VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 26 MEI 2009 Ondernemerschap en bereikbaarheid Raadsinformatiebrief over de voortgang van het Urgentieprogramma Binnenstad 2008-2009 (149321) Raadsinformatiebrief over monitor binnenstad 2007 en passantenenquête Binnenstad 2007 (149358) Raadsinformatiebrief over Adviesrapport Dordrecht op naar de top van middelgrote toeristische steden (139646) Raadsinformatiebrief over beëindiging Programma Marketing, Toerisme en Stadspromotie (169399) Bij dit agendapunt kan alsnog het eerder besproken stuk over Voorstraat Noord worden betrokken. Voorzitter: Dhr. A. G. van Zanten Secretaris: Mw W.V.E. Verboom Verslag: Erna Verveer, Getikt! Aanwezig: Dhr. D.G.E. Cobelens, PvdA Dhr. D. van den Eijkel, CDA Mw Y. van den Berg, GL Dhr. P.H. Sleeking, BETER VOOR DORDT Dhr. H.J. Tazelaar, VSP Dhr. M.P.P.M. Merx, VVD Dhr. P. Verhoeve, ChristenUnie/SGP Dhr. E. Linnert, ECO-Dordt/D66 Namens het college is aanwezig wethouder F.J. van den Oever Namens de ambtelijke organisatie zijn aanwezig de heer R. Naaktgeboren en de heer N. de Wit De voorzitter opent de vergadering. Wethouder Van den Oever merkt op ten aanzien van de verzameling stukken dat er raakvlakken zijn, maar dat de binnenstad uiteraard veel meer is dan een toeristisch product. De monitor is toegestuurd; uiteraard gaat het daarbij om verouderde cijfers. De monitor is steeds besproken in de adviesraad van de detailhandel, maar het is wel een stuk geschiedenis. Hij is wel blij dat er een combinatie is met het urgentieprogramma, dat in samenspraak met de raad is ingezet. Over 2008 zijn helaas nog steeds weinig cijfers beschikbaar; de vraag is hoe je indicatoren vaststelt zodat je tijdig over feitelijke informatie kunt beschikken. Ten aanzien van economische ontwikkelingen ben je als gemeente sterk afhankelijk van het bedrijvenregister van de Kamer van Koophandel, van landelijke onderzoeken van het ministerie en dergelijke, waardoor de actualiteit van de feitelijke cijfers achterblijft. Het CTO onderzoek bevat de meest actuele cijfers over 2008. Ondanks dat je ziet dat het aantal toeristische bezoeken toegenomen lijkt te zijn, neemt de bezoekfrequentie kennelijk iets af, maar die cijfers zijn niet hard genoeg om het Urgentieprogramma echt goed te kunnen beoordelen op zijn economische effecten. Hoe kun je ervoor zorgen dat de tevredenheid over acties in de binnenstad verder toeneemt? Persoonlijk vindt hij dat wat bereikt is met het Urgentieprogramma, ondanks een wat late start, mooie resultaten zijn en dat is ook een verdienste van de ondernemers in de stad. De economische malaise komt natuurlijk ook in Dordrecht. Er zijn kansen; er zijn weer meer starters, ook in de detailhandel.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
1
Bij grootwinkelbedrijven zie je aan de andere kant investeringstops en dat is erg slecht voor de binnenstad. De problematiek met de MediaMarkt is bekend; daar is de top akkoord met de vestiging in Dordrecht, maar men wacht al sinds december op een fiat van het moederbedrijf Metro ten aanzien van investeringen. Dat laat zijn sporen na. Die effecten zie je ook bij de evenementen. Daar wordt zoveel mogelijk maatwerk geleverd, want de evenementen blijven belangrijk voor de bestedingen in de stad. Enerzijds wordt de hand op de knip gehouden; er wordt volop gespaard. Anderzijds hoor je dat mensen wellicht meer in eigen land gaan besteden. Er is een aantal vervolgstappen gezet in het kader van het programma toerisme en marketing om te komen tot verdere professionalisering, zoals Dordrecht Marketing. Daar worden bewust taken neergelegd omdat je daar in het kader van promotie en marketing van de stad, samen met een aantal partners in de stad, aan kunt werken. Bepaalde taken moet je zelf blijven doen. Dat heeft ertoe geleid dat er verschuivingen hebben plaatsgevonden. Op basis van de gegevens die de afgelopen jaren zijn verzameld ten aanzien van het vermarkten van de naam van de stad ligt er een heldere opdracht bij Dordrecht Marketing; die is daar op een goede manier mee bezig. Het toeristisch beleid moet daarnaast voor het eind van het jaar specifiek voor Dordrecht, maar wel in relatie tot Hollands Glorie, vorm krijgen in een beleidsnota. Dat zal breder zijn dan alleen de binnenstad. Het gaat dan om de positionering van de stad in toeristisch opzicht in relatie tot de molens en de Biesbosch als de voor- en achtertuin van de stad. Daar is behoorlijk wat input voor, zoals het onderzoek dat door het lectoraat InHolland is gedaan. Op verzoek van BETER VOOR DORDT is dat verspreid. De heer Merx merkt op dat de bereikbaarheid belangrijk is en dat betekent dat de route ook aantrekkelijk moet zijn. Er ontbreekt volgens een onderzoek een must see in Dordrecht. Er gebeurt al heel veel in Dordrecht en de vraag is dan wat Dordrecht dan zo uniek maakt. De gemeente is een belangrijke facilitator voor het economisch welzijn van deze stad, maar is geen ondernemer. De gemeente heeft geprobeerd om de openingstijden te doen verruimen, maar dat is helaas niet gelukt. Het is ook de taak van de ondernemers om ervoor te zorgen dat de bezoekers vaker en langer blijven en gemakkelijker aansluiten op de horeca. De zondagopening is ook zoiets; die ene zondag in de maand dat ze open mogen zijn, zie je dat een flink deel van de winkels gesloten is. Dat hoor je ook van de bezoekers en die kiezen ervoor om voortaan naar Rotterdam te gaan, waar ze wel open zijn. Hij begrijpt best dat ondernemers ook met personeelslasten zitten, maar dat is een kwestie van investeren. Hij vraagt om een nadere toelichting op Dordrecht Marketing. In de stukken staat dat de promotie die gedaan wordt, redelijk lokaal is. De billboards langs de snelweg blijken niet erg op te vallen. Dat mag wel wat groter; het is een schitterende stad en dat mag je best prominent laten zien. Hij heeft het gevoel dat de marketing redelijk lokaal is gericht: op bussen, op driehoeksborden en dergelijke. In het AD de Dordtenaar stonden afgelopen week twee pagina’s over de stad; misschien moet je dat vaker doen. Het programma wordt opgeheven; dat komt volgens hem niet doordat alle doelstellingen zijn gehaald. Hij vraagt zich af of het verstandig is om het programma dat de stad goed op de kaart moet zetten, nu op te heffen. Mevrouw Van den Berg merkt op dat zij het moeilijk vond om de rode draad te vinden; die kwam pas bij het lezen van het stuk "Op naar de top van middelgrote toeristische steden". Daarin staat een analyse van wat er is gedaan, hoe er wordt gescoord en het biedt een aantal keuzes en handvatten. Ze vindt het jammer dat dit een beetje verstopt zit in één van de stukken. Een keuze die bijvoorbeeld wordt vermeld is: moet je je als Dordrecht eerst richten op het zijn van een aantrekkelijke stad, of moet je je al gaan richten op de regio (Hollands Glorie)? De experts vinden het eerste: een aantrekkelijke stad. Daarover zou de discussie kunnen gaan. Het tweede punt is de strategie. Er wordt al heel lang gewerkt aan marketing van de stad, maar als je naar het stuk kijkt, is er geen onderscheidend aanbod. Je zou je dus
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
2
eerst moeten richten op productontwikkeling (de must see) of de tentoonstelling in het museum, want dan heb je wat te verkopen en bekend te maken. De belangrijkste conclusie was dat Dordrecht geen onbescheiden profiel heeft. Of dat nu met een must see moet gebeuren of met een museum of met de evenementen: misschien moet je dat uitbreiden en meer uniek maken. Ten aanzien van het urgentieprogramma hebben de activiteiten die tot nu toe verricht zijn, wel een bijdrage geleverd aan wat je wilt met de stad; dat is heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling die nu gaande is. Het is wel opvallend dat Dordrecht harder achteruit holt qua bezoekersaantallen dan landelijk het geval is; dat zit volgens haar niet in de inhoud, maar in het in het productontwikkelingdeel. Het analyseren van de oorzaak is van belang; Dordrecht is immers een van de eerste steden die aan City Marketing doet en een concept als Intree heeft. Toch vertaalt zich dat niet in extra bezoeken en dat ligt volgens haar aan het product dat daar nog voorligt, waar je eerst aan moet werken. De heer Merx merkt op bij interruptie dat hij het op zich met mevrouw Van den Berg eens is, maar het advies is om meer aan effectieve PR en promotie te doen: be good and tell it. Hij noemt het Calvinisme als mogelijke oorzaak dat Dordrecht te bescheiden is. De heer Van den Eijkel merkt op bij interruptie dat het Calvinisme juist wel blijkt te trekken. Mevrouw Van den Berg merkt op dat zij een andere analyse maakt. Eigenlijk wordt het al goed verteld. De manier waarop het verteld wordt is zelfs vooruitstrevend, maar Dordrecht heeft niets unieks om goed over te kunnen gaan vertellen. Je moet meer spraakmakende en nieuws genererende instellingen en activiteiten hebben. De heer Van den Eijkel verwijst naar de film ‘Things to do in Denver when you’re dead’ van zo’n 20 jaar geleden. In Dordrecht was het toen ook maar een doodse bedoening. Er is een broodnodige inhaalslag gemaakt om tenminste te kunnen concurreren met andere steden qua toerisme en winkelaanbod. Hij memoreert wat er al gebeurd is en constateert dat Dordrecht steeds leuker wordt om te bezoeken. Toch lukt het niet goed genoeg om tevreden te kunnen zijn en de stroom bezoekers stagneert enigszins. De nieuwe winkellocatie Achterom is nog niet gevuld. Op materieel vlak is er dus nog wel veel te doen. Immaterieel is er veel tevredenheid te constateren. Er wordt ingezet op het Hofkwartier en zijn fractie verwacht daar eigenlijk wel wat van; met zaken als democratie en vrijheid kan Dordrecht zich profileren. Het Calvijnjaar blijkt een trekker te zijn van de eerste orde. Je moet durven kijken naar de geschiedenis. De vraag is: is een must see nu alles? Hij kent meer plaatsen waar veel bezoekers komen, bijvoorbeeld Brugge. Het is een aantrekkelijke stad zonder must see. Het kan ook zijn ‘must do’ of ‘must smell’ of ‘must eat’. Zwolle trekt mensen vanwege de Librije. Er zijn veel goede dingen en die moeten beter uitgevent worden. De heer Tazelaar is het in grote lijnen eens met de voorgaande sprekers. Bezoekers vinden Dordrecht vaak een heel mooie stad, maar missen de gezelligheid van grote terrassen, muziek, bandjes of een poppenkast voor de kinderen. Het is te grof opgezet. Als je Breda neemt, dan zie je van alles lopen; hij weet niet of Dordrecht daarvoor geen vergunningen wil geven. Zijn fractie mist dagprogramma’s voor de 55-plussers en de 65plussers. Die willen ook doordeweeks graag een keer rustig naar de stad; daar moet je een dagprogramma voor aanbieden. Die programma’s zijn er wel, maar de vraag is hoe ze dat te weten komen, want dat moeten de bezoekers zelf uitzoeken. Je moet de bezoekers wat de VSP betreft begeleiden met gidsen. Ze worden in de stad vrijgelaten en zien alleen bordjes. Je moet mensen hebben die de bezoekers hoffelijk ontvangen en hen rondleiden. Dat is zeker voor 55 plus en ouder een gemiste kans. De heer Cobelens merkt op benieuwd te zijn naar de promotie naar buiten toe; hij heeft het idee dat dat zich teveel op de regio heeft gericht. Hij vraagt naar de samenwerking met het Uitbureau en wat daarvan de verwachtingen zijn. Hij merkt op dat mensen ook de mogelijkheid moeten hebben om langer in de binnenstad te verblijven, zodat ze na een bezoek aan het museum nog naar het theater kunnen gaan of ergens gaan eten. Zijn fractie maakt zich zorgen over het beeld dat onder jongeren heerst dat Dordrecht geen
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
3
leuke stad is om te gaan stappen. De terrassen op het Scheffersplein worden om 11 uur ’s avonds steevast leeg geveegd; elders kun je tot 3 uur lekker blijven zitten. Daar is nog een slag te maken. Het gemis van een bioscoop is bekend. Hij vraagt of het langere verblijf in de binnenstad extra aandacht zou kunnen krijgen. Er zijn heel leuke evenementen; er werd in het onderzoek geopperd om te kijken of je de leukste daarvan zou kunnen samenvoegen tot een soort Oerol, een topevenement in de stad. Dat is een begrip in het land dat enorm veel mensen trekt; dat zou een enorme trekpleister kunnen zijn. De heer Merx merkt op bij interruptie dat hij dan alle bewoners van de binnenstad al in het geweer ziet komen als hun nachtrust wordt verstoord. De heer Cobelens antwoordt dat Dordrecht 120.000 inwoners kent; het centrum is vaak de plek voor activiteiten en dat moet bruisend zijn om het gezellig te maken. Dat een levendig centrum soms leidt tot enige overlast, betekent dat er een vorm van acceptatie moet zijn bij de inwoners. Mevrouw Van den Berg merkt op dat er elk weekeind wat is. Door het te concentreren is de acceptatie misschien groter. De heer Merx merkt op dat je dan ineens heel veel bezoekers hebt en daarna is Dordrecht een dode stad. Mevrouw Van den Berg antwoordt dat je een echte trekker kunt maken waarvoor iedereen naar Dordrecht komt. Dat ontlast de andere weekeinden. De heer Van den Eijkel merkt op dat een tijd geleden waardering werd uitgesproken voor een heel breed programma, verspreid over het jaar. Dat werd ook gesteund door de PvdA. Hij vindt het vreemd dat de PvdA nu zegt wat minder evenementen te willen. De heer Cobelens antwoordt dat hij niet heeft gezegd dat zijn fractie minder feesten wil, maar vraagt om een uniek evenement wat extra aandacht oplevert. Hij onderschrijft de opmerking over de te bescheiden billboards. Er staat wel een bruin toeristisch bord van de Biesbosch, maar niet van de stad zelf. De heer Sleeking merkt op dat bij de realisatie van het Statenplein met meer enthousiasme over de stad werd gesproken; nu ontstaat er weer een pessimistische sfeer. Hij heeft soms het idee dat mensen teveel kijken naar wat andere steden te bieden hebben en te weinig naar de kernkwaliteiten van Dordrecht: een uniek, authentiek havengebied en het achterland, de Biesbosch. Bij de grote ambities, als het gaat om het Hofkwartier, is door zijn fractie al eens de vraag gesteld of het realistisch is om dergelijke hoge verwachtingen te koesteren. Je moet je niet al te rijk rekenen; andere steden proberen ook aan de weg te timmeren. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de verwachte bezoekersaantallen bij museum Van Gijn. De afgelopen 10, 15 jaar is er een forse verbeterslag ingezet, maar mensen die nu bij het station aankomen, lopen de stad in en zien niet veel fraais. Op de Spuiboulevard is een florerend horecabedrijf om zeep geholpen; dat is nu dichtgeplankt en heeft een mistroostige uitstraling. Er wordt geïnvesteerd in het Achterom, dat de rode loper moet worden; daar komt een gigantische stroom van auto’s en dat is geen gelukkige combinatie met de winkels. Dat zijn een beetje tegengestelde bewegingen, waarvan je allemaal natuurlijk wel de hoop hebt dat in de toekomst die uitstraling zodanig is verbeterd dat je een volgende boost bereikt en misschien is dan ook het economisch tij weer gunstiger. Er zijn gewoon goede evenementen, maar hij is het ook wel eens met de mensen die zeggen dat het in balans moet blijven. De binnenstad is ook een woonwijk en mensen hebben toch een bepaalde grens als het gaat om het accepteren van overlast. De terrassen mogen wat hem betreft langer open blijven dan 23.00 uur, maar daar heb je ook de ondernemers voor nodig en met de horeca gaat het momenteel ook niet geweldig. In de Piekennota is de binnenstad van Dordrecht een van de belangrijke elementen; die moet een magneet worden, ook voor mensen uit de regio. Dat is ook een kwestie van meer bekendheid geven, meer verbindingen en een aantrekkelijker verblijfklimaat; hij denkt dan ook aan de veiligheid. Hij weet niet of het Calvijnjaar een belangrijke trekker gaat worden; er zijn nog geen cijfers bekend. Hij merkt op dat de heer Cobelens één van de weinigen in de raad is die energie stopt in de promotie van FC Dordrecht.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
4
De rapportage "Op weg naar de top" is op verzoek van BETER VOOR DORDT verspreid en laat een wisselend beeld zien. Het verbeteren van de billboards vindt hij een goede suggestie; dat moet een blikvanger zijn en nu vallen ze inderdaad niet zo erg op. Hij vraagt wat er nog aan input komt vanuit de Economische Adviesraad Dordrecht en de DOV. Er is nooit goed geanalyseerd wat de effecten zijn van het pollersysteem en het Verkeerscirculatieplan Binnenstad, met name ten aanzien van bezoekersaantallen; dat zou mensen kunnen afschrikken, als ze denken dat de stad heel moeilijk bereikbaar is. De heer Verhoeve merkt op dat het programma stopt; er lopen gesprekken over het vormgeven van een meerjarenperspectief. Rond 2020 komt er een boost aan allerlei historische evenementen. Hij vraagt of daarover inderdaad gesprekken zijn gevoerd; recent heeft het Historisch Platform hiervoor aandacht gevraagd middels de Historische Kalender. Hotelfaciliteiten zijn nog steeds vrij mager; daarmee zul je nu al moeten beginnen om op tijd gesteld te staan. Het Calvijnjaar betekent in ieder geval aandacht voor de stad. Hij vraagt of er wel weegcijfers bekend zijn over 2008. Ten aanzien van het Urgentieprogramma van de binnenstad heeft zijn fractie bij de algemene beschouwingen een motie aangehouden om extra impulsen voor de binnenstad te realiseren; hij vraagt of er vanwege de economische recessie extra impulsen nodig zijn en zo ja, welke. Ten aanzien van Hollands Glorie merkt hij op dat Dordrecht al must sees heeft, zoals de binnenstad en de Biesbosch; zet daar Kinderdijk bij en je hebt een fantastisch marketingproduct. Hij vraagt of er nieuwe ontwikkelingen zijn te melden rond Hollands Glorie. Zijn fractie is evenmin tevreden met de zondagopenstelling, maar dan vanuit de tegenovergestelde invalshoek. De heer Linnert merkt op dat Dordrecht een heel leuke stad is, maar dat dat wat moeilijk over de bühne komt. Dordrecht is geen toeristische bestemming, zo wordt gesteld door InHolland. Zo is de binnenstad te onbekend in de regio. Volgens het rapport van de expertmeeting waarin diverse steden met elkaar vergeleken worden, krijgt Dordrecht slechts drie punten omdat er twee Dordtenaren in dat expertteam zaten; dat roept vragen op. In het overdrachtsdocument van de marketing staat een nuancering in dat Dordrecht geen toeristische bestemming is en dat het onder andere ontbreekt aan een must see. Hij vindt dat wel een erg negatieve insteek, zeker gezien de Biesbosch en de molens die vlakbij liggen. Dordrecht heeft met andere woorden heel wat. Het bezoekersaantal van Haarlem stijgt ook omdat er een samenwerking is met Amsterdam; er wordt geopperd dat er wat te halen zou kunnen zijn uit een samenwerking met Rotterdam. Over de Voorstraat Noord is afgesproken dat er bewegwijzering zou komen vanaf de boot; hij vraagt naar de status. Wethouder Van den Oever merkt op dat het inderdaad steeds gaat om het zoeken naar de balans. Natuurlijk is de binnenstad een bruisend geheel. Hij heeft al eens eerder gezegd: horeca en activiteiten zijn het kloppend hart van de binnenstad en dat hart maakt soms herrie. Als je dat niet meer hoort, is de patiënt overleden. Dat wil niet zeggen dat je geen balans moet vinden tussen wonen enerzijds en bedrijvigheid anderzijds. Het ene moment lukt dat beter dan het andere moment. Er wordt geprobeerd om de bewoners, ook van de binnenstad, zo goed mogelijk te informeren en aan te geven wat de verwachtingen zijn ten aanzien van overlast en geluid. Er is veel weerstand; dat is bekend. Bijvoorbeeld Big Rivers is een mooi evenement, maar leidt tot enorm veel protest onder de bewoners. Er is een terrassenplein gemaakt, maar er zijn wel afspraken gemaakt met de omgeving ten aanzien van eindtijden. Het is heel frustrerend als het gezellig is op het terras en je moet weg, maar de ondernemer zorgt ervoor dat de boel rustig wordt afgebouwd. Ook daar weer: zoeken naar de balans. De Stationsomgeving is al jaren velen een doorn in het oog. De heer Cobelens merkt op bij interruptie dat je, door met alle partijen rekening te houden, zaken eigenlijk maar half regelt. Als je om 23.00 uur van een terras wordt gestuurd, ga je de volgende keer naar Breda. Wethouder Van den Oever merkt op dat de bereikbaarheid is genoemd; ook dat is een keuze.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
5
De Stationsomgeving is jaren onderwerp van debat geweest. Je struikelt over de fietsen en de verkeerssituatie is onmogelijk. Hij is ervan overtuigd dat er straks een situatie ontstaat waar je trots op kunt zijn, al zal het niet direct leiden tot meer bezoekers. Er worden meer maatregelen genomen in het kader van de bereikbaarheid van de stad; daar staat tegenover de vraag hoe je die stad ook aantrekkelijk houdt in die tijd. Het zoeken naar balans is ook: hoe ga je om met het vermarkten van de stad? Feitelijk is Dordrecht pas in 2007 begonnen, met de oprichting van Dordrecht Marketing. Intree Dordrecht is neergezet; daar wordt veel reclame voor gemaakt omdat iedereen moet weten dat er in Dordrecht volop dagprogramma’s zijn, zowel individueel als in groepsverband. Om die reden is er bewust voor gekozen om Intree Dordrecht zoveel mogelijk op de kaart te zetten. De heer Sleeking merkt op bij interruptie dat de planning van Intree verkeerd is geweest: het kwam op het verkeerde moment, het zit verstopt en je kunt je auto nergens kwijt. Bovendien ligt het gebied al heel lang op de schop. Valkbij het station had de VVV voorheen een perfecte locatie. Wethouder Van den Oever antwoordt dat de planning perfect is verlopen, maar de ontwikkeling rond het Achterom heeft veel pech gekend. Er is veel emotie rond het voormalige pand van de VVV. Hij ontvangt veel groepen in Intree en die zijn heel enthousiast. Het kost inderdaad meer inspanning in verband met de bereikbaarheid. Mevrouw Van den Berg merkt op bij interruptie dat in het stuk van 6 april staat dat marketing werd toegevoegd vanaf 2004 met het in de raad vaststellen van het beleidskader City Marketing. Ze vraagt wat er vanaf 2004 tot 2007 is gedaan. Wethouder Van den Oever antwoordt dat is toegewerkt naar het realiseren van Intree, City Marketing en Dordrecht Marketing. Daar zit ook de zoektocht in naar op welke manier je de stad wilt profileren. Meerdere fracties hebben er al op gewezen: Dordrecht heeft unieke kwaliteiten. De Biesbosch als voortuin en achtertuin van een historische stad, gelegen aan het water, die echter niemand kent. Het grote voordeel is dat een Nederlander geen beeld heeft bij de stad Dordrecht, hetgeen geweldig is, want er is dan ook geen negatieve associatie. Vroeger was dat wel zo, maar nu is er een witte vlek. Er wordt gezegd: oude stad en water, maar dat is niet onderscheidend genoeg. Hij vindt dat er geen must see gemaakt moet worden, maar moet worden gecreëerd. Dat heeft te maken met het merkkader. De heer Merx merkt op bij interruptie dat het niet perse een must see moet zijn, maar een must be; je moet in Dordrecht willen zijn, want daar is het hartstikke mooi. Hij vraagt of je meer energie moet steken in de communicatie. Wethouder Van den Oever antwoordt dat ervoor wordt gekozen om met elkaar de witte vlek in te vullen; niet alleen als gemeente, maar samen met de partners in de stad zoals de ondernemers, de DOV en de Economische Adviesraad Dordrecht. Dat wordt nog onvoldoende opgepakt; het kan beter. Ze vinden het wel ontzettend belangrijk, maar als je in het licht van de recessie vraagt om actief mee te werken aan de opbouw van die marketing, dan hebben mensen andere prioriteiten. Hij heeft daar ook begrip voor. De heer Van den Eijkel merkt op bij interruptie dat de horeca het wel oppakt, bijvoorbeeld door mee te doen aan de landelijke terrassenwedstrijd. De horeca begrijpt dat je naar buiten moet treden. Be good and tell it; die voorbeeldfunctie is een uitnodiging voor de rest van het bedrijfsleven. Wethouder Van den Oever antwoordt dat dat ook wordt geprobeerd, maar branchematig is er wel een groot verschil. Voor de natte horeca is dat bijvoorbeeld al veel moeilijker dan voor de droge horeca; de restaurants vinden elkaar makkelijker. Daar wordt mee doorgegaan en dat moet leiden tot een onderscheidend profiel. Stap 1 is het creëren van een merkenkader. Daar zit ook in dat het merk Dordrecht moet laten zien wat de eigen identiteit is. Als het thema ‘lef’ is, moet dat passen bij de inborst van de gemiddelde Dordtenaar en dat is niet zo. Er wordt dus nagedacht over een thema vanuit de eigen identiteit. De heer Tazelaar merkt op dat de stad Hulst bussen laat rijden vanuit Antwerpen. Hij denkt aan een soort stedenprogramma: Dordrecht nodigt Zwolle uit, of Goes. Je laat bussen rijden uit Zwolle en laat ze de stad zien; dat zou een impuls kunnen zijn als mensen voor weinig geld een georganiseerde dag kunnen doorbrengen. Je kunt als
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
6
Dordrecht een kleine bijdrage geven; dat is promotie die werkt in de praktijk. Nodig ze uit, laat ze komen en breng ze terug. Wethouder Van den Oever antwoordt dat hij daar al op is ingegaan. Hij deelt veel opmerkingen over de niet-actuele cijfers; dat is de softwarematige kant. Over de twee billboards is zeven jaar lang gesteggeld met hogere overheden voor ze geplaatst konden worden, ook over het formaat. Het heeft ook geleid tot een enorme discussie met minister Eurlings over de bruine borden die je overal in Frankrijk ziet. Uiteindelijk is men overstag gegaan en mocht de ANWB in het kader van haar 125-jarig bestaan op een aantal plekken met een toeristisch belang een bord met streekvermelding plaatsen. Hij is in ieder geval erg blij met het bord over de Biesbosch. Natuurlijk is het jammer dat de historische binnenstad er niet op staat, maar toch is hij blij met het bord, omdat dat nodig is voor de vermarketing van de stad. Het bruine bord van de Biesbosch staat aan de Dordtse kant en dat helpt volgens hem. Op een opdracht van de raad voor een dynamischer billboard zit hij niet te wachten, want dat is een schier onmogelijke opdracht. Het geluidsscherm ziet er niet uit, wat hem betreft; er is een bedrijf dat gespecialiseerd is in reclame daarop en hij heeft gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken. Hij legt dat dan voor aan de raad. De heer Sleeking merkt op dat er meer mogelijkheden zijn dan borden, zoals radio en TV. Er wordt weinig gebruik gemaakt van spotjes, die regionaal danwel landelijk kunnen worden uitgezonden. Wethouder Van den Oever merkt op dat er veel is gebeurd in de afgelopen 20 jaar; dat klopt. Het feit dat Dordrecht zich nu wel durft te meten met andere historische steden als Delft is veelzeggend. Dordrecht Marketing zet de promotie op twee fronten in. Een voorbeeld van lokaal gerichte acties is het Sterke Punten programma: de billboards en de slogans. Dat is opgepakt door Dordrecht Marketing, want op zijn minst de Dordtenaren en de regiobewoners moeten in ieder geval weten wat er te doen is, als ambassadeurs van de stad. Hij is het daar van harte mee eens. Op een ander schaalniveau wordt de stad ook vermarkt, bijvoorbeeld de manier waarop Calvijn is gepositioneerd. Dat is ook het werk van Stichting Dordrecht Marketing. De exacte resultaten zijn nog niet bekend, maar met de opening van het Calvijnjaar is heel veel geoogst qua naamsbekendheid. De thema’s en de manier waarop die landelijke bekendheid hebben gekregen, zijn unique selling points die worden benut. Dat heeft lang geduurd. Er is bijvoorbeeld heel laat gecommuniceerd dat Dordrecht het grootste stoomevenement van Europa heeft. De cijfers van de bezoekers aan de tentoonstelling zijn erg hoopgevend; daar ligt nu een vervolgtaak. De minister-president komt voor de lezing, zaterdag. Het Calvijnjaar moet je ’warm’ willen houden. De heer Van den Eijkel heeft veel waardering voor de wijze waarop het Calvijnjaar de focus op Dordrecht legt. Dat roept ook de vraag op hoe je dat vaker kunt bereiken. Wethouder Van den Oever merkt op dat de heer Verhoeve heeft gevraagd om een gesprek over 2020. Je moet in de toekomst als het ware een paar punten uitzetten. Wat komt er bijvoorbeeld in 2020 voorbij? Er worden nu ook gesprekken gevoerd over hoe je met de historische kalender door kunt. Wanneer heeft Dordrecht 800 jaar stadsrechten? Als je een ijkpunt neemt in 2020, wat zou je dan moeten doen om daar een langlopend programma van te maken? Kun je ervoor zorgen dat je herhalingsbezoek krijgt na een bepaald evenement door cross selling te organiseren? Daarover wordt inderdaad gesproken met de ondernemers. Met betrekking tot Hollands Glorie constateert hij dat, ondanks dat het een regionaal programma is geworden en er veel feitelijke punten in zitten, de regiogemeenten kennelijk een andere prioriteit hebben of er geen geld voor over hebben. Dordrecht moet naar zijn mening in ieder geval zorgen dat het Dordtse deel wordt opgepakt. Hij heeft met het college van Rotterdam gesproken over Hollands Glorie met het doel om dat te vergroten: de Rotterdamse wereldhaven koppelen aan de molens van Kinderdijk, aan Hollands oudste stad en aan de Biesbosch. Rotterdam wil daar wel in mee, maar het eigen regionale product van de Drechtsteden is nog niet af. Wat hem betreft moet het programma Hollands Glorie sneller worden gerealiseerd en hij vraagt steun voor die gedachte.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
7
Er is een debat gevoerd over de mogelijke toegevoegde waarde van het Uitbureau; voorwaarde was wel dat de producten op orde zijn en dat er een programma is. Dat is nog niet aan de orde: het museum is dicht en er zijn tal van verbouwingen. Dat debat komt op zijn vroegst terug bij de Kadernota 2010. Wat de Voorstraat Noord en de onveilige kruising betreft: er worden geen zebrapaden aangelegd in een 30 km gebied. Doe je dat wel, dan creëer je je eigen onduidelijkheid. In een ontbijtoverleg met de winkeliersvereniging heeft hij dat onder andere uitgelegd. Er kan een mobiele snelheidsmeter geplaatst worden om te zien wat er precies speelt. De bewegwijzering hangt al, volgens hem. Het voorstel rond het Voorlopig ontwerp Pollers is gepresenteerd in allerlei overleggen en de reacties waren vooral: maak het hele gebied autoluw en laat de parkeergarage Visstraat zo snel mogelijk van kleur verschieten, zodat de poller daar ook feitelijk verplaatst kan worden. De heer Verhoeve merkt op dat de opmerking ten aanzien van het Calvijngebeuren dat religie een rol heeft gespeeld in de ontstaansgeschiedenis de stelling tegenspreekt dat religie niet belangrijk is, maar wel de ontstaansgeschiedenis. Volgens hem heeft juist het Calvijngebeuren deze stelling gelogenstraft. Hij herhaalt de vraag ten aanzien van de extra impulsen als gevolg van de recessie. Wethouder Van den Oever antwoordt dat het rapport helpt om nieuw toeristisch beleid neer te zetten en het heeft ook geholpen in het zoeken naar het merkenkader. In principe heeft de raad gezegd een nadere invulling te willen geven aan de status aparte van Big River en te bezien of er extra middelen kunnen komen om een aantal evenementen door te laten groeien. Dit zou moeten worden betrokken bij het Kadernotadebat, in het kader van de stelling dat evenementen een extra impuls kunnen zijn voor de stad. Die discussie vindt wellicht nog in de raad plaats als daarover een definitief besluit is genomen. De recessie kun je als gemeente niet oplossen. Er worden wel maatregelen genomen, bijvoorbeeld inzake de snelheid waarmee de gemeente haar rekeningen betaalt. In het kader van de aanbesteding is uitgezocht of daarin verbetering kan worden aangebracht van de kant van de gemeente. Wellicht moet er een debat in de raad komen over de vraag of een dergelijk programma zou moeten worden voortgezet, maar hij kan niet echt bedenken waarom er op dit moment nog iets bovenop gezet zou moeten worden. Bij de afronding van het Urgentieprogramma is het wel het moment om daarover van gedachten te wisselen. Mevrouw Van den Berg vraagt wanneer de nota over het Merkenkader wordt verwacht. Wethouder Van den Oever antwoordt dat dit in juni in het college zal komen; dan komt het meteen naar de adviescommissie. De raad zou volgens hem voor de behandeling van de opbouw daarvan de directeur Dordrecht Marketing moeten uitnodigen. De heer Cobelens vraagt of er een inschatting te geven is wanneer er meer actuele cijfers beschikbaar zijn. Wethouder Van den Oever herhaalt dat de gemeente afhankelijk is van anderen. De monitor van het eerste kwartaal 2009 heeft hij ook nog niet gezien. De heer Merx vraagt nogmaals of het op dit moment verstandig is om zo’n programma wat focus biedt op de economische ontwikkeling, op te heffen. Er is kans op versnippering. Wethouder Van den Oever antwoordt dat Dordrecht Marketing operationeel verantwoordelijk is voor de marketing van de stad en het evenementenbeleid ondersteunt. Daar voert de gemeente nog een stuk regie en controle op, maar dat gebeurt in principe op basis van begrotingen en rekeningen. Die tak van sport moet je dan niet ook nog met een eigen programma willen organiseren. De andere tak betreft toerisme en toerismebeleid; dat deel is geborgd middels een beleidsmedewerker die daarvoor is vrijgemaakt.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
8
De heer Sleeking merkt op dat het prettig zou zijn om in een vervolg een overzicht te krijgen van de doelstellingen en wat daarvan behaald is. De nieuwe programmamanager binnenstad is enigszins onbekend; hij vraagt of deze persoon langere tijd zal blijven. Wethouder Van den Oever antwoordt dat in het overdrachtsdocument is opgeschreven wat er inmiddels is gedaan. De stand van zaken is vermeld, met verwijzing waar wat belegd is. De binnenstadsmanager zal niet lang blijven. De huidige manager en diens opdracht hebben alles te maken met een vorm van kwartier maken. Hij moest eerst een verkenning doen van de stad en de partners, daarover rapporteren en dan met voorstellen komen richting het college op welke manier de stad invulling zou kunnen geven aan een programmamanager binnenstad en wat dan de toegevoegde waarde is. De heer Sleeking merkt op dat hij het niet erg sterk vindt overkomen als er in deze fase nog een kwartiermaker moet worden aangesteld. Hij zou dan een andere invalshoek kiezen. Wethouder Van den Oever antwoordt dat de raad heeft besloten dat het programma Binnenstad aan het eind van deze periode af zou lopen. Datzelfde is besloten voor het programma Marketing en Toerisme. Bij programmasturing zet je voor een bepaalde tijd een focus neer; dan moet het programma ook ophouden, anders heeft het niet meer de effectiviteit. De keuze is geweest om het programma Marketing en Toerisme op basis van alle punten die afgevinkt zijn, te stoppen en dat kan ook. Hij heeft daar bij het programma Binnenstad erg veel twijfels bij, maar je moet aan de andere kant wel oppassen dat je niet in dezelfde groef blijft hangen. Misschien moet er een nieuw programma Binnenstad komen; misschien moet er een programmamanager binnenstad worden gecontinueerd. De heer Sleeking oppert dat de verzameling LP ’s misschien een keer bij het grof vuil zou moeten worden gezet. Conclusie: - De Raadsinformatiebrieven worden voor kennisgeving naar de raad doorgeleid. - Het Merkenkader wordt naar verwachting in juni in het college behandeld en wordt daarna naar de raad doorgestuurd. - Voor eind 2009 verschijnt een beleidsnotitie over het toeristisch beleid. De voorzitter sluit de vergadering om 23.00 uur.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
9
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 26 MEI 2009 Sociale infrastructuur RAADSINFORMATIEBRIEF OVER ZWERFJONGEREN EN T-TEAM, ENTREE EN VROUWENOPVANG (169299)
Gelegenheid om van gedachten te wisselen over de raadsinformatiebrief, onder meer over de vraag of de amendementen “Vrouwenopvang” en 24-uursopvang in het Blijfhuis en crisisopvang” inhoudelijk voldoende zijn uitgevoerd. Voorzitter: mw. N. de Smoker – van Andel Secretaris: mw. L.D.H. Arlman - Rosier Verslag: mw. E. Verveer, (vanaf digitale bestanden) Aanwezig: Mw. E.C. van Wenum - Kroon, CDA Mw. S.M. Wemmers - Wanrooy, VSP Mw. J.L.M. van Benthem, VVD Mw. T.I.V. Bonnema - Tekelenburg, ECO-Dordt/D66 Mw. M.C. Ruisch, GroenLinks Dhr. B. Staat, ChristenUnie/SGP Mw. G. Yanik, PvdA Dhr. H.P.A. Wagemakers, BETER VOOR DORDT Namens het college is aanwezig wethouder A.T. Kamsteeg Ambtelijke ondersteuning: mw. W.H.M. Wubben en mw. P.M.G.E. Smeets De voorzitter merkt op dat GroenLinks het initiatief heeft genomen voor het amendement “24-uursbegeleiding Blijf-huis inclusief crisisopvang”. Daardoor is voor 2009 250.000 euro beschikbaar gesteld om de 24-uurs begeleiding te regelen en is besloten voor 2010 en verder de structurele middelen via de Kadernota te regelen. Het amendement is met algemene stemmen aangenomen. Wat betreft de vrouwenopvang komt de informatie in de Raadsinformatiebrief erop neer dat het genomen besluit met betrekking tot de 24-uusopvang en de financiering daarvan niet of niet geheel kan worden uitgevoerd. Omdat het gaat om een aangenomen amendement, en dus een raadsbesluit, kan alleen de raad besluiten om een en ander anders of helemaal niet aan te pakken. Het doel van de bespreking in de adviescommissie is nu een inhoudelijke gedachtewisseling over de geleverde informatie. Het is aan de commissie om een standpunt te bepalen over het niet, of in ieder geval anders dan besloten, uitvoeren van het via het amendement genomen besluit van de raad. Als de commissie de argumentatie van het college plausibel vindt, dan verwacht de raad een voorstel van het college zodat de raad een besluit kan nemen dat van het amendement afwijkt. Zo niet, dan verwacht de raad bij de Kadernota een voorstel om de gewenste opvang financieel mogelijk te maken. Ze vraagt of de commissie zich in dit procedurevoorstel kan vinden. Mevrouw Ruisch vindt het een prima voorstel en merkt op dat de voorzitter de situatie goed heeft verwoord. Er is binnen GroenLinks op een vergelijkbare manier gediscussieerd; in eerste instantie was haar fractie verbaasd dat het amendement niet is uitgevoerd en dat er geen alternatief voorstel is voorgelegd. Zij vindt de argumentatie van het college niet plausibel en vraagt om een reactie van de wethouder. Er worden diverse opvangvoorzieningen voor de zwerfjongeren genoemd en er wordt over Entree, het T-team en begeleiding van allochtone jongeren gesproken. De GSBmiddelen stoppen en de provincie onthoudt zich straks van financiering voor deze activiteiten. Haar fractie vindt het een goed moment om de zaken op een rij te zetten en te bekijken of er mogelijk efficiencywinst te behalen is door afstemming. Het lijkt er namelijk op dat er hier en daar wat overlap is, of in ieder geval een samenloop.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
10
Er wordt gekeken of er mogelijk twee voorzieningen bij een andere organisatie dan Jeugdzorg ondergebracht kunnen worden; haar fractie is benieuwd aan welke organisatie wordt gedacht. Ze vraagt naar de stand van zaken van het een en ander. Mevrouw Van Benthem merkt op dat de VVD het T-team en Entree beschouwt als de hoofdbestanddelen van de aanpak zwerfjongeren, met daarnaast nog een aantal instrumenten. Er wordt nu aangekondigd dat er een soort efficiencyslag getracht wordt te maken; haar fractie is benieuwd naar de verwachtingen hieromtrent en hoe zich dat verhoudt tot de uiteindelijk benodigde middelen om deze basisvoorzieningen in stand te kunnen houden, ook in 2010. Als je het met elkaar eens bent dat dit basisvoorzieningen zijn die door het wegvallen van tot nu toe reguliere middelen toch in stand gehouden moeten worden, zul je moeten kijken hoe je in de begroting kunt gaan schuiven. De 24-uursopvang beschouwt de VVD als een basisvoorziening. Zij begrijpt waar de problemen zitten en ziet kansen in het feit dat er gekeken wordt naar de mogelijkheden van een fusie binnen de regio. Haar fractie is ook benieuwd naar de financiële mogelijkheden daarvan. Het gaat met deze drie voorzieningen bij elkaar om 900.000 euro. Daarvan wordt nu geconstateerd dat het geld er niet is en dat ook niet bekend is waar het te vinden is. De VVD hoort graag wanneer hier uitsluitsel over komt, liefst vóór de begroting van 2010. Het gaat hier om regionale voorzieningen die thuishoren in een centrumstad, die tot nu betaald zijn uit GSB-middelen en via de provincie. Haar fractie kan zich voorstellen dat onderzocht wordt of er andere regionale financieringsmiddelen mogelijk zijn. Kijkend naar het profielonderzoek is de verhouding 65% Dordrecht, 35% regio; de VVD stelt zich voor dat je met deze verhouding ook financieringstechnisch iets kunt doen en aanklopt bij andere gemeenten voor aanvullende financieringsmogelijkheden. De heer Wagemakers sluit zich aan bij mevrouw Van Benthem als het gaat over de efficiencywinst, maar wil graag discussiëren over de uitgangspunten. Er is staand beleid; daarover moet een uitspraak gedaan worden over in hoeverre je dit als basisvoorziening ziet en het belangrijk vindt om wat je nu doet, te blijven doen. Als er efficiencywinst te behalen is, is dat goed, maar anders moet je kijken hoe je het op een andere manier kunt financieren. In de vervolgaanpak op pagina 4 wordt gesteld dat er op 1 mei een plan van aanpak zou komen; hij vraagt of dat er al is. Over de resultaten van het T-team op pagina 5 wordt vermeld dat 27 jongeren nooit op een kennismakingsgesprek zijn verschenen; zijn fractie wil weten of daar follow up op gegeven is, want mensen die contact vermijden behoren vaak tot een risicogroep. Zijn fractie vraagt wat er gebeurt met de kinderen van zwervende tienermoeders. Kijkend naar de vrouwenopvang sluit hij zich aan bij het betoog van mevrouw Ruisch. Aan de verklaring valt weinig toe te voegen, maar hij vindt wel dat je moet kijken hoe je linksom of rechtsom iets kunt organiseren om wat vorig jaar in het amendement is gevraagd, toch te realiseren. Mevrouw Bonnema sluit zich aan bij mevrouw Ruisch voor wat betreft de vrouwenopvang. Ten aanzien van de bijdrage van de regiogemeenten merkt zij op dat de wethouder in oktober 2008 al van plan was om daar op in te steken, dus dat had in dit stuk al naar voren kunnen komen. De taken van het T-team en Entree mogen niet meer door Bureau Jeugdzorg worden uitgevoerd; daardoor vraagt haar fractie zich af hoe dat straks moet met de Centra voor Jeugd en Gezin. Al deze problemen wil je voorkomen door te starten met een Centrum voor Jeugd en Gezin, beginnend bij de jonge kinderen en Bureau Jeugdzorg zit daar toch ook in. Op pagina 7 staat dat het huidige aanbod nader bekeken wordt en dat er wordt gezocht naar mogelijkheden om dit te stroomlijnen. Dit probleem zit er al jaren aan te komen, er is al jarenlang sprake van overlap van organisaties. Je zou verwachten dat het niet alleen gaat om efficiencywinst, maar ook om kwalitatieve winst; als het aanbod op elkaar is afgestemd en organisaties en projecten samenwerken. Je zou het moeten bekijken vanuit het perspectief van een jongere.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
11
Mevrouw Van Wenum merkt op dat zij is geschrokken van het aantal van 115 zwerfjongeren. Er is inmiddels profielonderzoek uitgevoerd in de regio; zij vraagt of dit betrekking heeft op de directe omgeving of op de regio Zuid-Holland Zuid. Ze vraagt of de doelstelling die is gesteld om in 2009 alle jongeren onderdak te verlenen, gehaald gaat worden. De geschetste aanpak klinkt goed; dat geldt zowel voor de zwerfjongeren als voor de vrouwenopvang. Haar fractie vindt de argumentatie plausibel. Maar dan staat er ineens dat er voor deze aanpak geen geld is; haar fractie vraagt of de wethouder dat geld nog gaat vinden, of dat hij andere prioriteiten wil gaan stellen. Stroomlijning in de aanpak van zwerfjongeren vindt haar fractie een goede zaak en zij stelt voor hierin waar relevant ook het aanbod van geïndiceerde Jeugdzorg en de fusiemogelijkheden bij vrouwenopvang mee te nemen; het is altijd goed om naar efficiencywinst te zoeken. Als je dit traject nog moet gaat starten, moet je eigenlijk voor 2010 de middelen vinden die nodig zijn en niet afwachten tot het najaar. Haar fractie vraagt hoe de wethouder daar tegenover staat. Mevrouw Yanik merkt op dat de PvdA benieuwd is naar de vervolgaanpak als het gaat om zwerfjongeren, Entree en het T-team. Vooral bij de vervolgaanpak hoopt zij dat de voorheen ontbrekende onderdelen zoals de risicoanalyse, het integrale aanbod op bepaalde problematiek en organisatie van de keten opgenomen zijn. Haar fractie was verbaasd dat die onderdelen binnen de huidige keten ontbreken. De PvdA wil niet dat jongeren, die toch de toekomst zijn, zwerven en dat de hulpverleningsketen niet op elkaar aansluit waardoor ze tussen wal en schip vallen. De nazorg is daarin erg belangrijk om herhaling te voorkomen. Voor de vrouwenopvang sluit de PvdA zich aan bij GroenLinks, maar wil wel weten of de adviescommissie vóór de begrotingsronde geïnformeerd wordt over de ontwikkelingen met betrekking tot de fusie. Dat is natuurlijk leidend als het gaat om hoeveel geld er gereserveerd zou moeten worden voor realisatie van de crisisopvang en het 24uurstoezicht Mevrouw Wemmers merkt op dat in deze Raadsinformatiebrief ten aanzien van zwerfjongeren wordt gesproken over kostbare intensieve vormen van hulpverlening. Het woord kostbaar mag wat haar fractie betreft geschrapt worden; de jongeren zijn immers kostbaarder dan wat dan ook en verdienen een kans als ze straks weer deelnemen aan de maatschappij. Naar aanleiding van het onderzoek in januari wordt er nu gewerkt aan punten (blz. 4 en 10); haar fractie vraagt wat dat straks gaat opleveren aan projecten en hoeveel het gaat kosten. Ook wil haar fractie meer uitgebreide informatie vóór de begroting, en vraagt wanneer en een Raadsinformatiebrief komt over het plan van aanpak en de toegezegde gelden die er dan misschien wel zijn. In het rapport wordt gesproken over 115 zwerfjongeren die in beeld zijn bij instellingen; haar fractie vraagt of de wethouder een idee heeft van de omvang van de groep jongeren die niet in beeld is en of het lukt om de ambitie “100% van de straat met minder geld" waar te maken. Er zijn 250 kinderen dak- of thuisloos; ze vraagt of de wethouder een beeld heeft van hoeveel kinderen dakloos zijn en hoeveel kinderen thuisloos zijn. Ze heeft begrepen dat het een wisselend beeld is. Ze vraagt hoeveel weken er zit tussen het krijgen van woonruimte en de aanmelding bij het T-team. De VSP maakt zich zorgen over zwangere vrouwen en jonge moeders en over het vervallen van de acht opvangplaatsen, waarvoor 2 crisisplaatsen in de plaats komen; ze vraagt of dat wel genoeg is. Veel jongeren hebben hun opleiding niet afgesloten met een diploma; de VSP mist in dit stuk de betrokkenheid van de scholen. Voor wat betreft de vrouwenopvang sluit zij zich geheel aan bij het standpunt van GroenLinks. De heer Staat merkt op dat Entree en het T-team heel belangrijk zijn bij de aanpak van het zwerfjongerenprobleem. Het gaat over een groep van 115 jongeren die in beeld zijn; de vraag is of je daarmee alle zwerfjongeren te pakken hebt. In het stuk wordt gesproken over bundeling van krachten, stroomlijnen en efficiencywinst; hij vraagt naar de stand van zaken. In het stuk wordt verschillende keren gesproken over het bieden
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
12
van onderdak aan alle jongeren in 2009; zijn fractie wil weten wat de stand van zaken is en of dat gaat lukken. Voor wat betreft de 24-uurs vrouwenopvang sluit hij zich aan bij mevrouw Van Wenum. Met name vraagt zijn fractie aandacht voor wat er in de regio nog te halen is; vorig jaar oktober is het een punt van discussie geweest en hij hoort daar graag een reactie op van de wethouder. Wethouder Kamsteeg vervangt wethouder Lagendijk, die verhinderd is. Hij concludeert dat het efficiënt inzetten van geld door niemand afgekeurd wordt, maar uiteindelijk gaat het om de kwaliteit van het werk, gericht op het doel dat je hebt met jongeren. Dat is een ingewikkeld terrein, omdat er veel organisaties bezig zijn met jongeren. Bijvoorbeeld Jeugdzorg die aan de slag gaat als er problemen zijn; je kunt het immers helaas niet voorkomen. Het Bureau Voortijdig Schoolverlaten en de scholen zijn er vanzelfsprekend bij betrokken. Op dat punt vindt overigens een verbeteractie plaats. Het doel is dat je de jongeren centraal stelt; daar moet je helder in zijn en dan volgen de middelen, vanuit het doel geredeneerd. Preventie is de eerste stap: spijbelen en voortijdig schoolverlaten moet je in de gaten houden. Als je tijdig signaleert, heb je al heel wat bereikt. Dat kunnen ouders zijn tot en met politieagenten in wijken. Ten tweede: als er zorg nodig is moet deze adequaat plaatsvinden in de goede zorgketen en in de goede overlegstructuren. Ten derde is er de groep die tussen wal en schip dreigt te vallen, de mensen die niet snel naar de zorg gaan. Mevrouw Yanik vraagt naar de wachtlijsten. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat er volgens hem bij Jeugdzorg inderdaad nog wachtlijsten zijn voor een aantal onderdelen; dit is zeer frustrerend, zowel voor Jeugdzorg zelf als voor de ouders of verzorgers. Het is vreselijk als iemand die uiteindelijk voor zorg wordt aangemeld, vervolgens niet geholpen kan worden. Daar is dan al een stap gezet, zeker als het gaat om de groep die niet zelf de zorg opzoekt of van wie de omgeving de zorg niet aanbiedt. Dat is dus de toeleiding; dat is nog het meest ingewikkeld, want dan heb je het ook over de groep die op straat dreigt te raken of daar misschien al is. Mevrouw Ruisch merkt op bij interruptie dat de wachttijd bij Jeugdzorg op dit moment volgens haar 6 weken is. Wethouder Kamsteeg merkt op dat je moet handelen vanuit het doel. Het college is ervan overtuigd dat dit kwalitatief beter, efficiënter en met minder middelen moet kunnen, maar daar moet nog heel wat voor gedaan worden. De datum 1 mei wordt jammer genoeg niet gehaald. Het college is er tamelijk chagrijnig over dat de provincie de geldkraan heeft dichtgedraaid en bovendien heeft gezegd dat het niet meer via Jeugdzorg mag. Het college heeft dat fel bevochten, omdat zij erg tevreden is over de manier waarop dat in deze regio bij Jeugdzorg gebeurt. Kennelijk zijn er elders andere ervaringen mee. Mevrouw Van Benthem merkt op bij interruptie dat dit een keus is die voortkomt uit een landelijke herbezinning op de kerntaken van Jeugdzorg. Wethouder Kamsteeg merkt op dat er geen uitzondering gemaakt worden; het mag gewoon niet. Jeugdzorg mag geen nevendiensten meer aanbieden. Dat is vervelend, maar het bevordert wel het nadenken over een meer efficiënte aanpak. Er moet echter wel een nieuwe organisatie gevonden worden, want je kunt niet zomaar stoppen met deze activiteiten. Als je kijkt naar de inzet die nu wordt gepleegd, is het onbestaanbaar dat je dit met betere samenwerking en preventie van de ene op de andere dag hebt geregeld. Dit moet linksom of rechtsom geregeld worden, maar op dit moment is nog niet in beeld hoe; langzamerhand wordt het wel kort dag, want de begroting moet in september, oktober helder zijn. Dit betekent dat er bij de Kadernota nog geen claim voor is, omdat dit nog niet goed kan worden onderbouwd. Naar de begroting toe moet daar helderheid over zijn; dat betekent dat er nog een maand of twee, drie, inclusief de zomervakantie, beschikbaar is. Of daar nieuw geld voor nodig is, zal nog moeten blijken, maar het moet wel voor die tijd geregeld zijn.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
13
De heer Wagemakers vraagt of het uitgangspunt dat de wethouder neerlegt, is dat er efficiencyonderzoek wordt gedaan, maar wel met behoud van de uitgangspunten van het beleid zoals dat er nu ligt. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat dit beleid er niet voor niets is gekomen; het heeft tot doel dat je probeert zoveel mogelijk problemen bij jongeren te voorkomen. Als er dan toch problemen ontstaan, moet je zorgen dat er adequate opvang is met een snelle toeleiding. Als die toeleiding gebrekkig is, moet je het zo proberen te regelen dat die toeleiding plaatsvindt. Dat betekent dat je met het plan voor die centrale toeleiding, dat geldt voor alle dak- en thuislozen en ook voor ex-gedetineerden, de tweede helft van dit jaar een start maakt. Vanuit de inhoud geredeneerd moet je niet accepteren dat jongeren dak- en thuisloos door deze stad rondlopen. De heer Wagemakers vraagt of dit dus een “ja” betekent. Wethouder Kamsteeg antwoordt bevestigend; vanuit de inhoud. Hij vraagt of mevrouw Smeets een extra toelichting mag geven. Mevrouw Smeets merkt op dat er samen met Bureau Jeugdzorg gesprekken gevoerd zijn met potentiële aanbieders in de periode december 2008 tot en met april 2009. Van te voren is bepaald wie waar over gaat: de gemeente gaat over kwaliteit en continuïteit. Er is met drie Jeugdzorgaanbieders gesproken. Er is een lijst met criteria opgesteld, die op dit moment wordt geanalyseerd. Op basis daarvan is gesproken met de partij die het meest geëigend zou zijn. Verwacht wordt dat dit medio juni afgerond zal zijn. Parallel aan dat traject loopt de analyse. De wereld is de afgelopen jaren veranderd, ook qua aanbod, ook aan de gemeentelijke kant. De analyse zal klaar moeten zijn voor de begrotingsbehandeling. Mevrouw Ruisch vraagt welke instellingen mevrouw Smeets op het oog heeft. Mevrouw Smeets antwoordt dat zij hier in deze fase geen antwoord op kan geven. Wethouder Kamsteeg merkt op dat voor de vrouwenopvang planmatig en in financiële zin hetzelfde geldt, zij het dat daar het amendement aan ten grondslag ligt. Feit is dat het geld voor één jaar beschikbaar is gesteld. Destijds is bij de beantwoording door hem zelf en door wethouder Van Steensel opgemerkt dat dit betekent dat bij de Kadernota of bij de begroting van 2010 beslissingen moeten worden genomen, die vorig jaar niet automatisch geregeld zijn. De voorzitter merkt op dat het amendement unaniem is aangenomen; daarin staat dat er na 2009 via de kadernota 2010 de structurele middelen geregeld moeten worden, rekening houdend met eventuele bijdragen voor regio, gemeente dan wel verhoging van de rijksbijdrage. Dat is het besluit geweest. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat hierover een discussie heeft plaatsgevonden met het college, waarbij het college aanleiding zag om dit voor een jaar te regelen en zou bezien hoe het daarna zou gaan. Het amendement is van een aantal opmerkingen voorzien; hij vindt het jammer dat hij de betreffende raadsnotulen niet heeft nagelezen. Mevrouw Ruisch merkt op dat de wethouder gelijk heeft. Toen werd ook al het argument gebruikt dat de regiogemeenten niet wilden meebetalen; er is toen gezegd dat je dit als centrumgemeente Dordrecht moet opzetten zodat je de regiogemeenten kunt overtuigen. Er zijn lijstjes met nog hardere cijfers waar het instroom van vrouwen betreft vanuit de regio, maar is het nog steeds niet voor elkaar. Dat is haar teleurstelling. Wethouder Kamsteeg merkt op dat het college vanuit het perspectief dat het geld voor één jaar beschikbaar is gesteld, naar Blijf is gegaan, die dat zou moeten uitvoeren. Het gaat in dit geval om twee crisisopvangplaatsen en twee plaatsen voor tienermoeders. Blijf is gevraagd om na te denken over de vraag op welke locatie dat moet gebeuren. Het kon niet gekoppeld worden aan de huidige locatie, dus er moest iets nieuws worden bedacht en dat heeft enige tijd gevergd. Uiteindelijk is gekozen om op de SSF een paar tijdelijke plekken te realiseren, in afwachting van overleg met de woningcorporaties die wellicht een betere plek zouden kunnen vinden. Als de gemeente nu toezegt dat dit voor een jaar gebeurt en formeel niet verder kan kijken dan dat ene jaar, is de vraag of je dan direct al 24-uursbegeleiding gaat regelen waarbij je die mensen na een jaar wellicht weer moet ontslaan.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
14
Mevrouw Ruisch merkt op bij interruptie dat het zo vaak voorkomt dat mensen een projectaanstelling krijgen voor een jaar. Mevrouw Van Benthem merkt op dat zij het eens is met mevrouw Ruisch. Daarnaast moeten er van die 250.000 euro ook investeringen gedaan worden voor de langere termijn. De vraag is gesteld: is het dan wel zinvol om die 250.000 euro nu uit te geven als je geen zekerheid hebt over het structurele karakter? Het blijkt niet haalbaar om binnen een jaar de regiogemeenten te overtuigen, dus eigenlijk moet je nu een besluit nemen over het structurele karakter van wat je nu neer gaat zetten. Wellicht kom je ook wat gunstiger uit als je het over meerdere jaren kunt uitsmeren. Wethouder Kamsteeg merkt op dat de onzekerheid van de duurzaamheid van de regeling een argument is, ook voor Blijf. Ook de aanloopkosten zijn behoorlijk. Vervolgens moet je blijven zoeken naar samenwerkingspartners, eventueel buiten de regio. Mogelijk biedt dit schaalvoordelen om dit efficiënter te organiseren; dat is hier zeker aan de orde. Als die twee plus twee plekken niet gekoppeld kunnen worden aan de reguliere opvang, dan kost dat veel geld; 24-uursbegeleiding voor twee en misschien vier plekken kost 5 FTE’s plus de nodige kantoorruimte. Als je dat kunt combineren met reguliere opvang, en dat heeft ook met de huisvesting te maken, kan die begeleiding ook ingezet worden voor andere opvang. Dit kan met deze huisvestingsituatie voorlopig ook niet, dus het is een vrij lastig zakelijk vraagstuk. Mevrouw Van Benthem merkt op dat dit betekent dat je voor de begroting een knoop moet doorhakken of je voor deze structurele opvangvoorziening gaat, of niet. Wethouder Kamsteeg merkt op dat er nu twee opvangplekken bij de SSF zitten dan wel komen. Daar is geld voor beschikbaar. Dat is ook geregeld, zij het nog niet voor 24 uur, maar wel voor een wezenlijk deel. Dat kan ook volgend jaar gecontinueerd worden, want daar is ook geld voor. Hij wil uiterlijk in oktober weten wat een structurele oplossing is. De regio is wel van belang, maar is niet allesbepalend. Voorlopig zijn de geluiden vanuit de ambtelijke club niet zo enthousiast, maar dat was van tevoren bekend. Misschien moet je als Dordrecht je verantwoordelijkheid nemen; dat vindt hij ook geen schande. Je moet wel helderheid hebben over het concept; het huisvestingsvraagstuk speelt een rol, evenals de samenwerking van Blijf met andere instellingen. Als je dat in september niet in beeld hebt, dan heeft het geen zin om geld beschikbaar te stellen, want het moet ook organisatorisch worden geregeld. Hij zet dan liever het groeiscenario voort, ook in 2010. Mocht dat niet in de begroting passen, dan moet dan gewoon geregeld worden in de begroting en dan heb je even lucht om het richting 2011 of eerder te gaan regelen. Mevrouw Ruisch merkt op dat zij er juist erg trots op zou zijn als Dordrecht als centrumgemeente haar verantwoordelijkheid zou nemen. Daarnaast signaleert zij dat het geweld naar vrouwen en kinderen toe door de economische crisis enorm toeneemt; het is misschien niet helemaal relevant voor dit voorstel, maar ze wil het wel vermelden. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat er ook al voor de crisis grote behoefte was aan deze voorziening; dat staat buiten kijf. Mevrouw Van Benthem merkt op dat je dan toch moet kunnen insteken op september. Wethouder Kamsteeg vraagt zich af of dat haalbaar is. Het liefst wil hij bij de begroting structureel iets kunnen regelen, want dan kan het namelijk ook beter opgetuigd worden. Je hebt altijd nog een aanlooptijd nodig, maar dan kan er gewerkt worden aan een perspectief. De voorzitter concludeert dat, gezien de beperkte tijd, nog lang niet alle detailvragen beantwoord zijn. De commissie heeft aangegeven een vervolgvergadering te wensen. De commissie wil graag een claim over de jeugd bij de begroting indienen. Bij de Kadernota 2010 is er geen beeld, ook niet financieel, van wat er nodig is. Er zijn diverse acties in gang gezet; er wordt al met organisaties gesproken die de taken van Jeugdzorg over kunnen nemen en na de zomer is een analyse gereed van wat de efficiencywinst kan zijn van het stroomlijnen.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
15
De vrouwenopvang is iets anders, omdat je toch te maken hebt met een amendement; ze wil dat wel enigszins vertalen naar de geest van de vergadering. Er is geld voor één jaar, voor 2009, beschikbaar gesteld, maar het is nog niet duidelijk waar dat wordt ingezet, want met incidenteel geld kun je niets structureels opzetten. Gezien de aanloopkosten en mogelijke samenwerkingsverbanden moet die afweging nog gemaakt worden. De wethouder heeft te kennen gegeven dat daar bij begroting duidelijkheid over moet zijn, maar zegt ook dat er rond september/ oktober gedacht kan worden aan een uitwerking van deze Raadsinformatiebrief. Zij vraagt of de commissie daarvan een voorstel kan verwachten. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat er in september een vervolg-Raadsinformatiebrief zal liggen over deze onderwerpen met daarin de stand van zaken. Dan is ook duidelijk wat er bij de begroting wel en niet geregeld kan worden en op welke manier. De voorzitter concludeert dat de commissie de Raadsinformatiebrief van vanavond voor kennisgeving aanneemt, in afwachting van een nieuwe in september/oktober.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
16
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 26 MEI 2009 Bestuur, Participatie en Dienstverlening REGIOKAMER 26 MEI 2009 Raadsledenplatform Regio ZHZ 22-04 jl., Commissie WZI 20-05 jl., Drechtraad 17-06 a.s., Containertransferium (mondeling + dossiernr. 182778), Wijziging GR Drechtsteden (dossiernr. 176383) en oprichting Veiligheidsregio ZHZ + Wijziging GR ZHZ (dosnr.162066). Gespreksleider: mw. L.D.H. Arlman-Rosier Secretaris: mw. J.H. de Roo-Veulings Verslag: mw. E. Verveer (vanaf digitale bestanden) Aanwezig: Mw. N. de Smoker-van Andel, ECO-Dordt/D66 Dhr. A.G. Hoogerduijn, ChristenUnie/SGP Mw. J. van den Bergh, PvdA Dhr. W.J.M. Nederpelt, GroenLinks Mw. I. Koene, VVD Dhr. H.P.A. Wagemakers, BETER VOOR DORDT Namens het college is aanwezig wethouder A.T. Kamsteeg De voorzitter opent de vergadering en stelt als eerste de terugkoppeling vanuit het raadsledenplatform Zuid-Holland Zuid aan de orde. Mevrouw Van den Bergh vraagt of er vragen zijn naar aanleiding van het verslag dat bij het stuk gevoegd was. De jaarrekening en de begroting stonden op de agenda; daarbij vielen de tekorten op bij de GHOR. Bij de Milieudienst komt dit vooral door de tarieven en de inhuur van personeel. Er komt nu een intern onderzoek bij de Milieudienst om te bekijken hoe deze organisatie werkt. Op een gegeven moment zal de Milieudienst opgaan in de omgevingsdienst; dit wordt echter uitgesteld omdat de taken nog niet helemaal duidelijk zijn. In de begroting voor volgend jaar zijn nog niet de gevolgen van de crisis opgenomen; de nieuwe meicirculaire van het rijk was nog niet bekend. Dat zou nog wel tot andere berekeningen kunnen leiden, maar dit wordt dan via een nacalculatie rechtgetrokken. Ook bij de Milieudienst kunnen dus weer tekorten ontstaan, maar daar zijn nu nog geen nieuwe voorstellen of afspraken over gemaakt; het onderzoek wordt eerst afgewacht. De reorganisatie van de regio Zuid-Holland Zuid komt er; het is wel de bedoeling dat de gemeenten instemmen met de nieuwe opzet. Als gemeente merk je daar qua dienstverlening niets van en ook in de financiering verandert niets. De GGD krijgt wel een uitgebreider gebied door toevoeging van de Hoeksche Waard en Bureau leerplicht gaat over van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden naar de regio Zuid-Holland Zuid. De gemeenschappelijke regeling moet dan ook worden aangepast. Formeel is goedkeuring van driekwart van alle gemeenten voldoende, maar het is in dit geval wel wenselijk dat alle gemeenten akkoord gaan. Ze vraagt hoe de commissie daar tegenaan kijkt. De heer Nederpelt vraagt of aan de fusie met de GGD Hoeksche Waard reorganisatiekosten verbonden zijn en of dat personele consequenties heeft. Mevrouw Van den Bergh antwoordt dat daar niets over gemeld is. Zij vraagt de wethouder of het echt een fusie betreft of dat het een uitbreiding van het werkgebied is. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat de Hoeksche Waard geen eigen GGD had; die zat volgens hem bij GGD ZHZ. De Hoeksche Waard stapt daar uit en de eventueel daaruit voortvloeiende kosten nemen zij voor hun rekening. Dit zal dus geen gevolgen hebben voor de begroting van Dordrecht.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
17
Mevrouw Van den Bergh vraagt tevens aandacht voor de positie van het raadsledenplatform, dat een adviesfunctie heeft en feeling met de organisaties in de regio Zuid-Holland Zuid. Het raadsledenplatform blijft bestaan, maar bij die hele reorganisatie wil zij ervoor pleiten dat dit ook daadwerkelijk blijft bestaan, zodat je in ieder geval weet hoe die organisaties zich ontwikkelen. Met name de overgang van de Milieudienst naar een omgevingsdienst heeft gevolgen voor het vergunningenstelsel binnen onder andere de gemeente Dordrecht. Ook al heb je maar een adviesfunctie, je moet er naar haar mening als gemeente toch bij betrokken blijven. De heer Nederpelt vraagt of mevrouw Van den Bergh, die als enige Dordrecht vertegenwoordigt in het raadsledenplatform, het idee heeft dat het beter is als er meer mensen vanuit Dordrecht in het raadsledenplatform zouden deelnemen. Mevrouw Van den Bergh antwoordt dat je je moet afvragen of dat zin heeft en laat dit aan de raad over. Het kan natuurlijk altijd. Zij denkt zelf dat het niet nodig is, tenzij er behoefte is om meer specifieke dingen op de agenda te zetten of dat je er inhoudelijk meer mee wilt doen. Op deze manier kun je eigenlijk al veel doen; je hebt alleen geen beslissingsmacht. De heer Wagemakers merkt op dat er een verschuiving te zien is van een aantal taken van Drechtstedenniveau naar Zuid-Holland Zuid. Als het gaat om de belangen van de afzonderlijke gemeenten, dan moet er ook eens gekeken worden naar de vertegenwoordiging, maar ook naar de beïnvloedingsmogelijkheden. Op het moment dat er taken verschuiven moet je kijken welke rol de Dordtse raad kan spelen; hij wil dat als aandachtspunt meegeven. Mevrouw Van den Bergh denkt dat als dat breed leeft in de volledige raad, zij dat wel moet weten. Deze reorganisatie is dan ook het moment om functie en taak van een raadsledenplatform aan de orde te stellen. Je kunt dan aangeven dat bijvoorbeeld de Dordtse raad wil dat het wat meer body krijgt. De voorzitter stelt zich voor dat de taken en de functie van het raadsledenplatform zijn opgenomen in de gemeenschappelijke regeling. Bij wijziging daarvan zal de Dordtse raad daar het zijne over kunnen zeggen. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat voor de zomervakantie van de gemeenten beslissingen worden verwacht. Voor die tijd moet je daar als gemeente dus iets van vinden; zij biedt aan het een en ander daarvoor voor te bereiden. De voorzitter merkt op dat vanavond de wijziging van de gemeenschappelijke regeling van de regio Zuid-Holland Zuid en de oprichting van de Veiligheidsregio voorligt. Zij heeft niet begrepen dat het daarbij ook ging om de taak van het raadsledenplatform. Mevrouw Van den Bergh antwoordt dat als je dat daaraan wilt koppelen, zij dat wel moet gaan inbrengen. De heer Wagemakers beaamt dat dit wel het moment is om daarover een standpunt in te nemen en daar eventuele vervolgstappen aan te koppelen. De heer Nederpelt merkt op dat het gaat om het democratische gehalte van deze regio; daar moet je nog een keer samen goed over doorpraten. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat je nu niet met een kant en klaar antwoord hoeft te komen; dat zou te snel zijn. Het is wel een signaal. Zij kan aangeven dat dit speelt in Dordrecht en dat Dordrecht verwacht dat er voorstellen komen, en als Dordrecht daar zelf ideeën over heeft, ze dat ook zal aangeven. Zij vraagt of er nog andere partijen zijn die daar opvattingen over hebben. De voorzitter vraagt van wie zo´n voorstel zou moeten komen. Wordt nu van de commissieleden een voorstel voor de wijziging van de gemeenschappelijke regeling verwacht? Mevrouw Van den Bergh antwoordt dat dit niet mogelijk is. Je kunt alleen aangeven dat je voorstellen wilt hebben over de positie, de functie en de taken van het raadsledenplatform Zuid-Holland Zuid die wat verder gaan dan alleen een adviesfunctie, zoals nu het geval is.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
18
Mevrouw De Smoker kan dit onderschrijven; het raadsledenplatform heeft nu alleen een hoorfunctie. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat het raadsledenplatform wel een adviesfunctie heeft, alleen hoeft het advies niet te worden overgenomen. Mevrouw De Smoker merkt op dat je hier volgens mevrouw Van den Bergh voor de zomervakantie over nagedacht moet hebben en dat lukt niet. Zij vraagt of het raadsledenplatform op dit moment wordt ondersteund. Mevrouw Van den Bergh antwoordt bevestigend; door een secretaris van de regio ZuidHolland Zuid. Mevrouw De Smoker merkt op dat zij nu niet met een wijziging van de regeling gaat instemmen als dat gedeelte nog niet goed is ingevuld. De heer Nederpelt vraagt of je met een regeling kunt instemmen onder voorwaarde dat er binnen een half jaar een debat plaatsvindt over de rol en de positie van het raadsledenplatform. Wethouder Kamsteeg merkt op dat je dit gewoon zelf kunt organiseren. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat als dit zo leeft, je afspraken moet maken over hoe je dat verder in gaat vullen. Zij zal inbrengen dat dit speelt en dat dit gekoppeld wordt aan de besluitvorming over de nieuwe organisatie. Mevrouw De Smoker stelt voor dat mevrouw Van den Bergh samen met de heren Wagemakers en Nederpelt nadenkt over hoe het dan wel zou kunnen, zodat de Dordtse raad daarover na de zomer met elkaar van gedachten kan wisselen. De voorzitter constateert dat mevrouw Van den Bergh, de heer Nederpelt en de heer Wagemakers samen gaan nadenken over een andere invulling van het raadsledenplatform van de regio Zuid-Holland Zuid. Commissie WZI 20-05 jl. De voorzitter merkt op dat de vergadering van de commissie WZI van 20 mei niet is doorgegaan. De eerstvolgende is op 3 juni. Mevrouw De Smoker merkt op dat er een paar dingen worden behandeld waarvan zij vóór de Drechtraad van 17 juni graag wil weten wat het advies is van de commissie WZI. Zij stelt voor dat de betreffende dames nog vóór de Drechtraad een terugkoppeling verzorgen, ondanks het feit dat de volgende regiokamer na de Drechtraad plaats zal vinden. Mevrouw Van den Bergh vraagt of de mensen van de commissie zelf er nu ook niet zijn. De heer Hoogerduijn merkt op dat dit wel een gemis is. De voorzitter merkt op dat dit inderdaad jammer is. De voorzitter van die commissie vond het ook spijtig dat de opkomst zo laag was. Het was de avond voor Hemelvaartsdag en er was geen quorum. De heer Wagemakers vindt dit heel teleurstellend. De heer Hoogerduijn heeft hier geen goed gevoel bij. De voorzitter zal de vertegenwoordigers van de WZI vragen om naar de leden van deze commissie terug te koppelen na de vergadering van 3 juni. Drechtraad 17-06 a.s. De voorzitter merkt op dat de stukken zijn ontvangen, evenals de agenda. Hierop was helaas de locatiekeuze voor het containertransferium niet opgenomen, maar dat schijnt inmiddels rechtgezet te zijn. Zij vraagt of er behoefte is aan commentaar met betrekking tot de agenda. De heer Nederpelt merkt op dat er een half uur is gereserveerd voor de begroting; binnen een gemeente doe je daar twee dagen over en nu zou je daar met zes gemeenten een half uur over doen. Hij vindt dat geen recht doen aan de manier waarop je met de Drechtraad omgaat en vindt ook dat je daar, niet alleen qua tijd, maar ook qua inhoud meer van kan maken. Je zou dat in de vorm van algemene beschouwingen kunnen doen, maar dan heb je aan een half uur niet genoeg. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat er vorig jaar veel langer over gedaan is.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
19
De heer Nederpelt merkt op dat dit ook een moment is om moties in te dienen. Mevrouw De Smoker merkt op dat in de Drechtraad moties niet aan de orde van de dag zijn, dus dat maakt op zich niet uit. De begroting geeft, bij elkaar gevoegd, aan wat je in gang hebt gezet en wat je dit jaar gaat doen. De afspraken zijn al gemaakt en zijn al meerdere malen breeduit bediscussieerd in elke raad afzonderlijk en in de Drechtraad. Ze is bang voor een herhaling van zetten. Mevrouw Van den Bergh is het met de heer Nederpelt eens. Je zit in de Drechtraad om de financiële controle en financiële perspectieven te bediscussiëren; als daar langer voor nodig is dan een half uur, dan moet dat maar. Je moet dat vooraf of aan het begin van de vergadering melden. Wethouder Kamsteeg merkt op dat het wel handig is om vooraf te melden dat je verwacht dat dit langer dan een half uur gaat duren. De heer Nederpelt zegt toe dat hij dit zal doen. Mevrouw De Smoker heeft inhoudelijk gekeken naar de hamerstukken voor de Drechtraad. Daar zitten voor Dordrecht heel essentiële dingen in, bijvoorbeeld het gebied rond de Oostpoort, de stukken 7a en 7b, het natte bedrijventerrein. Daar staat informatie in waar de Dordtse raad zich niet eens van bewust is. De visies daarachter zijn in 2007 vastgesteld; nu ligt er een uitvoering die die visie misschien gedeeltelijk aan het inhalen is. Zij heeft er behoefte aan om met de portefeuillehouder van Dordrecht van gedachten te wisselen; er staat bijvoorbeeld dat het gebied rond de Oostpoort gewoon nat bedrijventerrein moet blijven en dat zet wel een streep door bepaalde gedachten die Dordrecht nog steeds heeft. Wethouder Kamsteeg merkt op dat dit laatste wel bekend is; de provincie heeft ook de woningbouwplannen van tafel geveegd. Mevrouw De Smoker merkt op dat deze discussie misschien in een ander verband gevoerd moet worden, zodat duidelijk wordt wat de raad van Dordrecht daar wel wil. Mevrouw Van den Bergh vraagt om verduidelijking. Mevrouw De Smoker antwoordt dat ze dit aankaart omdat er een strategie wordt voorgesteld, gebaseerd op beleid dat in 2007 is vastgesteld. Intussen is er wel een en ander veranderd in de wereld; zij vraagt of hier rekening mee gehouden is. De besprekingen in de Drechtraad gaan nooit zo diep en dat vindt ze wel jammer. De heer Wagemakers merkt op dat dan de vraag is of je dat hier in de Dordtse raad wil bespreken en het dan meeneemt naar de Drechtraad, of dat je die discussie in de Drechtraad wilt voeren. Op het gebied van de sociale dienst loopt hij daar ook regelmatig tegenaan. Mevrouw De Smoker merkt op dat er over de stukken m.b.t. de Sociale Dienst gelukkig nog afspraken zijn; die staan negen van de tien keer als bespreekstuk op de Drechtraad. Dit zijn echter twee hamerstukken. Zij heeft er wel behoefte aan dit eens binnen Dordrecht te bespreken en zal dit inbrengen bij de agendacommissie. De heer Wagemakers merkt op dat hij dit een goed plan vindt. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat dit niet meer lukt voor de Drechtraad. Mevrouw De Smoker beaamt dat dit heel jammer is. Deze stukken ontving zij eind vorige week; helaas is het dan niet meer mogelijk om die op korte termijn in een Dordtse Kamer te krijgen. In de vorige Drechtstedencarrousel is ook gesproken over de stukken die je krijgt en de druk die dat geeft. De heer Vogelaar komt binnenkort alle agendacommissies in de regio bezoeken om dit soort geluiden te inventariseren. Hij had zich bijvoorbeeld nooit gerealiseerd dat als je in juni de Drechtraad houdt, iedere gemeente tot over de oren in de financiële stukken zit. Je kunt daar ook op anticiperen en die Drechtraad een maand eerder houden. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat de heer Nederpelt een voorstel doet om meer tijd in te plannen voor de begroting; dan kun je ook meteen doorgeven dat Dordrecht die hamerstukken wil bespreken.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
20
De heer Nederpelt merkt op dat je dan eerst een vooroverleg gehad zult moeten moet hebben. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat er ook e-mail is; je moet effectief omgaan met de tijd. Als de stukken in de Drechtraad al vastgesteld zijn, heeft bespreken in Dordrecht slechts een symbolische functie. De voorzitter heeft begrepen dat de stukken die voorliggen, in lijn zijn met de eerder door de gemeente Dordrecht voor het eigen grondgebied vastgestelde beleidsstukken, zoals de Structuurvisie. Mevrouw Van de Bergh merkt op dat in de Structuurvisie het Oostpoortgebied als leisuregebied staat en niet als nat bedrijventerrein. Als dat er op die manier in staat, is dat een punt. Wethouder Kamsteeg merkt op dat de Structuurvisie normaal gesproken binnen de provinciale kaders moeten worden overgenomen, tenzij de provincie daar heel ernstige bedenkingen tegen heeft. Maar het is een algemeen standpunt van de provincie dat dit eigenlijk een nat bedrijventerrein zou moeten blijven. Hij heeft geen signalen ontvangen dat de provincie de zaken die in de Structuurvisie staan, onacceptabel zou vinden. Dan zou het echt een probleem zijn en dan heeft Dordrecht een probleem met de provincie. Hij stelt voor om, als er toch een mail gestuurd wordt, daarin aan te geven dat niet uitgesloten wordt dat vertegenwoordigers vanuit het Dordtse een vraag of opmerking zullen plaatsen over dit onderwerp. Mevrouw De Smoker merkt op dat er sowieso altijd ruimte is voor een stemverklaring. Maar het gaat haar hierom: je krijgt de stukken, je leest ze en realiseert je dat het al een tijdje geleden is en dat je hier eigenlijk een keer met het college over van gedachten wilt wisselen om duidelijkheid te krijgen over de huidige stand van zaken. Dan moet je constateren dat dat helaas niet mogelijk is. Als je deze hamerstukken vaststelt zal er geen bloed uitvloeien, maar je moet er wel over nadenken of je als Dordtse iets gaat doen met de manier waarop je met bepaalde dingen om moet gaan. Vanavond zijn hier 6 personen aanwezig die 39 man vertegenwoordigen; de grote vraag is hoe je die Drechtsteden ook bij die andere 33 tussen de oren krijgt. Misschien moet de regiokamer vaker gehouden worden. De voorzitter merkt op dat het tijdstip en het doel van de Regiokamer misschien eens goed tegen het licht gehouden moet worden en moet bekeken worden in welke volgorde zaken besproken zouden moeten worden. Zij vraagt of de Dordtse raadsleden hier iets over gaan zeggen bij het vaststellen van de agenda in de Drechtraad. Mevrouw Van den Bergh antwoordt dat is afgesproken dat de heer Nederpelt een mail stuurt waarin hij de bedrijventerreinstrategie meeneemt, met een cc naar iedereen. De voorzitter constateert dat dit punt voldoende is behandeld. Containertransferium (mondeling + dossiernr. 182778) Wethouder Kamsteeg merkt op dat hij hier alleen indirect bij betrokken is geweest. De eerste keer dat de betreffende club zich meldde bij het Drechtstedenbestuur is met groot ongenoegen bij monde van de voorzitter van het Drechtstedenbestuur gereageerd; in de trant van “er zijn al meer dan genoeg milieubelastende activiteiten en wat hebben we er eigenlijk aan?”. Dat gevoelen was mede te wijten aan het feit dat er in het voortraject slecht gecommuniceerd was; het werd dus min of meer van bovenaf opgelegd. Er is dus veel ongenoegen rondom dit dossier geweest. Toen Polder Nieuwland aan de orde was, is in Drechtstedenverband gezegd: als het dan toch in deze regio moet, dan is de Zeehaven een betere en logischer plek dan Polder Nieuwland. Wat het college betreft komt het transferium er helemaal niet; er zijn betere opties, het is belastend voor de omgeving, het heeft impact en er valt ook niets aan te verdienen. Maar als het dan toch moet, dan liever de Zeehaven. De verkeersbewegingen op de N3 zijn geteld; het verkeer van de A15 moet via de N3 naar de Zeehaven. De berekeningen wezen uit dat dit qua milieubelasting mee zou vallen, zeker in vergelijking tot Polder Nieuwland.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
21
De heer Wagemakers merkt op dat de opmerking van het college dat het voor hen niet hoefde, hem in grote verwarring heeft gebracht. Als je naar het projectblad in het jaarverslag kijkt met betrekking tot de Wilhelminaterminal, dan wordt daar gezegd dat het realiseren van de containerterminal van groot belang is voor de doelstellingen van het Masterplan. Hij vraagt om verduidelijking. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het college op de plek dichtbij de Meubelboulevard inderdaad een containerterminal in gedachten had, maar niet deze; niet voor dit doel. Aan de containerterminal die zij daar hadden bedacht, valt meer te verdienen. Tijdens al die conferenties en met al het gedoe van bovenaf, hebben sommigen uiteindelijk gezegd dat ze de Zeehaven niet zien zitten. Dat hebben de marktpartijen geblokkeerd. Dan moet je als Drechtstedenbestuur kiezen of delen, en kijken hoe dat geregeld kan worden als je dan toch in Alblasserdam terecht komt. Er zijn in overleg wat voorwaarden gesteld; Papendrecht en Alblasserdam zijn de meest betrokken gemeenten. Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht hebben zich ook gemengd in de discussie, maar Sliedrecht eigenlijk niet. Het bestemmingsplan maakt een terminal technisch gezien mogelijk, met uitzondering van de langskade, maar Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht hebben hier eigenlijk geen zin in, omdat het zicht vanuit het project Noordoevers straks bestaat uit opgestapelde containers. De betrokkenheid van Dordrecht is nog minder, want die zit er het verste vandaan. Het belang van Dordrecht speelt dus nauwelijks een rol. De discussies spelen zich vooral af in Papendrecht en Alblasserdam; die gemeenten willen er voldoende uit halen als het gaat om verkeersbewegingen, verbreding van de A15 op de landelijke agenda en dergelijke. Daar zijn wel wat toezeggingen over gedaan; dat was ook de reden om akkoord te gaan met het compromis. Dat wordt aan de Drechtraad voorgelegd. De heer Nederpelt merkt op dat er geluiden zijn dat het bedrijf Holcim gaat verhuizen; hij vraagt of al bekend is waar het naartoe gaat. Het is immers een werkgever in dit gebied. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het terrein dat nodig is, kleiner is dan aanvankelijk de bedoeling was. Als het consortium daar iets nieuws wil beginnen, zullen zij Holcim moeten verplaatsen of iets ander moeten regelen. De heer Nederpelt merkt op dat je moet voorkomen dat je een werkgever de regio uitjaagt. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat hier afspraken over zijn. Ze vraagt of dit ook valt onder de uitvoeringsstrategie bedrijventerreinen. Wethouder Kamsteeg merkt op dat het nog maar de vraag is of het daadwerkelijk doorgaat; er moet nog wel geld komen. In juni worden mogelijk handtekeningen gezet; het is nog maar de vraag of dat gebeurt. De haven blijft een lastig punt, want Rijkswaterstaat heeft steeds gezegd dat zij om nautische redenen niet toestaan dat er een langskade komt, omdat dit niet verstandig is voor het varen. Eerst was er de eis dat er een binnenhaven zou komen, maar dat kost heel veel geld en dat heeft men er niet voor over. Er is veel verzet tegen een langskade. De heer Hoogerduijn herinnert zich dat hij over dit onderwerp artikel 40-vragen heeft gesteld aan B&W, waarvan hij de beantwoording niet zo indrukwekkend vond. In andere gemeenten binnen de Drechtsteden werd hier heel fanatiek over gesproken en er werden moties ingediend. Dat was bijzonder, want het Drechtstedenbestuur had gekozen voor de optie Zeehaven. Hem is nooit duidelijk geworden waarom er vanuit Dordrecht nooit over is gesproken; de boot werd ook een beetje afgehouden omdat het een zaak was van het Drechtstedenbestuur. Het is hem ook niet duidelijk geworden wat de voor- en nadelen waren; hij kreeg wel de indruk dat er niet zoveel voordelen aan vastzaten. Dat leek hem wel van belang qua werkgelegenheid en ook de gevolgen voor de Zeehaven, gelet op het Masterplan. Hij is blij dat de raden hierover hun zegje mogen doen en dat de Drechtraad er een standpunt over inneemt. Hij vraagt of het nu voordelig of nadelig is voor Dordrecht als het niet doorgaat. Diezelfde vraag kun je stellen voor de Drechtsteden. Hij krijgt nu de indruk van de wethouder dat je als Dordrecht niet rouwig hoeft te zijn dat het niet doorgaat in de Zeehaven.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
22
In een eerder stadium had hij wel graag wat meer willen horen, want het gaat kennelijk om veel plussen en minnen; achteraf constateert hij dat het wat te grijs is gebleven. Zijn conclusie is dat hij het voorstel kan steunen om het niet hier te doen, maar op een andere plek. Mevrouw De Smoker vraagt of zij hieruit mag opmaken dat de heer Hoogerduijn dit namens de Dordtse raad zal verwoorden. De voorzitter merkt op dat de vraag voorligt of de Dordtse raad reden ziet om een opvatting of een gevoelen kenbaar te maken in de Drechtraad. De heer Wagemakers merkt op dat hij in tegenstelling tot de heer Hoogerduijn nog onvoldoende inzicht heeft in de plussen en de minnen. Je staat voor een voldongen feit; daar kun je nog uren over praten, maar het gaat toch niet veranderen. Hij kan zich wel vinden in de opmerking van de heer Hoogerduijn dat de raad hierover eerder geïnformeerd had kunnen worden. Het is nu een voldongen feit en een mededeling, waarbij de ontwikkelingen worden afgewacht. Hij vindt de gang van zaken toch wat teleurstellend. Mevrouw Koene merkt op dat de VVD geen problemen heeft met de locatiekeuze. Mevrouw De Smoker merkt in antwoord op de vraag van mevrouw Van den Bergh op dat het containertransferium Nieuwland staat in het natte bedrijventerrein op pagina 24: eventueel ontwikkelen. De voorzitter concludeert dat de commissie ten aanzien van dit punt geen aanleiding ziet om opvattingen te uiten en dat dit als hamerstuk naar de eerstvolgende raad kan. Wijziging GR Drechtsteden (dossiernr. 176383) en oprichting Veiligheidsregio ZHZ + Wijziging GR ZHZ (dosnr.162066). De raad wordt gevraagd kennis te nemen van de uitbreiding van het verzorgingsgebied van de GGD. Dat is akkoord. Met de wijziging van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden is de raad eveneens akkoord. Mevrouw Van den Bergh merkt op dat de raad wel akkoord gaat, maar wel met de aanvulling dat de raad over de positie van het raadsledenplatform nadere voorstellen aangeleverd wil zien; dat moet dan wel tot uiting komen in het standpunt. De voorzitter antwoordt dat dan gekeken moet worden hoe dat kan. Er ligt nu een voorstel voor om de gemeenschappelijke regeling op een bepaalde manier te wijzigen; daar is blijkbaar geen bezwaar tegen. De positie van het raadsledenplatform is geen voorwaarde om in te stemmen. Het Drechtstedenbestuur en de Regio worden geïnformeerd over het besluit van de raad; wellicht kan daarbij het standpunt van deze Regiokamer ten aanzien van het raadsledenplatform worden vermeld. Voor de vergadering wordt gesloten brengt de heer Nederpelt kort verslag uit over de Auditcommissie van de Drechtraad. Op de vraag of de gemeenschappelijke regeling in control is, antwoordde de accountant dat hiervoor extra inspanningen nodig zijn. Er komen waarschijnlijk voorstellen om ervoor te zorgen dat daarin wat meer geïnvesteerd gaat worden. In de accountantsrapportage van Deloitte staat dat er een stappenplan tot verbetering van de control en rapportage verbetermogelijkheden informatievoorziening is gemaakt; dat plan was in januari beschikbaar voor de Drechtraad, maar is een aantal maanden blijven liggen binnen het bestuur omdat er geen capaciteit voor was. Dat wordt nu opgepakt. De heer Tiebosch heeft hem gemeld dat er een mogelijk verschil van inzicht is in de Auditcommissie Dordrecht over wel of geen terugbetaling van 1,5 miljoen euro door Dordrecht; dat kwam niet terug in de stukken van Deloitte van de Drechtraad. Hij gaat dat uitzetten bij de Drechtraad om ervoor te zorgen dat die informatie alsnog beschikbaar komt.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
23
Mevrouw Van den Bergh vraagt wie de extra inspanningen en investeringen doet om in control te zijn. De heer Nederpelt antwoordt dat hier voorstellen over komen. Mevrouw Van den Bergh kondigt aan daar heel kritisch naar te zullen kijken. De voorzitter sluit de vergadering.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
24
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 26 MEI 2009 Programmakamer Werk en Scholing STAND VAN ZAKEN IN DE DORDTSE VOORSCHOOL EN BESTEDING EXTRA MIDDELEN VVE (162103)
Gelegenheid om opvattingen kenbaar te maken over de raadsinformatiebrief. Voorzitter: Dhr. A.G. van Zanten Secretaris: Dhr. J.T. de Heus Verslag: Mw. E. Verveer, af digitale bestanden
Aanwezige woordvoerders: Mw. I.E. Stevens, GroenLinks Mw. T.I.V. Bonnema-Tekelenburg, ECO-Dordt/D66 Mw. S.M. Wemmers-Wanrooij, VSP Dhr. W. van Doornik, ChristenUnie/SGP Mw. K.M. Rusinovic, PvdA Mw. N.E. Witsen Elias-Kool, BETER VOOR DORDT Mw. E.C. van Wenum-Kroon, CDA Mw. C.M.L. Lambrechts, VVD De fractie Karapinar is niet vertegenwoordigd. Toehoorders: Dhr. W. van der Spoel, PvdA, mw. G. Yanik, PvdA, dhr. C.E.S.J. Goos, BETER VOOR DORDT, dhr. H.P.A. Wagemakers, BETER VOOR DORDT, dhr. F. Riet, CDA, en dhr. J.C.C. Bruggeman, CDA Namens het college is aanwezig: wethouder D.A. van Steensel Namens de ambtelijke organisatie zijn: dames M.M. de Bos en M.J.T.H. Havekes en de heer P.W.J. van Hattem De voorzitter opent de vergadering. Hij merkt op dat de voorgeschiedenis bekend is; de kern van de raadsinformatiebrief is de vraag wat de raad vindt van het verloop van zaken en het besluit van het college om hier ruim € 450.000 euro voor beschikbaar te stellen. Mevrouw Lambrechts geeft weer dat onderwijs en educatie belangrijke thema’s zijn voor de VVD-fractie. Goed onderwijs vergroot immers de kans op een zelfstandig bestaan. Haar fractie wil ieder kind gelijke kansen bieden om zich te ontwikkelen en daarom is de VVE een goede ontwikkeling. Het is jammer als kinderen aan de basisschool beginnen met een achterstand. Van de 1,5 miljoen kinderen in het basisonderwijs hebben er 400.000 een achterstand, meestal op taalgebied. Haar fractie is voorstander van een verplichte toets op tweejarige leeftijd. Bij een achterstand kan dan verplicht VVE aangeboden worden en na twee jaar kan dan weer getoetst worden. Als de score dan nog te laag is voor de basisschool, kunnen ze verplicht bijles krijgen, waardoor voortijdig schooluitval en integratieproblemen voorkomen kunnen worden. Mevrouw Stevens vraagt bij wijze van interruptie of mevrouw Lambrechts hiermee bedoelt dat kinderen van 2 jaar ook verplicht naar de voorschoolse opvang moeten of dat dit ook gedaan kan worden via een oproepsysteem? Mevrouw Lambrechts verduidelijkt dat het consultatiebureau die toets zou kunnen afnemen bij 2 jaar en dan nogmaals vlak voordat ze naar school gaan. Als de score dan onvoldoende is, zouden ze verplicht aan het VVE moeten deelnemen, zodat ze bij de start op de basisschool voldoende bagage hebben. Dat zou wat de VVD-fractie betreft een goede ontwikkeling zijn. Het is een goede zaak dat er nu een koppeling is tussen opvang, basisscholen en peuterwerk. Haar fractie is van mening dat als er vier dagdelen worden aangeboden aan kinderen die dat nodig hebben, ze wel verplicht aanwezig moeten zijn. Nu gebeurt het dat de kinderen zonder opgaaf van reden afwezig zijn.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
25
Mevrouw Stevens werpt tegen dat de kinderen die vier dagdelen naar de voorschoolse educatie gaan, voornamelijk kinderen zijn waarvan de ouders bijvoorbeeld in een reïntegratietraject zitten en dat brengt al bijna automatisch een verplichting met zich mee. Zij vraagt waar mevrouw Lambrechts deze cijfers vandaan haalt. Mevrouw Lambrechts licht toe dat kinderen viermaal kunnen spelen als er in een intensieve wijk 70% of meer kinderen wonen met een achterstand. Dit zijn niet allemaal kinderen van ouders in een reïntegratietraject, maar bijvoorbeeld ook thuismoeders. Het gebeurt vaak dat kinderen zonder opgaaf van reden niet komen opdagen en dat vindt haar fractie verspilling, want die kinderen hebben dat juist nodig. Vandaar de wens om de ouders te verplichten om hun kinderen te brengen, tenzij ze een goede reden kunnen opgeven om dat niet te doen. Zij vervolgt haar betoog: Wat betreft de kwaliteitseisen vraagt haar fractie hoe het in Dordrecht staat met de kwaliteit van de leidsters? In Rotterdam bleek in februari j.l. dat 15% van de leidsters het Nederlands niet voldoende beheerst en taalachterstand is nu juist de reden om kinderen naar de VVE te sturen. De VVD-fractie wil weten hoe de situatie in Dordrecht is en of dit onderzocht is of gaat worden? Als dit in Rotterdam aan de orde is, zal dat vermoedelijk in Dordrecht niet anders zijn. Kinderen komen vaak alleen op de peuterspeelzaal in aanraking met mensen die correct Nederlands spreken. De leidsters hebben dus een grote verantwoordelijkheid. De taal is het belangrijkste reden dat kinderen naar de VVE worden gestuurd en haar fractie wil dat de kwaliteit van leidsters op dat punt wordt onderzocht. Daarnaast, nogmaals, wil haar fractie af van het vrijblijvende karakter voor kinderen die daadwerkelijk een achterstand hebben en dat zij verplicht worden om deel te nemen aan de VVE. Mevrouw Witsen Elias vermeldt dat de fractie BTER VOOR DORDT het ook heel belangrijk vindt dat alle kinderen de Nederlandse taal goed leren en vraagt of er sinds 1999 onderzoek is gedaan naar de resultaten? Een paar uur per dag komen die kinderen in de voorschoolse opvang, waarna ze terugkeren naar hun eigen omgeving. Als kinderen daarnaast alleen spelen met kinderen die ook de taal niet machtig zijn onder leiding van docenten zonder voldoende beheersing van het Nederlands, dan vraagt haar fractie zich af wat er is gebeurd met de kinderen die dit traject vanaf 1999 hebben doorlopen. Het is een veel betere oplossing om die kinderen onder te dompelen in de Nederlandse taal door ze veel te laten omgaan met autochtone kinderen. Dat is haar ervaring als taaldocent. Mevrouw Rusinovic vraagt bij wijze van interruptie waarop zij de uitspraak baseert dat de doelgroepkinderen uitsluitend omgaan met andere probleemkinderen? Uit het stuk blijkt juist dat het overwegend reguliere kinderen zijn. Mevrouw Witsen Elias reageert met de opmerking te hebben begrepen dat dit verplicht is voor kinderen met een taalachterstand en niet voor alle kinderen. Je kunt niet alle kinderen verplichten om naar de voorschoolse opvang te gaan. Mevrouw Lambrechts stelt dat het voor niemand verplicht is en dat dit nu juist het probleem is. Mevrouw Witsen Elias wil graag van de wethouder een overzicht hebben van de resultaten van de kinderen, die dit traject sinds 1999 hebben doorlopen, om te beoordelen of dit een succes is geweest. De heer van Doornik leest dat het onderzoek aangeeft dat de situatie positief te noemen is. Er wordt wel gesignaleerd dat de aandacht uit dient te gaan naar de inhoudelijke samenwerking en het realiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn. Hij vraagt of die opmerking geplaatst is, omdat het dan nu niet aan de orde is en wat er dan nog aan schort en waar de aandacht de komende periode naartoe moet gaan? Er wordt ook een doelgroep genoemd naast de bestaande. Thuiszorginstelling Opmaat geeft ook indicaties af en hij vraagt wat voor soort indicatie dat is? Er wordt gekeken of er bij die VVE-procedures ook de kinderdagverblijven kunnen aansluiten: verderop staat dat er nu vijf opvangvoorzieningen zijn aangesloten en hij vraagt om welk percentage het dan gaat?
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
26
De fractie ChristenUnie/SGP is content met de huidige gang van zaken. De inzet getuigt van veel visie. Je merkt dat de percentages die gehaald worden, hoopgevend en stimulerend zijn. De 100% die in 2011 gehaald moet worden, vindt hij enigszins ambitieus, maar ook dat is positief. Mevrouw Bonnema vraagt wat het tot nu toe heeft opgeleverd, zoals je jezelf bij alle ondernomen acties moet afvragen. De conferentie “Dag van de doorgaande lijn” die vorig jaar is georganiseerd, heeft een goede beoordeling gekregen van alle 260 deelnemers, maar wat was het effect? Als je dit jaar weer zo’n conferentie wilt organiseren voor € 45.000 doet zij de suggestie om ook de VVE Versterk Werkconferenties te bezoeken, want die zijn gratis of kosten € 15 per persoon en daar is veel kennis te halen. Het draagt allemaal bij aan de kwaliteit van de professionals en die kwaliteit is zeker een basisvoorwaarde. Kijkend naar het budget kun je misschien andere dingen verzinnen die meer effect hebben. Ingaand op de verplichting die mevrouw Lambrechts noemde: dat zou je wel wensen, maar dat is een lange weg te gaan. De vraag is of je dat wel moet willen. Uit de samenhangende maatregelen waarbij ook ouderbetrokkenheid wordt bevorderd, is misschien ook veel te halen. Mevrouw Lambrechts merkt bij interruptie op dat je het wel zou moeten willen, omdat die kinderen anders later zoveel problemen krijgen dat je extra moet inzetten op de basisschool. Als de middelen er al zijn, vindt zij dat het wel verplicht zou moeten zijn. Mevrouw Bonnema denkt dat deze discussie later en in een ander verband gevoerd zou moeten worden. De leerplicht gaat in op 5 jaar, dus daar moet je het mee doen. Mevrouw Lambrechts beklemtoont dat je in 2011 een score wilt hebben van 100%. Dat zijn dus alle kinderen. Mevrouw Bonnema zou dit toch aan het parlement willen overlaten. Mevrouw Rusinovic merkt op dat ook de PvdA-fractie vindt dat een goede voorschool van groot belang is: het biedt alle kinderen de mogelijkheid om zich te ontwikkelen. Daarnaast is het voor de doelgroepkinderen een extra mogelijkheid om een taalachterstand weg te werken. De initiatieven die worden voorgesteld en al genomen worden, onderschrijft haar fractie. Zij vindt het van belang dat er extra inzet is om het bereik onder de doelgroepkinderen te vergroten. Haar fractie heeft enkele verhelderingsvragen naar aanleiding van het stuk. Gestreefd wordt naar 100% onder de doelgroepkinderen; het lijkt haar inderdaad dat een verplichting de enige mogelijkheid is, maar daar staat haar fractie niet positief tegenover. Ook de VNG stelt vraagtekens bij het streven om 100% te halen. Haar fractie wil van de wethouder weten welk percentage hij realistisch acht. Ze vraagt welk percentage van de doelgroepkinderen nu gebruik maakt van de regeling? Het absolute aantal van de kinderen dat gebruik maakt van de peuterspeelzaal is afgenomen in vergelijking met 2003 en 2005. Haar fractie neemt aan dat het aandeel wel is gestegen, maar ziet dat graag bevestigd door de wethouder. Daarnaast is haar fractie benieuwd of er al resultaten bekend zijn naar aanleiding van de getroffen maatregelen. Op pagina 5 staat dat minder draagkrachtige ouders in Dordrecht minder betalen voor een peuterspeelzaal dan voor kinderopvang en zij informeert of hierdoor de financiële drempel voor minderdraagkrachtigen inderdaad wordt weggenomen of niet. Mevrouw Stevens vindt dat Dordrecht goed bezig is met de voorschoolse educatie. De fractie GroenLinks beoordeelt het stuk positief. In ander commissieverband heeft haar fractie al eerder aangegeven dat de doorgaande lijn heel belangrijk is, zeker gezien het basisonderwijs. Daarbij moet je niet alleen kijken naar de taalontwikkeling, maar ook naar de emotionele ontwikkeling van kinderen. Zij vraagt zich af in hoeverre de zorgstructuur van het basisonderwijs ook voor de peuterspeelzaal gaat gelden. Zij leest dat op termijn een koppeling wordt gelegd met het elektronisch kinddossier en haar fractie vindt het een goed idee om zorg voor jeugd daar aan te haken. Als kinderen die vier dagdelen VVE nodig hebben niet komen, is het belangrijk om te weten wat de
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
27
reden is, zodat je de oorzaak kunt wegnemen. Verplichten vindt haar fractie te ver gaan. Dat raakt bijna de landelijke discussie over de leerplichtleeftijd en het is aan Den Haag om die te voeren. Haar fractie is erg blij met het voorstel, maar vindt dat je ook moet proberen te kijken naar de hele zorgstructuur, omdat je daar veel mee kunt voorkomen en ook vragen beantwoord krijgt. Mevrouw Wemmers zegt dat het stuk er goed uitziet en duidelijk is. Ze sluit zich aan bij de vragen over de 100%-ambitie en de lagere kosten van de peuterspeelzaal ten opzichte van het kinderdagverblijf. Ze vraagt of hier sprake is van dezelfde faciliteiten? Als je werkt en je bent verplicht om je kind gedurende 4 dagdelen naar de VVE te sturen, dan hoeft dat niet gelijk te zijn aan de tijden waarop je moet werken, terwijl het kinderdagverblijf die mogelijkheid wel biedt. Je maakt daarmee de keuze voor de ouders erg moeilijk. Daarnaast zijn de faciliteiten op de peuterspeelzaal anders dan op een kinderdagverblijf. De VSP-fractie vraagt eveneens naar de conferentie, zoals mevrouw Bonnema eerder opmerkte. Mevrouw Lambrechts merkt bij wijze van interruptie op dat als je werkt een peuterspeelzaal geen zin heeft: dit is maximaal tweeënhalf uur per keer. Mevrouw Wemmers stelt dat sommige ouders afhankelijk zijn van het kinderdagverblijf en daar moet je meer voor betalen. Dat is dus een moeilijke constructie. Mevrouw van Wenum is van mening dat de brief een positief verhaal schetst. Ze vraagt of er zaken zijn die nog niet zo goed gaan, zoals de kwaliteit van de leidsters en het bereik onder de doelgroep? Ze vraagt of de wethouder kan aangeven waarin er nog een slag te maken is? De Dordtse Felicitatiedienst is een heel creatief idee. Zij is benieuwd of dat project vruchten gaat afwerpen en of dit een proef is die nog geëvalueerd zal worden of dat het definitief is. Dit soort ideeën vindt de CDA-fractie heel mooi, maar het is wel van belang dat de basisinformatie op orde is. Het overzicht van peuterspeelzalen op de site van de gemeente is al twee jaar niet bijgewerkt en dat kan natuurlijk niet. In het stuk staat dat voor wat betreft de ouderbijdrage de financiële drempel is geminimaliseerd en haar fractie vraagt of dit ook is wat de doelgroepouders zelf aangeven? Over het idee om de peuterspeelzaal te verplichten voor doelgroepouders staat haar fractie niet meteen te juichen. Als je dit zou willen, kun je daar geen kosten voor berekenen. Mevrouw Lambrechts brengt in dat er al ouders zijn die bijna niets betalen. Soms moet je echter een kleine bijdrage vragen om aan te geven dat het wat voorstelt. Volgens mevrouw van Wenum mag je dit niet afdwingen en zij vraagt of de wethouder hier iets over kan zeggen. Haar fractie vraagt waarom de ouderbijdrage los staat van het aantal uren dat een kind speelt? Voor twee dagdelen betaal je hetzelfde als voor vier. Als je dat vergelijkt met de tarieven voor kinderopvang, dan kom je vreemd uit en ze vraagt of dat een bewuste keuze is? VVE in kinderdagverblijven is zeker nodig als je het doelgroepbereik wilt realiseren. Zij vraagt of de wethouder nog iets kan zeggen over de harmonisatie van kwaliteitsregels tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en wat dat voor gevolgen heeft voor de huidige peuterspeelzalen? De voorzitter concludeert dat het beleid op hoofdlijnen in goede aarde valt en dat er vragen zijn over resultaten en uitwerkingen. Wethouder van Steensel antwoordt dat die 100% een ambitie die door de staatssecretaris is geformuleerd en waar ook de bekostiging op is gebaseerd. Op dit moment bereikt Dordrecht ongeveer 70% van de doelgroepkinderen. Het is lastig om dit exact aan te geven omdat er inmiddels ook VVE wordt aangeboden in een kinderdagverblijf, wat dit jaar nog wordt uitgebreid. Hij durft niet te beweren dat 100%
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
28
van de kinderen tussen de 5 en 12 jaar in 2011 op school zit, maar je hanteert wel die ambitie. Bij het peuterwerk wil hij hier op dezelfde manier naar kijken: iedereen die in het veld actief is, moet erop gericht zijn dat zeker alle doelgroepkinderen naar een peuterspeelzaal gaan. De ambitie van 100% doelgroepkinderen moet je dus niet loslaten, ondanks dat je weet dat je er niet op uit zal komen. Bij veel voorzieningen die erop gericht zijn om achterstanden weg te werken zie je dat ouders waar het niet voor bedoeld was, daar zoveel mogelijk gebruik van maken, terwijl je voor de kinderen waar het voor bedoeld is, extra maatregelen moet treffen. Vandaar ook de Dordtse Felicitatiedienst, want die werkt wijkgericht en is in Rotterdam al heel succesvol gebleken. Mevrouw Rusinovic vraagt bij interruptie in hoeverre je met de felicitatiedienst die 30% bereikt die nu nog niet wordt bereikt? Wethouder van Steensel vermeldt dat de eerste ervaringen hieromtrent positief zijn. De reden dat moeders hun kind niet naar de peuterspeelzaal sturen, is vaak onbekendheid met de voorzieningen die er zijn, omdat ze de taal niet machtig zijn. Vaak zijn ze zelf nog een inburgeringcursus aan het volgen. Eén van de acties die op touw is gezet, is om ouders op de peuterspeelzaal inburgeringcursussen en trainingen aan te bieden via het Da Vinci College; op de school zelf. Je kunt dan parallelle programma’s aanbieden, zodat ouder en kind thuis samen kunnen oefenen. Inmiddels zijn daar goede ervaringen mee opgedaan. Het appelleert sterk aan het gevoel van iedere ouder: je wilt het beste voor je kind. Die waarde is onafhankelijk van cultuur en achtergrond. Vrijwel nooit krijgt het college terug dat de kosten een belemmering zijn om er gebruik van te maken. In voorkomende gevallen is er de mogelijkheid om gratis gebruik te maken van de peuterspeelzaal. Het is niet zo dat alle doelgroepkinderen gratis gebruik maken van de peuterspeelzaal: het kost € 24,50 per maand. Mevrouw Lambrechts vindt de bovengrens van € 67 euro per maand relatief erg duur, zeker als je dat vergelijkt met de kosten van de basisschool. Bovendien betaal je dat bedrag ook als je kind maar twee dagdelen gaat in plaats van vier. Wethouder van Steensel noemt het niet duur is, ook niet als je twee dagdelen gaat. Je krijgt namelijk dezelfde waar voor je geld: je zit immers niet voor niets vier dagdelen in een peuterwerkvariant, want dat betekent dat je kind in een groep zit met veel doelgroepkinderen. De hele gedachte erachter is dat als er veel kinderen zijn die Nederlands spreken; kinderen leren immers het meest van andere kinderen. Dan kunnen ze met twee dagdelen toe en als er veel doelgroepkinderen zijn, dan is het verstandig dat er leidsters voor de groep staan die hen het Nederlands bijbrengen. De kwaliteit van de leidsters ten aanzien van de taalvaardigheid is een terecht punt. Hij neemt het ter bespreking mee naar de volgende stuurgroepvergadering. De één op één vergelijking met Rotterdam gaat hem echter te ver. Mevrouw Lambrechts vindt het in ieder geval verstandig is om dat te onderzoeken. Er zijn ook kinderen die het goed geleerd hebben en vervolgens met fout Nederlands thuiskomen. Wethouder van Steensel denkt dat het goed is om dit een keer te monitoren, maar dat laat onverlet dat het een verantwoordelijkheid is van de werkgever, van de peuterspeelzaal, om daar op toe te zien en van de ouders (voor zover die dat kunnen beoordelen) om er op toe te zien dat hun kind naar de goede peuterspeelzaal gaat. Ten aanzien van de verplichting van de VVD-fractie is hij van mening dat met de maatregelen die nu worden voorgesteld er nog voldoende winst te boeken is. Dat is ook effectiever, omdat dit aansluit bij de motivatie van de ouders zelf. Dat is effectiever dan hen te verplichten. Zijn ideaalbeeld is niet dat alle kinderen naar de peuterspeelzaal gaan, maar dat er thuis Nederlands gesproken wordt en dat ouders de motivatie weten om te zetten in daden om het beste voor hun kinderen voor elkaar te krijgen. Ook moeten kinderen tot 5 jaar kunnen blijven genieten van hun vrijheid. Dat zou een waarde moeten zijn die ook de partij van mevrouw Lambrechts nastreeft. Mevrouw Lambrechts is het daarmee eens, maar vindt niettemin dat je dan geen programma moet opstellen om die kinderen te helpen die vervolgens niet hoeven te
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
29
komen als ze niet willen. Als ze hulp afwijzen, krijgen ze problemen op de basisschool en dat kost nog meer moeite en meer geld. Als ze blijven weigeren terwijl is aangetoond dat hun kind achterstand heeft, moet je maatregelen kunnen treffen. Ze weet dat dit wettelijk niet kan, maar dan moet je ook niet streven naar 100%. Mevrouw Stevens is van opvatting dat er ook nog zoiets is als de eigen verantwoordelijkheid van ouders. Mevrouw Lambrechts beaamt dat, maar merkt op dat de basisscholen er later problemen mee krijgen. Mevrouw Stevens is het ermee eens dat het belangrijk is dat kinderen de Nederlandse taal goed leren, maar de ouders blijven de eerstverantwoordelijke. Je kunt dit niet afschuiven naar de scholen of de peuterspeelzalen. Dat vindt mevrouw Lambrechts ook, maar ouders nemen die verantwoording niet altijd en dat zij zelfs met de leidsters in een andere taal dan Nederlands spreken. Die paar uur in de week op de peuterspeelzaal wegen dan niet op tegen al die andere uren en dat stoort haar enorm. Wethouder van Steensel vindt het heel belangrijk dat de Nederlandse taal gesproken wordt, maar hij vindt ook dat kinderen van 2 jaar gewoon thuis moeten kunnen blijven als ze dat zelf aangeven of als ouders dat willen. Hij wil niet naar de situatie toe dat ouders zich moeten verantwoorden als hun kinderen geen vier dagdelen komen. Het gaat niet alleen over taal: het kunnen ook sociale redenen zijn of een vermeende achterstand op het gebied van de motoriek. Het is de brede ontwikkeling van het kind waarnaar gekeken wordt. De € 45.000 staat voor de conferentie. Er kan eindeloos over VVE gesproken worden, maar het zijn uiteindelijk de leidsters die het doen. Je moet je ook realiseren dat er een verschil zit in opleiding en salaris tussen basisschoolleerkrachten en peuterspeelzaalleidsters. Niet alleen de conferentie is betaald van die € 45.000, maar er is ook een film gemaakt over de Dordtse situatie en over de Dordtse Felicitatiedienst. Zo’n film wil het college ook laten maken voor de brede school, met de buitenschools opvang en de kinderdagverblijven en die wordt daar ook uit bekostigd. Verder heeft het college het bedrag dat zij van het rijk krijgt, dicht gerekend om het daarmee veilig te stellen. Mevrouw Bonnema herhaalt dat de VVE-conferenties ook de moeite waard zijn om onder de aandacht te brengen van de leidsters. Er zijn meer dingen die ze aangeboden zouden kunnen krijgen. Wethouder van Steensel is dit met haar eens. Het overdrachtsformulier is recent vastgesteld. Daarop kun je zien waar allemaal naar gekeken wordt. Het is ook heel inzichtelijk voor de overdracht van peuterspeelzaal naar basisschool: je ziet dat daar ook een vorm van toetsing plaatsvindt. Toetsing is een beladen term, maar er wordt natuurlijk gekeken naar de ontwikkeling van kinderen en dat wordt ook opgeschreven. Echt toetsen, zoals een Cito-toets, doe je een kind van twee jaar niet aan, maar er wordt wel gekeken naar de woordenschat en de motoriek. Dit wordt opgeschreven en overgedragen aan de basisschool. Ouders moeten tekenen voor die overdracht. Het overgrote deel van de ouders doet dat en als ze dat niet willen doen, is dat een extra reden voor de basisschool om mondeling na te vragen hoe het precies zit met dat kind. De website zou op orde moeten zijn; dat moet dan gebeuren. De harmonisatie van de kwaliteitsregels staat nog aan het begin: dat is het traject brede school wat nu begonnen is. Volgens het rijk zou dat moeten gebeuren. Je zit met het publieke karakter van de peuterspeelzaal enerzijds en de kinderopvang anderzijds, wat een commerciële aangelegenheid is met een dito toezichtregime. Dat is nog niet zo snel geharmoniseerd, maar dat ligt op het bordje van de rijksoverheid. Mevrouw van Wenum vraagt waar zij aan moet denken bij kwaliteitsregels? Door mevrouw de Bos wordt geantwoord dat er in Dordrecht sowieso kwaliteitsregels zijn binnen een gemeentelijk kader. Peuterspeelzaalwerk was heel lang gemeentelijk beleid, maar wordt nu steeds meer rijksbeleid. Die kwaliteitsregels gaan over de
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
30
minimale leidster-kinderratio (1 op 8, 2 op 16), de opleiding van leidsters, de grootte van de ruimte enzovoort. De VVE van minimaal vier dagdelen wordt daarin ook meegenomen. De variant met drie dagdelen gaat er helaas uit. Dat laatste is jammer, omdat je daarmee juist die gemixte groepen kunt realiseren. Wethouder van Steensel merkt op dat als beide ouders werken, het kind naar het kinderdagverblijf gaat en als een van beiden werkt, het kind over het algemeen naar de peuterspeelzaal gaat. Met de ontwikkeling van de brede school zie je de meest maffe combinaties ontstaan tussen voorschoolse opvang, peuterspeelzaal, tussenschoolse opvang en kinderdagverblijf. De instellingen die met elkaar samenwerken, kijken natuurlijk ook naar de meest handige manier van organiseren, zodat een kind goede opvang heeft, waar dan ook, en het ook voor de ouders goed geregeld is. In 1998 is geen nulmeting gehouden ten aanzien van de taalontwikkeling van kinderen. Indirect worden er op dat gebied wel hoopgevende resultaten geboekt. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de scores bij de Cito-toetsen op het gebied van taal, dan zie je echt een verbetering. Mevrouw Witsen Elias vraagt nogmaals hoe het is gegaan met de kinderen van 1999 en 2000? Wethouder van Steensel antwoordt dat de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er in die groep nog maar een klein deel doelgroepkinderen zat. Juist daarvan moeten er 30% meer kinderen naar de peuterspeelzaal komen. Je ziet echter indirect hoopgevende resultaten. De leerkrachten van groep 3 en 4 van de basisscholen geven zonder uitzondering aan dat het er enorm aan bijdraagt dat je een programma hebt dat al begint op 2-jarige leeftijd en eindigt in groep 8. Deze gestructureerde manier van ontwikkelen spreekt hen erg aan. Je moet er voor een deel dus ook geloof in hebben en op basis van waarnemingen veronderstellen dat het goed gaat. Dit is een dossier van de voorschool, wat nu doorloopt naar de brede school, wat gewoon lekker loopt en waar de raad de vrijheid geeft van ontwikkelen en dat ook breed steunt. Mensen van de gemeente plegen daar veel inzet op. Daarnaast is er een aantal mensen mee bezig die erg ontwikkelingsgericht zijn om dit in het Dordtse vooruit te helpen. Mevrouw Stevens herhaalt haar vraag met betrekking tot de zorg voor jeugd: sommige ouders tekenen niet voor een bespreking in de multidisciplinaire teams (MDT’s). Vanuit de ambtelijke organisatie wordt opgemerkt dat er al vijf jaar wordt gewerkt met een overdrachtformulier. Met het aanpassen daarvan komt er ook een koppeling met de 0 tot 4-jarigen aan de zorgstructuur MDT’s in de basisschool. Met de vertegenwoordigers van het hele veld wordt al werkend gekeken hoe dit aangesloten kan worden. De praktijk is weerbarstig: de communicatie en de lijnen zijn er, maar hoe voortvarend het kan gaan, hangt echt af van het systeem. Het elektronisch kinddossier is er nog lang niet. De voorzitter merkt op dat deze raadsinformatiebrief volgens hem voldoende is behandeld en dat deze ter kennisname naar de raad kan. Mevrouw Lambrechts bevestigt dit, maar met de opmerking dat de VVD-fractie graag de resultaten van het onderzoek wil zien. Wethouder van Steensel antwoordt nogmaals dat hij dit op de agenda van de stuurgroepvergadering zal plaatsen, die voor de zomer nog plaatsvindt. Als er daarnaast concrete voorbeelden zijn van leidsters die onvoldoende Nederlands spreken, dan hoort hij die graag. Uiteraard niet om mensen aan de schandpaal te nagelen, maar omdat dat helpt in de gesprekken. De voorzitter sluit de vergadering.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
31
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 26 MEI 2009 Programmakamer Bestuur, Participatie, Dienstverlening ICT PERIKELEN (163735) Gelegenheid om nadere informatie uit te wisselen en eventuele (resterende) vragen te beantwoorden. Voorzitter: Dhr. A. G. Hoogerduijn Secretaris: Dhr. J.T. de Heus Verslag: Mw. E. Verveer Aanwezig: Dhr. O. Soy, BETER VOOR DORDT Dhr. J.J.W. van Dongen, ECO-Dordt/D66 Mw. J. Heijmans, PvdA Dhr. W.J.M. Nederpelt, GroenLinks Dhr. H.J. Romijnsen, VSP Mw. I. Koene, VVD De fracties CDA, ChristenUnie/SGP en Karapinar zijn niet vertegenwoordigd. Namens het college is aanwezig: wethouder J.H. Lagendijk Namens de ambtelijke organisatie zijn aanwezig: mevrouw J.D.H. van den BergVerschoor en de heer K.J. van Hengel De voorzitter opent de vergadering. Na de beantwoording door het college kan besproken worden of er alsnog behoefte is aan een toelichting in de vorm van een presentatie door de regionale programmamanager Informatie Processen en Automatisering. Eerste termijn De heer Soy dankt voor het heldere stuk. Het is een goede zaak dat er maatregelen genomen. Alle risico’s zijn nog niet afgedekt, maar het feit dat er aan gewerkt wordt is positief. Er zijn problemen bij het Shared Service Center volgens het jaarverslag en daar staat ook dat de accountant niet kon steunen op het betaalproces. De beheermaatregelen werken kennelijk onvoldoende. De fractie BETER VOOR DORDT vraagt in hoeverre daar aandacht aan wordt besteed en wat de rol van de Drechtsteden daar in is? De heer Van Dongen stelt vast dat er een solide analyse is en een solide aanpak van de problemen. Er moet een professionaliseringsslag gemaakt worden op het materiële vlak, maar volgens hem is datzelfde het geval met het personeel. In theorie zijn er goede beheerprocessen op papier gezet ten aanzien van wat een professionele beheerorganisatie moet doen, maar naar zijn mening gelooft niet iedereen in de organisatie in de noodzaak om die door te voeren. Dat komt in veel organisaties voor. Hier is ook sprake van cultuurverschillen. Daar zal ook aandacht voor moeten zijn. Verder is het een dermate operationeel probleem dat hij zich afvraagt of hij daar als raadslid nog veel van moet vinden. Hij heeft overigens geen behoefte aan een presentatie vanuit de Drechtsteden. Mevrouw Heijmans merkt op dat er inderdaad veel maatregelen zijn genomen, maar tussen de regels door kun je lezen dat als iemand zich niet aan de procedures houdt, zomaar ineens de hele gemeente plat kan liggen in ICT-opzicht. Dat is heel vervelend, omdat je tegenwoordig zo sterk afhankelijk bent van ICT. Een storing langer dan een dag levert heel grote problemen op. De PvdA-fractie vraagt welke risico’s er op dit moment nog zijn en hoe groot de risico’s zijn op het moment dat alle maatregelen zijn uitgevoerd?
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
32
De heer Nederpelt stelt dat er ook een probleem is voor Drechtsteden. De fractie GroenLinks is bezorgd dat de bedrijfsvoering benadeeld kan worden doordat informatie verloren gaat. Zijn fractie zou het daarom op prijs stellen om toch een keer een presentatie te krijgen met een soort tijdbalk van de zaken die de komende tijd opgepakt gaan worden. Er moet nogal wat gaan gebeuren en dat baart zijn fractie zorgen. Hij stelt voor om een presentatie te organiseren in de raadscarrousel in Drechtstedenverband, waarbij alle raadsleden worden uitgenodigd; al was het maar om bestuurlijke drukte te voorkomen in zes gemeenten. De heer Romijnsen ziet dat de wethouder dit beleidsmatig in de hand heeft. Techniek kan altijd uitvallen. Je moet ervoor waken dat je het niet zodanig beveiligt dat een systeem niet meer werkbaar is. Hij verzoekt de wethouder om door te gaan op de ingeslagen weg. Mevrouw Koene wijst erop dat een en ander ultimo 2010 moet zijn afgerond; De VVDfractie vraagt of er wordt gezorgd voor een doorlopend programma, omdat zich steeds nieuwe ontwikkelingen zullen voordoen? Wethouder Lagendijk vermeldt dat het probleem is dat er de afgelopen tijd te weinig continuïteit was in de beschikbaarheid van de ICT-toepassing. Dat heeft te maken met een forse transitie waarin heel veel systemen naast elkaar moeten worden beheerd. Die worden niet meer fors vernieuwd, omdat je met een nieuw systeem gaat werken. Toch moet je soms de oude systemen ook vernieuwen en dus zoek je naar een evenwicht tussen het draaiend houden van het oude en het inzetten op het nieuwe systeem. Vaak zit je daarin fout en blijkt dat je toch meer had moeten investeren in de oude systemen. Naar aanleiding van twee problemen, waarvan er één is beschreven, is er daarom meer geïnvesteerd in de controle op het functioneren van de systemen. Het Servicecentrum Drechtsteden (SCD) kent daarnaast een samenvoeging van allerlei ICT-afdelingen; groot en klein, flink geprofessionaliseerd of wat minder geprofessionaliseerd als het gaat om dienstverlening. Dat is een organisatie-ontwikkelingopgave die niet eenvoudig is. Mede naar aanleiding van de storingen is daar op ingegrepen in de sfeer van management en dergelijke. De organisatie is er dus nog te weinig op toegesneden. Er zijn inmiddels veel verbeteringen aangebracht. De laatste tijd zijn er veel minder storingen, de snelheid van het systeem is redelijk en de stabiliteit eveneens. Hij gaat er van uit dat daar een verband tussen is. De vernieuwing vindt fasegewijs plaats, zowel in infrastructuur als de implementatie van nieuwe hardware en software bij de gemeenten. Dordrecht is eind dit jaar aan de beurt. De veiligheid in termen van stabiliteit, maar ook in termen van afscherming voor ongewenst gebruik, zal in het vierde kwartaal op orde zijn. Daar gaat hij van uit. Mocht de adviescommissie prijs stellen op een presentatie, dan kan dat lokaal of in Drechtstedenverband. Dat laatste lijkt hem wel praktisch. Aan de andere kant zou de programmamanager, de heer Muijres, in staat zijn om in te zoomen op de risico's specifiek voor Dordrecht en hoe daar aan wordt gewerkt. Dat is voor Dordrecht toch weer anders als voor Sliedrecht of Hendrik Ido Ambacht. Hij hoort wel waar de voorkeur naar uitgaat. Tweede termijn De heer Van Dongen informeert naar de aandacht voor de professionaliteit van de mensen. Wethouder Lagendijk antwoordt dat de ICT-club van het SCD ook een veranderplan maakt; vanaf het eerste kwartaal. Dat omvat een kwantitatieve analyse van hoeveel mensen je nodig hebt, want het bijhouden van 9 verschillende systemen duurt langer dan waar rekening mee was gehouden. Je moet niet alleen meer mensen hebben, maar die moeten er ook meer verstand van hebben. Dat is gebleken bij de laatste storing.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
33
Dat wordt nu opgelost door de leverancier regelmatig controles te laten uitvoeren op de werking van het systeem. De heer Soy vraagt opnieuw naar het probleem met het betalingsproces waar de accountant tegenaan liep. Wethouder Lagendijk antwoordt dat hij dit na moet gaan. Hij komt daar op terug. De heer Nederpelt merkt op dat ICT in het verlengde ligt van het beschrijven van de administratieve organisatie en hij vraagt of dat goed loopt? Wethouder Lagendijk bevestigt dat die twee inderdaad onlosmakelijk bij elkaar horen. Mevrouw Van den Berg vult aan dat er in het kader van de reorganisatie heel veel aandacht is voor het verbeteren van de ICT-processen. Daar hoort het beschrijven bij, maar ook het gaan werken volgens die processen. Dat is het meest belangrijke en daar is heel veel aandacht voor. Wethouder Lagendijk ziet dat ook terug in de discussie over het aantal applicaties. Je kunt je afvragen of het noodzakelijk is om voor elk werkproces een eigen applicatie te hebben. Misschien kun je beter kiezen voor een iets meer generieke aanpak. Daarvoor moet je terug naar je administratieve processen om te kijken hoe dat nu georganiseerd is en of dat eenvoudiger kan. Dat heeft ook met de bereidheid om te veranderen te maken en daar wordt serieus op geïnvesteerd. De voorzitter concludeert dat de toelichting van de wethouder naar tevredenheid is. De wethoudersbrief aan de commissie kan hiermee als afgehandeld worden beschouwd. Hij heeft gehoord dat alleen de heer Soy ervoor voelt om in een presentatie op Dordrecht in te zoemen en de heer Nederpelt dit dan in Drechtstedenverband zou willen en vraagt zich af of een presentatie dan zinnig is. De heer Van Dongen benadrukt dat er bij hem geen sprake is van desinteresse, maar dat je als raadslid je plaats moet kennen en hij bovendien volop vertrouwen heeft in het proces. Mevrouw Heijmans ziet niets in een presentatie voor maar enkele mensen. De voorzitter stelt vast dat er weliswaar enige belangstelling bestaat, maar dat dit niet heel breed gedragen wordt. Hij geeft aan dat de griffie daar wel mee om zal weten te gaan en sluit vervolgens de vergadering. Noot secretaris: Aan de Drechtstedenorganisatie zal worden geopperd een presentatie zoals bovenbedoeld in Drechtstedenverband te overwegen, afhankelijk van de belangstelling in de andere Drechtsteden.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
34
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 26 MEI 2009 Programmakamer Sociale Infrastructuur Wethoudersbrief met nadere informatie inzake OSSO (v/h ISH) (165018) en Raadsinformatiebrief over voortzetting Dit ISH Dordt (116074) Vervolgbehandeling op de commissiebehandeling van 27 januari jl. Voorzitter: Dhr. J.J.W. van Dongen Secretaris: Dhr. J.T. de Heus Verslag: Mw. E. Verveer, af tape Aanwezige woordvoerders: Dhr. D.F.M. Schalken, BETER VOOR DORDT Dhr. J.C.C. Bruggeman, CDA Mw. J.L.M. van Benthem, VVD Mw. S.M. Wemmers-Wanrooij, VSP Mw. M.C. Ruisch, GroenLinks Dhr. W. van der Spoel, PvdA Mw. T.I.V. Bonnema-Tekelenburg, ECO-Dordt/D66 Dhr. B. Staat, SGP/ChristenUnie De fractie Karapinar is niet vertegenwoordigd. Toehoorders: Mw. K.M. Rusinovic, PvdA, dhr. O. Soy, BETER VOOR DORDT, en Mw. I.E. Stevens, GroenLinks Namens het college is aanwezig: wethouder J.H. Lagendijk Namens de ambtelijke organisatie zijn aanwezig: mw. M.J.T.H. Havekes en dhr. P.W.J. van Hattem Aanwezig namens OSSO: mw. E. Koene en Atta (Bechara) de Tolk De voorzitter opent de vergadering en verwijst naar een raadsinformatiebrief van 6 januari 2009 met het voorstel van het college om de proef voort te zetten. Er is met name door de CDA-fractie gevraagd om een onderbouwing van de geraamde kosten. Vanavond is die aanvullende informatie aan de orde. De heer Bruggeman zegt dat het feit dat er vanavond mensen aanwezig zijn van OSSO, niemand ervan hoeft te weerhouden om zich uit te spreken over wat er mooi is aan OSSO en waar vragen bij zijn. Hij heeft vorige keer specifiek gevraagd naar de post personeel en honoraria in de begroting van OSSO en benadrukt dat velen in de raad heel enthousiast zijn over wat er wordt gedaan voor jongeren. Die post is hoog en niet echt onderbouwd. De beantwoording heeft lang op zich laten wachten. Er is een overzicht verstrekt van de post ad € 322.517 en er ligt een wethoudersbrief, waarin een en ander wordt toegelicht. Hij kan de uitleg volgen; de vraag is alleen of voor elke post de noodzaak even sterk is en even duidelijk kan worden aangetoond. Er wordt van nul geaccelereerd naar € 330.000 personeelskosten. De gemeente Dordrecht draagt € 3 ton bij in twee jaar tijd. Het totale budget voor jongerenwerk is € 7 ton per jaar en hij vindt dat alleen al een legitimering om daar vragen bij te stellen. De wethouder gaf aan dat er bij de pre-Kadernota voor 2010 er opnieuw gesproken kon worden over de hoogte van de subsidie. Tegelijkertijd is er het risico dat er ambtelijk oplossingen worden gevonden binnen het budget van een gemeentelijke sector. Hij wil de harde afspraak maken dat de raad opnieuw over deze bijdrage voor OSSO gaat spreken, niet met het oogmerk om hem zo ver mogelijk terug te dringen, maar om nut en noodzaak door te lopen met elkaar.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
35
Mevrouw Ruisch sluit zich aan bij de vorige spreker. In het stuk staat geen enkele definitieve toezegging van de diverse stichtingen en fondsen. Ze vraagt om een toelichting. De heer van der Spoel merkt bij interruptie op dat er vorige keer door de fractie GroenLinks werd gesproken over de organisatiestructuur. Hij vraagt of deze fractie daar nu vrede mee heeft? Mevrouw Ruisch antwoordt dat dit een aanvullende vraag is. De Amsterdamse coördinator, de heer Cornelisse, zou zijn inzet doen vanuit zijn grote enthousiasme, maar nu ziet ze hem wel op de financiële lijst staan. Mevrouw van Benthem geeft aan dat de VVD-fractie in een spagaat zit. Het is een heel sympathiek en gaaf project, dat structureel zou moeten worden en een beroepsopleiding kan worden voor een bijzonder beroep, met name voor die mensen die zich niet aangesproken voelen door andere opleidingen. Die spagaat heeft te maken met de hoogte van het bedrag. In een vorige programmakamer vanavond werd gesproken over zwerfjongeren en daarvoor is er geld te kort, terwijl dat een basisvoorziening zou moeten zijn. In deze programmakamer gaat het om een heel groot bedrag voor een hele kleine groep jongeren. Als de middelen schaars zijn, is het noodzakelijk om daar meer over te zeggen dan wat in de raadsinformatiebrief staat. Aanvullend op de voorgaande sprekers heeft zij behoefte aan onderbouwing van de inschaling van de honoraria, die ze aan de hoge kant vindt. Ze heeft behoefte aan meer expliciete SMART-doelstellingen die nodig zijn om uiteindelijk de switch te kunnen maken van incidenteel projectmatig naar structureel. De heer Schalken sluit zich aan bij de voorgaande sprekers. Als je de begrotingen naast elkaar legt, is er veel gewijzigd; het nieuwe stuk is inderdaad alleen nog maar een dekkingsplan, want zo te zien is er nog geen zekerheid dat er geld binnenkomt van derden. Er zit een bedrag van € 180.000 onzekere bijdragen in. Er zullen 75 voorstellingen worden gegeven, maar in het dekkingsplan staat dat het gaat om twee keer 25 voorstellingen. Hij vraagt hoe dat verschil te verklaren is? De huur is in aanvang door de gemeente betaald, maar blijft nu een PM-post. Hij vraagt hoeveel jongeren er actief zijn, want hij hoorde van iedereen die er is geweest dat het fantastisch is en het is een leuke manier om deze doelgroep toch een goede kans te geven. Hij vraagt of er concrete resultaten zijn en of er inkomsten uit voorstellingen gehaald zijn, want dat geeft een indicatie voor de komende periode. Mevrouw Bonnema sluit zich eveneens aan bij de vorige sprekers en vindt het een fantastisch project, dat echter de nodige vragen oproept ten aanzien van de financiering. De heer Staat haalt eveneens het voorbeeld aan dat er geen geld is om zwerfjongeren te begeleiden. Daar moet een oplossing voor gevonden worden en dat staat toch in schril contrast met dit stuk over OSSO. Hij sluit zich aan bij de vragen die over de honoraria en de fondsen zijn gesteld. Hij vraagt of het feit dat er veel vacatures zijn, ertoe leidt dat er geld over blijft of dat die inmiddels vervuld zijn? Mevrouw Wemmers vermeldt dat de VSP-fractie verdeeld is: een meerderheid heeft moeite met de kosten die aan dit project hangen en dat toch exclusief voor een kleine groep jongeren is. Dit in tegenstelling tot een groep die het geld hard nodig heeft: de zwerfjongeren. Een gemiddelde leraar verdient € 30 per uur, maar hier vraagt een docent € 125 per uur. Dat leidt tot verdeeldheid in haar fractie over de vraag of je dit project zou moeten steunen of niet. De heer van der Spoel wil graag weten of de doelgroep die nu bij OSSO terecht komt, anders een reïntegratietraject in zou moeten en zo ja, wat dat dan zou kosten. Hij vraagt zich dan af wat duur is. Op die manier kun je het ook bekijken. Mevrouw van Benthem benadrukt bij interruptie dat reïntegratietrajecten één op één worden gefinancierd door het rijk.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
36
Volgens wethouder Lagendijk gaat het om de vraag of je vindt dat dit het geld waard is. Dan maakt het eigenlijk niet uit waar het vandaan komt. Wat die vergelijkingen betreft: als je begint met het gevoel “dat is te duur”, dan heb je al snel een vergelijking met een kostenpost waarvan je zegt: zie je wel dat het te duur is? Je kunt ook zeggen: de nieuwe vergaderlocatie van de raad heeft wat mogen kosten, had je dat niet beter in dit type jongeren kunnen stoppen? Een reïntegratietraject kost ook vele malen meer dan je zou denken. Als je het gewoon te duur vindt, is er altijd een vergelijking te vinden. Mevrouw Ruisch maakt bij wijze van interruptie de kanttekening dat ze van niemand heeft gehoord dat het gewoon te duur is. Er wordt alleen gevraagd om uitleg, waarom die kosten zo hoog zijn. Wethouder Lagendijk antwoordt dat de vergelijking wel expliciet is gemaakt. Het gaat de heer Bruggeman vooral om die acceleratie. Als het een beetje goedkoper kan met hetzelfde resultaat, zou je daar dan niet naar moeten willen streven? Volgens hem is dat de idee. Volgens mevrouw van Benthem is het gewoon een gegeven dat, als je te maken hebt met schaarse middelen, je afwegingen maakt en daarin mag je ook vergelijkingen maken. Wethouder Lagendijk betwist niemand het recht om vergelijkingen te maken, maar dat je het met heel veel dingen kunt vergelijken, bijvoorbeeld met een nieuwe vergaderlocatie in het Stadskantoor, terwijl in deze zalen ook prettig vergaderd kan worden. Hij maakt die opmerking, omdat hij het wil relativeren, anders niet. In het verlengde van die vergelijking gaat het om incidenteel geld. Je wilt kijken of dit experiment potentie heeft om uit te groeien tot een serieus instituut, maar het geld dat je daar in stopt is incidenteel geld. In die zin kun je daar andere voorzieningen die structureel geld nodig hebben, niet mee redden, maar wel weer één of twee jaar; dat is waar. Op de vraag of het geld nodig is, is het antwoord: ja en nee. Het oorspronkelijke plan van een jaar geleden was om een instituut te worden dat straatcultuur verder ontwikkelt. Dat steunt op drie belangrijke pijlers: het organiseren van inloop en opvang; jongeren terugbrengen in de richting van educatie; talent opkweken, zodat er publieksproducties gemaakt worden die geld opleveren en een beroepsperspectief bieden. Met die derde pijler erbij loopt de begroting vrij snel op. Het zijn bijna allemaal standaard bedragen: € 125 voor een freelance docent is niet zo’n gek bedrag. Ook als je iemand van projectmanagement inhuurt, betaal je € 125 per uur. Maar als je de drieslag er in houdt, dan lopen de kosten heel sterk op. Daar is ook over gesproken. De initiatiefnemers kozen daar echter heel bewust voor en hebben daar een aantal fondsen enthousiast voor gekregen, met name VSB bank en Stichting Doen. Stichting Doen heeft inmiddels € 40.000 beschikbaar gesteld voor die periode. Dat wordt dus twee keer € 40.000. Met VSB volgen binnenkort gesprekken om te kijken of er een soortgelijke beschikking kan komen. Dat ziet er goed uit. Normaliter loopt de Stichting Doen voorop. Als die positief is, geeft dat goede hoop ten aanzien van andere fondsen. Het optimisme van de organisatie is in die zin niet helemaal misplaatst. In het dekkingsplan zit nog een keer € 80.000 aan fondsen. Zelf is hij daar niet meer zo optimistisch over, omdat hij niet weet welk fonds nu echt zwaar over de brug zou willen komen. Misschien de landelijke cultuurfondsen van de overheid, maar dat is best nog lastig. De ambitie is op zich mooi, maar het hangt sterk af van wat er van derden aan gelden binnenkomen of dat in de komende twee jaar vorm gegeven kan worden. De gemeente wil er dit jaar in ieder geval € 150.000 in steken, maar verlangt wel dat er minstens € 150.000 vreemd geld bij komt (multiplier effect). Na de zomer wordt de feitelijke financiële armslag van de organisatie bekeken en wordt besproken wat dat betekent voor de ambities. De financiering voor het tweede jaar zou via de Kadernota worden aangevraagd, maar in de voorbereiding voor de Kadernota is er een soort splitsing gemaakt tussen wat kleinere bedragen die eigenlijk binnen de begroting van de sectoren zouden moeten worden opgelost. Zodoende zijn die van de lijst verdwenen en wordt bij de Kadernota niet gevraagd om dat geld te voteren.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
37
In die zin is de vraag van de heer Bruggeman wel relevant: het is allemaal gemeenschapsgeld, dus hij wil heel graag die rapportage over waar het budgettair staat en wat daarvan de vertaling is in de ambities van deze organisatie vóór november leveren. Zodat de raad daarbij de a.s. begrotingsbehandeling een beschouwing over kan geven en desnoods kan zeggen dat het wat minder moet. Het gaat de heer Bruggeman er helemaal niet om op voorhand te zeggen dat het minder moet. Maar deze groep jongeren is niet gepokt en gemazeld in het omgaan met een dergelijke begroting. Het college en het ambtelijke apparaat moeten daar wel in meedenken. Je moet kritisch kijken of het ergens wat minder kan met hetzelfde resultaat, want het gaat om gemeenschapsgeld. Zijn teleurstelling richtte zich dan ook meer op de manier, waarop daar vanuit de ambtelijke organisatie mee is omgegaan. Er moest tien weken worden gewacht op een onderbouwing die was toegezegd na een week. Dat geeft voor hem aan dat er met een beetje grove pennenstreken wordt omgegaan met die budgettering. Hij wil dat er bij de begroting op basis van een goede rapportage op inhoud en op geld een goede discussie kan worden gevoerd over hoe het gaat en wat er nodig is om het een volgende impuls te geven. Wethouder Lagendijk antwoordt dat hij dat laatste al heeft toegezegd. De wethoudersbrief is van 18 maart. Het heeft inderdaad een aantal weken geduurd, maar de eerste (raadsinformatie)brief is ook twee maanden na dato besproken. Daar kwam heel veel praktische vragen op; die heeft hij in een nieuwe stand van zaken vervat en die dateert van 18 maart. Nu is het bijna juni en heb je eigenlijk weer hetzelfde probleem. De heer Bruggeman beklemtoont dat er was toegezegd dat er na een week een toelichting zou komen. Dat het niet zo makkelijk was, duidt er voor hem op dat de informatie toch niet zo vanzelfsprekend beschikbaar was als de wethouder destijds aannam. Wethouder Lagendijk erkent dat er inderdaad heen en weer is gediscussieerd over de begroting, maar het ging ook om andere informatie die hij heeft opgevraagd, ondermeer over hoe de fondsen er op dat moment in stonden en dergelijke. Stichting Doen vindt met name de drieslag leuk: dat er ook een theaterproducent is die probeert daar een gezelschap uit te halen. Los van de vraag hoe realistisch dat is, zijn dat elementen die het voor de fondsen extra interessant maken. Dat heeft meer tijd gekost dan voorzien en dat spijt hem, maar de brief nogmaals dateert wel al van maart. Het heeft de heer Schalken verbaasd dat de financiële stukken geaccepteerd worden door de fondsen, want die zien er in zijn ogen onprofessioneel uit. Wethouder Lagendijk licht toe dat een fonds kijkt naar de inhoud en naar de relatie met de theaterproducent. Tot slot wordt gekeken naar of de begroting klopt. Kennelijk is er volgens Stichting Doen aan die criteria voldaan. Omdat er aan de dekkingskant te weinig zekerheid is, heeft de organisatie er voor gekozen om enkele functies in te vullen om de organisatie verder te kunnen helpen en met jongeren het een en ander te kunnen ondernemen, maar zijn er verder PM-posten opgenomen ten aanzien van de formatie, om zich daar niet op vast te leggen. Op dit moment lopen er twee mensen met een jaarcontract die meehelpen om de organisatie verder op te bouwen. De organisatie is ook na de vorige bespreking wat voorzichtiger geworden. De vacatures duiden dus op voorzichtigheid. In de nadere onderbouwing zijn de 75 voorstellingen opgebouwd uit voorstellingen die op locaties gespeeld worden die geld opleveren en voorstellingen op locatie die geen geld opleveren. Daarom is slechts een deel van de voorstellingen in inkomsten omgezet. Als je naar de oorspronkelijke ambitie kijkt en je aanvaardt dat er wordt uitgegaan van standaard bedragen, dan sta je voor dit soort kosten. Of het niveau ook nodig is, is een van de discussiepunten die nu aan de orde zijn. Je moet mensen volgens een collectieve arbeidsovereenkomst betalen en daar moet je keuzes in maken: cao welzijn, cao theater, cao onderwijs? Daar is nu discussie over, maar het moge duidelijk dat die ook gevolgd moet worden. Of het te veel of te weinig is, zal in de komende periode blijken op het moment dat de detaillering wordt aangebracht in de bedrijfsvoering.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
38
Dat is ook onderwerp van gesprek tussen de organisatie en de gemeente. De bedragen zijn dus nog niet definitief. Wat de SMART formulering betreft: in de tweede brief staat dat dit een tweede fase is in een experiment om te kijken of dit levensvatbaar is. Je moet wel weten op welke indicatoren je informatie wilt hebben, maar het is moeilijk om daar op dit moment meteen streefcijfers aan te hangen. Er wordt bijgehouden hoeveel jongeren er in de eerste fase binnen komen via de opvang en inloop, onderverdeeld naar jongens en meisjes, hoeveel er daarvan doorstromen naar educatie en hoeveel er daarvan naar een professionaliseringstraject gaan. Pas later wordt bekeken of je daar normen aan kunt hangen. Hij zegt in oktober a.s. een tussenstand toe met informatie met betrekking tot de tot dan bekende indicatoren en een financiële stand van zaken. Het aspect hoe zij zich moeten organiseren, is op dit moment heel erg belangrijk, want een aantal activiteiten loopt toch naar achteren. Dat betekent dat je zult zien dat het geld nog niet is opgemaakt tegen het eind van het jaar. De heer Schalken vraagt of gemeld kan worden hoeveel jongeren er nu actief zijn, hoeveel voorstellingen er zijn geweest en wat die tot nu toe hebben opgebracht om een eerste indicatie te hebben? De voorstellingskosten waren in de eerste begroting ongeveer € 47.000 en nu zijn die op ongeveer € 77.000 begroot. Er zijn bovendien minder voorstellingen gepland. Hij vraagt om uitleg. Wethouder Lagendijk kan het antwoord niet meteen geven. De heer Bruggeman merkte vorige keer op dat hij op allerlei plaatsen in de begroting personele kosten zag en het gevoel had dat er dubbel gerekend werd. Daarom is daar nog eens naar gekeken en dat leidde tot een andere opstelling, maar met hetzelfde eindbedrag. Hij kan niet aangeven waar de € 30.000 nu zit, maar op het totaalbedrag heeft dat geen verschil gemaakt. Er is een evaluatie gemaakt van de eerste fase van het project; hij verzoekt om die vraag te mogen laten beantwoorden door Atta Bechara. Atta Bechara vertelt over de pilot. Er zijn 52 inschrijvingen binnengekomen, toen de opdracht kwam om 20-25 jongeren te enthousiasmeren. In totaal waren er 72 jongeren die interesse toonden, maar er is een aanmeldingsstop ingevoerd. Op dit moment zijn de activiteiten in uitvoering. De inloop logt nu stil; er wordt nu gewerkt aan de organisatieopbouw en er komt een renovatie. Er komt een MSN-tour met hulp van stagiairs van het sociaal cultureel werk van Da Vinci College. Zij hebben allerlei projecten uitgezet die jongeren moeten aantrekkend op het gebied van sport, muziek, dans, internet en video. Dat loopt volgens plan. Het is van belang dat de organisatie er staat; vandaar dat Elise Koene is aangetrokken als zakelijk leidster. Nu is het tijd om alles weer op creativiteit in te zetten om jongeren aan te trekken. De MSN-tour houdt in dat alle plekken waar jongeren zich verzamelen, zoals de scholen, worden bezocht. Er worden optredens verzorgd met als doel 5.000 MSN-e-mailadressen te verzamelen. Daarmee ontstaat een jongerennetwerk en het doel daarvan is naamsbekendheid te genereren met zo min mogelijk kosten. Bij alles wat er wordt gedaan, wordt gekeken of het zonder kosten kan en dat blijkt ook uit de pilot. In plaats van het inhuren van een regisseur is er voor gekozen om jongeren zelf teksten te laten schrijven, zelf het script te laten schrijven en zelf de muziek te laten opnemen. Hij wil dat graag zo voortzetten in de toekomst. Wethouder Lagendijk vult aan dat als je de zware ambitie probeert te volgen, je op een ander concept uitkomt dan dat je jezelf beperkt tot inloop en educatie. Het kan dan een stuk goedkoper; daar is hij van overtuigd. Als je het op die manier aanpakt, kun je misschien in een latere fase alsnog professionaliseren. De vraag of het goedkoper kan, kan dus beantwoord worden met: ja. Afhankelijk van wat er aan externe gelden binnenkomt, wordt dat ook bekeken, maar op een bepaald moment heeft dat consequenties voor de ambitie voor stap 3, de publieksproducties die een beroepsperspectief inhouden.
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
39
De heer Bruggeman vertolkt het CDA-standpunt dat dit perspectief er absoluut in mag zitten. Als er geld moet komen, telkens als er een stap is gerealiseerd en het wordt op die manier opgebouwd, dan vindt hij dat prima. Dan nog hoopt hij dat er op de centen mag worden gepast, maar het perspectief mag er absoluut in zitten, als het maar stap voor stap gaat. Hij krijgt de indruk dat dat besef ook leeft bij de mensen die er elke dag mee bezig zijn en ziet dat graag terug bij de raadsinformatiebrief in oktober a.s. De voorzitter concludeert dat de wethouder een rapportage heeft toegezegd per oktober (vóór de behandeling van de begroting) inzake de financiën en de SMART-doelstellingen. Hij vraagt of de raadsinformatiebrief van 6 januari 2009 kan worden doorgeleid naar de raad ter kennisname. Dat is het geval. De brief van de wethouder van 18 maart 2009 wordt met behandeling in de commissie als afgewikkeld beschouwd. Hij sluit de vergadering. ----------------
Notulen Adviescommissie d.d. 26 mei 2009
40