VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 9 APRIL 2013 Sociale Leefomgeving THEMAVERGADERING NIEUWE DRANK- EN HORECAWET PRESENTATIE De conceptverordening Nieuwe Drank- en Horecawet is het uitgangspunt voor deze themavergadering. Ter voorbereiding op deze avond kunt u zich verdiepen in de volgende stukken: Memo informatieve bijeenkomst DHW 9 april 2013 Voorlopig concept Drank- en Horecaverordening Dordrecht Media: artikelen AD De Dordtenaar en De Telegraaf Voorzitter: mevrouw Van den Bergh Secretaris: mevrouw Hendrickx Verslag: Erna Verveer, Getikt! Aanwezig: De heer Van Heeren, VSP De heer Romijnsen, VSP De heer Karapinar, GL Mevrouw Kruger, GL De heer Schuiten, D66 De heer Goos, BETER VOOR DORDT Mevrouw Catsburg, ChristenUnie/SGP De heer Gündogdu, BVD De heer Groeneweg, BVD Mevrouw Koene, VVD De heer Heijkoop, CDA De heer Lagendijk, PvdA Insprekers: De heer van Prooijen, voorzitter Koninklijke Horeca Nederland, Afd. Drechtsteden De heer Van der Graaf, voorzitter Sportraad Namens het college is aanwezig wethouder Wagemakers Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig de heer van Dongen Mevrouw Anneke Risselada, projectleider Verzuip jij je toekomst?
De voorzitter opent de vergadering. De Vereniging voor Drankenhandel Nederland en het Centraal Bureau voor de Levensmiddelenhandel hebben schriftelijk gereageerd. Deze brieven kunnen beschouwd worden als zienswijzen en betrokken worden bij de behandeling. Mevrouw Risselada geeft een presentatie vanuit Verzuip jij je toekomst? Tijdens de presentatie worden verduidelijkende vragen gesteld. Mevrouw Catsburg vraagt naar de handhaving door de gemeente. Mevrouw Risselada antwoordt dat de gemeente per 1 januari 2013 de taak om te controleren heeft gekregen, maar er wordt eerst geprobeerd om dat regionaal af te stemmen. Bovendien moeten de mensen eerst worden opgeleid en de opleidingen zijn nog maar net beschikbaar. De gemeenten zijn er druk mee bezig; er kan nu al 1
gecontroleerd worden op basis van bestaande wetgeving. Er kan al opgetreden worden bij misstanden of bij verzoeken om handhaving, maar er vindt op dit moment geen programmatisch toezicht en handhaving plaats. Het handhavingsbeleid wordt geschreven. De Voedsel- en Warenwet is per 1 januari gestopt, maar die deed de afgelopen jaren al heel weinig op het gebied van controle en handhaving. Ze waren onder andere heel druk met het rookbeleid. De heer Heijkoop merkt op dat hij hoorde dat alcohol schadelijker is dan cannabis. Hij vraagt of de schade hetzelfde is. Mevrouw Risselda antwoordt dat alcohol meer schade toebrengt omdat het meer wordt gebruikt; het wordt meer geaccepteerd. Alcohol werkt in op de hersenactiviteiten van jongeren. Het concentratievermogen neemt af, het kan verkeersongelukken veroorzaken en de ontwikkeling schaden. Van cannabis is bekend dat het meer gelinkt is met angststoornissen en schizofrenie. Van alcohol is tot nu toe bekend dat dat met veel meer zaken verband houdt dan cannabis. In discussies hoor je nog al eens dat cannabis als gevaarlijk wordt gezien en alcohol niet, maar dat is helemaal niet correct. Alcohol is wel degelijk een probleem en omdat het bij jongeren vaak gecombineerd voorkomt, wordt drugsgebruik wel meegenomen, maar dan alleen op het gebied van bewustwording. De heer Gündogdu vraagt hoe bepaald wordt hoe lang de verkoop van alcohol stilgelegd kan worden. Mevrouw Risselda antwoordt dat de gemeente dat zelf mag bepalen. Dat kan dus maatwerk zijn en kan gerelateerd zijn aan het aantal keren dat de winkelier de fout in is gegaan. De heer Groeneweg merkt op dat in Australië de persoon die onterecht alcohol verstrekt, ook strafbaar is. Dat is in Nederland niet zo: alleen degene die het in bezit heeft en de instelling of winkel die het verstrekt. Mevrouw Risselda antwoordt dat dat klopt. Er een uitzondering gemaakt: jongeren zijn niet strafbaar in de detailhandel, omdat alcohol daar wordt gekocht voor gebruik elders dan ter plaatse. De achterliggende gedachte is dat je discussie in de supermarkt wilt voorkomen. Zodra een jongere buiten de supermarkt wordt aangetroffen met alcohol, is hij wel strafbaar. Maar het is een lastige uitzondering. Mevrouw Kruger merkt op dat je via Internet ook alcohol kunt bestellen en thuis kunt laten bezorgen. Ze vraagt of daar op landelijk gebied ook aandacht voor is. Mevrouw Risselda antwoordt dat dit is wat gemeenten kunnen doen; niet wat ze móeten doen. Qua handhaving is het lastiger omdat je moet controleren of de korting hoger is dan 30%. In principe geldt het ook voor Internet aankopen, maar dat is nog lastiger te controleren. Ze adviseert om het wel op te nemen, omdat prijs zoveel invloed heeft en het vervolgens goed te evalueren. Je zou het op regionaal niveau in moeten stellen om verschillen tussen gemeenten te voorkomen. In Noord-Holland is de Vroeg op stap bepaling ingezet door een aantal moeders; daarbij kunnen jongeren na 12 uur middernacht de kroeg niet meer in. Daardoor gaan ze vroeger op stap, brengen meer tijd in de kroeg door en minder thuis en daardoor wordt er minder alcohol genuttigd. In de kroeg is de alcohol immers duurder dan thuis indrinken. In de praktijk blijkt dat te werken. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden in de verschillende typen horeca; die bevoegdheid is aan de gemeenteraad. De heer Van Heeren vraagt naar de handhaving. Mevrouw Risselada antwoordt dat dat inderdaad gevolgen heeft voor de handhaving. Stel dat je instelt dat jongeren onder de 18 na middernacht de kroeg niet meer in mogen; daar moet de horeca dan op controleren bij de deur, eventueel door het aanstellen van een portier. Mevrouw Koene merkt op dat een van de uitgangspunten was om de administratieve lasten voor ondernemers terug te dringen; nu worden extra lasten bij de horeca neergelegd. Mevrouw Risselada beaamt dat dat het nadeel is van deze bepaling. De gemeente moet via de verordening uitspraken doen over privé bijeenkomsten en schenktijden; dat kan in overleg met de verenigingen. Tot nu toe was het zo dat
2
verenigingen dit zelf konden bepalen en dit in hun bestuursreglement vastlegden. Nu wordt de gemeenteraad verplicht om daar over mee te denken. De heer Gündogdu vraagt hoeveel procent van de probleemgevallen zal zijn opgelost in Dordrecht als de voorstellen worden doorgevoerd. Mevrouw Risselada kan die vraag niet beantwoorden. Veel alcohol wordt verkocht via de detailhandel; daar zou je dus iets mee moeten doen. Jongeren drinken verder veel bij sportverenigingen en bepaalde typen horeca waar veel jongeren komen, de zogeheten hot spots en die zijn bekend bij de gemeente. Dan heb je het meeste bereik en vervolgens kun je ook je toezicht daar op concentreren, op de juiste tijdstippen. PAUZE Wethouder Wagemakers geeft een toelichting. Het doel van vanavond is enerzijds informeren en anderzijds ligt er een conceptverordening van het college, gebaseerd op de wens om te komen tot een regionale verordening. Vanavond kunnen de accenten worden gelegd; het voorstel is om de koppeling tussen leeftijd en sluiting niet op te nemen, maar de raad bepaalt wat er in en er uit moet. De schenktijden in de paracommercie moeten wel worden opgenomen in de verordening; daar zijn verschillende opties. Vorig jaar is al gestart om de horeca, de sportwereld en de detailhandel erbij te betrekken en input te laten leveren, in plaats van hen achteraf te laten reageren op een concept. Daar zijn goede ervaringen mee opgedaan in de sportwereld, vanuit het idee van vertrouwen en verantwoordelijkheid. Het onderwijsveld, voortgezet onderwijs praat ook mee; het streven is om stadsbreed de scholen van het voortgezet onderwijs het keurmerk alcoholvrije school te laten halen. Het is duidelijk dat je beleid kunt maken, draagvlak en voorlichting kunt organiseren, maar je moet ook handhaven en een sanctiebeleid vaststellen met elkaar. Je moet ook kijken naar de wijze van evaluatie en het tijdpad daarin; dat leg je ook in de verordening vast. De insprekers komen aan het woord. De heer van der Graaf, voorzitter Sportraad leest het advies voor van alle sportverenigingen, dat gisteren in het AB is besproken en geaccordeerd. 21 sportverenigingen beschikken over een eigen sportkantine en zijn op uitnodiging van wethouder Wagemakers bijeen gekomen. Deze informatieve bijeenkomst werd voorgezeten door de voorzitter van de Sportraad. Naast de nodige informatie is het de verenigingen duidelijk geworden dat de gemeente voortaan verantwoordelijk is voor de integrale vergunningverlening en het toezicht. Het standpunt van de sportverenigingen is als volgt. Uitgangspunten van de nieuwe regeling. De uitgangspunten voor het concept van de Drank- en Horeca verordening zoals opgesteld door het college worden onderschreven door de verenigingen: het beschermen van jongeren, het tegengaan van alcohol gerelateerde overlast en het beperken van oneerlijke mededinging. Met name het terugdringen van ernstige vormen van alcoholmisbruik onder jongeren wordt unaniem gesteund. De verenigingen waarderen het dat het college de verordening niet onnodig beperkend wil laten zijn en dat er uitgegaan wordt van vertrouwen en verantwoordelijkheid bij de sportverenigingen. De discussie heeft zich beperkt tot de bepalingen zoals die gelden voor de para-commerciële rechtspersonen, waartoe de sportverenigingen behoren. De verenigingen zien artikel 6 niet als bezwaarlijk, daar deze regels al min of meer van toepassing waren. Men ziet nog wel een probleem bij het bepalen van wat er met "bijeenkomsten van persoonlijke aard" bedoeld wordt. Uit de voorbeelden is op te maken dat er een moeilijk te duiden grens is. De onderzoeksconclusie. Er worden vraagtekens gezet bij de mate waarin de Dordtse sportverenigingen een rol van betekenis spelen bij het alcoholmisbruik door jongeren. In de presentatie wordt slechts een 8-tal sportkantines genoemd. Die 8 kantines zijn als norm voor de steekproef gebruikt betreffende de verkrijgbaarheid van alcohol voor jongeren onder de 16 jaar. De vergadering kan zich in deze uitkomst niet vinden.
3
Oneerlijke mededinging. De sportverenigingen onderschrijven niet dat zij zich in de afgelopen jaren hebben schuldig gemaakt aan oneerlijke concurrentie en verzetten zich tegen de wijze waarop de gemeente thans in het proces optreedt door afzonderlijk met de horeca te spreken. Men pleit dan ook sterk voor een gezamenlijk overleg tussen de horeca en de Dordtse sportwereld. De Sportraad zou een rol kunnen spelen in het zoeken naar een werkwijze als er sprake is van mogelijke oneerlijke mededinging. Er wordt bij dit onderwerp wel voorbij gegaan aan voor de sportverenigingen belangrijke zaken. Inkomsten uit de kantine zijn naast contributie en sponsering een zeer belangrijke bron van inkomsten. Daarnaast is de sociale functie die verenigingen hebben, uitermate van belang. Sportkantines zijn veelal slechts voor leden toegankelijk en daarnaast kan de kantine verpacht zijn, hetgeen weer andere consequenties met zich meebrengt. Schenktijden. Unaniem was men van mening dat niet kan worden voldaan aan voor iedere vereniging en elke sport vastgestelde schenktijden. De sporten en tijden zijn zo verschillend dat er sprake zou moeten zijn van maatwerk. Soms hebben verenigingen aan het begin van de avond hun activiteiten beëindigd, in andere gevallen komt het voor dat om 2300 uur een training pas is afgelopen. Ook hebben uit spelende teams vaak nog een uur of meer nodig om in de eigen kantine terug te keren en men wil dan graag nog gezamenlijk wat drinken om bijvoorbeeld de overwinning te vieren. Daarnaast zijn er vaak vrijwilligers op andere tijden aanwezig om alle mogelijke diensten te verrichten. Om deze reden wijst men een voor iedere vereniging vaste periode van alcoholverstrekking af. Vooral voor de zogenaamde omniverenigingen met verschillende takken van sport kan het toepassen van regels erg lastig zijn. De aanwezige verenigingen zijn het eens met de al geldende bepaling dat de schenktijd eerst aanvangt één uur voor een verenigingsactiviteit, maar willen graag dat de schenktijd drie uur na de laatste activiteit eindigt, om de in de vorige alinea genoemde redenen. Vanzelfsprekend zullen de regels van de APV daarbij in acht genomen worden. Conclusie en advies. Genoemde feiten en overwegingen geven voldoende duidelijk aan dat de nieuwe verordening geen aanleiding mag zijn om op lokaal niveau de huidige regels en normen te wijzigen, zodanig dat daardoor de sportverenigingen in een nadeliger positie komen te verkeren dan thans het geval is. Door NOC/NSF is een model van een bestuursreglement alcohol in sportkantines opgesteld. Dit reglement kan de bepalingen bevatten op welke wijze de vereniging met de alcoholverstrekking om zal gaan en kan dit door een algemene vergadering van de vereniging laten bekrachtigen. De sportverenigingen zijn er nog wel onzeker over hoe de regels gelden als een andere sportvereniging van de locatie en de kantine gebruik maakt. Wat wordt er dan onder een verenigingsactiviteit verstaan? Het is goed daar in een ander verband nog eens over te spreken. De Sportraad is bereid om bij al dit soort overleg betrokken te zijn. De heer Karapinar merkt op dat een training om 23:00 uur afgelopen kan zijn. De sportverenigingen stellen voor om dan nog drie uren te mogen schenken, dus tot 02:00 uur. De heer van der Graaf antwoordt dat dat van de APV afhangt. Volgens hem is 02:00 uur de uiterlijke tijd. Mevrouw Koene merkt op dat inkomsten belangrijk zijn. Ze vraagt of dat ook betekent dat de prijzen van de consumpties omhoog zouden kunnen gaan, in verband met oneerlijke concurrentie. De heer Ruben antwoordt dat bij oneerlijke mededinging eerder wordt gedacht aan bruiloften en dergelijke die in de sportkantines worden gehouden. In Dordrecht valt dat wel mee, maar daar moeten wel regels voor zijn. Mevrouw Koene vraagt of het dus niet te maken heeft met een lagere prijs. De heer Ruben antwoordt dat de verenigingen zelf hun prijzen bepalen. Je kunt het overigens niet vergelijken met de horeca; uit een vat bier komen in een sportkantine zeker 20-30 glazen minder dan in de horeca. De heer Lagendijk vraagt hoeveel verenigingen inmiddels de gedragscode van de NOC/NSF voluit onderschrijven. 4
De heer Van der Graaf antwoordt dat de aanwezige verenigingen die onderschrijven en zij geven aan dat het in een bestuursreglement opgenomen kan worden. Hij weet alleen niet in hoeverre dat nu al gedaan wordt, maar dat zou wel voorgeschreven kunnen worden, of er kan hun worden verzocht om dat op te nemen. De heer Ruben vult aan dat er verenigingen zijn in Dordrecht die ook een alcoholreglement hebben waarin staat hoe en aan wie zwak alcoholische dranken geschonken mogen worden. Dat heeft ook te maken met de vrijwilligers. De heer Lagendijk merkt op dat er twee problemen zijn: alcoholmisbruik en concurrentievervalsing. Hij denkt dat de sportverenigingen sterker staan in een gesprek met gemeente en horeca als de gedragscode door iedereen wordt onderschreven. De heer Schuiten vraagt wat er in de gedragscode staat met betrekking tot overmatig alcoholgebruik. De heer Ruben antwoordt dat er bijvoorbeeld in staat dat tijdens jeugdevenementen geen alcohol wordt geschonken. Ook de openingstijden van de kantine staan er in, doordeweeks tot 00:00 uur en in het weekend tot maximaal 02:00 uur. Hij gaat er van uit dat de meeste verenigingen die gedragscode hebben. De verenigingen doen heel veel aan BOB campagnes. De heer Schuiten merkt op dat er wordt gesteld dat het alcoholgebruik bij sportverenigingen problematisch is. De heer Van der Graaf merkt op dat die conclusie niet wordt onderschreven en dat het bezoeken van 8 kantines niet maatgevend is om een percentage vast te stellen. De heer Heijkoop merkt op dat de Sportraad dus graag een driehoeksoverleg wil. De heer Van der Graaf antwoordt dat de Sportraad een dergelijk overleg kan leiden, als een soort Haarlemmerolie. Elders in Nederland worden er goede resultaten bereikt. Er ontstaat begrip ten aanzien van de standpunten en vermoedens zijn er dan niet meer. De heer Karapinar merkt op dat wordt gevraagd om maatwerk; volgens hem is dat voor de gemeente ondoenlijk om te handhaven. Hij stelt voor om per tak van sport te kijken. De heer Van der Graaf vindt dat prima, als de tijden van activiteiten, trainen en wedstrijden ongeveer hetzelfde zijn. Mevrouw Catsburg merkt op dat schenktijden hier vastgesteld moeten worden vanuit het aspect oneerlijke mededinging; ze vraagt of de horeca dat zo wil omdat er geconcurreerd wordt. De heer Van der Graaf antwoordt dat dat gesprek nog niet gevoerd is; daarom wil hij graag beide partijen aan tafel. De sportverenigingen vinden dat ze helemaal niet bezig zijn met oneerlijke mededinging. Een sporter drinkt iets en gaat dan naar huis, niet naar de horeca. Daarom wil hij graag het gesprek aangaan. De heer Ruben merkt op dat de schenktijden al zijn vastgelegd; het verschil is dat de wetgever nu vindt dat de gemeente het moet gaat doen. De tijden zijn vastgesteld op basis van de activiteiten; tot hoe laat is de kantine open? De verenigingen maken nu geen onderscheid in zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken. Er wordt duidelijk onderscheid gemaakt als er jeugdactiviteiten zijn. Er wordt in het bestuursreglement opgenomen dat er dan geen alcohol mag worden geschonken. Het hangt dus af van de openingstijden. De heer Schuiten merkt op dat D66 de voorkeur geeft aan goede afspraken onderling in plaats van regels en hij vindt het voorstel om in gesprek te gaan met de horeca daarom interessant. Hij vraagt zich af of je misschien dat soort gesprekken af zou moeten dwingen, in plaats van als overheid voor te gaan schrijven wanneer kantines wel of niet open mogen zijn. De heer Van der Graaf merkt op dat hem is gebleken dat zo’n gesprek er nooit is geweest; daarom neemt de Sportraad nu het initiatief daartoe. De heer Lagendijk merkt op dat je in de verordening kunt opnemen dat je vindt dat alle sportverenigingen zich moeten committeren aan de gedragscode van de NOC/NSF; daar kun je het bij laten. 5
De heer Ruben antwoordt dat dat volgens hem al in de vergunning staat die de verenigingen moeten hebben, want de verenigingen zijn verplicht om een bestuursreglement te hebben en daar moeten de schenktijden in staan. De heer Lagendijk merkt op dat het hem bevreemdt dat de heer Ruben het niet zeker weet. Hij zoekt naar een manier van zelfregulering. Als de sport zich volledig committeert aan de gedragscode, is dat wat hem betreft voor de overheid genoeg. Dan moet je het alleen vastleggen. De heer Ruben antwoordt dat hij van mening is dat dat voor de sportverenigingen geen probleem is. De heer Van Prooijen merkt op dat er tot op heden gelukkig geen noodzaak geweest is tot een gesprek, omdat de frictie minimaal is in dit gebied. Hij heeft begrepen dat de verordening tot stand is gekomen in regionaal verband en daar is het anders; er zijn gemeenten waar dat wel degelijk speelt. Koninklijke Horeca is graag bereid tot overleg. De heer Groeneweg vraagt of er dus geen sprake is van oneerlijke concurrentie. De heer Van Prooijen antwoordt dat hem daar weinig van bekend is, in de tijd dat hij meedraait. Als er klachten zijn, 1 à 2 keer per jaar, worden die klachten opgepakt. De heer Heijkoop vraagt zich af of hier dan geen probleem wordt opgelost dat er niet is. De heer van Prooijen antwoordt dat Koninklijke Horeca Nederland op dit moment ook geen probleem ziet, anders dan in kleinere zaken.
Hij spreekt vervolgens is als voorzitter namens de leden van Koninklijke Horeca Nederland, afd. Drechtsteden. In grote lijnen kan de horeca zich verenigen met de inhoud, aangezien deze voor Dordrecht goed lijkt aan te sluiten op landelijke wetgeving. Voor enkele zaken wil hij bijzondere aandacht vragen. De Happy Hours of de prijsactie horeca, artikel 3: onder het motto "niet regelen wat niet geregeld hoeft te worden" zou Koninklijke Horeca dit niet opgenomen willen zien. In Dordrecht is er in de horeca geen sprake van happy hours. Mevrouw Kruger merkt op bij interruptie dat die er wel zijn, juist in een kroeg die veel jongeren trekt. De heer Van Prooijen neemt daar kennis van. In tegenstelling tot punt 2 is er voor happy hours geen wettelijk voorschrift. Mocht er in de toekomst toch bij een duidelijk gebleken noodzaak iets geregeld moeten worden, maak dan lokale afspraken in de vorm van een convenant. De VNG adviseert de gemeenten om geen gebruik te maken van de extra bevoegdheid voor het reguleren van prijsacties in de horeca vanwege de inspanning en de administratieve belasting die de controle van prijzen met zich mee zal brengen. Alcohol is een legaal product en mag door ondernemers worden verkocht als ze aan de eisen van de Drank- en Horecawet voldoen en zich aan die regels houden. Vrijheid van ondernemen betekent ook dat ondernemers binnen het kader van de wet vrij zijn de eigen verkoopprijzen te bepalen. Alcohol is een bijzonder product en de verkoop daarvan brengt extra verantwoordelijkheid met zich mee. Koninklijke Horeca Nederland vindt het onverantwoord wanneer er wordt gestunt met het verkopen van alcohol en is naast tegenstander van stuntprijzen in supermarkten, ook tegenstander van happy hours in de horeca. De bevoegdheid om happy hours te reguleren is in de nieuwe wet verankerd. Dat is een feit; het is echter een kan – bevoegdheid. Koninklijke Horeca Nederland is principieel van mening dat de bevoegdheid om extra regelgeving te maken alleen dan moet worden ingezet wanneer er een duidelijke noodzaak is voor extra regelgeving en een duidelijke toegevoegde waarde heeft en dus bewezen effectief moet zijn. Voordat extra regels worden gemaakt met betrekking tot happy hours moet eerst vast komen te staan dat er problemen mee zijn binnen de gemeente. Als dat inderdaad het geval is, vindt Koninklijke Horeca Nederland dat vervolgens in de eerste plaats gekeken moet worden of er mogelijkheden zijn om met de lokale horeca duidelijke afspraken te maken over onder andere happy hours, bijvoorbeeld in de vorm van een convenant. De bijeenkomsten bij para-commerciële rechtspersonen, artikel 6. Koninklijke Horeca Nederland kan zich grotendeels vinden in de huidige concepttekst. Hierbij zou het 6
adagium gelijke monniken, gelijke kappen als leidraad moeten worden gehanteerd. Waar de commerciële horeca aan dient te voldoen, daar moet in grote lijnen ook de paracommercie aan voldoen. Gelijke voorwaarden voor beiden dus. Koninklijke Horeca Nederland volgt hier vrijwel 1 op 1 de VNG met de volgende tekst. Koninklijke Horeca Nederland stelt concreet voor om in ieder geval in de vast te stellen gemeentelijke verordening het volgende te regelen. Uniforme regels voor para-commerciële instellingen met vaste en beperkte schenktijden voor leden en niet-leden/bezoekers vanwege het niet mogen functioneren als regulier café. Een verbod op te nemen om alcohol te schenken bij bijeenkomsten van persoonlijke aard en de verhuur van de kantine en inventaris aan derden. Een verbod op te nemen om alcoholhoudende dranken te schenken bij bijeenkomsten, gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommercie rechtspersoon betrokken zijn. In de nieuwe wet staat dat de burgemeester para-commerciële rechtspersonen bij een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste 12 dagen ontheffing van de eisen kan verlenen. Koninklijke Horeca Nederland vindt dat een te ruime mogelijkheid om af te kunnen wijken van de hoofdregels en daarmee ook van de voorwaarden van de kantineregeling en gelet op de gewenste balans in de mededingingsverhoudingen niet te rechtvaardigen is. Koninklijke Horeca Nederland stelt, evenals de VNG, voor dat de ontheffingsmogelijkheid zeer beperkt ingezet wordt en de burgemeester beleidsregels hiervoor vaststelt en bijvoorbeeld het aantal ontheffingen aan een jaarlijks maximum verbindt. De heer Gündogdu vraagt wat Koninklijke Horeca Nederland in het vooroverleg concreet heeft meegegeven aan de gemeente om alcoholmisbruik onder jongeren tegen te gaan. De heer Van Prooijen antwoordt dat daarover in concreto niets is meegegeven aan de burgemeester. In het voortraject is de horeca duidelijk betrokken geweest bij Verzuip jij je toekomst en dat leek hem voldoende. De meningen liggen behoorlijk vast en de horeca is het daar ook mee eens. De heer Lagendijk merkt op dat er volgens hem meer mensen dronken uit de horeca komen dan uit de sportverenigingen. De heer Van Prooijen antwoordt dat dat misschien zo is. Hij ziet in de binnenstad wel eens dronken mensen lopen, maar dat zal bij de sportverenigingen misschien ook zo zijn. De heer Lagendijk merkt op dat overlast van drankmisbruik vooral in de binnenstad plaatsvindt en hij vraagt of de horeca daar wat aan kan doen. De heer Van Prooijen merkt op dat de horeca in de eerste plaats drankverstrekkende bedrijven zijn; daar zit wel een frictiepunt. Maar die doen meer dan hun best om te zorgen dat dat in zo min mogelijke mate voorkomt. Het probleem ligt eerder bij de gebruiker dan bij de verstrekker. De heer Lagendijk merkt op dat volgens het onderzoek zo is dat de beschikbaarheid en het feit dat het voor een schappelijke prijs verstrekt wordt, een factor is waardoor er overmatig gebruikt gaat worden. De horeca is dan toch een beetje een dealer als het gaat om alcoholverslaving en daarom wordt de horeca ook aangesproken. De heer Van Prooijen antwoordt dat de horeca al behoorlijk wat doet. Maar hij meent dat de stad er ook niet op zit te wachten dat alle kroegen om 2200 uur dicht gaan. Er is wel degelijk verantwoordelijkheid van de verstrekker en die is ook wettelijk vastgelegd, maar het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de gebruiker die overlast veroorzaakt. Mevrouw Risselada merkt op dat uit onderzoek bekend is dat het effect groter is als je collectieve maatregelen neemt, dus niet gericht op het individu. Bijvoorbeeld zo’n maatregel als prijsacties in de detailhandel of horeca voorkomen; die zijn het meest effectief om probleemdrinkers aan te pakken. De heer Heijkoop merkt op dat kinderen in drie kwart van de gevallen gewoon alcohol kunnen krijgen in de horeca en hij neemt aan dat de heer Van Prooijen daar van is geschrokken, dat het zo makkelijk ging. De heer Van Prooijen antwoordt dat hij daar zeker van is geschrokken; hij moet aannemen dat het een representatief onderzoek is geweest. Het is een enorm probleem 7
dat je met zijn allen probeert aan te pakken, maar je kunt volgens hem niet alleen de horeca de schuld geven omdat ze mogelijk met te lage prijzen werken, wat hij overigens in twijfel trekt. De bierproducenten voorkomen wel dat je lage prijzen kunt rekenen, wil je nog een beetje open blijven. Het is zeer alarmerend dat er drank verstrekt wordt aan jongeren. Dat is overigens vooral het geval in discotheken; in cafés is dat veel minder het geval. De heer Groeneweg merkt op dat de inkomstenkant gelijk blijft, terwijl je mogelijk het probleem van te veel drinken wat terugdringt bij toepassing van de regel: onder de 18 jaar, voor 00:00 uur de kroeg binnen zijn. De heer Van Prooijen onderschrijft dat standpunt; in Noord-Holland zijn daar zeer positieve resultaten mee bereikt. De heer Karapinar vraagt waarom het nodig is om regels op te nemen in de verordening om ongewenste mededinging van de paracommercie tegen te gaan, als het in Dordrecht geen probleem is. De heer Van Prooijen antwoordt dat er gelukkig in Dordrecht heel weinig gevallen zijn, maar het wordt een regionale regeling en in Zwijndrecht is het wel een enorm probleem. De heer Schuiten merkt op dat D66 er problemen mee heeft om altijd alles tot op detailniveau voor iedereen te regelen; tegelijkertijd gelooft hij wel dat bepaalde maatregelen effectief kunnen zijn. Hij vraagt of de horeca zelf in individuele gevallen tot maatwerkafspraken kan komen. De heer Van Prooijen antwoordt bevestigend. Daarom pleit hij er voor om het punt rond happy hours niet vast te leggen in de verordening, maar in convenanten met de horeca en misschien zelfs direct met de ondernemers. Mevrouw Kruger merkt op dat er volgens Koninklijke Horeca Nederland geen happy hours zouden zijn in Dordrecht; volgens haar is dat niet correct. Een convenant spreekt haar overigens wel meer aan, omdat het dan vanuit de cafés zelf gaat komen. De happy hours zijn er om mensen eerder naar de kroeg te trekken, om de lege uurtjes te vullen. De heer Van Prooijen merkt op dat hem werkelijk geen signalen bekend zijn van misbruik van happy hours. Volgens hem is dat bij de gemeente ook zo, anders was dat in de gesprekken wel een keer naar voren gekomen. Mevrouw Catsburg vraagt naar de vroeg-binnen regeling; die staat niet in de concept verordening vanwege de extra lasten. De heer Van Prooijen antwoordt dat het al gebeurt in bepaalde gelegenheden in Dordrecht. Daar functioneert het goed, maar daar is al een portier aanwezig. Als dat extra personeel zou gaan kosten, is dat niet fijn. De voorzitter dankt de insprekers en geeft het voorstel van de concept verordening in bespreking. De heer Van Heeren merkt op dat zijn fractie zich grotendeels kan vinden in het concept. Hij is wel benieuwd naar de wijze van handhaven; er moeten mensen opgeleid worden en hij vraagt hoeveel personeel de gemeente hier op in gaat zetten. De heer Schuiten merkt op dat D66 het probleem van alcoholmisbruik erkent, maar geen voorstander is van heel veel regels vanuit de overheid. Hij vindt dat de alcoholverkopers zelf afspraken kunnen maken over hoe ze dit probleem kunnen tackelen. Mensen die wel verantwoord gebruik maken van alcohol ondervinden ook de beperkingen en daar zit het probleem voor D66. De heer Lagendijk merkt op dat de regering heeft bepaald dat alcohol onder de 18 jaar niet meer mag. Hoe zorg je ervoor dat alcohol niet meer verkocht wordt aan jongeren onder de 18? Handhaaf daar dan op, dan ben je klaar. Dan hoef je niet in een verordening te regelen dat hij als 56 jarige niet meer bij een slijter mag kopen die meer dan 30% korting geeft op een krat bier. Dat heeft er immers niks mee te maken. Bij AH ben je met Euroshopper voor een liter bier voor 64 cent klaar. Met betrekking tot de 8
paracommercie vindt hij in zijn algemeenheid dat bepaalde problemen er niet zijn en dan hoef je het ook niet te regelen. Houd dat aan als uitgangspunt, maar regel wel dat de sector het zelf regelt. Als die daar niet toe in staat is, kun je ook nog kijken of je alleen met handhaving danwel met aanvullende regelgeving iets moet doen. Na de toenadering die hier vanavond is ontstaan tussen commercie en paracommercie heeft hij daar wel vertrouwen in. NOC/NSF geeft een nuttige handreiking en hij zou het voor de gemeente voldoende vinden om subsidie te geven aan sportverenigingen met een kantine op het moment dat die zich committeren aan die regels; meer hoef je niet te regelen. Mevrouw Catsburg merkt op dat dat artikel juist verplicht is in de verordening, de schenktijden. De heer Lagendijk antwoordt dat je met betrekking tot de schenktijden dan de huidige praktijk moet formaliseren. Maar de rest hoeft niet; de sportverenigingen houden zich dan aan de richtlijnen van de NOC/NSF. Mevrouw Koene ondersteunt het hartstochtelijke betoog van de PvdA. Mevrouw Kruger merkt op dat haar fractie zich grotendeels kan vinden in het voorstel van het college, op een aantal onderdelen na. Regel bijvoorbeeld niet wat niet geregeld hoeft te worden. Ten aanzien van de leeftijdsgrens is er een initiatiefnotitie geschreven door een aantal fracties; GroenLinks wil die leeftijdsgrens van 18 naar 21 jaar en liever nog naar 23 jaar. Dat heeft te maken met de ontwikkeling van de hersenen die doorgaat tot de leeftijd van 23. Eigenlijk zou je tot die leeftijd geen alcohol moeten gebruiken, maar GroenLinks is inmiddels al blij dat de leeftijd 18 jaar is geworden. Prijsacties moeten vrij gelaten worden, dat is aan de detailhandel zelf. De grootste zorg betreft het beleid van handhaven. Op 15 november is er een presentatie geweest. Er was toen al zorg over of de gemeente er wel klaar voor was per 1 januari en het blijkt nu, in april, dat er zelfs nog mensen moeten worden opgeleid. Dat is wel zorgwekkend. De heer Gündogdu sluit zich aan bij de opmerking over de zorgen over handhaving. Voorkomen is beter dan genezen en daar ligt ook wel een taak voor partijen als horeca, sportverenigingen en detaillisten. Wethouder Mos is bezig met de detailhandel en hij is benieuwd naar de mening van de detailhandel. Hij neemt dit mee terug voor fractieberaad. De heer Lagendijk vraagt de heer Gündogdu of die al een mening heeft over de prijsbeperkingen. De heer Gündogdu antwoordt dat ondernemers vrij moeten zijn in de prijssetting. De heer Heijkoop vraagt of de heer Gündogdu tegenstander is van happy hours en van beperking van de detailhandel. De heer Gündogdu antwoordt dat er geen happy hours zijn in Dordrecht; dat is dus een overbodige vraag. De heer Lagendijk merkt op dat het een wethouder is van BETER VOOR DORDT die met het voorstel komt om op de prijzen in te grijpen; de mening van de fractie BETER VOOR DORDT is dus afwijkend van die van de eigen wethouder. De heer Gündogdu antwoordt dat er nog over gesproken zal worden in de fractie, want het is een drastische maatregel die je ook nog eens moet kunnen handhaven; hij heeft zojuist zijn mening gegeven. De heer Heijkoop merkt op dat het zijn fractie vooral om de jeugd te doen is. De CDA fractie heeft eerder vragen gesteld over softdrugsgebruik bij jongeren; alcohol is zeker zo schadelijk, voor mens en maatschappij. Het levert hersenschade op, zelfs tot je 30e jaar. De heer Lagendijk merkt op bij interruptie dat hij dan ook voorstander is van de regel: voor je 56e geen alcohol. De heer Heijkoop merkt op dat zijn fractie groot voorstander is van voorlichting en van de campagne Verzuip jij je toekomst, maar de verkrijgbaarheid blijft een probleem en vandaar dat zijn fractie het voorstel steunt om de happy hours aan banden te leggen. Voor supermarkten ligt het anders. Het is heel ingrijpend om in het prijsbeleid in te grijpen, nog los van dat het ongelooflijk lastig is voor ketens om af te wijken van landelijke campagnes. Maar het mag best nog een tandje scherper. Nu is het heel makkelijk voor jongeren onder 16 jaar om aan alcohol te komen. Voor wat betreft de 9
paracommerciële activiteiten sluit hij aan bij het betoog van de heer Lagendijk, dat je geen probleem moet oplossen dat er niet is. Hij sluit zich ook volledig aan bij het betoog van de voorzitter van de Sportraad. Hij deelt de zorgen van mevrouw Kruger ten aanzien van de handhaafbaarheid; er werd aangegeven dat er ad hoc beleid is, maar hij pleit er voor om een en ander snel te regelen in de verordening en vraagt wanneer het zo ver is. De heer Groeneweg vraagt of, als de heer Heijkoop zich kan vinden in het betoog van de Sportraad, hij zich ook kan vinden in open mogen blijven tot drie uur na de laatste activiteit. De heer Heijkoop antwoordt dat de sportverenigingen heel belangrijk zijn voor de stad en als ze zelf met een voorstel kunnen komen of via het NOC/NSF reglement, dan kan zijn fractie daar goed mee uit de voeten. Mevrouw Catsburg kan zich grotendeels aansluiten bij het betoog van de heer Heijkoop. Preventie is inderdaad belangrijk. Het toezicht is nog slecht op orde en daar is zij van geschrokken, want het is al heel lang bekend dat dit er aan komt. Ze beschouwt het als een gemiste kans dat er de afgelopen maanden geen toezicht was op de leeftijdsgrens. Voor wat betreft de prijsacties in de horeca kan haar fractie zich vinden in het conceptvoorstel; dat valt vaak vroeg op de avond en is dus specifiek aantrekkelijk voor jongeren. Het is eigenlijk bedoeld om jongeren in dat uur ter plaatse op dat moment te laten drinken en dat is heel wat anders dan een supermarkt waar een prijsverbod wordt ingesteld; met die regeling kan haar fractie minder goed uit de voeten. Het lijkt haar heel ingewikkeld om alle paracommerciële instellingen over één kam te scheren als het gaat om schenktijden. Dat zou je toch onder moeten verdelen in verschillende soorten. Ze ziet eigenlijk geen reden om alcohol te schenken in educatieve en kerkelijke instellingen; die staan er ook tussen. Ze stelt het op prijs om meer te horen over hoe het toezicht vorm gegeven gaat worden en over de hotspots. Wethouder Wagemakers biedt aan een overleg met Sportraad en Koninklijke Horeca Nederland vanuit de gemeente te faciliteren, indien gewenst. Hoe lager de prijs, hoe meer consumptie en daarom is er gekozen voor het opnemen van de bepaling in de verordening. De detailhandel is inderdaad veel lastiger te regelen; collega wethouder Mos zal hierover nog in gesprek gaan met de branche. De heer Lagendijk merkt op dat de wethouder van mening is dat de prijs bepalend is voor de hoeveelheid drank en hij wil dat oplossen door kortingsacties te verbieden. Maar een euroshopper bier is een derde van de prijs van Heineken en daarmee wordt er ingedronken. Wethouder Wagemakers herhaalt zijn uitleg. Zijn opmerking over prijs en gebruik heeft betrekking op de happy hours in de horeca. Met de detailhandel zal gesproken worden om te bekijken of een dergelijke bepaling haalbaar is en als er echt knelpunten zitten, dan moet je verstandig zijn en daar nog eens goed naar kijken. Het is jammer dat dat overleg nog niet heeft plaatsgevonden, maar hij streeft er naar om dat overleg deze maand te laten plaatsvinden. Mevrouw Koene vraagt wat nu het werkelijke probleem is van een happy hour als je geen alcohol mag verkopen aan jongeren onder de 18 jaar. Wethouder Wagemakers antwoordt dat je altijd hoopt op bewustwording, maar ook boven de 18 is het een probleem. Sowieso is het beschikbaar zijn van alcohol in de horeca tegen een lage prijs ongewenst. De suggestie voor een convenant wil hij zeker meenemen; een convenant heeft natuurlijk wel altijd een zekere vrijblijvendheid, terwijl je met een verordening kunt handhaven. De heer Schuiten vindt dat je in de verordening kunt opnemen dat de sector het zelf moet regelen en dan kun je daar wellicht wel op handhaven, zonder het van te voren in te vullen. Begin met in te zetten op handhaven op de minimum leeftijd en kijk of je de sector onderling handhaafbare afspraken kunt laten maken. Wethouder Wagemakers antwoordt dat de inzet is om tot zo min mogelijk regels te maken; enerzijds uit vertrouwen en verantwoordelijkheid bij het veld en anderzijds uit de praktische haalbaarheid van handhaafbaarheid. Er moet iets bedacht worden voor de 10
paracommerciële clubs vanwege de wettelijke plicht. Voor zover hij het nu kan inschatten, is de gedragscode van NOC/NSF niet voldoende. Op basis van de nieuwe wet moet je wel tot een afspraak komen, bijvoorbeeld in absolute tijden, of je koppelt het aan de activiteit. De heer Van Prooijen merkt op dat het concept vrijwel hetgeen wat er nu is bij de verenigingen, volgt. Er verandert feitelijk niet veel. Wethouder Wagemakers antwoordt dat dat ten dele klopt, maar de handhaving verandert en de wetgever heeft de burgemeester en de gemeenteraad een aantal instrumenten gegeven. De heer Karapinar vraagt of er drie varianten gemaakt kunnen worden, met de gevolgen inzichtelijk gemaakt. Wethouder Wagemakers antwoordt dat hij best een aantal alternatieven wil voorleggen; ze helemaal doorrekenen op kosten van handhaving wordt lastig. Het is niet zo dat er extra capaciteit bij komt; dat gaat met de bestaande formatie bij Toezicht en de bestaande middelen. Dat betekent dus verschuiven binnen de formatie en de activiteiten bij Toezicht. Er wordt gewerkt aan een nieuwe nota. Je moet je bijvoorbeeld concentreren op hot spots en op het handhaven van de leeftijdsgrens, nu 16, straks 18. Ook wat het college betreft is die leeftijd absoluut een prioriteit. De Voedsel- en Warenautoriteit controleerde feitelijk helemaal niet en er is voor gekozen om eerst met het veld te praten en daarbij zorgvuldigheid na te streven. De mensen zijn opgeleid en kunnen binnen een maand aan de slag. Je kunt wel al handhaven op de leeftijdsgrens, maar voor het overige heb je een verordening nodig. Mevrouw Koene merkt op dat een happy hour ook frisdrank aanbiedt voor minder geld. Ze vraagt of er nog een overzicht kan komen met aantallen jongeren in Dordrecht en het drinkgedrag. Dit wordt toegezegd door mevrouw Risselada. Er komt een nieuw, meer definitief voorstel naar de raad en er komen gesprekken met de detailhandel over wat mogelijk is. De voorzitter sluit de bijeenkomst.
11