TIJDSCHRIFT VOOR
VERLOSKUNDIGEN SEPTEMBER 2006
31E JAARGANG NUMMER 9
BETER ONDERSTEUNEN WIE KAN
DAN DE
VERLOSKUNDIGE?
U I T G A V E V A N D E KO N I N K L I J K E N E D E R L A N D S E O R G A N I S A T I E V A N V E R L O S K U N D I G E N
200520 - september.pdf - pag.1
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
S i b b i n g & Wa t e l e r : financieel adviseurs voor verloskundigen
Sibbing & Wateler is een onafhankelijk financieel
• Praktijkvestigingen
adviesbureau, gespecialiseerd in de praktijkbegeleiding • Maatschapscontracten
van vrije medische beroepsbeoefenaren, waaronder verloskundigen. Wij bieden u een gevarieerd diensten-
• Praktijkfinancieringen
pakket voor al uw financiële zaken, nu en in de • Financiële planning
toekomst.
• Verzekeringen
• Pensioenen
• Hypotheken
&
S I B B I N G W AT E L E R C . S . Storkstraat 33 • 3905 KX Veenendaal • Postbus 915 • 3900 AX Veenendaal Telefoon: (0318) 544 044 • Fax: (0318) 543 843 • E-mail:
[email protected] • Internet: www.sibbing.nl
Zwart Mul Groep adviseurs medische praktijk
Accountancy op uw lijf geschreven Tel: 035 528 01 60 Fax: 035 528 01 61
Eemnesserweg 24 3741 GA BAARN www. zmgroep.nl
200520 - september.pdf - pag.2
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
Het Tijdschrift voor Verloskundigen wordt uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), opgericht op 22 september 1975. De vereniging is tot stand gekomen uit een fusie van de Bond van Nederlandse vroedvrouwen (opgericht 8 juni 1926) en de Nederlandse R.K. Vereniging van Vroedvrouwen (opgericht 8 juli 1921). De KNOV stelt zich ten doel de bevordering van de verloskundige zorg in zijn geheel in Nederland, de versterking van de positie die de verloskundige daarin inneemt, alsmede de belangenbehartiging van alle verloskundigen in Nederland. Een van de manieren om dit doel te bereiken, is het uitgeven van het Tijdschrift voor Verloskundigen. Het Tijdschrift voor Verloskundigen is in de eerste plaats een vakblad op het gebied van de verloskunde en verwante wetenschappen. Het beoogt verloskundigen op de hoogte te stellen van relevante feiten en ontwikkelingen. Daarnaast is het een forum voor discussie over de verloskunde en verwante disciplines. In het redactionele beleid wordt ernaar gestreefd een zo ruim mogelijke reeks aan onderwerpen te behandelen. In de tweede plaats is het Tijdschrift voor Verloskundigen een verenigingsorgaan en als zodanig een middel voor het hoofdbestuur van de KNOV om in contact te treden met de leden. In dit kader dient het Tijdschrift voor bestuur en leden als forum om van gedachten te wisselen.
Colofon
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN
Redactie Elisabeth Beels (secretaresse) Franka Cadee, Brigitte Tebbe, Wil van Veen (hoofd- en eindredactie), Kristel Zeeman Medewerkers september 2006 Inger Aalhuizen, Josien de Boer, Ton van de Coevering, Jan Hein van Dierendonck, Geert Gerats, Bionda Heeringa, Marieke Lagro, Els Kiekens, Pien Offerhaus, Ellen Out, Greta Rijninks, Martijn Sobels, Monique Stals, Franka Steeghs, Jelle Stekelenburg, Sjaak Toet, Margriet Weide, Trees Wiegers,Jolanda Zocchi Redactieadres Tijdschrift voor Verloskundigen Postbus 18 3720 AA Bilthoven E
[email protected] Abonnementen en adreswijzigingen KNOV, Jolanda Zocchi Postbus 18 3720 AA Bilthoven T 030 229 4299 F 030 229 4162 E
[email protected] Personeelsannonces KNOV, Elisabeth Beels
[email protected]
FOTO
Advertentie-exploitatie Ovimex bv, Frank Dijkman T 0570 674240 E
[email protected]
OMSLAG
Ontwerp en vormgeving Annemiek Voogd, Ovimex bv
Gerry Konings is eerstelijns verloskundige, voornamelijk werkzaam als vaste waarneemster in Sint Oedenrode en Schijndel. Het bronzen beeldje “jij en ik” dat op de cover prijkt, heeft zij gemaakt. “Het is mijn hobby. Eerst zat ik achter de draaischijf, toen ben ik beeldjes gaan maken. Meestal in klei, soms ook in was. Zo’n beeldje kan vervolgens in brons gegoten worden. Waar ik nu vooral mee bezig ben, is ‘portret boetseren’. Aan de hand van foto’s maak ik iemands portret.” Gerry moest, net als de meeste andere verloskundigen, eerst een brug over om haar werk te laten zien. Nu zegt ze: “Ik wil graag meer presteren en ja hoor, als iemand een portret wil, mag zij of hij aankloppen.”
Druk Ovimex bv, Deventer Abonnementsprijzen Abonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV: € 114,- per jaar (11 nummers), buiten Nederland € 127,-. Voor studenten aan buitenlandse opleidingen: € 90,-. Los nummer € 15,-, aan te vragen bij de KNOV. Alle prijzen zijn incl. btw en verzendkosten. © 2006 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Rembrandtlaan 46 3723 BK Bilthoven T 030 229 4299 Voorzitter KNOV Sjaak Toet Fotografie Henny van Nieuwpoort, Den Haag Hans Oostrum, Den Haag
Meer informatie: g.t.m. konings,
[email protected]
Oplage: 3650 ISSN 0378-1925
Inzenden kopij en advertenties `De redactie nodigt de lezers uit om reacties, artikelen en opiniebijdragen in te zenden. Bij voorkeur speciaal voor het Tijdschrift voor Verloskundigen geschreven kopij, maar ook elders aangeboden of gepubliceerde bijdragen zijn welkom; onder vermelding van bladtitel, jaargang en nummer. Kopij aanleveren als platte tekst, dus zonder speciale bekopping, voetnoten, paginacijfers, tabs, tabellen en ontdaan van hyperlinks, in Word via e-mail:
[email protected]. Van tabellen of grafieken daarom alleen de onderzoeksgegevens aanleveren; deze worden door de
vormgever opgemaakt. Referenties in de tekst tussen vierkante haakjes (geen superscript). Beeld apart aanleveren, bij voorkeur digitaal en in hoge resolutie. Bij tekstwijziging pleegt de redactie overleg. Ingezonden brieven worden zo nodig bekort. De KNOV en de redactie zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van geplaatste reacties en opiniebijdragen. Het auteursrecht van artikelen berust bij de individuele auteur. Citeren met bronvermelding is toegestaan, mits binnen de wettelijke regels. Overname van (langere delen van) artikelen is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie en de auteur.
Personeelsadvertenties voor het volgende nummer kunnen worden ingezonden tot 11 oktober 2006. Gelieve bij de plaatsingsopdracht het gewenste formaat en het factuuradres te vermelden. Voor commerciële advertenties: zie colofon. Het oktobernummer verschijnt op 30 oktober 2006.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.3
LET OP !!! Lage resolutie!
3
September 19, 2006
De Stichting Bronovo-Nebo biedt uitstekende zorg met een menselijke maat Ziekenhuis Bronovo is een dynamisch middelgroot ziekenhuis aan de noordrand van Den Haag
Voor de afdeling Verloskunde/Gynaecologie zijn wij op zoek naar een
(Arts) Echoscopist m/v 32 - 36 uur De afdeling Verloskunde/Gynaecologie bestaat uit zeven gynaecologen en een zelfstandige praktijk van verloskundigen. Naast het jaarlijkse aantal van 2.400 bevallingen, verzorgen wij binnen het opleidingscluster Leiden (LUMC) een tropenopleiding, een erkende NU-opleiding voor Anio’s en klinisch onderwijs voor co-assistenten en leerling-verloskundigen. Wij bieden een veelzijdige interessante baan in een plezierige werksfeer. Prenatale diagnostiek is een belangrijk aandachtsgebied binnen de vakgroep. Als satelliet van de afdeling Prenatale Diagnostiek van het LUMC wordt zowel invasieve diagnostiek als geavanceerd echoscopisch onderzoek verricht. De geheel nieuwe polikliniek is volgens ‘state of the art’ normen geoutilleerd en beschikt over de meest geavanceerde echo-apparatuur. Wij vragen van u dat u werkzaam bent op alle deelgebieden van het vakgebied: Verloskunde, Gynaecologie en Fertiliteit. Bekendheid met structurele echoscopie, NT-meting en doppleronderzoek strekt tot aanbeveling. Wij bieden voor deze functie een salaris dat afhankelijk is van opleiding, leeftijd en ervaring plus de verdere arbeidsvoorwaarden conform de CAO Ziekenhuizen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de heer W.J. van Wijngaarden of mevrouw M. Smeets (gynaecologen), telefoon 070 - 312 41 41. Uw reactie kunt u sturen naar: Ziekenhuis Bronovo, afdeling PO&O, t.a.v. mevrouw R.A. Klaasen Bos, Postbus 96900, 2509 JH Den Haag of per e-mail:
[email protected].
De kracht van samen zorgen.
200520 - september.pdf - pag.4
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
■
Tijdschrift voor Verloskundigen
Inhoud
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN
7
Cure en Care Redactioneel Wil van Veen
■
KNOV Oproep werkgroep pijnbestrijding Iedereen is nodig
8 9
Column van de voorzitter Sjaak Toet
Oproep werkgroep hyperbilirubinemie Wie kan beter ondersteunen dan de verloskundige?
10 11
Josien de Boer en Pien Offerhaus
Verloskundigen starten met kinderwensspreekuren!
16
Ellen Out
Individuele deskundigheidsbevordering thuis
19
Inger Aalhuizen
Ondernemen in de eerstelijns verloskunde
21
Franka Steeghs en Geert Gerats
Stichting Ambulante Fiom
25
Monique Stals
■
Wetenschap Het Millenniumproject van de VN
27
Marieke Lagro en Jelle Stekelenburg
Zes jaar na de millenniumcrisis
31
Trees Wiegers
Gevraagd: ethische discussie over het doel van prenatale diagnostiek
33
Kristel Zeeman
Posttraumatische stress en depressie na zwangerschapsafbreking
35
Kristel Zeeman
■
Onderwijs en scholing Mensen van morgen
37
Jan Hein van Dierendonck
■
Forum
■
Praktijk
De douladiscussie (slot)
39 43
Dokter W. Column Nyx
Uitbreiding hielprikscreening in voorbereiding
45
Martijn Sobels
■
Internationaal Tiende verjaardag EFNNMA
49
Greta Rijninks
ICM heeft nieuw logo
■
52
Berichten
53 55 58
Nieuwsblad Congres en Cursus Personalia
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.5
LET OP !!! Lage resolutie!
5
September 19, 2006
Het Slotervaart gaat door! Het Slotervaartziekenhuis heeft een groot aandeel in de Amsterdamse verloskunde. Op de afdeling verloskunde vinden jaarlijks ongeveer 1500 bevallingen plaats. Het multidisciplinaire team van gynaecologen, verloskundigen, O&G- en algemeen verpleegkundigen en kraamverzorgenden is in ontwikkeling. De afdeling heeft een nauw samenwerkingsverband met de Verloskunde Academie Amsterdam en voorziet voor een belangrijk deel in de tweedelijns stages voor studenten. Goede patiëntenzorg en gedegen onderwijs zien wij als drijfveer voor onze werkzaamheden. Wij werken vanuit een fysiologische visie.
Gevraagd
Klinisch verloskundige
24-36 uur per week
Als klinisch verloskundige vervul je een spilfunctie, je houdt overzicht over alle activiteiten op de verloskamers en adviseert zonodig op de kraam- en zwangerenafdeling. Je begeleidt partus en verricht consulten in de tweede lijn in goede samenspraak met de gynaecoloog. Een belangrijke taak is het begeleiden en onderwijzen van studenten verloskunde en co-assistenten in de praktijk.
Tevens vragen wij een
Verloskundige/echoscopist
2 dagen/week
Als verloskundige en echoscopist verricht je verloskundig en gynaecologisch echo onderzoek. Je bent zelf professioneel verantwoordelijk voor de beroepsuitoefening binnen de gestelde beroepsinhoudelijke en organisatorische kaders en je begeleidt studenten verloskunde en co-assistenten tijdens hun echostages verloskunde.
Jij bent
Een energieke collega die de verloskunde en het onderwijzen hiervan een eigen gezicht weet te geven. Je bent stressbestendig, hebt organisatorische kwaliteiten en bezit een creatieve geest. Het werken in wisselende diensten is geen probleem. Je vindt het belangrijk om vakkennis en visie over te brengen op toekomstige collegae. Je hebt een Nederlands diploma verloskunde, BIG-registratie en bij voorkeur 2 jaar relevante werkervaring. Ervaring in de tweede lijn en ervaring met echografie heeft de voorkeur.
Wij bieden Een zelfstandige baan binnen een klinische setting. Een ‘vroedvrouwvriendelijke’ werkomgeving. Een team van ervaren collega´s. Een goede inwerkperiode. Mogelijkheden tot het volgen van opleidingen. Beide functies zijn ingedeeld in FWG-schaal 60, in beginsel voor de duur van 1 jaar. Informatie Voor meer informatie over de functie kunt je bellen met Christine Wisman (coördinerend verloskundige) Telefoon 020-5124118, sein 339 of de dienstdoende verloskundige, sein 341. Zie ook www.werkeninhetslotervaartziekenhuis.nl Je sollicitatiebrief kun je sturen naar personeelsadviseur Carla Noom. Dat kan digitaal naar
[email protected] of per post naar Slotervaartziekenhuis, ostbus 90440, 1006 BK Amsterdam. Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
200520 - september.pdf - pag.6
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
EN Voor de grote vakantie kon u in het nieuws lezen dat – toen nog staatssecretaris – Rutte in zijn wijsheid had besloten om de verloskundige opleidingen op HBOniveau te definiëren en niet op het door de KNOV gewenste academische niveau. Rutte’s conclusie kwam uit een of andere werkgroep die zich al geruime tijd over de materie buigt en waar geen verloskundige of vertegenwoordiger van haar beroepsorganisatie in participeerde. Misschien was de KNOV wel niet uitgenodigd omdat de werkgroep geen gekrakeel wilde, bang om geconfronteerd te worden met twee verloskundigen: eentje die vóór academisering is en eentje die het nut hiervan maar niet wil inzien. Of misschien is het probleem wel dat verloskundigen hun wetenschapsdomein (nog) niet gedefinieerd hebben, waarmee we de HBOgradatie als een status quo toegewezen kregen.
KNOV
AGENDA ■
10 oktober 2006 Terugkomdag voor toetsgroepbegeleiders
■
24 oktober 2006 Effectief onderhandelen in de eerstelijn Accreditatie: 6 uur
■
31 oktober, 21 november en 14 december 2006 Training toetsgroepbegeleiders Intercollegiale toetsing Volgeboekt Kijk voor meer informatie in de rubriek Congres en Cursus achter in dit tijdschrift of op www.knov.nl/leden
TIJDSCHRIFT
CARE
Het definiëren van een verloskundig wetenschapsdomein is heel veel werk. Een domein afpalen duurt lang en is zwaar werk, u kunt dat aan de eerste de beste boer/ agrariër navragen. Zonder heining om het domein lijkt onze cure op obstetrie en onze care op verpleegkunde. Ga daar als buitenstaanderige staatssecretariële werkgroep maar eens een goed advies over schrijven. Dat lukt nooit! We moeten dus eerst zelf aan het afpalen en omheinen. Omdat tot voor kort eerstelijns verloskundig wetenschappelijk onderzoek een ondergeschoven kindje was, is ook de fysiologische verloskunde moeilijk af te palen. Gelukkig, sinds de komst van de masters of science komt daar een zekere lijn in. Een eigen hoogleraar zou hier zeker een behoorlijke steen aan kunnen bijdragen, maar die lijkt nog heel ver weg. Als we kijken naar andere Europese landen dan zijn er wel stukjes informatie en onderzoek te vinden. Er zijn ook Europese landen die het verloskundigenwerk in eigen land beschreven hebben, zowel de cure als ook de care en ook andere (bij)zaken, maar nergens lijkt het op Nederland. Uniek zijn is in dit geval dus lastig! Cure en care in lotsverbondenheid. Veel verloskundigen lijken moeite te hebben met deze begrippen in een verloskundig kader. Van cure is sprake in relatie tot de medische aspecten van het vak, wat overloopt in pathologie als het minder goed gaat. Care staat in verloskundige perspectief allereerst voor preventie. Ik ga daar niet verder op in; dit tijdschrift besteedt hier constant aandacht aan. Care staat ook voor het begeleiden van vrouwen tijdens ingrijpende veranderingsprocessen op meerdere niveaus: het veranderingsproces door het krijgen van het kind, het veranderingsproces
van het moeder worden, gezin worden en het veranderingsproces van het ouder worden in leeftijd. Care omvat de meerwaarde van een verloskundige, of die nu in de eerstelijn of klinisch werkt. Het is de meerwaarde die voortvloeit uit het feit dat zij vroedvrouw is, de combi cure en care beheerst in het prenatale, natale en postnatale tijdperk. De combinatie preventie en begeleiding speelt een grote rol als het gaat om momenten dat het psychosociaal en/of emotioneel niet goed gaat. Denk als voorbeeld aan momenten dat sprake is van de noodzaak tot begeleiding en daarmee doorverwijzing van cliënten in (psycho) sociaal (emotioneel) zwakke omstandigheden die (mogelijk) leiden tot mishandeling van de zwangere of het kind. Steeds duidelijker wordt dat de toekomstige ontwikkeling van het vak op die gebieden ligt: preventie en psychosociale begeleiding. Hebben we die twee subdomeinen, die samen de care vormen, goed beschreven en ons eigen gemaakt, dan zal het fysiologische verloskundig domein op een natuurlijke wijze versterkt worden. Goede care leidt tot welbevinden en vertrouwen, de basis voor een fysiologisch proces. Welbevinden en vertrouwen zijn twee ‘gevoelssferen’, het zijn de intenties of ook het bijzondere bedoelen. Het zijn de oogmerken van het verloskundig vak. Als ik dan hoor dat sommige verloskundigen beweren dat zij preventie en melding van kindermishandeling niet als hun taakgebied zien ‘vanwege de rompslomp en een mogelijk eigen risico’ dan heb ik het idee dat de ontwikkeling van de care binnen het verloskundig domein nog in de kinderschoenen staat. Wil van Veen
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.7
LET OP !!! Lage resolutie!
Redactioneel
CURE
7
September 19, 2006
Oproep
KNOV
PIJNBESTRIJDING TIJDENS DE BARING
Werk mee aan een adequaat antwoord van de verloskundige zorg op de vraag om pijnbestrijding tijdens de baring
De KNOV doet mee in een multidisciplinair project met als doel: het maken van een richtlijn over medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de baring, die in beginsel voor elke barende vrouw een adequate pijnbehandeling beoogt. De 24-uurs beschikbaarheid van epiduraal anesthesie is een belangrijk aspect hierbij. Het project wordt uitgevoerd door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesisten (NVA) en de Nederlandse vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG). Naast de NVA en NVOG zijn ook de KNOV en de huisartsen (NHG) vertegenwoordigd en zoekt men nog vertegenwoordigers voor de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde en de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF). Op dit moment neemt Josien de Boer, beleidsmedewerker richtlijnontwikkeling, namens de KNOV deel aan deze werkgroep. In de werkgroep is nog plaats voor een verloskundige.
8
Welke verloskundige wil samen met Josien meewerken aan het tot stand komen van deze richtlijn, zodat ook de verloskundige aspecten goed uit de verf komen? De KNOV is op zoek naar een verloskundige: • werkzaam in de eerste lijn, • met belangstelling voor dit onderwerp • bereid om wetenschappelijk onderzoek kritisch te lezen. Enige expertise op dit vlak is wenselijk De werkgroep is gestart in april 2006 en zal naar verwachting tot eind 2007 doorlopen. In die periode zullen naar verwachting nog 10 bijeenkomsten van 2,5 uur op dinsdagmiddagen plaatsvinden. Daarnaast moet u rekenen op voor-
bereidingstijd (onder andere lezen van literatuur, van conceptteksten, overleg met de KNOV-medewerkster). Hebt u interesse in deze werkgroep? De bijeenkomst van de werkgroep vindt plaats in het kantoor van het CBO in Utrecht. U krijgt vacatiegeld en een reiskostenvergoeding. Belangstellenden kunnen zich per email of schriftelijk aanmelden bij de KNOV bij Pien Offerhaus of Josien de Boer. Wij verzoeken u om bij uw aanmelding kort weer te geven wat uw werksituatie is en welke scholing of ervaring u hebt in richtlijnontwikkeling en/of kritisch lezen van wetenschappelijke literatuur. Graag zo spoedig mogelijk aanmelden, bij voorkeur vóór 14 oktober! Pien Offerhaus:
[email protected] Josien de Boer:
[email protected]
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.8
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
Nog niet eerder kreeg ik zoveel reacties op mijn column als op de laatste van augustus, getiteld ‘zomerzorgen 2006’. Gewoonlijk krijg ik 0 tot 1 reactie. Feedback is niet onze grootste kracht. Deze keer werd ik zelfs tijdens mijn vakantie gebeld door verloskundigen die wilden reageren en bij thuiskomst wachtte mij daar nog de nodige mailtjes. Ik ben blij met de herkenning van hetgeen ik schreef, want zo’n 95% van de reacties was positief. Men deelt mijn zorg en vindt met mij dat we moeten gaan voor professionele zorg die recht doet aan de keuzevrijheid van de vrouw en haar partner en die is toegespitst op goede begeleiding en ruim voldoende aandacht. Anderen vonden de column te kritisch, te scherp, te kwetsend en teveel terechtwijzend. Ook waren er reacties dat dit tijdschrift ook meer en meer buiten de KNOV wordt gelezen en wat moet men wel niet van ons denken? Ik was inderdaad scherp en kritisch, misschien meer dan u van mij gewend bent, maar het was zeker niet kwetsend bedoeld. “Je columns moeten prikkelen en aanzetten tot denken en discussie”, zo wordt mij voorgehouden. Ik ben het daarmee eens, want als beroepsgroep moeten we kritisch naar ons zelf en naar elkaar blijven kijken, openstaan voor nieuwe ideeën, meedoen aan nieuwe initiatieven om op die manier te zorgen dat de zwangere voor ons blijft kiezen. En we kunnen het! In de afgelopen tijd hebben we bewezen dat we door de handen ineen te slaan, in
staat zijn veel nieuwe initiatieven van de grond te krijgen. Denk maar eens aan al die eerstelijns echocentra. Het is de KNOV gelukt om passende tarieven te krijgen voor counseling, NT en SEO. Het is gelukt om deze tarieven met terugwerkende kracht betaald te krijgen. Het is zelfs gelukt het gros in het verzekerde basispakket te krijgen. Registers zijn geopend en de verloskundige is een niet meer weg te denken partij in de hele opzet van prenatale screening met Klinisch Genetische Centra en WBO-vergunningen. We mogen gerust stellen dat wij het afgelopen jaar op dit onderdeel de nodige successen behaald hebben. Dit is echter geen reden om achterover te leunen, want ook op het gebied van preconceptiezorg willen we aan de weg timmeren. Inmiddels hebben de media ons gevonden en we zijn op negen plekken gestart met de pilot van de kinderwensspreekuren. Er wordt hard gewerkt hiervoor een passend tarief te krijgen. Tegelijkertijd wordt geschreven aan een nieuwe verloskundige taakomschrijving, een die meer recht doet aan de werkelijkheid van 2006 en die inspeelt op het nieuwe zorgstelsel. Een taakomschrijving die als basis kan dienen voor ons inkomen en de praktijkomvang. Actueel is onze inzet voor een nieuw tarief echoscopie, voor de versie en het spiraaltje. Heel wat collega’s hebben enorm veel werk verzet voor deze behaalde successen en met veel collega’s zijn we inmiddels in de weer om nieuwe successen te behalen. Helaas, ik zeg het nog maar een
KNOV
keer: er zijn toch nog collega’s die niet bewegen. Naar hen dus nogmaals het bericht dat de wereld van vandaag van ons eist dat we ons proactief opstellen. Stilstand leidt tot verlies, nu meer dan ooit! Hoe dan ook, met elkaar mogen we best trots zijn op de behaalde resultaten en waardering hebben voor alle collega’s die actief zijn in allerlei werkgroepen en commissies. De KNOV kan niet zonder die actieve leden. Er ligt nog veel werk. De KNOV heeft nog veel plannen in het kader van belangenbehartiging, richtlijnontwikkeling, beroepsinnovatie en toenemende professionalisering. Helaas, we kunnen niet alles tegelijk. We zijn maar een kleine organisatie, maar wel een organisatie met veel ambitie die wil bouwen aan een sterke beroepsgroep. Daar hebben we wel iedereen voor nodig. Sjaak Toet, voorzitter
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.9
LET OP !!! Lage resolutie!
De voorzitter
IEDEREEN IS NODIG
9
September 19, 2006
Oproep
RICHTLIJN
KNOV
HYPERBILIRUBINEMIE Werk mee aan het in de Nederlandse eerste lijn bruikbaar maken van een nieuwe Amerikaanse richtlijn over ‘hyperbilirubinemie’
De KNOV gaat vanaf oktober meedoen in een werkgroep voor de preventie, diagnostiek en behandeling van hyperbilirubinemie. Een recente Amerikaanse richtlijn over dit onderwerp dient als uitgangspunt, maar aanpassing aan de Nederlandse situatie met thuisbevallingen en kraamzorg thuis heeft de speciale aandacht. De werkgroep is een initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) en de KNOV is uitgenodigd om aan deze werkgroep deel te nemen. Naast de KNOV zijn ook de beroepsverenigingen van jeugdartsen (AJN), huisartsen (NHG) verloskundig actieve huisartsen (VVAH), gynaecologen
(NVOG), kraamverzorgenden (STING) en de landelijke vereniging Kind en Ziekenhuis uitgenodigd. Een van de beleidsmedewerkers van de KNOV zal zitting nemen in deze werkgroep. De KNOV is op zoek naar een verloskundige als tweede lid van deze werkgroep:
15e Nijmeegse Nascholingsdag voor verloskundigen en huisartsen woensdag 1 en donderdag 2 november 2006 (beide dagen identiek programma) Thema: Metabool syndroom en zwangerschap Ochtend: lezingen over • Pathofysiologie • Metabool syndroom bij zwangeren • Bevallen bij obesitas , thuis of in het ziekenhuis • Kinderen van moeders met metabool syndroom • Screening op metabool syndroom • Ambulancevervoer
€ 135,-
Plaats:
Nijmegen
Hebt u interesse in deze werkgroep? De bijeenkomst van de werkgroep vindt plaats in het kantoor van het CBO in Utrecht. U krijgt vacatiegeld en een reiskostenvergoeding. Belangstellenden kunnen zich per email of schriftelijk aanmelden bij de KNOV bij Pien Offerhaus of Josien de Boer. Wij verzoeken u om bij uw aanmelding kort weer te geven wat uw werksituatie is en welke scholing of ervaring u hebt in richtlijnontwikkeling en/of kritisch lezen van wetenschappelijke literatuur. Graag zo spoedig mogelijk aanmelden, bij voorkeur vóór 14 oktober!
Middag: • Workshops over preconceptioneel advies bij metabool syndroom en bevallen thuis, vervoer per ambulance naar ziekenhuis • Discussie in kleine groepen over vragen uit de dagelijkse verloskundige praktijk Cursusprijs:
• werkzaam in de eerste lijn, • met belangstelling voor dit onderwerp • bereid om wetenschappelijk onderzoek kritisch te lezen. Enige scholing op dit vlak is wenselijk Naar verwachting zullen er 3 of 4 bijeenkomsten van 4 uur nodig zijn, de eerste bijeenkomst is 19 oktober. Daarnaast moet u rekenen op voorbereidingstijd (onder andere lezen van literatuur, overleg met de KNOV-medewerkster).
Pien Offerhaus:
[email protected] Josien de Boer:
[email protected]
Inlichtingen: PAOG-Heyendael Mw. A. Wolf, cursusassistent Tel. 024-361 03 42
[email protected] www.umcn.nl/paog
10
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.10
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
KNOV
ONDERSTEUNEN DAN DE VERLOSKUNDIGE? Josien de Boer en Pien Offerhaus
Ondersteuning tijdens de baring is ineens een hot item De afgelopen jaren werd er regelmatig in de media kritiek geuit op de verloskundige begeleiding tijdens de baring. Een recent voorbeeld: “Vanwege het heilige geloof in de Natuurlijke Bevalling worden Nederlandse vrouwen met een nietvorderende bevalling vaak uren alleen gelaten” zo stelt gynaecoloog Hein Bruinse in een interview met HP/de Tijd in maart van dit jaar. Ook uit onderzoek blijkt dat cliënten niet altijd tevreden zijn over de begeleiding. Een recent Nederlandse onderzoek van Marlies Rijnders vindt dat een fors deel (ruim 20%) van de vrouwen die meededen aan het onderzoek negatief terugkijkt op de baring[1]. De oorzaak hiervan wordt onder andere gezocht in de begeleiding tijdens de baring door verloskundigen. Vergeleken met de vrouwen in het moederonderzoek in Engeland, die dezelfde vragenlijsten invulden, waren de Nederlandse vrouwen minder tevreden. De nieuwe KNOV-standaard Nietvorderende Ontsluiting (NVO) komt dan ook op een uitgelezen moment. Het geven van goede ondersteuning tijdens de baring is een van de kernaanbevelingen in deze standaard. Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, wordt geconcludeerd dat continue ondersteuning een effectieve interventie is om een langdurige baring te voorkomen en ook de behoefte aan pijnbestrijding en andere medische interventies (bijstimulatie) vermindert. In de standaard wordt uit de doeken gedaan wat er onder goede begeleiding verstaan moet worden en wat deze inhoudt.
Ongeveer gelijktijdig met het verschijnen van de standaard NVO startte in Nederland de eerste doula opleiding. Inmiddels hebben ongeveer 15 doula’s hun diploma behaald. De komst van de doula houdt de gemoederen flink bezig. Alleen al in dit tijdschrift verschenen de afgelopen maanden 5 artikelen of ingezonden brieven over ondersteuning tijdens de baring. In het nummer juli/aug stonden weer twee ingezonden brieven over dit onderwerp. Het debat is volop bezig!
Uit de artikelen en brieven blijkt dat de meningen over de doula verdeeld zijn. Sommige verloskundigen juichen de komst van de doula toe, andere zien haar als een concurrent en vragen zich af of het Nederlandse verloskundige systeem wel doula’s nodig heeft. Ook internationaal gebeurt er van alles. Interessant in dit kader is dat de ICM (International Confederation of Midwives) een ‘mission statement’ over de relatie doula-verloskundige aan het maken is waarin de rol van de verloskundige zal worden omschreven. Volgens de planning zal dit ‘mission statement’ in 2007 verschijnen.
Doula’s bieden zich aan, ziekenhuizen garanderen continue ondersteuning tijdens de baring en cliënten nemen hun ‘eigen begeleider tijdens de baring’ mee naar het spreekuur. Aan verloskundigen wordt gevraagd wat zij te bieden hebben aan begeleiding. Kortom, ondersteuning tijdens de baring is ineens een ‘hot item’ in de verloskunde. Wat moeten verloskundigen met alle ondersteuners en begeleiders die zich aanbieden? En: welke informatie uit de standaard NVO is relevant in deze discussie? In dit artikel worden de verschillende initiatieven op het gebied van ondersteuning van de barende naast de conclusies en aanbevelingen van de NVO-standaard gelegd en wordt geprobeerd een ‘ideaal plaatje’ te schetsen. Dringen om de cliënte te mogen ondersteunen Het wordt nog dringen om de cliënte tijdens de baring te mogen ondersteunen. Inmiddels zijn er 16 doula’s op de markt die naar verwachting ongeveer 750 euro vragen voor hun werkzaamheden. Deze beperken zich overigens niet alleen tot ondersteuning tijdens de bevalling. Voor de bevalling maakt de doula al kennis met de vrouw en haar partner/gezin, zij stelt samen met de zwangere een bevallingsplan op, en ook na de bevalling is zij eventueel beschikbaar ter ondersteuning.
De auteurs zijn beleidsmedewerkers van de KNOV Reacties of vragen over dit onderwerp of over de standaard NVO? Stuur een email naar
[email protected]
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.11
LET OP !!! Lage resolutie!
Standaard NVO
WIE KAN BETER
11
September 19, 2006
KNOV
Alle activiteiten van de doula zijn primair gericht op de emotionele ondersteuning van de (zwangere en barende) vrouw en haar partner. De doula is geen erkend en beschermd beroep, dus iedereen kan zich als doula aanbieden. Op de website: www.doula.nl bieden inmiddels 10 vrouwen zich aan als doula’s/begeleiders tijdens de baring. De kraamzorgorganisaties staan niet stil. Het blad van de Kraamzorg organiseerde in april een Kraamcafé waar geanimeerd werd gediscussieerd over de plaats van de doula in relatie tot de kraamzorg. Onder de vrouwen die de doula-opleiding volgen en vrouwen die zich aanbieden als doula zijn veel (ex-) kraam-verzorgenden. De conclusie van de betrokken kraamzorgorganisaties die middag was dat zij zich gaan inzetten om te onderhandelen over extra ondersteuning door kraamverzorgenden (voorafgaand aan de partusassistentie) en tegelijkertijd in de opleiding voor kraamverzorgenden meer aandacht willen besteden aan de psychosociale begeleiding van hun cliëntèle voor zover ze dat al niet doen.
waarde van extra kraamzorg tijdens de ontsluitingsfase na te gaan.
Ook ziekenhuizen ontplooien initiatieven. Verscheidene instellingen hebben op de verloskamers voor de barende vrouwen 24-uurszorg van kraamverzorgenden geregeld. Zij bieden de garantie dat er altijd een kraamverzorgende op de verloskamers aanwezig is. Sommigen ‘adverteren’ daar zelfs mee. Andere ziekenhuizen voeren een beleid dat geënt is op het ‘preventive support of labor’ en bieden in het kader daarvan ook (continue) ondersteuning aan door een verpleegkundige.
Kortom, er worden allerlei initiatieven genomen en voor de cliënte én de verloskundige dreigt een onoverzichtelijke situatie te ontstaan. Verloskundigen krijgen vragen van cliënten over de beschikbaarheid van doula’s in hun omgeving en vragen zich af voor wie intensieve of extra begeleiding geïndiceerd zou zijn. Allerlei vragen komen boven: voor wie is welk initiatief geschikt, wat moet je adviseren, wat kost het en wie betaalt het? Maar nog veel belangrijker is de principiële vraag: is de verloskundige de eerst aangewezen zorgverlener voor het bieden van ondersteuning of willen we de verantwoordelijkheid voor de begeleiding tijdens de baring delen
Tenslotte worden er ook ‘doula’trainingen voor mantelzorgers georganiseerd en wordt er ook onderzoek opgezet om de meer12
Wat stellen de verloskundigen hier tegenover? Een aantal verloskundigenpraktijken organiseert avonden voor zwangeren en hun partner. Tijdens die bijeenkomsten wordt ook stilgestaan bij het geven van ondersteuning. Er zijn ook individuele verloskundigen die zich aanbieden voor intensieve begeleiding tijdens de baring. En sommige verloskundigen overwegen om een doula in dienst te nemen in de praktijk of laten hun praktijkassistente de doulaopleiding volgen.
met / delegeren aan anderen dan de partner en de reguliere kraamzorg? En als we de begeleiding gaan delen: met wie dan en onder welke voorwaarden? Vrij vertaald: wie heeft de regie aan het kraambed en wat is de plaats en de taak van de doula in relatie tot de kraamzorg en de verloskundige?? In het kader van deze discussie is het nuttig om wat uitgebreider stil te staan bij de bevindingen uit de literatuur die in de standaard NVO gepresenteerd worden. Is continue ondersteuning bij iedereen nodig en voor wie is deze interventie het meest geschikt en effectief? De standaard NVO: het belang van ondersteuning is evident Als er uit de internationale wetenschappelijke literatuur één ding duidelijk naar voren komt is het dat continue ondersteuning een zeer effectieve interventie is niet alleen om de voortgang van de baring te bevorderen, maar ook om de behoefte aan pijnbestrijding en andere interventies (bijstimulatie etc.) te verminderen. Het effect is groter wanneer de ondersteuning vanaf het begin van de baring (vanaf de latente fase) gegeven wordt. Bovendien zijn vrouwen die continue ondersteuning kregen veel tevredener over de baring dan vrouwen die niet continu zijn ondersteund. De grootste effecten van ondersteuning werden gevonden bij primiparae die anders alleen zouden zijn bevallen en bij vrouwen met een laag opleidingsniveau. Bij hen was een gunstig effect meetbaar op de duur van de baring. Het effect op het gebruik van pijnbestrijding en andere interventies (bijstimulatie etc) was bij vrouwen met alle opleidingsniveaus meetbaar. Voor vrouwen met een middelbare of
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.12
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
KNOV
hoge opleiding zijn de effecten van ondersteuning op de duur van de baring met andere woorden minder groot. Dit komt duidelijk naar voren uit een review met onderzoeken uit Amerika en Canada van Ellen Hodnett[2]. Zij suggereert dat vrouwen met een hogere opleiding meestal van tevoren goed geïnformeerd zijn en bijna altijd door hun partner ondersteund worden waardoor de ‘doula’ minder toegevoegde waarde heeft. Ondersteuning is effectiever als preventie dan als behandeling van nvo. Wanneer er sprake is van stagnatie van de baring is continue ondersteuning duidelijk minder effectief. Het is dus belangrijk om de ondersteuning al vroeg in te zetten en niet te wachten tot de baring stagneert. Een aantal onderzoeken vergeleken continue met intermitterende (met tussenpozen van afwezigheid) ondersteuning. Dan blijkt dat continue ondersteuning qua effectiviteit superieur is aan intermitterende ondersteuning. Saillant detail in de review van Hodnett is dat zij vindt dat de ondersteuning van iemand die niet verbonden is aan het ziekenhuis effectiever is dan ondersteuning van iemand die dat wel is. Zij pleit er dan ook voor om de ondersteuning bij voorkeur te laten geven door iemand die niet in dienst is van het ziekenhuis. In de standaard is ook aandacht voor een literatuuroverzicht van Patricia Rosen[3], die onderzoekt wie nou de meest ‘effectieve’ ondersteuner is. Zij komt tot de conclusie dat een leek/mantelzorger of een een getrainde leek (doula) de meest effectieve ondersteuner is. Ook haar literatuuronderzoek is vrijwel uitsluitend
gebaseerd op internationale onderzoeken. Hieronder bevinden zich nauwelijks Europese studies en ook geen studies met thuisbevallingen. Rosen plaatst terecht de kanttekening dat helaas nog nooit uitgezocht is of ondersteuning door een verloskundige effectiever is dan ondersteuning door een doula of mantelzorger. Continue ondersteuning om de duur van de ontsluitingsfase te verkorten helpt dus, maar vooral preventief en vooral bij primiparae die anders alleen zouden zijn bevallen of die een laag opleidingsniveau hebben. In hoeverre ondersteuning door een verloskundige vergelijkbare effecten sorteert, is nog niet eerder onderzocht.
Aanbevelingen voor de Nederlandse verloskundige praktijk Al deze bevindingen werden tegen elkaar afgewogen om te komen tot aanbevelingen voor de Nederlandse verloskundige praktijk. In de standaard wordt aanbevolen: • Al tijdens de zwangerschap het belang van ondersteuning naar voren te brengen en af te spreken wie de barende gaat ondersteunen. Bij vrouwen die geen goede mantelzorg hebben, is het wenselijk alsnog ondersteuning te regelen. Welke zorgverlener dit op zich zou kunnen nemen is
nog niet uitgekristalliseerd en de financiering is ook nog punt van discussie. • Wanneer bij het eerste persoonlijke contact met de vrouw blijkt dat de baring begonnen is, gaat de verloskundige na of er adequate ondersteuning aanwezig is. Zo niet, dan wordt in samenspraak met de cliënt nagegaan wat de wensen en mogelijkheden zijn. Vanwege het preventieve effect van steun wordt bovendien aanbevolen dat dit eerste persoonlijke contact plaatsvindt kort na de eerste melding dat de baring is begonnen. • Wanneer er tekenen zijn dat er onvoldoende progressie is en de baring dreigt te stagneren, is het raadzaam extra ondersteuning in te zetten. De verloskundige kan zelf intensievere ondersteuning bieden of extra ondersteuning bijvoorbeeld door kraamverzorgenden inzetten, indien die beschikbaar is, bijvoorbeeld omdat daar lokale afspraken over zijn gemaakt. Aanvullende ondersteuning tijdens de baring is op dit moment nog geen onderdeel van de reguliere zorg. De discussie hierover is nog maar net begonnen en mogelijkheden voor aanvullende ondersteuning op indicatie moeten nog worden onderzocht. Op lokaal niveau is het wel denkbaar dat verloskundige praktijken hierover tot afspraken komen, zowel met aanbieders als met zorgverzekeraars. Visie op de ondersteunende rol van de verloskundige in de standaard NVO In principe wordt er in de standaard van uitgegaan dat de ondersteuning tijdens de baring door de verloskundige en de partner of andere begeleid(st)er voldoende zal zijn. In de algemene aanbevelingen van
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.13
LET OP !!! Lage resolutie!
13
September 19, 2006
KNOV
de standaard wordt gesteld dat ‘uitbreiding van partusassistentie op indicatie van de verloskundige vanaf de latente fase’ de eerste optie zou zijn. Op dit moment is dat nog niet gerealiseerd. Als auteurs van de standaard vinden wij dat de verloskundige de eerst verantwoordelijke is voor het geven van ondersteuning en is zij degene die de regie over de baring en ‘de ondersteuners’ houdt. Wij zijn van mening dat: • het stellen van de indicatie voor ‘extra’ ondersteuning voorbehouden is aan de verloskundige, in samenspraak met de cliënte; • het niet wenselijk is dat het geven van ondersteuning tijdens een normaal verlopende baring volledig of grotendeels gedelegeerd wordt aan andere ‘ondersteuners’; • de verloskundige de regie moet houden en (juridisch) verantwoordelijk is voor de begeleiding tijdens de baring; • het begeleiden van de baring een professionele taak is die niet door iedereen uitgevoerd kan worden. Het inschatten van de draagkracht van de vrouw, rekening houdend met de fase van de baring, het geven van informatie over de fase waarin de baring verkeert en de interventies en mogelijkheden om het baringsproces te versnellen zijn slechts een paar voorbeelden van de ondersteunende taken die een onmisbaar onderdeel vormen van de begeleiding door de verloskundige. Het beroepsprofiel is hierover ook uitgesproken: “De taak van de verloskundige is het medische begeleiden van de barende vrouw en eveneens het geven van emotionele en praktische ondersteuning aan de barende vrouw en haar begeleiders”. De rol en de taken van de verlos14
kundige zijn helder. De vraag die hierbij rijst is of verloskundigen deze visie delen en hiermee uit de voeten kunnen. Het ideale plaatje Wanneer de conclusies en aanbevelingen van de standaard naast de genoemde initiatieven worden gelegd, komen we tot de volgende slotsom. Het belang van ondersteuning tijdens de baring is evident. In onze visie is goede ondersteuning tijdens de baring een essentieel onderdeel van de verloskundige begeleiding, is de verloskundige de primaire ondersteuner samen met de partner en houdt de verloskundige de regie en de verantwoordelijkheid over de baring en de ‘ondersteuners’ in de eerstelijn. De voornaamste indicatie voor aanvullende ondersteuning is de afwezigheid of de onvoldoende beschikbaarheid van ondersteuning, vastgesteld voor of tijdens de baring.
Daarnaast kan de verloskundige extra ondersteuning overwegen bij vrouwen die erg angstig zijn voor de bevalling en/of vrouwen die eerder een negatieve baringservaring hebben gehad en daardoor erg opzien tegen de bevalling. Naast mantelzorg lijkt voorlopig de enige betaalbare optie om in dergelijke gevallen extra kraamzorg in te zetten. Kraamzorgorganisaties hebben in ieder geval de benodigde infra-
structuur voor landelijke dekking. De discussie of dit tot de reële mogelijkheden gaat behoren in de toekomst moet nog met alle betrokken partijen gevoerd worden. Het inschakelen van een doula, indien die beschikbaar is in het werkgebied, kan vooralsnog alleen wanneer de cliënte dat zelf betaalt. Wanneer een zwangere zelf een doula (of andere aanvullende ondersteuners) introduceert, is het wenselijk om van tevoren kennis te maken en afspraken te maken over de taken en verantwoordelijkheden van de betrokkenen. Ook daarom is het belangrijk dat u, zoals de standaard aanbeveelt, tijdens de zwangerschap de ondersteuning tijdens de baring bespreekt. Duidelijk moet zijn dat u als verloskundige verantwoordelijk bent voor het gevoerde beleid tijdens de baring. Hoewel er op het gebied van ondersteuning allerlei initiatieven worden ontwikkeld en dit onderwerp ook een punt van aandacht is voor de KNOV én voor ziektekostenverzekeraars, is er op korte termijn geen uitzicht op veranderingen in de vergoedingen of
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.14
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
KNOV
regelingen rondom (extra) ondersteuning. In de tussentijd lijkt het ons raadzaam dat verloskundigen anticiperen op de ontwikkelingen en ook voor zichzelf of voor hun praktijk een visie ontwikkelen op ondersteuning door henzelf of anderen. Naast het bewaken van de fysiologie en de risicoselectie is het immers bij uitstek de taak van de verloskundige om vrouwen in staat te stellen hun bevalling met vertrouwen tegemoet te zien, omringd door de zorg die ze nodig hebben. Praktijken kunnen zichzelf allerlei vragen stellen om zo’n visie te ontwikkelen, zoals: • Zijn onze cliënten tevreden over de voorbereiding en de begeleiding die wij bieden tijdens de baring? Weten ze wat ze van ons kunnen verwachten aan begeleiding? • Wat is ons beleid voor ondersteuning tijdens de baring? Komt dat overeen met de aanbevelingen van de standaard? • Komt het vaak voor dat we onze aandacht moeten verdelen over meerdere baringen tegelijk en als dit zo is: zouden we dat anders kunnen organiseren? • Stemmen we onze bezoeken
werkelijk af op de behoefte van de cliënte of vinden we de ontsluiting eigenlijk vooral een zaak van de cliënte en haar partner? • Hoe wordt omgegaan met mantelzorgers die de cliënte tijdens de baring willen ondersteunen? Moedig je ze aan om mee te komen naar de prenatale controles of organiseer je zelf bijeenkomsten? Adviseer je hen om mee te gaan naar de zwangerschapscursus? Of lieer je een professionele doula aan je praktijk? • Hoe staan de kraamzorg en mijn dominante zorgverzekeraar tegenover het inzetten van aanvullende kraamzorg in bijzondere gevallen? Wat doet de KNOV? De KNOV volgt de ontwikkelingen op de voet. Zij is zich ook bewust van het feit dat het naleven van de aanbevelingen van de standaard NVO gevolgen kan hebben voor het vaststellen van de omvang van de zorg tijdens de baring en voor de randvoorwaarden die nodig zijn om kwalitatief goede zorg te leveren. Een belangrijke vraag is natuurlijk of verloskundigen voldoende uren hebben en of zij de aangewezen personen zijn om intensievere
ondersteuning te bieden of dat deze taak aan anderen (lees kraamzorg, doula) overgelaten zou moeten worden. Dit zijn aandachtspunten in het overleg met ziektekostenverzekeraars en andere zorgpartners. Daarnaast houdt de KNOV zich actief bezig met het volgen van initiatieven op het gebied van ondersteuning en is betrokken bij onderzoeken op dit gebied. De praktijk en onderzoeken zullen moeten uitwijzen of het beleid dat de standaard NVO voorstaat het aantal verwijzingen in de toekomst zal doen afnemen, de kwaliteit van de verloskundige zorg zal verbeteren en, last but not least, meer cliënten zal opleveren die positief en tevreden terugkijken op hun bevalling. ■ Referenties [1] M. Rijnders. Presentatie Gelderlandsymposium 2006 [2] ED Hodnett, S Gates, GJ Hofmeyr, C Sakala. Continuous support for women during childbirth. Cochrane Database Syst Rev. 2003(3):CD003766. [3] P. Rosen Supporting women in labor: analysis of different types of caregivers. J Midwifery & Women’s Health, vol. 49, 1: 24-31
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.15
LET OP !!! Lage resolutie!
15
September 19, 2006
Kinderwensspreekuur
KNOV
VERLOSKUNDIGEN STARTEN MET
KINDERWENSSPREEKUREN! KNOV pilot ‘Preconceptiezorg door eerstelijns verloskundigen’
Volgende maand gaat de KNOV pilot ‘Preconceptiezorg door eerstelijns verloskundigen’ van start. Deze pilot volgt logischerwijs uit het KNOV-standpunt ‘Preconceptiezorg’ (2005). Onder de naam ‘kinderwensspreekuur’ zullen eerstelijns verloskundigen op negen plaatsen in het land, preconceptiezorg aanbieden[1]. De deelnemende verloskundigen hebben de scholing prenatale screening en preconceptiezorg van de SSOV gevolgd en hebben verschillende materialen ter beschikking. Deze materialen worden gedurende de pilot getest en waar nodig aangepast. De pilot loopt van oktober 2006 tot en met april 2007. Na de pilot worden de kinderwensspreekuren landelijk geïmplementeerd. Preconceptiezorg wordt al enige tijd aangeboden aan vrouwen met een bekend verhoogd risico. Vanaf nu is deze zorg ook voor gezonde vrouwen en vrouwen met een onbekend risico beschikbaar. Het is vanzelfsprekend dat deze zorg in de eerste lijn plaats vindt, door professionals die gewend zijn risicoselectie toe te passen en het verwijssysteem kennen. In het Tijdschrift voor Verloskundigen en op de website van de KNOV is al eerder informatie verstrekt over preconceptiezorg en de pilot. De afgelopen tijd is in de media ook aandacht besteed aan de KNOV pilot en aan preconceptiezorg in het algemeen, waardoor de bekendheid bij het publiek vergroot is. De verwachting is dat de vraag naar kinderwensconsulten flink zal toenemen.
Ellen Out
Wilt u ook het kinderwensspreekuur gaan organiseren? Ook verloskundigen die niet aan de pilot deelnemen zullen mogelijk de behoefte of noodzaak voelen om kinderwensspreekuren te gaan verzorgen in hun werkgebied. Indien de scholing prenatale screening en preconceptiezorg is gevolgd, is het mogelijk om 16
gebruik te maken van de (in concept) ontwikkelde producten. Dit zijn o.a. posters, postcards en voorlichtingsfolders voor de cliënt en een draaiboek, de methodiek en structuur van het consult en een verslagformulier voor gebruik door de verloskundige[2]. ■ U kunt voor meer informatie contact opnemen met de KNOV, Ellen Out, E:
[email protected]; T: 030 2294299
De auteur is projectleider pilot ‘Preconceptiezorg door eerstelijns’ bij de KNOV [1] in Amsterdam verzorgen de verloskundigen reeds sinds 1 januari 2006 kinderwensspreekuren [2] deze producten zijn gezamenlijk ontwikkeld door KNOV, SSOV en de pilotdeelnemers
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.16
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
KNOV
PRENATALE SCREENING KNOV bereikt positief resultaat
Margriet Weide
Na lange tijd van onduidelijkheid en verwarring is er eindelijk, vooral dankzij een consistente inzet van de KNOV, een doorbraak bereikt in de financiering van de prenatale screening. De minister heeft de maximale tarieven voor zowel de counseling, de combinatietest als het structureel echoscopisch onderzoek (SEO) goedgekeurd. Bovendien zijn met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 zowel de counseling als de SEO voor iedereen opgenomen in de basisverzekering. Eveneens is de combinatietest voor zwangeren boven de 36 jaar of met een medische indicatie opgenomen in de basisverzekering. Dit betekent dat de zorgverzekeraars bovenstaande activiteiten vergoeden. Alleen voor zwangeren jonger dan 36 jaar zonder medische indicatie zit de combinatietest niet in de basisverzekering. Deze groep vrouwen zal de combinatietest zelf moeten betalen (of verzekeraars dit in hun aanvullende pakketten op gaan nemen is nog niet duidelijk). De KNOV heeft zich veel inspanning getroost om dit te bereiken. Hieronder leest u in vogelvlucht welke stappen zijn gezet om dit mooie resultaat te bereiken.
Politieke en maatschappelijke context Naast de oorspronkelijke invasieve diagnostische methodes ontstonden in de loop van de jaren tachtig kansbepalende testen. Daaraan gekoppeld rees ook langzaam de vraag welke manier van screenen te verkiezen is en aan wie screening aangeboden zou moeten worden. Over deze kwesties vroeg toen-
Maximaal vastgestelde tarieven Counseling: € NT-meting plus serumtest: € (€ 75,34 NT-meting en € 50,33 serumtest) Structureel echoscopisch onderzoek: €
25,126,93,20
Voorwaarden declareren Vastgesteld tarief Formeel moet er voor declaratie van prenatale screening een tarief zijn vastgesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG). Dit is inmiddels het geval (zie ander kader voor de maximale tarieven). WBO-vergunning Omdat alle drie de activiteiten (counseling, combinatietest en SEO) onder de Wet op het bevolkings onderzoek (WBO) vallen, mogen deze activiteiten alleen uitgevoerd worden op basis van goede afspraken met een vergunninghouder. De zogenaamde regionale centra (klinisch genetische centra/centra voor prenatale diagnostiek) worden de vergunninghouders (zie ook TvV “Prenatale screening Landelijke organisatie” december nummer 2005). Inmiddels hebben alle regionale centra de vergunning aangevraagd en zal VWS naar verwachting voor 1 januari 2007 de vergunningen afgeven. Mede door inzet van de KNOV wordt het jaar 2006 als overgangsjaar beschouwd en heeft Zorgverzekeraars Nederland inmiddels haar leden (de zorgverzekeraars) laten weten dat de nog niet afgegeven vergunningen geen belemmering mogen zijn voor de uitbetaling van de declaraties prenatale screening. Opname in KNOV-echoregister Het College Tarieven Gezondheidszorg stelt inschrijving in het KNOVechoregister als voorwaarde voor uitvoering van de NT-meting en de SEO. Meer informatie hierover vindt u op de KNOV-site waar u ook de inschrijvingsformulieren kunt downloaden. Opname in counselingsregister In de tariefbeschikking van het CTG is opgenomen dat voor de declaratie van counseling inschrijving in een register is vereist. KNOV en ZN hebben hierover gesproken en vastgesteld dat een register voor counseling niet is beoogd en dat op dit onderdeel het CTG gevraagd zal worden de beschikking te rectificeren. ZN beraadt zich nog op de vraag of voor de counseling een certificaat van een hiervoor gevolgde cursus geeist moet worden en neemt hierover medio september een definitief standpunt in. De KNOV heeft overigens ook op dit onderdeel een pragmatische aanpak voorgesteld. De verloskundige is immers bevoegd voor counseling en zij dient individueel te beoordelen of zij ook bekwaam is. De KNOV adviseert verloskundigen de onder andere door de initiële opleidingen aangeboden cursussen sowieso te volgen. Op korte termijn zal aan de praktijken hierover nader worden bericht.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.17
Prenatale screening
FINANCIERING
LET OP !!! Lage resolutie!
17
September 19, 2006
KNOV
malig minister Borst in 1998 de Gezondheidsraad om advies. Een paar kabinetten, twee adviezen van de Gezondheidsraad en veel gesprekken van onder andere de KNOV later, geeft de regering in september 2005 meer duidelijkheid. Toen werden de kaders voor de inhoud, inrichting en voorwaarden van de prenatale screening eindelijk definitief vastgesteld. (Voor een overzicht van de ontwikkelingen in de jaren vóór 2005 zie het artikel “Prenatale Screening Financiering” TvV december 2005). Een van de zaken die het kabinet september 2005 aangaf was dat alleen vrouwen boven de 36 jaar of met een medische indicatie in aanmerking kunnen komen voor vergoeding. Ondertussen nam de vraag van zwangeren naar screening toe en inmiddels zijn er allerlei initiatieven in het land ontstaan door zowel de eerste als de tweedelijn om de screening uit te voeren. Apart tarief prenatale screening eerstelijn De nog niet geregelde financiering van de uitvoering van de prenatale screening vormde een belangrijk obstakel bij al die initiatieven. De KNOV zette al haar contacten in om een draagvlak te creëren voor uitvoering in de eerstelijn. De brief van de staatssecretaris van 15 september 2005 was een bevestiging van onze overtuiging dat uitvoering van prenatale screening goed aansluit bij de eerstelijns verloskunde. Hierin stelde zij namelijk expliciet dat prenatale screening bij voorkeur aan moet sluiten bij de normale begeleiding van de zwangere. Hiermee werd duidelijk dat er een apart tarief voor de eerstelijn moest komen. Vanaf dat moment gebruikte de KNOV alle mogelijke kanalen om samen met Zorgverzekeraars Nederland tot een eerstelijns tariefsvoorstel te komen. 18
Gezamenlijk tariefsvoorstel KNOV en ZN Formulering van een tariefsvoorstel vereist beslissingen over allerlei zaken. Zo moest besloten worden of er één totaaltarief of verschillende deeltarieven zouden komen. Andere punten die om een antwoord vroegen waren bijvoorbeeld: hoe zal de organisatie eruit gaan zien? Wat zijn de kosten van een verloskundig centrum? Wie gaan de echo’s uitvoeren en wie de counseling? Welke inschalingen horen daarbij? Welke investeringen zijn nodig en wat is de onderbouwing van die investeringen? Er moet bijvoorbeeld echoapparatuur aangeschaft worden maar welk type is nodig in de eerstelijn en welk prijskaartje hangt daaraan? Onder welke voorwaarden kan er gefinancierd worden (denk aan kwaliteitseisen) enzovoort. Om dit soort zaken duidelijk te krijgen hebben medewerkers van de KNOV veel gesprekken gevoerd met verloskundigen zelf. Maar ook heel wat tijd is gaan zitten in gesprekken met de STBN, NVOG, LHV/NHG, VWS, patiëntenorganisaties, het RIVM, ZN en vele regionale verzekeraars. Dit resulteerde eind november 2005 in een tariefsvoorstel van de KNOV met ZN aan het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG). Het is aan het CTG om het tarief vervolgens vast te stellen. Tussen aanbieden tariefsvoorstel en goedkeuring minister Totdat het tarief door het CTG werd vastgesteld op 30 juni 2006 heeft de KNOV opnieuw intensief onderhandeld met alle partijen. Zo liet het CTG namelijk weten toch liever een gezamenlijk voorstel met de tweedelijn te willen zien. En het CTG stelde vragen bij de onderbouwing van het tarief: moeten die apparaten nu zo veel kosten? En
waarom kunnen de echoscopisten niet lager ingeschaald worden? Het uiteindelijke resultaat van deze onderhandelingen was een gezamenlijk met de NVOG, LHV, de Orde van medisch specialisten, ZN en KNOV opgesteld tariefsvoorstel dat naar boven was bijgesteld ten gunste van de eerstelijn. Dit voorstel werd ter goedkeuring naar de minister gestuurd en met de handtekening van de minister is er nu een belangrijke hobbel genomen in de uitvoering van de prenatale screening in de eerstelijn. Tevreden We kunnen tevreden zijn met het resultaat. Aan het begin van het traject was slechts sprake van opname in de basisverzekering van de combinatietest en de SEO voor vrouwen ouder dan 36 jaar en voor vrouwen met een medische indicatie. Nu, aan het eind van het traject, zijn de SEO én de counseling voor álle vrouwen opgenomen. Alleen de combinatietest voor vrouwen jonger dan 36 jaar zonder medische indicatie is niet opgenomen in de basisverzekering. Tenslotte Maar…, nog steeds is de KNOV druk doende met de financiering, want alle “financiële barrières” blijken nog niet genomen te zijn. Op dit moment onderhandelt de KNOV met ZN, het CTG en andere partijen om duidelijkheid te krijgen over kwaliteitsgaranties voor onder andere counselen en het declaratieverkeer. Het tarief is vastgesteld, de nog niet verleende WBOvergunningen vormen geen obstakel voor uitbetaling, maar het declaratieverkeer roept nog veel vragen op. Zodra hier meer duidelijk over is hoort u weer van ons. ■
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.18
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
OP
KNOV
ELK GEWENST TIJDSTIP?
Inger Aalhuizen
Een Programma Individuele Nascholing biedt u de mogelijkheid om geaccrediteerde deskundigheidsbevordering thuis te volgen, op het tijdstip waarop het u uitkomt en u de tijdsinvestering zelf kunt spreiden. Het principe van het Programma Individuele Nascholing is ontwikkeld door het Nederlands Huisarts Genootschap. Een PIN bestaat uit werkbladen en achtergrondinformatie. Bij de werkbladen wordt naar aanleiding van casuïstiek vragen gesteld die u moet beantwoorden. In de achtergrondinformatie vindt u de antwoorden op de in de werkbladen gestelde vragen voorzien van een onderbouwing. Midden in een PIN vindt u een pagina met toetsvragen, door deze toetsvragen ingevuld terug te sturen naar de KNOV krijgt u 1,5 uur accreditatie voor het kwaliteitsregister. U krijgt de goede antwoorden van de toets thuisgestuurd, dit dient als bewijs voor verkregen accreditatie van het kwaliteitsregister en u kunt ze opbergen in de map kwaliteitsregister.. De eerste PIN samengesteld door de KNOV en NHG ging over het onderwerp miskraam (zie TvV mei 2006 Inger Aalhuizen Programma Individuele Nascholing Miskraam). De PIN miskraam is te vinden op www.knov.nl/ledensite/ kwaliteitszorg voor leden/bij- en nascholing. In september 2006 komt de PIN Prenatale Screening uit! Inhoud en opzet van deze PIN zijn ontwikkeld door de KNOV en het NHG in nauwe samenwerking met de NVOG en VKGN. Het programma is bestemd voor verloskundigen, huisartsen, gynaecologen, klinisch genetici en genetisch consulenten,
hier kortheidshalve “verloskundige hulpverleners” genoemd. Er is naar gestreefd informatie te bieden die voor elke beroepsgroep van belang is. Doel van het programma is dat verloskundige hulpverleners beter in staat zijn vragen van hun cliënten over prenatale screening te beantwoorden. Uitgangspunt van deze PIN is dat de zwangere vrouw zelf aangeeft of zij informatie wenst en zo ja, aan welke informatie en aan hoeveel PIN Welke informatie over prenatale screening moet een zwangere vrouw en partner precies krijgen, welke voor- en nadelen zijn er en hoe kan de vrouw en partner het beste worden begeleid bij het maken van de keuzes die prenatale screening met zich mee brengt? Het geven van voorlichting over prenatale screening en het begeleiden van zwangere vrouwen bij het keuzeproces wordt counseling genoemd. Deze counseling wordt gegeven door een hulpverlener die daarin geschoold is en ervaring heeft. Ter bevordering van de deskundigheid in het geven van voorlichting en counseling over dit onderwerp is het project “Voorlichting en deskundigheidsbevordering prenatale screening in Nederland” opgezet, gesubsidieerd door het ministerie van VWS[1]. Binnen dit traject zijn cursussen prenatale screening ontwikkeld die men thans kan volgen bij de initiële opleidingen. Een landelijke cursus deskundigheidsbevordering is in ontwikkeling. Dit Programma Individuele Nascholing is één van de scholingsactiviteiten binnen dit traject.
informatie zij behoefte heeft. In hoofdstuk 1 oriënteert u zich op prenatale screening en prenatale diagnostiek. In hoofdstuk 2 wordt besproken hoe u zwangeren informeert over prenatale screening en begeleidt bij het maken van een keuze voor al dan niet screenen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de counseling van vrouwen die voor prenatale screening hebben gekozen. In deze eerste drie hoofdstukken raakt u stapsgewijs dieper in de stof ingevoerd. Hoofdstuk 4 is een kennistoets. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 aandacht besteed aan de organisatie van de verloskundige zorg en het maken van samenwerkingsafspraken. De PIN prenatale screening kan individueel gebruikt worden, maar is ook een geschikt instrument ter voorbereiding van een ITV bijeenkomst. Ook kan het worden gebruikt als voorbereiding op een bespreking waarbij verloskundige hulpverleners afspraken maken over samenwerking bij prenatale screening. De PIN prenatale screening is te vinden op www.knov.nl/ledensite/ kwaliteitszorg voor leden/bij- en nascholing. Het is zeker de moeite waard om deze producten te bekijken! ■ Referentie [1] Deelnemers aan het project zijn: Erfocentrum, Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisatie(VSOP), Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN), Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie(NVOG),Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen(KNOV), Nederlands Huisartsen Genootschap(NHG). De auteur is beleidsmedewerker van de KNOV
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.19
Programma Individuele Nascholing
INDIVIDUELE DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING THUIS,
LET OP !!! Lage resolutie!
19
September 19, 2006
Beroepspensioenvereniging
KNOV
LIDMAATSCHAP
BEROEPSPENSIOENVERENIGING
TOEKOMST PENSIOENFONDS BEPAALT
Voor beroepspensioenfondsen staat 2006 in het teken van de oprichting van een beroepspensioenvereniging. De oprichting van deze vereniging wordt voorgeschreven door de nieuwe beroepspensioenfondsenwet en is bepalend voor de toekomst van ons pensioenfonds. De officiële oprichting vindt plaats op 20 september 2006 om 11.00 uur in De Meern. De drie pensioenfondsen voor dierenartsen, fysiotherapeuten en verloskundigen sloegen de handen ineen en gingen gezamenlijk aan de slag met de oprichting van verenigingen. Zo werden krachten gebundeld en kosten bespaard. De officiële oprichting is daarmee ook een goed moment om terug te kijken op de afgelopen maanden en vooruit te kijken op de toekomst. Een toekomst waaraan we graag het thema ‘samen sterk verder’ koppelen. Een thema dat is bedacht door het pensioenfonds voor fysiotherapeuten maar inmiddels wordt gedeeld met de andere pensioenfondsen. Het aantal leden van de vereniging bepaalt in de toekomst of praktise-
rende verloskundigen in de eerste lijn automatisch blijven deelnemen aan de pensioenregeling voor verloskundigen. De overheid stelde hiervoor een norm van 60% vast. Is over vijf jaar minder dan 60% van deze verloskundigen lid van de vereniging dan vervalt het automatisme. Leden van de vereniging krijgen ook directer inspraak op het beleid van het pensioenfonds. De vereniging start direct met een introductiecampagne. Rond 20 september ontvangen alle praktiserende, voormalig praktiserende en gepensioneerde verloskundigen in de eerste lijn een nieuwsbrief over de vereniging. Eind september volgt een persoonlijke brief met de vraag te kiezen voor het lidmaatschap van de vereniging. Ook op de website van het pensioenfonds is een themahoek ingericht met
informatie over de deelnemersvereniging. Het oprichtingsbestuur bestaat uit de verloskundigen Truke Haanraadts, Saskia de Korte en Patricia Höcker. Zij kregen bij het opzetten van de vereniging ondersteuning van het pensioenfondsbestuur en de beroepsorganisatie. Daarnaast werkte men intensief samen met de oprichtingsbesturen van de Deelnemersvereniging van het Pensioenfonds Dierenartsen en van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Fysiotherapeuten. Vanuit dezelfde opdracht, de wettelijke bepaling een vereniging op te richten, leidde deze samenwerking tot een bundeling van krachten en een besparing op de oprichtingsen introductiekosten van de vereniging. Om deze mijlpaal en de samenwerking te vieren, kiezen de drie verenigingen voor een gezamenlijke oprichting op 20 september. De samenwerking krijgt na de introductie zeker een vervolg. ■
RECTIFICATIE In Tijdschrift voor Verloskundigen van juni 2006 is op blz. 38 in de kolom ‘Veel gestelde vragen’ rond het kwaliteitsregister een fout geslopen. In de gedrukte tekst staat: In het kader van de eis ‘tien uur praktiserend zijn’: hoe moet je een 24-uur dienst interpreteren? Uit de jaarlijkse NIVEL-monitoring is het aantal uur bereikbaarheids20
dienst bekend en de hoeveelheid werk die tijdens diensten wordt verricht, hoeveel een verloskundige gemiddeld werkt. Op basis daarvan is berekend dat een 24-uursdienst gemiddeld overeenkomt met 10 uur werken. Er had moeten staan: In het kader van de eis ‘tien uur praktiserend zijn’: hoe moet je een
24-uur dienst interpreteren? Uit de jaarlijkse NIVEL-monitoring is het aantal uur bereikbaarheidsdienst bekend en de hoeveelheid werk die tijdens diensten wordt verricht, hoeveel een verloskundige gemiddeld werkt. Op basis daarvan is berekend dat een 24-uursdienst gemiddeld overeenkomt met 4 uur werken.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.20
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
KNOV
IN DE EERSTELIJNS VERLOSKUNDE Ondernemend gedrag vindt langzamerhand zijn weg in de zorgsector. In de toekomst zullen ook verloskundigen steeds meer ondernemer worden. Hoe wordt de ondernemersrol momenteel door eerstelijns verloskundigen ingevuld? Wat zou nog meer ondernomen kunnen worden en welke competenties zijn hier voor nodig?
Franka Steeghs, Geert Gerats
Een ondernemer is een persoon die iets onderneemt. Sommige mensen zijn ondernemer om geld te verdienen. Voor anderen, zoals verloskundigen en huisartsen, hoort het bij hun “vrije beroep”. Een ondernemer heeft als doel zich een inkomen te verschaffen door met een bepaalde combinatie van arbeid, kapitaal en kennis een bedrijf te leiden of in stand te houden. De ondernemerschapliteratuur onderscheidt de volgende vier rollen van ondernemers[1]: - manager: bedrijfsmatig handelen - marktzoeker: ontdekken en benutten van marktmogelijkheden - innovator: nieuwe dingen doen of bestaande dingen anders doen - risiconemer: voor eigen rekening en risico zaken doen Deze rollen bestaan uit verschillende aspecten van ondernemen: zie figuur 1. Manager: bedrijfsmatig handelen Voor verloskundigen staat het zorgverlener zijn voorop, niet het ondernemer zijn of geld verdienen. Verloskundigen zijn medisch professionals en experts op het gebied van reproductieve zorg[2]. Het bedrijfsmatige aspect van de praktijkvoering is doorgaans van ondergeschikt belang. Verloskundigen geven beperkt invulling aan de managersrol. De meeste verloskundigenpraktijken zijn kleinschalig en hierdoor spelen managementaspecten en HRM-beleid nauwelijks een rol. Een strategische visie en/of
bedrijfsmatige doelen zijn vaak niet vastgesteld. Door de daling van het geboortecijfer loopt het aantal inschrijvingen terug. Dit heeft directe gevolgen voor het inkomen en moet er gelet worden op de uitgaven. De tariefstructuur biedt in principe een prikkel voor kortere zwangerschapscontroles en kraambedbezoeken. Uit onderzoek blijkt dat het aantal kraambedbezoeken wel minder is geworden, maar de tijd per zwangerschapscontrole en kraambedbezoek juist is uitgebreid[3]. De verwachting is dat verloskundigen in de toekomst ook meer tijd kwijt zullen zijn aan nietcliëntgebonden werkzaamheden zoals kwaliteitszorg, administratie en overdracht. Er lijkt dus niet echt sprake te zijn van efficiencyverhoging. Monodisciplinaire samenwerking komt vooral tot uiting in verloskundige groepspraktijken en multidisciplinaire samenwerking in verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s). Op bedrijfsmatig gebied zoals management, ICT en inkoop wordt nog nauwelijks samengewerkt. Marktzoeker: ontdekken en benutten van marktmogelijkheden De meeste verloskundigen zijn nog niet bezig met marktonderzoek en het duidelijk krijgen van de verwachtingen van de cliënt. Verloskundige zorg zit in de basisverzekering. De prijzen liggen vast en door het ontbreken van een eigen bijdrage (poliklinische bevalling uitgezonderd) is de cliënt vooralsnog ongevoelig voor prijs-
stijgingen. Verloskundigen zijn gehouden aan maximumtarieven die worden bepaald door het CTG. Zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders ervaren de maximumtarieven voor verloskunde als standaardtarieven waarop geen prijsdifferentiatie mogelijk is. Er wordt dus niet op prijs geconcurreerd. De meeste verloskundigen beperken hun dienstenaanbod tot het standaardaanbod en het standaard aantal controles en kraambedbezoeken. Door de balans tussen vraag en aanbod gaat voor zorgverzekeraars nog geen prikkel uit om de inkoop te richten op de beste (kwaliteit van) zorg voor de cliënt. Dit zal op termijn wel gaan veranderen. Het kwaliteitsbeleid van de KNOV bestaat uit vijf onderdelen: de ontwikkeling van standaarden, standpunten en samenwerkingsafspraken; deskundigheidsbevordering; het kwaliteitsdenken en praktijkcertificering; de borging van kwaliteit en een klachtenregeling. In het kader van het kwaliteitsdenken zijn een kwaliteitssysteem, een praktijkanalyse instrument (PAI) en een vragenlijst voor het meten van cliëntentevredenheid ontwikkeld. De KNOV heeft tevens een kwaliteitsregister geopend. Met dit kwaliteitsregister kunnen verloskundigen duidelijk maken dat zij staan voor professionaliteit en kwaliteit van zorg. De eerstelijns verloskundige is direct toegankelijk voor de cliënt. De cliënt kan zelf kiezen tot welke praktijk zij zich wendt. Omdat veel cliënten bij een (vermoeden van) zwangerschap naar de huisarts gaan, speelt de huisarts nog een Dr. Geert E. Gerats is hoofd team belangenbehartiging bij de KNOV, drs. Franka Steeghs is beleidsmedewerker bij de KNOV
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.21
LET OP !!! Lage resolutie!
Belangenbehartiging
ONDERNEMEN
21
September 19, 2006
KNOV
Figuur 1: rollen van ondernemers en de bijbehorende aspecten van ondernemen Bron: EIM, 2004.
belangrijke rol als verwijzer. Marketing en PR worden – met uitzondering van een advertentie in de gele gids- door verloskundigen nauwelijks bedreven. Innovator: nieuwe dingen doen of bestaande dingen anders doen Een beperkt deel van de vrijgevestigde eerstelijns verloskundigen is aan te merken als innovator. Zij introduceren (nieuwe) diensten of producten binnen en rondom de praktijk, bijvoorbeeld avondspreekuur, echoscopie, geboortewinkel, ouderkindcentrum, prenataal screeningscentrum, groepsvoorlichting in samenwerking met kraamcentra en voorlichters eigen taal en cultuur. Ook zijn er verloskundigen die zich onderscheiden met (nieuwe) technieken zoals onderwaterbevalling en uitwendige versie. Preventieve activiteiten zoals preconceptiezorg zijn in opkomst. Er zijn nog maar weinig solopraktijken. Het aantal groepspraktijken is de laatste jaren sterk toegenomen. Een aantal verloskundigen vestigden zich in een gezondheidscentrum met meerdere disciplines of als eerstelijnspraktijk in een ziekenhuis. Een grote zorgverzekeraar neemt momenteel 22
initiatief tot het oprichten van (een keten van) gezondheidscentra waar verloskundigen deel van kunnen uitmaken. Deze gezondheidscentra hebben centrale triage, centrale dossiervorming en taakdelegatie als speerpunten. Risiconemer: voor eigen rekening en risico zaken doen Als zelfstandige praktijkvoerder zijn verloskundigen al redelijke risiconemers. Het aanbod aan verloskundigen zal in de eerstkomende jaren stijgen. Voor de komende vijf jaar wordt een uitstroom verwacht van 54 personen per jaar[4]. Na de opleiding verloskunde kan iedereen die dit wil een verloskundepraktijk starten. Er is sprake van een vrij vestigingsbeleid. De betaling van een overnamesom kan een toetredingsdrempel vormen voor nieuw toe te treden verloskundigen. Ook kan het de uittreding van zittende verloskundigen belemmeren. Zorgverzekeraars bepalen op basis van een contracteerbeleid wie zij willen contracteren en kunnen daardoor invloed uitoefenen op de
spreiding. Verloskundigen hebben contracten met meerdere zorgverzekeraars. In principe kan iedere verloskundige een contract krijgen. Zorgverzekeraars stellen hieraan wel eisen zoals waarneming. Verloskundigen zijn gehouden aan maximumtarieven zoals goedgekeurd of vastgesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG). Verrichtingen waar geen tarief voor is, mogen niet gedeclareerd worden of direct bij de cliënt in rekening worden gebracht. Doordat verloskundigen de tarieven niet kunnen bepalen is het moeilijk om winst te maken. Investeren in nieuwe producten of diensten is lastig. Er zijn wel andere partijen zoals zorgverzekeraars, ziekenhuizen, Stichting Thuisbevalling Nederland, kraamzorgorganisaties en “commerciële jongens” die (willen) investeren in innovatieve verloskundepraktijken of nieuwe concepten. Wat kan ondernomen worden? Net als in alle andere zorgsectoren zijn de vier ondernemersrollen in de eerstelijns verloskunde nog onvoldoende ingevuld en nog niet met elkaar in balans. Eerstelijns verloskundigen en de KNOV kunnen een aantal dingen doen om de ondernemersrollen verder in te vullen. Bedrijfsmatig handelen Kostenverlaging kan vooral worden
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.22
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
KNOV
gezocht in de inkoopfunctie. Zaken als koffie, medische artikelen, enveloppen etc. kunnen met een aantal praktijken of een andere groter bedrijf in de omgeving centraal worden ingekocht. Maar ook acties als het lager zetten van de verwarming, betalen voor de koffie/thee in de wachtkamer, het onderhandelen over gunstiger voorwaarden voor huisvesting en het verhuren van de spreekkamer of vergaderzaal als deze leegstaan leiden tot kostenbesparing. Efficiencyverbeteringen leiden ook tot kostenverlaging en kunnen worden gezocht in de logistiek, bijvoorbeeld gezamenlijke bedrijfs/leaseauto, betere planning van spreekuren en kraambedbezoeken, het gebruik van ICT en de inzet en uitbreiding van taken van een praktijkassistente. De keuze voor zorgactiviteiten ligt in het verlengde van de keuze voor de visie en doelen van de praktijk. Meer praktijken zouden hun visie en doelen kunnen uitwerken. Een goed geformuleerde visie kan onderscheidend werken ten opzichte van andere praktijken. Waarom zou een zorgverzekeraar met onze maatschap in zee gaan? Waar ligt onze toegevoegde waarde voor de klant, wat willen we bereiken, welke dienst kunnen wij het best? Voor welke diensten verwijzen we door of werken we samen met een andere praktijk of andere disciplines? Bovenpraktijkse voorzieningen zien we vooral ontstaan rondom prenatale screening. Ontdekken en benutten Marktonderzoek, tevredenheidonderzoek, kwaliteitszorg, marketing- en PR activiteiten zijn voor verloskundigen nog geen dagelijkse praktijk. Uit Nivel-onderzoek blijkt dat kraamvrouwen onverminderd
positief zijn over de verloskundige zorg. Maar er zijn ook zaken die zij voor verbetering vatbaar vinden. Dit betreft onder meer de begeleiding door meerdere verloskundigen, telefonische bereikbaarheid, goede informatievoorziening en uitleg over de behandeling. Vanuit klantgerichtheid is het van belang om hier dan ook iets mee te doen. Verloskundigen kunnen aan de hand van het door de KNOV ontwikkelde praktijkanalyse instrument (PAI) en de uitkomsten van hun cliëntenenquête verbeteringen in hun praktijk doorvoeren. Cliënten hebben nog niet zoveel keuze tussen verschillende praktijken. Verloskundigen zitten ook niet te wachten op concurrentie. Maar wil de cliënt kunnen kiezen, dan moeten er meerdere verloskundigenpraktijken zijn en het aanbod moet ook wezenlijk verschillen. Cliënten moeten de verschillen van te voren weten en vergelijken om tot de juiste keuze te kunnen komen. In de hele zorgsector komt de marketingfunctie nog onvoldoende tot uiting. De strijd om de klant is vrijwel nog afwezig. Marketing en reclame maken, zijn in de zorgsector “not done’. Om gezonde concurrentie te bevorderen zal marketing van zorg (afgezien van het reclame maken voor medicijnen) echter langzamerhand tot ontwikkeling komen. De cliënt moet immers een objectieve keuze kunnen maken. Zorgverleners moeten ruimte krijgen om zich te profileren en hun dienstverlening onder de aandacht te brengen. De KNOV zal daarom de nu nog geldende gedragsregels voor verloskundigen opnieuw bekijken. Verloskundigen kunnen dan publiceren over de eigen dienstverlening en cliënten informeren over de kwaliteit die zij leveren (ingeschreven in register, in bezit van keurmerk, borst-
voedingscertificaat etc.). Daarnaast lijkt het van belang om de directe toegang tot eerstelijns verloskundigen te benadrukken, zodat vrouwen bij (vermoeden van) een zwangerschap niet eerst naar de huisarts gaan. Nieuwe dingen doen of dingen anders doen Innovaties in de zorgsector kunnen vooral worden gezocht in het logistieke proces waarin ICT een grote rol speelt, in het aanbieden van nieuwe diensten en het doorvoeren van vernieuwingen in de interne organisatie. Uitgangspunten zijn betere zorg voor de cliënt en het slimmer organiseren van de zorg. Wat levert het de cliënt op? Door de opkomst van internet als communicatiekanaal zijn er allerlei informatieportals ontstaan om de cliënt beter te informeren. Op www.dokter.nl kunnen via internet tegen betaling consulten plaatsvinden. Een moderne verloskundigenpraktijk kan niet meer zonder een internetsite met informatie over de eigen praktijk en zwangerschapsgerelateerde zaken. Maar ook valt te denken aan de mogelijkheid van het stellen van vragen via de email of emailconsulten. Enkele huisartsen hebben met deze internetzorg proefgedraaid en van de zorgverzekeraar een tarief gekregen. Cliënten hebben behoefte aan dergelijke diensten. Ook nieuwe technologieën zorgen voor nieuwe diensten, bijvoorbeeld de toepassing van thuiszorgtechnologie. In de eerstelijns verloskunde zou daarbij kunnen worden gedacht aan de mogelijkheid van pijnbestrijding tijdens de thuisbevalling. Mogelijkheden hiertoe worden momenteel onderzocht. In de zorgsector komen ook nieuwe diensten op voor cliënten die zelf in de buidel willen tasten voor
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.23
LET OP !!! Lage resolutie!
23
September 19, 2006
KNOV
24
specifieke zorgdiensten. Esthetische zorg gericht op het verbeteren van het uiterlijk en kraamhotels zijn hier voorbeelden van. Van de doelgroepen zwangeren en ouders met jonge kinderen is algemeen bekend dat zij bereid zijn om extra te betalen voor aanvullende producten en diensten. Verloskundigen kunnen klanten binden door samenwerking aan te gaan met bijvoorbeeld een fysiotherapeut, masseur, diëtiste, sportschool, schoonheidssalon, kapper, ontwerper van kinderkamers en zo meer. Ook kunnen buiten de praktijk om en door inschrijving bij de Kamer van Koophandel nevenactiviteiten worden gestart, zoals de verkoop van exclusieve zwangerschapskleding, babyartikelen en zwangerschap- en bevallingsliteratuur. Om het werkproces efficiënter uit te voeren zijn vaak vernieuwingen in de interne organisatie nodig. Binnen de praktijk kan gekeken worden naar een andere organisatiestructuur. Voor het verbeteren van de bereikbaarheid valt te denken aan een telefoniste/praktijkassistente voor meerdere praktijken tegelijk. Dit geldt ook voor de invulling van de managementtaken. Het aanstellen van een manager/coördinator voor meerdere praktijken of een hele kring is een mogelijkheid. Deze kan zich ook bezighouden met het HRM-beleid zoals opleiding, ziekteverzuim en arbeidsvoorwaarden. De werktevredenheid van verloskundigen en waarnemers zelf is immers ook van belang.
Het al dan niet ondernemen hangt op de eerste plaats samen met de heersende cultuur en de persoonlijke drive van verloskundigen, maar uiteraard ook met competenties[5]. Een ondernemende verloskundige of verloskundig ondernemer is in staat het eigen werkgebied te beschouwen als een (interne) markt met producten, diensten, klanten en kansen. Zij onderzoekt (interne) behoeften en is alert op mogelijkheden in de markt. Zij herkent uitbreidingsmogelijkheden binnen bestaande markten met betrekking tot de eigen diensten of producten en reageert hier alert op. Zij herkent nieuwe markten of klanten voor diensten of producten en benadert deze. Zij signaleert nieuwe ontwikkelingen en vertaalt deze in nieuwe activiteiten, diensten of producten. Zij speelt in op verschuivingen van wensen van klanten en situaties in de markt.
Risico nemen De financieringswijze van verloskundige zorg heeft invloed op het nemen van risico. Zelf tarieven bepalen is niet mogelijk. Hierdoor ontbreken de financiële prikkels om al goede invulling te geven aan de marktzoekers- en innovatorrol. Het staat verloskundigen vrij om
Ondernemen is moeilijk te ontwikkelen. De mogelijke oorzaken van onvoldoende ondernemen zijn divers. Het kan komen door een gebrek aan ideeën, door onvoldoende initiatief, te weinig bewustzijn of gebrek aan durf om risico’s te nemen. Het kan ook dat iemand besluitvaardigheid mist of onvol-
met particuliere financiers of andere organisaties in zee te gaan. Het is echter van belang dat verloskundigen het behoud van de eerstelijns verloskunde en de eigen regierol hierbij goed in de gaten houden. Competenties voor ondernemen Ondanks de beperkingen en de kleinschaligheid timmeren sommige verloskundigen al aardig aan de weg. Wat maakt nou dat de ene verloskundige vernieuwend en klantgericht bezig is en de ander alleen maar op de winkel past?
doende onafhankelijkheid, inzet of energie vertoont. Voor de verloskundige die niet zo ondernemend is, maar dit wel zou willen of moeten zijn, is het van belang om er achter te komen hoe het komt dat zij moeite heeft met gedrag op het gebied van ondernemen. Zij kan contact zoeken met collega’s die goed kunnen ondernemen en kijken wat zij over zou kunnen nemen. Zij kan informatie verzamelen met betrekkingen tot ontwikkelingen in de markt en onderzoeken welke producten of diensten op korte termijn zullen worden gevraagd. Ook kan zij onderzoeken hoe klanten over haar producten of diensten denken. Zij kan op zoek gaan naar ideeën voor mogelijkheden en kansen voor haar praktijk door het bezoeken van symposia of andere dienstverleners die nieuwe dingen hebben ondernomen. Goed om te weten is dat er diverse cursussen en workshops worden aangeboden waarin ondernemerschap, de bijbehorende visie, attitude en gedrag worden behandeld. Verschillende regionale ondersteuningstructuren (ROS'en) bieden een dergelijke cursus of workshop aan. ■ Referenties [1]. Dit artikel is gebaseerd op teksten uit het onderzoeksrapport “Ondernemen in de zorg” van EIM, Onderzoek voor bedrijf & Beleid. Auteurs: Y.M. Prince , A. Bruins en P.Th. Van der Zeijden. Zoetermeer, februari 2005. In dit onderzoek is nagegaan hoe de rollen van ondernemers en de bijbehorende aspecten van ondernemen in respectievelijk de thuiszorg, de verpleeghuizen en de fysiotherapeuten worden ingevuld. In dit artikel is de vertaalslag naar de eerstelijns verloskunde gemaakt. [2] Beroepsprofiel van de verloskundige. KNOV 2005 [3] Monitor Verloskundige Zorgverlening. Eindrapport. Nivel 2006. [4] Behoeftenraming verloskundigen 2004-2015, Nivel 2005 [5] Coachen op resultaat en gedrag. Ondernemen. Pi Media BV 2000.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.24
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
KNOV
AMBULANTE FIOM Monique Stals
In het kader van de ontwikkeling van de KNOV standaard ‘psychosociale begeleiding tijdens de zwangerschap’ vindt op dit moment overleg plaats tussen de KNOV en de Fiom. De genoemde standaard zal met name gericht zijn op de ongecompliceerde zwangerschap en zal daarnaast handvatten geven voor het signaleren van problemen en de verwijzing naar huisarts of specialistische zorgverleners. De Fiom is gevraagd om bij de ontwikkeling van die handvatten als expert op te treden waar het gaat om de onderwerpen tienerzwangerschap, zwangerschapverlies en (eventueel) seksueel geweld in het verleden. In dit artikel treft u informatie over Fiom activiteiten waarin bovengenoemde thema’s aan de orde zijn. Onbedoelde zwangerschap Ook in deze tijd komen onbedoelde zwangerschappen nog zeer regelmatig voor. In veel gevallen is er sprake van een tienerzwangerschap maar ook volwassen vrouwen / paren kunnen er om verschillende redenen mee te maken krijgen. In een dergelijke situatie moet in korte tijd een ingrijpend besluit worden genomen. De Fiom ondersteunt bij het maken van een weloverwogen keuze ten aanzien van het wel of niet voldragen van de zwangerschap. Een zwangere vrouw kan, eventueel samen met de (ex)partner, bij de Fiom terecht voor een of meerdere besluitvormingsgesprekken. Als besloten wordt de zwangerschap uit te dragen, kan de Fiom begeleiding bieden ter voorbereiding op de geboorte en op de tijd daarna. Bij een besluit om de zwangerschap af te breken, biedt de Fiom ondersteuning bij de voorbereiding op de abortusbehandeling en wordt
nazorg aangeboden. Men kan voor verwerking van een (eerdere) abortusbehandeling ook terecht bij de Fiom. Bij een besluit om het kind na de geboorte tijdelijk onder te brengen in een pleeggezin of om het ter adoptie af te staan, biedt de Fiom emotionele en praktische ondersteuning. Voor (aanstaande) tienermoeders geldt meestal dat ze te maken hebben met complexe, meervoudige problematiek (onafgemaakte schoolopleiding, ongestructureerd leven, weinig steun van familie, praktische en materiële problemen). De Fiom biedt psychosociale ondersteuning aan tienermoeders en ook helpt de Fiom hen de weg te vinden naar andere instanties. Daarnaast zijn er groepen waar jonge moeders elkaar kunnen ontmoeten. Tenslotte is de Fiom actief in het opzetten en coördineren van netwerken voor instellingen met een aanbod voor tienermoeders met als doel het creëren van een samenhangend aanbod. Zwangerschapsverlies In 2004 is in opdracht van de Fiom onderzoek verricht naar de psychosociale hulpverlening aan vrouwen en mannen die te maken hebben gehad met miskramen, perinatale sterfte en zwangerschapsafbreking na prenatale diagnostiek. Uit dit onderzoek bleek dat er weinig specifiek aanbod voor deze groep bestaat terwijl hier wel behoefte aan is. In 2006 is bij de Fiom-bureaus in Zwolle en Leeuwarden een pilot zwangerschapsverlies gestart. Het aanbod betreft individuele hulpverlening aan mensen die te maken hebben gehad met miskramen, met perinatale sterfte of met zwangerschapsafbreking na prenatale diagnostiek. Als blijkt dat daar behoefte aan is, zal er tevens een
Stichting Ambulante Fiom
De Stichting Ambulante Fiom is een gespecialiseerde instelling voor maatschappelijk werk. De Fiom biedt psychosociale hulp, informatie en advies aan iedereen die vragen of problemen heeft op het gebied van (on)bedoelde zwangerschap, ongewenste kinderloosheid, afstand doen van een kind, een kind adopteren, afgestaan/ geadopteerd zijn, (inter)nationale zoekacties naar familieleden en huiselijk geweld. De Fiom-hulpverlening is gratis en er is geen verwijzing nodig. Zie ook www.fiom.nl
groepsgericht aanbod worden ontwikkeld. Voor intermediairen biedt de Fiom voorlichting over psychosociale aspecten van zwangerschapsverlies. Verder participeert de Fiom in een pilot in Drachten en in Leiden rond de implementatie van de LESA ‘miskramen’ (Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraken). Deze pilot wordt uitgevoerd in samenwerking met de LVG, de KNOV en de NHG. Na deze pilot zal de LESA landelijk worden ingevoerd. In Friesland zijn al afspraken gemaakt over bijscholing van huisartsen en verloskundigen over zwangerschapsverlies. De Fiom zal hierin het onderdeel psychosociale gevolgen verzorgen. Indien mogelijk zal de Fiom ook in Leiden huisartsen en verloskundigen gaan voorlichten. Bij een positieve evaluatie van de Fiom-pilot zal de psychosociale hulpverlening rondom zwangerschapsverlies deel gaan uitmaken van het reguliere aanbod van de Fiom. De auteur is preventiewerker bij de Fiom
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.25
LET OP !!! Lage resolutie!
Psycho-sociale begeleiding
STICHTING
25
September 19, 2006
KNOV
Vruchtbaarheidsproblemen / ongewenste kinderloosheid Een onderwerp waar de Fiom zich ook mee bezighoudt maar wat buiten het kader van de standaard ‘psychosociale begeleiding tijdens de zwangerschap’ valt, is ongewenste kinderloosheid. Tien procent van de paren met een kinderwens krijgt te maken met vruchtbaarheidsproblemen. Drie à vier procent krijgt ondanks alle medische mogelijkheden geen biologisch eigen kind. Ook secundaire infertiliteit komt veel voor. De Fiom biedt individuele, psychosociale hulpverlening en geeft advies bij het omgaan met de emotionele gevolgen van vruchtbaarheidsproblemen en kinderloosheid. Ook organiseert de Fiom in samenwerking met diverse ziekenhuizen in het land themabijeenkomsten voor mensen die met onderzoeken en behandelingen bezig zijn. Daarnaast zijn er gespreksgroepen voor mensen die niet (meer) in behandeling zijn. Afstand, adoptie en zoekacties Behalve aan vrouwen die in het verleden afstand van hun kind hebben gedaan, biedt de Fiom ook begeleiding aan vrouwen die overwegen om dit te doen. Bij geadopteerden kunnen vragen opkomen over het afgestaan en geadopteerd zijn, bijvoorbeeld op het moment dat ze zelf zwanger zijn. Ook aan hen kan de Fiom ondersteuning geven. Tenslotte biedt de Fiom emotionele en praktische ondersteuning aan geadopteerden die een zoekactie naar hun biologische familieleden willen starten. Seksueel geweld en huiselijk geweld Seksueel misbruik en lichamelijke mishandeling kunnen diepe sporen nalaten in iemands leven. De Fiom heeft veel ervaring in het begeleiden 26
van mensen die hier mee te maken hebben gehad. Wat betreft het aanbod op het gebied van huiselijk geweld draagt de Fiom de komende jaren haar kennis en expertise over aan hulpverleningsinstanties als onder meer het Algemeen Maatschappelijk Werk, Vrouwenopvang, Algemeen Meldpunt Kindermishandeling, Jeugdzorg, GGZ en politie. Dit betekent dat de Fiom de komende jaren haar individuele en groepsgerichte hulpverlening op dit gebied gaat afbouwen. De Fiom overweegt om vanaf 2007 weer seksueel geweld in haar pakket
te nemen. Het blijkt namelijk dat mensen met seksueel geweldervaring op veel plaatsen niet met hun hulpvraag terecht kunnen. Voorlichtingsaanbod De Fiom heeft veel ervaring met het geven van voorlichting aan professionals. Zo zijn er in het verleden regelmatig voorlichtingen gegeven aan verloskundigen met name over de onderwerpen huiselijk geweld, seksueel geweld, afstand ter adoptie en onbedoelde zwangerschap. Nieuw in het aanbod zijn de voorlichtingen over zwangerschapsverlies. ■
Adressen FIOM Mocht u naar aanleiding van dit artikel nog vragen hebben over het aanbod en de werkwijze van de Fiom, heeft u een consultatievraag of heeft u belangstelling voor een voorlichting, neem dan gerust contact op met een Fiom-bureau bij u in de buurt. Landelijk Bureau Postbus 1019 5200 BA DEN BOSCH Kruisstraat 1 5211 DT DEN BOSCH T: 073 6128821, F: 073 6122390 E:
[email protected] ISS Kruisstraat 1 5211 DT DEN BOSCH T: 073 6911450, F: 073 6911441 E:
[email protected] Noord Districtsbureau Groningen Poststraat 2 9712 ER GRONINGEN T: 050-3142020, F: 050-3186368 E:
[email protected] Fiom Leeuwarden Harlingerstraatweg 9 8913 AA LEEUWARDEN T: 058-2160111, F: 058-2160225 E:
[email protected] Fiom Alkmaar Gedempte Nieuwesloot 50 1811 KT ALKMAAR T: 072-5118812, F: 072-5112261 E:
[email protected]
Fiom Zwolle Emmastraat 11 8011 AE ZWOLLE T: 038-4218681, F: 028-4235831 E:
[email protected] West Districtsbureau Leiden Haven 32 2312 MJ LEIDEN T: 071-5226199, F: 071-5221538 E: leiden @fiom.nl Zuid Districtsbureau Eindhoven Ploegstraat 1 5615 HA EINDHOVEN T: 040-2453335, F: 040-2449503 E:
[email protected] Fiom Breda Nonnenveld 127 4811 DW BREDA T: 076-5436767, F: 076-5310852 E:
[email protected] Fiom Maastricht Stationsstraat 37 6221 BN MAASTRICHT T: 043-3214856, F: 043-3214130 E:
[email protected] Fiom Nijmegen St. Annastraat 8 6524 GA NIJMEGEN T: 024-3294053, F: 024-3296694 E:
[email protected]
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.26
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
WETENSCHAP
MILLENNIUM-PROJECT VAN DE VERENIGDE NATIES in het bijzonder goede post-partumzorg om moedersterfte en neonatale sterfte wereldwijd te reduceren
M.G.P.Lagro en J.Stekelenburg
In een eerder in dit tijdschrift (red.: NTvG) verschenen artikel werd reeds aandacht besteed aan het Millennium-project van de Verenigde Naties[1]. Daarin wordt onder andere gestreefd naar een reductie van kinder- en moedersterfte. In dit artikel komt het belang van een goede zorg voor moeder en baby in het kraambed aan de orde. De post-partumperiode start een uur na de geboorte van de placenta en eindigt 6 weken na de bevalling. In veel culturen bestaat er traditioneel een herstelperiode voor moeder en kind van 40 dagen, die overeenkomt met deze 6 weken. Na deze tijd heeft het lichaam van de moeder zich grotendeels hersteld tot het niveau van vóór de zwangerschap, hoewel de vrouw vaak nog borstvoeding geeft en haar menstruatie nog niet op gang is gekomen. Neonatale sterfte wordt gedefinieerd als het overlijden van een pasgeborene in de eerste 28 dagen na de geboorte. Het puerperium is een belangrijke periode in het leven van de vrouw en haar pasgeborene, niet alleen op lichamelijk, maar ook op emotioneel en sociaal gebied. Moedersterfte treedt in de meeste gevallen op in het kraambed[2]. Belangrijke oorzaken zijn fluxus post partum (FPP), eclampsie en sepsis. Oorzaken van neonatale sterfte zijn pre- en dismaturiteit, infecties, congenitale afwijkingen en geboortetraumata, waaronder asfyxie (tabel)[3-5]. Moedersterfte Fluxus post partum Van de moedersterfte vindt 88% plaats in de eerste 4 uur na de
bevalling[2]. FPP is de belangrijkste oorzaak van moedersterfte wereldwijd. Bewezen is dat FPP minder vaak optreedt wanneer het nageboortetijdperk actief wordt geleid[6]. Het nadeel van deze methode is het gebruik van oxytocine, dat intramusculair moet worden toegediend en gekoeld dient te worden bewaard. Hoewel oraal misoprostol minder effectief is dan oxytocine ter preventie van FPP[7], kan het in een omgeving waar oxytocine niet voorhanden is uitkomst bieden[8, 9], evenals bij de behandeling van FPP[10]. Misoprostol is in Nederland niet voor deze indicatie geregistreerd.
Kraamvrouwenkoorts Kraamvrouwenkoorts veroorzaakt 15% van de moedersterfte wereldwijd (Safe Motherhood. Global data. www.safemotherhood.org/ resources/facts/globaldata.html#risk). Hygiënische maatregelen tijdens de bevalling zijn bewezen effectief
• In het Millennium-project van de Verenigde Naties wordt onder andere gestreefd naar een reductie van kinder- en moedersterfte. Een goede zorg voor moeder en baby in het kraambed is daar een onderdeel van. • De meeste gevallen van moedersterfte treden op in het kraambed. Belangrijke oorzaken zijn fluxus post partum, eclampsie en sepsis. Remedies daartegen zijn respectievelijk het actief leiden van het nageboortetijdperk, het gebruik van magnesiumsulfaat bij preeclampsie, het nemen van hygiënische maatregelen en het gebruik van antibiotica. • Belangrijke oorzaken van neonatale sterfte zijn pre- en dismaturiteit, infecties, congenitale afwijkingen en geboortetraumata, waaronder asfyxie. Bij prematuriteit kan de ‘kangoeroemethode’ de morbiditeit verminderen.
Infecties zijn tegen te gaan door het nemen van hygiënische maatregelen, het gebruik van antibiotica en het uitvoeren van neonatale zorgprogramma’s. • Bij een hiv-positieve vrouw kunnen antiretrovirale middelen beschermen tegen een verticale transmissie. • Indien het geven van flesvoeding niet mogelijk is, adviseert de WHO het geven van borstvoeding door de moeder. • Voor de organisatie van postpartumzorg adviseert de WHO een schema waarbij er na 6 uur, na 6 dagen, na 6 weken en na 6 maanden wordt gekeken naar de conditie van moeder en kind; ook moet het kind worden gevaccineerd en dient de moeder voorlichting te krijgen over anticonceptie en over de preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1143-7
De auteurs zijn tropenarts en assistent-geneeskundige Correspondentieadres: mw.M.G.P. Lagro (
[email protected]). Dit artikel is eerder verschenen in Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2006, 20 mei: 1143-46
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.27
LET OP !!! Lage resolutie!
Millenniumdoelen
HET
27
September 19, 2006
WETENSCHAP
voor het verminderen van de incidentie van kraamvrouwenkoorts[11], evenals het profylactisch gebruik van antibiotica bij een sectio caesarea[12]. Koorts in het kraambed is een alarmsignaal en een reden voor verder onderzoek. Het controleren van de temperatuur van de vrouw in het kraambed vindt vaak niet plaats door een tekort aan thermometers en door het ontbreken van richtlijnen voor het diagnosticeren en behandelen van infecties[11]. Een adequate en tijdige behandeling met de juiste antibiotica kan sterfte voorkómen[11].
28
Eclampsie Eclampsie treedt in 11- 44% van de gevallen op in de post-partumperiode[13]. Doordat in ontwikkelingslanden kennis, infrastructuur en medische middelen tekortschieten, overlijden vrouwen daar vaker aan de gevolgen van pre-eclampsie dan vrouwen in ontwikkelde landen. Magnesiumsulfaat halveert het relatieve risico op het optreden van eclampsie bij zwangeren met pre-eclampsie en vermindert de kans op een recidief na een eerste eclamptisch insult[14].
Ernstige neonatale infectie Infecties van de navelstrengstomp leiden tot ernstige neonatale infecties. Ze worden veroorzaakt door het onhygiënisch afnavelen en het aanbrengen van middelen (zoals modder of dierlijke uitwerpselen) op de navelstrengstomp. Neonatale tetanus kan voorkómen worden door een hygiënische verzorging van de navelstrengstomp en de vaccinatie van alle fertiele en zwangere vrouwen tegen tetanus[16]. Bij een pasgeborene is een infectie lastig te diagnosticeren. Als er daarvoor aanwijzingen zijn, moet er direct gestart worden met antibiotica, zoals benzylpenicilline of ampicilline gecombineerd met gentamicine[17]. In India en Nepal leidden neonatale zorgprogramma’s buiten de medische instellingen tot een statistisch significante reductie van de babysterfte[18, 19]. Neonatale zorgprogramma’s worden uitgevoerd in een lokale, vaak rurale gemeenschap en bestaan uit een combinatie van voorlichting aan de bevolking, training van nietmedisch onderlegde, lokaal werkende gezondheidswerkers en laagtechnologische interventies.
Neonatale sterfte Prematuriteit In ontwikkelingslanden worden er meer kinderen prematuur geboren dan in ontwikkelde landen. Speciale intensieve zorg voor pasgeborenen met een laag geboortegewicht ontbreekt in ontwikkelingslanden. In deze omstandigheden is de ‘kangoeroemethode’ een goede manier om met name morbiditeit te verminderen[15]. De baby wordt, na stabilisatie, 24 uur per etmaal op de blote borst gedragen. Het kind blijft hierdoor op temperatuur, het krijgt continu prikkels door de bewegingen van de verzorger en het kan makkelijk gevoed worden.
HIV-transmissie Het toedienen van een eenmalige dosis nevirapine aan een hivpositieve vrouw tijdens de bevalling en aan de neonaat vlak na diens geboorte reduceert de kans op hivtransmissie van moeder naar kind. Het genoemde effect van deze dosis houdt aan tot het kind 18 maanden oud is indien er borstvoeding wordt gegeven[20]. Postexpositieprofylaxe met nevirapine en zidovudine beschermt neonaten van wie de moeder te laat was om zelf behandeld te worden, tegen een hiv-infectie gedurende een periode van 6 tot 8 weken na de geboorte[21]. Borstvoeding is in ontwikkelings-
landen vaak de enige betrouwbare voedingsbron voor een pasgeborene. Moedermelk bevat alle essentiële bestanddelen en borstvoeding heeft bewezen voordelen voor zowel de moeder als het kind[22, 23]. De WHO adviseert hiv-positieve vrouwen die geen flesvoeding kunnen geven, om hun kind met de borst te voeden. Het geven van uitsluitend borstvoeding lijkt minder vaak te leiden tot een hiv-transmissie dan het geven van gemengde voeding[24]. Organisatie van de post-partumzorg Het doel van post-partumzorg is enerzijds het bevorderen van de gezondheid van moeder en kind en anderzijds het voorkómen en diagnosticeren van ziekten en complicaties. Uit onderzoek en ervaring van gezondheidswerkers blijkt dat weinig vrouwen terugkomen voor een post-partumcontrole. Redenen daarvoor zijn dat vrouwen geen tijd hebben of niet over transport beschikken, dat ze lange afstanden moeten afleggen en dat ze zich niet ziek voelen; daarnaast is onwetendheid een oorzaak[25, 26]. Wil men dat post-partumzorg effectief is, dan dient deze onderdeel te zijn van de zorg voor moeder en kind; daarbij hoort ook het aanbieden van anticonceptie[27]. Gezondheidswerkers moeten getraind worden in het vragen naar en herkennen van problemen in de post-partumperiode. Een infrastructuur waarbij mensen toegang hebben tot een ziekenhuis met faciliteiten voor operatieve ingrepen en bloedtransfusie is essentieel, maar ontbreekt in veel ontwikkelingslanden. Er is weinig onderzoek verricht naar de organisatie en de effectiviteit van post-partumzorg in ontwikkelingslanden. Onder ideale omstandigheden zou een vrouw die net bevallen is gedurende minimaal 24 uur in een kliniek geobserveerd
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.28
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
WETENSCHAP
moeten worden[2]. In veel ontwikkelingslanden is dat niet mogelijk. De WHO stelt een schema voor van ‘6 uur, 6 dagen, 6 weken en 6 maanden’ post-partumzorg; deze aanbevelingen zijn gebaseerd op de ervaringen en de inzichten van deskundigen[4]. In de eerste 6-8 uur na de bevalling worden het bloedverlies, de pijn en de bloeddruk van de moeder en de ademhaling, de temperatuur en de voeding van de pasgeborene geobserveerd. Na 4-6 dagen volgt de eerste poliklinische controle, waarbij gelet wordt op verschijnselen van infectie, bloedverlies, het verloop van de borstvoeding, de mentale gesteldheid van de moeder, de conditie van het perineum en de conditie van de baby. Na 6 weken staat het herstel van de vrouw centraal, waarbij er gevraagd wordt naar moeheid, incontinentie en depressie. De baby wordt gewogen en gevaccineerd. Een gesprek over anticonceptie en preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen mag niet ontbreken tijdens dit bezoek. De verlenging van het
geboorte-interval door het gebruik van anticonceptie vermindert de kinder- en moedersterfte[28]. In een laatste controle na 6 maanden wordt er aandacht besteed aan anticonceptie, de algehele gezondheidstoestand en eventuele morbiditeit.
gaasjes om de navelstomp af te dekken), het toedienen van oxytocine of misoprostol, vaccinaties en behandeling met antibiotica kunnen voorkómen dat vrouwen en kinderen onnodig sterven. ■ Literatuur
Conclusie Post-partumzorg behoort een integraal onderdeel te zijn van de zorg voor moeder en kind na de bevalling. Deze zorg dient aan te sluiten bij de noden en wensen van de vrouw en wordt geleverd door gezondheidswerkers die kennis hebben van de aandoeningen en complicaties die kunnen optreden in de kraamperiode bij zowel de moeder als het kind. Kennis alleen is niet voldoende; gezondheidswerkers hebben middelen nodig om vrouwen en kinderen te kunnen behandelen. Simpele en relatief goedkope maatregelen zoals het beschikbaar stellen van ‘clean delivery kits’ (met daarin zeep, een plastic onderlaken, een scheermesje om de navelstreng door te snijden, een navelklem en steriele
1. Stekelenburg J. Het Millenniumproject van de Verenigde Naties, in het bijzonder de reductie van kindersterfte en van moedersterfte wereldwijd. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2299-302. 2. Li XF, Fortney JA, Kotelchuck M, Glover LH. The postpartum period: the key to maternal mortality. Int J Gynaecol Obstet. 1996;54:1-10. 3. Lawn JE, Cousens S, Zupan J. 4 million neonatal deaths: when? Where? Why? Lancet. 2005;365:891-900. 4. World Health Organization (WHO). Postpartum care of the mother and newborn. Report of a Technical Working Group. Genève: WHO; 1998. 5. Saving newborn lives. State of the world’s newborns. Washington: Save the Children; 2001. 6. Elbourne DR, Prendiville WJ, Carroli G, Wood J, McDonald S. Prophylactic use of oxytocin in the third stage of labour
Oorzaken van neonatale sterfte en preventieve maatregelen in ontwikkelingslanden1 oorzaken2 aandoening infecties: tetanus, sepsis, luchtweginfecties, diarree
preventieve maatregelen aandeel (in %)
asfyxie en letsels bij de geboorte complicaties van prematuriteit congenitale afwijkingen andere 1
32
tetanusimmunisatie van moeders hygiënische bevalling oogzorg3 borstvoeding zonder bijvoeding antibiotica adequate resuscitatie van de pasgeborene corticosteroïden, antibiotica screening en behandeling van syfilis foliumzuursuppletie
29 24 10 5
Bron: www.usaid.gov, doorklikken op ‘health’ – ‘maternal & child health’, dan ‘maternal health: technical areas’ – ‘post partum and newborn care’.
2
Een laag geboortegewicht draagt in belangrijke mate bij aan 40-70% van de neonatale sterfte.
3
Het toedienen van een 1% zilvernitraatoplossing, tetracyclineoogzalf of 2,5% povidonjodiumoogzalf om neonatale conjunctivitis te voorkomen.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.29
LET OP !!! Lage resolutie!
29
September 19, 2006
WETENSCHAP
30
[Cochrane review]. Cochrane Database
Smart DJ. Magnesium sulphate and other
Broadhead RL, Fiscus S, Lema V, et al.
Syst Rev. 2001;(4):CD001808.
anticonvulsants for women with pre-
Short postexposure prophylaxis in new-
7. Gülmezoglu AM, Villar J, Ngoc NT,
eclampsia [Cochrane review]. Cochrane
born babies to reduce mother-to-child
Piaggio G, Carroli G, Adetoro L, et al.
Database Syst Rev. 2003;(2):CD000025.
transmission of HIV-1: NVAZ randomised
WHO multicentre randomised trial of
15. Conde-Agudelo A, Diaz-Rossello JL,
clinical trial. Lancet. 2003;362:1171-7.
misoprostol in the management of the
Belizan JM. Kangaroo mother care to
22. WHO Collaborative Study Team on
third stage of labour. Lancet.
reduce morbidity and mortality in low
the Role of Breastfeeding on the
2001;358:689-95.
birthweight infants [Cochrane review].
Prevention of Infant Mortality. Effect of
8. Walraven G, Blum J, Dampha Y,
Cochrane Database Syst Rev.
breastfeeding on infant and child
Sowe M, Morison L, Winikoff B, et al.
2003;(2):CD002771.
mortality due to infectious diseases in
Misoprostol in the management of
16. World Health Organization (WHO).
less developed countries: a pooled
the third stage of labour in the home
Care of the umbilical cord: a review of
analysis. Lancet. 2000;355:451-5.
delivery setting in rural Gambia: a
the evidence. Genève: WHO; 1998.
23. Leon-Cava N, Lutter C, Ross J,
randomised controlled trial. BJOG.
17. Darmstadt GL, Black RE, Santosham
Martin L. Quantifying the benefits of
2005;112:1277-83.
M. Research priorities and postpartum
breastfeeding: a summary of the
9. Høj L, Cardoso P, Nielsen BB, Hvidman
care strategies for the prevention and
evidence. Washington: Pan American
L, Nielsen J, Aaby P. Effect of sublingual
optimal management of neonatal
Health Organization and LINKAGES;
misoprostol on severe postpartum
infections in less developed countries.
2002.
haemorrhage in a primary health centre
Pediatr Infect Dis J. 2000;19:739-50.
24. McIntyre J. Preventing mother-to-
in Guinea-Bissau: randomised double
18. Bang AT, Bang RA, Baitule SB, Reddy
child transmission of HIV: successes and
blind clinical trial. BMJ. 2005;331:723.
MH, Deshmukh MD. Effect of home-
challenges. BJOG. 2005;112:1196-203.
10. Hofmeyr GJ, Walraven G, Gülmezoglu
based neonatal care and management of
25. Lagro M, Liche A, Mumba T, Ntebeka
AM, Maholwana B, Alfirevic Z, Villar J.
sepsis on neonatal mortality: field trial in
R, Roosmalen J van. Postpartum care
Misoprostol to treat postpartum
rural India. Lancet. 1999;354:1955-61.
attendance at a rural district hospital in
haemorrhage: a systematic review. BJOG.
19. Manandhar DS, Osrin D, Shrestha BP,
Zambia. Trop Doct. [ter perse].
2005;112:547-53.
Mesko N, Morrison J, Tumbahangphe
26. Nsemukila BG, Phiri DS, Diallo HM,
11. Hussein J, Fortney JA. Puerperal
KM, et al. Effect of a participatory inter-
Banda SS, Benaya WK, Kitahara N. A
sepsis and maternal mortality: what
vention with women’s groups on birth
study of factors associated with maternal
role can new technologies play?
outcomes in Nepal: cluster-randomised
mortality in Zambia, 1998. Lusaka:
Int J Gynaecol Obstet. 2004;85(Suppl 1):
controlled trial. Lancet. 2004;364:970-9.
Ministry of Health; 1999.
S52-61.
20. Jackson JB, Musoke P, Fleming T,
27. Rosenfield A, Maine D. Maternal
12. Smaill F, Hofmeyr GJ. Antibiotic pro-
Guay LA, Bagenda D, Allen M, et al.
mortality – a neglected tragedy.
phylaxis for cesarean section [Cochrane
Intrapartum and neonatal single-dose
Where is the M in MCH? Lancet.
review]. Cochrane Database Syst Rev.
nevirapine compared with zidovudine
1985;2(8446):83-5.
2002;(3):CD000933.
for prevention of mother-to-child trans-
28. Norton M. New evidence on birth
13. Sibai BM. Diagnosis, prevention, and
mission of HIV-1 in Kampala, Uganda: 18-
spacing: promising findings for
management of eclampsia. Obstet
month follow-up of the HIVNET 012 ran-
improving newborn, infant, child, and
Gynecol. 2005;105:402-10.
domised trial. Lancet. 2003;362:859-68.
maternal health. Int J Gynaecol Obstet.
14. Duley L, Gülmezoglu AM, Henderson-
21. Taha TE, Kumwenda NI, Gibbons A,
2005;89(Suppl 1):S1-6.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.30
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
In 1999 en 2000 was er sprake van een groot tekort aan verloskundigen, waardoor het in sommige regio’s zelfs niet meer mogelijk was om thuis te bevallen. Verloskundigen moesten veel meer werken dan ze eigenlijk wilden, omdat ze hun cliënten nu eenmaal niet op een wachtlijst kunnen zetten. Tegelijkertijd was er een ernstig tekort aan kraamverzorgenden, waardoor partusassistentie bij een thuisbevalling lang niet altijd meer gegarandeerd was en verloskundigen meer tijd moesten besteden aan postnatale zorg. Huisartsen begeleidden steeds minder bevallingen, vanwege de druk die dat op de praktijk legde. Ziekenhuizen waren in snel tempo aan het fuseren, waardoor de bereikbaarheid voor de eerste lijn dreigde te verslechteren. Dit alles leidde tot een crisis in de verloskunde. De belangrijkste klachten van de verloskundigen waren dat de werkdruk te hoog was, waardoor ze onvoldoende tijd en aandacht konden besteden aan directe cliëntenzorg, en dat hun inkomsten te laag waren, waardoor ze geen extra collega of ondersteuning in de praktijk konden aannemen om hun werkdruk te helpen verlagen. De grote zorg van de overheid was dat, door een opéénstapeling van de problemen, de thuisbevalling in gevaar zou komen, wat zou leiden tot het verdwijnen van het unieke Nederlandse systeem van verloskundige zorgverlening en tot een flinke kostenstijging van de verloskundige zorg. De minister besloot daarom de opleidingscapaciteit uit te breiden van 120 naar 160 plaatsen (en later naar 220 plaatsen) en de normpraktijk te verlagen van 150 naar 120 bevallingen per jaar, het tarief te verhogen, een vergoeding voor automatiseringskosten en een onregelmatigheidstoeslag op de nemen in het honorarium en regionale ondersteuning te bevorderen. Het NIVEL heeft, in het project ‘Monitor van de Verloskundige Zorgverlening’ vanaf 2001 de ontwikkelingen in de verloskunde en in het werk van verloskundigen vijf jaar lang gevolgd. Dit voorjaar kwam het eindrapport uit. Hier worden nog eens de belangrijkste resultaten en conclusies gepresenteerd.
Trees A. Wiegers
Onderzoeksopzet De ontwikkelingen in de verloskundige zorg zijn in dit onderzoek op drie niveaus onderzocht: het niveau van de beroepsgroepen (het aanbod), het niveau van de verloskundige praktijken (de organisatie) en het niveau van de zorgverlening (doelmatigheid). Daarvoor zijn zowel gegevens uit bestaande gegevensbronnen gebruikt als nieuwe gegevens verzameld. Vier jaar lang zijn gedurende drie weken per jaar gegevens verzameld bij verloskundige praktijken en bij cliënten van verloskundigen. Daarnaast zijn
twee behoefteramingen voor verloskundigen uitgevoerd waarvoor aanvullende gegevens verzameld zijn bij verloskundig actieve huisartsen (in 2002), bij klinisch werkende verloskundigen (in 2003) en bij laatstejaars studenten verloskunde (in 2004). Resultaten Veranderingen in het aanbod Er zijn in 2005 ruim 2.000 verloskundigen werkzaam in Nederland, dat is 28 procent meer dan in 2001[1]. Ruim driekwart van alle verloskundigen is werkzaam in de eerste lijn en het aantal praktijken schommelt al jaren rond de 450.
De uitbreiding van de opleidingscapaciteit voor huisartsen en de in 2002 opgezette module verloskunde voor huisartsen (in opleiding) heeft naar het zich laat aanzien weinig invloed gehad op het teruglopend aanbod aan verloskundig actieve huisartsen. De ontwikkelingen op het gebied van de avond-, nacht- en weekenddiensten, samen met het grotere aanbod aan verloskundigen, hebben waarschijnlijk meer invloed gehad op het besluit van veel huisartsen om geen verloskundige zorg (meer) te bieden. Het tekort aan kraamverzorgenden is opgeheven, onder meer door het aanbieden van verkorte opleidingen, speciaal bedoeld voor herintreders[2]. De verloskundige beroepsgroep is jong vergeleken bij andere zorgverleners met een vergelijkbare opleidingsduur. Veel verloskundigen hebben een gezin en willen daarom parttime werken. Uit onderzoek onder derdejaars studenten in 2004 bleek dat de meesten van hen wilden beginnen met fulltime werken, maar na hun dertigste liever parttime wilden werken[3]. Veranderingen in de organisatie De verloskundige praktijken die deelnamen aan het onderzoek (jaarlijks ongeveer één op de zes praktijken) zijn tussen 2001 en 2004 in omvang toegenomen, van gemiddeld 3,1 verloskundige per praktijk in 2001 naar gemiddeld 3,5 in 2004. Dit is goed vergelijkbaar met de cijfers uit de registratie van verloskundigen[4], waaruit eenzelfde trend blijkt. De automatiseringsgraad in de verloskundige praktijken is sterk toegenomen, met name de geautomatiseerde verwerking van de LVR en de declaraties. De auteur is werkzaam als onderzoeker bij NIVEL
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.31
LET OP !!! Lage resolutie!
Monitor Verloskundige Zorgverlening
ZES JAAR NA DE WETENSCHAP MILLENNIUMCRISIS
31
September 19, 2006
WETENSCHAP
Voor de regionale ondersteuning werden vijf regiokantoren opgericht, die tussen begin 2002 en half 2004 (toen ze weer werden opgeheven) praktische steun verleend hebben aan verloskundige praktijken, met onder andere het doel om de praktijken een aantal niet-cliëntgebonden werkzaamheden uit handen te nemen. Het percentage niet-cliëntgebonden werk blijkt echter, na een aanvankelijke daling, toch te zijn toegenomen, zowel op praktijkniveau, als percentage van de totale werktijd van alle verloskundigen plus praktijkassistenten van 30 procent in 2001 naar 34 procent in 2004, als op individueel niveau, als percentage van het werk van individuele verloskundigen van 25,5 procent naar 27,7 procent. Veranderingen in de tijdbesteding De gemiddelde werktijd van verloskundigen is tussen 2001 en 2004 nauwelijks veranderd en is ongeveer 29 uur per week, waarvan in 2004 57 procent binnen de dienst viel en 43 procent erbuiten. De gemiddelde duur van de bereikbaarheidsdienst in 2004 was 51 uur per week. Dat betekent dat naast de 29 uur werk een verloskundige gemiddeld nog 34 uur per week (bijna anderhalf etmaal) bereikbaarheidsdienst heeft, waarin niet gewerkt wordt. De onderlinge verschillen zijn overigens groot. De gemiddelde werktijd hangt niet samen met de mate van verstedelijking van de vestigingsplaats van de praktijk, maar wel met de praktijkomvang: hoe meer verloskundigen, hoe lager de gemiddelde werktijd per verloskundige. De ervaren werkdruk is tussen 2001 en 2004 gedaald, terwijl de algemene werkvoldoening gelijk gebleven is. In de meer verstedelijkte gebieden is de ervaren werkdruk hoger en de werkvoldoening 32
lager dan in de minder verstedelijkte gebieden. Een belangrijke verschuiving die is opgetreden in het werk van verloskundigen is de toegenomen tijd die besteed wordt aan directe cliëntenzorg. In de eerste meting in 2001 werd gemiddeld 10 uur aan directe cliëntenzorg besteed aan een cliënte die niet vóór de bevalling wordt verwezen naar de tweede lijn. Die 10 uur is de optelsom van de tijdsduur van het gemiddeld aantal contacten met de verloskundige op het spreekuur en de gemiddelde tijd, inclusief reistijd, die de verloskundige besteed aan huisbezoek of ziekenhuisbezoek tijdens bevalling en kraambed. Alle indirecte cliëntgebonden werkzaamheden, zoals het bijhouden van het dossier en het voeren van cliëntenbesprekingen met collega’s of andere zorgverleners, zijn hierbij niet meegerekend. In 2004 is de gemiddelde tijd die een verloskundige besteed aan directe cliëntenzorg toegenomen tot bijna 12 uur per cliënte. Met name de tijd die verloskundigen gemiddeld besteden aan een baring is met bijna de helft (45%) toegenomen van 3 uur en 13 minuten in 2001 naar 4 uur en 39 minuten in 2004. Voor het behoud van de thuisbevalling en het voorkomen van onnodige interventies is het van het allergrootste belang dat verloskundigen voldoende tijd nemen om de barende vrouw bij te staan. Uit het cliëntenonderzoek blijkt ook dat goede, persoonlijke begeleiding tijdens de baring en de tijd nemen voor de cliënt in de top vijf staan van aspecten van de verloskundige zorg die door de cliënten het meest gewaardeerd worden[3]. Veranderingen in de zorgverlening De mening van kraamvrouwen over de door hen ontvangen zorg tijdens zwangerschap, bevalling en
kraambed is in de vier jaren van het onderzoek onveranderd positief gebleven. Ongeveer de helft van alle kraamvrouwen in het onderzoek is thuis bevallen terwijl bijna driekwart dat graag wilde. Het aantal echo’s in de zwangerschap is toegenomen van gemiddeld 2,0 in 2001 naar gemiddeld 2,6 in 2004 en het aantal kraambezoeken van de verloskundige aan vrouwen die thuis of poliklinisch zijn bevallen is afgenomen van gemiddeld 4,5 in 2001 naar gemiddeld 4,1 in 2004. De behoefteramingen In 2001 werd een eerste behoefteraming voor verloskundigen uitgevoerd[5]. Op basis van bestaande gegevens werd berekend dat een uitbreiding van de opleidingscapaciteit tot maximaal 222 eerstejaarsplaatsen nodig was om aan de vraag naar verloskundigen in 2010 te kunnen voldoen. Voor de tweede behoefteraming in 2005[6] werden aanvullende gegevens verzameld bij verloskundig actieve huisartsen, bij klinisch werkende verloskundigen en bij vierdejaars studenten verloskunde. Daarmee werden de veronderstellingen uit de eerste behoefteraming, namelijk een verder afnemend aandeel van verloskundig actieve huisartsen, een toenemende vraag naar klinisch werkende verloskundigen en de arbeidswensen van toekomstige verloskundigen, verder onderbouwd en opnieuw doorgerekend. Daarnaast werd een inschatting gemaakt van de invloed die nieuwe ontwikkelingen, zoals taakuitbreiding van verloskundigen op het gebied van prenatale screening en preconceptiezorg, kunnen hebben op hun tijdbesteding. Op grond daarvan is berekend dat tussen 2005 en 2010 jaarlijks minimaal 174 en maximaal 212 leerlingen Lees verder op pagina 34
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.32
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
WETENSCHAP
ETHISCHE DISCUSSIE OVER HET DOEL VAN PRENATALE DIAGNOSTIEK Prenatale diagnostiek kan soms leiden tot de situatie waarin de ouders moeten beslissen over het uitdragen of afbreken van de zwangerschap. Deze toch al ingewikkelde beslissing wordt extra lastig wanneer de klinische consequenties minder ernstig of onzekerder zijn dan bij standaarduitslagen van ernstige aandoeningen. Cultuurpsycholoog Myra van Zwieten onderzocht de manier waarop zorgverleners en cliënten omgaan met dergelijke onverwachte bevindingen[1]. Vervolgens tracht zij met de kennis van deze ervaringen een antwoord te vinden op de centrale, ethische vraag van haar proefschrift: hoe zou men moeten omgaan met onverwachte testuitslagen?
Kristel Zeeman
Van Zwieten bracht het perspectief van de verschillende zorgverleners in kaart na focusgroepgesprekken en diepte-interviews met o.a. laboratoriummedewerkers, gynaecologen en genetici. Tevens waren observaties van de dagelijkse bezigheden van de professionals en hun onderlinge contact van groot belang binnen het onderzoek. Het perspectief van de ouders onderzocht zij middels diepte-interviews. Morele inmenging Van Zwieten was als onderzoeker aanwezig bij het hele diagnostische proces, van cytogenetisch onderzoek tot en met de besluitvorming van de ouders op grond van de testuitslag. Een van haar conclusies is dat het stellen van de diagnose geen puur technisch proces is, maar dat zorgverleners daarin moreel betrokken zijn. Dit komt aan het licht wanneer een testuitslag een chromosoomafwijking toont, waarvan de gevolgen voor het kind bij de geboorte niet duidelijk zijn. In dat geval proberen klinisch genetici, gynaecologen en cytogenetici de uitslag ‘op te helderen’. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van mosaïcisme bij een vlokkentest (waarbij het niet duidelijk is of het mosaïcisme alleen in het placentaweefsel of ook in het
kind aanwezig is) of bij onzekerheid over de aard van de afwijking. Van Zwieten laat het proces van ophelderen zien aan de hand van een aantal casus. Daarin is te zien hoe de zorgverleners tijdens het opstellen van de definitieve diagnose al vooruitliepen op de beslissing die de ouders zouden maken op grond van deze uitslag. Individuele kenmerken of opvattingen van ouders en meningen van de zorgverleners speelden een rol in het toekennen van het relatieve belang van aanvullend (invasief) onderzoek. Dit is echter in tegenspraak met de ideologie dat prenatale diagnostiek een waardevrije vorm van informatievergaring zou zijn. Met nondirectieve counseling onthouden zorgverleners zich idealiter van morele inmenging in beslissingen van ouders op grond van de uitslag van prenatale diagnostiek. Vooral bij ‘lastige’ laboratoriumbevindingen ligt dit in de praktijk dus aanzienlijk ingewikkelder. Gericht chromosoomonderzoek Nieuwe technische ontwikkelingen kunnen er voor zorgen dat dergelijke onverwachte of lastige bevindingen tot het verleden behoren. Met testen als QF-PCR (quantitative fluorescent polymerase chain reaction) en MLPA (multiplex ligitation dependant probe amplifi-
cation) kan gericht gezocht worden naar bepaalde afwijkende chromosomen. Het voordeel hiervan is dat cliënten niet meer worden geconfronteerd met onduidelijke of onzekere uitslagen op basis waarvan ze een beslissing moeten nemen over het uitdragen van de zwangerschap. Of het wenselijk is het huidige prenataal onderzoek te vervangen door gericht chromosoomonderzoek, daarover zijn de meningen verdeeld. Dit is het directe gevolg van tegengestelde opvattingen over het doel van prenatale diagnostiek in de samenleving, aldus Van Zwieten. Het is dan ook dit doel waarover, volgens haar, een fundamentele ethische discussie gevoerd moet worden. Afwegingen en verantwoordelijkheden Het voordeel van prenatale diagnostiek zoals zij nu is, is dat naast de afwijking waarvoor een indicatie bestaat (vaak trisomie 21) ook andere ernstige afwijkingen aan het licht kunnen komen. Die zou je niet vinden bij gerichte diagnostiek. De vraag is echter of het opsporen van zoveel mogelijk afwijkingen het doel is van prenatale diagnostiek. In de focusgroepdiscussies die Van Zwieten hield met zorgverleners van acht verschillende disciplines, kwam dit als niet wenselijk naar voren, zeker omdat ouders betrokken zijn bij beslissingen op grond van die uitslagen, die in sommige gevallen zeer ingewikkeld zijn om te nemen. Welke afwijkingen mogen dan wel en welke niet gediagnosticeerd worden? Wie beslist daarover? Mag aan ouders een soort keuzemenu worden voorgelegd, zodat zij zelf De auteur is lid van de redactie
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.33
LET OP !!! Lage resolutie!
Referaat
GEVRAAGD:
33
September 19, 2006
WETENSCHAP
kunnen kiezen wat ze getest willen hebben? Naast de vraag of zorgverleners genoeg kennis en tijd hebben goede counseling te kunnen bieden voor een dergelijk keuzepakket, kun je je afvragen of alle verantwoordelijkheid hiervoor bij individuele cliënten gelegd mag worden. Volgens Van Zwieten zouden aanbieders van prenatale
diagnostiek op zijn minst een aandeel moeten hebben in de verantwoordelijkheid in de discussie en in de beslissingen op dit gebied. Beroepsorganisaties zouden met cliëntorganisaties en wellicht andere maatschappelijke organisaties moeten bepalen wat het doel van testen moet zijn, welke uitslagen zij zouden moeten opleveren. ■
Referentie
cliënten per verloskundige maar meer tijd per cliënt. ■
Referenties
1. Zwieten, M van. The target of testing. Dealing with ‘unexpected’ findings in prenatal diagnosis. Proefschrift Universiteit van Amsterdam, 2006.
Vervolg van pagina 32
moeten instromen in de opleiding tot verloskundige om in 2015 te kunnen voldoen aan de vraag naar verloskundigen. Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat de maatregelen van de overheid om de werkdruk van verloskundigen te verminderen en de thuisbevalling te behouden het gewenste effect hebben gehad, al heeft de daling van het geboortecijfer daar ook een rol in gespeeld. De verloskundigen besteden in 2004 gemiddeld meer tijd aan directe cliëntenzorg dan het geval was in 2001, maar het aandeel niet-cliëntgebonden werkzaamheden is nog steeds relatief hoog. Terwijl de gemiddelde werktijd gelijk is gebleven is er in de cliëntgebonden werkzaamheden een verschuiving opgetreden van minder
34
[1] Kenens RJ., Hingstman L. Cijfers uit de registratie van verloskundigen. Peiling 2005. 2005. Utrecht, NIVEL.
Rapport beschikbaar
[2] Lamkaddem M, Wiegers TA.
Aan dit onderzoek hebben heel veel verloskundigen, kraamvrouwen en ook huisartsen en studenten meegewerkt. Zonder hun bereidheid om vragenlijsten in te vullen en/of tijdregistraties bij te houden zou er niets van terecht zijn gekomen. Voor de verloskundige praktijken die aan het onderzoek hebben meegewerkt, ligt nog een exemplaar van het eindrapport klaar. Het kan aangevraagd worden door een verzoek daartoe te sturen naar: T. Wiegers, postbus 1568, 3500BN Utrecht of naar:
[email protected] onder vermelding van het praktijkadres.
Monitoring Kraamzorg. Inventarisatie van de opleidingsmogelijkheden en afspraken bij kraamzorgaanbieders in Nederland. 2004. Utrecht, NIVEL. [3] Wiegers TA, Janssen BM. Monitor Verloskundige Zorgverlening. Rapportage vierde meting, najaar 2004. 2005. Utrecht, NIVEL. [4] Kenens RJ., Hingstman L. Cijfers uit de registratie van verloskundigen. Peiling 2004. 2004. Utrecht, NIVEL. [5] Wiegers TA, Velden LFJ van der, Hingstman L. Behoefteraming verloskundigen 2001 - 2010. 2002. Utrecht, NIVEL. [6] Wiegers TA, Velden LFJ van der, Hingstman L. Behoefteraming verloskundigen 2004 - 2015. 2005. Utrecht, NIVEL.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.34
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
Referaat
POSTTRAUMATISCHE STRESS EN DEPRESSIE NA ZWANGERSCHAPSAFBREKING De meeste prenataal gediagnosticeerde afwijkingen zijn niet te behandelen en gaan daarom gepaard met ingewikkelde keuzes. Klinisch verloskundige Marijke Korenromp promoveerde 21 juni jl. op haar onderzoek over de psychologische aanpassing van vrouwen en hun (mannelijke) partners na een zwangerschapsafbreking volgend op een gediagnosticeerde foetale afwijking. Kristel Zeeman
Na een zwangerschapsafbreking rouwen mensen om een verlies na een zelfgenomen besluit. Hierdoor verloopt de verwerking anders dan na een verlies wat je overkomt. Het besluit is zwaar, zo blijkt uit het onderzoek van Korenromp[1], omdat mensen moeten beslissen over leven en dood, persoonlijke belangen moeten afwegen van henzelf en van hun kind en vaak kampen met een schuldgevoel. Korenromps proefschrift is gebaseerd op verschillende data. Zij voerde uitgebreide gesprekken met 40 vrouwen en 31 van hun partners 6 weken en 6 maanden na de bevalling. Daarnaast deed zij een retrospectief vragenlijstonderzoek onder 196 vrouwen en 151 van hun partners 2 tot 7 jaar na een zwangerschapsafbreking en een prospectief vragenlijstonderzoek onder 217 vrouwen en 169 van hun partners 4, 8, 15 maanden na een zwangerschapsafbreking. Intense rouw Opvallend in de resultaten van het kwalitatief onderzoek is de intensiteit van rouw en de ernstige depressieve klachten, ook na een half jaar. De verwerking van de gebeurtenis werd gekenmerkt en bemoeilijkt door gevoelens van falen, twijfel en schuld en door morele en sociale druk die de koppels ondervonden tijdens en na het besluit tot zwangerschapsafbreking. Een afwijking die niet
met het leven verenigbaar was, gaf een minder problematische verwerking. Dit was het geval bij 14 afbrekingen. In vier van de 40 gevallen gaven ouders aan spijt te hebben van de afbreking. Bij alle vier was de diagnose of de ernst van de afwijking onzeker, wat maakte dat zij zich bleven afvragen of ze op de juiste gronden een beslissing hadden gemaakt. Mannen en vrouwen verwerkten hun gevoelens anders. Vrouwen hadden veel behoefte aan praten en toonden vaker hun emoties, terwijl mannen hun gevoelens minder lieten zien. Zij voelden zich genoodzaakt een steunpilaar te zijn voor hun vrouw, de sterkere in de relatie. Ook beschreven veel mannen gevoelens van hulpeloosheid, vooral tijdens de bevalling. Dit verschil in verwerking zorgde voor nogal wat spanning in relatie. Verschil tussen partners Het verschil in verwerking tussen partners bleek ook uit de scores op psychologische vragenlijsten in zowel het retrospectieve als het prospectieve onderzoek. Mannen vertoonden minder symptomen van posttraumatische stress en depressie dan vrouwen. Vier maanden na de gebeurtenis waren de psychologische gevolgen voor beiden aanzienlijk. 44% van de vrouwen en 22% van de mannen scoorde boven de grenswaarden van pathologie voor posttraumatische stress. 28% van de vrouwen en 16% van de mannen scoorde boven de
grenswaarden voor depressie. In de retrospectieve studie (2 tot 7 jaar na de afbreking) waren deze verschillen veel gematigder aanwezig. Hoe verschillend partners ook reageren, begrip en steun voor elkaar maakte de verwerking minder problematisch. In het retrospectieve onderzoek bleek dat vrouwen met een partner betere scores hadden dan alleenstaande vrouwen. Weinig ervaren steun van een wel aanwezige partner was daarnaast voorspellend voor slechtere scores. In een retrospectieve studie kunnen herinneringen een vertekend beeld geven van de daadwerkelijk ondervonden steun. In het prospectieve onderzoek bleek echter onvoldoende steun van de partner ook een voorspeller te zijn van een problematische verwerking. Goed verwerkt De beide vragenlijstonderzoeken laten overigens zien dat het merendeel (80-90%) van de ouders de zwangerschapsafbreking uiteindelijk goed verwerkten. Factoren met een positieve invloed op het psychologisch welbevinden waren een (relatief) hoge opleiding, als goed ervaren steun van de partner, kortere zwangerschapsduur en een gediagnosticeerde afwijking die niet met het leven verenigbaar is. Deze laatste factor speelde alleen een rol in het onderzoek na twee tot zeven jaar. Korenromp verklaart dit door te veronderstellen dat relatief kort na een de gebeurtenis de impact van de afbreking het zwaarste weegt. Pas na enkele jaren worden overwegingen over levensvatbaarheid toegelaten. Belangrijke voorspellers voor posttraumatische stress en depressie vier tot vijftien De auteur is lid van de redactie
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.35
LET OP !!! Lage resolutie!
35
September 19, 2006
WETENSCHAP
maanden na de gebeurtenis zijn een vergevorderde zwangerschap en twijfels tijdens het nemen van het besluit tot afbreking van de zwangerschap. In het prospectieve onderzoek had 2% van de vrouwen en minder dan 1% van de mannen spijt van hun beslissing. In de loop van de tijd kunnen die gevoelens echter veranderen. Van de vrouwen en mannen die twee tot zeven jaar later terugkeken op de zwangerschapsafbreking had resp. 7,3% en 2% spijt van hun beslissing. Aanbevelingen (Besluiten tot) een zwangerschapsafbreking na prenatale diagnostiek is een ingrijpende gebeurtenis die om goede begeleiding vraagt. Korenromp geeft in het proefschrift
een aantal adviezen voor zorgverleners. Heel belangrijk is een goede counseling, die mensen kan helpen met het nemen van een weloverwogen beslissing. Korenromp pleit voor een betere voorlichting over de aard en de ernst van de afwijking, over de moeilijke eerste periode na de afbreking en over de lange duur van rouw. Daarnaast is erkenning van het belang en de zwaarte van de gebeurtenis door zowel zorgverleners als sociale omgeving onontbeerlijk. In de hele begeleiding is het van groot belang aandacht te hebben voor beide ouders en hun onderlinge relatie.
‘Begeleiding bij zwangerschapsbeëindiging op grond van afwijkingen bij het kind’, in het boek ‘Helpen bij rouw’ van J. van den Bout en E. van der Veen (red). Utrecht: De Tijdstroom, 1997. C. Geerinck-Vercammen. Stille baby’s. Rouwverwerking bij doodgeboorte en zwangerschapsafbreking. Uitgeverij Archipel, 2004. H. Kooijman. Als het maar gezond is. Wegwijzer bij prenataal testen. Utrecht: Lifetime, 2004. ■ Referentie 1. Korenromp M. Parental adaptation to termination of pregnancy for fetal anomalies. Proefschrift Universiteit
Meer lezen? Resultaten van dit onderzoek zijn ook verwerkt in het hoofdstuk
Utrecht, 2006.
Sґ̢OH ̢ Ӆ / ̛ U ͝ Ǒ F ) ͡ Ǒ U .Ȫͩ Ƞ O Ǒ Z S Ȫ G ̢ .JȜX .JEXJWFT *U JT B WFSZ JOUFSFTUJOH BOE FYDJUJOH UJNF UP CF B NJEXJGF JO *SFMBOE 1JMPU DPNNVOJUZ NJEXJGFSZ TDIFNFT BSF JO QSPHSFTT BOE NBOZ NBUFSOJUZ GBDJMJUJFT BSF MPPLJOH BU XBZT UP JNQSPWF UIF TFSWJDFT UIBU UIFZ QSPWJEF TP UIBU XPNFO XJMM IBWF NPSF DIPJDF BCPVU UIF UZQF PG DBSF UIFZ SFDFJWF BCPVU XIP QSPWJEFT JU BOE XIFSF .JEXJWFT BSF BDUJWFMZ JOWPMWFE JO BMM UIFTF EFWFMPQNFOUT
nÈÈäÈ
.PTU NJEXJWFT BSF FNQMPZFE JO NBUFSOJUZ IPTQJUBMT PS NBUFSOJUZ VOJUT BUUBDIFE UP HFOFSBM IPTQJUBMT )PXFWFS NJEXJWFT NBZ BMTP QSBDUJTF JOEFQFOEFOUMZ JO UIF DPNNVOJUZ
36
Ƞ O Ǒ M F *S
.FOUBM )FBMUI /VSTFT
"6ͩJ҄VȺ&YQȪ҅JȪODȺ
5IFSF JT B CSPBE TQFDUSVN PG .FOUBM )FBMUI PQQPSUVOJUJFT BWBJMBCMF JO BOE BSPVOE %VCMJO JO UIF GPMMPXJOH DMJOJDBM TFUUJOHT
t "DVUF *O1BUJFOU 4FSWJDFT t 0VU1BUJFOU $MJOJDT t $PNNVOJUZ )FBMUI t 4QFDJBM $BSF 4FSWJDFT t $POUJOVJOH $BSF t )PNFMFTT 4FSWJDF t 3FIBCJMJUBUJPO 4FSWJDF t 'PSFOTJD 1TZDIJBUSJD 4FSWJDFT
5IFIPTQJUBMTPGGFSXFFLT GSFFBDDPNNPEBUJPOBOEQBZGPS ZPVSnJHIUUP*SFMBOE$POUSBDUT GPSNPOUITPSMPOHFS 'PSNPSFJOGPSNBUJPO QMFBTFWJTJU PVSXFCTJUFPSFNBJMZPVS$7UP JOGP!ITSDPNBVBOEPOFPG PVSSFQSFTFOUBUJWFTJO5IF /FUIFSMBOETXJMMDPOUBDUZPV UPEJTDVTTZPVSSFRVJSFNFOUT BOEPQQPSUVOJUJFTBWBJMBCMF
WWWHEALTHSTAFFRECRUITMENTCOMAU
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.36
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
Prof. dr. Anne Marie Oudesluy-Murphy groeide op in het groene Ierland en wist al jong dat ze kinderarts wilde worden. Zij verhuisde tijdens haar opleiding naar ons land, werd moeder en verwezenlijkte haar ambities. Ze gaat nu een academische status geven aan het subspecialisme sociale pediatrie: gefundeerde kennis als wapen tegen bakerpraatjes. Maar nog heel veel méér…
Jan Hein van Dierendonck
‘Sociale pediatrie’ bestond tot voor kort niet officieel. Pas in 1998 werd het als kindergeneeskundig subspecialisme geregistreerd. Prof. dr Anne Marie Oudesluys besteedde in haar oratie op 14 maart jl., ‘Het kind van nu, de mens van morgen’, dan ook ruime aandacht aan de definitie en voorgeschiedenis van haar vakgebied. En de plaats binnen kindergeneeskunde. Ze vat het voor me samen: “Er is altijd veel verwarring en discussie over. Sommige specialismen roepen ‘dat en dat hoort bij ons’ of ‘zus en zo doen we allemáál’. Eigenlijk gaat sociale pediatrie over alles. Het biedt een holistisch beeld van kind, gezin, school en maatschappij. Het is een multidisciplinaire aanpak met fysieke, mentale en sociale dimensies. Het gaat niet alleen over zieke kinderen, maar óók over gezond zijn en blijven. Het is curatief én preventief. Speelt zich zowel binnen zorginstellingen af als daarbuiten. Sociale pediatrie is van oudsher een vorm van zorg die kinderen beschermt zodat ze goed terecht komen.” Oudesluys wijst naar een wit met blauw geglazuurd terracotta reliëf boven een raam van haar werkkamer. Een kind lijkt op te stijgen uit verbandwindsels. “Een replica van het embleem van het Ospedale degli Innocenti”, legt ze uit. “In 1424 gebouwd voor de verzorging en opvang van kinderen. Er worden daar nog steeds spreekuren voor
zwangere vrouwen en zuigelingen gehouden en het herbergt een onderzoekscentrum en een kantoor van UNICEF. In Italië wordt kindergeneeskundige zorg veelal door eerstelijns kinderartsen verzorgd, naar Amerikaans model. Al vóór het kind geboren is heeft het een kinderarts voor inentingen, groeicontrole, adviezen over voeding en opvoeding, noem maar op. In landen als Ierland, Engeland, Denemarken en Nederland is die zorg meer versnipperd. Alle eerstelijns gezondheidszorg wordt hier geleverd door huisartsen en de preventieve zorg door de Jeugdgezondheidszorg.”
ONDERWIJS
tegen die ziekte helpen beschermen. Maar weinig Nederlandse kinderartsen zijn geïnteresseerd in normale groei, motorische, sociale en emotionele ontwikkeling, screening, kinderpsychiatrie en kinderen met zintuiglijke beperkingen. Door versnippering en gebrek aan inzicht ontstaat vaak verwarring, vertraging en onrust over landelijke issues. Jan Hein van Dierendonck is wetenschapsjournalist en illustrator Dit artikel stond eerder in Cicero van 24 maart 2006. Cicero is een uitgave van het LUMC.
Academische status “Sociale pediatrie lijkt tot nu toe binnen kindergeneeskunde niet veel belangstelling te hebben.”, verzucht ze. “Kinderartsen helpen liever één patiënt van meningitis af dan dat ze één miljoen mensen
prof. Oudesluys, illustrator Jan Hein van Dierendonck
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.37
Sociale pediatrie
MENSEN VAN MORGEN
LET OP !!! Lage resolutie!
37
September 19, 2006
ONDERWIJS
Denk maar aan de richtlijnen rond rugligging bij jonge zuigelingen of vitamine K-suppletie. In 1998 werd op Europees niveau besloten dat algemene kindergeneeskunde méér sociale en preventieve aspecten moet krijgen. Sociale pediatrie moet deel uitmaken van het opleidingspakket van iedere kinderarts. Vandaar de noodzaak het specialisme te erkennen, te ontwikkelen en een academische basis te geven.” Ierland Oudesluys werd als Hanna Marie Murphy geboren in het Ierse Cork. Zij studeerde er geneeskunde en begon in 1973 in Londen met haar specialisatie kindergeneeskunde, een vak dat al lonkte sinds haar vijftiende. Tijdens een vakantie leerde zij haar man Kees kennen. Ze verhuisde naar Nederland en kon in 1977 in het Zuiderziekenhuis in Rotterdam haar kindergeneeskundige opleiding vervolgen. Ze zou er staflid worden en in haar vrije tijd werken aan een promotieonderzoek. “We wonen al heel lang in een pittoresk dorp op het eiland IJsselmonde. Daar is het nog landelijk, met lucht, ruimte en hanengekraai.” Ze moest aanvankelijk erg aan Nederland wennen. “Mensen zijn hier directer en het is veel hectischer. Mijn woonomgeving heeft nog iets weg van Ierland.” Ze heeft nog steeds een licht accent, maar voelt ze zich nu Nederlander? “Ik ben voor 80% Nederlands…” Maar ze voegt er lachend aan toe: “…en voor 90% Iers”. Ze vindt het heerlijk om in de buitenlucht te zijn. Haar grootste hobby is tuinieren. Jammer dat er vaak de tijd voor ontbreekt. Ze houdt van de natuur, van dieren. Een huis met honden, katten, zelfs een paard. “Heerlijk te zien hoe jonge katjes zich ontwikkelen. Ze doen wat ze moeten doen. Maar 38
mensen zijn onzeker. Voor mensen is een kind iets verschrikkelijk kostbaars en ze willen hun uiterste best doen. Volgen niet hun instinct maar goedbedoelde adviezen.” Navelstreng Zelf heeft Oudesluys één jongen en twee meisjes grootgebracht. Of ze de ideale moeder was kan ze niet zeggen, maar het was heel leerzaam. “Voor andere specialismen zal het minder uitmaken, maar voor míjn vakgebied is het ontzettend belangrijk te begrijpen hoe ouders zich kunnen voelen.” Ja, ze had wel een druk leven. Zodra de kinderen naar bed waren stortte ze zich op haar promotieonderzoek. Over alle aspecten van het afvallen van het laatste restje navelstreng na de geboorte. “Dat mummificeert en valt na gemiddeld zeven dagen af. Maar soms al na een dag of pas na een maand en ik wilde weten wat daar achter zat.” In 1990 promoveert ze, bij prof. dr Cees de Groot, en sinds 1999 is ze opleider kindergeneeskunde. In dat jaar mag ze zich ook kinderarts-sociale pediatrie noemen. Sedert vorig jaar juni is zij hoogleraar. Eén van haar interessegebieden vormen congenitale gehoorstoornissen. “Vroege signalering is heel belangrijk, liefst vóór de leeftijd van zes weken. O.a. dankzij mijn onderzoek naar screening in de thuissituatie worden sinds een paar maanden alle jonge zuigelingen thuis of op het consultatiebureau getest. Mits vroeg ontdekt en mede dankzij de mogelijkheden van cochleaire implantaten kunnen kinderen met een aangeboren doofheid zich vaak bijna normaal ontwikkelen. Een iets andere groep zijn oudere kinderen met communicatie- en spraak- of taalproblemen. Vaak is het moeilijk onderliggende oorzaken te vinden. Dat kan medisch
zijn of pedagogisch. En bij kinderen met meervoudige handicaps spelen zeer veel factoren een rol. Ondanks dat artsen hun best doen duidelijkheid te verschaffen over de diagnose en het beleid is het zo onoverzichtelijk voor ouders, dat extra begeleiding en zorg nodig is van andere disciplines. Moedermelk moet Welke boodschap heeft Oudesluys nog mee te geven? “Het lijkt misschien niets te maken te hebben met sociale pediatrie, maar de belangrijkste gezondheidswinst voor baby’s en voor de volksgezondheid van Nederland geeft waarschijnlijk het krijgen van borstvoeding! Winst voor kind én moeder. Melk van gezonde moeders heeft een ideale samenstelling, is altijd beschikbaar en op temperatuur en barstenvol afweerstoffen. Dat betekent minder luchtweginfecties en oor- en darmontstekingen, minder astma en eczeem, betere hersenontwikkeling en later minder problemen met overgewicht. Kinderen beslissen zelf wanneer te drinken en te stoppen en ik denk dat die zelfregulatie cruciaal is voor ontwikkeling van verzadigingsgevoel en beschermt tegen overgewicht op later leeftijd.” Vrijwel alle moeders blijken in staat voldoende melk te produceren, denkt Oudesluys. “Waarom beginnen in Nederland dan maar acht van de tien ermee en gaan de meesten voortijdig over op flesvoeding? En welke vrouwen houden het wél zes maanden vol? De Nederlandse overheid geeft subsidie aan de Stichting Zorg voor Borstvoeding, maar dat is veel te weinig! In het LUMC wil ik een Kenniscentrum Borstvoeding opzetten. Factoren onderzoeken die moeders laten besluiten te starten en zo lang mogelijk door te gaan.” ■
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.38
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
KNOV, maak van je “wijze vrouwen” geen “professionele protocollenboeren”.
Met stijgende verbazing lees ik de promotie van de functie van “doula”. Gaan de verloskundigen hun vak net zo verkwanselen als de huisartsen dat al gedaan hebben? Worden de bedklossen vervangen door tribunes en mag de vader daarop plaats nemen? Als trotse vader van drie kinderen, ben ik in de zeer gelukkige omstandigheid geweest dat ik samen met mijn vrouw tijdens de zwangerschap en de baring vader ben geworden door heel actief mijn vrouw te steunen. De verloskundigen gaan helemaal voor “evidence based medicine” en vergeten naar mijn idee de tweede kern van hun functie. Het is niet voor niets dat de verloskundige vroeger vroedvrouw heette en in het Frans nog steeds “sage femme”. Beide betekenen: “wijze vrouw” en dat is niet uitsluitend een verwijzing naar hun klinisch wetenschappelijke kennis. Het waren vrouwen met levenswijsheid die goed in staat waren om sociale steun te geven en het onderscheid tussen fysiologie en pathologie te bewaken. Juist daardoor waren zij in staat veel pathologie te voorkomen, immers een deel van de pathologie ontstaat vanuit angst en onzekerheid van de aanstaande ouders en de schijnzekerheid van de “evidence based” medische technologie. Is het evidence based werken en het toepassen van medisch technologische interventies het vehikel waarmee de verloskundigen zich in de “krabbenmand” van de medische wereld omhoog willen werken richting de status van een arts of gynaecoloog en verkwansellen ze daarmee de kern van haar toegevoegde waarde? En moet het gat dat zij achterlaten dan maar opgevuld worden met “doula’s”? Dit is de weg voor verloskundigen om hun vak op te heffen, immers waarom zou je eigenlijk nog een
verloskundige nodig hebben, een doula en een arts dat is toch wat de patiënt wil en is uiteindelijk veel goedkoper en veiliger? Bovendien is het te verwachten dat de doula’s door de artsen en gynaecologen met open armen ontvangen zullen worden, ze raken immers die concurrerende en eigenwijze verloskundigen en die lastige vaders in één beweging kwijt! Wat is de weg uit dit dilemma? Moet het fenomeen doula door de verloskundigen bestreden worden? Nee, natuurlijk niet. Moet de doula’s gepromoot worden door professionals die betrokken zijn bij zwangerschap en bevalling? Dat denk ik niet. De roep om doula’s is mijns inziens een vingerwijzing voor de verloskundigen. Het is bij uitstek de taak van de verloskundigen om aanstaande ouders zodanig te begeleiden en te ondersteunen dat zij in staat zijn om vertrouwen bij de aanstaande ouders te ontwikkelen in het natuurlijke verloop van zwangerschap en bevalling. Om partners hun eigen kracht laten te vinden om met behulp van elkaar van zwangerschap en bevalling een prachtige start van het ouderschap te maken. Dat is soms moeilijk voor aanstaande ouders, maar het niet aangaan van die uitdaging is bepaald niet de juiste oplossing. Borstvoeding geven stuit soms ook op weerstand en problemen maar we promoten dan toch ook niet de herinvoering van de “min”? Daarom moeten verloskundigen vasthouden aan het sociale deel van hun vak. Ook op dat terrein kun je evidence based werken. Daarnaast past het in deze tijd om een voortdurende inspanningen op het gebied van het verder ontwikkelen van evidence based medisch handelen te bewerkstellingen. Doula’s kunnen het sociale proces verstoren, het kan mannen buiten-
Hierna de laatste bijdragen aan de discussie over de doula. Vooren tegenstanders zijn aan het woord geweest. De discussie wordt op deze pagina’s gesloten.
spel zetten of een excuus geven om niet echt deel te nemen aan het proces van zwangerschap en baring. Daardoor kunnen zij nog angstiger worden en nog meer aandringen op vaak onnodige medische technologische interventies. Het kan ook een excuus zijn voor verloskundigen om niet te werken aan hun eigen vaardigheden op het terrein van de sociale begeleiding van aanstaande ouders. Actieve inzet van doula’s zou dat alleen maar versterken en de angst van sommige verloskundigen voor het begeleiden van dat ingewikkelde en tijdrovende psychologische aspect van zwangerschap en baring vergroten. En daarmee geven verloskundigen naar mijn stellige mening de helft van hun bestaansrecht op! Het feit dat van de KNOV vrijwel uitsluitend evidence based cursussen op medisch terrein accrediteert, is daarom fout en geeft bovendien aan de buitenwacht het signaal dat er wel heel veel mee mis is in het functioneren van verloskundigen op dat terrein. En dat is onzin! Ik zie de roep om doula’s als een vingerwijzing dat verloskundigen zich ook moeten bijscholen in het sociale aspect van hun beroep. Dick de Koning Manager en Gedragswetenschapper Partner van een vroedvrouw Trainer bij “optimum” (www.opti-mum.nl)
bovenstaande ingezonden brief is aanzienlijk ingekort.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.39
LET OP !!! Lage resolutie!
Doula-discussie
DOULA? AMEHOULA! FORUM
39
September 19, 2006
FORUM
TAKEN
NIET ZOMAAR UIT HANDEN LATEN NEMEN
In het juli/aug nummer van het Tijdschrift reageert Thea van Tuijl op de brief van ondergetekende en Jeannet Nijhuis in het juninummer. Ik ben het volkomen met haar eens dat barenden één op één support moeten krijgen. Maar wij vroegen ons af waar onze inbreng blijft als doula’s dit gaan doen. Wij vinden dit namelijk een taak van de verloskundige. En zoals wij lieten zien, blijft er van alle taken van de verloskundige heel weinig over als we niet uitkijken. De discussie of het van verloskundigen te verwachten is dat ze de hele baring iemand begeleiden, mag nog wel iets diep-
gaander gevoerd worden. Het gaat mij te ver om zomaar te stellen dat die begeleiding niet standaard van de verloskundige verwacht kan worden. In onze praktijk begeleiden wij de cliënt wèl tijdens de gehele baring, vanaf het moment dat mevrouw in partu is verklaard totdat de baby er is. Dat duurt dus nooit 24 uur, maximaal 12 uur en dat weten onze cliënten ook. Meestal is de duur van de baring veel korter, ook bij primi’s; 4-6 uur is het gemiddelde en dat is prima op te brengen, vinden wij. Ik denk dat er zeker plaats is voor
EEN DOEVA, Zowel als verloskundige, moeder en haptonomisch zwangerschapsbegeleider hebben wij met veel interesse de discussie rond de doela in het KNOV tijdschrift gevolgd. Er zijn al veel argumenten in het tijdschrift uiteengezet. Zoals gebruikelijk in de verloskunde, werd vooral buitenlands wetenschappelijk onderzoek aangedragen, omdat wij in de eerste lijn nog onvoldoende onderzoeksgegevens kunnen overleggen. Onze conclusie is dat er een hele belangrijke groep consequent miskend wordt: de partner van de zwangere/barende. In het januarinummer wordt betoogd dat de doula als het ware één wordt met de barende. Dat is nu juist de rol van de partner! Ook wordt in datzelfde artikel het onderzoek van Bertsch et al aangehaald, waarin gevonden werd dat begeleiding door een partner alleen niet hetzelfde positieve effect heeft als wanneer er ook een doula aanwezig is en dat partners in 40
doula’s, maar dan bijvoorbeeld in het ziekenhuis. Het komt maar al te vaak voor dat één verpleegkundige haar aandacht over meerdere barenden moet verdelen, dat vrouwen ‘op afstand’ via de monitor in de gaten worden gehouden en zich soms erg verloren voelen. Maar in een thuissituatie, als we die willen behouden, zullen wij, als verloskundigen, ons product goed moeten definiëren en niet zomaar allerlei taken uit onze handen laten nemen. Simone Valk, verloskundige
DE BESTE DOULA!
aanwezigheid van een doula juist meer lichamelijk en emotioneel contact met hun vrouw hebben. Onze ervaring is dat wanneer je ouders haptonomische begeleiding geeft tijdens de zwangerschap er tijdens de geboorte niemand beter in staat is om de barende emotioneel, affectief en coachend te kunnen begeleiden dan de partner. In ons Nederlands verloskundig systeem zijn wij er als verloskundigen bij om medische ondersteuning en advies te bieden en beide ouders te ondersteunen, daar waar nodig. Die rol is bij een haptonomisch voorbereid paar een heel kleine en onopvallende rol, omdat de ouders en hun kind ‘op eigen kracht en weten’ het baringsproces doorlopen. Hoe makkelijk neigen wij iets uit handen te geven wat ons inziens toebehoort aan in eerste instantie de partner en daarna de verloskundige! Het is niet nieuw dat een barende vrouw het beste gedijt in een omgeving waar zij zichzelf kan zijn met mensen om zich heen waarin zij vertrouwen heeft en die er
helemaal voor haar zijn – maar er, met uitzondering van de partner, niet de hele tijd aanwezig hoeven zijn. Een zwanger paar zal zich echter goed moeten voorbereiden; een partner moet de mogelijkheid hebben om te kunnen ervaren hoe hij zijn vrouw (en kind) kan coachen tijdens de geboorte (hoe reageert ze op pijn, wat heeft ze nodig, hoe kan hij haar weer tot zichzelf laten komen), de partner moet de ruimte krijgen om zijn eigen angst en onzekerheid te uiten (wat doet dit met hem en hoe kan hij ermee omgaan) en een vrouw kan zich meer bewust worden van haar mogelijkheden om haar eigen kracht in te zetten in het baringsproces daarbij gesteund door haar partner. Hierbij wordt uitgebreid stilgestaan tijdens de haptonomische zwangerschapsbegeleiding en voorbereiding op de geboorte. Verloskundigen mogen er wat ons betreft meer vanuit gaan dat de partner een actieve betrokken rol kan spelen in de zwangerschap en bij de geboorte en dit ook
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.40
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
FORUM
stimuleren. Ga er niet te snel vanuit dat de partner of het echtpaar geen behoefte heeft hebben aan een cursus/begeleiding samen, maar besteed vooral aandacht aan het feit dat het juist heel waardevol is om je samen voor te bereiden op de komst van een kind. Stel je als verloskundige op de hoogte van de mogelijkheden van cursussen voor (echt)paren in jouw regio. Verdiep je erin, ga eens kijken en leg contact met mensen die zo’n begeleiding geven, zodat je weet waar je mensen naartoe verwijst en wat er tijdens zo’n begeleiding aan de orde komt en dit zelf bij mensen kunt aanspreken in jouw begeleiding tijdens de zwangerschap en bij de geboorte. De verloskundige coacht het proces, de vader coacht de moeder en de kraamhulp draagt er zorg voor dat de moeder, de vader en de
verloskundige zich uitsluitend op deze taak kunnen richten. Daarmee is de doula overbodig. Er zijn natuurlijk situaties denkbaar waarin de partner afwezig is of niet affectief betrokken wil zijn. Al tijdens de zwangerschap kan dit bijvoorbeeld op het spreekuur aan de orde komen door dit te bespreken of te observeren (waar verloskundigen zo goed in zijn). Dat zijn de situaties waarin samen met het paar besproken kan worden of er extra ondersteuning van iemand met wie zij een affectieve relatie hebben nodig is bij de geboorte. In de media wordt de suggestie gewekt dat vroedvrouwen steeds minder tijd hebben voor hun barenden. Onze ervaring is dat er in een goed georganiseerde praktijk waar vroedvrouwen werken die met
hart en ziel hun werk doen er genoeg tijd is om de geboorte van begin tot eind te begeleiden en zeker in de laatste fase van de ontsluiting zal de verloskundige vrijwel nooit wijken van de zijde van de barende en haar partner. Wij denken wel dat verloskundigen zich zowel binnen hun praktijk als in grotere verbanden moeten bezinnen op de zorg die zij leveren. De ontwikkelingen in de verloskunde volgen elkaar in een razend tempo op. Wat vind je belangrijk, welke zorg wil je leveren, wat is de kracht van de verloskundige zorg in Nederland? Natuurlijk moeten we professionaliseren, maar professionaliseer jezelf niet weg, blijf bij de kern van het vak! Monique Duran en Angélique Veldhuis
OPLEIDING TOT DOULA, UTRECHT Onder mijn reactie ‘Doula’s kunnen wel het verschil maken’ in de rubriek Forum van het augustusnummer van Tijdschrift voor Verloskundigen staat de reactie ondertekent als ‘Thea van Tuijl (Vereniging Samen Bevallen)’. Dat moest zijn: ‘Opleiding tot Doula, Utrecht’. Ik ben inderdaad ook cursusleidster bij de Vereniging Samen Bevallen, maar mijn activiteiten rond de doula hebben
niets met de Vereniging Samen Bevallen te maken. De Samen Bevallen cursus is vooral gericht op het betrekken van de partner bij de voorbereiding op de bevalling en de koppels die op die manier een bevalling tegemoet gaan zijn niet de eerste doelgroep die een doula nodig heeft. De doula is vooral bestemd voor vrouwen die extreem angstig zijn en erg tegen de bevalling opzien of degene die
eerder een traumatische bevalling of ziekenhuiservaring achter de rug hebben. In de Samen Bevallen cursus wordt de doula niet gepromoot, want de partner leert daar veel over hoe hij zijn vrouw kan helpen en ondersteunen. ■ Thea van Tuijl, Opleiding tot Doula, Utrecht
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.41
LET OP !!! Lage resolutie!
41
September 19, 2006
i ÜÌ }À>>} ii iÕÜ Ìi ÛÀi >>ÌÃV
>« «iÀ>Ìii â >Ã âivÃÌ>`} ÛiÀÃÕ`}i Li `i Ài} <Õ`LÕÀ}¶ "v i ÜÌ `i ÌiÃÌ Û> i
Õ`}i «À>Ì ÛiÀâiiÀi¶ > `}i Üi i ÕÌ Ìi Ài>}iÀi Li ii Õi VVi«Ì°°°
"âi vÀ>Ìi`VÕiÌ>Ìi Õ i }À>Ìà «ÛÀ>}i « `iÀÃÌ>>` >`ÀiÃ\ i À}ÛiÀÃÕ`}i Üi} ΠȣÈÇ >V iii äÈ £{ä £Ç ÓÓÓ ÀÃ>`i°LiÀ>iÀÌÃJÀ}ÛiÀÃÕ`}i°
ZICHT OP RISICO’S GESPECIALISEERD FINANCIEEL ADVIES VOOR VERLOSKUNDIGEN
Samenwerking met de nadruk op vertrouwen -
praktijkverzekeringen; maatschapcontracten; praktijkfinanciering; beoordelen van Goodwillsommen; opstartadvies ondernemerschap; financiële planning; privé verzekeringen; pensioenen; hypotheken.
Wij helpen u bij het maken van de juiste keuzes W.B.D. Lippmann Groep b.v. Generaal v.d. Heydenlaan 2 Postbus 434 7300 AK Apeldoorn tel: (055) 521 95 54 fax: (055) 521 55 99
200520 - september.pdf - pag.42
E-mail
[email protected] Telefonisch Jan Haaijer: (06) 22 71 07 19 Jeroen v. Leeuwen: (06) 20 01 55 49
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
De afgelopen jaren heb ik een hele rits assistenten en gynaecologen voorbij zien komen, ieder met hun eigen - laten we maar zeggen unieke eigenschappen, talenten en eigenaardigheden. Ik sta er steeds weer van te kijken. Afgelopen nacht had ik een nietvorderende uitdrijving. Annemiek had het zwaar en ik trouwens ook. Van één tot acht was ik met haar in de weer geweest. Na een aanvankelijk vrolijke start, met grapjes tussen de weeën door, kwam het omslagpunt bij vijf centimeter. Annemiek raakte in paniek en wilde een ruggenprik. Dat kon uiteraard niet, want het was nacht en dan komt een anesthesist natuurlijk niet zijn bed uit. Ik had net gehoord dat ze daar een bonus van maar vijfentwintig euro voor krijgen. Bruto. Nou, daar doe ik het ook niet voor! Annemiek kon een gezellige spuit pethidine krijgen en daar moest ze het mee doen. Ik mocht het nieuws overbrengen. Een half uur na de pethidine zei Annemiek: “En tóch wil ik nog steeds een ruggenprik!” Maar ja, het was nog steeds nacht en ook alle andere 48 keer dat ze er om vroeg kon ze
hem niet krijgen. Toen het licht begon te worden hadden Annemiek’s man, zus en ik alledrie een lichte vorm van hyperventilatie van het omstebeurt meepuffen. Zo bereikten we VO. Ik baalde van het ziekenhuis, de pethidine, de anaesthesisten, de wegbezuinigde Entonox… Gelukkig was de verpleegkundige wel heel lief en behulpzaam. Ik beloofde Annemiek dat de persweeën minder erg zouden zijn dan de ontsluitingsweeën, trok de partusset open, een plastic schort aan en met frisse moed gingen we het derde tijdperk in. Annemiek perste als een tijger, de verpleegkundige en ik moedigden zo hard aan dat we er schor van werden, man en zus waren in de weer met washandjes en slokjes water en er kwam een caput van H2 naar H3+, maar daar bleef het bij. Ik belde mijn vrienden van de tweede lijn. Ik kreeg een vermoeide assistent aan de telefoon. “Hallo, met Nyx, ik heb een niet vorderende uitdrijving en ik heb je hulp nodig.” Na een korte pauze klonk het: “Ben je al wel een uur aan het persen?” “Nou, ik niet, maar die zwangere mevrouw wel”, zei ik minzaam. Vijf minuten later kwam niet de assistent, maar dokter W. de kamer ingestormd. Inwendig slaakte ik een zucht van opluchting. Dokter W. is een bijzondere vrouw. Op het eerste gezicht komt ze soms wat chaotisch over, maar dat is ze niet. Ze is zo efficiënt gestructureerd dat ze drie dingen tegelijk kan doen in het kwadraat. Dokter W. is de enige persoon die ik ken die tegelijkertijd een fax verstuurt, een CITO uitslag leest én interpreteert, twee verpleegkundigen en een
PRAKTIJK
assistent aanstuurt, een compleet OK-team belt, haar rechtervoet masseert en met één hand een zoetje uit een papieren verpakking haalt voor in de koffie. “Wat hebben we hier?” vroeg ze aan mij, terwijl ze zich voorstelde aan Annemiek en familie. Tijdens mijn verhaal had ze de verpleegkundige de vacuümpomp laten halen, het partusverslag van Annemiek gelezen, een schort en steriele handschoenen aangetrokken. Dokter W. doet ongeveer 3,7 seconden over een toucher. Voordat je ‘povias’ kunt zeggen is ze al klaar. “We gaan een vacuüm doen”, besliste ze, terwijl ze een dwarsbed maakte, de partusset klaarlegde, xylo optrok en de cup plaatste. Het grote voordeel van haar werkwijze is dat het al klaar is vóórdat mensen bang kunnen worden voor de ingreep. Twee minuten later stond dokter W. ijverig mee te trekken tijdens een perswee. Makkelijk ging het niet en plotseling schoot de cup los, waardoor dokter W. achterover tuimelde. 1-0 voor de baby. “Dan gaan we voor sectio!” besliste ze, en al bellend verliet ze de kamer. “Wie was dat nou?” vroeg de zus van Annemiek. “Ze zei toch partusisten?” vroeg de verpleegkundige “Wat heeft ze nou gedaan? En wat gaat er nou eigenlijk gebeuren?” vroeg de man van Annemiek. “Krijg ik nou eindelijk een ruggenprik?” vroeg Annemiek zelf. “Hier ga je zeker wel een column over schrijven?” vroeg mijn collega tijdens het overdragen. Annemiek is overigens bijzonder vlot per sectio bevallen van een gezonde zoon. Na zes weken was het litteken al niet meer zichtbaar… Nyx
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.43
LET OP !!! Lage resolutie!
Column
DOKTER W.
43
September 19, 2006
De Vroedvrouwenschool heeft een nieuwe
Balanceren tussen werk en privé is een hele kunst...
naam. Vanaf 28 augustus 2006 heten wij: Academie Verloskunde Maastricht. Ons Verloskundig Kenniscentrum is ook aangepast in beeld en naam:
Balans in je werk, balans in je leven. Coaching of supervisie helpt je op weg. Ook voor ondersteuning in samenwerking. Te gebruiken als activiteit in het kader van herregistratie van het KNOV Kwaliteitsregister Verloskundigen.
Kijk voor meer informatie op www.av-m.nl
Praktijk voor Coaching en Supervisie drs. Claudia van Leent Verloskundige en Supervisor LVSB geregistreerd telefoon 079 - 343 42 62, ook 's avonds
www.claudiavanleent.nl
Brief onder nr: 0109
Gezocht:
Wij maken graag kennis met Verloskundigen
Voor meer informatie en andere vacatures: Personeels Informatie Punt, (024) 361 91 66
200520 - september.pdf - pag.44
Verloskundige om een startende duo-praktijk in het zuidwesten van Nederland tot een succes te maken.
U kunt uw brief richten aan: KNOV t.a.v. afd. Advertenties Postbus 18 3720 AA Bilthoven www.umcn.nl
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
PRAKTIJK
HIELPRIKSCREENING IN VOORBEREIDING Vanaf 1 januari 2007 wordt de neonatale metabole screening op hielprikbloed uitgebreid. Nu wordt er op 3 ziekten gecontroleerd, dat worden er vanaf 1 januari 17. Het RIVM, landelijke coördinator van bevolkingsonderzoeken, bereidt achter de schermen de uitbreiding van de screening voor.
Martijn Sobels
Preventief bevolkingsonderzoek, zoals de hielprikscreening, levert veel gezondheidswinst op. Het huidige programma voor pasgeboren baby’s is dan ook succesvol. Nagenoeg bij alle kinderen wordt de neonatale metabole screening uitgevoerd. Het hielprikbloed wordt nu onderzocht op adrenogenitaal syndroom, congenitale hypothyreoïdie en phenylketonurie. In 2005 adviseerde de Gezondheidsraad aan het ministerie van VWS de screening uit te breiden. Het RIVM kreeg vervolgens de opdracht om die uitbreiding voor te bereiden. RIVM-coördinator neonatale screening Eugènie Dekkers: “Op dit moment werken we aan de voorbereidingen op de uitbreiding. Dat doen we vanzelfsprekend in nauw overleg met de organisaties die bij de hielprikscreening betrokken zijn. Met hen maken we duidelijke afspraken over taken en verantwoordelijkheden.” Vanaf 1 januari wordt het hielprikbloed onderzocht op 17 ziekten. De kans bestaat dat daar later nog een ziekte bij komt, namelijk cystic fibrosis (taaislijmziekte). Voorlichting Een belangrijk punt is de voorlichting, zowel aan ouders als aan professionals. Dekkers: “De voorlichting aan de zwangeren geven we zorgvuldig vorm. Dit gebeurt binnen een commissie waarin tal van organisaties vertegenwoordigd zijn. Allereerst hebben we
gezamenlijk bepaald op welk moment informatie gegeven moet worden. Dat voorlichtingsmoment moet plaatsvinden op een logisch moment in de zwangerschap. En vervolgens hebben we vastgesteld in welke vorm die informatie het beste gegeven kan worden. Deze uitgangspunten worden nu vertaald in concrete producten. Zo zal in de folder ‘Zwanger!’ informatie staan over de uitbreiding van de neonatale metabole screening en komt er een algemene folder over de hielprik zelf.” Dragerschap Bij bijna alle te screenen ziekten zijn slechts 3 soorten uitslagen mogelijk: “normaal” – er is geen aanleiding voor verder onderzoek; “dubieus” – de uitslag is niet goed te interpreteren en er wordt een tweede hielprik afgenomen; “afwijkend” – het kind wordt verwezen naar de kinderarts (zie onder). Alleen bij het onderzoek naar sikkelcelziekte komt naast genoemde soorten uitslagen ook informatie over dragerschap van de pasgeborene voor deze ziekte beschikbaar. Als een pasgeborene drager is, betekent dit dat tenminste één van beide ouders ook drager is. Ook dit vraagt om goede voorlichting, zodat de aanstaande ouders een geïnformeerde keuze kunnen maken: willen we informatie en zo ja, welke informatie willen we dan ontvangen? Omdat deze situatie gelukkig zelden voorkomt vindt de voorlichting trapsgewijs plaats. Het is immers niet nodig om gedetailleerde
Op welke ziekten wordt gescreend? Vanaf 1-1-2007 wordt via de neonatale metabole screening op de volgende aandoeningen gescreend: 1. adrenogenitaal syndroom 2. congenitale hypothyreoïdie 3. phenylketonurie 4. biotinidase deficiëntie 5. galactosemie 6. glutaar acidurie type 1 7. HMG-CoA-lyase deficiëntie 8. holocarboxylase synthase deficiëntie 9. homocystinurie 10. isovaleriaan acidemie 11. long-chain hydroxyacyl CoA dehydrogenase deficiëntie 12. maple syrup urine disease 13. MCAD deficiëntie 14. 3-mythylcronotyl-CoA carboxylase deficiëntie 15. sikkelcelziekte 16. tyrosinemie I 17. very-long chain acylCoA dehydrogenase deficiëntie
informatie te geven voor een situatie die veelal onwaarschijnlijk is. Die meer gedetailleerde informatie zal uiteraard wel op internet beschikbaar komen, bijvoorbeeld via de RIVM-themawebsite www.gezondebaby.nl. Afwijkende uitslag Bij een eventuele afwijkende uitslag neemt een professional contact op met de ouders en ook over de wijze waarop die voorlichting moet plaatsvinden zijn de afspraken in de maak. RIVM-coördinator Dekkers licht toe: “We ontwikkelen standaardteksten voor de brieven aan huisartsen, ouders en kinderartsen De auteur is communicatieadviseur RIVM bevolkiingsonderzoek
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.45
LET OP !!! Lage resolutie!
Hielprik
UITBREIDING
45
September 19, 2006
PRAKTIJK
bij een afwijkende screeningsuitslag. Deze brieven worden automatisch aangemaakt via het softwaresysteem dat de ent-administraties gebruiken.” In de uitvoering van de hielpik verandert feitelijk niets vanaf 2007. Wel in de wijze waarop het hielprikbloed wordt geanalyseerd. Dat gebeurt bij vijf regionale laboratoria. Zij hebben regelmatig overleg met elkaar om de analysetechnieken per aandoening vast te stellen. Dit gebeurt voor alle nieuw toe te voegen aandoeningen. Het Laboratorium voor Infectieziektediagnostiek en Screening van het RIVM fungeert als referentielaboratorium. Dit betekent dat dit laboratorium de kwaliteit van de analyses bewaakt.
46
Over een half jaar is de uitbreiding van de screening een feit. Dekkers: “De voorbereidingen verlopen naar wens. Natuurlijk is er nog veel te doen. Het is fantastisch om te zien dat de verschillende betrokken organisaties zich sterk maken voor een goede screening. Daarmee dragen we bij aan een goede preventieve gezondheidszorg voor pasgeborenen.” Meer weten? Het RIVM, Centrum voor Bevolkingsonderzoek, voert sinds 2006 de regie over de landelijke bevolkingsonderzoeken. • In de commissie voorlichting metabole screening zijn de volgende organisaties vertegenwoor-
digd: de LVE, een vertegenwoordiger namens de medisch adviseurs van de entadministraties, een vertegenwoordiger namens de directeuren van de entadministraties, het Erfocentrum/VSOP, VKGN, ActiZ NHG, VKS, KNOV, NVOG, NVK, VVAH, TNO-KvL en uiteraard het RIVM. • Het RIVM brengt een gratis nieuwsbrief uit over de pre- en neonatale screening. Wilt u deze nieuwsbrief ontvangen? Stuur uw mailadres dan naar nieuwsbriefpns@rivm. • www.gezondebaby.nl/ professionals. Op deze website treft u onder andere het landelijk draaiboek neonatale screening aan. ■
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.46
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
PRAKTIJK
Naschrift van de KNOV
De bedoeling is dat deze counseling
geïnformeerd middels een brief.
In bovenstaand artikel wordt weinig
rond de 35e-37e week zwangerschap
Indien u als verloskundige niet langer
aandacht gegeven aan de rol die de
zal gaan plaats vinden.
de uitvoerder van de hielprik zult
verloskundige gaat spelen rondom
De KNOV heeft toegezegd dat de
zijn, is het in dat geval een goed idee
de uitvoering van de nieuwe of uit-
verloskundigen deze counseling op
om tot afspraken te komen met de
gebreide neonatale screening. De
zich zullen nemen mits de voor-
JGZ wat ieders verantwoordelijk-
uitbreiding van de hielprik kan veel
waarden (zoals het tarief) hiervoor
heden gaan worden tijdens de
gezondheidswinst opleveren. Wel is
voldoende zijn ingevuld. De KNOV is
kraamperiode.
het belangrijk dat de aanstaande
hierover in gesprek met het ministerie
ouders goed worden voorgelicht
van VWS en het RIVM
Het RIVM streeft er naar per
over wat deze screening inhoudt en
Er verandert in de uitvoering van de
1 januari 2007 te starten met de
wat de gevolgen van de uitslag voor
hielprik dus wel degelijk iets.
nieuwe neonatale screening. Dit betekent dat verloskundigen al in
hun kind en voor hen zelf zouden kunnen betekenen. Bijvoorbeeld
De nieuwe hielprik zal rond de vierde
december 2006 zullen moeten
uitslagen die te maken hebben met
dag postpartum samen met de neo-
starten met het counselen van de
dragerschap kunnen ook van invloed
natale gehoorscreening worden
ouders. De KNOV neemt deel aan de
zijn op een volgende zwangerschap.
uitgevoerd, waarbij de dag van de
Commissie Voorlichting Neonatale
geboorte dag nul gaat zijn. De uit-
Screening (CVNS); deze commissie
De ouders zullen door middel van
voering hiervan ligt in handen van de
zorgt niet alleen voor de voorlichting
informed consent toestemming
JGZ in nauwe samenwerking met de
aan zwangeren maar ontwikkelt ook
moeten geven voor de screening en
Ent-administraties.
de voorlichting aan de professionals
ze zullen moeten aangeven of ze
Vanaf januari 2007 zal in de gebieden
waaronder de verloskundigen. U zult
geïnformeerd willen
waar de hielprik altijd door een
hiervan tijdig op de hoogte worden
worden over het dragerschap van
verloskundige is uitgevoerd, deze nu
gesteld door het RIVM.
hun kind indien dit gevonden wordt.
gedaan wordt door de JGZ. In principe
Om hier een goede beslissing over te
kunnen verloskundigen ook de hiel-
Meer informatie: KNOV, Suze Jans,
kunnen maken en de gevolgen van
prik afnemen als onderaannemer
Verloskundige/Beleidsmedewerker;
hun beslissing te kunnen overzien, is
van de JGZ. Hierover zullen lokaal
T: 030 2294299; E:
[email protected]
het belangrijk dat ouders tijdig en
afspraken gemaakt moeten worden.
adequaat worden voorgelicht.
De KNOV heeft u hier eerder over
RECTIFICATIE In de vorige uitgave stond op pag. 43 ev. een interview met vertegenwoordigers van Verloskundige centrum Espérance onder de titel ‘Echo: veel zien, veel doen’. In het artikel staat op pag. 43, 2e kolom als laatste zin: "Eerstelijns cliënten worden door de verloskundigen geholpen en tweedelijns cliënten door de gynaecoloog. "
De eindredactie heeft daarbij een opmerking van de geïnterviewden gemist. Volgens afspraak met de auteur had er, in plaats van deze zin, moeten staan: " Alle zwangeren uit regio Arnhem e.o., of ze nu prenatale zorg via de verloskundige of via de gynaecoloog ontvangen, worden door hen gescreend. Voorwaarde is dat de zwangere,
op basis van een goede counseling, kiest of ze deze onderzoeken wenst en op de hoogte is van doel en beperkingen van de screening." Excuses voor de misser.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.47
LET OP !!! Lage resolutie!
47
September 19, 2006
De specialist voor verloskundigen – Verzekeringen – Hypotheken
– Financieringen – Contracten
Tot 12,5% korting op een nieuwe of bestaande arbeidsongeschiktheidsverzekering Compleet verzekeringspakket voor starters Aantrekkelijk autotarief voor u en uw partner Financieringen en hypotheken voor starters Ook speciale tarieven voor echoscopistes Geen lidmaatschapsbijdrage Voor meer informatie en voorwaarden bel ons kantoor of bezoek onze website.
tel 030 252 66 55
www.sikkingadvies.nl
postbus 36
3730 AA De Bilt
Wij zijn op zoek naar
Echoscopistes KNOV en STBN ondernemen dit jaar veel activiteiten om de implementatie van prenatale screening te bevorderen en te ondersteunen.
met al dan geen verloskundige achtergrond voor de diverse eerstelijns centra die in 2006 worden opgezet. Ondermeer voor de volgende regio’s:
Speerpunten zijn onder meer - het bevorderen en creëren van opleidings- en stagemogelijkheden - werving en matching van echoscopistes voor eerstelijns screeningscentra - organisatorische en juridische ondersteuning - informeren van startende regio’s via nieuwsbrieven en de websites van KNOV en STBN - ontwikkelen van een Handboek Prenatale Screening.
Groningen, Verloskundig Centrum Vita, per 01-01-2007 Amstelveen e.o., per 01-01-2007 Utrecht, per 01-01-2007 Leiden, Verloskundig Centrum De Poort, per 15-10-2006 Ede/Barneveld, Fara Verloskundig Centrum per 01-11-2006 Wij ontvangen graag uw CV op
[email protected]. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met STBN: 030- 274 88 38.
Blijf de websites van KNOV en STBN volgen voor nieuws en informatie over prenatale screening! STBN, Postbus 18, 3720 AA Bilthoven, Tel.: 030-274 8838, E-mail:
[email protected]
200520 - september.pdf - pag.48
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
THE EUROPEAN FORUM OF NATIONAL NURSES AND MIDWIFE ASSOCIATIONS (EFNNMA) AND WHO 1996-2006 Greta Rijninks
Namens de KNOV bezochten Marian van Huis en Greta Rijninks deze jaarlijkse bijeenkomst van het enige Europese platform waar verpleegkundige en verloskundige beroepsorganisaties elkaar ontmoeten. Het thema van dit jaar was HIV/Aids. Marian is expert op dit terrein en samen met Jane Kennedy (gesponsord door AMC en KNOV) hebben zij een workshop gehouden over perinatale zorg en HIV/Aids. Jane Kennedy is de auteur van het boek “HIV in Pregnancy and Childbirth”[1] en heeft veel ervaring in de eerstelijns gezondheidszorg. Het Forum Het Forum is in november 1996 opgericht en een gezamenlijk initiatief van de Europese verpleegkundige en verloskundige beroepsverenigingen en WHO Europa. Dialoog en gezamenlijke actie op het gebied van gezondheidspromotie en gezondheidszorg zijn de belangrijkste doelen die zijn vastgelegd in een intentieverklaring tot samenwerking. Een gekozen stuurgroep bereidt de jaarlijkse vergaderingen voor en zorgt voor implementatie van de genomen besluiten. Doelen van het forum zijn: • uitwisseling van informatie en ideeën over beleid; • deelnemen aan het debat over gezondheidsbevordering en kwaliteit van zorg; • ondersteunen van integratie van beleid in de praktijk; • opleiding en bijscholing; • formuleren van verklaringen en aanbevelingen op het gebied van
gezondheid en verpleegkundige en verloskundige onderwerpen. WHO algemeen De eerste spreker is Gerard Schmets van de WHO. Er is goed nieuws voor Europa, de gezondheidsindicatoren verbeteren, maar in verschillende snelheden en mate. Kijkend naar de levensverwachting bij de geboorte is de positie van vooral de Oost-Europese landen zorgelijk. Van invloed daarbij zijn de economische en democratische ontwikkeling in relatie tot de ontwikkeling van gezondheidszorgsystemen. Doel is gezondheid, toegankelijkheid van zorg en bescherming van leven en gezondheid. Geschoold en getraind gezondheidspersoneel betekent letterlijk levensredding: zij zijn het hart van de gezondheidszorg. Toch neemt het aantal verpleegkundigen en verloskundigen af als gevolg van twee grote problemen: migratie en vergrijzing. De leeftijdsopbouw van de verpleegkundigen is een indicatie voor de planning: er dreigt een tekort (schatting van de WHO dat er in 2008 35000 verpleegkundigen te weinig zijn). Zorgverleners migreren om financiële redenen, studiemogelijkheden, ervaring, grotere carrièremogelijkheden en veiligheid. De beroepsgroepen veranderen, toch moeten de gezondheidszorgsystemen effectieve zorg blijven leveren. De ondersteuning van nationale beroepsverenigingen is daarbij essentieel om het systeem blijvend te versterken. Rapportages Het jaarrapport van de EFNNMA
wordt gepresenteerd. Belangrijk doel was de ontwikkeling van een website en een nieuwsbrief. Daarnaast werd veel energie gestoken in het ontmoeten van andere organisaties. De Government Chief Nurses, die we in Nederland niet kennen, deze functie wordt het meest benaderd door de Inspecteur Perinatologie M. Amelink, zijn opleidingscurricula aan het vergelijken, in het bijzonder de ECTS (European Credit Transfer System) volgend op de verklaring van Bologna, van de verschillende opleidingen zijn daarbij van belang. De WHO is zijn forums aan het afbouwen en wil in principe alleen nog contact blijven houden via deze Government Chief Nurses. Er zijn geen verloskundigen op dit niveau, waardoor hun stem verloren dreigt te gaan. Omdat de EFNNMA zichzelf bedruipt (en de ‘rijkere’ organisaties de ‘armere’ ondersteunen) wordt dit forum nog geaccepteerd. Een ander fenomeen, dat we in Nederland niet kennen is de Family Health Nurse. Deze gespecialiseerde verpleegkundige neemt in sommige Europese landen bepaalde aspecten van verloskundige zorg op zich, die hier specifiek tot ons domein behoren. In deze landen is er sprake van strijd over het functioneren van deze verpleegkundigen en de verloskundigen. Het financiële rapport is vrij eenvoudig. Voorgesteld wordt de bijdrage met 5% te verhogen. De kosten voor de KNOV gaan dan van 1200 $ naar 1260 $. Dit voorstel wordt aangenomen. De auteur is verloskundige en lid van het bestuur van de KNOV
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.49
LET OP !!! Lage resolutie!
EFNNMA in St. Petersburg
TIENDE VERJAARDAG VAN INTERNATIONAAL
49
September 19, 2006
INTERNATIONAAL
Russische presentatie Professor Evgenig Voronin (gespecialiseerd in infectieuze ziekten) geeft een presentatie over HIV/Aids. Niet alleen het verlies van leven, maar ook het verlies aan productieve bevolking, de Aidswezen en het verlies aan gezondheidspersoneel zijn belangrijke gevolgen van deze wereldziekte. Toegang tot zorg, preventie en beschikbare testen zijn essentieel, maar ook nationale bereidheid tot erkenning en verantwoordelijkheid voor dit probleem zijn van belang. HIV/Aids is een toenemend probleem in Rusland, vooral het aantal kinderen geboren uit HIV geïnfecteerde moeders neemt toe. HIV/Aids behoort niet langer enkel bij homoseksuelen, maar ook bij drugsverslaafden en is een ‘normaal’ seksueel overdraagbare ziekte geworden. Het percentage besmette vrouwen neemt toe (in 2005 was 38% van de Aids patiënten een vrouw). Gebrek aan prenatale zorg of niet melden voor prenatale zorg (angst voor stigmatisering) is de kern van het probleem. Niet testen betekent niet behandelen. De ervaring leert dat bezoek van beroemde, invloedrijke mensen aan ziekenhuisafdelingen en kindertehuizen, hoewel het zo simpel lijkt, een kans betekent om het stigma te verminderen en voor kinderen met HIV erkenning te creëren. In Rusland wordt je tijdens de zwangerschap twee keer op HIV getest: bij de intake en bij 30 weken. Het grootste probleem is de drugsgebruiker die zich niet meldt voor prenatale zorg, dan wordt bij opname een sneltest gebruikt. Preventie is moeizaam. Methadonverstrekking voor drugsgebruikers is niet toegestaan en rondom het condoomgebruik moet nog veel publieke bekendheid opgebouwd worden. Met behulp 50
van popsterren probeert men deze kennis over te brengen. De rol van de verpleging ligt voornamelijk in de ondersteuning. Uitsluiting en stigmatisering zijn nog grote problemen, de verpleegkundige is dan een veilige luisteraar. Voronin beschouwt zijn verpleegkundigen als de beste voorvechters voor het zieke kind: “je hart is belangrijker dan je medisch kennis”. De inzet van verpleegkundigen is wel een probleem. De sociale voorzieningen zijn slecht: een verpleegkundige verdiend maar 50 dollar per maand. Omdat er geen opvang is als zijzelf ziek wordt, weigeren veel verpleegkundigen met Aids-patiënten te werken. Dit probeert men op te vangen door een extra bonus van 80% van het salaris. Uiteindelijk is zorg teamwork, met maar een focus: de patiënt HIV/Aids Statement Steve Jamieson, een gespecialiseerde HIV/Aids verpleegkundige, heeft het voorstel opgesteld. Doel is het patiënten perspectief te verbeteren. Probleem is dat preventieve programma’s niet de groepen met de hoogste risico’s bereiken. Dit voorstel moet de expertise van verpleegkundigen en verloskundigen beter benutbaar maken. Het onderschrijft drie van de vijf WHO doelen. Na discussie in drie subgroepen, waar de verloskundigen met elkaar één subgroep vormden, wordt het voorstel punt voor punt plenair besproken en zonodig aangepast. Uiteindelijk wordt het door alle leden aanvaard. Binnen onze subgroep hebben Marian van Huis en Jane Kennedy een presentatie gegeven over de perinatale zorg voor HIV/Aids patiënten. Getracht is zoveel mogelijk het verloskundig perspectief in het statement goed verwoord te krijgen.
Hoewel het statement voor de Nederlandse situatie niet van groot belang is, wordt in de vergadering wel duidelijk dat dit vooral voor Oost Europese landen een heel belangrijk document is. Met behulp van dit internationaal onderschreven standpunt kunnen zij hun minister van gezondheidszorg overtuigen van de noodzaak goede zorg voor HIV/Aids patiënten na te streven. Maar daarnaast ook goed te zorgen voor die zorgverleners die door hun werk zelf de ziekte oplopen. Je beseft hoe goed we het hier getroffen hebben, alles wat in het standpunt staat is hier al beschikbaar, tegelijkertijd is er een enorm gevoel van solidariteit: wat wij hebben moet iedere moeder, ieder kind en iedere zorgverlener kunnen krijgen: een veiligheidsnet. 2007 Volgend jaar zal het forum bijeenkomen in Kopenhagen op 11 en 12 september. Het onderwerp is dan de gezondheidszorgsystemen vanuit verschillende perspectieven. Ook hier is het van belang de positie van de verloskundige in beeld te krijgen (en te houden). Een goed begin hebben we in St Petersburg al gemaakt: door zorgvuldig lobbyen is het gelukt de tweede plaats voor een verloskundige in de Stuurgroep te behouden. Naast Marian van Huis (namens de KNOV) is ook Francis Day-Stirk (Royal College of Midwives) gekozen. ■ Meer informatie op de volgende websites: www.euro.who.int/aids www.euro.who.int/efnnma [1] HIV in Pregnancy and Childbirth. Kennedy. Harcourt Publishers Ltd, a subsidiary of Harcourt International Ltd. 2003
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.50
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
WHO VERKLARING INTERNATIONAAL over de verpleeg- en verloskunde in de HIV/aids-patiëntenzorg
Naar aanleiding van het EFNNMA in St. Petersburg vindt u onderstaand de WHO verklaring over de verpleeg- en verloskunde in de HIV/aids-patiëntenzorg. Het forum van landelijke bonden voor de verpleeg- en verloskunde en het regionale bureau van het WHO voor Europa: 1. ERKENNEN de vele individuele, nationale en internationale uitdagingen waar het gestaag toenemende HIV/aids-pandemie de zorg en de gezondheidszorg voor stelt. 2. ZIJN ZICH BEWUST van de struikelblokken voor het nemen van onbevooroordeelde en passende maatregelen om verdere infecties te voorkomen en de gezondheid en het welzijn van allen te bevorderen, ongeacht sekse, seksuele voorkeur of andere persoonlijke kenmerken. 3. HOUDEN REKENING MET de stigmatisering op culturele, institutionele, religieuze en individuele gronden, vooroordelen over en discriminatie van mensen die risico lopen aids te krijgen, ermee zijn besmet of er anderszins onder lijden. 4. ZIJN OVERTUIGD van de positieve bijdrage aan preventie, behandeling, zorg en ondersteuning die bekwame en gericht getrainde studenten en gekwalificeerde verpleeg- en verloskundigen leveren. 5. ZIJN OP DE HOOGTE van de toegenomen vatbaarheid voor infecties en de slechte toegankelijkheid van behandelingen voor mensen die gebukt gaan onder discriminatie op grond van o.a. sekse, geaardheid, sociaaleconomische omstandigheden, opleiding, geestelijke vermogens, fysieke beperkingen of leermoeilijkheden. 6. BEGRIJPEN welke rol de landelijke bonden voor de verpleegen verloskunde kunnen spelen in de lobby bij regeringen, maatschappelijk leiders en farmaceutische bedrijven om een voor iedereen gelijke
toegankelijkheid te vergroten van preventieve initiatieven en middelen geschikt voor individuen, en van de behandeling en zorg voor allen. 7. ERKENNEN dat verpleeg- en verloskundigen kunnen worden besmet door HIV/aids of hieronder kunnen lijden, en gebukt gaan onder stigmatisering en de slechte toegankelijkheid van behandeling en ondersteuning. 8. ZIJN ZICH BEWUST van de verschillende uitdagingen en verschuivende zwaartepunten van het pandemie door de tijd heen, vooral met de komst van antiretrovirale therapieën. 9. ZIJN VASTBESLOTEN zich sterk te maken voor gelijke en toereikende behandelingen voor iedereen, en de onafgebroken ontwikkeling in het onderzoek naar vaccins en moderne behandelingen. Daarom verzoeken ze regeringen om: 1. verpleeg- en verloskundigen te betrekken bij beleidsprogramma’s voor de zorg en bij de besluitvorming op regeringsniveau over strategieën voor preventie, behandeling en zorg van HIV/aids in alle levensstadia; 2. structurele obstakels voor de bevordering van een gezond seksleven voor iedereen uit de weg te ruimen; 3. nationale en internationale preventie, behandeling, zorg en ondersteuning bij ongezonde seksualiteit af te stemmen op fondswerving voor diensten en middelen en door te gaan met het bevorderen van effectieve behandelingen van HIV/aids bij zwangerschap en het bevorderen van de gezondheid van moeder en kind; 4. een halt toe te roepen aan de massale werving van personeel uit arme landen door rijke landen en creatief na te denken over nieuwe manieren om verpleeg- en verloskundigen te ondersteunen die zich in situaties bevinden waarin ze onder zware druk staan en weinig
middelen tot hun beschikking hebben; 5. Het is van belang dat nationale regeringen hun eigen verpleegen verloskundig personeel behouden in de huidige wereldwijde verpleegcrisis. Hiertoe dienen ze gelegenheid te scheppen voor hervormingen in de zorgstelsels, door verpleeg- en verloskundigen te waarderen en te respecteren en hen te belonen met gepaste salarissen en arbeidsomstandigheden; 6. zorgpersoneel dat HIV-positief is effectieve steun te bieden en ervoor te zorgen dat ze adequaat kunnen beschikken over therapeutische kuren; 7. wereldwijd een positieve seksuele gezondheid te stimuleren en alle vormen van stigmatisering, vooroordelen en discriminatie te bestrijden (van bijv. de praktijk van vrouwenbesnijdenis tot aan de gebrekkige verspreiding van condooms en post-coïtale anticonceptiemiddelen); 8. te voorzien in passende anticonceptiemiddelen zoals het verspreiden van (mannen- en vrouwen)condooms, middelen om de overdracht van moeder op kind te verhinderen en post-coïtale anticonceptiemiddelen; 9. zorg te dragen voor een brede, laagdrempelige, gelijke toegankelijkheid van bijtijds vertrouwelijk advies en testen op vrijwillige basis voor iedereen; 10. kennis en zichtbaarheid te verhogen van HIV/aids in de media; 11. te erkennen dat het HIV-virus in Oost-Europa vooral wordt verspreid door geïnfecteerde naalden en injectiespuiten, daarom is de levering van veilig injectiemateriaal van essentieel belang om de verspreiding van HIV tegen te gaan; 12. strategieën aan te bevelen die HIV-infecties adequaat aanpakken. Dit vereist een krachtige, geïntegreerde samenwerking tussen regeringen en instanties, en inzet van alle betrokkenen.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.51
LET OP !!! Lage resolutie!
51
September 19, 2006
INTERNATIONAAL
en verzoeken verpleeg- en verloskundigen om: 1. waar mogelijk de hindernissen op te ruimen die een effectieve geïntegreerde aanpak in de weg staan. Bijvoorbeeld middels seksuele gezondheidszorg en programma's om de veiligheid te verbeteren, zoals het aanbod van schone naalden en injectiespuiten aan injecterende druggebruikers, naast gepast advies op het gebied van seksuele gezondheid; 2. in de voorschriften te vereisen en op te nemen dat medische en sociale zorgopleidingen zich moeten richten op de behoeften van klanten en op de medische behoeften op het gebied van seksuele gezondheid, preventie en zorg; 3. ervoor te zorgen dat seksuele gezondheid en seksueel genot dezelfde status krijgen in de mensenrechten als het recht om zich voort te planten; 4. een duidelijke stem te laten horen als verpleeg- en verloskundigen bij de ontwikkeling en
5.
uitvoering van lokale, nationale en internationale strategieën voor HIV-aids en seksuele gezondheid, met als doel de beste praktijkmodellen en initiatieven voor preventie, behandeling en zorg te kunnen uitwisselen en toepassen in overeenstemming met de plaatselijke behoeften, en collega’s in de zorg te steunen door hen toegankelijke relevante opleidingen en diensten aan te bieden; relevante voorlichtingprogramma’s te starten over seksuele gezondheid, HIV/aids en gezondheid van kinderen en familie (in het verlengde van de actiepunten van de nationale en internationale gezondheidszorg). Deze programma’s dienen het gehele spectrum te beslaan van het holistische studieprogramma. Ze scheppen gelegenheid voor voorlichting en onderzoek wat vrij is van vooroordelen, angst, stigma’s en discriminatie, en bevorderen actief het recht op seksuele gezond-
6.
7.
8.
heid en de eigen verantwoordelijkheid hierin, in overeenstemming met de mensenrechten; het doel na te streven om de preventie van HIV/aids en de behandeling en zorg voor de patiënten tegen 2010 overal en voor iedereen toegankelijk te maken; ervoor te zorgen dat de beroepsopleidingen in de gezondheid en de sociale zorg relevante strategieën bevatten voor seksuele gezondheid en de preventie van infecties; de sociale of culturele hindernissen (taboes, andere seksuele geaardheden) te erkennen, en zonder vooroordelen onderwerpen aan te snijden zoals preventie, behandeling, zorg en ondersteuning voor iedereen. Ook dient informatie te worden gegeven over HIV/aids en geestelijke problemen zoals depressies, drang tot zelfvernietiging en aan HIV gerelateerde dementie, en advies met betrekking tot levensstijl.
ICM HEEFT NIEUW LOGO Dankzij een subsidie van Sappi, wereldleider op het gebied van gestreken grafische papieren, heeft ICM - de International
Confederation of Midwives, een nieuw logo. De campagne "The World needs midwives - now more than ever!", ontworpen door Marije Fransen en Marieke Dona van MaMa design uit Veldhoven/Tilburg (www.mamadesign.nl), werd door een onafhankelijke jury gekozen uit een totaal van meer dan 150 inzendingen van grafische ontwerpers uit 17 Europese laden,
waarvan er uiteindelijk 12 werden geselecteerd. Van de inzenders werd verwacht dat ze, naast het idee zelf, een korte beschrijving indienden van de beoogde campagne, vergezeld van een kostenraming en nadere informatie over de niet-commerciële organisatie die zich inzet voor het gekozen doel.
Het winnende team, Marije Fransen en Marieke Dona (www.mamadesign.nl)
52
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.52
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
NIEUWSBLAD Geboortenesten Mensen deinzen er niet voor terug om ten tijde van de bevalling hun zorgvuldig gebouwde nesten te verlaten. In het rijk van de vogels is dat ondenkbaar (Robertson 1997). Het wonderlijke is dat nesteldrift ook voor de mens een bepalende factor blijft in de keuze voor een geboorteplek. Een studie onder cliënten en personeel van een Engels geboortecentrum laat zien dat vrouwen zich veiliger voelen in een huiselijke omgeving met een sociaal zorgmodel dan in een biomedische setting. Dit menselijke nest met een vaste omheining tegen indringers, geeft hen de touwtjes in handen. De keuze voor een geboortecentrum nemen vrouwen dan ook meestal intuïtief en zonder er lang over na te denken. Verloskundigen blijken in een huiselijke setting kwaliteiten van ‘matrescentie’ te ontwikkelen, het intuïtief steunen en beschermen van de barende vrouw. Volgens verloskundig hoofddocent D.J. Walsh van de University of Central Lancashire zijn dit de kwaliteiten die een vrouw helpen bij het proces van moeder worden. Zij verschaffen haar een gevoel van ‘psychosociale veiligheid’. De factor matrescentie zou volgens Walsh mee moeten wegen in de discussie over demedicalisering van het geboorteproces. Met name in Engeland zeer actueel, vanwege de dreigende sluiting van een aantal geboortecentra. Midwifery 2006:22;228-239 WHO gaat verloskundigentekort te lijf Eén verloskundige of deskundige verpleegkundige voor elke barende vrouw. Dit is een belangrijk uitgangspunt - onderschreven door ICM - voor het bereiken van Millenniumdoelen 4 en 5, het verminderen van moeder- en kind-
sterfte rondom de geboorte. De haalbaarheid hiervan wordt echter bedreigd door een toenemend tekort aan zorgverleners, waaronder verloskundigen. Wereldwijd schat de WHO het tekort aan zorgverleners op vier miljoen. Vooral in ontwikkelingslanden is het tekort schrijnend (57 landen). Maar ook in de rijkere landen komen tekorten voor. Zo is er soms een beperkte toegang tot gezondheidsvoorzieningen voor bepaalde groepen, zoals mensen met een laag inkomen en tienermoeders. Resolutie WHA59.27, deze zomer door de WHO uitgevaardigd, is een eerste stap om regeringen ertoe over te halen maatregelen ter nemen, zodat het reservoir van verloskundige hulpverleners weer uitbreidt. De voorgestelde maatregelen: • verwezenlijken van uitgebreide programma’s voor het kweken van human resources; • actief betrekken van verloskundigen en verpleegkundigen in de ontwikkeling van gezondheidssystemen; • regelmatige evaluatie van wetgeving gerelateerd aan verpleegen verloskunde; • steun bieden aan verzameling en gebruik van verloskundige data, als onderdeel van het nationale systeem van gezondheidszorg; • bevorderen van de ontwikkeling van een ‘ethische’ rekrutering van verloskundige gezondheidswerkers, waarbij een ‘brain-drain’ van professionals uit armere landen naar rijke landen wordt tegengegaan. De nieuw opgerichte Global Health Workforce Alliance van de WHO gaat alle zeilen bijzetten om landen hiermee te helpen. De alliantie wil vooral praktische oplossingen zoeken voor het verbeteren van de werksituatie van zorgverleners en een kort trainingsprogramma voor nieuwe, gekwalificeerde werkkrachten. Midwifery 2006:22;194195
BERICHTEN
Gemiste stuiten Het uitwendig onderzoek kan maar 70% van alle stuiten opsporen, zeggen Australische onderzoekers. Zij deden een studie onder 1633 zwangere vrouwen van 36 weken. Bij elke duizend baby’s bleken er 101 in stuitligging te liggen, 24 stuitliggingen bleven onontdekt. De artsen zien een oplossing in de introductie van een routine-echo, maar dat is duur. Wel adviseren zij een echo bij vrouwen met obesitas. British Medical Journal, online 3 augustus 2006 Incontinentie en maternale leeftijd Noorse artsen hebben een verband ontdekt tussen leeftijd en incontinentieklachten. Vrouwen die voor het eerst baren wanneer zij jonger dan 25 jaar zijn, hebben minder last van ongewild urineverlies dan eerstbarenden boven de 25 (23% tegen 28%). Vooral stressincontinentie komt vaker voor bij de groep oudere moeders. Het tijdstip waarop zij hun laatste kind krijgen is niet van invloed. De verschillen blijven bestaan tot de leeftijd van 50 jaar. Daarna hebben alle vrouwen evenveel kans op ongewild urineverlies, ongeacht de leeftijd waarop zij hun eerste kind baarden. Am J of Obstet Gynecol 2006;195 (2):443-438 Megafusies op til Het stof over de marktwerking in de zorg is amper neergedaald of er dienen zich een tweetal megafusies in de gezondheidszorg aan. De eerste is tussen zorgverzekeraars Agis, Menzis en Delta Lloyd. Voordelen van de fusie zouden zijn: een betere landelijke dekking, minder overhead en lagere kosten voor de verzekerden. Critici vrezen echter dat er voor de klanten weinig meer te kiezen zal zijn en dat
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.53
LET OP !!! Lage resolutie!
53
September 19, 2006
BERICHTEN
machtsconcentratie de prijzen kan opdrijven. Wanneer de Nederlandse Mededingingsauthoriteit (NMa) toestemming voor deze fusie geeft, zal driekwart van de markt beheerst worden door vier giganten. De andere drie zijn de - pas gefuseerde - combinatie VGZ/IAV/Univé, CZ en Achmea. Ook drie thuiszorginstellingen willen fuseren: Evean Groep, GGZ Drenthe en Zorggroep Meander. Dit drietal heeft zijn fusieplannen voorgelegd aan de NMa. Het werkterrein van deze potentiële Goliath beslaat ongeveer half Nederland: (delen van) Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Flevoland en Noord-Holland, waaronder Amsterdam. Intensieve samenwerking zou de organisaties ‘beter in staat stellen om op de zorgverzekeringswet in te spelen’. Ook zouden zij gezamenlijk beter het hoofd kunnen bieden aan de groeiende concurrentie en de sterker wordende positie van zorgverzekeraars. Trouw/CVZMagazine Walnoot Hersenscans van premature baby’s laten een afwijkende vorm zien die zou kunnen verklaren waarom zij veel vaker cognitieve problemen hebben dan anderen. “De hersens van de premature baby zien er glad uit, als een koffieboon”, legt David Edwards van het Imperial College in Londen uit,”Hoe vroeger het kind wordt geboren, hoe minder de hersens op een walnoot lijken.” Een goede ontwikkeling van de hersenen hangt juist af van die kronkelige vormen, stelt Edwards. De spleten en rondingen zorgen voor een groter oppervlak, waar de neuronale verbindingen kunnen ontspringen. Edwards denkt dat het probleem ontstaan door chemische stress in de cellen onder de cortex van 54
prematuren. Hij wil proberen deze stress te verminderen door hen het slaaphormoon melatonine te geven, dat tevens werkt als een neuroprotector. Plos Medicine; New Scientist 2006, 5 augustus Eigen peptide beschermt tegen blaasontsteking Onderzoeker Milan Chromek van de Karolinska Universiteit in Stockholm ontdekte dat urinewegen niet alleen schoon blijven door de urinestroom en regelmatige lediging van de blaas, maar dat de antibiotische peptide cathelicidin LL-37 daarin een belangrijke rol speelt. Deze peptide wordt onder andere geproduceerd in de epitheelcellen van de urinewegen en de nieren. Binnen enkele minuten na een bacteriële invasie neemt de secretie ervan sterk toe. Hierdoor kunnen bacteriën zich niet aan de wanden van de urinewegen hechten. Uit experimenten met muizen blijkt dat muizen die het gen voor de aanmaak van de peptide missen, veel kwetsbaarder zijn voor urineweginfecties. Hopelijk draagt het ontrafelen van dit mechanisme bij aan de preventie van urineweginfecties. Wordt vervolgd. Nature Medicine 2006;6:636-641
somen 13,18 en 21, X en Y. In binnen- en buitenland is al enige tijd een discussie gaande of de gouden standaard van het microscopische chromosomenonderzoek verlaten moet worden voor de nieuwe technieken. Toevoeging van de 20 weken screeningsecho aan de snelle testen zorgt voor een detectiepercentage van meer dan negentig procent van alle ernstige aangeboren afwijkingen of mentale retardatie. De laatste techniek op de markt, array-comparatieve genomische hybridisatie (CGH) voegt een nieuw stukje discussie toe. CGH geeft een hoge snelheid en daarnaast spoort hij tweemaal zoveel afwijkingen op dan het microscopische chromosomenonderzoek. Commerciële bedrijven zijn geïnteresseerd in de productie van betaalbare testen. Een belangrijk nadeel is de hoeveelheid werk die ermee gepaard gaat. Immers, ook tot nu toe onbekende afwijkingen zullen zich aandienen. Genetisch onderzoek bij de ouders moet dan vaststellen of het om een onschuldige of een pathogene variatie gaat. Ned Tijdschr Geneeskd 2006; 150(29):1608-1611 Brigitte Tebbe
Snelle prenatale diagnostiek De wachttijd voor de uitslag van prenatale diagnostiek op chromosomale afwijkingen is momenteel tien tot veertien dagen. Nieuwere technieken zijn veel sneller, ondanks hun struikelnamen als fluorescentie-in-situ-hybridisatie (FISH), kwantitatieve polymerasekettingreactie (PCR) en multipele litigatieafhankelijke probeamplificatie (MLPA). Binnen één tot twee dagen is de uitslag bekend. Deze testen brengen alleen de meest belangrijke afwijkingen in beeld, afwijkingen in het aantal chromo-
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.54
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
CONGRES EN CURSUS 30 september 2006 Werken in een ontwikkelingsland. Iets voor u? Ziekenhuizen, medische centra en medische opleidingen zitten te springen om goede vakkrachten werkzaam in de gezondheidszorg, revalidatie en/of thuiszorg. Voor tientallen lokale werkgevers in Afrika en Azië is VSO dringend zoek naar fysiotherapeuten, ergotherapeuten, verpleegkundigen, verloskundigen, medische analisten, huisartsen, afdelingshoofden, zorgcoördinatoren en sociaal en maatschappelijk werkers. VSO stuurt geen geld, geen goederen, maar vakspecialisten naar ontwikkelingslanden om hun kennis te delen met collega’s ter plaatse. Al met drie jaar werkervaring kunt u, via de internationale ontwikkelingsorganisatie VSO, een concrete bijdrage leveren aan de verbetering van de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden! Meer informatie: I: www.vso.nl; T: 030 2320620 3 oktober 2006 Borstvoeding werkt Het 2e congres van de Samenwerkende Borstvoeding Organisaties (SBO) wordt afwisselend, prikkelend en internationaal. Meer informatie: www.borstvoeding.nl onder ‘congres’ voor alle details en schrijf u op tijd in. Accreditatie: 4,5 uur 5 oktober 2006 Multiculturele visie op zwangerschap, geboorte en ouderschap Symposium georganiseerd door onze zuiderburen, m.n. door de Expertisecentra Kraamzorg Vlaanderen in het Cultureel Centrum te Hasselt. Meer informatie: Hanan Ben Abdeslam en Dominique Franquet; Expertisecentrum Kraamzorg Volle Maan; T: +3122292558: E: vollemaan@ familiehulp.be: I: www.expertisecentrum-vollemaan.be 10 oktober 2006 Terugkomdag voor toetsgroepbegeleiders Meer informatie: Barbera Blokland of Erna Ponds; T: 030-2294299 of kijk op: www.knov.nl.
11, 12 en 13 oktober 2006 De Toekomst van de Eerstelijns Gezondheidszorg in Europa Internationaal congres over samenwerking, integratie en organisatie van de eerstelijns gezondheidszorg. Meer informatie: www.futureofprimarycare.com. 11 oktober 2006 Nationale pijndagen 2006 Multidisciplinair wetenschappelijk congres tijdens nationale pijndagen over pijn, behandeling en bestrijding. Meer informatie: I: www.nationalepijndagen.nl; E:
[email protected]; plaats van handeling Orpheus in Apeldoorn van 9.00 uur tot 17.30 uur.
12 oktober 2006 Training Minimale Interventiestrategie Stoppen met Roken voor verloskundigen Meer informatie: het inschrijfformulier kunt u downloaden via www.stivoro.nl. De training kost € 90,-. De training vindt plaats in Bilthoven van 09.3013.00 uur; Mijke Roovers, projectleider L-MIS/V-MIS, E:
[email protected], T: 070 31204.33 (dinsdag, woensdag, donderdag). U kunt ook met verloskundigen uit uw eigen regio een incompany V-MIS training volgen. Een incompanytraining is mogelijk voor groepen van 8 tot 12 deelnemers. De kosten bedragen € 650,-. U bent dan zelf verantwoordelijk voor het regelen van een locatie, beamer, laptop, flap-over en koffie/thee.
12 oktober 2006 Vaardigheidstraining 1: Reanimatie & Schouderdystocie Meer informatie: www.srov.nl; Bijeenkomst van 14.00 – 19.00 uur in Rotterdam; kosten: € 180,-. Stagebiedende verloskundigen betalen € 165,-. Dit is inclusief reader, koffie/thee en een broodmaaltijd. 13 oktober en 10 november 2006 Preconceptiezorg Meer informatie: www.srov.nl; Twee dagen van 09.30 – 16.30 uur in Rotterdam; kosten: € 375, -. Dit is inclusief reader, koffie/thee en lunch. Bij gelijktijdige inschrijving voor de cursus Prenatale Screening en Preconceptiezorg zijn de totale kosten € 700,-.
BERICHTEN
Uitgebreide informatie over de in dit overzicht opgenomen cursussen, congressen en symposia vindt u op de website van de KNOV: www.knov.nl of op de in de tekst aangegeven websites. 20 oktober en 3 november 2006 Prenatale Screening Meer informatie: www.srov.nl; Twee dagen van 09.00 – 17.00 uur in Rotterdam; kosten: € 375, -. Dit is inclusief reader, koffie/thee en lunch. Bij gelijktijdige inschrijving voor de cursus Prenatale Screening en Preconceptiezorg zijn de totale kosten € 700,-. 20 oktober 2006 Symposium Haptonomie Nederland 2006 Frans Veldman, grondlegger van de haptonomie, dr. Catherine Dolto, dr. Dominique Decant-Paoli, dr. JeanClaude Secheresse, Dr. Medhi Djalali en AnneMarie van Polen zijn de sprekers tijdens dit voor de haptonomie belangwekkende symposium dat in de Julianazaal in de jaarbeurs te Utrecht wordt gehouden. De inleidingen zijn in het Nederlands, Frans en Duits. De Franse en Duitse lezingen worden simultaan vertaald. Meer informatie: Gert Klabbers,
[email protected] ; kosten € 200,24 oktober 2006 Effectief onderhandelen in de eerstelijn Het doel van de training is om verloskundigen verder inzicht te geven in hoe zij effectief kunnen onderhandelen, zodat een optimaal resultaat samen gaat met behoud van de onderlinge samenwerking. De training omvat veel oefening en feedback. Meer informatie: Carolien Kijzer, E:
[email protected]. De cursus wordt gegeven in Bilthoven; de kosten bedragen € 160,-, CVO-leden gratis 26 oktober 2006 Vaardigheidstraining 2: Infuus prikken & Stuitligging Meer informatie: www.srov.nl; Bijeenkomst van 14.00 – 19.00 uur in Rotterdam; kosten: € 180,- Stagebiedende verloskundigen betalen € 165,- Dit is inclusief reader, koffie/thee en een broodmaaltijd.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.55
LET OP !!! Lage resolutie!
55
September 19, 2006
BERICHTEN
31 oktober, 21 november en 14 december 2006 Training toetsgroepbegeleiders Intercollegiale toetsing Deze driedaagse training geeft u voldoende handvatten om toetsgroepbegeleider te worden. Meer informatie: www.knov.nl, Wilma van Driel, T: 030 2294299; bijeenkomsten worden gehouden in Bilthoven. Volgeboekt! 1, 15 en 29 november, 3 december, 3, 17 en 31 januari 2007 7-daagse beroepsverdieping haptonomie in de verloskunde Meer informatie: www.optimum.nl; E:
[email protected]; T: 0525 653109 1 en 2 november 2006 15e Nijmeegse nascholingsdag Beide dagen hebben een identiek programma. Het centrale thema is ‘metabool syndroom en zwangerschap’. Metabool syndroom betekent meer dan alleen maar vetzucht, het is een combinatie van hypertensie, dyslipidemie (afwijkende vetstofwisseling), overgewicht en prediabetes. Naast obstetrische problematiek geeft het op de langere termijn een verhoogd risico op het krijgen van hart- en vaatziekten. Metabool syndroom heeft consequenties voor de zwangere, haar baby en de bevalling. In voordrachten wordt hier nader op ingegaan vanuit de nieuwste inzichten. Een gynaecoloog en een verloskundige gaan in discussie over de meest geschikte plaats van de baring bij overgewicht. Gedurende de middag wordt in workshops met de deelnemers dieper ingegaan op de vraag wat verloskundigen, met name ook in de eerste lijn, kunnen doen. Op deze nascholingsdag stellen we ons de vraag of overgewicht in de bijzondere situatie van het lichaam gedurende de zwangerschap en baring consequenties heeft voor moeder en kind en of het met name ook in de eerste lijn mogelijk is maatregelen te nemen die de risico’s kunnen verkleinen. Hierbij komt onder andere het preconceptieadvies aan de orde en de plaats van de baring: wanneer is het verantwoord om thuis te bevallen. Wat betreft de onderwijsvorm: ook voor de vijftiende keer zal in deze nascholingsdag de interactie een belangrijke rol spelen: in de ochtend door ruim de tijd te nemen voor discussie na de voordrachten en in de middag door in de 56
workshops en discussiegroepen vooral de deelnemers aan het woord te laten. Meer informatie: Bureau PAOG-Heyendael, UMC St Radboud, Mw. A. Wolf, T: 024 3610342; E:
[email protected]; I: www.umcn.nl/paog; de kosten bedragen € 135,-. Accreditatie: 4,5 uur
inzicht geven in de juridische aspecten van het medisch tuchtrecht, de gang van zaken in de raadkamer en de emotionele aspecten die hierbij meespelen. Tijdens de bijeenkomst zal er veel ruimte zijn voor het uitwisselen van ervaringen. Meer informatie: op www.knov.nl het aanmeldformulier te downloaden.
2, 9, 16 en 30 november 2006 Project management Actief aan de slag met verschillende fases van projectmanagement aan de hand van veel gebruikte managementmodellen. Deze module maakt deel uit van het traject Beleid en Management, dat u een uitstekende opstap biedt tot het ontwikkelen van competenties. Dit traject is onderdeel van de Masteropleiding Verloskunde en bestaat uit twee- tot vijfdaagse modulen die u ook los kunt volgen. Meer informatie: I:www.nspoh.nl/bm; T: 020 5664949; E:
[email protected]; de kosten bedragen € 1.180,-. De bijeenkomsten vinden telkens plaats in AMC van 17.00 tot 22.00 uur.
9 november 2006 Regionale Nascholing Screenen en Counselen De avond wordt verzorgd door een deskundig team van sprekers, bestaande uit een derdelijns verloskundige met veel ervaring in het counselen en afwisselend een genetisch consulent, arts klinische genetica, klinisch geneticus en/of maatschappelijk werker. Er is ruim tijd voor casuïstiek en oefenen. Meer informatie: zie onder 27 september. Bijeenkomst in Groningen; zie www.scem.nl
3 november 2006 Voortuitgang…, altijd winst? Jaarlijkse BOG-symposium i.s.m. moeder- en kindcentrum van Erasmus Medisch Centrum Rotterdam over alle nieuwe feiten over vroeggeboorte en obstetrische calamiteiten in de zorg. Meer informatie: www.bogv.nl 7 november 2006 Regionale Nascholing Screenen en Counselen De avond wordt verzorgd door een deskundig team van sprekers, bestaande uit een derdelijns verloskundige met veel ervaring in het counselen en afwisselend een genetisch consulent, arts klinische genetica, klinisch geneticus en/of maatschappelijk werker. Er is ruim tijd voor casuïstiek en oefenen. Meer informatie: zie onder 27 september. Bijeenkomst in Amsterdam; zie www.scem.nl 7 november 2006 Cursus Voorbereiding op deelname aan het medisch tuchtcollege Datum stond per abuis ook op 10 oktober. De cursus is gericht op zittende leden van het tuchtcollege, leden van de klachtencommissie en voor verloskundigen die in de toekomst zitting willen nemen in het medisch tuchtcollege. Doel van de cursus is huidige en nieuwe leden van de regionale tuchtcolleges
10 november 2006 32e Noord Nederlandse Nascholing voor verloskundigen Het thema is hartafwijkingen. Meer informatie: I: www.wenckebachinstituut.nl, E:
[email protected]. In het Universitair Medisch Centrum Groningen. Accreditatie: 5 uur 10 november 2006 Workshop ‘Happy Birth......the art of midwifery’ Hoe beter met de wensen en behoeften van vrouwen die zwanger zijn of baren om te gaan? Hoe betere resultaten behalen? Dit zijn de thema’s van de van 10.00 – 16.30 uur gehouden workshop in Leusden. Van der Valk Hotel Leusden, Philipsstraat 18, 3833 LC, Leusden. De workshop is praktisch gericht en samengesteld naar aanleiding van literatuuronderzoek en heeft KNOV accreditatie, nummer A 06-032 met een score van 4 uur. Meer informatie: E:
[email protected], programma op http://nl.msnusers.com/ HappyBirth/happybirth.msnw ; Prijs € 150,- inclusief lunch en syllabus. Aanmelden = betalen op giro 2444187 van Midwifery Business te Epen vóór 10 oktober 2006. Accreditatie: 5,25 uur
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.56
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
BERICHTEN
15 november 2006 Regionale Nascholing Screenen en Counselen De avond wordt verzorgd door een deskundig team van sprekers, bestaande uit een derdelijns verloskundige met veel ervaring in het counselen en afwisselend een genetisch consulent, arts klinische genetica, klinisch geneticus en/of maatschappelijk werker. Er is ruim tijd voor casuïstiek en oefenen. Meer informatie: zie onder 27 september. Bijeenkomst in Eindhoven; zie www.scem.nl 16 november 2006 Past, Present & Future Eurocat, de organisatie die zich bezighoudt met het registeren en doen van onderzoek naar aangeboren afwijkingen, bestaat 25 jaar en viert dat met een symposium. Meer informatie: www.eurocatnederland.nl; T: 050 3617115; kosten € 100,Het symposium wordt gehouden in Groningen, Onderwijscentrum Universitair Medisch Centrum van 10.00 tot 16.00 uur. Accreditatie: 3,5 uur 16 november en 17 november 2006, Prenatale screening Tweedaagse cursus in het verder bekwamen in kennis en vaardigheden om zwangeren goed te kunnen voorlichten en begeleiden bij prenatale screening. Meer informatie: Verloskundig Kenniscentrum van de Vroedvrouwenschool Maastricht, I: www.vroedvrouwenschool.nl 17 november en 1 december 2006 Prenatale Screening Meer informatie: www.srov.nl; Twee dagen van 09.00 – 17.00 uur in Rotterdam; kosten: € 375,-. Dit is inclusief reader, koffie/thee en lunch. Bij gelijktijdige inschrijving voor de cursus Prenatale Screening en Preconceptiezorg zijn de totale kosten € 700,-. 17 november 2006 Jubileum Stichting Wemos Dit jaar zet Wemos zich precies 25 jaar in voor Health for All. Dit wordt gevierd op een feestelijke dag vol info, entertainment en speciale gasten uit binnen- en buitenland. Naast de Grote Verkiezingsshow, speeddaten en receptie, kunt u deelnemen aan verschillende workshops, trainingen, debatten en films. Wat dacht u van een lobby training door Samuel Ochieng (Consumers' Information Network, Kenia), of van
het VN-simulatiespel Millenniumdoelen waarin u als VN-ambassadeur kunt onderhandelen over internationale gezondheid. Ook kunt u filmfragmenten zien van de documentaire We Feed the World.. Meer informatie: I: www.wemos.nl of T: 020 4352050; plaats van handeling: Pakhuis de Zwijger, Amsterdam. 20 en 21 november 2006 Cursus ultrageluid Een systematische cursus ultrageluid in de verloskunde & gynaecologie voor de intramuraal werkende (arts) echoscopist. Meer informatie: I: www.paog.info; E:
[email protected]; T: 020 4448444; de cursusplaats is Amsterdam, hoofdgebouw Vrije Universiteit; kosten: € 260,21 november 2006 Regionale Nascholing Screenen en Counselen De avond wordt verzorgd door een deskundig team van sprekers, bestaande uit een derdelijns verloskundige met veel ervaring in het counselen en afwisselend een genetisch consulent, arts klinische genetica, klinisch geneticus en/of maatschappelijk werker. Er is ruim tijd voor casuïstiek en oefenen. Meer informatie: zie onder 27 september. Bijeenkomst in Zwolle; zie www.scem.nl 23 november 2006 Pre-eclampsie, stolling en zwangerschap Hypertensieve complicaties in de zwangerschap zijn een belangrijke oorzaak van perinatale morbiditeit en mortaliteit. Bovendien kunnen hypertensieve aandoeningen ernstige maternale morbiditeit veroorzaken en vormen zij de belangrijkste oorzaak van maternale sterfte. Bij 1-7% van de nulliparae ontstaat preeclampsie. Bij multiparae komt de aandoening minder vaak voor. De precieze oorzaak van de ziekte is vooralsnog niet opgehelderd, maar aangenomen wordt dat immunologische, genetische en omgevingsfactoren een rol spelen. Meer informatie: www.scem.nl; kosten € 149,-; in De Reehorst te Ede. Accreditatie aangevraagd. 24 november 2006 Symposium "Wat, als het nu niet gezond is?" Over spina bifida, hydrocephalus, plexus brachialis parese/paralyse, schisis, Pierre Robin, congenitale hartafwijkingen, syndroom van Down, klompvoetje, infectieziekten bij moeder en kind
Meer informatie: E:
[email protected]; T: 053 4892409; het symposium wordt van 8.45 tot 17.30 uur georganiseerd door de Dr G.J. van Hoytema Stichting in gebouw De Waaier, Universiteit Twente in Enschede; kosten: € 180,-. 29 november 2006 Regionale Nascholing Screenen en Counselen De avond wordt verzorgd door een deskundig team van sprekers, bestaande uit een derdelijns verloskundige met veel ervaring in het counselen en afwisselend een genetisch consulent, arts klinische genetica, klinisch geneticus en/of maatschappelijk werker. Er is ruim tijd voor casuïstiek en oefenen. Meer informatie: zie onder 27 september. Bijeenkomst in Maastricht; zie www.scem.nl 30 november en 14 december 2006, 11 januari en 25 januari 2007 Cursus Stagewerkbegeleiding Terugkomdag: 14 juni 2007 Meer informatie: www.srov.nl; vijf dagen van 09.00 – 16.30 uur in Rotterdam. Lunch en opleidingsmateriaal zijn gratis. Reiskosten worden vergoed. 30 november en 20 december 2006, Prenatale screening Tweedaagse cursus in het verder bekwamen in kennis en vaardigheden om zwangeren goed te kunnen voorlichten en begeleiden bij prenatale screening. Meer informatie: Verloskundig Kenniscentrum van de Vroedvrouwenschool Maastricht, I: www.vroedvrouwenschool.nl 6 december 2006 Workshop Kennismaking met haptonomie Meer informatie: www.optimum.nl; E:
[email protected]; T: 0525 653109 6 december 2006 Regionale Nascholing Screenen en Counselen De avond wordt verzorgd door een deskundig team van sprekers, bestaande uit een derdelijns verloskundige met veel ervaring in het counselen en afwisselend een genetisch consulent, arts klinische genetica, klinisch geneticus en/of maatschappelijk werker. Er is ruim tijd voor casuïstiek en oefenen. Meer informatie: zie onder 27 september. Bijeenkomst in Rotterdam; zie www.scem.nl
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.57
LET OP !!! Lage resolutie!
57
September 19, 2006
BERICHTEN
PERSONALIA
Geboren Auke, dochter van Marianne en Willem-Wouter Aantjes, Snuifmolenerf 31, 2807 DR Gouda Eva, dochter van Marlies en Nick van Eijk-Heeres, Hartschelpsingel 19, 2492 SP ’S-Gravenhage Carlijn, dochter van Esther en Robert Feijen, Van Deyssellaan 84, 9721 WX Groningen Nout, zoon van Tamar & Emil van Haaren-ten Haken, Merelhof 9, 1403 AC Bussum Ties, zoon van Emily en Roy Hoogeslag, Collendoorn 32, 8103 RJ Raalte Gijs, zoon van Bibi Highet & Matthijs de Graaf, Korenbloemstraat 30, 8012 XS Zwolle Trym, zoon van Kristel Jonkers & Bas Lemmens, Oude Liesboslaan 162, 4839 AD Breda Mathilde, dochter van Paule en Harrie Korlaar-Dijkhuizen, Ongerweges 31, 3752 DP Bunschoten-Spakenburg Renske dochter van Arlaine en Bart van Limpt-van Weert, Grenswal 2, 5509 KB Veldhoven Cleo, dochter van Nora en Mark Van Loo-Vangeel, Heterenstraat 39, 5045 GK Tilburg Mare, dochter van Nadine Mansvelt Beck en Rodi Schuurman, J. van Lennepkade 265a, 1054 ZT Amsterdam Anna, dochter van Cynthia Betten en Anne-Dirk Siebenga, Vredewoldlaan 26, 9727 DG Groningen Jasper, zoon van Attie Nawijn en Berry van Herwijnen, Badweg 51, 3842 LJ Harderwijk Anne, dochter van Karen de Bruin en Martin Koenen, Rosmolen 3, 5375 BT Reek Raf, zoon van Marloes Raijer en Geert Brunen, Meerwijkstraat 1a, 5991 CN Baarlo Juul, dochter van Kristin Schut en Wouter Borre, Grondhuttenweg 6, 7497 NE Bentelo Bram, zoon van Annemieke SpoorFennis en Ronald Spoor, Albert Cuyplaan 202a, 3764 TW Soest Jesper, zoon van Heide en Rene Swaanen-Spanjers, Braak 7, 5512 CC Vessem Teun, zoon van Frédérique en Arjo Thielemans-van den Maangedenberg, C. v.d. Lindenplantsoen 4, 1181 XP Amstelveen Sophie, dochter van Martine en Wilco van Vark-Van de Water, Van Limburg Stirumstraat 47, 4286 BG Almkerk 58
Dirk, zoon van Hanneke en Pascal van Vlodrop-Heebink, Andoornweg 31, 5361 PA Grave Cees, zoon van Arianne en Robert Vroege-Sellenraad, Kerkstraat 37, 3054 NB Rotterdam Lot, dochter van Linda en Jochem Winkelhorst, Lichtenvoordsestraatweg 24, 7121 AC Aalten Floortje, dochter van Martijntje en Robbert Zwiep, Kievitsbloem 40, 7721 HV Dalfsen Douwe, zoon van Rob en Carla Buiten, Atjehstraat 19, 7101 BV Winterswijk Adoptie Bess, dochter van Mária van de Westerlo en Freek Geerdink, Stephensonstraat 39, 2561 XR Den Haag Sector Noordoost Nederland Nieuwe leden (m.i.v. 01-07-2006) Mevrouw P. de Jonge, Brink 5, 8021 AP Zwolle – Asp Mevrouw E. Nieuwhof, Atensheerd 51, 9737 TB Groningen – Asp Nieuwe leden (m.i.v. 01-10-2006) Mevrouw S. Brouwer, Prinses Margrietlaan 8, 3832 CJ Leusden - Asp Mevrouw C. Dozeman, Madoerastraat 5a, 9715 HE Groningen – Asp Mevrouw A.M.K. Jurrius-van Meegen, Hemmensestraat 17, 6668 LB Randwijk – Asp Mevrouw A.C. Langerak-Verhoef, Wilgenhof 6, 4128 SJ Lexmond – VID-zhs Mevrouw A. Rijpma, Kon. Wilhelminalaan 40, 8501 KW Joure – Asp Mevrouw G. Gunnink, Mernaweg 31, 9964 AP Weha den Hoorn - Asp Sector Noordwest Nederland Nieuwe leden (m.i.v. 01-07-2006) Mevrouw S. van Bloemen, Wedderborg 40, 1082 TA Amsterdam – VID-ep Mevrouw M.M. Salverda, Hanedoesstraat 47, 2597 XD Den Haag – Asp Mevrouw M. van Vuuren, Anemoonstraat 11a, 4255 JD Nieuwendijk – VV-m Nieuwe leden (m.i.v. 01-10-2006) Mevrouw G. Daemen, Bovendijk 91, 2291 SB Wateringen – Asp Mevrouw L. Daniël, Wederikstraat 60, 2403 CG Alphen ad Rijn – Asp Mevrouw M. van Nienes-v.d. Burg, René van Châlonstraat 29, 3314 NS Dordrecht – Asp Mevrouw J.A. Slagt, Burg. Versteeghsingel 1, 1135 VT Edam - Asp
Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2007) Mevrouw J.W. van Dijk, J. Bosboomstraat 16, 3351 VJ Papendrecht – Asp Mevrouw M.M.E. Hartong, P. Blokkerstraat 87, 1742 RX Schagen – Asp Mevrouw L. Holius, van der Wyckstraat 8, 2593 XB Den Haag – Asp Mevrouw M.N. van Mens, Voorstraat 55, 2611 JL Delft – WN Mevrouw M. Stouten, Zwaluwweg 191, 2251 NE Voorschoten – Asp Sector Zuid Nederland Nieuwe leden (m.i.v. 01-07-2006) Mevrouw R.B. van Berchum-Versluis, Reeweg 2, 4251 XJ Werkendam – VV-m Mevrouw M.P.C. Ketelaars, Julianasingel 36, 5469 AJ Erp – BL Mevrouw C. Kew, Legiahof 17, 6215 VE Maastricht – Asp Mevrouw P.C.H.H. Schreurs, Grote Kampweg 19, 6081 CM Haelen - Asp Nieuwe leden (m.i.v. 01-10-2006) Mevrouw M.C. van Aller, de Savornin Lohmanhof 17, 8091 XT Wezep – Asp Mevrouw N. Brand, Schepenstraat 8, 2922 VJ Krimpen ad Ijssel – Asp Mevrouw N. Cornelissen, Molendijk 127, 3244 AM Nieuwe Tonge – BL Mevrouw E. Donders, Marie Koenenlaan 153, 5044 NG Tilburg – Asp Mevrouw N. Ghijsen, Sterreplein 17, 6221 AM Maastricht - Asp Mevrouw M. in ’t Groen, Willem de Zwijgerlaan 5, 5171 EW Kaatsheuvel – Asp Mevrouw E. Hannant, Bellinkstraat 9, 3223 HS Hellevoetsluis – Asp Mevrouw L.J.C. Heijmen, Maliskampsestraat 60, 5248 AE Rosmalen – VV-m Mevrouw I. van Veldhoven, Gerststraat 8, 5561 AT Riethoven – Asp Mevrouw M. Vogel, Graaf Arnulfstraat 55, 3132 JC Vlaardingen – Asp Mevrouw M.C. Weltens, Scharnerweg 89, 6224 JB Maastricht - Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2007) Mevrouw M. Bubbert, p/a 173 Cowan Bay RD, Warkworth 1241, Nieuw Zeeland Mevrouw W. Ho, Ackersdijkstraat 90b, 3037 VM Rotterdam – Asp Mevrouw G.W.M. Schreppers-Vermeulen, Nerhoven 14, 5126 TB Gilze - WN
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.58
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006
BERICHTEN
Art. 1 Leden, die bezwaar hebben tegen de toelating van een kandidaat (aspirant-) lid, moeten hun bezwaar met redenen omkleed schriftelijk binnen één maand na het verschijnen van het officiële verenigingsorgaan bij het Bestuur kenbaar maken.
Afkortingen VID verloskundige in dienstverband VID-ep verloskundige in dienstverband in eigen praktijk VID-g verloskundige in dienstverband in gezondheidscentrum VID-zhs verloskundige in dienstverband in ziekenhuis VV vrijgevestigde verloskundige
Geslaagd aan de Verloskunde Academie Amsterdam Dayenne Aitatus Catrien van der Bijl Silvia de Boer Mieke van den Brink Chantal Brouwer Aditi Corpeleijn Pauline Doedens Herma Ebbers Constance Erwich Anke Gijzel Willemijn Goedegebuur Susanne de Graaf Eva Groot Marije Hartong Wilma Hogewoning Mervi den Hollander-Pajari Lieke Holtus Sharida de Koning Connie Laarakkers Cheldrin Laing Aucke Lycklama a Nijeholt Anne-Wil van der Meij Jorieke van Meulen Winnie Ottenhof Mariska Oud Fenna Puyt Lous ten Rouwelaar Paula Runge Ellen Schreijer Nienke Stam Meike van der Velde Jeanette Vermeulen-Lageman Astrid Visser Marianne Weijts Willemijn Willemsen Nasim Yadegari Elisabeth Zwiers
Anne van den Bosch Seke Eisma José Galema Renske Gardenbroek Maaike de Groot Aikelein Heemstra Marieke Kockelkoren Petra Kortekaas Floor Meurs Eke van der Molen Trijntsje Postma Monique Raven Marleen Smit Hilda Marjan Valk Ilse Vermeulen Laura Vos Leontine van der Weerd Elke Wigger Gerda Zoer
Geslaagd aan de Verloskunde Academie Groningen Sanne Apers Carien Baas Majanka Boddé Sanne Bokkers Marijn de Boone
VV-m WN Asp BL BTL SL EL
vrijgevestigde verloskundige in maatschap waarneemster Aspirant lid buitengewoon lid buitenlands lid senior lid erelid
Annelies van der Sanden Marianne van der Schans Rachel Tovi Rosanne Verhees Anne Verheijen Sharon Viskaal Anne Marije Wiersma Fian Wolfs Geslaagd aan de St. Rotterdamse Opleiding tot Verloskundige Netty van Baalen Margreet van Belzen Roselie van den Berg Thirsa van den Berg Leonieke Brak Kim Buijtendijk Martha Dekker Tineke van Dijk Saskia Dorrepaal Sofie van Gemert Joleen Geurkink Cornelie Goedhart Lieneke van Hengel Ester Jacob Marianne Kabel Willienke van der Kamp Rianne Laurman Fenneke de Loos Sabine Meeuwisse Jenny moi Thuk Shung Marije Mostert Mirte Ouwerkerk Sabine Punt Jantine Reyngoudt Marielle van de Riet Kim van Rooden Dorien de Ruyter Evelien Savenije Nazette Smith Hanneke van Sprundel Margriet van der Stoel Elly van Ulden Sophie Valk Emilie Wouters Annewil van ‘t Zelfde
Geslaagd aan de Academie Verloskunde Maastricht Gea Aalders Sanne Anepool Fanny Bertens Nynke Bouwhuis Marit van Campen Maaike Dekker Alyke Deunk Trijnke van Dijk Niki Donné Iris Douma Anne van Gerven Eveline Grosfeld Esther Jacobs Linda Jochijms Petra de Jonge Kirsten Kok Martine Kokkelmans Suzanne van der Lee Leonie van Loon Mirjam Lunenborg Nikie van Maanen Winters Carlijn van Os Jannie van Rees Renske Roelofsen Bianca de Ruijter
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • SEPTEMBER 2006
200520 - september.pdf - pag.59
LET OP !!! Lage resolutie!
59
September 19, 2006
Dagelijks stilstaan Dagelijks bij anticonceptie? anticonceptie? Dat hoeft toch niet meer! meer! hoeft niet
Mirena gemak ®
staat voor en comfort
• modern intra-uterien anticonceptivum • werkt lokaal • uiterst betrouwbaar1
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Zorgeloze
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Zorgeloze anticonceptie O O O O
1) Product Monograph, Schering AG. 2) Scholten PC, Eykeren MA van, Christiaens GCML, Haspels AA et al. Menstrual blood loss with levonorgestrel Nova-T and Multiload Cu 250 intrauterine devices. In: Scholten PC. The Levonorgestrel IUD: clinical performance and impact on menstruation. Thesis. Rijksuniversiteit Utrecht, 1989:35-45.
O
O
O
O
U-685-NL 11.2002
• minder (pijnlijke) bloedingen2
Mirena® Samenstelling Mirena is een hormonaal intra-uterien systeem met een depot van 52 mg levonorgestrel. Gedurende een periode van vijf jaar wordt hieruit per 24 uur circa 20 microgram levonorgestrel afgegeven. Indicaties Anticonceptie; behandeling van versterkt menstrueel bloedverlies of menorragie (bij deze indicaties vervangen na 5 jaar); progestageen adjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (na 3 jaar vervangen). Contra-indicaties Zwangerschap of het vermoeden ervan; acute, subacute of chronische ontstekingen in het kleine bekken, ook in de anamnese; genitale infecties; soa; in de afgelopen 3 maanden: een abortus gecompliceerd door een infectie; endometritis post partum; cervicitis; cervixdysplasie; bevestigde maligniteit van het corpus uteri of van de cervix, of het vermoeden daarvan; abnormale vaginale bloeding waarvan de diagnose (nog) niet is vastgesteld; congenitale of verworven anatomische afwijkingen van de uterus indien het cavum uteri hierdoor wordt vervormd; uterusfibromyomen; aandoeningen die chronisch met een verminderde weerstand gepaard gaan of die als gevolg van bacteriëmie kunnen verergeren (klepafwijkingen, aangeboren hartafwijkingen); acute aandoeningen van de lever of levertumoren; actieve tromboflebitis of trombo-embolische processen; overgevoeligheid voor een van de bestanddelen. Bijwerkingen In de eerste maanden na het inbrengen kan het IUD buik- of rugklachten veroorzaken. In zeer zeldzame gevallen kan tijdens het inbrengen resp. verwijderen van het IUD gedurende korte tijd verlies van bewustzijn of een verminderde polsfrequentie optreden. Uterusperforatie, infecties van de geslachtsorganen, menstruele klachten (amenorroe, spotting, onregelmatig bloedverlies), acne of andere huidproblemen, zweten, haaruitval, hoofdpijn, toegenomen vaginale secretie, depressie, oedeem, misselijkheid, gewichtsveranderingen, pijnlijke borsten,hypertensie. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Zie de IB1-tekst. Handelsvorm Verpakking met 1 IUD. Registratienummer RVG 16681. Naam en adres van de vergunninghouder Schering Nederland B.V., Postbus 116, 1380 AC Weesp - tel. (0294) 46 24 24. Datum van goedkeuring/ herziening van deze tekst 4 maart 2002. Afleveringsstatus UR. Verstrekkingsstatus Mirena wordt volledig vergoed voor alle indicaties met uitzondering van anticonceptie. Stand van informatie Mei 2005. – Uitgebreide informatie (deel IB1=SmPC) is op aanvraag beschikbaar.
Voor patiëntenbrochures - Tel.: 0294-462 440 200520 - september.pdf - pag.60
LET OP !!! Lage resolutie!
September 19, 2006