04.0003311
Verslag van de openbare vergadering van de commissie grondgebiedzaken, gehouden op maandag 1 maart 2004 in het gemeentehuis. Aanwezig: Mevrouw J. Verschelling De heer J.D. van Arkel De heer B. Braam De heer W. Buurke De heer P. Kleywegt De heer A. Spooren De heer H. Overbeek Mevrouw C. Miedema Mevrouw L. Kamerling De heer B. Jacobs De Heer P. de Booij
plv. voorzitter; lid; lid; lid; lid; lid; wethouder; commissiegriffier; medewerker afd. VROM; medewerker afd. VROM; notulist.
Afwezig: De heer J. Bijlsma
voorzitter.
Agenda: 1 Opening. 2 Spreekmogelijkheid voor het publiek over onderwerpen die op de agenda staan. 3 Vaststelling van het verslag van de vergadering van 2 februari 2004. 4 Ingekomen stukken en mededelingen. a) Ingekomen stukken e.d.; b) Mededelingen i) Reconstructie: informatie door de heer W. Duffues en mevrouw Y. van Soest van de reconstructiecommissie over het reconstructieplan. c) Regionale ontwikkelingen; 5 Vaststellen gemeentelijk rioleringsplan 2004 – 2008. 6 Rondvraag. 7 Sluiting. 1.
Opening.
De voorzitter opent de vergadering. Zij deelt mee de heer Bijlsma vanavond te vervangen. 2.
Spreekmogelijkheid voor het publiek over onderwerpen die op de agenda staan.
Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. 3.
Vaststelling van het verslag van de vergadering van 2 februari 2004.
Tekstueel, inhoudelijk een naar aanleiding van het verslag: Pagina 4: De heer Van Arkel merkt op dat zonering onjuist is geschreven. Met betrekking tot de toezeggingen vraagt hij of het onderzoek naar de gaten in de geluidswallen al is afgerond. vspbciegz0103 H:\543_Tk\Bewaren\04.0003311_VSPB .doc
Mevrouw Miedema antwoordt dat daarover een briefwisseling met een inwoner gaande is. Zij weet niet of deze zaak inmiddels al is afgerond De heer Van Arkel vraagt voorts naar de planning met betrekking tot de herziening van de bestemmingsplannen. Mevrouw Miedema zegt dat alle commissieleden al informatie via de mail hebben ontvangen. Er wordt naar gestreefd op zo kort mogelijke termijn een en ander aan de commissie voor te leggen. De voorzitter zegt op verzoek van de heer Braam toe in het vervolg de behandeling van de toezeggingen af te werken conform de volgorde zoals in deze commissie gebruikelijk is. 4.
Ingekomen stukken en mededelingen.
a. ingekomen stukken zijn niet aanwezig b. reconstructie. De heer Overbeek heet de heer Duffhues, voorzitter van de reconstructiecommissie De Meierij en mevrouw Van Zoest gebiedscoördinator van deze commissie welkom. Zij zullen de commissie informeren over de voortgang van de reconstructie. De heer Duffhues zegt dat de reconstructiecommissie zich aan alle gemeenteraden presenteert om de goede zaak namelijk “het revitaliseren van het Brabantse platteland” nader toe te lichten. Het gaat daarbij onder andere om de vraag hoelang het huidige buitengebied ook in de toekomst nog buitengebied blijft. We leven met velen op een vrij klein oppervlak, waarbij de belangen van landbouw en recreatie ook een rol moeten spelen. Hij wijst daarbij ook op enkele problemen die hierbij een rol spelen zoals het mestoverschot en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de uitstraling van belichte teelt (glastuinbouw) in een nu nog donker gebied. Vanaf oktober 2000 is er met elkaar gesproken en gestudeerd om een plan te maken zoals dat thans voor u ligt. Nu is de tijd aangebroken van het meer doen dan denken, zoals het zoeken naar de benodigde gelden zowel hier als in Brussel om de plannen te kunnen uitvoeren, maar natuurlijk ook het nadenken over hoe we de plannen uitgevoerd kunnen krijgen zonder dat dit te veel kost. Een groot deel van de uitvoering van het plan komt bij de gemeenten te liggen, naast natuurlijk uitvoering door de provincie en de waterschappen. De heer Van Arkel vraagt zich af wat onder het buitengebied wordt volstaan. De gemeente heeft een bestemmingsplan buitengebied vastgesteld en daarmee het buitengebied als zodanig gedefinieerd. De reconstructieplannen zijn van onderaf gekomen, wat betekent dit nu. De heer Kleywegt merkt op, dat hij en andere commissieleden diverse bijeenkomsten over het plan in de regio hebben meegemaakt. Daar bleek dat er nogal wat belangenpartijen bij het spel betrokken waren. Door de reconstructie worden de vastgestelde bestemmingsplannen voor het buitengebied overruled. Hij vraagt hoe met alle belangentegenstellingen wordt omgegaan. Hij stelt dat het een goed plan is, maar als er geen geld is, is het maar de vraag of het er ooit zal komen. Volgens de heer Duffhues moeten we er met de bewoners, de gebruikers van het buitengebied en de gemeente uitkomen. Het zou niet goed zijn om een bestemmingsplan te overrulen. De ontwikkelingen gaan echter voort. Die kunnen noodzaken dat zaken worden aangepast. Dit moet dan wel in goed overleg gebeuren. Geld voor de reconstructie is voor een deel al toegezegd namelijk 60 miljoen van de provincie, 30 miljoen van de waterschappen, eenzelfde bedrag van de gemeenten en 700 miljoen van het rijk.
-2-
De heer Kleywegt vraagt naar het budget en wat nu werkelijk is gevoteerd. De heer Duffhues antwoordt dat het rijk voor 2004 19 miljoen euro heeft gevoteerd. Wat nu exact nodig is, is moeilijk te zeggen. Hij is er echter van overtuigd, dat als het rijk met de toegezegde bijdrage komt en ook de andere partijen hun bijdragen leveren, we veel kunnen realiseren. De heer Spooren zegt zich zorgen te maken over de agrariërs die eigenaar / gebruiker zijn van de gronden waar we nu overpraten. De heer Duffhues antwoordt, dat de bedrijven in en door de reconstructie een plaats moeten krijgen. De mensen leven thans in onzekerheid, die moet worden weggenomen. Vervolgens geeft mevrouw Van Zoest aan de hand van een powerpoint presentatie een overzicht van de geschiedenis en de stand van zaken van de reconstructie. De heer Overbeek zet aan de hand van een geprojecteerde kaart uiteen hoe de situatie in de gemeente Son en Breugel er uit ziet. Er moet gekozen worden tussen landbouwontwikkelingsgebied en woongebied. Deze keuze moet door de gemeente zelf worden gemaakt. In de reconstructieplannen is de Sonniuswijk een inbreidingsgebied voor veehouderijen, daarmee zou Son een grote bijdrage leveren aan de reconstructie en dat is nu net het probleem. De heer Braam vraagt hoeveel agrariërs er de dupe zullen zijn van de beperkingen zoals in het reconstructieplan zijn opgenomen. Bovendien heeft hij gehoord dat het gebied in de Sonniuswijk helemaal niet meer nodig is om de reconstructieplannen uit te voeren. De heer Duffhues antwoordt, dat de varkenshouderijsector het moeilijk heeft veel bedrijven stoppen. Er zijn nu ca. 30 % minder bedrijven als bij het begin van de reconstructie. Dit leidt ertoe dat er een steeds kleiner aantal bedrijven verplaatst zou moeten worden. Er is wel sprake van schaalvergroting Er komen door het opheffen van bedrijven ook weer locaties vrij. Die plaatsen zijn als eerste beschikbaar voor herplaatsing. Hierdoor zullen minder hervestigingsplaatsen nodig zijn dus ook minder gebieden waar deze plaats moeten kunnen vinden dan in het begin werd gedacht. De heer Overbeek zegt dat het aantal knelpunten tussen bestemmingsplan en reconstructieplan in deze gemeente op een hand zijn te tellen. De plannen zijn hier dus goed haalbaar. De heer Duffhues merkt nog op dat mochten zich in de toekomst nog knelpunten voordoen, die niet zijn voorzien, de provincie de schadevergoeding voor haar rekening zal nemen. In de Meierij is er nog steeds behoefte aan hervestigingsplaatsen dus ook behoefte aan inplaatsingsgebieden. Son en Breugel staat dan ook op de kaart als een van de plaatsen waar dit mogelijk is. Hervestiging op locaties van vrijkomende agrariërs (zgn. VAB-locaties) blijkt in de praktijk vaak te duur te zijn, verbouw en aanpassing is namelijk vaak duurder dan nieuwbouw. De voorzitter dankt de heer Duffhues en mevrouw Van Zoest voor de toelichting. De heer Overbeek merkt nog op dat op woensdag 10 maart in het Leeuwke in Sint Oedenrode een info-avond wordt gehouden. De heer Van Arkel zegt dat op 1 april a.s. bekend zal worden hoe binnen het SRE gedacht wordt over invulling van de Sonniuswijk
-3-
4c
Regionale ontwikkelingen.
De heer Van Arkel zegt dat de vergadering van de regioraad op 19 februari jl. in een erg negatieve sfeer is verlopen. Hij betreurt dit zeer. In de vergadering werd een toelichting gegeven op het RSP door de burgemeester van Helmond. Het plan wordt volgens de planning op 28 september ter inzage gelegd. 18 november stelt de regioraad het RSP vast in januari 2005 moet het RSP dan door GS worden goedgekeurd. Voor het landelijk gebied is het reconstructieplan bepalend, voor het stedelijk gebied het RSP. Er bestaat verschil van inzicht in beide plannen over de Sonniuswijk. 1 april a.s. zal daar voor wat betreft het SRE meer duidelijkheid over komen. 5. Vaststellen gemeentelijk rioleringsplan 2004 – 2008. De heer Buurke feliciteert het college met het voorliggende raadsvoorstel. Het voorstel is noodzakelijk geworden o.a. als gevolg van de constatering van de VROM inspectie dat een vigerend GRP ontbrak. Hij complimenteert het college ook met de verantwoorde wijze waarop het milieu, met name voor wat betreft het oppervlaktewater in de vorige planperiode al is ontzien door het accent te leggen op de aanleg van bergbezinkbassins, waar we nu dus retentievijvers achter gaan leggen. Uit de evaluatie van de eerste planperiode kan men de indruk krijgen dat er geen sprake is van gemiddeld genomen grote onderhoudsachterstand. Thans weten we door inspecties en voortschrijdend inzicht dat 8 km. buis moet worden vervangen en 12 km. moet worden gerepareerd. Een geluk bij een ongeluk is dat een deel kan worden meegenomen in het Kloppend Hart. De strategische doelstellingen van het nieuwe GRP laten voortschrijdend inzicht zien. Dit betekent enerzijds een fors investeringsprogramma en anderzijds de toepassing van nieuwe technieken die mens en milieu steeds meer ontzien. Hij vraagt tot wanneer de verhoging rioolrecht geldt en hoe tussentijdse ontwikkelingen in de tariefstelling worden meegenomen. Volgens de heer Spooren laat het plan niet te raden over. Het ziet er gedegen uit. Hij vraagt wat de verhoging van het rioolrecht voor invloed heeft. De heer Kleywegt zegt dat er voorzien wordt in een noodzakelijk plan. Hij heeft wel enkele vragen. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van afkoppeling van de afvoer van hemelwater van het verhard oppervlak. In hoeverre wordt hier op korte termijn iets mee gedaan en is dit in het huidige plan voorzien. Hij vraagt voorts waar het verhaal van de levensduur van het riool vandaan komt. Hoe komt het dat in het verleden van een andere levensduur is uitgegaan. Ten slotte wil hij weten of het er met betrekking tot de verhoging van het rioolrecht op neer komt dat varianten 1 en 2 door de provincie zijn afgekeurd. Het lijkt mee te vallen met de jaarlijkse stijging van het rioolrecht, maar de jaarlijkse stijging van 2% is wel cumulatief plus de inflatiecorrectie. Er is dus sprake van faseverhoging. Hij vraagt of dit wel noodzakelijk is in de huidige tijd van schaarste en bezuinigingen. De heer Van Arkel vraagt welke onderdelen van het plan nog moeten worden uitgevoerd en wat dit voor consequenties heeft. Hij wil ook weten hoe de wethouder de handhaving beoordeelt.. Hij vraagt hoe het zit met de bijstelling van de levensduur van het rioolstelsel, wat zijn de redenen voor deze wijziging. In het recente verleden heeft zich op Ekkersrijt een calamiteit met het riool voorgedaan. Hoe is er met de ervaring van deze calamiteit rekening gehouden. Hij zegt tevreden te zijn met de strategie van de lastenverzwaring. Hij is wel van mening dat afstemming moet worden gezocht met andere disciplines.
-4-
De heer Braam zegt dat in het plan de problemen op een heldere manier naar voren zijn gebracht. Hij gaat ook akkoord met de tariefstijging. Hij merkt op dat het plan is toegestuurd aan de regionale VROM-inspectie en hij vraagt of daar al een reactie van is gekomen. In het buitengebied is sprake van een brede en beperkte zorgplicht. Hij vraagt waarom dit niet in het plan aan de orde komt, moet dat niet in het voorstel staan. De heer Overbeek merkt dat een rioleringsplan voor vier jaren wordt opgesteld en daarnawordt herzien. Het tarief voor de rioolheffing kan dan ook worden herzien. Er is een egalisatiefonds riolering dat wordt gevoed door de rioolheffing. Uit dit fonds worden alle kosten van beheer en onderhoud van riolering betaald. Ook de kosten van eventuele calamiteiten worden ten laste van dit fonds gebracht. In 2004 is de hoogte van het egalisatiefonds circa € 550.000. Berekeningen tonen aan dat in 2062 de contante waarde van het eindsaldo van het fonds circa € 6.500.000 bedraagt. Deze waarde is op dat moment gelijk aan de contante waarde van de dan nog lopende kapitaallasten. Binnen de door de Grontmij gehanteerde methodiek betekent het voorgaande dat bij de gepresenteerde groei van het rioolrecht geen winst wordt gemaakt. Bij realisering van nieuwe bestemmingsplannen worden de aanlegkosten van riolering betaald uit de grondexploitatie. Deze kosten vallen dus niet binnen het GRP. De cumulatieve stijging van de rioolheffing gaat tot het werkelijke kostenniveau. Er is een bovengrens. We hebben het nu over het tempo waarmee we deze grens bereiken. Om eventuele afkoppelmogelijkheden beter in beeld te kunnen brengen zal in de planperiode van het GRP voor enkele relevante gebieden een herberekening moeten worden uitgevoerd. Concreet worden nu al de mogelijkheden onderzocht voor de wijk De Vloed naar aanleiding van het nieuwbouwproject van verzorgingscentrum De Vloed en bij de ontwikkeling van elkzogenaamd inbreiplan. Ook bij de aanleg van drukriolering in het buitengebied, wordt het regenwater afgekoppeld. Uit de vele rioolinspecties en (landelijke)ervaringen sinds medio 1995 toen het eerste GRP is opgesteld, is gebleken dat de toen gehanteerde afschrijvingstermijnen van het rioolstelsel moeten worden aangepast. Er is sprake van een mindere kwaliteit van rioolbuizen die in het verleden zijn toegepast. De heer Van Arkel vraagt of de burger mee moet gaan betalen aan de versnelde afschrijving van het rioolstelsel. De heer Overbeek zegt dat het plan voor vier jaar wordt vastgesteld. Als er zich in de praktijk nieuwe ontwikkelingen voordoen en reparatietechnieken verbeteren, zullen die in het volgende plan worden meegenomen. Als de rijksoverheid bepaalt dat er niet meer geloosd mag worden, moet aktie worden ondernomen. Over de drukriolering zijn drie voorlichtingsavonden gehouden, om het hoe en waarom daarvan uit te leggen. Hij zegt toe dat de opmerking van de heer Braam over de brede zorgplicht in het voorstel wordt opgenomen. De handhaving van de waterkwaliteit heeft vooral betrekking op de vervuiling bij overstorten. De overstorten moeten door de gemeente worden bemeten en als er niet aan de normen wordt voldaan, dan moeten aanvullende maatregelen worden genomen. De verkregen meetresultaten spelen dus een belangrijke rol; de waterkwaliteitsbeheerder (waterschap) is hier nauw bij betrokken. Van de Vrom-inspectie is geen reactie ontvangen en die zal waarschijnlijk ook niet worden ontvangen. Als namelijk het plan in overleg met de provincie en met het waterschap is opgesteld en dat is het geval, is het plan voor de Vrom-inspectie akkoord.
-5-
De heer Kleywegt zegt vraagtekens te blijven houden met betrekking tot de financiële onderbouwing. De vraag van de heer Van Arkel inzake de ervaringen met de calamiteit op Ekkersrijt kan als volgt worden beantwoord. De calamiteit op Ekkersrijt betrof in eerste instantie een plaatselijke breuk van een op grote diepte gelegen rioolbuis, die later escaleerde omdat er zand wegspoelde. Dit veroorzaakte namelijk een breuk in een transportleiding van de waterleidingmaatschappij met alle gevolgen van dien. Het betreft hier een incidentele gebeurtenis die zich in principe overal in de gemeente kan voordoen. Indertijd is hiervan melding gemaakt in de commissie. De kosten van dit soort calamiteiten komen ten laste van het egalisatiefonds riolering. De heer Braam merkt op dat als er over vier jaar teveel in het egalisatiefonds zou zitten dit weer ten goede komt aan de burger. De voorzitter concludeert dat de meerderheid van de commissie met het voorstel kan instemmen. 6.
Rondvraag.
De heer Spooren zegt benieuwd te zijn naar de verkoop van de percelen aan de Hendrik Veenemanstraat. Hij is voorts voorstander van een ecologische aanleg van een golfbaan. Hij overhandigt hierover informatie aan de heer Overbeek. De heer Overbeek wijst erop, dat de kavels nog nietin de verkoop zijn. Wel zijn de voorbereidingen voor de verkoop in volle gang. Binnenkort wordt erover gepubliceerd in De Brug. De heer Kleywegt vraagt naar de vorderingen van de verkeersremmende maatregelen op de route Eind – Veerstraat. In de Kanaalstraat heeft hij uit eigen waarneming gezien dat er sprake is van een behoorlijk aantal verzakkingen in de nieuwe bestrating. Er wordt in de straat verteld, dat de aannemer gezegd zou hebben, dat een andere ondergrond onder de bestrating nodig zou zijn. Hij vraagt tenslotte om uitnodigingen van vergaderingen schriftelijk te versturen. Hij leest zijn mail niet altijd en heeft daardoor bijvoorbeeld een evaluatievergadering gemist. Mevrouw Miedema zegt dat een voorstel over de verkeerssituatie op de traverse door Breugel in voorbereiding is. Met betrekking tot de verzakkingen in de Kanaalstraat kan worden opgemerkt, dat de bodem ter plaatse van de verzakkingen onvoldoende verdicht is. De verharding zal aldaar worden herstraat. Het ondergrondse zandbed is onderzocht en de resultaten hiervan zijn goed. De uitnodigingen voor vergaderingen zullen ook schriftelijk worden verstuurd. De heer Van Arkel wijst op forse zandverzakkingen ter linker en ter rechterzijde van de A-50. Hij is van mening, dat daar een technisch onderzoek naar moet worden ingesteld. De heer Overbeek antwoordt dat dit onderwerp bij het college bekend is en daarop in een volgende vergadering op terug te zullen komen. De heer Braam vraagt of de bebouwing van het 17 septemberplein op de agenda van de commissie kan worden gezet. Afgesproken is dat er bij de verschillende bouwwerken zoveel mogelijk afwisseling zou komen. In een nieuw overleg zou kunnen worden bezien of de kaders nog kunnen worden aangepast en of er nog andere mogelijkheden zijn. Hij zou ook willen weten hoe de andere commissieleden hierover denken..
-6-
De voorzitter zegt toe deze vraag aan de portefeuillehouder te zullen voorleggen. Mevrouw Miedema zegt voorstander te zijn van een informele bijeenkomst op het kantoor aan de Europalaan, waar de projectleider aan de hand van maquettes en tekeningen het een en ander nog eens uiteen kan zetten. Ook de overige commissieleden blijken voorstander van deze aanpak te zijn. 7.
Sluiting.
Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter de vergadering.
-7-