VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 30 NOVEMBER 2010 Fysieke Leefomgeving (Wonen en Leefbaarheid) CONSULTATIE AVOND VUURWERKOPSLAG (495520) Presentatie over de bevoegdheden en veiligheidsaspecten van vuurwerkopslag in Dordrecht. Het eerste blok is informerend en na de pauze volgt de opiniërende kamer. Voorzitter: de heer M . P . P . M . Merx Secretaris: mevrouw A . M . Doornenbal Verslag: Erna Verveer, Getikt! Aanwezige woordvoerders: De heer C A . van Verk, PvdA Mevrouw J. Heijmans, PvdA Mevrouw G.P. de Klerk, GroenLinks Mevrouw J. Edenburg, GroenLinks De heer O. Bosuguy, D66 De heer J . D . Veldman, ChristenUnie/SGP Mevrouw A . W . Veldhuijzen, CDA De heer S. Seme, CDA De heer R. van Heeren, VSP De heer J.C. van der Net, VVD Mevrouw J . E . T . M . van Dongen, Beter Voor Dordt De heer A. Gündogdu, Beter Voor Dordt Namens het college is aanwezig wethouder P.H. Sleeking. Namens de Milieudienst Zuid-Holland Zuid zijn aanwezig de heer F.H. Hartog en de heer W . J . A . M . van Hulst, projectleider Vuurwerk. Namens de Brandweer zijn aanwezig de heer F. Hoeksma, brandweer Dordrecht en de heer H.C van der Weide, Veiligheidsregio ZHZ. De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom, in het bijzonder het aanwezige publiek. De heer Ronald Brand, voorzitter van het bewonerscomité Groenendijk/Hallinqhof merkt op dat het comité is verzocht om namens een aantal bewoners te communiceren met de gemeente toen de vergunning werd aangevraagd voor de nieuwbouw van de vuurwerkopslag. Later hebben zich ook bewoners van de Oranjelaan, Noordendijk en van Slingelandtlaan aangesloten om een gezamenlijk standpunt naar voren te brengen. Hij gaat ervan uit dat de raad beschikt over de brief met de bezwaren van de bewoners en daar kennis van heeft genomen. In zijn betoog gaat hij achtereenvolgens in op de gevoelens van angst en boosheid die bij de bewoners leven. Vuurwerkopslag leidt tot angst. Ongeveer een jaar geleden is een klein kantoorbrandje uitgegroeid tot een allesverwoestende brand, waarbij de omliggende huizen in gevaar kwamen. Omdat een aantal structurele zaken nog niet is veranderd, zijn de bewoners van mening dat het nog steeds gevaarlijk is. De vuurwerkbunker staat te kort bij de woningen, het bluswatertekort in de binnenstad is structureel en het pand blijft moeilijk bereikbaar voor de hulpdiensten. De bunkers waren ten tijde van de brand vrijwel leeg en de vraag is wat er gebeurt als er weer brand komt terwijl ze vol met vuurwerk liggen. Die tijd is weer aangebroken en bewoners hebben daar nu al slapeloze nachten van. Er zijn veel gesprekken gevoerd met de eigenaar en met de brandweer; experts zeggen dan dat particulier vuurwerk eigenlijk niet gevaarlijk is omdat het niet kan ontploffen in een grote bunker. Aan de andere kant wordt gezegd dat alles superzwaar beveiligd is; de
ï
huizen moesten tijdens de brand geëvacueerd worden en er worden zware vergunningen afgegeven. De mensen voelen zich daardoor een beetje in de maling genomen. Waarom is alles superzwaar beveiligd als het helemaal niet gevaarlijk is? Dat valt niet te rijmen. Rampen ontstaan meestal niet doordat de veiligheidsvoorschriften ontbreken of doordat er geen maatregelen getroffen zijn; vaak gaat het om menselijk falen of door het wegvallen van een klein schakeltje in de veiligheidsvoorzieningen. De bewoners zijn van mening dat je de veiligheid niet voor 100% kunt garanderen met zoveel vuurwerk in de buurt; het kan altijd een keer fout gaan. Vuurwerkopslag hoort niet in een woonwijk, maar op een industrieterrein waar voldoende ruimte is voor de hulpdiensten en voldoende bluswater. Bovendien kunnen de klanten daar gemakkelijk naartoe rijden en je hebt geen verkeersregelaars nodig om de toestroom van auto's in goede banen te leiden. Naast de angst is er de boosheid en de onmacht. De bewoners kunnen niet begrijpen dat als het merendeel van de wijk tegen is, het dan toch gebeurt. Uiteraard is er volop contact gezocht met de bestuurders. De gemeente verwijst naar de provincie en de provincie wijst weer naar de gemeente; zo word je van het kastje naar de muur gestuurd. Het idee is bij de bewoners dat de bestuurders zich achter elkaar of achter de provincie verschuilen. Het is een bewuste politieke keuze om daar toch nieuwbouw te laten realiseren voor 20 ton vuurwerkopslag midden in een woonwijk, waar je moeilijk bij kunt komen. Als je een gemeentebestuur kiest, dan ga je ervan uit dat die voor de belangen van de bewoners opkomen en de bewoners hebben nu het gevoel dat ze in de steek gelaten worden. Veel bewoners zijn vanavond niet aanwezig omdat ze ervan uitgaan dat het nutteloos is en dat het toch door zal gaan. Inspreken lijkt hen zinloos. Het comité heeft gemeend toch het geluid van de bewoners te moeten laten horen aan het bestuur van de stad. De gemeente zou geen middelen hebben om dit te veranderen, maar dat is niet waar. Er is een bestemmingsplan w a t j e kunt wijzigen en er is een APV waarin je kunt bepalen of ergens wel of geen vuurwerkverkoop plaats mag vinden. Dat staat zelfs in het Vuurwerkbesluit van het Ministerie van V R O M . Waar een wil is, is een weg, ook een politieke weg. Een bewoner vertelde dat er jaren geleden een plan was om bejaardenwoningen te bouwen aan het Neurenburgpad. Dat is niet doorgegaan; er kon geen vergunning worden afgegeven omdat in geval van een calamiteit de af- en toevoerwegen onvoldoende zouden zijn. Het gebied is dus te gevaarlijke om bejaarden te huisvesten, maar het is niet gevaarlijk als er vuurwerk wordt opgeslagen. De bewoner zei hem dat het gemeentebestuur de burgers gewoon in de maling neemt. Dat is het gevoel dat er leeft. Ze zijn boos en voelen onmacht, want ze willen geen vuurwerk in hun wijk, en het komt er toch. De voorzitter dankt voor de inbreng en geeft het woord aan de heer Floor Hartog. De heer Hartog is hoofd Vergunningen en Handhaving van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid; deze dienst verzorgt voor de gemeente Dordrecht de vergunningverlening, toezegging en handhaving. De projectleider Vuurwerk, de heer Van Hulst zal mogelijk nog een technische inbreng leveren. Er volgt een presentatie inzake de locaties, de regelgeving, toezicht en handhaving en het VTC in het bijzonder. De voorzitter dankt voor de presentatie. Hij geeft gelegenheid tot het stellen van vragen. De heer Van Verk vraagt naar de afstandseisen. Er zijn periodieke controles die goed worden nageleefd. Er staat ook "vrij goed aan de regels houden". Daar zit een subtiel verschil tussen en hij vraagt of dat verschil kan worden geduid. Is er sprake van een overgang tussen de ene en de andere situatie voor wat betreft het bestemmingsplan, of is het een verworven recht? En loopt dat af als de winkelier zou verdwijnen? De heer Bosuguy vraagt wat professioneel vuurwerk eigenlijk inhoudt in relatie tot het vuurwerk dat op de locatie opgeslagen ligt.
2
De heer Veldman vraagt naar de consequenties als bij een controle blijkt dat niet of matig wordt voldaan aan de gestelde eisen. In antwoord op een door hem eerder gestelde vraag over de opslag van gevaarlijke stoffen boven de tien ton werd gezegd dat alles nu op orde is. Aan de andere kant heeft de VROM inspectie toch wel een kritische noot laten horen richting Dordrecht. Hij vraagt om een reactie. Het beeld is dat er wordt gezegd: het is allemaal op orde, maar aan de andere kant heeft de VROM inspectie wel kritische opmerkingen gemaakt en dat rijmt niet helemaal met elkaar. De VROM inspectie zag noodzaak om een aantal juridische stappen tegen de gemeente Dordrecht te overwegen. De kritiekpunten staan niet genoemd in het rapport en die kent hij dus ook niet. Maar het feit dat juridische stappen zijn overwogen doet bij hem het vermoeden rijzen dat er dingen niet goed zijn. Vuurwerk valt onder gevaarlijke stoffen en het gaat hier over een hoeveelheid van meer dan tien ton. Mevrouw Veldhuijzen merkt op dat de bewoners een verschil voelen tussen "het is zwaar beveiligd" en "het valt heel erg mee met het gevaar". Ze vraagt om een reactie van de Milieudienst. De heer Van der Net vraagt aan het comité waarom er geen voorlopige voorziening is aangevraagd. De heer Brand antwoordt dat dat onwetendheid is geweest. Het comité was niet op de hoogte van die weg en heeft dus alleen bezwaar gemaakt. De heer Gündogdu merkt op dat de menselijke factor een heel belangrijke is en cruciaal kan zijn. Hij vraagt of het personeel dat tijdens de verkoopdagen ingezet wordt, opgeleid en gecontroleerd wordt en of daar een bepaald beeld bij is. Mevrouw De Klerk vraagt in hoeverre de bluswatervoorziening op dit moment functioneel is. De heer Hartog gaat in op de vraag rond de afstandseisen. In het kader van de geldende milieuvergunning zijn die in acht genomen. Er moet bijvoorbeeld tussen de opslag van tien ton vuurwerk vanuit de bunker een afstand zijn tot de bewaarplaats van minimaal 8 meter. De naleving is goed. Op het moment dat die niet goed is, volgt een waarschuwing en na de tweede waarschuwing wordt een dwangsom opgelegd of wordt er overgegaan tot sluiting. Voor wat betreft het bestemmingsplan en het overgangsrecht: gesteld dat het bedrijf zou stoppen, komt daar dan een andere vuurwerkopslag terug? Het overgangsrecht zegt het al: op het moment dat die activiteiten daar stoppen, betekent het dat die activiteit daar verdwijnt. Nu kan het nog wel zo zijn dat de rechtsvorm an sich overgaat. Als een café gestopt wordt en er komt een ander café, dan mag dat voortbestaan, maar een andere activiteit daar starten en dan daarna weer een vuurwerkopslag daar terug laten komen is in die zin door het overgangsrecht onmogelijk gemaakt. Ten aanzien van de vraag over de VROM Inspectie: de Inspectie heeft zich in die brief gericht naar een speciale vorm van opslag, de PGS 15 opslag. Daar valt dit type inrichting niet onder. De opmerking die VROM maakte was: in 2005/2006 zijn er nieuwe regels van toepassing verklaard en de ontwerpbeschikking heeft nog niet ter inzage gelegen. Dat klopt; inmiddels is dat al lang gebeurd. Er zijn in Dordrecht maar drie bedrijven die hier onder vallen. In het kader van het toezegging kan wel aangegeven worden dat er bepaalde gedragsregels worden gehanteerd: ligt er niet teveel vuurwerk opgeslagen tijdens de verkoopdagen, gaat men goed om met verpakt en onverpakt vuurwerk, pakt men het vuurwerk niet uit in de winkel, maar alleen op de daarvoor aangewezen plek? Dat zijn gedragsregels die in acht worden genomen en daar wordt op toegezien. Het gaat hier puur om consumentenvuurwerk, de lichtere soort. Professioneel vuurwerk kenmerkt zich door zwaardere ontstekingen en kruit dat erin zit. Dat is hier niet van toepassing. De heer Hoeksma van de Brandweer antwoordt dat de bluswatervoorziening inmiddels geslagen is; hij is nog niet getest, dus de vraag of het al functioneel is kan nog niet beantwoord worden. Dat testen gebeurt bij oplevering; er wordt nog druk gebouwd. Mevrouw De Klerk merkt op dat ze aanneemt dat dat wel gebeurt voor de verkoop begint.
3
De heer Hoeksma antwoordt bevestigend. Wethouder Sleeking gaat in op de vraag over het niet aanvragen van een voorlopige voorziening om de bouw stil te leggen. Die mogelijkheid zou niet bekend zijn geweest bij de omwonenden. In de procedures wordt altijd in antwoorden opgenomen dat het in behandeling nemen van zienswijzen danwel bezwaren op zich geen opschortende werking heeft en dat in dat geval de bezwaarmaker zich moet vervoegen bij de Rechtbank. Hij gaat ervan uit dat dat ook is opgenomen in de brief naar de bewoners. Hij kan zich voorstellen dat je als burger niet meteen weet wat zo'n procedure inhoudt, maar het zou wel aanleiding moeten zijn om te kijken of je zo'n stap dan zou willen nemen om te kijken of je de bouwactiviteiten op die manier zou kunnen stoppen. De heer V. van Veldhoven vertegenwoordigt de bewoners en geeft een presentatie. Zelf woont hij in het huis dat het dichtst bij het VTC staat in het Hallinqhof. Hij wil vier zaken nadrukkelijk naar voren brengen, in de hoop dat ze zullen worden meegenomen in de discussie. Het zijn belangrijke zaken die de gevoelens van onveiligheid en wantrouwen jegens Turbo Fashion BV en de gemeente Dordrecht bevestigen. Hij hoopt hierop legitieme verklaringen te mogen ontvangen teneinde het vertrouwen en gevoel van veiligheid te herstellen. In het geval er geen legitieme verklaringen komen, verwachten de bewoners van de gemeente en de beleidsuitvoerende instanties dat er maatregelen worden genomen teneinde dit doel alsnog te bereiken. Het eerste punt. Voorafgaand aan deze bijeenkomst heeft de gemeente een memo toegezonden met een overzicht van voorschriften, richtlijnen en criteria waaraan het VTC moet voldoen en volgens het memo ook aan voldoet. Hierin staan ook de wettelijk vastgestelde veiligheidsafstanden zoals die in het Vuurwerkbesluit zijn opgenomen. Opvallend hieraan is de betrekkelijkheid van de voorgeschreven veiligheidsafstanden. In deze memo wordt letterlijk gezegd: deze afstanden kunnen verkort worden indien je voorzieningen treft, bijvoorbeeld het bouwen van een muur in de nabijheid van een deur, waardoor het effect bij een calamiteit naar de omgeving wordt verkleind. Er volg een filmfragment dat toont hoe dicht de brand bij de aangrenzende woningen heeft gewoed. De heer Van Veldhoven vertelt dat de gevel roodgloeiend was. Het is net of het huis in brand staat. Wat is nu een reëel voorschrift met betrekking tot veiligheidsafstanden en hoe wordt deze berekend? Hij vraagt of de aanwezigen vinden dat de afstand tussen het VTC als zijnde een opslag en handel voor vuurwerk ten opzichte van de omringende kwetsbare objecten voldoende was. De afstand van het voormalige VTC vergeleken met het nieuwe in aanbouw zijnde VTC ten opzichte van de aan het gebouw grenzende woningen is verkleind. Het VTC staat nu nog dichterbij. Hij vraagt wie van de aanwezigen dit verantwoord vindt en wie daar graag zou willen wonen. Hij zou graag handen willen zien. Als dit doorgaat, wil hij verhuizen, dus het huis staat te koop. Als de wind die dag niet richting Van Neurenburgpad had gestaan, maar in de richting van het Hallinqhof, had de situatie anders uitgepakt. Of als de vuurwerkbunkers vol hadden gezeten; dan was het ook een ander verhaal geweest. In een overleg met de Brandweer op 8 november jl. werd gezegd dat consumentenvuurwerk zich, ongeacht de opgeslagen hoeveelheid, als het vlam vat, als een normale brand gedraagt met uitzondering van het feit dat het slechts als een brandversneller werkt. Men vergeleek het met benzine. Iedereen weet wat er met benzine gebeurt als je het in brand steekt; dat ontploft. Hij toont een symbool dat staat voor explosiegevaar; dat blijkt te zijn afgebeeld op de ingangen van de vuurwerkbunker en op de dubbele deuren. De brandweer heeft de bereikbaarheidskaart v o o r d e hulpverlenende diensten toegestuurd. Halverwege de kaart staat het symbool "explosief". Boven alle opslagen staan de symbolen eveneens. De bewoners vinden het toch vreemd dat er onderling tussen de hulpdiensten en gezaghebbende instanties onmiskenbaar "explosiegevaar" wordt gecommuniceerd. Naar de bewoners toe wordt slechts over "brandversnellende eigenschap" gesproken.
4
Na de brand is er tussen bewoners en Brandweer een eerste overleg geweest waarin een Brandweerfunctionaris duidelijk heeft aangegeven dat een sprinklersysteem in één van de bewaarplaatsen niet functioneerde. De kenmerken van een juist functionerend systeem, vloeistofstriemen langs de wanden, ontbraken. Verder was het verpakkingsmateriaal zwartgeblakerd. In een later overleg is deze melding teniet gedaan en volgens het Inspectieverslag is men ter plaatse geweest en is geconstateerd dat de brandveiligheidsvoorzieningen rondom de vuurwerkbunker effectief zijn geweest. Het is zichtbaar dat deze installatie in werking is getreden omdat al het aanwezige vuurwerk in de kluizen nat was. Een ander criterium voor het feit dat men zegt dat alle sprinklers hebben gefunctioneerd is dat alle glaasjes waren gebarsten die de sprinkler in werking zetten. Dat het in de opslag aanwezige vuurwerk kletsnat was is geenszins een bewijs dat een sprinkler heeft gefunctioneerd. Er waren immers honderdduizenden liters bluswater het pand in gepompt. Kapotte glaasjes bewijzen ook niks; die kunnen door een straal van een brandweerslang of naar beneden vallende brokstukken zijn gesneuveld. Het dak was immers neergestort en de glaasjes bevonden zich buiten de opslagen. De Brandweer heeft nog een foto toegezonden waarvan hij vermoedt dat dat de bunker is waarvan de sprinkler niet heeft gefunctioneerd, want er staan allemaal zwart geblakerde dozen. Volgens de Brandweer is de binnentemperatuur van alle bunkers door de werking van de sprinkler onder de 68 graden Celsius geweest. Bij die temperatuur zal karton echter niet zwart blakeren. De bewoners begrijpen dus niet dat de Brandweer ineens iets anders is gaan verkondigen. Je moet er niet aan denken dat de opslag vol had gelegen, met explosieve materialen. De laatste zaak die hij wil aankaarten is tevens de meest kwalijke. Op het filmpje is duidelijk te zien dat er vuurwerk de lucht in gaat tijdens de brand. De Brandweer gaf aan dat dat het enige moment was dat er onder de hulpverlenende instanties een gevoel van paniek heerste. Want wat er gebeurde, was immers volledig in strijd met de informatie waarover de Brandweer op dat moment beschikte. Volgens de veiligheidsvoorschriften, opgenomen in de aan het VTC uitgereikte vergunning zou het niet mogelijk moeten zijn dat zich buiten de bewaarplaatsen vuurwerk zou bevinden in het pand. Het VTC heeft de aanwezigheid van vuurwerk buiten de bewaarplaatsen niet naar de hulpverlenende instanties gecommuniceerd en daarmee is niet alleen de veiligheid van de Brandweer op het spel gezet. Met name de brandweerman die op een hoogwerker stond, boven het vuur, kreeg het vuurwerk om zijn oren. Hij vertrouwde er ook op dat het VTC zich aan de veiligheidsvoorschriften had gehouden en had ernstig letsel kunnen oplopen. Ook de omgeving was in gevaar. Dit is genoeg aanleiding om een vergunning in te trekken, zeker met betrekking tot een bedrijf dat midden in een woonwijk grote hoeveelheden explosieven verhandelt. De problemen op 1 januari ontstonden niet tijdens de brand; die problemen waren er al. De brand heeft ze slechts aan het licht gebracht. Te weinig bluswater. Onvoldoende waterdruk. Slechte bereikbaarheid. Gebrekkige communicatie. Et cetera. Maar het begint allemaal bij een ondernemer die zich niet aan de veiligheidsvoorschriften houdt. Een bedrijf dat een vergunning krijgt op voorwaarde dat het dat wel doet. Dat vraagt om problemen; een tikkende tijdbom, wachtend om af te gaan. Dat hebben de bewoners immers op 1 januari aan den lijve ervaren en daar gaan ze niet weer op zitten wachten. Volgens hem heeft alleen puur geluk voorkomen dat de brand van 1 januari niet op een catastrofe is uitgelopen. Als de wind anders had gestaan, als het een of twee dagen eerder was gebeurd, waren de gevolgen niet te overzien. Ook de Brandweerman in die hoogwerker heeft van geluk mogen spreken dat hij heelhuids naar huis kon gaan. Maar geluk is niet hetgeen waar de bewoners hun veiligheid in de toekomst van af willen laten hangen. De bewoners willen garanties en die zijn alleen te geven als de handel en opslag van vuurwerk in een woonwijk verboden worden. De heer J. Brand, eigenaar van het VTC, krijgt het woord. Hij vraagt om de foto van de plattegrond nogmaals te tonen en wijst de brandhaard en de huizen aan. Al was er geen vuurwerk aanwezig geweest en de kledingzaak was afgebrand, dan was hetzelfde probleem opgetreden. De opslag van vuurwerk kan wel degelijk op een veilige manier. Alle bunkers waren nog intact en de deuren eveneens. Met de bunkers is dus niets mis
5
gegaan. De glaasjes op de grond: op de bunkers zaten nog alle betonnen daken op hun plek, waar de sprinkler nog gewoon netjes onder hing, dus ook de glaasjes. Voor wat betreft het tekort aan bluswater: daar kon zijn bedrijf, noch een ander bedrijf destijds iets aan doen. Daar wordt nu wel wat aan gedaan. Er wordt een bron geslagen op kosten van het V T C ; de Brandweer kan die bron ook gebruiken als er aan de overkant of ergens anders brand ontstaat. Stel dat er volgend jaar weer een kledingzaak in brand gaat, of bij Muilwijk, dan heb je nog steeds een tekort aan water. Maar dat heeft niets met vuurwerk te maken. Vuurwerk is zojuist vergeleken met benzine. Vlakbij is de Esso benzinepomp; hij vraagt w a t j e dan met alle benzinepompen gaat doen in de bebouwde kom. Dat probleem heeft niets met vuurwerk te maken. Er zijn veel meer en gevaarlijkere stoffen dan wat men denkt van vuurwerk. In zijn optiek wordt veel te veel de link gelegd met Enschede; er is verschil tussen consumentenvuurwerk en evenementenvuurwerk. Er is geen branche die strenger gecontroleerd wordt als de vuurwerkbranche. Er zijn dit jaar drie locaties met evenementenvuurwerk in brand gegaan en het is bewezen dat opslag van consumentenvuurwerk met een goede handhaving en goede controle door Brandweer, provincie et cetera wel degelijk mogelijk is. Dat wil niet zeggen dat hij het niet heel vervelend vindt dat het gebeurd is, voor het bedrijf en voor de bewoners. Maar de nadruk wordt teveel op vuurwerk gelegd. Dat is goed te zien op de afbeelding;de gevel van het huis van de vorige spreker was rood geblakerd terwijl het vuurwerk tientallen meters verder naar achteren lag. Hij hoopt dat duidelijk te hebben gemaakt aan de hand van de plattegrond. De voorzitter dankt de bewoners voor de respectvolle wijze waarop zij deze vergadering hebben bijgewoond en schorst de Kamer voor een korte pauze. PAUZE De voorzitter heropent de vergadering en geeft de commissie de gelegenheid om vragen te stellen aan de wethouder en de deskundigen. De heer Van Verk merkt op dat de Brandweer eerst meldde dat de sprinkler niet werkte; later staat in een rapport dat hij wel gewerkt heeft. Uit de foto's zou af te leiden zijn dat hij niet heeft gewerkt. Hij vraagt of daar uitsluitsel over te geven is. Mevrouw De Klerk merkt op dat de heer Veldhoven kritische opmerkingen heeft gemaakt over het systeem dat niet functioneerde en over het feit dat dozen zwart geblakerd zijn terwijl de maximale temperatuur 68 graden was. Dat zijn vragen waar ze graag antwoord op wil. De heer Bosuguy vraagt wat de afstand moet zijn tussen een bunker en een woonhuis. De heer Veldman vraagt of er specifieke eisen zijn voor het opslaan van kleding - de kledingzaak is immers uiteindelijk in brand gegaan - en het hebben van vuurwerk. Hij vraagt of die combi consequenties heeft voor de vergunning. Mevrouw Veldhuijzen herhaalt haar vraag over het gevoel van de bewoners dat er een contradictie is in de uitspraak dat consumentenvuurwerk eigenlijk erg veilig is ten opzichte van het feit dat het zo zwaar beveiligd moet zijn. De heer Van der Net merkt op dat er toch vuurwerk de lucht in is gegaan. Dat lag kennelijk buiten de bunkers opgeslagen en hij vraagt of dit een overtreding is die aanleiding is om de vergunning in te trekken. De heer Gündogdu vraagt of er bepaalde data zijn waarop vuurwerk mag worden getransporteerd, de hoeveelheden en hoe daarop wordt toegezien. De heer Hoeksma van de Brandweer gaat in op de vraag of de sprinkler gewerkt heeft. Hij was nauw betrokken bij de brandbestrijding. Hij heeft ook de eerste consultatie gedaan met de buurtbewoners om uit te leggen hoe de Brandweer heeft geacteerd. Er was hem ter ore gekomen tijdens de brand dat een sprinkler mogelijk net gewerkt zou hebben en dat heeft hij ook vermeld; dat is uit zijn mond gekomen. De dag daarna is opdracht gegeven aan het hoofd Preventie om onderzoek te doen naar die bunker en Preventie heeft alle bunkers doorzocht. Vanuit hun expertise hebben zij geconstateerd
6
dat het wel gewerkt heeft. Hij citeert uit het verslag "aangezien de breekglaasjes van de moedersprinklers in de gang van de bunkers zijn gesprongen en het aanwezige vuurwerk doordrenkt is van water, mag geconcludeerd worden dat de sprinkler uitstekend gewerkt heeft." In de bunker zelf is een temperatuur van 68 graden gemeten. Dat betekent dus dat in de gang de moedersprinkler is aangesprongen. Die gaat dan de sprinklers in de verschillende bunkercompartimenten activeren en zorgt dus dat daar water terechtkomt. Dat is geconstateerd. Mevrouw De Klerk vraagt of er een verklaring is voor de geblakerde dozen. De heer Hoeksma antwoordt dat hij die verklaring niet kan geven. Hij weet niet in welke ruimte die foto is gemaakt; dan zou hij het rapport even in zijn geheel moeten bekijken. De heer Van Hulst, Milieudienst ZHZ en projectleider van de regio t.b.v. vuurwerkopslag van met name consumentenvuurwerk, gaat in op de vragen. De afstandcriteria zijn geregeld in het vuurwerkbesluit. Daar worden behoorlijk ruime normen neergezet, maar dat houdt niet in dat aan deze normen moet worden voldaan. Er staat namelijk nog een artikel in en dat luidt: "indien de bunkers op een dusdanige manier worden gebouwd en er muren voor worden gezet, mag de afstand teruggebracht worden." Dat houdt in dat er niet meer dan 10 Kilowatt per m2 vuurbelasting mag zijn op een gevoelig object. Om aan deze criteria te voldoen wordt een Programma van Eisen ingediend; dat is in dit geval gebeurd bij de gedeputeerde van de Provincie omdat die op dat moment bevoegd gezag waren. Het Programma van Eisen gaat ter advisering naar de Brandweer en de Provincie en de betreffende projectleider / vergunningverlener van de provincie toetsen of aan de criteria wordt voldaan. In dit geval wordt ruimschoots aan de criteria voldaan, voor zover hij heeft vernomen en heeft de Brandweer deze zaak ook verder getoetst. Op dit moment wordt voldaan aan de wettelijke vereisten. De heer Bosuguy vraagt of er rekening wordt gehouden met de omgeving, zoals bebouwing. De heer Van Hulst antwoordt dat woningen gevoelige objecten zijn. Op grond daarvan moet aan bepaalde criteria worden voldaan. Men voldoet aan de criteria zoals gesteld in het Vuurwerkbesluit. De heer Bosuguy vraagt of er een aantal meters genoemd kan worden. De heer Van Hulst antwoordt datje in principe uit moet gaan van 8 meter in de voorwaartse richting waar de deur zit. In dit geval komen de deuren niet meer richting de woningen te zitten, maar juist de andere kant op, richting de sportschool. Daar zijn ook weer extra muren voor geplaatst zodat ruimschoots aan de criteria voldaan kan worden. In de voorgaande situatie was dat ook het geval. In Nederland is het zo dat vuurwerkopslagen bij kledingzaken kunnen zijn; ze mogen zelfs tegenwoordig bij een benzinepomp aanwezig zijn. Nederland heeft de zwaarste veiligheidseisen ter wereld voor de opslag van consumentenvuurwerk, mede naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede. De eisen zijn daarna zo zwaar geworden dat het eigenlijk ondenkbaar is dat er nog iets met een vuurwerkopslag kan gebeuren. De stickers die op de foto stonden worden in Nederland gebruikt voor allerlei vormen van stoffen die tot explosie kunnen leiden, van militaire explosieven uit de categorie 1.1 tot en met consumentenvuurwerk dat valt onder categorie 1.4. Het is een generiek symbool dat waarschuwt dat er explosies kunnen plaatsvinden. Omdat hier sprake is van vuurwerk uit de categorie 1.4. wordt bij brand een minimale veiligheidsafstand van 25 meter van de brand in acht genomen en dat is toereikend. Mevrouw Veldhuijzen merkt op dat er een tegenstelling is. Op zich is consumentenvuurwerk helemaal niet zo gevaarlijk en tegelijkertijd is er sprake van een grote veiligheidsnorm. Dat geeft de bewoners niet een gevoel van veiligheid. De heer Van Hulst antwoordt dat de aanleiding de ramp in Enschede was; daar lag consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk en mogelijk nog wat ander vuurwerk dat nooit echt is aangetoond. De ramp is niet ontstaan door het consumentenvuurwerk. Consumentenvuurwerk valt zoals gezegd onder 1.4.; dat is het lichtste soort vuurwerk. Consumentenvuurwerk kan branden, maar niet spontaan exploderen. De overheid heeft destijds alle risico's zoveel mogelijk willen uitsluiten en om die reden is eenduidig
7
afgesproken dat alle vuurwerkopslag aan de strengste normen moet voldoen. Er wordt expliciet gecontroleerd of de ondernemers zich aan alle spelregels houden. Mevrouw Veldhuijzen vraagt of het dan zo is dat de veiligheidseisen zwaarder zijn dan noodzakelijk is voor het materiaal. De heer Van Hulst antwoordt bevestigend. In Duitsland worden dergelijke eisen helemaal niet gesteld; daar hoeft alleen maar een soort ringleiding te worden aangelegd, die als er rook ontstaat, een signaal geeft richting de Brandweer. Hier moeten sprinklers direct in werking treden als er een bepaalde temperatuur wordt bereikt bij een brand. De bunkers zijn nu ook gebouwd; als er van buiten een brand komt, zoals in dit geval de kledingzaak, gaan de sprinklers aan. Daarmee worden in eerste instantie de deuren nat gespoten om te zorgen dat het vuur niet in de bunker terecht kan komen. Vervolgens gaat de installatie verder in werking om de dozen vochtig te maken in de ruimten zelf. De heer Bosuguy merkt op dat er wordt gesproken over een brand, maar de beelden laten zien dat er vuurwerk is afgegaan. Hij vraagt wat daar dan de conclusie van is. De heer Van Hulst antwoordt dat alle bunkers in originele staat zijn gebleven. Er is geen vuurwerk uit de bunkers zelf gekomen. Hij vermoedt dat er mogelijk nog een pakketje vuurwerk in het VTC op het kantoor of ergens anders heeft gelegen. Hij schat in dat het om één pakket gaat wat de lucht in is gegaan; helaas wel met vuurpijlen, waardoor de collega op de hoogwerker een extra risico heeft gelopen. Dat is heel spijtig, maar een pakket van tien kilo mag je ook thuis hebben. Dit had overal kunnen gebeuren; ook in huis als daar brand was ontstaan. De heer Van der Net merkt op dat het hier niet gaat om een consument die een pakketje thuis heeft liggen, maar over een ondernemer die in vuurwerk handelt. Blijkbaar heeft deze ondernemer dus toch buiten de bunker, in strijd met de voorschriften, dan inderdaad vuurwerk voorhanden gehad. Dat is zijn conclusie. Zijn vraag is of dat in strijd is met de vergunningvoorwaarden. De heer Van Hulst antwoordt ontkennend. De ondernemer heeft het recht om een pakket van 10 kilo in zijn kantoor of winkel neer te zetten. Ook een consument kan het pakket daar hebben achtergelaten tussen de kleding; dat zou theoretisch gezien allemaal kunnen. Daar is de heer Brand in ieder geval niet mee in overtreding geweest. De vergunning is afgegeven voor het opslaan van het toegestane aantal kilo's voor het gehele jaar. Dat houdt in dat de ondernemer het gehele jaar bevoorraad mag worden, tot aan het maximum aantal toegestane kilo's. De ondernemer die het vuurwerk komt bezorgen krijgt via de Milieudienst een routering mee. Dat is in overleg met de Brandweer de meest veilige route vanaf de snelweg. Halfords zit ook in de binnenstad met 1000 kilo opslag; die krijgt ook de meest veilige routes aangewezen. Over het algemeen wordt een opslag twee tot drie keer bevoorraad tijdens de verkoopperiode. Ook bij het laden en lossen is er altijd toezicht van de chauffeur en de ondernemer op het moment dat de spullen worden uitgeladen; die gaan direct de bunker in. Er mag dus nooit opslag buiten de bunkers plaatsvinden. De heer Van Verk merkt op begrip te hebben voor de angstgevoelens van de bewoners; je maakt niet elke dag een brand naast je deur mee. Dat is beangstigend en bedreigend. Hij begrijpt ook de boosheid en het onbegrip van de bewoners; die geven aan dat er wel degelijk alternatieven zijn en dat het lijkt of het gemeentebestuur niet luistert. Daarnaast constateren zij nog een probleem, namelijk een verkeers- en parkeerprobleem. En het brandgevaar blijft aanwezig in hun ogen. De mensen voelen zich onveilig; of dat nu subjectief is of niet, dat is niet aan de orde. Juist dit college streeft ernaar om deze gevoelens weg te nemen en trekt daar op gezette tijden veel geld voor uit. Hij vraagt het college wat er is gedaan om het veiligheidsgevoel te bevorderen en of er alternatieven zijn onderzocht, zoals Dordtse Kil 3. Mevrouw De Klerk sluit zich aan bij die vraag. Ze vraagt in hoeverre het verkeersplan toereikend is als er veel klanten komen. Tijdens de verkoop van vuurwerk is het VTC nauwelijks nog te bereiken, laat staan voor de hulpdiensten. De mensen zouden niet op de hoogte zijn geweest van de procedure rond het indienen van een bezwaar, met name de voorlopige voorziening; ze vraagt in hoeverre dit in de toekomst voorkomen zou kunnen worden. GroenLinks vindt het een gemiste kans dat mensen daar niet op
8
gewezen worden. De heer Van Verk heeft al gevraagd of er gekeken is naar een andere locatie. De heer Veldman sluit zich eveneens aan bij de opmerking omtrent de gevoelens van angst. Hij vraagt of het planologisch onmogelijk was om herbouw tegen te gaan. Hij vraagt of de wethouder dit als een gewenste situatie beschouwt en wat er nog aan te doen is. Hij begrijpt de informatie-uitwisseling met de bewoners; dat is ook een goede zaak, maar hij vraagt wat er nog kan gebeuren. Zo lang dat niet helder is, is de discussie ook niet helder. Daaraan wil hij de vraag koppelen wat er voor andere bestemmingsplannen is geregeld. Hij vraagt of dergelijke opslagen daar ook kunnen plaatsvinden. De heer Bosuguy vraagt of het mogelijk is om inspectierapporten snel openbaar te maken. Mevrouw Veldhuijzen merkt op dat ook het CDA herkent dat het voor de bewoners ondertussen veel onrust met zich meebrengt. Ze merkt ook dat deze voorlichtingsbijeenkomst er niet toe zal leiden dat de onrust wordt weggenomen. Ze sluit aan bij de vraag wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Ze vraagt in hoeverre het mogelijk is voor de wethouder om de gevoelens van ongerustheid weg te nemen. Ze vraagt in hoeverre er sprake is van contacten tussen de heer Brand, de eigenaar en de bewoners om daarin gezamenlijk ook nog iets te kunnen betekenen als het wel door zou gaan. De heer Van der Net merkt op alle begrip te hebben voor de bewoners; iedereen die dit meemaakt vergeet dit niet en wil daar graag wat aan doen. Dat is zeer begrijpelijk. Aan de andere kant is hier een ondernemer die stelt te hebben voldaan aan wet- en regelgeving en het tegendeel is niet bewezen. De handhaving is de strengste van heel Europa op het gebied van vuurwerkopslag. Hij vraagt de wethouder om aan te geven wat er overwogen is met betrekking tot dit dossier, en misschien ook voor de toekomst. De heer Gündogdu merkt op dat BETER VOOR DORDT alle bewoners wil bedanken voor hun komst. Zijn fractie deelt de gevoelens. Hij vraagt de wethouder welke keus hij zou maken bij een vergunningaanvraag voor deze locatie als voor deze locatie niet eerder een vergunning was afgegeven voor vuurwerkopslag. Wethouder Sleeking merkt op dat elke brand, groot of klein, indruk maakt en gevoelens van onveiligheid oproept. Dat gaat gepaard met emoties. In zo'n situatie treedt ook vaak paniek op. Recente branden in de stad lieten dat ook zien, waar in sommige gevallen zelfs slachtoffers te betreuren zijn. Gelukkig was dat hier niet aan de orde. Toen hij eind april startte en dit dossier op tafel kwam, heeft hij zich op verschillende trajecten gericht. Wat was de feitelijke situatie, wat waren de rapportages van Brandweer en Inspectie? Geeft dat aanleiding om te komen tot een conclusie die zou leiden tot uitplaatsing van dit vuurwerkverkooppunt op deze plaats? De hele vergunningprocedure, de planologische procedure, de bouwvergunning: ze zijn allemaal langs geweest. Hebben wij op dit moment instrumenten in handen om de herbouw en het opnieuw realiseren van een vuurwerkverkooppunt op deze locatie onmogelijk te maken? Hebben wij daarvoor de regelgeving beschikbaar? Na uitgebreide bestudering blijkt dat dat in ieder geval niet het geval is. Het past in het bestemmingsplan, het past in het overgangsrecht waarin deze vuurwerkverkoop was gelegaliseerd en door de brand was daar ook geen verandering in gekomen. Dat neemt niet weg d a t j e op enig moment wel met elkaar tot de conclusie kunt komen dat het ongewenst is om die vuurwerkverkoop daar opnieuw te laten plaatsvinden. Het een hangt natuurlijk wel met het ander samen. De feitelijke situatie is vanavond nog eens bevestigd door de Brandweer en de Milieudienst en ook daar heeft hij zich door laten overtuigen. De restanten van de brand spraken wat dat betreft ook wel voor zich: er was eigenlijk geen relatie tussen de opslag van vuurwerk en de brand. De bunkers voldeden aan alle veiligheidsvoorschriften en zij zijn verder ook niet aangetast. Behalve de kleine hoeveelheid vuurwerk die op het verkooppunt was opgeslagen, is er geen vuurwerk verbrand. Dat brengt in ieder geval de conclusie dichterbij dat vuurwerkopslag op die plaats kennelijk, als het gaat om een brand, niet leidt tot onverantwoorde risico's en in
9
ieder geval niet een brand in die mate kan versterken waardoor je zou zeggen: wij vinden dat we dat onmogelijk moeten gaan maken. Dit is een van de twee grotere vuurwerkverkooppunten. De andere zit in het tuincentrum in Dubbeldam. Als je naar het totaal zou willen kijken, zou je ook dat mee moeten nemen, hoewel je hier wel iets dichter op de bebouwing zit dan Dubbeldam. Het Van Neurenburgpad heeft de bestemming kleinschalige bedrijvigheid. Daar heeft ook een doe-het-zelf zaak gezeten met opslag van brandbaar materiaal, zoals verf en afbijtmiddel. Het grootste probleem op deze locatie was de enorme rookontwikkeling die ontstond door het verbranden van de kleding. Dat was feitelijk een groter risico voor de omgeving dan de vuurwerkopslag; dat heeft in feite, behoudens de vuurpijlen die de lucht in gingen en die natuurlijk associaties opriepen met Enschede, niet geleid tot risico's. Hij hoopt dat men na vanavond overtuigd is van het feit dat dat hier niet aan de orde was; opslag van consumentenvuurwerk in deze hoeveelheid staat in geen verhouding tot de opslag zoals die in Enschede aan de orde was. Mevrouw De Klerk vraagt bij interruptie naar het gevoel van onveiligheid. Ze vraagt of het college gesprekken heeft gevoerd met de ondernemer over een andere locatie. Wethouder Sleeking antwoordt ontkennend; zelf heeft hij niet met de ondernemer gesproken. Wel zijn er gesprekken geweest vanuit de Milieudienst in het kader van het verlenen van de bouwvergunning. Alles overwegend was er voor hem geen aanleiding om te komen tot een weigering van de bouwvergunning, of om om te zien naar een andere locatie. Hij realiseert zich immers heel goed wat voor kostenplaatje daar aan hangt. Ten tweede is dit niet de enige vuurwerkopslag. Dan zou je consequent moeten zijn: als je vindt dat vuurwerkopslag niet in de bebouwde kom past, dan geldt dat voor alle locaties. Mevrouw De Klerk begrijpt de uitleg, maar GroenLinks vindt het toch wel een gemiste kans. Hier deed zich een situatie voor na een brand en dat had aanleiding kunnen zijn om te kijken naar een andere locatie. De wethouder geeft aan dat er een behoorlijk kostenplaatje aan ten grondslag zou liggen; ze had dan graag gehoord welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn. Veiligheid staat hoog in het vaandel en hier gaat het echt om veiligheidsgevoelens. Dat had ze dan graag willen weten. De heer Van der Net merkt op dat er een verschil is tussen veiligheid en een gevoel van veiligheid. Mevrouw De Klerk beaamt dat dat klopt. Het gevoel komt echter met enige regelmaat terug in deze Kamers en dan is het nooit een punt van discussie. Ze geeft het als mogelijkheid aan. Wethouder Sleeking is het met haar eens; gevoelens van onveiligheid spelen natuurlijk een rol. Er is niet voor niks, ook in overleg met de Brandweer, voor gezorgd dat er een extra bijeenkomst is georganiseerd; dat er extra aandacht is, ook straks weer als de vuurwerkverkoop hier wordt gecontinueerd, dat het toezicht is geregeld en dat de bereikbaarheid wordt gegarandeerd. Er zijn aanvullende maatregelen genomen om de brandveiligheid nog verder te vergroten dan voorheen al het geval was, door de extra wateropslag bijvoorbeeld. Als er bij hem maar enig spoor van twijfel was geweest; als hij het gevoel had dat de gemeente hier een onverantwoord risico zou nemen om hier weer vuurwerkopslag toe te staan, dan zou hij dat risico ook persoonlijk niet genomen hebben. Dan zou er ook aanleiding geweest zijn om heel actief op zoek te gaan naar andere mogelijkheden om dit te gaan regelen. Maar hij kan niet anders concluderen, op basis van alle feiten, informatie en de feitelijke situatie, dat vuurwerkopslag op zich op deze plaats niet heeft geleid tot een hoger risico tijdens zo'n brand. De grootste risico's en de grootste gevolgen hebben zich voorgedaan door de brand van de kleding. In antwoord op de vraag of je in een nieuwe situatie voor een dergelijke locatie zou kiezen: hij denkt van niet. Een locatie, toch redelijk dicht op bebouwing en waar psychologie en emotie altijd een rol speelt, lijkt hem niet de meest voor de hand liggende om te komen tot vuurwerkopslag, alleen al als je kijkt naar de bereikbaarheid. Als je dat vergelijkt met het tuincentrum ligt dat toch wat ruimer en het is beter bereikbaar. Het geeft minder directe overlast voor de omgeving. Mevrouw De Klerk merkt op dat de argumenten van de wethouder aangeven waarom GroenLinks dit een gemiste kans vindt.
10
Wethouder Sleeking antwoordt dat hij de verkeerssituatie al heeft toegelicht. In de vergunningvoorschriften staat dat er gedurende de vuurwerkverkoop ook verkeersregelaars aanwezig zijn en dat de toegankelijkheid van het gebied gegarandeerd moet zijn. Die voorwaarden horen bij de vergunningverlening. De heer Van Verk merkt op dat de wethouder eigenlijk zegt dat hij het een ongewenste situatie vindt; hij geeft aan de onveiligheidsgevoelens te kunnen begrijpen en dat siert hem. Desondanks noemt hij het een verantwoord besluit om daar opnieuw te bouwen, omdat het aan instrumenten ontbreekt en omdat de rapportage niet leidde tot uitplaatsing. De heer Van Verk kan zich dat helemaal voorstellen, maar vraagt of de wethouder zou willen overwegen om te gaan kijken of, zowel voor Dubbeldam en andere locaties en voor deze, er ergens een centrale opslag van vuurwerk kan worden gerealiseerd die grote hoeveelheden aankan, die veilig ligt en goed bereikbaar is. Wethouder Sleeking geeft aan zeker bereid te zijn om dit serieus in overweging te nemen en om in overleg met die ondernemers te gaan kijken of er wellicht op een andere plaats een extra opslag gerealiseerd zou kunnen worden waardoor je minder opslag zou kunnen hebben op het verkooppunt zelf. Dat leidt sowieso tot extra vervoerbewegingen en ten tweede moet je dan ook een goed alternatief kunnen vinden voor zoiets. Ondernemers moeten bereid zijn om daaraan mee te werken en er is ook nog het kostenplaatje. Hij neemt de suggestie graag mee. Eerder heeft hij al aan de raad voorgelegd, naar aanleiding van vragen vanuit de raad, dat de raad zelf een initiatief had kunnen nemen om bijvoorbeeld te kijken of er gekomen zou kunnen worden tot een bestemmingsplanwijziging of een wijziging in de regelgeving. Dat initiatief staat natuurlijk ook aan de raad zelf open. Als de raad van mening zou zijn dat, los van de analyse en de conclusie van het college, het beter zou zijn dat vuurwerkopslag buiten de bebouwde kom georganiseerd kan worden, dan roept hij de raad op om de oproep van de heer Van Verk te ondersteunen. De raad moet zich dan ook realiseren wat daarvan de eventuele consequenties kunnen zijn. De heer Van Verk vindt dat de bal terugspelen. Nu wordt de raad opgezadeld met een opdracht. Wethouder Sleeking antwoordt ontkennend; hij heeft dat eerder al aan de raad voorgelegd. De heer Van Verk merkt op dat hij vaststelt dat de wethouder bereid is om met de ondernemers te praten om te komen tot een meer centrale opslag die veiliger is, beter bereikbaar en minder gevaar met zich meebrengt en hij vraagt het college om daar voor de zomer met informatie op terug te komen, inclusief een kostenplaatje, zodat het eventueel in de Kadernota van volgend jaar meegenomen kan worden. Wethouder Sleeking wil de toezegging doen dat op een termijn van om en nabij een half jaar bekeken wordt wat de mogelijkheden en consequenties zijn. Er is gevraagd of de rapporten van de Inspectie openbaar kunnen worden gemaakt. In een uitgebreide bijeenkomst met de Brandweer hebben bewoners te kennen gegeven tevreden te zijn met de uitleg die de Brandweer heeft gegeven en de informatie die is overlegd. De conclusies uit de rapporten zijn ook beschikbaar gesteld; hij weet niet zeker of het volledige Inspectierapport nog meer zou kunnen opleveren. Hij kan aan de Milieudienst voorleggen om dat eventueel ter inzage te leggen voor het raadslid dat daar belangstelling voor heeft. Concluderend: het is absoluut niet zijn bedoeling om wat dan ook te bagatelliseren. De onrust en de gevoelens van onveiligheid zijn duidelijk. Hij heeft geprobeerd duidelijk te maken, ook in het verlengde van wat de deskundigen ook vanavond hebben toegelicht, dat wat hem betreft de installatie aan alle voorwaarden heeft voldaan; dat de risico's van dien aard zijn dat het college het verantwoord vindt om dit hier te handhaven. Daaraan gekoppeld kan zeker in kaart gebracht worden wat het zou betekenen en wat de mogelijkheden zijn om dit op een andere manier te gaan organiseren. De gevolgen van de brand van de kleding waren bij nader inzien voor de omwonenden ernstiger en hadden grotere risico's in zich dan het vuurwerk. Als hij er zelf naast had gewoond, was hij dezelfde mening toegedaan.
11
De heer Veldman herhaalt zijn vraag over of in andere bebouwde gebieden in Dordrecht het bestemmingsplan dergelijke opslag toelaat. Wethouder Sleeking antwoordt dat bestemmingsplannen altijd die ruimte bieden. Daar waar detailhandel is toegestaan, is vuurwerkverkoop op zich ook toegestaan binnen alle regelgeving en voorwaarden die daaraan worden gesteld en de vergunning die daarvoor noodzakelijk is, en dat zal altijd worden getoetst aan alle veiligheidsvoorschriften waaraan zo'n opslag moet voldoen. De voorzitter dankt iedereen voor de inbreng. De Raadsinformatiebrief wordt voor kennisgeving doorgeleid naar de raad. Voor de zomer verschijnt een nieuwe Raadsinformatiebrief met betrekking tot een mogelijke centrale opslag van vuurwerk.
12
VERSLAG VAN DE OPENBARE ADVIESCOMMISSIE VAN DORDRECHT D.D. 30 NOVEMBER 2010 Sociale leefomgeving (sociale infrastructuur) PRESENTATIE TOELICHTING BEDRIJFSPLAN ENERGIEHUIS RAADSINFORMATIEBRIEF OVER VOORTGANG ENERGIEHUIS (494864) Beschikbaar stellen van een krediet voor de realisatiefase van het Energiehuis en kennisnemen van de toelichting op het bedrijfsplan en de exploitatie van het Energiehuis. Voorzitter: De heer J . J . W . Van Dongen Secretaris: De heer S.V. Vooren Verslag: Erna Verveer. Getikt! Aanwezig: De heer J . P . Schuiten, D66* Mevrouw K. Kruger, GroenLinks* Mevrouw G.P. de Klerk, GroenLinks Mevrouw G J . Snijders, GroenLinks De heer M. Groeneweg, BETER VOOR DORDT* De heer D.T. van Antwerpen, BETER VOOR DORDT Mevrouw S.M. Wemmers-Wanrooij, BETER VOOR DORDT De heer E.A.M. Nederhof, BETER VOOR DORDT Mevrouw N.E. Witsen Elias, BETER VOOR DORDT De heer A. van Wensen, BETER VOOR DORDT De heer O. Soy, BETER VOOR DORDT De heer D.F.M. Schalken, BETER VOOR DORDT Mevrouw K.M. Rusinovic, PvdA* De heer B J . van Beusekom, V V D * Dhr. D. Pols, VVD De heer H. Romijnsen, V S P * Mevrouw M.G. Stolk, VSP De heer B. Staat, ChristenUnie/SGP* De heer W. Van der Kruijff, C D A * Namens de ambtelijke organisatie zijn aanwezig mevrouw Ciska Meijer, de heer Freek van Duijn, de heer Henk Kranendonk en de heer Kay Vink. Namens het college is aanwezig wethouder F J . Van den Oever.
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. De agenda is enigszins gewijzigd. Er volgt eerst een presentatie van de zijde van het college, die ingaat op de historie; daarna wordt gesproken over het bedrijfsplan en dit deel zal in beslotenheid plaatsvinden. De heer Groeneweg wil graag met meerdere mensen uit de fractie vragen kunnen stellen tijdens de presentatie. De heer Romijnsen merkt op dat er een afspraak ligt om maximaal twee leden per fractie aan tafel te laten plaatsnemen en dat er dus te veel BETER VOOR DORDT fractieleden aan tafel zitten. Hij kondigt aan dit aan te kaarten in de agendacommissie. De heer Groeneweg merkt op dat het ook gebruikelijk is dat de stukken tien dagen van te voren komen; die zijn pas afgelopen vrijdag ingekomen. Hij hoort de VSP daar niets over zeggen. De voorzitter verzoekt om deze discussie op een ander moment voort te zetten. Aangezien er genoeg plaats is aan tafel ziet hij geen reden om mensen te verzoeken op te staan. De stukken zijn inderdaad te laat verzonden. Om die reden is afgesproken dat er eventueel een extra advieskamer belegd zal worden op 7 december.
13
Mevrouw Meijer start de openbare presentatie. De heer Groeneweg merkt op dat een deel gefinancierd wordt uit gekapitaliseerde huuropbrengsten. Hij vraagt of eventuele tegenvallers of extra's uit de strategische investeringen kunnen worden gefinancierd, of dat er dan een ander potje gevonden zal moeten worden. Bij grote projecten komt het immers voor dat er grote tegenvallers zijn. Wethouder Van den Oever antwoordt dat er een post onvoorzien is opgenomen bij het realisatiekrediet van 12,5%, zijnde meer dan 2,6 miljoen. De risico's zijn gedefinieerd in vier punten: fundering en funderingsherstel, aanbestedingsdeel bouwkosten en inrichtingskosten. Het vierde deel betreft de exploitatie. Voor het eerste deel wordt nu het realisatiekrediet gevraagd. Er is een meevaller van 1,5 miljoen in relatie tot de directieraming. Dat geeft ruimte binnen het totale krediet. Een tweede aanbesteding gaat over de techniek; daar wordt dan opnieuw krediet voor aangevraagd. Wat ook voorligt, is het bedrijfsplan op basis van de second opinions die zijn uitgevoerd. De heer Groeneweg merkt op zich er over te hebben verbaasd dat de houten palen, diameter 28 cm, worden getest op rot met een pennetje van 5 cm lengte. Zijn fractie maakt zich zeer ernstige zorgen over de fundering. Huizenbezitters moeten immers al boven 3,5 centimeter aantasting overgaan tot herstel. De bouwmassa van het Energiehuis zal bovendien compleet veranderen en dat vergt een nieuw funderingsplan. Hij vreest extra kosten. Wethouder Van den Oever merkt op dat in het budget alle funderingspalen zitten voor onder de zware delen. Voor de delen die minder tot geen belasting hebben wordt een garantie afgegeven tussen 25 en 40 jaar. De heer Vink, technisch projectleider, geeft aan dat er een belangrijk verschil is met de funderingsproblematiek elders en hier bij het Energiehuis. Je kunt te maken krijgen met een schimmelinfectie als het water zakt; dat leidt tot een advies aan de burgers om te gaan herstellen, want de draagkracht kan dan binnen enkele jaren verdwenen zijn. Bij het Energiehuis geldt dat je buiten de dijk zit. De rivier geeft behoorlijke zekerheid dat het water altijd boven het hout blijft. Dat betekent geen schimmelinfectie. Er is wel een bacterie-infectie en dat houdt in dat de korst van de palen wordt aangetast, maar niet direct zorgt voor een dermate vermindering van het draagvermogen. De ontwikkeling daarin gaat wel door. Fugro zegt dat het over 25 tot 40 jaar kan zijn dat er herstel nodig is. Er is bij zijn weten met een boor een houtmonster genomen tot op de harde kern en dat monster is beoordeeld in het lab. De heer Staat sluit zich aan bij de vragen over de fundering. In het raadsvoorstel wordt ook gesproken over een risico ten aanzien van de constructie; hij vraagt om een uitleg. In het raadsvoorstel wordt gesproken over een gunstig aanbestedingsvoordeel; dat gaat wat zijn fractie betreft terug naar de algemene middelen en blijft dat niet bij het project. In het raadsvoorstel wordt nadrukkelijk gesproken over het kunnen bereiken van synergie door een betere samenwerking van de verschillende instellingen. Wethouder Van den Oever antwoordt dat er zo meteen uitvoerig ingegaan wordt op de synergievoordelen. Hij merkt op dat een van de risico's inderdaad constructie was; dat is ondervangen doordat er nieuwe palen worden geslagen. Daar ligt een palenplan onder. Het risico van de constructie is daarmee inmiddels weg. Dit is de eerste van de twee aanbestedingen; voordelen worden op dit moment nog niet afgeroomd. Het bedrag ad 5,3 miljoen gekapitaliseerde huuropbrengsten is later bijgeplust omdat het krediet sowieso ontoereikend zou zijn. Het aanbestedingsvoordeel zal daarom in het project blijven tot na de tweede aanbesteding. Het kan zijn dat daarna eventueel middelen teruggaan naar de algemene reserve van de stad, danwel dat besloten wordt om de gekapitaliseerde huuropbrengsten die er later bij verzonnen zijn, te laten staan danwel dat in mindering te brengen, zoals aan het begin van het project ooit de bedoeling was. Normaal gesproken wordt 100% uitgegaan van het krediet uit de strategische investeringen. De heer Staat merkt op dat constructie volgens hem iets anders is als funderingsconstructie.
14
De heer Romijnsen sluit zich aan bij de opmerking ten aanzien van het aanbestedingsvoordeel. De heer Soy gaat in op de aanbesteding van de horecafunctie; dat moet nog gebeuren, maar de wijze waarop dat gaat gebeuren is niet duidelijk. Horeca Nederland heeft een brief daarover aan zijn fractie gestuurd. Wethouder Van den Oever antwoordt dat hij heeft gemeld aan Horeca Nederland dat er een bedrijfsplan gemaakt is. Er is een markttoets gedaan; dat komt later in de presentatie nog terug. Hij heeft aangegeven op een later moment te zullen bepalen of het horecadeel in de aanbesteding gezet wordt, of dat dat op een andere manier gebeurt. De raad moet eerst instemmen met het voorstel alvorens er commerciële partners worden benaderd en dat is ook bekend gemaakt aan Horeca Nederland. Mevrouw Wemmers vraagt naar het parkeerbehoefte-onderzoek, het aantal parkeerplaatsen, de locatie van de parkeerplaatsen en de bouwkosten daarvan. Tussen 2013 en 2020 blijf je wel met een groot probleem zitten. Wethouder Van den Oever antwoordt dat het onderzoek parkeerbehoefte is aangeleverd tegelijk met het definitief ontwerp. Er zit bovendien een parkeeradvies bij de bouwvergunning. Er is behoefte aan meer parkeerplaatsen in het gebied, met name in de avond. De parkeerdruk is dan het laagst, zeker ten tijde van het D.O. Inmiddels is sprake van veranderde omstandigheden. De raad heeft ingestemd met parkeerregulering in het Lijnbaangebied, wat een extra druk gaat opleveren. De regio heeft besloten een aantal functies en dus mensen toe te voegen. Als je die externe factoren er bij optelt, moetje constateren dat de parkeerdruk te hoog is en het college heeft besloten om een substantieel aantal parkeerplaatsen toe te voegen. Die horen in principe thuis in de grondexploitatie Stadswerven, waarvan het college op dit moment in beraad heeft om te bezien op welke manier je die kosten het beste kunt drukken. Bij Stadswerven is dit deel ver naar achteren geschoven. Dat betekent d a t j e nog geen definitieve inrichting kunt doen. Een deel van de kosten openbare ruimte en een deel van het oplossen van de parkeerproblematiek komt ten laste van het Energiehuis, bijvoorbeeld vanwege het aanbestedingsvoordeel van 1,5 miljoen. Linksom of rechtsom: er zijn meer veroorzakers van de parkeerdruk rond het Energiehuis en die druk moet opgelost worden. Er is een mogelijkheid om tenminste 185 extra parkeerplaatsen te creëren in de omgeving. De heer Groeneweg merkt op dat bezoekers van Villa Augustus daar ook parkeren; die zou eerst een parkeerplaats aan de andere kant krijgen. Er is een parkeerprobleem tussen 2013 en 2020; er komt later nog een voorstel a la de Sportboulevard van 10 miljoen voor een parkeergarage. Er moet nog bezien worden op welke begroting dat gaat drukken. Wethouder Van den Oever antwoordt dat er inderdaad een probleem was voorzien; om die reden heeft de raad bij de grondexploitatie Stadswerven ingestemd met de bouw van een parkeergarage. De raad heeft ingestemd met het feit dat de planning naar achteren gaat. Dat betekent dat er een tijdelijke voorziening moet komen en dat de kosten waarschijnlijk binnen het totale krediet van het Energiehuis worden gedragen, omdat die niet voorzien zijn bij de Stadswerven. De heer Groeneweg merkt op dat bijna iedere vierkante meter daar al parkeerplaats is; je kunt er niet oneindig parkeerplaatsen bij blijven maken. De voorzitter sluit het openbare deel van de vergadering; het publiek verlaat de zaal.
15
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 30 NOVEMBER 2010 Bestuur en Middelen (Veiligheid) PRESENTATIE VISIEDOCUMENT POLITIE DICHTBIJ VISIE 2010-2013 "POLITIE DICHTBIJ" (482011) Voorzitter: de heerdrs. A . G . Hoogerduijn Secretaris: mevrouw J . H . de Roo-Veulings Verslag: Erna Verveer, Getikt! af MP3
Aanwezige woordvoerders: De heer D. Pols, VVD De heer B. Staat, ChristenUnie/SGP De heer J. Lagendijk, PvdA Mevrouw E.C. van Wenum, CDA De heer H. Romijnsen, VSP Mevrouw T.I.V. Bonnema, D66 Mevrouw M. Nijhof, BETER VOOR DORDT De heer A. Karapinar, GroenLinks Namens het college is aanwezig burgemeester A . A . M . Brok Namens de Politie is aanwezig de heer G. den Uyl, plaatsvervangend korpschef Politiekorps Zuid-Holland Zuid.
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Hij schetst de achtergrond van de reden om deze Kamer te beleggen. De heer Den Uyl dankt voor de uitnodiging en geeft een presentatie. Na de presentatie worden vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. De heer Staat gaat in op de term "respect als basis". Vanuit de burgerij moet er respect zijn voor de politie en helaas moet hij vaststellen dat dat respect op zijn minst tanende is. Hij vraagt wat het korps daar aan denkt te kunnen doen. De heer Den Uyl antwoordt dat de mensen zeggen: toen de politie begon te roepen dat de politie je beste vriend is, ging het verkeerd. Hij is het daar niet mee eens, want op zich zou hij die houding ten opzichte van het grootste deel van de burgers nog steeds vast willen houden. Minimaal 9 5 % , misschien wel 9 9 % van de burgers in Nederland zijn goedwillend en verhouden zich tot de politie zoals je dat met elkaar ook verwacht. Anderen merken ook dat er sprake is van verruwing: gemeentepersoneel, mensen die in het openbaar vervoer werken, et cetera. Er is de laatste tijd minder respect voor overheidsdienaren. De politie heeft het voordeel van een geweldsmonopolie en spoort ook op. Daarmee is de politie in de gelegenheid om mensen direct aan te pakken. Alleen heeft de politie dat nagelaten. In veel situaties is de politie het gesprek aangegaan en heeft veel en lang naar zich laten wijzen, en niet altijd met de goede vinger. Daar is de politie nu van terug aan het komen en de opdracht van Politie en OM is nu dat een zero tolerance geldt bij belediging, intimidatie en geweld dat tegen de politie gebruikt wordt. Bij belediging van een politiefunctionaris volgt aanhouding. Geweldpleging tegen politiemensen, brandweer, buschauffeurs en ambulancepersoneel leidt tot een 1,5 tot 2 keer zo hoge strafeis. Daarmee zeg je wel dat je iets terug moet winnen, maar dat gebeurt in de wetenschap dat je als politie geen harde politie wilt worden, maar wel een duidelijke politie wilt zijn.
16
De heer Pols heeft het visiedocument bestudeerd en het geeft een globaal beeld van hoe je in de toekomst met elkaar kunt gaan werken. Hij had het eigenlijk een stapje dieper willen zien en meer gericht op de omgeving van Dordrecht. Kleine criminaliteit en kleine diefstallen zijn toch hele grote ergernissen voor de burger. Zijn fiets is een keer gesloten. Voor aangifte ga je naar het politiebureau, maar dat is dan gesloten. Digitaal vul je vervolgens een aangifteformulier in en dat stuur je op; dat heb je nodig voor de verzekering. Dat komt keurig terug, voorzien van een stempel en daarna hoor je helemaal niets meer. Zijn fiets is nog steeds niet terecht, maar hij zou meer aandacht willen hebben voor een contact terug; dat is prettig voor de burger. De heer Den Uyl antwoordt dat er overvallers gepakt moeten worden in Nederland. Het aantal overvallen is in tien jaar tijd gestegen van 2.000 naar 3.000. Er worden in Nederland ongeveer 600.000 fietsen gestolen per jaar, waarvan in 150.000 gevallen aangifte wordt gedaan. Daarvan worden maar heel weinig fietsen teruggevonden en hij zou dat aantal graag omhoog zien gaan. Maar de inspanning die daarvoor nodig is, is gigantisch. De netwerken van fietsendieven zijn groot. Dit korps is een van de korpsen in Nederland die de meeste fietsen bij de eigenaren terugbrengt, maar dat zijn er nog steeds te weinig. Op jaarbasis worden overigens 900 fietsen gevonden die niet bij de eigenaar terugbezorgd kunnen worden; die worden uiteindelijk verkocht. Hij is het met de heer Pols eens dat het contact met de burger na een aangifte niet goed gaat. De burger heeft de hoop en de verwachting dat hij na het doen van aangifte misschien zijn fiets terugkrijgt; het zou beter zijn om na drie of zes maanden bericht te geven dat het helaas niet is gelukt en dat het dossier gesloten wordt. De heer Lagendijk vraagt bij interruptie wat er moet gebeuren om de heer Pols te bedienen; stel dat het aantal opgeloste diefstallen zou moeten verdubbelen, ten koste van wat zou dat dan gaan? De heer Den Uyl antwoordt dat dat altijd ten koste gaat van het oplossen van andere strafbare feiten die altijd hoger op de prioriteitenlijst staan. Voor deze regio zijn dat drugsgerelateerde criminaliteit, ook om de overlast tegen te gaan, woninginbraken en overvallen. De voorzitter merkt op d a t j e over prioriteiten verschillend kunt denken; dat is inherent aan politiek. Hij verzoekt de heer Karapinar ook een prioriteit te noemen. De heer Karapinar vindt het visiedocument 2010-2013 heel positief geschreven. Hij neemt aan dat de prioriteiten die de raad vanavond aangeeft, meegenomen zullen worden in het volgende visiedocument aangezien het al eind 2010 is. In de presentatie werd gezegd dat er wordt gewerkt aan noodzakelijke bezuinigingen en aan organisatorische knelpunten; dat vergt wel veel inzet en energie. Hij vraagt in hoeverre de prioriteiten van de raad dan ook nog kunnen worden meegenomen, want dat komt er nog eens bovenop. Hij heeft iets gelezen over Wijk in Balans en vraagt of er ook een scan is van Dordtse wijken. Hij miste dat in het stuk. Oost-Europese bendes zijn heel actief; ze gaan snel van dorp naar stad en plegen veel inbraken, zowel overdag als 's nachts. Hij zou dat als prioriteit willen meegeven en vraagt hoeveel last deze regio hiervan ondervindt. Hij las ook iets over lover boys / pooierboys; die laatste benaming is trouwens beter. Hij vraagt hoe groot deze problematiek in Dordrecht en omstreken is en wil daar ook prioriteit aan geven. Mevrouw Nijhof mist iets over de samenwerking met de afdeling Toezicht van de gemeente Dordrecht. Burgers hebben veel ergernis als het gaat om handhaven op kleine zaken; ze vraagt hoe de heer Den Uyl de rol van Toezicht ziet in samenwerking met de politie. Wat haar fractie betreft, is dit ook een prioriteit. Mevrouw Van Wenum merkt op dat haar opviel dat er zo'n sterke focus ligt op het winnen van het vertrouwen van de burgers, terwijl zij had verwacht dat het meer zou gaan om ontzag afdwingen bij de boeven. Er wordt iets geschreven over 1-menssurveillance, want dan zijn mensen zo goed aanspreekbaar; maar wat doet die persoon dan als mensen agressief worden? Dan sta je daar wel in je eentje. Het herijken van een formatie: waar liggen dan de prioriteiten? Dingen als veiligheidsbeleving in de wijken en jeugd en alcohol ligt ook voor een groot deel juist bij andere partners. Misschien is het zo
1 /
vanzelfsprekend dat het om die reden niet in het stuk staat, maar dat verbaasde haar. Het is heel goed dat de politie naar diversiteit streeft, maar het gaat er ook om hoe je die mensen vervolgens in je organisatie een plek biedt. Er zijn nog wel eens signalen dat het toch lastig is om je binnen de organisatie te handhaven. Er is een zekere pikorde. Ze vraagt of ook daar voldoende aandacht voor is. Tenslotte merkt zij op dat Detailhandel Nederland onlangs een brief heeft gestuurd waarin wordt gevraagd om er op toe te zien dat het Politie Klachtrecht beter gaat functioneren in het kader van de opvolging van winkelcriminaliteit; ze leest daar niets over in de visie en vraagt of daar nog iets over te melden is. De heer Romijnsen merkt op dat de prioriteiten van de VSP liggen bij woningovervallen en bij de voorlichting aan burgers daarover. De heer Lagendijk merkt op dat als de politie het respect wil terugwinnen en daar het geweldsmonopolie meer voor gaat gebruiken, hij vermoedt dat er extra aandacht moet zijn voor het Klachtrecht. Politiemensen zijn ook maar mensen en elk geweldsmonopolie leidt tot problemen. Dat geldt voor de politie ook. Dat m o e t j e streng controleren en hij vraagt zich af of daar voldoende aandacht voor is. Zoals mevrouw Nijhof zei: de burger verwacht van alles van de politie, terwijl je juist graag wilt dat die burger zich ook een beetje de eigenaar voelt van de openbare orde en zelf ook een aantal dingen doet. Hij vraagt hoe daarop wordt ingezet en hoe de politie zou willen bevorderen dat de burger niet alleen de klant van de politie is. Daar heb je Toezicht voor nodig en buurtvaders en allerlei maatschappelijke organisaties; daarover leest hij niets in de presentatie en hij zou daar aandacht voor willen vragen. Hij gelooft wel in de mededeling dat als er hier een groot korps komt, samen met Rotterdam Rijnmond, de politie nog steeds haar uiterste best zal doen om de regio op orde te houden, maar hij heeft heel weinig vertrouwen in dat systeem. Als het geweld dat vanuit Rotterdam komt in de prioriteitstelling de overhand gaat krijgen, en dat gecombineerd met allerlei bezuinigingsmaatregelen, kan hij zich bijna niet voorstellen dat deze regio daar geen vervelende gevolgen van zal ondervinden. Hij weet niet hoe dat op te lossen valt, maar hij is er niet gerust op. Mevrouw Bonnema merkt op dat veilige wijken prioriteit heeft. In een veilige wijk is één buurtagent; in Rotterdam zijn dat er twee per wijk. Ze vraagt of er belemmeringen zijn voor handhavend optreden als er één wijkagent is; daar gaat haar zorg naar uit. Ze roept op om vooral slim te gaan werken en vraagt of in deze regio al gewerkt wordt met kostenverhaal, waarbij kosten en politieoptreden doorberekend wordt aan de daders. Ze ergert zich aan termen als "kleine criminaliteit" en "boefjes"; dat zijn het vooral niet. Door het op een bepaalde manier te benoemen kun je het zelf bagatelliseren; ze waarschuwt daarvoor. Burgemeester Brok merkt op dat dit de derde keer is dat de Politie in een Kamer komt sinds zijn aantreden; dat juicht hij op zich erg toe. Hij mist wel de inhoudelijke discussie op een aantal punten, maar in de agendacommissie moet maar besproken worden hoe dat verder vorm te geven. De presentatie van de heer Den Uyl is opnieuw heel waardevol en boeiend op inhoud, maar er zijn zoveel thema's die een verdere politiek-bestuurlijke analyse vragen. Eén daarvan is de landelijke discussie. Wat de heer Lagendijk zojuist daarover zei is wel de kern waar het op neerkomt: waar ga je met zo'n nieuwe politieorganisatie naartoe? Persoonlijk is hij er een groot voorstander van dat de 26 politie korpsen samengevoegd worden, want het is niet meer van deze tijd dat bij elk korps politieauto's moeten worden ingekocht en dat er 26 keer uniformen moeten worden besteld. Er lekt heel veel energie weg met het versnipperde beheer. Om dat landelijk te doen is een prima idee. Hij heeft veel meer problemen met een landelijke politie die justitieel onderdeel wordt van het O M , bij wijze van spreken, waarbij de politieorganisatie niet meer de organisatie is zoals die tot nu toe bekend is als partner in de keten, ook met andere instanties, om een totale politie te zijn. Die discussie vindt hij veel fundamenteler; op belangrijke onderdelen heeft hij nadrukkelijk zorgen. Want als je het dan hebt over: hoe gaat de politie samenwerken met Toezicht om ook feitelijk instrumentarium te zijn lokaal? Dat gaat dan niet meer. Je wordt dan op termijn een soort van uitvoeringsorganisatie van Justitie om landelijke prioriteiten feitelijk vorm te
18
geven. Hij vindt dat je die kant in ieder geval niet op moet gaan, maar zou daar graag nog eens met de raad over van gedachten willen wisselen. De voorzitter constateert dat de tijd om is. In de agendacommissie zal besproken worden hoe deze bespreking voortgezet wordt. Hij dankt de heer Den Uyl voor zijn presentatie en sluit de vergadering.
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 30 NOVEMBER 2010 Fysieke Leefomgeving (Wonen en Leefbaarheid) Raadsinformatiebrief over regionale prestatieafspraken lange termijn (PALT) 2010-2020 met de woningbouwcorporaties (520264) Brief van stichting Trivire over de invoering van nieuwe Europese regels voor het toewijzen van corporatiewoningen (505264) Drechtsteden kerngegevens woonmonitor Drechtsteden 2010 (463624) Raadsinformatiebrief over Taskforce woningbouw en jaarplan wonen 2010 (439572) Voorzitter: de heer C A . Van Verk Griffier: mevrouw M. Van Hall Verslag: Erna Verveer, Getikt! Aanwezige woordvoerders: Mevrouw J . E . T . M . Van Dongen, BETER VOOR DORDT Mevrouw I. Koene, VVD Mevrouw J. Heijmans, PvdA Mevrouw Stolk, VSP Mevrouw A.W. Veldhuijzen, CDA De heer van der Linden, ChristenUnie/SGP De h e e r J . P . Schuiten, D66 De heer A. Karapinar, GroenLinks Namens het college is aanwezig wethouder R.E.C. Reynvaan Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig de heer R. Val
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. De heer Val geeft een presentatie. De voorzitter geeft als eerste het woord aan de PvdA die samen met de SGP/ChristenUnie dit onderwerp heeft geagendeerd. Mevrouw Heijmans merkt op dat haar fractie het achteraf betreurt dat is afgesproken om de stukken pas bij de PALT afspraken te gaan bespreken. Dat is een leer voor de toekomst; de raad had eventueel nog toevoegingen gehad die bij de PALT afspraken zouden kunnen zijn meegenomen en daar is het nu te laat voor. Haar fractie is het eens met de beperking van het aantal appartementen in het woningbouwprogramma; de focus moet inderdaad liggen op de realisatie van kansrijke projecten. Ze vraagt wat dat betekent voor Stadswerven, waar flink wat appartementencomplexen gepland zijn. Haar fractie is het ook eens met de afname van de sociale woningvoorraad in met name Dordrecht en met het moeten voldoen aan flink wat kwaliteitseisen. De wens dat een deel van de nieuwbouw levensloopbestendig is, wordt onderschreven. Er wordt een onderzoek aangekondigd naar de huisvesting van arbeidsmigranten. Haar fractie wil daar graag over geïnformeerd worden, maar geeft alvast mee geen voorstander te zijn van een complex waar grote aantallen arbeidsmigranten in gehuisvest zouden moeten worden. De PvdA fractie is voor spreiding van doelgroepen; dat geldt ook voor de studenten. Onlangs stond in de pers iets over de mogelijke komst van het University College naar Dordrecht. Haar fractie is benieuwd waar het college de studentenhuisvesting gedacht
20
heeft. Haar fractie is het ook eens met de aandacht voor particulier opdrachtgeverschap; dat is ook genoemd in de Structuurvisie en ze is blij dat daar aandacht voor is. De Europese regelgeving zorgt er voor dat de woningbouwcorporaties waarschijnlijk per 1 januari 2011 geen sociale woningen meer mogen verhuren aan huishoudens met een gezamenlijk inkomen van 33.000 euro of meer. Dat betekent vooral middeninkomens, jonge gezinnen en ouderen met een dergelijk inkomen. Dat heeft nogal wat impact voor die inkomensgroepen; haar fractie vraagt welke actie de gemeente inmiddels heeft ondernomen in reactie op de brief van Trivire en de op handen zijnde regelgeving op dat punt. Er staat namelijk niets over in de PALT afspraken, terwijl die regelgeving er toch al heel lang aan zit te komen. Ze vraagt wat dit betekent voor de sociale woningvoorraad en voor de inkomensgroepen. Het kabinetsbeleid heeft ook nogal wat gevolgen waar het gaat om geld dat beschikbaar gesteld zou moeten worden door de corporaties; dat zou betekenen dat er voor Wielwijk minder geld is in de komende tijd. Ook daar vindt ze niets van terug in de PALT afspraken, terwijl dat wel had gekund en ook had gemoeten. De heer Van der Linden dankt voor de presentatie. De cijfers laten zien dat Dordrecht het redelijk heeft gedaan, met 9 5 % gerealiseerde bouw. Voor de komende jaren kun je je zorgen maken, temeer daar je niet alles in de hand hebt. Vorig jaar werd gesproken over de Woonvisie en toen bleek dat die eigenlijk al vastgesteld was in de Drechtsteden; dat was jammer. Als gemeente kun je rond wonen wel een aantal dingen doen, zoals met de leges, maar je hebt zowel de corporaties als projectontwikkelaars als de bewoners niet in de hand. Dordrecht dreigt een van de steden te worden waar krimp gaat plaatsvinden en staat in de atlas op een 2 3 of 24 plaats. Dordrecht mist dan wel grote voorzieningen zoals een grote universiteit, maar heeft ook veel te bieden. Wat hem betreft hoefje krimp niet te accepteren als een feit waar je helemaal niks aan kunt doen. Hij zou het fijn vinden als in deze collegeperiode het aspect kwaliteit en woonomgevingkwaliteit op de agenda staan. Dat laatste is omschreven als voldoende groene en blauwe woonmilieus, maar hij wil ook de link kunnen leggen met hoe je nu omgaat met je stad als geheel. Hoe trek je die hogere inkomensgroepen die je nodig hebt voor je voorzieningenniveau? Hoe ga je om met woonwensen die misschien een ander leefpatroon hebben en hoe zorg je voor meer variatie? Dat gaat verder dan alleen wonen in een mooi huis. In de Woonvisie stond een hoofdstukje over "hoe gaan we dit doen?" en dat kwam vooral neer op het maken van goede afspraken. Daar is hij erg voor, maar die moetje wel gestand kunnen doen met elkaar. Hij is benieuwd hoe de Drechtsteden in de komende jaren om willen gaan met de afspraken die gemaakt zijn, als kijkt naar de markt en naar de crisis en alle aspecten die daar mee samenhangen. Hij vraagt hoe de gemeente daar haar eigen rol in ziet voor de komende jaren en welk nieuw beleid er nog te verwachten is rond dit thema. Ook hij wil graag horen wat de actuele stand van zaken is rond de brief van Trivire. e
e
De voorzitter stelt voor een extra blok in te lassen gezien het gebrek aan tijd. Mevrouw Heijmans merkt op dat de stukken inmiddels al zo laat zijn en dat er zo weinig meer te beslissen valt, dat dat blok ook na het Kerstreces zou mogen worden gepland. Mevrouw Van Dongen vindt alles rond wonen en woonbeleving heel belangrijk en wil daar goed aandacht aan besteden. Ze stelt voor om dit over een poosje opnieuw te agenderen, er voldoende tijd voor uit te trekken, en de presentatie van de heer Val dan opnieuw aan te bieden. De heer Van der Linden stelt voor om dan ook Trivire uit te nodigen om een toelichting te geven op de Europese regels. De griffie wordt verzocht contact op te nemen met de corporaties, zijnde de belanghebbenden. Wethouder Reynvaan merkt op dat de raad zelf heeft aangegeven te willen wachten met bespreking van diverse stukken, die inmiddels inderdaad gedateerd zijn. De PALT afspraken hebben maanden gevergd; er vindt afstemming plaats op de gehele Drechtsteden. Die waren voor een groot deel al begin dit jaar vastgesteld. De regeling die per 1 januari doorgaat is pas recent definitief geworden en is hier dus niet in meegenomen. Wel is het zo dat de corporaties aan het bekijken zijn welke maatregelen
2]
zij moeten treffen voor de doelgroep met een inkomen tussen 33.000 en 40.000/43.000 euro. Hier zullen dan ook nadere afspraken over gemaakt worden in PALT verband. Wellicht kunnen de corporaties de volgende keer daar zelf iets over vertellen. Met betrekking tot de huisvesting arbeidsmigranten is er zoals bekend een Task Force; daar wordt dit in meegenomen. Dit is de portefeuille van wethouder Sleeking. Ze hoopt over University College wat meer zekerheid te hebben in januari. Het is zeker zo dat daar ook de nodige studenten bij zullen zijn. Dordrecht wil juist die levendigheid in het centrum; het is even afwachten of het doorgaat. Er zijn nog geen vastomlijnde plannen ten aanzien van de studentenhuisvesting, maar het is wel de bedoeling dat dat in het centrum van Dordrecht plaats gaat vinden. Er wordt gedacht aan de omgeving van het Hof. Er is op dit moment een overaanbod aan appartementen. Met Stadswerven is het zo dat dat nog niet direct aan de orde is en tegen die tijd zal bekeken worden wat voor woningen er gebouwd zullen gaan worden. Als het appartementen zijn, wordt bekeken of dat voor een bepaalde doelgroep mogelijk is en of daar nog behoefte aan is. Ten aanzien van de krimp werd in de presentatie al opgemerkt dat de gemeente daar anders naar kijkt als uit het Raborapport blijkt. Dordrecht moet er als stad voor zorgen een aantrekkelijk gebied te zijn, en niet alleen als stad, maar als Drechtsteden. Geografisch gezien ligt Dordrecht fantastisch: vlakbij de Randstad en met groen in de achtertuin. Er moet dus juist aandacht aan andere dingen gegeven worden om de stad en de regio aantrekkelijk te maken. Dat betekent dat de voorzieningen op orde moeten zijn. Er moeten goede maatschappelijke voorzieningen zijn in de stad, waardoor het aantrekkelijk is om hier te wonen, en daarnaast moet er de nodige aandacht gegeven worden aan de economie. Ze stelt voor om naast Trivire ook Woonbron uit te nodigen. Het college heeft naar aanleiding van de Europese regelgeving zelf ook een brief geschreven aan het Ministerie waarin de zorgen worden geuit. De voorzitter schorst de vergadering tot 18 januari 2011.
Aldus vastgesteld in de gemeenteraadsvergadering van 22 februari 2011.
22