Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010
Inhoudsopgave
1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 3 februari 2010....................... 3
2.
Ingekomen stukken van derden ............................................................................................ 3
3.
Regeling van werkzaamheden .............................................................................................. 5
4.
C-stukken.................................................................................................................................. 6
B.1
Reconstructie N983 gedeelte Aduard - Wehe den Hoorn ................................................ 6
B.2
Regio Groningen-Assen 2030, definitieve besluitvorming over de evaluatieresultaten (nummer 3/2010)................................................................................................... 6
B.3
Wijziging van het Financieringsstatuut van de provincie Groningen 2009 ..................... 7
A.1
Start ontwikkelingsvisie en samenwerkingsovereenkomst Blauwestad. ........................ 7
A.2
Beëindiging van de Ontwikkelingsmaatschappij Delfzijl (OMD) .................................... 43
1
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010
2
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der Koningin Griffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 42 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), B.P.A. Blom (SP), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), H.J. Flokstra (SP), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), W. Haasken (VVD), mevrouw O.G. Hartman-Togtema (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), J. Meesters (VVD), mevrouw F. Mete (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), R. Sangers (SP), mevrouw M.R. Schalij (PvdA), mevrouw K.R. Schraagen (VVD), mevrouw C. SciaccaNoordhuis (SP), mevrouw J. Siersema-Venema (GroenLinks), mevrouw G. van der Sluis-Huisman (ChristenUnie), H.J.B. Spoeltman (PvdA), H. Staghouwer (ChristenUnie), mevrouw F. Stavast (GroenLinks), H.T. Stavenga (PvdA), R. Stevens (ChristenUnie) C. Swagerman (SP), mevrouw L. van der Tuin-Kuipers (CDA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: E.J. Luitjens (VVD) Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: P.M. De Bruijne, M.J. Jager, D.A. Hollenga, W.J. Moorlag, R.A.C. Slager.
Opening De VOORZITTER: Goidag, doames en heren, ien verbaand mit 'Meertmoand Dialectmoand' hait ik joe aalmoal van haarten welkom in dizze vergoadern van Pervinzioale Stoaten. Mit noame verwelkom ik onze gasten. k Wins joe n aangenoam verpozen mit ons. t Zol mooi wezen ais Pervinzioale poletiek joe wat noader kwam. Dames en heren, goedemorgen. Ik open deze vergadering van de Provinciale Staten van Groningen en heet u allen van harte welkom. Deze vergadering wordt niet via het internet uitgezonden. De vorige keer meldde ik dat we al op het internet waren, maar dat gebeurt pas op de 31 maart aanstaande. Dat hangt samen met rechten en techniek. We oefenen ondertussen wel met het systeem en daarom gelden dezelfde regels als de vorige keer golden, met name inzake de hantering van de microfoons. Zonder het knopje in te drukken meldt u dat u het woord wil en daarna krijgt u het woord en bent u onmiddellijk in beeld als u het knopje indrukt. Ik heb bericht van verhindering ontvangen van de heer Luitjens. Zijn moeder is overleden en wij wensen hem daarbij heel veel sterkte. 1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 3 februari 2010
Zonder beraadslaging of stemming worden de betreffende notulen vastgesteld. 2. Ingekomen stukken van derden: Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van Harmen Wijnberg, Hollum van januari 2010 over maatregelen uit het aalbeheerplan; b. Brief van Organisatoren Nationaal PlattelandsParlement van 5 februari 2010 met resultaten en aanbevelingen van het Nationaal Plattelandsparlement; c. E-mail van Lukas Aalders te Tolbert van 17 februari 2010 over korting subsidie RTV Noord; d. Diverse e-mails van P.C.J. Muijzert, Oude Pekela over de N33; e. Brief van de heer A. van der Spoel, Groningenvan 17 februari 2010, met afschrift brief aan b. en w. Groningen over plaatsing molens op milieuboulevard; f. E-mail van M.W. Cock over jeugdzorg in Groningen; g. E-mail van de heer H. Lahuis, Wehe den Hoorn van 27 februari 2010 over versterking openbaar bestuur. nagezonden:
3
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 l.
Brief van Burgemeester en wethouders van Menterwolde van 24 februari 2010 met een door de gemeenteraad aanvaarde motie betreffende reservering geld door de provincie uit de Zuiderzeegelden voor nadere invulling c.q. bouw van het Forum in de stad Groningen; m. Brief van het Ministerie van Economische Zaken van 3 maart 2010 over definitieve besluitvorming 'Stikstofbuffer Heiligerlee'. Voorgesteld wordt de volgende stukken in handen te stellen van Gedeputeerde Staten: h. Brief van L. Smid te Stadskanaal over het instand houden van molens, met name de molen Goliath; i. E-mail van de heer P.C.J. Muijzert, Oude Pekela van 8 februari 2010 met een verzoek om informatie over garantstelling voor meerkosten aanpassingen N33. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid: j. Brief van CMO van 28 januari 2010 betreffende kaderstelling bezuinigingen. (is spoedshalve al gebeurd) Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de commissie Economie en Mobiliteit: k. Brief van Marketing Groningen van 11 februari 2010 over de voorgenomen bezuinigingen op Toerisme en Recreatie. (is spoedshalve al gebeurd) De VOORZITTER: Wie wenst hierover het woord? De heer VAN DER PLOEG: Er is een nagekomen stuk vanuit de gemeenteraad van Menterwolde gekomen. Het betreft een aangenomen motie. Je kunt er heel wat van vinden – en dat doen wij ook – maar als een volksvertegenwoordiging een dergelijke motie aanneemt die is gebaseerd op een aantal misverstanden, is het van onze kant goed om op basis van een aantal feitelijkheden te laten weten hoe het met dat geld is gesteld. Ik zou u als voorzitter van de Staten willen verzoeken om dit richting Menterwolde op te pakken. De VOORZITTER: Ja, ik stel mij voor dat ik GS zal vragen om de feiten kort op een rijtje te zetten en die te vermelden in het antwoord van ons aan Menterwolde zodat men de correcte stand van zaken kent. Zonder dat in oordelende zin wordt geoperereerd lijkt mij dat prima. De heer ZANEN: Voorzitter, wij hebben vaker mails gekregen van de heer Muizert. Wat nu in een van die mails aan de orde wordt gesteld is van zodanig belang dat het mij goed lijkt dat wij in de commissie opnieuw kijken naar de inhoud en dat wij daarover van gedachten wisselen. Het gaat om de stukken 2.d en 2.i. De VOORZITTER: Mag ik een reactie van het College van GS? De heer JAGER: Voorzitter, het zal mij wederom een genoegen zijn om met de commissie over dit onderwerp van gedachten te wisselen. De VOORZITTER: Aldus. De heer ZANEN: Voorzitter, ik heb nog een ander punt en dat betreft brief 2.g van de heer Lahuis over de discussie over het landsdeel Noord en de herindeling van gemeenten in Noord-Nederland en van de provincies. Er is intussen in dit kader in Den Haag een werkgroep bezig met bezuinigingsvoorstellen. Het lijkt mij goed dat de brief in samenhang daarmee zal besproken in de commissie Bestuur en Financiën. De VOORZITTER: Graag een reactie van GS. De heer SLAGER: Of dit op de agenda geplaatst wordt, voorzitter, bepaald de commissie zelf. Ik wil er wel op wijzen dat deze notitie ook ongeveer een half jaar geleden bij ons is binnen gekomen en toen hebben we daarvan gezegd dat deze zaken op dat moment niet speelden. Wij namen dat toen voor kennisgeving aan. Ik geloof niet dat er op dit moment zoveel is veranderd in Den Haag dat er nu reden is om het wel te behandelen, maar als de commissie dat wil, leg ik mij er graag bij neer.
4
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 De VOORZITTER: Wat vinden de andere fracties hiervan? De heer BROUNS: Ik kan de redenering van de gedeputeerde wel volgen en ik heb dan ook niet direct behoefte om dit onderwerp te agenderen in de commissie. De VOORZITTER: Ik denk even als voorzitter van uw Staten mee. Het punt komt in de commissie Bestuur en Financiën aan de hand van de P-14-notitie en het verdere verloop en de reactie daarop, ook aan de orde. Dan lijkt het mij goed dat de brief wordt besproken als die stukken er ook zijn, want dan is het relevant. Het zal binnen afzienbare tijd zijn. Kan de heer Zanen zich hierin vinden? De heer ZANEN: Ja voorzitter, ik kan hiermee instemmen, want ik denk dat het onderwerp op korte termijn twee keer aan de orde zal komen vanuit twee verschillende invalshoeken. Akkoord, dan behandelen we de brief dan. De VOORZITTER: Akkoord. Zijn de fractie met deze voorstellen, inclusief deze toevoeging akkoord? Zonder nadere beraadslaging of stemming wordt met de voorstellen ingestemd. 3.
Regeling van werkzaamheden
a.
Behandelvoorstellen
De VOORZITTER: In de voorstellen staat bij de commissie Economie en Mobiliteit van 31 maart de brief van GS, betreffende Noord-West 380 Kv verbinding Eemshaven Diemen met twee bijlagen als bespreekpunt. Het moet zijn ‘ingekomen stuk’. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, de zaak zit zo. Het stuk staat terecht bij de commissie Economie en Mobiliteit als bespreekstuk genoteerd. Er staat cursief bij: Bespreekpunt in de commissie Omgeving en Milieu. Dat moet echter zijn: Ingekomen stuk bij de commissie Omgeving en Milieu. De VOORZITTER: Prima. Dan hebben we ook de goede toedeling te pakken. Kan iedereen zich vinden in de behandelvoorstellen? De heer SANGERS: Voorzitter, het is misschien een wat ongebruikelijk verzoek aan u als voorzitter van deze Staten. Ik mis namelijk iets in deze regeling van werkzaamheden. Ik zal dat toelichten. Wij hebben als Staten nu ruim een jaar gelden – ik dacht eind 2008 – met grote meerderheid een motie aangenomen met betrekking tot de toepassing van de Balkenende-norm als het gaat om subsidiëring. Ik heb daarover in de commissie Bestuur en Financiën vragen gesteld richting het College over wanneer wij nu een voorstel tegemoet kunnen zien. Er is toen op geantwoord dat het College dit half februari op de agenda zou hebben. De verwachting is gerechtvaardigd dat het voorstel nu bij de diverse voorstellen aan de commissies aan de orde zou kunnen zijn. Ik zie het nog steeds niet terug op de lijstjes. Het is ruim meer dan een jaar geleden dat we die motie hebben aangenomen en ik vind het zo langzamerhand toch een beetje …. Nu ja, kwalificaties zal ik achterwege laten. Ik zou u als voorzitter van deze Staten – ik hoop namens alle collega’s – nadrukkelijk willen verzoeken om het College achter de broek aan te zitten en ervoor te zorgen dat een voorstel met betrekking tot de toepassing van de Balkenende-norm zo snel mogelijk geagendeerd wordt. De VOORZITTER: Ik kijk even naar GS. Kunt u zeggen of, wanneer en in welke vorm dat voorstel te verwachten valt? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Voorzitter, er is onlangs een concept voorstel aan de orde geweest in het functioneel overleg Financiën. Dat was goed, maar nog niet goed genoeg. Ik wil ook graag iets goeds voorrijden bij de Staten. Het heeft de aandacht. Het is niet zo dat het College onwillig is om dat punt aan de Staten te presenteren. Ik kan u toezeggen dat u het voorstel de komende maand, binnen vier weken, zult ontvangen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Zo zijn er weer zaken gedaan. Ik concludeer voorts dat u akkoord bent met de behandelvoorstellen.
5
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De VOORZITTER: Wij hebben in de laatste door u ontvangen brief melding gemaakt dat de fractie van GroenLinks alsnog een voorbehoud heeft gemaakt inzake de voordracht over de beëindiging van de OMD. Ik zal de heer Van der Ploeg daarover het woord geven. De heer VAN DER PLOEG: Ik heb heel simpel het verzoek om agendapunt B.2 naar de A-stukken over te hevelen. De VOORZITTER: Als er zo’n verzoek wordt gedaan, doen we dat, tenzij men er zich sterk tegen gaat verzetten. Dat soort gevoelens zie ik niet opborrelen en dan doen we dit aldus. We agenderen dit punt als A.2. Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met de gewijzigde agenda. 4.
C-stukken
Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van 6 oktober 2009, nr. 2009-51.666/41/A.12, CW, over het blijvend gebruik maken van het adviesrecht bij vergunningaanvragen van beschermde rijksmonumenten buiten de bebouwde kom; b. Brief van 19 januari 2010, nr. 2010-02143/3/A.15, VV, betreffende RSP ZZL; stand van zaken januari 2010 en de brief van 17 december 2009, nr. 2009-72.997/51/A.11, RP, betreffende uitkomst bestuurlijk overleg MIRT najaar 2009 (onder voorbehoud van de fractie van GL); c. Brief van 15 december 2009, nr. 2009-38.578/51/A.28, MTZ, betreffende vaststellen handhavingstrategie en werkwijze WABO; d. Brief van 26 januari 2010, nr. 2010-03269/4/A.7, MV, betreffende Jager Beheer Midwolde; e. Brief van 19 januari 2010, nr. 2010-02207/3/A.12, FC, betreffende uitvoering treasury en notitie second opinion intern vermogensbeheer en de brief van 19 februari 2010, nr. 2010-14.175/7/A.6, FC, betreffende uitzetten gelden op de kapitaalmarkt; f. Brief van 26 januari 2010, nr. 2009-72.425/4/A.13, FC, betreffende onderzoeksrapport doelmatigheid en doeltreffendheid programma Ondernemend Groningen, onderwerpen Provinciering/ICT-Glasvezel en Glastuinbouw Eemsmond. g. Brief van 2 december 2009, nr. 2009-69.150/49/A.11, OMP/PB betreffende aanbieding rapportage Topteam Krimp; h. Brief van 19 januari 2010, nr. 2010-02158/3/A.9, RP, over beleidskader Stedelijke Vernieuwing ISV3, periode 2011-2014 en de i. Brief van 9 februari 2010, nr. 2010-02239/6/A.6 met antwoorden op schriftelijke vragen van de ChristenUnie-fractie over effecten van de stimuleringsregeling woningbouwprojecten op bevolkingskrimp. Zonder beraadslaging of stemming wordt met de voorstellen ingestemd. B-stukken B.1
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 5 januari 2010, nr. 2009-73.736, WB betreffende Reconstructie N983 Aduard - Wehe den Hoorn (nummer 01/2010)
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. B.2
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 19 januari 2010, nr. 2010-01625, OMB/PB, betreffende Regio Groningen-Assen 2030 - definitieve besluitvorming over de evaluatieresultaten (nummer 3/2010)
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld.
6
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 B.3
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 2 februari 2010, nr. 2010-04863, FC, tot wijziging van het Financieringsstatuut van de provincie Groningen 2009 (nummer 4/2010)
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. De VOORZITTER: Ik herinner nog even aan de spreektijd voor we beginnen met de A-agenda. Die is maximaal 5 minuten, plus 2 minuten voor het Gronings gedeelte. U moet zelf maar kijken wat u in het Gronings en wat in het Nederlands doet. Het betekent toch dat er wel enige spreektijdordening is. GS hebben maximaal 15 minuten. We hadden oorspronkelijk gezegd – even voor de goede orde, dat we dat helder hebben – als het tweede onderwerp erbij komt, dat ging toen nog over het RSP ZZL, dan krijgen we er 3 minuten per fractie bij en dus GS 9 minuten. Nu gaat het om een ander onderwerp dat erbij komt, de OMD. Als dat veel tijd vergt, denk ik dat we daar voor iedereen nog een minuut of 2 bij moeten trekken. Het hangt er een beetje van af hoe het verloopt. Het punt zelf zit zo in elkaar dat het wellicht leidt tot een procedure, een afspraak vooral. Als dat zo is, dan kan het heel beknopt. Mocht het echt tot een debatje leiden, dan is er iets meer nodig. A-stukken A.1
Brief van Gedeputeerde Staten van 22 januari 2010, nr. 2010-02445/3/A.22, OMB/PB, betreffende start ontwikkelingsvisie en samenwerkingsovereenkomst Blauwestad.
De VOORZITTER: Zoals afgesproken heeft u in het kader van Meertmoand Dialectmaand de gelegenheid om de inleiding en de samenvatting in het Gronings uit te spreken. Het tussenstuk zal in het Nederlands worden uitgesproken. De gedachte daarachter is natuurlijk dat iedereen ook nog kan volgen waar het over gaat en niet een deel alleen maar aangesloten is, want dat leidt toch al gauw tot misverstanden. t Zel mie nij doun, hou t joe òfgaait. Het woord is aan mevrouw Schalij. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw SCHALIJ: Veurzitter! t Plannen en oetvoeren van Blaauwestad het al joaren veul mensen aan t proaten brocht. Gonnent kieken der mit bewondern noar, andern hemmen der veul muite mit had, mor kieken nou mit tröts. n Enkeling, dij altied tegen was en nait mitdenken wol, maint nou zien geliek te kriegen en staait te teudebèllen: “t Is niks, t wordt niks en t zel nooit wat wezen!” Hai wil nait zain dat bootjes zaailen, t wotter schiddert in oavendzun, dat kiender speulen woar opa ien bragel knooien en kraben mos. Hai wil nait heuren van nijmoodse aarbaid, van nije boanen en n nije tied. Dank u wel. Met deze Groningse woorden zitten we midden in het verhaal van vandaag, namelijk: hoe gaan we nu verder met Blauwestad? Na de ontbinding van de overeenkomst Blauwestad uit 2001 en met het voornemen van de nieuwe publieke samenwerkingsovereenkomst is ook het moment aangebroken om te voorzien in de nieuwe actuele ontwikkelingsvisie voor de toekomst van Blauwestad. Onze fractie spreekt overigens liever van een ‘geactualiseerde visie’, omdat we juist ook willen voortbouwen op de succesvolle onderdelen van de oorspronkelijke plannen. Uit gesprekken die wij hebben gevoerd met de bewoners in het gebied blijkt dat zij zeer tevreden zijn over het wonen in Blauwestad en ook heel constructief meedenken over verbeteringen die kunnen worden aangebracht. Hun suggesties hebben ons ook weer geïnspireerd. We hebben even gestoeid, voorzitter, met de termen ‘kaderstellend’, ‘richtinggevend’ en we hebben ten slotte besloten – om het een beetje helder te houden – om die twee zaken uit elkaar te halen. Wat ik nu eerst aan u voorleg zijn kaders, waarvan wij vinden dat ze ten grondslag moeten liggen aan de nieuwe ontwikkelingsvisie. Het eerste kader dat we willen stellen, is het volgende. De oorspronkelijke doelstelling van Blauwestad blijft leidend. Het gaat erom het gebied een sterke kwaliteitsimpuls te geven om daarmee de sociaaleconomische ruimtelijke situatie in het gebied te verbeteren. Binnen deze hoofddoelstelling bestaat ruimte om flexibel en gefaseerd om te gaan met de verschillende subdoelen. Ten tweede. Bij de herontwikkeling wordt uitgegaan van het oorspronkelijke ontwerp met de daarbij behorende infrastructuur. Het stedenbouwkundige en het landschapontwerp bezit grote kwaliteit en heeft alom lof geoogst vanwege de zorgvuldige en creatieve wijze waarop het is vormgegeven. Grote veranderingen hier betekent kapitaalvernietiging. Bovendien hebben zich al bewoners gevestigd in de verschillende woongebieden, waarmee wij rekening moeten houden.
7
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 Ten derde. Er is ook een financieel kader. Veranderingen in de ontwikkelingsvisie dienen binnen de door de Staten op 16 december 2009 vastgestelde financiële uitgangspunten te blijven. Met andere woorden: geen inzet van aanvullende provinciale middelen. Vervolgens. De verdere ontwikkeling van Blauwestad dient geïntegreerd te worden in de ontwikkeling van de nieuwe gemeente Oldambt door bundeling, samenhang en afstelling aan te brengen in de plannen die voor de hele gemeente bestaan. Ten slotte. Blauwestad ligt middenin Oost-Groningen en daarmee in een krimpgebied. In die zin moet de ontwikkelingsvisie van Blauwestad een onderdeel vormen van een samenhangende brede gebiedsvisie waarin onder andere afstemming op het gebied van de woningmarkt een plaats moet hebben. We hebben deze kaderstellende afspraken vastgelegd in een motie. Die willen wij hierbij graag indienen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 maart 2010, kennis genomen hebbende van: de brief van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 22 januari 2010 betreffende de Start Ontwikkelingsvisie en Samenwerkingsovereenkomst Blauwestad constaterende dat: Provinciale Staten op 16 december 2009 bij motie hebben uitgesproken een kaderstellende rol te willen vervullen bij het formuleren van uitgangspunten die moeten leiden tot de invulling van een geactualiseerde ontwikkelingsvisie Blauwestad, besluiten de volgende kaders vast te stellen voor de herontwikkelingsvisie Blauwestad: de oorspronkelijke doelstelling van Blauwestad: het gebied een sterke kwaliteitsimpuls geen om daarmee de sociaaleconomische situatie in het gebied te verbeteren, blijft leidend; bij herontwikkeling wordt uitgegaan van het oorspronkelijk stedenbouwkundig- en landschappelijk ontwerp; veranderingen in de herontwikkelingsvisie dienen binnen de door de Staten op 16 december 2009 vastgestelde financiële uitgangspunten te blijven; de ontwikkeling van Blauwestad dient te gebeuren in samenhang en afstemming met de gehele ontwikkeling van de nieuwe gemeente Oldambt; de ontwikkeling van Blauwestad dient onderdeel te vormen van een brede regionale gebiedsvisie, waarin onder andere afstemming op het gebied van de woningmarkt, verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: om bij de invulling van een herontwikkeling Blauwestad uit te gaan van bovengenoemde kaders, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Schalij (PvdA) en mevrouw Mansveld (PvdA). De motie krijgt nr. 1, zal worden vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, ik heb goed meegeluisterd naar de tekst. Als ik goed geluisterd heb, is er wat betreft het financiële kader gezegd dat het moet blijven zoals er eerder in december is afgesproken. Onze vraag is of de PvdA geen mogelijkheden ziet om ook eerder terug te verdienen. Mevrouw SCHALIJ: Mevrouw Stavast, wij gaan er vanuit dat wij gaan inverdienen. Mevrouw STAVAST: Waarom is die mogelijkheid dan niet genoemd, dat je zegt: “Binnen de vastgestelde kaders, maar met de inzet om eerder terug te verdienen”? Mevrouw SCHALIJ: Dat heeft een beetje te maken met de status die de kaderstelling inhoudt, in die zin dat je de kaders zo beperkt mogelijk wilt houden om daar binnen de ruimte groot te houden van welke mogelijkheden je allemaal gaat uitvoeren. In dat opzicht willen we niet in de kaderstelling die belasting nog groter maken. Maar uiteraard is het bijna vanzelfsprekend dat wij ervan uitgaan dat we
8
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 bij de herontwikkeling of geactualiseerde ontwikkeling, de ontwikkelingsvisie, de mogelijkheden krijgen om in te verdienen. Daar is het hele nieuwe plan ook op gericht. Mevrouw STAVAST: Mijn vraag blijft waarom het dan niet genoemd wordt als het zo vanzelfsprekend is. Misschien kunt u die zin aan de motie toevoegen. Mevrouw SCHALIJ: Ik zal er eens even naar kijken. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik hoor heel nadrukkelijk zeggen: “Gericht op de gemeente Oldambt en de regio Oost-Groningen.” Mijn vraag aan de Partij van de Arbeid is of zij denken dat daar het effect van de Blauwestad ophoudt of dat zij mogelijk ook nog uitstraling zien naar de rest van de provincie, en als dat zo is, of ze dan ook daar nog iets over op willen nemen in de motie. Mevrouw SCHALIJ: In eerste instantie houden we ons nu bezig met Blauwestad en de gemeente Oldambt. Daar kijken we hoe de afstemming moet zijn. In de toekomstige ontwikkeling Blauwestad moet het onderdeel worden van die nieuwe gemeente en daar een rol in spelen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de hele regio. Zoals ik heb aangegeven is dat een krimpgebied. In een krimpgebied weten we dat het wonen een heel bijzonder onderwerp is, dat we daar bezig zijn met een grote kwaliteitsslag van verbetering van wonen waarvan je uiteindelijk zou kunnen verwachten dat in die hele operatie daar een verhuisbeweging op gang komt. Aangetoond is dat bij de bewoners van Blauwestad een groot gedeelte uit de eigen regio komt. Dus dat behoort bij elkaar in één visie bezien te worden, waarbij de Blauwestad uiteindelijk het hoogste segment van die hele woningmarkt voorstelt. Als u vraagt hoe je dat ziet in het totaal van de ontwikkeling in Groningen, dan zou je kunnen kijken naar de verhouding tussen Blauwestad en misschien de bouw in het Regiogebied of in het Noorden of Westen van de provincie. Daar zouden we van willen zeggen dat de woningbouw die wij ons voorstellen en die wij ook voort willen zetten en die oorspronkelijk zo bedoeld is, van een bijzonder hoger segment, zo bijzonder is vanwege de hele ligging daar, dat het wat dat betreft een apart punt is voor potentiële kopers die zich willen vestigen en die juist zoeken naar die bepaalde combinatie. In die zin plaatst het woningaanbod in Blauwestad zich een beetje buiten dit soort verhoudingen en zelfs in landelijk opzicht is het een heel bijzonder segment. De heer SWAGERMAN: Ik begrijp uw argumentatie, maar tegelijkertijd haalt u nu eigenlijk het verhaal van de krimp onderuit, denk ik. Daar waar de krimp is, zit niet de beweging in de woningmarkt naar de Blauwestad, denk ik, als je kijkt naar de sociale achtergronden van dat verhaal. Daarnaast hebben wij in de rest van de provincie ook krimpgebieden, die dan dus onder hetzelfde regime zouden vallen. Ik vind dat u nog steeds niet ingaat op die uitstralingseffecten en eigenlijk stelt – volgens mij, maar dat kunt u misschien bevestigen – dat dat toch niet het geval zal zijn, omdat de Blauwestad zo bijzonder is. Mevrouw SCHALIJ: Ik vind die vraag een beetje ingewikkeld, meneer Swagerman. Waar het op neerkomt, is dat je de woningmarkt moet bekijken als één geheel, waarin bepaalde ontwikkelingen zich voordoen. Je hebt aan de ene kant sociale woningbouw en met verschillende segmenteringen kom je uiteindelijk uit op een allerhoogst segment. Je hebt eigenlijk al die segmenten nodig om beweging te houden en krijgen in de woningmarkt, zodat er ook een verhuisketen op gang komt van mensen die van het ene segment op een gegeven moment doorgroeien naar het volgende segment. Dat is goed voor de economie, dat is goed voor de mensen, dat zijn wooncarrières. Ik begrijp wel dat u zegt: je kunt krimp toch niet naar het bijzondere aanbod zetten dat je daar wilt in Blauwestad? Er zit wel degelijk een relatie tussen. Er kan jaren overheen gaan, maar het is wel zo, dat als je daar goed naar kijkt en je probeert daar op de juiste momenten bij te sturen, je een dergelijke ontwikkeling in gang kan brengen, dat mensen wooncarrières kunnen maken en er uiteindelijk aan toe zijn, als ze de ambiance in de Blauwestad zo graag willen, om daar een huis te gaan neerzetten. Nogmaals, het is zo’n bepaald segment dat dat ook voor de rest van Groningen en voor de rest van Nederland een heel aantrekkelijk perspectief blijkt. Voorzitter. Binnen de genoemde kaders zien wij nog genoeg mogelijkheden en kansen om met de herontwikkeling van Blauwestad nieuwe dynamiek te genereren en daarbij ook tegemoet te komen aan de wens om de realisatieperiode van het project te verkorten. Wij willen hiervoor een aantal richtinggevende uitspraken doen en zouden graag willen dat wij in tweede instantie van de gedeputeerde daarop een reactie zouden kunnen horen. 1) Er bestaat ruimte binnen de hoofddoelstelling van Blauwestad om flexibel om te gaan met de verschillende doelen. Met andere woorden: als de woningbouw vooralsnog achterblijft vanwege
9
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010
2)
de recessie, dan vooral energie steken in de aanleg van al dan niet tijdelijke natuur om het gebied aantrekkelijker te maken en in recreatieve voorzieningen. Met name een kwalitatief onderscheidende water- en natuurrecreatie, aanvullend op het bestaande aanbod in de Ring Blauwestad, niet concurrerend maar aanvullend, liggen kansen, ook in het gebied van de Blauwestad zelf. Een aantrekkelijke en meer aangeklede omgeving kan ook de verkoop van kavels bevorderen. De verkoop kan veel beter worden aangepakt. Het rapport Alders geeft goede suggesties, zoals het creëren van schaarste en gedifferentieerde omvang en prijzen. Een gedegen en actuele marktanalyse dient heel snel plaats te vinden, waarbij gezocht wordt naar de goede productmarktcombinaties. Er is ontegenzeggelijk een markt voor Blauwestad, alleen je moet hem wel weten te vinden. Voor elk woongebied kan een scenario voor verdere inrichting en ontwikkeling worden gemaakt, uiteraard in goed overleg met de huidige bewoners. In een paar van die gebieden zijn naast wonen ook andere – eventueel tijdelijke – functies mogelijk in de sfeer van kwalitatieve recreatie en zorg. Voor de ontwikkeling van het dorp moet een nieuwe visie ontwikkeld worden, waarbij wordt uitgegaan van het aantrekken van een aantal voorzieningen op het gebied van horeca, wellness, recreatie, watersport en dergelijke, die als trekkers kunnen fungeren voor toekomstige bewoners en bezoekers en als aanjagers voor bijpassende woonmilieus. Het gaat erom dat het dorp zich organisch kan ontwikkelen op basis van de ontwikkelingen die daar op dat moment plaatsvinden. De verbinding met Winschoten kan verbeterd worden door een loop/fietsbrug over de A7 en aan de zuidkant van Blauwestad liggen mogelijkheden voor de vestiging van een wat grotere gemeentelijke voorziening in de sfeer van zorg, met als effect dat Blauwestad ook fysiek meer betrokken wordt bij de hele gemeente.
Veurzitter, tot slot! Blaauwestad zel nait t eerste en ook nait t leste plan wezen dat noa n stoer begun op n duur toch wat wordt, woar Grunnegers tröts op wezen kinnen. Deurgoan mit n goud plan, mor wel n beetje aans as ooit bedocht, gaait Grunnen op pad noar n nije tied. Kat zit nog ien boom, mor hai zal der wel oetkommen motten. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Brouns, CDA. De heer BROUNS: Voorzitter, als ik het goed begrepen heb, is het vandaag de Dialectmaand. Ik moet zeggen, mijn voorgangster opende in zeer mooi Gronings, waarvoor complimenten, wetende dat zij dat normaal gesproken in haar dagelijks taalgebruik niet bezigt. Ik wil maar openen in het dialect waarmee ik opgegroeid ben, om dan via mijn moederstaal hopelijk te eindigen in een stukje goed Gronings. Veurzitter, vandaag goan we het hebben over de Blauwestad. De Blauwestad stait al lang op agenda en vandaag is eigenlijk feitelijk het beginpunt van een nieuw moment in de Blauwestad. We goan kieken hoe we de ontwikkelingsvisie opnieuw kunnen invullen en hoe we in de Blauwestad een imago kenne creëren dat iedereen daar wil gaan wonen. Voorzitter, laten we dan op die kaderstelling voor die ontwikkelingsvisie nader ingaan. Voor het CDA – en dat hebben wij ook al eerder aangegeven – is duidelijk dat een ongewijzigde voortgang van het project zoals dat in het verleden is vormgegeven, niet verder voortgang kan vinden. We hebben ons gefocust op een kwaliteitssegment waarvan het CDA vindt dat dat buiten kijf staat. Het voegt iets toe aan de regio, sterker nog: die hoogwaardige kwalitatieve invulling kan wel eens van meerwaarde zijn in het aanpakken van de krimpproblematiek die in die regio op ons afkomt. Het is echter ook zo dat binnen die hoogwaardige kwalitatieve invulling een heel nadrukkelijke focus op één woondoelgroep of een beperkte woondoelgroep heeft plaatsgevonden. Daarvan vinden wij dat in de verdere invulling van het project nadrukkelijk ook gekeken moet worden naar andere woondoelgroepen, dat een heroriëntatie op dat punt noodzakelijk is. Wij denken dat om het gebied aantrekkelijk te maken om te gaan wonen je ook moet zorgen dat er goede voorzieningen aanwezig zijn, voorzieningen die van meerwaarde zijn voor de Blauwestad zelf, maar vooral ook een samenbindende en stimulerende rol vervullen in de regio. Die regio is breder dan alleen de omliggende kernen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, de heer Brouns geeft aan dat hij meer woondoelgroepen wil interesseren in de Blauwestad. Zou hij kunnen uitleggen welke in zijn visie nu bedoeld worden en welke hij erbij zou willen hebben? De heer BROUNS: Dat kan ik. In het begin van het project is nadrukkelijk aangegeven dat één van de mogelijkheden van de Blauwestad zou voortkomen uit het feit dat mensen uit andere delen van het
10
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 land – en dan met name de focus op het Westen – naar deze regio zouden komen om hier te kunnen leven in ruimte en te kunnen genieten van rust en van de recreatiemogelijkheden die er zijn. Dat alles op een bepaald kwalitatief niveau – dus mensen die ook het geld hebben om een dure woning neer te zetten en die hetzij in het Westen blijven werken en op en neer gaan, hetzij inmiddels een fase bereikt hebben in hun leven dat zij niet meer hoeven te werken en dus daadwerkelijk hier de hele dag verblijven. Als je kijkt naar de invulling van de Blauwestad op dit moment, dan is wel gebleken dat die focus er niet toe geleid heeft dat men massaal vanuit het Westen deze kant op is verhuisd en hier woningen is gaan bouwen. Dat betekent dus dat je ook moet gaan kijken wat er dichter bij huis zit, wat er in omliggende provincies zit, wat de meerwaarde is van onze eigen provincie en misschien ook wel wat de meerwaarde over de grens heen is om mensen deze kant uit te trekken. Dat is dus een verbreding van de woondoelgroep ten opzichte van de aanvankelijke insteek. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, de doelgroepen die u nu aangeeft zaten ook al in het plan. Wat u had kunnen bedoelen, wat mij een slecht plan lijkt, is dat we die woningen gaan bouwen voor de mensen uit de directe omgeving, want dan komen we met krimp – waar u zelf ook op wijst – wel met een extra sloopopgave te zitten in de directe omgeving. De heer BROUNS: Het is nadrukkelijk niet – en dat hebben wij ook al op meerdere momenten in commissievergaderingen en ook in de Statenvergadering in december aangegeven – de bedoeling dat er vanuit de Blauwestad een leegzuigende werking uitgaat naar de omgeving door mensen daar weg te trekken. Het antwoord is dus ontkennend. Mevrouw SCHALIJ: Ik wil even reageren op uw verhaal over de trek vanuit het Westen naar deze gebieden. Het zou toch echt kort door de bocht zijn om te denken dat die beweging die wij constateren van een overbevolkte Randstad naar de wat rustiger delen van het land, niet een heel duidelijke trend is en dat die zich ongetwijfeld zal voortzetten. Ik wijs u erop dat in dezelfde tijd dat wij in Blauwestad zijn begonnen, er zich 1600 mensen uit het Westen hebben gevestigd in het Noorden van de provincie vanwege de aantrekkelijkheid daar, dat in die zin die trek er wel is, alleen: we moeten Blauwestad daar meer op inrichten. In die zin was Blauwestad nog niet de concurrentie. Maar er zit wel zeker een aantrekkelijkheid in het wonen in Blauwestad, dus ik ben het niet eens met de wijze waarop u dit zo poneert, dat wij ons bij voorkeur moeten richten op de omgeving. De heer BROUNS: Ik zeg niet dat je die woondoelgroep moet loslaten. Wij zeggen dat je verder moet kijken dan alleen die woondoelgroep om het project ook binnen de daarvoor gestelde termijnen te realiseren, het liefst sneller – maar daar kom ik straks op. Voorzitter, om in een gebied te wonen, moet een gebied voorzieningen hebben. Het gebied moet aantrekkelijk zijn, het gebied moet niet het gevoel geven in een bouwput te leven, een kavel te hebben gekocht en een woning neergezet te hebben terwijl er rondom niets gebeurd en men nergens gebruik van kan maken en telkens in de auto moet stappen en een heel eind moet rijden. Dus je zult daar uiteindelijk tot een ingericht gebied moeten komen, een ingericht gebied dat aanvullend is, dat meerwaarde heeft, dat stimulerend werkt op de regio, waarbij je met die invulling heel goed moet uitkijken – en dat geldt zeker ook voor die woningbouw – dat je niet de regionale markt verstoort, maar dat je ook niet de provinciale markt verstoort. Er zijn meerdere projecten in ontwikkeling: Meerstad komt binnenkort op de markt of is misschien al op de markt. Je moet wel nadrukkelijk bij die invulling kijken dat je elkaar niet gaat beconcurreren, want mensen kopen maar één keer een kavel en bouwen maar één keer een huis. Daar moeten wij als provinciale overheid nadrukkelijk tot een goede belangenafweging komen. Voorzitter, wij vinden ook dat er gekeken moet worden naar meer zaken dan alleen woningbouw. Je kunt ook kijken naar andere functie-invullingen naast woningbouw en die woningbouwversterkend werken en die ertoe leiden – omdat het extra voorzieningen zijn – dat mensen in die regio willen gaan wonen, dus dat je een versterkend karakter krijgt. We hebben daarvoor ook een aantal suggesties. Je zou kunnen gaan kijken naar het onderwerp energie. De provincie Groningen profileert zich als energieprovincie. De Eemshaven zet zich nadrukkelijk neer als een gebied dat iets wil met het onderwerp energie. Daar worden tal van initiatieven ondernomen. Je zou juist ook in dit gebied kunnen kijken of je niet met een focus op energie – energiezuinige woningen, misschien wel woningen die totaal zelfvoorzienend in energie zijn – een doelgroep kunt aantrekken die er doelbewust vanuit overtuiging voor kiest om in dergelijke woningen te gaan wonen. Mevrouw SCHALIJ: Hebt u het nu over kaderstellende uitspraken of bent u bezig met richtinggevende uitspraken?
11
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010
De heer BROUNS: De kaderstellende uitspraak in dezen is dat wij vinden dat er andere functies mogelijk moeten zijn dan alleen woningbouw. Overigens kan dat tijdelijk zijn of permanent. Ik noem nu een voorbeeld om te voorkomen dat ik de vraag krijg: u hebt het nu over andere functies, maar waar denkt u dan aan? Eén voorbeeld heb ik nu genoemd: het thema energie. Om direct een ander voorbeeld te noemen: het thema lifestyle. U zou ook heel nadrukkelijk kunnen kijken hoe voorzieningen op het gebied van lifestyle mensen leren om gezond te bewegen, leren om gezond te eten, het hele gezondheidaspect, in hoeverre je daar een cluster omheen kunt creëren qua voorzieningenniveau, dat een stimulerende werking doet uitgaan op die mensen die daar zelf heel bewust mee bezig zijn en die, als die voorzieningen er allemaal zijn, een mooi huis in de buurt ervan willen om daarvan gebruik te kunnen maken, dicht bij huis. Dat zijn twee voorbeelden van functieinvullingen die je wellicht daar ook zou kunnen hebben. In elk geval willen wij het College meegeven: kijk naar die andere functie-invullingen, kijk verder dan alleen woningbouw, maar zorg wel dat het versterkend is aan die woningbouwdoelstelling die je daar hebt en zorg ook dat het kwalitatief niveau in stand blijft. Voorzitter, een ander kader dat wij willen meegeven, is: kijk of je sneller dan 40 jaar tot realisatie kunt komen. 40 jaar is, wat onze fractie betreft, toch echt wel de maximale termijn en daar waar het sneller kan, rekening houdend met de andere kaders die wij net aangegeven hebben, zou het de aanbeveling waard zijn als het College ook bekijkt of er mogelijkheden zijn om tot snellere invulling te komen. Dat alles wel – en dat heeft de PvdA ook al aangegeven – binnen de financiële kaders die reeds in december gesteld zijn. Het project heeft deze provincie al behoorlijk wat geld gekost, het project zal deze provincie ook nog behoorlijk wat geld kosten om tot een goed einde te brengen. Dat geld – dat zijn we ook verplicht aan de inwoners van deze provincie – zullen we zo veel mogelijk weer terug moeten verdienen in de realisatiefase. Dus binnen het kader van de investeringsbegroting zoals die nu gesteld is, moet het project uiteindelijk ook worden uitgevoerd. Voorzitter. Als je kijkt naar die uitvoering en naar die woningbouw en die functies, dan zal ongetwijfeld de vraag rijzen: kun je niet ook nog met andere functies iets op een tijdelijke manier, om het op korte termijn renderend te maken, zodat je binnen die investeringsbegroting al sneller geld terugverdient, waardoor je je vervolginvesteringen weer kunt doen? Daar zijn wij voorstander van. Wij geven daar wel nadrukkelijk één aandachtspunt bij mee – aan die steen hebben wij ons ook een keer gestoten in de Eemshaven als het gaat om natuurontwikkeling: tijdelijke functies zijn tijdelijk en dat moet van begin af aan duidelijk zijn. Het moet niet zo zijn dat de opbrengst die tijdelijke functies opleveren aan het eind van die tijdelijkheid verdwijnt, omdat we allerlei maatregelen moeten treffen ter compensatie die ons veel meer geld kosten dan datgene wat het ons daarvoor opgeleverd heeft. Tijdelijk is tijdelijk. In dat kader vinden wij ook, dat nu het proces wordt gekozen om te komen tot een nieuwe invulling, tot een nieuwe ontwikkelingsvisie, er geen investeringen gedaan moeten worden die dat project doorkruisen. Er moeten nu geen onomkeerbare stappen gezet worden. Er moet met betrokkenen – met de gemeenten, met de ontwikkelaars, met alle andere partijen die in dezen iets kunnen betekenen – gesproken worden. Dat leidt uiteindelijk tot een ontwikkelingsvisie binnen de kaders die wij hier stellen. In dat traject moet ook daadwerkelijk open gesproken kunnen worden, dus geen onomkeerbare stappen gezet worden. Voorzitter, de kaders die ik zojuist verwoord heb, hebben wij vervat in een motie, een motie die door een aantal partijen mee ondertekend is. Die motie zou ik u nu willen overhandigen. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen ter behandeling van de procedurebrief betreffende ‘Start Ontwikkelingsvisie en Samenwerkingsovereenkomst Blauwestad’, constaterende dat: op 16 december 2009 door de Provinciale Staten een motie is aangenomen m.b.t. de kaderstellende rol van Provinciale Staten in de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie en de samenwerkingsovereenkomst betreffende de Blauwestad, overwegende dat: -
de Provinciale Staten in hun vergadering van 17 maart 2010 richtinggevende uitspraken doen als start van deze kaderstelling,
12
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 spreken uit dat: de volgende uitgangspunten bij de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie Blauwestad dienen als normgevende kaders te worden gehanteerd: - de nieuwe ontwikkelingsvisie dient van een vergelijkbaar hoogwaardig kwalitatief niveau te zijn als bij aanvang van het project Blauwestad de Staten voor ogen stond; - een heroriëntatie op de woondoelgroepen is noodzakelijk; - naast de functie wonen dienen nadrukkelijk ook andere mogelijke functies – zowel van tijdelijke als van permanente aard – te worden overwogen. Daarbij dient ook nadrukkelijk bezien te worden op welke wijze de gedane investeringen reeds nu gedeeltelijk renderend kunnen worden gemaakt bijvoorbeeld middels (tijdelijke) functies; - de Blauwestad dient in de nieuwe ontwikkelingsvisie geen geïsoleerd project te zijn, maar door de wijze van invulling een samenbindende factor in de regio te worden, waarbij het de regio verbindt; - het project Blauwestad dient binnen de financiële kaders te worden uitgevoerd, zoals vastgesteld bij de ontwikkelingsovereenkomst op 16 december 2009 en de daarna vastgestelde gewijzigde begroting. Indien nieuwe plannen tot uitvoer worden gebracht, zullen deelbegrotingen gerelateerd aan het totale investeringsbudget aan de Staten worden gezonden; - tot het vaststellen van de nieuwe ontwikkelingsvisie mogen geen activiteiten en/of investeringen worden gedaan of afspraken met derden worden gemaakt die onomkeerbare stappen betekenen, waardoor de open discussie over de invulling van het nieuwe concept op voorhand wordt belemmerd; - de ontwikkelingen in de Blauwestad mogen geen ontwrichtende werking hebben op de provinciale en dus ook regionale woningmarkt en voorzieningen; - de realisatietermijn van 40 jaar dient zo veel mogelijk als binnen de kaders verantwoord te worden verkort; - naast het provinciale belang dient het gemeentelijk belang te worden geborgd; - het is mede voor de huidige bewoners van belang om ervoor zorg te dragen dat er op termijn leefcomfort in de Blauwestad ontstaat doordat er afgebouwde wijken ontstaan; - in plaats van het project in de markt te zetten, dient in de mogelijkheid van gefaseerde uitvoering te worden voorzien, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Abbes (CDA), de heer Brouns (CDA), de heer Haasken (VVD), de heer Swagerman (SP). De motie krijgt nr. 2, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer BROUNS: Voorzitter, wij hebben het over de invulling van de ontwikkelingsvisie van een gebied. Ik heb gesproken over woningbouw, over voorzieningen die daar een bijdrage aan leveren, ik heb gesproken over samenbinding in de regio en de provincie. Er is niets meer dat samenbindt dan een eigen taal. Ik ben zelf opgegroeid in Limburg, spreek het Limburgs dialect – daarmee heb ik geopend – en weet uit eigen ervaring dat dialecten een belangrijke functie vervullen in het samenbinden in de regio. Dat is iets wat wij moeten koesteren. Ik heb daarna de bijdrage geleverd in de taal waarmee ik opgegroeid ben op school en in mijn werkend leven, onze moedertaal voor iedereen. Ik ga nu aan de grootste uitdaging beginnen in mijn leven: ik ga afsluiten in het Groninger dialect en vergeef mij als er wellicht toch een Nederlands dan wel Limburgs woord in sluipt. Ik ga mijn best doen om een stuk voor te dragen van Hovenga, getiteld ‘Eigen toal’, want met eigen taal heb je echt de eigen identiteit. Het t nog wel zin ien aigen toal te schrieven, ien woorden en klank van aigen heerd joezulf te blieven? Zo vroagt asmis t kold verstaand hier in dit laand. Joa, ien grode wereld geldt n aander toal en dij verstoan wie ook wel aalmoal. Mor sprekt joen hart en joen gemoud, n aigen woord, n aigen toal nog zien verhoal, din is dat goud, din is dat goud. n Aigen toal kriegen wie ien t leven om vrede in ons zulf te geven. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Swagerman, SP. De heer SWAGERMAN: Er werd mij al toegevoegd dat dit mij geen moeite mocht kosten, voorzitter, maar dat moeten we nog maar afwachten, want ik ben ook niet afkomstig uit dit deel van het land. Dus
13
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 ik heb bij mijn fractiegenoten, die fantastisch dialect spreken – het is bijna hun moedertaal, denk ik – toch maar iets opgestoken. Veurzitter, oet de grond van mien haart zeg ik: ‘Ich bin ein Grunneger’, mor mien Grunnegs is nait best, dus loat ik der mor mit opholden. Ik had ook nog kunnen kiezen voor mijn jeugddialect, maar dat wil ik u echt niet aandoen, want dat vind ik zo verschrikkelijk lelijk! Mocht u willen weten welk dialect dat is, kunt u mij dat als de microfoon uit staat eventueel navragen. Voorzitter, dit neemt niet weg dat het dialect van groot belang is naar de mening van de SPfractie en onlosmakelijk onderdeel van de cultuur van onze mooie provincie en dat moeten wij zo zien te houden. Het geeft bovendien een identiteit en zelfbewustzijn aan mensen. Ook dat werkt meestal positief. Voorzitter, het mag bekend zijn dat de SP in de historie niet altijd even positief was over de Blauwestad. Wat mij betreft mag u dat gerust een understatement noemen. Echter, nu we € 29 miljoen hebben afgeschreven omdat de publieke partijen het af lieten weten en het College ze helaas zonder schade heeft laten vertrekken, wordt het tijd voor een andere frisse wind. Voor de nieuwe plannen is door de Staten afgedwongen dat zij er stevig bij betrokken moeten worden en daar is vandaag de eerste input voor mogelijk. Het CDA heeft zojuist een door de SP ondersteunde motie ingediend en de redenen voor die motie mogen duidelijk zijn. Nieuwe plannen dienen de genoemde – en ik noem ze maar even ‘eisen’ – als kader mee te nemen en aan de hand daarvan kan het College en de Staten verder. Via de in de brief van het College van Gedeputeerde Staten genoemde tussenstappen kunnen we dan verder en toewerken naar een mooie toekomstvisie in een publiek-publieke samenwerking met de gemeente Oldambt. De SP wil echter nog wel graag twee moties toevoegen aan de reeds ingediende moties. Die wil ik bij dezen graag indienen. De VOORZITTER: De eerste motie luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 maart 2010, constaterende: dat op 16 december 2009 door de Provinciale Staten een motie is aangenomen m.b.t. de tot kaderstellende rol van Provinciale Staten in de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie en de samenwerkingsovereenkomst betreffende de Blauwestad, overwegende: dat Provinciale Staten in hun vergadering van 17 maart 2010 richtinggevende uitspraken doen als start van deze kaderstelling, spreken uit: dat het volgende uitgangspunt bij de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie Blauwestad zal dienen als normgevend kader; bij nieuwe aanbestedingen ten gunste van ontwikkelingen in de Blauwestad zal een voorkeur uitgaan naar bedrijven uit de provincie/regio voor de uitvoering. Dit uiteraard passende in de prijs- en kwaliteitseisen van de aanbestedingen, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman. De motie krijgt nr. 3, zal worden vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer BROUNS: Voorzitter, mag ik een vraag stellen over de eerste motie? Als ik de motie goed begrijp, dan geeft de SP aan dat de aanbestedingen zo veel mogelijk in eigen regio gehouden moeten worden. Vanuit het oogpunt van werkgelegenheid heel begrijpelijk: zo veel mogelijk werk in deze regio. Maar hoe verhoud zich dat tot de aanbestedingsregels en richtlijnen waar wij ons aan moeten houden? De heer SWAGERMAN: Je moet je uiteraard houden aan de regelgeving, anders ben je gelijk weer de klos als je dat verkeerd oplost. Maar binnen die regelgeving – dat is een beetje de afsluitende zin, en ik ga ervan uit dat een College dat aanbesteedt, zich aan die regels houdt –… Daar waar sprake is van een gelijksoortige aanbieding door een noordelijk bedrijf, passend bij wat er gevraagd wordt, uiteraard, qua regelgeving en andere zaken, dat het dan van doorslaggevend belang kan zijn dat een onderneming in het Noorden zit. Wij zeggen dit en dienen deze motie in vanwege het feit dat in het
14
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 verleden, bijvoorbeeld met de grondwerkzaamheden, het argument is gebruikt: wij moeten dit Europees aanbesteden en dus moet het grootschalig en dus werd het toen, als ik mij niet vergis, een onderneming uit uw voormalige provincie dan wel Noord-Brabant die hier dat werk heeft uitgevoerd. Aangezien wij in de motie die u hebt ingediend, voorstellen dat er sprake moet kunnen zijn van een gedeeltelijke invulling en een gefaseerde invulling, denken wij dat als je op zo’n manier doet dat de aanbesteding bijvoorbeeld niet per se een Europese hoeft te zijn, maar om die reden regionaal kan blijven, dat we dat dan graag zouden zien. De heer BROUNS: Maar u beseft dat, als ik mij niet vergis, de norm voor aanbesteden op € 197.000 ligt. Dan moet het project volgens mij wel in heel kleine projectjes opgeknipt worden om daar elke keer onder te blijven. De vraag is of dat wenselijk is. Maar twee – en dat vind ik een veel belangrijker vraag aan u –: u wilt dan in de gunningscriteria voor een aanbesteding opgenomen hebben en ook punten aan toekennen in het kwalitatieve gedeelte dat ondernemingen in het Noorden gevestigd moeten zijn? Dat lijkt me heel erg moeilijk. De heer SWAGERMAN: De wereld zit niet zo simpel in elkaar, dus ik hoop dat deze opgave toch vertaald kan worden door het College in een effectief stukje werkgelegenheid dat wij daar kunnen doen. Als er wat sloten en een brug gegraven moeten worden en we kunnen dat per kavel aanbesteden, dan komen we misschien wel beneden die € 197.000. We moeten, wat mij betreft, indien mogelijk, even nadenken over een flexibele toepassing daar. De VOORZITTER: De volgende motie luidt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 maart 2010, constaterende: dat op 16 december 2009 door de Provinciale Staten een motie is aangenomen m.b.t. de tot kaderstellende rol van Provinciale Staten in de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie en de samenwerkingsovereenkomst betreffende de Blauwestad, overwegende: dat Provinciale Staten in hun vergadering van 17 maart 2010 richtinggevende uitspraken doen als start van deze kaderstelling, spreken uit: dat het volgende uitgangspunt bij de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie Blauwestad zal dienen als normgevend kader; gegeven de impact van de ontwikkelingen in de Blauwestad op het provinciale/regionale woningbouwbeleid en de mogelijke invloed die een en ander zal hebben op de financiële posities van de Groninger gemeenten zal een bepaling worden opgenomen dat de Vereniging Groninger Gemeenten in dat kader als over/gesprekspartner moet worden gezien, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman. De motie krijgt nr. 4, zal worden vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, wij willen namelijk graag stimuleren – dat heb ik net al aangegeven in mijn antwoord aan de heer Brouns – dat met name de werkgelegenheid bij de noordelijke ondernemers wordt gestimuleerd, met name ook gezien de oplopende werkloosheid binnen onze provincie – en we zien daar voorlopig ook nog geen eind aan komen, dus wij denken dat elke hulp daar prima zou zijn. Daarnaast willen wij graag ingedekt zien dat als iemand het in zijn hoofd zou halen de kwaliteits- en prijseisen los te laten dan wel ter discussie te stellen, dat dan de gehele provincie via de Vereniging Groninger Gemeenten daarin mee kan spreken dan wel mee kan delen – en dan bedoel ik delen in de eventuele financiële effecten. De aanpak van de Blauwestadproblematiek raakt namelijk naar mening van de SP-fractie het gehele provinciale woningbouwprogramma. Ook daar heeft de heer Brouns al verwezen naar bijvoorbeeld Meerstad, waar toch voor een deel een gelijksoortig bouwprogramma komt te staan. Voorzitter, de SP gaat voor een vernieuwde en in de provincie en gemeenten stevig verankerde ontwikkeling van de Blauwestad, zodat we er nu wel iets moois van kunnen maken. Ik
15
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 hoorde zojuist in de inleiding, als het Gronings goed mag vertalen, van mevrouw Schalij dat er partijen zijn geweest die altijd tegen waren en zeiden: “’t Is niks, ’t wordt niks, het zal ook wel nooit wat worden.” Ik wil niet uitsluiten, voorzitter, dat wij tot vandaag die woorden ook wel eens gebruikt hebben, maar ik denk dat we moeten concluderen dat we nu zo ver zijn dat die woorden volledig op de achtergrond moeten komen en dat we moeten zorgen dat we na dit gigantische verlies hier een mooi eind aan draaien. Voorzitter, ik heb ook geen woorden in het Grunnigs kunnen vinden voor ‘understatement’ en ‘input’, vandaar dat ik dat in ieder geval maar in het Algemeen Beschaafd Nederlands heb gedaan, maar er zijn vast wel mensen in de Staten die mij suggesties kunnen doen hoe we dat in het Grunnigs zouden kunnen vertalen. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Haasken, VVD. De heer HAASKEN: Dank joe, veurzitter, dat joe mie neugd hemmen om hier t woord te voeren over Blaauwestad. Blaauwestad, dat gaait mie zeer aan t haart. t Is n belangriek gebiedsontwikkelnsproject in Oost-Grunnen, en mit noadruk op gebiedsontwikkeln. Veurzitter, project Blaauwestad begunt bie t denken, zo as dat tegenwoordeg hait, out of the box. En nou is t belangriek om joe goud te realiseren dat ‘box’ in dit gebied nait mit ‘broek’ vertoald worden mot, mor vanoet t Engels. Voorzitter, voor eens en voor altijd: Blauwestad is een gebiedsontwikkelingsproject. Het is, wat mij betreft, een succes. Niet op dit moment waar het gaat om de woningbouw, maar het is niet alleen een woningbouwproject. En laten we nu eerlijk wezen: woningbouwprojecten in het gehele land hebben het op dit moment erg moeilijk. Een deel van het probleem zit in het imago. Ik moet eerlijk bekennen dat ik het wel heel erg betreur dat we vanuit de overheden – gemeenten en provincie – er niet in geslaagd zijn na een toch heel succesvolle start, daar waar het gaat om het imago, dat overeind te houden. Ik denk dat het goed is, voorzitter, om daar toch nog eens heel sterk naar te kijken en daar echt meer en beter inzet op te plegen. Voorzitter, Blauwestad is begonnen als een kwaliteitsproject en daar waar het gaat om de woningbouw echt een kwaliteitsproject in die woningbouw, dus heel duidelijk niet concurrerend met de omgeving. Als we dan kijken naar hoe het er nu bij staat en wat nu de plannen zijn, dan zou het ook interessant zijn om eens te onderzoeken of die concurrentie op een aantal terreinen in de woningbouw toch niet is aangegaan. Heeft het wel voldoende kwaliteit meegekregen, voorzitter? Heeft het wel voldoende comfort meegekregen in de realisering en in de uitvoering van het stedenbouwkundig project dat destijds is ontworpen? Het zou interessant zijn om eens te kijken of het mogelijk is het comfortniveau – noem het om mijn part het luxeniveau – meer inhoud te geven om te voorkomen dat we werkelijk in die concurrentieval terechtkomen en om te zorgen dat we nadrukkelijk wel die doelgroepen bereiken die we hier denken nodig te hebben, omdat die andere eisen stellen aan het culturele niveau in de regio, aan sociaal-culturele voorzieningen in de regio, aan het onderwijs in de regio, want met nadruk daar begint gebiedsontwikkeling. Dus, stellig, voorzitter, kwaliteit en niet concurreren met overige projecten in de regio. Voorzitter, wat ons betreft kan ook het gebruik worden verruimd. Daar waar wij nu alleen spreken over woningbouwprojecten, zien wij ook best mogelijkheden om bijvoorbeeld in de sfeer van recreatie daar aan de slag te gaan en dan ook nadrukkelijk vanuit het principe kwaliteit. Denk bijvoorbeeld aan een referentie van de Hof van Saksen vlakbij Rolde. Zorginstellingen, prima. Tijdelijke voorzieningen kan, voorzitter, maar met nadruk – zoals ook is aangegeven door de heer Brouns – vanuit het principe tijdelijk, zodat we niet worden geconfronteerd met enorme investeringen omdat tijdelijke voorzieningen op een gegeven ogenblik ook doorwerking hebben, waarbij we geconfronteerd worden met natuurcompensatie en alle investeringen van dien. Daar willen wij niet mee geconfronteerd worden, voorzitter. De vraag of het sneller kan, zal, denk ik, voor een belangrijk deel worden bepaald door de economische situatie om ons heen, want wij zijn ook door de economische situatie aanzienlijk in tempo teruggelopen en ik denk dat de economische situatie ook bepalend zal zijn voor de snelheid, daar waar wij weer willen aantrekken. Dat zal heel nadrukkelijk moeten gebeuren, voorzitter, samen met de gemeente Oldambt, die denk ik zelf in het verleden een te afhoudende houding heeft aangenomen en wellicht te weinig als afzonderlijke gemeenten. Ik hoop dat dat nu beter zal gaan nu het één gemeente Oldambt is geworden, maar ik heb toch geconstateerd dat in het verleden de afzonderlijke gemeenten te veel keken naar datgene wat de provincie deed. Dus de gemeente zou er meer aan kunnen gaan trekken. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik ben toch wel nieuwsgierig naar de mening van de heer Haasken of hij die vraag niet meer naar de provincie zou willen doen, want die gemeente is natuurlijk met name door de provincie heel bewust naar de mening van mijn fractie inmiddels op een soort
16
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 ondergeschoven positie terechtgekomen in de hele samenwerking. Dus het vraagt ook – naar mijn mening – een wijziging in de benadering vanuit de provincie. Ziet u die wijziging plaatsvinden of vraagt u daar om? De heer HAASKEN: Ik zou het belangrijk vinden dat de gemeente zelf in een wat bewuster houding ging staan ten aanzien van de Blauwestad en dat heb ik de afgelopen jaren bij de afzonderlijke gemeenten gemist. Ik hoop dat dit een antwoord is op uw vraag. De heer SWAGERMAN: Niet helemaal. Ik kan nog wel wat citaten gaan opzoeken van de heer Calon over wat hij vond dat de positie van de provincie was en hoe hij aankeek tegen wat de gemeenten wel of niet zouden kunnen bijdragen… Daar zijn ook Colleges geweest waar de VVD in heeft gezeten, volgens mij. De heer HAASKEN: Ja. Ik denk ook dat het zo is geweest zoals u schetst, dat de provincie hier het voortouw in heeft genomen, maar dat nadrukkelijk wel met de bedoeling om op een gegeven ogenblik toch meer in de vorm van een schuine last de verantwoordelijkheden bij de gemeente neer te leggen. Daarbij gaat het erom dat de afzonderlijke gemeenten, zoals we dat hebben gezien, daarin te weinig voorop zijn gaan lopen. Ik hoop te ontdekken dat in de toekomst met betrekking tot Blauwestad en de gemeente Oldambt meer verantwoordelijkheid komt bij die betreffende gemeente Oldambt. Voorzitter, nadrukkelijk ook meer met de bewoners gaan doen. Ik waardeer ook de houding die gedeputeerde De Bruijne heeft aangenomen tegenover de bewoners. Daar is nadrukkelijk contact mee gezocht. Ik kan mij voorstellen dat de bewoners zich gedurende een periode behoorlijk zorgen hebben gemaakt over het project waar zij in hebben geïnvesteerd. De gedeputeerde heeft dienaangaande ook iets opgepakt in de communicatie met de bewoners en ik denk dat dat erg belangrijk is geweest. Voorzitter, afsluitend, het is begonnen met out of the box-denken en op een aantal onderwerpen zou ik mij kunnen voorstellen dat het goed is om weer eens even naar die kernopdrachten van destijds terug te gaan. Dat betekent dat je af en toe weer eens even ruimte moet geven om weer out of the box te kunnen gaan denken. Dank u wel. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Staghouwer, ChristenUnie. De heer STAGHOUWER: Veurzitter! Wie hemmen ais fractie òfsproken dat ik t woord voeren zol over Blaauwestad. Mien fractiegenoot mevrouw Van der Graaf had veul te veul drokte vanmörns mit onze gasten. Mooi dat ze der binnen. Vandoar dat ik hier stoa. Netuurlek binnen wie as fractie benijd noar heur Grunnegs, mor dat holden wie zeker n keer tegoud. Voorzitter, ik zal de bijdrage vervolgen in het Nederlands en afsluiten met een conclusie in het Gronings. De fractie van de ChristenUnie heeft het gevoel te staan aan het begin van een nieuwe fase van ontwikkelingen in Blauwestad, het loslaten van allerlei ballast vanuit het verleden en het enthousiast maken van een nieuwe start of een doorstart. Zo moeten we er met elkaar mee aan de gang, met nieuw elan en groot besef van gezamenlijke verantwoordelijkheid en nu een visie neerleggen die haalbaar is en houdbaar voor de toekomst. De betrokkenheid van alle partners in dit gebied is wat dat betreft het sleutelwoord. Niet over bewoners heen, maar met bewoners samen moet gekomen worden tot een oplossing. Beeldvorming en doen wat afgesproken is, ook dit is een sleutelwoord. Te vaak wordt door partijen een beeld neergezet als zou het gebied een mislukking zijn. Typerende beelden die hier dan bij gebruikt worden zijn een regenachtige dag met harde wind. Voorzitter, dat doet volstrekt afbreuk aan wat er nu al gerealiseerd is en de ontwikkeling in het gebied. Wat daar staat, is een uniek gebied waar gewoond en gerecreëerd, kortom, prima geleefd kan worden. Een uniek stukje Groninger land met geweldige mogelijkheden. En dat ontwikkelingen nu anders gaan dan was aangenomen, dat is een feit waar wij mee moeten handelen. Daarom, voorzitter, zijn wij blij dat we nu een begin kunnen maken zonder ballast met de verdere ontwikkeling van dit gebied. Bij motie hebben wij als Staten aangegeven dat wij onze kaderstellende rol willen waarmaken om actief input te leveren voor de ontwikkelingsvisie. Vanuit de fractie van de ChristenUnie vinden wij de volgende zaken van belang. De procedure, zoals die nu wordt voorgesteld, vinden wij prima. Belangrijk is dat een nieuwe PPS-constructie wordt vastgesteld na de discussie over het onderzoek van de Noordelijke Rekenkamer. De adviezen en de uitkomsten van het onderzoek kunnen dan tot een gedegen contract leiden, wat weer goed is voor duidelijkheid en samenwerking. Ook is het goed om ons te laten adviseren hoe marktpartijen kunnen worden betrokken bij de invulling van Blauwestad.
17
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 Ten aanzien van de kwaliteit willen wij geen concessies doen. Als we een keus maken om sociale woningbouw toe te laten, dan betekent dit direct dat het ten koste gaat van de voorzieningen in de omliggende kernen. Dit moeten we te allen tijde zien te voorkomen. Ook als je met bewoners praat die in het gebied wonen, is dit geen gewenste situatie. Natuurlijk beseffen ook wij dat Blauwestad in het krimpgebied valt en onderdeel is van een brede gebiedsvisie, maar wij vinden ook dat Blauwestad een aparte positie verdient. Het is goed om de bouw van Blauwestad – over de invulling heb ik het nu – te focussen op de gebieden waar nu al is gebouwd, dus eerst de bestaande wijken afbouwen en invullen en daarna pas kijken naar de andere gebieden. Ook ten aanzien van de leefbaarheid van het gebied dient er op een slimme manier te worden gekeken naar de oplossingen. Zorg ervoor dat het imago ‘bouwput’ er af gaat. Dat betekent concreet dat je deelgebieden die nog niet ingevuld zijn misschien wel een tijdelijke status moet geven – en dan natuurlijk met nadruk tijdelijk – van nieuwe natuur, bijvoorbeeld door het in pacht uit te geven en misschien wel dieren moeten laten grazen. Dit alles hoeft naar ons idee niet veel geld te kosten, maar maakt het gebied als zodanig weer veel aantrekkelijker. Betrek hierbij partijen die er verstand van hebben. Breng het vertrouwen weer terug in Blauwestad. Er was een geweldige campagne om dit gebied te promoten. Zoiets moet opnieuw worden opgezet. En betrek de huidige bewoners erbij en laat hen spreken over het plezier van wonen en recreëren. Misschien is het goed om de invulling van dit gebied te verbreden met nog meer recreatieve voorzieningen of sportvoorzieningen. Er zijn bij private investeerders ideeën gekomen voor invulling op dit terrein. Daag ze maar uit om hun ideeën vorm te geven en laten we dan coulant en op een goede manier omgaan met toewijzing en niet rigide en afwijzend. Ook woonzorgvoorzieningen is wat onze fractie betreft een prima idee om daar een plaats voor te creëren. Er waren initiatieven en misschien kunnen die opnieuw worden opgepakt. Als we daarin actief moeten meedenken, dan is dat een opgave. Misschien, meneer de voorzitter, is duurzaamheid – door meerdere fracties aangehaald – ook wel een sleutelwoord. Waarom proberen we niet actief ondersteund door het Rijk energieneutrale woningen te bouwen? Onze fractie weet dat dit ook in andere delen van het land gebeurt. Laten we proberen om dit ook in Blauwestad van de grond te krijgen. Een mooi initiatief, waaruit vanuit nieuwe inzichten voor de toekomst gebouwd kan worden. Dit kan dan weer dienen als voorbeeld en veel aandacht krijgen en dat komt dan weer ten goede aan het imago van Blauwestad. Voorzitter, het is voor ons duidelijk dat we ons moeten instellen op een wat langere periode van realisatie Blauwestad. Of dit dan uiteindelijk 2040 moet worden, wij weten het niet. Wij vinden het verstandig om geen einddatum te noemen. Het gaat tenslotte om het eindresultaat. Per slot van rekening heeft de provincie Groningen meer voorbeelden, daar waar het gaat om het hebben van lange adem. Wat eens jaren modderen was, is niet geworden tot een voorbeeldproject van vernieuwing en werkgelegenheid: Eemshaven. Als we dat beeld voor ogen houden, dan kan het niet anders dat ook Blauwestad in de toekomst zal uitgroeien tot iets succesvols. Veurzitter, din noar de conclusie. Wat ons aangaait mout er weer nij lement kommen ien Blaauwestad. Dat gezoes van: “t is niks, t wordt niks” willen we nait meer heuren. Netuurlek kinnen wie nait deurgoan en doun of der niks gebeurd is. t Is een male boudel, mor economische tegenslag dij ons tegenwoordeg op nek zit, waarkt liek tegen wiedere oetbouw van Blaauwestad ien. Proaten mit minsen dij der al wonen en mit bedrieven mit vrizze ideeën en benoam goie òfsproaken mit gemainte Oldambt is wat wie nou eerst regeln mouten. Wie hemmen ons nek oetstoken en dat blieven wie doun, viendt ChristenUnie-fractie. Zunder nije ideeën en lu dij mit ons optrekken, redden wie t nait. Doarom: gain gezoes en net aans dat wie t wend waren: aan t waark mit mekoar. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we nu in voor een intermezzo waarvoor ik mevrouw Hartman het woord geef. Mevrouw HARTMAN: Veurzitter, vandoag hemmen wie ons eerste biedroage aan Meertmoand Dialectmoand. t Is aigenliek wat zunde dat wie nait n mooi onderwaarp hebben woarover wie in streektoal van gedachten kinnen wizzeln. Mor pazend bie ons motie van juli veureg joar hebben wie as VVD der veur kozen om toch n stukje streektoal goud noar veuren te brengen. Mor joe heuren wel: Drents, Broabants… Wie wonen in Grunnen, dus t mot Grunnegs wezen. Wie hemmen schoule vroagd om n leutje stukje oet heur Toaltrotters-programma te hoalen. Over wat zie doun aan streektoal op heur schoule, de Groen van Prinsterer-schoule oet Pekel. Zai zingen t Pekelder volkslaid, vertellen wat over t project op schoule ‘de toaltrotters’ en as leste komt n stukje geschiedenis van Pekel veurbie. Veul plezaaier bie dizze biedroage in ons streektoal.
18
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 Muzikaal intermezzo en presentatie door scholieren van de Groen van Prinsterer-school uit Nieuwe Pekela. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor de koffiepauze. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan mevrouw Stavast, GroenLinks. Mevrouw STAVAST: Veurzitter! Zoals de Pekelders zo mooi zeden, ik bin ook multiculti, ik ben n Drent van taol en geen Grunneger. En het giet heel automatisch: als ik Grunnings heur, proat ik in ’t Drents terug en dat giet altied goed. Mor we bennen hier in de Stoaten van Grunnen en doarom wordt de bijdrage van GroenLinks afrond deur n collega van mij, die goed Grunnegs praat. Voorzitter, zoals ik gezegd heb, ik ben multiculti, want mijn eigen taal is Drents. Omdat wij hier in de Staten van Groningen zijn, wordt de bijdrage van GroenLinks afgesloten in goed Gronings. Maar nu eerst de inhoud van de brief en het onderwerp. Ons wordt gevraagd een kader aan te geven en zoals in de commissie zo mooi vermeld is, daar helpt het College ons al een beetje mee door overwegingen te benoemen. GroenLinks deelt die overwegingen, met één uitzondering, zoals vanmorgen al wel helder is geworden: natuurlijk moeten de financiën binnen het kader zoals dat in december is afgesproken blijven, maar GroenLinks vindt dat de ambitie wel wat hoger mag zijn. Er mag geen beslag op additionele middelen worden gelegd, maar eerder terugverdienen moet nadrukkelijk het streven zijn. Dat kan volgens ons een heel reële optie zijn, want als we behalve het kader ook richtinggevende uitspraken doen, dan is dat voor GroenLinks op twee uitgangspunten flexibel en divers. Met die beide mogelijkheden kunnen particuliere initiatieven worden opgepikt en te gelde worden gemaakt. Wat betreft de thema’s voor de Blauwestad is het logisch: het is wonen, het is recreatie en toerisme, het is zorg. Wat voorzieningen betreft… De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, een punt van orde. Ik zou graag willen verzoeken of het College hier ook aanwezig zou kunnen zijn, want het is wel erg opvallend dat de banken daar leeg zijn. Misschien kunt u een oproep doen aan de Collegeleden om te verschijnen, althans… De VOORZITTER: Dat is een goed punt van u. De heer De Bruijne komt binnen. De VOORZITTER: Het College is vertegenwoordigd. Dus gaat u voort. Mevrouw STAVAST: Voorzitter. De brief geeft een kader mee. GroenLinks deelt die uitgangspunten met uitzondering van de financiën, zoals vanmorgen al eerder gebleken is. Wij zien goede mogelijkheden om door verschillende initiatieven te honoreren, door flexibel en creatief te zijn, mogelijkheden op te pakken om sneller terug te verdienen. Dat uitgangspunt willen wij nadrukkelijk als streven en als inzet geformuleerd zien. Wat betreft de verdere richtinggevende uitspraken over de Blauwestad zijn voor GroenLinks twee codewoorden: flexibel en divers. Dan richt het zich op thema’s wonen, recreatie, toerisme, zorg en vanzelfsprekend voorzieningen. Wat de voorzieningen betreft willen wij zeggen dat als wij er met elkaar in slagen – zoals vanmorgen eerder goed bepleit is – om een levende en levendige Blauwestad te krijgen, dat ook een positieve invloed op het in stand houden of uitbreiden van voorzieningen zal geven. In die zin is het waar dat de oorspronkelijke doelstellingen van de Blauwestad geldig zijn en wij daar op termijn ook zeker in geloven. Wat betreft de flexibiliteit geldt dat op verschillende aspecten. Wat betreft wonen kan het zowel huur als koop zijn. Wat betreft recreatie zijn er mogelijkheden als daar initiatieven voor zijn voor recreatiewoningen van hoog niveau als een nieuwe camping waar weer andere mensen op af komen. Diversiteit zit wat ons betreft ook in het aantrekkelijker maken van het landschap. Er is door de verschillende sprekers al eerder iets gezegd over zorgen die zij hebben bij nieuwe natuur. Discussies in de maatschappij ontwikkelen zich en het goede is nu juist dat die zorg is weggenomen. Dus niets belet ons om alle mogelijkheden om een gebied in ontwikkeling aantrekkelijk te maken met diverse natuur, op te pakken. Angst dat dat niet tijdelijk zou zijn, is inmiddels weggenomen. GroenLinks heeft nog een aantal invalshoeken. De Ecologische Hoofdstructuur is wettelijk veilig gesteld, maar wij pleiten voor een mogelijke versterking.
19
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 Een ander punt dat door de ChristenUnie uitstekend verwoord is, dat ook voor ons een belangrijk punt is, is het streven naar energieneutrale woningen. Daar gaan wij niet over voor zover het particulier is, maar wij kunnen daar wel inspirerend en stimulerend op zijn. De formulering van de ChristenUnie over de uitstraling delen wij volledig. Wat betreft zorg denken wij dat er hele goede mogelijkheden zijn voor verschillende zorgvarianten. Wij denken aan een nieuw ziekenhuis. Daarover zal mijn collega straks in goed Gronings wat zeggen. Maar daar omheen zijn zowel woonvoorzieningen voor senioren als heel variabele zorgarrangementen mogelijk. Laten we daar op inzetten. GroenLinks heeft wat betreft de binding met Winschoten een stevige wens die al wel eerder geformuleerd is maar die voor ons van heel erg groot belang is. Dat is een goede fietsverbinding. Een voorbeeld kan zijn de Rode Loper bij het Pagedal. Wij komen dan ook vrijwel automatisch in deze situatie om te pleiten voor de Blauwe Loper Winschoten – Blauwestad. Voor al deze richtinggevende uitspraken die wij toch een beetje stevigheid willen geven, hebben wij de volgende motie geformuleerd. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 maart 2010, kennis genomen hebbende van: de brief van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 22 januari 2010 betreffende de Start Ontwikkelingsvisie en Samenwerkingsovereenkomst Blauwestad, constaterende dat: naast het aangeven van kaders voor de herontwikkeling van Blauwestad ook behoefte bestaat aan richtinggevende uitspraken voor de toekomst van Blauwestad, spreken uit dat: er ruimte bestaat binnen de hoofddoelstelling van Blauwestad om flexibel om te gaan met verschillende doelen, vooral in kwalitatieve, onderscheidende water- en natuurrecreatie, aanvullend op het aanbod in de Ring Blauwestad; de verkoop van kavels versterkt kan worden op basis van geactualiseerde en gedegen marktanalyse met een betere product/marktafstemming en aantrekkelijker inrichting van het gebied, waaronder tijdelijke natuur; voor elk woongebied, in overleg met de huidige bewoners, een scenario kan worden gemaakt voor de verdere inrichting en ontwikkeling, waarbij naast wonen ook andere functies (eventueel tijdelijk) mogelijk zijn in de sfeer van recreatie en zorg; voor de ontwikkeling van het Dorp een nieuwe visie ontwikkeld moet worden, waarbij voorzieningen op het gebied van horeca, recreatie, wellness en watersport als trekkers kunnen fungeren voor toekomstige bewoners en bezoekers; de verbinding met Winschoten verbeterd kan worden met een loop/fietsbrug over de A7; aan de zuid/oostkant van Blauwestad mogelijkheden liggen voor een grotere gemeentelijke voorziening in de sfeer van (ziekenhuis)zorg, verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: om bij de invulling van de herontwikkelingsvisie Blauwestad bovengenoemde richtinggevende uitspraken te betrekken en over de specifieke elementen te rapporteren, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Stavast (GroenLinks) en de heer Van der Ploeg (GroenLinks). De motie krijgt nr. 5, zal worden vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, dit voorstel heeft betrekking op PPS en wij denken dat daar nog weinig over gezegd is. We hebben een procedurevoorstel van het presidium gekregen, maar het lijkt ons waardevol om hier goed over na te denken. Dat is het ene aspect van samenwerking, het andere – dat is al vaker genoemd – is de bewoners. Dat geldt niet alleen voor de nieuwe bewoners van de Blauwestad, dat geldt ook voor de bewoners uit de omgeving. Wij doen de suggestie om een open dag te houden, waarbij zowel bewoners als bedrijven als instellingen elkaar kunnen ontmoeten en mogelijkheid geven voor synergie. Dat geeft publiciteit, dat geeft positieve aandacht. Dat is de suggestie die wij mee willen geven. Dan vraag ik nu mijn collega.
20
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 Mevrouw SIERSEMA: Bedankt, veurzitter, bedankt collega. k Zel t nog even over t zaikenhuus hebben. t Zaikenhuus wil groag verploatst worden vanuut Winschoten noar boven de A7. Der is netuurlek wel verbinding veur neudeg. Der mouten ook mensen komen kinnen, dat liekt mie wel handeg. En behalve de A7 hemmen we ook nog t Winschoterdaip, doar mouten we ook nog over hìn. Is t neudeg dat het zaikenhuus verploatst wordt? Ik mot hail eerlek zeggen: t is veur mie vandoage 42 joar leden dat ik veur de eerste en ainegste moal in t Winschoter zaikenhuus west bin. Dat ging met loeiende sirenes, mien moe achter in de ambulance, mien pa veurin op de radio luusternd noar n wedstried Ajax-Feyenoord. Ik wait nait wel t wonnen het. Ik wait wel dat ik toen geboren bin in Winschoten. En de verbinding is toen altied al belangriek west en die zal belangriek blieven. Dus as der n nij zaikenhuus komt, mouten wie doar hail veul aandacht aan besteden, ook woar t openboar vervoer laangskomt. t Beeld, traauwens, van de Blaauwestad is altied al west van: wie mouten doar rieke stinkerds uut t Westen hebben, dij bie ons geld goan oetgeven. Dat is achterhoald. Die mensen binnen niet allemoal komen. In t blad Provincie ston zelfs nog n stuk, zo van: ja, nou, der was niks, der is niks en dan willen wie ook nog rieke mensen doar hebben en as ze n brood kopen willen, mouten ze noar de Stad tou. Nou, volgens mie hebben we Winschoten in de buurt, volgens mie hebben we Scheemda in de buurt. Dat komt wel goud. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, begrijp ik het goed dat u de moed hebt opgegeven dat er nog één westerling zich gaat vestigen in Oost-Groningen? Mevrouw SIERSEMA: Mevrouw SIERSEMA: Nee, moud hebben we nait opgeven, mor t is natuurlek wel zo: die binnen nait in zukke grote getallen komen as dat wie dachten dat ter kwamen. Die mensen waiten gewoon aalmoal nait wat wie te baiden hebben. Als zij hier n keer komen, dan waiten ze dat wel. Mor loaten wie gewoon inzetten op de rieke dikke boeren of zowat van t Hogelaand dij heur boerderij verkopen mouten en loaten dij gewoon in Blaauwestad goan… De heer DE VEY MESTDAGH: Maar nu zegt u wel wat anders dan wat u zonet zei, want zonet zei u: ze zijn niet gekomen, dus ze komen niet. Nu zegt u, we moeten de kwaliteiten van het gebied meer onder de aandacht brengen. Bedoelt u dat feitelijk? Mevrouw SIERSEMA: Nee. Der binnen gewoon nait zo veul komen wonen ais dat wie docht hadden. Wie hadden docht: der komt van alles. Mor dat was der nait. Der kwamen niet zo veul mensen. Mensen waiten t nait. En mensen hebben gewoon n verkeerd beeld der bie. Dus wie mouten ons concentreren op wat anders en nait puur op aal dij rieke mensen dij dizze kaante op komen. De heer DE VEY MESTDAGH: Je kunt ook het beeld verbeteren. Dat kun je ook doen. Maar blijkbaar hebt u daar de hoop al op opgegeven. Mevrouw SIERSEMA: Nee, ik heb de hoop nait opgeven. Ik wol der mit òfsloeten dat, as t al in t blad Provincie stoat dat je t brood ien stad Grunnen hoalen mouten, dat n hail verkeerd beeld is en dat dat beeld gewoon veul beter kin en veul beter mot. En inderdoad, misschien mouten we gewoon meer investeren dat de mensen dij hierzoot wonen en dij hier geld hebben dat hier uutgeven blieven en dus gewoon in de Blaauwestad, in hail Oost-Grunnen gewoon wonen blieven, misschien mooier wonen goan. t Is al hartstikke mooi en t wordt ter nog veul mooier. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Zanen, Partij voor het Noorden. De heer ZANEN: Voorzitter, de Partij voor het Noorden heeft een lid, Arie Franken, die in Oude Pekela woont. Die heeft zo zijn gedachten over de Blauwestad geuit in de vorm van een gedicht, van een song. Die wil ik u laten horen. Het is een periode iets terug, waarin de twijfel over de kansen van Blauwestad nog wat moeilijker lagen dan op dit moment, maar dat komt in dat lied vanzelf tot uitdrukking. Blaauwe Stad Op t slichte laand, zugts ze nog rieden De boeren op trekkers, laange tieden Mor nou wordt aans, de toukomst onzeker Ze mouten verhoezen, Want n aander kriegt t beter
21
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010
Blaauwe Stad, vruchtboar in Grunnen Blaauwe Stad wat mouten de boeren begunnen Blaauwe Stad, eerst wast doe dreuge Nou worst doe nat, Blaauwe Stad Kist die veurstellen, overaal woater En elke mörn, dat eende gesnoater Mor elk en ain wil doar straks wonen Mor de hoezen binnen duur Dus de rieken zellen der kommen Blaauwe Stad, dure plek in Grunnen Blaauwe Stad, loat de rieken begunnen Blaauwe Stad eerst was doe slicht En nou wordt het n gat, Blaauwe Stad Het toetje komt zo meteen, voorzitter. Blauwestad dus. Onlangs stond op 20 februari er een heel stuk in het Dagblad van het Noorden over wat er geweest is met Blauwestad, wat voor problemen er zijn geweest in de relatie met de particuliere ontwikkelaars. Uit dat artikel bleek ook dat de cruciale vraag of de afspraken tussen de Blauwestad-maatschappij en de particulieren voldoende afgedekt waren, of voldoende duidelijk was geweest dat zij kavels zouden afnemen als zij uit het project zouden stappen… De brief die daarover geschreven is in 2007 en hier ook naar boven is gekomen, laat daar toch geen twijfel over. Dus ik denk dat wat dat betreft daarmee, wat mij betreft in ieder geval, de kous af is en die zaak dus nu voorbij. Dit laat onverlet dat natuurlijk het hele project het weer tegen heeft gehad. Het instorten van de hele woningmarkt heeft grote vertraging opgeleverd en daar kwamen die ruzies natuurlijk ook uit voort. Ik vind het een goede zaak dat de provincie haar verantwoordelijkheid heeft gepakt en dus verder gaat met het ontwikkelen van Blauwestad. De Partij voor het Noorden heeft in het verleden, helemaal in het begin van het verhaal, gezegd: wij zien het niet zo zitten dat je mikt op een categorie waar we het net over hadden, rijke mensen uit het Westen die hier gaan wonen en veel geld gaan spenderen. Het is de vraag of dat toen een goede gedachte was. Maar we hebben ons vervolgens, toen het ging om de Ring Blauwestad, gezegd: nu eenmaal besloten is dat het zo gaat, dan moeten er goede investeringen gedaan worden en dan moeten we die zaak ook vlot trekken. Toen hebben we nog even een klein probleem met gedeputeerde Calon gehad als het ging om de beschikbaarstelling van middelen, de hoeveelheid, maar dat doet niets af aan het project als zodanig, want dat kon op dat punt in ieder geval worden voortgezet. Voorzitter, het College komt nu met een aantal punten die ze ons in overweging wil geven als wij bezig gaan met kaderstelling, met thema’s benoemen en eventueel met doelstellingen. Wij hadden er om gevraagd als Provinciale Staten. De vraag is wat we dus nu met deze dingen moeten doen. Ik zie wel dat die verschillende punten die het College aandraagt in feite de punten zijn die ook in die moties zijn verwoord, dus in die zin kunnen we met elkaar die moties behandelen en vaststellen en dan hebben wij ook ons uitgesproken in goede harmonie met het College. De planning, voorzitter, die hier aangegeven wordt tussen nu en 14 april lijkt mij op zichzelf juist. Dat we dan een debatbijeenkomst hebben met derden en eventueel met gemeenteraadsleden lijkt mij ook een goede zaak, dat we gezamenlijk die zaak oppakken. De doelstelling zoals indertijd verwoord, ik heb de neiging om te zeggen: achteraf gezien moeten we daar nu niet een probleem van maken. We moeten nu zeggen: dat is de doelstelling, zij staat geformuleerd. Het belangrijkste doel van de Blauwestad is om de leefbaarheid in het gebied op tal van terreinen te versterken. Wij constateren dat de initiatieven die zijn genomen en de werken die nu zijn uitgevoerd een positief effect hebben. Er is een meer van circa 800 ha aangelegd, er zijn circa 350 ha EHS gerealiseerd, het grootste deel van de infrastructuur is gereed en er zijn mogelijkheden voor toerisme en recreatie geschapen. Dit effect wordt nog versterkt door de projecten in de zogenaamde Ring Blauwestad. Voorzitter, met die doelstellingen kunnen we wel verder. Ze zijn heel mooi en optimistisch. Misschien is dat het begin van het scheppen van een nieuw beeld, van een positief beeld van wat voor interessante dingen er mogelijk zijn in en rond Blauwestad. Ik vroeg me wel af, die 40 jaar waarover gesproken wordt, ik geloof niet dat je daaraan zou hoeven te tornen. We hebben gewoon de tijd nodig om al die kavels te verkopen. Hoe eerder, hoe liever, denk ik, maar om dat nu aan een termijn te binden, daar zou ik niet zo voor zijn. Dan het uitgangspunt dat er geen additioneel beslag gelegd mag worden op provinciale middelen als
22
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 er nog nieuwe initiatieven zijn. Voorzitter, ook daarvan vraag ik me af of dat een verstandige uitspraak is, want het kan best zijn dat wij iets willen toevoegen aan activiteiten in de Blauwestad, die toch vragen dat er in die PPS middelen voor nodig zijn om zo’n project los te trekken. Dus ik vind het de vraag of we dat moeten doen. Dus de moties waarin dat element staat, daar heb ik moeite mee. Dan, voorzitter, wordt er gesproken over de woningmarkt in bredere zin dan alleen direct rond de Blauwestad, maar heel Oost-Groningen. Naar mijn idee is het zo dat het zo moet zijn dat je niet gaat zitten op het aan de gang krijgen van de woningmarkt in heel Oost-Groningen, integendeel, wij hebben gezegd: dat moet juist los zijn. In de discussie net met de Partij van de Arbeid speelde dat element. De vraag is: moet je exclusief voor de hoogste en allerhoogste categorie in de woningmarkt bouwen, of moet je daar onder gaan, want u had het over woningbouwcarrières die van onderen naar boven gingen. Mevrouw SCHALIJ: Meneer Zanen, u noemt het punt nu, daarom wil ik even reageren. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de woningbouw in Blauwestad helemaal losstaat van de omgeving, dus het is wel degelijk noodzakelijk om een visie te hebben op de woningbouw in het hele gebied en over de bewegingen die in die woningmarkt plaatsvinden. Ik wil eraan toevoegen: dat geldt niet alleen voor Blauwestad met Oost-Groningen, maar dat geldt voor de hele provincie – een kleine correctie. De VOORZITTER: Bent u het daarmee eens, meneer Zanen? Nee, u gebruikt echt de interruptie voor de tweede termijn, dat moet niet. De heer ZANEN: Volgens mij moet er juist wel een nadrukkelijke scheiding zijn. We willen immers dat er een extra impuls komt, dat er nieuwe mensen komen met veel geld, dat is de bedoeling, dat je ook wat aan de krimp doet daardoor. Maar niet dat je mensen stap voor stap vanuit een arbeiderswoninkje naar uiteindelijk een prachtige villa in de Blauwestad voert, want dat is niet de bedoeling. Het gaat echt om iets extra’s. Daar zitten we in de kern van de zaak, natuurlijk. Daar moeten we het eigenlijk eens over kunnen worden, maar dat horen we misschien in tweede termijn. Ik bepleit in ieder geval ook dat er extra elementen toegevoegd worden aan de activiteiten die nu rond Blauwestad gepland zijn of waarover gedacht wordt. Haal hier een Scheringa-collectie naartoe, maak er iets bijzonders van, is geopperd in de krant. Dat vind ik een leuke gedachte. Huizen Blauwestad nog luxer, dat is ook een mogelijkheid. Je hebt allerlei dingen, een wellness-boulevard… De heer SWAGERMAN: Ik hoor de Partij voor het Noorden allerlei dingen noemen die eigenlijk alleen maar meer geld gaan kosten en ze willen ook nog eens een keer de mogelijkheid creëren dat dat geld er maar moet komen vanuit het College. Een Scheringa-collectie is een prachtig idee, maar er moet wel een gebouw omheen en dat staat al in Wognum, dat kunnen we dus niet zomaar verplaatsen. Mijn vraag is dus: prachtige schoten voor open doel, maar hoe denkt u die financieel in te gaan koppen? De heer ZANEN: Ik dacht dat wij nu bij elkaar waren om overwegingen mee te geven aan het College, gedachten die zij kunnen gebruiken bij het vaststellen van het nieuwe ontwikkelingsplan. Dan komt de financiering meer in zicht. Ik denk dat we nu in een fase zitten waarin ideeën moeten worden aangedragen die kunnen leiden tot een versterking van het Blauwestad-project als geheel. We moeten nu niet op de centen gaan kijken. Maar ik vind wel bij voorbaat dat je het niet absoluut moet afsluiten voor eventuele verdere participatie van de provincie in een aantal projecten. Noa joaren vergoaderen, hebben ze heur zin De plannen binnen kloar Dus leef die mor in Tegenstand is weg En t laand wordt al kocht Mor leuf mie mensen k Heb mie ook al n mooi plekje oetzocht In mien, Blaauwe Stad Mooie plek in Grunnen Blaauwe Stad, loat mor begunnen Blaauwe Stad, eerst wast doe leeg k Wol dat ik doar zat, In mien Blaauwe Stad
23
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 De VOORZITTER: Het woord is aan de heer De Vey Mestdagh, D66. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, Blauwestad. Wij hebben in 1999 hier besloten om het oude Huningameer weer te laten vollopen en daar wat natuurontwikkeling rondom te doen en niet te vergeten ook huizenbouw voor belangrijke vreemdelingen daar te gaan doen. Voorzitter, de deuren openen voor vreemdelingen is Bijbels gezien niet zo’n slecht idee vlakbij de stad die ook wel Sodom wordt genoemd, maar voorzitter, wij hebben geen Bijbelse doelstelling hier nagestreefd, we hebben diverse doelen nagestreefd, onder andere leefbaarheiddoelstellingen, maar ook de natuur en dat wonen waar we het over hadden. Eén van die elementen lukt niet zo best op dit moment, dat is het wonengedeelte. Daarvoor hebben wij als provincie Groningen ook al een scheur aan de broek van zo’n € 30 miljoen. Voorzitter, dat noopt ons nu tot herdefiniëring van de ontwikkelingsvisie en herdefiniëring van de samenwerking die we gaan doen. Voorzitter, als we dan kijken naar het stuk van het College, dan kunnen wij globaal meegaan met de insteek en de overweging die het College daarin volgt. Ten aanzien van het huidige kwaliteitsniveau: dat moet zeker gehandhaafd blijven. Ik kan mij nog herinneren dat de heer Calon het dan over hoogsegment vanaf € 250.000 had. Voorzitter, misschien dat we dat iets moeten herijken in de huidige tijd. Maar het moet in ieder geval gericht zijn op het topsegment als we daar woningen gaan bouwen. Wellicht moeten we wel wat flexibeler worden in de leefgebieden en wat minder voorschriften doen ten aanzien van individuele woningen en in die zin wat conceptverbreding daar toepassen. Bij de verkorte realisatieperiode die het College waar mogelijk wenst, hebben wij wel wat vraagtekens. Natuurlijk is het mooi om dingen te versnellen als dat kan, want dat levert centen op en misschien verdienen we zelfs wel wat terug van ons verlies. Maar we moeten ook vooral de tijd nemen voor dit concept, vooral omdat het zo ingewikkeld in de hele omgeving is en het niet moet invreten en het wel aan de doelstelling van die leefbaarheid uiteindelijk moet blijven voldoen. Dus daar hebben wij wel wat twijfels bij. Het mag niet zo zijn dat we vanwege de versnelling allerlei andere doelen maar op de achtergrond laten geraken. Voorzitter, rekening houdend met die regio en de samenhang die daarbij nodig is, dat moet zeker. Die visie, die we daar ontwikkelen samen met het Oldambt, moet dan ook duidelijk die rekening houden. Ik kan mij nog herinneren dat we, toen we het over Blauwestad in eerste instantie hadden, de vraag ook gesteld hebben hoe dat nu zit met de doelgroepen en doelstellingen van Meerstad ten opzichte van de Blauwestad. Ik denk, een van de dingen die in die visie moet gebeuren, is nadrukkelijk daar rekening mee houden, want het lijken toch meer communicerende vaten te worden dan oorspronkelijk door de gedeputeerde hier naar voren is gebracht. Voorzitter, als we het over rekening houden met de regio hebben, moeten we natuurlijk rekening houden met krimp. Dat betekent inderdaad geen goedkope woningen bouwen. Het moet aantrekkelijk zijn wat ons betreft, als we het over het woonklimaat hebben, voor mensen die van buiten de regio komen. Voorzitter, als wij ons niet richten op mensen van elders, dan kunnen we misschien het hele gebied beter gewoon omploegen en er een andere besteding aan geven, want met name gezien de problemen die in het hele gebied zitten, betekent het als je dat niet doet, dat je eigenlijk altijd aan het invreten bent op andere voorzieningen en andere omgevingsfactoren die van belang zijn. Ook hier geldt overigens, als we het over die mensen uit den vreemde hebben: slechte resultaten uit het verleden bieden ook geen garantie voor de toekomst, dus GS, doe je best en laat zien dat het beter kan. We moeten daar wel veel voor doen. Het gebied moet aantrekkelijker worden, de communicatie naar buiten toe. We moeten de positie van de Blauwestad in de markt zetten, imago-ontwikkeling. Dat moet allemaal beter, op een of andere manier aantrekkelijker worden. Wij vragen ons ook af of je niet meer zou moeten – er zijn al meerdere fracties die dat hebben gezegd – ontwikkelen op wat kleinere gebieden, zodat die kleinere gebieden direct al een leefbaar klimaat opleveren. Het onderhoud is van belang, voorzitter. Ik moet even terug naar die ontwikkeling in kleine gebieden, want wat we hier nu zien in de Blauwestad zijn eigenlijk hele lege gebieden waar hier en daar een huis gebouwd wordt. Voorzitter, we hebben een scope van 40 jaar. Dat zou betekenen dat mensen die daar nu een kavel kopen, het vooruitzicht hebben om 40 jaar lang in een soort bouwput te zitten. Dat zullen we moeten voorkomen. Voorzitter, onderhoud, wegen, groen, daar moeten ook goede afspraken over gemaakt worden met de gemeente Oldambt, hoe we dat doen. Dat moet netjes blijven. Voorzitter, dan de tijdelijke invulling. Wat D66 betreft is dat niet eventueel. We moeten een tijdelijke invulling daar gaan voeren. Voorzitter, nogmaals, een termijn van 40 jaar betekent een gemiddelde leegstand van grond van 20 jaar. Het bestaat niet dat wij gemiddeld 20 jaar grond niets laten liggen doen. We kunnen er allemaal heel mooie zaken voor bedenken, zo mogelijk natuurlijk binnen de doelstelling. Het is al genoemd: kunststruweel, dieren, recreatie is een mogelijkheid en wat ons betreft zou bijvoorbeeld ook een interregionaal festivalterrein een idee zijn, waar niet alleen het NNO en opera’s kunnen worden
24
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 opgevoerd, maar bijvoorbeeld ook de Europese padvindersclub, de Jamboree, bijeen kan komen, misschien ook wel de EO-jongerendag. In ieder geval festiviteiten die bovenregionaal zijn, maar allemaal binnen de doelstelling, voorzitter. En dan, voorzitter, wat we bij Ganzedijk hebben gezien. Daar hebben we eigenlijk gezien dat mensen die in een gebied wonen dat eigenlijk aan het verslechteren is, daar niet eens weg willen. Wat ons betreft zou het zo moeten zijn dat de Blauwestad datgene wordt waar mensen niet weg willen, maar waar mensen graag naartoe gaan. Daar moeten we op inzetten de komende termijn. Dan nog even wat ik van Siemon Reker geleerd heb. Veurzitter! Blaauwestad was meschain n eelsk plan, n stadse frats, mor t mout en zol n pronkjewail worden van ons Grunnen. Loat t biezundere van Blaauwestad bestoan. Meugelkheden zat. Stoadeg deurgoan, nait op hol roaken, roemte veur wulpse architectuur, roemte veur nije bewoners en roemte veur dieverdoatsie. Nait alles mout direct invuld worden. Ontwikkel stok veur stok en neem de tied. Bekiek de braide ontwikkeln van hail Grunnen mit aandere woonplannen. Blaauwestad is van ons aalmoal. D66 wil dat wie as pervinzie fokseln om t plan nait vallen te loaten. Wie binnen der aan begonnen, wie holden kop der veur. Mor, loat t gain twijde Gaanzediek worden. De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Hazekamp, Partij voor de Dieren. Mevrouw HAZEKAMP: Veurzitter! Blaauwestad, wonnen ien ain groot natuurgebied. Dat is leus woarmit in verschaaiden rekloamefolders t wonen ien Blaauwestad aanprezen wordt. Riant wonen aan t wotter. Mor wat vonden de Grunnegers der aigenliek van? Veul Grunnegers zagen t veul anders. t Was n peperduur prestigeproject woar veul kostboare landbaauwgrond veur verzopen is. De groanrepubliek onder wotter, bedould veur rieke stinkerds uut t Westen. Mor zulfs dij wollen der nait wonen. Blaauwestad, doar willen veul Grunnegers dood nog nait vonden worden. Maar, voorzitter, de meeste mensen denken daar tegenwoordig wel iets anders over. Zeker de mensen die nu met heel veel plezier in de Blauwestad wonen. Toch kunnen we niet ontkennen dat het oorspronkelijke concept niet werkt, in elk geval niet zoals het bedoeld was. Tientallen miljoenen euro’s verdwenen intussen uit de provinciekas en slechts 10% van de kavels is verkocht. Maar, voorzitter, wat dan wel? De Partij voor de Dieren wil dat er een verbrede visie op de Blauwestad komt, met inbreng van nieuwe ideeën, maar ook oude ideeën nog eens kritisch tegen het licht houden, zowel ten aanzien van de woonvormen, maar ook ten aanzien van natuur. We zouden willen aansturen op kleinschalige recreatie, duurzaam wonen en zowel tijdelijke alsook blijvende natuur. Voorzitter, de Partij voor de Dieren houdt van het weidse karakter van het Oldambt en ook van het mooie Oldambtmeer. Het zal duidelijk zijn dat als we de kwaliteit van de Blauwestad en van het Oldambtmeer die we nu hebben, willen behouden, we niet moeten inzetten op een heel andere koers – het werd al gezegd: onderploegen en weer andere bestemmingen geven. Wij vinden dat je niet moet inzetten op bijvoorbeeld intensieve landbouw met zijn stank-, licht- en luchtvervuiling, noch op industrie. Voorzitter, wij zouden willen blijven doorgaan op de lijn zoals die in eerste instantie is ingezet, maar die lijn wel een beetje afbuigen. Hierbij zouden we ook nadrukkelijk aandacht willen vragen voor de dieren en ook voor de gevolgen van de ontwikkeling van de Blauwestad voor dieren in de toekomst. Ook ontwikkelingen in positieve zin. Ik zal het even toelichten. Riant wonen aan het water betekent bijvoorbeeld ook dat reeën misschien wel eens aan de pas geplante petunia’s gaan knagen. Dat betekent ook dat er wel eens een muskusrat achter het huis langs zwemt. Daar zouden we niet vreemd van op moeten kijken en dat zouden we ook aan mensen moeten laten weten als ze daar gaan wonen. Voorzitter, de Partij voor de Dieren ziet in de Blauwestad vooral kansen voor senioren. We hebben dat de vorige keer dat we over de Blauwestad hebben gesproken, ook al aangekaart. Wij zien vooral bijvoorbeeld kansen als het gaat om zorgvoorzieningen met nieuwe zorgdomotica erbij, aandacht voor huisdieren en ook aandacht voor meergeneratiewoningen. Dan denken wij bijvoorbeeld aan kangoeroewoningen. Ook dat zal ik niet herhalen wat wij daar de vorige keer over hebben gezegd. Voorzitter, om een gebied aantrekkelijk te houden willen wij niet, zoals D66 dat zojuist voorstelde, inzetten op kleinere gebieden. Wij denken dat, om het gebied aantrekkelijk te houden, tijdelijke natuur een heel goede optie zou zijn. Dit wordt bijvoorbeeld nu gebruikt in Meerstad, er wordt tijdelijke natuur aangelegd. Het is natuur die gewoon voor een aantal jaren ontwikkeld wordt op terreinen die wachten op realisatie van bestemmingen, zoals bedrijvigheid of wonen. De kern van het concept is de beleidslijn tijdelijke natuur en daarbij hoort ook de mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen. Dus die ontheffing biedt de mogelijkheid om tijdelijke natuur kans te geven om zich te
25
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 ontwikkelen – dat is met name interessant voor pioniervegetatie – maar ook om die ontstane natuur op termijn weer weg te halen. Voorzitter, daarnaast willen wij graag de focus op duurzaam bouwen. Vooral in tijden van crisis willen projectontwikkelaars en gemeenten de doelstelling van duurzaam bouwen nog wel eens laten varen. We zien dat nu ook weer met de Crisis- en Herstelwet. Wij vinden eigenlijk dat allerlei eisen die gesteld worden aan bouwprojecten en ook op het gebied van duurzaamheid juist nu heel veel aandacht zouden moeten hebben. Dan zou je kunnen denken aan eigen waterzuivering, energiezuinige woningen, cradle to cradle bouwen, noem maar op. Voorzitter, we denken hierbij niet alleen aan bestaande woonvormen, maar ook aan die nieuwe woonvormen die ik zojuist heb genoemd, zoals de meergeneratiewoningen. Voorzitter, verder vragen wij aandacht voor kleinschalige recreatie, kwaliteit in plaats van kwantiteit, ruimte om te genieten van rust en weidsheid, met aantrekkelijkheid voor fluisterboten, voor fietsers, voor wandelaars. Ruimte daarbij ook voor openbaar vervoer en fietsverbindingen – wat dat betreft zijn wij ook erg blij met de motie van GroenLinks. Alleen dan zal er ook een goed alternatief voor de auto kunnen komen. Nieuwe vaarverbindingen. Er wordt natuurlijk al een aantal aangelegd, maar de waterrecreatie zou daarbij erg gebaat zijn, waarbij wij natuurlijk wel nadrukkelijk aandacht vragen voor bijvoorbeeld beschermde diersoorten zoals de groene glazenmaker. Voorzitter, voor ik afsluit in mijn moederstaal wil ik u nog even geruststellen over Gerda de geit. Gerda heeft haar glans nog niet verloren. Gerda is ook niet ziek, Gerda is niet afgemaakt of geruimd. Gerda is vandaag in Limburg om daar de geiten op een met Q-koorts besmet bedrijf bij te staan. Ze zal hopelijk de volgende vergadering gewoon weer bij ons kunnen zijn. Veurzitter! Terug noar Blaauwestad. Partij veur de Dairen zugt Blaauwestad nait as n dood peerd woar we veur niks aan trekken blieven. Wie zain veuraal kansen, kansen veur nije ontwikkelns. Doarom willen we òfsloeten met n goud Grunnegs gebruuk: nait soezen, kop der veur! De VOORZITTER: Aan u allemaal hartelijk dank voor zowel, in de een of andere vorm, het begin als het eind in het Gronings. Het is volgens mij heel mooi verlopen. Dat heeft met elkaar wel wat meer tijd gekost, want, zoals ik al zei, iedereen heeft zich ook vooral in het Nederlands onderdeel meestal ruim laten inspireren. Een enkeling is binnen de tijd gebleven, maar de meesten hebben in één keer alle tijd verbruikt die er voor de hele dag stond. Desalniettemin zijn wij toe aan het College. Het College is natuurlijk wel in staat om binnen de tijd te blijven. Gedeputeerde De Bruijne heeft het woord. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Veurzitter! Mien moerstaal is Zeeuws, nait t Grunnegs. Mor ik woon al sikkom vatteg joar in dizze pervinzie en ien dij tied heb ik het Grunnegs hail goud leren verstoan. Mor t proaten, dat heb k aigenlek nog nooit doan. En ik wol dat nou ook mor nait doun, want volgens mie is t zo dat as je hier nait geboren binnen en je hebt dij toal nait van hoes oet leerd, dan kist t beter ook mor nait spreken. En Zeeuws, wat ook een heel mooie taal is – maar ik denk dat alleen Annelien dat zou kunnen verstaan – dat wol ik ook mor nait doun, want aans begriepen joe mie weer nait en dat schait ook nait op. Voorzitter, ik ga door in het Nederlands. Ik overigens zeggen dat een aantal samenvattingen in het Gronings buitengewoon treffend – ik verwijs bijvoorbeeld naar de heer Staghouwer – en kernachtig de problematiek en de gestelde kaders neerzet. Volgens mij is dat ook een van de eigenschappen van de Groninger streektaal, dat het geen woord te veel is. Al die andere inbreng was in het Nederlands, ik wil niet zeggen dat dat allemaal te veel woorden waren, dat wil ik niet suggereren. Kenmerkend voor de streektaal was wel de compactheid, om het samen te vatten. Voorzitter, er zijn door sprekers een aantal aspect genoemd. Ik wil ze niet in volgorde van sprekers behandelen maar op een aantal aspecten ingaan die genoemd zijn. De algemene conclusie is dat datgene wat het College in zijn brief heeft voorgelegd aan overwegingen en thema’s door deze Staten breed wordt gedeeld. Ik denk dat de conclusie vooraf zou kunnen zijn, gehoord de Staten, dat er een grote mate van overeenstemming is over hoe wij vanuit de provincie met dit project verder zouden moeten. Er zijn een aantal zaken genoemd, ik wil die graag doorlopen. Duidelijk is dat u allen van oordeel bent dat aan de kwaliteit van het project niet getornd moet worden. Dus de kwalitatieve aspecten zoals die nu gelden en in het plan Blauwestad zijn opgenomen, moeten overeind blijven. Tegelijkertijd is wel aangegeven dat heroriëntatie nodig is als het gaat om bestemmingen en om doelgroepen. Je moet je natuurlijk afvragen in hoeverre dat niet met elkaar in een soort spanning zou kunnen komen. Als het over die doelgroepen gaat, is er door diverse sprekers aangegeven dat de oorspronkelijke groep die met de Blauwestad bereikt zou moeten worden – mensen met een hoog inkomen die in staat zijn om een dure kavel te kopen en daar een flinke woning op te zetten – eigenlijk
26
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 niet bereikt is, dat we daar maar mee op zouden moeten houden. Ook is door veel sprekers aangegeven dat je niet toe moet naar een goedkoper segment woningtypes. Het is misschien goed op dit punt, voorzitter, te kijken wat de stand van zaken is ten opzichte van de tot nu toe verkochte kavels. Daarvan kunnen we constateren dat 50% van de huidige bewoners, ongeveer de helft, afkomstig is uit een straal van minder dan 30 km van de Blauwestad en 50% komt van daarbuiten. Als je dat nog wat nader specificeert, dan is wat duidelijk van buiten de drie noordelijke provincies aan huidige bewoners daar woont, 25%. Je kunt dus niet zeggen dat het bereik van doelgroepen van buiten – want een van de doelstellingen (sic) van het project was dat dat niet is gelukt; ik denk dat dat heel redelijk gelukt is, en ik denk ook dat we één ding moeten blijven doen op dit punt. Dat is: ook – ik zeg nadrukkelijk ‘ook’ – er aan werken om mensen van buiten onze provincie te interesseren voor de Blauwestad en te kijken of er ook mensen van buiten de provincie bereid zijn om daar te gaan wonen. Laten we dat beleid vooral niet laten zitten en laten we ook, als het gaat om het predicaat ‘rijke stinkerds’ en dergelijke, toch ons wat matigen. Ik begrijp dat dat de streektaal was. Laten we ons op dat punt wat matigen. De huidige bewoners van de Blauwestad voelen zich volgens mij niet als zodanig. Het gaat er om dat je wel eraan blijft werken dat je in dat hogere prijssegment – en dat ik ook voor die regio van belang – toch probeert zo veel mogelijk mensen van buiten de directe regio aan te trekken. Er is door een aantal Statenleden gesproken over die bovenregionale invloed op de woningmarkt. De SP heeft daar een motie over ingediend, in de zin van met wie je nu moet overleggen als je je planvorming in de Blauwestad als het gaat om doelgroepen, gaat wijzigen. Ik wijs erop dat de Blauwestad nadrukkelijk onderwerp van gesprek is geweest in het portefeuillehoudersoverleg woningbouw Oost-Groningen, waar de huidige gemeente Oldambt – en daarvoor waren dat de drie voorgaande gemeenten – deel van uitmaakt. Het College heeft schriftelijk – niet alleen mondeling ter vergadering – bevestigd aan het portefeuillehouderoverleg dat wanneer er sprake zou zijn van een beleidswijziging ten aanzien van doelgroepen en woningtypologie, prijsklassen in de Blauwestad, dat niet door de provincie besloten zou kunnen worden zonder goed overleg met de regio. Dan heb ik het dus over het portefeuillehouderoverleg Oost-Groningen. De SP is van oordeel dat je dat provinciaal moet doen. Ik hoorde ook iets van ‘het provinciale woningbouwprogramma’. Ik ken dat programma niet, ik wel de optelsom van regionale woningbouwprogramma’s. We zijn – ook vanuit ons Provinciaal Omgevingsplan – gewend om in regionale afstemming met gemeenten te werken aan woonplannen. Ik begrijp best dat je in een bredere kring dan de regio aan de orde zou kunnen stellen hoe wij omgaan met planvorming op de woningmarkt en met verdelingen van woningtypen en prijsklassen. Ik begrijp heel goed dat dat wellicht een goed gespreksonderwerp zou kunnen zijn. Ik denk ook dat het mogelijk is om daar ook eens met de VGG over te spreken. Dan praat je namelijk over een bovenregionale afstemming. Tot nu toe is dat niet aan de orde in onze provincie. Ik denk dat dat best een goed gespreksthema zou kunnen zijn. Ik denk dat je vanuit het provinciaal niveau dat ook bij de VGG zou kunnen neerleggen, wat iets anders is dan dat ik vind dat u het College zou moeten aanbevelen om motie 4 van de SP aan te nemen. Het College heeft niet zo’n behoefte aan deze motie, omdat die motie erg stellig van karakter is. Wij zijn van oordeel dat het prima is om eens met de VGG op dit thema te gaan spreken, maar ik geloof niet dat wij eenzijdig kunnen vaststellen dat de VGG als gesprekspartner moet worden gezien. Voor een gesprekspartner heb je twee partijen nodig. Er is geen cultuur in onze provincie van bovenregionale afstemming tot dusver. De strekking van de motie van: breng het ter sprake in de kring van de Groninger gemeenten, breder dan de regio, kan het College volgen, wat iets anders is dan het dictum van de motie volledig aanvaarden. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, het stelt zich altijd voor dat ze inderdaad met Jan en alleman en iedereen overleggen, maar je gaat ook toekomstgericht kijken naar mogelijke potentiële aanpassingen. Dat moet ook, want u gaat in de komende 40 jaar bezig met woningbouwaantallen, mogelijke aanpassingen buitenregionaal in die woningbouwoverlegsituaties. U zult in het kader van gewijzigde bestemmingsmogelijkheden binnen de Blauwestad moeten nadenken over potentiële wijzigingen in het POP of ontheffingen die u zult moeten verlenen. We praten over bestemmingsplannen met de betrokken gemeenten, die misschien uitzaaiing zien naar omliggende gemeenten. Dus het lijkt mij heel zinnig dat u dat overleg aangaat, want het kan ook nog wel eens opbrengsten gaan kosten aan de omliggende gemeenten. Vandaar dat wij die motie hebben neergelegd. Ik wil u nadrukkelijk nogmaals vragen – want ik word geacht daarmee te eindigen – om dat toch wel degelijk serieus te nemen, want u ziet wel de zin van de inhoud. Dus wat kan ik er aan doen om die motie aan te passen waardoor zij voor u wel acceptabel zou zijn?
27
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Ja, heer Swagerman, ik kan er niet zo veel meer over zeggen dan ik gezegd heb. Ik heb u aangegeven dat het mij op zich een goede zaak lijkt om in de kring van de VGG – de Vereniging van Groninger Gemeenten – dit thema aan de orde te stellen, die bovenregionale afstemming. Ik heb u daarbij ook gezegd dat het feit dat, zoals u het in de motie voorlegt, het een gesprekpartner moet zijn, het College moeilijk kan aanvaarden, omdat je twee partijen nodig hebt en althans tot nu toe binnen de kring van de Vereniging van Groninger Gemeenten in het overleg daar dit niet echt een thema is. De strekking van het is ook goed om datgene wat je regionaal afspreekt op het gebied van de woningmarkt en de woningbouwplanning, ook op een bovenregionaal niveau bespreekbaar te maken, kan ik met u delen. Dat is iets anders dan dat de VGG imperatief gesprekspartner moet zijn op dit punt. De heer SWAGERMAN: Dat leidt er bij mij toe dat als ik de motie zodanig aanpas dat ik u gaat verzoeken om als tweede gesprekspartner omtrent dit thema de Vereniging van Groninger Gemeenten te gaan benaderen, u dat dan zou accepteren? De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Als u de motie zou formuleren dat de VGG ook door de provincie als gesprekspartner wordt gezien, dan lijkt het mij dat de motie wat ons betreft uitvoerbaar is. Voorzitter, dat wat betreft de bovenregionale afstemming. Er is door een aantal Statenleden nadrukkelijk gekeken naar alternatieve bestemmingen. Dat zou je in je heroriëntatie, in je nieuwe ontwikkelingsvisie mee moeten nemen. Alternatieve bestemmingen op een aantal terreinen zijn daar ook voor aangegeven: recreatie, maar dan wel hoogwaardige recreatie heb ik begrepen. Door veel partijen wordt ook gewezen op zorgvoorzieningen. Het woord ‘ziekenhuis’ is daarbij ook gevallen. Dat las ik ook vanmorgen in het Dagblad van het Noorden. Ik heb in de inbreng van het CDA dat hier niet zo nadrukkelijk beluisterd, maar wel heel duidelijk in de krant gelezen dat het CDA vindt dat het nieuwe ziekenhuis daar op een goede plek zou zijn. Voorzitter, misschien is het goed dat ik aangeef hoe wij op dit moment daarbij betrokken zijn, hoe wij daarmee bezig zijn. U weet dat het St. Lucasziekenhuis, het Ommelander ziekenhuis, op zoek is naar een andere locatie, een nieuwe locatie voor dit ziekenhuis. Wij hebben een bestuurlijk overleg gevormd met de wethouder van de gemeente Oldambt, de heer Zwiers, de voorzitter van de Ommelander Ziekenhuisgroep, de heer Kooimans, en ik. Er is ook een ambtelijke werkgroep gevormd: ons hoofd ruimtelijke planning, het hoofd ruimtelijke ordening van de gemeente en een adjunct-directeur van het ziekenhuis, die ambtelijk bezig zijn. De opdracht aan deze ambtelijke werkgroep is om een aantal mogelijke locaties voor het nieuwe ziekenhuis op het grondgebied van de gemeente Oldambt te onderzoeken, daar de voor- en nadelen van af te wegen en daar een advies over te geven dat in het bestuurlijke overleg besproken kan worden. Daarbij is de locatie Blauwestad één van de locaties die in beeld is om onderzocht te worden. De heer HAASKEN: Het is prima, voorzitter, dat die studie plaatsvindt, maar ik zou dit onderzoek dan toch graag wat breder trekken en daarin ook heel nadrukkelijk meenemen de positie van het ziekenhuis in Delfzijl. Dat ligt weliswaar buiten het Blauwestad-gebeuren, maar in de werking in de regio moeten die beide ziekenhuizen en ook Stadskanaal toch heel nadrukkelijk met elkaar in verband worden gebracht. Ik zou het erg willen aanbevelen bij u. Mijn vraag is of dat wilt meenemen om ook de positie van die beide ziekenhuizen daarin te betrekken. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Ik kan u zeggen dat deze aanbeveling eigenlijk al niet eens nodig is, omdat Ommelander Ziekenhuis Groep zelf zeer nadrukkelijk ook die relaties wil leggen, en overigens niet alleen de relaties met de beide andere streekziekenhuizen, maar ook met het UMCG in de Stad. Dus er is binnen die werkgroep vanuit de Ommelander Ziekenhuis Groep de nodige input. Het zal u duidelijk zijn dat wij als provincie als het gaat om de afweging van dit soort locaties met name kijken naar de ruimtelijke ordeningsaspecten en de aspecten die voortkomen uit ons Provinciaal Omgevingsplan. De heer HAASKEN: Maar, voorzitter, ik heb de indruk dat vanuit het Ommelander ziekenhuis erg sterk gefocust wordt op een nieuw ziekenhuis in Winschoten, terwijl ik ook verneem vanuit de regio Delfzijl dat er toch erg veel onrust is over het bijna ontmantelen van het ziekenhuis op termijn in Delfzijl. Ik heb het vermoeden dat we daar nogal heel riskant bezig zijn om een ziekenhuis op die wijze te laten ontmantelen. We praten over Delfzijl met toch een behoorlijke kern, met een grote haven en een groot industriecomplex. Ik denk dat de aanwezigheid van een ziekenhuis op dit plek erg belangrijk is. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik ga zitten en wat komt er boven tafel? Een bovenregionaal thema gekoppeld aan de Blauwestad. Het wordt door de heer Haasken hier ook bevestigd: het heeft
28
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 invloed. Wat gaan we doen met dat ziekenhuis in Delfzijl en Stadskanaal? Daarnaast weet ik niet of wij zomaar in het POP de mogelijkheid hebben – ik denk het eigenlijk niet – om daar in de Blauwestad maar een ziekenhuis neer te zetten met alle verkeersstromen van dien, want het College neemt stelling over andere zaken, dat zo’n verkeersstroming helemaal niet zou kunnen. Dus dit voedt alleen maar mijn motie! De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Ten eerste, meneer Swagerman, wij hebben ook niet zo veel discussie over de motie, dacht ik. Dus wat dat betreft… Met alle respect voor uw inbreng, ik heb niet de indruk dat ik het zo echt met u oneens ben als het om uw motie gaat. Er zijn duidelijk bovenregionale aspecten aan het project Blauwestad. Ik heb u aangegeven dat wij daar oog voor hebben en kijken binnen welke overlegstructuren wij dat vanuit de provinciale optiek aan de orde moeten stellen. Wat betreft de ziekenhuisdiscussie: ik denk dat wij twee zaken uit elkaar moeten houden. Dat is dat de Ommelander Ziekenhuis Groep een verzoek heeft gedaan aan de gemeente Oldambt en de provincie om betrokken te zijn bij het afwegen en bestuderen van mogelijke locaties voor een nieuwe vestigingsplaats voor het ziekenhuis. Daar zijn we vanuit de afdeling ruimtelijke plannen, vanuit onze RO-verantwoordelijkheid, bij betrokken. Daarbij tegelijkertijd – maar dat is wel via een andere portefeuille – ben ik betrokken bij de discussie en bij de bewegingen die er zijn in onze provincie als het gaat om de ziekenhuiszorg. Binnen die inhoudelijke kaders wordt er natuurlijk door de Ommelander Ziekenhuis Groep beleid gevoerd ten aanzien van de bij haar behorende ziekenhuizen, te weten Delfzijl en Winschoten. Als het gaat om de afweging van mogelijke locaties kiest de provincie natuurlijk wel voor de invalshoek die daarbij past. Dus los van hoeveel of hoe weinig specialismen daar zouden moeten komen, dat is primair de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis zelf. Wij stimuleren het overleg in de regio met de overige streekziekenhuizen en met de Stadziekenhuizen en wij zijn er ook bij betrokken, maar de ruimtelijke afweging ‘waar is een adequate vestigingsplaats voor de wens van de Ommelander Ziekenhuis Groep om het ziekenhuis in Winschoten te verplaatsen?’, die ruimtelijke afweging moeten we wel onderscheiden van beleid – wat overigens een autonoom beleid is van de Ommelander Ziekenhuis Groep – ten aanzien van de ziekenhuiszorg zelf. De heer HAASKEN: Wij verzoeken u om in te gaan op de onrust die daarover is in Delfzijl. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, ik vind dit niet het onderwerp van discussie van vandaag. Dat staat volstrekt los, vind ik, van waar wij vandaag met elkaar over spreken. De heer HAASKEN: Akkoord, maar dan gaat u er misschien toch te gemakkelijk aan voorbij. De discussie wordt opgeroepen en u gaat er zelf op in. U hebt het over een locatie voor een nieuw ziekenhuis en die discussie speelt. Ik geef aan dat er daarover in Delfzijl onrust is en u weet dat ook. Mijn verzoek aan u blijft toch staan om daar op in te gaan. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, de locatie van het ziekenhuis wordt niet door mij opgeroepen, maar is ook opgeroepen door een aantal sprekers heden morgen. Het aspect van de inhoud van de zaak van wat er in dat nieuwe ziekenhuis gebeurt en hoe zich dat verhoudt tot Delfzijl, is een aspect dat u naar voren brengt, met alle respect. Ik heb u aangegeven dat dat wel twee verschillende zaken zijn en dat wij het hier hebben over de ruimtelijke aspecten van een mogelijke nieuwe vestigingsplaats voor het Winschoter ziekenhuis. Op die ruimtelijke aspecten ben ik ingegaan. Die andere aspecten, vind ik, regarderen met name de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid. In die commissie hebben wij het er ook over. Ik ben niet alleen bereid, het is ook mijn taak, om desgevraagd daar ook antwoord op te geven, maar ik vind dat we ons nu zouden moeten beperken tot de ruimtelijke aspecten van in dit geval het vraagstuk van verplaatsing van het ziekenhuis Winschoten. De heer BROUNS: Voorzitter, dat was het punt waarop ik wilde reageren, zojuist al. Ik neem aan dat de gedeputeerde als het gaat om die afweging van die nieuwe ontwikkelingsvisie voor de Blauwestad en de mogelijkheden voor een ziekenhuis daarin – en wat wij trouwens hebben aangegeven: veel meer dan het ziekenhuis om te kijken of je daar een lifestyle-cluster kunt creëren die toegevoegd waarde heeft en ontwikkelingen in gang zet – dan niet alleen planologische overwegingen leidinggevend zijn, maar dat je echt vanuit de ontwikkelingsvisiegedachte dat benadert. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Uiteraard, uiteraard. Maar ik hoop niet dat ik u de indruk heb gegeven dat ik dat niet zou vinden. Er zijn twee aspecten: a) ‘is in een ruimtelijke afweging de locatie Blauwestad aanvaardbaar, heeft dat een voorkeur met betrekking tot de vestiging van een
29
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 ziekenhuis?’ – een ruimtelijke afweging; 2) past het ook in de nieuwe ontwikkelingsvisie? Beide afwegingen moeten natuurlijk gemaakt worden, dat ben ik volstrekt met u eens. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, ik hoor een voor mij nieuw woord. Ik zou dat graag toegelicht willen hebben: lifestyle-cluster. Ik woon in Groningen-Zuid en ik heb het gevoel dat wij met onze buren ook een lifestyle-cluster hebben, maar ik wil u niet vervelen met hoe dat er uitziet. De VOORZITTER: De heer Brouns gaat dat uitleggen. De heer BROUNS: Wat zit er in het hele lifestyle-gebeuren? Dat is verwant aan de gezondheid, daar zullen zorgverzekeraars heel veel mee bezig zijn. Wat zit daar in? Daar zit in: leer mensen hoe ze gezond moeten eten, gezonde voedingspatronen, wees daar actief mee bezig, mensen op een goede manier in beweging krijgen, al dat soort zaken valt in zo’n cluster. Daar zit wellicht werkgelegenheid in. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik zou even terug willen komen op het ziekenhuisspreidingsbeleid. We hebben een Provinciaal Omgevingsplan aangenomen en geprobeerd daar ook welzijn en zorg in te verweven, een soort integrale denkwijze. Moet ik nu de inbreng van het College zo zien dat zij echt een functionele scheiding tussen ruimtelijke ordening en zorg willen aanbrengen en die vermenging ook niet wensen? Met andere woorden: moeten wij er van uitgaan dat, stel dat het Ommelander ziekenhuis met een bovenregionaal ziekenhuis met allerlei specialismen wil gaan investeren, Gedeputeerde Staten dat niet met hun ruimtelijke middelen willen voorkomen teneinde een aantal andere ontwikkelingen in Delfzijl dan wel Stadskanaal tegen te gaan? De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): U stelt het nu heel scherp. Als u het zo scherp stelt – want dan praten we natuurlijk wel in een soort als-situatie: als het ziekenhuis een beleid zou voeren, op een vestigingsplaats dingen zou doen, specialisaties samenvoegen waarvan je vanuit je inhoudelijke visie als provincie zou zeggen: dat vinden wij niet wenselijk – dan is uw vraag, als ik u goed begrijp: zou u dat met ruimtelijke middelen willen tegenhouden? Ik denk dat je dan zou spreken van détournement de pouvoir en dat dat niet zou kunnen. De heer VAN DER PLOEG: Dat verstond ik niet. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Dat is Frans. We zijn toch met taal bezig vandaag. Dat is het gebruiken van je bevoegdheden als overheid op het ene terrein om iets op een ander terrein te voorkomen of tegen te gaan. De heer VAN DER PLOEG: Daarom begon ik ook met spreidingsbeleid en de relatie met ruimtelijke ordening. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Wij hebben in ons Provinciaal Omgevingsplan verbindingen gelegd tussen welzijn, zorg en ruimtelijk beleid. Waar wij die verbindingen daadwerkelijk kunnen bereiken, zullen we het doen. Maar u moet zich wel realiseren dat, als we praten over het beleid van in dit geval de Ommelander Ziekenhuis Groep en de positionering van ziekenhuisspecialisaties ten opzichte van de regio, dit een autonoom beleid is van de Ommelander Ziekenhuis Groep en dat de toets daarvan niet bij de provincie ligt, maar bij de inspectie, bij de Ziekenhuisraad, bij het zorgkantoor, bij allerlei instituties die in het kader van de financiering en de doelmatigheid en de kwaliteit van de ziekenhuiszorg in ons land figureren. Daar horen wij als provincie niet bij. Op het moment dat de Ommelander Ziekenhuis Groep in de positionering van allerlei specialisaties de wind mee heeft als het gaat om diegene die daarover gaan, dan zullen wij als provincie niet in staat zijn om het ziekenhuis te bewegen tot een ander beleid, laat staan dat wij onze ruimtelijke instrumenten mogen gebruiken om dat wel te bewerkstelligen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij gebruiken ruimtelijk beleid onder andere door economische clusters te maken. Dat is wel een voorbeeld van niet uitsluitend ruimtelijk zo beperkt kijken zoals u nu doet voorkomen. Het is wel degelijk zo dat wij erop letten dat waar bepaalde activiteiten ontstaan, het niet bijt met activiteiten – althans niet zodanig bijt dat je daar maatschappelijk last van hebt – die elders plaats vinden. In dit licht kun je dit natuurlijk ook uitstekend meenemen.
30
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, ik denk dat wij een beetje langs elkaar heen praten. Als het gaat om vestigingsfactoren – overlast, milieu, natuur, et cetera – dan is het duidelijk dat, als het gaat om een vestigingsplaats voor een ziekenhuis, die factoren spelen. Die spelen in het provinciaal ruimtelijk beleid. Die zijn ook handhaafbaar. Als het ziekenhuis een locatie kiest die voldoet aan alle voorwaarden die je ruimtelijk gezien kunt stellen – ruimtelijk ook in brede zin: rekening houdend met milieu, met natuur, met ecologie, met overlast, noem het hele rijtje maar op –, dan is ons ruimtelijk instrumentarium verder niet toereikend. De heer DE VEY MESTDAGH: Dan begrijp ik niet waarom u het Factory Outlet Center verbiedt op een industrieterrein. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Dat is een discussie die wij thans niet moeten voeren, want die discussie is gevoerd. Daar heeft het College zich duidelijk over richting de Staten verantwoord. Het is niet altijd mogelijk, de heer De Vey Mestdagh, om het met iedereen eens te worden. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik heb de positie van de provincie goed begrepen naar aanleiding van de woorden van de gedeputeerde, maar we zijn hier natuurlijk volksvertegenwoordigers en komen op voor de burgers hier in deze provincie. Dat is een element dat een rol moet spelen in de discussie. Wel degelijk kan de provincie in een coördinerende rol de gesprekken aangaan en aandacht vragen voor juist dit thema. Als daarbij op een gegeven moment in de gesprekken ook de ruimtelijke aspecten mee naar voren komen, dan zal mij dat niet verbazen. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Nee, maar meneer Van der Ploeg, ik heb u geprobeerd te zeggen dat dat punt – wat is er aan de hand en wat zijn verstandige besluiten die partijen in het veld moeten nemen ten aanzien van de ziekenhuiszorg in onze provincie – een aangelegenheid is die onze volle aandacht heeft en waarin wij frequent met partijen om de tafel overleggen en onze invloed op dat punt proberen aan te wenden. Ik heb alleen aangegeven dat ik vind dat we in het kader van dit dossier die inhoudelijke discussie over de ziekenhuiszorg vanmorgen niet zouden moeten voeren. Maar als de voorzitter het mij toestaat en u wenst dat als Staten, wil ik ook daar graag op ingaan. Het is absoluut niet zo… De VOORZITTER: Nee, wacht even, niet via tussenzinnen gelijk de volgende route nemen. Het is duidelijk dat naar voren is gebracht en dat aan de orde is geweest de vraag: kan daar mogelijk een ziekenhuis komen? Dat speelt. Het is ook duidelijk dat er een inhoudelijke afweging bij speelt die breder is dan alleen maar de vraag Blauwestad. Dan hoort die thuis in de commissie waar die speelt. Daar moet dat debat verder doorgezet worden. Maar ondertussen is het ook eentje die relevant is voor de wensen en ideeën die geopperd zijn bij Blauwestad. We beperken ons nu even tot de Blauwestad. Daar hebt u op dit punt voldoende over gezegd. U mag nu voortgaan met uw betoog. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, dan wat betreft de opmerkingen die te maken hebben met de woningbouw zelf. Er is gepleit om het thema energie en duurzaamheid als het gaat om de woningbouwontwikkeling nadrukkelijk mee te nemen in de ontwikkelingsvisie. Ik denk dat het College dat graag zal onderstrepen. Een ander punt is de financiële ruimte. Er is in moties ook door anderen al aangegeven dat de ontwikkelingsvisie binnen de financiële kaders die door de Staten zijn vastgesteld op 16 december vorig jaar. Niet alle partijen hebben dat gezegd: GroenLinks, de Partij voor de Dieren en de Partij van het Noorden namen daar wat afstand van. Duidelijk moet zijn dat het College de financiële kaders zoals die er liggen – dat heeft het College ook in zijn brief aangegeven – beschouwt als richtinggevend, als bepalend voor de herontwikkelingsvisie. Dat kan natuurlijk leiden tot het niet kunnen voldoen aan alle wensen die je in zo’n ontwikkelingsvisie formuleert. Een van de wensen die hier vanmorgen zijn neergelegd, is de fiets/voetverbinding met de kern Winschoten – de Blauwe Loper of hoe die ook heten mag. Daar hangt natuurlijk wel een financieel plaatje aan. Ik vind wel dat we het mee moeten nemen. Het zou qua ontsluiting voor het gebied een uitstekende toevoeging zijn, maar we moeten ons wel realiseren dat daar een financieel plaatje aan hangt. Dat moet dan wel in het geheel passen. De tijdelijke functies. Het CDA heeft daarvan nadrukkelijk gezegd: tijdelijk is tijdelijk. Dat is duidelijk, anders is het geen tijdelijke functie. Er wordt verschillend gedacht over het aspect van natuurontwikkeling. Er is gepleit voor tijdelijke natuur, dat lijkt mij op zich een prima optie. Tegelijkertijd is er – en dat moeten we toch wel meenemen – gewaarschuwd voor: als je daar met tijdelijke natuur begint, loop je dan niet het risico dat die tijdelijke natuur blijvend moet zijn vanwege allerlei
31
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 natuurwaarden en andere voorschriften die dan bereikt zijn? Dat spanningsveld, dat knelpunt nemen we mee. Het is wel heel duidelijk dat we zo creatief mogelijk moeten zoeken naar tijdelijke invulling van delen van het plangebied. Daar is een aantal suggesties voor gedaan: een festivalterrein, tijdelijke recreatieve voorzieningen. Er werd ook gezegd: als het College goed luistert, dan zijn er al goede ideeën genoemd. Het College heeft goed geluisterd. We schrijven ze op en we nemen ze mee in de afweging en in datgene wat we nog met partijen in het veld bespreken ten aanzien van de ontwikkelingsvisie. De heer ZANEN: Ik heb toch de indruk dat u bij de afweging van nieuwe ideeën omtrent Blauwestad alleen op de financiële kant gaat zitten. Dat kan toch niet zo zijn? We praten inderdaad over het hele project Blauwestad. Wat laat de gedeputeerde prevaleren, alleen de financiële kant of de ontwikkelingsmogelijkheden van Blauwestad? De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, ik constateer dat, als ik het goed beluisterd heb en anders hoor ik dat in tweede termijn, de meerderheid van de Staten van oordeel is dat de ontwikkelingsvisie binnen de gestelde financiële kaders moet blijven. Daar zal het College zich aan houden. Wij zullen dus zo creatief mogelijk binnen de financiële mogelijkheden die we hebben uitgezet, binnen dat financiële kader, kijken naar alternatieve ontwikkelingsmogelijkheden en tijdelijke voorzieningen. Een belangrijk punt dat genoemd is, is het betrekken van bewoners. U hebt begrepen dat de contacten met de bewoners er zijn, dat de bewoners ook in het samenstellen van de ontwikkelingsvisie nadrukkelijk een rol vervullen. Wij bespreken met hen de conceptvisie, leggen die ook daarna nog een keer voor, dus houden de bewoners vrij dicht bij de planvorming. Dat doen wij overigens ook met de ondernemers van het lint en met nog een aantal stakeholders, ook bewonersorganisatie buiten de Blauwestad zelf, vertegenwoordigingen van delen van de gemeente direct buiten de Blauwestad worden ook nadrukkelijk meegenomen en uitgenodigd om met ons mee te spreken. Het versterken van de relatie met de gemeente. Het moet duidelijk zijn dat wat ons betreft deze ontwikkelingsvisie een coproductie is van de provincie en de gemeente Oldambt. Een coproductie betekent dat dat een stuk is waar je consensus over hebt en wat je deelt met elkaar. Wij zijn ook direct vanaf het ontstaan van de gemeente per 1 januari jongstleden om de tafel gegaan en de door het College aangewezen wethouder die de Blauwestad in portefeuille heeft en ik spreken elkaar bijna dagelijks. Imago, communicatie. Er is een opmerking gemaakt over de marketing. Is dat wel goed gedaan in het verleden, kan dat niet beter? Ik denk dat het een belangrijk aspect is dat we een goede marketingstrategie ontwikkelen voor de wijze waarop we de ontwikkelingsvisie in de werkelijkheid willen wegzetten, aan willen werken, dat we dat moeten doen met een goed marketingplan. Ik vind ook dat dat onderdeel zal moeten uitmaken van die ontwikkelingsvisie, of in ieder geval moet er in een bijlage bij de visie aandacht aan besteed worden op welke wijze de uitwerking, ook communicatief en qua marketing, zal gaan plaatsvinden. Ten slotte de moties. Ik constateer dat de meeste moties sporen met datgene wat wij ook als College hebben aangegeven in onze brief, waarin wij een aantal overwegingen en thema’s hebben genoemd. Moties 1 en 2 zijn een aanscherping, een bevestiging, van datgene van wij als College in onze overwegingen al hebben aangegeven. We zijn als College wat deze moties betreft dan ook graag bereid en we zien ook mogelijkheden om de daarin gestelde kaders zo goed mogelijk te verwerken in onze verdere aanpak van de ontwikkelingsvisie. Motie 3 van de SP gaat over de nieuwe aanbestedingen. Ik denk dat het uitgangspunt dat u stelt in deze motie, zeker door het College wordt gedeeld. Kort samengevat: koop Groninger waar dan helpen wij elkaar. Dat moet duidelijk zijn. Bij interruptie is al even gewezen op de aanbestedingsregels. Als wij deze motie zo moeten lezen – en wij kunnen haar niet anders lezen – dat wij binnen het bestaande regime ten aanzien van aanbestedingen ernaar streven om werkzaamheden die in de Blauwestad uitbesteed moeten worden zo veel mogelijk weg te zetten bij bedrijven binnen de provincie of de regio, dat uitgangspunt kunnen wij met u delen. De heer SWAGERMAN: Ik wil nu alvast vertellen dat ik iets aan het dictum van deze motie ga wijzigen en dan hoop ik dat dat kan leiden tot belangstelling. Ik ga er vanuit dat die wijziging leidt tot een wat makkelijkere acceptatie.
32
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Op motie 4 ben ik ingegaan. Motie 5 lijkt ons geen conflicten op te leveren met datgene wat we qua uitgangspunten met u delen. De Partij van de Arbeid heeft in haar verhaal ook de vinger gelegd bij het ontwikkelen van de nieuwe visie voor het dorp. Ik vind dat wel een specifiek punt. Ik kan u zeggen dat dat wat ons betreft ook alle aandacht heeft, sterker gezegd: wij denken dat, als je praat over een herontwikkelingsvisie van de Blauwestad, je heel nauwkeurig en zorgvuldig moet kijken naar de positie van het dorp en datgene wat wel en niet binnen dat dorp ontwikkeld kan worden. Ik vind ook dat we daarin met name de relatie met de gemeente Oldambt heel sterk moeten leggen, dat het primair aan de gemeente Oldambt om richtinggevende uitspraken te doen als het gaat om het type voorzieningen dat zij in het dorp van de Blauwestad wenselijk achten in relatie tot voorzieningen in de Ring en buiten de Blauwestad. Ik vind dat daar de gemeente ook primair richtinggevende uitspraken voor zou kunnen doen. De heer HAASKEN: Voorzitter, even voor mijn begrip, betekent het nu dat in de beantwoording de heer De Bruijne, het College, moties 1, 2 en 5 heeft overgenomen? De VOORZITTER: Het woord ‘overnemen’ gebruikte hij niet. ‘Positief tegenover staat’, ‘geen bezwaar tegen’. De heer HAASKEN: De heer De Bruijne knikt, maar waar knikt u op. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Ik knik op de woorden van de voorzitter. De heer HAASKEN: Dus het is ‘geen bezwaar tegen’, maar dat is niet hetzelfde als ‘overgenomen’. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Volgens mij is dat een bestuurlijk technisch probleem. Ik kan u zeggen dat het College zich van harte zal inzetten om de strekking van deze moties zo goed mogelijk te vertalen in de ontwikkelingsvisie. De VOORZITTER: Maar mits ze aangenomen worden. U moet hier nog gewoon over die moties stemmen. Er is om een uur schorsing gevraagd, met name door de CDA-fractie. Dat wil ik toestaan, dan hebt u ruim ruimte voor overleg als u daar behoefte aan hebt. Ik constateer op basis van de reactie van het College die de moties 1, 2 en 5, waarvan ik me even afvroeg of er nog tegenstrijdige elementen in zitten, blijkbaar door het College als in elkaars verlengde en ondersteunend gezien worden. Dus dan maak ik mij verder geen zorgen bij de stemming straks over de vraag of er nog tegenstrijdige elementen in zitten, tenzij iemand mij daar alsnog op wijst. Motie 3 en motie 4 worden nog aangepast. Ik schors de vergadering. De vergadering is geschorst van 12.55 uur tot 14.00 uur. De VOORZITTER: De PvdA heeft 5 minuten gesproken en had 5 minuten voor het totaal, heeft 0 minuten over en krijgt nu 2 minuten spreektijd erbij. Mevrouw SCHALIJ: Voorzitter, dank u wel. Het is voor ons heel duidelijk dat het om twee categorieën gaat. De eerste betreft de kaderstelling: wat zijn de kaders, wat is de basis, wat is de toetssteen voor een verdere ontwikkeling. De tweede betreft de richtinggevende afspraken die we maken of de uitspraken die we doen die te maken hebben met wat je allemaal kunt doen, wat voor ideeën er zijn, wat voor onderzoek je gaat doen, hoe je acquisitie gaat bedrijven en wat er allemaal meespeelt en dat is een zaak voor nadere uitwerking en ontwikkeling, zowel van de provincie als van de gemeente als van de mensen die daar wonen als van de bedrijven die geïnteresseerd zijn. We zien wel welke keuzes GS in eerste instantie maken bij de concept Ontwerpvisie. Dan ga ik naar de moties toe. Motie 1. De heer HAASKEN: U geeft in tweede termijn wat meer ruimte dan u in uw motie neerlegt. Daar ben ik wel blij om, want bij de motie staat nadrukkelijk: ‘Bij herontwikkeling wordt uitgegaan van de oorspronkelijke stedenbouwkundige en het landschappelijke ontwerp.’ Dat zou belemmerend kunnen zijn. Hoe ziet u dat nu? Mevrouw SCHALIJ: Dat begrijp ik. Ik begrijp dat het CDA ook wat moeite heeft met deze formulering. Wat hiermee bedoeld wordt is niet meer en niet anders dan dat het landschappelijk en stedenbouwkundig ontwerp dat daar is toegepast, is uitgewerkt. Dat heeft vorm gekregen in de
33
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 gebieden zoals ze daar liggen. Daar is de hele infrastructuur op gebaseerd: alle wegen, alle bruggetjes, steigertjes en steigers en wat er allemaal nog verder bij hoort, ligt daar. Wanneer je nu een grote ingreep op dit punt gaat doen en het hele ontwerp zodanig gaat veranderen dat het oorspronkelijke ontwerp tot grote moeilijkheden en kapitaalvernietiging leidt, omdat een stuk van de infrastructuur dan ook niet meer bruikbaar is... daar zouden we erg op tegen zijn. Afgezien van het feit dat het hele ontwerp daar zo zorgvuldig historisch, geografisch en qua landschap is neergelegd, zou het vreselijk jammer zijn als we daar nu doorheen gaan kruisen. Het betekent wel dat er binnen deze formulering genoeg ruimte zit om te kijken hoe we die kavels misschien anders kunnen groeperen, wat we nog meer aan wensen hebben, wat we kunnen doen met tijdelijke natuur om het aan te kleden of hoe we verder kunnen gaan met die voorzieningen. Dus binnen het kader dat je geen grote veranderingen aanbrengt in het ontwerp, kan je nog heel veel dingen gaan doen. De VOORZITTER: Even één moment. Ik begrijp dat dit een interessant onderdeel is van de beraadslaging, omdat er verschillende opinies over zijn. U geeft een nadere interpretatie van uw motie. U wijzigt de motie niet, begrijp ik hieruit. Mevrouw SCHALIJ: Op dit punt niet, maar het is zo dat wij wel de motie van GroenLinks ondersteunen die dit punt wat nader uitwerkt en daar is die ruimte inderdaad heel duidelijk aangegeven. De heer HAASKEN: Waarbij u het nog meer specificeert op het onderwerp ‘kapitaalvernietiging’. Mevrouw SCHALIJ: Dat mag je zeker wel zeggen, ja. De heer SWAGERMAN: Ik heb daar één aanvullende vraag over. In de commissie heeft u het interessante idee geopperd niet om kavels te gaan hergroeperen, maar om kavels te gaan variëren in grootte. Betekent het dat u van dat onderwerp bent afgestapt en daarom deze wat striktere begrenzing daar aanbrengt, aangezien verkleining van kavels volgens mij tot gevolg heeft dat de infrastructuur wordt vernietigd. Mevrouw SCHALIJ: Meneer Swagerman, ik heb proberen uit te leggen dat het dat niet hoeft te betekenen en dat de kavels blijven zoals ze nu zijn en dat er ook een aantal argumenten zijn om die kavels anders te groeperen en bijvoorbeeld de mooie plekken en wat grotere kavels interessanter te maken, ook in prijs. Dat kan ook betekenen dat je misschien in sommige kavels wat differentieert en dat die wat kleiner uitvallen en op minder mooie plekken liggen. Dat is natuurlijk iets dat nauwkeurig bezien moet worden, want voor je het weet ga je zúlke kleine kaveltjes aanleggen en komt er dergelijke woningbouw op dat het wel concurrerend wordt met woningbouw elders, en we wilden juist daar een bijzonder, exclusief woongebied hebben. In die zin zal er iets meer differentiatie zijn, want sommige gebiedjes zijn gewoon niet mooi, sommige kavels vallen wat kleiner uit – dat is nu eenmaal zo. Maar dat zal eerder uitzondering zijn dan regel. De heer BROUNS: Dank u voorzitter. Ik ben blij met de toelichting die er gekomen is op punten in de motie, want met de PvdA zijn wij van mening dat je publieke investeringen niet zomaar weg moet gooien. Dat is kapitaalvernietiging, een desinvestering. Ik ben blij dat u aangeeft dat er wel degelijk andere bestemmingen plaats kunnen vinden. Je kunt kijken naar andere functies dan wonen. Dat zit ook in onze eigen motie, motie 2. In dat kader heb ik nog één aanvullende vraag. Stel, er komt een particuliere partij die werkelijk tot een andere kavelinrichting, een andere bestemming of een andere functie-invulling wil komen en er moet toch een klein deel van de publieke infrastructuur aangepakt worden om dat mogelijk te maken en de private partij zegt dat in haar totale ontwikkelingsplan mee te nemen en voor de kosten op te draaien. Op dat moment is het geen desinvestering maar een diepte-investering. Die ruimte zit, neem ik aan, in deze motie? Mevrouw SCHALIJ: Ik vind dat overal overleg over moet zijn, dus als zij met een hele mooie propositie komen, zie ik niet in dat daar niet serieus door de publieke partijen naar gekeken wordt en over gesproken wordt, om te zien in hoeverre dat een grote verbetering is voor het gebied. De heer BROUNS: Bedankt. Dan is ook dit punt voor ons helemaal duidelijk en zou ik de suggestie willen doen om het woordje ‘oorspronkelijk’ in die zin nog te schrappen, als dat kan. Mevrouw SCHALIJ: Kunt u akkoord gaan met een zinsnede zoals die er nu ligt?
34
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010
De heer BROUNS: Bij voorkeur met het woordje ‘oorspronkelijk’ doorgestreept, dan loopt de rest van de zin door. De heer SWAGERMAN: Terugkerend op dicta en wijzigingen. Ik denk dat ik toch moet constateren dat er bij verschillende moties en verschillende dicta, diverse stellingnamen zijn. Ik zou namelijk als SP wel kunnen leven met de motie van de PvdA als er in die motie inhoudelijk wordt gezegd wat u nu als toelichting geeft op die motie. Want als u formeel vast gaat houden aan die motie – dat is hetzelfde als wat het College wel eens doet – dan staat het er gewoon niet en kunt u ons eventueel ook gewoon het bos in sturen. Mevrouw SCHALIJ: Wij zullen uw opmerking meenemen in een volgende schorsing, meneer Swagerman. De heer BROUNS: Voorzitter, als ik het mij goed herinner, dan maken de beraadslagingen onderdeel uit van de handelingen en van hoe een motie naar GS moet worden uitgelegd, dus dan is het spanningsveld dat de heer Swagerman aangeeft, volgens mij niet aanwezig. De VOORZITTER: Dat is correct. Je kijkt altijd naar het geheel van de context en wat er gezegd is in de toelichting, waarbij de indiener altijd degene blijft die in zekere zin bepaalt wat er bedoeld is. Die tekst zit met name in de Handelingen en daarmee wordt wel duidelijk waar mensen voor en tegen stemmen. Gaat u voort. Mevrouw SCHALIJ: Dank u wel, voorzitter. Nu is het zo dat wij met onze motie, motie 1, wel een kleine aanpassing hebben gemaakt. Dit nadat we in de wandelgangen uitvoerig met een aantal andere partijen hebben gesproken. Wij vonden dat wij een aanvulling konden doen op onze oorspronkelijke motie en we hebben hier nu een nieuwe versie voorliggen. Het gaat om het derde puntje van de kaderopsomming. De VOORZITTER: De gewijzigde motie 1 luidt nu als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 maart 2010, kennis genomen hebbende van: de brief van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 22 januari 2010 betreffende de Start Ontwikkelingsvisie en Samenwerkingsovereenkomst Blauwestad constaterende dat: Provinciale Staten op 16 december 2009 bij motie hebben uitgesproken een kaderstellende rol te willen vervullen bij het formuleren van uitgangspunten die moeten leiden tot de invulling van een geactualiseerde ontwikkelingsvisie Blauwestad, besluiten de volgende kaders vast te stellen voor de herontwikkelingsvisie Blauwestad: de oorspronkelijke doelstelling van Blauwestad: het gebied een sterke kwaliteitsimpuls geen om daarmee de sociaaleconomische situatie in het gebied te verbeteren, blijft leidend; bij herontwikkeling wordt uitgegaan van het oorspronkelijk stedenbouwkundig- en landschappelijk ontwerp; veranderingen in de herontwikkelingsvisie dienen binnen de door de Staten op 16 december 2009 vastgestelde financiële uitgangspunten te blijven, waarbij geen mogelijkheid onbenut wordt gelaten om budgettair in te verdienen op het genomen boekhoudkundig verlies; de ontwikkeling van Blauwestad dient te gebeuren in samenhang en afstemming met de gehele ontwikkeling van de nieuwe gemeente Oldambt; de ontwikkeling van Blauwestad dient onderdeel te vormen van een brede regionale gebiedsvisie, waarin onder andere afstemming op het gebied van de woningmarkt, verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: om bij de invulling van een herontwikkeling Blauwestad uit te gaan van bovengenoemde kaders, en gaan over tot de orde van de dag.”
35
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010
Mevrouw SCHALIJ: Bij de motie van het CDA hebben wij op bepaalde punten wel vraagtekens, onder andere bij het derde punt, waar staat: ‘Waar sprake is van andere functies, zowel van tijdelijke als van permanente aard.’ Daarbij vragen we ons af wat het probleem is met de rest van de opmerking over het tijdelijke karakter van een en ander. Of dat, wanneer je tijdelijk dingen toepast, zo sterk een permanent gevolg kan hebben dat we daarmee in de problemen zouden kunnen komen. Het is, dachten wij, planologisch gezien helemaal niet zo’n probleem om tijdelijke natuur toe te passen en daar ook de bijpassende regelgeving te verzorgen, zodat het duidelijk is dat die tijdelijke natuur op een bepaald moment weer kan verdwijnen als daar weer andere functies mogelijk zijn. Wat betreft de geest van de motie... De heer HAASKEN: Voorzitter, dit punt roept vragen op, want we hebben het opgespoten terrein gehad in de Eemshaven. Er is jaren vrij weinig onderhoud gepleegd – we praten over een industrieterrein – en vervolgens kan dat worden ingevuld conform de bestemming die er ooit aan is gegeven waarbij dan blijkt dat er toch wel natuurwaarden zitten. Moet dat ten koste van heel veel geld worden gecompenseerd? Wat wilt u met betrekking tot dit punt in de Blauwe Stad? Wat moet er volgens u gebeuren op het moment dat er daar waar tijdelijke voorzieningen/natuur kunnen worden gerealiseerd en die bestemming kan worden ingeroepen zoals wij dat conform het dan geldende bestemmingsplan, bijvoorbeeld woningbouw, zouden wensen, natuurwaarden aanwezig zijn die moeten verdwijnen ten gunste van die bestemming? Moet dat gecompenseerd worden? Mevrouw SCHALIJ: Ik weet niet of de tijd het toelaat om hier een hele interessante discussie over op te zetten. Het is jammer dat wij dat in de commissie niet wat meer hebben gedaan toen dit punt daar op de agenda stond. Toen ontbrak de hele VVD-fractie. Maar, terugkomend op uw opmerking, het is nu eenmaal zo dat er, waar wij op dit moment woningbouw hadden gepland, door de recessie en de stagnatie op de woningmarkt is te voorzien dat daar een achterstand ontstaat in het ontwikkelen van de woongebieden en dat het binnen de algemene doelstelling die wij hebben voor de Blauwe Stad heel belangrijk is dat daar ook economische doelen aan de orde zijn – dat we kijken of daar nu een andere bestemming aan gegeven kan worden, in die zin dat je daar tijdelijke voorzieningen en tijdelijke natuur neerzet. Dat gebeurt op het ogenblik overal in het land. Op een gegeven moment, als er wel weer interessante proposities zijn om de woningbouw daar weer op te vatten – want dat blijft toch een heel belangrijk uitgangspunt, ook binnen de algemene doelstelling – dan moet die discussie weer opnieuw worden gevoerd. Maar, het moet middels de regelgeving in principe mogelijk zijn dat je op dat moment de oorspronkelijke bestemming weer kan oppakken. Als daar hele bijzondere natuurzaken ontwikkeld zijn, is dat, denk ik, een vraagstuk dat de generatie die het betreft, maar moet oplossen. De heer HAASKEN: Dus u zegt feitelijk dat dan toch natuurcompensatie noodzakelijk is. Mevrouw SCHALIJ: Ik laat me niet zo stellig uit. Het kan heel wel zijn dat de tijdelijke voorzieningen een dermate interessante ontwikkeling blijken te zijn, dat men in het algemeen zegt van: hier maken wij permanente van. Dat kan. Ik kan niet in de toekomst kijken en ik weet niet of u het kunt, maar in principe moeten we gewoon kijken hoe de generatie die dan met de Blauwe Stad bezig is, ertegenover staat. De heer HAASKEN: Dat is helder, dank u wel. De VOORZITTER: Gaat u voort en rondt u af. Mevrouw SCHALIJ: Dat was motie 2. Wat betreft motie 3 van de SP over de aanbestedingen, hadden we eerst als aarzeling de vraag hoe dat dan zit; je hebt te maken met Europese regels in deze zaak. Maar met het antwoord van de gedeputeerde kunnen we heel goed leven en uiteraard zijn we er natuurlijk ook voor om zo veel mogelijk Groningse bedrijven te betrekken bij de verdere ontwikkeling, dus motie 3 zullen wij ondersteunen. De VOORZITTER: Voor het goede begrip: motie 3 en 4 zijn gewijzigd. De gewijzigde motie 3 luidt als volgt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 maart 2010,
36
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 constaterende: dat op 16 december 2009 door de Provinciale Staten een motie is aangenomen m.b.t. de tot kaderstellende rol van Provinciale Staten in de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie en de samenwerkingsovereenkomst betreffende de Blauwestad, overwegende: dat Provinciale Staten in hun vergadering van 17 maart 2010 richtinggevende uitspraken doen als start van deze kaderstelling, spreken uit: dat het volgende uitgangspunt bij de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie Blauwestad zal dienen als normgevend kader; bij nieuwe aanbestedingen ten gunste van ontwikkelingen in de Blauwestad zal een voorkeur uitgaan naar bedrijven uit de provincie/regio voor de uitvoering. Dit uiteraard passende in de prijs- en kwaliteitseisen en Europese regelgeving van de aanbestedingen, en gaan over tot de orde van de dag.” De gewijzigde motie 4 luidt: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 17 maart 2010, constaterende: dat op 16 december 2009 door de Provinciale Staten een motie is aangenomen m.b.t. de tot kaderstellende rol van Provinciale Staten in de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie en de samenwerkingsovereenkomst betreffende de Blauwestad, overwegende: dat Provinciale Staten in hun vergadering van 17 maart 2010 richtinggevende uitspraken doen als start van deze kaderstelling, spreken uit: dat het volgende uitgangspunt bij de totstandkoming van de ontwikkelingsvisie Blauwestad zal dienen als normgevend kader; gegeven de impact van de ontwikkelingen in de Blauwestad op het provinciale/regionale woningbouwbeleid en de mogelijke invloed die een en ander zal hebben op de financiële posities van de Groninger gemeenten zal een bepaling worden opgenomen dat de Vereniging Groninger Gemeenten in dat kader ook als over/gesprekspartner zal worden gezien, en gaan over tot de orde van de dag.” Mevrouw SCHALIJ: Voor motie 4 hebben wij in principe wel begrip. We hebben het heel lang over de ontwikkelingen in de woningmarkt gehad en ik daag de heer Swagerman hierbij uit om daar in de commissie nog eens de tijd voor te nemen en daar eens goed naar te kijken, want er zijn hele interessante ideeën over hoe zo’n woningmarkt zich ontwikkelt, hoe de doorstroming gestimuleerd kan worden en hoe er bepaalde wooncarrières zijn. Met motie 4 kunnen wij helemaal leven. Nadat we motie 5 gelezen hebben kunnen we zeggen dat daar heel veel herkenbaars in zit. Er zitten ongeveer de punten in die wij ook in onze woordvoering hebben aangegeven als juist de richtinggevende afspraken die je kunt maken om zaken verder te ontwikkelen en daar kunnen we ons ook achter scharen. De heer BROUNS: We zullen het kort houden bij de moties, voorzitter. Van motie 1 hebben wij per interruptie inmiddels al vastgesteld dat ook wij vinden dat het op voorhand weggooien van investeringen die door de publieke sector zijn gedaan, niet aanbevelenswaardig is, maar dat we anderzijds niet willen uitsluiten dat op het moment dat er partijen komen die bereid zijn om tot een diepte-investering te komen er wel gekeken moet worden naar mogelijke functies, bestemmingen en kavelinrichtingen. Die mogelijkheid is er binnen deze motie, zoals de PvdA heeft aangegeven. Motie 2 is onze eigen motie, waarbij ik nog wel wil benadrukken: tijdelijk is gewoon tijdelijk. Tijdelijk is niet permanent. Dan wijzen we het in de nieuwe ontwikkelingsvisie wel aan als een permanente
37
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 functie. Dat wil ook zeggen dat een tijdelijke invulling niet moet gaan leiden tot belemmeringen om te komen tot de permanente invulling die daar voorzien is. Motie 3. Het mag duidelijk zijn dat er zo veel mogelijk werkgelegenheid in deze regio geschapen moet worden, dus die motie kunnen wij ondersteunen. Motie 4, daar waar gepleit wordt om de rol van de VGG in dit traject als adviserend te zien, ondersteunen wij ook. Motie 5. Over de opmerking ‘tijdelijk is tijdelijk’ hebben wij nog één vraag aan GroenLinks. Er worden namelijk een aantal functies genoemd. Recreatie en zorg is iets waarvan wij zeggen dat dat wat betreft het CDA inderdaad zaken zijn waar je aan kunt denken. Wij vragen wel nadrukkelijk aan GroenLinks of met het aannemen van deze motie andere functies worden uitgesloten of dat er breder gekeken kan worden dan alleen recreatie en zorg, want wij hebben nog een aantal andere suggesties. De heer SWAGERMAN: Wij zijn extra blij met één van de opmerkingen die bij bijna alle fracties en ook bij alle ingediende moties naar voren is gekomen en dat heeft te maken met het feit dat de financiën vaststaan en dat ook het College dat steunt. Dat vinden wij extreem belangrijk. Wij kunnen de Partij voor het Noorden, die volgens mij zo ongeveer de enige was die dat niet helemaal zag, dan ook niet volgen in haar redenering. Dat je binnen de financiële situatie gaat herschikken, dat staat als een paal boven water, maar wij vinden dat je eerst moet gaan herschikken en al helemaal niet meer financiën moet gaan vastzetten. Nogmaals, complimenten aan het College dat ze dat zo standvastig vasthouden. De standvastigheid waarvan nog moet blijken of men die ook vast zal kunnen houden, heeft te maken met de meningen die wij hebben over hoe flexibel er straks met het POP omgegaan gaat worden, maar dat zien we in de komende maanden terug. Wij kunnen met alle moties instemmen. De heer HAASKEN: Dank u wel, voorzitter. Heroriëntatie op bestemmingen en doelgroepen. Moties 1 en 2 zitten zijn enigszins in tegenstrijd met elkaar, voorzitter, maar ik heb goed geluisterd naar mevrouw Schalij en denk dat dat bij elkaar te brengen moet zijn. Ook met de opmerkingen die zij daarover gemaakt heeft, denk ik dat het College daar uit kan komen en de Staten daarna in de besluitvorming. Wat tijdelijke natuur betreft wil ik onderstrepen dat tijdelijk tijdelijk is en als het een bestemming krijgt dan nemen we dat wel op in de visie. Nogmaals een voorbeeld. De Eemshaven, veertig jaar geleden aangelegd en wij worden geconfronteerd met aanzienlijke kosten die wij, of in dit geval een bedrijf, hebben te dragen en die zijn voortgekomen uit het feit dat natuur moet worden gecompenseerd. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik heb in mijn betoog verwezen naar de beleidslijn Tijdelijke natuur zoals die door het ministerie van landbouw is en waarbij het mogelijk is om een ontheffing aan te vragen zodat de natuur die ontstaan is ook weer weggehaald kan worden, daarbij rekening houdend met de zorgplicht: je mag niet zomaar een boom omkappen als er een vogel in zit te broeden. Ik vraag me af of meneer Haasken van deze beleidslijn op de hoogte is. De heer HAASKEN: Ja, maar ik zou graag zien dat wij als bestuurlijke entiteit provincie Groningen heel helder duidelijkheid verschaffen in datgene wat wij willen. Voorzitter, het punt van de betere marketing. De gedeputeerde is daar op ingegaan. Hij is begonnen het gesprek aan te gaan met de huidige bewoners. Ik denk dat het van belang is om ook nog eens te gaan praten met de mensen - en die zullen ongetwijfeld wel bekend zijn - die besloten hebben om er niet te gaan wonen. Ik denk dat dat heel veel informatie kan gaan opleveren. Blijf in gesprek met de huidige bewoners, want zij zijn uiteindelijk wel de beste ambassadeurs die we ons kunnen voorstellen. De moties. Met motie 1, 2 en 5 zijn wij akkoord. Motie 3. Dit uiteraard passend in de prijs- en kwaliteitseisen en Europese regelgeving van de aanbestedingen. Voorzitter, Europese regelgeving is op een heleboel punten al volstrekt helder, daar waar het gaat om het bevoordelen van ondernemers uit de eigen regio. Passende prijs- en kwaliteitseisen hebben ook niets te maken met het regionale aspect daarin, dus ik denk dat dat voor problemen zou kunnen zorgen. Motie 4. Daar waar het gaat om de VGG. Overleg is natuurlijk altijd prima, maar de vraag is of dit tot een betere besluitvorming leidt en of hiermee de VGG naast een belangenpartij een bestuurslaag is geworden. Nogmaals, in gesprek zijn is altijd goed, maar of zij een dergelijke formele rol heeft, is maar zeer de vraag. Dank u wel.
38
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 De heer STAGHOUWER: Voorzitter, ook wij willen verder niet inhoudelijk ingaan op Blauwe Stad. Motie 1 van de PvdA zullen wij steunen. Motie 2 van het CDA ook, waarbij vanuit onze fractie dan wel opgemerkt dient te worden dat ook wij uitgaan van tijdelijke functies. Dat betekent dat op het moment dat dat weer moet verdwijnen, dat dan ook gewoon gebeurt. Ten aanzien van motie 3 was er even wat discussie binnen mijn fractie over de Europese regelgeving. Natuurlijk zijn wij van mening dat het punt ‘bedrijven uit de regio’ grote aandacht moet hebben. Er is nog wat twijfel bij onze fractie om deze motie te steunen, dus wij zullen nog even heel snel overleggen straks. Motie 4. De gedeputeerde heeft een toezegging gedaan en die motie is ook voor ons geen probleem. Motie 5 ook niet. Dank u wel, voorzitter. Mevrouw STAVAST: Dank u wel, voorzitter. Ik zal ook onze reacties op de moties geven, maar ik wil nog één opmerking maken in de tweede termijn. Mocht het ziekenhuis in het gebied van de Blauwe Stad komen, dan is die uiteraard ook gebaat bij goede bereikbaarheid voor fietsers, dus misschien zit daar ook een financieringsbron voor onze blauwe loper. Dat is een gedachte die meegenomen kan worden. Wat betreft de moties, zijn we erg blij met de wijzigingen die daarin zijn aangebracht, dus wij steunen gewijzigde motie 1. Ook motie 2 steunen we. De wijziging in motie 3 vinden wij eigenlijk nauwelijks een wijziging op de oude tekst, maar motie 3 steunen wij ook. Wat de gedeputeerde gezegd heeft vinden wij logisch en omdat we de indruk hebben dat er toch een klein verschil bestaat met de interpretatie van de SP, zullen wij motie 4 ook in gewijzigde vorm niet steunen. Over motie 5 is de vraag gesteld door het CDA, of de voorbeelden die wij geven ook echt uitputtend zijn. Nee, ook andere functies zijn zeker mogelijk. De heer VELUWENKAMP: Ik heb twee vragen aan mevrouw Stavast die twee dingen betreffen die de hele ochtend al een beetje rondzweven maar niet expliciet aan de orde zijn geweest. De eerste vraag betreft al dan niet tijdelijke nieuwe functies in Blauwestad. Een van de zaken die bij het oorspronkelijk ontwerp van Blauwestad aan de orde is geweest, is het feit dat daardoor functies in de omliggende kernen kunnen worden versterkt. Moet ik dit nou zo lezen dat deze eventueel tijdelijke, misschien permanente nieuwe functies in het gebied van Blauwestad zelf niet ten koste moeten gaan van de functies in de ring? De tweede vraag betreft de ziekenhuiszorg in uw motie. Bent u het met ons eens dat als daar een instelling van ziekenhuiszorg gevestigd zou worden, dat we dan wel zeer goed in de gaten moeten houden dat die vestiging in overeenstemming moet zijn met de schaal en het karakter van Blauwestad? Mensen zijn daar komen te wonen vanwege de ruimte en de natuur en niet om tussen flatgebouwen te wonen. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, vraag 1. Ik denk niet dat in alle gevallen heel duidelijk is of er sprake is van concurrentie of niet, dus wij vinden niet dat wij per definitie dingen moeten stimuleren die de concurrentie aangaan. Daarom hebben wij ook gezegd: ‘aanvullend op het aanbod’. Dat wil niet zeggen dat de normale ontwikkelingen die overal gelden en waarbij er iets bij kan komen terwijl de bestaande sector liever zelf al die klanten heeft, té strak moeten worden ingevuld. In principe aanvullend, maar als een ondernemer denkt dat het een aanvulling is, zullen wij geneigd zijn dat te steunen. De heer VELUWENKAMP: Het gaat er maar om hoe nauw je voorzieningen definieert. Als je het hebt over horeca of vrijetijdsbesteding kan ik me daar van alles bij voorstellen en het kan elkaar ook versterken. Maar als je het hebt over doktersposten, scholen, voorzieningen van openbaar nut, dan wordt het misschien toch anders. Het idee was dat de bewoners van Blauwestad naar de omliggende kernen zouden gaan voor dat soort functies, niet andersom, dat bent u toch met mij eens? Mevrouw STAVAST: Ik ben het met u eens, want ik schat ook volstrekt niet in dat het bewonersbestand van Blauwestad heel snel zo groot zal zijn dat we daar enorme nieuwe onderwijsdan wel zorgvoorzieningen op het niveau van een huisartsenpost kunnen plaatsen. Ook daarvoor gelden de normale regels van de omgeving. Wat was uw tweede vraag?
39
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 De heer VELUWENKAMP: De overeenstemming van de eventuele al dan niet verhoogde ziekenhuisinstelling met de schaal van het gebied. Mevrouw STAVAST: Onze informatie kan natuurlijk nooit volledig zijn. Wij hebben geen enquête gehouden bij alle huidige bewoners, maar onze stellige inschatting is dat het hebben van zo’n voorziening op korte afstand ook door de mensen die daar nu wonen, eerder als een uitbreiding van de aantrekkelijkheid wordt gezien dan als een negatief punt. Dat hangt samen met de locatie waar nu gezocht wordt. De heer VELUWENKAMP: Dus dat betekent dat u de opvatting van de huidige en wellicht misschien zelfs toekomstige bewoners hierin zou willen betrekken. Mevrouw STAVAST: Ja. De heer SWAGERMAN: Ik ben nu toch wel heel nieuwsgierig, want GroenLinks laat nu zo langzamerhand wel erg veel vaste afgesproken waarden rondom de Blauwe Stad los. Als er vraag zou zijn van een ondernemer uit Winschoten die daar een supermarkt wil openen, dan suggereert u dat dat wat u betreft een optie zou kunnen zijn. Volgens mij was het absoluut de afspraak met de omliggende gemeenten en dan nu met die ene gemeente, dat dat niet het geval zou zijn. Punt 2. Ik vind inspraak een fantastisch iets. Dat is denk ik de afgelopen zeven jaar dat ik in de Staten zit wel duidelijk geworden. Maar u geeft nu wel erg veel macht aan de geringe hoeveelheid mensen die daar woont met de inspraak of zij wel of niet zullen waarderen dat er een ziekenhuis komt van zes woonlagen en jankende sirenes om de hoek, et cetera. Ik vind dat u daar een eigen visie op los zou moeten laten. Gaat u die geven, of gaat u zichzelf nu gelijk geven dat die bewoners gaan bepalen of daar, los van wat er in het POP staat, een ziekenhuis gaat komen. Mevrouw STAVAST: Wat de laatste vraag betreft hebben wij gesteld dat bewoners betrokken zullen zijn. Niet dat twee inwoners een absoluut veto zouden hebben. Daarbij gezegd dat wij ons zelfs, gezien de locatie waar nu aan gedacht wordt, de vetobehoefte van twee inwoners niet kunnen voorstellen. Dat er met aanpalende bewoners overlegd gaat worden zodat ze weten wat er gaat gebeuren en daar misschien rekening mee gehouden kan worden, dat lijkt ons een bestuurlijk fatsoenlijk. Ten aanzien van uw supermarkt. Dat staat niet in onze tekst. Ik zat te denken aan een camping die in Winschoten op termijn wordt gesloten. Er staat duidelijk binnen de functies die wij in onze bijdrage en in onze tekst genoemd hebben, daar hebben we het over. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, een camping, fantastisch, maar u weet ook dat vrijwel elke camping een campingwinkel heeft en de kans bestaat dat daar een winkel gevestigd wordt waar de mensen vervolgens kunnen gaan winkelen. Gaat u dan aan de camping de eis stellen dat zij daar wel mogen openen, maar geen voorzieningen voor het doen van boodschappen mogen leveren? Want dat is eigenlijk wat u zou moeten doen, naar mijn mening. Mevrouw STAVAST: Dat is zo specifiek, daar kunnen we het dan later over hebben. Voorlopig, als eerste instelling, zie ik niet dat een kleine campingwinkel op het moment dat recreatie in de zomer op zijn hoogtepunt is, gelijk staat aan een goed bevoorrade en royale supermarkt. De heer ZANEN: Voorzitter, ik ben erg tevreden met de uitleg die de PvdA heeft gegeven naar aanleiding van het laatste streepje van de opgenoemde punten waarin ze heeft aangegeven wat de verhouding is en wat zij bedoelt met ‘in breder kader gekeken naar hoe dit specifieke verhaal erin past.’ Dat is wat mij betreft prima. Dan de vraag waar ik naar voren werd gebracht als de enige die een heleboel geld over de balk zou willen smijten. Dat wilde ik toch even wegnemen. Dat hadden gedeputeerden al gedaan met bijna € 30 miljoen. Wat dat betreft kan je heel wat leren. Het gaat er natuurlijk om dat indien er zich nieuwe interessante ideeën voordoen, die de kans moeten krijgen. Als je daar over je budgetgrens heen dreigt te schieten, zal er naar mijn idee vooraf over moeten worden vergaderd en niet achteraf. Maar dan ben ik op voorhand iets strenger dan u. Ik zou willen zeggen: met écht goede ideeën, daar moet je maar mee komen, College. Voorzitter, wat de moties betreft. De PvdA-motie heeft daarmee dus mijn instemming gekregen. Dat geldt ook voor motie 2.
40
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 Motie 3 steunen wij van harte, vooral ook omdat je daar dagelijks problemen mee ziet ontstaan zoals in de Eemshaven deze week nog. Motie 4. Het verplichtende karakter is weg. Een open gesprek lijkt mij zeer nuttig en aan te bevelen dus daar zijn we voor. Met motie 5 kunnen wij ook instemmen. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij hebben geen behoefte aan een tweede termijn. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Mevrouw HAZEKAMP: Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik aangeven dat wij erg blij zijn met de toezegging van het College over duurzaam en energiezuinig bouwen. We zijn blij dat ze daar serieus rekening mee willen houden. Voorzitter, dan de moties. Ik had wat twijfels over motie 1, met name over het punt over landschappelijk en stedenbouwkundig ontwerp, maar de toelichting van de PvdA laat zien dat nieuwe visie en nieuwe ontwikkelingen best mogelijk zijn, dus met die motie kunnen wij instemmen. Motie 2 heeft ook onze instemming. Ik heb net al duidelijk gemaakt dat wij ons geen zorgen maken over het ontstaan van blijvende natuur, daar waar tijdelijke natuur bedoeld is, mits gebruik wordt gemaakt van de goede regels. Als er wel blijvende natuur ontwikkeld wordt, hebben wij daar uiteraard ook niet zo veel moeite mee. Over gewijzigde motie 3 hadden wij ook wat twijfels, want ook buiten onze provincie zijn er natuurlijk allerlei bedrijven die het ook erg moeilijk hebben en wij zien eigenlijk geen reden om onze eigen bedrijven daarin meer te steunen dan andere. Zeker ook gezien het feit dat situaties als in de Eemshaven helemaal niet uit te sluiten zijn, want dat kan ook bij regionale bedrijven plaatsvinden. Aan de andere kant zien wij ook wel dat onze regio best wel steuntjes in de rug kan gebruiken en voor die moties zullen wij dus ook stemmen. Datzelfde geldt voor motie 4 in gewijzigde vorm. In motie 5 worden een aantal concrete voorstellen genoemd, maar deze motie laat ook alle ruimte voor eventuele nieuwe ontwikkelingen en nieuwe visies, dus ook die kunnen wij steunen. De VOORZITTER: Dan ben ik bij de gedeputeerde namens het College. Er zijn niet veel vragen meer gesteld, maar... De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, ik denk dat ik kort kan zijn. Misschien even in zijn algemeenheid. Er liggen nu een vijftal moties waarvan de meeste op een breed draagvlak kunnen rekenen. Dat geldt ook voor het College. In die zin zullen wij ons best doen om zo veel mogelijk van datgene wat u als Staten in kaderstellende en richtinggevende uitspraken heeft gedaan, zoals ook vastgelegd in deze moties uit te voeren. Ik teken daarbij wel aan dat we elkaar wel goed moeten verstaan als het gaat om het feit dat sommige uitspraken elkaar enigszins uitsluiten en dat u er bij het beoordelen van datgene dat uiteindelijk aan visie op tafel komt, wel rekening mee moet houden dat dat, als het gaat om invulling van een aantal uitspraken die u gedaan heeft, niet altijd mogelijk is om redenen die er op dat moment zijn. De uitspraak ‘geen mogelijkheden onbenut laten om budgettair in te verdienen’ kan op gespannen voet staan met een kwaliteitswens die u heeft of anderszins. Ik denk dat het goed is dat ik dat punt nog even noem, want het zou niet zo kunnen zijn dat bij het tot stand komen van de ontwikkelingsvisie de nu uitgedane uitspraken bijna in een soort spreadsheet afgevinkt kunnen worden. Sommige dingen kunnen niet tegelijkertijd, omdat ze elkaar uitsluiten. Voorzitter, wat betreft de aanvulling op de moties. Als het gaat om waar even discussie over was, het oorspronkelijke stedenbouwkundig landschappelijk ontwerp in de motie van de PvdA. Wij hebben goede nota genomen van de interpretatie die mevrouw Schalij daarbij gegeven heeft. Ik heb hem zelf ook gelezen als ‘wordt uitgegaan van’, wat iets anders is dan ‘wordt vastgehouden aan’. Uitgangspunt is dat wij hier een plan hebben waarvan we zeggen dat het uitgangspunt is dat we de kwaliteit en de vormgeving handhaven – dat is iets anders dan dat we daar strak aan vast moeten houden, want die dingen zouden elkaar wel eens kunnen uitsluiten. Dat is de wijze waarop ik naar ik aanneem deze uitspraak ook mag interpreteren. De moties van de SP. Daar heb ik al het een en ander over gezegd. Ook daar lees ik ‘zal een voorkeur uitgaan naar bedrijven uit de regio’ en dat moet uiteraard binnen de richtlijnen vallen van het Europees aanbestedingsreglement. Ik maak die kanttekening omdat ik van oordeel ben, en ik neem
41
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 aan u ook, dat het onder omstandigheden niet het enige criterium zal zijn. Met andere woorden, een regionale aannemer die aanzienlijk duurder is, tegen dezelfde kwaliteitskenmerken zou wel eens kunnen afvallen omdat het andere element uit een van die uitspraken doorslaggevender moet zijn. De motie van de VGG. De heer HAASKEN: Voorzitter, dat is niet scherp genoeg. Als u zegt ‘aanzienlijk duurder is’. Dan moet je dus gaan vastleggen in het ontwerp van het bestek hoe veel de regionale aannemer duurder mag zijn tot het niveau ‘aanzienlijk’, waarin je hem dat nog gunt. Bij een aanbesteding geldt nou eenmaal de laagste prijs en je kunt een aantal kwaliteitseisen formuleren in het bestek. Daar waar het gaat om de regionale markt doet dat er allemaal niet toe bij aanbestedingen, los van de vraag of je toe bent aan een Europese aanbesteding. Waar je boven dat bedrag komt geldt het Europees beleid, dan is dat al helemaal niet van kracht, maar onder dat bedrag geldt het provinciaal aanbestedingsbeleid en daar staat niets in over de voorkeur uitspreken naar regionale aannemers, hoe lief ze ons ook zijn. Daar gaat het niet om, het gaat hier om de laagste prijs en een aantal kwaliteitscriteria en dan ben ik benieuwd naar hoe u dat gaat formuleren in dat aanbestedingsreglement. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, ik denk dat wij met de wijze waarop de motie nu is geformuleerd, redelijke mogelijkheid zien om daar uitvoering aan te geven, maar ik begrijp de overweging van de heer Haasken heel goed. Ik denk alleen dat als je met de geest van de motie met de strekking wilt werken, die zegt ‘onze voorkeur gaat uit om het werk dat gebeuren gaat in de toekomst weg te zetten bij regionale aannemers’, dan denk ik wel ‘binnen de regels die er zijn’ en als die regels dit onmogelijk maken dan is dat zo. Binnen de regels die er zijn zullen wij ons inspannen om eraan mee te werken dat als er iets te verdienen valt in de Blauwestad, de regionale bedrijven, bedrijven uit onze provincie, ook aan bod zullen komen. Ik ben toch van mening, meneer Haasken, dat op dit punt de waarheid wat in het midden ligt en dat het niet uitgesloten is aan de strekking van deze motie uitvoering te geven. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, zou het dan niet eerder zo moeten zijn dat wij ernaar streven lokale aannemers ertoe te verleiden zich in te schrijven op projecten in plaats van de voorkeur aan ze te geven? De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Nogmaals, ik interpreteer de uitspraken die de Staten vanmiddag doen en die ze vastleggen in moties als een richtsnoer voor het handelen van het College. Als het de bedoeling van de Staten is om heel nauwkeurig... want ik geef u aan wat naar mijn indruk de strekking van deze motie is, namelijk ‘probeer er aan te werken dat regionale bedrijven aan de beurt komen in de Blauwe Stad’, dan kan ik toezeggen dat het College zich daarvoor wil inspannen. Als we het scherp moeten formuleren op basis van regelgeving en praktijk, als we het moeten laten sporen met het uniform aanbestedingsreglement x, denk ik dat we als College zouden moeten zeggen: ‘Staten, als dat uw bedoeling is, dan ontraden we u deze motie’. Maar op het moment dat de strekking van deze motie is: ‘College, doe je best om ervoor te zorgen dat regionale bedrijven aan de bak komen in de Blauwe Stad’, kan ik daar heel goed mee leven. De heer HAASKEN: Dan hebben we het niet meer over aanbestedingen, er zit een bepaalde grens in waarboven je moet aanbesteden en daar past deze zinsnede niet meer. Als je zegt van: wij willen zo veel mogelijk het regionale bedrijfsleven betrekken bij de ontwikkeling van Blauwestad, dan zijn we het daar natuurlijk volledig mee eens. Maar op het moment dat je gaat beginnen over aanbestedingen, gelden daar andere normen en die hebben we zelf al een keer vastgesteld. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Maar, voorzitter, nogmaals, volgens mij kunnen we hier nog een hele tijd over pingpongen, maar ik geef aan dat als wij de strekking en het dictum van deze motie lezen, het volgende uitgangspunt bij de ontwikkelingsvisie zal dienen als normgevend kader: bij nieuwe aanbestedingen ten gunste van de Blauwe Stad gaat de voorkeur uit naar bedrijven in de provincie. Indien en voor zover dat past binnen de prijs- en kwaliteitseisen van de aanbesteding en de Europese regelgeving, zeg ik, voorzitter, dat deze motie voor het College uitvoerbaar lijkt en wij hem dus niet ontraden. De heer SWAGERMAN: Ik heb niet zozeer een vraag voor de heer De Bruijne, want ik vind dat hij zeer gloedvol verdedigt wat ik heb bedoeld met mijn motie. Dat deed hij overigens in de eerste termijn ook al wel. Maar in de richting van de heer Haasken. Ik kan wel een regionale truc bedenken die mede dankzij de VVD mogelijk is binnen de Europese regelgeving, maar laten we dat nu niet doen.
42
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010 We proberen hier op een fatsoenlijke manier het noordelijke bedrijfsleven aan de gang te houden. Dat wordt verdedigt door de gedeputeerde. Mijn steun heeft hij daarin, omdat hij mijn motie steunt. De VOORZITTER: De vraag was een epiloog en daarmee gaan we door. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Mijn rol is niet het steunen van uw motie, meneer Swagerman, mijn rol is om te beoordelen of het College hem uitvoerbaar acht. De rol van de heer Haasken is om te steunen. Voorzitter, ik meen dat ik aan datgene dat ik tot nu toe gezegd heb ten aanzien van de inhoud van deze moties, niets hoef toe te voegen. Het College zal zich inspannen om uitvoering te geven aan de uitspraken die de Staten in dezen hebben gedaan. Er wordt met man en macht gewerkt aan een concept Ontwikkelingsvisie. Die hoopt het College op 6 april vast te stellen en als dat allemaal lukt zal hij u ook direct daarna toegezonden worden en dan heeft u er uiteraard ook direct de beschikking over. Wij zien uit naar datgene wat ook door deze Staten wordt ondernomen op het punt van het zoeken van draagvlak en kijken welke ontwikkelingen door betrokken partijen in de regio gewenst worden geacht. We zullen graag gebruik maken van de uitnodiging om datgene waar u in uw ronde als Staten mee bezig bent bij te wonen en we zullen er vanuit onze eindverantwoordelijkheid voor zorgen dat alle partijen die bij dit dossier betrokken zijn, in de gelegenheid worden gesteld om hun visie te geven. Ik hoop dat wij daarmee op 28 april in een eerste ronde in commissieverband verder kunnen spreken over het concept Ontwikkelingsvisie en nog voor de zomervakantie een ontwikkelingsvisie voor de Blauwestad kunnen vaststellen waarmee we dan samen met de gemeente Oldambt verder kunnen gaan met datgene waar u allen onverdeeld van heeft gezegd: het is een prachtig project om er het beste van te maken. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ik schors de vergadering 5 minuten op verzoek van de CDA-fractie. Ik hoop dat iedereen binnen die tijd zijn werk doet, zodat we over kunnen gaat tot stemming van de moties. Ik schors de vergadering. Schorsing. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De beraadslaging wordt beëindigd. In stemming wordt gebracht motie 1. Motie 1 wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie 2. Motie 1 wordt met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie 3. Motie 3 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie hebben gestemd de fracties van de VVD, de ChristenUnie en D66. In stemming wordt gebracht motie 4. Motie 4 wordt bij handopsteken aangenomen. Tegen deze motie hebben gestemd de fracties van GroenLinks en de VVD. In stemming wordt gebracht motie 5. Motie 5 wordt met algemene stemmen aangenomen. A.2
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 19 januari 2010 betreffende de beëindiging van de Ontwikkelingsmaatschappij Delfzijl (OMD) (nummer 2/2010).
De VOORZITTER: Dan stel ik aan de orde agendapunt A.2. Dat kan een heel lang punt worden, maar velen onder u hebben andere afspraken dus ik wilde dat praktisch doen. Ik wil de heer Van der Ploeg het woord geven om even toe te lichten wat zijn punt is, daarna de gedeputeerde het woord geven over hoe hij denkt dat het inhoudelijk kan en volgens mij leidt dat tot een procedure richting een van de Statencommissies.
43
Vergadering van Provinciale Staten van Groningen d.d. 17 maart 2010
De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, Ontwikkelingsmaatschappij Delfzijl, ook een woningbouwproject maar toch een hele andere dan de Blauwe Stad waar we uitvoerig over hebben gesproken, kan vandaag wat mij betreft inderdaad heel kort. Het komende decennium is er heel veel te doen over de krimp. In het afgelopen decennium hebben we in een wat kleinere regio als Delfzijl al veel met krimp te maken gehad en de OMD en het masterplan dat daar toentertijd voor gemaakt is, zijn daarin instrumenten geweest. Mijn fractie steunt het besluit om nu afscheid te nemen van de OMD. Daar hebben we het in de commissie uitgebreid over gehad, maar het lijkt ons wel verstandig om het proces waar we met zijn allen doorheen zijn gegaan, samen met de gemeente, in een evaluatie en analyse terug te krijgen in de Staten zodat we daarvan kunnen leren, ook richting het komende decennium. We hebben in debatten ook behoefte aan voeding, onder andere bijvoorbeeld over wat we kunnen leren van de OMD. Het verzoek van mijn fractie aan GS is of zij het belang ervan onderschrijven en bereid zijn om een dergelijke evaluatieanalyse op te laten stellen en het aanvullende verzoek aan de Staten is om dan vervolgens in commissieverband nader over de detaillering van een dergelijk onderzoek te praten. Ik heb dat inmiddels via de e-mail aan de woordvoerders laten weten. Daartoe zou ik mijn bijdrage willen beperken. De heer DE BRUIJNE (gedeputeerde): Voorzitter, de vraag van de heer Van der Ploeg of het College het belang van een dergelijke evaluatie inziet, kan ik positief beantwoorden. Als daar binnen de Staten voldoende draagvlak voor is, is het College uiteraard bereid om een dergelijke analyse te laten opstellen. Het lijkt me ook heel verstandig om in een eerstvolgende commissie de ins en outs nog even met elkaar door te spreken. We hebben nu even heel globaal een procesevaluatie, maar wat beogen we ermee, wat zou de opdracht moeten zijn? Ik stel voor dat we dat in commissieverband nader uitwerken en op deze wijze ook qua uitvoeringstermijn ons realiseren dat de personeelsleden van de provincie die hiermee belast zouden moeten worden, op dit moment zeer druk zijn met het dossier dat we zojuist besproken hebben. We moeten nagaan op welke termijn dit kan en hoe dit past. Ik stel voor dat we dat in de eerstvolgende commissie op de agenda zetten en dit met elkaar bespreken. De VOORZITTER: Ik kijk even of dit voor iedereen bevredigend is richting de commissie, want dan kan daar verder het huiswerk gedaan worden en de detaillering, de timing en dergelijke. Ik zie iedereen met blij gemoed kijken, en dan doen we dat aldus. Er wordt ingestemd met de voordracht. Sluiting. De VOORZITTER: Veur vandoag binnen wie der kloar mit. Ik dank joe veur joen biedroage, ik sluut vergoadern en wins joe nog n goie dag tou. De voorzitter sluit de vergadering om 15.07 uur.
44