ProvincialeCommissieFysiekeLeefomgeving PROVINCIALESTATEN VAN OVERUSSEL Reg.nr. VS/$U> \o/3Z Dat. ontv.:
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GBZwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax038 425 4888 provincle.overijssel.nl
[email protected]
1 2 JAN 2010
Routing RABOZwolle 39 73 41 121
Inlichtingen bij dhr. J.van Lottum telefoon 038 499 8073
[email protected]
LedenvandeProvincialeCommissievoordeFysieke Leefomgeving.
Onderwerp: Uitnodiging en agenda voor de vergadering van de Provinciale Commissie voor Div. deFysieke Leefomgeving op 20januari 2010.
Datum
Namensdevoorzitter mevrouw M.A.J. (Marja) van derTas nodig ik uuitvoor het programma PCFLvoor de45e vergadering van de Provinciale Commissie Fysieke Leefomgeving Overijssel (PCFL),opwoensdag 20januari 2010 in het Provinciehuis te Zwolle.Afhankelijk van het aantal deelnemersindeStatenzaal ofanders in K0.4 van het Bestuurscentrum.
07.01.2010
Kenmerk
2010/0003877
Aanvang vergadering 0 9 . 0 0 uur Pagina
Agenda. 1. Opening. Opening, berichtenvanverhindering envaststellen agenda. 2. Mededelingen en ingekomenstukken. • Eventuele mededelingen van devoorzitter enleden; • Mededelingen en ingekomen stukken secretariaat {ziebljlageagendapunt2). 3. Verslagvan de 44 e vergadering van de PCFLop 2 december 2009. Hetconcept verslagvandevergadering met bijlagetreft ubijgevoegdaan. 4. Decentralisatie van luchtvaartbevoegdheden/wijziging (20 min.) Omgevingsverordening. DeheerH.(Harrie) Hamstra zaleenkortepresentatie verzorgen overdit onderwerp.Erzijn in ditstadiumnoggeenstukkenbeschikbaar. In dienspresentatiezaldeheerHamstra ook ingaanopde wenselijkheid vanhet opnemen vandevoorgestelde luchtvaartverordeningin deOmgevingsverordening. Bijgaandzendik uachtergrondinformatie - wijziging vande Wet luchtvaart krachtensdewetRBMLper 01-11-2009. Behandelinasvoorstel: 5. Crisis-en herstelwet. (60 min) DeCrisis- enherstelwet (Chw)is vastgesteld doordeTweedeKamerenisnu in behandeling bij deEerste KamerderStaten-GeneraalZieook: http://www.eerstekamer.nl/nieuws/20091223/eerste kamer sceptisch over DeheerA. (Arjan) Nijenhuis enmevrouwG.L .(Louise)VeerbeekzullennamensVROMen LNVeenpresentatie verzorgen,waarbijookzal worden ingegaan opde Overijsselse situatie. GedeputeerdeJ.W. (Job)Klaasen isvoordit agendapuntuitgenodigd.Voordit agendapuntzijn ookeen aantalStatenleden, alsookdeledenvandePCLG uitgenodigd (zie demededelingen bij agendapunt2 vandesecretaris).Een aantalmedewerkers, betrokken bij devoorbereidingvandeimplementatie vandezewet, worden eveneens uitgenodigd. Behandelinasvoorstel: Informerend-enorienterendoverleg.
1 Uw brief
Uw kenmerk
provinoe
Bijlagen
EN
ffiB?P
Datum verzerRnhg |
1 1 JAN. 2«B
verijssel
6.
7.
Datum 07.01.2010
Kenmer 2010/0003877
Pagina
2 Uw brief
Uw kenmerk
8. 9.
Marsroute N35. (40 min.) WanneerhlervoorgelegenheidiszaldeheerJ.W. (Job)Klaasen, gedeputeerde Mobiliteit, Financier! enBestuurdecommissie kunneninformerenoverdeMarsroutevandeN35ende stand vanzakenvoordeprojecten Wierden/Nijverdal, Raalte,Combiplan Nijverdalen Zwolle/Wijthmen. In hetandere gevalschuift dit agendapuntdoornaarde volgende vergaderingop10maart wanneerdeheerE. (Enis)Odacialsproject/eiderN35weer beschikbaaris. Behandelinasvoorstel: Informerend- enorienterendoverlegen meedenken. Rol,taken enwerkwijze envaststellenjaarprogramma PCFL. (40 min.) Devoorzitterzalingaanophetgevoerdegesprekmet gedeputeerde G.(Gert) Ranterover denadere regelstaak enwerkwijzePCFL, zoalsvermeldin deOmgevingsverordening. In dit gesprekzalookhet nogoptestellenjaarprogramma vanGSendeeersteproeve vanhet jaarprogramma PCFL 2010tersprake komen.Debetreffendestukken(internememo Nadere regelsPCFL endeEersteproevevoorhetJaarprogramma PCFL 2010) zijn alinuw bezit. Behandelinasvoorstel: Terugkoppeling, discussie envaststellenvanuitgangspuntenvoorverdere acties, tevens Undikken'envaststellenjaarprogramma PCFL 2010. Rondvraag/lijst met mogelijke agendapunten. Sluiting.
Vergaderschema: 0 9 . 0 0 - 0 9 . 1 5 : Opening, mededelingen, ingekomen stukken enverslag 09.15 - 09.40: Decentralisatie luchtvaartbevoegdheden/wijzlging Omgevingsverordening. Crisis- enherstelwet. 09.40 - 10.40 Marsroute N 35. 10.40 - 11.20 1 1 . 2 0 - 12.00 Rol,taken enwerkwijze en vaststellenjaarprogramma PCFL 2010. Rondvraag ensluiting. 12.00 - 12.05 Bijgevoegd is: 1. PCFLnotitle bij agendapunt 2, met bijlage: a. HetStatenvoorstel nr. PS/2009/1135 Ontwikkelingaardwarmte Koekoekspolder; 2. Verslagvan de PCFL-vergadering op02-12-2009 met bijlagen (agendapunt 3); 3. Achtergrondinformatie - wijziging van deWet luchtvaart. Nog na te zenden (per postof email): 1. Delijst met mogelijke agendapunten PCFL(agendapunt 8).
Jaapvan Lottum,
Secretaris Provinciale Commissie Fysieke Leefomgeving.
provsncae
verijssel
PROVINCIALE COMMISSIE voor de FYSIEKE LEEFOMGEVING VERSLAG VAN DE 44E DE VERGADERING VAN DE PROVINCIALE COMMISSEI VOOR DE FYSIEKE LEEFOMGEVING OP 2 DECEMBER 2009 IN HET PROVINCIEHUIS, BESTUURSCENTRUM, KAMER 0.4 TE ZWOLLE (registratienummer 2010/0003908)
Aanwezig bij vergadering: E. Rebel (V&W/RWS, directie Oost Ned.); P.A. Schaap (RCE); E. van Hoogstraten (VROM-DGR); H. Hengeveld (PTNO); mw. E. Lugtenberg.(LTO Noord); mw. E. Dirkzwager en C.E. van Limburg Stirum (OPG); R.G. Welten en J. van der Zee (VNG Ov.); R. Gremmen (ANWB); E.G.W. Mensink (NMO); F.W. Smit (KvK Oost Ned.); D. Melenhorst (Soc. Partners); mw. G.L. Veerbeek (LNV, vestiging Oost ); R. Herngreen (Het Oversticht); mw. G.L. Veerbeek (LNV, vestiging Oost); mw. M.A.J van der Tas (voorzitter) en J. van Lottum (secretaris). Afwezig met kennisgeving: M.H. Mudde (Defensie) en A.P. Salverda (Vitens). Wisselend bij de behandeling: Provincie Overijssel: H. Schuman, team CSPP en H.J. Stoffer, team RWBRE (agendapunt 5); Q.A.J.M. van Hal, team RWBMP en J.R. van der Werf, adjuncthoofd RWB (agendapunt 4) en laatstgenoemde ook bij de agendapunten 6 en 7. Gast bij agendapunt 6: J. van Nieuwenkerken (voorzitter AFLO). 1. T/m 3. Opening, mededelingen, ingekomen stukken en verslagen. De voorzitter opent de vergadering om 09.00 uur en heet leden van harte welkom. Zij laat een kaart rondgaan voor de heer T.W. Rietkerk. Vervolgens heet zij ook de heer C.E. van Limburg-Stirum als vaste plaatsvervanger voor mw. E. Dirkzwager van het OPG welkom. Berichten van verhindering: Zie de lijst met aan- en afwezigen hierboven. Agenda: Akkoord, met dien verstande dat de agendapunten 4 en 5 zijn omgewisseld. Mededelingen en ingekomen stukken: De secretaris heeft nog 3 nagekomen mededelingen, voor het overige verwijst hij naar zijn mededelingen per post en per e-mail. o Overleg met de omgevingscommissies van de buurprovincies van Gelderland op 01-12-2009: Het aantal deelnemende provincies breidt zich uit met nu Drenthe en naar verwachting de volgende keer ook met Friesland en Limburg. We zijn het eens over een aantal centrale uitgangspunten: Referentiekader (specifieke punten voor de eigen provincie, energie en duurzaamheid, nabije toekomst gericht), deskundigheid, inschakeling bij voorkeur aan de voorkant, ruimte voor gevraagde en ongevraagde adviezen, cultuuromslag (openheid/ontspannen/ruimte om de inbreng te leveren). Het overkoepelende kader bestaande uit de voorzitters en de secretarissen kan ook agendavoorbereidend werkzaam zijn. Voorlopige agenda hiervoor: Monitor Duurzaam Nederland 2009 en de Foodvalley. o Verzoek van de heer Nol Graas als voorzitter van de Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (VOLT) Op diens verzoek leg ik u de vraag voor, of gelet op de vele rapporten die aanvullend na september zijn verschenen de commissie aanleiding geven om een aanvullend advies uit te brengen. Verder de vraag of het correct is te concluderen dat de PCFL op basis van onvoldoende informatie haar advies gegeven heeft en dat er met betrekking tot de business cases sprake kan zijn van misleiding?. Discussie: Jelmer ter Zee (VNG Ov.) merkt op dat de structuurvisie LH Twente is besproken in de raadscommissie van Enschede en hij doet daar mededeling over. De behandeling in de statencommissie RWD vindt vandaag in de namiddag plaats. Henk Hengeveld (PTNO) vult aan en merkt hierbij op dat uit de uitspraak van de Voorzieningenrechter zonneklaar blijkt dat er geen businesscases zijn. Ook uit de ingediende zienswijzen en reactienota van VTM blijkt dat er opvallend grote verschillen in de gedetailleerdheid van de informatie zit wat beide alternatieven betreft. Hij wijst op de motie Welten uit de staten dat er geen overheidssteun mag worden gegeven, maar de grond wordt om niet overgedragen en dat is dus overheidssteun. Verder wordt er in de ene grondexploitatie veel risico’s gehangen aan het woningbouwprogramma terwijl in de andere 3 grote evenementenactiviteiten als financiële drager voor de exploitatie van het luchthavenalternatief wordt opgevoerd zonder dat ingegaan wordt op de risico’s. Dit, terwijl deze 3 evenementen in totaal beogen 1,5 miljoen bezoekers te gaan trekken en van grote betekenis zijn voor de exploitatie van het geheel. Er zijn in de afgelopen periode ook nog andere onderwerpen naar voren gekomen waaruit blijkt dat het allemaal een erg onvoorbereide zaak is. Ook is hij teleurgesteld over de wijze waarop op de zienswijzen is gereageerd, niet echt inhoudelijk maar meer in de
1
PROVINCIALE COMMISSIE voor de FYSIEKE LEEFOMGEVING sfeer van ‘wij hebben gelijk’. Dit wordt een erg vervelende zaak. Elsberth Dirkzwager (OPG): al eerder opgemerkt dat het VTM de cijfers beter moet onderbouwen en dat het verstandig is om een ‘tussenstop’ na ca. 5 jaar te maken. Uit de uitspraak blijkt dat de luchthaven de eerste 10 jaar verliesgevend zal zijn en vindt dan maar eens een exploitant. Zij vindt het stom dat de Raad van Enschede en Provinciale Statenzo dadelijk een besluit gaan nemen voor een vliegveld dat er waarschijnlijk nooit zal komen. Verstandig is om te gaan heroverwegen of de samenwerking met FMO niet tot betere resultaten wat betreft werkgelegenheid zal kunnen leiden. Jelmer ter Zee de structuurvisie gaat primair over de herontwikkeling van dit gebied, in dat opzicht is het de gekozen aanpak eigenlijk wel logisch, maar dit staat los van de vraag of de ontwikkeling van een luchthaven op deze plek wel verstandig is. Rob Welten (VNG Ov.) vindt dat we ons niet moeten laten verleiden tot het uitspreken van onze voorkeuren. Onze rol om kritisch te kijken naar de stukken die GS aan ons hebben voorgelegd hebben we goed vervuld. Hij ziet geen aanleiding voor een aanvullend advies. Paul Schaap (RCE) stelt voor om eenvoudig aan GS onze zorg over te brengen en om een reactie van GS te verzoeken. De voorzitter rond af en stelt voor om niet inhoudelijk te gaan reageren. Het gevoel dat er sprake is van misleiding wordt niet gedeeld. Zij stelt voor een kort briefje aan GS te zenden met als strekking dat er klaarblijkelijk een uitspraak van de Voorzieningenrechter ligt die ons zorgen baart en dat we hebben geconstateerd dat er ook aanvullende rapporten zijn uitgebracht. Verder dat wij graag door GS worden geïnformeerd over de nieuwe ontwikkelingen met het verzoek om ons als commissie hierbij te betrekken. Het uitbrengen van een aanvullend advies wordt gelet op aanstaande besluitvorming niet meer als haalbaar gezien. o Laatste mededeling van de secretaris: het agendapunt 6 wordt op diens verzoek bijgewoond door de onlangs benoemde voorzitter van de Adviescommissie Fysieke Leefomgeving van de provincie Drenthe de heer J. van Nieuwenkerken. Mededelingen van de leden: Louise Veerbeek (LNV, vestiging Oost Ned.): de Crisis- en herstelwet (Chw) is door de Tweede Kamer aangenomen. Één van de onderwerpen daarin heeft betrekking op de Nb-wet, er zijn veel wijzigingen in deze wet doorgevoerd die beogen in de praktijk het werken hiermee te vergemakkelijken. Ook is in de Chw de nieuwe programmatische aanpak van de stikstofproblematiek verankerd. Zij stelt voor om voor de volgende PCFLvergadering in navolging van de gehouden presentatie in Gelderland, samen met VROM een presentatie te verzorgen over de meest belangrijke wijzigingen daarbij inspelend op de situatie van Overijssel. Hierover wordt gediscussieerd: verzoek om de hand-out op korte termijn al toe te zenden, gelet op de overlap met de PCLG deze commissie voor dit agendapunt ook uit te nodigen, zo mogelijk ook kennis te nemen van het lopende LEIonderzoek naar deze materie. Afgesproken wordt om de presentatie gezamenlijk door LNV en VROM voor te bereiden en toe te spitsen op de voor Overijssel belangrijke wijzigingen en naast de leden van de PCLG ook Statenleden die hiervoor belangstelling hebben uit te nodigen. Paul Schaap (RCE) merkt op dat het nieuwe beleid voor de monumentenzorg is vastgesteld met behoorlijk wat consequenties voor de ruimtelijke ordening. Een AMvB is hiervoor in voorbereiding. Hij biedt aan om in een volgende vergadering hierover een presentatie te verzorgen. De beleidsmatige kant gaat heel snel lopen, de weten regelgeving zal meer tijd gaan kosten. Naar aanleiding van: Gerben Mensink heeft een vraag over het ingekomen stuk de ‘Wijziging van de Omgevingsverordening wat betreft de implementatie van de nieuwe Waterwet’. Het heeft betrekking op de vergunningverlening en vrijstellingen voor grondwateronttrekkingen. Verder staat er nog dat de vergunningverlening door de waterschappen gaat gebeuren. NMO heeft daar een paar vragen bij: niet duidelijk is wanneer GS nu het bevoegde gezag is en wanneer het waterschap en hoe de onderlinge afstemming zal plaatsvinden. Grondwateronttrekkingen kleiner dan 10 m3 zijn niet langer vergunningplichtig. Op zich zelf is dit prima, maar wat hij mist is hoe de effecten van deze onttrekkingen worden gemonitord. In het bijzonder gaat het om de gevolgen bij cumulatie van dit soort onttrekkingen in of nabij gebieden van de EHS en voor droogtegevoelige gebieden. De secretaris meldt dat hij heeft voorgesteld om deze wijziging voor advies naar de commissie te zenden, maar dit voorstel is niet overgenomen. De voorzitter stelt voor om deze vragen in de vorm van een kleine notitie nog ambtelijk terug te leggen en de resultaten mee te nemen naar de volgende vergadering. Dan kunnen we nog zien of een verdere actiegewenst is. Verslag van de 43e vergadering van de PCFL op 14 oktober 2009: Geen opmerkingen, het verslag is bij dezen vastgesteld. 4.. Uitwerking Kwaliteitsimpuls Groene omgeving. De voorzitter geeft de heren H.(Hennie) Schuman en H.J. (Harry) Stoffer het woord. Hennie Schuman (team CSPP) introduceert het onderwerp. In de Omgevingsvisie is de kwaliteitsimpuls al
2
PROVINCIALE COMMISSIE voor de FYSIEKE LEEFOMGEVING aangekondigd, het is bedoeld als een soort van paraplu voor ‘Rood voor Rood’, ‘Rood voor Groen’, Rood voor Blauw’ etc. De provincie heeft dit vanuit het provinciaal belang in samenwerking met de gemeenten opgepakt. We zijn hiermee nu een aantal stappen verder en hebben 2 weken eerder dit al gedeeld met de wethouders uit het ruimtelijk domein. De zelfde presentatie zal Harry Stoffer voor u ook houden. De hand-out is aan het begin van de vergadering al aan u uitgedeeld. De presentatie van Harry Stoffer van het team RWM waarvan u de hand-out al hebt ontvangen realisatie maakt deel uit van het verslag. De voorzitter wil voor de vragen en opmerkingen wat minder tijd geven dan aanvankelijk ingepland, om weer wat in te lopen op onze agenda. Zij bedankt Harry Stoffer voor deze presentatie en verbindt hieraan de vraag of betrokkenen het leuk vinden om hiermee bezig te zijn, omdat zij bij de presentatie de ‘sprankeling’ wat mist. Harry Stoffer antwoordt bevestigend, dat gemeenten dit met enthousiasme samen met de provincie willen oppakken. Dit blijkt ook uit het feit dat zich hiervoor nog nieuwe gemeenten aanmelden. Henk Hengeveld (PTNO) begrijpt de sheets betreffende het staafdiagram niet goed. Er zijn klaarblijkelijk 3 situaties geschetst, wat behelzen deze feitelijk. Harry Stoffer legt uit dat 3 situaties boven de streep zijn onderkent. Middelste kolom: je kunt een referentie afspreken over wat je aanmerkt als een basisinvestering in ruimtelijke kwaliteit (RQ). Linkse kolom: op deze basis zou je een reductie kunnen toepassen bijvoorbeeld voor een agrarisch bedrijf dat gesitueerd is in een gebied waarbij het ontwikkelingsperspectief gericht is op schaalvergroting. Denk hierbij aan een akkerbouwbedrijf in een grootschalig open landschap, het bedrijf levert hierbij door het openhouden een positieve bijdrage aan het instandhoudingsdoel. Rechtse kolom: bij een nietagrarisch bedrijf dat alleen maar gebruik maakt van de aanwezige ruimte denk je bij een verdere ontwikkeling allereerst aan zuinig ruimtegebruik en aan een verdere ontwikkeling op een bedrijventerrein. Wil je terplekke toch ontwikkelingsruimte beschikbaar stellen dan zou je hiervoor op de basisinvestering voor RQ juist een plus kunnen zetten. Rik Herngreen (Het Oversticht) vraagt waarop de provincie dan regisseert bij de linkse kolom. Hoe ga je dan met de reductie om, wordt in het gegeven voorbeeld in het grootschalige landschap dan geen voorwaarden gesteld aan de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwen gelet op de grote uitstraling?. Hennie Schuman merkt op dat het niet alleen om de uitstraling van de gebouwen gaar maar ook om de situering. Het uitgangspunt blijft dat een nieuwe ontwikkeling geen afbreuk mag doen aan de RQ van de omgeving. In bepaalde situaties hoeft er wat dit betreft minder gevraagd te worden en in situaties volgens de rechterkolom moet je juist meer vragen. Andere voorbeelden in de Mastenbroekerpolder en in de gemeente Tubbergen worden door hem aangehaald. Rik Herngreen merkt op dat Het Oversticht heeft meegewerkt aan het voorbeeld in Tubbergen en dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling was om dit te laten leiden tot een vorm van reductie. Hij waarschuwt voor het tegen elkaar uitruilen van verschillende ruimtelijke kwaliteiten en vindt dit een gevaarlijke ontwikkeling. Jelmer ter Zee (VNG Ov.) constateert dat met reductie bedoeld wordt dat er geen plus nodig is. Hennie Schuman zegt dat je dit zo zou kunnen samenvatten. De voorzitter constateert dat de commissie dit toch een lastig punt vindt. Zij vraagt hoe dit dan zijn doorwerking moet krijgen in de bestemmingsplannen. Paul Schaap (RCE) het gaat hem om de balans. We gaan hiermee een aantal bestaande regelingen bundelen (onder één paraplu brengen) waarbij o.a. maatgevende normering wordt vervangen door maatwerk. Geeft de Omgevingsverordening de provincie een positie om hierover oordelend een rol te kunnen vervullen. Kan de provincie de resultaten van het maatwerk op lokaal niveau toetsen of wie heeft welke rol in het ruimtelijke domein? Hennie Schuman: de verordening biedt voldoende basis voor de provinciale rol. We hebben er voor gekozen is om een duidelijk verschil te maken tussen de provinciale rol gekoppeld aan het provinciaal belang en datgene wat van lokale betekenis is. Ook hebben wij niet alles in maat en getal willen vastleggen. Het uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de RQ. We gaan dit proces aanvliegen in nauwe samenwerking met de gemeenten. We gaan niet toetsen op het detailniveau of per concreet geval. De catalogus gebiedskenmerken is bepalend voor de uitgangssituatie. Hoe dit zijn uitwerking vindt in bestemmingsplannen is een gezamenlijke zoektocht. Erik van Hoogstraten (VROM DGR) het kunnen uitruilen van plussen en minnen doet hem denken aan de saldobenadering. Hennie Schuman merkt op dat hoe dit uitpakt ook in hoge mate afhankelijk is van welke vorm de gemeenten hieraan willen geven. Het kan bijvoorbeeld individueel, maar ook op basis van een soort saldobenadering. Ellis Lugtenberg (LTO Noord)vindt het jammer dat zij bijvoorbeeld van het gezamenlijke project provincie-LTO voor de landschappelijke inpassing van de stallen hier niets in de kwaliteitsimpuls terugziet. Zij vraagt wanneer de maatschappelijke organisaties hierbij worden betrokken en of de hand-out vooruitlopend al per e-mail kan worden verzonden. Hennie Schuman vindt dit een goed punt, begin 2010 zal het overleg met de maatschappelijke partners worden opgepakt.
3
PROVINCIALE COMMISSIE voor de FYSIEKE LEEFOMGEVING Louise Veerbeek (LNV, vestiging Oost Ned.) heeft een aandachtspunt. Onlangs is door het ministerie een brief naar de Tweede Kamer gezonden over middelen die behoren bij de Agenda Landschap, onder meer wat betreft de landschaps ontwikkelingsplannen (LOP’s). Dit is van belang voor de verdere uitwerking van dit traject. Zie Min LNV, onder financiering van het landschap. Rob Welten (VNG Ov.) een positieve benadering is hier op zijn plaats. Een aandachtspunt is voor hem het uitgangspunt van deregulering en vermindering van de administratieve lastendruk. De eerste indruk is dat het eerder tot verdichting en verzwaringkan leiden en dat is iets wat we niet zouden moeten willen. Wat wij eerder hebben gezien (het voorbeeld Tubbergen) heeft hij als hoopgevend en vertrouwenwekkend ervaren. Afstemming moet in het voortraject plaatsvinden. Jelmer ter Zee (VNG Ov.) de rol van de provincie hierbij moet duidelijk zijn. Naar de inhoud: wat is nu de impuls want we geven meer ruimte aan ontwikkelingen en vragen ter compensatie hiervoor investeringen ter versterking van het landschap. Hij is het met deze aanpak eens, die ook aansluit bij waarmee Enschede nu al bezig is. Moeilijk daar bij is wat nu precies genoeg is voor de RQ. Hoe vindt je de balans tussen schadeberokkening als gevolg van een nieuwe ontwikkeling ten opzichte van het versterken van de RQ. Op basis van deze presentatie blijft hij zitten met een aantal vragen. Hij heeft geen behoefte aan geschuif binnen staafdiagrammen maar aan concrete voorbeelden. Het zit ‘em niet in het uitschrijven van regeltjes maar in het gesprek. Hoe je dit gaat oppakken ziet hij als een knelpunt. Gerben Mensink (NMO) merkt op dat ook het toepassingsbereik onderwerp is in één van de werkgroepen. Invalshoek is nu vooral versterking van de groene kwaliteit. Het uitgangspunt van duurzaamheid zou naar zijn mening hierbij veel pregnanter naar voren moeten komen. De voorzitter sluit af. Het is goed dat we deelgenoot zijn gemaakt van deze zoektocht. Salderen van kwaliteiten met kwantiteiten blijkt een heel lastige klus te zijn, hoe weeg je dat en hoe geef je daar gevolg aan in bestemmingsplannen. De inzet is maatwerk en dat klinkt altijd heel aantrekkelijk, maar in bestemmingsplannen beoog je ook om rechtsgelijkheid te organiseren. Zij wenst de provincie samen met de gemeenten veel succes bij deze zoektocht en hoopt dat wij als commissie met de gemaakte opmerkingen hieraan kunnen bijdragen. 5. Programma Stationsomgevingen Overijssel. Frits Smit (KvK Oost Ned.) vraagt of de bijlagen bij de aanbiedingsbrief aan PS over dit onderwerp nog rond gezonden kan worden. De voorzitter heet de heren J.R. (Hans) van der Werf, adjuncthoofd van RWB en de heer Q.A.J.M. (Quintus) van Hal van RWBMP welkom. Hans van der Werf introduceert het onderwerp ‘stationsomgevingen’. Overijssel loopt hiermee landelijk als provincie voorop, mogelijk wordt het programma nog uitgebreid. In de presentatie over dit onderwerp gaat Quintus van Hal in op het provinciaal belang, wat zijn hierbij de provinciale doelen en waar staan we nu. De presentatie is ook gehouden voor de statencommissie, die daar goed is ontvangen. Vragen en opmerkingen: Gerben Mensink (NMO): bij het afwegingskader mist hij het begrip duurzaamheid. N.a.v. de getoonde verbeeldingen van de stationsomgevingen ziet hij binnen deze grote oppervlakten ook mogelijkheden voor duurzame energieopwekking. Hij vraagt aandacht bij de inrichting van deze gebieden voor het voorkomen van hitte stress door ook groen in die gebieden te integreren. Gelet op de multimodaliteit is het raadzaam om wat betreft de parkeervoorzieningen te anticiperen op elektrische auto’s en hij vraagt ook aandacht voor duurzame verlichting. Frits Smit (KvK Oost Ned.) een heel interessant onderwerp, de aandacht van de provincie voor dit onderwerp vindt hij gewenst en noodzakelijk. Het is een heel complex onderwerp en zorg er voor dat je er als provincie niet in verstrikt raakt zodat het tot vertraging leidt. Hij vraagt aandacht voor de relatie met bedrijfsterreinen, revitalisering, herstructurering. Het gaat alles bij elkaar toch om een aanzienlijke oppervlakte. Van belang is om integraal te kijken wat je doe je waar en hoe kun je een aantal zaken op een duurzame manier tot stand brengen. Meervoudig grondgebuik is hier aan de orde en hij roept op om hiervoor ook de nodige originaliteit in te brengen. Het zijn voor de steden in het oog springende gebieden waar uitdagende ontwikkelingen thuishoren. De voorzitter constateert dat met deze ontwikkeling ook de economische ontwikkeling van de steden en de regio’s beoogd wordt en doelt hierbij op het multipliereffect. Frits Smit (KvK Oost Ned.) onderschrijft dit en ziet voor deze stationsgebieden in samenhang met het programma voor de A1-zone mooie kansen liggen. Hij heeft nog een aanvullende opmerking. Hij vraagt in dit verband naast de Innovatiedriehoek Twente ook aandacht voor de stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen. Dennis Melenhorst (Soc. Partners) het is een positief verhaal dat ook enthousiast wordt gebracht. Hij vraagt hoe
4
PROVINCIALE COMMISSIE voor de FYSIEKE LEEFOMGEVING het beschikbare budget van 25 miljoen over de stationsgebieden worden verdeeld. Er is gesproken over de provinciale rol (versnellen, verbinden en versterken), dit is prima als het maar niet leidt tot verzwaring van de administratieve last voor de betreffende gemeenten. Er zijn wat zorgen over de positie van de grondeigenaren, maar ook die van ontwikkelaars en beleggers in de sfeer van moeilijke voorfinanciering en bedenkelijke rendementsniveaus. In hoeverre zijn marktpartijen al in de voorfase betrokken bij deze projecten. Hij geeft mee om niet te veel van boven af te willen opleggen. Rik Herngreen (Het Oversticht) ook hij heeft veel waardering voor dit initiatief. Hij vraag om voor de stedelijke ontwerpopgave ruim aandacht te besteden aan de ruimtelijke/economische dynamiek. Voor Kampen is dit illustratief, omdat Kampen met de Hanzelijn de westelijke voorpost van Overijssel wordt. Het vraagstuk van de dynamiek speelt hier in het bijzonder omdat met de komst van de Hanzelijn en station het front van Kampen wordt omgezet. Rob Welten (VNG Ov.) een compliment voor de provincie die al vroegtijdig het belang van de stationgebieden voor de economische ontwikkeling hebben onderkend. Naar zijn mening kan de provincie op het punt van coördinatie en het boeken van voortgang een goede rol vervullen. De provincie kan ook bijdragen door belangen aan elkaar te verbinden. In Twente worden ter ondersteuning van de A1 initiatieven ontwikkeld voor verbeteren van het openbaar vervoer. De ontwikkeling is dat meer vracht via het goederenvervoer per spoor zal worden afgewikkeld. Ook hierbij heeft de provincie een belangrijke initiërende en coördinerende rol. Edwin Rebel (RWS directie Oost Ned.) roept op de inrichting van de stationsomgevingen niet afzonderlijk te bezien, maar juist in samenhang met elkaar te ontwikkelen. Voorkomen van overkill/desinvesteringen. Paul Schaap (RCE) vindt het een inspirerend verhaal. Hij waarschuwt er voor om ruimtelijke kwaliteit niet te vertalen naar een vraagstuk van alleen ontwerpkwaliteit, er zit namelijk ook een sociale- en een historische component aan. Spannende en uitdagende ontwikkelingen mogen ook, mits een goed evenwicht in acht wordt genomen. Jelmer ter Zee (VNG Ov.): voor de betreffende gemeenten kan dit programma een waardevolle aanvulling zijn om daadwerkelijk hieraan iets te gaan doen. Ruimtelijke kwaliteit en het versterken van de attractieve kwaliteiten is voor deze vaak tegen het centrum aangelegen gebieden heel belangrijk. Ook heel belangrijk is hoe we het spoor zo goed mogelijk kunnen gebruiken en er voor zorgen dat de functies die daar landen ook een impuls kunnen geven aan het openbaar vervoer. Voor hem is niet helemaal duidelijk welke rol de provincie hier wil spelen. Die rollen kunnen zoals is gezegd ook heel verschillend zijn. Waneer speelt de provincie welke rol?. Tenslotte vraagt hij of de provincie in het kader van het programma Investeren in Overijssel op een zelfde wijze de gemeenten benaderd. Reactie: Quintus van Hal geeft de verdeling van het beschikbare budget over de 8 locaties weer. (Zie het afwegingskader aan het einde van de presentatie die als zodanig deel uit maakt van het verslag). Wat betreft het vroegtijdig betrekken van marktpartijen put hij uit zijn eerdere ervaringen bij de spoorzone Zwolle. Bij de planvorming zijn hierbij vanaf het begin de van belangzijde actoren, zoals vertegenwoordigers van het winkelgebied, Hanzeland en ook de partijen die een gondpositie hebben betrokken. Hij gaat er van uit dat dit ook voor de andere spoorzones geldt. Hans van der Werf geeft aan dat de provincie allereerst een ‘lobbyrol’ heeft. Bij de start van dit programma zijn we vooral ‘aanjager’. Daarnaast ziet de provincie voor zich een rol als stimulator en in een aantal stationsgebieden, zoals bij Hengelo/Hart voor Zuid als ook spoorzone Zwolle gaan we participeren. Jelmer ter Zee wil graag weten wanneer wel geparticipeerd wordt en wanner niet. Hans van der Werf: we kijken hierbij of er een aantoonbare meerwaarde kan worden bereikt gerelateerd aan het provinciaal belang. Verder wil de provincie vooral daar waar het goed loopt de gemeenten niet onnodig ‘voor de voeten lopen’.Hij maakt van deze gelegenheid gebruik om het Rijk te verzoeken om het programma Hoogfrequent spoor af te stemmen op het programma voor de Stationsomgevingen en de provincie Overijssel hierbij te betrekken. De voorzitter sluit af dit agendapunt af en constateert dat de commissie veel waardering heeft voor dit initiatief en graag een volgende keer, wanneer de provincie weer een paar stappen verder is, in de gelegenheid is om mee te denken.
6. Voorstel nadere regels taak en werkwijze PCFL. De voorzitter introduceert het onderwerp, de nieuwe Wro, de vaststelling van de Omgevingsvisie en Verordening nopen tot een heroriëntatie op onze rol als commissie. De heer J.R. (Hans) van der Werf is aanwezig om waar nodig de aangeleverde ambtelijke notitie van mevrouw T. (Trijnie) Drint nader toe te lichten. De voorzitter van de Adviescommissie Fysieke Leefomgeving de heer J. (Johannes) van Nieuwenkerken is op eigen verzoek hierbij aanwezig. In augustus hebben voorzitter en secretaris hierover een oriënterend overleg gehad met de
5
PROVINCIALE COMMISSIE voor de FYSIEKE LEEFOMGEVING gedeputeerde Rietkerk, daarbij hebben we gezegd laten we op voorhand niet alles meteen dicht timmeren en geef er elkaar de ruimte om te zoeken waar je als commissie van betekenis kan zijn. Hans van der Werf: de notitie spreekt eigenlijk voor zichzelf, het is in eerste instantie vooral bedoeld als een handreiking aan de commissie om over de rol en de taken zelf ook na te denken. De formele rol als het gaat om de adviesaanvragen maar ook heel nadrukkelijk het betrokken zijn bij de voorkantsturing in een vroegtijdig stadium. De voorzitter merkt op dat in het overleg tussen de PCFL’n ook daarmee overeenkomende uitgangspunten zijn geduid. Zij vindt het heel nuttig om in zo’n laatste vergadering in het jaar ook te wisselen hoe de verschillende verwachtingen hieromtrent zijn. Advisering aan de voorkant wordt als zinvoller ervaren dan de advisering op het tijdstip dat de politieke besluitvorming al in een ver gevorderd stadium is. Een (onverwacht) afwijkend advies in een laat stadium wordt dan al gauw door het bestuur als hinderlijk ervaren. Een belangrijk punt, dat ook in het landelijke overleg aan de orde is geweest, is of je jezelf nu vooral ziet als behartiger van individuele belangen of zien we ook ruimte voor het samenwerken in een breed platform om tot gezamenlijke advisering te komen. De secretaris brengt het volgende als voorbeeld naar voren. N.a.v. het verzoek van de heer Nol Graas betreffende het aanstaande besluit over de structuurvisie Luchthaven Twente heb ik hierover ook contact gelegd met de heer Lourens de Jong, de ambtelijke trekker van de provincie. Lourens de Jong vertelde mij dat van de zijde van Natuurmonumenten feitelijk gewoon actie wordt gevoerd tegen het aan PS ter vaststelling voorgelegde statenvoorstel. Op zichzelf is dat volstrekt eerbaar, maar het roept bij mij wel de vraag op hoe je als commissie daar tegen aankijkt in de wetenschap dat Natuurmonumenten deel uitmaakt van deze commissie en dus ook van het door de commissie opgestelde gezamenlijke advies. Het geeft mij in elk geval een wat ongemakkelijk gevoel. De voorzitter het is een goed voorbeeld waarin de worsteling van de individuele leden duidelijk wordt gemaakt. Iedere organisatie hier aan tafel vertegenwoordigd moet vooral ruimte hebben om haar eigen ‘ding’ te doen, maar de meerwaarde van dit overleg is juist gelegen in het feit dat de belangen /gezichtspunten elkaar hier ontmoeten en er naar gestreefd wordt om tot een gezamenlijke reactie/advies te komen. In dit laatste ligt met name ook de meerwaarde voor de provincie. Henk Hengeveld (PTNO) is van mening dat deelname aan een commissie er niet toe mag leiden dat de eigen belangenbehartiging daardoor belemmerd wordt. Het gaat er vooral om op welke plek je reageert en hoe wij onze inbreng hier leveren, dit moet je los zien van onze andere positie. Beide opstellingen zouden naar zijn meningnaast elkaar moeten kunnen. De voorzitter in commissie verband speelt die bijzondere actiegerichtheid inderdaad geen grote rol. Het lastige hierbij is dat je als organisatie ook kunt overwegen om mee te gaan met het gezamenlijke standpunt waarvan je deel uitmaakt. Het heeft ook met de herkenbaarheid naar buiten te maken. Durf je als organisatie in een situatie waarbij je buiten de commissie actie wil gaan voeren, in commissieverband je handtekening te zetten onder het veel genuanceerder gezamenlijke advies. Henk Hengeveld onderschrijft dit en dit is ook zo gebeurd. Gerben Mensink (NMO) vult aan dat de verordening ook mogelijk maakt om een minderheidsstandpunt in te nemen. De secretaris merkt op dat dit in het door hem genoemde concrete voorbeeld niet is gebeurd, de opmerkingen van Natuurmonumenten zijn meegenomen. Rob Welten (VNG Ov.) er zijn meer situaties waar je langs meer kanalen je geluid kunt laten horen. Edwin Rebel (RWS, directie Oost Ned.) is het er mee eens. Er moet ruimte zijn om ook zelf nog een standpunt in te brengen. Je hoeft een resultaat van het overleg ook niet voor ‘200%’ te delen en als het te extreem wordt neem je een minderheidsstandpunt op. Vanuit het Rijk bezien passeren hier ook wel onderwerpen waarover wij geen mening hebben. Wij moeten voorkomen dat we via de PCFL aan ons zelf gaan adviseren. De secretaris merkt op dat zo’n dubbele positie voor de buitenwacht, in dit geval de provincie (medewerkers en wellicht ook bestuurders), heel vreemd overkomt. Het is daarom heel belangrijk dat je als commissie in volstrekte openheid functioneert. Naar zijn mening is het voor de duidelijkheid gewenst om hierover nadere/interne regels af te spreken bijvoorbeeld in de vorm van een huishoudelijk reglement. We moeten als commissie helder zijn over wat de positie van de leden in de commissie en daarbuiten is. De voorzitter voor de positiebepaling gaat het om de kernwoorden onafhankelijk en integraal en dat is wat wij in commissieverband ook proberen. Waar we voor staan is om de verschillende geluiden te duiden en om te bezien of wij alles afwegend hierover tot een gezamenlijk standpunt te komen. In feite ben je als commissie bezig met het ‘voorkoken’ t.b.v. de gedachtebepaling in het college van GS. Het begrip onafhankelijk is veel lastiger te duiden, omdat we hier allemaal met een achterban zitten. Ellis Lugtenberg (LTO Noord) vraagt zich af of altijd wel een samenhangende visie gewenst is, in veel gevallen kunnen we vooral in het voortraject toch volstaan met het doorgeven van kritische noten. De voorzitter is daarbij wel van belang om ook daarin op elkaar te reageren, waar bij dit kan leiden tot het aanscherpen, bijstellen of nuanceren van de eigen gedachten. De secretaris merkt op dat in Overijssel ook door de uitnodigende opstelling van het college zelf, die afzonderlijke belangen wel worden gehoord. De meerwaarde voor het college is vooral
6
PROVINCIALE COMMISSIE voor de FYSIEKE LEEFOMGEVING dat je als commissie probeert om al die afzonderlijke belangen te onderkennen en daar een gezamenlijk advies bij te leggen. Hans van der Werf onderkent een verschil tussen het gevraagde en ongevraagde advies. Bij het gevraagde advies moet, wil het meerwaarde hebben, er sprake zijn van een samenhangend en gedeeld advies. In een situatie zoals Edwin Rebel beschrijft kan het zijn dat er een minderheidsstandpunt is of dat men niet deelneemt aan de advisering. Aan de voorkant gaat het meer om meedenken en is er meer ruimte voor het meegeven van allerlei signalen. De positiebepaling van waar in het proces een advies of reactie door de commissie wordt gegeven is erg belangrijk. Naar zijn mening zit vooral de ontwikkeling in het ongevraagde advies (in het meedenken aan de voorkant), als de commissie daarbij een gestructureerde en integrale afgewogen reactie kan geven is dat mooi meegenomen maar is dan geen vereiste. De voorzitter is blij met deze reactie, waarbij wordt in geschat dat met name aan de voorkant van het proces de ontwikkelingskansen voor de commissie liggen. Je bepaalt als commissie daarmee ook meer je eigen agenda. Zij vraagt vervolgens aandacht voor het begrip van onafhankelijkheid dat vooral speelt bij de gevraagde adviezen. Als iedereen bij de formele trajecten zegt, hier brengen wij zelf nog zienswijze over uit en dat beperkt ons aan het deelnemen aan het debat in de commissie, dan schiet dat natuurlijk ook niet op. Hoe zitten de leden daarin en met welke last- of ruggespraak. Worden vertegenwoordigers er in eigen huis op afgerekend wanneer zij zijn meegegaan met een meer genuanceerder breder afgewogen standpunt. Rik Herngreen (Het Oversticht) merkt op dat uit de inhoudelijke verslagen blijkt hoe de verhoudingen liggen. Edwin Rebel (RWS, directie Oost Ned.) verduidelijkt dat het hem ging om een situatie waarbij je als rijksvertegenwoordiger via de commissie in feite aan het Rijk zelf gaat adviseren. Buiten dat, is hij van mening, dat je als lid de ruimte moet krijgen om over de ‘eigen’ grenzen heen te kijken. Het gaat hier juist om de onderlinge discussie. Verder vindt hij het belangrijk om in deze discussie de eigen deskundigheid te kunnen inbrengen. Louise Veerbeek (LNV, vestiging Oost Ned) deelt deze opvatting niet, want naar haar mening is de rijksvertegenwoordiger geen formeel, maar adviserend lid. De secretaris interrumpeert en veronderstelt dat dit mogelijk het geval is bij de PCLG, maar bij de PCFL wordt geen onderscheid gemaakt tussen een adviserend of een formeel lidmaatschap. Noot van de secretaris: vanuit de PPC-traditie is dit onderscheid ook nooit gemaakt. Belangrijk is om op te merken dat de PCFL in Overijssel in het kader van de Wro de positie van de PPC vervult. Louise Veerbeek stelt voor om in het Rijksvertegenwoordigersoverleg het hierover nog eens te hebben. Allerlei punten die spelen in de relatie tussen het Rijk en de provincie worden in het bilaterale overleg tussen gedeputeerde en het ministerie gewisseld. Zij ziet haar rol vooral om gedienstig te zijn aan het proces en om adequate informatie daarvoor aan te leveren en daarbij kunnen ook best overwegingen over tafel gaan vanuit de diverse domeinen van het Rijk. Bij een andere opstelling is het dan wel heel belangrijk om transparant te zijn over de opstelling van het Rijk in formele zin en wat voorvloeit uit discussie of debat en wat daarvan persoonlijke standpunten zijn. De voorzitter reageert met, zou je wanneer je probeert los te komen van het primaire eigen belang waarbij het uiteraard goed is om deze te benoemen en te markeren, juist niet moeten proberen om elkaar te verleiden om over de grenzen heen te komen, omdat je aan deze tafel elkaar kunt ontmoeten. Als ieder lid binnen zijn eigen domein blijft wordt het een verzameling van afzonderlijke taartpunten, wat is daarvan dan de meerwaarde. Het is belangrijk dat de leden hun kennis en ervaring mogen meenemen naar het debat en daarvoor ook ruimte krijgen, waarmee de commissie als geheel dan haar voordeel kan doen. Rob Gremmen (ANWB) is het hiermee eens dat je over de grens van het eigen domein moet durven heen kijken. Aan de andere kant ben je benoemd als vertegenwoordiger namens een bepaalde organisatie. Het aftasten van de mogelijkheden hoever je hiermee kunt gaan is best wel lastig. Het is een medaille met twee kanten. Frits Smit (KvK Oost Ned.): waarom zijn we als commissie bij elkaar en wat verwacht het provinciaal bestuur van ons. Daar waar we als commissie een advies uitbrengen moeten wij er ook voor gaan staan. Wanneer het bestuur van ons een afgewogen advies ontvangt en vervolgens bestookt wordt door allerlei zienswijzen waarin de in de commissie aanwezige organisaties ook nog een keer een totaal ander geluid naar voren brengen doet dit sterk afbreuk aan de betekenis van dit advies. Voor een gevraagd advies moet je tot een onderling afgewogen standpunt zien te komen en anders neem je een minderheidsstandpunt in. Bijvoorbeeld bij het gegeven voorbeeld van de advisering over de luchthaven Twente zullen wij als Kamer van Koophandel niet afzonderlijk nog een heel ander geluid laten horen, want anders maak je jezelf ongeloofwaardig. Bij een ongevraagd advies, zeker als dit aan de voorkant wordt gegeven, is het voor hem een geheel andere situatie. Hij zou het graag van het bestuur zelf willen horen wat zij van de commissie verwacht. Henk Hengeveld (PTNO) dit gaat veel te ver. Hier kun je in het debat tot een lijn komen die een brede en samenhangende kijk oplevert, maar als dit je verder belemmert dan wil niemand meer deel uitmaken van deze commissie. De ontvanger van het advies weet toch ook wel dat de medaille twee kanten heeft. De maatschappij
7
PROVINCIALE COMMISSIE voor de FYSIEKE LEEFOMGEVING zit zo in elkaar dat je enerzijds voor belangen opkomt en anderzijds wil je er samen op een integrale manier uitkomen. Frits Smit onderkent dit, maar is van mening dat als je hier in discussie met elkaar gaat en tot een afgewogen standpunt komt, dat van je verwacht mag worden dat je dat meeneemt naar je organisatie en dat daar ook verdedigd. Er volgt verdere discussie tussen beiden. De voorzitter constateert dat dit inderdaad iets ongemakkelijks heeft. De oproep van Frits Smit zal zij zodadelijk ook voorleggen aan Hans van der Werf. We moeten wel bedenken dat dit juist een heel bijzondere tafel is, waarin Rijk, provincie en maatschappelijke organisaties elkaar kunnen ontmoeten. Je mag volgens haar niet opleggen of verwachten, dat wat aan deze gemengde tafel gedeeld wordt dan één op één door de donerende organisaties als eigen standpunt wordt overgenomen. Wel moet er sprake zijn van een gezonde wisselwerking, je brengt dingen in en je neemt ook weer dingen mee. Dan heeft het niet alleen meerwaarde voor de provincie, maar ook voor de deelnemende organisatie zelf. Hans van der Werf heeft in de afgelopen periode wel gezien hoe het werkt, bijvoorbeeld bij de gevraagde advisering over ‘Scheerwolde’ en de ‘Hof van Twente’. Die adviezen werden gespeld, ook wat betreft wie wel en niet aanwezig waren en ook het aantal absenten. Dit soort feitelijkheden maakt het advies al gauw minder krachtig. Het gaat volgens hem in een goed advies vooral om de inhoudelijke argumenten en niet om wat de voorkeur heeft. Het komt aan het bestuur toe om alles overziende tot een besluit te komen. Verder is het wanneer het gaat om een gevraagd advies toch veel krachtiger wanneer je als commissie tot een eensluidend advies komt, waar je vervolgens ook als leden gezamenlijk achter gaat staan. Er volgt verder een discussie waaraan Rob Welten, Paul Schaap, Henk Hengeveld, Rob Gremmen, Hans van der Werf en de voorzitter deelnemen, waarin gelet op die dubbele medaille de mogelijkheden en onmogelijkheden verder worden uitgediept. De voorzitter sluit af en merkt op dat het bijzondere is dat we aan deze tafel vanuit die diverse en heel verschillende achtergrond proberen om een gezamenlijke lijn te ontwikkelen. We hebben in haar beleving m.b.t. het recreatiepark Hof van Twente geen politiek advies gegeven, maar kennelijk is het zo door de provincie wel ervaren. Het heeft heel veel met verwachtingen en percepties te maken. Het is misschien een goed idee om voortaan aan het einde van het jaar op één of twee discussies samen met vertegenwoordigers van het bestuur en de ambtelijke organisatie terug te halen om te kijken hoe het is gegaan en wat de betekenis van het advies of de reactie is geweest. Het is ook heel nuttig geweest om onze beelden over de rol van de PCFL met elkaar te delen, want als die te veel van elkaar afwijken is het des te lastiger om tot afstemming te komen. De secretaris merkt op dat hij de adviezen in een aantal gevallen ook zelf ervaart als een (verlang)lijstje van op zich zinvolle aandachtspunten. De vraag doet zich dan voor wat de commissie daarover dan feitelijk adviseert. Gerben Mensink (NMO)merkt op dat het toch gebruikelijk is dat de voorzitter samenvat en noemt wat wij in ons advies opnemen. De voorzitter reageert met dat het toch lastiger is, ook omdat de wijze waarop de opvattingen in het advies worden verwoord heel belangrijk is. We geven de secretaris vaak de opdracht om een concept advies op te stellen en deze nog rond te zenden voor commentaar (het piepsysteem). De grootste mogelijkheden voor ons als commissie liggen aan de voorkant van het proces het liefst in aanwezigheid van de betreffende portefeuillehouder. Wij zijn op zoek naar een goede vorm zodat wat wij bedoelen ook zo overkomt bij de ontvanger. Edwin Rebel (RWS) heeft nog een kritische opmerking over het concept voor de nadere regels. De voorzitter vindt het nog te vroeg om dat deel in bepreking te geven en de secretaris merkt op dat dit ‘dictum’ vooral bedoeld is om u een indruk te geven van hoe het er zou kunnen zien en om u met de discussie hierover op gang te helpen.
7. Jaarprogramma PCFL 2010 e.v. De voorzitter constateert dat we voor dit agendapunt geen tijd meer hebben. In de vorige vergadering hebben wij onder het voorzittersschap van Rob Welten hierover gelukkig al gebrainstormd. Wat nu voorligt, is de eerste proeve voor het jaarprogramma, wat een forse lijst heeft opgeleverd van thema’s en reguliere agendaonderwerpen. Ter informatie zijn hierbij ook de jaarprogramma’s van de PCLG en de SER Overijssel gevoegd. Er zijn ook onderwerpen bij zoals krimp en duurzaamheid, die ook op een overhuivend niveau zouden kunnen worden voorbereid (gezamenlijke PCFL’n). Wat kunnen hierover nog met elkaar wisselen, zij stelt voor om de discussie hierover en het indikken van dit programma te verplaatsen naar onze vergadering in januari. De secretaris merkt op dat we er de vorige keer ook in een kort tijdsbestek hierover hebben gesproken. In dit verband is het interessant om mee te delen, dat met het uitzetten van dit jaarprogramma in de
8
PROVINCIALE COMMISSIE voor de FYSIEKE LEEFOMGEVING ambtelijke organisatie het denken over wat de provincie nu zelf van de commissie verwacht goed op gang is gekomen. De idee is nu dat het ook bestuurlijk zal worden opgepakt. In de notitie over de nadere regels voor de rol en werkwijze van de PCFL staat te lezen dat GS zelf met een programma voor de PCFL gaat komen. Uiteraard moet het bestuur zich hierover nog uitspreken, maar het is op dit moment wel de ambtelijke inzet. Als secretaris vind ik dit zelf een belangrijke stap en ben daar ook blij mee. Dit laat dan onverlet dat wij als commissie aan de ongevraagde kant nog een eigen programma kunnen draaien. Belangrijk voor dit moment is dat de voorzitter een afspraak heeft met Gert Ranter, de gedeputeerde die in januari waarschijnlijk Theo Rietkerk nog zal moeten vervangen, om verder door te spreken over de rol en werkwijze van de PCFL. Ook het jaarprogramma zal daarbij aan de orde komen. Op 20 januari kan de voorzitter de resultaten van dit overleg terugmelden in de commissie en misschien kunnen we dan m.b.t. het jaarprogramma een stap verder zetten. Voor de commissie zelf is wel belangrijk, als wij richting willen geven aan ons werk en de proactieve opstelling, om zelf goed aan de slag te gaan met het jaarprogramma want daarmee sturen wij ook ons zelf aan. De voorzitter sluit af en constateert dat er hiermee voldoende is wat ons bindt en bezighoudt en besluit om in de volgende vergadering tot een nadere selectie van thema’s en onderwerpen te komen.
8/9. Rondvraag en sluiting. Er is geen behoeft aan het stellen van een rondvraag. De voorzitter sluit de vergadering op circa 12.00 uur en zij wenst een ieder alvast goede feestdagen en een goed begin in 2010. Onze eerst volgende vergadering vindt plaats op 20-01-2010.
9
B i j l a g e a g e n d a p U I l t 2 (registratienummer2010/0003896) Vergadering vandePCFLop 20-01-2010 Mededelingenenachtergrondinformatie: o N.a.v. agendapunt 5. Crisis- en herstelwet: Gedeputeerde J.W. Klaasen,gedeputeerde Moblliteit, Financier!en Bestuur zaldit agendapunt bijwonen. Daamaastzullen de Statenleden die hiervoor beiangstelling hebben getoond ook worden uitgenodigd: M.J.B.B. (Martin) Reesink; T. (Tiem) van Dalfsen,J.H. (Henk) Veltkamp,J. (Jan) Slagman en E.F.M. (Ellen) Pot.Via de secretaris van de Statencommissie RWDzullen leden van dezecommissie worden uitgenodigd. De leden van de PCLGzijn hiervoor ook uitgenodigd via de secretaris H.TJ. (Harrie) Geurts. Verder zullen door mij een aantal provinciale medewerkers worden uitgenodigd. Opdit moment is nog niet bekend welke leden van de PCLGen welke provinciale medewerkers de presentaties over deCrisis- en herstelwet zullen willen bijwonen.We vergaderen in K0.4 waar maximaal 40 personen bijeen mogen komen. o Per interne memo van09-12-2009 heb ik de heer B.M. (Bert) Groenhof van het team WBWde vragen van Natuur en milieu Overijssel over hetStatenvoorstel nr. PS/2009/973 Wijziging Omgevingsverordening Overijssel d.d. 27-10-2009 voorgelegd en verzocht om hier op korte termijn opte willen reageren; o Graag maak ik uattent op de Nieuwsbrief over de Al-zone van 17-12-2009 en die van de Vliegwiel Twente Maatschappij,week 51van 2009.Als uzich nog niet aangemeld hebt en in deze nieuwsbrieven bent gei'nteresseerd kunt uzich hiervoor aanmeldenvia A l
[email protected] en
[email protected]; o Met de programmaleider Investeren inOverijssel de heer J. (Jaap) Wesselinkvan de Concemstaf heb ik een voorlopigeafspraak gemaakt dat hij onszal informeren over dit programma inde vergadering van de PCFLop 10-03-2010; o Het Uitvoeringsprogramma voor de Ondergrond en het Uitvoerings- entoetsingskader bodemzal na verwachting in devergadering van GSop 12januari worden vastgesteld. Metde projectleider mevr. J.E. Buijs-Valentijnvan het team WBBheb ik afgesproken dat de informerende brief met oplegnotitie hierover aan PSook aan de leden van de PCFLzal worden gezonden. Terkennisneming, advisering heeft In dit stadium geen toegevoegde waarde. o Het Statenvoorstel nr. PS/2009/1135 Ontwikkeling aardwarmte Koekoekspolder is in de vergadering van GSop 08-12-2009 vastgesteld en wordt beharideld indevergadering van de Statencommissie RWDop 13-01-2010 envervolgens zullen PSop zijn vroegst op 27-10-2010 hierovereen besluit nemen. Terkennisneming, het Statenvoorstel treft uhierbij aan. o In goed overleg met de heer H.T.J. (Harry) Geurts, secretaris van de PCLG,ben ik tot de conclusie gekomen dat een aantal leden van de PCFLalsnog in aanmerking komt voor een reiskostenvergoeding. Het begin van het nieuwejaar isdenk ik een geschikt moment om hier bij stil te staan. Het betreffende artikel uit deVerordening rechtpositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007 treft u hieronder aan. Ledenvan decommissie die hiervoor in aanmerking komen en van deze regeling gebruik willen maken kunnen zich bij mij aanmelden. Zij ontvangen dan van mij hetdigitaledeclaratieformuliervoor het indienen reis- en verblijfskosten, die zij dan kunnen indienen bij het hoofd RWB,de heer L.J.W. Hendriks. Artikei 35.Reis-enverbfriffeosteri: 1. Aanhet lidvan sencommissie dat geen Statenlidof gedeputeerde isenniet inzijn hoedanigheidvanambtenaar tot lid vandecommissie isbenoemdwordende reiskostenvoor het bijwonen vandevergaderingen vandecommissie vergoed. Devercjoeding betreft; a, bijgebruik vanepenbare middefen vanvervoerenvaneentaxi: eenvcitedigevergoedingvandeinredelijkheid gemaakte noodzakeiijkereiskosten; b. bijgebruik vaneeneigenvervoenrwddei: eenvergoeding vande in redelijkheid gemaakte noodzakeiijke reiskosten overeenkomstigdebedragen indeartikelen 2en4 van de ReisregeiingbimnenJand. 2. Hetin hateersteSid bedoeidelidvande commissie worden vergoed degemaakte noodzakeiijke venbiijfkostenvoor net bijwonen vandevergaderingen van decommissietot ten hoogste debedragen,vastgesteld bijof krachtens het Reisbesluit binnenland.
Ingekomen stukken: o Een brief van GSd.d. 15-09-2009, waarin wordt meegedeeld dat net Toetsingsadvies van de commissie mer over de MERvoor eenvergunning voor een nleuw waterwingebied voor de waterwinning Wierden isontvangen. Dit heeft geleid tot een verzoek bij Vitens NVom aanvullende informatie over grondwaterstanden en monitoring. Zodra de gevraagde informatie voorhanden iszal de vergunningsaanvraag verder in behandeling worden genomen. Terkennisneming (is per abuis bij het secretariaat PCFL blijven liggen); o Een brief van GSd.d. 20-10-2009, kenmerk 2009/0161969 met de aanvraag en de ontwerpbeschikking voor wijziging van voorschriften van de vergunning vanVitens N.V. voor de openbare drinkwatervoorziening op de locatie Weerseloseweg,gemeente Enschede. De conceptbeschikking voorziet in het toevoegen en wijzigen van eenaantal kadastrale percelen waar degrondwateronttrekking magplaatsvinden en de wijziging (actualisering) vanaan de vergunning verbonden voorschriften. Volgensopgave van deprovincie zullen de effecten opde omgeving niet veranderen enzal de bescherming van debelangen van derden worden verbeterd. Voorstel: desecretaris te machtigen om eeninstemmend advies uit te brengen; o Het antwoord van GSper brief van 24-11-2009, kenmerk 2009/0180225 oponze reactie op de Concept Gebiedsagenda Oost Nederland met daarbij gevoegd een exemplaar van de gebiedsagenda Oost zoalsvastgesteld in het bestuurlijke overleg MIRTop 03-11-2009. Terkennisneming. Dezebrief met bijlage is rechtstreeks aan u gezonden; o De uitgave OVER> van Het Oversticht, december 2009. Terimage bij het secretariaatPCFL; o Het advies van de SERGelderland en Overijssel d.d. 16-12-2009, kenmerk 138/Bvm/DM/715.1 over het Arbeidsmarktbeleid. Terinzagebij het secretariaatPCFL. o Het bladTerravisie met als titel "Verbinden', nr. 4/09 van de Dienst Landelijk Gebied. Terinzage bij het secretariaatPCFL.
Statenvoorstelnr. PS/2009/1135
Downloads interessante rapporten etc. voor PCFL (van o k t / dec. 2009) Gebruiksaanwijzing: o Noteer (of kopieer) het webadres; o Ctrl + klikken om de koppeling te volgen. o
1. Akkoord vliegveld: Enschede steekt 15 miljoen in grand http://www.tctubantia.nl/reaio/enscriede-haaksberaeri/5829750/Akkoord-arond-vlieQveld.ece 2. Krimp biedt ook Ruimte (publicatie) http://www.ikcro.nl/artikelen/RUIMTE3-krimp.pdf 3. LuchthavenTwente wordt een verlieslijdend project http://www.meiudice.nl/node/318 4. Extra miljoenen voor mobiliteitsprojecten http://provincie.overiissel.nl/?NwsIdt=201212 5. Staatssecretaris geeft vervolgtrajecten hoogwatergeul Kampen aan http://www.waterforum.net/nieuwsbrief.asp?file=template al.asp&nr=7409 6. Nieuwewebsite met informatie over milieu,natuur en ruimte in Nederland http://www.planbureauvoordeleefomaevina.nl/nl/nieuws/persberichten/2009/20091211compendium-voor-de-leefomaevina.html 7.
GS Overijssel, gemeente Enschede en Rijk akkoord over bestuursovereenkomst vliegbasis Twente http://www.verkeerenwaterstaat.nl/actueel/nieuws/provincieoveriisselaemeenteenschedeenriikakko ordoverbestuursovereenkomstvlieabasistwente.aspx
8. Nota Ruimte Budget: "Het gaat nu om de uitvoering" http://ruimteforum.vrom.nl/index.cfm?vID=C7DF6251-17A4-A597D9F2AC44FC2B81C6&containerid=543623FF-C01F-266A-61DB767467684C51&obiectid=781DBD5E1438-5103-71C42E19550986EC&displavmethod=displavdefault 9. Onderzoek vliegveld Twente deugt niet http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/4732/Onderzoek vliegveld Twente deuat niet 10. 'Luchthaven Enschede kan compacter' http://www.nu.nl/economie/2144215/luchthaven-enschede-kan-compacter.html 1 1 . ProvincialeStaten Overijssel laten luchthaven vallen. http://www.binnenlandsbestuur.nl/luchthaven 12. Provincie Gelderland: aanpak N18 versnellen http://www.aelderlander.nl/voorpaaina/achterhoek/5958866/Provincie-aanpak-N18-versnellen.ece 13. Peilstijging IJsselmeer nader onderzocht http://www.verkeerenwaterstaat.nl/actueel/nieuws/peilstiiainaiisselmeernaderonderzocht.aspx 14. Eerste Kamer sceptisch over effectiviteit van Crisis- en herstelwet http://www.eerstekamer.nl/nieuws/20091223/eerste kamer sceptisch over 15. VNG-reactie aan Senaat op Crisis- en herstelwet http://www.vna.nl/eCache/DEF/92/770.html 16. AMvB Ruimte naar Raad van State http://www.vrom.nl/paaina.html?id=46166 17. Extra geld voor Natuurmonumenten in Overijssel http://www.groeneruimte.nl/nleuws/attikel.html?id=110616
Statenvoorstelnr. PS/2009/1135
Statenvoorstel nr.
PS/2009/1135
Ontwikkeling aardwarmte Koekoekspolder
Datum
GS-kenmerk
8december2009
2009/0191348
Inlichtingen bij
dhr. M.A.C. Potze,telefoon 038499 7566 e-mail
[email protected]
Aan Provinciale Staten Onderwerp ontwikkeling aardwarmte Koekoekspolder Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS /2009/1135 (bijgevoegd) II. Businesscase (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk enligtter inzageinhetinformatiecentrum)
Samenvattingvanhet voorgestelde besluit De provincie heeft de ambitie in het programma Energiepact om in 2017 30 % minder fossieleenergie en 2200 kiloton minder C02uitstoot te hebben dan in 1990. Voor het realiseren van die doelstelling steunt de provincie initiatieven voor energiebesparing enduurzaamopwekking. Aardwarmte is een kansrijke bron voor duurzame energie. Provincie, gemeente Kampen en bedrijfsleven hebben een project ontwikkeld voortoepassing indetuinbouw. Om in het gebied Koekoekspolder aardwarmte toe kunnen passen zal een aardwarmte BV opgericht worden, waarin tuinders samenwerken om de eerste boring naar aardwarmte te kunnendoen. Provincie Overijssel wil aan deze BV een rentedragende lening verstrekken ter grootte van € 4,5 miljoen. Degemeente Kampen zal ookvoor financiering van de BVzal zorgen. Hiermee kandeeersteaardwarmte bron inde Koekoekspolder eind 2010 operationeel zijn. Om de publieke belangen te waarborgen zal er voor het aangaan van de leningen een raamovereenkomst afgesloten worden. Een van de afspraken daarin is dat op het moment dat de aardwarmtebron in bedrijf is, de aandelen gecertificeerd worden en er een Stichting Administratiekantoor Aardwarmte Koekoekspolder komt, die besluiten neemt over de exploitatie van de bron enontwikkeling van aardwarmte in hetgebied. Het risico van het mislukken van de boring moet worden gedeeld door de rijksoverheid ende initiatiefnemers . Om het project te realiseren stellen de initiatiefnemers de voorwaarde dat het rijk eengarantstelling van€ 1,5 miljoen afgeeft Met het realiseren van de l e aardwarmtebron kan ca. 5 miljoen m3 aardgas bespaard worden,waarmee dejaarlijkse CO2uitstoot met 7 kiloton vermindert. Het is het eerste aardwarmteproject in Overijssel. In Bleiswijk en Heerlen zijn er al projecten gerealiseerd. Deprovincie verwacht dat deervaring inde Koekoekspolder deweg kan effenen voor meeraardwarmteprojecten in (west-) Overijssel.
e
provincie
^verijssel
Inleiding enprobleemstellmg In net Programma Energiepact staat de indicatie om door toepassing van omgevingswarmte (aardwarmte, koudewarmteopslag) en restwarmte dejaarlijkse CO2uitstoot met 70 klloton te verminderen. De bijdrage van aardwarmte hierin is ingeschat op ca. 30 kiloton, daarvoor zijn eenviertal aardwarmteprojecten (bronnenparen) nodig Medio 2008 is een verkenning gestart van de mogelijkheden voor toepassing van aardwarmte in de Koekoekspolder. Aardwarmte bestaat uit het aanboren van een watervoerende laag op ca. 2 km diepte, en het toepassen van de warmte uit het gewonnen water in kassen, woningen of kantoren. Het afgekoelde water wordt vervolgens weer teruggebracht indezelfde watervoerende laag. Uit de geologische gegevens in het haafbaarheidsonderzoek is gebleken dat onder de Koekoekspolder voldoende (165 m3/uur) warm water verwacht wordt om kassen rendabel te verwarmen.Voor 200 haglasvalt maximaal 50 miljoen m3 aardgas te besparen en 70 kiloton C02-emissiereduetiete bereiken. In juni 2009 heeft het ministerie van EZ een opsporingsvergunning voor de Mijnbouwwet verleend aande provincie. Ookis begin 2009 aantwee groepen tuinders voor 2 bronnenparen ieder 2 miljoen MEI-subsidie (Marktintroductie Energie Innovaties) verstrekt door het ministerie van LNV. Uit oogpunt van duurzaamheid, maar ookvanwege eenstabiele energieprijs voor de bedrijven lijkt toepassing van aardwarmte aantrekkelijk, mits de prijs van aardwarmte globaal vergelijkbaar ismetalternatieven. De investeringen voor een aardwarmtebron zijn echter hoog. Dit werkt, met de huidige lage gasprijs, in het nadeef van aardwarmte ten opzichte van bijvoorbeeid de opwekking van warmte met WarmteKrachtKoppelinginstallaties (WKK). Ook door de onbekendheid met de techniek in Nederland,zijn de risico's groot. Dit maakt dat ontwikkeling van aardwarmte voor ondernemers zonder overheidsfaciliteiten op dit moment erg moeilijk is. De markt voor reguliere financiering van aardwarmteprojecten via debankenfaalt opdit moment. Provincie Overijssel, Gemeente Kampen en tuinbouwondememers hebben daarom in 2009 gezamenlijk een businesscase ontwikkeld en daarop een voorstel voor financiering en ondernemingsmodelgebaseerd. In de voortgangsbrief over het Energiepact van 13 november 2008 en bij schriftelijke mededeling in de commissie voorjaar 2009 hebben wij u op de hoogte gebracht van de voortgang van het project endeconclusies uit het haalbaarheidsonderzoek. Dit statenvoorstel beschrijft dit ontwikkelingsvoorstel voor aardwarmte en vraagt instemming van provinciale staten met de financiering en het voomemen van GSom in te stemmen met deelneming indeStichting Administratiekantoor Koekoekspolder. Een soortgelijk raadsvoorstel zal aan de gemeenteraad van Kampen gestuurd worden, voor behandeling indejanuarivergadering van 2010. Businesscasevoor ontwikkeling eerste bronnenpaar In het geologische haalbaarheidsonderzoek is gebleken dat er in het gebied van de Koekoekspolder ruimte is voor maximaal 8 bronnenparen. Twee groepen van tuinders hebben daarop het initiatief genomen om een aardwarmtebron te gaan realiseren. Omdat 1 groep tuinders deels afhankelijk is van de bouw van nieuwe kassen, wil allereerst de andere groep van 4 tuinders een bronnenpaar (doublet) ontwikkelen. Voor dit eerste cluster1 is de businesscase uitgewerkt. Er is gekozen voor een financierings- en organisatievorm om deze eerste bran haalbaar te kunnen maken, met zicht op het ontwikkelen van meer bronnenparen in het gebied. Als richtpunt voor haalbaarheid is in de businesscase gehanteerd dat energieprijzen met aardwarmte globaal op hetzelfde niveau moeten uitkomen als het meest reele alternatief: uitbreiding van WKK-vermogen naar 600 kW/ha. Dat alternatief is weliswaar ook een stap in 1
Dit cluster heet in de businesscase cluster 2, maar zal,omdat dit het cluster is dat het eerst inontwikkeling komt, indit stuk verder cluster 1genoemdworden.
Statenvoorstelnr. PS/2009/1135
verduurzaming door een efficienter energiegebruik, maar is nog steeds gebaseerd op het gebruik van fossiele energie. Aardwarmte heeft daarom de voorkeur. De businesscase is als bijlagetoegevoegd. De ontwikkeling van aardwarmte past in de ontwikkelingsvisie voor de tuinbouw in de Koekoekspolder, zoalsdie met adviesvan Rijnconsult door degemeenteisvastgesteld. Daarin staat dat voor de ontwikkeling van de Koekoekspolder drie zaken van belang zijn: teruglevering van elektriciteit mogelijk maken; verbetering/afronden van de infrastructuur en aardwarmte realiseren. Voor detoekomstige energievoorziening moet uitgegaan worden van : 1. eenmix vanca.50% aardwarmte en50 % WKKop basisvan aardgas/biogas 2. zomogelijk aanvullende (duurzame) C02 aanvoer. Deteruglevercapaciteit voor elektriciteit voor het gebied wordt inmiddelsvergroot door aanleg van een hoogspannlngsstation. Volgens de huidige planning is dat begin 2011gereed. Ookde verbeteringen inde infrastructuur kunnenafgerondworden. Ontwikkeling van aardwarmte biedt vervolgens een uitgelezen kans om de bestaande bedrijven in de Koekoekspolder te verduurzamen. En een kans voor vestiging van nieuwe bedrijven (waarvoor nogca. 100 ha beschikbaar is) met bijbehorende werkgelegenheid. Voor het provinciaal en gemeentelijk energiebeleid is het een kans op verduurzaming van de energievoorziening enCO2 -reductie.
Overwegingen Financiering Het ontwikkelen van een aardwarmtebron vereist een investering van ca. € 8,5 miljoen. Daarin isook begrepen het bovengronds leidingwerk enverzekeringen. Het voorstel is om de investering in de eerste aardwarmtebron (doublet) te dekken met inbreng door de tuinders in cluster 1 (2 miljoen MEI-subsidie), en leningen door de provincie (€ 4,5 miljoen tegen 4 % rente) en de gemeente Kampen. De aardwarmtebron dient daarbij als onderpand,waarop eenpandrecht/hypotheekwordt verleend op het onroerendgoed. De gemeente heeft in het kader van de Essent ronde voor Investeren in Overijssel een bijdragevan€ 1miljoen van deprovincie gekregen voor het co-financieren van een leningaan detuinders. Deze bijdrage zal aan het einde van de periode van 15jaar terugbetaald worden door degemeente. De tuinders betalen de leningen in 15 jaar terug. De eerste twee jaren geldt een lagere aflossing om de tuinders in staat te stellen een aantal investeringen in de kassen te doen, waardoor de benutting van aardwarmte geoptimaliseerd kan worden en om een tegenwicht te bieden aan de huidige lage gasprijzen. Voorzien is dat vanaf 2013 gasprijzen hoger zijn en C02-emissierechten extra kosten zullen geven. Daamaast zullen de tuinders, zoals aangegeven, nog investeringen moetendoen op het eigen bedrijf, om deaangevoerde warmte goedte kunnen benutten. Bij aanvang tot € 50.000,- envervolgens € 50.000,- of meerper ha kas.
Organisatiemodel In het organisatiemodel is gekozen voor een evenwicht tussen de private belangen van de tuinders ende publieke belangen om aardwarmte alsduurzame energiebron te ontwikkelen en deze ook voor toekomstige vragers (tuinbouw, maar ook woningen, kantoren of zwembad) beschikbaar te houden. Bovendien is gezocht naar een organisatiemodel dat zo dicht mogelijk bij de afnemers staat. Diedaardoor zoveel mogelijk invloed hebben op deoptimale benutting van de bron en waarbij het aardwarmtebedrijf in staat is een stabiele en concurrerende prijs voor de duurzame warmte in rekening te brengen. Het voorstel is om per aardwarmtedoublet eerst een cluster BV te formeren, waarbij de aandelen gehouden worden door detuinders. Provincie en gemeente zijn dan geendeelnemer. In een later stadium, wanneer de aardwarmtebron in werking is, zullen de aandelen van de Cluster BVgecertificeerdworden. Bij certificering blijft het economische en financifile belang bij de aandeelhoudende tuinders. De grootte van het aandeel is gerelateerd aan de oppervlakte grand met kassen binnen de groep, engeeft ook het aandeel inde levering van warm water (qua debiet) aan.
Statenvoorstel nr. PS/2009/1135
Dejuridische zeggenschap komt te liggen in een Stichting, waarbij een stichtingsbestuur de belangen van de aandeelhouders behartigd. Dit bestuur wordt geformeerd door gemeente, provincie entuinbouw. Desamenstellingvan hetbestuur wordt door degemeente Kampen,de provincie Overijssel en de tuinbouwafvaardiging bepaaid, welke ieder een deskundige bestuurder voordragen eniederzeggenschaphebben. De stichting besiist over: beleid, tarieven en ontwikkeling en beheer van de bron. Het financiele belang komt toe aan de tuinders, in de vbrm van concurrerende en constante warmteprijzen. De afspraken met betrekking tot certificering zullen contractueel worden vastgelegd. De stichting dient ter borging van de publieke en gezamenlijke belangen. Deze stichting kanmedealsdoelkrijgenomte zorgenvoor doorontwikkeling van aardwarmte in het gebied en bundeling vandeclusters. Als de boring succesvol is, zullen wij de voorgenomen deelneming in de Stichting (met statuten) voor het uitenvanwensenenbedenkingen in het eind 2010 aanuvoorleggen. De lening voor de eerste aardwarmtebron wordt verstrekt aan de BVdie de eerste bron gaat boren/realiseren (Aardwarmtebedrijf Koekoekspolder Cluster 1 BV ). Als er op den duur meerdere aardwarmtebronnen ontwikkeld worden, zal er voor iedere bron (per cluster van tuinbouwbedrijven) een eigen BV opgericht worden. Hier zal dan wederom certificering, en deelname door de overheden in een stichting ingericht worden. Daarmee kunnen de overheden sturing geven aan de ontwikkeling van aardwarmte (zie ook de paragraaf deelnemingenbeleid hieronder) Wanneer de lening na 15jaar is terugbetaald kan de certificering opgeheven worden en kan de BV zelfstandig en geleid door de aandeelhouders verder. Om bovengenoemde afspraken tussen partijen vast te leggen, zal er voor aanvang van de boring een raamovereenkomst afgeslotenworden. Risico'sen garanties De financiele risico's zijn te verdelen in de risico's bij de boring en de exploitatie van de aardwarmtebron, en de risico's die samenhangen met het functioneren van de deelnemende tuinbouwbedrijven. Boringendeexploitatievandeaardwarmtebron Bij de boring bestaat er het risico dat de boring mislukt in technische zin of dat er geen of minder dan wel meer warm water gevonden wordt, dan in het geologisch onderzoek voorspeld. Ondergrens daarbij is een debiet van de bron van 150 m3/uur. Dat is het verwachte debietvan 165m3/uur minus 10% eigen risico. Erzijn 3situaties denkbaar: 1. Mislukken boring in technische zin (bijv. instorten boorgat): is meeverzekerd in aanneemprijsvoor deboring.Hier isdusgeensprakevaneenrisico. 2. Als er te weinig water (< 117m3/uur) gevonden wordt zijn de kosten van exploitatie entweede boring zo groot dat er gestopt moet worden. Uit de garanties van het rijk, (eventueel Productschap Tuinbouw) en provincie, gemeente en tuinders moet € 2,4 miljoen vrijkomenomdeboorkosten tebetalen. 3. Als er een debiet istussen 117 en 149 m3/uur moet er aflopend van maximaal€ 2,4 miljoen (bij 117 m3/uur) t o t € 0 (bij 149 m3/uur) eengezamenlijke kapitaaisuitkering van rijk (eventueel Productschap Tuinbouw), provincie, gemeente en tuinders komen om de verminderde opbrengst van de bron te compenseren en alsnog een rendabele exploitatie te realiseren. Als er meer dan 150 m3/uur water wordt gevonden is het project rendabel, waarbij de tuinders 10 % eigen risico lopen ten opzichte van het richtpunt in de businesscase van 165 m3/uur Hetfunctionerenvandedeelnemende tuinbouwbedrijven Bij de exploitatie van de aardwarmtebron is er ook een risico dat de tuinders de rente en aflossing van delening op enigmoment niet kunnen betalen.Geziendehuidige onzekerheid in de afzetmarkten van groenten,ende gevolgen die dit heeft voor de inkomsten en financiering van de glastuinbouwbedrijven in Nederland, is dit een reeel risico. Het is op dit moment moeilijk in te schatten binnen welke termijn de afzetprijzen van tuinbouwproducten zich op eennormaal niveauzullenherstellen. Dit risico is voor de eerste 6 maanden afgedekt door een bankgarantie, die door de tuinders
Statenvooretelnr. PS/2009/1135
opsporingsvergunning voor het deelvan het gebiedwaar dit doublet geboord zalworden. Staatssteunrechtelijke aspecten DeCluster BVkanaangemerkt worden alseenvehikel omsteun te verlenen aande betrokken tuinbouwbedrijven. Voor de Cluster BV kunnen de laagrentende leningen, de garantstelling voor het eigen risico en de bijdragen van gemeente en provincie in de premie van het garantiefonds aangemerkt worden alssteunmaatregel. Derijksgarantieregeling isgoedgekeurddoor de EuropeseCommissieendaarmeeisdepremie voor hetgarantieregeling eentoegestane steunmaatregel. De cluster kan beroep doen op de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGV artikel 23 Milieu-investeringen ter stimulering van energie uit hernieuwbare energiebronnen (waar aardwarmte ook onder valt). Derhalve is naar opvatting van GS, mede op advies van onze huisadvocaat, eenmelding voor staatsteun nietnodig. Deelnemingenbeleid De deetname van de provincie in de Stichting Administratiekantoor vereist toetsing aan het deelnemingenbeleid (aan de zogenaafnde 'deelnemingenladder'). De toetsingscriteria betreffen: • er is sprake van een provinciaal publiek belang, omdat het hier gaat om een ontwikkeling die zonder inbreng van de provincie.niet tot stand zou komen en die belangrijk bijdraagt aandedoelenvan het Energiepact; • het gaat om een samenwerking met andere publieke en private partners, namelijk de gemeente Kampenendetuinders; • actieve betrokkenheid provincie is wenselijk, omdat het nodig is dat de provincie zeker in de eerste fase van dit proces beschikt over directe sturings- en be'invloedingsmogelijkheden, met name voor de ontwikkeling van aardwarmte in het gebieden deervaringvoor (West-) Overljssel; • rechtspersoonlijkheid is onder andere nodig voor het zelfstandig kunnen uitoefenen van rechtshandelingen en het hebbenvan eeneigenvermogen; • de privaatrechtelijke rechtsvorm heeft de voorkeur omdat het de mogelijkheid biedt om slagvaardig, efficient en professioneel als marktpartij op te treden. Relevant daarbij is verder dat de een private organisatie, zoals hiervoor aangegeven, de meeste mogelijkheden biedt voor het vinden van een evenwicht tussen de private belangen van de tuinders en de publieke belangen om aardwarmte als duurzame energie te ontwikkelen en deze ook voor toekomstige vragers (tuinbouw, maar kan ookwoningen, kantoren ofzwembadzijn) beschikbaar te houden. Tot slot is met de gekozen ondernemingsvorm een goede balans gevonden tussen de mogelijkheid om te sturen voor de provincie (door deelname in de stichting) en de noodzakelijke vrijheid van de onderneming. Dit houdt wel in dat de eventuele voordelen van de aardwarmtebron ook toevallen aan de ondernemers, terwijl de risico's voornamelijk bij de overheid liggen. Eind 2010 zal de deelneming inclusief statuten van de Stichting voor het uiten van wensen en bedenkingen aan Provinciale Staten wordenvoorgelegd. Degemeente heeft, op grondvan art. 160 van deGemeentewet,goedkeuring van onscollege nodig voor de oprichting van en deelname in deStichting, Eentoetspunt voor ons hierbij isde vraag of een stichting in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienenopenbaarbelang. Hoewel de provincie ook zelf deelnemer zal zijn in de stichting, wordt de deelneming van de gemeente daarmee niet automatisch goedgekeurd, maar getoetst aan publiek belang van de gemeente endemotivering vande keuzevoor dezeorganisatievorm. Overigens behoeft de provincie voor haar deelname aan de stichting weer de goedkeuring van het ministerie van BZK. Detoetspunten van het ministerie en van GSzijn in deze nagenoeg gelijk, mettoetsing aan publiekbelang.
10
Statenvoorstelnr. PS/2009/1135
Overwogen alternatieven 1. Er is overwogen een risico-opslag op net rentepercentage van de lening toe te passen. Hiervan is afgezien. Een hoger rentepercentage leidt tot net moeilijk sluitend krijgen van de businesscase en een minimale extra afdekking van het risico. Om het project een grotere slagingskans te bieden is juist voor het financieringsalternatief gekozen met een laagrentende lening. Hiermeewordt de kansvergroot eengrote bijdragete leveren aande provinciale doelen en belangen (> 7 kiloton reductie van CO2 emissie per jaar). Hiertegenover staat dat een verantwoord risico wordt genomen waarvoor dekking is aangewezenvanuit de Energiepact middelen. 2. De provincie zou zelf de boring kunnen verrichten. Dat geeft een optimale sturing, maar dan zou de provincie 00k de exploitatie met warmteafname door detuinders moetengaan regelen en energiebedrijf gaan worden. De nu voorgestelde organisatievorm legt een grotere verantwoordelijkheidvoor het slagen van het project bij deondernemers. DeMEIregelingvan het ministerie van LNVvraagt dit 00k. 3. Alternatief zou zijn om te wachten tot er (deels) reguliere financiering door de banken gevonden is. Dat heeft als nadeel dat bij de huidige energieprijzen de ontwikkeling van aardwarmte nogenkeiejaren opzich laatwachten. 4. Gezien de risico's, zouden provincie (gemeente en tuinders) geheel af kunnen zien van deelname aan het project of het verstrekken van de lening. De boring van de bron kent immers een reele kans op mislukken, waarbij provincie, gemeenten en tuinders samen 3 miljoen in het project hebben gestoken,terwijl er geen of te weinig warm water bovende grand komt. Ook kan de bron succesvol zijn, maar kan de terugbetaling van de leningen tegenvallen,door financiele problemen indetuinbouw (zie paragraaf risico's). Wanneerwordt afgezien van deelname enverstrekken van deleningen mist Overijssel (en ook Nederland) voorbeelden voor de toepassing van deze vorm van duurzame energie en reductie van CCb-emissie. De voorgestelde lening aan de tuinders kan dan ook gezien worden als voorbeeldfunctie (met bijbehorend risico), waarbij niet de provincie de lanceerklant is, maar de tuinbouwbedrijven in de Koekoekspolder de gelegenheid krijgen die roltespelen.
Vervolg 1. Nagoedkeuring van de leningen in gemeenteraad en provinciale staten en de daarvoor te treffen voorziening zaler een lening aandeCluster BVverstrektworden. 2. Er zal met de gemeente en de tuinders een raamovereenkomst gesloten worden die de spelregels/hoofdzaken voor de gezamenlijke ontwikkeling van aardwarmte en de Stichting bevat. 3. Afgeven garanties door het rijk (en eventueel het Produktschap Tuinbouw) voor totaal 1,5 miljoen. 4. Deopsporingsvergunning voor deeerste bron isafgesplitst voor Cluster 1BV. Vanaf medioapril2010: 5. DeCluster BVgeeft opdrachttot boring (doorlooptijd ca 5maandenvoortwee boorgaten) 6. Aanleg horizontaal (bovengronds) leidingwerk tussen de tuinders 7. Statuten voor de Stichting uitwerken en voor wensen en bedenkingen voorleggen aan gemeenteraad enstaten. 8. Besfuittot deelneming indeStichting. 9. Goedkeuring van deelneming door Binnenlandse Zaken (deelneming provincie) en provincie (voor dedeelneming van degemeente). 2011 10. Aardwarmtebron is operationeel 11. Oprichting van deStichtingAdministratiekantoor encertificering van aandelen Communicatie Zowel de overige tuinders (buiten Cluster 1), als de bewoners worden regelmatig geTnformeerd over de voortgang van het project. Voor omwonenden en betrokken grondeigenaren zal voor aanvang een informatiebijeenkomst gehouden worden. Ookzullen zij tijdens deboring geregeld opdehoogtegesteld worden over devorderingen.
Statenvoorstelnr. PS/2009/1135
11
Conclusie Gegeven ons landbouweconomisch beleid en ons beleid voor duurzame energie, concluderen wij dat wij het initiatief van de groep tuinders in de Koekoekspolder willen faciliteren met het aanbiedenvan een lening enaanvullende garanties. Aan het project zijn, vanwege de onbekendheid met deze techniek, zeker risico's verbonden, Deze hebben wij becijferd en willen wij afdekken met garanties en een voorziening in de begroting. De kansen wegen echter op tegen de risico's in dit project. Het initiatief biedt een regie kans op een forse reductie van de C02-uitstoot in Overijssel en zal ervaring geven met deze vorm van duurzame energie, die van groot belang is voor andere projecten in (west-) Overijssel. Niet alleen voor de tuinbouw, maar ook voor verwarming van woningen, kantoren en bedrijfsgebouwen.
Voorstel Gelet op het voorgaande stellen wij u voor het besluit te nemen, als in concept in bijlage I verwoord.
Gedeputeerde Staten vanOverijssel,
voorzitter, secretaris,
12
Statenvoorstel nr. PS/2009/1135
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr.
PS/2009/1135
Provinciale Staten vanOverijssel, gelezen hetvoorstel van GedeputeerdeStaten d.d. 8december 2009- kenmerk 2009/0191348 overwegende 1. 2. 3. 4.
Het voorgenomen GS-besluit om een lening van 4,5 miljoen Euro te verstrekken aan Aardwarmte Koekoekspolder Cluster 1 BV. Deze lening wordt verstrekt met een rente van4% met een looptijd van 15jaar; Het voorgenomen GS-besluit om hiervoor met het Aardwarmtebedrijf een leenovereenkomst op te stellen, waarin de voorwaarden voor de lening worden overeengekomenendie later door GSzalwordenvastgesteld; Het voorgenomen GS-besluit na het gereedkomen van de bron deel te nemen in deStichtingAdministratiekantoor; Het voorgenomen GS-besluit tot het opsplitsen van de opsporingsvergunning vanwege de Mijnbouwwet;
besluiten: De voorziening "Risicovoorziening ontwikkeling aardwarmte Koekoekspolder" voor een bedrag van € 4,9 miljoen in te stellen, om het risico van de te verstrekken geldlening en misboring af te dekken, onder de voorwaarde dat het rijk eengarantie afgeeft van intotaal€ 1,5 miljoen; Dit bedrag te dekken uit de Energiepact middelen die vanuit het Programma 'Investeren in Overijssel' in Fiche T3 Tenderregeling en projecten' beschikbaar' (inclusief DIA-middelen) zijn gesteld en deze middelen voor € 4,9 miljoen (2010 € 2 miljoen en 2011€ 2,9 miljoen) aante wenden voor het project Ontwikkeling aardwarmte Koekoekspolder; Het beschikbaar gestelde bedrag voor 2011ad€ 2,9 miljoen te verschuiven naar hetjaar 2010; De technische uitwerklng hiervan bij de eerstvolgende diverse posten (begrotings)wijziging doortevoeren;
Zwolle,
Provinciale Staten voomoemd,
voorzitter,
griffier,
Statenvoorstelnr. PS/2009/1135
13
Bijlage bij brief van GSaan de burgemeesters in Overijssel, kenmerk 2009/0176304
Achtergrondinformatie over dedecentralisatie van luchtvaarttaken wijziging van deWet luchtvaart krachtens dewet RBMLper 1-11-2009 Op 1november 2009 is een nieuw stelsel van besluitvorming en normen voor alle luchthavens, behalve Schiphol, in werking getreden (Stb. 2009,438). Dit stelsel is met deWet van 18 december 2008, houdendewijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Stb. 2008, 561) (hierna: RBML) opgenomen in de Wet luchtvaart en nader uitgewerkt in het Besluit burgerluchthavens (Stb. 2009,412) en het Besluit militaire luchthavens. Op 1november 2009 zijn eveneens in werking getreden de Regeling burgerluchthavens (Stcrt. 2009, 16154) en de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (Stcrt. 2009, 16336). RBMLregelt onder meer dat taken en bevoegdheden voor de zogenaamde burgerluchthavens van regionale betekenis van het Rijk worden overgedragen aan de provincies. Deze decentralisatie is niet van toepassing op Schiphol, militaire luchthavens en burgerluchthavens van nationale betekenis, namelijk Rotterdam, Maastricht, Eelde en Lelystad (enTwente, indien dat een burgerluchthaven wordt). Dedecentralisatie van bevoegdheden naar de provincies heeft ook consequenties voor de gemeenten,zowel voor gemeenten met een aangewezen luchthaven als voor gemeenten met een niet aangewezen luchthaven,zoalseen helihaven of eenzweefvliegterrein. Daarnaast heeft de decentralisatie gevolgen voor de ontheffing voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik - door bijvoorbeeld helikopters, zweefvliegtuigen en heteluchtballonnen - van eenterrein dat geen luchthaven is. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de belangrijkste onderwerpen in de nieuwe regelgeving en de gevolgen voor de gemeenten. 1. Reikwijdte RBML Met de decentralisatie krijgen de provincies ten aanzien van burgerluchthavens van regionale betekenis de bevoegdheid te besluiten over de milieuruimte van een luchthaven en de ruimtelijke implicaties daarvan. Het Rijk stelt wel randvoorwaarden op grand van milieu-,vliegveiligheids- en externe veiligheidsoverwegingen waar de provincies rekening mee moeten houden in hun besluiten. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in het Besluit burgerluchthavens (BBL) en de Regeling burgerluchthavens (RBL). Daarnaast krijgen de provincies de mogelijkheid om ontheffing te verlenen voor het tijdelijk en uitzonderlijk gebruik van een terrein door luchtvaartuigen dat geen luchthaven is, het zogenaamde incidentele gebruik. De bevoegdheden met betrekking tot de burgerluchthavens van nationale betekenis en de militaire luchthavens, inclusief het burgermedegebruik, blijven bij het Rijk liggen. Dedecentralisatie van bevoegdheden aan provincies heeft geen betrekking op bevoegdheden ten aanzien van het luchtruim, de interne veiligheid en de beveiliging van luchthavens. Deze onderwerpen vereisen bij uitstek uniforme (al dan niet intemationaal bepaalde) regelgeving en lenen zich daarom niet voor decentralisatie. In dit kader is de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (RVGL) van belang. Deze op de Wet luchtvaart gebaseerde ministeriele regeling bevat voorschriften die betrekking hebben op de aanleg,de inrichting,de uitrusting en het veilig gebruik van burgerluchthavens en terreinen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik. 2. Luchthavenbesluit, luchthavenregeling en omzettingsbesluit op basis van RBML Op grand van de door RBMLgewijzigde Wet luchtvaart moet voor elke burgerluchthaven van regionale of nationale betekenis een luchthavenbesluit of luchthavenregeling worden vastgesteld. Dat moet gebeuren voor 1november 2014.Voor de luchthavens van regionale betekenis wordt een luchthavenbesluit of luchthavenregeling bij verordening vastgesteld door provinciale staten van de
notitie-kenmerk 2009/0176334
betrokken provincie. Voor burgerluchthavens van regionale betekenis overleggen gemeenten in het vervolg dus niet meer met het Rijk over het gebruik van de luchthaven en de ruimtelijke doorwerking maar met de provincie. Een luchthavenbesluit voor de luchthavens van nationale betekenis wordt voorbereid door de Minister van Verkeer en Waterstaat en bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Voor Overijssel betekenen deze algemene regels dat luchthavenregelingen voor bij voorbeeld helikopterhavens (bij bedrijven of ziekenhuizen), zweefvliegvelden (zoals Lemelerveld) en opstijgterreinen voor heteluchtballonnen door de provincie (door Provinciale Staten) worden vastgesteld. Voor de luchthaven Twente geldt, op grand van de Luchtvaartnota van de minister van Verkeer en Waterstaat, dat deze wordt beschouwd als luchthaven van nationale betekenis, zodat de minister daar een luchthavenbesluit voor zal gaan vaststellen. In RBMLis bepaald wanneer voor een luchthaven een luchthavenbesluit moet worden vastgesteld en wanneer een luchthavenregeling. Een luchthavenbesluit isvereist als het externeveiiigheidsrisico of de geluidbelasting in verband met het gebruik van de luchthaven zodanig is dat sprake is van gevolgen voor de ruimtelijke indeling van het gebied buiten de luchthaven. In het BBLis dit nader uitgewerkt: een luchthavenbesluit moet worden vastgesteld als de contour van het plaatsgebonden risico van 10"6of de geluidcontour van 56 dB(A) l_denbuiten het luchthavengebied valt. Is dit niet het geval dan kan worden volstaan met een luchthavenregeling. De rekenvoorschriften voor de berekening van deze beperkingengebieden (plaatsgebonden risicocontouren en Lden-geluidcontouren) zijn opgenomen in de RBL. Het is niet zo dat vanaf 1 november a.s. de verantwoordelijkheid voor een nu nog aangewezen burgerluchthaven van regionale betekenis direct bij de betreffende provincie ligt. Dat is pas het geval vanaf het moment dat het Rijk voor die luchthaven een zogenaamd omzettingsbesluit op basis van RBML1heeft genomen. Daarna kan de provincie voor 1 november 2014 een luchthavenbesluit of luchthavenregeling voorbereiden. Ook voor de burgerluchthavens van nationale betekenis moeten overigens eerst omzettingsbesluiten worden vastgesteld. De verantwoordelijkheid voor die luchthavens blijft daarna uiteraard gewoon bij het Rijk liggen. In het omzettingsbesluit wordt de gebruiksruimte voor het luchthavenluchtverkeer vastgelegd. Dat gebeurt door de vaststelling van Lden-grenswaarden in handhavingspunten. De omzetting iseen op een, dat wil zeggen dat de invoergegevens die destijds voor het betreffende aanwijzingsbesluit zijn gebruikt ook voor de berekening van de handhavingspunten in het omzettingsbesluit zullen worden gebruikt. Het gebied binnen de huidige Ke-geluidszone en/of de huidige Bkl-geluidszone in het aanwijzingsbesluit wordt in het kader van de omzetting aangemerkt als het beperkingengebied. De omzetting brengt voor de gemeenten derhalve geen wijziging in de ruimtelijke beperkingen die op grond van het aanwijzingsbesluit al bestaan. In het kader van de omzetting worden nog geen beperkingengebieden voor externe veiligheid en in verband met devliegveiligheid vastgesteld. Dat gebeurt pas in het eerste luchthavenbesluit. In dat besluit wordt dan bovendien het beperkingengebied voor geluid in Ldenvastgesteld. Dewijze waarop de beperkingengebieden voor externe veiligheid (plaatsgebonden risicocontouren), vliegveiligheid en geluid worden vastgesteld is opgenomen in de RBL. De beperkingengebieden in verband met vliegveiligheid betreffen gebieden waarbinnen hoogtebeperkingen gelden,veiligheidsgebieden waarbinnen obstakels aan bepaalde eisen moeten voldoen en laserstraalvrije gebieden. In de RBLzijn tevens de rekenvoorschriften voor de berekening van die beperkingengebieden, alsmede voor de berekening van de grenswaarden in handhavingspunten opgenomen. 3. Ruimtelijke beperkingen in bestemmingsplannen, verklaring van geen bezwaar en ontheffing Provincies bepalen aan de hand van het BBLwelke ruimtelijke beperkingen in een luchthavenbesluit moeten worden opgenomen. Het gaat om (bouw)beperkingen in verband met geluid, externe veiligheid envliegveiligheid. Daarbij wordt tevens aangegeven in welke gevallen Artikel XRBML
notitie-kenmerk 2009/0176334
afwijking hiervan mogelijk is. In die gevallen kan door gedeputeerde staten eenverklaring van geen bezwaar worden afgegeven teneinde een bouwproject toch doorgang te kunnen iaten vinden. Van het verbod in de Wet luchtvaart om in de beperkingengebieden objecten opte richten waarvoor geen bouw- of aanlegvergunning isvereist kan in het geval van een burgerluchthaven van regionale betekenis door de desbetreffende provincie eveneens een ontheffing worden verieend. Het gaat hierbij om tijdelijke objecten,zoals bijvoorbeeld een bouwkraan. 4. Doorwerking luchthavenbesluit in bestemmingsplannen Gemeenten moeten op grand van de Wet luchtvaart de ruimtelijke beperkingen uit een luchthavenbesluit die betrekking hebben op hun grondgebied in hun bestemmingsplannen opnemen. Het luchthavenbesluit geldt als een voorbereidingsbesluit in dezin van artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening. Wat betreft de luchthavenreqelinaen is - gelet op deWet luchtvaart - geen sprake van directe doorwerking in bestemmingsplannen. 5. Commissie regionaal overleg luchthaven De huidige commissies op grond van artikel 28 van de Luchtvaartwet (Commissies 28) worden vervangen door commissies regionaal overleg luchthaven (CRO's). Voor elke luchthaven van regionaal belang wordt een CROingesteld door de betreffende provincie. DeCROvoor een luchthaven van nationale betekenis wordt ingesteld door de Minister van Verkeer en Waterstaat. In de CROworden onder meer vertegenwoordigers opgenomen van gemeenten waarin het beperkingengebied geheel of gedeeltelijk is gelegen. Belangrijke verandering ten opzichte van de huidige situatie is dat voor een CROeen onafhankelijke voorzitter moet worden benoemd. 6. Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (RVGL) Opgrond van het inmiddels vervallen Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen (BIGNAL) is een groot aantal terreinen, zijnde luchthavens onder de werking van RBML,gerealiseerd, waaronder helihavens en zweefvliegterreinen. Gelet op de door RBML gewijzigde Wet luchtvaart moeten door de betrokken provincies voor deze terreinen luchthavenregelingen of eventueel - afhankelijk van de consequenties van het gebruik voor geluid en externe veiligheid - luchthavenbesluiten worden vastgesteld. Een luchthavenregeling moet worden vastgesteld voor 1november 2010 2 ,een luchthavenbesluit voor 1november 2011 3 . In de RVGLzijn de eisen opgenomen waaraan de diverse terreinen moeten voldoen. Omdat voor deze luchthavens nu dus de normale procedure moet worden doorlopen die voor alle luchthavenbesluiten en -regelingen geldt, is een aparte verklaring van geen bezwaar van de burgemeester van de betrokken gemeente - zoals onder het BIGNAL nodig was - niet meer aan de orde. Ookvoor de permanente ballonterreinen geldt dat inverband met het opstijgen met ballonnen een luchthavenregeling moet worden vastgesteld. Deterreineisen voor de ballonterreinen zijn eveneens in de RVGLopgenomen. Landingen mogen op elk terrein plaatsvinden,zoals ook onder het BIGNAL al het geval was. Eenverschil met helihavens en zweefvliegterreinen is dat voor deze laatst genoemde terreinen op grond van het BIGNALeen expliciet besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat nodig was dat het terrein aan de BIGNAL-eisen voldeed,terwijl van een ballonterrein direct gebruik gemaakt kon worden als aan de in het BIGNALopgenomen terreineisen was voldaan. Eenexpliciet besluit was niet nodig.Gelet op RBML4 blijft een besluit voor een burgerluchtvaartterrein afgegeven op grond van het BIGNALgeldig totdat voor deze luchthaven een luchthavenregeling of luchthavenbesluit in werking is getreden. Hoewel er voor de ballonterreinen geen expliciete besluiten bestaan, is het wel in de geest van RBMLom ervan uit te gaan dat de betreffende RBMLbepaling ook betrekking heeft op deze permanente ballonterreinen en dat deze luchthavens derhalve op grond van het BIGNAL blijven bestaan totdat voor deze luchthavens uiterlijk 1 november 2010 een luchthavenregeling isafgegeven.
2
Artikel XVRBML Artikel XIV RBML 4 Artikel IX, derde lid,RBML 3
notitie-kenmerk2009/0176334
Voor eenterrain dat incidenteel wordt gebruikt voor het opstijgen met ballonen kunnen de provincies vanaf 1november op grand van artikel 8a.51van de Wet luchtvaart een ontheffing afgeven. Naast de terreinen op grand van het BIGNAL is er ook nog sprake van een groot aantal terreinen, waaronder MLA- terreinen en zweefvliegterreinen, waarvoor op basis van de Luchtvaartwet een ontheffing voor een beperkte tijd, meestal eenjaar, is afgegeven. Voor deze terreinen moet op basis van RBMLin principe ook voor 1november 2010 een luchthavenregeiing worden voorbereid. Voor veel van dezeterreinen loopt de ontheffing echter al (ruim) voor 1november 2010 af en zou de luchthavenregeiing er op dat moment eigenlijk al moeten zijn. Om ervoor te zorgen dat de betreffende provincie voldoende tijd heeft om de luchthavenregeiing voor te bereiden, zijn alle bestaande ontheffingen (voor inwerkingtreding van RBML) verlengd tot 1november 2010 dan wel tot het moment dat de betreffende provincie de luchthavenregeiing heeft voorbereid, indien dat moment eerder isdan 1november 2010. 7. Terreinen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik In de RVGLzijn ook eisen opgenomen in verband met de terreinen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik, waarvoor door gedeputeerde staten een ontheffing kan worden verleend. Indien gedeputeerde staten voornemens zijn een dergelijke ontheffing te verlenen,wordt over de aanvraag tot ontheffing eerst overleg gevoerd met de burgemeester van de betrokken gemeente. Dit gebeurt in verband met de openbare orde binnen die gemeente. Daarnaast dient de burgemeester ten minste 24 uur voor de dag dat het terrain zal worden gebruikt door de houder van de ontheffing te worden geinformeerd over het voornemen tot gebruik. 8. Nadere informatie over de nieuwe regelgeving Nadere informatie over de nieuwe regelgeving en de luchthavens en andere situaties waarop deze betrekking heeft, iste vinden op de website van het ministerie van Verkeer en Waterstaat onder http://www.verkeerenwaterstaat.nl/onderwerpen/luchtvaart/overige_luchthavens/index.aspx
notitie-kenmerk 2009/0176334