Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
Inhoudsopgave
1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 27 mei 2009 ...................................... 3
2.
Regeling van werkzaamheden ................................................................................................... 3
3.
C-stukken ................................................................................................................................... 3
A.1
Voorjaarsnota 2009 Algemene beschouwingen PvdA-fractie………….………………………………………………….4 .Algemene beschouwingen CDA-fractie………………….…………………………………………..9 . Algemene beschouwingen SP-fractie…………………………………….…………………………13 . Algemene beschouwingen VVD-fractie…………………………….…….…………………………15 . Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie…………………………………………………...18 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie….……………………………………….…………20 Algemene beschouwingen PvhN-fractie…..…………………………………………………..…….24 Algemene beschouwingen D66-fractie…….………………………………………………………..27 Algemene beschouwingen PvdD-fractie………………………………………….…………………30 . Antwoorden van Gedeputeerde Staten……………………………………………………………..34 Repliek van de PvdA-fractie………………………………………………………………………….52 Repliek van de CDA-fractie…………………………………………………………………………..53 Repliek van de SP-fractie…………………………………………………….……………..………..54 Repliek van de VVD-fractie………………………………………………….………………………..56 Repliek van de ChristenUnie-fractie…………………………………………….……..…………….57 Repliek van de GroenLinks-fractie…………………………………………….……………..……...57 Repliek van de PvhN-fractie………………………………………………………………………….60 Repliek van de D66-fractie…………………………………………………….……………..………60 Repliek van de PvdD-fractie………………………………………………….…………………..…..61 Dupliek van Gedeputeerde Staten…………………………………………………………………..62
1
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
2
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der Koningin Griffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 42 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), de heer J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), B.P.A. Blom (SP), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), H.J. Flokstra (SP), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), W. Haasken (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw O.G. Hartman-Togtema (VVD), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt, S.J. Krajenbrink (CDA), A.F. Krol (SP), E.J. Luitjens (VVD), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), J. Meesters (VVD), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), R. Sangers (SP), mevrouw M.R. Schalij (PvdA), mevrouw K.R. Schraagen (VVD), mw. C. SciaccaNoordhuis (SP), mevrouw J. Siersema-Venema (GroenLinks), mevrouw G. van der Sluis-Huisman (ChristenUnie), H.J.B. Spoeltman (PvdA), H. Staghouwer (ChristenUnie), mevrouw F. Stavast (GroenLinks), H.T. Stavenga (PvdA), R. Stevens (ChristenUnie), mevrouw L. van der Tuin-Kuipers (CDA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: mevrouw F. Mete (PvdA), A.F. Krol (SP) Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: J.C. Gerritsen, M.J. Jager, D.A. Hollenga, W.J. Moorlag, R.A.C. Slager. Opening De VOORZITTER: Dames en heren, goedemorgen. Ik open deze vergadering van Provinciale Staten van Groningen en ik heet iedereen, ook degenen die op de publieke tribune hebben plaatsgenomen, van harte welkom. Ik heb bericht van verhindering ontvangen van mevrouw Mete. Mevrouw Van Kleef en mevrouw Hazekamp komen iets later. Gedeputeerde De Bruijne zal afwezig zijn vanwege een privégebeurtenis. Zijn dochter studeert vandaag af in Wageningen. In het Presidium hebben wij geoordeeld dat haar vader daarbij hoort te zijn. Gedeputeerde Moorlag neemt voor hem waar. 1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 27 mei 2009
Zonder beraadslaging of stemming worden de betreffende notulen vastgesteld. 2.
Regeling van werkzaamheden
Zonder beraadslaging of stemming wordt de regeling van werkzaamheden, inclusief de agenda, vastgesteld. 3.
C-stukken a. Brief van 1 mei 2009, nr. 2009-26.086/18/A.16, EZ, met bijlage, betreffende Social Return; b. Brief van 24 februari 2009, nr. 2009-10.201/9/A.11, EZ, betreffende beantwoording vragen Groningen Airport Eelde; c. Brief van 14 april 2009, nr. 2009-22.195/16/A.16, VV, betreffende stand van zaken ontwerp tracé besluit verdubbeling N33 en de brief van 28 april 2009, nr. 2009-25.192/18/A.10, WE, betreffende strategische grondaankopen verdubbeling N33. d. Brief van 14 april 2009, nr. 2009-22.748/16/A.23, VV, betreffende stand van zaken spoorlijn Groningen-Heerenveen; d. Brief van 19 mei 2009, nr. 2009-29.641/21/A.18, FC, betreffende benchmarkonderzoek kostprijzen bij de Bureaus Jeugdzorg; e. Brief van 10 februari 2009, nr. 2009-07400/7/A.9, CW, betreffende wijziging criteria budget Middenevenementen;
3
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 f.
Brieven van Gedeputeerde Staten van 29 april 2009, nr. 2009-26.269, RP en van 29 april 2009, nr. 2009-26.390, RP, betreffende gemeente Eemsmond;verzoek om principe-uitspraak inzake realisering biomassavergistingsinstallatie bij Rixona te Warffum; g. Brief van De Noordelijke Rekenkamer van 16 april 2009 betreffende ontwerpbegroting 2010 h. Noordelijke Rekenkamer en de brief van het Presidium betreffende ontwerpbegroting 2010 Noordelijke Rekenkamer en jaarstukken 2008. Zonder beraadslaging of stemming wordt besloten de voornoemde stukken voor kennisgeving aan te nemen. De VOORZITTER: Ik zeg eerst nog iets over de spreektijd. Bij de behandeling van voorjaarsnota’s worden normaliter Algemene Beschouwingen gehouden. Het specifieke is nu dat er een beleidsarme Voorjaarsnota 2009 is gepresenteerd, omdat er nog allerlei bezuinigingen op ons af komen en wij niet precies weten hoe dat zal uitpakken. De Staten zijn betrokken in de discussie over hoe het in het najaar zal gaan en dat betekent ongetwijfeld dat een deel van de discussie van vandaag in een preciezere vorm in het najaar zal worden gevoerd. Dat doet niets af aan het feit dat u met elkaar hebt besloten dat u deze vergadering wilt houden, want er is het nodige voor te beschouwen en uit te zetten. Deze beleidsarme Voorjaarsnota 2009 herbergt voldoende stof om hier een mooie dag aan te wijden. De fracties hebben elk 20 minuten beschikbaar, globaal verdeeld in 15 minuten voor de eerste termijn en 5 minuten voor de tweede termijn. Het zou goed zijn om dit aan te houden, want dan is het mogelijk om in de tweede ronde goed op elkaar te reageren. U dient de interruptiemicrofoon alleen te gebruiken voor interrupties en niet voor een tweede termijn. Het College wordt gebonden aan een spreektijd van 75 minuten. A-stukken: A.1 -
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 12 mei 2009, nr.2009-22921, FC, betreffende de Voorjaarsnota 2009: ontwikkeling begrotingsbeeld 2009, (3e wijziging begroting 2009); cofinanciering Kompas en cofinanciering REP (4e wijziging begroting 2009) Hierbij is ook aan de orde: De brief van Gedeputeerde Staten van 5 juni 2009, nr. 2009-34124, FC, met een erratum op de Voorjaarsnota 2009 - raming Provinciefonds 2010. De brief van Gedeputeerde Staten van 3 maart 2009, nr. 2009-11.663/10/ A.11, OMB/PB, betreffende Jaarrapportage Energieakkoord Noord-Nederland De brief van Gedeputeerde Staten van 18 mei 2009, nr. 2009-25.708/18/A.13, PP, betreffende uitvoering ruimtelijk economisch stimuleringsbeleid.
De VOORZITTER: Gisteravond heeft u ter complementering van de stukken op uw eigen verzoek nadere financiële informatie per email gekregen over het project Regiotram, waarover u al eerder stukken heeft ontvangen. Ik zie dat er onrust is, maar we zullen dat zo nog even checken en we zullen die stukken alsnog vermenigvuldigen en verspreiden. Vanuit enkele commissies is verzocht om de brief van GS van 3 maart over het Energieakkoord Noord-Nederland bij de discussie te betrekken. Dat geldt ook voor de bovengenoemde brief van 18 mei 2009 inzake het ruimtelijk economisch stimuleringsbeleid. Als eerste heeft mevrouw Mansveld van de Partij van de Arbeid het woord. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, in 1972, een kleine 40 jaar geleden, verscheen het rapport 'Grenzen aan de groei' van de Club van Rome. Het legde een verband tussen de economische groei en de effecten op het milieu. Het voorspelde de impact op de grondstoffen en voedselvoorraad. Het toekomstbeeld was uiterst somber. Hoewel het rapport ook aan kritiek onderhevig was, markeerde het wel een omslag in het denken over milieu en economische ontwikkeling. De thema's die in het rapport naar voren werden gebracht, kwamen op de politieke agenda te staan, waardoor ecologie geleidelijk een onderdeel van integraal beleid werd. Vorige week is POP 3 vastgesteld. Een goed voorbeeld van opnieuw een stap voorwaarts in die integrale benadering. Hoe stem je ambities op het vlak van ruimte, economie, energie en ecologie
4
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 op een goede manier op elkaar af? De mal/contramal-gedachte geeft duidelijk blijk van het bewust om willen gaan met economische ontwikkeling in samenhang met de ruimtelijke kwaliteit. De keuze voor een beperkt aantal locaties voor windmolens laat zien dat hoge ambities voor windenergie samen kunnen gaan met een zo beperkt mogelijke aantasting van het open landschap. De discussie die wij nog in deze Staten gaan voeren over de grenzen aan de groei van veehouderij, past goed in dat rijtje thuis. Waar de voorspellingen van de Club van Rome betrekking hadden op de gevolgen van economische groei, bevinden wij ons thans in een recessie. Waar destijds gesproken werd over bevolkingsgroei, zien we nu dat delen van Nederland, waaronder Noord-Nederland, juist aan het krimpen zijn. Het rapport ‘Grenzen aan de groei’ verscheen in een tijd waarin 'de maakbare samenleving' werd verpersoonlijkt door politici als Den Uyl die een nadrukkelijke hervormingsagenda voerde. Veranderingen werden in dat tijdsbestel gezien als verbeteringen en geassocieerd met verbetering. In het actuele tijdbestel worden veranderingen door velen als bedreiging ervaren en bij de afgelopen Europese verkiezingen koos een groot deel van het electoraat tegen verdergaande veranderingen en voor een conserverende agenda. Het stemhokje werd een middel van protest, met grote winst voor apolitieke politici tot gevolg. De columnist Bas Heijne schreef in de NRC van 13 juni 2009: “Vrijheid is niet het probleem, dat is tegenwoordig een synoniem voor angst. Binding is het probleem, je thuis voelen in een omgeving die niet vanzelf vertrouwd aandoet.” En daar ligt wat ons betreft de opgave voor onze provincie. Wij moeten een maatschappelijke en fysieke omgeving creëren waar mensen zich vertrouwd en thuis voelen, letterlijk en figuurlijk. Zonder de vrijheid op te offeren. Welke keuzes maken wij in deze provincie in antwoord op de problemen van vandaag, van morgen maar vooral van overmorgen en daarna? Welke keuzes maken wij in deze tijd met een ronduit somber financieel perspectief? De Partij van de Arbeid is van oudsher een partij die vooruitgang nastreeft, de boel bij elkaar wil houden en streeft naar een ongedeelde samenleving, emancipatie en solidariteit. De PvdA vindt dat we ons bij financiële tegenslag moeten blijven bekommeren om de zaken die gewone mensen raken, zoals wonen, werken, zorg, onderwijs en een leefomgeving waarin sociale samenhang en leefbaarheid hoog op de agenda staan. Deze Algemene Beschouwingen gaan over het bereiken van de grenzen van groei. Het gaat dan over: Bevolkingskrimp Krimpende bestedingsmiddelen voor de provincie Krimpende energievoorraden die ons dwingen tot transitie. Krimp. Het woord ‘krimp’ heeft een negatieve connotatie. Groei is goed, krimp is slecht. Dat blijkt ook uit de financieringssystemen. Nog steeds wordt uitsluitend groei beloond. Maar Nederland is te klein voor een periferie. Er zal naast het bestaande groeibeleid ook een krimpbeleid moeten worden ontwikkeld voor krimpregio’s. Naast kwantitatief groeidenken ook kwalitatief groeidenken. Het veranderen van die mindset is lastig, maar wel noodzakelijk. Hoewel het kabinet doordrongen is van de ernst van de krimpproblematiek, worden hier vooralsnog onvoldoende financiële consequenties aan verbonden. De PvdA vindt dat een deel van de middelen die tot nu toe aan groei werden besteed, zullen moeten worden ingezet voor krimp. Substitutie dus. De woorden van minister Van der Laan over een solidariteitsbijdrage aan de krimpgebieden vanuit het Rijk is ons dan ook uit het hart gegrepen. Wij gaan er van uit dat het College deze minister ook aan zijn woorden blijft herinneren. Binnen een krimpscenario verandert de woonopgave. We hebben een kwalitatieve productieopgave naast een kwantitatieve reductieopgave. Het betekent dat de te ruime jas van wonen en voorzieningen aangepast moet worden aan een verminderd aantal burgers met aandacht voor ontgroening en vergrijzing. Risico's als onverkoopbare woningen, leegstand en verpaupering liggen op de loer. Leefbaarheid kan onder druk komen te staan en lage inkomenscategorieën blijven achter omdat zij de minste bewegingsruimte hebben. Onverkoopbaarheid van minder gewilde particuliere woningen kan ertoe leiden dat mensen in hun laatste levensfase niet naar een woonzorgfaciliteit kunnen. Hierdoor verscherpen tegenstellingen. Sociale segregatie moet voorkomen worden. Leefbaarheid wordt niet gemaakt in het provinciehuis of in het gemeentehuis, maar in de buurt of in het dorp. Voorkomen moet worden dat er te veel voorzieningen verdwijnen. De PvdA is bijzonder content met de beleidsspeerpunten ‘leefbaarheid en wonen’ en ‘omgaan met krimp’ en de samenhang van beleid in het Uitvoeringsprogramma POP.
5
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Voor de krimpgebieden moeten ontwikkelingsvisies worden gemaakt waar mobiliteit, voorzieningen en woonvisies in samenhang wordt gebracht. Wij vragen het College krimpscenario’s te ontwikkelen waaruit blijkt welke effecten krimp heeft op de ontwikkeling van de gehele provincie. Is het College hiertoe bereid? Gelet op de werkgelegenheid- en werkloosheidcijfers in deze recessie blijkt dat we het niet meer slechter doen dan de landelijke trend. De economische structuurversterking van de afgelopen jaren werpt zijn vruchten af. De kernzones Groningen/Assen en het Eemsmondingsgebied doen het zeer goed. Dat is een mooi resultaat van veel inspanningen de afgelopen jaren. We starten langzaam maar zeker met het alternatief ZZL pakket. Een enorme infrastructurele en economische investering niet alleen in Groningen, maar in de hele regio. Een investering die de noodzakelijke infrastructurele verbindingen legt en verbetert. Tegelijkertijd stellen wij vast dat de potentiële beroepsbevolking krimpt. Een beroepsbevolking die kwalitatief en kwantitatief beantwoordt aan de verwachtingen van het bedrijfsleven is een belangrijke factor voor het vestigingsklimaat. Het vervangingsvraagstuk ligt nadrukkelijk op tafel. Naar verwachting zal 60% van het technische personeel in het Eemsdeltagebied in de komende jaren met pensioen gaan. Om nog maar te zwijgen over de grote groep babyboom MKB-ers in onze provincie die geen opvolging kan vinden en zijn zaak gaat sluiten. Duidelijk zal moeten worden hoe bedrijvigheid zal reageren op krimp. Wat gaan bestaande bedrijven doen en komen er nog nieuwe bedrijven? Onder welke voorwaarden zullen bedrijven investeren en gaat hier de markt zijn werk doen? De uitdaging voor de provincie is het behouden en ontwikkelen van een vitale regionale economie waarin de demografische opgave is geïntegreerd. Hier is een stevige overheid nodig die goede condities schept door bijvoorbeeld flink te investeren in kennis om een vitale onderwijsstructuur te houden. Wij vragen het College dan ook economische scenario’s te ontwikkelen voor de provincie, inclusief arbeidsmarktscenario’s, waaruit blijkt welke effecten de zojuist genoemde punten hebben op de economische ontwikkeling van de gehele provincie. Is het College hiertoe bereid? De PvdA fractie pleit voor een zwaarder accent op scholings- en arbeidsmarktbeleid. Er dreigt frictiewerkloosheid en tezelfdertijd zijn er veel vacatures in bijvoorbeeld onderwijs en technische beroepen. Een oud probleem duikt op: onderbesteding van ESF-middelen. In krimpregio’s liggen extra opgaven zoals verhoging van de participatiegraad; binden en boeien van hoger opgeleide werknemers, benutting van grensoverschrijdende arbeidsmarkt en de aantrekkingskracht van de regio op jongeren. De PvdA vindt dat er tegen de recessie in moet worden gewerkt aan verhoging van de participatiegraad en het blijven sturen op inzetbaarheid en werkzekerheid door middel van scholing. Bij jong en oud! De PvdA heeft bij de Dag van de Verantwoording nogmaals aangegeven hoe belangrijk zij het Seaport Experience Center vindt om jongeren op inspirerende wijze in aanraking te brengen met bouw en techniek. Door een juridische ingewikkeldheid is de € 34.000 die bestemd was voor dit Experience Center en niet is uitgegeven in 2008, niet overgeheveld naar 2009. Middels bijgevoegd amendement vragen wij om deze € 34.000,- vanuit de begrotingsruimte 2009 toe te voegen aan het budget voor het Experience Center. Amendement A Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 juni 2009 ter behandeling van Voordracht 16/2009, betreffende de Voorjaarsnota 2009, besluiten de derde wijziging van de Begroting 2009 als volgt te wijzingen: De begrotingspost 7103 (Arbeidsmarkt) bij het programma Ondernemend Groningen, thema Bedrijvigheid, op pagina 108 wordt toegevoegd een bedrag van € 34.000,-- in de kolom nieuwe post/verhoging. In 2010 komen er landelijk zo’n 25.000 werklozen per maand bij. In die situatie is het beter dat jongeren een vervolgopleiding gaan doen dan de gok op de arbeidsmarkt te wagen. De PvdA wil ook dat er tijd wordt gekocht om jongeren langer in de school te houden zolang er vrijwel geen werk is voor deze groep. Hiervoor is geld nodig. De scholen hebben te maken met een macrobudget. Meer leerlingen, betekent minder geld per leerling. O&O-fondsen moeten worden aangeboord, maar ook het ministerie moet financieel aan de bak om een verloren generatie te voorkomen. Ingezette acties van het Rijk moeten regionaal worden versterkt. Hiertoe dienen wij de volgende motie in:
6
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
De VOORZITTER: De motie luidt aldus. ”Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 juni 2009, constateren dat: de kredietcrisis zijn sporen nalaat in Groningen; er maandelijks meer en meer Groningers WW en WWB aanvragen, overwegende dat: het actieplan Jeugdwerkloosheid van het Rijk mogelijkheden biedt om jongeren aan een baan te helpen; het actieplan niet voldoende uitgewerkte ideeën bevat om jongeren ervan te overtuigen langer in de schoolbanken te blijven; het programma School EX uit het actieplan wel een regionale plus kan gebruiken; juist ten tijde van de crisis opscholen meerwaarde heeft, verzoeken het College van GS om samen met onderwijsinstellingen en Werkpleinen te komen met een voorstel voor een provinciale campagne: “Leren tot de kansen keren”, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Broekhuizen (PvdA), mevrouw Mansveld (PvdA), mevrouw Veenstra (SP), de heer Haasken (VVD), mevrouw Van der Tuin (CDA), de heer Staghouwer (ChristenUnie) en de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nummer 1, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, jongeren zijn belangrijk voor onze regio en wij willen horen wat zij te zeggen hebben. Een van die mogelijkheden is het televisieprogramma ‘De Uitlaatklep’. Daar geven jongeren hun mening over maatschappelijke thema’s zoals drugs- en alcoholgebruik, armoede, etc. Dit programma lijkt op te houden te bestaan. De PvdA vindt dit jammer en alhoewel wij op geen enkele wijze onze neus in de programmering van RTV-Noord willen steken, doen wij toch een oproep om De Uitlaatklep in de lucht te houden. Op initiatief van de PvdA Statenfractie is een succesvolle lobby gevoerd om het Glazen Huis naar Groningen te krijgen. Het belooft een fantastische week te worden waarbij saamhorigheid en solidariteit centraal staan. In het publieke debat verdwijnen nuances steeds meer naar de achtergrond en het imago van Nederland als tolerante en ruimdenkende natie zijn we al tijden kwijt. Mijn fractie is dan ook verheugd dat Groningen in 2011 roze kleurt in het kader van Roze Zaterdag. Evenementen als het Glazen Huis en Roze Zaterdag moeten niet een Gronings feestje blijven, maar juist met heel Noord-Nederland gevierd worden. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt aldus. ”Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 juni 2009, constateren dat: Groningen gaststad zal zijn van nationale evenementen als 3FM Serious Request en Roze Zaterdag, overwegende dat: deze evenementen aantrekkingskracht uitoefenen op inwoners in heel Noord-Nederland; Openbaar Vervoer in Noord-Nederland rond 1 uur ’s nachts stil komt te liggen, hetgeen noorderlingen belemmert deze evenementen volledig mee te maken; Noordelijke eenheid gebaat is bij het gezamenlijk beleven van dergelijke evenementen, verzoeken het College van GS in overleg te treden met de noordelijke vervoerders en de NS over het inzetten van nachttreinen en –bussen tijdens evenementen als 3FM Serious Request en Roze Zaterdag, en gaan over tot de orde van de dag.”
7
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
De motie is ondertekend door mevrouw Mansveld (PvdA), mevrouw Beckerman (SP), mevrouw Van der Tuin (CDA), de heer Bultje (PvdA), de heer Zanen (PvhN), de heer Van der Ploeg (GroenLinks) en door iemand van de VVD, wiens handtekening onleesbaar is. De motie krijgt nummer 2, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, de financiële toekomst van de provincie is somber. In korte tijd ontwikkelt deze zich van een groeiscenario, via een beheersscenario vermoedelijk naar een saneringsscenario. Zoals al eerder in mijn betoog gezegd vindt de PvdA dat we ons bij financiële tegenslag moeten blijven inzetten voor de zaken die gewone mensen raken, zoals een huis, een baan, een school voor de kinderen en zorg in een leefomgeving waarin sociale samenhang en leefbaarheid de basis zijn. Hier ligt voor de PvdA de centrale vraag: kunnen budgettaire kaders worden gecreëerd om de kwaliteit van ruimte en de sociale binding in de krimpgebieden aan te pakken, de economische ontwikkeling verder voort te zetten en daarvoor de juiste mensen op te leiden en te werven? In september zal er meer duidelijkheid zijn als een aantal financiële scenario’s voor de provincie zijn doorgerekend ook de Begroting 2010 van het Rijk bekend is. In dit najaar zullen zeer ingrijpende keuzes moeten worden gemaakt en besluiten worden genomen. In het licht van de financiële scenario’s zal de provincie kritisch moeten kijken naar haar werkzaamheden in samenhang met de bestuurskracht en wettelijke taken van andere overheden. De verhoudingen tussen provinciaal en gemeentelijke bestuur veranderen. Ik noem alleen al het voorbeeld van de Wro en de taken daaruit voorvloeiend. Binnenkort is het bestuurskrachtonderzoek van de provincie gereed. De bestuurskrachtonderzoeken van de gemeenten zijn er al. De PvdA verwacht dat er na de uitkomst van het bestuurskrachtonderzoek van de provincie spoedig een uitgewerkte visie en opinie komt van GS over de verhouding provinciaal en gemeentelijk bestuur, zoals reeds toegezegd in januari jongstleden. Ook wil ik hier noemen hoe belangrijk samenwerking is en steeds belangrijker wordt, ook intergemeentelijk. Intergemeentelijke samenwerking is noodzakelijk, onvermijdelijk, en onomkeerbaar. En niet alleen in krimpregio’s. Ik weet dat mensen in deze zaal er op wachten hoe dicht ik bij het woord herindeling kom. Ik moet u teleurstellen. Samenwerken en netwerken op gemeentelijk niveau, dicht bij de burger is belangrijk, maar wel geïnitieerd van onderop. Voorzitter, de club van Rome schilderde in 1972 het beeld van oprakende grondstoffen in de wereld. Toentertijd werd dit fel bekritiseerd. Inmiddels staat energie hoog op de politieke agenda en zat de Club van Rome er niet zover naast. Met Energy Valley willen we het centrum van energie en kennis worden van Europa. Een groot deel van de energieopwekking voor Nederland gebeurt straks in de Eemshaven. Naast de ambitie om een gasrotonde te worden zou het woord Energierotonde hier ook niet misstaan. De afvoercapaciteit van stroom uit de Eemshaven is op dit moment niet toereikend. Vorige week verscheen een krantenbericht naar aanleiding van uitspraken van de minister van Economische Zaken. In dit bericht staat dat vijf landen, waaronder Nederland, een plan willen maken om windmolens op zee te verbinden met het stroomnet en een zogenaamd stopcontact op zee te maken. Naar aanleiding hiervan dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt aldus. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 juni 2009, constateren dat: de provincie Groningen en het Energy Valley gebied, niet alleen een belangrijke positie innemen op het gebied van gas en energietechnologie, maar ook op het gebied van elektriciteitopwekking en –verbinding steeds belangrijker wordt in Nederland en NoordwestEuropa; we hier ervaring hebben opgebouwd met het leggen en benutten van de grootste gelijkstroomkabel ter wereld naar Noorwegen; de procedure voor een nieuwe verbinding over land van de Eemshaven naar Lelystad is gestart,
8
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 overwegende dat: in Noord-Nederland, het aangrenzende gebied in Duitsland, straks met de kabel naar Denemarken en op zee, een enorm vermogen aan windenergie getransporteerd en gemanaged moet worden; er op 31 januari 2007 een motie door de Staten is aangenomen om te onderzoeken of het mogelijk is om de stroom van de centrales in de Eemshaven via een gelijkstroomkabel over de zeebodem boven de eilanden langs naar Holland af te voeren, aan welke motie door het College nog geen uitvoering is gegeven; het steeds duidelijker wordt dat een stopcontact op zee voor het afvoeren van windenergie noodzakelijk is en dat Nederland en enkele andere landen dat gezamenlijk willen oppakken; het voor een duurzame toekomstige elektriciteitsvoorziening van groot belang is dat er toegewerkt wordt naar een groot netwerk (supergrid) van Noorwegen tot Portugal en mogelijk verder, roepen het College op te onderzoeken of: er vanuit de Eemshaven aansluitingen kunnen komen opeen groot gelijkstroomnet voor wind op zee, zodat windstroom beter kan worden benut en ingepast in het Europese stroomnet; een dergelijk net dan ook gelijk kan worden benut voor afvoer van stroom van de Eemshaven naar Holland, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Mansveld (PvdA), de heer Rijploeg (PvdA), de heer Keurentjes (CDA), de heer Staghouwer (ChristenUnie),de heer Van der Ploeg (GroenLinks) en door een lid van de VVD-fractie. De motie krijgt nummer 3, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, grenzen zijn niet statisch en het kan ook geen kwaad soms over grenzen heen te stappen. Neem Europa. Groeikansen liggen ook over de grens. De geldstromen van de Europese Unie verleggen zich naar interregionale speerpunten. Fractiegenote Ingrid Mortiers heeft zich de afgelopen tijd ontpopt tot een ware ambassadrice van de NOA/Nordconnect-gedachte door vanuit haar NHI-vertegenwoordigerschap, aan te schuiven bij diverse internationale bijeenkomsten. Zij ervaart steevast dat juist van over de grens de belangstelling voor Noord-Nederland groot is. Het uitdenken van een concept van een verbindende as vanuit NoordNederland via Duitsland, Scandinavië richting Baltische Staten is niet voldoende. De PvdA vindt dat we ook zelf de grens over moeten gaan om verbindingen te leggen en de uitgestoken handen te accepteren. Tot slot. Wat de PvdA fractie betreft is nu grenzeloosheid op het vlak van innovatie, inspanning en ideeën geboden. Gezien de grenzen van mijn spreektijd laat ik het hierbij. De VOORZITTER: Hartelijk dank. U heeft precies 15 minuten gesproken. We zijn nu bij de heer Brouns van de CDA-fractie. De heer BROUNS: Voorzitter, op een dag waarop de Algemene Beschouwingen worden gehouden vraag je je af: waar staan we voor? En waar staan we op dit moment? En als je dat helder voor ogen hebt, vraag je je ook af: hoe tonen wij dan onze daadkracht om van waar we staan, te komen tot waar we willen komen en hoe pakken we dat aan? De huidige samenleving staat onder druk: zowel economisch, maatschappelijk, als politiek. Voor de een is dat wat meer dan voor de ander. Als overheid dragen wij mede verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat alle mensen voor de samenleving behouden blijven en daar hun plek vinden. Onze inwoners worden geconfronteerd met onzekerheid. Onzekerheid of ze hun baan straks nog wel hebben. Sommigen zijn hun baan al kwijt. Onzekerheid of ze de hypotheek nog wel kunnen betalen en of ze kunnen blijven wonen waar ze nu wonen. Hun vertrouwen in de toekomst staat onder druk. En, wat de CDA-fractie betreft, draait het daar om in deze Algemene Beschouwingen: een herstel van vertrouwen. Dit binnen de beperkte mogelijkheden die wij als provinciale overheid op dit punt hebben. Wij beseffen terdege dat wij onderdeel uitmaken van een regionaal, landelijk, Europees en zelfs wereldtoneel en dat de provinciale invloed beperkt is. Een herstel van vertrouwen is nodig in de politiek, in de economie, in de gehele samenleving en in ons zelf. Om te komen tot voorwaarden die kunnen leiden tot een herstel van dit vertrouwen, zullen
9
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 duidelijke en andere politieke, vernieuwende keuzes moeten worden gemaakt. Die keuzes zullen uitleg en toelichting behoeven. Die keuzes zullen ingrijpen op de manier waarop wij met elkaar omgaan en op de wijze waarop wij met elkaar in de samenleving staan, maar die keuzes moeten vooral bestendig zijn voor de generaties na ons. Voorzitter, laten wij een provinciaal beleid voeren dat ervoor zorgt dat wij en de generaties na ons op een goede manier mogen en kunnen leven. Dat hetgeen wij doen echt ten goede komt aan de inwoner van Groningen. Het financieel beleid is de afgelopen jaren gedegen geweest. Maar dat biedt nog geen garantie en dat merken we nu. De landelijke maatregelen die zijn getroffen om de economische crisis te bestrijden, gaan gepaard met forse bezuinigingen. Daarbij lijkt een beroep op de provinciale middelen gedaan te worden. Een beroep dat, wat ons betreft – en dat hebben we ook de vorige vergadering gezegd – onterecht is. Als provincie leveren wij al een belangrijke bijdrage aan de realisatie van de realisatie van de gestelde rijksdoelen, althans daar waar die in het verlengde liggen van hetgeen wij als provincie beogen dan wel aansluiten bij onze provinciale doelstellingen. Alleen op die manier kunnen wij het geld van onze inwoners verantwoord besteden. Laat de provincie haar en dus deze verantwoordelijkheid nemen! En dat is een stevige opgave. Immers, voorzitter, in deze Voorjaarsnota wordt al duidelijk dat nieuwe structurele beleidskeuzes enkel haalbaar zijn als we op iets anders bezuinigen. De werkelijkheid is feitelijk nog erger: naast het genoemde landelijke beroep op provinciale middelen hebben we te maken met teruglopende provinciale belastinginkomsten (overigens ook als gevolg van recent rijksbeleid) en incidentele tegenvallers, zoals een forse nabetaling in de loonheffing, en wellicht straks ook nog met structureel lagere inkomsten als gevolg van een verandering in de opzet van de provinciale belastingen en veranderingen in het Provinciefonds. Een herbezinning op waar we voor staan, wat onze doelstelling is en hoe we denken dit te bereiken is daarom niet alleen noodzakelijk, maar ook gewenst. Het is duidelijk dat alle taken die wij nu uitvoeren in de toekomst niet meer door de provincie kunnen worden opgepakt. We moeten keuzes maken. Op korte termijn. En dat vergt nu al een voorsorteren. In dat opzicht willen wij hier een eerste aanzet geven als het gaat om recente uitspraken van minister Cramer aangaande de subsidies aan milieuorganisaties. Wat ons betreft is dat een keuze die provinciale navolging verdient en wij vernemen graag hoe het College dat ziet. De commissie Lodders heeft voor de provinciale taakopvatting een eerste aanzet gegeven ... De heer BLOM: Ik heb een vraag over de subsidie aan milieuorganisaties. Die organisaties vertegenwoordigen vele plaatselijke Groningse verenigingen en hebben dus een overkoepelende functie. Vindt u dat die functie noodzakelijk is en dat die functie subsidie verdient? Of zegt u dat al die verenigingetjes hun eigen broek moeten ophouden? De heer BROUNS: De organisaties die u noemt, hebben een achterban en dat zal ik niet ontkennen. Als zij in de ogen van de achterban dat nuttige werk verrichten dat door die achterban wordt gewenst, moeten zij daar hun financiering ook maar weg halen. Het is absoluut van de zotte dat wij als overheid organisaties geld geven die vervolgens tegen belangrijke projecten die wij op touw zetten, gaan procederen en de zaak gaan traineren. Dat is wat ons betreft niet aan de orde. De heer BLOM: Dat is niet het enige werk dat die organisaties doen. Bovendien is dat een uitvloeisel van zaken die de overheid ook zou kunnen voorkomen. De heer BROUNS: In die zin ben ik het met u eens dat je soms een en ander kunt voorkomen. Echter, die organisaties zijn betrokken in het voorwerk. Je denkt mee en je probeert beleid mede vorm te geven en daar heb je inspraak in. Op een gegeven moment valt er een besluit. Dat is de taak van de overheid. Bij dat besluit overweeg je alle belangen die er in het betreffende gebied spelen en dan maak je een keuze vanuit het algemeen belang. Daarom zijn wij gekozen. Wij zijn democratisch gekozen en wij vertegenwoordigen met elkaar eigenlijk de gehele samenleving en dan maken wij daarin een afweging. Dan past het niet om vervolgens als overheid zijnde, geld te geven aan organisaties die dat democratisch genomen besluit vanuit eenzijdige belangen weer in twijfel trekken. De heer VAN DER PLOEG: Op zich is dit niet een onbekend geluid van de CDA-fractie. Wat mij interesseert is of de CDA-fractie ook bereid is om de vele subsidies die onder andere wij ook geven aan LTO-Noord voor LTO-Noord-projecten ten principale ter discussie te stellen. De heer BROUNS: Bij alle subsidieverlening zul je als overheid zijnde, lokaal, provinciaal of landelijk, moeten beoordelen in hoeverre je zaken subsidieert die een bijdrage leveren aan de doelstellingen van die betreffende overheid.
10
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
De heer VAN DER PLOEG: Wat dat betreft is er dus geen verschil tussen LTO-Noord en de milieuorganisaties? De heer BROUNS: Nee, dat geldt voor iedere gesubsidieerde organisatie. Er zijn namelijk ook organisaties die in deze provincie een heel belangrijke bijdrage leveren op het gebied van de natuur. Die subsidies stellen wij ook niet ter discussie. De heer BLOM: Het gaat hier ook om belangen die burgers kunnen hebben. Het gaat ook om belangen die ze vertegenwoordigd willen zien in de procedures die ze aanspannen tegen de overheid. Daar is die Milieufederatie juist een enorm belangrijke steunpilaar voor. De VOORZITTER: De vraag is dan: vindt u dat ook? De heer BLOM: Ja. Vindt u dat ook? De VOORZITTER: Die vraag was daarnet ook al aan de orde. Ik geef het woord aan mevrouw Hazekamp. Mevrouw HAZEKAMP: Ik vraag mij af of u met mij van mening bent dat het subsidiëren van organisaties als de Milieufederatie juist een tegenwicht biedt tegen de machtige overheid en juist het vertrouwen in die overheid kan versterken. De provincie besteedt wel een aanzienlijk bedrag om plannen te ontwikkelen en om daarover eventueel juridische procedures te voeren. Waarom zou een organisatie die de burgers vertegenwoordigt dat niet kunnen? Mevrouw DE WINTER: Ik wilde even aansluiten en vragen of men wel onderscheid wil maken tussen organisaties steunen en projecten steunen. Dat is het wezenlijke verschil dat de CDA-fractie wil maken. De heer BROUNS: Aansluitend op de laatste opmerking, denk ik dat ik daarnet heb aangegeven dat we bij iedere subsidieaanvraag moeten kijken naar wat je subsidieert. Er zitten goede projecten bij en als die bijdragen aan de provinciale doelstellingen, moet je dat zeker niet nalaten. In antwoord op mevrouw Hazekamp het volgende. Uit het feit dat ik het College vraag en opmerk dat, wat ons betreft, de uitspraken van mevrouw Cramer provinciale navolging verdienen, kunt u concluderen dat ik uw mening niet deel. De commissie Lodders heeft voor de provinciale taakopvatting een eerste aanzet gegeven. Echter, niet meer dan dat. Wat onze fractie betreft loopt de discussie over de provinciale financiën op middellange termijn parallel aan deze keuzebepaling. Wij streven naar meer resultaat met minder geld en dat als gevolg van een heldere en duidelijke taakverdeling op dat niveau dat er het meest geschikt voor is. Dat betekent ook dat wij kritisch moeten zijn ten aanzien van ons langdurig vastleggen in programma’s en de daarbij behorende financiële relaties met instellingen en organisaties. Graag vernemen wij te zijner tijd de visie van het College op de provinciale taken in dit verband. Dit om daarna een discussie in de Staten te kunnen voeren. Voorzitter, we moeten de (rand)voorwaarden creëren waarbinnen de samenleving zelf tot regulering en vertrouwen kan komen. Echter, niet de regie en verantwoordelijkheid daarin overnemen. De CDA-fractie vindt het een taak van de overheid om dit appèl te doen. Hier past ook aandacht voor vrijwilligerswerk. Faciliteer vrijwilligers, zorg dat hun werk gewaardeerd wordt, zorg dat ze hun werk goed kunnen doen en gebruik subsidies als smeerolie, maar zorg ook dat daar waar vrijwilligers omvangrijke projecten uitvoeren, die vrijwilligers professioneel ondersteund en begeleid worden opdat ze dat ook werkelijk tot een succes kunnen maken. Wil je serieus een appèl doen, dan dien je wel bij jezelf te beginnen. Overheid en semioverheid dienen te komen tot een gereguleerd en verantwoord salarisgebouw. Zij dienen zich op te stellen als een werkgever die haar verantwoordelijkheid kent en neemt ten aanzien van de werknemers. Een overheid die naar derden toe handelt vanuit respect. Die haar verplichtingen nakomt, die tijdig betaalt – een wens die het bedrijfsleven recent ook in een expertmeeting heeft geuit – en die niet de risico’s enkel buiten de deur legt, maar in gezamenlijkheid met haar partners opereert. In dat opzicht ondersteunt onze fractie dan ook van harte het voorstel om de legestarieven per 1 januari 2010 en de opcenten op de motorrijtuigenbelasting per 1 april 2010 eenmalig niet te verhogen. Geen extra lastendruk op dit moment!
11
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Alleen door op een dergelijke wijze haar verantwoording te nemen, is de overheid in staat om vanuit het respect van de samenleving voor haar de voorwaarden te creëren om te komen tot een herstel van vertrouwen. Een herstel van vertrouwen is ook economisch nodig. Hier mogen ook de werkgevers op worden aangesproken. De eerste kwartaalcijfers zijn bekend. Gelukkig zijn er nog steeds Nederlandse, maar ook buitenlandse bedrijven maken, die winst maken, maar winstmaximalisatie moet niet een doel op zich zijn. Werkgevers van dergelijke bedrijven mogen aangesproken worden op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om juist in deze tijd de werkgelegenheid op peil te houden en zo de samenleving leefbaar te houden. Er is namelijk wel degelijk iets aan de hand. Veel bedrijven hebben niet dergelijke cijfers. Zij zijn in zwaar weer terecht gekomen dan wel dreigen daarin terecht te komen. Niet voor niets hebben we besloten via de versnellingsagenda om provinciale investeringen daar waar mogelijk naar voren te halen om op die manier zaken te bespoedigen en we daarmee stevig inzetten op arbeidsmarktbeleid. Die maatregelen moeten het komende jaar allemaal worden uitgevoerd. Maar daarmee zijn we er in onze ogen niet. Alertheid blijft geboden om daar waar mogelijk versneld zaken uit te voeren. Maar alertheid blijft ook geboden dat wij niet om de stimulering zaken uitvoeren: niet het middel, maar het doel moet wel degelijk voorop staan. Dat doel is het belang van de inwoners van onze provincies. Je kunt geld maar eenmaal besteden. Het moeten dus wel projecten, maatregelen, investeringen zijn die daadwerkelijk bijdragen aan onze provinciale beleidsdoelstellingen en daar hun prioriteit hebben en die voor onze samenleving van belang zijn. In dat opzicht pleiten wij hier voor een stevige actieve inzet op voorwaardenscheppend beleid om economische ontwikkelingen te ondersteunen. Daar ligt wat ons betreft een duidelijke provinciale taak om te komen tot een versnelde uitvoering van de revitalisatie van bedrijventerreinen. Het is vooral de MKB-sector waar momenteel de klappen vallen of waar in de nabije toekomst klappen vallen. Hier moeten wij oog voor hebben. Wij roepen het College dan ook op te bezien in hoeverre bij provinciale investeringen en uit te besteden werkzaamheden de in onze regio gevestigde MKB-sector specifiek gestimuleerd kan worden. Wij denken daarbij bijvoorbeeld aan het opknippen van werkzaamheden om zo grote aanbestedingen te voorkomen en wij denken daarbij ook aan het kritisch kijken naar lopende en toekomstige projecten en afgesloten contracten om te zien in hoeverre daarin gefaseerd kan worden om te zorgen dat het bedrijfsleven beperkt wordt in de voorfinanciering die zij zelf in projecten moet stoppen. Voorzitter, de Nederlandse landbouw, en zeker ook de Groningse – ons pootgoed gaat de hele wereld over – heeft wereldwijd een goede reputatie. Die koppositie moeten we behouden. In dat kader willen we het College vragen om te komen tot een integraal actieplan voor de landbouwsector. Op die manier kan zij actief mee werken aan een levensvatbare agrarische sector die gefaciliteerd wordt in het nemen van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid en duurzaamheid, met behoud van haar concurrentiepositie. Het voorstel om Social Return toe te passen, ondersteunen wij vanuit het oogpunt van het creëren van werkgelegenheid en leer/werkplaatsen van harte. Wat ons betreft zou dit ook op veel grotere schaal mogen dan de ambitie die nu in de Voorjaarsnota staat. De doelstelling van 25% bij de blauwe afdelingen is, wat ons betreft, aan de magere kant. Hiertoe willen wij het College uitdagen. Tevens roepen wij het College op te monitoren dat dit ook leidt tot structurele effecten. Een gedegen vertrouwenwekkend financieel beleid vereist niet alleen keuzes maken in wat we willen doen. Het betekent ook dat we verantwoord omgaan met de inkomstenbronnen die wij hebben. De vermoedelijke verkoop van Essent is in dat opzicht een belangrijk aspect. De middelen die daaruit voortkomen, kunnen we immers maar één maal besteden. En dat geld zullen we hard nodig hebben. Onze fractie hecht er aan dat er zorgvuldig wordt nagedacht op welke wijze de middelen worden aangewend, zowel ten aanzien van het structureel veilig stellen van toekomstige (dividend)opbrengsten als de prioritering van projecten. Wij gaan er van uit dat ten aanzien van de projecten een kaderstellend budget wordt gehanteerd. Dit om verder beroep op de Essentgelden te voorkomen. Als Staten verwachten wij hierover op korte termijn een eerste aanzet van het College te ontvangen, zodat wij deze discussie op een goede wijze kunnen voeren. Voorzitter, mede dankzij deze gelden zullen de komende jaren grote projecten in uitvoering komen die de bereikbaarheid en leefbaarheid van onze provincie aanmerkelijk zullen verbeteren. Die leefbaarheid verdient ook aandacht. Zeker in relatie tot het vraagstuk van krimp waar de PvdA-fractie uitvoerig aandacht aan heeft besteed. Een vraagstuk dat een stevige inzet verwacht en waarvan wij ons als fractie afvragen wie de kosten in dat verband zal gaan dragen. Dat zijn namelijk aanzienlijke kosten, zoals wij recent hebben begrepen van een gedeputeerde, en die gaan ver boven de structurele bezuinigingen die wij, zoals nu is voorzien, vanaf 2012 zouden moeten doorvoeren. Een vraagstuk dat veel vertrouwen van alle betrokkenen zal vragen om tot een goede aanpak te komen.
12
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Wij zijn blij dat in ieder geval nu al wordt gewerkt aan een kwaliteitsimpuls voor goedkope koopwoningen die de leefbaarheid, zeker ook in kwetsbare gebieden, ten goede zal komen. Ook de rotte kiezen moeten in onze ogen worden aangepakt. Wij hebben daarover de vorige week bij de POP-behandeling al iets gezegd. Daarnaast is er een brede gebiedsopgave in gang gezet. Ik zal een aantal voorbeelden noemen: een nieuwe spoorlijn staat op stapel (Groningen-Veendam en zelfs door tot Stadskanaal); een ontwikkelingsplan voor het Lauwersmeergebied; de problematiek van de ontsluitingswegen naar Noord; het beheer en het waarborgen van de houtsingels in West. De uitdaging daarbij is om de ruimtelijke ordening in relatie tot leefbaarheid in brede zin te beschouwen. En de uitdaging is zeker ook om deze projecten verantwoord te realiseren in de al genoemde situatie van teruglopende inkomsten. De Voorjaarsnota 2009 mag dan wel terecht beleidsarm zijn, het werk op het provinciehuis is dat zeker niet: tal van uitdagingen worden de komende jaren voortvarend opgepakt. Dat geeft vertrouwen. Op dat punt moet ook zeker worden uitgesproken dat wij als CDA-fractie blij zijn te constateren dat het schrappen van de kleinere subsidies van de baan is en de dekking daarvoor wordt gevonden in efficiënter werken. Dit zijn immers subsidies die een behoorlijke maatschappelijk lokale uitstraling hebben en een grote bijdrage leveren op het gebied van sociale cohesie en leefbaarheid. Het College in nieuwe samenstelling wacht al met al een stevige opgave. Er moeten keuzes gemaakt worden, gericht op vernieuwing en op het scheppen van de randvoorwaarden voor de toekomst en dat in tijden van teruglopende inkomsten. Vertrouwen en gezamenlijk optrekken is daarvoor nodig. Dat is een appèl op onszelf: door vertrouwen te geven aan je inwoners, aan de lokale overheden, aan je partners win je vertrouwen. Gezamenlijk breng je iets tot stand. Voorzitter, tot slot. Het uitgaan van mogelijkheden, het nemen van collectieve verantwoordelijkheid, een appèl op het nemen van eigen verantwoordelijkheid, maatregelen treffen gericht op de toekomst en vanuit solidariteit en rentmeesterschap, dat moet uiteindelijk leiden tot vertrouwen in elkaar en in onze samenleving. Dat vertrouwen is onze uitdaging. Daar willen wij als CDA-fractie op aanspreekbaar zijn. Dat is het kader waarin wij ons politiek handelen willen spiegelen en waaraan wij beleid willen toetsen. Dank u, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Mevrouw Veenstra van de SP heeft het woord. Mevrouw VEENSTRA: Voorzitter, u begon er zelf al over, namelijk dat we vandaag met elkaar een beleidsarme Voorjaarsnota 2009 voor ons hebben liggen. Een pas op de plaats, wordt het wel genoemd. En in het licht van alle financiële onzekerheden valt er veel voor te zeggen om de cijferdiscussie uit te stellen tot het komende najaar. Maar … een beleidsarme voorjaarnota hoeft nog geen kansarme voorjaarsnota te zijn. Als SP laten wij deze ronde de cijfers bewust voor wat ze zijn. Want ook zonder geld kun je in onze ogen keuzes maken, kun je koersen uitzetten. Als vernieuwd College zit u natuurlijk met een voorjaarsnota die in grote mate beleidsarm door een aantal vertrokken gedeputeerden is opgesteld. Maar juist dat biedt u de kans om in het najaar te laten zien dat u van een andere generatie bestuurders bent. Dat u in staat bent om, misschien wel in weerwil van alle financiële stormen die u en ons zullen teisteren, andere keuzes te kunnen en willen maken. Mijn fractiegenoot heeft tijdens de Dag van de Verantwoording een aantal items benoemd die volgens de SP anders zouden moeten en anders gekund hadden. Die zal ik hier niet herhalen. Wel willen wij op een paar thema's aangeven waar volgens de SP andere keuzes gemaakt zouden kunnen of moeten worden. Andere kansen in het Openbaar Vervoer. Voorzitter we komen er volgende week nog uitgebreid over te spreken met elkaar, maar ook in het Openbaar Vervoer moeten èn kunnen we andere keuzes maken. De SP blijft kiezen voor gratis openbaar vervoer voor het MBO. Ook deze Staten en u als College maakten deze keuze op een gegeven moment. Maar … nu kiest het kabinet uit financiële overwegingen – zeg bezuinigingen – niet meer voor deze eerlijke voorziening. Het kan wat ons betreft niet zo zijn dat, wanneer we hier een College van gelijkkleurige samenstelling hebben, zij ook straks automatisch dezelfde keuze maakt. Wij verwachten dan ook steun vanuit het College voor onze strijd voor het gratis OV MBO die wij zullen doorzetten tot in Den Haag. De huidige aanbestedingssystematiek – waar we ook volgende week op terug zullen komen – leidt telkens tot terugkerende discussies over het OV en telkens tot waarschuwingen voor toekomstige stevige keuzes. Voor die onzekerheden, rondom prijs, lijnen, vervoerder, is het openbaar vervoer voor
13
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 de SP te waardevol. We moeten opzoek naar een structurele oplossing met waarborgen voor kwaliteit, waarborgen voor reizigers èn waarborgen voor het personeel. Andere keuzes in de marktwerking. We hadden de discussie rondom de verkoop van de Essent-aandelen. Tegen de publieke opinie in bleef u ons voorhouden dat schaalvergroting en marktwerking dé oplossing waren voor het in stand houden van ons energiebedrijf. De verkoop is, op de afronding na, een feit. Wij incasseren op dit moment ons verlies hierin, maar laten we er dan in elk geval voor zorgen dat deze door de SP zo ongewenste gelden in elk geval zo gewenst mogelijk ingezet worden. Andere kansen in de werkgelegenheid. Voorzitter, ik vertel niemand iets nieuws – en er is door mijn voorgangers ook al aan gerefereerd – wanneer ik zeg dat het lastige tijden zijn. Tijden van recessie en tijden van onzekerheden binnen vele sectoren, ook in onze provincie. Het zijn tijden waarin we alle zeilen moeten bijzetten om te voorkomen dat we misschien wel hele groepen mensen kwijt raken. Als College bent u met de versnellingsagenda gekomen. Daarvoor lof, maar ook de herhaalde opmerkingen dat bijvoorbeeld naast het 100.000 woningenplan onze inschatting is dat het feitelijk weinig banen oplevert voor de mensen die nu op straat komen. Vorige week tijdens de POPdiscussie had ik het over de spinners en de twijners van PPG te Westerbroek, maar zo zijn er op dit moment legio bedrijven die saneringen doorvoeren of dit overwegen. Ook voor deze mensen moeten we kansen blijven creëren. Het zal niemand dan ook verbazen dat we terugkomen op de discussie van vorige week. Het blokkeren van de mogelijkheden voor de vestiging van een Outlet bij Zuidbroek, de halve toezegging voor een gesprek van de gedeputeerde met de initiatiefnemers van de Wereldbazaar bij Nieuweschans. Voor de SP zijn dit voorbeelden van ‘geen kansen grijpen’. Vorige week leidde dat tot de quote, die ik hier graag herhaal: “Moet de SP de partij zijn die het opneemt voor de grote jongens met het grote geld? Nee, misschien niet. Maar moet de SP de partij zijn die zorgt voor extra werkgelegenheid? Blijkbaar wel.” Aan u om het tegendeel hier te bewijzen. Andere kansen als het gaat over bestuur. U bent inmiddels al een aantal malen in botsing gekomen met verschillende groepen in de Groninger samenleving. Vorige week hebben wij u opgeroepen om daar een andere koers in te kiezen. Vandaag vooral aandacht voor uw relatie met de gemeenten. Hoe gaat u daarmee om? Welke verantwoordelijkheden liggen waar in de toekomst? Op diverse tafels zal de komende maanden en jaren de discussie verder gevoerd worden over de rollen en taken van de provincie. U kunt nu nog vasthouden aan uw lijn van een open huishouding, maar de kans mag serieus genoemd worden dat u naar een veel meer gesloten huishouding toe zult moeten. Als SP lopen we misschien wel voorop in deze discussie, maar ook u ontkomt er niet aan. De heer RIJPLOEG: Zou ik u mogen vragen hoe al die voorstellen die u zojuist heeft gedaan, in lijn zijn te brengen met een gesloten huishouding? Hoe kunnen wij nu geld uitgeven voor bijvoorbeeld mensen met een minimumloon waarvan de kinderen naar het MBO gaan, terwijl u vindt dat de provincie een gesloten huishouding zou moeten hebben. Hoe moeten we dat nu zien? Mevrouw VEENSTRA: Meneer Rijploeg, ik heb duidelijk aangegeven dat de komende maanden die discussie verder zal zijn gevoerd. Op dit moment werken wij met die open huishouding. Op dit moment zeggen wij dat wij de kansen moeten nemen die er liggen. Ja, wij zijn er voorstander van dat die huishouding gesloten zal moeten zijn, maar dan moeten wel de gemeenten in staat worden gesteld om bepaalde taken financieel te kunnen overnemen. Nogmaals, die discussie zullen wij nog tot in den treure met elkaar moeten voeren. De heer RIJPLOEG: Een opmerkelijk standpunt. U vindt eigenlijk dat wij geld moeten uitgeven waarvan u zegt dat het Rijk moet zeggen dat wij dat niet mogen uitgeven. Mevrouw VEENSTRA: Ik zeg op dit moment dat wij daar waar wij de gemeenten kunnen ondersteunen, dit ook financieel zullen doen, omdat de situatie is zoals hij is op dit moment. Maar in de toekomst zullen wij toe moeten naar een veel geslotener huishouding met meer middelen voor de gemeenten, zodat ze het zelf kunnen. Ik wil overigens niet alleen negatief zijn, maar ik wil ook een compliment maken, want als het gaat om de verhouding tussen provincie en gemeenten, hebt u met de opzet van de Sociale Agenda een goede aftrap gegeven, waarin u nadrukkelijk de rol van de gemeente als verantwoordelijke benoemt. Die lijn zouden wij graag op meerdere terreinen tot stand zien komen. Andere kansen in de krimp. Er waart in Noord- en Oost-Groningen een monster rond, het monster van de krimp waart. Wat doen we ermee? Worden we bang en gaan we met ons allen op de
14
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 loop? Of kiezen we samen met de gemeenten èn de inwoners van deze regio's voor de aanval en richten we samen dit beest ten gronde! Een goed en recent voorbeeld is toch de kracht van Ganzedijk, een dorp dat als achterhaald, overbodig en uitwisbaar werd neergezet. Het dorp kwam in opstand omdat ze bedreigd werden, maar je kunt ook bij de start van deze discussie de kracht van een dorp nemen als insteek om de krimp te keren. Er zijn in Noord- en Oost-Groningen veel meer Ganzedijken. De kracht tot nu toe van Ganzedijk zat juist in het bij elkaar brengen van de bevolking en hun verantwoordelijkheid geven en laten nemen voor hun dorp. Verantwoordelijkheid over hun woningen, hun energie en voorzieningen, de stoeptegels èn verantwoordelijkheid voor hun medebewoners. Als SP zien we kansen om te voorkomen dat dorpen verder leeglopen, dat de voorzieningen verder afkalven of de scholen verder onder druk komen te staan. Als SP vinden we dat we moeten investeren in dorpen. Woningbouw bijvoorbeeld naar de maat en de schaal van de wensen van een gemeenschap. Als SP zeggen we vaak dat de buurt de schaal van de toekomst is. Laat in Groningen vooral het dorp de schaal van de toekomst zijn. Maak voorzieningen dekkend, bepaal op maat welk fijnmazig netwerk we met gemeenten en inwoners moeten opzetten om huisartsen, ziekenhuizen, dorpshuizen, sportverenigingen, scholen te kunnen behouden voor de dorpen. Maar laat de regie hierover vooral bij de mensen en bij de gemeenten. Geef hen de ruimte als een dorp behoefte heeft aan 20 seniorenwoningen of 10 sociale huurwoningen. Ondersteun hen in de strijd voor behoud van een school die bijvoorbeeld worstelt met de ondergrens van leerlingen. Zie de kansen in een positieve, ondersteunende houding, zoals in de sociale agenda. Laat op deze manier zien dat ook deze regio's van essentieel belang zijn voor onze provincie. Neem het gevoel van minder zijn, geen toekomst hebben, geen kansen krijgen, in vergelijking met De Blauwestad, Meerstad of bijvoorbeeld de grote regio Groningen-Assen-Hoogezand, neem dat weg bij deze regio. Voorzitter, afrondend, wij zien ook crisis, wij zien ook de aankomende bezuinigingen, we zien ook de risico's, maar we zien ook vooral ook de kansen! Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan ben ik bij de heer Luitjens van de fractie van de VVD. De heer LUITJENS: Voorzitter, in het afgelopen jaar is het financiële en economische tij volledig gekeerd. Veel bedrijven draaien op halve capaciteit, de transportsector heeft het slecht en er zitten mensen thuis die graag hard willen werken. De woningmarkt zit vast en de gemeentelijke begrotingen komen onder druk. Is het einde in zicht? Ik durf het niet te voorspellen. Het zijn wel de omstandigheden waarin de provincie nu functioneert. Zij kan er niet zo veel aan veranderen. De mensen die thuis komen te zitten omdat ze nu niet nodig zijn, zijn straks wel nodig. In het kader van het versterken van onze economie is het van belang dat deze mensen inzetbaar blijven. Dat ze dan de gewenste kennis en vaardigheden hebben via een gericht scholings- en arbeidsmarktbeleid. De jongeren nemen hierbij een speciale positie in. Zij zijn onze toekomst, maar hebben het nu moeilijk. De Tweede Kamerfractie van de VVD heeft er bij motie in de Tweede Kamer voor gezorgd dat de jeugdwerkloosheid kan worden beperkt. Het bevorderen van de economie is ook voor de VVD in Groningen een heel belangrijk onderwerp. Het is voor ons niet te begrijpen – ik kom daarmee op het punt van de SP – dat kansen als het Outletcentrum en de Wereldbazaar zijn blijven liggen. Het is goed als de provincie wegen en bruggen zo snel mogelijk laat uitvoeren. Versnellen waar mogelijk, is ons devies. Het zijn voor de VVD altijd al belangrijke randvoorwaarden voor economische ontwikkeling. Daarnaast is de provincie stimulator, via het Regionaal Economisch Programma, van innovaties en vernieuwing. Wij realiseren ons dat het voor bedrijven financieel gezien moeilijker is om in innovaties te investeren. Echter, nieuwe richtingen inslaan is nu wel van het grootste belang. Hoe denken GS innovaties en verbeteringen in de uitvoering van processen bij het MKB nog aantrekkelijker maken? Gezien onze ambities in het kader van de energieke, en duurzame provincie lijkt het logisch om vooral groene innovaties, waaronder optimaal gebruik van biomassa, uit te lokken. Gruin in Grunn’n. Dat stond, dacht ik, ook voor een titel voor een ander onderwerp in deze provincie ten tijde van de heer Bleker. Hoe denken GS over bijvoorbeeld innovatiekredieten naast subsidies? Voor de ontwikkeling van de economie in de provincie Groningen is het Eemsdeltagebied van het grootste belang. Ligging en bereikbaarheid zijn de belangrijkste subjectieve factoren voor de waardering van een vestigingsplaats. Ligging is niet te beïnvloeden, bereikbaarheid zeker wel. Vandaar ons aanhoudend pleidooi voor een goede bereikbaarheid van de Eemsdelta via de weg, het water en het OV. Mede naar aanleiding van een eerdere VVD-motie is het doortrekken van de personentrein van Roodeschool naar de Borkum-terminal binnen handbereik. Voor de verbinding over
15
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 het binnenwater hebben wij twee wensen, namelijk het vergroten van de capaciteit van de zeesluis. Hiervoor dienen wij een nieuwe motie in. De VOORZITTER: De motie luidt aldus. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 juni 2009, constateren dat: het transport via de binnenvaart steeds belangrijker wordt; de afmetingen van de transporten toenemen, vooral door de 2-baks duwvaart; de zeesluis in Delfzijl hier niet op berekend is; deze zeesluis een belangrijk kunstwerk is in de vaarweg Lemmer-Delfzijl is; deze vaarweg opgewaardeerd wordt tot klasse V A; van rijkswege de investering in een grotere zeesluis pas rond 2030 is gepland, zijn van mening dat: -
de zeesluis bij Delfzijl zou moeten worden opgewaardeerd; daardoor de ontwikkeling van de Eemsmondhavens een impuls krijgt,
verzoeken Gedeputeerde Staten om: alle mogelijkheden te blijven onderzoeken opdat verlenging van de zeesluis ten spoedigste wordt gerealiseerd en de Provinciale Staten jaarlijks op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen op dit dossier, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Luitjens (VVD), de heer Haasken (VVD), de heer Van der Ploeg (GroenLinks), de heer Zanen (PvhN), de heer Stevens (ChristenUnie), de heer Bultje (PvdA), mevrouw Van der Tuin (CDA), mevrouw Beckerman (SP) en mevrouw Hazekamp (PvdD). De motie krijgt nummer 4, wordt verspreid en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer LUITJENS: Voorzitter, daarmee is motie nr. 11 van de vorige Algemene Beschouwingen ingetrokken. De VOORZITTER: Is iedereen akkoord? Dan concludeer ik dat die motie bij dezen is ingetrokken. De heer LUITJENS: Voorzitter, naast deze motie is onze wens de aanpassing van het DortmundEmskanaal aan de standaard van de vaarweg Lemmer-Delfzijl. Zijn GS dat met ons eens? Ons pleidooi voor de verbetering van de provinciale weg DelfzijI-Groningen is bekend en blijven we houden. Ook is het van het grootste belang dat Groningen Seaports over voldoende bedrijfsterrein beschikt. Tijdens de POP-hoorzitting werd door GSP om meer droge ruimte bij de Eemshaven gevraagd. Wat is er aan de hand? GS hebben toch recent een "Ruimtelijke verkenning uitbreidingsmogelijkheden Eemshaven" uitgevoerd en dit kennelijk nog niet ruimtelijk vertaald in het kader van POP 3. Op z’n zachts gezegd vreemd. Waarom zo traag? Ook hier versnellen zou ik zeggen! Mijn vraag aan het College is wanneer die integrale visie op de Eemshaven dan wel komt. Voorzitter, het provinciale huishoudboekje wordt belaagd door de huidige economische situatie. De financiële vooruitzichten in de Voorjaarsnota 2009 zijn donker. Dat wordt de broekriem aanhalen voor de provincie. Daarom staat de VVD-fractie achter het College om de aanwezige financiële ruimte door te schuiven en geen nieuwe structurele verplichtingen op ons te nemen. Ons huishoudboekje wordt nu beïnvloed door twee structurele ontwikkelingen. Ten eerste de tweede afroming en de herverdeling van het Provinciefonds door het kabinet, wat een aanslag betekent op ons vrije deel van het budget. Ten tweede door de voorgenomen bezuinigingen op rijksniveau die doorwerken op de hoogte van de doeluitkeringen. Bijvoorbeeld die voor het Openbaar Vervoer, de BDU, jeugdzorg en ga zo maar door. Het andere deel van onze begroting dus. Omdat ze structureel zijn, vragen ze ook om structurele oplossingen.
16
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 De VVD-fractie is van mening dat – en ik heb het al vaker gezegd – een herbezinning nodig is op de taken die we uitvoeren en de rollen waarin. Kerntakendiscussie dus! Ik zeg het maar kort en krachtig en ook andere partijen hebben daar op gedoeld. Met als resultaat een provincie nieuwe stijl, zoals Zuid Holland heeft doorgevoerd en Drenthe dat al gaat doen. In voorgaande jaren wilden GS daar niet aan. De rollendiscussie is overigens gaande, maar komt nu wel in een ander daglicht. De aanbevelingen van de commissie Lodders en het bestuursakkoord van het IPO met het Rijk komen nu extra goed van pas. Ruimtelijk en economisch profiel van de provincie versterken, met daarnaast OV, infrastructuur, cultuur en jeugdzorg, kort samengevat, als taken van de provincie. U weet dat de VVD-fractie voorstander is van een duidelijke scheiding van taken tussen verschillende overheden onder het motto van Tjeenk Willink: Decentraal moet en centraal als het niet anders kan. Sociaal beleid is dan voor de gemeente. De VVD-fractie vindt ook dat drie bestuurslagen die zich bemoeien met de Jeugdzorg er een te veel is. Wij vinden dat de aanbevelingen van de commissie Paas zinvol zijn. Aan de andere kant betekent dat wel dat de gemeenten de kracht moeten hebben om hun taken en verantwoordelijkheden goed uit te voeren. Als ze die niet hebben, moeten we er voor zorgen dat ze die krijgen. Samenwerking met andere gemeenten is een heel goede mogelijkheid. Die samenwerking groeit in verschillende vaste verbanden. lk noem de DEAL-gemeenten of de BMW. Een hele goede ontwikkeling die volgens de VVD, op termijn, bekroond moet worden met een eenduidige democratische controle door herindeling. Ik noem het beestje maar bij de naam. De keuze en het moment liggen primair bij de gemeenten zelf. De emotie rondom dit thema begrijpen we, maar toch vinden wij die democratische controle van het grootste belang. En het dichtbij zijn voor de inwoners is te organiseren. Inwoners voelen zich meer en meer betrokken bij hun leefomgeving en willen dat contact. Het beste komt de betrokkenheid tot uiting in het instrument van de dorpsvisies. De VVD heeft vertrouwen in de inwoners die er hun visie in vastleggen, waarna de gemeenteraad ze vaststelt. De Staten hebben dit de vorige week stevig omarmd. Zo blijft de politiek dichtbij! Ook de gedeputeerde Moorlag gaat dat nu doen. De VVD legt de verantwoordelijkheid graag dicht bij de betrokkenen. Compliment aan GS dat dit ondersteund wordt. lk doel op de aangekondigde conferentie, deze herfst. De provincie ondersteunt gemeenten soms terwijl het om hun eigen taak gaat. Ook dat zal onder druk komen. Misschien een goede zaak, die herbezinning. Een vraag aan het College van GS: verzwakken of vertragen we met dat bijspringen het proces van het sterker maken van de gemeenten? Zo’n duidelijker scheiding van taken betekent niet dat de provincie niet aan de slag kan met ‘kansen en uitdagingen die zich aandienen’. Een door GS veel gebruikte uitspraak. Dat kan wel doorgaan, maar binnen het opnieuw afgebakende takenpakket en rollenpatroon. Dus GS, eerst de eigen verantwoordelijkheden en vertrouwen in de gemeenten stellen. De uitkomsten van deze discussie zullen ingrijpende gevolgen hebben voor onze organisatie. Daarom kunnen we er vanaf nu niet vroeg genoeg op voorsorteren. De medewerkers zijn wel ons kapitaal! Een volgende vraag aan het College: sorteren GS hier al op voor met betrekking tot bijvoorbeeld het vervullen van vacatures etc.? Voorzitter, in de commissie Bestuur en Financiën zijn we, als Staten, al regelmatig op eigen verzoek op de hoogte gehouden van deze ontwikkelingen. Zet dat voort, zodat we diverse scenario’s met elkaar kunnen bespreken en als Staten onze eigen keuzes kunnen maken. Nog een vraag aan het College: hoe gaat u trouwens om met de nieuwste financiële inzichten bij de voorbereiding van Begroting 2010, die normaliter eind augustus het daglicht gaat zien? Voorzitter, krimp in Groningen, een belangrijke ontwikkeling in de provincie en allereerst van invloed op de voorzieningen in het Eemsdeltagebied en Oost-Groningen. Wordt het daar dan onleefbaar? Neen, voorzitter. Daar zullen wel de inwoners met z’n allen nog meer de schouders onder zetten om toch voorzieningen te behouden en om nieuwe kansen te creëren. Een mooi voorbeeld zijn de ontwikkelingen in Kloosterburen en Uithuizermeeden, waar het katholiek, christelijk en openbaar lager onderwijs samen zijn gaan optrekken. inmiddels sluit ook de kinderopvang zich aan. Dit zijn goede particuliere initiatieven om gezamenlijk de gevolgen van krimp op te vangen. Om de gevolgen in de woningbouw op te vangen zijn grote investeringen nodig. Niet te dragen door gemeenten met een afnemend inwonertal. Inmiddels dringt dit ook bij het kabinet door, zo is mijn indruk. Voorzitter, ik rond mijn bijdrage af. Werk, opleiding en innovatie, heb ik genoemd, speerpunten in de crisis. Goede bereikbaarheid en een compacte overheid komen daarbij. Wij gaan graag de discussie over taken en rollen aan. Wij stimuleren onze eigen innovatie: we gaan op weg naar een Provincie Groningen Nieuwe Stijl! Dank u wel.
17
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
De VOORZITTER: Dank! Nu heeft de heer Staghouwer van de fractie van de ChristenUnie het woord. De heer STAGHOUWER: Voorzitter! Donkere financiële wolken, financieel zware tijden, kredietcrisis, terugbetalen van spaartegoeden, omvallen van banken: allemaal zaken die het laatste halfjaar over ons heen kwamen. Het is duidelijk dat we in geheel andere tijden zitten dan de afgelopen jaren. Als je deze ‘termen’ achter elkaar hoort, zou je – als je niet oppast – somber worden en geen perspectief meer zien in een goede toekomst. Voorzitter, zo somber wil onze fractie niet zijn. Natuurlijk zien wij de werkelijkheid om ons heen en we zien ook wel de enorme opgaven die op ons afkomen. Maar dat is voor ons ook weer een grote uitdaging om te doen waar we voor bezig zijn. Die kerntaak (het zorgen voor onze burgers), dat, voorzitter, moet en zal de belangrijkste taak zijn die door de politiek, ook de provinciale politiek, moet worden ingevuld en uitgevoerd. ‘Beleidsarme Voorjaarsnota’, zo lezen wij en dat is, gezien de onzekerheid, ook niet verwonderlijk. We moeten nu de juiste keuzes maken om ook voor de komende jaren voldoende mogelijkheden te hebben om waar te maken waar we voor staan. Na de overeenkomst met het Rijk met betrekking tot de commissie Lodders ligt er nu een rapport van de Raad voor de Financiële Verhoudingen en dat – als dit zo zijn doorwerking krijgt – behoorlijk ingrijpt in de financiële situatie van en voor onze provincie. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat er een ongenuanceerd rapport ligt dat alleen maar één doel dient en dat is: zo veel mogelijk geld terug laten vloeien naar het Rijk. We kunnen stellen dat wij al jaren onze financiën keurig op orde hebben: we voeren onze taken uit, kunnen eigen beleidskeuzes maken en hebben voldoende vet op de botten om ook tegenvallers op een fatsoenlijke manier op te kunnen vangen. Zoals het nu lijkt, komt hier in de loop van 2011 een einde aan en dat betekent concreet dat wij stevig zullen moeten ingrijpen om financieel het hoofd boven water te kunnen houden. Maar het is nog niet zover en wij roepen het College daarom ook op om stevig stelling te nemen tegen deze financiële greep in de kas en er alles aan te doen om voor onze belangen te strijden. Dan naar de accenten die onze fractie van belang vindt voor de komende periode. Krimp, het woord is vanochtend al meermalen genoemd. Krimp oftewel: afvlakking van de bevolkingsgroei, een thema dat de komende jaren nadrukkelijk gaat spelen in onze provincie. Het is inmiddels duidelijk geworden dat het Rijk ook oog heeft voor deze problematiek. Wij zullen moeten voorkomen dat in gebieden waar dit staat te gebeuren de ontwikkelingen in een negatieve spiraal terechtkomen. Door het verhuizen van jongeren naar stedelijke gebieden, zal de gemiddelde leeftijd van de bevolking in de krimpgebieden oplopen met alle gevolgen van dien... Denk alleen maar aan de zorgvraag die zal toenemen en aan de voorzieningen die dat met zich mee zal brengen. Nu er aandacht aan schenken zal uitmonden in op tijd de kaders bijstellen. Er zal een financiële inspanning moeten worden geleverd om deze krimpgebieden blijvend te ontwikkelen. Ontwikkelingsgebieden in onze provincie die wel mogelijkheden hebben voor bevolkingsgroei zullen moeten helpen om het negatieve scenario van de krimpgebieden om te buigen. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, niet alleen van onze provincie, maar ook van het Rijk. Social Return. We hebben over dit punt in de vergadering van de commissie Economie en Mobiliteit al een uitvoerige discussie achter de rug. Een goede en inhoudelijke keuze is gemaakt en het doel van dit alles is om de werkgelegenheid te bevorderen en/of werkzoekenden en leerlingen aan een leerwerkplek te helpen. Als wij de betreffende passage lezen in de Voorjaarsnota vinden wij dat er heel voorzichtig gehandeld wordt. Wij lezen tussen de regels door dat er getwijfeld wordt of het wel een succes zal worden. Dat is jammer, voorzitter. Wij zien dit als een goede mogelijkheid dat een succes kan worden als daar met enthousiasme aan gewerkt wordt. En wat ons betreft kan niet worden gewacht op de evaluatie na twee jaar, maar moeten we proberen een beeld te krijgen na één jaar om dit actief verder uit te rollen met volgende projecten. Ook het Seaports Experience Centre is wat ons betreft een prima initiatief om de werkgelegenheid en kennis te stimuleren. Het doel van dit centrum is een verbinding te leggen tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in de Eemshaven en Delfzijl. De gedeputeerde heeft ons toegezegd dat hiermee dit jaar gestart wordt en er is inmiddels een amendement van de PvdA ingediend om dit te stimuleren. Werkgelegenheid. De gevolgen van de economische crisis zijn in onze provincie ook al volop merkbaar: grote, middelgrote en kleine ondernemingen hebben het moeilijk om het hoofd boven water te houden. De versnellingsagenda is een middel dat wordt aangewend om een extra stimulans te geven aan onze Groninger economie. Het is zaak om de economische ontwikkeling en de werkgelegenheid goed te volgen en om, indien nodig, maatregelen te treffen voor behoud van werk en banen.
18
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Bereikbaar Groningen. Als we kijken naar de bereikbaarheid van de regio Groningen moet daarin de komende jaren fors worden geïnvesteerd. Er zal een keus moeten worden gemaakt wat betreft de Zuidelijk Ringweg. Ook over de Regiotram zal een besluit moeten worden genomen. Dat betreft beslissingen die niet zo maar genomen worden. Daar horen afgewogen voorstellen bij om daar vanuit een keus te maken welke kant het op moet gaan. Dat deze keuzes gepaard gaan met grote financiële verplichtingen is duidelijk. Wij willen als fractie op deze dossiers een afgewogen keus kunnen maken en dat is dan ook de reden geweest dat wij elke keer maar weer aandringen op keuzemogelijkheden en dat wij waarschuwen voor de ‘trechtertheorie’. Het moet niet zo zijn dat we een eindbeslissing moeten nemen als er nog maar één weg openstaat. Dus, nogmaals voorzitter, wij gaan ervan uit dat wij volstrekte openheid van zaken krijgen bij de keuzes die ons worden voorgelegd. Wij zijn er natuurlijk ook van doordrongen dat het ontwikkelen van plannen geld kost. Enkele voorbeelden: projectbureau Zuidelijke Ringweg, het Trambureau en ook voor de uitvoering van het Regionaal Specifiek Pakket Zuiderzeelijn. Voorzitter, we willen oproepen om toch vooral naar de kosten van deze bureaus te kijken. Natuurlijk is kwaliteit heel belangrijk, maar veel geld in de overhead steken...? Het moet wel verstandig worden besteed. Dus het College dient zich elke keer weer de vraag te stellen: hebben we zo’n opgetuigd bureau nodig en zo ja, kan het effectief en beheersbaar en hebben we misschien ook zelf voldoende kennis in huis? Daarmee komt mijn fractie op het punt waar we in de commissievergadering ook al op hebben gewezen: wij vinden het onbespreekbaar om extra financiële middelen in te zetten voor de projectorganisatie Regiotram. Er is nu al een voorschot gevraagd voor dit jaar en er dreigt een tekort voor de komende twee jaar. Wij vinden dat de organisatie hier zelf verantwoordelijk voor is en zijn niet bereid nog eens flink in de buidel te tasten. Ik heb net een brief gezien die gisteren is uitgegaan en die ik niet meer in mijn bijdrage heb kunnen verwerken. Burgerparticipatie. Als laatste onderwerp wil onze fractie aandacht vestigingen op de burgerparticipatie, op de aandacht voor burgers bij de politiek, en natuurlijk met name de provinciale politiek. De VOORZITTER: Even een interruptie. De heer VAN DER PLOEG: Ja, op het moment dat iemand zegt ‘onbespreekbaar’ als lid van een coalitiepartij, komt er een vraagteken naar boven bij de oppositie. Stel dat er geld nodig is omdat er niet genoeg is en dan zegt u dus ‘nee’ en dan trekt u de stekker eruit. Begrijp ik dat goed? De heer STAGHOUWER: Ik heb heel duidelijk aangegeven wat wij ook in de commissievergadering hebben gezegd, namelijk dat wij vinden dat het projectbureau de zaakjes moet regelen binnen de financiële kaders die zijn gesteld. Dus: geen extra geld! De heer VAN DER PLOEG: Mijn vraag was als er extra geld nodig is, zegt u ‘nee’ en dan trekt u de stekker er dus uit. De heer STAGHOUWER: Dat heeft u mijn niet horen zeggen. De heer VAN DER PLOEG: Nee, maar dit is een vraag. U noemt dat woord ‘onbespreekbaar’. U wilt er dus geen extra geld in steken. De heer STAGHOUWER: Ja, daar zijn wij helder in. De VOORZITTER: Gaat u voort. De heer STAGHOUWER: Dank u. Ik was bezig met burgerparticipatie. Dat vinden wij een belangrijk punt. Ook wij hebben hier in de Provinciale Staten aandacht voor. Wij hebben geconstateerd dat wij proberen op allerlei manieren de burger bij onze besluitvorming te betrekken. Verschillende middelen worden daar voor ingezet, wij zien nu een mogelijkheid om daarvoor nog een middel in te zetten. In navolging van een groot aantal gemeenten willen wij proberen te introduceren ‘Gast van de Staten’. Concreet betekent ‘Gast van de Staten’: ontvangst op en rondleiding door het Provinciehuis, presentatie over het werk van de Staten, het bijwonen van (een deel van) de Statenvergadering en gelegenheid tot het stellen van vragen over zaken en onderwerpen betreffende de Staten en het College. En uiteraard krijgen Statenleden hierbij een rol om bijvoorbeeld een toelichting te geven op het werk en alle zaken die annex zijn. Het doel van dit alles mag duidelijk zijn: persoonlijke aandacht
19
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 en de burger zoveel mogelijk te betrekken bij ons werk. Wij hebben dit voorstel verwerkt in een motie en een toelichting die wij hierbij aanbieden. De VOORZITTER: Dit klinkt op voorhand sympathiek. Ik lees de motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 juni 2009, besprekende de Voorjaarsnota 2009, constaterende dat: ondanks het feit dat Statenvergaderingen als regel openbaar zijn en het provinciebestuur de inwoners via de website en in huis-aan-huisbladen uitnodigt om Staten- en commissievergaderingen bij te wonen, doorgaans betrekkelijk weinig inwoners (afgezien van belanghebbenden) hieraan gevolg geven, overwegende dat ‘de provincie’ en Provinciale Staten het van belang vinden om: maximaal gestalte te geven aan de openbaarheid van bestuur (zoals toegankelijkheid, transparantie en burgerparticipatie); inwoners te betrekken bij en kennis te laten maken van het werk van de Staten, de Statenleden en hun politieke activiteiten ten dienste van de provincie in de ruimste zin van het woord met als doel de relatie volksvertegenwoordigers-inwoners te versterken; de inwoners (ook jongeren!) op een aantrekkelijke manier te interesseren voor het werk en de werkwijze van de provincie, zowel in bestuurlijke als in politieke zin, verzoeken het Presidium een notitie op te stellen, waarin het gestelde in de overwegingen wordt uitgewerkt en geconcretiseerd in een plan ‘Gast van de Staten’ en dit ter beoordeling voor te leggen aan Provinciale Staten en wel uiterlijk in de Statenvergadering van 10 november 2009 of zo veel mogelijk eerder als mogelijk is, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie) en de heer Staghouwer (ChristenUnie). De motie krijgt nummer 5. Er is ook een toelichting bijgevoegd die met de motie zal worden rondgedeeld. De motie is onderdeel van de beraadslaging. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, ik kom tot een afronding van mijn betoog. Sombere tijden, zoals ik aan het begin van mijn betoog zei. Nee, voorzitter, uitdagende tijden! Dé kans om te laten zien wat we waard zijn, met elkaar de schouders eronder en gebruik maken van de kansen die zich voordoen. Wij hebben voldoende kwaliteit in huis om op tijd goede keuzes te maken. Dat het anders zal zijn dan de afgelopen jaren zal duidelijk zijn. Dat neemt echter niet weg dat ook hier voldoende kansen liggen om er iets goeds van te maken. En wij beseffen dat wij dit alles mogen vragen onder de zegen van onze Hemelse Vader. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank! Dan schors ik de vergadering voor de koffiepauze tot 11.15 uur. Schorsing De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Wij gaan voort met de Algemene Beschouwingen met de fractievoorzitter van GroenLinks, de heer Van der Ploeg. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, donkere wolken bewegen zich over de provincie. Het is een gulle wind. Eigenwijs sluiten wij ons aan bij een oud Chinees spreekwoord: het is beter een kaars aan te steken dan op de duisternis te schelden. Vandaag zeilen we dus lichtvoetig tegen de wind in. Onze bijdrage vandaag heet “Grunn in ’t Licht”. Door de economische en financiële crisis in combinatie met de recente klimaatinzichten verandert er veel en snel. Paradigma’s verschuiven en nieuwe stellingen worden betrokken. Vooral ten aanzien van de noodzaak tot groene interventies. Het gaat helemaal niet meer over nut of noodzaak, maar om urgentie. Een politiek van sticks and carrots maar vooral van meer sticks en meer carrots. Is het College met ons van mening dat een softe aanpak onvoldoende soelaas biedt? CCS. Die urgentie is er ook voor CO2-opslag. Toch zijn er veel mensen, ook in deze regio, die de koppeling aan de kolencentrales ongepast vinden omdat het afleidt van energiebesparing en
20
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 duurzame energie. De twee verantwoordelijke ministers leggen die koppeling in hun beleidsbrief expliciet. De ministers brengen het luid en duidelijk: linksom of rechtsom, het zal en het moet! Dan komen de vervolgvragen: waar? wanneer? en: wie betaalt? Alle drie vragen zijn relevant. Over de eerste twee, namelijk: waar en wanneer, verwachten we op korte termijn nadere informatie. Voor zover dat in het Noorden gaat spelen is het verstandig om als PS aan de bal te komen. Kunnen GS het tijdspad aangeven? Over betalen willen ook wij luid en duidelijk zijn. Linksom of rechtsom moet de vervuiler betalen. Als bedrijven niet betalen dan lijkt een CO2-heffing op het energieverbruik een geëigende weg om up-front investeringen te bekostigen. Wij roepen de andere partijen en het College op om deze discussie volop te voeren in hun partij, in het IPO en het ook in overleg met de ministers aan de orde te stellen. De heer Bolscher, nota bene een ambtenaar die CCS moet promoten, was afgelopen maandag klip en klaar over prioriteiten. CCS mag niet ten koste gaan van besparing en duurzame energie. Punt! Juist bij de provincie Groningen is die spanning volop aanwezig is. De politieke, bestuurlijke en ambtelijke energie en provinciale middelen zijn te eenzijdig gericht op CCS, NUON en RWE. Dat gaat dus ten koste van de aandacht voor energiebesparing, duurzaamheid en klimaat. De les van de Trias Energetica zou toch duidelijk moeten zijn. Nog steeds is de portefeuilleverdeling tussen de drie gedeputeerden op energiegebied ondoorzichtig. Wij hebben niet het gevoel dat er één team aan het sleuren is om die 2% energiebesparing per jaar te realiseren. Ook vol vuur en energie kun je beginnen met besparen. Mijn fractie hoort wel spreken over het energieakkoord, het 100.000 duurzame woningenplan en het 100.000 duurzame voertuigenplan, maar de tijd van voorbeeldprojecten is allang voorbij. Het moet gaan om het uitrollen! Wij doen dan ook een oproep aan het nieuwe team en hun teamleider om hier alert op te zijn en zonodig passende wijzigingen door te voeren. Het komende decennium zal er een terugval zijn van inkomsten. We hebben de afspraak om in september scenario’s door te nemen en daarom geven we geen schoten voor de boeg. Tegelijkertijd doen wij het komende decennium aan grote investeringen die we uit een rooskleurig vermogen betalen. De coalitie heeft afspraken gemaakt zonder brede publieke discussie, zonder dat de details bekend waren. Nu de verkoopdeal al een tijd bekend is hebben wij als Statenleden nog geen compleet beeld over de ruimte. Van onze kant hebben we gepleit voor een landschapsfonds en investeren in duurzame energie in de vorm van een duurzaam energiebedrijf of een investeringsfonds. Ik kom daar straks op terug. Wat betreft het landschapsfonds, dat kan in een breder plattelandsfonds worden ondergebracht maar ook dan moeten we het wel hebben over de voeding en de bestedingsrichtingen. In het overzicht bij de lange termijn financiële verkenning blijken er ineens bedragen te staan achter het Plattelandsfonds. Een mager bedrag van € 16 miljoen verdeeld over ongeveer 10 jaar. Is dat een restpost die we moeten afzetten tegen € 600 miljoen voor infra? In de recente notitie over krimp wordt een provinciaal fonds genoemd. GroenLinks ziet vooral in de coördinatie en op het snijvlak van beleidsvelden (energiebesparing/klimaat en krimp/woningverbetering), maar ook bij bedrijventerreinen provinciale rollen weggelegd. Een vraag hierbij is: liggen gebiedsspecifieke fondsen niet veel meer voor de hand? En God zag dat het licht goed was. De zon wordt als bron van leven, warmte en elektrische energie een hoofdbestanddeel van de veranderingsslag op deze planeet. We kunnen er drie kanten mee op. Er achter aan lopen, meelopen of voorlopen. Wij pleiten voor het laatste. Wat wil het College? Tot nu toe lopen we er achteraan. GroenLinks wil in Groningen aan de slag met: 1. Zonnepanelenfabriek. We hebben in Groningen toegang tot veel grondstoffen. Als we 5 ton reserveren voor een biodiesel uit bieten dan kunnen we voor dergelijke initiatieven toch niet wegduiken? Is het College bereid dit te onderzoeken? 2. Fabriek voor elektrische auto’s of participeren in ombouwgarages naar elektrisch. We moeten bedenken dat de merken van de toekomst niet de merken van vandaag zijn. Daar liggen dus kansen. 3. Parkeerplaatsen overdekt met zonnefolies waaronder auto’s worden opgeladen. Is het College bereid om dit opnemen in het 100.000 duurzame voertuigenplan? We hebben de transferia ervoor. 4. Groene spaarzame verlichting op alle boorlocaties van de NAM, waardoor energie wordt bespaard en vogels minder gedesoriënteerd raken. Gaat het College het overleg aan met de NAM om nog in 2010 deze omslag volledig te maken? Het spreekt bijna voor zich dat als NAM en overheid het voortouw nemen ook de agrariërs moeten volgen.
21
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 5. Last but not least: een duurzaam energiebedrijf ofwel in de vorm van een echt leveringsbedrijf ofwel in de vorm van een ontwikkel- en investeringsbedrijf. Kennis ontwikkelen over zonne-energie. Met al die kennisinstellingen in huis is het toch vreemd dat we ons door Fryslân de kaas van het brood laten eten. In eerste instantie denken we aan een parallel aan ESFI in te zetten fonds. Is het College bereid om dit te onderzoeken? Een bankier is iemand die je zijn paraplu leent als de zon schijnt en hem terug wil zodra het begint te regenen (Mark Twain). De kredietcrisis heeft tot een halvering geleid van de kredieten voor duurzame innovatie, zo schrijft het Planbureau voor de Leefomgeving vorige maand. Ook in onze regio moeten we hier scherp op zijn. Participeren, lenen, garanties geven. GroenLinks wil dat er vanuit de NOM, SNN, Energy Valley, bedrijven en kennisdragers ingezet wordt op een stevig groen investeringsprogramma. Wat te denken van een noordelijke groene kredietverzekering zodat de overheid een deel van de risico’s neemt die verbonden zijn aan duurzame investeringsprojecten. Wil het College zich hier voor in zetten? Ook andere beleidsinstrumenten om de economische crisis te bestrijden hebben onze aandacht. Meer werkgelegenheid blijft de beste remedie, ook tegen de krimp. 1. Krimpregio’s zouden gezamenlijk opnieuw de plaatsing van overheidsdiensten in stelling kunnen brengen. Wil het College dit met andere krimpregio’s oppakken? 2. Onze regio zou veel meer kunnen doen om ecotoerisme in deze regio te bevorderen. Juist ook in de krimpregio’s. Meer insteken op wandelen, fietsen, kanoën en elektrisch varen. Is het College daartoe bereid? 3. In de EHS moeten slagen worden gemaakt naar inrichten en beheer. Ook het generieke landschapsbeleid biedt kansen voor eenvoudig werk in de buitenlucht. Waarom zoeken we niet naar moderne versies van het werkgelegenheidsproject uit de dertiger jaren, het Amsterdamse Bos, maar dan veel kleinschaliger en op maat? We gaan over naar de regiotram. Meerdere keren heeft mijn fractie gevraagd naar de eigendomskwestie en het aansturingmodel. De antwoorden waren procesmatig en niet inhoudelijk. We willen echter niet aan het eind van de rit constateren dat het bestuurlijk al is geregeld. Kortom, wij pleiten voor een overheid gestuurd model: de Regiotrammaatschappij Groningen-Assen! De privatisering en de aanbestedingsmodellen bevallen ons maar met mate. De discussie verdient een nieuwe stimulans. De overheid gaat honderden miljoenen belastinggeld investeren en de regiotram staat zo centraal in de OV-keten dat we dat het liefst niet aan private partijen willen overlaten. Bovenal willen wij een open discussie over dit onderwerp, dus niet vanuit ingegraven schuttersputjes. Is het College bereid in het vroege najaar die discussie ten volle aan te gaan en daarbij de regionale partners actief te betrekken? Sol omnibus lucet (De zon schijnt voor allen; Romeins schrijver eerste eeuw: Petronius). Ook in onze provincie stemden veel kiezers op de PVV. Stemmers die vroeger met overtuiging links stemden, switchten. Je zou bijna denken dat ze niet meer weten of de zon in het oosten of in het westen opkomt. De overeenkomst van toen en nu lijkt onder andere te liggen in ongenoegen. Ongenoegen over krachten die ze niet kunnen beïnvloeden en die alleen maar tegen hen zijn. En vooral ongenoegen over de vele buitenlanders die hen het brood uit de mond zouden stelen. En ongenoegen over politici, over ons. Vaak alleen maar omdat we er zijn en een mening hebben. Ongenuanceerde krachten die zich laten horen. Meneer de voorzitter, wij doen een oproep aan alle partijen, fracties en politieke afdelingen om alert te reageren. Spreek mensen er op aan! Wilders en zijn PVV knagen aan wat dierbaar is. Hun Nederlandse cultuur is de cultuur van de uitsluiting. Wij zien het donker in voor hen die anderen het licht in de ogen niet gunnen. GroenLinks wenst een samenleving met medemenselijkheid, tolerantie en solidariteit. Of zoals een SP-er dat laatst opmerkte: al ben ik de laatste SP-er hier in Pekela, die mensen zijn welkom. Meneer de voorzitter, zoals de zon de bloemen kleurt, kleurt poëzie het leven. Het is tijd voor een intermezzo en daarvoor geef ik het stokje graag door aan mevrouw Siersema. Mevrouw SIERSEMA: Grunniger Dicht 't Was 'n zummerdag mit zunne, Mit zunne hier ... doagunne! Hai - lait de welhoak griepen Om aal wat ston te riepen, Zai - bon de broene schooven, Al stak de zun'van boven Ze trokken ain van slag, van zin,
22
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 De haite landen in 't was winter en de vlokken Bekransten heur de lokken! Hai - lait de scheuversl strieken, Dat 'vrouwvolk ston te kieken, Zei - lait zok nait laank neugen En zetten óm op: ze juigen, Geliek en ain van slag, van zin, De widde wereld in! 't was Mailmoand ... 't zol gebueren As alles pronkt mit kleuren! Hai - wos 'n nuver houkje Veur hom en veur zien Froukje. Zai - vruig nait: kent 'berouwen?... Van vrijen komt ja 't trouwen Ze trokken ain van slag, van zin Het laive leven in. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dat gedicht was van Nikolaas Griep uit 1919. Waarom dit intermezzo? Er is voor zover wij het konden nagaan geen “Grunniger Dicht Dag” en daar houden wij een pleidooi voor. Is Gedeputeerde Staten bereid om in 2010 een Grunniger Dicht Dag, bijvoorbeeld hier in deze zaal te organiseren en dat in samenwerking met het Huis van de Groninger Cultuur? Meneer de voorzitter, mijn fractie heeft nog twee vlekjes weg te werken van de POPdiscussie, omdat we niet met opgaande zon naar bed wilden, hebben we dat doorgeschoven naar vandaag. Het eerste onderwerp gaat over de relatie tussen GS en PS bij ontheffingen. Daarvoor dien ik de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt aldus: “De Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 juni 2009, gehoord hebbende de beraadslaging bij de Algemene Beschouwingen, overwegende: dat we het Provinciaal Omgevingsplan en een Verordening hebben vastgesteld; dat in art. 1.2 van de Omgevingsverordening wordt bepaald dat GS bevoegd zijn tot het geven van ontheffingen, voor zover dat in de betreffende artikelen niet anders is bepaald; het belang van een adequate informatievoorziening aan PS over het verlenen van ontheffing door GS; het belang van politieke afweging door PS bij ontheffing met een majeur karakter, zijn van mening dat: het toepassen van de ontheffingsmogelijkheid in het kader van het Provinciaal Omgevingsplan zoveel mogelijk een uitzondering dient te zijn en geen regel; voor zover ontheffingen worden verleend, PS hierover geïnformeerd dienen te worden, hetzij per brief, hetzij door het besluit tot ontheffing op te nemen in de openbare besluitenlijst van GS; ontheffingen met een majeur karakter pas worden verleend nadat consultatie heeft plaatsgevonden met Provinciale Staten, specifiek met betrekking tot ontheffingen in het kader van de artikelen 4.9 Bedrijventerreinen, 4.13 Windturbines, 4.18, specifiek lid 3 Intensieve Veehouderij, 4.22, specifiek onder lid 5 Agrarische Bouwpercelen, 4.27, specifiek onder lid 5 Bungalowparken, Landgoederen, Incidentele Woningbouw, verzoeken GS te handelen conform het bovenstaande, en gaan over tot de orde van de dag.”
23
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 De motie is ondertekend door de heer Van der Ploeg (GroenLinks), de heer Zanen (PvhN) en mevrouw Hazekamp (Partij voor de Dieren). Normaal gesproken zou ik de motie een nummer geven, maar ik vraag mij af hoe dit zich verhoudt tot de behandeling van het POP in de vergadering van de vorige week. Ik houd deze motie even in beraad en zal overleggen met de griffie. Na de schorsing voor de lunchpauze zal ik nadere mededeling doen over wat de status van de motie kan zijn. Dank u, gaat u voort. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, we koppelen het gezegde “dat de zon pas begint te schijnen als je de ervaring deelt” aan het gezegde: “As God wind geft, zel ik zaail geven”. Dat brengt ons dus bij participatie en windenergie en de opdracht van de Provinciale Staten aan de vertegenwoordigers in Groningen Seaports. Daartoe dienen we de volgende motie in. De VOORZITTER: Dank u. Ik lees de motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 juni 2009, overwegende dat: het belang dat Provinciale Staten hechten aan brede participatie in windenergie en repowering van solitaire molens naar concentratiegebieden sturing op participatie en repowering pas goed gestalte kan krijgen als er regie gevoerd kan worden over de locaties waarop windturbines mogen worden geplaatst. Groningen Seaports eigenaar is van locaties waarop windturbines op basis van het POP zijn toegestaan, zijn van mening dat Groningen Seaports inspanningen dient te plegen ten aanzien van brede participatie en repowering van solitaire windmolens die in de provincie Groningen staan, dragen de vertegenwoordigers van Provinciale Staten in het Algemeen Bestuur van Groningen Seaports op om dit in te brengen in Groningen Seaports en daarover terug te rapporteren naar Provinciale Staten, en verzoeken GS, via hun vertegenwoordigers in het Algemeen en Dagelijks Bestuur van Seaports, om hetzelfde te doen en daar eveneens over terug te rapporteren aan Provinciale Staten, en gaan over tot de orde van de dag.” Hiervoor geldt hetzelfde als wat ik daarnet zei. Ik herinner mij die discussie nog levendig. Ook hiervoor wil ik bekijken of dat een zaak is die we de vorige keer eigenlijk al met elkaar hebben afgehandeld of dat er reden is om dit in het kader van deze Statenvergadering te behandelen. Ook daarop kom ik straks na afloop va de lunch terug. De heer VAN DER PLOEG: Wat repowering betreft gaan we uit van een redelijke verhouding tussen het in te leveren vermogen en het nieuw te verkrijgen vermogen. Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie wil niet als Icarus ten onder te gaan. Kortom, we weten wanneer het genoeg is. Bovendien heb ik gain zun of wind meer in hoes. De VOORZITTER: Hartelijk dank voor het mooie gedicht en de voordracht. De heer Zanen heeft het woord van de Partij voor het Noorden. De heer ZANEN: Voorzitter, mijn moedertaal is Nederlands en daar hou ik het bij op dit moment. Voorzitter, er wordt gesproken over een zware economische crisis. Maar toch is de spanningsrelatie tussen industrie en milieu nog steeds dominant in het politieke debat op provinciaal niveau. De Eemshaven tegenover de milieubeweging, zeg maar. Ik wil dit adstrueren. Ik heb het Jaarverslag 2008 van Groningen Seaports en daarin wordt aangegeven dat gedurende het eerste driekwart van het vorig jaar sprake is van een fantastische ontwikkeling en dat alleen in het laatste kwart vraagtekens zijn gerezen over de ontwikkeling van de economische conjunctuur. Maar het gaat fantastisch, zowel in de Eemshaven als in Delfzijl. Volgens dit verslag bestaat er niet veel vrees dat die ontwikkeling als gevolg van die crisis, niet door zou zetten. Daarnaast is er de milieubeweging. Aan het begin van deze vergadering hebben we het daar al over gehad in de discussie met het CDA. We hebben een kaart toegestuurd gekregen en daarop staat
24
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 vermeld: “Rust en stilte, weidse vergezichten, wierden, maren en dijken beschermen ons landschap.” Men laat zien dat er veel publiek support is voor dat idee. Tegenover elkaar staan een fantastische industrie en havenontwikkeling en een fantastisch gebied van stilte, rust en vergezichten. Dat staat toch op gespannen voet met elkaar, lijkt mij. Wel is waar dat er over wordt gesproken. De vraag is: gaat die crisis aan dit geheel voorbij of niet? Het is wel zo dat door die crisis mensen op straat komen te staan. Soms kan het collectief nog wel worden opgevangen, bijvoorbeeld via werktijdverkorting van bedrijven of deeltijd WW van het personeel, maar velen worden individueel getroffen. Dan is er al gauw sprake van een inkomensval en de vangnetten die daarvoor in Nederland zijn ontwikkeld, zijn tegenwoordig toch vrij beperkt. Er is dus een probleem aan het ontstaan en wel een groot probleem. Je ziet het niet, want als het jou niet treft, is het onzichtbaar, maar het probleem is er wel. Er zijn cijfers genoemd over de snelheid waarmee de werkloosheid omhoog schiet en dat is behoorlijk verontrustend. Voorzitter, in plaats van een bijdrage te leveren aan de strijd tegen deze crisis lijkt het er op dat de provincie Groningen door haar optreden wellicht de crisis mede bevordert. Het zou een vervelende zaak zijn als dat het gevolg is van deze Voorjaarsnota. Ik vind dat dit er in zit. Het lijkt op een capitulatie voor wat ons vanuit Den Haag overkomt. Sombere tijden en donkere wolken verwacht het College en daarom is maar geen nieuw beleid gepland. Verder wordt de strijd tegen de brutale ingreep van het Rijk in de vermogens van de provincies bij voorbaat opgegeven. Werd bij de eerste greep in de kas nog gesproken over 'diefstal', al snel werd dat omgetoverd tot de koopsom voor een aantal te decentraliseren beleidsterreinen. In de onderhandelingen daarover werd de tweede ingreep (weer € 200 miljoen) … De heer BROUNS: Voorzitter, ik loop wat laat naar de microfoon, want ik moest de impact van de opmerking even laten bezinken, voordat er vragen opkwamen. Er wordt hier gesteld door de Partij voor het Noorden dat wij als provincie mede de oorzaak zijn van de crisis. Daar zou ik toch wel graag een toelichting op willen hebben. De heer ZANEN: Als je kijkt hoe de provincie Groningen de afgelopen jaren deel heeft genomen aan het maatschappelijk bestel in zijn algemeenheid, is dat er een geweest van stimuleren, bevorderen en met geld dingen mogelijk maken. Ik constateer dat er nu gekozen wordt voor complete stilstand en dat in de verwachting dat het allemaal heel slecht gaat worden en mogelijk in september nog slechter als de nieuwe begroting van het Rijk uitkomt. Daarom worden geen nieuwe taken beschreven, terwijl dat wel moet gebeuren. De heer BROUNS: U zegt dus eigenlijk dat het beleid van stimuleren er de oorzaak van is geweest dat hier een economische crisis is gekomen? Of zegt u dat wij de economische crisis veroorzaken doordat wij niets meer doen? De heer ZANEN: Ik zeg dat het erop lijkt dat het beleid van de provincie Groningen eerder die crisis versterkt dan dat die deze tegengaat door op zo veel mogelijk beleidsterreinen zo veel mogelijk activiteiten te ontwikkelen. De heer BROUNS: Maar u hebt neem ik aan wel kennis genomen van de versnellingsagenda en het arbeidsmarktbeleid en dergelijke zaken die recent in gang gezet zijn? De heer ZANEN: Ja, arbeidsmarktbeleid. Wij hebben de motie daarover ook ondertekend. Dat is natuurlijk een goede zaak, maar dat betreft de situatie dat mensen buiten hun arbeid zijn gekomen, waarna ze moeten worden opgevangen en verder geschoold, zodat ze niet verloren raken. Dan zit je niet bij de crisis, maar bij het verzachten van de effecten van de crisis. Voorzitter, bij de onderhandelingen tussen het IPO en het kabinet over de te decentraliseren taken is eigenlijk een korting van vier maal € 200 miljoen op het Provinciefonds stilzwijgend geaccepteerd. Verder is de provincies aangezegd om nog eens, maar dan wel structureel en jaarlijks, € 300 miljoen in te leveren, zodat taken bij de provincies moeten worden weggesneden. Dit College heeft een bepaalde politieke samenstelling en die komt exact overeen met de regeringssamenstelling in Den Haag. Speelt dat een rol? De strijd is immers opgegeven. Ik weet het niet, maar het is in ieder geval een moeilijke zaak. Het overleg met het Rijk is gelopen via het Interprovinciaal Overleg. Een aantal malen hebben wij daar al een vraagteken bij gezet. Waarom ga je niet met je voormalige bondgenoten, Friesland en Drenthe, gezamenlijk in de slag? Geeft dat niet meer perspectief? Gedeputeerde Calon heeft toen gezegd dat eendracht macht maakt en dat de provincie zo sterker zou staan en verder zou komen. Als je kijkt naar het resultaat is dat in ieder geval niet gebleken. De vraag
25
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 is of het SNN wel voldoende tot haar recht is gekomen en of niet beter de invalshoek via de noordelijke regio gekozen had kunnen worden. Eigenlijk is er met het SNN iets anders gebeurd. Het politieke karakter van het Algemeen Bestuur is weggevallen. Het moet weliswaar nog zijn uitwerking krijgen, maar dat zal wel de portee zijn van wat er is gebeurd. Daardoor is het een veel minder geschikt instrument geworden om een politiek debat met Den Haag aan te gaan. Als je dat nu nog zou willen, wordt dat naar mijn idee moeilijker en dat is jammer. Voorzitter, over de financiën nog een ander punt. De Partij voor het Noorden heeft er al langere tijd voor gepleit dat een deel van de aardgasbaten de noordelijke ontwikkeling ten goede zou moeten komen. Daar zat het idee achter van meer zelfstandigheid voor Noord-Nederland. Je hoeft dan niet voor elk wissewasje naar Den Haag, omdat je dan een vaste inkomensstroom hebt waaruit je kunt putten en waarover je zelf zou kunnen beschikken. Dat was ons uitgangspunt en ons idee. Het zou dan kunnen middels ons eigen Fonds Economische Structuurversterking. Wij hebben gezien bij de vorige Statenverkiezingen dat politieke partijen die hier in deze Staten vertegenwoordigd zijn, allemaal op dat punt ten opzichte van de Partij van het Noorden posities hebben ingenomen. De een ging toen nog verder dan de andere. Ik herinner mij de heer Moorlag die heel ver ging in het debat. Ik dacht dat dat gebeurde in de Mediacentrale. Hoe het ook zij, het is er nog steeds niet van gekomen en dat is jammer, want daarmee missen we de kans om echt forse investeringen te plegen die nodig zijn. Ik noem bijvoorbeeld de zeesluizen in Delfzijl. Wij hebben gezien wat er met de gelden die naar het Rijk zijn gevloeid en niet naar het Noorden. Die gelden zijn in hoge mate allemaal in de Randstad besteed. In de tien jaar van het bestaan van het Fonds Economische Structuurversterking is 88% van de zo beschikbaar vrijgekomen middelen voor 88% in de Randstad geïnvesteerd, tegen slechts 1% in Noord-Nederland. Dat geld is dus compleet weggevloeid. Misschoen heeft u afgelopen zaterdag (2006-2009) het interessante artikel van Jan Oosterhaven, mijn partijgenoot, gelezen over de afgelopen 50 jaar. Naar ons idee is het niet te laat om op dit terrein een inspanning te plegen en iets te veroveren. Dat zouden we dan wel z’n allen moeten doen. Ik hoop dat de discussie daarover mogelijk zal zijn. Voorzitter, dan nog een opmerking over meer autonomie waar ik daarnet al over sprak. Er is een interessant advies gekomen vanuit de Sociaal Economische Raad Noord. Daarin staat dat de kansen voor het Noorden juist gezocht moeten worden in een groeiende samenwerking en samenhang. Dat staat als het ware haaks op de politieke strijd vanuit het Noorden waarover ik zojuist al over sprak. Hier is van buitenaf van de kant van de werkgevers, de werknemers en van onafhankelijke deskundigen, een vrij indringend verhaal gepubliceerd waarin samenwerking wordt benadrukt en dat zou wellicht kunnen leiden tot politieke verandering, zoals de vorming van een landsdeel. Er staat letterlijk het volgende: "Samenwerking. In veel gremia werken in Noord-Nederland organisaties al regiobreed samen. Het is zaak dat ook op bestuurlijk niveau, dat van nature is geordend naar de grenzen van provincies en gemeenten, de samenwerking overal op een vergelijkbaar grensoverschrijdend niveau komt. Dan verandert de natuurlijke neiging van besturen de eigen directe achterban op korte termijn ter wille te zijn in een gezamenlijk besef dat er veel te winnen valt bij onderlinge structurele samenwerking. Alleen dan kan worden vermeden dat diezelfde grenzen belemmeringen worden of een rationeel gebruik van middelen doorkruisen. Dit is geen pleidooi voor nivellering of ontkenning van de eigen kenmerken van elk van de drie provincies. De provincies kenmerken zich door een grote verscheidenheid aan economische activiteiten, landschappen, cultuur, grondstoffen, kennisinstellingen en opleidingsinstituten. In die verscheidenheid ligt de grote aantrekkelijkheid van het Noorden. Het is wel een pleidooi om versnippering van initiatieven en activiteiten tegen te gaan. Versnippering leidt tot een groot verlies van tijd, energie en geld. Het motto voor Noord-Nederland zou dan ook moeten zijn: behoud verscheidenheid en bestrijd versnippering en treed op als bestuurlijke eenheid."
Dat vond ik zo’n wijze passage dat ik u die niet wilde onthouden. Voorzitter, ik heb nog een paar vragen. In de eerste plaats een vraag over de jeugdzorg. In de Voorjaarsnota 2009 staat dat er twee keer uit de Algemene Middelen geld moet worden bijgepast. Dat begrijp ik niet goed. Het gaat eerst om € 145.000 en vervolgens om € 154.000. Graag hoor ik daarop een nadere toelichting. Ik sprak daarnet over de noordelijke eenheid en ik vind het wel grappig dat de Partij van de Arbeid een motie heeft ingediend om in ieder geval op één punt, namelijk de nachttreinen gekoppeld aan een grote manifestaties, als noordelijke eenheid op te treden. Dat heb ik uiteraard mede onderschreven, alleen zou ik willen voorstellen dat, als het smaakt, we wellicht op het gebied van nachtelijk vervoer verder kunnen gaan en verder komen dan met deze incidentele inzet.
26
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Het CDA heeft gesproken over de motorrijtuigenbelasting en heeft gezegd dat die belasting maar niet moet worden verhoogd, want dat zou een financieel probleem worden voor veel mensen. Mijn vraag is of de motorrijtuigenbelasting niet gezien moet worden als een belasting, los van degene die deze moet betalen. Het is een belasting van burgers om algemeen, noodzakelijk geachte activiteiten te financieren. De koppeling naar het autogebruik zie ik niet zo zitten. Graag hoor ik hierop van het CDA in de tweede ronde een toelichting. De SP heeft een prachtig verhaal gehouden over plattelandsbeleid en de sociale agenda daarbij benoemd als instrument waarmee wij daar een bijdrage aan leveren. Een element dat zij noemden zijn de dorpsvisies. Ik ben het ermee eens dat je op dat vlak veel energie in dorpen kunt genereren. Ik woon zelf in Zuidwolde en daar heeft zo’n proces plaatsgevonden waarin een dorpsvisie is verschenen en die kan een rol spelen in de verdere ontwikkeling. Ik zou dat in zijn algemeenheid als ervaring hier willen noemen en onderstrepen. De VVD sprak over de ontsluiting van de Eemsdelta. Dat betreft een zaak die ons uit het hart is gegrepen. Men sprak over democratische controle die nodig is en die misschien verlegd moet worden van het provinciale niveau naar het gemeentelijk niveau, ook omdat er dan een betere democratische controle mogelijk zou zijn. Dan spreekt men over de provincie nieuwe stijl. Dat maakt nieuwsgierig als dat gezegd wordt. Wellicht kunnen we daar verder over praten. Verder ben ik, wat de ChristenUnie betreft, getroffen over hun opmerking over het OV-bureau. Iemand anders concludeerde al, refererend aan hun positie, dat als het te gek zou worden, de stekker eruit zou moeten. Het is de vraag of dat wel moet. De heer STAGHOUWER: Om verwarring te voorkomen zeg ik nu dat ik niet gesproken heb over het OV-bureau en ook niet gesproken over het uittrekken van de stekker. De heer ZANEN; U heeft gesproken over het Trambureau … De heer STAGHOUWER: Dat is wezenlijk iets anders dan het OV-bureau. De heer ZANEN: Ja, daar hebt u gelijk in. Overigens zijn die begrippen wel vloeiend in de discussie. Het OV-bureau speelt een belangrijke rol in de discussie over welke feitelijke zaken straks zullen worden ontwikkeld, namelijk het busalternatief waartoe door ons is verzocht. Ik heb begrepen dat het OV-bureau dit onder handen neemt en daar ben ik blij om. Het zou te gek zijn als dat door het Trambureau zou gebeuren. Je moet die twee zaken gescheiden kunnen ontwikkelen en dan kunnen vergelijken. Afrondend voorzitter, deze Voorjaarsnota is in zekere zin minimaal, terwijl wij het College op maximale sterkte hebben. We hebben de discussie gevoerd over het aantal gedeputeerden bij de aanstelling van het College. Gesteld is toen dat er iemand bij moest die in Den Haag van wanten weet en die op de juiste momenten aan het lobbyen is. Verwacht werd dat we daar veel profijt van zouden hebben. Mijn vraag is of het College dat profijt ook ziet. Anders hebben we een wat te omvangrijk College en misschien moeten we, als we toch heel erg moeten gaan bezuinigen, eens nagaan hoe dat verder moet in de toekomst. De heer MOORLAG: Voorzitter, een vraag aan de heer Zanen. Is het niet zo dat de laatste twee gedeputeerden unaniem zijn gekozen in deze Staten? De heer ZANEN: Ja hoor, ik heb meegestemd. Ik ben graag meegegaan met de verwachtingen die zijn uitgesproken, maar de vraag hoe dit uitpakt, moet achteraf worden bekeken. Als we in de Voorjaarsnota naar voren kijken, zou je het effect van dat nadenken daaraan kunnen toevoegen. Voorzitter, hierbij wil ik het laten. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Het is altijd interessant om de heer Moorlag over zijn eerste weken een dieptevisie te vragen. Dan zijn wij nu bij de heer De Vey Mestdagh van D66. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik heb mijn Algemene Beschouwingen niet in volledige volzinnen kunnen uitschrijven, maar u krijgt allemaal een schrijven waarin de strekking daarvan duidelijk is. Wij zitten in zware tijden. Andere fracties hebben daarover al gerapporteerd. Onder andere over de recessie en het zorgelijke financiële beeld over de toekomst van de provincie. Ik noem het Rijk met de bezuinigingen en de Raad voor de Financiële Verhoudingen met het rapport. Al met al wordt volgens de Voorjaarsnota voorspeld dat een vermindering zal optreden van ca. € 20 miljoen per jaar. Als je dat per inwoners zou omrekenen, kom je op een bedrag van € 35,--. Als dat dan
27
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 gecompenseerd zou moeten worden middels provinciale belastingen, zou mijn gezin er ongeveer € 200,-- aan kwijt zijn. Kortom, het gaat om een behoorlijke opgave die voor ons ligt. Het voorlopig voorspelde gevolg voor 2010 op de begroting is een tekort van € 15 miljoen bij ongewijzigd beleid en een oplopend tekort in de jaren daarna. Dat betekent dat we de tering naar de nering zullen moeten zetten. Daarnaast bestaat er onzekerheid met betrekking tot het provinciaal belastinggebied en misschien moet er daardoor nog wel meer gebeuren. Met zoveel onzekerheid en met name de orde van grootte daarvan en de dreiging die daarbij hoort, is het logisch dat de eerste scenario’s in kaart worden gebracht en dat we nu een min of meer beleidsarme Voorjaarsnota 2009 voorgelegd hebben gekregen. Daar kunnen wij ons in vinden. Aan de andere kant komt er waarschijnlijk het komend jaar heel veel geld binnen. We gaan tenslotte die aandelen Essent verkopen. Het gevaar is dat als je tegelijkertijd moet bezuinigen, dat je dat geld gaat inzetten in de reguliere stroom van middelen. Dat gevaar wordt in de Voorjaarsnota teniet gedaan door de gelden te bestemmen, namelijk € 15 miljoen per jaar voor ESFI plus 3% accres per jaar. Het is nog niet voor 100% duidelijk hoe dat moet gebeuren, maar dat beleid staat in ieder geval vermeld. Tot nu behoorde dit overigens tot het Collegeprogramma, maar nu staat het in de Voorjaarsnota waar wij vandaag wellicht goedkeuring aan gaan geven. € 245 miljoen wordt ontvangen als RSP/ZZL-geld en één derde deel van de rest gaat naar het Plattelands Ontwikkelings Fonds en twee derde deel van de rest gaat dan naar de Regiotram. Zo staat het in de Voorjaarsnota. Voorzitter, gezien ons stemgedrag met betrekking tot de vorige Voorjaarsnota en de Begroting 2009, moge het duidelijk zijn dat D66 het niet eens is met deze bestemming. Wij zijn van mening dat er minstens een substantieel deel van de opbrengsten zou moeten worden geïnvesteerd en worden gelabeld voor de ontwikkeling van duurzame energie. Nederland laat het op dat terrein serieus liggen. Wij waren oorspronkelijk leidend in de windmolenbranche in de wereld, maar inmiddels is dat dit volledig door Duitsland overgenomen, inclusief de industrie en de kennis die daarbij hoort. Ook de zonnecellenfabriek – de enige die Nederland rijk is – staat niet in Groningen, maar is een aantal jaren geleden in Limburg gebouwd. Dat is doodzonde voor Energy Valley. Op dit moment – en als u de krant heeft gelezen (ik krijg ook nog wat mails direct van deze club) – zien we dat de Stichting Gezen, nota bene een Groningse stichting, € 400 miljard heeft losgepeuterd bij het Duitse bedrijfsleven om te investeren in de opwekking van daadwerkelijke duurzame energie, alsmede in CSP. € 400 miljard! Althans zo staat het in de krant. Dat is heel veel geld. Zij willen daar dan ook serieus werk van maken. Voorzitter, als die ontwikkeling, in gang gezet door een stichting uit Groningen, naast onze deur plaatsvindt, dan zouden we daar toch op z’n minst in mee moeten kunnen gaan. Energy Valley zal vooral, naast de klassieke zaken als gas en de lokale activiteiten, mee moeten gaan in de energie van de toekomst. Wellicht kunnen we hier nog wat industrie naar toe halen die bijvoorbeeld als toeleveranciers kunnen functioneren van zaken die nodig zijn. Als we nu naar de verdeling kijken van de middelen die beschikbaar komen door de verkoop van de Essent-aandelen, zijn wij op grond van het bovenstaande geen voorstander van deze Voorjaarsnota 2009. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, hoor ik nu een pleidooi van D66 voor een nieuwe industriepolitiek? Kunnen we verwachten dat die vanuit de Tweede Kamer met kracht wordt ingezet? De heer DE VEY MESTDAGH: Laat ik het zo zeggen. D66 is geen voorstander van de industriepolitiek zoals die door de Partij van de Arbeid zou worden voorgeschreven. Wij zijn wel voor het stimuleren van bepaalde ontwikkelingen en het faciliteren daarvan. In die zin hebt u gelijk: wij zijn daar voorstander van. Voorzitter, ik ga terug naar het risico dat door de bezuinigingen ontstaat. Met name het risico op het gebied van de cultuur. Met cultuur is erg veel geld gemoeid, ook in onze provincie. Het is ook een gemakkelijk onderwerp om daar geld weg te halen. D66 is een cultuurminnende partij, zoals u weet. Twee gelukkige omstandigheden zijn dat we eigenlijk zowel landelijk als provinciaal op dit beleidsonderdeel de gelden voor dit beleid net hebben vastgesteld, waardoor de discussie wat lastiger wordt omdat die niet meer vrij is. Een tweede punt is – en dat wil ik ook deze Staten op het hart drukken – dat als het over cultuurgeld gaat, we ons goed moeten realiseren dat cultuur, naast een welzijnsfactor, ook een belangrijke economische waarde in zich draagt. De ontwikkeling van de jeugdzorg. D66 vindt de Centra voor Jeugd en Gezin van Rouvoet wel een goede ontwikkeling. Dicht bij de mensen en laagdrempelig georganiseerd. Daarnaast is nu net onder voorzitterschap van René Paas, oud-wethouder van de Stad, een VNG-rapport uitgebracht dat een risico op structuurwijziging inhoudt. D66 zit niet op een structuurwijziging te wachten, want dat lost an sich niets op. Veel belangrijker is – en zo horen we dit ook uit het werkveld – dat de samenwerking tussen de verschillende organisaties goed op gang komt in plaats van een structuurwijziging waarbij
28
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 vanuit de overheid wordt aangestuurd. Voorzitter, wij vroegen ons even af of René Paas zich wel voldoende heeft laten souffleren door Ruth Peetoom. Openbaar Vervoer. Concessies, samen met Drenthe, zijn gegund en dat belooft goede aansluiting richting het zuiden, richting Drenthe. Hoe gaat het nu met de aansluiting op de beide Frieslanden, aan beide kanten van onze grenzen? Als we kijken naar het westen, het stuk Friesland tussen Vlie en Lauwers, zit er een trein in de pijplijn. Dat is een mooie ontwikkeling. Kijkend naar OstFriesland zien we onduidelijkheid. Wij willen het College nogmaals op het hart drukken dat het wel een ontwikkeling betreft die in gang gezet moet worden, want die verbinding is heel belangrijk. Wij vinden ook aangaande de OV-concessie en het OV in het algemeen en de aansluiting daarvan, dat op het moment dat er samen met Drenthe een concessie is gegund, de betreffende aansluitingen wel goed zullen verlopen. Het betekent wel dat er een speciale verantwoordelijkheid voor dit College ligt om met name de beide Frieslanden en de aansluitingen daarheen extra in de gaten te houden. De tram. Dit is een apart hoofdstuk, ook voor D66. Wij gaan er in de beschouwing wat langer op terug. In ieder geval kunnen we stellen dat er een groot faseverschil is met betrekking tot de besluitvorming in de stad Groningen en de provincie Groningen. Terwijl de provincie zogenaamd nog bezig is met de afweging van het RegioRail-concept fase 1 van het Trambureau, gaan de meeste centen al zitten in het ontwerptracé van de stadstram, lijn 1, en de promotie daarvan. Voorzitter, we gaan inmiddels fase 2 in en het voorstel in de Voorjaarsnota is om voor fase 2 dit jaar als € 1,2 miljoen extra bij te lappen. Dat is dan ook nodig. In de brief van gisteren van het College staat dat er in totaal zo’n € 7,32 miljoen in fase 2 moet worden bijgelapt tot 1 juni 2010. Waar gaat het dan tot volgend jaar juni in zitten? Dat gaat naar het op detail uitwerken van de tramlijn 1, het gaat zitten in de schets en de samenhang van lijn 1 en lijn 2 naar Kardinge. Het voordeel van de provincie is dan dat de provincie een beter financieel beeld krijgt van de tram, namelijk de huidige maximale afwijking in de financiën van 20% wordt op die manier teruggebracht tot een maximale afwijking van 10%. Dat zou betekenen dat wij een betere afweging kunnen maken tussen bus en tram. Maar is dat nu echt wel zo? D66 vraagt zich dat af. Als dat het enige belang is – van 20% naar 10% zekerheid teruggaand – is dat dan iets waaraan je € 7,32 miljoen zou moeten besteden? Normaal gesproken zou je eerst eens nagaan of je die afweging zou kunnen maken zonder deze investering nu al te doen. Dit is puur vanuit de provincie bekeken. Je kunt je ook afvragen, als we dat niet doen, in hoeverre we de fuik waar we toch al inzwemmen – ik heb daarvoor in 2007 in mijn Algemene Beschouwingen al voor gewaarschuwd – niet verzwaren met dat extra bedrag van € 7,32 miljoen. Jammer, voorzitter, dat dit zou gebeuren, was allemaal erg voorspelbaar. Je kunt je ook afvragen, ook nu er een serieus onderzoek wordt gedaan naar alternatieven, in hoeverre we de fuik nog kunnen verlaten, gezien het stadium waarin we zitten, mede in relatie tot de Stad. Wij betwijfelen dat. Toch zijn we principieel tegen de gang van zaken, zoals nu wordt voorgesteld in de Voorjaarsnota en wij sluiten ons wat dat betreft aan bij de ChristenUnie. Bestuur. In de Algemene Beschouwingen 2008 heb ik al gezegd dat het belangrijk is om naar een inniger bestuur in Noord-Nederland toe te groeien. Inmiddels wordt dat ook onderschreven door de SER Noord-Nederland die er net een rapport over heeft uitgebracht dat overigens niet wordt onderschreven door dit College. Wat D66 betreft, hoort er ook een politieke controle bij die meer redeneert vanuit het gezamenlijk belang van Noord-Nederland dan vanuit het lokale belang. Die discussie zullen we nog gaan krijgen en die is in de huidige situatie van Noord-Nederland een zeer belangrijke discussie. Ik zal er in mijn tweede termijn nog het nodige over zeggen als reactie op de inbreng van andere partijen. Het over de grenzen heen kijken ook naar het oosten moet serieus effecten gaan krijgen. Jammer dat niet ons College, maar Eurlings het gesprek over de trein naar Noord-Duitsland heeft weten los te trekken. Ons College – in dualistische verhoudingen is het College ook van ons – moet na jaren beleid op onder meer de NOA nu toch ook wel met concrete successen kunnen komen. Na jaren van inzet dienen concrete resultaten getoond te worden en die concrete resultaten zullen anderen aansteken om in die ontwikkeling mee te gaan. Dat zou wat ons betreft een belangrijk item zijn voor de komende jaren. Gemeentelijke herindeling. Ik noem het beestje maar bij de naam. De gemeenten zijn druk bezig zichzelf te herindelen alleen ze noemen het nog niet zo. Het gaat eerst onder het mom van samenwerking. Ik benadruk het nogmaals: College let op en wees proactief. De provincie is wel verantwoordelijk voor het ontstaan van onlogische dan wel logische verbanden en het mogelijk overblijven van vrijgezelle gemeenten. Net als muurbloempjes mogen deze niet overblijven. Er moeten aan het einde van de rit in de hele provincie Groningen complete gemeenten kunnen ontstaan. Een complete gemeente is overigens een gemeente die alle functies in zich heeft en alle gemeentelijke taken kwalitatief op voldoende niveau kan uitvoeren en daarnaast natuurlijk beschikt over een adequate democratische legitimatie, hetgeen niet altijd gezegd kan worden over een aantal
29
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 samenwerkingsmodellen. Daarnaast heeft zo'n gemeente logische grenzen (fysiek, economisch, cultuur historisch, enz.). Deze grenzen kunnen allemaal net op een andere plek lopen en dan kan de grootste gemene deler wellicht uitkomst bieden voor de uiteindelijke grens. De vraag is wel of het aanhouden van de huidige gemeentegrenzen bij het samengaan de meest logische grenzen voor eventuele nieuwe gemeenten oplevert. Ik denk bijvoorbeeld aan Middelstum-Loppersum en wellicht ook Bellingwedde. De VOORZITTER: Middelstum? Beschouwt u Middelstum als een gemeente? De heer DE VEY MESTDAGH: Nou ja, dat was een gemeente en nu valt Middelstum onder Loppersum. Er loopt daar zo’n mooie natuurlijke grens als de Eemshavenweg doorheen! Het gesprek moet hier in ieder geval over gevoerd worden. De vraag is of het College niet wat meer zou moeten doen om het gesprek over logische verbanden te initiëren. Voorzitter, ook in Groningen hebben we te maken met de recessie. We hebben hier gebieden met krimp en met name krimp in het aantal huishoudens kan grote problemen met zich meebrengen. In het totale beleid hanteren we nog steeds heel hard de mal/contramal-gedachte. Dan zijn we vervolgens verbaasd dat met veel aandacht voor de mal, de contramal verzwakt. Voorzitter, het is onbegrijpelijk dat we in deze situatie, in het huidige tijdsgewricht, zo vasthouden aan de gedachte van de economische kernzone zoals ook verwoord is in het POP, waardoor het buitengebied zo goed als op slot wordt gezet en gedevitaliseerd wordt. Het stug vasthouden aan de gedachte dat stuwende bedrijvigheid alleen maar in kernzones mag en windenergie alleen maar op in het verleden ooit toevallig aangewezen bedrijfsterreinen, is in het huidige tijdsgewricht een te dogmatische wijze van besturen. Het is hoog nodig in deze tijden dat er minder geld is en het minder goed gaat dat er meer op maat bestuurd wordt; dus op basis van maatschappelijke afwegingen in voorliggende concrete gevallen. Voorbeelden zijn al eerder genoemd: het Outletcentrum en Wereldbazaar zouden dan op die afweging positief uitslaan. Misschien met de dogmatische benadering niet, maar als je het zo doet, wel. We hebben vooral een bestuur nodig dat zaken mogelijk maakt en goede ontwikkelingen stimuleert. Niet een bestuur dat verbiedt en betuttelend in de weg zit. Voorzitter, ik kom even terug op de Voorjaarsnota. Een pas op de plaats met uitgaven totdat duidelijk is wat onze taakstelling precies voor consequenties heeft, lijkt D66 een goede zaak. Wij zijn het niet eens met voorgestelde bestemming van de Essent-gelden. Een tweede punt waar wij het niet mee eens zijn is dat een extra bedrag van € 1,7 miljoen extra in de voorbereiding van het stadstramtracé wordt gestoken, terwijl de provincie zegt nog een afweging te moeten maken tussen tram en bus. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Mevrouw Hazekamp van de Partij voor de Dieren heeft het woord. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, deze Algemene Beschouwingen staan in het teken van een schamele, beleidsarme Voorjaarsnota. Het is daarom haast onmogelijk om bij deze Algemene Beschouwingen niets te zeggen over de kredietcrisis. Een crisis die is veroorzaakt door onze onverzadigbare hebzucht. Een crisis die alle andere crises die er zijn, onterecht overschaduwt. De klimaatcrisis, de voedselcrisis, de zoetwatercrisis, de biodiversiteitscrisis, de fosfaatcrisis en dierziektencrises lijken nog steeds onbelangrijker dan de recessie. Maar we staan aan de rand van de afgrond en de enige richting die we uitkunnen, is een stapje terug. We hebben de keuze tussen de doodlopende weg die ons tot hier bracht, of een radicale omslag maken door te kiezen voor mededogen en duurzaamheid. Weg van het klatergoud en de schone schijn en opkomen voor alles wat écht en de moeite waard is! Zoals schoon water, schone lucht, schone bodem en biodiversiteit. Voorzitter, de Partij voor de Dieren is teleurgesteld dat er maar weinig écht duurzame maatregelen zijn te vinden in de Voorjaarsnota 2009. Sterker nog, op veel terreinen die voor de Partij voor de Dieren van wezenlijk belang zijn, is sprake van stilstand of zelfs achteruitgang. Ik zal hiervan een aantal voorbeelden noemen. Dierziekten. De q-koorts is weer volop in het nieuws. Deze ziekte die door mest van schapen en geiten wordt overgebracht, kan leiden tot ernstige luchtweginfecties en ernstige vermoeidheid die soms een jaar lang aanhoudt. Er zijn dit jaar al drie maal zoveel mensen meer ziek geworden dan vorig jaar. En dat terwijl de zomer nog moet beginnen. Bovendien is de q-koorts weer verder naar het noorden opgerukt. Steeds meer mensen worden opgenomen in ziekenhuizen met MRSA-bacteriën. Resistente bacteriën waartegen geen antibiotica is opgewassen. Opgelopen na contact met varkens, varkenshouders of hun familie.
30
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Ook de varkensgriep, vanwege de slechte naam voor de varkenssector ook wel Mexicaanse griep genoemd, breidt zich over ons land uit. Artsen, ministeries, virologen roepen alle varkenshouders op om alert te zijn en uit de buurt van hun dieren te blijven als ze ziek zijn. Varkens kunnen namelijk ook de varkensgriep krijgen en verspreiden naar mensen. Wij staan erbij en kijken er naar. Preventie en dierziektebeleid zijn namelijk geen taken van de provincie…. Voorzitter, voor vossen, konijnen en vele duizenden andere wilde dieren geldt dat ze in Groningen vrijwel overal, dag en nacht vogelvrij zijn. Dag en nacht worden gewassen en slootkanten beschermd door mannen (en vrouwen) met geweren. Waarom? Omdat het mag van GS. Er zijn talloze alternatieven om wildschade tegen te gaan, maar deze innovatieve ontwikkelingen om dieren gericht te sturen of te weren, worden niet verder onderzocht, gestimuleerd of ondersteund. Dat is namelijk geen taak van de provincie. Opvangcentra, dierenambulances, asielen vangen dagelijks aangereden eenden, afgedankte chinchilla’s, verweesde vossenwelpen, aangeschoten reeën op. Deze dieren worden in Groningen geholpen door initiatieven van particulieren en dierenbeschermingsorganisaties. En als die dat niet meer kunnen? Tsja…. Ook dat is geen zorg van de provincie….. De achteruitgang van de weidevogels. Er wordt subsidie gegeven aan weidevogelprojecten, terwijl in dezelfde gebieden ook wegen worden aangelegd. Wie onderneemt actie wanneer die jonge weidevogels genadeloos worden ondergeploegd? Of wanneer juist door het uitgestelde maaibeheer vanwege een nat voorjaar ooievaarskuikens verhongeren? Tsja, dat is geen taak van de provincie… Melkveehouderij. Het gemiddeld inkomen uit een agrarisch bedrijf bedroeg vorig jaar € 32.000. In 2007, een jaar eerder, lag het nog op bijna het dubbele, namelijk € 57.000. Zo’n sterke terugval heeft zich niet eerder voorgedaan. Dat concludeert het Landbouw Economisch Instituut (LEI) in zijn jaarlijkse Landbouw-Economisch Bericht, dat deze week is verschenen. Boeren reisden de afgelopen week naar Brussel en Luxemburg om te demonstreren tegen de lage prijzen. En terwijl de melk rijkelijk over de straten vloeit, stimuleert deze provincie grootschalige melkveehouderij en regelt de minister van Landbouw miljoenen euro’s aan landbouwsubsidie om reclame te maken voor het drinken van melk! De wereld op zijn kop! Voorzitter, er is geen enkele structurele aandacht voor dierenwelzijn, ondanks een gedeputeerde die op dierenwelzijn aanspreekbaar is. Is dit een hiaat in het provinciale beleid? Of is ook dit ook geen taak van de provincie? De veehouderij vormt een grote bedreiging voor het klimaat, draagt bij aan de honger in de wereld en veroorzaakt grote watertekorten. Paul McCartney, prins Willem-Alexander, minister Cramer, minister Koenders riepen allemaal al op om minder vlees te eten. In de Nederlandse politiek groeit een kritischer houding ten opzichte van de massale consumptie van vlees. De Partij van de Arbeid steunde afgelopen week samen met GroenLinks en D66 een motie van de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer voor een overheidscampagne rond een vleesvrije dag. Ook als provincie zouden we scherp moeten inzetten op een reductie van de veestapel en aanpassing van onze eetgewoontes richting een meer plantaardig dieet. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): U krijgt zo meteen een haring. Mevrouw HAZEKAMP: Fijn, dank u wel, daar kom ik zo op terug, voorzitter. Maar dat is een individuele keuze en dus ook geen taak van de provincie. De biologische landbouw. De biologische groenteteelt is volgens het LEI de laatste jaren winstgevender dan gangbaar. Een duidelijke keuze voor dier- en mensvriendelijke biologische akkerbouw en veeteelt, wordt door de provincie niet gemaakt. Initiatieven vanuit de sector worden natuurlijk graag tegemoet gezien, maar niet geïnitieerd of gestimuleerd. Dat is namelijk geen taak voor de provincie. De provincie financiert daarentegen wel projecten waarbij dierproeven worden gedaan of gewassen genetisch worden gemanipuleerd. Details hierover ontbreken. We weten niet om hoeveel experimenten het precies gaat en om wat voor dieren of gewassen het gaat. Dat overzicht komt wellicht nog beschikbaar. De gevolgen van deze onderzoeken voor dieren, natuur en milieu is namelijk geen toetsingscriterium voor de provincie. Dat is namelijk geen taak van de provincie. Voorzitter, subsidies aan milieuorganisaties die procederen tegen de overheid, moeten stopgezet worden, aldus het CDA. De Partij voor de Dieren vindt het echter van groot belang dat deze organisaties doorgaan met campagnes en projecten die beogen het overheidsbeleid te beïnvloeden totdat het beleid van de overheid zodanig is dat hun acties niet meer nodig zijn en zeker moeten die organisaties daarmee ook doorgaan zolang sectoren die onze leefomgeving en het klimaat bedreigen, wel fors worden gesteund.
31
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Het principe zou moeten zijn: de vervuiler betaalt, maar in Groningen geldt: de vervuiler vervuilt en de provincie betaalt. Biomassa-initiatieven zoals vergisting van mest die leiden tot instandhouding en verdere schaalvergroting van de dier-, klimaat en mensvijandige bio-industrie worden wel financieel ondersteund. Onderzoek naar opslag en afvang van CO2 krijgt alle steun en veel geld van deze provincie. Wanneer deze kosten door de energiebedrijven zouden moeten worden gedragen, dan was de bouw van CO2-vervuilende kolencentrales vermoedelijk niet eens doorgegaan. De provincie draagt bij aan onderzoeken hoe de agrarische sector haar sterke Europese marktpositie kan behouden. De provincie participeert in het Europees Visserij Fonds om nog even terug te komen op de haring. Voorzitter, zijn dat dan wel taken van de provincie? De Partij voor de Dieren denkt van niet. Voorzitter, integraal dierenwelzijnsbeleid ontbreekt op verschillende terreinen en goed beleid wordt via andere maatregelen of inadequaat handelen weer teniet gedaan. Het is tijd dat we daarmee stoppen. Het College weigert krachtig te anticiperen op de desastreuze gevolgen van onze handelwijze voor de voedselverdeling, het milieu, het klimaat en het welzijn van dieren. Voor vrijwel al deze punten heeft de Partij voor de Dieren de afgelopen jaren voorstellen gedaan, moties en amendementen ingediend en vragen gesteld. En daar zijn ook interessante antwoorden op gegeven, alhoewel een en ander niet behoort tot de taak van de provincie. Maar er lijkt iets geks aan de hand te zijn met ons geheugen. Dat lijkt ons af en toe in de steek te laten. Daarom wil ik herinneren aan een paar uitspraken uit deze Staten van de afgelopen jaren. Allereerst een citaat: “Ik zal als coördinerend gedeputeerde voor het dierenwelzijn uiteraard mijn collega’s er op aanspreken dat ze met dierenwelzijn rekening houden, vooral als het gaat om activiteiten in het landelijk gebied waar de meeste dieren voorkomen of op de Waddenzee waar ik zelf weer bij betrokken ben. Wij zullen op verschillende manieren rekening houden met dierenwelzijn.” Dat waren uitspraken van gedeputeerde Hollenga van Dierenwelzijn, tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota 2008, juni 2008. Een ander citaat: “De motie van de Partij voor de Dieren wordt overgenomen door het College. We vragen ons wel even af of de budgettaire consequenties ook gedekt zijn, want hiermee wordt overigens wel formeel een portefeuille Dierenwelzijn ingevoerd die volgens mij nog niet voorkomt op het visitekaartje van gedeputeerde Hollenga. Misschien kan gedeputeerde Calon aangeven of er dekking te vinden is binnen de financiële ruimte om dat aan te passen.” Dat was een citaat van Marc Jager, gedaan als Statenlid voor het CDA, tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota 2008, juni 2008. Gedeputeerde Calon antwoordt hierop overigens dat dit bij de volgende Voorjaarsnota zou gebeuren. Voorzitter, gezien deze antwoorden heb ik vorig jaar een motie aangehouden over het toetsen op dierenwelzijncriteria voor het beleid voortvloeiend uit de Voorjaarsnota. Gezien de punten die ik in bij betoog heb genoemd, wil ik deze motie echter opnieuw indienen en in stemming brengen. Het betreft motie nr. 20, ingediend tijdens de Statenvergadering van 18 juni 2008. De VOORZITTER: Prima. Ik zal hem voor de zekerheid nog even laten ronddelen. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik twijfelde of ik nog een laatste citaat zou toevoegen en ik heb dat toch maar gedaan. Ik zou toch nog een aantal uitspraken met u willen delen van iemand uit deze Statenzaal. Ik citeer: “Het kan flink wat minder met de zeehonden in de Waddenzee. Waarom zouden zeehondjes niet mogen worden afgeschoten, want één zeehond eet per jaar 2.000 kilo vis. Ter vergelijking: een garnalenschip brengt per week ongeveer dezelfde hoeveelheid garnalen aan land. Daarom zou de regulering van de zeehondenmeute in de Waddenzee door de mens bespreekbaar moeten zijn. Immers, vossen worden ook afgeschoten wanneer ze te veel hobby- en bedrijfskippen clandestien nuttigen. Waarom zeehonden niet?” Dit citaat komt uit een weblog van juni 2003 van Marc Jager, indertijd nog Statenlid voor het CDA. De heer JAGER: Kan mevrouw Hazekamp aangeven of dit een citaat is in de vorm van een uitspraak of is dit een citaat uit een stelling die geponeerd stond op dit weblog? Mevrouw HAZEKAMP: Dit waren verschillende zinnen die indertijd op uw weblog stonden. De heer JAGER: In een stelling, dacht ik.
32
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
Mevrouw HAZEKAMP: Ik zou u willen zeggen dat je via het internet tot in lengte van jaren wordt achtervolgd door je eigen missers, ook al heb je in de week dat het bericht geplaatst werd, geprobeerd om het te herstellen. Ik kan u de kopieën en de uitdraai doen toekomen. De heer JAGER: Dank u, ik heb hem zelf ook nog. Mevrouw HAZEKAMP: Hopelijk zal deze herinnering leiden tot wat meer bedachtzaamheid en aandacht voor dierenwelzijn bij onze nieuwe gedeputeerde en natuurlijk ook bij de rest van het College. De Partij voor de Dieren roept het College op om niet zomaar wat te roepen en op de automatische piloot de economische belangen automatisch te stellen boven de andere belangen die er zijn. Tot zo ver mijn Algemene Beschouwing. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. We schorsen de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur. Schorsing van 12.40 - 13.30 uur. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en begin met een heugelijke mededeling die u al geruime tijd eerder heeft bereikt, maar herhaling daarvan kan geen kwaad. Aanstaande zaterdag wordt om 16.00 uur schitterend weer verwacht in Nienoord en ook u wordt verwacht met degene(n) die u eventueel mee wilt nemen. Vorig jaar vond een dergelijke bijeenkomst plaats op Ekenstein. Nu luiden we in Leek het voorjaar uit en de zomer in en daar zullen we ook zijn om elkaar een goede vakantie toe te wensen. U bent daar allemaal van harte welkom vanaf 16.00 uur. Er zal jazz klinken, maar wel op de achtergrond, zodat we gewoon kunnen doorpraten. Wat is er heerlijker?! GS zullen daar ook zijn. Nu even over de vergaderorde. De heer Van der Ploeg diende twee moties in en ik moest mij even beraden hoe zij zich verhouden tot de vergadering die reeds is geweest rond het POP en de besluitvorming daarin. Ik heb dat beraad gehad en overleg gehad met de heer Van der Ploeg. We zijn tot de volgende redenering gekomen. De motie die aan de vertegenwoordigers van PS in Groningen Seaports een aantal zaken vraagt inzake repowering, kan als zodanig hier en nu worden behandeld. Deze motie krijgt nummer 7 en wordt verspreid en is onderdeel van de beraadslaging en de besluitvorming. Ik zal motie 7 zo meteen nog een keer voorlezen. De andere motie betrof de wijze waarop GS en PS met elkaar verkeren omtrent een aantal specifieke ontheffingen en kwesties daarin. Ik heb uiteen gezet dat een amendement daarover van de Partij van de Dieren daarover is verworpen. Vervolgens is vastgesteld dat het Statenleden altijd vrij staat om opnieuw kwesties aan de orde te stellen. We hebben ook vastgesteld dat in de septembervergadering van PS er nog een soort afhechtingsvoordracht komt van een aantal zaken dat met het POP te maken heeft en ten dele technisch afgemaakt moet worden. Sommige punten hebben we zelfbewust gedelegeerd naar die vergadering. Het voorstel waarmee de heer Van der Ploeg heeft ingestemd, is om in die vergadering het voorstel neergelegd in zijn motie specifiek te behandelen. Er is even overleg met de ambtelijke ondersteuning om na te gaan hoe een en ander technisch mogelijk is. wellicht is dit de perfecte vorm, maar eventueel moet er iets anders gebeuren. Dat valt nog te bezien. Als er voorafgaand nog een commissievergadering is die dit punt kan behandelen, kan dat ook nog in die vergadering uitgewisseld en voorbereid worden, waarna finale besluitvorming kan plaatsvinden in de septembervergadering van de Staten. Die motie komt dus nu niet aan de orde. Ik zal nu de eerste motie 7 nog een keer voorlezen. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 24 juni 2009, overwegende dat: het belang dat Provinciale Staten hechten aan brede participatie in windenergie en repowering van solitaire molens naar concentratiegebieden sturing op participatie en repowering pas goed gestalte kan krijgen als er regie gevoerd kan worden over de locaties waarop windturbines mogen worden geplaatst. Groningen Seaports eigenaar is van locaties waarop windturbines op basis van het POP zijn toegestaan, zijn van mening dat Groningen Seaports inspanningen dient te plegen ten aanzien van brede participatie en repowering van solitaire windmolens die in de provincie Groningen staan,
33
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
dragen de vertegenwoordigers van Provinciale Staten in het Algemeen Bestuur van Groningen Seaports op om dit in te brengen in Groningen Seaports en daarover terug te rapporteren naar Provinciale Staten, en verzoeken GS, via hun vertegenwoordigers in het Algemeen en Dagelijks Bestuur van Seaports, om hetzelfde te doen en daar eveneens over terug te rapporteren aan Provinciale Staten, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie krijgt dus nummer 7, wordt verspreid en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Dan zijn we nu toe aan de beantwoording van het College. Het woord is aan de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Voorzitter, menigeen heeft in de eerste termijn gesproken over de zorgelijke economische situatie waarin ons land is komen te verkeren. Dat geldt niet alleen ons land, maar dat geldt voor de hele wereld. Tijdens die bijdragen stelde ik mijzelf de vraag hoe wij op dit jaar 2009 zullen terugkijken over vijf jaar in 2014 of over tien jaar in 2019. Als we dan terugkijken, zou er dan sprake geweest zijn van een korte eenmalige terugval van de economie, een korte hevige recessie gevolgd door een scherp herstel, of staan wij aan de vooravond van een langer durende recessie die mogelijk leidt tot een duurzaam, zwakker en lager groeipad dan wij in de afgelopen decennia hebben gekend? Wij weten het niet. Wat we wel weten is dat we voor dit jaar en volgend jaar te maken hebben met een sterk afgezwakte economische activiteit. Er is sprake van een krimp van 4 tot 5% en dat is voor de tegenwoordige generaties een ondenkbaar percentage. Zo meteen kom ik terug op de gevolgen daarvan voor de overheidsfinanciën. Een en ander trekt diepe sporen in de maatschappij, ook in onze Groninger samenleving. Volgend jaar stijgt de nationale werkloosheid met 300.000 en dat is 25.000 per maand! Een van de sprekers wees daar al op. Als je dan bijvoorbeeld kijkt naar de periode van economische teruggang van midden in de jaren ’90, in de jaren ’93 en ’94, was er al enorm veel zorg over een werkloosheidsontwikkeling met een groei van 10.000 per maand en nu komen we op een groei die tweeëneenhalf maal zoveel is. Voorzitter, hoe anders was het beeld vorig jaar nog bij deze Algemene Beschouwingen! Toen leken de bomen nog in de hemel te groeien. De gewijzigde omstandigheden en ook het regeringsbeleid betekent dat wij in een totaal andere financiële situatie terechtkomen. Als je kijkt naar het oplopend overheidstekort – gisteren deelde de minister van Financiën mede dat het overheidstekort oploopt met € 100 miljoen per dag – moge duidelijk zijn dat dit niet alleen voor de rijksbegroting zijn gevolgen zal krijgen, maar ook voor de provinciale en de gemeentelijke begrotingen. De gevolgen zullen groot zijn en die gevolgen tekenen zich voor een deel al af. Dat is dan voor ons als bestuur, maar het heeft ook grote gevolgen voor de mensen in onze provincie. Het wordt heel hard voelbaar, met name voor degenen die hun baan verliezen en voor de mensen die hun huis niet kwijt kunnen en de mensen die zich zorgen maken over hun toekomst. Een aantal sprekers sprak er al over en zei dat er sprake is van een verlies van vertrouwen en dat we moeten werken aan een herstel van vertrouwen. De heer Brouns wees daar op. Het zal ontegenzeggelijk zo zijn dat wij te maken krijgen met oplopende spanningen. De vraag voor ons als provincie is dan ook of het ons nog wel gaat lukken om onze agenda die is gericht op economische ontwikkeling en versterking van de sociale cohesie in een omgeving die ook ecologisch in balans is, nog wel onverkort uit te voeren. Voorzitter, dat zal slechts ten dele het geval zijn in de tweede helft van deze Collegeperiode. De heer Luitjens sprak over een tweeledige financiële problematiek, maar die financiële problematiek is niet tweeledig, maar vierledig. Allereerst hebben wij te maken met een autonome ontwikkeling binnen onze provinciale huishouding, namelijk dat de uitgaven en de inkomsten niet parallel lopen, maar steeds dichter naar elkaar toe lopen. Er is sprake van een vrij autonome groei van de uitgaven en bij een gelijkblijvend inkomstenniveau hebben wij dan op termijn al een probleem. Dat was vorig jaar al zichtbaar in een meerjarenbegrotingbeeld. Het tweede probleem dat wij hebben is het bedrag van € 300 miljoen dat structureel in de Voorjaarsnota van het Rijk is ingeboekt. Het is nog onduidelijk hoe dit zich gaat vertalen naar de provinciale begroting en huishouding. We kunnen dat nog niet becijferen, omdat de verdeling daarvan ook samenhangt met de uitwerking van het advies van de Raad voor de Financiële Verhoudingen. Er speelt daar niet alleen een volumevraagstuk, maar ook een verdelingsvraagstuk tussen de provincies. Er moet een herschikking komen van middelen tussen de provincies. Kort gezegd, arme provincies als Drenthe en Flevoland moeten relatief ontzien worden, terwijl een aantal rijkere provincies – ik schaar
34
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 daar Groningen niet bij –, bijvoorbeeld Brabant en Overijssel, iets hoger zullen worden aangeslagen. Als je uitgaat van een pondspondsverdeling over de provincies, betekent dit dat wij per jaar structureel € 15 tot € 20 miljoen minder inkomsten hebben. Het derde punt betreft de doeluitkeringen en de accressen. Ook hieraan refereerde een aantal sprekers. Het is maar zeer de vraag of de doeluitkeringen ontzien worden bij de bezuinigingen op de rijksbegroting. Tot 2011 voert het Rijk een fors stimulerend beleid, maar daarna zal een scherp bezuinigingsbeleid gevolgd worden om de overheidsfinanciën onder controle te houden. Dat gaat gevolgen hebben voor de doeluitkeringen. Denkt u bijvoorbeeld aan de Jeugdzorg of het Openbaar Vervoer. Wij merken dat ook aan de zogeheten accressen, de trendmatige indexatie van de uitkeringen uit het Provinciefonds, die tot 2011 zullen oplopen in verband met het stimuleringsbeleid van het kabinet, maar die zullen daarna scherp gaan dalen. Het vierde probleem voor onze provincie is het toegenomen risicoprofiel. Omdat we een ondernemende provincie zijn en een aantal grote projecten op stapel hebben gezet, betekent dat je daar meer risico’s loopt en ook dat je meer buffers moet gaan aanhouden om eventuele tegenvallers op te kunnen vangen. Alles bijeengenomen is sprake van een zeer ernstige financiële problematiek. Een lichtpuntje hierin – of dat een kaarsje is dat aangestoken wordt, zoals de heer Van der Ploeg wel stelde, of niet – is dat waar het College een beleidsarme Voorjaarsnota 2009 heeft voorgelegd, ik moet vaststellen dat op een enkele uitzondering na er gelukkig tamelijk beleidsarme bijdragen vanuit de Staten zijn gekomen. Ik wil u niet ontzeggen om allerlei voorstellen te doen die de inwoners van deze provincie ten goede zouden komen – normaliter zou ik daar zelfs een groot voorstander van zijn en de inwoners van deze provincie zouden dat wellicht toejuichen – maar je moet wel uitgaan van een financieel beeld dat een harde realiteit vertoont. Dat betekent dat wij de tering naar de nering moeten zetten. Ik meen dat het de heer De Vey Mestdagh was die dit zei. Dat is onverkort zo en ik ben er blij mee dat hier geen of amper voorstellen liggen die een financieel beslag leggen op de beperkte ruimte die er is, te meer omdat het perspectief na 2011 uitermate somber is. Voorzitter, bij het financiële is ook aandacht geschonken door enkele fracties aan de opbrengsten van de verkoop van de aandelen Essent. Eén van de sprekers stelde dat wij nu erg terug lopen in de Begroting, maar dat er van de andere kant heel veel geld binnenkomt. Dat klopt ook. Sterker nog, op 2 of 3 augustus komt er waarschijnlijk een bankoverschrijving binnen bij de provincie ten bedrage van € 420 miljoen, zijnde de eerste uitkering van de opbrengst van de verkoop van Essent. Dat is nog niet het totale bedrag. Afhankelijk van een aantal omstandigheden en voorzieningen die zijn getroffen, zullen er in een later stadium nog enkele uitkeringen binnenkomen. Dat heeft trouwens veel gevolgen voor het Treasury-beheer in onze provincie, want de hoeveelheid middelen die onder dit beheer komen te vallen, gaat bijna verdubbelen. Op dit moment wordt € 0,5 miljard beheerd. Er zal in november een nieuw Treasury Statuut naar uw Staten komen en op dit moment wordt hier in huis hard gewerkt aan een systeem om de gelden die begin augustus zullen binnenkomen, op een dusdanige wijze weg te zetten dat ze gespreid in de tijd terug worden ontvangen, zodanig dat risico en rendement op een evenwichtige wijze met elkaar worden gecombineerd. U zult daarover na het zomerreces nader worden geïnformeerd. Door de heer De Vey Mestdagh is gepleit voor het inzetten van middelen voor innovatie en wat ik huiselijk noem: industriepolitiek. Dit College voelt daar eerlijk gezegd weinig voor, omdat – en dat is meermalen de revue gepasseerd, onder meer op het moment dat het Collegeakkoord werd gepresenteerd, maar ook daarna – wij een bestemming hebben voor die middelen die erop neerkomt dat de betreffende middelen worden aangewend voor zaken die aard-, paal- en nagelvast zijn. Het gaat om investeringen in harde zaken en niet om investeringen die worden weggezet in de exploitatie. Van de kant van de heer Van der Ploeg werd voorgesteld om een aantal fondsen in te gaan stellen. Dit College voelt daar weinig voor, omdat wij in feite een drietrapsbestemming hebben voor de opbrengsten van Essent. In de eerste plaats gaat het om het creëren van een stamkapitaal waarmee wij het verlies aan dividend kunnen opvangen. Ook daarover zult u geïnformeerd worden. De heer Brouns vroeg daar onder meer naar. Dat komt naar u toe. Verder zal het RSP gefinancierd moeten worden en de middelen die over blijven zullen naar Kolibri gaan en het Plattelands Ontwikkelings Fonds en volgens het coalitieakkoord toegerekend worden in de verhouding 2:1. To zover de financiële aspecten. De krimp. Door meerdere fracties is daar aandacht voor gevraagd. Mevrouw Mansveld merkte terecht op dat in de nationale politiek dit onderwerp gelukkig meer aandacht krijgt. De heer Van der Laan heeft er krachtige woorden over gebezigd. De vraag was of wij hier in de provincie kunnen komen met regionale ontwikkelingsplannen om de gevolgen van de krimp op een integrale wijze op te vangen. Kort geleden is in het College de problematiek die speelt in de Eemsmondregio aan de orde geweest. Er speelt enerzijds bevolkingskrimp en tegelijkertijd speelt er een enorme ontwikkelopgave, een herstructureringsopgave en een sociale problematiek. Dat loopt door verschillende portefeuilles
35
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 heen. Je zult moeten nagaan hoe je dat op een meer integrale wijze kunt gaan oppakken. Een denkrichting – alhoewel het denken daarover nog niet geheel is uitgekristalliseerd en afgerond – zou kunnen zijn dat wellicht wordt gekomen tot een aanpak die enigszins lijkt op de aanpak binnen de Regiovisie, waarin met een aantal gemeenten een bepaalde ontwikkelopgave gezamenlijk wordt gerealiseerd. Of dat puur op vrijwillige basis dient te geschieden als in de Regiovisie gebeurt, of dat dit op een andere wijze moet gebeuren, is iets waar ik verder niet op in ga. Ik constateer dat er al drie fracties voor gemeentelijke herindeling pleiten. Dat is een onderwerp voor de heer Slager. Duidelijk is wel dat voor de gebieden waarin sprake is van sterke krimp een integrale aanpak moet worden gehanteerd. Motie nr. 3 van de Partij van de Arbeid. Hierin wordt gepleit om te gaan onderzoeken of er vanuit de Eemshaven aansluiting kan komen op een groot gelijkstroomnet. Het College staat positief ten opzichte van deze motie, ook vanuit de ruimtelijke optiek. Alle elektriciteit die straks in de Eemshaven wordt opgewekt, zal ook afgevoerd moeten worden. Dat betekent dat er een nieuwe 380 kilovolt hoogspanningsleiding moet komen die van de Eemshaven naar Lelystad moet lopen. Dat betekent dat het tracé dat vanaf de Eemshaven via Sauwerd met een boog om de Stad heen gaat richting Vierverlaten, verdubbeld zou moeten worden. Dat heeft enorm veel ruimtelijke impact. Het zou het College een lief ding waard zijn als je daarvoor een goed en volwaardig alternatief zou kunnen ontwikkelen. Het is een punt dat nationaal in debat is geweest. Ook betreft dat de vraag of je hoogspanningsleidingen ondergronds kunt aanleggen. Dat kan ten dele. Het gebeurt bijvoorbeeld ook in Meerstad. Echter, naar de huidige stand van de techniek is dat buitengewoon moeilijk te realiseren voor leidingen van 380 kV. Als er te veel van die leidingen ondergronds worden aangelegd, werkt dat destabiliserend. De rijksoverheid heeft daarom gesteld dat er maximaal in heel Nederland over een lengte 20 km leidingen van 380 kV ondergronds mag worden aangelegd. Dat is slechts een zeer gering deel. Als je een en ander kunt oplossen middels een gelijkstroomringleiding om Nederland heen, dan zou dat dit College een lief ding waard zijn. Nog een aanvulling op het financiële verhaal. Er is door verschillende fracties gememoreerd aan de toezegging van dit College om na het zomerreces met een aantal scenario’s te gaan komen. Er wordt in dit huis momenteel hard aan gewerkt. Wij willen het proces van hoe en waar er gesneden moet worden, gemeenschappelijk met de Staten gaan doorlopen. Het zal dus niet zo zijn dat u een eenpansgerecht voorgereden krijgt waar u slechts ‘ja’ of ‘nee’ tegen kunt zeggen. Wij willen verschillende scenario’s in beeld brengen. Op voorhand zeg ik er wel bij en wel bijna als randvoorwaarde dat als je diep moet gaat snijden in de provinciale exploitatie, er harde keuzes gemaakt moeten worden. Het is beter om in één keer diep genoeg te snijden dan dat de bezuinigingsoperatie twee of drie keer moet worden herhaald. Dit College stelt dat het beter is om dat in één keer goed te gaan doen. Een tweede punt dat u daarbij ook zou moeten meenemen is dat de provinciale opgaven niet statisch zijn. Er zijn opgaven die meer of minder urgent worden en er dienen zich nu ook nieuwe opgaven aan. De opgave krimp wordt nu heel anders gedefinieerd dan enkele jaren geleden. Wij zullen in onze toekomstige exploitatie voldoende ruimte moeten inbouwen om ook met die toekomstige opgaven aan de slag te kunnen gaan. Dat betekent dus dat je oud voor nieuw beleid moet gaan ruilen. Ik wil er niet op vooruit lopen welk oud beleid dan zou moeten worden opgeven en welk nieuw beleid daarvoor zou moeten terugkomen. Dat is een exercitie die wij graag gemeenschappelijk met de Staten willen gaan doorlopen. Dank u wel, voorzitter. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Voorzitter, ik heb met belangstelling kennis genomen van de bijdragen van deze fracties. Op de eerste plaats wil ik ingaan op de vraag van het CDA die onze landbouw wereldwijd kenschetst als landbouw met een goede reputatie waarvan de koppositie behouden moet blijven. Het College is het daar mee eens. Het CDA vraagt dan om te komen tot een integraal actieplan landbouw. In mijn beleving hebben we dat al. Uw Staten hebben vorig jaar de landbouwagenda 2008-2011 vastgesteld en daarin is een aantal onderwerpen vanuit het Collegeprogramma geduid waar we de komende jaren actie op willen plegen. Ik noem ze nog even: kennis, agribusiness, structuurverbetering, grootschaligheid koppelen aan kwaliteit en dierenwelzijn, het klimaat, energie en de biologische landbouw. Dat zijn onderwerpen die specifiek geduid zijn en een specifiek aandachtspunt hebben. Daarnaast uiteraard generieke projectondersteuning gericht op versterking, vernieuwing en verbreding. Het afgelopen jaar heb ik kennis genomen van een aantal actieplannen vanuit de landbouw zelve die door bepaalde afdelingen van LTO-Noord waren opgesteld. Wij hebben ze gebundeld en op basis daarvan heb ik het gesprek met de belangenbehartigers en de sector gevoerd om te kijken of wij aan die actieplannen als provincie een bijdrage konden leveren. Toen bleek dat daar waar de provincie taken heeft, wij elkaar konden vinden en hebben we er aan gewerkt. Eén van de betreffende onderdelen is bijvoorbeeld het project Agrologistiek inzake de plattelandswegen in relatie tot de landbouw. Daarnaast proberen wij in SNN-
36
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 verband gezamenlijk met Drenthe en Fryslân hoe wij samen de agribusiness het nodige kunnen doen op het gebied van de innovatie. Ik zou me kunnen voorstellen om invulling te geven aan de wens van het CDA om het volgende voorjaar te komen met de stand van zaken met betrekking tot de landbouw 2008-2011 en op die manier te bezien of dat voldoet aan uw verzoek. Ik zou dat liever wat integraler willen doen, samen met de visserij, omdat we ook in deze sector invulling proberen te geven aan innovatie. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, ik hoor de gedeputeerde iets zeggen over de infrastructuur en de agribusiness. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Dat noemde ik agrologistiek. De heer VELUWENKAMP: Hebben we het dan over wegen in het landelijk gebied? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Ja. De heer VELUWENKAMP: Ik leg een zeker verband met de bouwblokkendiscussie. Binnen het POP was een van de voorwaarden voor uitbreiding van bouwblokken dat het wel mogelijk moest zijn, gezien de bestaande infrastructuur om het kort door de bocht te formuleren. Bent u nu bezig met de voorbereiding van voorstellen om die infrastructuur zozeer te verbeteren dat de bouwblokken gemakkelijker groter gemaakt kunnen gaan worden? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Nee. De heer VELUWENKAMP: Waar bent u wel mee bezig? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Wij hebben in deze provincie, gelet op het POP dat is vastgesteld en waarin gewerkt wordt met kernkarakteristieken, besloten dat je in de provincie niet overal wegen kunt verdubbelen of verbreden, maar over die wegen moet wel landbouwverkeer en over die wegen gaan ook auto’s en fietsers. Je hebt ook de veiligheid voor ogen. Je moet dus nagaan in hoeverre je aan die wegen toch bepaalde kleine voorzieningen kunt aanbrengen om op die manier aan beide categorieën tegemoet te komen. U bent ongetwijfeld de laatste tijd in Middag-Humsterland geweest. Daar liggen kleine weggetjes die we zo willen houden, maar op andere plekken zijn kleine passeerstroken aangebracht. Ik denk dus aan dat soort voorzieningen. De heer VELUWENKAMP: U hoort natuurlijk de kritische ondertoon van mijn vraag. Ik zou u willen vragen om daar rekening te houden bij het zegenrijke werk dat u doet. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Voorzitter, dit even over de vraag van het CDA. Dan kom ik bij GroenLinks die aandacht heeft gevraagd voor het landschapsfonds en het plattelandsfonds. Dat is terecht. Het is een aandachtspunt dat voortgekomen is uit uw Staten zelf. Ik heb bij het POP al aangegeven, ook naar aanleiding van de motie die er lag, dat we daar wel naar kijken, maar dat het nog niet mee valt om dat in te vullen. Mogelijk dat een eventueel plattelandsfonds er een relatie mee zou kunnen leggen. Dan komen we op die discussie terug. Twee dingen zijn van belang. Je moet oog hebben voor hoe je het platteland beheert en hoe je in het platteland investeert in het landschap. We doen vrij veel aan het investeren in het landschap. We hebben er € 4 miljoen extra ingepompt en daar wordt veel mee gedaan, maar voor het beheer van het landschap zijn forse middelen nodig. We hebben u op de hoogte gesteld dat via de lobby van LNV in Brussel er mogelijk landschapsgeld deze richting uit komt voor het Westerkwartier, een pilot in Groningen en een pilot in Fryslân. Als het om beheer gaat, is dat een welkome aanvulling, maar het gaat wel weer om Europees geld en ook dan zullen we zelf weer voor cofinanciering moeten zorgen en ook dan krijgen we met uw Staten een discussie over de afwegingen die we daar moeten maken. Met betrekking tot uw vraag over werkgelegenheid in het kader van landschapselementen … De heer VAN DER PLOEG: Ik wil graag nog even interrumperen over het landschapsfonds. Ik heb melding gemaakt dat in het overzicht over de langetermijnverkenningen bedragen staan voor het Plattelands Ontwikkelings Fonds, daar ligt een link mee. Nu kan ik vanuit het fonds ook een link leggen naar krimp, bijvoorbeeld, naar sociaal-economische stimulering. De opdracht die vanuit zo’n fonds gaat, is gigantisch. Toch staat er maar € 16 miljoen voor, verspreid over 10 of 12 jaar. Is dat niet wat weinig?
37
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Welke keuze zou u maken? De heer VAN DER PLOEG: In ieder geval een andere dan deze. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Welke keuze is er dan gemaakt? De heer VAN DER PLOEG: Ik vraag mij af of dat nu het bedrag is. Mijn vraag aan het College in de eerste termijn was of dit nu het bedrag is als resultante van de coalitieafspraken. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Misschien wordt het wel minder. Wij hebben er op dit moment nog onvoldoende zicht op. Dan sluit ik mij geheel aan bij wat collega Moorlag zojuist zei. Ten aanzien van het Amsterdamse Bos het volgende. Wij willen niet terug naar de jaren ’30, maar ook ten aanzien van landschap wordt er wel gekeken naar combinaties met werkgelegenheidsprojecten. In de Regio Groningen-Assen, als het gaat om onderhoud van landschapselementen, wordt overleg gevoerd met de gemeente Haren en Tynaarlo om te kijken hoe je dat het beste zou kunnen doen. De heer VAN DER PLOEG: Is het in de komende periode te verwachten dat we dit op structurele wijze gaan oppakken? Dit mede in verband met de EHS-taken die voor ons liggen? De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Dat weet ik niet, want ook daar gaat het erom in hoeverre we structureel geld kunnen genereren om dat te realiseren. De heer VAN DER PLOEG: Je kunt ook de ambitie hebben om dat te willen. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Natuurlijk, de portefeuillehouders Landschap hebben die ambitie ook wel. Ik kom nu bij de Partij voor de Dieren. Toen ik de bijdrage van mevrouw Hazekamp tot mij door liet dringen, dacht ik dat mijn portefeuille steeds kleiner werd. Wij hadden geen taak als provincie als het gaat om jacht- en schadebestrijding, geen taak als het gaat om de achteruitgang van weidevogels, geen taak als het gaat om de melkveehouderij, geen taak als het gaat om klimaatverandering, geen taak inzake de biologische landbouw. We hadden wel een taak als het gaat om onderzoek naar hoe de agrarische sector haar sterke Europese markpositie kan behouden en om participatie in het Europees Visserij Fonds. De vraag was echter of dit wel taken zijn van de provincie. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik wil vragen aan de gedeputeerde of hij begrepen heeft dat de taakverdeling die ik in mijn inbreng noemde, gebaseerd is op antwoorden van uw College. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Daar kom ik op. Ik wil een paar punten aanhalen waar het gaat om jacht en schadebestrijding. Er is sprake van een spanningsveld. Wij gaan niet over de jacht, maar we gaan vooral over schadebestrijding. Het spanningsveld staat in relatie tot weidevogels. Hoe ga je om met predatie? Laat je die vos lopen, waardoor hij de vogels opvreet? Of vind je dat de vos moet sneuvelen? Dat is een spanningsveld in dit onderwerp waar we altijd een evenwicht in moeten zien te vinden. Ik heb het idee dat we dat hebben gevonden in de laatste beleidsnota die u heeft behandeld. Als het gaat om de achteruitgang van de weidevogels … U hebt daarvoor in uw Staten in 2007 een actieplan voor vastgesteld en op basis daarvan wordt er op dit moment heel hard aan gewerkt om daar invulling aan te geven. Ik heb goede hoop dat wij verbeteringen in die achteruitgang kunnen aanbrengen. Als het gaat om de melkveehouderij … Het is niet zo dat wij volop stimuleren, maar we geven wel ruimte aan ontwikkelingen in de melkveehouderij en die is er dan ook in deze provincie. Dat heeft er echter meer mee te maken dat melkveehouderijen stoppen en dat anderen dan het betreffende quotum overnemen en of die grond. Biologische landbouw. Onlangs hebben we nog gesproken over de manier hoe wij dit stimuleren. Wat betreft uw conclusie dat het op verschillende terreinen ontbreekt aan beleid delen wij niet. Het is duidelijk zo dat ik het afgelopen jaar waar mogelijk getracht heb invulling te geven aan de portefeuille Dierenwelzijn, waarbij het wel gaat om integraal beleid. Het is niet zo dat ik elke dag langs de wegen loop om na te gaan of collega Jager zijn werk op een goede manier uitvoert. Het is wel zo dat daar waar deze provincie bezig is in het landelijk gebied, bijvoorbeeld met infrastructuur, in het kader van MER-rapportages ook dierenwelzijn wordt meegenomen.
38
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Dan kom ik bij uw citaat van de heer Jager, maar nog meer het feit dat u een citaat van voormalig collega Calon opneemt, waarin hij zegt dat een en ander in de volgende Voorjaarsnota zou worden gerealiseerd. Ik heb niet meer in beeld in welke context hij dat precies gezegd heeft, maar het zou best eens kunnen zijn dat hij u gevraagd heeft om daarmee bij de volgende Voorjaarsnota te komen. Ja, dan blijkt ook eens hoe groot uw draagvlak is bij veel onderwerpen waar wij aandacht en geld aan zouden moeten besteden. Wij hebben gezegd dat wij coördinerend willen zijn voor dierenwelzijn. Dat heb ik op mij genomen, maar we hebben er geen budget bij gelegd. Als u dan vraagt om budget voor opvangtehuizen en dat soort zaken, zult u dat budget met deze Staten moeten regelen. Mevrouw HAZEKAMP: Ik dacht dat het toch duidelijk was dat de heer Calon heeft gezegd dat hij daarop terug zou komen en dat zou regelen bij de volgende Voorjaarsnota. Ik zal hier zeker op terugkomen bij de nota over opvang. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Dat brengt mij tot de motie nr. 6, waarin de Partij voor de Dieren verzoekt om maatregelen die voortvloeien uit de Voorjaarsnota en die direct of indirect gevolgen hebben voor het welzijn van dieren, te inventariseren en te toetsen op dierenwelzijn en de Provinciale Staten hierover jaarlijks over te informeren. Volgens mij moeten wij als College voldoende duidelijkheid geven hoe wij met ons beleid omgaan en dat we daar dierenwelzijn ook in meenemen en dan is het aan u als Staten om dat te controleren en daar de vinger bij te leggen. Tot zover, voorzitter. De VOORZITTER: Dank. Dan is nu het woord aan gedeputeerde Slager. De heer SLAGER (gedeputeerde): Voorzitter, mijn bijdrage zal vanmiddag bestaan uit twee onderdelen. Eerst een aantal onderwerpen uit mijn eigen portefeuille en vervolgens zal ik een paar vragen beantwoorden die zijn gesteld over de jeugdzorg uit de portefeuille van collega De Bruijne die vandaag niet aanwezig kan zijn. In de bijdrage van de Partij van de Arbeid werd aandacht besteed aan de bestuurskrachtonderzoeken. De onderzoeken inzake de gemeenten zijn achter de rug en daarvan zijn de resultaten bekend. Het onderzoek inzake de provincie is zo goed als klaar. Volgende week spreek ik daarover met de opstellers van het rapport. Het is al aan de Staten en de commissie Bestuur en Financiën gepresenteerd en de afspraak is gemaakt dat er aandacht aan zal worden besteed tijdens de eerste vergadering na de vakantieperiode. De vraag van de Partij van de Arbeid is of GS daar dan ook een visie bij geven. Ik zou bijna zeggen: uiteraard. Wij zullen een brief toevoegen met ons standpunt, maar ik zeg erbij dat het een bestuurskrachtonderzoek is van het ambtelijk apparaat van GS en PS. Ik verwacht dus ook een reactie van PS om over het bestuurskrachtgedeelte een mening uit te spreken. Ik denk dat we er dan na de vakantie verder over kunnen praten en waar dat gevolgen heeft voor de verhouding tussen gemeenten en provincie, zullen wij ook daar verder invulling aan moeten geven. Wij hebben de rollendiscussie nog niet zo heel lang geleden gevoerd, maar bij die rollendiscussie hebben we wel steeds gezegd dat de bestuurskrachtonderzoeken daar een ander licht op werpen en dan zullen we dat in deze fase meenemen. Tijdens de bijdrage van de heer Brouns ontspon zich een discussie over subsidiëring van milieuorganisaties, met name van de Milieufederatie Groningen. De CDA-fractie was daar heel duidelijk in. Ik vraag mij even af of minister Cramer wel juist werd geciteerd, want mevrouw Cramer heeft niet gezegd dat zij stopt met de subsidiëring van milieuorganisaties. Zij heeft gezegd dat zij de activiteiten van belangenorganisaties op het gebied van het indienen van bezwaren tegen het beleid niet langer wil bekostigen. Zij wil nog wel bijdragen aan projecten van die belangenorganisaties. Ik denk dat dit iets genuanceerder is dat ik meende te begrijpen van de heer Brouns. De heer BROUNS: Ik zal hierin direct duidelijkheid scheppen. Die vraag is namelijk ook bij interruptie aan mij gesteld ook in relatie tot andere subsidies. Wij tornen niet aan het subsidiëren op basis van projecten, als deze bijdragen aan het behalen van onze doelstellingen. Wij hebben mevrouw Cramer in die zin volgens mij juist geciteerd. De heer SLAGER (gedeputeerde): Wat betreft het subsidiëren van projecten is ons streven om zo veel mogelijk projecten te subsidiëren en zo weinig mogelijk algemene subsidies te verlenen, maar bij de Milieufederatie lukt dat niet. Ik wil u erop wijzen dat wij in 2007 aan het eind van het jaar een subsidie hebben vastgesteld voor de jaren 2008 tot 2011 ter grootte van € 276.000 plus accres en er heel nadrukkelijk bij hebben gezegd welke taken wij verwachten dat de Milieufederatie voor dat geld uitvoert. Dat is in de voordracht heel nadrukkelijk vermeld. Bij de gesprekken die ik heb met de Milieufederatie wijs ik er steeds op dat het niet de bedoeling is dat zij die scheiding die daarin duidelijk
39
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 is aangebracht, gaan overschrijden, want er is een aantal gedefinieerde taken dat van dat bedrag moet worden uitgevoerd. Daarnaast is de subsidie van de provincie ongeveer de helft van hun inkomsten. De andere bijdragen worden door de deelnemers in de Milieufederatie bijeen gebracht en door bijvoorbeeld de Postcodeloterij en dergelijke. De heer BROUNS: Voorzitter, onze fractie is er zich bewust van dat die subsidiëring voor een bepaalde periode is toegezegd. Al ik mij niet vergis dienen er jaarlijks nadere afspraken gemaakt te worden. Ik heb ook bewust gesproken over ‘voorsorteren’. Dat betekent – en wij vinden dat ook niet meer dan netjes – dat, als wij voornemens zijn om dit te gaan inzetten, je de betreffende organisaties daarvan tijdig op de hoogte stelt. Nu is een tijdig moment, wetende dat de subsidie in 2011 afloopt. De heer SLAGER (gedeputeerde): In 2011 loopt de huidige periode af en zal er weer gesproken moeten worden over een eventuele verlenging van deze subsidie en dan heeft ook de CDA-fractie alle ruimte om aan die discussie deel te nemen. De heer RIJPLOEG: Voorzitter, betekent dat nu dat de CDA-fractie hier bij dezen aankondigt dat zij vanaf 2011 geen geld meer aan de Milieufederatie wil geven? De heer BROUNS: Om de duidelijkheid van uw eigen woorden te gebruiken: het antwoord is ja. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, misschien is dit ook een goede gelegenheid om te vragen of er ook andere fracties zijn die nu op voorhand al weten dat dit het geval zal zijn. De heer BLOM: Ik heb al eerder geïnterpelleerd en dus kunt u ook van mij iets verwachten. Ik denk dat het heel belangrijk is in ogenschouw te nemen dat deze organisatie voor burgers een soort rechtsbescherming levert die zij zelf moeilijk kunnen krijgen in het voeren van die procedures. Ze hebben de kennis vaak niet en ze nemen dan hun toevlucht tot de Milieufederatie, omdat het voor hen persoonlijk vaak onveilig is om zo’n procedure aan te gaan, aangezien degenen die het lijdend voorwerp van die procedures zijn natuurlijk boos zijn. Ik heb dat ooit persoonlijk aan den lijve mogen ondervinden. Ik denk dat we met een democratisch College het grote belang van de Milieufederatie niet uit het oog mogen verliezen. De heer BROUNS: Dan begrijp ik dat wij bijvoorbeeld overwegen om degenen die zich tegen de woekerpolissen hebben verzet, ook een subsidie te verlenen of dat wij agrarische ondernemers die beknot zijn in hun mogelijkheden door provinciaal beleid om hun bedrijfsvoering uit te breiden, ook een subsidie in het vooruitzicht gaan stellen om te procederen. Wij zijn hier verantwoordelijk voor het democratisch proces en daarop kunnen wij aangesproken worden. Mevrouw HAZEKAMP: Het is mij nog niet geheel duidelijk wat het CDA nu precies wil. Wilt u de volledige subsidie aan de Milieufederatie dan stopzetten op het moment dat zij juridische procedures tegen ons voeren? Of wilt u alleen het bedrag korten met het bedrag dat zij normaal gesproken kwijt zouden zijn aan juridische procedures? Als het eerste het geval is, zou ik graag ook van u willen weten hoe u dan om zou willen gaan met politieke partijen die zich kritisch uitlaten tegen de overheid. De heer BROUNS: Om uw vraag serieus te beantwoorden … U noemde het voorbeeld van de Milieufederatie, maar ik heb al gezegd dat dit in principe geldt voor alle organisaties. De manier waarop deze subsidie is vormgegeven met een structurele relatie voor vier jaar, waarbij dan, zoals de gedeputeerde zegt, wel wat werkafspraken zijn gemaakt, heeft ten principale niet onze voorkeur. Dat willen wij niet. Op basis van goede projecten kan de provincie overwegen om te subsidiëren en dat willen wij ook, maar dan wel op basis van duidelijk omschreven projecten en wat daarmee bereikt wordt. Mevrouw HAZEKAMP: En dat mogen ook projecten zijn waarbij zij bijvoorbeeld de bevolking oproepen om actie te voeren of de overheid bewegen tot ander beleid? De heer BROUNS: Tot hun taakopvatting behoort om in het traject van beleidsvorming van de overheid inspraak te leveren op datgene wat de overheid voornemens is. Dat doen andere partijen ook. Overigens vind ik nog steeds dat zij dat zelf moeten bekostigen. Dat moeten projecten zijn die er in ieder geval niet toe leiden dat de bevolking wordt opgeroepen om te gaan procederen. Ik vind dat daar geen overheidsgeld voor ingezet moet worden. Dat vindt mijn fractie ten principale. Daar is het
40
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 geld niet voor bedoeld. Wij maken hier een afweging en dan is er een aantal mogelijkheden om bezwaar en beroep te voeren en daar kunnen mensen gebruik van maken, maar dat hoeven wij als overheid niet te financieren. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik heb een vraag aan de heer Brouns. Een van de redenen waarom wij de Milieufederatie financieren is omdat zij ons ook een spiegel voorhouden en kritisch zijn op wat wij doen op dat gebied. Als je het inkleedt zoals het CDA dat wil, is het gevaar dan niet dat we geen reële spiegel meer voorgehouden krijgen? Of is dat een functie die u niet ziet zitten bij de Milieufederatie? De heer BROUNS: Ik neem niet aan dat welke instantie dan ook – of dat de Milieufederatie is of een andere organisatie – ons geld nodig heeft om ons een spiegel voor te houden. Zij halen hun meningsvorming uit hun eigen achterban en delen die mening aan ons mee en gaan het debat met ons aan. Dat is prima en dat debat willen wij ook aangaan, maar dat hoeven wij toch niet te financieren?! De heer DE VEY MESTDAGH: In die zin ziet u de hele subsidie eigenlijk niet zitten, namelijk in de zin van het kritisch vermogen, de kritische beoordeling wat wij doen als provincie. Begrijp ik dat goed? De heer BROUNS: Dat begrijpt u goed. De VOORZITTER: Kunnen we dit debatje nu afsluiten? De heer LUITJENS: De heer Veluwenkamp stelde de vraag of er anderen waren die zich ook kritisch opstellen ten aanzien van de Milieufederatie. In de vorige periode hebben wij gelijksoortige argumenten aangehaald ten opzichte van de Milieufederatie bij hernieuwing van het budget. Dat zullen we ook blijven doen. De VOORZITTER: Daarmee hebben we een mooi overzicht gekregen van de posities, meningen en invalshoeken en gaat de gedeputeerde voort met de rest van zijn betoog. De heer SLAGER (gedeputeerde): Voorzitter, dat gaat dan over een opmerking die de heer Luitjens heeft gemaakt, want hij zei in een tussenzin dat ook de gemeentelijke begrotingen onder druk komen te staan. Ik wil dat benadrukken. Wij hebben vandaag de provinciale financiën onder handen, maar ik krijg ook steeds meer signalen van gemeenten dat daar diezelfde druk wordt gevoeld die wij hier ondervinden in de zin van de onzekerheid over de toekomst en of er in nog voldoende middelen ter beschikking komen om de voorgenomen plannen uit te voeren. We hebben nu één art. 12 – gemeente in onze provincie en ik hoop dat dit aantal niet veel groter gaat worden. Ik maak mij wel zorgen over de toekomst van de gemeentelijke financiën, want er zijn gemeenten die het op dit moment moeilijk hebben. Misschien gaat hier het gezegd op dat gedeelde smart halve smart is. In ieder geval was de opmerking van de heer Luitjens geheel correct. Hij heeft ook opmerkingen gemaakt over samenwerking tussen gemeenten. Ik blijf het maar even zo noemen. Waar dat toe leidt, zal de tijd leren. De afspraak is heel nadrukkelijk en die is ook in Den Haag gemaakt dat de gemeenten het eerst aan zet zijn. Dat betekent niet dat wij aan de zijlijn staan en ons met deze materie in het geheel niet bemoeien, ook al om te voorkomen waar de heer De Vey Mestdagh aan refereerde, dat er ‘muurbloempjes’ zouden ontstaan. Het woord is van collega Moorlag, maar u begrijpt de portee van de opmerking wel. Als er wordt samengewerkt tussen Menterwolde, Pekela en Veendam, terwijl Bellingwedde in de zuidoosthoek van de provincie zou overblijven, zult u begrijpen dat dit op de lange termijn een ongewenste situatie is. Nu lijkt het erop dat ik mij toch al met de zaken begin te bemoeien, terwijl ik mij daar terughoudend in opstel. Ik heb enkele weken geleden een lezing mogen houden voor de Vereniging van Groninger Gemeenten waarbij vrijwel alle gemeenten vertegenwoordigd waren en ik heb er het standpunt van de provincie uitgelegd. Men had begrip voor de situatie en na de vergadering komen er toch weer gemeenten bij je met tegengestelde vragen. De een vraagt of wij een mening naar buiten kunnen brengen die zij dan zullen oppakken om daarmee verder gaan om de herindeling in hun gebied tevoorschijn te halen, omdat de provincie dat graag zou willen. Anderen zeggen dan weer heel duidelijk dat wij ons er niet mee moeten bemoeien, omdat zij zelf in staat zijn om een en ander in te vullen. U begrijpt dat het af en toe moeilijk manoeuvreren is, maar dat de uitkomsten van het proces langzaam vorm beginnen te krijgen.
41
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 De heer LUITJENS: Ik ben inderdaad ingegaan op gemeentelijke samenwerking en waar ik ook een punt van heb gemaakt is dat je die samenwerking ziet ontstaan in een vast verband. Wij vinden dat die met een democratische controle bekroond zou moeten worden. Delen GS die opvatting? De heer SLAGER (gedeputeerde): in dit soort situatie moet je proberen naar democratische invulling van het geheel te streven. Er is onlangs een leerzame notitie over verschenen vanuit Den Haag, waarin staat dat het nastrevenswaardig is, maar mocht die democratische invulling op de een of andere manier niet tot stand komen, dan ligt er een taak voor de provincie om er zich dan wel mee te bemoeien. Ook daar wordt het heel voorzichtig omschreven, maar ik ben het met u eens wat dat betreft. De heer LUITJENS: U deelt mijn opvatting? De heer SLAGER (gedeputeerde): Ja. Nu een andere opvatting van de heer Luitjens. Hij zei dat wij als provincie op veel terreinen de gemeenten ondersteunen. Leidt dat niet tot het verzwakken van de taak van de gemeenten? Dat zou kunnen, maar tot nu toe was het zo dat als wij een verzoek van een gemeente kregen tot assistentie, bijvoorbeeld op het gebied van de ruimtelijke ordening in de vorm van de Vliegende Brigades, wij vrij gemakkelijk zeiden dat dit een goede aanvulling op het proces vormde en dat dit een vermindering betekende van veel nawerk. In die zin hebben wij in de loop der jaren veel gemeenten bijstand verleend, bijvoorbeeld op het gebied van de gemeentelijke herindeling bij de Oldambt-gemeenten. Wij hebben daaraan een belangrijke bijdrage geleverd. Verzwak je daarmee de gemeenten? Ja en nee! Je maakt het soms voor de gemeenten wel heel gemakkelijk, maar je versnelt het proces en je geeft er een betere invulling aan. Er zit dus ook een andere kant aan het geheel. Het zou kunnen betekenen dat de financiële situatie zoals die nu dreigt te ontstaan, ons in de toekomst terughoudend zal doen opstellen als het gaat om het ondersteunen van gemeenten bij allerlei processen die eigenlijk op het terrein van de gemeenten zelf liggen. De heer LUITJENS: Ondersteuning bij gemeentelijke herindeling is een specifieke klus die een beperkte duur kent. Dat zet ik tegenover reguliere taken op het gebied van VROM, inspectie, handhaving en dergelijke die eigenlijk structureel tot de verantwoordelijkheden van de gemeenten behoren. De heer SLAGER (gedeputeerde): Op dat gebied zijn wij al veel terughoudender dan op het gebied van gemeentelijke herindelingen en dergelijke, maar ook op dat gebied krijg je dan direct weer een vervolg op het geheel. Misschien hebt u het in de pers gelezen. Bellingwedde, Menterwolde, Pekela en Veendam vroegen aan de provincie om een bijdrage van € 5 miljoen om de samenwerking beter tot stand te kunnen brengen. Daar ga je al weer. Dat bedrag hebben wij ook niet op dit moment. U begrijpt dat wij terughoudend zijn als het om dit soort zaken gaat. De heer LUITJENS: Ja, maar dit is dan vanuit financiële overwegingen, maar het gaat mij er vooral om dat als je wel reguliere taken oppakt, vertraag je daarmee het proces dat gemeenten tot de ontdekking komen dat ze op een andere manier structureel hun kracht op moeten bouwen? De heer SLAGER (gedeputeerde): Ik denk dat dit meevalt. De heer LUITJENS: Dat antwoord heb ik van u verwacht. De heer SLAGER: Dan heb ik goed geantwoord, voorzitter. De heer Luitjens begrijpt mij wel. Een ander punt was hoe de provincie omgaat met het vervullen van vacatures als wij weten dat wij wellicht in de toekomst taken moeten afstoten. Het is op dit moment zo dat wij alleen vacatures invullen als het beslist niet anders kan. He betekent dat wij in feite een vacaturestop hebben en dat anticipeert op wat er gaat gebeuren in de richting van Prinsjesdag. Dan pas zal er waarschijnlijk wat meer duidelijk worden. Daarnaast moet u zich realiseren dat de komende vijf jaar meer dan een kwart van ons totale personeelsbestand deze organisatie zal gaan verlaten. Wij hebben het dan over ongeveer 250 mannen en vrouwen. Dat heeft te maken met de leeftijdsopbouw van het personeel. Omdat we ons dit hebben gerealiseerd, zijn we bezig met een strategisch personeels- en formatieplan, waarbij we kijken naar wat we nu aan kennis en vaardigheden in huis hebben. Als die 250 mensen onze organisatie gaan verlaten, wat nemen ze dan als kennis mee en waar komen wij dan te kort? Op die manier proberen wij dan ook voor de toekomst in te vullen welke vaardigheden wij
42
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 nodig hebben. Daarbij houden wij ook rekening met ontwikkelingen als de discussie rond de notitie Lodders, WABO-omgevingsdiensten, etc., dat ook weer een grote invloed heeft. Mochten de omgevingsdiensten doorgaan, heeft dat tot gevolg dat een deel van het provinciale personeel mogelijk meegaat naar die omgevingsdiensten en ook op die manier ontstaan er stevige bewegingen. Samengevat: ik denk niet dat wij nu en in de nabije toekomst zo ruim in ons jasje komen te zitten dat wij daardoor een enorm overschot aan medewerkers zullen krijgen. Ik denk dat ook dat wel meevalt. De opmerking van de heer Staghouwer dat wij voldoende kwaliteit in huis hebben – hij zei dat naar aanleiding van dat het uitdagende tijden zijn – is een opmerking die ik deel. Op dit moment hebben wij voldoende kwaliteit in huis, maar we moeten ons natuurlijk realiseren dat als hier 250 mensen verdwijnen, er dan ook heel veel kennis mee verdwijnt en dat is wel degelijk een waarschuwing om er nadrukkelijk op te letten dat wij onszelf niet voorbij lopen. De heer Van der Ploeg heeft een aantal opmerkingen gemaakt over CCS en duurzame energie. De heer Jager zal die vragen beantwoorden. Dan nog een aantal opmerkingen inzake de portefeuille van collega De Bruijne. De PvdAfractie hield een pleidooi voor De Uitlaatklep. Dat is een jongerentalkshow. Ik weet niet of dat het goede woord is, maar daar komt het wel op neer. Die hebben wij gefinancierd in het kader van jongerenparticipatie. We hebben er inmiddels twee keer subsidie aan verleend en we moeten ervoor waken dat het geen structurele subsidierelatie wordt met De Uitlaatklep. Nu is het zo dat in de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid in het najaar van dit jaar een nieuwe beleidsnotitie jongerenparticipatie wordt vastgesteld voor de periode 2010 tot 2012. Ik stel voor om in dat kader te bekijken wat we verder doen met De Uitlaatklep of eventueel andere mogelijkheden op het gebied van de jongerenparticipatie. Terecht zei de Partij van de Arbeid dat wij ons niet moeten mengen in de programmering van RTV Noord, want dat verbiedt de Mediawet ons. De heer Zanen heeft opheldering gevraagd over twee bedragen die hij niet kon herleiden. Een tekort van € 145.000 en een bedrag van € 154.000 als aanvulling vanuit de provinciale reserve jeugdhulpverlening. Ik denk dat dit het punt was waar de heer Zanen naar vroeg. Het eerste punt vormt het resultaat van onderhandelingen met het Rijk waarin is afgesproken dat wij een bepaalde ‘productie’ leveren met het doel om de wachtlijsten langer dan negen weken naar nul te reduceren. Daar zijn middelen voor nodig en daar is dat bedrag van € 145.000 voor bedoeld, want het tekort wordt via de Voorjaarsnota gedekt. Door deze deal is de gehele reserve verdwenen en omdat er nog een half jaar te gaan is, hebben wij gemeend om de reserve aan te moeten vullen met € 154.696,--. Dat is dus de verklaring van die beide bedragen. Ter afsluiting ga ik in op de opmerking van de heer De Vey Mestdagh over het rapport Paas. Het College kan instemmen met de lijn die hij schetste, namelijk in de zin dat je op dit moment beter geen ingrijpende structuurwijzigingen kunt doorvoeren, maar dat je veel beter kunt kijken naar een betere samenwerking op dit gebied. Overigens is een evaluatie gaande en wij wachten de resultaten daarvan af. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Het woord is aan gedeputeerde Gerritsen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, een aantal van u heeft nadrukkelijk stil gestaan bij de wijziging in het perspectief dat in september vorig jaar is geschetst. De heer Zanen kwam nog terug op jaarverslag van Groningen Seaports waarin dat heel duidelijk zichtbaar is. Sinds september is sprake van een heel ander beeld, terwijl we wel een sterke positie hebben opgebouwd. Het is wat mevrouw Mansveld in herinnering riep. Regio’s als Groningen-Assen en de Eemsdelta staan er beter voor en dat heeft te maken met de economische programma’s die wij al lange tijd uitvoeren in het kader van SNN. Dat heeft een sterkere positie gegeven en dat zie je terug in de werkloosheidscijfers. In de recente cijfers zie je dat de ontwikkeling slecht is. Er is sprake van een toename van 9,6%, maar landelijk is dat 11,7%. Dit betreft de niet-werkende werkzoekenden die ultimo mei stonden ingeschreven. Landelijk is die ontwikkeling slechter dan in het Noorden. Dat is echter nog geen reden voor feestvreugde, integendeel! Je ziet dat er een afvlakking is in de ontwikkeling. Het is eigenlijk een stabilisatie, alhoewel er zich een teruggang zou moeten voordoen door de seizoenswerkloosheid. Dat betekent toch dat er een ander beeld is en dat is geen goede voorbode voor dit najaar. Hoe het verder gaat, weten we niet. Ik denk dat het de komende tijd moeilijk gaat worden. Je ziet dit vooral bij jongeren terug. Dat blijkt uit de cijfers van het UWV, het werkbedrijf. Dat is ook de reden voor eerdere pleidooien in uw Staten om daar nadrukkelijk aandacht aan te besteden, ook als het gaat om een invulling van de agenda voor de arbeidsmarkt en de versnellingsagenda. Een sterkere positie? Ja, dat wel. Wat nu te doen? Het is niet zo dat er niets gebeurt in relatie tot de Voorjaarsnota. Er wordt weliswaar geen nieuw beleid ingezet, maar het staande beleid wordt uitgevoerd. Voorlopig met volle kracht, maar u hebt de discussie gehoord over de scenario’s. We
43
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 zullen moeten bekijken wat we verder kunnen blijven doen. Er is een versnellingsagenda geïntroduceerd om die projecten naar voren te halen die op korte termijn soelaas bieden. De heer Brouns merkte op dat heel goed moet worden gekeken naar de projecten die versneld kunnen worden en effect hebben op de werkgelegenheid, ook binnen het MKB. Collega Jager zal daar op terugkomen. Natuurlijk ook het economisch programma EFRO, Koers Noord en het REP, het ZZLalternatief. Wat wij nu allemaal beschikbaar en in uitvoering hebben, waarvan ik u al eerder heb gemeld dat dit flink op gang is gekomen, is voor de huidige situatie van belang, maar ook zeker voor de toekomst. Er wordt ingezet op concurrentiekracht, kennis en innovatie vanuit kennisinstellingen. De kennis vertalen in bedrijvigheid. Dat is op hoofdlijnen de aanpak die wij volgen. De fractie van de Partij van de Arbeid vraagt naar de betekenis van de krimp voor de arbeidsmarkt en de economische situatie. Gevraagd werd naar economische scenario’s over hoe dat precies in elkaar zit. Krimp is natuurlijk een vraagstuk dat breed is, dat over banen gaat, maar ook over werken. Ik kan u toezeggen dat wij daarvan een beeld van zullen schetsen en dat wij dat aan de commissie zullen aanreiken. Daar gaan wij graag op in. Op het punt van het arbeidsmarktbeleid hebben wij in ontwikkeling het programma in het kader van de versnellingsagenda. Voor de zomer krijgt u er bericht over, met name zult u daarover een brief op hoofdlijnen van het College ontvangen. Een aantal zaken zal nog uitgewerkt moeten worden. Zaken die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld de Mobiliteitscentra. Mevrouw Veenstra heeft nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de aanpak van de werkloosheid. Daarbij vindt zij het College aan haar zijde, zij het dat wij vooral inzetten op de economische programma’s, maar ook op de Mobiliteitscentra. Zij zijn op dit moment in ontwikkeling door het UWV Werkbedrijf. De bedoeling is dat zo snel als mogelijk nieuwe kansen worden geboden. Dat is waar wij op inzetten: zo snel mogelijk van werk naar werk en het aanreiken van mogelijkheden tot scholing. Daar hebben wij nu ook samen met andere partners mogelijkheden voor. Dat is één onderdeel van het verhaal. Het andere onderdeel wordt aangereikt door de PvdA-fractie waar het gaat om de jongeren. Dat kun je ook scharen onder de categorie kansen. Er is nu de kas om een opleiding langer voort te zetten en daar nadrukkelijk werk van te maken en ervoor te zorgen dat leerlingen de opleiding niet slechts afmaken, maar ook voortzetten op een hoger niveau, want dat is nadrukkelijk de agenda in het arbeidsmarktbeleid, want wij hebben in de toekomst beter opgeleide mensen nodig, mede gelet op de vervangingsvraag. Dit is ook een punt van mevrouw Mansveld waar wij aan moeten werken. Er is een motie over ingediend en die motie heeft de volledige steun van het College en die zouden wij graag willen verwerken in de agenda voor het arbeidsmarktbeleid en ook in het overleg met het UWV Werkbedrijf en de ROC’s die natuurlijk ook betrokken zijn bij de uitvoering van die agenda. Wij dus geheel akkoord met deze motie. Als uw Staten akkoord gaan, kan deze motie worden overgenomen. Het College staat er zeer positief tegenover. Ik ga door met enkele thema’s op het gebied van het arbeidsmarktbeleid. Social Return hebben wij besproken in de commissie. Er was een positief onthaal van de zijde van de commissie en op dit moment ook door uw Staten. Het CDA en de ChristenUnie dringen nadrukkelijk aan op versnelling en intensivering van die aanpak. De ChristenUnie doet een mooi praktisch voorstel, namelijk: ga na één jaar evalueren met het oog op een spoedige uitbreiding. Het is een nieuw verschijnsel en wij gaan er een succes van maken. Wij geloven hier zeker in en gaan het stap voor stap opbouwen. Na een jaar zullen we evalueren met het oog op de verdere invoering. Het is voor de provincie Groningen een nieuwe werkvorm en wij vinden dit heel belangrijk in het kader van scholing en het zoeken van werk voor leerlingen. Het Seaports Experience Center heeft de nadrukkelijke aandacht van het College. Wij willen dit najaar met een ondernemingsplan komen voor de uitvoering. Er wordt een coördinator gezocht, alsmede huisvesting, etc. Het is in volle ontwikkeling samen met alle partners. Wij hebben een discussie gevoerd in de commissie over overboekingsregels. Die regels hebben er voor gezorgd dat het bedrag van € 34.000 voor voorbereidingskosten is gesneuveld. Wij hebben voor dit jaar een oplossing gevonden binnen het bestaande budget. Wij hebben het geld voor de voorbereiding in principe beschikbaar, zij het ten laste van het reguliere arbeidsmarktbudget en dus kunnen wij voorzien in de voorbereiding en vinden wij het niet nodig dit amendement van de Partij van de Arbeid te steunen. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, begrijp ik dat u nu zegt dat het budget van 2009 voor het arbeidsmarktbeleid van € 200.000, waar kennelijk ruimte in zit, wordt aangewend ter dekking van dat bedrag van € 34.000? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ja, binnen dat budget kan dekking voor het bedrag van € 34.000 worden gevonden.
44
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Mevrouw MANSVELD: Maar realiseert u zich dat wij juist willen dat die € 34.000 die niet overgeboekt kon worden, extra wordt toegevoegd aan het jaar 2009? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat betekent dat u zegt dat het budget voor het huidige arbeidsmarktbeleid moet worden opgehoogd met € 34.000. Dat is uw recht en het is duidelijk dat u dat wil. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, er is sprake van een merkwaardige situatie dat het College dit afwijst. Ik zou zeggen: dank u wel, Staten! Wij gaan er tenslotte ook over De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het College kiest ook snoeihard voor de nullijn en dan geldt dat ook voor mooie en belangrijke onderwerpen. Zo hard is het dan. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik had nog een vraag aan het College. Het amendement gaat feitelijk om een verdubbeling of ophoging van het budget. De heer GERRITSEN: Het gaat om € 34.000 extra bovenop het huidige budget voor het arbeidsmarktbeleid, zijnde € 200.000. Mevrouw MANSVELD: Er is dus € 34.000 niet besteed. In alle overboekingen ter hoogte van € 6 miljoen is dit bedrag blijven hangen. De PvdA-fractie wil dat dit bedrag ook wordt overgeheveld naar 2009 en wel specifiek voor het Seaports Experience Center. He gaat dus om overheveling van niet besteed geld en niet om een extra toekenning aan het budget. De heer DE VEY MESTDAGH: Voor de duidelijkheid heb ik nog geen oordeel uitgesproken. Ik had daarover een vraag aan het College, namelijk: betekent de afwijzing van het College dat het College geen zinvolle besteding van die extra middelen ziet voor het komende jaar? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het College zegt dat voor het doel waar het hier om gaat, namelijk de voorbereiding van het Seaports Experience Center met het bedrag van € 34.000, binnen de bestaande budgetten ruimte gevonden kan worden. Of er € 34.000 op een andere goede manier kan worden weggezet, is een andere vraag. Wij zeggen dat de voorbereiding in ieder geval doorgaat en dat die gefinancierd kan worden. Daarom steunen wij dat amendement niet. Toerisme. Hiervan liggen de cijfers op tafel en deze laten een gunstige ontwikkeling zien voor verblijfsrecreatie, dagrecreatie, enzovoorts. Wij zetten nadrukkelijk in op wat de heer van der Ploeg ecotoerisme noemt. Wandelen en fietsen zijn een nadrukkelijk aandachtspunt. Europa. De Partij voor de Arbeid heeft hier aandacht voor gevraagd en ook D66. De NOA zetten wij voort en willen wij steeds concreter maken en daarvan zult u de resultaten zien in de voortgangsrapportages die wij daarvan leveren. Cultuur. Een aantal van u heeft hieraan gerefereerd. D66 is een cultuurminnende partij. Gelukkig zitten er in deze Staten nog meer cultuurminnende partijen, is mij opgevallen. Ook het College is cultuurminnend. U vraagt aandacht voor de extra functies van cultuur, maar cultuur heeft ook een waarde in zich. U heeft ook gehoord dat wij de scenario’s nog op tafel hebben. Op dit moment gaan wij geen hek om welk beleidsterrein dan ook zetten. Tot slot heb ik genoten van de voordracht van mevrouw Siersema, die een gedicht voorlas. De suggestie nemen wij graag over en zullen in overleg gaan met het Huis voor de Groninger Cultuur om er een mooie Groninger dichtersdag van te maken. De heer LUITJENS: Voorzitter, ik wil nog even terug naar de problematiek van alle dag, de werkgelegenheid. Ik heb een aantal punten aangehaald waar ik meen dat niet op is gereageerd. Het eerste punt is samengebracht met de SP en dat gaat over het Outletcentrum, een vogel die nog steeds niet wordt gevangen in het net. Ten tweede heb ik erop geduid dat Groningen Seaports meer droge ruimte wil in de buurt van de Eemshaven en dat er ook een integrale visie van GS op de Eemshaven schijnt te zijn, die nog niet vertaald is. Ik vraag mij af: waarom niet? Waarom verloopt dit zo traag en wanneer krijgen wij dat stuk dan wel? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het is zo dat Groningen Seaports zichzelf op dit moment beraadt over de precieze behoefte en dat leidt dan ook tot de visie die wij nodig hebben, waarin alle verschillende opties worden meegenomen. Dat zal dit najaar zeker gaan gebeuren. Het is nu zo dat er
45
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 mogelijke vestigers zouden zijn bij de Eemshaven die behoefte hebben aan droge bedrijfsterreinen. Zij kunnen worden gefaciliteerd, omdat daarvoor de basis aanwezig is binnen het POP. Dat zal niet tot vertraging in de procedures leiden. We hebben er speciaal naar gekeken, mede naar aanleiding van de hoorzitting waarop GSP het woord voerde. Dat kan dus gefaciliteerd worden. De heer LUITJENS: De conclusie is dat deze herfst, bijvoorbeeld 1 november, wij een integrale visie op de Eemshaven hebben, ruimtelijk gezien. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat kan ik u niet toezeggen, omdat dit afhankelijk is van een aantal ontwikkelingen, ook bij Groningen Seaports zelf. Het streven is wel om dat dit najaar beschikbaar te hebben. De heer LUITJENS: Goed. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Over uw tweede vraag hebben we vorige week een uitvoerige discussie gevoerd. U kent de positie van het College en die is dat wij de detailhandelstructuur in de dorpen en kleine steden wensen te beschermen. Dat was het hoofdargument en het heeft niet veel zin om de argumenten opnieuw met elkaar te gaan wisselen. Wij kiezen wel voor werkgelegenheid, maar niet ten koste van alles en zeker niet ten koste van de detailhandelstructuur. De heer LUITJENS: Maar u bent vorige week ook op de hoogte gebracht van het rapport van Arcadis dat op dat soort aspecten ingaat, wat betreft het Outletcentrum. Ik haal nu even de argumentatie van de SP erbij. Ik zou mogen verwachten dat dit u in de tussenliggende week tot andere inzichten heeft gebracht. De heer GERRITSEN: Ik heb vorige week gezegd dat wij altijd graag kennis nemen van allerlei rapporten, maar dat er tot nu geen rapportage beschikbaar is die ons van mening heeft doen veranderen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik heb in de eerste termijn aandacht gevraagd voor groene kredietverstrekkingen. Volgens mij had de VVD een vergelijkbaar verhaal, maar ik heb de gedeputeerde er niet over gehoord. De heer GERRITSEN: Ik even naar de collega’s en mogelijk dat de heer Jager er iets over zal zeggen. De heer VAN DER PLOEG: Oh, ik dacht u over de NOM en de economie ging. De heer GERRITSEN: We benaderen het allemaal integraal, meneer Van der Ploeg. Mevrouw VEENSTRA: Voorzitter, ik wil nog graag een aanvullende vraag stellen. Collega Luitjens refereerde al aan het rapport en vorige week ook. Ik heb gezegd dat er nog een rapport onderweg is op dit moment. Dat ligt onder embargo bij de gemeenten in het gebied. Stel nu dat uit dat rapport blijkt dat de effecten waarover we de vorige keer hebben gesproken, voor de omliggende centra minimaal zijn. Bent u dan eventueel bereid om uw standpunt te heroverwegen? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Wij bekijken natuurlijk allerlei rapporten, maar we hebben ook heel veel andere informatie. We zullen dus heel kritisch kennis nemen van dat rapport. Ik ga nu niet zeggen tegen u dat we opeens ons standpunt gaan wijzigen. Mevrouw VEENSTRA: Nee, ik vraag of u eventueel bereid bent uw standpunt te wijzigen als de gegevens er aanleiding toe geven. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Op dit moment zien wij geen aanleiding om dat standpunt te wijzigen, omdat er zeer veel informatie is die wijst op de problemen bij de detailhandelstructuur in kleine dorpen en kleine steden. De heer STAGHOUWER: Ik zou graag een opmerking willen maken. Dat gaat ook over het Outletcenter. De opmerking is gericht aan mevrouw Veenstra en de heer Luitjens. Bent u op de hoogte van de problematiek in Brabant waar inmiddels een raad van een grote stad heeft afgewezen
46
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 dat er een shoppingmall zou komen aan de zijkant van de stad. Men is zo verstandig geweest om de problematiek waar wij nu over spreken, goed tot zich door te laten dringen en uiteindelijk hebben zij in hun wijsheid besloten om het niet te doen. Mevrouw VEENSTRA: U doelt op Tilburg en ja, ik ken dat voorbeeld. Ik denk dat de situatie daar een compleet andere is dan hier. Ik wil graag de rapporten die op dit gebied van toepassing zijn, graag zien en die wil ik beoordelen op de uitkomsten en dan wil ik graag dat er nog een deur open staat, ook bij u, meneer Staghouwer. De heer STAGHOUWER: Als u dit rapport nu ook nog even leest, kunt u ook die argumentatie zien. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Zou de SP dan ook bereid zijn om haar standpunt te wijzigen als zij kennis heeft genomen van dat rapport? Mevrouw VEENSTRA: Als het rapport dat nu onderweg is zo vernietigend zou zijn dat het meer arbeidsplaatsen zou kosten dan dat het zou opleveren, dan ben ik bereid mijn positie te heroverwegen. Ik hoop dat u dat ook bent. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik denk een aantal mensen dit rapport dat in de Statenkast ligt, toch eens zou moeten lezen, want daar staat nu juist in dat je dit niet bij de stad Groningen zou moeten doen. Dat is precies in de lijn die meneer Staghouwer naar voren brengt en wel precies om de redenen die uit dat onderzoek blijken en dat je het juist wel op andere plekken moet doen. Dat is nu juist precies het omgekeerde dan wat dit College doet. De VOORZITTER: Gaat u voor met uw betoog. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat wil ik nu juist afronden. Ik heb de argumentatie gegeven. Bij de gemeente Groningen is sprake van een geheel andere situatie. De VOORZITTER: Dan zijn wij gekomen bij de beantwoording van gedeputeerde Jager. De heer JAGER (gedeputeerde): Voorzitter, de VVD heeft, denk ik, terecht aandacht gevraagd voor de bereikbaarheid van de Eemsdelta en er een aantal zaken aan gekoppeld. Ten eerste de opmerking dat de VVD-fractie blij is dat de treinverbinding richting de Borkumlijn nu binnen handbereik is. Daarover is een brief naar uw Staten onderweg. Er zijn wel meer punten die vandaag aan de orde komen die in de actualiteit van het College gisteren speelden en waarover u vandaag thuis een brief zult aantreffen. In dit geval zal het misschien vanavond worden. Het laatste stukje lijn wordt aangelegd, zij het dat er op dit moment nog naar de financiering wordt gekeken in de vorm van een PPS-constructie, zoals eertijds in de motie van VVD, D66 en GroenLinks stond. Wat dat betreft zijn alle signalen goed en wel zodanig dat wij verwachten we eruit gaan komen. Met betrekking tot de zeesluis in Delfzijl kan ik u ook melden dat er op dit moment een brief op weg is naar de Staten naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Haasken in de commissievergadering. Als u daar prijs op stelt kunnen we er ook voor zorgen dat u die zo meteen in theepauze uitgereikt krijgt in het geval u die in de tweede termijn zou willen gebruiken. Dat heeft ook betrekking op de motie die u hebt ingediend. Met betrekking tot de wegverbindingen weet u dat wij nog steeds actief zijn met de N360, ook met de betrokken burgers en bedrijven uit het gebied. Volgende week maandag is er nog weer een informatieavond naar aanleiding van de uitbreiding van het zoekgebied en na de zomer verwachten wij ook daar nog slagen in te kunnen maken. Voor de zomer verwachten wij te kunnen aanvangen met de verbreding van de N46. Het is geen grote, maar wel een noodzakelijke verbreding en wij hopen dat de werkzaamheden zodanig worden uitgevoerd dat de overlast zo veel mogelijk beperkt zal worden. Ten slotte hebben nog de prachtige N33 waarover in deze Staten al veel is gesproken en waarvan ik weet dat de VVD-fractie een warm voorstander is van de verdubbeling van de noordzijde van de N33, evenals het College. De aandacht die u vraagt, delen wij volledig. Over de opmerkingen van de ChristenUnie met betrekking tot de grote projecten die op ons afkomen en het ‘trechterrisico’ om het zo maar eens uit te drukken, het volgende. Ik kan in ieder geval aangeven dat wij binnenkort vanuit het College met een voorstel naar u zullen komen met een afstemming met het ministerie om helder te maken hoe we de besluitvorming op de RSP-projecten zullen vormgeven. Dat is u ook al eerder toegezegd en wij zijn op dit moment nog in de finale onderhandelingen om te kijken hoe wij enerzijds de rijksverantwoordelijkheid een plek geven. U
47
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 begrijpt dat de Tweede Kamer daar bij de minister ook om vraagt en anderzijds willen wij vanuit onze verantwoordelijkheid u het slotwoord geven als het gaat om de besluitvorming op die projecten. Zo meteen kom ik apart terug op het project Regiotram. De opmerkingen van de Socialistische Partij met betrekking tot het Openbaar Vervoer. De debatten over het gratis OV zijn hier al uitgebreid gehouden en ik verwacht dat die in de toekomst ongetwijfeld terug zullen komen. Ik kan u iets positiefs melden met helaas een negatieve afloop. Die afloop kent u al, dus misschien valt dat mee. Het positieve is dat het kabinet serieus gekeken heeft naar de manier waarop wij in Groningen juist dit punt hebben opgepakt als het gaat om gratis OV voor scholieren en de manier waarop dit hier gericht is aangepakt. Het negatieve bericht is dat het kabinet integraal heeft besloten voorlopig geen geld uit te trekken voor een proef in welke omvang dan ook. Had men dat wel gedaan, hadden wij, gezien het feit dat wij hier al een besluit hebben liggen, gelijk voldaan aan de opmerkingen die in het Collegeprogramma zijn opgenomen, namelijk dat wij graag aansluiting willen vinden bij een landelijke proef. Die proef komt er niet, maar dat neemt niet weg dat wij onverminderd door gaan met de inzet, zoals wij die nu plegen zoals wij die met u hebben afgestemd. De aanbesteding. Daarover is in de commissievergadering het nodige gewisseld tussen partijen. Ik heb begrepen dat ook de IPO-vertegenwoordigers van de Staten opdracht hebben gekregen om in IPO-verband uit te wisselen wat de standpunten van anderen zijn. Inmiddels heeft het College het rapport van de commissie Jansen bereikt, een commissie voor Verkeer en Waterstaat, die specifiek een advies hebben geschreven op dit punt en uitgaande van de huidige systematiek. Ik stel voor dat wij in ieder geval dat rapport bij het ministerie op zullen vragen in voldoende aantallen, zodat er ook exemplaren naar u gestuurd kunnen worden. Er staat een aantal zeer interessante aanbevelingen in. De meeste zijn vooral gericht op het Haagse, omdat daar nu eenmaal de wetgeving wordt bepaald. Uitgangspunt is toch of er een extra kwaliteitsslag gemaakt kan worden binnen het model dat er nu is, met dien verstande dat men de concessieperiode zou willen verlengen. Dat is in ieder geval een punt waar het College groot voorstander van zou zijn, want het betekent dat er nog wel onrust ontstaat op het moment dat er een aanbesteding is, maar dat de periode waarin de aanbesteding loopt, groter wordt en daarmee zou er, naar onze verwachting, een beter aanbestedingsresultaat uit de aanbesteding kunnen komen. De opmerking van D66 over het verbinden van West en Oost-Fryslân. U noemde al de belangrijkste projecten, zoals de spoorverbinding Groningen-Heerenveen. Ook daarvan is in de commissie gezegd dat wij verwachten dat we in het najaar verder met u kunnen praten over hoe het met dat project staat en met name met de dekking van de kosten van dat project. Als het gaat om Groningen-Bremen voelen wij ons toch wat tekort gedaan door de opmerking van D66. Onze inschatting is toch dat minister Eurlings weliswaar de bal in het doel heeft getrapt, maar dat heeft kunnen doen dankzij een briljante voorzet van dit College. Daarmee is overigens de spoorlijn nog niet gerealiseerd op de manier waarop wij dat zouden willen, maar ook op dat punt kan ik u in ieder geval meedelen dat er een brief onderweg is naar uw Staten waarin staat hoe wij omgaan met de uitkomsten van de voorlopige verkenning en daarvan is in ieder geval de inzet om door te gaan met het project, in ieder geval een eerste stap te zetten en in het najaar met zowel minister Eurlings als met minister-president Wulff te gaan kijken hoe wij aan Nederlandse en Duitse zijde tot investeringen kunnen komen. De Regiotram. Ten eerste excuses dat er blijkbaar iets mis is gegaan met het verzenden van de brief in digitale vorm. Ik heb begrepen dat u hem inmiddels wel hebt ontvangen. Laat ik een ding voorop stellen. Een aantal fracties gaf aan niet de behoefte te hebben om extra geld richting de projectorganisatie te sluizen. Die behoefte delen wij. Er is nadrukkelijk in de brief gesteld en ook in de Voorjaarsnota dat er geen sprake is van extra geld, maar van het naar voren halen van het reeds door u beschikbaar gestelde budget met als allerbelangrijkste reden dat u in het voorjaar 2010 tot een goede integrale afweging kunt komen of u de go-beslissing of de no go-beslissing wilt nemen op dit project. Mocht er sprake zijn van een go-beslissing in het voorjaar 2010, dan zullen alle investeringen en kosten die tot nu toe zijn gemaakt, inclusief onze bijdrage, terugvloeien, want die worden dan ten laste gebracht van het RSP-project. Mocht er een no go-beslissing uitkomen, dan is dat niet het geval. Dat is ook logisch, want dan vervalt het RSP-project. Bij een go – en dat is al in de commissie door mij aan u gemeld – zullen alle nieuwe aanvragen van de projectorganisatie beoordeeld worden door de stuurgroep en daarmee ook door het College en ten laste komen van het RSP-budget en zal er geen extra provinciaal geld richting de projectorganisatie gaan.
48
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 De opmerkingen van de heer Van der Ploeg over de discussie over marktbetrokkenheid. Ik denk dat dit in het kader van dit project een heel belangrijke discussie is die ook inderdaad goed gevoerd moet worden, maar die wat ons betreft pas goed gevoerd kan worden op het moment dat er sprake is van een go-besluit. Dat heeft ermee te maken dat dan alle basisvoorwaarden aanwezig zijn om goed te gaan verkennen op welke wijze je de ambities die je dan hebt geformuleerd, gaat uitvoeren en je dan ook een keuze gaat maken op welke wijze je dat gaat doen. Eerst moet de beslissing vallen of wij verder gaan met de Regiotram en de vervolgbeslissing is dan op welke wijze het project wordt uitgevoerd, waarbij ik in ieder geval, helaas voor de heer Van der Ploeg, een smaak weg moet nemen. Het realiseren van een eigen trambedrijf Groningen-Assen, om het zo maar te noemen, zou in strijd zijn met de wet Personenvervoer 2000. Wellicht dat in het kader van het rapport Jansen in de Kamer nieuwe inzichten ontstaan en zolang dat niet het geval is en de wet niet wordt veranderd, moeten wij gewoon verplicht aanbesteden. De heer VAN DER PLOEG: Ja, meneer de voorzitter. De ene jurist zegt dit en de andere zegt dat. Dat wil ik dan nog wel eens zien. Het gaat mij om uw opmerking daarvoor. U zei dat we dat pas kunnen doen als er een go-besluit genomen is. Ik durf dat te bestrijden, want in feite zegt u dat u in de nazomer van 2010 die discussie pas wilt voeren. Mijn stelling zou zijn dat je inzicht wilt hebben in hoe je het wilt organiseren om de risico’s goed in beeld te hebben en een goed go-besluit te kunnen nemen. Ik zou hier graag een reactie op horen. De heer JAGER (gedeputeerde): Hier is sprake van een bestuurlijk ‘kip-ei-dilemma’, want op het moment dat wij nu bepaalde modellen uit zouden werken, zijn er bepaalde variabelen voor nodig en die zullen we toch eerst met elkaar moeten bepalen. Daar gaat nu de aandacht en de tijd in zitten, ook in de discussie met u als het gaat om het bespreken in dit najaar van het vergelijken van het trammodel, zoals nu nader wordt uitgewerkt, en het busknooppuntenmodel, welke inderdaad zoals de heer Zanen zei, in opdracht van de stuurgroep door het OV-bureau wordt ontwikkeld. Die twee uitwerkingen zullen aan het eind van dit najaar aan u worden gepresenteerd en op basis daarvan zal een discussie starten. Dan nog één opmerking met betrekking tot de Regiotram. Er schijnt nogal wat verwarring te zijn over het verschil in besluitvorming tussen provinciale Staten en de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft onlangs het tracé-besluit genomen. Dat heeft de gemeenteraad genomen om daarmee nu definitief te gaan berekenen hoeveel rails er nodig is, welke reistijden te realiseren zijn, zodat we daarmee een goed exploitatieplaatje kunnen krijgen en ook het investeringsplaatje helder kunnen krijgen. Dat besluit is dus geen stap in de zin dat daarmee de regiotram gerealiseerd zou zijn, wat in de media door sommigen wel is gesuggereerd. Het is gewoon een noodzakelijke stap in het proces richting de go/no go-beslissing van dit voorjaar. Dat betekent dat u als Staten nog volledig aan zet bent en blijft. Energie. Uitgangspunt voor dit College als het gaat om energie, is de Trias Energetica waar de heer Van der Ploeg al over sprak. Dat betekent dat wij in eerste instantie onze inzet plegen op besparen in combinatie met het vervangen van fossiele energie naar duurzame energie en pas in de laatste plaats inzetten op schoon fossiel. Er zit geen licht tussen onze inzet en de rijksinzet en ook de woorden van Hans Bolscher op dat punt. Overigens zei de heer Bolscher nog iets meer dan dit. Hij zei ook dat in het kader van het transitieproces schoon fossiel een absolute noodzaak is om in ieder geval deze eeuw door te komen in de energiebehoefte die wij hebben. Dus met alle modellen als het gaat om besparing op alle investeringen en mogelijk op duurzaam, zijn ook het ministerie van EZ en het kabinet van mening – en dat zijn wij als College ook – dat wij inzet zullen moeten plegen op schoon fossiel. Als dan de opmerking zou zijn dat er te veel geld gaat naar schoon fossiel in verhouding tot de eerste twee uit de Trias Energetica, is dat niet het geval. Het volledige programmabudget van energie gaat op dit moment naar de eerste twee vormen, naar besparing en duurzame energie, en er zijn op dit moment geen provinciale middelen voor CCS beschikbaar. Er is wel in het kader van het POP Uitvoeringsprogramma een aanvraag van een bedrag van € 100.000 en er is ook ambtelijke inzet, maar op dit moment worden er geen provinciale middelen besteed aan het CCS-project. Qua ambtelijke inzet zijn er op de energieproramma’s 20 fte, waarvan er 15 fte ingezet worden op energiebesparing en op duurzame energie en 5 fte waarvan er 3 op CCS is gericht en 1 of 2 op de Eemsdelta, waarvan CCS weliswaar een onderdeel van is, maar dat gaat verder, want dat heeft nadrukkelijk met de centrales te maken. Ten slotte wordt er vanuit dit huis wel flink inzet gepleegd op het proces van vergunningverlening, de NB-wet en de wet Milieubeheer. De heer VAN DER PLOEG: Die laatste wet schoot ook door mijn hoofd, maar ik dacht dat we bij de versnellingsagenda een bedrag van € 15 miljoen voorbij hebben zien komen. Ik zal niet direct zeggen
49
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 dat dit allemaal provinciale middelen zijn, maar het lijkt me lastig om dat geheel zonder provinciale middelen te doen. De heer JAGER (gedeputeerde): Dat betreft de Buisleidingenstraat en dat is niet zozeer een integraal onderdeel van het CCS-project. De heer VAN DER PLOEG: Het waren twee projecten: CCS en de Buisleidingenstraat. Bij de Buisleidingenstraat stond een ander bedrag. De heer JAGER (gedeputeerde): Als het gaat om CCS heeft dat te maken met een aanvraag voor Koers Noord en op dit moment zit er in de provinciale begroting nog geen budget voor CCS. Dat is wat ik u net zei. Voorts hebt u een aantal concrete vragen en opmerkingen geplaatst over energie. Ten eerste over zonne-energie. Binnen het Energiekkoord Noord-Nederland hebben wij afgesproken dat Friesland de lead heeft als het gaat om zonenergie en zonnecellen. Het feit dat u zegt dat daar heel wat gebeurt, is maar goed ook, want wij hebben met de Friezen afgesproken dat ze daarop volle inzet zullen plegen. Dan is uw vraag of wij als Groningen bereid zijn om te onderzoeken of er een zonnepanelenfabriek naar Groningen zou kunnen komen. Ook op dat punt zijn wij van mening dat in eerste instantie door Friesland actief acquisitie gevoerd zou moeten worden. Uiteraard willen we daarbij helpen en uiteraard, op het moment dat partijen aangeven per se naar Groningen te willen, zullen wij dat van harte faciliteren. Echter, in de verdeling van aandachtspunten binnen het Energieakkoord hebben wij afgesproken da Friesland de lead heeft als het gaat om zonne-energie. De heer VAN DER PLOEG: Dat vind ik wel een heel frappante interpretatie van het Energieakkoord. Volgens mij ligt de coördinatie bij Friesland en dat is iets anders dan het opstarten en verder trekken van een economische project, lijkt mij. De heer JAGER (gedeputeerde): Wij hebben daarbij de afspraak gemaakt dat wij inderdaad de coördinatie en daarmee de trekkersrol hebben op dat punt. De heer VAN DE PLOEG: En ook de acquisitie van economische projecten? De heer JAGER (gedeputeerde): Bij die acquisitie is natuurlijk een partij als de NOM actief die natuurlijk over alle drie de provincies kijkt en ook anderen zullen meekijken, maar primair ligt de coördinatie en de trekkersrol bij Friesland. Dat neemt niet weg dat als partijen zich hier melden, wij uiteraard het gesprek aangaan. Dat moge duidelijk zijn, maar in die verdeling is nu eenmaal een afspraak gemaakt. Als het gaat om uw vraag met betrekking tot het ombouwen van parkeerplaatsen met zonnecelfolies in het kader van het 100.000 voertuigenplan, wil ik aangeven dat de ontwikkeling in dat plan vooral gericht is op het stimuleren van de vraag naar elektrische voertuigen en zich niet zo zeer concentreert op deze maatregelen. Dat neemt niet weg dat wij er natuurlijk wel naar kunnen kijken, maar wij hebben op dit moment gewoon geen budget om dergelijke ontwikkelingen te subsidiëren. Dan zouden we op dat punt in de problemen komen, maar wellicht dat u ons daarmee als Staten nog gaat helpen. De groene verlichting op de NAM-locaties. Uiteraard zijn wij bereid in contact te treden met de NAM over dat punt. Daarbij horen twee opmerkingen. Wij zijn er niet de vergunningverlener. Wat dat betreft is er dan sprake van een vrij gesprek. Verder hebben we een probleem op het moment dat er sprake zou zijn van groene verlichting: groene lampen dienen op dit moment als signaleringslampen voor helikopters. Uitgekeken moet worden dat de veiligheid in gevaar komt, want als de helikopters gedesoriënteerd raken, hebben we met elkaar een groot probleem. Tot slot nog uw vraag die u daarnet ook stelde aan gedeputeerde Gerritsen met betrekking tot de mogelijkheid om als overheid een fonds, een garantstellingfaciliteit, te creëren voor groene investeringen. Op dat punt zijn door de heer Rijploeg van de Partij van de Arbeid onlangs schriftelijke vragen gesteld en de antwoorden op die vragen zijn gisteren door het College vastgesteld en ook deze zijn onderweg naar uw Staten. Wat dat betreft krijgt u het nog druk, maar ik kan mij indenken dat u deze dusdanig interessant vindt dat wij opnieuw met de griffie zullen overleggen of we deze in de theepauze kunnen uitdelen. Ik kan u overigens al wel vast melden dat de beantwoording op hoofdlijnen inhoudt dat wij het nader zullen verkennen. Ook over CCS hebben eerdere fracties vragen gesteld. Ik zal niet meer zo ingaan op de financiën en de opmerking dat daar veel middelen naar toegaan. Laat ik helder zijn. Uitgangspunt voor
50
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 het Collegebeleid is de motie van de heer Rijploeg die stelt dat, gelet op de gunstige omstandigheden, er met kracht naar gestreefd moet worden en aangehaakt moet worden op plannen van de rijksoverheid en de Europese Unie om tot grootschalige afvang en opslag van CO2 te komen en daarmee te bevorderen dat de Eemshaven koploper wordt in die afvang en de veilige opslag van CO2, zo mogelijk vanaf het moment dat de centrales in bedrijf komen. Daar is onze inzet op gericht in combinatie met de opmerkingen van de heer Bolscher die u afgelopen maandag heeft gehoord, dat er op dat punt ook een duidelijke rijksinzet is. Die inzet zien we ook gelukkig terug in de beleidsbrief CCS en daar zullen wij dan ook mee doorgaan en we zullen u uiteraard van informatie voorzien van alle relevante stappen. Ten slotte zijn er wat opmerkingen geplaatst over de wijze waarop de provincie aanbesteedt. Ook daarvan heb ik begrepen dat er in de commissie Economie en Mobiliteit een voorstel is gedaan om dat in het najaar nader te verkennen en een soort expertmeeting te organiseren. Uiteraard zijn wij vanuit het College gaarne bereid om daarin te faciliteren op het moment dat dit nodig is. Een slotopmerking aangaande zeehonden. Daar mag ik geen uitspraken meer over doen van collega Hollenga en daar houd ik mij natuurlijk aan. Voorzitter, de moties. Motie 2. Dit is een zeer sympathieke motie en uitermate sympathiek als het gaat om de inzet van bussen. Dat is namelijk staand beleid. Er worden al afspraken gemaakt met betrekking tot Serious Request om datgene te doen wat in de motie staat, want het OV-bureau voert al langer het beleid dat zij als partij grote evenementen ondersteunt. Dat was onlangs nog in het nieuws inzake de nachtbussen voor de TT. Dat gebeurt bij de Zuidlaarder Markt, en dat is ook het geval bij de Groninger Jaarmarkt. Daarbij is het volgende uitgangspunt essentieel en dat uitgangspunt zouden wij hier ook in deze motie willen zien. Dat is namelijk het uitgangspunt dat er sprake is van een kostendekkende inzet vanuit het OV-bureau. Die kostendekkendheid kan op twee manieren worden gerealiseerd: 1) er wordt in een bepaald project geld opgenomen om het vervoer te betalen. Dat gebeurt op dit moment in overleg met het OV-bureau. Er zijn bijvoorbeeld nu gesprekken met de organisatie van Delfsail om iets te doen met betrekking tot het busvervoer. Wij zijn overigens ook met Delfsail in gesprek als het gaat om de inzet van Arriva en de treinen om te kijken of er extra materieel ingezet kan worden om het grote aantal bezoekers aan dit prachtevenement een zitplek te geven; 2) de andere manier – dat is bijvoorbeeld bij de TT het geval – is dat ervoor gezorgd wordt dat qua kaartjes een dusdanige prijs wordt betaald dat het uit kan. Dat betekent dat de gebruiker zelf gewoon een commercieel tarief betaalt en dat doe je vooral op die plekken waar veel reizigers zijn, want dan lukt dat ook. Als wij dat ook in die motie mogen zien, namelijk dat er sprake is van kostendekkendheid en dus niet sprake is van een extra financiële bijdrage vanuit de provincie – hetgeen overigens een uitdrukkelijke wens is van de penningmeester in het College – aan het OV-bureau, dan vinden wij dit een zeer interessante motie die wij graag uitvoeren. Zoals gezegd, wij doen dat al met betrekking tot meerdere trajecten. Dan zit ik nog met een praktisch punt waar het gaat om de inzet van de NS. Wij willen het gesprek graag aangaan, maar ik weet niet in hoeverre de NS de bereidheid heeft om hier net zo flexibel en marktgericht mee om te gaan als het OV-bureau en onze invloed is bij het OV-bureau, zoals u weet, net iets groter dan bij de NS. Motie 4 van de VVD. Het lijkt ons geen enkel probleem om te voldoen aan datgene waar de VVD in deze motie om vraagt. De VOORZITTER: Akkoord. De vraag naar het SNN en de noordelijke positie zal ik beantwoorden. In september krijgt u de verordening te behandelen die een uitvloeisel is van het eerder debat rond de positie van het AB. Dan kan dat dan afgerond worden. Dat geldt voor de drie Staten en dan kan daarna het nieuwe AB aantreden. Er is gevraagd over het punt van de Eemsdelta. Binnen het College hebben we na de nieuwe bezetting een uitvoerig gemeenschappelijk beraad gehouden en we hebben vastgesteld dat in de Eemsdelta er vele portefeuilles en taken aan de orde zijn. Dat loopt van krimp tot en met vergunningverlening, van volkshuisvesting tot en met stadsvernieuwing, van opgave inzake emissie tot en met ruimtelijke kwesties. Je hebt dus een geïntegreerde visie nodig binnen het POP, zoals vastgesteld. Wij hebben koppels van trekkers vastgesteld binnen het College en vervolgens ook vastgesteld dat als er een team aan de gang moet gaan, ik de coördinerende leiding heb en vervolgens zullen wij een expliciete visie op dat gebied, zowel ruimtelijk als economisch, moeten leveren. Dat zullen we dit najaar doen en we zullen ongetwijfeld in de gelegenheid zijn om daar met u over van gedachten te wisselen. Wat betreft de portefeuilleverdeling rond energie en milieu, het volgende. Daarvan hebben we vastgesteld dat er meerdere onderdelen zijn die destijds bewust zo verdeeld zijn bij de Collegeonderhandelingen en dat heeft niet tot een andere indeling geleid, maar wel tot de noodzaak tot integratie. Men zal dan als duo of trio opereren in dat geheel en dat leidt tot interne bijstelling van
51
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 de organisatie en datzelfde binnen het College. Wij hebben ons voorgenomen om dat op die manier te doen. Inzake de vergaderorde het volgende. Wij hebben een overzicht van moties en ik loop dat even met u door en zal dat hierna uitdelen. Motie 1: PvdA, bij de campagne ‘Leren tot de kansen keren’ was het oordeel van het College positief. Motie 2: PvdA, de inzet van nachttreinen en bussen bij evenementen onder de aanname van kostendekkendheid is het oordeel van het College positief. Hier ligt nog een vraag voor de PvdA. Motie 3: PvdA, energierotonde: positief Motie 4: VVD, verlenging zeesluis: positief, Motie 5: ChristenUnie, Gast van de Staten: moet worden voorgelegd aan het Presidium. Motie 6: PvdD, Dierenwelzijn: negatief oordeel van het College. Motie 7: GroenLinks, repowering, Groningen Seaports: positief oordeel College. Wat betreft het amendement A van de PvdA werd door het College overbodig verklaard. We houden nu pauze voor de thee. Schorsing. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Dan zijn wij toe aan de tweede termijn, die vanzelfsprekend korter zal zijn dan de eerste, omdat er minder spreektijd is en ook al veel gesproken is. GS hebben bijvoorbeeld nog 4 minuten voor de beantwoording. Dat maakt in elk geval dat GS zeer to the point, precies, zoals trouwens ook voor de pauze, zal antwoorden, maar dan alleen veel korter. Het is niet anders. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, een aantal reacties en daarna de amendementen en de moties. De eerste reactie betreft het verhaal van de SP over krimp. Voorzitter, ik heb geleerd dat er geen monsters, maar spoken rondwaren en monsters onder je bed zaten en dat ze allebei niet bestaan. Het beeld dat de SP oproept van krimp bestaat volgens ons niet. Angstvallig ten koste van alles behoud van voorzieningen en woningen, terwijl het aantal huishoudens afneemt, is niet realistisch. Gelukkig zien we bijvoorbeeld bij de DEAL-gemeenten een zeer inhoudelijke en constructieve aanpak van dit probleem samen met de burgers. Voor wat betreft de subsidie aan milieuorganisaties. Wat ons betreft is het belangrijk dat je ook in en rondom democratische processen je eigen criticasters organiseert en dat de mate van lastigheid of slimheid geen indicatie mag zijn voor de subsidieverstrekking, want we spreken hier toch vaak over zeer maatschappelijk betrokken mensen. Dat belangenorganisaties elkaar in de haren vliegen, hoort bij dit proces. Dat procederen tegen de overheid, mag, dat is een deel van het democratisch proces. Dat dit ellenlange processen kunnen zijn die veel tijd kosten, is niet altijd aan de partij die procedeert, maar ook daar kan de overheid wellicht de hand in eigen boezem steken als het gaat om democratische en bestuurlijke drukte. Voorzitter, we zijn blij met de reactie van het College op de krimp, een regionale gezamenlijke aanpak, integraal door meerdere beleidsterreinen heen lijkt ons een uitstekende start om deze problematiek aan te pakken. Wel willen we graag horen hoe dit dan terug gaat komen naar de Staten. Dank voor de suggesties over de Uitlaatklep. Wij zullen er bij de jongerenparticipatie op terugkomen en wij kunnen de gedeputeerde beloven dat de jongeren GS hierover geen proces over aan zullen spannen. Wij danken ook voor alle toezeggingen verder door het College. We stemmen in met de voordracht zoals deze voorligt. Voor wat betreft de amendementen en de moties het volgende: Wij handhaven het amendement. Ons inziens is het geld dat beleid volgt. Het geld was immers geoormerkt voor het Seaports Experience Center. Dat er ruimte blijft in het budget van 2009 betekent dat deze ruimte uitgegeven kan worden aan andere zaken en dat wij graag toch de overboeking zien naar 2009 van de € 34.000. Motie 1 hebben wij zelf ingediend, dus die steunen wij. Motie 2. Er staat ‘in overleg treden met de noordelijke vervoerders en de NS’. Als dat onder de aanname kostenneutraal kan, dan gaan wij ervan uit dat u dat daar ook inbrengt. Motie 3, Energierotonde, steunen wij. Motie 4 hebben wij mede ondertekend. Motie 5. Wij hadden eerder gehoord van ‘Gast in de raad’. Wij steunen deze motie. Er was nog wel even sprake van discussie in mijn fractie. Dat ging over op basis van vrijwilligheid bij de Statenleden. Motie 6 steunen wij niet.
52
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Motie 7. Vorige week bij de POP-behandeling was er een motie van het CDA die ging over repowering en het activeren van belanghebbenden. Wij hebben toen gevraagd aan de CDA-fractie of Seaports daar ook bij hoorde. Het antwoord was daar ‘ja’ op. Dus wij dachten dat wij hier al ‘ja’ tegen gezegd hadden. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik dacht niet dat ik iemand van de vertegenwoordigers van Seaports iets heb horen zeggen ten aanzien van de functie als vertegenwoordiger van Seaports, want daar gaat het om in die motie. Mevrouw MANSVELD: Wij begrijpen deze invalshoek, maar voor ons gevoel hadden we daar al ‘ja’ tegen gezegd. We steunen deze motie. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ook dank voor het gebruik van de beschikbare tijd. Dan zijn wij bij de heer Brouns. De heer BROUNS: Voorzitter, mevrouw Mansveld namens de PvdA haalde net de monsters aan als het gaat om wat de SP zei over de krimp en om monsters onder het bed te kunnen zien, moet je het licht aanhebben als het donker is. Over dat licht schijnen naar de toekomst heeft het College de heer Van der Ploeg van GroenLinks al iets gezegd, maar diezelfde fractie heeft vorige week voor een deel van onze bevolking het licht uitgedaan en heeft daarna wat stappen terug in de tijd gezet met voorbeelden vandaag. Maar kennis is natuurlijk wel een serieuze zaak. We steunen in elk geval de woorden die daar gezegd zijn door het College, namelijk dat je daar tot een integrale gebiedsaanpak moet komen. Onze fractie wil die discussie en die invulling daarvan op een later stadium in deze Staten zonder meer bespreken. Voorzitter, dan zijn er wat onze fractie betreft nog een aantal zaken uit de eerste termijn blijven liggen waar het College wellicht nog op zou kunnen antwoorden. Dat heeft te maken met onze oproep om te komen tot een intensivering en een versneld uitvoeren van de revitalisering van bedrijventerreinen. Dat heeft te maken met MKB, waar wij een aantal suggesties gedaan hebben om bijvoorbeeld de voorfinanciering in projecten door het bedrijfsleven te beperken en te knippen in aanbestedingen en om op die manier wellicht meer aan onze eigen MKB weg te zetten. Ten aanzien van Social Return: de voorgestelde evaluatie over een jaar lijkt ons een goed voorstel, om dan te kijken hoe we de ambitie versneld door kunnen zetten. We willen daar graag die toezegging van het College aan koppelen dat onderdeel van die evaluatie is dat we kijken naar een monitoring van de structurele effecten, want dat bepaalt wel ook in hoeverre je je ambitie op lange termijn structureel realiseert. De Regiotram en het naar voren halen van middelen om de kosten te dekken ter voorbereiding van ons go/no go-besluit en de brief die daarover ligt, ondersteunen wij. Dat is wat ons betreft een direct uitvloeisel van hetgeen wij aan het College gevraagd hebben, namelijk: presenteer ons begin 2010 een uitgewerkt voorstel en een uitgewerkt busalternatief, zodat wij op basis van alle beschikbare informatie een zorgvuldig besluit kunnen nemen. Wat ons betreft – en daar steunen wij het pleidooi van de ChristenUnie – is dat wel een kaderstellend budget. We gaan er ook vanuit dat de opmerking van GS aangaande het delen van de behoefte, zoals de gedeputeerde het verwoordde, als zodanig bedoeld is. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, zou het CDA kunnen uitleggen wat zij dan vanuit hun politieke overtuiging in dat kader binnen dit budget precies willen hebben uitgezocht? De heer BROUNS: Voorzitter, daar wil ik wel op reageren, maar dan kan ik het beste even de Handelingen opvragen van de betreffende vergadering waarin dit besproken is, want daar hebben wij nadrukkelijk aangegeven wat wij vinden dat met ons overlegd moet worden om tot een goed oordeel te kunnen komen. Ik weet niet of dat de bedoeling is van deze vergadering. De heer DE VEY MESTDAGH: Wat u vindt dat overlegd moet worden, daar moet dat geld in gestopt worden? De heer BROUNS: Dat is helemaal correct. De heer DE VEY MESTDAGH: Goed. En kunt u mij dan uitleggen wat het precies uitrekenen hoe de fundering in elkaar zit op de hoek van de Trompsingel en nog zo’n straat te maken heeft met datgene wat u toen gevraagd hebt?
53
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
De heer BROUNS: Wij hebben destijds onder meer gevraagd naar een accurate kostenonderbouwing van het totale project, van alle investeringen die daarmee gepaard gaan. Dat betekent dus dat je een tracé moet weten, dat kan niet anders. Dat betekent ook dat je dat verder moet doorrekenen en dat de onzekerheidsmarge daarin zo klein mogelijk moet zijn, anders kun je die afweging, die vergelijking niet maken. De heer DE VEY MESTDAGH: Goed. En die 10% ziet u ook staan, die 20% niet, begrijp ik? De heer BROUNS: 20% is een vijfde deel. Dat is nogal wat. 10% is bij dit soort projecten zeer gebruikelijk, dus dat is voor ons acceptabel. Als het minder kan, zou het mooi zijn. Voorzitter, dan lag er nog een vraag van de Partij voor het Noorden aangaande de motorrijtuigenbelasting en de koppelingen met de auto. Wat onze fractie daar naar voren gebracht heeft, is dat er wat ons betreft geen verdere lastenverzwaring zal optreden. De heer MOORLAG (gedeputeerde): In 2010 bedoelt u? De heer BROUNS: Uiteraard. Waarbij dat geen vrijbrief is om dat in 2010 wel te doen, overigens, maar dat zien we dan wel weer. Maar het gaat hier om de indexering en daar hebben wij afspraken over. Het Amendement A willen wij ondersteunen. 1) Er is geld gemarkeerd om dat Experience Center op te zetten, dus waarom zou je dat geld laten vrijvallen? 2) We zitten in een bepaalde economische constellatie. Daar is genoeg over gezegd. We zetten stevig in op arbeidsmarktbeleid. Er ligt een motie voor om met een voorstel te komen ‘Leren tot de kansen keren’. Dan moet je dat arbeidsmarktbudget dus niet nu al gaan inperken om iets te realiseren waar je al geld voor gereserveerd had. Dus dat amendement zullen wij steunen. Motie 1 ondersteunen wij. Overigens hebben GS aangegeven dat te kunnen overnemen. Motie 2. Wij als fractie vinden ten principale – en gelukkig is dat ook staand beleid en moet het kostendekkend, want dat is voor ons ook een voorwaarde – dat grote evenementen goed bereikbaar moeten zijn voor het openbaar vervoer. Dat is de reden waarom wij deze motie ondersteunen. Motie 3 zullen wij ondersteunen. Motie 4 zullen wij ook ondersteunen. Motie 5 zullen wij ondersteunen. Wij zullen tegen motie 6 stemmen. Motie 7. Daar heeft de PvdA ook iets over gezegd. Maar gezien onze motie die wij ingediend hebben bij het POP en de toelichting die wij erop gegeven hebben dat dat wat ons betreft zeker wel betrekking heeft op Seaports, zou de motie eigenlijk overbodig zijn, maar als zij in stemming komt, zullen wij haar ondersteunen. Bedankt. De VOORZITTER: Ook u hartelijk dank voor de bondigheid. Het woord is aan mevrouw Veenstra, SP. Mevrouw VEENSTRA: Dank u wel, voorzitter. Allereerst naar aanleiding van de beantwoording van het College een paar opmerkingen. De heer Slager had het over personeel. Hij voorspelde een uitstroom van een 250 mensen de komende jaren. Daarnaast proefde ik dat de gedeputeerde van plan is om zeer voorzichtig om te gaan met vacatures. Aan de andere kant zei hij, volgens mij – maar ik hoor graag dat ik er naast zit -, dat er eigenlijk praktisch gezien sprake is van een vacaturestop. Als dat het geval is, dan is de vraag van ons of hier inmiddels met de OR over gesproken is en waarom een dergelijke conclusie niet aan deze Staten voorgelegd is of de Staten niet geïnformeerd zijn. Graag hoor ik daar een toelichting op. Met betrekking tot de Mobiliteitscentra: ja, absoluut, goed, mooi. Het is een manier om mensen snel en zo vlot mogelijk weer richting werk te geleiden of richting scholing. Maar dan moet er wel vast werk zijn. En terug of naar langere school of omscholen is goed. Het kan een mooie tussenoplossing zijn, maar het is niet voor iedereen de oplossing. Als ik alleen maar kijk naar mijn neefje van zestien die op dit moment in het VMBO-D niveau zit, die maak ik echt niet gelukkig als ik tegen hem zeg dat hij nog twee jaar langer naar school moet in afwachting van betere economische tijden. De jongen moet gewoon aan het werk. Daar ligt mijn probleem, want zijn banenkansen op zijn niveau vervliegen nu gewoon. Ik ga niet zeggen waar mijn neefje woont, maar er zou voor hem misschien een plek kunnen zijn in een project als het Outlet of…
54
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Mevrouw BROEKHUIZEN: Ik kan natuurlijk niet in het hoofd van uw neefje kijken. Dat wil ik ook helemaal niet. Maar op het moment dat die jongen een VMBO-dimploma heeft op niveau D en in een BBL-constructie of in een andere constructie nog twee jaar lang kan opscholen en daarbij misschien niet vakken hoeft te vullen bij de Reebok Outlet, zou dat misschien wel te overwegen zijn. Mevrouw VEENSTRA: In sommige gevallen zou dat te overwegen zijn wanneer dergelijke jongeren te motiveren zijn. Ik ga ook niet generaliseren dat voor elke jongere een BBL-constructie of iets dergelijks niet aan de orde kan zijn. Natuurlijk, als de mogelijkheid er is, moeten we die grijpen. Aan de andere kant zullen er altijd groepen zijn waarvoor het niet de oplossing is. Dan moeten we ervoor zorgen, dat er voor die mensen werk is. Als ik dan van gedeputeerde Gerritsen het antwoord krijg, eigenlijk, als ik het in mijn woorden mag samenvatten: mevrouw Veenstra, de deur voor uw Outlet zit hartstikke dicht, dan vind ik dat een gemiste kans. Mevrouw BROEKHUIZEN: Maar mag ik dan concluderen dat u niet bent voor maximale opscholing van onze Groninger jeugd, omdat we geen Outlet Centrum krijgen? Mevrouw VEENSTRA: Nee, ik heb net tegen u gezegd: daar waar we de mogelijkheden hebben om jongeren met een lage startkwalificatie door te leiden en te begeleiden naar een hogere startkwalificatie, we die kansen moeten grijpen. Maar het is niet voor elke jongere of voor iedereen zonder werk een mogelijkheid. Mevrouw BROEKHUIZEN: Dat ben ik met u eens, maar dan ben ik in elk geval blij dat wij het met elkaar eens zijn dat u bent voor maximale opscholing. Dus dan neem ik aan dat u de motie ook kunt steunen. Mevrouw VEENSTRA: Dat had ik al gedaan, volgens mij. Maar nogmaals, het is niet voor iedereen de oplossing. Vandaar het vasthouden aan projecten als het Outlet nabij Zuidbroek, want het creëren van werkgelegenheid in relatie tot de krimp kan een belangrijke factor zijn. Wanneer je werkgelegenheid creëert in de gebieden met krimp heeft dat positieve effecten. Een andere opmerking naar aanleiding van de beantwoording is naar aanleiding van het openbaar vervoer, gratis OV. Er komt geen landelijke proef, werd duidelijk. Het is ons allemaal duidelijk. Daardoor kan de gedeputeerde niet voldoen aan het eigen Collegeprogramma, maar de vraag van onze kant is dan of dat betekent dat hij wel op zoek wil gaan naar een andere proef om daarbij aan te sluiten, of dat hij alsnog in weerwil van de besluiten die in Den Haag genomen zijn, en als eigen keuze een lobby in Den Haag zal starten om tot een dergelijke proef alsnog te komen. Dan is er veel gewisseld als het gaat over subsidies aan onder andere Milieudefensie en dergelijke. Wij vinden het een verkeerd signaal om de financiële nood die nu dreigt, ten koste te laten gaan van die organisaties die ons – en ik gebruik graag de mooie woorden van meneer De Vey Mestdagh – de spiegel voorhouden. Dan naar aanleiding van de bijdrage van de collega’s in zijn algemeenheid. Wij hadden de crisis niet nodig om in te zien dat grootschaligheid, marktwerking niet de oplossingen zijn voor de problemen van de mensen. Wij zijn dan ook verheugd dat in de bijdrage van de coalitiepartijen ook het inzicht – voor ons in elk geval – doorschijnt dat ook voor hen de menselijke maat het verschil moet maken. Wij hopen dan ook dat we die koers met elkaar kunnen doorzetten om een fundamentele omslag te kunnen maken. Een aantal van de collega’s heeft terug gekeken op de afgelopen verkiezingen van juni. Ook in de Groninger samenleving kan onvrede, onbegrip en mogelijk zelfs wantrouwen geconstateerd worden richting de politiek, onder andere. Voor ons is de enige oplossing door het eigen handelen het vertrouwen weer te heroveren. Een herhaling van vanmorgen misschien, maar betrek de mensen actief bij hun dorp, bij hun buurt en geef ze samen met de gemeenten zeggenschap terug. Bied mogelijkheden, schenk perspectief op een betere toekomst in de eigen regio met woningen, werk, onderwijs, voorzieningen die passen bij de maat van de dorpen. Dat is voor de SP het antwoord op het gat tussen mensen en politiek. De heer RIJPLOEG: Ik zou het pleidooi voor een niet vervreemdende samenleving, dat u net hield, willen ondersteunen, maar u pleitte net ook tegen grootschaligheid. Hoort bij die categorie nu ook een Outlet Centrum? Mevrouw VEENSTRA: Meneer Rijploeg, volgens mij zijn mijn argumenten rondom het Outlet inmiddels wel duidelijk genoeg. Ik pleit niet voor grootschaligheid, ik pleit in dat geval voor werkgelegenheid. Als dat in dit geval grootschalig is, graag, met zulke werkeloosheidscijfers!
55
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Dan richting de heer Van der Ploeg. Het zal u niet verbazen dat wij ons als fractie volmondig aansluiten bij de Hemmesiaanse uitspraak: al ben ik de laatste SP’er, deze mensen zijn welkom in Pekela. Een samenleving kan alleen goed functioneren als er plek is en perspectief is voor iedereen, gebaseerd op onderlinge solidariteit, vrijwillig dan wel georganiseerd. Het monster van de krimp. Het monster was natuurlijk een beeldspraak en niet bedoeld om het te bagatelliseren, maar juist om het serieus te nemen. Het keren van die krimp kost geld, veel geld. De erkenning door de minister en de gedachte over financiële injecties doen ons goed, maar – en dat deel ik vandaag deze keer met de heer Zanen – de weg van Den Haag naar hier is vaak lang gebleken. Aan u als College, samen met uw Staten, de opdracht om te voorkomen dat die middelen vastlopen in een file ergens ter hoogte van Almere. Als laatste, voorzitter, een politiek punt met betrekking tot de financiële risico’s. Ik wil niet zuur klinken, maar het zijn uw partijgenoten, College, die dit overwegen. Zij zijn het die zeggen dat we met minder toe kunnen. Ook zij zijn het die het mogelijk relateren aan de Lodders-discussie. Onze inschatting is dat u beide discussies gaat verliezen. Wij zeggen dan ook dat de provincies samen met gemeenten de strijd moeten aangaan om de gemeente als winnaar uit de bus te laten komen. Als SP zijn wij bereid een veer te laten als hij stevig in de tooi van de gemeente terugkomt. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Luitjens. De heer LUITJENS: Voorzitter, College dank u wel voor de beantwoording op de opmerkingen en vragen die uit de Staten zijn gekomen. Gedeputeerde Jager is uitgebreid ingegaan op de aandachtspunten die wij hebben gevestigd bij de bereikbaarheid van het Eemsdelta-gebied en het belang dat wij eraan hechten is duidelijk wederzijds. Wat nog is blijven liggen is een wens die wij hebben, maar die aan de Duitse zijde van de grens ligt. Het is misschien vergelijkbaar met de A31, maar het gaat in dit geval om het DortmundEms-kanaal. Wij hebben de wens om de maatvoering van dat kanaal aan te passen aan de standaard van de vaarweg Lemmer-Delfzijl. De ruimtelijke verkenning uitbreidingsmogelijkheden Eemshaven. Wij zijn zeer benieuwd wat dat deze herfst op gaat leveren. We hechten er zeer aan om deze ruimtelijke verkenning in november of december in ons postvakje te mogen vinden. De financiële situatie van de provincie. Gedeputeerde Moorlag heeft aangegeven dat er wat meer aspecten zijn dan de twee die ik heb genoemd. Wij zijn zeer benieuwd naar de scenario’s die er deze zomer zullen worden ontwikkeld, welke mogelijkheden er zijn. Ik begrijp dat het College één keer diep wil snijden. Ik heb ook gemerkt dat er niet op het woord ‘kerntaken’ is gereageerd. Ik voorzie een interessante herfst om tot een provincie nieuwe stijl te komen. Voorzitter, ik heb ook gesproken over de kracht van de gemeenten. Daar heeft gedeputeerde Slager op gereageerd. Na de zomer, en wanneer dan? Het is natuurlijk een heel ruim begrip. Mogen we daarvan iets verwachten? Wat wij in elk geval gemeen hebben, is dat wij vinden dat gemeentelijke samenwerking zal worden bekroond met een eenduidige democratische verantwoording via fusie of herindeling. Misschien verschillen we van mening over de termijn waarop. Inzake de vraag of het bijspringen van de provincie bij reguliere taken al dan niet sterker of zwakker maakt, bleef het antwoord van de gedeputeerde wat onduidelijk, maar daar komen we vast nog op terug bij het debat naar aanleiding van de uitkomsten en de reactie van GS op het bestuurskrachtonderzoek bij gemeenten. Voorzitter, dan is er nog wat mij betreft – maar misschien heb ik niet goed opgelet – een vraag blijven liggen voor gedeputeerde Moorlag. Dat ging over de financiële vooruitzichten, de nieuwste inzichten daaromtrent en de voorbereiding van de Begroting 2010, waarbij ik ervan uitging dat die eind augustus zou verschijnen. Kunt u een tipje van de sluier op kunt lichten hoe moeilijk het is om die Begroting neer te zetten? Voorzitter, de VVD-fractie zal instemmen met de voordracht. Motie 1 steunen wij. Desondanks blijft werkgelegenheid als die bij het Outlet Center, waar voldoende over van gedachten is gewisseld, wel van belang. Kostendekkendheid bij motie 2 is ook voor ons uitgangspunt bij het meetekenen van deze motie. Ik ben van mening dat de gedeputeerde Jager dat goed heeft weergegeven. De energierotonde is duidelijk. Motie 4 is ook duidelijk. Motie 5 steunen wij. Motie 6 steunen wij niet. Motie 7 steunen wij uiteraard.
56
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Wat het Amendement betreft, GS hebben het niet nodig geoordeeld, maar wij vinden het ondersteunen van dit amendement een signaal om aan te geven dat het Experience Center nabij de Eemshaven voor ons van groot belang is. Voorzitter, dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Het woord is aan de heer Staghouwer, ChristenUnie. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, dank u wel. Wij danken het College voor de beantwoording van de vragen die wij hebben gesteld. Ook danken we de gedeputeerde voor de toezegging inzake Social Return. Daar klonk toch een behoorlijk stuk enthousiasme uit. Wij gaan er dan ook vanuit dat dat op goede wijze wordt ingevuld. Ook dank aan de CDA-fractie voor de ondersteuning ten aanzien van de kaders die we hebben gesteld ten behoeve van de Regiotram. Ik ga dat verder niet herhalen, mijn bijdrage was op dat punt helder en duidelijk. Ik zou u nog willen meedelen dat wij de voordracht met betrekking tot de Voorjaarsnota zullen steunen. Over motie 1 zijn wij natuurlijk positief. Van motie 2 heeft het College geconstateerd dat het geen probleem zou zijn en dat er bij de projecten al voldoende maatregelen genomen worden en er overleg is met de vervoerder. Dus, wat ons betreft is die motie volstrekt overbodig. Motie 3 steunen wij. Motie 4 steunen wij. Motie 5. Met dank voor de brede steun, althans, wat ik tot nu toe heb gehoord. Over motie 6 zijn wij negatief. Over motie 7 zijn wij positief. Dan het Amendement. Daar zitten wij wat in een tweestrijd. Wij hebben in de commissievergadering de gedeputeerde opgeroepen om hier vaart mee te maken, gezien het belang van het project. Maar de gedeputeerde zegt ook: het geld heb ik niet nodig, binnen die € 200.000 kan ik de zaak goed voor elkaar maken. Aan de andere kant, wij willen ook als fractie een signaal afgeven – hetzelfde als wat mijn voorganger, de heer Luitjens, net verwoordde. Vandaar dat wij dit amendement zullen steunen. Dank u, voorzitter. De VOORZITTER: Dank. Het woord is aan de heer Van der Ploeg. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dank aan het College voor een aantal positieve reacties, ook een aantal duidelijke reacties ten aanzien van bijvoorbeeld de prioriteitsstelling van de Trias Energetica. Ik denk dat wij elkaar goed verstaan. Vooral ook erg dank voor het positieve oppakken van de Grunniger dichtdag – niet ‘dichtersdag’, zoals de heer Gerritsen zei. Ik vind ook wel dat wij elkaar wat mogen oproepen om bijvoorbeeld wat declameertalenten uit deze zaal in te zetten. Ik vind dat dat een beetje part of the deal moet zijn. Meneer de voorzitter, dan komen wij bij de CO2-opslag, CCS. Op pagina 37 van de Voorjaarsnota staat € 1,5 miljoen uit eigen cofinanciering REP-middelen voor CO2-opslag, bovenop € 680.000 voor de buisleidingen. Goed, het lijkt me dat dan ook is opgehelderd. Ten aanzien van de reserves, meneer de voorzitter, zijn wij net als D66 niet akkoord met de wijze waarop dat wordt toegedeeld. Wij zijn het ook eens met het CDA, dat vraagt om de prioritering scherper in beeld te krijgen. Wij vinden dat die discussie scherp op het vloerkleed moet komen, onder andere als het gaat over die € 33,8 miljoen voor Kolibri die nu in de kleinst mogelijke lettertjes in het schema staat. Volgens mij is dat de 80 miljoen gulden die ooit een keer bij motie is vastgesteld vanuit de Partij van de Arbeid. Het zou best kunnen dat we dat dubbel gaan uitgeven. Meneer de voorzitter, ten aanzien van de krimp zijn wij het volmondig met het College eens als het gaat om de gebiedsgerichte integrale aanpak, maar wij zijn het ook eens met de inzet van de SP als het gaat om het organiserend vermogen in buurten en dorpen, om dat aan te spreken. Het energieakkoord en de toch wel wat erg afstandelijke benadering van het College als het gaat om initiatieven. Ik vind dat het College hier scherper in moet opereren. Bovendien, wij spreken met dit College, niet met het College van Friesland. Alles wat Friesland hier dus niet gaat doen, daar is dit College kennelijk verantwoordelijk voor. Dat is natuurlijk een vreemde zaak. Meneer de voorzitter, het College zei ook dat er een gebrek aan middelen is en dat wij hen maar moesten helpen om het in te vullen. Goed, als het op die voet moet, dan zullen wij die uitdaging natuurlijk aannemen en bij de Begroting met voorstellen komen. Ik wil er overigens wel aan toevoegen dat, als het gaat om parkeerterreinen en zonnepanelen op daken, het natuurlijk een project is dat aard- en nagelvast is en binnen de huidige ESFI-systematiek zou kunnen passen.
57
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 We hebben nog geen reactie gehad op onze vraag ten aanzien van de groene kredietverzekering, hetgeen toch iets anders is dan een investeringsfonds. Is zou daar graag nog een reactie op willen hebben. Ten aanzien van het overheidsbedrijf Regiotram. Er is natuurlijk een Vervoerswet. We weten ook de discussie die er achter hangt. Wellicht zijn er nog concrete problemen te overwinnen, maar we hebben ook een inzet. Wij vinden het eerlijk gezegd een wat onzinnige redenatie die het College aanhangt als het gaat om… De heer BROUNS: Voorzitter, ik heb een vraag aan de heer Van der Ploeg. De heer Van der Ploeg geeft aan dat hij de uitdaging aangaat om bij de begrotingsbehandeling met een aantal voorstellen met een financiële onderbouwing te komen. Die discussie zullen we dan op dat moment wel voeren. Tegelijkertijd heeft gedeputeerde Moorlag in eerste termijn aangegeven – en als CDA-fractie ondersteunen wij dat van harte – dat wij met het oog op onze financiën – we noemen het steeds middellange termijn, maar het is gewoon al over twee jaar, dus zo ver weg is het niet – stevig moeten gaan ingrijpen en dat wij stevige keuzes moeten gaan maken en nu hard moeten snijden om te voorkomen dat wij nog een tweede en een derde keer een beetje gaan snijden. Die lijn ondersteunen wij als fractie van harte. Maar dan zie ik bij GroenLinks nu allerlei ideeën komen die voorzien gaan worden van een financiële onderbouwing bij de Begroting. Hoe verhoudt zich dat met de discussie die wij in het najaar gaan voeren en bij de Begroting volgend jaar in ieder geval gaan voeren met dat harde snijden? De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dat was een wel heel lange vraag, maar ik kan er eigenlijk heel kort op antwoorden. De CDA-fractie heeft niet goed opgelet. Als ik praat over investeringen in de aard zoals ik heb gesproken, dan gaat het over inbreng van reserves, van ESFIfondsen of andere fondsen zoals we die zouden willen hebben. Als het gaat om begrotingstechnische aspecten, de jaarlijkse inkomsten/uitgaven, dan kan ik gewoon verwijzen naar onze inbreng in de commissie, waarbij ik heb gezegd dat als een fractie wat wil – wij bijvoorbeeld – ze ook voor de financiering moeten zorgen. De heer BROUNS: Over de concrete voorstellen praten we binnenkort wel verder, maar ik neem aan dat u ook kennis genomen hebt van alle projecten die al op stapel staan, c.q. worden voorzien of in uitvoering gaan nemen, dat u weet dat het ESFI dan niet toereikend is. Daar komen uw voorstellen dan bij, waardoor het fonds nog minder toereikend is. De heer VAN DER PLOEG: Ik ga ervan uit, meneer de voorzitter, dat ook de heer Brouns goed heeft geluisterd naar het College en dat ook zij nog geen totaalbeeld hebben van wat er allemaal wel is en niet is en hoe dat met name ook in de tijd zal worden uitgegeven, kortom, hoe de kasstromen zullen gaan lopen. Dat is allemaal van belang als het gaat om het stellen van prioriteiten en nieuwe initiatieven die je daar al of niet bij kunt bedenken. Meneer de voorzitter, ik was bij de Regiotram. Wij vinden de redenatie van het College onzinnig om daar mee te moeten wachten als er een go-besluit is geweest. Als het College niet wil, dan moet het dat gewoon gaan zeggen. Dan pakken we het gewoon op onze eigen manier op. Maar dit is een beetje raar. Meneer de voorzitter, het College is ook erg terughoudend als het gaat om het beleid ten aanzien van dieren. Als wij de Partij voor de Dieren kunnen helpen om in september met een relevant amendement te komen, dan zullen wij dat graag doen. Dan zie ik hier iets met D66 over risico’s, maar ik kan het niet terughalen, Piet. Sorry. De heer DE VEY MESTDAGH: Wat zei je nu, Wiebe. Ben je alles met mij eens? De heer VAN DER PLOEG: Ja, ik weet het weer. Ik was het helemaal niet eens met de heer Piet de Vey Mestdagh, die zei dat als je een risico hebt van 20% en dat weet te verkleinen naar 10%, het dan niet beter zou zijn. Wij vinden dat wel degelijk een verbetering. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat dat tegelijkertijd op een hoger dan wel een lager niveau is. Je moet gewoon goed inzichtelijk krijgen wat het uitgavenpatroon… De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, dit is een beetje een verdraaiing. Heeft de heer Wiebe van der Ploeg van GroenLinks goed opgelet? Want volgens mij heb ik gezegd dat het ging om een investering van € 7,32 miljoen om achter de 10% betere inschatting te komen en of dat nu
58
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 noodzakelijk is om uiteindelijk de afweging te maken tussen een bus en een tram die in het najaar ons te wachten staat. Daar gaat het om. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik heb heel goed geluisterd. Volgens mij begaf de heer De Vey Mestdagh zich in drijfzand door allerlei vragen op te werpen, van: is dat nu wel handig? En: hebben we daar nu wel wat aan? In die trant heb ik ernaar geluisterd. Ik dacht: dat is niet de manier waarop wij naar… De heer DE VEY MESTDAGH: Maar u vindt het dus zinvol om dat bedrag te investeren voor die beslissing? De heer VAN DER PLOEG: Nee, wij vinden het zinvol om geld in te zetten om de risico’s beter in beeld te krijgen. De heer DE VEY MESTDAGH: Goed, daar zijn wij het wel over eens. Het ging mij natuurlijk om de mate. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik dacht bij het CDA af en toe: waar is Tonnis (Musschenga) nu toch gebleven, die hartstochtelijke pleidooien hield om de Milieufederatie vooral te blijven subsidiëren, omdat hij erg geporteerd was – net als de GroenLinks-fractie – van de luis-in-depels-functie die deze vrijwilligersorganisatie had, althans een koepelorganisatie van nogal veel vrijwilligersorganisaties. Ik vind eerlijk gezegd dat het CDA zich op een hellend vlak begeeft. Maar goed, het is een keuze, dat is hun keuze en dat recht hebben ze. Het CDA had het ook nogal veel over het herstel van vertrouwen. Vertrouwen dat er kennelijk dus niet is. Dat zien we ook wel om ons heen, maar ik heb gezocht, ook in de tekst terug, naar de analyse van waarom dat vertrouwen er niet is. Ik moet zeggen dat ik dat wat gebrekkig vond. Ook als ik dan vervolgens kijk naar zo’n redenering bij de Milieufederatie, daar hangen een heleboel mensen aan, een heleboel vrijwilligers. Het Fluuster en Duuster-project: honderden mensen zijn daar actief bij geweest. Als je dat soort mensen ook laat stikken, hoe ga je met je burgers om? Dat is ook een kwestie van vertrouwen hebben in de politiek. Meneer de voorzitter, een vraag aan de ChristenUnie op dit punt. Het gaat over de interactie tussen groeiregio’s en krimpregio’s. Ze maakten daar een opmerking over. Bedoelt de ChristenUnie dat we Groningen-Assen nog eens goed moeten evalueren en afzetten tegen bijvoorbeeld de perifere regio’s Noord, inclusief De Marne en Oost, of bedoelt de ChristenUnie wellicht dat rijke regio’s in het westen moeten betalen voor krimpregio’s in Limburg en Groningen? De heer STAGHOUWER: Gelijk maar even een antwoord, voorzitter. Nee, wij doelen op het feit dat inderdaad Regiovisiegebieden meer mogelijkheden hebben, maar je zou misschien moeten kijken – maar het is niet meer dan een gedachte – dat vanuit die Regiovisie meer gelden gegenereerd kunnen worden die ingezet zouden kunnen worden voor de krimpgebieden. De heer VAN DER PLOEG: Ook dat op zich is al een verrassend geluid, want ik dacht dat u die vraag had gesteld. Alleen dat al vind ik op zich verrassend, en ik zou het ook interessant hebben gevonden dat de vraag die naar boven kwam – want wij willen die vraag de komende periode ook op tafel hebben – de spanning tussen de regio’s als Groningen-Assen en de periferie, want die is er gewoon. Het monster van de krimp – niet angstig worden, SP, niet doen. Ten aanzien van de Partij van de Arbeid, meneer de voorzitter, zijn wij erg positief over hun nadruk op duurzaamheid en de kwaliteitsimpulsen. Ik vergeet een opmerking ten aanzien van de kosten van het trambureau. De ChristenUnie begon daarmee, ook het CDA is er vervolgens met een taakstellend budget achteraan gekomen. Als ik kijk naar de grote projecten die ons tegemoet komen, alle voorbereidingskosten die erbij zitten, als wij telkens een taakstellend budget ter discussie willen gaan stellen, is dat prima, maar dan moeten het CDA en de ChristenUnie ook de diepte in gaan bij dit soort budgetten en dat niet alleen bij de tram, maar ook bij de andere projecten. We weten allemaal dat het project, als het een go is, gedekt is, dus ik zie het probleem helemaal niet. Ten aanzien van de moties goed nieuws: wij steunen alle moties en ook het ene amendement. De heer BROUNS: Voorzitter, de heer Van der Ploeg sprak in elk geval het CDA aan op het taakstellend budget. Wij hebben nadrukkelijk in onze bijdrage in eerste termijn aangegeven dat wij ook verwachten dat de projecten die met Essent-gelden worden uitgevoerd, met een taakstellend budget
59
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 worden uitgevoerd. Dus volgens mij hebben wij daar een heel duidelijke keuze in gemaakt hoe wij met projecten wensen om te gaan. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dit doet niets af aan mijn aanvullende opmerking dat je dan de begroting van het taakstellend budget ook in de diepte moet beoordelen. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Zanen, Partij voor het Noorden. De heer ZANEN: Voorzitter, bij de beantwoording door het College – waarvoor overigens dank – zijn een paar zaken aan de orde gekomen, projecten, die in principe samen met Friesland en Drenthe worden uitgevoerd, omdat daar afspraken over zijn. Dat is – daar begon Wiebe van der Ploeg ook over – de kwestie van zonenergie en zonnepanelen, de kwestie van landbouw en het Kompas. Nu werd er op verschillende manieren over gesproken. Ik had de indruk dat niet bij Kompas, maar wel bij landbouw en bij de zonenergie de gezamenlijke inspanning die nodig is om resultaten te boeken, ontbreekt. Als je zegt: zonenergie is opgedragen aan Friesland, maar we vertrouwen die lui niet dat dat klaarkomt en dus gaan we zelf maar beginnen, als dat de basis van de samenwerking is, denk ik dat je niet ver komt en dat het eerder in zijn tegendeel verkeert. Het lijkt mij dat van de kant van – dat heb ik mijn eerste termijn naar voren gebracht – de Sociaal Economische Raad juist naar voren wordt gebracht om heel nadrukkelijk zaken gezamenlijk op te pakken, gezamenlijk te ontwikkelen, echte afspraken te maken en je daarop baserend te ontwikkelen. Dan moeten wij zo’n advies denk ik serieus nemen en ons eigen maken, ook al betekent dat dat we dan niet altijd als provincie 100% kunnen hebben. Met elkaar krijg je wel een heleboel meer. Ik doe dat pleidooi nog een keer nadrukkelijk. Dan is er in verband met de discussie over de korting op de provincie wat het Rijk betreft een aantal opmerkingen gemaakt. Het werd in verband gebracht met de commissie Lodders. Er is gezegd: we gaan toe naar een discussie waarbij misschien sprake is van afslanking van de provincies, dat er misschien zelfs moet worden gesproken over provincies nieuwe stijl en er is een aantal scenario’s aangekondigd die daar wellicht al invulling aan gaan geven. Dat zou kunnen betekenen dat we een heel ander soort orgaan worden als provincie dan we nu zijn. Zoals wij naar gemeenten kijken, zou je dat ook kunnen zeggen. Daar zie je ook dat er van hogerhand gekeken wordt – dat is het Rijk en dat zijn de provincies, die zeggen: die gemeenten kunnen blijkbaar hun taken niet helemaal meer aan, we moeten ze steunen in samenwerkingsverbanden, misschien moeten we zelfs voor gaan schrijven hoe een gemeentelijke herindeling er uit moet gaan zien. Zo zou de minister van Binnenlandse Zaken ook kunnen kijken naar provincies en zou kunnen zeggen: we gaan nu afslanken en ze kunnen minder taken toebedeeld krijgen en het kan wel weg. Dan verpietert de boel. Ik denk dat we in elk geval die mogelijkheid ook onder ogen moeten zien en een tussenvorm die er natuurlijk bestaat, dat is het idee van provincie nieuwe stijl, maar dan eentje die meer bevoegdheden heeft, die als het ware overeenkomt met de regio’s in andere landen. Ik vind dat dat een zaak is die wij in discussie moeten betrekken, dus ik zou er graag een pleidooi voor willen houden dat als we die discussie aangaan, afslanking, provincie nieuwe stijl, dat daar ook inhoudelijke gedachten over regiovorming en dergelijke bij aan de orde zouden kunnen komen. Voorzitter, dan heb ik in eerste termijn gezegd dat naar mijn mening deze Begroting in feite eerder de crisisproblemen waar we in zitten bevordert door nu als het ware een stop te zetten op de uitkeringen en in het najaar helemaal die kant opgaan. Ik vind dat een verkeerd signaal. We zouden juist moeten aanvallen. Dat is voor mij de reden om te zeggen dat ik tegen de voordracht wil stemmen. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u. Dan zijn we bij de heer De Vey Mestdagh, D66. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, op een of andere manier hebben wij een beetje het onderwerp herindeling aan de orde gehad. En een aantal partijen hebben gezegd dat initiatieven altijd van onderop moeten komen. Voorzitter, wij hebben hier betoogd dat in elk geval het initiatief tot een gesprek ook vanuit ons moet komen, gezien het provinciale belang. En ook GS hebben aangekondigd dat ze vooral reactief zullen bezig zijn, vooral als het misgaat. Wij vinden dat zelf te laat. Voorzitter, het lijkt wel dat je nu concludeert dat we wel bemoeienis willen hebben met waar de gemeente een winkel toelaat, ergens in een dorp, maar blijkbaar geen bemoeienis wil hebben met het totale ontwerp van het bestuur in de provincie Groningen. Dat is merkwaardig. Voorzitter, het CDA heeft in zijn betoog onder andere de zinsnede gebruikt ‘niet het middel, maar het doel is belangrijk’. Ik bedank het CDA voor de omschrijving van het leeuwendeel van mijn betoog dat ik zonet heb gehad met die opmerking.
60
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Voorzitter, knippen in aanbestedingen en randvoorwaarden bij aanbesteding zodanig doen dat ook lokale bedrijven mee kunnen doen, lijkt mij een zeer gezonde en goede zaak als we dat voor elkaar krijgen. Een vraag nog aan het CDA, die ik in de snelheid niet wilde stellen, maar misschien kunt u erop reageren. Zij hadden het in hun betoog over een College in nieuwe samenstelling dat keuzes zou moeten maken in de toekomst. Wat bedoelden ze daarmee? Hebben we het dan over dit College, wat straks een nieuwe politieke samenstelling gaat krijgen? Of hebben we het over 2011? De heer BROUNS: Voorzitter, die vraag is denk ik wel vrij gemakkelijk te beantwoorden. Het College heeft een personele wijziging ondergaan op twee plaatsen in het recente verleden en we praten over keuzes die een doorwerking hebben naar de toekomst. De heer DE VEY MESTDAGH: Dat is ook nog een optie. Voorzitter, dan het trechteren met betrekking tot het trambureau. Het is een sterke trechter, voorzitter, mede gezien de toelichting die er gegeven is dat bij doorgaan het geld uit een ander potje terug zal vloeien. Voorzitter, ik sluit mij aan bij de opmerkingen van GroenLinks met betrekking tot energie, wat op zich niet zo vreemd is, want wij hebben in het verleden gezamenlijk ook een nota daarover uitgebracht. Toch een paar dingen waarin we verschillen, voorzitter: voor dat eigen bedrijf staan we niet te juichen en helaas bemerken we toch ook bij GroenLinks het lokale denken, het jammer vinden dat de zonnepanelenfabriek in Friesland komt en niet in Groningen. Wij denken daar anders over, wij vinden Friesland een zelfde soort ondersteuning kan bieden aan het economische klimaat in Noord-Nederland als wij hier in Groningen. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, ik kan mij niet herinneren dat ik een opmerking heb gemaakt over dat ik de zonnepanelenfabriek niet in Friesland wil hebben. De heer DE VEY MESTDAGH: Het kwam daar dacht ik wel ongeveer op neer, dat u ze eigenlijk vooral in Groningen wilde hebben en dat u de Friezen niet gunde, maar als u dat anders vindt – dit is een interruptie, ik mag hier even over uitweiden – en het toch met mij eens bent, ben ik er blij mee. Voorzitter, datzelfde onderwerp, eigenlijk. Daarin schrok ik serieus van de reactie van de gedeputeerde. Want het is dus echt zo binnen SNN. Degene die de coördinatie heeft en dus ook de trekkersrol vervult, daar gebeurt het. Terwijl het formeel een Noord-Nederlands project is. Dat is eigenlijk wel schrikbarend, want gedeputeerde Jager weigert zich te laten trekken door Friesland en andersom ook en dat onderschrijft eigenlijk vooral mijn betoog dat ik in eerste termijn heb gehouden met betrekking tot SNN en de politieke controle daarop, die breder zou moeten zijn dan alleen vanuit de lokale besturen. Voorzitter, industriepolitiek. Wij hebben inderdaad in eerste termijn betoogd dat een serieus gedeelte van de opbrengsten van Essent ook in duurzame energie zou moeten zitten. Is dat industriepolitiek? Ja en nee. Voorzitter, wij van D66 zijn marktliberalen, maar ook mensliberalen. Wij geloven niet heilig dat de markt in alle situaties de juiste ordening voor elkaar brengt. In een aantal situaties wel, in vele wel, maar in een aantal ook niet. Industriepolitiek moet je ook niet opvatten in de klassieke zin, zoals ik dat zonet heb gezegd, namelijk tegen de markt in roeien, zoals bij RSV, Fokker en dat soort bedrijven. Dat moet je niet doen, want lukt sowieso niet. Maar je kunt wel, daar waar de markt incompleet is en je zaken die heel belangrijk zijn, niet voor elkaar krijgt, een duwtje meegeven dat bepaalde zaken sneller voor elkaar komen. Wij vinden duurzame energie daar wel één van en een heel belangrijke, niet alleen nu maar ook voor de toekomst en de mensen die na ons komen, waar het CDA ook nog over heeft gesproken. Dan sluit ik af, voorzitter, met de Milieufederatie-subsidie. Ik kan mij voorstellen dat het CDA moeite heeft met het verlenen van subsidies aan organisaties die subsidies uitsluitend gebruiken om tegen de provincie zelf te procederen. Maar ik kan mij niet voorstellen dat je er tegen bent om daar waar kritiek op jou is, en gefundeerde kritiek, deskundige kritiek, daar geen vergoeding meer tegenover te stellen. Voorzitter, dan zouden wij geen enkele deskundige meer willen inhuren hier als provincie die verstand van zaken op een bepaald gebied heeft die niet precies hetzelfde zegt als wij al vinden. Dat lijkt me een slechte zaak. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u. Dan zijn wij bij mevrouw Hazekamp, Partij voor de Dieren. Mevrouw HAZEKAMP: Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording door het College. Voorzitter, gedeputeerde Hollenga blijkt na een opleidingstraject van ongeveer een jaar als gedeputeerde dierenwelzijn in onze ogen niet geslaagd te zijn, maar de Partij voor de Dieren wil ook best een herexamen overwegen. De gedeputeerde bedoelt het misschien goed, maar beheerst de stof
61
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 gewoon nog niet. Vooral termen als ‘dierengezondheid’, ‘dierenwelzijn’, zeker in combinatie met het begrippen als ‘integraal’, ‘overkoepelend’ en ‘beleid’ zijn blijkbaar ook erg moeilijk. Het uitvoeren van wettelijke verplichtingen is wat ons betreft geen beloning waard. En ook het afschuiven van verantwoordelijkheden is dat niet. Maar goed, als we een herexamen overwegen, stellen we wel voor dat de gedeputeerde een zomerklasje volgt. We zouden hem voor willen stellen om eens een bezoek te brengen aan de dierenambulance, een opvangcentrum voor vogels, misschien een ontmoeting met wat dierenwelzijndeskundigen of niet gesubsidieerde dierenbeschermingsorganisaties. In elk geval zorgen wij wel voor wat extra huiswerk door te komen met een initiatiefvoorstel voor opvangcentra en een nota over dierenwelzijn. Ik dank GroenLinks voor hun steun op dat punt. Voorzitter, het is niet zo dat de Partij voor de Dieren de portefeuille van de gedeputeerde Hollenga wil uithollen, integendeel. Wij willen juist dat het College zijn verantwoordelijkheid neemt en niet alleen strikt zijn wettelijke verantwoordelijkheid, maar ook minder formele verantwoordelijkheid, zelfs morele verantwoordelijkheid en zich natuurlijk binnen zijn eigen bevoegdheden, waar mogelijk, inzet voor mens, dier, natuur en milieu. Laten we nu die dieren nog eens pakken. Want als gemeenten niet voor ze opkomen en als het Rijk het niet doet, als niet gesubsidieerde dierenbeschermers, dierenartsen en dierenambulances het niet doen of niet kunnen en als dan ook de provincie niets doet, wie komt er dan op voor de dieren in de provincie Groningen? Let wel, het gaat hier niet alleen om geld. Het gaat hier ook gewoon om het aangaan van een gesprek, het geven van signalen, het rekening houden met belangen, het afwegen, het sturen, het toetsen. De gedeputeerde weigert elke keer expliciet aan te geven wat hij voor dierenwelzijn doet of juist niet doet. Daarom was uiteindelijk die motie ook door ons ingediend. Wij horen wel tijdens vergaderingen voorbeelden over het voorkomen dat gesubsidieerde grutto’s worden opgegeten door vossen of bijvoorbeeld de chauffeur van de gedeputeerde weer remt voor een eend, maar als je inderdaad echt belangrijk vindt dat er aandacht is voor dierenwelzijn – en alle partijen hebben dat wel eens gezegd en ook GS hebben dat gezegd –, als je echt vindt dat je rekening houdt met dieren en je beleid hierop gaat toetsen, zoals het College ook heeft gezegd, dan mogen Provinciale Staten toch op zijn minst een keer per jaar hiervan een overzicht ontvangen? Voorts kan ik nog zeggen dat wij alle moties en het amendement steunen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn wij aan het einde gekomen van de tweede ronde van de Staten. Dan heeft het College nog 4 minuten om te antwoorden. Ik zie dat de gedeputeerde van energie behoefte heeft om even zijn deskundigen te raadplegen. Dan schors ik de vergadering. Schorsing. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Voorzitter, door de SP is in tweede termijn onder meer aangevoerd dat er wat de SP betreft diep gesneden kan worden ten gunste van de gemeenten, in feite opnieuw het pleidooi voor de gesloten huishouding. De gemeenten zouden daarin winnaar moeten zijn. Voorzitter, zo simpel ligt het volgens mij niet. Het is niet voor of tegen de gemeenten, het is niet de vraag of de gemeenten winnen of dat de provincies winnen. Volgens mij is er sprake van een win/win-situatie in de verhouding tussen gemeenten en provincies. Gemeenten en provincies kunnen uitermate complementair werken. Door de VVD werd nog het woord ‘kerntaken’ opnieuw genoemd. Dat woord heb ik niet in de mond genomen, voorzitter, daar heb ik wel iets over gezegd. Ik heb gezegd: als je over een kerntakendiscussie begint, ben je heel snel klaar, want schrijf je de wettelijke taken op, die doe je en al het andere doe je niet. Zo zit dit College niet in elkaar. Dit College heeft ambitie en wil ook na een bezuinigingsslag een ontwikkelingsagenda blijven voeren. Dan nog enkele woorden over de krimp. De heer LUITJENS: Ik heb ook niet gezegd dat er geen ontwikkelingsagenda uitgevoerd kan worden. Ik heb alleen gezegd dat die ontwikkelingsagenda binnen een beperkter takenveld uitgevoerd zal worden, omdat je gewoon met je financiële beperkingen zit, dus dat binnen het nieuwe patroon van rollen en taken nog heus wel de slogan van GS gebruikt kan worden, maar de ruimte daarvoor zal beperkter zijn. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dat ben ik met de heer Luitjens eens. Vandaar dat dit College niet de aanvliegroute van de kerntakendiscussie kiest, maar verschillende scenario’s en verschillende beleidsopties in beeld brengt en deze hier in deze Staten zal presenteren. Daar zal debat over plaatsvinden en daar zal uiteindelijk besluitvorming over moeten gaan plaatsvinden. Dat zal, zoals de
62
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 heer Van der Ploeg zei, nog niet gebeuren bij de behandeling van de Begroting 2010. Zo rond de bespreking van de Begroting zullen die scenario’s in de eerste vorm wel bekend gemaakt zijn, maar er moet echt een fundamenteel debat over gevoerd worden. Het Begrotingsdebat is toch een meer technische uitwerking over wat er bij de Voorjaarsnota is afgesproken. Dan, voorzitter, nog enkele woorden over de krimp. Mevrouw Mansveld vroeg hoe het verder een vervolg zou krijgen. Naar mijn weten heeft de heer De Bruijne een notitie naar de Staten gestuurd. Die komt in de commissie. Wat mij betreft – ook in antwoord op wat de heer Brouns zei – kan het debat daar dan worden voortgezet. Een enkel woord richting de SP. Die fractie spreekt over het keren van de krimp. Volgens mij is daar geen sprake van, voorzitter. Dat is een niet te winnen strijd, het keren van de krimp. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, ik heb een vraag. Ook de heer Gerritsen heeft zaken toegezegd voor wat betreft de arbeidsmarktscenario’s in het economische gedeelte. Wordt dat dan geïntegreerd bij het verhaal van de heer De Bruijne? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik denk dat dat voor een deel kan gebeuren waar het gaat om de specifieke opgave voor enkele gebieden. Als je bijvoorbeeld kijkt naar het Eemsmondgebied, zie je daar een geïntegreerde problematiek, ruimtelijk, in de sfeer van de krimp, in de sfeer van de economische ontwikkeling. Dus daar zal nadere integratie moeten plaatsvinden. Of dat voor alle gebieden nu direct in het gebiedsgerichte beleid zal worden uitgevoerd, kan ik niet zonder meer toezeggen. Dan vroeg de VVD om nog een vooruitzicht te geven over de Begroting 2010. De Begroting 2010 zal een vertaling zijn van deze Voorjaarsnota. Verder heb ik in de commissie gezegd dat er nog een aantal bijstellingen moet plaatsvinden, een aantal eenmalige tegenvallers die ik ook in de commissie heb gemeld: naheffing van de Belastingdienst, het niet verhogen van de opcenten, de toezegging die er is gedaan voor het Eendrachtterrein. Het moet nog worden bezien in welke jaren dat genomen wordt. En er zit nog een aantal structurele bijstellingen in. Die zitten met name in de sfeer van de motorrijtuigenbelasting, het verschuiven van zwaardere auto’s naar lichtere auto’s, waardoor je minder opcenten krijgt, en het feit dat het tarief van 25% voor de meest energiezuinige auto’s naar 0% is verlaagd. Dat heeft invloed op de Begroting. Door GroenLinks is nog gevraagd om een groene kredietverzekering. Voorzitter, daar ben ik toch wel zeer terughoudend mee. Ik vind het een weinig uitgewerkt voorstel. Er ligt ook niet echt een initiatiefvoorstel. Ik zou niet weten hoe dat er precies uit zou moeten zien. Ik zou de heer Van der Ploeg bijna vragen om dat nader uit te gaan werken, maar ik zeg ook dat ik daar wel zo terughoudend in ben dat dat misschien wel vergeefse energie zou kunnen zijn. Ik deel wel de opvatting van de heer Van der Ploeg over bankiers, dat die zo risicomijdend zijn. Mijn stelling is dat bankiers pas de schaatsen onder binden als zij de arrensleeën over het ijs heen en weer zien vliegen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik ga inderdaad niet zelf een voorstel uitwerken. Mijn vraag was vrij simpel. Wij hebben namelijk een instelling die kredieten verleent, de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij. Is het College bereid om met de NOM en Energy Valley te kijken naar het instrument kredietverzekering, met name de Groene Hoek? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dat deel van de beantwoording, als het via die kanalen zou moeten lopen, laat ik over aan de heer Jager en de heer Gerritsen De VOORZITTER: Heel goed. Dan ben ik bij de heer Slager. De heer SLAGER (gedeputeerde): Voorzitter, nog twee onderwerpen. Mevrouw Veenstra vroeg naar de vacaturestop, de 250 medewerkers waarvan wij voorzien dat die de komende tijd onze organisatie gaan verlaten. De vraag was of dat is overlegd met de OR. Jazeker is dat overlegd met de Ondernemingsraad. In het georganiseerd overleg is dat ook aan de orde geweest. Daarvoor is geen besluit van Provinciale Staten nodig. Het is een zaak die GS aangaat en daar hoeft geen beslissing via PS over genomen te worden. Het ander punt, voorzitter, waar ik nog even op terugkom, is samenwerking tussen gemeenten en ik blijf het toch maar even zo noemen. Dat is iets waarvan het huidige kabinet heeft gezegd dat het van onderop moet komen. Ik weet ook uit ervaring bij de behandeling van de herindeling van de gemeenten in het Oldambt dat daar ook van de Tweede Kamer heel streng op wordt toegezien, want een van de eerste vragen die daar wordt gesteld is dan altijd: moest dit van de provincie of is dit initiatief van onderop omhoog gekomen en staan de gemeenteraden hier achter? Dus dat is een heel
63
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 gevoelige zaak en dat moet niet omgedraaid worden, in de zin van: de provincie leunt achterover, bemoeit zich er niet mee, ziet het allemaal wel een beetje aan. De heer De Vey Mestdagh ging nog een stapje verder en zei: pas als het misgaat en te laat is, wil de provincie misschien ook nog eens ingrijpen. Dat is niet aan de orde. Ik heb over dit onderwerp met de VGG veelvuldig overlegd, dus wij trekken daar gewoon samen in op. Dat hebben we ook op deze manier afgesproken. Van achterover leunen is geen sprake, misschien kan ik dat ter afsluiting nader invullen met het feit dat ik vrijdag over een week een overleg heb met vrijwel alle burgemeesters in deze provincie en ik kan u verzekeren dat dan het onderwerp bestuurskracht en gemeentelijke herindeling – om dat woord dan toch nog maar een keer te noemen – aan de orde komt, want dat kan niet anders. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Dank. Het woord is aan de heer Gerritsen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, het CDA vraagt naar revitalisering van bedrijventerreinen. We hebben natuurlijk in het kader van de Versnellingsagenda gekeken naar wat er versneld kan worden, maar zagen daar op dat moment geen mogelijkheden. We zullen er wel actief naar blijven kijken binnen de budgettaire kaders. Het is nadrukkelijk een speerpunt, dus we willen daar natuurlijk heel graag werk van maken. Social Return, monitoring van structurele effecten. Ik heb begrepen dat het daar vooral gaat om wat dat nu oplevert, wat er nu gebeurt met leerlingen, WSW’ers, werkzoekenden, wanneer de mogelijkheid van leren en werken in het kader van Social Return hebben gehad, wat gebeurt er dan? Dat we dat gaan volgen, lijkt me heel goed voor de evaluatie. SP, Mobiliteitscentra. Werk moet er wel zijn. Zeker, er is ook volop inzet op structuurversterking en het realiseren van werkgelegenheid. Scholing niet voor iedereen. Daarmee ben ik het eens. Ik denk dat we ook moeten blijven inzetten op werkgelegenheid waar niet zo veel kennis en scholing voor beschikbaar is. Daar zetten wij ook als College op in, bijvoorbeeld op het toerisme. Uitbreiding Eemshaven. Ik heb net gezegd en dat herhaal ik: streven naar. Waar het daar om gaat, is dat er op dit moment vooral behoefte is aan droge uitbreiding in verband met vraag vanuit het bedrijfsleven en die willen we natuurlijk vanuit Seaports graag faciliteren. GroenLinks, voordracht Groningen dichtdag. Dit opent gelukkig de mogelijkheid naar vele voordrachtskunstenaars, waarvan we in ieder geval één in dit huis hebben gehoord. Ik geloof dat de heer Van der Ploeg – want ik heb hem ook nog nooit in het Gronings gehoord – bij die gelegenheid ook nog een duit in het zakje wil doen. De groene kredietverzekering. Mijn aarzeling zit op het punt dat daar de rollen van de provincie wel in het geding komen als het gaat om bankieren en verzekeren, want het zou betekenen dat je als provincie een verzekeringsportefeuille zou op gaan houden op het punt van kredieten die in verband met projecten gerealiseerd worden. Ik denk dat je die rol als provincie niet zou moeten willen. Dat er duurzame, groene projecten op de rol staan, zeker. Dat ziet u ook in de Versnellingsagenda terug. Mogelijk heeft de heer Jager in de salami nog een derde antwoord. De heer JAGER (gedeputeerde): Voorzitter, ik hou niet zo van salami, maar goed, dat is mijn probleem. Voorzitter, dank aan de helderheid die de Partij van de Arbeid-fractie gaf met betrekking tot het dictum van motie 2. Met die opmerkingen die u daarbij gaf, zou het College de motie graag overnemen en in het overleg met de NS ons natuurlijk niet beperken tot de genoemde evenementen, maar tot de grote lijst van evenementen, waar het OV-bureau op dit moment al inzet op pleegt om te kijken of daar op onderdelen wellicht met de NS afspraken over te maken valt en dan zou ik Arriva ook gelijk mee willen nemen. Met uw opmerking zou ik deze motie willen overnemen. De opmerking van de CDA-fractie over de aanbesteding en al of niet knippen in aanbestedingen met als tegenhanger bijvoorbeeld een integraal contract. Daarover heb ik in eerste termijn aangegeven dat ik er vanuit ging dat de Staten zelf wel het initiatief zouden nemen om daar nog meer met elkaar over van gedachten te wisselen en ik wil ook aangegeven dat wij als College graag bereid zijn om daar een duit in het spreekwoordelijke zakje te doen. De oproep van de SP of wij een lobby zouden willen starten. Dan zou het een lobby zijn om datgene wat wij hier nu doen onder de aandacht te brengen bij het kabinet met het verzoek om dat op andere plekken te gaan doen. Als wij dat doen en dat is succesvol, leidt het vervolgens overigens niet tot iets anders dan wat wij hier al doen, maar dan hebben wij wel weer aansluiting bij het collegeprogramma gevonden. Een andere proef, daaraan heeft het College op dit moment geen behoefte. De VVD heeft de wens om te kijken naar Dortmund-Ems-kanaal. Dat hebben we in de media ook al kunnen begrijpen. Er is in ieder geval bij uw partijgenoten in Duitsland al voor gepleit. Wij
64
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 ondersteunen dat pleit en wij zullen kijken in hoeverre wij in het kader van de NHI – NHI van mevrouw Mortiers, zou ik haast willen zeggen, groot pleitbezorger voor dit overleg- en samenwerkingsorgaan – aan de orde kunnen krijgen om gezamenlijk tot iets te kunnen komen. De heer LUITJENS: Dat is natuurlijk een mooie suggestie. De NHI is natuurlijk een veel groter gebied. Ik denk dat dit heel specifiek in uw samenwerking binnen het EDR-gebied ligt, want het ligt natuurlijk heel dicht bij ons eigen grondgebied. Wat dat betreft vergelijk ik ook met de A31. De heer JAGER (gedeputeerde): Het grote voordeel van de NHI is dat ik daar als portefeuillehouder ook nog een betrokkenheid bij heb, dus dat leek me wel makkelijk. Een tweede praktisch voordeel is, dat er op dit moment al een voorstel binnen het NHI-secretariaat ligt om hiermee aan de slag te gaan. Dus ik dacht: laten we dat aangrijpen, daar is dus al positieve energie. Laten we die proberen de goede kant op te drukken. De heer Van der Ploeg sprak mij aan op het budget CCS. Wat u stelt, klopt helemaal, die € 1,5 miljoen. Wat ik in eerste termijn heb geprobeerd aan te geven, was een reactie op uw opmerking dat inzet op schoon fossiel niet ten koste moet gaan op inzet op de twee andere onderdelen van de Trias Energetica. Daarvan heb ik aangegeven dat in het budget dat u als Staten aan ons ter beschikking heeft gesteld in het kader van energiebeheer – dus het energieonderdeel in de Programmabegroting – daar gaat de volle 100% naar de eerste twee onderdelen van de Trias Energetica. Dat neemt natuurlijk niet weg dat er geld nodig is voor CCS, maar dat komt dan uit andere onderdelen van de Begroting. De afstandelijke houding met betrekking tot onderdelen van het energieakkoord kan ik mij totaal niet in vinden. Nogmaals, wij hebben een bepaalde verdeling gemaakt en de geest daarvan past ook heel goed bij wat de heer Zanen heeft aangegeven, wat ook de heer De Vey Mestdagh heeft aangegeven: wij kijken niet puur wat er gebeurt binnen de provinciegrenzen van Groningen, wat wij hier binnenhalen, nee, wij kijken met elkaar in SNN-verband, ook ten principale, naar wat wij voor het Noorden kunnen doen, zeker als het om een energieakkoord gaat dat wij ook met het kabinet hebben afgesproken als Noord-Nederland. De duit in het zakje voor de groene kredietverzekering. Daarvan heb ik aangegeven dat er wat ons betreft een link ligt met de vragen van de heer Rijploeg. Ik had ook niet zozeer gesproken over een investeringsfonds, maar meer over een garantiefonds. Ik denk dat de gedachte garantiefonds/kredietverzekering een belangrijke overeenkomst hebben, namelijk het wegnemen van risico’s bij de ondernemer. Ik denk dat ik mij aansluit bij opmerkingen die eerder de leden van dit College daarover naar voren hebben gebracht. Dat geeft ook aan dat wij in de beantwoording aan de heer Rijploeg hebben aangegeven dat wij het debat in het College nog willen voeren, maar dat er ten principale wel een aantal grote hobbels zijn om dit überhaupt te gaan doen: het bankier spelen, het feit dat je toch financieel risico’s gaat nemen. Maar goed, we hebben in elk geval aan de Partij van de Arbeid en daarmee aan u als Staten toegezegd daar nog naar te zullen kijken. De Regiotram en de marktbenadering. Daar is in elk geval in de planning nu opgenomen dat de discussie zou plaatsvinden na het go-besluit. Het is natuurlijk wel zo dat die onderdelen die straks in de ramingen staan, daar kunnen keuzes in gemaakt worden. Als daar keuzes in zitten die te maken hebben met die marktbenadering, met de manier waarop we dat oppakken, dan zullen wij dat goed met u communiceren en dan hebt u wat dat betreft alle ruimte om daar met ons als College over in debat te gaan. Voor mij een uniek moment, voorzitter. De heer Hollenga is helaas afwezig. Maar namens het College mag ik toezeggen naar de Partij voor de Dieren dat de heer Hollenga van harte bereid zal zijn – dat van harte hoop ik dan maar – op werkbezoek te gaan bij de dierenambulance en om het geluk voor hem wat te verbreden, wil ik u hierbij toezeggen dat ik graag met hem mee zou gaan, misschien leer ik nog wat bij. Dank u wel. De VOORZITTER: Dan kun je onderweg misschien die zeehonden nog een keer extra bezoeken. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. Motie nr. 1 wordt bij handopsteken met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie nr. 2. Motie nr. 2 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen hebben gestemd: de fractie van de ChristenUnie, de heer Abbes en mevrouw De Winter.
65
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009
In stemming wordt gebracht motie nr. 3. Motie nr. 3 wordt bij handopsteken met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie nr. 4. Motie nr. 4 wordt bij handopsteken met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie nr. 5. Motie nr. 5 wordt bij handopsteken met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie nr. 6. Motie nr. 6 wordt bij handopsteken verworpen. Voor hebben gestemd: de fracties van de PvdD, de SP en GroenLinks. In stemming wordt gebracht motie nr. 7. Motie nr. 7 wordt bij handopsteken met algemene stemmen aangenomen. Het Amendement A, Seaports Experience Center. Mevrouw VEENSTRA: Voorzitter, ik wil hier nog een opmerking bij maken, mag dat? Ik wil daar de volgende opmerking bij maken, dat wij wel gedubd hebben of wij voor of tegen dit amendement moesten zijn, vooral omdat uit de beantwoording van de gedeputeerde bleek dat er wel geld voldoende zou zijn. Wij zien het amendement meer als een oproep. Blijkbaar is er in het budget van arbeidsmarktbeleid onderbesteding. Wij steunen dit amendement met de oproep erbij om te voorkomen dat er in de toekomst onderbesteding arbeidsmarktbeleid zal zijn. De heer DE VEY MESTDAGH: Nu deze opmerking gemaakt is, wil ik hier zeggen dat wij voor zullen stemmen, maar dan wel met de opdracht aan het College om de centen ook uit te geven, want de suggestie wordt gewekt dat wij het niet kunnen uitgeven. Die opdracht hoort er wel bij wat ons betreft. De VOORZITTER: Het lijkt me dat de gedeputeerde daar ook nog maar even op moet reageren. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Heel kort. 1) Het geld wordt uitgegeven. 2) Er is geen onderbesteding in het budget voor de arbeidsmarkt. De VOORZITTER: Akkoord. In stemming wordt gebracht Amendement A. Amendement A wordt bij handopsteken met algemene stemmen aangenomen. De Voorjaarsnota, inclusief het erratum, dat is toegestuurd op 5 juni. In stemming wordt gebracht de Voorjaarsnota. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, vorig jaar heb ik de Voorjaarsnota afgekeurd wegens onderdelen die er nu ook in staan. Ik ga het nu andersom doen. Ik zal instemmen met de Voorjaarsnota om ervoor te zorgen dat we in elk geval een plezierige samenwerking kunnen hebben met betrekking tot de bezuinigingen die we op basis hiervan zullen moeten gaan nemen, maar wel met dus de aantekening ten aanzien van die twee onderwerpen, met name de verdeling van de Essent-gelden zoals die hier zijn aangekondigd en natuurlijk ten aanzien van het naar voren halen van het budget voor het Regiotrambureau. De VOORZITTER: De € 1,7 miljoen voor voorbereiding stadstram. Ik lees nu even zijn tekst voor zoals hij die verspreid heeft. De heer DE VEY MESTDAGH: Uitgesproken tekst geldt, voorzitter. De VOORZITTER: Heel sterk en zo gaan wij het doen.
66
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 24 juni 2009 Mevrouw VEENSTRA: Vanuit de SP-fractie: wij zullen instemmen met de Voorjaarsnota zoals deze hier ligt, maar met die opmerking erbij dat wij op dezelfde gronden als vorig jaar aantekening willen hebben. Dat zal zijn op het gebied van de glastuinbouw, opmerkingen die er wel of niet in staan over Blauwestad en over het SNN. De heer ZANEN: Voorzitter, zoals aangekondigd stem ik tegen de Voorjaarsnota. De VOORZITTER: Goed, we hebben nu het hele plaatje. Dan is er een tegenstem van de Partij voor het Noorden en stemmen alle andere fracties in, onder aantekening van de opmerkingen gemaakt door de D66-fractie en door de SP-fractie. Dan neem ik aan dat de overige brieven voor kennisgeving aangenomen worden. Ik constateer dat dit het geval is. Sluiting De vergadering wordt gesloten om 17.35 uur.
67