoordBrabant gebeurt, waar zij op een dikke berg vermogen zitten. Kan de gedeputeerde aangeven of een inschatting maken van waar het ongeveer wel op uitkomt? Dan kan ik een beetje een gevoel krijgen van hoe dit zich verhoudt tot allerlei andere maatregelen die in verschillende bestuurslagen en bij andere provincies worden genomen. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Ik durf dat op dit moment nog niet te zeggen, omdat wij de financiële raming nog niet gemaakt hebben. Het zal in ieder geval niet in de miljarden zijn. Dat mag duidelijk zijn. Als je spreekt over stellingen op het gebied van infrastructuur, dan zou je het over miljoenen kunnen hebben. Als je het over de vrije ruimte hebt van de provincie Zuid-Holland, dan lijkt het erop dat dat op dit moment enkele tientallen miljoenen zijn. Dan moet je ook nog onderscheid maken tussen de structurele en incidentele vrije ruimte in een jaar. Dit is het meest concrete antwoord dat ik u kan geven De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Kort gezegd, het ligt in de orde van grootte van een bedrag van tientallen miljoenen voor wat er kan worden verschoven. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Dat hangt er sterk vanaf in hoeverre wij in staat zullen zijn op het gebied van infrastructuur projecten naar voren te trekken. Bij infrastructuur, het beheer en onderhoud is sprake van forsere bedragen. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Als ik het samenvat als tientallen miljoenen en u reageert daar op deze manier op, betekent dit dan dat ik niet moet denken dat het zoveel wordt of juist andersom, dat het misschien juist nog wel eens wat meer kan worden? Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Ik geef u een zo open mogelijk antwoord. Ik heb gezegd dat ik dat nog niet bestudeerd heb. Het is nog niet besproken en nog niet in lijn gezet. De Staten hebben nu een aantal suggesties gedaan die wij gaan bestuderen. Ik geef u heel globaal aan wat de polsstok van de provincie Zuid-Holland is in het licht van de afspraken die al gemaakt zijn in coalitieverband over het hoge investeringsprogramma. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Daar zijn wij het op zich over eens. Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Nog even terugkijkend naar de invloed van de provincie op de economische ontwikkelingen. Het is volstrekt helder dat de economische ontwikkelingen op een wereldschaal plaatsvinden en dat de provincie als partner een kleine speler is. Tegelijkertijd, als al die partners met elkaar een maatregelenpakket afspreken, dan doet dat ertoe. Als overheid moet je uitstralen dat je doorgaat met opdrachtverlening en dat je dat doet volgens goed
Van Heijningen en Dijkhoff,
koopmanschap en ook nog een keer volgens de regels van de aanbesteding. Op dit moment zie je dat aanbestedingen ook al goedkoper uitpakken. Dat is voor ons ook weer gunstiger, want dan kun je weer meer werk in gang zetten. Dat effect kun je niet meten, maar ik zie aan de eerste reacties op basis van aanbestedingen dat daar na een jaar ook nog een fors voordeel te behalen valt. Dat maakt het mogelijk dat je op die manier reële stappen gaat zetten. Ik vond het overigens een goede inzet van het Rijk om samen met provincies en gemeenten te bekijken of je die maatregelen kunt categoriseren en op die manier een eenheid kunt uitstralen als overheid in Nederland. Dat gaat niet over halsoverkop projecten starten. Ik heb ook niet van enige indiener of toelichting op de motie gehoord dat dat de bedoeling is. Integendeel zelfs. Het gaat om een heel gerichte actie om te versnellen wat je al in je vizier hebt. Dat gaat natuurlijk ook niet over het starten van projecten die niet bij de PNS horen. Ik hoorde de heer Wenneker projecten noemen ten behoeve van eindgebruikers, woningen. Ik zou willen zien welke concrete projecten de provincie zou kunnen opstarten bij projecten die horen bij PNS. Je zit al heel gauw in de sfeer van of het Rijk of de gemeente. Ik denk dat dat een heel belangrijke voorwaarde is en de heer Wenneker heeft hem overigens zelf ook genoemd, dat PNS als leidraad genoemd wordt. De kust is overigens ook nog als een belangrijk thema genoemd. Ik heb begrepen uit de eerste berichten dat dat een thema is dat hoog op de agenda van het Rijk wordt gezet. Dat biedt natuurlijk de provincie Zuid-Holland bij uitstek kansen. Dat geldt ook voor monumenten of voor molens. Het zijn misschien kleine druppels, maar alle druppels tellen uiteindelijk in deze tijd. Wij zijn graag bereid om een plan van aanpak op tafel te leggen medio mei met een pakket van maatregelen. De Zuidplaspolder is overigens ook als voorbeeld genoemd. Ik heb gemerkt dat de private partners daar ook ideeën over hebben. Als private partners en overheidspartners dat in gezamenlijkheid doen, kan dat des te meer massa en vliegwieleffecten oproepen dan wanneer wij op eigen houtje gaan opereren. De heer Schuringa heeft daarbij nog een keer het accent gelegd op overbodige regelgeving. Ik moet nog een keer benadrukken dat de provincie Zuid-Holland al enkele jaren geleden een pakket maatregelen heeft getroffen om te dereguleren. Nu roepen wij ook via IPO het Rijk er telkenmale toe op om te komen tot eenvoudige regelgeving. Als het gaat om de bedrijven, de vergunningverlening en de kwaliteiten van tot aan handhaving toe, is de omgevingsdienst en de Wabo een heel concreet antwoord. Als je een stevige overheidsorganisatie neerzet die van wanten weet en regelgeving snapt, ook al is die ingewikkeld, en de mazen in de wetgeving ziet zonder dat de doelstelling wordt vergeten, ben je ook een goed loket voor die ondernemer. Daar gaat het om. De keerzijde daarvan is, die waarschuwing is ook genoemd in deze Staten, ik geloof door mevrouw Van Aelst, dat niet alle procedures overboord moeten worden gegooid. Er moet ook aan de beschermende kant gedacht worden. Dit is terecht als men denkt aan een project dat vandaag genoemd is, namelijk de CO2-opslag Barendrecht.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18448 De economische situatie in Zuid-Holland
Van Heijningen, Dijkhoff, Voorzitter, Démoed en Schuringa
Je kunt je voorstellen dat zo’n ingewikkeld project, wat je er ook van vindt en ik vind daar op dit moment inhoudelijk nog niets van, bijvoorbeeld een van de projecten is waarbij je zorgvuldig het proces doorloopt en een MER afloopt om te zien waar het om gaat en wat de alternatieven zijn. Datzelfde geldt voor de Rijnlandroute. Dat zijn processen die wel degelijk gevoerd moeten worden om zorgvuldige keuzen te maken. Ik kan die voorbeelden van zorgvuldigheid en rechtsbescherming ook noemen, maar wij weten allemaal dat er tussenin een heel breed gebied is waar je kunt versnellen en vereenvoudigen.
het Rijk op dit moment besluiten, linksom of rechtsom, om alle provincies te korten en geen onderscheid te maken tussen provincies, dan zitten we natuurlijk ook met onze vingers tussen de deur. Dan zou onze vrije ruimte in een keer vertrokken zijn. Daarbij zit een relatie. Is dat niet het geval, dan ziet het college heel wel mogelijkheden om u een pakket maatregelen voor te leggen. Misschien zal daar ook nog wel een keuzemogelijkheid in zitten, omdat ik een aantal verschillende onderwerpen heb horen noemen. Het is mogelijk dat dat meer mogelijke maatregelen zijn dan de financiën op dit moment toelaten
Afrondend, het college ziet zoals toegelicht, wel degelijk mogelijkheden om u medio mei een pakket van maatregelen voor te leggen dat past binnen de wens die op tafel ligt, namelijk het versnellen van activiteiten ter afzwakking van de negatieve gevolgen van de recessie. Dat doen wij met de opdracht die u nog een keer meegeeft binnen de kaders van PNS: trek zoveel mogelijk naar voren. Ik heb daaraan toegevoegd dat daar waar het kan, wij samenwerken met andere partners om daarmee de stevigheid te vergroten. Partners zoals gemeente, Rijk en private partners. Wij zullen vervolgens als het gaat over het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen, in de komende tijd een kritische houding aannemen ter bescherming van de rol van de provincie Zuid-Holland. Wij zullen wel zoveel mogelijk optrekken met de provincies, daar waar het Rijk soms de neiging heeft om buiten de bestuurlijke verhoudingen om over provincies te spreken en maatregelen treft tot het graaien in de portemonnee, ook van de provincie Zuid-Holland. Let wel, als het rapport rechtstreeks overgenomen zou worden, zou dat een beperking van de overheidsfinanciën van de provincie ZuidHolland van 42 miljoen per jaar zijn. Dat is een aanzienlijke aanslag. Wij zijn op dit moment het rapport aan het bestuderen en wij zien nog een aantal rekenonderdelen waarvan wij denken dat men dat niet helemaal goed gezien heeft. Daar willen wij graag, daar waar mogelijk samen met het IPO of alleen, het gesprek over aangaan om dat in goede banen te leiden.
De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Mijn vraag was eigenlijk alleen maar of de uitwerking van de plannen in de kadernota kan. Dat er allerlei keuzen en dergelijke in zitten, dat zien wij dan wel. Dat wacht ik rustig af. Het verzoek is om dat gewoon in de kadernota te doen, zodat wij het op een goede manier kunnen betrekken in onze eigen planning.
De kern van het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen is onze verdedigingslinie. Daar zijn we het van harte mee eens en wij zullen dat ook op de wijze waarop de heer Hillebrand dat heeft gezegd, uitdragen, maar wel met de ruimte die ik net noemde om op een aantal punten dat rapport kritisch te bespreken en op die manier ervoor te zorgen dat Zuid-Holland een voorbeeldprovincie is als het gaat over PNS en tegelijkertijd doorgaat met maatregelen die getroffen moeten worden. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Even nog een vraag aan de gedeputeerde over die voorstellen waar hij mee komt. Hij kondigt aan dat hij dat best medio mei wil doen. Dat is ongeveer hetzelfde moment dat wij ook de kadernota van de gedeputeerde zullen krijgen. Bedoelt hij daarmee dat hij dat in de kadernota doet of krijgen wij daar apart de stukken voor? Mijn voorstel zou overigens zijn om dat in de kadernota te doen Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Wij zullen dat uiteraard betrekken bij de kadernota. Specifiek hebt u hierom gevraagd. Wij vinden altijd een vorm waarin wij specifiek op deze vraag een antwoord geven, maar het heeft een directe relatie met de overheidsfinanciën. Er zit nog een onzekerheid in omdat wij nog niet precies weten welke besluiten het Rijk gaat nemen. Er gingen ook geruchten dat er een korting van 600 miljoen aan de provincies opgelegd zou worden. Dan is de vraag hoe dat dan geïmplementeerd wordt, dat weet je niet, maar dan heb je tegelijkertijd een risico waar je rekening mee moet houden. Zou
Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Daar is het antwoord ja op en ik zoek naar een goede vorm die u in staat stelt om goed over dit onderwerp te discussiëren. De VOORZITTER: Ik stel de Staten voor af te zien van een tweede termijn gegeven de brede inzet die er is. U krijgt niet meer dan een minuut. De heer DÉMOED (CDA): Een paar punten. Allereerst dank aan de heer Van Heijningen voor zijn uitgebreide en heldere beantwoording en voor het feit dat hij de motie uitvoert. We hebben begrepen dat medio mei het moment is dat de kadernota aan de orde komt. Mijn fractie hecht eraan dat het plan van aanpak niet in de kadernota wordt opgenomen omdat wij dan moeten gaan puzzelen wat het plan van aanpak is. U vindt daar vast een goede vorm voor, zo kennen wij u wel. Die zit wat ons betreft niet in de kadernota. Ten aanzien van de wijze waarop u hebt gereageerd op het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen kunnen wij instemmen. Wij voelen mee met wat de heer Hillebrand daarover zei, maar aan de andere kant moeten wij daar ook wel de balans in vinden ten opzichte van de positie van de provincie Zuid-Holland. Als we dat kunnen combineren met investeringen vanuit het Rijk in de dingen die wij belangrijk vinden, dan zijn wij het op dat punt eens met de heer Hillebrand. Tot slot, in de richting van de heer Schuringa. Ik heb nog niet op zijn motie kunnen reageren. Het doet ons vooral deugd dat de heer Schuringa aan de zijde van het kabinet staat waar het gaat om het treffen van maatregelen. Dat is in ieder geval winst. Wij zullen aan de heer Rutten melden dat hij daarbij kan aan sluiten. De heer SCHURINGA (VVD): Geacht CDA, het feit dat u mijn carrière om zeep helpt betekent dat ik extra blij ben met de hulp die ik van de SP heb. Had ik vroeger nog wel eens de indruk dat u erop uit was om de VVD’ers uit te kleden, nu weet ik wel beter. Een paar puntjes nog. De economische crisis is een incident, een langdurig incident. Daar is geen twijfel over, maar het is niet structureel. De Raad voor de financiële verhoudingen, de midtermevaluatie, de kadernota die we gaan behandelen, de begroting 2010 zijn dat veel meer. Die zullen gewoon doorgaan. Laten wij deze niet mengen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18449
De economische situatie in Zuid-Holland
Wij moeten nu even snel zorgen dat de economische acties worden uitgezet. Er is een bedrijfskundig spreekwoord dat zegt: alles wat je aandacht geeft, groeit. Dat geldt zowel in het positieve als in het negatieve. Ik denk dat dat erg waar is. Laten wij zorgen dat onze positieve acties groeien door er aandacht aan te geven, zowel in werkelijkheid als in het gevoel van de bevolking. Daarnaast wil ik u danken voor de verbale steun voor de motie. De heer WENNEKER (D66): In eerste termijn heb ik aangegeven wat de visie is van D66 op de rol en mogelijkheden van de provincie in deze recessie. Ik zal dat niet gaan herhalen. Een aantal punten nog. Het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen. De PvdA heeft een oproep gedaan aan het college en de heer Van Heijningen heeft daar een uitleg aan de gegeven. Wij sluiten ons aan bij de oproep van de PvdA met die aanmerking dat het ook van belang is dat een aantal taken teruggaat naar het Rijk. Inderdaad. Maar Rijk, doe dat dan ook alsjeblieft zelf. Dat betekent voor Zuid-Holland dat wij ons niet moeten laten verleiden door steeds weer met cofinanciering te komen, want dat is dan ook echt een taak van het Rijk. Uiteindelijk gaat de cofinanciering drukken op de provinciale begroting. De motie van de coalitie is eigenlijk een overbodige motie. De motie roept eigenlijk gewoon op tot het uitvoeren van het coalitieakkoord. Ik neem aan dat dat toch al de bedoeling was en dat dat zou gaan gebeuren. Wij kunnen de motie niet steunen omdat wij vinden dat die overbodig is. De motie van de VVD zal mijn fractie wel steunen, omdat mijn fractie al vanaf het begin af aan, en dan gaat het met name over het belangrijke punt van de opcenten, geen voorstander is geweest van verhoging hiervan. Mevrouw VAN AELST (SP): Wij hebben nog een vraagje richting gedeputeerde. Hoe snel is versneld? We hebben het gehad over dat je procedures geen geweld aan moet doen en dat procedures goed doorlopen moeten worden. Wij vragen ons dan toch af of het niet zo is dat als je nu projecten versnelt of dat gaat proberen te doen, deze bijvoorbeeld pas over een jaar of twee, drie uitgevoerd kunnen worden. Wij vragen ons af of deze dan nog heel zinvol zijn. Verder vinden wij het goed om te horen dat GS het dus met ons eens zijn dat zorgvuldigheid in inspraak en procedures heel belangrijk is. Verder heb ik nog een reactie op beide moties. De motie van de VVD wordt gesteund, want wij zijn al jaren voor het niet verhogen van de opcenten. Dat is nog steeds zo. Dit vinden wij een goede motie. Het sluit inderdaad ook aan bij de oproep van het Rijk die er al ligt. U hebt in mijn bijdrage kunnen horen dat ik voorstander ben van het naar voren halen van onderhoud en dergelijke. Wij gaan niet met de andere motie instemmen omdat het te kort dag is en de consequenties zijn voor ons niet goed te overzien. Tevens vraagt deze motie om uitvoering van uw coalitieakkoord, niet ons coalitieakkoord, waar wij ook niet mee hebben ingestemd. Er staat nog een aantal andere zaken in waar wij niet mee kunnen instemmen. Wij vinden het dus te kort dag. Wij zouden wel graag een bespreekstuk voor in MKE krijgen in mei en vanaf dat punt bezien of wij wel of niet hiervoor kunnen zijn.
Schuringa, Wenneker, Van Aelst, Hillebrand en Dijkhoff
De heer HILLEBRAND (PvdA): Wij danken het college voor de beantwoording. Wij zien niet zo heel veel licht tussen de concrete door ons voorgestelde aanpak en zoals het college het wil benaderen. Wij wachten het pakket maatregelen in mei met vertrouwen af. Wij roepen wel op om daarover actief te communiceren en er vooral voor te zorgen dat het geld dat beschikbaar is, ook daadwerkelijk uitgegeven wordt. Wees hierbij flexibeler in de besteding binnen de verschillende programma's. Ik heb al gezegd, als je geen groen kunt aankopen, maar het elders wel kunt inrichten, kies daar dan voor. Als het gaat over het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen snappen wij dat GS hier en daar nog eens goed naar de ijkpunten willen kijken, maar proeven wij toch een positieve basishouding. Wij vinden dat winst. Wij denken ook dat nu op dit moment in Den Haag afspraken te maken zijn, met name over het feit dat het Rijk nu dan ook haar verantwoordelijkheid neemt. Wij verzoeken het college, en wij zullen dat ook in de richting van de Kamerfracties doen, en iedereen die ons daarbij wil vergezellen is welkom, PNS ook vanuit dit oogpunt krachtig uit te dragen. Dat betekent dat er buiten meer het beeld ontstaat dat Zuid-Holland vooroploopt in plaats van dat wij nu in sommige kranten lezen dat Zuid-Holland niets doet. Dat is een onderdeel. De heer DIJKHOFF (GROENLINKS): Niet alleen de economie gaat af en toe een klein beetje onderuit, ook de heer Schuringa doet dat letterlijk. Ik wil van de tweede termijn gelijk maar een beetje een stemverklaring maken. De fractie van D66 noemt de motie van het CDA overbodig. Daar ben ik het mee eens. Ik denk dat deze zelfs tweemaal overbodig is. Een keer wat betreft de inhoud, omdat het gewoon op het coalitieakkoord slaat, waar een aantal punten in zit waar GroenLinks niet achter staat en de tweede keer wat betreft de oproep. In eerste termijn is denk ik duidelijk geworden dat de gedeputeerde toch echt van plan was om rond de kadernota met dit soort plannen te komen. Ik denk dat hij daar geen extra aansporing voor nodig heeft. Die motie zullen wij dus niet steunen. Wat betreft de motie van de VVD, ik zou de heer Schuringa willen oproepen om die motie in te trekken, wat het lijkt mij op de eerste plaats niet zo goed voor de economie als wij dit gaan doen. Het is ook denk ik niet helemaal eerlijk om nu te zeggen om de inflatie niet te gaan doen. Als u vindt dat de opcenten omlaag moeten, dan moet u gewoon met een voorstel komen om de opcenten echt te gaan verlagen en niet het inflatiepercentage ter discussie te stellen. Als straks bij de kadernota in breder perspectief gepraat gaat worden over de maatregelen die nodig zijn, dan vind ik het onverstandig om op dit moment een maatregel waar u dan achter staat over de opcenten, nu al vast te leggen. Het lijkt me verstandig om eerst de gedeputeerde maar eens te laten vertellen in de kadernota hoe het volgens hem moet. Dan volgen wij de discussie over de opcenten op de plek waar deze thuishoort. Volgens mij is dat wanneer wij het over de kadernota hebben. Houd u deze alstublieft aan.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18450 De economische situatie in Zuid-Holland; interpellatie van de VVD over de Rijnlandroute
Gedeputeerde VAN HEIJNINGEN: Allereerst ten aanzien van de financiën. In het debat in deze Staten is al aandacht gevraagd voor de keuze die wij hebben gemaakt voor het inflatiepercentage. Ik herinner mij debatten in deze Staten toen wij ons gebaseerd hebben op de ramingen van het CPB. Dat was toen 3,5%. We kunnen natuurlijk in de loop van dit jaar gevoeglijk aannemen dat het een ander percentage is geworden. Daar waar het gaat over de voorliggende motie, moet ik u bekennen dat we in het college ook al stilgestaan hebben bij de wens vanuit de Staten bij de eerste voorbereidingen van de kadernota. Ik lees deze motie als een verbijzondering van het debat dat destijds gevoerd is. Daar zullen wij bij de kadernota exact op terugkomen met de vertaling van deze motie. De richting die deze Staten daarbij aangeven is volstrekt helder. Daarbij word ik overigens nog gesteund door de Statengriffie. Zij dachten dat wat de Amerikaanse president kan, en dat is een miljoen dollar bijdrukken, de gedeputeerde van Zuid-Holland ook moet kunnen. We hebben een nieuw bankbiljet ontworpen met het hoofd van deze gedeputeerde daarop. Als ik er echt niet uitkom dan zal ik mij bij de Statengriffie vervoegen met de vraag of zij nog wat kunnen bijdrukken. Als de Amerikaanse president dat kan, yes I can, dan kan ik dat ook. De versnelling waarover gesproken wordt. Ik reken het tot onze opgave om bij het pakket van maatregelen aan te geven wat voor termijn er nodig is om de maatregelen in gang te doen zetten. Ik vind dat dat bij de vraag hoort die u gesteld hebt.
Van Heijningen, Voorzitter en Nulkes
MOTIES 136 EN 137 WORDEN AANGENOMEN.
INTERPELLATIE OVER DE RIJNLANDROUTE Mevrouw NULKES (VVD): Ik ga het kort houden. De groene buffer blijft de groene buffer. De reden van deze interpellatie over de Rijnlandroute is de urgente situatie omtrent de recente ontwikkelingen van deze Rijnlandroute. Specifiek is dat het artikel in het AD van afgelopen maandag, 23 maart, waarin duidelijk blijkt dat het Rijk de buitenomvariant ten zuiden van Valkenburg opnieuw op de agenda wil zetten. De VVD vindt deze variant onaanvaardbaar, want het doorkruist de groene buffer bij Wassenaar en Valkenburg. Het provinciebestuur heeft zorgvuldig mogelijkheden bestudeerd en er is gekozen voor onderzoek naar drie varianten. De buitenomvariant is hierin niet meegenomen. De inzet van de gedeputeerde richting het Rijk is uitstekend en dit willen wij ondersteunen. Daarom dienen wij een motie in om de buitenomvariant te voorkomen en de groene buffer te behouden. Wij wachten de reactie van GS hierop af en wij hopen dat deze motie ondersteund wordt door andere partijen hier in PS. Zodoende maken wij ons samen sterk. Wij zeggen richting het Rijk duidelijk dat de groene buffer de groene buffer blijft. INGEDIEND IS Motie 138 van de leden Nulkes, Van der Dussen, Waterman, Brill en Ten Hagen over de Rijnlandroute buitenomvariant onaanvaardbaar:
Daar waar het gaat over het rapport Financiële verhoudingen en de vraag van de heer Hillebrand, daar zit wat ons betreft helemaal geen licht tussen. Goed dat u met ons nog even kijkt naar een aantal ijkpunten en een aantal discussiepunten dat voor Zuid-Holland nog minder ongunstig zou kunnen uitpakken, temeer ook omdat wij destijds de opcenten niet verhoogd hebben om ons vermogen te vergroten, maar voor heel concrete maatregelen hebben gebruikt. Het heeft er wat aanwijzing van dat je achteraf gestraft wordt voor die houding. Aan de andere kant, het aftoppen van het belastinggebied mits je je eigen belastinggebied houdt, is volgens mij helemaal bij de lijn die wij al zelf hebben ingezet. Daar waar u samen met ons kunt lobbyen, graag. Het college zal ook, dat is in de commissie Bestuur en Middelen al aangeboden, nog een notitie maken met een lijn in dezen, ook qua proces, zodat wij met elkaar dezelfde lobbyboodschap kunnen uitdragen. Éen van die punten zou kunnen zijn dat de provincie Zuid-Holland de hoogste investeringsquote heeft in Nederland. Dat betekent dat wij met de middelen die we hebben, zeer gericht aan het investeren zijn in deze samenleving. Het college gaat aan de slag met de voorliggende moties
Overwegende dat: − het provinciebestuur, na zorgvuldige bestudering van alle mogelijkheden en in nauw overleg met betrokken gemeentebesturen, heeft gekozen voor onderzoek van drie varianten in de bij wet voorgeschreven MER-procedure; − wij geen reden zien dat het Rijk deze variant opnieuw op de agenda zet; − deze variant dwars door de Groene Buffer tussen Wassenaar en Valkenburg loopt, hetgeen een ernstige inbreuk op dit gebied zou betekenen;
De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen te sluiten. Dan is aan de orde de stemming over de motie op stuk nummer 136. Willen de leden die daarvoor zijn, hun hand opsteken? Voor die motie zijn de fracties van het CDA, Leefbaar ZuidHolland, ChristenUnie/SGP, VVD, PvdA. De motie is aangenomen.
Spreken als hun mening uit dat: de aanleg van de Rijnlandroute door de groene buffer tussen Wassenaar en Valkenburg onaanvaardbaar is en dragen het college van Gedeputeerde Staten op om met alle mogelijke bestuurlijke middelen te voorkomen, dat de Rijnlandroute door deze groene buffer wordt aangelegd;
Dan de motie op stuk nummer 137, wie is daar voor? Voor die motie hebben gestemd de leden die voor de vorige motie hebben gestemd plus D66 en de SP. GroenLinks is tegen. Die motie is aangenomen. Dat zijn wij toe aan de interpellatie van de VVD.
en gaan over tot de orde van de dag!”
“Provinciale Staten van Zuid-Holland in vergadering bijeen op 25 maart 2009 ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Constaterende dat: het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de mogelijkheid van aanleg van de Rijnlandroute dwars door de Groene Buffer tussen Wassenaar en Valkenburg aan de orde stelt;
De VOORZITTER: De motie wordt uitgedeeld en maakt deel uit van de beraadslaging.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18451
Interpellatie van de VVD over de Rijnlandroute
Gedeputeerde VAN DIJK: Ik wil graag stilstaan bij de uitspraak in de motie. Er is wat verwarring over, want ik hoor ook in de omgeving vragen over hoe de provincie en het bestuur hierin staan en in welke mate de gedeputeerde ook gecommitteerd is aan deze verkenning van de buitenomvariant. Laat ik helder zijn, wij hebben het traject gelopen van nut en noodzaak naar MKBA en nu uiteindelijk in een MER-traject om uiteindelijk een besluit te nemen. In dat hele traject is in de MKBA de buitenomvariant afgevallen. Een van de belangrijkste redenen daarvoor was de aantasting van de landschappelijke en natuurwaarden. Dat heeft PS besloten en daarmee is dat een gedane zaak. Daarmee is duidelijk hoe uiteindelijk in deze Staten daarover besloten is. Dat is voor mij bestuurlijk een referentiepunt. Een ander heb ik niet wat dat betreft. Vervolgens moet ik constateren dat wij voor de financiering van de Rijnlandroute in hoge mate afhankelijk zijn van het Rijk. Het Rijk eist daarvoor niet een eenvoudige MIT-verkenning, maar een MIRT, een integrale brede verkenning die én naar de infrastructuur kijkt én naar het groen én naar de woningbouwontwikkeling én naar de bio science én naar Estec én naar de greenport. Dus er moet een heel brede MIRTverkenning op tafel komen. Een van de onderdelen in de brede verkenning is een Elverdingverkenning naar de Rijnlandroute. Daarvan wordt vereist in de systematiek van het kabinet dat dat een brede inventarisatie is van varianten die beschikbaar zouden kunnen zijn voor de Rijnlandroute. Ik kan het Rijk niet ontzeggen dat zij dat op een rijtje wil zetten. Zo heb ik het ook tegen de minister gezegd. Ik ben in het bestuurlijke duo van het Randstadproject met de minister trekker van die MIRT-verkenning. Ik heb tegen hem gezegd dat ik hem niet kan ontzeggen dat hij die informatie op een rijtje wil zetten. Wij zullen hem ook helpen wat dat betreft met alle informatie die nodig is, want we hebben al het nodige opgeschreven en uitgezocht in de MKBA. Er is een plussen- en minnentabel over. Hij krijgt alle achtergrondinformatie van ons zodat hij ook kan worden overtuigd van het feit dat dit een heilloze weg is. Daarom is daar geen draagvlak voor, niet in de regio en niet in de provincie. Ik heb wat dat betreft geen ruimte voor hem en ik ga daar ook niet voor. Elke keer komt dan het verhaal van ja, maar de varianten die jullie in de MER hebben zijn wel dure varianten. Over de spoorvariant heeft hij dat nog een keer extra gezegd. Tegelijkertijd heb ik tegen hem gezegd, u zegt sober, ik zeg duurzaam. Elke keer als hij het woord sober gebruikt, wij moeten een sobere variant hebben, dan zeg ik een duurzame variant. Zo hebben wij tegen elkaar gezegd dat dat het ook zal worden. Wat er uitkomt weet ik niet, maar weet een ding goed: ons bestuur, onze GS weten heel duidelijk wat hun referentiepunt is en dat is het Statenbesluit waarin de buitenomvariant is afgevallen. Daarmee is het klaar. Mevrouw NULKES (VVD): Het enige wat ik daarop nog kan zeggen, is dat het een duidelijk verhaal is van de gedeputeerde waar wij volledig in meegaan. De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): Eerst de verwondering dat wij over een motie spreken die wij niet gezien hebben voor de vergadering en een beantwoording op schriftelijke vragen die wij om 09.53 uur op internet mochten aanschouwen.
J.W.A. van Dijk, Nulkes en Blokhuizen
Zoals mijn fractievoorzitter al zei, wij zullen als welk Statenlid dan ook iets ter discussie wil stellen in deze zaal, op welk moment dan ook, dat niet tegenhouden want dat is een goed recht. Naar het onderwerp. De gedeputeerde is heel duidelijk. Hij zegt dat wij al besloten hebben dat de buitenomvariant geen onderdeel is voor de provincie. Daarmee is het, hij zei het zelf, klaar. Daarmee is eigenlijk de motie een beetje overbodig, want we hebben het hier al uitgesproken. Verder worden wij ondersteund door een motie die afgelopen maandag unaniem in de gemeenteraad van Wassenaar is aangenomen, waar zelfs werd gesteld door de fracties en ik citeer: "liever geen Rijnlandroute dan deze”. Als de staat komt met deze, dan wil Wassenaar niets. Daarbij vinden zij Voorschoten aan hun zijde en dat geeft hen aardig wat problemen, denk ik. Ik zit er toch wel mee of het een truc is. Is het een truc van het ministerie om de Staten een beetje te masseren, omdat wij alleen maar komen met dure ontwerpen en met iets goedkopers moeten komen? Daardoor zullen mensen er gemakkelijker mee instemmen. Wij hebben een heel slechte variant, de slechtste van allemaal, nemen jullie nu genoegen met de second best of in dit geval, de tweede op een na slechtste? Dan hebben jullie in een geval al wat gewonnen. Het kan zo zijn dat daarmee ook de tegenstanders onder druk worden gezet. De gedeputeerde heeft een paar keer aangegeven dat hij zijn rug recht gaat houden richting de minister. Hoe kan hij dat volhouden? Kan hij dat echt ook volhouden, want volgens mij zijn wij tenslotte ook medeondertekenaar van Randstad Urgent en daar staat dit natuurlijk in. Wat zijn de stevige woorden van GS waard? De gedeputeerde doet net, als ik hem vandaag hoor, maar vooral ook gisteren in Leiden, of zijn politieke lot aan dit verhaal hangt. De buitenomvariant is onaanvaardbaar en als de gedeputeerde verliest, wat dan? Hij zei ook gisterenavond: u kunt mij erop afrekenen. Waarop slaat afrekenen dan? Gelijk een stemverklaring wat betreft de motie, dan hebben wij dat maar gehad. Volgens mij is deze motie vooral bedoeld voor de Wassenaarse bühne om twee redenen. Op de eerste plaats omdat het alleen maar over Wassenaar gaat. Overal waar de Rijnlandroute komt wordt de natuurwaarde aangetast. Zo simpel is het en de burgers hebben er flink last van. De tweede, waarom mochten wij niet mee tekenen? U krijgt meer draagvlak en dan kunt u aan de Wassenaarse achterban laten zien dat u in staat bent verschillen te overwinnen. U had onze handtekening zeker onder deze motie gehad, die eigenlijk overbodig is. Daar hebben wij eigenlijk al een uitspraak over gedaan. Mevrouw NULKES (VVD): Ik vind het fijn om te horen dat u de motie dan toch wel wilt ondersteunen. Als u haar graag had willen mee tekenen, mag u haar zeker ook ondersteunen. U zegt dat het alleen voor Wassenaar is, maar dat is natuurlijk onzin. Dit is voor de totale provincie Zuid-Holland van belang. Infrastructuur voor de hele Tuin- en Bollenstreek en vandaar dat wij deze hebben opgenomen. De drie varianten die er nu nog liggen, zijn uitstekend.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009
18452 Interpellatie van de VVD over de Rijnlandroute
Daar is een zorgvuldig onderzoek naar gedaan. Ik denk dat het prima is dat wij die voortzetten. Dat is ten gunste van Wassenaar maar ook van andere gemeenten. De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): Ik vrees alleen dat mensen bij de Stevenshof daar anders over zullen denken als er straks een snelweg voor de deur ligt. Nogmaals, ik vind het jammer dat de VVD-fractie niet de wil heeft getoond, het gaat niet over de moeite, niet de wil heeft getoond om in de breedte deze motie te laten ondersteunen. Dat had ze wel gesierd. De heer MAASSEN (SP): Het aanleggen van de Rijnlandroute gaat ten koste van de natuur en van het woongenot van mensen die langs het tracé wonen. Dat was al jaren het standpunt van de SP-fractie en ik ben blij dat de VVD eindelijk ook tot dit inzicht is gekomen. Ik vind het alleen nogal hypocriet. De Stevenshof, Voorschoten, de Stevenshofpolder, zij zullen allemaal slachtoffer worden van het aanleggen van de Rijnlandroute en de VVD komt alleen op voor Wassenaar. Net als bij GroenLinks roept dat bij mij ook de vraag op of de VVD daar iets te winnen heeft. Ik denk van wel. Ik denk dat de VVD daar iets goed heeft te maken nadat zij de achterban in Wassenaar flink in de steek heeft gelaten toen zij haar keutel introk bij de streekplandiscussie over Valkenburg. De SP-fractie is en was tegen de Rijnlandroute en dus ook tegen de buitenomvariant. Daarom steunen wij deze motie. Wij willen geen vierbaansnelweg door de Onderdijkse polder. Wij willen ook geen vierbaansnelweg door de Stevenshofpolder. Wij willen ook geen vierbaansnelweg door Voorschoten. Ik vraag mij af waarom deze interpellatie is ingediend door de VVD. Heeft mevrouw Nulkes er geen vertrouwen in dat gedeputeerde Van Dijk het besluit dat PS al hebben genomen, gaat uitvoeren? Ik had het haar net willen vragen, maar zij was heel snel weg met de tweede termijn. Deze discussie met de minister is voor mij een bewijs dat de insteek die GS hebben gekozen voor de Rijnlandroute, niet kan. Die insteek van een weg die duurzaam is maar wel betaalbaar, blijkt niet mogelijk. Er worden enorm veel aanpassingen voorgesteld op dit moment. Er zijn al heel veel aanpassingen voorgesteld. Allerlei regio’s willen tunnels, Voorschoten wil een tunnel, de Stevenshofbewoners willen een tunnel. De vraag is of je voor een fatsoenlijk bedrag de weg maatschappelijk aanvaardbaar kunt krijgen. Het Rijk lijkt dit namelijk niet te willen gaan betalen en de uitkomst van het hele debat zou dus wel eens kunnen zijn dat de weg uiteindelijk goedkoop maar maatschappelijk onaanvaardbaar wordt aangelegd. Een uitkomst die voor mijn fractie een schrikbeeld is. Ik rekende na het debat van vandaag op de steun van de VVD tegen de Rijnlandroute op maaiveldniveau langs de Stevenshof. Ik reken er ook op dat de VVD net zo hard zal opkomen voor de inwoners van Voorschoten als zij nu doet voor de inwoners van Wassenaar. Gedeputeerde VAN DIJK: Is er druk van de minister om deze variant in te brengen? Ik denk van niet. De minister is in een Elverdingverkenning verplicht om een brede afweging van alle varianten, ook aan de Kamer, te laten zien. Als hij deze variant niet meegewogen heeft, dan zou later iemand in het hele proces tegen hem kunnen zeggen: waarom heb je nooit die variant bekeken? Dat is hetzelfde als dat je zegt om aan de goedkope of minder duurzame kant geen varianten mee te nemen.
Nulkes, Blokhuizen, Maassen en J.W.A. van Dijk
Zo hebben wij hier in deze Staten discussies gehad over de Spoorvariant. Hiervan zei ik dat deze eigenlijk veel te duur is. Moet men die wel meenemen? Uiteindelijk hebben wij daar beslissingen in genomen. Ik wil in die zin de minister niet het recht ontzeggen dat hij heeft om van deze variant voor zijn Elverdingverkenning en zijn afweging om straks geld aan ons te geven voor de aanleg van die weg, alles op een rijtje te zetten. De heer MAASSEN (SP): Dan wil ik graag van de gedeputeerde weten wat het voor nut heeft gehad dat PS in de MKBAdiscussie die variant ook al hebben onderzocht en hebben afgewezen. Is dat hele onderzoek dan voor niets geweest als de minister het toch opnieuw gaat doen? Gedeputeerde VAN DIJK: Het is fantastisch want we hebben dan ons huiswerk klaar. Ik kan dan ook aan de minister laten zien hoe deze bij ons uit de MKBA komt. Zo ga ik ook nu met de MER door, want uiteindelijk gaan PS over het tracé en moeten wij dat vastleggen in het streekplan. Dat hebben wij al gedaan. Wij beslissen hier welk tracé het wordt, tenzij de minister daar ooit overheen wil gaan. Dat zou kunnen, als hij een rijksbelang en dergelijke definieert. In dat stadium zitten we helemaal niet. Dat zijn beelden uiteindelijk, hypotheses, waar we helemaal niet aan toe zijn. Op dit moment gaat het voor de minister puur en feitelijk om de vraag van als de buitenomvariant erin zit, wat moet ik daar dan over melden en hoe ziet die er uit. Dat moet ik ook aan de Kamer laten zien. Tegelijkertijd zeg ik wel dat het ook wel eens zo zou kunnen zijn dat de minister zegt dat hij niet zoveel geld heeft. Dan kom ik bij de truc, maar dat is een onderhandelingssituatie die de minister misschien voor zichzelf ook wil creëren, om tegen mij te zeggen, het kan ook wel een beetje minder. Als je hem buitenom aanlegt, dan kost het maar zo veel. Dan is ons antwoord daar ogenblikkelijk op dat dat geen alternatief is, want de Staten willen dat niet om die en die reden vanwege duurzaamheid en inpassingsvragen. De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): Wij waren een maand geleden in de Stevenshof en daar was mevrouw Neppérus. Een liberaal Kamerlid, dat zei dat men in de Tweede Kamer dondersgoed weet dat hier uitsluitend een heel dure optie mogelijk is, omdat niemand meer accepteert dat wij langs huizen een snelweg aanleggen met alle fijnstof- en geluidsoverlast van dien. Gedeputeerde VAN DIJK: Fijn dat u een VVD Tweede Kamerlid ten tonele brengt. Dat een VVD-Kamerlid dit gezegd heeft, want dan weten wij dat er op dat punt zelfs steun van de VVD in de Tweede Kamer te verwachten is als er straks een variant op tafel moet komen die ook goed en duurzaam en maatschappelijk ingepast wordt. Daar ben ik blij om. Het is blijkbaar niet alleen voor Wassenaar maar ook daarvan was al duidelijk in de Tweede Kamer dat het helder was dat het probleem ruimer speelt. Dan nog het punt van wat ik heb gezegd en waar ik sta. Wat van belang is, is dat u nu duidelijk van mij weet wat mijn referentiepunt is in de onderhandelingen. Dat is de uitspraak die deze Staten hebben gedaan, ook in de afweging van de variant.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 25 maart 2009 18453
Interpellatie van de VVD over de Rijnlandroute; hamerstukken; sluiting
Daarmee ben ik aan het onderhandelen met de minister. U zult moeten wachten op wat eruit gaat komen. Daar ben ik op aanspreekbaar en voor verantwoordelijk en daar zal ik verantwoording over afleggen elke keer weer als u dat wilt. Of ik daar ook op afgerekend moet worden, dat is voor mij nu niet aan de orde. Dat oordeel is zelfs ook aan u. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslaging te sluiten. Is er nog behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Zo niet, dan is aan de orde de stemming op stuk nummer 138 van mevrouw Nulkes en de haren over de buitenomvariant van de Rijnlandroute. Wie is voor die motie? Die motie is bij afwezigheid van de fractie van de Partij voor de Dieren en de Onafhankelijke Groep Trinthamer en Leefbaar Zuid Holland met algemene stemmen aangenomen. MOTIE 138 WORDT AANGENOMEN.
MET
ALGEMENE
STEMMEN
6. HAMERSTUKKEN A. VOORSTEL VAN GEDEPUTEERDE STATEN TOT HET VERLENEN VAN SUBSIDIE ZONEBEHEER AAN DE MILIEUDIENST ZUID-HOLLAND ZUID (6040) B. VOORSTEL VAN GEDEPUTEERDE STATEN OVER OPENSTELLING REGELING PROBLEEMGEBIEDENVERGOEDING IN VEENWEIDEGEBIED ZUID-HOLLAND (6043) C. VOORSTEL VAN DE STATENCOMMISSIES INZAKE AANGENOMEN EN AFGEHANDELDE MOTIES VAN PROVINCIALE STATEN (6042) DEZE VOORSTELLEN WORDEN ZONDER BERAADSLAGING EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. SLUITING VAN DE VERGADERING De VOORZITTER: Ik sluit de vergadering om 15.50 uur.
J.W.A. van Dijk en Voorzitter