200495 - TvV mei
17-05-2005
14:40
Pagina 1
TIJDSCHRIFT VOOR
VERLOSKUNDIGEN MEI 2005
30E JAARGANG NUMMER 5
HOEVEEL VERLOSKUNDIGEN ZIJN ER NODIG? ONDERSTEUNING EN BELANGENBEHARTIGING TAAKHERSCHIKKING INDIVIDUEEL
KWALITEITSREGISTER
U I T G A V E V A N D E KO N I N K L I J K E N E D E R L A N D S E O R G A N I S A T I E V A N V E R L O S K U N D I G E N
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:40
Pagina 2
S i b b i n g & Wa t e l e r : financieel adviseurs voor verloskundigen
Sibbing & Wateler is een onafhankelijk financieel
• Praktijkvestigingen
adviesbureau, gespecialiseerd in de praktijkbegeleiding • Maatschapscontracten
van vrije medische beroepsbeoefenaren, waaronder verloskundigen. Wij bieden u een gevarieerd diensten-
• Praktijkfinancieringen
pakket voor al uw financiële zaken, nu en in de • Financiële planning
toekomst.
• Verzekeringen
• Pensioenen
• Hypotheken
&
S I B B I N G W AT E L E R C . S . Storkstraat 33 • 3905 KX Veenendaal • Postbus 915 • 3900 AX Veenendaal Telefoon: (0318) 544 044 • Fax: (0318) 543 843 • E-mail:
[email protected] • Internet: www.sibbing.nl
Zwart Mul Groep adviseurs medische praktijk
Accountancy op uw lijf geschreven Tel: 035 528 01 60 Fax: 035 528 01 61
Eemnesserweg 24 3741 GA BAARN www. zmgroep.nl
17-05-2005
14:40
Pagina 3
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN
Het Tijdschrift voor Verloskundigen wordt uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), opgericht op 22 september 1975. De vereniging is tot stand gekomen uit een fusie van de Bond van Nederlandse vroedvrouwen (opgericht 8 juni 1926) en de Nederlandse R.K. Vereniging van Vroedvrouwen (opgericht 8 juli 1921). De KNOV stelt zich ten doel de bevordering van de verloskundige zorg in zijn geheel in Nederland, de versterking van de positie die de verloskundige daarin inneemt, alsmede de belangenbehartiging van alle verloskundigen in Nederland. Een van de manieren om dit doel te bereiken, is het uitgeven van het Tijdschrift voor Verloskundigen. Het Tijdschrift voor Verloskundigen is in de eerste plaats een vakblad op het gebied van de verloskunde en verwante wetenschappen. Het beoogt verloskundigen op de hoogte te stellen van relevante feiten en ontwikkelingen. Daarnaast is het een forum voor discussie over de verloskunde en verwante disciplines. In het redactionele beleid wordt ernaar gestreefd een zo ruim mogelijke reeks aan onderwerpen te behandelen. In de tweede plaats is het Tijdschrift voor Verloskundigen een verenigingsorgaan en als zodanig een middel voor het hoofdbestuur van de KNOV om in contact te treden met de leden. In dit kader dient het Tijdschrift voor bestuur en leden als forum om van gedachten te wisselen.
FOTO
Medewerkers mei 2005 Anne Annegarn, Frans Annot, Jos Becker Hoff, Rudie van der Berg, Marja Brakman, Mariël Croon, Caroline Dorrepaal, Carola Groenen, Bionda Heeringa, Ineke van der Hoff, Suzanne Koster, Anna Krüger, Mattanja Bueno de Mesquita, Sander van Mourik, Ilona van Putten, Sjaak Toet, Adja Waelput, Margriet Weide Redactieadres E
[email protected] Tijdschrift voor Verloskundigen Postbus 18 3720 AA Bilthoven Abonnementen en personeelsannonces Personeelsannonces, adreswijzigingen en abonnementen opgeven aan het secretariaat van de KNOV, Jolanda Zocchi Postbus 18 3720 AA Bilthoven T 030 229 4299 F 030 229 4162 E
[email protected]
Ontwerp en vormgeving Annemiek Voogd, Ovimex bv
“In januari 2004 vroeg mijn dochter Moon (toen derdejaars studente aan de SROV of ik een beeldje wilde maken voor de vierdejaars studenten van de opleiding. Zij kregen dit cadeau ter ere van hun afstuderen in juli 2004. Er is gekozen voor een foetus, klein maar compleet. De foetus zal zich nog verder vormen en ontwikkelen en laat wat aan je eigen verbeelding over, wat een kunstwerk vaak boeiender maakt. Het was enorm schrikken toen bronzen beeldjes (64mm-31mm) uit de gieterij kwamen. Het leek wel een kistje met uitgeschoten aardappelen! Menig vrij uurtje ging in de afwerking van de beeldjes zitten. Moeders hebben wat voor dochters over nietwaar!”
“In mijn vrije tijd houd ik mij bezig met beeldhouwen in allerlei steensoorten en
Redactie Elisabeth Beels (secretaresse) Franka Cadee, Brigitte Tebbe, Wil van Veen (hoofd- en eindredactie), Kristel Zeeman
Advertentie-exploitatie Ovimex bv, Frank Dijkman T 0570 674240 E
[email protected]
OMSLAG
w.g. Bay Gubbels-Stroucken
Colofon
200495 - TvV mei
Druk Ovimex bv, Deventer Abonnementsprijzen Abonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV: € 111,- per jaar (11 nummers), buiten Nederland € 123,-. Voor studenten aan buitenlandse opleidingen: € 87,-. Los nummer € 14,50, aan te vragen bij de KNOV. Alle prijzen zijn incl. btw en verzendkosten. Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Rembrandtlaan 44 3723 BK Bilthoven T 030 229 4299 Voorzitter KNOV Marian van Huis Sjaak Toet bronsplastiekjes. Daarnaast ben ik docente handvaardigheid en tekenen. Voor meer informatie mogen jullie gerust contact met mij opnemen: 077-3541272 of
[email protected]
Foto’s binnenwerk Henny van Nieuwpoort, Den Haag Frank Muller, Nijmegen Levien Willemse, Rotterdam ISSN 0378-1925
Inzenden kopij en advertenties De redactie nodigt de lezers uit om reacties, artikelen en opiniebijdragen in te zenden. Bij voorkeur speciaal voor het Tijdschrift voor Verloskundigen geschreven kopij, maar ook elders aangeboden of gepubliceerde bijdragen zijn welkom; onder vermelding van bladtitel, jaargang en nummer. Kopij aanleveren als platte tekst, dus zonder speciale bekopping, voetnoten, paginacijfers, tabs, tabellen en ontdaan van hyperlinks, in Word via e-mail:
[email protected]. Van tabellen of grafieken daarom alleen de onderzoeksgegevens aanleveren; deze worden door de
vormgever opgemaakt. Referenties in de tekst tussen vierkante haakjes (geen superscript). Beeld apart aanleveren, bij voorkeur digitaal en in hoge resolutie. Bij tekstwijziging pleegt de redactie overleg. Ingezonden brieven worden zo nodig bekort. De KNOV en de redactie zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van geplaatste reacties en opiniebijdragen. Het auteursrecht van artikelen berust bij de individuele auteur. Citeren met bronvermelding is toegestaan, mits binnen de wettelijke regels. Overname van (langere delen van) artikelen is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie en de auteur.
Personeelsadvertenties voor het volgende nummer tot 7 juni 2005. Gelieve bij de plaatsingsopdracht het gewenste formaat en het factuuradres te vermelden. Voor commerciële advertenties: zie colofon. Het juninummer verschijnt op 24 juni 2005.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
3
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:40
Pagina 4
Dagelijks stilstaan Dagelijks bij anticonceptie? anticonceptie? Dat hoeft toch niet meer! meer! hoeft niet
Mirena gemak ®
staat voor en comfort
• modern intra-uterien anticonceptivum • werkt lokaal • uiterst betrouwbaar1
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Zorgeloze
O
O
O
O
Zorgeloze anticonceptie O O O O
1) Product Monograph, Schering AG. 2) Scholten PC, Eykeren MA van, Christiaens GCML, Haspels AA et al. Menstrual blood loss with levonorgestrel Nova-T and Multiload Cu 250 intrauterine devices. In: Scholten PC. The Levonorgestrel IUD: clinical performance and impact on menstruation. Thesis. Rijksuniversiteit Utrecht, 1989:35-45.
O
O
O
O
O
O
Mirena® Samenstelling Mirena is een hormonaal intra-uterien systeem met een depot van 52 mg levonorgestrel. Gedurende een periode van vijf jaar wordt hieruit per 24 uur circa 20 microgram levonorgestrel afgegeven. Indicaties Anticonceptie; behandeling van versterkt menstrueel bloedverlies of menorragie (bij deze indicaties vervangen na 5 jaar); progestageen adjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (na 3 jaar vervangen). Contra-indicaties Zwangerschap of het vermoeden ervan; acute, subacute of chronische ontstekingen in het kleine bekken, ook in de anamnese; genitale infecties; soa; in de afgelopen 3 maanden: een abortus gecompliceerd door een infectie; endometritis post partum; cervicitis; cervixdysplasie; bevestigde maligniteit van het corpus uteri of van de cervix, of het vermoeden daarvan; abnormale vaginale bloeding waarvan de diagnose (nog) niet is vastgesteld; congenitale of verworven anatomische afwijkingen van de uterus indien het cavum uteri hierdoor wordt vervormd; uterusfibromyomen; aandoeningen die chronisch met een verminderde weerstand gepaard gaan of die als gevolg van bacteriëmie kunnen verergeren (klepafwijkingen, aangeboren hartafwijkingen); acute aandoeningen van de lever of levertumoren; actieve tromboflebitis of trombo-embolische processen; overgevoeligheid voor een van de bestanddelen. Bijwerkingen In de eerste maanden na het inbrengen kan het IUD buik- of rugklachten veroorzaken. In zeer zeldzame gevallen kan tijdens het inbrengen resp. verwijderen van het IUD gedurende korte tijd verlies van bewustzijn of een verminderde polsfrequentie optreden. Uterusperforatie, infecties van de geslachtsorganen, menstruele klachten (amenorroe, spotting, onregelmatig bloedverlies), acne of andere huidproblemen, zweten, haaruitval, hoofdpijn, toegenomen vaginale secretie, depressie, oedeem, misselijkheid, gewichtsveranderingen, pijnlijke borsten,hypertensie. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Zie de IB1-tekst. Handelsvorm Verpakking met 1 IUD. Registratienummer RVG 16681. Naam en adres van de vergunninghouder Schering Nederland B.V., Postbus 116, 1380 AC Weesp - tel. (0294) 46 24 24. Datum van goedkeuring/ herziening van deze tekst 4 maart 2002. Afleveringsstatus UR. Verstrekkingsstatus Mirena wordt volledig vergoed voor alle indicaties met uitzondering van anticonceptie. Stand van informatie Mei 2005. – Uitgebreide informatie (deel IB1=SmPC) is op aanvraag beschikbaar.
Voor patiëntenbrochures - Tel.: 0294-462 440
U-685-NL 11.2002
• minder (pijnlijke) bloedingen2
17-05-2005
14:40
Pagina 5
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN
■
Tijdschrift voor Verloskundigen
Een staatsman, nuttig voor de zorg Redactioneel Wil van Veen
■
KNOV
We zullen elkaar nodig hebben Column van de voorzitter Sjaak Toet
Hoeveel verloskundigen zijn er nodig? Behoefteraming Adja Waelput en Jos Becker Hoff
Ondersteuning en Belangenbeharitiging Anne Annegarn e.a.
Standaard H&I Wist u dat? Margriet Weide
Prenatale screening in de eerste lijn: een inspirerende taak voor verloskundigen Prenatale screening III Marja Brakman
Hoe gaat u om met uw zorgverzekeraar? Adviescontract KNOV Sander van Mourik
Voortgang landelijke werkgroep prenatale screening Prenatal screening Jos Becker Hoff en Frans Annot
Taakherschikking in de verloskunde Ontwikkeling beroepsprofiel V Adja Waelput en Ineke van der Hoff
■
Allergie Caroline Dorrepaal, Mattanja Bueno en Mesquita, Suzanne Koster
Begin bij het begin Prenatale screening Mariël Croon
Beslissingen rond het levenseinde bij ernstig zieke pasgeborenen Actieve levensbeëindiging Vartaling: Kristel Zeeman
Onderwijs
Bevallen in Nederland moet gezellig zijn Congresverslag Ilona van Putten U-685-NL 11.2002
Echoscopie
O
Cursus
Effectief zaken doen in de eerstelijns verloskundige zorg Training
■
O
Kwaliteit
Kwaliteitsregister Verloskunde
O
Kwaliteitsregister II Wil van Veen
■
Internationaal
Partners in de verloskundige zorg in Nieuw Zeeland Partnerschap Franka Cadee
O O
aties rapie soa; bnoreninoren; zeldenstngen, ering r alle
■
Praktijk
Zelf
Column Nyx
■
■
7 9
■
11 15 18 19 21 24 25
■
Wetenschap
De rol van de verloskundige in de primaire preventie van allergie
■
Inhoud
200495 - TvV mei
Berichten
Nieuwsblad Congres & Cursus Personalia
29 35 39
■
43 46 47
■
49
■
53
■
56
■
58 60 62 TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
5
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:40
Pagina 6
Beleid en management voor verloskundigen
Wilt u als verloskundige effectief aan beleidsprocessen kunnen deelnemen? Uw inzicht in de organisatorische, politieke, economische en culturele aspecten van de zorg vergroten? Een leidende rol innemen in veranderingsprocessen? Managementprincipes kunnen toepassen in de praktijk? Het moduletraject Beleid en Management biedt u een uitstekende opstap tot het ontwikkelen van competenties op dit gebied. Het traject maakt deel uit van de Masteropleiding Verloskunde. • • • • • • •
Management van organisaties Project management Beleid in de gezondheidszorg Financieel management en economie van de zorg Geïntegreerde zorg Leiderschap en communicatie Interculturele aspecten van de zorg
Het onderwijs vindt plaats vanaf 14 september 2005 op woensdagen vanaf 17.00 uur. Een module bestaat uit 2 tot 5 lesdagen en kan ook los gevolgd worden. Interesse? Kijk op www.nspoh.nl/bm Of bel de NSPOH voor een folder. Telefoon 020 - 566 49 49.
De NSPOH is dé partner voor organisaties en professionals in de public en occupational health als het gaat om competentiegericht opleiden en leren. Hierdoor verbeteren wij hun performance en dragen wij bij aan een gezonder Nederland. De NSPOH werkt samen met diverse universiteiten en instellingen zoals het Erasmus MC, het AMC - UvA, het VU MC, TNO en NIGZ.
Kostenbewust ondernemen!!
» Optimaal gebruik maken van fiscale mogelijkheden? » Zo efficiënt mogelijk uw administratie voeren? » Effectief en probleemloos uw praktijk runnen? U kunt bij ons verschillende dag- en avondcursussen volgen. Praktijkhouder als werkgever. Praktijkhouder als ondernemer. Efficiënte administratie voering. Hoe lees ik mijn Balans / Financiële jaarrekening. Praktijkoverdracht / overname. BV wel of niet? Praktijkorganisatie. Bel of mail voor vrijblijvende informatie naar: MBV 033 – 456 51 47 Annelou Hulsbosch 06 – 54 65 59 03
[email protected]
17-05-2005
14:40
Pagina 7
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN KNOV
AGENDA ■ 3 juni 2005 Referatendag
■ 6 en 7 juni 2005 Beïnvloeden van Conflicten,Apeldoorn
■ 16 juni 2005 Invloedrijk Communiceren, Breda
■ 24 juni 2005 Algemene Ledenvergadering
■ 13 oktober 2005 Monitor verloskundige zorg Musis Sacrum, Arnhem
■ 18 november 2005 Algemene Ledenvergadering Kijk voor meer informatie in de rubriek Congres en Cursus achterin dit tijdschrift of op www.knov.nl
STAATSMAN,
EEN GOED VOOR DE ZORG Wat is regie in de eerstelijns gezondheidszorg? Je zegt dat je deze zorg heel erg belangrijk vindt, schrijft het ook nog eens op en dan ga je handelen. Je neemt vervolgens € 138 miljoen aan bestaande vergoeding praktijkkosten af van een eerstelijns beroepsgroep, 20 mille per praktijk, en zegt dan dat je ze terug wilt geven, mits…, als uitkomst van een onderhandeling. Vervolgens klimmen de leden van die beroepsgroep luid protesterend in de hoogste boom ‘staking, staking, staking’ roepend. U begrijpt we hebben het over de huisartsen. Het ogenschijnlijk onverklaarbare is dat het bestuur van de Landelijke Huisartsen Vereniging eerder akkoord ging met de constructie. Alhoewel, dat was slechts ten dele. Voor een constructieve bijdrage van € 45 miljoen wilde de LHV wel meedenken, zoals dat in politiek jargon heet. Mogelijk speelde hier de idee tot het sluiten van een gentlemen agreement een rol, waarbij de LHV vergat dat de tegenpartij het onderwerp voor “de deal” niet allereerst als nuttig beschouwd, maar als kostenpost. De commentaren zijn nu niet van de lucht. Voor één is er een ‘opmerkelijke situatie’ ontstaan, voor de ander ‘een verwerpelijke’. De directe aanleiding, het nieuwe zorgstelsel, baart zorgen, zeker als de uitvoering gepaard gaat met standpuntbepaling en strategieën als deze. Er zijn vooral zorgen over de gevolgen die de invoering zal hebben voor de zorg als product en over de kosten van dat product. Het bovenstaande beschouwend, kun je inhoudelijk begrip hebben voor de huisartsen en ze misschien zelfs wel gelijk geven. Gelijk hebben is echter niet hetzelfde als gelijk krijgen. Staking als drukmiddel lijkt de huisartsen nu het aangewezen
middel om hun gelijk te halen. De vraag is of dit middel wel het juiste is, want sinds huisartsenland voor een meer agressieve lijn kiest, worden er weinig resultaten geboekt. Het publiek, de patiënt, wordt nu door de staking bij de strijd betrokken. Dat is een riskante manoeuvre. De steun die je van een derde partij mag verwachten, is mede afhankelijk van de hoeveelheid krediet die je bij die partij hebt, in dit geval bij het publiek. VWS en zorgverzekeraars zullen ook wel willen weten hoe groot dat krediet is. Vandaar dat zij nu ook hun hakken in het zand zetten. Door op deze manier je nek uit te steken, loop je als uitdager alle risico's. Het zou overheid en zorgverzekeraars hebben gesierd als zij gekozen hadden voor een meer enthousiasmerend nieuw tariefmodel: investeren in vernieuwing en transparantie, belonen bij resultaat. ‘Dat willen we ook’, roepen ze dan, maar dan door herverdeling van de bestaande praktijkfinanciering. Die strategie is niet erg enthousiasmerend en als de relatie nu nog verder breekt, duurt het jaren voor er weer voldoende vertrouwen is. Intussen zullen dan vooral de beschikbaarheid en de kwaliteit van zorg lijden onder de effecten van deze middelen en maatregelen. En daar lijden wij allemaal onder. Onze minister ziet dat natuurlijk allemaal anders. Hij is dan ook een politicus en geen staatsman. Een politicus regeert voor de korte termijn, maximaal vier jaar tot de volgende verkiezingen. Deze politicus oordeelt de zorg nog steeds als 1, een kostenpost en 2, als nuttig. Een staatsman staat boven partijen en overziet en weegt effecten over de langere termijn en voor een groter maatschappelijk belang. Voor de zorg zou een staatsman nu heel nuttig zijn. Wil van Veen
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
Redactioneel
200495 - TvV mei
7
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 8
Universiteit van de Masterminds
Master of Science Verloskunde Gun uzelf de uitdaging Gun uzelf de tweejarige uitdaging van de parttime universitaire Masterstudie Verloskunde. De universitaire Masterstudie Verloskunde leidt op tot verloskundig manager, beleidsadviseur, onderwijskundige, wetenschappelijk onderzoeker of zelfs als promovendus. Wekelijks wordt contactonderwijs gegeven op donderdag van 17.00 tot 22.00 uur. Hierdoor is de studie te combineren met werk. De studiebelasting is ongeveer 25 à 30 uur per week, inclusief contacturen. U behaalt een universitaire titel: Master of Science (Drs.) aan de Universiteit van Amsterdam.
Kenmerken • • • • • •
Een eersteklas carrièrestap Geen korte cursus, maar een volwaardige en intensieve Masterstudie Startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau Modern en actueel onderwijs Multidisciplinaire benadering (Inter)nationaal gerespecteerd
Drie uitstroomprofielen mogelijk* 1. wetenschappelijk onderzoek (Evidence Based Practice) wordt verzorgd door de afdelingen Klinische Epidemiologie en Biostatistiek en Verloskunde en Gynaecologie van het AMC te Amsterdam; 2. onderwijs wordt verzorgd door de Docentenopleiding van de Faculteit der Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit te Amsterdam; 3. beleid & management wordt verzorgd door The Netherlands School of Public and Occupational Health (NSPOH) te Amsterdam. * Bij onvoldoende belangstelling behoudt de opleiding zich het recht voor een uitstroomprofiel niet aan te bieden.
Aanvang van de studie De studie start op 8 september 2005.
Interesse? Bel naar: 020-566 6944, mevrouw Mr Kitty de Bock of e-mail:
[email protected]
Kijk ook op www.amc.nl/masterverloskunde
17-05-2005
14:41
Pagina 9
WE ZULLEN
KNOV
ELKAAR NODIG
HEBBEN
Komende periode vraagt om grote alertheid en doortastendheid
Mei 2005: mijn eerste column in ons tijdschrift als voorzitter van de KNOV. Ik zie er naar uit om te beginnen. Als inkomend voorzitter ben ik nu een half jaar actief. Dat is een korte periode als je het scala aan netwerken en aspecten beziet waarmee je als voorzitter te maken hebt. De maanden na de Algemene Ledenvergadering van november 2004 hebben Marian van Huis en ik intensief samengewerkt. Marian heeft mij zoveel mogelijk de kneepjes van het voorzitterschap bijgebracht en geïntroduceerd in het KNOV-netwerk. Het is een omvangrijk complex, maar vooral uitdagend. Jullie hebben mij het vertrouwen gegeven om de belangen van de verloskundige zorg en van jullie, leden van de KNOV, te behartigen. Dat vertrouwen wil ik waarmaken. Natuurlijk doe en kan ik dat niet alleen. Ik neem deel aan een goed team van collega bestuursleden. Daarnaast is er een professionele organisatie met hard werkende mensen en een gedreven directeur die ons goed kan en zal ondersteunen en adviseren bij de uitvoering van het door jullie en het bestuur gezamenlijk vastgestelde beleid. Vrees voor gebrek aan uitdagingen heb ik niet; er liggen er in overvloed en op velerlei vlakken. Het probleem zal eerder zijn te kiezen uit en te besluiten welke uitdagingen prioriteit moeten hebben. Daarin zijn wij - bestuur en leden gezamenlijk verantwoordelijk
waarbij van mij en het bestuur mag worden verwacht dat wij jullie daarin duidelijke en onderbouwde voorstellen doen. Prioriteiten zijn onder meer: het nieuwe stelsel voor de gezondheidszorg, de positie van de klinisch verloskundigen, de samenwerking binnen de eerstelijnszorg met andere aanbieders en de samenwerking binnen maar vooral ook met de tweedelijnszorg (de gynaecologen en ziekenhuisdirecties), de samenwerking met de zorgverzekeraars. Dit alles in samenhang met de nadere positionering van de verloskundige zorg, de modernisering van onze basistaken, de rol van de verloskundigen bij nieuwe taken zoals de prenatale advisering en de screening, de verdere wetenschappelijke onderbouwing van de verloskundige zorg, de aandacht voor onderwijs en deskundigheidsbevordering, de ontwikkeling van nieuwe instrumenten waarmee de kwaliteit en onze meerwaarde goed in beeld kan worden gebracht. In deze niet-limitatieve opsomming mag de invulling van de randvoorwaarden, materieel (adequate tarieven en beloning) en inhoudelijk (o.a. scholingsaanbod, organisatiemodellen, PAI) niet worden vergeten. Er is veel te doen. De komende periode vraagt om grote alertheid en doortastendheid. Het wordt een periode waarin de partijen in de zorg hun weg opnieuw moeten vinden: het nieuwe zorgstelsel zal
De voorzitter
s
200495 - TvV mei
de vertrouwde posities en verantwoordelijkheden opschudden. Het is van groot belang te beseffen dat wij elkaar nodig hebben, nog meer met elkaar moeten samenwerken en goede initiatieven van elkaar moeten steunen. We moeten als eenheid optreden, want alleen dan blijven wij een sector waarmee men rekening houdt. Ik wil daarin met open vizier en constructief naar jullie en naar buiten optreden en handelen. Ik zal tegelijkertijd niet schromen mij standvastig en zo nodig hard op te stellen als dat in het belang van de verloskundige zorg en in het belang van de leden van de KNOV is. ■ Sjaak Toet, voorzitter.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
9
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 10
b(l)oeiende carrièrekansen voor een verloskundige • obstetrie & gynaecologie
Meer weten?
www.umcg.nl Of vraag de vacaturetekst op bij het wervingssecretariaat, telefoonnummer (050) 361 35 20.
de natuurlijke werkomgeving voor b(l)oeiende carrières
Je wilt graag in een nieuw te vormen maatschap operationeel zijn als verloskundige binnen de regio Sittard-Geleen en Stein?
Dan nodigen we je uit om te reageren binnen een uniek concept...
Algehele Kraamzorggroep Limburg Mijnweg 3, 6167 AC te Geleen Tijdens kantooruren: 046 – 486 16 74 dan wel: 06 – 532 013 80
17-05-2005
14:41
Pagina 11
HOEVEEL VERLOSKUNDIGEN ZIJN ER NODIG? In dit Tijdschrift verschijnen regelmatig artikelen over nieuwe plannen en initiatieven binnen de verloskunde. Wat een verschil met nog maar net vijf jaar geleden, toen alle aandacht uitging naar het overeind houden van de beroepsgroep. Wat is er sindsdien veranderd dat het nu om verbeteringen van de zorg kan gaan? Zijn er daarvoor voldoende verloskundigen? Ook voor alle nieuwe ontwikkelingen? Of zal er opnieuw sprake zijn van een tekort of juist van een overschot aan verloskundigen?
Adja Waelput en Jos Becker Hoff
Maatregelen in 2000
Streven: gegarandeerde eerstelijns verloskunde door een gezonde beroepsgroep In sommige regio’s was het probleem al eerder begonnen, maar in de loop van 1999/2000 kon niemand er om heen: ondanks de uitbreiding van de opleiding van 90 naar 120 studenten (1994) ontstond er een enorm tekort aan verloskundigen. Waarneming voor ziekte, zwangerschap of vakantie en opvolging leidde steeds vaker tot vacatures, ook in regio’s waar voorheen zelden problemen waren met het opvullen van vacatures. Na de eerste overleggen[1] en onderzoeken[2], die halverwege 1999 van start gingen, nam Minister Borst in maart 2000 een fors aantal maatregelen (zie kader maatregelen in 2000). Deze maatregelen waren bedoeld om iedere zwangere verloskundige zorg te garanderen, verloskundigen in staat te stellen een betere balans te vinden tussen werk en privé en de beroepsgroep weer gezond te krijgen, zonder tekorten.
• verlaging van de normpraktijk van 150 naar 120 partus per jaar; • uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen van 120 naar 160 (september 2000) en vervolgens naar 220 studenten per jaar (september 2001); • applicatiecursus voor verloskundigen met buitenlandse diploma die zich willen bekwamen in het Nederlandse verloskundige systeem; • aanpassing van het norminkomen en het onkostendeel voor automatisering, verhoging loonkosten praktijkassistente en de (gestegen) arbeidsongeschiktheidspremies; • subsidie voor het opzetten van regionale ondersteuningsstructuren voor de verloskunde (ondertussen stopgezet en overheveling naar de eerstelijns brede regionale ondersteuningsstructuur) • de Masters Verloskunde, een academische on-top opleiding voor verloskundigen.
Maar werken die maatregelen ook? Daarvoor is in 2001 een vijf jaar durend onderzoeksproject 'Monitor verloskundige zorgverlening' van start gegaan. Sinds 2001 werkt ongeveer éénzesde van alle verloskundige praktijken mee aan de monitor van NIVEL. Jaarlijks leggen zij drie weken lang vast wat zij doen en hoeveel tijd dat kost en
vullen zij enquêtes in, onder andere naar de ervaren werkdruk. Vrouwen die in de registratieperiode op nacontrole komen, wordt gevraagd een enquête in te vullen over hun zwangerschap, bevalling en kraamtijd. Jaarlijks wordt deze monitor aangevuld met
KNOV
een specifieke enquête onder verloskundig actieve huisartsen (2002)[3], klinisch werkende verloskundigen (2003)[4] of studentverloskundigen (2004)[5]. Uit de rapportage over de eerste meting bleek dat verloskundigen in 2001 al wat ‘meer lucht’ hadden gekregen: de gemiddelde werkweek was gedaald naar 29 uur per week (daadwerkelijk gewerkte uren naast het bereikbaar zijn),[6] in de zomer van 2000 was dat nog 38 uur.[7] De tijd, besteed aan de baring, was ook al enigszins gestegen. Die ontwikkelingen hebben zich de jaren daarna voortgezet: een groter deel van de tijd wordt besteed aan directe cliëntenzorg en meer tijd aan de baring.
Behoefteraming
200495 - TvV mei
Meer verloskundigen op de markt De afgelopen jaren was het aantal nieuwkomers binnen de verloskunde al wat ruimer door de applicatiecursus. In de zomer van 2004 werd voor de eerste keer voor iedereen zichtbaar dat de opleiding was uitgebreid van 120 naar 160 studenten. Uit de tijdmeting die in 2004 is gedaan (eind juli-half oktober) blijkt dat het aantal vacatures is gedaald. Ondertussen is er een tendens zichtbaar van ‘meer lucht krijgen’ (2001) naar een ruim aanbod aan verloskundigen. Dat is natuurlijk een enorme verandering: een groot deel van de pas afgestudeerde verloskundigen en/of student-verloskundigen is aan de opleiding begonnen in een tijd van krapte. Al vóór hun afstuderen werd enorm aan studenten getrokken om ergens te komen waarnemen of zich te vestigen.
Adja Waelput is beleidsmedewerker bij de KNOV en Jos Becker Hoff is directeur van de KNOV
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
11
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 12
KNOV
Pas afgestudeerde verloskundigen hadden de keuze waar ze zich wilden vestigen: in hun eigen woonplaats,[8] of in een van de praktijken waar ze stage hadden gelopen. Voor sommige praktijken pakte dat goed uit, met name voor die praktijkvormen en die regio’s die populairder zijn dan anderen.[5][9] Voor praktijken in achterstandswijken of dunner bevolkte gebieden was het vaak lastiger om voldoende verloskundigen te krijgen en te houden. Langzaam aan wordt de arbeidsmarkt ‘normaler’, met meerdere sollicitanten op één vacature. In plaats van de vraag ‘hoe krijgen we deze vacature opgevuld?’ ontstaat de vraag ‘hoe kunnen we ons team versterken met iemand die ons aanvult?’. De beroepsgroep zit wat
ruimer in het jasje waarbij vakanties en zwangerschapsverloven opgevangen kunnen worden en er mogelijkheden ontstaan voor tijdelijk minder werken, ouderschapsverlof, een studie- of sabbatverlof en dergelijke. Behoefteraming Het ruimere jasje moet vooral mogelijkheden bieden om de kwaliteit van de zorg te verbeteren en in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. In een eerder nummer van het Tijdschrift voor Verloskundigen zijn die ontwikkelingen samengevat[10], over de verschillende ontwikkelingen zoals prenatale screening, taakherschikking, uitbreiding van het takenpakket met preconceptie zorg enzo-
voort verschijnen regelmatig artikelen.[11] Hoeveel verloskundigen zijn er nodig om de veranderingen in de beroepsgroep en de beroepsuitoefening op te vangen? De tijdmeting onder eerstelijns verloskundigen en de onderzoeken onder huisartsen, klinisch verloskundigen en student-verloskundigen zijn niet alleen bedoeld om te kijken of de genomen maatregelen werken. De verkregen data zijn ook bruikbaar voor een behoefteraming. De eerste Behoefteraming Verloskundigen 2001-2010[12] was vooral gebaseerd op historisch materiaal. In feite op informatie uit de periode waarin verloskundigen langzaam maar zeker overbelast raakten. Binnenkort verschijnt de
Stichting Homeopathische Opleidingen Start in september 2005 weer met: Introductie Symposium Homeopathie Tweedaagse cursus Vrijdag 9 september En Zaterdag 10 september
een algemene academische inleiding in de homeopathie voor professionals in de gezondheidszorg en studenten in deze richting. Dit symposium is tevens onderdeel van het eerste jaar van de Basisopleiding.
Driejarige
modulaire opleiding homeopathie met stages voor dierenartsen, artsen, Tandartsen en studenten in deze vakken (vanaf het derde jaar van de universitaire Opleiding) en voor afgestudeerde verloskundigen.
Basisopleiding Homeopathie voor artsen en verloskundigen
Wenst u meer informatie? Bel, fax of mail:
SHO, Antwoordnummer 150, 6700 VB Wageningen, telefoon 0317 422633 Fax 0317 426434, e-mail:
[email protected] Internetpagina: www.sho.nl
De SHO is het enige Nederlandse opleidingsinstituut voor postacademisch onderwijs in de homeopathie en is Gelieerd aan de Artsenvereniging voor homeopathie VHAN
12
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 13
KNOV
Met dank Vier jaar lang hebben jaarlijks ongeveer 70 praktijken deelgenomen aan de tijdmeting voor 'Monitor verloskundige zorgverlening'. 38 praktijken hebben ieder jaar mee gedaan. Zij hebben steeds drie weken al hun activiteiten geregistreerd, aanvullende vragenlijsten ingevuld en tijdens de nacontrole vragenlijsten verspreid onder pasbevallen vrouwen. Dat verdient een compliment!
tweede behoefteraming. Daarin wordt rekening gehouden met • de demografische veranderingen, • de feitelijke tijdsbesteding, • de verwachte toekomstige tijdsbesteding, • benodigde tijd om alle taken uit te kunnen voeren, • zorgaandeel van verloskundigen binnen de totale verloskundige zorg, • uitstroom aan verloskundigen in de komende tien jaar, • instroom aan verloskundigen in de komende tien jaar. Zo wordt doorgerekend hoe groot de vraag naar verloskundige zorg door verloskundigen in 2015 zal zijn. Vooruitblik Deze zomer verschijnt de Behoefteraming verloskundigen 2004-2015, waarin ontwikkelingen in het aanbod en de vraag zijn verrekend tot een voorstel over de jaarlijkse instroom van studenten aan de opleidingen. Dat dit aantal lager wordt dan nu is duidelijk. De grote aantallen van de afgelopen jaren waren zondermeer bedoeld als inhaalslag. Dat we niet terug moeten naar het oude aantal van 90 studenten is ook duidelijk.
Met dat aantal is er onvoldoende ruimte om nieuwe ontwikkelingen binnen de beroepsgroep en/of de beroepsuitoefening op te vangen, met het risico dat er opnieuw tekorten ontstaan. Rekening houdend met verschillende scenario’s wordt berekend hoeveel studenten/ toekomstige verloskundigen er nodig zijn. In het najaar verschijnt een artikel over de behoefteraming in dit Tijdschrift. In het najaar wordt het onderzoeksproject 'Monitor verloskundige zorgverlening' afgesloten met een eindrapportage. Deze eindrapportage bevat een schat aan informatie over de beroepsgroep en de beroepsuitoefening. Allemaal informatie voor de beleidsontwikkeling van de KNOV en de opleidingen, voor het overleg met VWS over de grootte van de opleidingen enzovoort. Voorafgaand aan die eindrapportage organiseert het Nivel op 13 oktober een symposium, dat voor het grootste deel uit workshops bestaat (plaats: Musis Sacrum te Arnhem). Tijdens dit symposium worden de kernpunten uit het onderzoek gekoppeld aan de ontwikkelingen, nu en in de nabije toekomst. De nieuwste ontwikkelingen, zoals een indicatieprotocol kraamzorg of veranderingen in de voorlichting en counseling vanwege prenatale screening of preconceptie zorg, konden immers nog niet ‘gemeten’ worden tijdens de tijdmetingen en aanvullende onderzoeken (20012004). Maar ze werken wel door in de toekomstige behoefte aan verloskundigen. Informatie uit de workshops, úw input, wordt verwerkt in de eindrapportage. ■
Bronnen [1] Wiegers T, Calsbeek H, Hingsman L.Knelpunten in de verloskundige zorgverlening. Een ‘quick scan’ onder verloskundigen in de eerstelijn.Utrecht: Nivel; 1999 [2] Eindrapportage Stuurgroep Modernisering verloskunde. Bilthoven, augustus 2000 [3] Wiegers TA, Coffie D. Monitor Verloskundige Zorgverlening. Rapportage tweede meting, najaar 2002. Utrecht, Nivel, 2003 (te downloaden via www.nivel.nl) [4] Wiegers TA, Janssen BM monitor verloskundige zorgverlening. Rapportage derde meting, najaar 2003. Utrecht: Nivel, 2004 (te downloaden via www.nivel.nl) [5] Wiegers TA, Janssen BM monitor verloskundige zorgverlening. Rapportage vierde meting, najaar 2004. Utrecht: Nivel, 2005 (te downloaden via www.nivel.nl) [6] Wiegers TA, Coffie D. Monitor verloskundige zorgverlening. Rapportage eerste meting, najaar 2001. Utrecht: Nivel, 2002 (te downloaden via www.nivel.nl) [7] T. Wiegers. Tijdbesteding in verloskundige praktijken. Tijdschrift voor Verloskundigen 2001;3:219-224 [8]Spits 2 mei 2005, interview met Barbara Laan, pas afgestudeerd verloskundige (http://spitsnet.nl) [9] Wiegers TA, Hingstman L. Vestigingskeuze van verloskundigen. Tijdschrift voor Verloskundigen 2001;4:333-339 [10] Waelput AJM. Beroepsprofiel sluit aan op ontwikkelingen in de verloskunde. Tijdschrift voor Verloskundigen 2005;3:11-14 [11] Jonge A de, Ponds E, Aalhuizen I. Verloskundigen aan de slag met preconceptie zorg. Tijdschrift voor Verloskundigen 2004;11:35-37 [12] Wiegers TA, Velden LFJ van der, Hingstman L. Behoefteraming verloskundigen 2001-2010. Utrecht: Nivel; januari 2002 (te downloaden via www.nivel.nl)
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
13
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 14
BESCHERM UW BEZIT
Soms hebben zelfs kleine ongelukjes grote gevolgen. Kortsluiting kan ervoor zorgen dat u uw praktijk niet kunt uitoefenen of dat uw medische apparatuur niet meer bruikbaar is. In het ergste geval ontstaat er een flinke brand, waardoor u uw praktijk voor een langere tijd moet sluiten. Er zijn uitgebreide VVAA brandverzekeringen voor uw woonhuis en/of praktijkpand, maar ook voor uw inboedel en inventaris. En als u bijvoorbeeld tijdelijke praktijkruimte
moet huren, dan vergoedt de VVAA bedrijfsschadeverzekering de gemaakte kosten hiervoor. Net zoals uw winstderving en vaste lasten. Bovendien kunt u in noodsituaties 24 uur per dag een beroep doen op de Artsen Alarm Service. Wilt u meer weten over de brand- of bedrijfsschadeverzekeringen van de VVAA? Belt u dan met VVAA advies (030) 247 47 89. Of kijk op www.vvaa.nl.
BRAND- EN BEDRIJFSSCHADEVERZEKERINGEN Atoomweg 100, Postbus 8153, 3503 RD Utrecht, telefoon ( 030 ) 247 49 11, www.vvaa.nl
17-05-2005
14:41
Pagina 15
ONDERSTEUNING
KNOV
EN
BELANGENBEHARTIGING Anne Annegarn, Carola Groenen, Rudie van der Berg, Anna Krüger en Jos Becker Hoff
Regionale Ondersteunings Structuur ‘Meer samenhang en een sterker organisatievermogen’ is het nieuwe motto voor de 1e lijn als geheel. Om deze veranderingen te stimuleren is een belangrijke rol toegedicht aan de nieuwe geïntegreerde Regionale Ondersteunings Structuur, de zogenaamde ROS. Vanaf de eerste helft van 2004 zijn initiatieven genomen om te komen tot regionale organisaties die ondersteuning kunnen bieden aan de gehele eerstelijns zorg. Inmiddels is een bijna landelijk dekkende structuur ontstaan (18 ROS’en tot nu toe); soms vanuit de Districts Huisartsen Verenigingen (DHV’en) en de regiokantoren van de KNOV gezamenlijk, en soms vanuit gezondheidscentra of onafhankelijke facilitaire bedrijven. In sommige gebieden is vanuit een 0-situatie gestart: de oude structuren waren al helemaal verdwenen. In totaal tien medewerkers van de voormalige KNOV Regiokantoren zijn terecht gekomen bij een ROS. Ook hebben een drietal verloskundigen met interesse in een beleidsbaan hun verloskundige praktijk verruild voor een dienstverband binnen een ROS. In totaal is dus veel eerstelijns verloskundige expertise vertegenwoordigd in de ROS’en. Hierdoor kan op veel plaatsen op een bestaand verloskundig ondersteuningsnetwerk worden voortgeborduurd.
Het is al weer tien maanden geleden dat de KNOV haar Regiokantoren moest sluiten vanwege het stopzetten van de ondersteuningssubsidie. In dit artikel willen we ingaan op wat er sinds juli 2004 is veranderd op het gebied van ondersteuning en belangenbehartiging, en wat dit betekent voor de eerstelijns verloskunde.
Maatregel VWS Om te komen tot een efficiëntere ondersteuning van de gehele eerstelijns gezondheidszorg heeft de minister van VWS, Hans Hoogervorst, eind 2003 ingrijpende maatregelen genomen. De minister besloot de ondersteuning van de eerstelijns beroepsgroepen, bestaande uit huisartsen, verloskundigen en paramedici niet meer apart, maar vanuit één pot te financieren. De grootste plaatselijke zorgverzekeraar moet in deze visie regionaal de regie hebben en sluit contracten af voor de eerstelijns ondersteuning met verschillende aanbieders. De koepels van zorgverleners, KNOV, LHV, KNGF en VvOCM[1], zouden zich in deze visie kunnen zich beperken tot uitsluitend belangenbehartiging. Het Centraal orgaan Tarieven Gezondheidszorg of CTG heeft een speciale eerstelijns ondersteuningsmodule vastgesteld. Deze bedraagt € 1,10 per verzekerde in Nederland en zal betaald worden door verzekeraars uit de premiemiddelen. € 1,00 hiervan is bedoeld voor de eerstelijns ondersteuningstructuur. Afhankelijk van het aantal verzekerden/inwoners in een verzekeringsgebied zal de ROS dus haar hoeveelheid financiering krijgen.
In Amsterdam gaat het bijvoorbeeld om iets meer dan € 800.000 ondersteuningsgelden voor de hele 1e lijn. € 0,10 van de € 1,10 is bestemd voor het Nederlands Huisartsen Genootschap of NHG, het kwaliteitsinstituut voor de huisartsenzorg. Hiermee is een al langer bestaande geldstroom voor het NHG in stand gebleven en het is de bedoeling dat het NHG zich in de toekomst met deze middelen meer richt op samenwerking in de eerste lijn. Nadrukkelijk zij opgemerkt dat dit los staat van de financiering voor ons eigen kwaliteitsbeleid. Tot 2006 ontvangen wij subsidie van VWS voor de ontwikkeling van kwaliteitsinstrumenten voor de verloskundige zorg. De minister heeft gemeld deze subsidie te stoppen en op dit moment is de KNOV in onderhandeling deze financiering af te spreken met de zorgverzekeraars. Over de voortgang en de resultaten zal de KNOV u uiteraard informeren.
Ondersteuning en Belangenbehartiging
200495 - TvV mei
Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn (LVG) De KNOV is de koepelorganisatie voor de verloskundigen. De Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn (LVG) is dat voor de ROS’en. Zij organiseert en ondersteunt haar leden, dat zijn gezondheidscentra, ROS’en en Facilitaire Organisaties of FO’s, op het gebied
Anne Annegarn is adviseur/accountmanager bij de 1ste lijn Amsterdam, Carola Groenen is beleidsmedewerker bij de KNOV, Rudie van der Berg is medewerker bij Carans/Scoop. Anna Krüger is adviseur verloskunde bij de LVG en Jos Becker Hoff is directeur van de KNOV.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
15
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 16
KNOV
van financiële en juridische vragen en al het andere dat komt kijken bij de inrichting en continuïteit van de organisaties van LVG-leden. Op initiatief en aandrang van de KNOV en de LVG heeft het ministerie van VWS een projectsubsidie toegekend aan de LVG om een Adviseur Verloskunde in te zetten om de ROS’en te ondersteunen wat betreft het ontwikkelen van een aanbod van verloskundige producten en diensten. Zoals bekend is dat mevrouw Anna Krüger[2]. Het project zal lopen tot eind 2005, en zal dan een uitgebreide kennisbank met verloskundige ondersteuningsproducten hebben opgeleverd. Rol zorgverzekeraars Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de koepel van zorgverzekeraars, heeft Nederland in 23 regio’s verdeeld. In iedere regio heeft de grootste zorgverzekeraar tot taak te zorgen dat een ROS wordt opgezet. Zorgverzekeraars hebben onderling over de inrichting en financiering van de ROS een aantal afspraken gemaakt. Elke regio kent immers wel duidelijke regionale verzekeraars, maar niet iedere inwoner is bij hen verzekerd, de zogenaamde ‘verre verzekerden’. Verzekeraars willen onderling weten wat er voor hun verzekerden aan zorg wordt geleverd en hoe die zorgverlening wordt ondersteund. Ze vragen elkaar via hun koepel ZN om inzicht te geven in de regionale plannen en in de financiering en uitvoering daarvan. Regioplan Zorgverzekeraars, ROS’en en (vertegenwoordigers van) eerstelijns zorgaanbieders hebben de afgelopen maanden overal in het land regioplannen opgesteld, waarin staat beschreven aan welke ondersteuning zorgaanbieders 16
behoefte hebben en hoe dat kan worden vormgegeven. Een door de beroepsgroepen gesteund regioplan is een voorwaarde voor de ROS om financiering te krijgen. De ROS moet zicht hebben/krijgen op de behoefte die er ligt vanuit de verschillende beroepsbeoefenaren, zodat de ondersteuning draagvlak heeft en optimaal is! Er wordt wel eens geopperd dat de verzekeraar en de ROS geen echte partners zijn voor de zorgverleners vanwege de financiële afhankelijkheidsrelatie. Dat is waar: de belangen van de verzekeraar en die van de aanbieders kunnen verschillen. Wat de ondersteuning betreft zal de verzekeraar zich ervan willen overtuigen dat ze de ondersteuning inkoopt die bewerkstelligt dat de zorg in het gebied, en dus de zorg aan haar verzekerden, voldoende aanwezig en van voldoende kwaliteit is. Dat wil echter niet zeggen dat dit per se tegen de belangen van de verloskundigen ingaat. Immers, verloskundigen kunnen precies aangeven welke ondersteuning zij nodig hebben om hun werk goed te doen en om zich goed te kunnen organiseren in de regio. Reden te meer voor de beroepsgroep om duidelijk te laten weten wat zij denkt dat nodig is aan ondersteuning. Ook de rol van de Kring wordt hierin steeds belangrijker: om een goed regionaal plan te leveren, is het noodzakelijk dat de verloskundige Kring goed functioneert. Immers: je staat sterker als je met een gezamenlijke, onderbouwde, ondersteuningsbehoefte komt! De KNOV en in het bijzonder het team belangenbehartiging en de nieuwe relatiebeheerders kunnen hierin ondersteunend zijn. Veel ROS’en hebben in hun organisatie een Advies- of Programmaraad opgenomen waarin het ondersteu-
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
ningsaanbod in relatie tot de behoeften kan worden besproken. De ROS’en zullen zich in eerste instantie richten op basale ondersteuning, die voor alle eerstelijns beroepsgroepen van belang is. Denk hierbij aan het monitoren van vraag en aanbod van zorg, het ondersteunen van de afstemming van allerlei afspraken in de regio en aan het bieden van procesbegeleiding bij samenwerkingstrajecten. Daarna kunnen er steeds meer en andere opdrachten worden aangenomen, bijvoorbeeld in de vorm van projecten. Bij sommige verzekeraars is een gedeelte van het geld speciaal gereserveerd voor projecten. Om hiervan gebruik te maken kunnen groepen zorgverleners die een project willen starten dat niet valt binnen het algemeen afgesproken programma met partijen (bv seniorenbeleid, spoedeisende hulp) een voorstel indienen bij de ROS en regionale verzekeraar dat dan door de regionale Advies/Programmaraad van de ROS kan worden geaccordeerd. Ook hebben, op basis van aanvullende financiering en projectgelden, sommige ROS’en inmiddels taken op het gebied van preventie (baarmoederhalskanker en griep), beheer van achterstandsfondsen, GGZ, praktijkondersteuning huisarsten (POH), klachtenregeling, kwaliteitsbeleid, bij- en nascholing enzovoort. Relatiebeheerders KNOV Omdat de KNOV-regiostructuur wel de belangen- en ondersteuningsfunctie kon verenigen en de ROS zich dient te beperken tot ondersteuning heeft de KNOV relatiebeheerders aangesteld die in de regio de belangen van verloskundigen kunnen behartigen. Voor deze relatiebeheerders is een goede relatie met de ROS’en belangrijk.
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 17
KNOV
Insteek KNOV De KNOV behartigt de belangen van de verloskundige zorg en van de lidverloskundigen. Dit doet zij onder andere door het ontwikkelen van kwaliteitsproducten zoals richtlijnen en toetsprogramma’s voor toetsgroepen ITV. Ook door het bijstellen van het beroepsprofiel, het centraal onderhandelen over materiële zaken zoals bijvoorbeeld tarieven, en het positioneren van de verloskundige zorg en de verloskundigen in nieuwe takken van de verloskundige zorg zoals prenatale screening en preconceptioneel advies. Het gaat de KNOV primair om het individuele en collectieve belang van haar leden en om de reputatie/positionering van de beroepsgroep. Ondanks het feit dat de inrichting van de ondersteuning zich inmiddels duidelijk begint af te tekenen, wijst de KNOV er op dat nog niet overal in het land sprake is van goed werkende ROS’en. Zo heerst er in heel Zuid Nederland nog steeds onduidelijkheid over wie nu vanaf welk moment de ondersteuning zal gaan leveren. Dit heeft alles te maken met de door de desbetreffende zorgverzekeraars gekozen procedure om volgens Europese regelgeving ondersteuningspartijen offertes te laten indienen (zogenaamde ‘aanbestedingsprocedure’). Ook wijst de KNOV er op dat waakzaamheid is geboden als ROS’en diensten en producten leveren waarvoor zij extra betaling aan verloskundigen vragen. Met name als er nog onduidelijkheid bestaat over de ondersteuning die reeds is betaald met de € 1,- per verzekerde zou dit te voorbarig zijn. Ook is waakzaamheid geboden bij de opstelling van de zorgverzekeraar die met de ROS het contract sluit. Bekend is bijvoorbeeld dat er zorgverzekeraars zijn die menen dat zij een deel van het beschikbare budget kunnen inhouden omdat ze zelf al een deel van de ondersteuning zouden leveren.
Het aandachtsgebied van een relatiebeheerder is vele malen groter dan dat van een ROS. Het werkveld van een belangenbehartiger beslaat 1/3 van Nederland. Hier kan de KNOV en in het bijzonder de relatiebeheerder veel hebben aan het netwerk van de ROS en de kennis die zij heeft van een bepaalde regio. Samenwerking KNOV en ROS Samenwerking en afstemming tussen de KNOV en de ROS is essenti-
Naar de mening van de KNOV is het onaanvaardbaar dat zorgverzekeraars zélf ondersteuning bieden.
Insteek ROS Voor de ROS is het doel het verloskundig zorgproces zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Dit wil zij bereiken door verloskundigen en andere (eerstelijns) zorgaanbieders te ondersteunen op de aandachtsgebieden kwaliteitsimplementatie, samenwerking, ketenzorg en continuïteit van zorg. Een ROS stimuleert en faciliteert bijvoorbeeld verloskundigen in het opzetten van samenwerkingsverbanden, met elkaar en met andere disciplines. De ROS ondersteunt het proces om samen met andere eerstelijners plannen op elkaar af te stemmen zodat er ketenzorg ontstaat en zwangeren continuïteit van zorg ervaren. De ROS kan ondersteuning leveren wat betreft het in de praktijk toepassen van nieuwe standaarden en richtlijnen. Dit kan bijvoorbeeld door in de regio overleg te organiseren met huisartsen en verloskundigen om de standaard anemie te bespreken en zo tot een gezamenlijk beleid te komen. Zo worden zwangeren niet geconfronteerd met tegenstrijdig beleid van verschillende zorgverleners.
Grijs gebied? Ook al weten verloskundigen inmiddels prima dat de KNOV er is voor belangenbehartiging en de ROS voor ondersteuning, toch zal het bij bepaalde vragen nog wel eens lastig zijn te bepalen bij wie men moet aankloppen. Gelukkig zijn de afspraken tussen de KNOV en de ROS’en zo, dat zij over en weer verwijzen naar elkaar. In de komende maanden zal er meer duidelijkheid gaan ontstaan over de precieze taakafbakening.
eel voor optimale ondersteuning. ROS’en moeten bijvoorbeeld weten welke standaarden en richtlijnen uit gaan komen en wat de mening van de KNOV is over nieuwe ontwikkelingen, zodat op het juiste moment de implementatie-ondersteuning kan worden gepland en voorbereid. De KNOV daarentegen moet ook goed geïnformeerd zijn over wat in de regio leeft, zodat zij gevoed wordt voor haar landelijke beleid.
Eigenlijk vullen de KNOV en de ROS’en elkaar prachtig aan: de KNOV ontwikkelt een standaard, de ROS gaat de regio in en ondersteunt de implementatie. Ook: de KNOV zet bijvoorbeeld de onderhandeling in tot een passend tarief voor echoscopie en prenatale screening binnen de eerste lijn; de ROS’en kunnen de verloskundigen ondersteunen met het opzetten van bijvoorbeeld een eerstelijns echocentrum. De STBN (Stichting
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
17
17-05-2005
14:41
Pagina 18
KNOV
Thuis Bevalling Nederland) kan en zal in een aantal situaties verloskundigen hierbij ondersteunen. Immers de KNOV en de STBN stellen in een gezamenlijke werkgroep op dit moment een ondersteunend kader voor verloskundigen op. Om deze afstemming en al deze ideeën te stroomlijnen is er een vast overleg gestart tussen KNOV en ROS’en, het zogenaamde KROS. Dit overleg vindt elke drie maanden plaats en wordt voorbereid door Margriet Weide van de KNOV en Anna Krüger van de LVG. Ten slotte Tien maanden na het sluiten van de Regiokantoren kunnen we stellen dat in het grootste deel van het land de contouren van zowel belangenbehartiging als ondersteuning voor verloskundigen opnieuw zichtbaar zijn. Hoewel uitgevoerd door verschillende organisaties, vullen de diensten van KNOV en ROS elkaar aan, werken zij samen en wijzen zij verloskundigen de weg naar elkaar. Zo zorgen KNOV en ROS’en er samen voor dat verloskundigen onderdeel blijven van een sterke eerste lijn en dat zij hun beroep ook de komende decennia kunnen blijven uitoefenen op de manier zoals wij dat in Nederland graag zien: ‘In de 1e lijn als het kan, in de 2e lijn als het moet’. ■ Verwijzingen [1] KNOV – Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen; LHV – Landelijke Huisartsen vereniging; KNGF – Koninklijk Nederlands Genootschap van Fysiotherapie; VvOCM – Vereniging van Oefentherapeuten Caesar en Mensendieck [2] Tijdschrift voor Verloskundigen, 30ste jaargang, nummer 2: februari 2005, pag. 24.
18
Wist u dat?
200495 - TvV mei
STANDAARD HYGIËNE & INFECTIEPREVENTIE IN DE EERSTELIJNS VERLOSKUNDIGE PRAKTIJK
Margriet Weide
Begin juni wordt een steekproef gehouden en aan 400 verloskundigen een vragenlijst gestuurd. Hiermee evalueert de KNOV de toepassing van de aanbevelingen uit de standaard. Ook wil de KNOV daarmee achterhalen welke factoren de verloskundigen belemmerend of bevorderend vinden voor die toepassing. Hier en daar blijkt verwarring te zijn ontstaan over de noodzaak van een autoclaaf klasse VS of klasse S en dat een S klasse in principe beantwoordt aan de eisen die de standaard aan een autoclaaf stelt? Deze eisen zijn: 1. geschikt zijn voor verpakt steriliseren 2. aan het eind van het sterilisatieproces moeten de instrumenten droog zijn. 3. aansluiten bij de in de eigen verloskundige praktijk gebruikelijke ladingen. Er bestaan drie klassen autoclaven: • B klasse: voor sterilisatie van ingepakte, holle, massieve en poreuze instrumenten, kortom voor alle instrumenten en poreuze materialen. • S klasse: voor sterilisatie van verpakte massieve instrumenten met specifieke toepassingen aangegeven door de fabrikant. • N klasse: voor sterilisatie van niet verpakte massieve instrumenten.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
De N klasse voldoet niet aan de eisen uit de standaard. De B klasse voldoet wel aan de eisen maar omdat verloskundigen geen holle instrumenten gebruiken is een B klasse autoclaaf niet nodig. De S klasse is de aangewezen klasse voor een doorsnee eerstelijns verloskundige praktijk. In principe is een voor-/navacuüm (VS) niet nodig maar mogelijk dat deze klasse wel voordelen heeft in uw specifieke situatie. Een voor-/navacuüm kan bijvoorbeeld nuttig zijn bij een grotere hoeveelheid instrumenten die tegelijk gesteriliseerd worden. Dit kunt u het beste overleggen met de leveranciers. U kunt de antwoorden op de meest gestelde vragen over de standaard Hygiëne & Infectiepreventie in de eerstelijns verloskundige praktijk downloaden van de KNOV-site. ■
Margriet Weide is medewerker richtlijnontwikkeling bij de KNOV
17-05-2005
14:41
Pagina 19
PRENATALE SCREENING IN DE EERSTE LIJN:
KNOV
EEN INSPIRERENDE TAAK VOOR VERLOSKUNDIGEN
De zwangerschap, ook de fysiologische, wordt meer en meer beïnvloed door medisch-technische ontwikkelingen op het gebied van prenataal onderzoek. Aanstaande ouders vragen, als bewuste consumenten, in toenemende mate om preconceptionele en prenatale adviezen. Ze vragen om intensieve begeleiding, ook wat betreft de dilemma’s die met deze adviezen samenhangen. Daarnaast is de eerste lijn wettelijk verplicht om voorlichting te geven over de mogelijkheden van prenataal onderzoek.[1]
Marja Brakman
De vraag rijst hoe verloskundigen deze begeleidende taak (beter) kunnen uitoefenen. We hebben immers op ons genomen om de zwangerschap zoveel mogelijk fysiologisch te benaderen en de zwangere en haar partner vertrouwen te geven in het natuurlijke proces van zwangerschap en bevalling. Maar als we de zwangere confronteren met een overdaad aan informatie over prenataal onderzoek, dan zenden we misschien ook de boodschap uit dat ook een fysiologische zwangerschap vol risico’s zit. Geeft dit een negatief beeld over de zwangerschap, ook bij de groep (jonge) zwangeren met een laag risicoprofiel?[2] Ontstaat zo niet het risico dat we als verloskundigen vragen over prenataal onderzoek op het tweede plan gaan schuiven, terwijl we er tegelijkertijd van doordrongen zijn dat we vrouwen moeten helpen bij het maken van keuzes die bij hen passen? Verder zitten we met het gegeven dat we informatie over prenataal onderzoek moeten geven maar de bijbehorende technieken niet mogen aanbieden. Kortom: we bevinden ons als beroepsgroep in een lastig gebied, vol dilemma’s. Dilemma’s Hoe kunnen we het beste hiermee omgaan? Mijn persoonlijke ervaring
is dat zwangeren zich bij een eerste controle vaak overvallen voelen door de hoeveelheid informatie en de bijbehorende keuzemogelijkheden, te beginnen bij de keuze om geïnformeerd te worden over de mogelijkheden. Bovendien kunnen we de zwangeren niet altijd een absoluut antwoord geven omdat het in de screening over ‘kansbepalingen’ gaat, niet over absolute risico’s. Voor de meeste cliënten is dit alles geen dagelijkse materie. Daarom bestaat het risico dat ze, zonder goed doorgedacht te hebben, meegaan in de ‘vanzelfsprekende stroom’ van wat (technisch) mogelijk is, zeker als er bij de zwangeren gevoelens van twijfel of onzekerheid in het geding zijn. Ze gaan dan mee met het aanbod ‘ter geruststelling’, of ‘voor de zekerheid’ (ik ga hier voorbij aan de mogelijkheid dat zwangeren dilemma’s bewust niet willen doordenken). Hoe begeleid je nu als verloskundige de zwangere in het maken van een zuivere, individuele afweging ten aanzien van het gebruik van prenatale screening? In de eerste plaats is er natuurlijk kennis nodig van de nuchtere, ‘harde’ feiten. Wat is er mogelijk? Hoe vindt het onderzoek plaats, waar is het op gericht, welke risico’s zijn eraan verbonden? Maar een goede voorlichting gaat verder dan deze feitelijke laag. Want ogenschijnlijk
nuchtere, getalsmatige risicoinschattingen zeggen niets over de erbij horende belevingen.[3] Waar voor de ene persoon een glas halfvol is, is datzelfde glas voor de ander halfleeg. Achter elke nuchtere risicoanalyse schuilt een persoonlijke risicobeoordeling. Als we ons daar niet goed van bewustzijn kan het praten over risico’s tot verwarring en onnodige stress leiden. Eigenlijk is de technische voorlichting over de (wetenschappelijke) feiten slechts één aspect van een goede voorlichting. De crux in het proces van oordeelsvorming ligt juist voorbij die feiten. Daar mengen ratio en gevoel zich subtiel ineen en worden ogenschijnlijk nuchtere vragen existentiële vragen van de zwangere. Met onze voorlichting begeven we ons op het gebied van de ethische levensvragen die sterk individueel van kleur zijn. Als hier onbewuste of halfbewuste keuzes worden gemaakt, kunnen we schade berokkenen aan de (vrije) oordeelsvorming van de zwangere.
Prenatale screening III
200495 - TvV mei
Eigen rol Op dit punt komt onze eigen rol als hulpverlener in beeld. Veel verloskundigen zullen het volgende herkennen. Wanneer de zwangere te maken krijgt met de (dilemma’s van) prenatale screening, wordt vaak de volgende vraag gesteld:
Marja Brakman is verloskundige te Haarlem en lid van de Landelijke Werkgroep Prenatale Screening Dit artikel is het derde in een reeks over prenatale screening. Eerder zijn artikelen over dit onderwerp verschenen in het februari- en aprilnummer.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
19
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 20
KNOV
‘wat zou jij doen in mijn situatie?’. De zwangere is onzeker, zoekt houvast en hoopt dat jij als ‘autoriteit’ het antwoord geeft. Maar het gaat niet om jou als hulpverlener, het gaat om het zelfstandige oordeelsvermogen van de zwangere. Daarom moeten we alert te zijn op de vragen die we tijdens ons spreekuur horen en moeten we leren die terug te leggen daar waar ze thuishoren: bij de zwangere. Eén van de kunsten van de counseling is ons zodanig op te stellen dat de zwangeren de vragen die ze aan ons stellen aan zichzelf ‘teruggeven’ als bij hen horende ‘levensvragen’. Met voorgaande is tevens aangegeven dat een goede voorlichting geen eenrichtingsverkeer is, maar dat het gaat om een interactie tussen ons en de zwangere. Onze attitudes en competenties, de kleur van onze sympathieën en antipathieën beïnvloeden de oordeelsvorming bij de ander. We moeten zien te voorkomen dat wat we zinvol of onzin vinden, wat we vinden deugen of niet, laten doorwerken naar de oordeelsvorming van de zwangere. Goede voorlichting geven betekent ook reflectie op jezelf kunnen geven. Pas als we in staat zijn onze eigen rol zuiver te houden en die niet te projecteren op de zwangere, kan zij tot een optimale oordeelsvorming komen. Het is duidelijk dat met de technische ontwikkelingen de verloskundigen een belangrijke en zware voorlichtende taak erbij hebben gekregen. Dit vraagt om de ontwikkeling van competenties waar de meeste verloskundigen nog niet altijd even vertrouwd mee zijn. Het leren reflecteren op de technische ontwikkelingen en de ethische dilemma’s die ermee samenhangen, het kritisch benaderen van de eigen beroepsattitude, het bewust(er) 20
omgaan met vragen die bij de aanstaande ouders leven … het is maar een greep uit de vragen die op ons afkomen. De actualiteit vraagt om een verdere ontwikkeling van deze competenties onder verloskundigen. Ideaal zou zijn als we kunnen komen tot het aanbod van een ‘totaalpakket op maat’ waarin counseling hand in hand gaat met (deels) door onszelf uitgevoerd onderzoek aan de zwangere. Ontwikkeling scholingsaanbod De KNOV werkt samen met anderen aan een scholingsaanbod aan verloskundigen dat gericht is op voorlichting en counseling over screening in brede zin (counseling voor preconceptionele advisering, prenatale screening en prenatale diagnostiek).[4] Counseling over prenatale screening kan immers niet los gezien worden van de totale voorlichting over zwanger willen worden en/of zwanger zijn. In dit scholingsaanbod komt zowel de inhoudelijke kant van prenatale screening aan de orde als de vaardigheidstraining op het gebied van counseling. De scholing is bedoeld om alle verloskundigen in staat te stellen de zwangere en haar partner toe te rusten tot een autonome, non-directieve besluitvorming die aansluit bij de eigen normen en waarden. Een van de hulpmiddelen daarvoor is (het werken met) een beslisboom die mensen begeleidt in het keuzeproces en tevens inzicht biedt in de eigen positie, percepties en emoties. De inhoudelijke scholing gaat in ieder geval in op: het doel van prenatale screening (bieden van handelingsopties binnen de ethische en maatschappelijke context van de aanstaande ouders), de aard van de te screenen aandoeningen (vanuit zowel een medisch perspectief als het perspectief van de betrokken patiënten en hun ouders), de
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
kenmerken van kansberekening (vooraf-kans enzovoort), de mogelijkheden en beperkingen van de verschillende testen en mogelijke vervolgonderzoeken (inclusief de mogelijkheden voor begeleiding en (psychosociale) counseling). Risico-informatie en hoe mensen daar mee omgaan zal een belangrijk onderwerp zijn, zowel op theoretisch vlak als in de vaardigheidstraining. ■ w.g. Maudy Dettingmeijer, Inger Aalhuizen, Adja Waelput, medewerkers KNOV
Bronnen: [1] ‘Standpunt prenatale screening (2)’. Brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer (7 juni 2004, kenmerk IBE/E/2488853) [2] Kooij L, Tijmstra Tj. Prenatale diagnostiek en screening in de eerstelijns gezondheidszorg: houding en visie van verloskundigen. Tijdschrift voor Verloskundigen:1999:671-676 [3] Timmermans D. Risico’s in balans. Tijdschrift voor Verloskundigen 2004;7:25-28 [4] Jonge A de, Ponds E, Aalhuizen I. Verloskundigen aan de slag met preconceptie zorg. Tijdschrift voor Verloskundigen 2004;11:35-37
17-05-2005
14:41
Pagina 21
HOE GAAT U OM MET UW
KNOV
ZORGVERZEKERAAR ? Elke verloskundige heeft te maken met een zorgverzekeraar en vaak met meerdere verzekeraars. De relatie tussen u en de verzekeraar wordt geregeld in een contract. Het contract is gebaseerd op de Ziekenfondswet. In deze wet is de aanspraak op verloskundige hulp geregeld. Tot zover is het allemaal wel duidelijk. Maar de vraag is natuurlijk hoe een dergelijk contract tussen u en de zorgverzekeraar tot stand komt en wat daar allemaal in moet staan. Dat proces kan inderdaad erg ingewikkeld zijn. Om die reden heeft de KNOV een adviescontract ontwikkeld.
Sander van Mourik
De KNOV is van oudsher betrokken bij de totstandkoming van de voorwaarden waaronder vrijgevestigde verloskundigen zorg leveren. Door een wijziging van de Ziekenfondswet en het overheidsbeleid, dat zich richt op het stimuleren van de marktwerking in de gezondheidszorg, zijn de oude standaardmodelovereenkomsten komen te vervallen. De KNOV heeft een adviescontract ontwikkeld dat de leden kunnen gebruiken in hun onderhandelingen met de zorgverzekeraars. Het adviescontract is in nauwe samenwerking met de leden tot stand gekomen. Het biedt de leden een handvat en achtergrondinformatie. Zij kunnen dan goed geïnformeerd het gesprek met de zorgverzekeraar aangaan over hun voorwaarden waaronder de zorg geleverd moet worden. De essentie van het adviescontract Bijna alle verloskundigen zijn lid van de KNOV. Eén van de doelstellingen van de KNOV is het behartigen van de sociaal-economische belangen van de verloskundigen. In dat licht moet de ontwikkeling van het adviescontract worden gezien. Uit ervaring is gebleken dat de zorgverzekeraars contracten opstellen die vaak te éénzijdig het belang
van de verzekeraar benadrukken. Die gerichtheid op het eigen belang is misschien begrijpelijk en de verloskundige zal daar wat tegenover moeten stellen als zij niet wil dat haar belang wordt ondergesneeuwd. Om de gelijkwaardigheid tussen partijen te stimuleren, is het adviescontract opgesteld. Het adviescontract biedt de mogelijkheid om voorwaarden en clausules onderling te vergelijken zodat de verloskundige een bewuste keuze kan maken. Uiteraard wil dat nog niet zeggen dat de zorgverzekeraar met die keuze akkoord zal gaan. Daarnaast introduceert het adviescontract nieuwe innovatieve vormen van aanvullende verloskundige zorg. Als voorbeelden van dergelijke zorg kan men denken aan de uitvoering van de uitwendige versie, zorg aan passanten, regionale ondersteuning en andere specifieke regionale projecten. Het is de bedoeling dat op termijn met de zorgverzekeraar gesproken kan worden over de contractering van prenatale screening en het geven van preconceptioneel advies. In het adviescontract is een garantiebepaling opgenomen over de levering van kraamzorg met name het verzorgen van de assistentie tijdens de partus. De kwaliteit van zorg en de wijze van declareren zijn tenslotte bepalingen die direct van invloed zijn op de praktijkvoering van de verloskundige.
Wat betreft de financiering van de verloskundige zorg is de verloskundige gebonden aan de wettelijke maximumtarieven die door het College Tarieven Gezondheidszorg worden vastgesteld. De nieuwe vormen van zorg kunnen worden betaald uit de subsidieregeling initiatiefruimte ziekenfondsverzekering, ook wel de (nieuwe) flexizorgregeling genoemd. Om die financiering rond te krijgen, zal de individuele verloskundige, die dergelijke aanvullende zorg wil gaan leveren, met de zorgverzekeraar moeten onderhandelen. Natuurlijk is het mogelijk dat op regionaal niveau verkennende gesprekken binnen de commissie van overleg (CVO) wordt gevoerd over dit onderwerp.
Adviescontract
200495 - TvV mei
Hoe nu verder? Binnen het wettelijk kader van de Mededingingswet, die op ons van toepassing is, is er keuzevrijheid en kunnen we bepalen hoe we de onderhandelingen gaan voeren. De Mededingingswet bepaalt dat verloskundigen als groep geen afspraken mogen maken over tarieven. Ook is het niet toegestaan om een collectief vestigingsbeleid af te spreken. De hoofdregel is dat elke verloskundige vrij is om zich waar dan ook in Nederland te vestigen en vrij is om haar eigen tarieven te hanteren c.q. uit te onderhandelen met de zorgverzekeraar. Als bovengrens geldt evenwel het wettelijke maximumtarief. Op deze regels zijn gelukkig wel een paar uitzonderingen. Zo geldt dat als (maximaal ??) acht verloskundigen met een omzet van niet meer dan € 908.000,- gezamenlijk over hun tarieven willen onderhandelen, dit is toegestaan. Sander van Mourik is jurist en lid van het team belangenbehartiging van de KNOV
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
21
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 22
KNOV
In kringverband kunnen de mogelijkheden die dit biedt natuurlijk wel verder worden uitgediept. Collectief onderhandelen is voorts toegestaan op gebieden zoals administratie, kwaliteit en inhoud van de zorg. Een andere optie is het inhuren van een professionele onderhandelaar, een zogenaamde zorgmakelaar. Het onderhandelen over tarieven zou de verloskundige kunnen uitbesteden aan een zorgmakelaar. Het is de KNOV als belangenbehartiger niet toegestaan als zorgmakelaar op te treden. Heeft het inschakelen van een Regionaal Ondersteuningskantoor (ROS) als zorgmakelaarzin? Deze organisaties komen voort uit de oude District Huisartsen Verenigingen (DHV) en de voormalige KNOV regiokantoren. Hun nieuwe doelstelling is het ondersteunen van de zorgaanbieders, waaronder de verloskundigen. Belangenbehartiging valt echter niet onder hun doelstellingen. Bovendien loopt de financiering van deze regiokantoren via de zorgverzekeraars. Om die reden is het naar mijn mening weinig zinvol om deze organisaties als zorgmakelaar in te schakelen. Binnen dit wettelijk kader heeft de KNOV een aantal keuzes gemaakt. Deze keuzes kunnen worden gekarakteriseerd als een twee sporenbeleid. Het eerste spoor is dat de individuele verloskundige in eerste instantie zelf dient te beslissen onder welke voorwaarden zij zorg wenst te leveren aan de verzekerden van de zorgverzekeraar. De verloskundige heeft uiteindelijk vier keuzes. Zij kan het contract ondertekenen dat binnen de commissie van overleg is uitonderhandeld. Er vanuit gaan22
de dat er een functionerende commissie van overleg in de regio is; zij kan ook besluiten om het éénzijdig door de zorgverzekeraar vastgestelde contract te ondertekenen en terug te sturen. zij kan het KNOV adviescontract aanbieden aan de verzekeraar; zij kan een combinatie van het contract van de verzekeraar (2) en het adviescontract (3) opstellen en aanbieden aan de zorgverzekeraar.
gaat uit maken van de commissie van overleg; Deze groep maakt vervolgens een afspraak met de zorgverzekeraar om te gaan praten over het contract en de instelling van een commissie van overleg. Overigens zijn deze twee stappen in de meeste regio`s al gezet; De verloskundige delegatie zal vervolgens de resultaten van de besprekingen met de zorgverzeke-
VERLOSKUNDIGEN MOGEN OOK ALS GROEP ONDERHANDELEN INDIEN ZIJ EEN SAMENWERKINGSVERBAND ZIJN AANGEGAAN EN NIET MEER DAN 20% VAN DE VERLOSKUNDIGE MARKT IN HANDEN HEBBEN Het tweede spoor wordt gevormd door de CVO. In de regio is het mogelijk om met de grote regionale verzekeraar te onderhandelen over de contractvoorwaarden. Deze collectieve vorm van onderhandelen is aan de beperkingen onderhevig zoals we hierboven beschreven hebben, maar dat neemt niet weg dat binnen de CVO toch nog over heel veel zaken van gedachten gewisseld kan worden.
raar moeten terugkoppelen aan haar achterban, de kringvergadering. Uiteindelijk zal het onderhandelingsresultaat aan de kringvergadering moeten worden voorgelegd. Gaan de leden akkoord of moet de delegatie terug naar de onderhandelingstafel? De delegatieleden fungeren dus als de primus inter pares en hebben een belangrijke rol bij de totstandkoming van het regionale contract.
Hoe moet dat tweede spoor worden georganiseerd ? Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voordat dit tweede spoor werkt ?
Wat doet de KNOV nu om de delegatieleden te ondersteunen ?
Binnen de kring en per werkgebied van de zorgverzekeraar zal een delegatie van verloskundigen moeten worden gekozen die deel
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
De delegatieleden zullen behoefte hebben aan informatie. Ze zullen regelmatig met collega`s van gedachten willen wisselen. Hoe verlopen de besprekingen met de zorgverzekeraars over de kwaliteit van zorg bijvoorbeeld in andere
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 23
KNOV
regio`s ? Daartoe heeft de KNOV het PLAZA ingesteld. Het PLAZA is een groep van verloskundigen, bestaande uit leden van de commissies van overleg, die bij elkaar komen om over al deze zaken met elkaar te praten en te ondersteunen, aangezien het voeren van onderhandelingen met de zorgverzekeraar voor verloskundigen niet bepaald haar core business is. PLAZA staat voor Platform Actuele Zaken. Daarnaast is het Team Belangenbehartiging ingesteld. Dit team van medewerkers van de KNOV is speciaal opgericht om kringen maar ook individuele leden te ondersteunen bij het behartigen van hun belang. Het team bestaat uit een viertal buitendienstmedewerkers die onder andere de kringen zullen bezoeken en een tweetal binnendienstmedewerkers. De verre verzekeraars De verre verzekeraars verdienen het om apart te worden genoemd. Het is onmiskenbaar dat verloskundigen veel last hebben van de zogenaamde verre verzekeraars. Dit zijn de verzekeraars waarmee de verloskundige slechts incidenteel contact heeft. Vaak gaat het om slechts een handjevol cliënten die verzekerd zijn bij een andere dan de grote regionale verzekeraar. Niettemin sturen deze verzekeraars dikke pakken contracten op met dwingende bepalingen die de verloskundige moet ondertekenen. Soms dreigen deze verzekeraars ook niet te betalen voor de diensten die aan hun verzekerden zijn geleverd als het opgestuurde contract niet voor akkoord wordt getekend. Dat dit gedrag als intimiderend wordt ervaren, is niet vreemd. Sommige van die contracten zijn mogelijk besproken in een commissie van overleg. Maar dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn of
het kan om een commissie van overleg gaan uit een andere regio waar andere omstandigheden gelden. De individuele verloskundige beschikt ook in deze situatie echter over verschillende keuzemogelijkheden. Zij kan er voor kiezen om de voorwaarden van de verre verzekeraar te accepteren. Soms is dat makkelijk en soms lijkt dat alleen maar makkelijk en wordt de verloskundige aan bepalingen gebonden waar zij achteraf spijt van heeft. Ze kan er voor kiezen om het eigen, binnen haar commissie van overleg besproken, regionale contract naar de verre verzekeraar te zenden.
de beste families voor. In een dergelijk geval kunnen de cliënten overstappen naar een verzekeraar waar de verloskundige wel een contract mee heeft kunnen sluiten of zij kunnen er voor kiezen de zorg zelf te betalen en die later te declareren bij hun verzekeraar. Wat zal de toekomst brengen? In 2006 zal een aantal veranderingen plaatsvinden waarop u zich nu al kunt voorbereiden. Volgend jaar zal de stelselwijziging worden doorgevoerd. Er komt een nieuwe Zorgverzekeringswet en het onderscheid tussen particuliere verzeke-
DE VERLOSKUNDIGE HEEFT IN IEDER GEVAL EEN KEUZE EN HOEFT ZICH NIET NEER TE LEGGEN BIJ DE VOORWAARDEN DIE DE VERZEKERAAR HAAR OPLEGT Tenslotte kan zij het KNOV adviescontract toesturen of een combinatie van de voorwaarden uit het adviescontract en het contract van de verzekeraar. Overigens is het KNOV adviescontract, het woord zegt het al, een advies. De verloskundige heeft alle vrijheid om eigen voorwaarden op te stellen en aan te bieden aan de zorgverzekeraar. Uiteraard zal de verloskundige in dat geval wel moeten zorgen voor deskundig advies. De verloskundige heeft in ieder geval een keuze en hoeft zich niet neer te leggen bij de voorwaarden die de verzekeraar haar oplegt. Soms zal dat ertoe leiden dat er tussen haar en de verzekeraar geen overeenstemming wordt bereikt. Dan moet men uit elkaar en komt er geen contract tot stand. Dat is uiteraard jammer, maar dit komt in
raars en het ziekenfonds komt te vervallen. Alle Nederlanders worden verplicht om zich te verzekeren bij één van de nieuwe zorgverzekeraars. De trend naar meer marktwerking en concurrentie in de gezondheidszorg zal zich doorzetten. Het antwoord daarop is verdergaande samenwerking en schaalvergroting. De invoering van de door verzekeraars ontwikkelde praktijkplannen zal deze trend verder stimuleren. Ook de verloskundigen zullen door deze ontwikkelingen worden beïnvloed. U kunt zich alvast voorbereiden door de trends te blijven volgen en het overleg met de verzekeraar al in de zomer van 2005 te starten. Dan heeft u voldoende tijd om u voor te bereiden op de contractronde in 2006. ■
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
23
Prenatale screening
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 24
VOORTGANG
KNOV
LANDELIJKE WERKGROEP PRENATALE SCREENING Zoals bekend hebben STBN en KNOV[1] in december 2004 de Landelijke Werkgroep Prenatale Screening opgericht. Het lijkt ons goed u te informeren over de voortgang van de werkgroep, en een aantal 'producten' van de werkgroep aan te kondigen die binnenkort beschikbaar komen.
Jos Becker Hoff en Frans Annot
KNOV en STBN zijn voorstander van een actieve rol voor de eerstelijns verloskunde in het ontwikkelen van een praktijkoverstijgend prenataal screeningsaanbod.[2] De belangrijkste doelstelling van de werkgroep is dan ook het concreet ondersteunen van kringen/praktijken die in de eigen stad of regio initiatieven willen ontplooien om in samenwerking met relevante partijen dit aanbod op te zetten. Hierbij is onderkend dat het aanbod praktijkoverstijgend moet zijn om zowel kwalitatieve als bedrijfseconomische redenen. De Werkgroep richt zich met name op de organisatorische kant van de prenatale screening en fungeert daarnaast als coördinatiepunt voor de verloskundigen ten aanzien van kwaliteitsborging, deskundigheidsbevordering en financiering.
24
De Werkgroep bestaat naast ondergetekenden uit beleidsmedewerkers van de KNOV, deskundigen op diverse deelterreinen en vertegenwoordigers van een aantal regio's die vergevorderde plannen hebben om vanuit de eerstelijn een screeningscentrum op te zetten. De werkgroep wil binnen een aantal weken een tusssenrapportage zenden aan alle kringen en overige belangstellenden. Hierin wordt informatie aangeboden over: - De functie van de STBN bij regionale projecten - Landelijke coördinatie en samenwerking, rol van referentielaboratoria en centra voor prenatale diagnostiek - Deskundigheidsbevordering: cursus counseling, echo opleiding gericht op NT-meting en 20-weken screenings echo - Stand van zaken ten aanzien van de financiering en een tarief
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
prenatale screening - Format voor het opzetten van een regionaal screeningscentrum door de eerstelijn met voorbeelden uit actieve regio's - Adviezen ten aanzien van organisatievorm van verloskundigen bij een gezamenlijk initiatief - Relevante publicaties Let wel: op veel onderdelen gaan de ontwikkelingen snel en zijn zaken nog in onderzoek. Het betreft dus een tussenrapportage. Wie op de hoogte wil blijven, wordt aangeraden de ledensite regelmatig te raadplegen (link thema's/werkgroep Prenatale Screening). ■ Verwijzingen [1] Adja Waelput en Jos Becker Hoff, Prenatale screening in de eerste lijn, TVV februari 2005, [2] Adja Waelput en Jos Becker Hoff, Uw praktijkvoering: wat komt er op u af met prenatale screening, TVV, april 2005
Jos Becker Hoff is directeur van de KNOV en Frans Annot is voorzitter van de werkgroep en directeur van de STBN
17-05-2005
14:41
Pagina 25
TAAKHERSCHIKKING
KNOV
IN DE VERLOSKUNDE Wie doet wat in de gezondheidszorg en de verloskundige zorg? en waarom zijn de taken zo verdeeld tussen de verschillende beroepsgroepen? Terugblikkend in de tijd zijn er verschillende voorbeelden van verschuivingen in takenpakketten die soms met enige strijd en soms geruisloos zijn ingevoerd. Voor de komende tijd wordt er ingezet op een meer structurele taakherschikking. Wat wordt er verstaan onder taakherschikking? Met welk doel wordt er gewerkt aan taakherschikking? En wat betekent dat voor verloskundigen?
Adja Waelput en Ineke van der Hoff Taakverdeling, nu en in de toekomst De huidige taakverdeling tussen beroepsgroepen in de verloskunde, met zorg aan laagrisico vrouwen door de eerste lijn en aan vrouwen met een medische indicatie door de tweede lijn, is in de loop van de tijd ontstaan. Iedereen heeft de juiste bevoegdheden en bekwaamheden om haar/zijn deel van de verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Binnen de eerste- en de tweede lijn zijn de taken verder verdeeld, bijvoorbeeld tussen verloskundige en praktijkassistente, tussen verloskundige en huisartsen (wie behandelt de blaasontsteking van de zwangere?), of tussen gynaecologen en verloskundigen. Ook hier gaat het weer om bevoegdheden en bekwaamheden: mag je iets (bevoegdheid), kun je dat ook (bekwaamheid) en valt het binnen je deskundigheidsgebied? (zie kader) Deze taakverdeling tussen eerste en tweede lijn geldt overigens voor de gehele Nederlandse zorg, waarin huisartsen en verloskundigen een poortwachterfunctie vervullen naar de gespecialiseerde zorg in de tweede lijn. Veranderingen in takenpakketten, verdeling van nieuwe taken over beroepsgroepen en herverdeling taken tussen beroepsgroepen is dus niet nieuw. Sinds enkele jaren staat dit onderwerp echter hoog op de
politieke agenda, met name door de inhoudelijke veranderingen in de (toekomstige) patiëntenzorg, (dreigende of bestaande) tekorten in zorg en de behoefte aan loopbaanperspec-
antwoordelijkheden voor een zelfstandige indicatiestelling voor voorbehouden handelingen.[2] In dat laatste (de overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden) zit het essentiële verschil met taakdelegatie. Bij taakdelegatie wordt alleen de uitvoering gedelegeerd naar een andere beroepsbeoefenaar, die geprotocolleerd werkt onder eindverantwoordelijkheid van de zelfstandig bevoegde opdrachtgever. Die laatste blijft verantwoordelijk voor de indicatiestelling. Een paar voorbeelden van taakdelegatie:
TAAKHERSCHIKKING IS EEN STRUCTURELE (HER)VERDELING VAN TAKEN TUSSEN VERSCHILLENDE BEROEPSGROEPEN, NIET TUSSEN FUNCTIES tieven.[1] De verwachting is dat deze veranderingen met name door de vergrijzing alleen maar groter zullen worden. Er zullen te weinig artsen zijn om aan de groeiende zorgvraag te voldoen[2] [3], maar het is de vraag of meer artsen opleiden wel voldoende is. Een andere inzet van zorgverleners is mogelijk effectiever,[4]. draagt mogelijk meer bij aan de doelen die de overheid wil bereiken met taakherschikking: • betere toegankelijkheid van de zorg; • een efficiëntere manier van werken; • een betere kwaliteit van zorg Taakherschikking: wat is het? Taakherschikking is een structurele (her)verdeling van taken tussen verschillende beroepsgroepen,[5] niet tussen functies[6]. Bij die structurele (her)verdeling worden niet alleen de taken overgedragen, maar ook de bijbehorende bevoegdheden en ver-
Ontwikkeling beroepsprofiel V
200495 - TvV mei
• taken die klinisch verloskundigen nu uitvoeren zoals het besluit tot bijstimuleren, waarvoor zij volgens de Wet BIG niet bevoegd zijn (ze vallen namelijk buiten het deskundigheidsgebied), zijn gedelegeerde taken onder eindverantwoordelijkheid van de gynaecoloog. • verloskundigen laten verschillende taken uitvoeren door praktijkassistenten, zoals bloedprikken. In die gevallen blijft de verloskundige eindverantwoordelijk. Bij taakherschikking (mét overdracht van bevoegdheden) ligt dat anders: de beroepsgroep waarnaar de taken worden herschikt moet een eigenstandige bevoegdheid hebben (of krijgen) om die taken uit te voeren.
Adja Waelput is beleidsmedewerker van de KNOV en Ineke van der Hoff is hoofd van de afdeling kwaliteit en beroepsinhoud van de KNOV
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
25
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 26
KNOV
Hierdoor zullen professionele grenzen verschuiven: waar de verantwoordelijkheid eerst bij de een lag, komt die bij een ander terecht. Wetgeving, waaronder de regeling voorbehouden handelingen, moet daarvoor aangepast worden. Zie bijvoorbeeld de laatste uitbreiding van de bevoegdheid van verloskundigen (in 1978, met een aanvulling in 1988 [7]). Sindsdien zijn verloskundigen bevoegd tot het indiceren en uitvoeren van een episiotomie plaat-
Bevoegdheid Waartoe een beroepsbeoefenaar bevoegd is (iets mag, is wettelijk vastgelegd. Met de invoering van de Wet BIG mag in principe iedereen individuele gezondheidszorg bieden, inclusief de bijbehorende geneeskundige, verzorgende en verplegende handelingen. Alleen de voorbehouden handelingen zijn hiervan uitgezonderd. Hieronder vallen een aantal geneeskundige (geen verzorgende of verplegende) handelingen die bij onzorgvuldige en ondeskundige uitvoering onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van de patiënt meebrengen. Via een bevoegdheidsregeling in de wet is bepaald welke zorgverlener op eigen gezag een indicatie kan stellen en een voorbehouden handeling kan uitvoeren (zelfstandige bevoegdheid). Een belangrijke beperking: onbekwaam maakt onbevoegd. Artsen, tandartsen en verloskundigen hebben -mits bekwaam- een zelfstandige bevoegdheid voor voorbehouden handelingen binnen hun deskundigheidsgebied. Voorbehouden handelingen worden ook door niet zelfstandig bevoegden (voorbeeld: 26
sen, plaatselijke verdoving geven, het zonder toezicht van een arts toedienen van bepaalde medicijnen, een uitstrijkje maken en bloed afnemen bij een pasgeborene.[8] Taakherschikking: naar wie? Herschikking van bevoegdheden heeft betrekking op het gehele medische domein. Tot nu toe wordt de discussie over taakherschikking vooral gevoerd tussen artsen en verpleegkundigen en zijn verloskun-
verpleegkundigen, praktijkassistentes) of buiten het eigen deskundigheidsgebied (voorbeeld: klinisch verloskundige) uitgevoerd. In die situaties geldt: de uitvoering mag, mits in opdracht van een zelfstandig bevoegde en onder bepaalde, in de wet vastgelegde voorwaarden. De indicatie voor de handeling en de verantwoordelijkheid voor de juiste indicatiestelling ligt echter bij de zelfstandig bevoegde opdrachtgever. Deskundigheidsgebied Uit het deskundigheidsgebied van een bepaalde beroepsgroep moet blijken wat het specifieke aandachtsgebied van de beroepsuitoefening is. De beschrijving moet volledig, globaal genoeg, voldoende specifiek en toetsbaar zijn. In het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige[13] is het deskundigheidsgebied van verloskundigen scherp omschreven. Daarmee is bepaald welke handelingen onderdeel uitmaken van de beroepsuitoefening van verloskundigen en binnen welk gebied zij zelfstandig bevoegd is voorbehouden handelingen te verrichten. Welke apparatuur een verloskundige zelfstandig mag
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
digen hier nauwelijks bij betrokken. Verloskundigen moeten zich om verschillende redenen in deze discussie gaan mengen. Op de eerste plaats omdat verloskundigen vrij makkelijk een aantal taken van artsen (huisartsen en gynaecologen) kunnen overnemen, waardoor de zorg aan aankomende ouders en zwangeren verbeterd wordt en er efficiënter gewerkt kan worden. Hier liggen kansen voor verloskundigen. Op de tweede plaats omdat taakher-
gebruiken en welke medicijnen zij mag voorschrijven is ook wettelijk vastgelegd.[14] Eindverantwoordelijkheid In de dagelijkse praktijk wordt de term ‘eindverantwoordelijkheid’ gebruikt voor het totale medische beleid voor een bepaalde patiënt, waaronder diagnose, behandelplan en indicatiestelling. Binnen de Wet BIG bestaat het begrip eindverantwoordelijkheid echter niet. In juridische zin is iedere zorgverlener zelf verantwoordelijk voor zijn/haar eigen doen of nalaten. Bij delegatie van taken geldt dat zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer zelf verantwoordelijk zijn voor hun aandeel in de uitvoering van voorbehouden handelingen. Meer weten over bevoegd en bekwaam? Via www.bigregister.nl/pdf/ ondervbh.pdf kunt u Onder Voorbehoud downloaden, een brochure over de bevoegdheidsregeling voorbehouden handelingen en wat het betekent om bevoegd en bekwaam te zijn, of alleen bekwaam.
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 27
KNOV
schikking geen modeverschijnsel is. Praktijkondersteuners, nurse practitioners, die een paar jaar geleden in de kranten ‘HBO-dokters’ genoemd werden, en physician assistants zullen als nieuwe beroepen een blijvende plek krijgen in het medisch domein. Huisartsen en specialisten zullen
een aantal criteria wordt voldaan. Bekwaamheid is een belangrijk criterium: een verloskundige moet zich de nieuwe taak eigen kunnen maken én bekwaam kunnen blijven. De te herschikken taken moet dus veel voorkomen binnen het vakgebied verloskunde.
DE TE HERSCHIKKEN TAKEN MOET DUS VEEL VOORKOMEN BINNEN HET VAKGEBIED VERLOSKUNDE taken herschikken naar nurse practitioners. Huisartsen en gynaecologen kunnen taken op het gebied van reproductie, de risicoselectie en de begeleiding van (aankomende) ouders tijdens preconceptie, zwangerschap, bevalling en kraambed herschikken naar verloskundigen. Zij hebben hier immers de kennis en expertise voor. Taakherschikking voor verloskundigen In de eerdere artikelen in deze reeks en in artikelen over preconceptie zorg of prenatale screening beschrijft de KNOV de visie en ambities van de beroepsgroep. Taakherschikking naar verloskundigen ondersteunt die visie op verloskunde. Taakherschikking kan immers leiden tot: • betere kwaliteit van zorg voor cliënten waarbij uitgegaan wordt van een integraal zorgaanbod door verloskundigen; • grotere doelmatigheid van zorg. Met de juiste zorg op de juiste plaats worden overbehandeling en onderbehandeling in de verloskunde voorkomen; • een loopbaanperspectief voor verloskundigen. Dat is alleen te bereiken als er aan
Een tweede criterium is dat de taakherschikking logisch en inzichtelijk is voor cliënten. Het moet uit te leggen zijn waarom bepaalde taken herschikt worden naar verloskundigen, wat de meerwaarde is van die herschikking en welk profijt vrouwen ervan hebben. Binnen de tweede lijn wordt dagelijks uitgelegd waarom een verloskundige een bepaalde taak op zich neemt. Maar taakherschikking
eerste, voorlopige diagnose verwijzen naar een huisarts. Zou het niet veel logischer en cliëntvriendelijker zijn als verloskundigen bij dergelijke infecties de verantwoordelijkheid en bevoegdheid zouden hebben voor een zelfstandige indicatiestelling en behandeling? Zoals het ook logisch zou zijn voor een klinisch verloskundige om de noodzaak tot pijnbestrijding zelfstandig te mogen vertalen in vervolgstappen? Met name op die gebieden waar de pathologie en/of preventieve en curatieve zorg goed is af te bakenen, is het mogelijk af te spreken wanneer verwijzing voor nadere diagnostiek nodig is. Als goede afbakening onmogelijk is, wordt voor iedereen onduidelijk welke zorgverlener waarvoor verantwoordelijkheid is. Dat is niet de bedoeling. Taakherschikking is géén eenrichtingsverkeer. Bovenstaande criteria kunnen behulpzaam zijn voor de verkenning van taken die verloskundigen kunnen herschikken naar anderen. Dat wordt in dit artikel niet verder uitgewerkt.
DE DISCUSSIE OVER TAAKHERSCHIKKING OPENT DE MOGELIJKHEID VOOR DE VOLGENDE STAP: DE VERTALING VAN EEN FUNCTIEPROFIEL NAAR EEN BEROEPSPROFIEL is niet beperkt tot de tweede lijn. Een voorbeeld binnen de eerstelijns verloskunde: bij veel voorkomende infecties in de zwangerschap, zoals een blaasontsteking, moet de verloskundige de vrouw met een
Taakherschikking in de tweede lijn Verloskundigen in de tweede lijn hebben een belangrijke rol bij de zorg aan zwangeren en barenden. Die rol en professionaliteit wordt
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
27
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 28
KNOV
breed erkend in verschillende nota’s [9] [10] . De KNOV en NVOG hebben deze rol vertaald in een functieprofiel voor klinisch verloskundigen.[11] Met de start van de opleidingen voor klinisch verloskundigen wordt erkend dat het om een specialisme binnen de beroepsgroep gaat, waarvoor -na de initiële opleidingaanvullende scholing nodig is.[12] De discussie over taakherschikking opent de mogelijkheid voor de volgende stap: de vertaling van een functieprofiel naar een beroepsprofiel. Dat beroepsprofiel beschrijft niet alleen wat verloskundigen in de tweede lijn doen (hun taken), maar ook de visie op de meerwaarde verloskundigen in de tweede lijn. Kenmerkend voor de klinische setting is dat de mens benaderd wordt vanuit ziekte. Vanwege haar medische kennis kan de klinisch verloskundige een brugfunctie vervullen tussen de fysiologische benadering die eigen is aan verloskundigen en de pathologisch benadering die in die setting nodig is. In haar manier van werken combineert de klinisch verloskundige het beste van deze twee benaderingen. Met de ontwikkeling van het beroepsprofiel en de opleidingen voor klinisch verloskundige komt natuurlijk de vraag naar boven: hoe zijn de kennis en vaardigheden van klinisch verloskundigen het beste te benutten en is hun professionaliteit verder uit te breiden? Welke voordelen kunnen verloskundigen en gynaecologen hebben bij taakherschikking in plaats van taakdelegatie? De opleidingen tot klinisch verloskundige bieden extra bekwaamheden voor de uitvoering, maar nog geen extra bevoegdheden voor de indicatiestelling: welke bewegingen willen verloskundigen, gynaecologen en ziekenhuizen hierin maken? Dat vraagt om een brede discussie. De KNOV gaat de komende tijd die discussie aan.
Meer lezen over taakherschikking: • Publieksbrochure van de RVZ over taakherschikking op www.rvz.net • zie www.mobg.nl, de site van de Stuurgroep Modernisering Opleidingen en Beroepsuitoefening in de Gezondheidszorg (MOBG). In opdracht van de minister van VWS buigt deze Stuurgroep zich over een aanpassing van de structuur van de opleidingen en beroepen in de zorg. Deze structuur moet binnen vijf jaar herzien worden zodat er meer onderlinge samenhang en een betere aansluiting bij de vraag uit de samenleving komt, ook voor nieuwe beroepen. Wat dat betekent en wat daarvoor opgepakt moet worden is na te lezen in het Programma en Werkplan van de MOBG. ■
gemeenschappelijk aanvaarde theoretische en ethische uitgangspunten en beroepsmethodieken, waarvan de aard en de onderlinge samenhang onafhankelijk zijn van de concrete werksituatie’ Zie [2] [6] ‘Een functie is een geheel van arbeidstaken dat door één persoon verricht moet worden. Het begrip omvat de eisen, die (door een bedrijf) aan het arbeidsvermogen (van een werknemer) worden gesteld.’ Zie [2] [7] In 1988 verder uitgebreid met ijzerpreapraten, hepatitis-B immunoglobuline en hepatitis-B-vaccin, vitamine K [8] Klomp J. Wat wilden ze, wat mochten ze …. Wat mochten ze niet. De ontwikkeling van de bevoegdheid van vroedvrouwen onder de Wet regelende de uitoefening van de geneeskunst 1865-1993. Bilthoven, Catharina Schrader Stichting, Klomp cahier 1996 [9] NVOG. Nota inzake organisatie klinisch verloskundige zorg; de tweedelijns
Bronnen
verloskundige. Utrecht, 2001
[1] Zie op www.minvws.nl de toespraak
(www.nvog.nl)
van de staatssecretaris van Volksgezond-
[10] Eindrapportage Stuurgroep
heid, Welzijn en Sport, Clémence Ross-
Modernisering verloskunde. Bilthoven
van Dorp, ter gelegenheid van het in
augustus 2000
ontvangst nemen van het RVZ-advies
[11] NVOG. Nota Functieprofiel 2e-lijns
‘Taakherschikking in de gezondheids-
verloskundigen. Utrecht, 2001 (ledendeel
zorg’ op 14 januari 2003 in Den Haag
op www.knov.nl , www.nvog.nl)
[2] Raad voor de Volksgezondheid en
[12] Veen, W. van.KNOV en NVOG boe-
Zorg. Taakherschikking in de gezond-
ken resultaat. Opleiding Klinisch
heidszorg. Zoetermeer: RVZ, 2003
Verloskundigen in februari 2005 van
(www.rvz.net, www.mobg.nl)
start. Tijdschrift voor Verloskundigen
[3] KNMG. De arts van straks. Een nieuw
2004;111:21-23
medisch opleidingscontinuüm. Utrecht,
[13] Besluit opleidingseisen en deskun-
KNMG, DMW-VSNU, VAZ, NVZ en LCV,
digheidsgebied verloskundige, Staatsblad
2002 (www.knmg.nl, www.mobg.nl )
1997 552
[4] Bussemakers H. Taakherschikking en
[14] Regeling tot aanwijzing van appara-
flexibilisering. Zorg Management
tuur en geneesmiddelen behorende tot
Magazine 2003;10:8-12
het deskundigheidsgebied van de verlos-
[5] ‘Een beroep is een (geïnstitutionali-
kundige (Regeling nadere uitwerking
seerd en gelegitimeerd) geheel van met
deskundigheidsgebied verloskundigen),
elkaar samenhangende (kern)taken,
1998
Dit artikel is het vijfde in een reeks over de ontwikkeling van de nieuwe beroepsprofielen. Eerder artikelen gingen over de aanleiding tot de ontwikkeling van een nieuw beroepsprofiel (januari 2005); de noodzaak tot de aanscherping van de visie (februari 2005); de veranderingen in de afgelopen decennia (maart 2005); domeinen in de zorgverlening door verloskundigen (april 2005)
28
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
17-05-2005
DE
14:41
Pagina 29
ROL
WETENSCHAP
VAN DE VERLOSKUNDIGE IN DE
PREVENTIE VAN ALLERGIE
(PRIMAIRE)
Caroline Dorrepaal, Mattanja Bueno de Mesquita, Suzanne Koster
Samenvatting Een exponentiële toename van allergische aandoeningen in de Westerse wereld heeft geleid tot veelvuldig onderzoek naar de ontstaanswijze en de mogelijke preventie hiervan. Ondanks resterende leemtes in kennis bestaat er in Nederland wel consensus over (een aantal) primair preventieve maatregelen. Deze staan beschreven in de standaarden voor het consultatiebureau en de huisartsen. De rol van de verloskundige in deze primaire preventie is onduidelijk. Door middel van een schriftelijke enquête onder alle 438 verloskunde praktijken in Nederland is geprobeerd meer inzicht te krijgen in het huidige kennisniveau van verloskundigen met betrekking tot de mogelijkheden van preventie van allergie en de in de praktijk geadviseerde maatregelen. Inleiding De afgelopen decennia heeft in de westerse wereld een exponentiële toename plaatsgevonden van allergische aandoeningen zoals astma, hooikoorts, allergische rhinitis, voedselallergie en atopisch eczeem. Naar schatting heeft ca. 10-15% van alle kinderen één of meer vormen van allergie en heeft 30% van de volwassenen gedurende het leven klachten (gehad) van een allergische aandoening[1, 2, 3, 4, 5, 6, 7]. Op de vraag hoe deze toename van allergie kan worden verklaard, is naar aanleiding van de tot dusver uitgevoerde onderzoeken geen eenduidig antwoord te geven.
In de literatuur worden verschillende hypotheses genoemd. De toename van voedselallergie bij jonge kinderen zou mogelijk kunnen samenhangen met een afgenomen populariteit van borstvoeding[7]. Een andere hypothese stelt dat door een meer hygiënische leefwijze het immuunsysteem minder gestimuleerd wordt, waardoor er een disbalans kan ontstaan tussen de verschillende cellen van het immuunsysteem in het voordeel van cellen die allergische reacties veroorzaken[8]. Ook de invloed van andere factoren is uitgebreid onderzocht, zoals de invloed van luchtvervuiling, sigarettenrook, het tijdstip waarop de sensibilisatie plaatsvindt en de samenstelling van de darmflora. Ofschoon alle hierboven genoemde factoren een rol lijken te spelen bij het ontwikkelen van een allergie, zijn genetische factoren momenteel de belangrijkste voorspeller. Indien er géén aangedane familieleden zijn is het risico op het ontwikkelen van een allergie ca 5 %, bij 1 aangedaan familielid is dat 20-40%, bij 2 aangedane familieleden 40-60% en bij 2 aangedane ouders die allergisch zijn voor hetzelfde allergeen 80%[9]. Vanwege het sterk verhoogde risico van met name de laatste 2 groepen lijkt primaire preventie vooral hier zinvol. In de bestaande standaarden voor het consultatiebureau en de huisarts worden richtlijnen gegeven met betrekking tot de primaire preventie van (voedsel) allergie[10, 11]. Hierin wordt geadviseerd tenminste 6 maanden exclusief borstvoeding
Allergie
200495 - TvV mei
te geven, bij het niet (meer) slagen van borstvoeding over te gaan op gehydrolyseerde voeding gedurende tenminste het eerste levensjaar en pas te starten met bijvoeding op de leeftijd van 6 maanden. Daarnaast worden enkele maatregelen ter sanering van de woning geadviseerd. De rol van de verloskundige met betrekking tot het adviseren van bovengenoemde maatregelen is onduidelijk. Gezien haar screenende, begeleidende en adviserende rol tijdens zwangerschap en kraambed, is zij zeer geschikt om deze preventieve maatregelen te adviseren en initiëren. Er is voor verloskundigen echter geen protocol, noch is bekend of verloskundigen van de bestaande richtlijnen op de hoogte zijn. Het huidige onderzoek had daarom als doel meer inzicht te krijgen in het kennisniveau van verloskundigen met betrekking tot de primaire preventie van allergie en de in de praktijk geadviseerde maatregelen. Methode In het kader van hun afstudeerscriptie is door 2 studenten van de vroedvrouwenschool Amsterdam, in samenwerking met TNO Kwaliteit van Leven, in december 2003 een schriftelijke enquête verstuurd aan alle 438 verloskunde praktijken in Nederland. Dr Caroline Dorrepaal is artsepidemioloog en verbonden aan TNO Preventie en Gezondheid, sector Voortplanting en Perinatologie; Mattanja Bueno de Mesquita en Suzanne Koster zijn studenten aan de Vroedvrouwenschool Amsterdam
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
29
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 30
WETENSCHAP
De enquête bestond uit 12 gesloten vragen over (primaire) preventie van allergie gericht op kennis, (mogelijke) adviezen die in de praktijk gegeven worden en op de behoefte aan nascholing en een protocol. Elke vraag bestond uit een aantal subvragen waarbij men per subvraag kon kiezen uit een of meerdere antwoordcategorieën. Daarnaast bestond bij een aantal vragen de mogelijkheid om bij het kopje "overig" vrije tekst in te vullen. Als de praktijk de enquête niet kon/wilde invullen, kon men de reden hiervoor aangeven. In dat geval is apart gevraagd of de praktijk aandacht besteedt aan de preventie van allergie. Resultaten Van de 438 verstuurde enquêtes zijn er 276 (63,0%) teruggestuurd. Van de niet responderende praktijken (n=162) heeft 30,2% (n=49) een reden voor niet deelname aangegeven. De voornaamste opgegeven reden was tijdgebrek. Van de niet aan de enquête deelnemende groep gaf 69,4% aan wel aandacht aan (preventie van) allergie te besteden in haar/zijn praktijk. De in de stan-
daard voor het consultatiebureau geadviseerde maatregelen ter preventie van allergie blijken bekend te zijn bij 25,7% van de verloskunde praktijken, 6,9% gebruikt deze standaard ook in de praktijk. De standaard ter preventie van (voedsel-) allergie voor huisartsen is bekend bij 8,7% van de verloskunde praktijken, waarvan 1,1% deze ook in de praktijk gebruikt.
familieleden zijn met een allergie gemiddeld op 15,9% (SD 10,5%). Als er één 1e graads familielid is met een allergie wordt het risico gemiddeld geschat op 39,8% (SD 14,5%) en bij twee 1e graads familieleden met een allergie op 57,4% (SD 17,9%). Bij twee ouders met dezelfde allergie wordt het risico gemiddeld geschat op 72,1% (SD 17,1%).
Bijna alle verloskundigen (97,6%) worden geconfronteerd met vragen over allergie en de mogelijkheden tot het voorkómen hiervan; 73,9% krijgt daar regelmatig vragen over en 23,6% zelden. Of er allergieën in de familie voorkomen, wordt door 74,3% van de verloskunde praktijken nagevraagd: 45,7% vraagt naar allergieën in de eerste graads familie, 15,9% naar allergieën in de eerste én tweede graads familie en 12,7% naar allergieën in de hele familie. Verloskundigen vragen het meest naar voedselallergie, astma en eczeem.
Tabel 1 toont door verloskundigen geadviseerde maatregelen ter preventie van allergie. Borstvoeding gedurende minimaal 6 maanden (73,9%) en niet roken in de nabijheid van het kind (84,8%) wordt door de ruime meerderheid van de verloskundigen geadviseerd. Late introductie van bijvoeding (51,1%) wordt door ca. de helft van de verloskundigen geadviseerd. De overige in de standaarden geadviseerde maatregelen, die voornamelijk zijn gericht op sanering van de woning, worden door minder dan de helft van de verloskundigen in de praktijk geadviseerd.
Verloskundigen schatten het risico op het ontwikkelen van een allergie bij de pasgeborene indien er geen
Een dieet tijdens zwangerschap/ lactatie, waarvoor volgens de
Tabel 1. Door verloskundigen (n=276) geadviseerde maatregelen ter preventie van allergie. Geadviseerde maatregel dieet tijdens zwangerschap1 dieet tijdens de lactatie1 borstvoeding gedurende minimaal 6 maanden2 direct over op gehydrolyseerde kunstvoeding1 late introductie bijvoeding2 niet roken in nabijheid van het kind2 huisdieren het huis uit1 inrichting van de kamer saneren2 temperatuur van de woning > 15°C2 wasbare knuffels2 huisstofmijtvrije matrashoezen/dekens2 katoenen lakens en wiegmateriaal2 1
Maatregelen die niet geadviseerd worden in de standaarden Maatregelen die geadviseerd worden in de standaarden
2
30
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
Percentage verloskundigen dat maatregel adviseert 9,2% 33,7% 73,9% 2,2% 51,1% 84,8% 4,0% 9,9% 6,9% 8,1% 13,4% 28,6%
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 31
WETENSCHAP
Figuur 1. Door verloskundigen (n=276) geadviseerde diëten ter preventie van allergie.
standaarden geen duidelijke evidence bestaat, wordt door 19,2 respectievelijk 33,7% van de verloskundigen geadviseerd. Figuur 1 toont de door verloskundigen geadviseerde diëten ter preventie van allergie. Er blijkt een grote verscheidenheid in adviezen te zijn; 14,5% van de ver-
loskunde praktijken geeft (tevens) aan te overleggen met of te verwijzen naar een diëtist, huisarts of consultatiebureau. Indien er sprake is van een positieve familieanamnese voor allergie bij een moeder die niet zo gemotiveerd
is om borstvoeding te geven doet 82,6% van de verloskunde praktijken extra moeite om haar toch te motiveren, 9,1% doet geen extra moeite en 4,7% adviseert de moeder direct over te stappen op gehydrolyseerde kunstvoeding. In figuur 2 wordt weergegeven welk soort
Figuur 2. Door verloskundigen (n=276) geadviseerde kunstvoeding in relatie tot familieanamnese
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
31
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 32
WETENSCHAP
kunstvoeding de verloskundige adviseert in relatie tot de familieanamnese voor allergie indien de ouders direct kiezen voor kunstvoeding of stoppen met borstvoeding. Bij allergie van een van beide ouders adviseert ongeveer de helft van de verloskunde praktijken geheel en/of gedeeltelijk gehydrolyseerde kunstvoeding en meer dan 30% gewone kunstvoeding. Als beide ouders allergisch zijn of er is een ouder broertje of zusje met allergie wordt vaker (65,3% respectievelijk 73,9%) gehydrolyseerde kunstvoeding geadviseerd. Soja melk wordt door een klein aantal verloskunde praktijken geadviseerd. Indien er geen allergie in de familie voorkomt, adviseert bijna iedere verloskundepraktijk (87,3%) gewone kunstvoeding. Er blijkt vaker geheel, dan gedeeltelijk gehydrolyseerde kunstvoeding geadviseerd te worden. Een aantal verloskunde praktijken (3,3%) gaf aan het verschil niet te kennen tussen geheel en gedeeltelijk gehydrolyseerde kunstvoeding. Ook lieten sommige verloskunde praktijken expliciet weten eerst gewone kunstvoeding te adviseren en pas over te gaan op gehydrolyseerde voeding bij allergische klachten van het kind. Tabel 2 toont de belangrijkste informatiebronnen ten aanzien van de kennis over (preventie van) allergie voor de verloskundige. Medische tijdschriften (66,7%) en de fabrikant van zuigelingenvoeding (53,6%) blijken de belangrijkste informatiebronnen te zijn. Ten aanzien van de rol die de verloskundige voor zichzelf ziet in de voorlichting en informatieverstrekking met betrekking tot het voorkómen van een allergie vindt 43,5% dat verloskundigen daar een grote rol in hebben; 43,1% vindt dat 32
Tabel 2. Door verloskundigen (n=276) aangegeven informatiebronnen ten aanzien van kennis over (preventie van) allergie Informatiebron nooit informatie over gehad opleiding medische tijdschriften niet-medische tijdschriften kinderarts diëtiste lactatiekundige huisarts collega verloskundige zuigelingenfabrikant andere bronnen*
Percentage verloskundigen dat hier informatie van krijgt 5,1% 47,1% 66,7% 16,3% 15,9% 18,5% 25,7% 2,2% 33,7% 53,6% 22,8%
* o.a. folders (over voedselallergie), consultatiebureau, kraamzorg, voedinginfocentrum, cliënten, familie/vrienden, symposia, allergoloog, homeopathisch arts, kennis van niet-allopatische gezondheidszorg, borstvoedingsorganisaties, stichting kritisch prikken, RIVM, patiëntenorganisaties.
hierin een kleine rol voor de verloskundige is weggelegd; 4,7% van de verloskunde praktijken vindt dat dit niet tot hun takenpakket behoort. 88,0% van de verloskunde praktijken geeft aan behoefte te hebben aan een protocol over de mogelijkheden ter (primaire) preventie van allergie; 58,0% van de verloskunde praktijken heeft behoefte aan bijscholing over dit onderwerp. Discussie Omdat niet alle (63%) verloskundepraktijken de enquête hebben teruggestuurd, kan er vertekening van de resultaten zijn opgetreden. Aangezien we verwachten we dat de non-respons mogelijk groter is bij verloskundepraktijken die relatief minder aandacht aan allergie besteden, denken we dat de huidige resultaten eerder een te gunstig, dan een te ongunstig beeld schetsen van het huidige kennisniveau van verloskundigen en de in de praktijk gegeven adviezen.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
Bijna alle verloskundigen vinden dat het geven van voorlichting over primaire preventie van allergie tot hun takenpakket behoort, ook worden bijna alle verloskundigen in de dagelijkse praktijk geconfronteerd met vragen op dit gebied. Primaire preventie van allergie is dus een actueel issue in de dagelijkse verloskundepraktijk. Om de juiste adviezen te kunnen geven dienen verloskundigen op de hoogte te zijn van de in Nederland geadviseerde maatregelen. Dit is nog onvoldoende het geval. De standaarden voor het consultatiebureau en de huisartsen zijn slechts bij een kwart van de verloskundigen bekend en worden door minder dan 10% in de praktijk gebruikt. Dit betekent dat verloskundigen op een andere manier aan hun informatie moeten komen. Naast hun opleiding en medische tijdschriften zijn zuigelingenvoeding fabrikanten de belangrijkste informatiebron van verloskundigen. Wij denken dat dit géén wensbare
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 33
WETENSCHAP
situatie is, omdat de informatieverstrekking door fabrikanten van zuigelingenvoeding mogelijk niet altijd objectief is. De familieanamnese is de belangrijkste voorspeller voor het ontwikkelen van een allergie bij de pasgeborene. De kans op het ontwikkelen van een allergie is groter naarmate meer gezinsleden een allergische aandoening hebben[9]. De verloskundigen in dit onderzoek schatten het risico op het ontwikkelen van een allergie gemiddeld iets aan de hoge kant. De spreiding in geschatte percentages was echter erg groot. Blijkbaar zijn verloskundigen wel op de hoogte van een verhoogd risico op allergie bij een belaste familieanamnese, maar is de hoogte van dit risico niet goed bekend. Gezien het belang van de familieanamnese, zou iedere verloskundige hier naar moeten vragen. Een kwart van de verloskundigen doet dat nu (nog) niet. Omdat er nog onvoldoende aanwijzingen zijn dat een eliminatiedieet (dieet waaruit bepaalde voedingsmiddelen worden weggelaten) tijdens de zwangerschap of lactatie effectief is ter preventie van allergie, wordt dit zowel door de Europese richtlijn, als de Nederlandse standaarden niet geadviseerd[5, 10, 11]. Het volgen van een eliminatiedieet zou een negatief effect kunnen hebben op de voedingstoestand van moeder en/of kind en het slagen van borstvoeding kunnen bemoeilijken. Desondanks adviseert 19% van de verloskundigen een dieet tijdens de zwangerschap en 34% tijdens de lactatie. Deze moeders krijgen dus een advies dat in strijd is met de bestaande richtlijnen. Borstvoeding is de voeding van eerste keus voor alle pasgeborenen. Wanneer er sprake is van een ver-
hoogde kans op het ontwikkelen van een allergie is dit nog belangrijker en wordt geadviseerd tot de leeftijd van tenminste zes maanden exclusief borstvoeding te geven [5, 7, 10, 11] . Verloskundigen onderschrijven in grote meerderheid het belang van borstvoeding ter primaire preventie van allergie en adviseren dit ook in de praktijk. Daarnaast doen ze, in geval van een positieve familieanamnese, extra moeite om de moeder te motiveren tot het geven van borstvoeding. De allergeniciteit van koemelkeiwitten kan worden verminderd door hydrolyse. Dit is een enzymatisch proces waarbij de eiwitten in "stukjes" worden geknipt. Des te intensiever de hydrolyse, des te meer de antigene eigenschappen afnemen. De allergeniciteit van intensief gehydrolyseerde voeding is nog minder dan die van partieel gehydrolyseerde voeding. Een nadeel hiervan is echter dat hij duurder en slechter van smaak is[7]. In de huidige standaarden wordt nog geen onderscheid gemaakt tussen partieel en intensief gehydrolyseerde voeding, in de nieuwe standaard voor het consultatiebureau, die naar verwachting in 2005 uitkomt wordt hier wel op ingegaan. In een recent artikel van Kneepkens et al. in het tijdschrift voor Kindergeneeskunde wordt een heel goed overzicht gegeven van de bestaande gehydrolyseerde voedingen en hun indicatiegebied. Wanneer een pasgeborene om welke reden dan ook (moet) overgaan op kunstvoeding, wordt in geval van een verhoogde kans op het ontwikkelen van een allergie door de huidige standaarden gehydrolyseerde kunstvoeding geadviseerd tot ten minste de leeftijd van één jaar. Meer dan de helft van de verloskundigen volgt dit
advies. Over het algemeen wordt meer geheel- dan gedeeltelijk gehydrolyseerde voeding geadviseerd. Dit zou kunnen samenhangen met het feit dat ten tijde van het onderzoek partieel gehydrolyseerde voeding pas sinds een aantal maanden in Nederland verkrijgbaar was. Een aantal praktijken gaf aan het verschil tussen geheel en gedeeltelijk gehydrolyseerde voeding niet te kennen. Een aantal verloskunde praktijken geeft expliciet aan eerst normale kunstvoeding te geven en pas over te gaan op gehydrolyseerde voeding bij allergische klachten. Voor (primaire) preventie is dit een onjuist advies. Daarnaast wordt door een aantal praktijken soja melk geadviseerd. Ook dit wordt niet aangeraden, omdat studies hebben uitgewezen dat soja-eiwitten niet minder allergeen zijn dan koemelkeiwitten. De in de consultatiebureaustandaard geadviseerde algemene sanerende maatregelen ter primaire preventie van allergie (inrichting van de kamer saneren, temperatuur van de woning > 15 °C, wasbare knuffels, huisstofmijtvrije matrashoezen/ dekens en katoenen lakens en wiegmateriaal) worden in minder dan 30% van de gevallen door verloskundigen geadviseerd. Daarentegen adviseert ruim 80% van de verloskundigen, conform de standaarden, om niet te roken in de nabijheid van het kind. Mogelijk zou dit hoge percentage kunnen samenhangen met recente voorlichtingscampagnes om niet te roken waar de kleine bij is, omdat roken naast allergie, ook de kans op andere aandoeningen (o.a.) wiegendood vergroot. Samenvattend kunnen we zeggen dat de door verloskundigen gegeven adviezen ten aanzien van
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
33
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 34
WETENSCHAP
de mogelijkheden ter primaire preventie van allergie, behoudens het borstvoedings- (tenminste zes maanden) en niet roken advies, slechts ten dele aan de in de standaard geadviseerde maatregelen voldoen. We denken dat het zinvol is om een standaard over primaire preventie van allergie voor verloskundigen te ontwikkelen of de bestaande standaarden transmuraal te maken. Omdat het merendeel van de verloskundigen in de enquête aangaf behoefte te hebben aan nascholing en een protocol denken we dat het draagvlak voor de ontwikkeling en implementatie van een standaard over dit onderwerp in de verloskundige beroepsgroep groot zal zijn. ■
Referenties [1] Burr ML, Butland BK, King S et al. Changes in asthma prevalence: two surveys 15 year apart. Arch Dis Child 1989; 64: 1452-1456. [2] Peat JK, van den Berg RH, Green WF et al. Changing prevalence of asthma in Australian children BMJ 1994; 308: 15911596. [3] Host A, Halken S. Can we apply clinical studies to real life? Evidence based recommendations from studies on development of allergic diseases and allergy prevention. Allergy 2002: 57: 389-397. [4] Chandra RK, Hamed A. Cumulative incidence of atopic disorders in high risk infants fed whey hydrolysate, soy, and conventional cow milk formulas. Annals of Allergy 1991; 67:129 - 132. [5] Zeiger RS. Dietary Aspects of Food Allergy Prevention in Infants and Children. Journal of Pediatric Gastroenterology and Nutrition 2000; 30: S77 - S86.
[6] Høst A. Primary and secondary dietary prevention. Pediatric Allergy and Immunology 2001; 12 (supplement 14): 78 - 84. [7] Kneepkens CMF, Kapitein B, Gevers S, Meijer Y, Vlieg B, Nijens HJ, Hoekstra OM. Zuigelingen en allergie: preventie en behandeling van koemelkallergie bij jonge kinderen. Tijdschr [8] Matricardi PM, Ronchetti R. Are infections protecting from atopy? Curr Opin Allergy Clin Immunol 2001; 1: 413-9. [9] Kjellman NIM. Atopic disease in seven-year-old children: incidence in relation to family history. Acta Paediatr Scand 1977; 66: 564-71. [10] Landelijke standaard voor de diagnose en behandeling van voedselovergevoeligheid bij zuigelingen op het consultatiebureau. Voedingscentrum, Den Haag, 2001. [11] Lucassen PLBJ et al. NHG- Standaard Voedselovergevoeligheid bij zuigelingen, 2001.
”Wij kijken voor u in de toekomst” Kunt u bij ziekte een waarneemster betalen? Wij bieden u een inkomensbegroting aan, zo bent u altijd op maat verzekerd. Wij onderhandelen bij het opstellen van uw praktijkassociatie. Wij bieden 12,5% korting op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Vraag ook naar onze speciale auto- en ziektekosten premies. Voor uw gemak: ál uw particuliere verzekeringen in een overzichtelijk pakket. Wij voorzien in uw financiering of hypotheek. Wij regelen uw ”oude dag”.
[email protected]
34
www.maartensikking.nl
tel 0346 56 76 41
fax 0346 57 22 38
postbus 79
3738 ZM Maartensdijk
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
17-05-2005
14:41
Pagina 35
BEGIN BIJ HET BEGIN
WETENSCHAP
Hoogleraar verloskunde Eric Steegers haalde dit voorjaar alle kranten met zijn inaugurele rede. Hij stelde dat het verloskundige systeem verouderd is, dat er te veel allochtone baby’s sterven en dat hij, tégen de Wet op het Bevolkingsonderzoek in, prenatale screening gaat aanbieden aan alle zwangeren. Steegers zet in op preventie. ‘Begin bij het begin’, luidt de titel van zijn oratie.
Mariël Croon
Jaarlijks sterven in Nederland zo’n 140 allochtone baby’s te veel, stelde hoogleraar verloskunde en prenatale geneeskunde Eric Steegers in zijn oratie, die hij dit voorjaar uitsprak aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Onder allochtonen is de perinatale sterfte met 16,2 per duizend anderhalf keer zo hoog als de gemiddelde perinatale sterfte in Nederland. Die bedraagt 11,6 per duizend. De sterfte onder álle Rotterdamse baby’s bedraagt 14,4 per duizend, beduidend meer dan elders in het land. Steegers spreekt van een ‘fors grootstedelijk probleem’. Hij vindt dat de verloskundige zorg tekortschiet in achterstandswijken, en in het bijzonder voor allochtonen. Op dit moment meldt van de autochtone vrouwen een vierde en van de
allochtone vrouwen bijna de helft zich pas na de zestiende week van de zwangerschap voor prenatale zorg. Tien tot vijftien procent meldt
Steegers bieden in laagdrempelige, eerstelijns geboortecentra die zijn gelieerd aan derdelijnsklinieken. Daar zouden laagrisicovrouwen ook moeten bevallen, vindt hij. Hij wil op deze manier de eerste lijn behouden. Sterker nog: hij denkt dat dit de redding is van de eerste lijn, die hij anders ziet verdwijnen. Een laagrisicobevalling hoort volgens Steegers niet in het ziekenhuis thuis, al was het maar omdat
Prenatale screening
200495 - TvV mei
STEEGERS DENKT DAT DIT DE REDDING IS VAN DE EERSTE LIJN, DIE HIJ ANDERS ZIET VERDWIJNEN. zich pas na de vierentwintigste week. Voor prenatale diagnostiek en een eventuele zwangerschapsafbreking is het dan te laat. ‘Een gemiste kans’, vindt Steegers. ‘We doen iets fout. Vrouwen moeten al vóór de conceptie voorlichting krijgen.’ Via migrantenwerksters hoopt Steegers de allochtone vrouwen te bereiken. De voorlichting wil
ERIC STEEGERS: ‘WE DOEN IETS FOUT. VROUWEN MOETEN AL VÓÓR DE CONCEPTIE VOORLICHTING KRIJGEN.’
het ziekenhuis er de capaciteit niet voor heeft. Maar hij vindt dat de thuisbevalling in achterstandswijken evenmin meer voldoet. In Rotterdam, vertelt Steegers, heeft in de achterstandswijken 80 procent van de zwangeren te kampen met huisvestingsproblemen (kou, schimmel of overlast van de buurt), 15 procent met een ernstige taalbarrière, 10 procent met mishandeling, bijna tien procent is tienermoeder en 5 procent gebruikt drugs. Van de Afrikaanse vrouwen is 10 procent besmet met HIV. De cijfers zijn afkomstig van twee grote verloskundige praktijken en verzameld door verloskundige Marjan Stam. Volgens Steegers is de thuisbevalling in zulke omstandigheden niet veilig meer – noch voor moeder en kind, noch voor de verloskundige, gezien de veiligheid in de wijk. Of hij zelf wel eens een thuisbevalling heeft meegemaakt? ‘Eén keer’, zegt hij. ‘Als co-assistent.’ Mariël Croon is verloskundige en journalist
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
35
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 36
WETENSCHAP
Vaders beïnvloeden de placentatie Steegers verwacht veel van de preventieve zorg. Nu worden jaarlijks 6.000 kinderen geboren met een aangeboren orgaanafwijking, het Downsyndroom niet meegerekend;
rijke rol speelt. Zo blijkt foliumzuur niet alleen de kans op spina bifida te verminderen, maar ook op een schisis. Na één consult gaat 80 procent van de vrouwen preconceptioneel foliumzuur gebruiken. Desgevraagd geeft Steegers toe dat
EEN VADER MET REUMA GEEFT EEN NEGENMAAL VERHOOGDE KANS OP PRE-ECLAMPSIE IN DE ZWANGERSCHAP 4.000 worden prematuur geboren en ruim 2.500 na een ernstige intra-uteriene groeivertraging. Steegers verwacht dat die aantallen door goede preconceptionele zorg omlaag kunnen. Als de helft van de vrouwen een preconceptioneel advies krijgt, kost dat 4,2 miljoen euro per jaar. Daardoor gaat 80 procent foliumzuur gebruiken en stopt van de rokers 15 procent met roken, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Sabina de Weerd, een promovenda van Steegers. Dat scheelt naar schatting jaarlijks 22 spina bifida’s, 98 dysmature kinderen, 10 extreem dysmature kinderen en 7 doodgeboorten. Tijdens een preconceptioneel consult worden risico’s in kaart gebracht, zoals de verhoogde kans onder allochtonen op een kind met een hemoglobinopathie, of op een kind met een congenitale afwijking door consanguïniteit. Neef-nichthuwelijken komen immers bij allochtonen vaker voor. Naast screening op erfelijke risico’s zouden stellen voorlichting moeten krijgen over de preventieve werking van gezond leven en foliumzuur, én over prenatale zorg. Van steeds meer afwijkingen wordt duidelijk dat ze multifactorieel bepaald zijn, en dat voeding daarbij een belang36
nog niet is bewezen dat preconceptionele zorg ook daadwerkelijk leidt tot betere zwangerschapsuitkomsten. Maar hij vindt het ‘het omdraaien van zaken’ om eerst te moeten bewijzen dat slechte gewoonten inderdaad slecht zijn. En hij verwácht dat gezonde voeding invloed heeft op de placentatie. ‘Tijdens de placentatie gebeurt het allemaal’, zegt hij. ‘Dat beseffen we inmiddels. Dáár moet dan ook meer fundamenteel onderzoek naar gebeuren.’
omgevingsinvloeden bepaald. Daar spelen zowel de genetische eigenschappen van de vader als de voeding van de moeder een rol in. ‘Met deze informatie is nog nooit iets gedaan!’, zegt Steegers. ‘Maar exogene invloeden, zoals ook de vader, hebben invloed op de placentatie. Hetzelfde geldt voor anti-oxidanten, die celschade door oxidatie kunnen voorkomen. Als je over twintig jaar op dit terrein iets wilt bereiken, moet je nú het onderzoek in gang zetten.’ Trage tweede lijn Waar het gaat om het verlagen van de perinatale sterfte wijst Steegers niet alleen beschuldigend naar de organisatie van de eerste lijn in de achterstandswijken. Hij noemt ook de verwijzing van de tweede naar de derde lijn, die vaak te traag verloopt of zelfs achterwege blijft. Daardoor krijgen ernstig zieke zwangeren niet altijd de zorg die ze nodig hebben. Neem pre-eclampsie. Ook ná 34 weken – de grens die gehanteerd wordt vanwege de mate van prematuriteit van het kind – is
STEEGERS PLEIT VOOR NIEUW SPECIALISME: DE OBSTETRISCHE INTERNIST Onlangs werd in Steegers’ kliniek aangetoond dat vaders invloed hebben op de placentatie. Een vader met hypertenstie geeft een viermaal verhoogde kans op preeclampsie in de zwangerschap, een vader met reuma zelfs een negenmaal verhoogde kans. Pre-eclampsie hangt samen met de ingroei van de trofoblast in het endo- en myometrium. Het gedrag van de trofoblast is dus zowel genetisch als door
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
bij ernstige problemen verwijzing naar de derde lijn geïndiceerd, vindt Steegers. Dat brengt volgens hem niet alleen de perinatale sterfte, maar ook de maternale sterfte omlaag. In het Verenigd Koninkrijk staat pre-eclampsie als oorzaak van maternale sterfte op nummer 3 op de ranglijst, de sterfte door preeclampsie bedraagt er minder dan 1 per 100.000. In Nederland is
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 37
WETENSCHAP
pre-eclampsie maternale doodsoorzaak nummer 1, en bedraagt de sterfte door pre-eclampsie 4,5 per 100.000. Het is niet helemaal duidelijk wat het verschil veroorzaakt, maar Steegers vindt dat er in
de IC vaak behandeld door intensivisten, die daar niet voor zijn opgeleid. Of door internisten, die te weinig weten van verloskunde. Gynaecologen weten op hun beurt te weinig van interne ziekten. In
DE GESCHIEDENIS LEERT DAT DE GROOTSTE GEZONDHEIDSWINST WERD BEHAALD DOOR PREVENTIE: HYGIËNE, RIOLERING, SCHOON DRINKWATER. VOOR PREVENTIE WORDT NU SLECHTS 1 À 2 PROCENT VAN HET ZORGBUDGET UITGETROKKEN Nederland te afwachtend wordt behandeld. ‘Bij ernstige preeclampsie moet er meer naar de systolische tensie gekeken worden om hersenbloedingen te voorkomen’, vindt hij. ‘We moeten meer medicamenteus behandelen en sneller termineren – al bij 34 weken. Nu wordt er te vaak afgewacht tot 37 weken, hoewel de winst voor het kind na 34 weken beperkt is. Dat moet anders.’ Steegers pleit voor een nieuw specialisme: internisten die zijn gespecialiseerd in ernstige aandoeningen tijdens de zwangerschap. Vrouwen met ernstige cardiomyopathie, ernstige pre-eclampsie of chronische ziekten worden nu op
het Verenigd Koninkrijk zijn al obstetrisch internisten. Ook in Nederland zouden derdelijns centra volgens Steegers allemaal zo’n superspecialist in huis moeten hebben. Burgerlijke ongehoorzaamheid Steegers zegt in zijn oratie dat hij al anderhalf jaar in afwachting is van een vergunning van VWS voor het verrichten van onderzoek naar eerste trimester prenatale screening. Hij vindt het te lang duren en kondigt aan het onderzoek vast te starten, wat de Volkskrant op de voorpagina als burgerlijke ongehoorzaamheid aanmerkt. Steegers beroept zich op de strijdige plichten
van verloskundigen en gynaecologen. Enerzijds zijn ze volgens de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) verplicht vrouwen te informeren over de mogelijkheid van prenatale screening, anderzijds mogen ze die, volgens de Wet op het Bevolkings Onderzoek (WBO), niet aanbieden. Steegers wil deze impasse doorbreken en verwacht dat de zorgverzekeraars bereid zijn daarvoor te betalen. Onze verloskundige zorg, concludeert Steegers in zijn rede, is achterhaald en ouderwets. Immers, de eerste, belangrijkste periode van de zwangerschap, waarin de embryogenese en de placentatie plaatsvindt, wordt genegeerd. Primaire preventie, het wegnemen van risicofactoren, is pas mogelijk wanneer ruim voor de conceptie zorg en screening wordt geboden. Nu wordt voor preventie slechts 1 tot 2 procent van het zorgbudget uitgetrokken, waar de geschiedenis leert dat de grootste gezondheidswinst werd behaald door preventie: hygiëne, riolering, schoon drinkwater. Wie zou volgens Steegers de preconceptionele advisering op zich moeten nemen? Speelt de verloskundige nog een rol in zijn model? ‘De verloskundige kán, nadat ze daartoe geschoold is, de preconceptionele advisering op zich nemen’, antwoordt Steegers, ‘voor zover het laagrisicozwangeren betreft. Maar het is niet noodzakelijk. Je kunt daar ook andere zorgverleners voor opleiden.’ ■
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
37
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 38
Judith Govers, gepassioneerd verloskundige:
“Meer vrije tijd dankzij Fa-med!“
www.famed.nl
Verloskundige Judith Govers heeft onlangs gekozen voor factoring via Fa-med. Hierdoor krijgt ze, ondanks haar drukke praktijk, meer vrije tijd. Die besteedt ze graag aan haar andere passie: paardrijden. Vertrouw uw particuliere debiteuren- en verzekeraarsadministratie toe aan de specialist: Fa-med, de marktleider in medical factoring. En bespaar uzelf de - alsmaar toenemende - administratieve rompslomp. Zodat u meer tijd overhoudt voor de leuke dingen in het leven.
Uw betalingen worden door Fa-med gegarandeerd binnen de overeengekomen tijd op uw bankrekening gestort. Desgewenst binnen twee weken. Bij Fa-med kunt u kiezen uit diverse mogelijkheden en betalingstermijnen. Tegen verrassend aantrekkelijke tarieven. Nu ook voor verloskundigen. Vraag vrijblijvend nadere informatie.
De marktleider in medical factoring Plotterweg 26-28, 3821 BB Amersfoort Tel.: 033 - 434 52 00
Fax: 033 - 434 52 10
Postbus 1570, 3800 BN Amersfoort
E-mail:
[email protected]
www.famed.nl
17-05-2005
14:41
Pagina 39
BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE
WETENSCHAP
BIJ ERNSTIG ZIEKE
PASGEBORENEN In Nederland sterven jaarlijks ruim duizend kinderen onder de leeftijd van 1 jaar. Bij tweederde van hen worden medische beslissingen genomen rondom de dood: wel of geen behandeling starten; wel of niet doorgaan met de behandeling; actieve levensbeëindiging? Het gaat dan om ernstig zieke pasgeborenen met problemen als extreme prematuriteit en aangeboren afwijkingen. Onderzoeken van Nederlandse en Vlaamse bodem over dit onderwerp kregen recentelijk veel aandacht in de (inter)nationale wetenschappelijke literatuur. Een overzicht.
vertaling: Kristel Zeeman
Een ziek kind niet behandelen of op een manier behandelen dat de dood vrijwel zeker zal volgen is een ingrijpende beslissing, maar wel dagelijkse praktijk in Nederland. Er zijn baby's zonder levenskansen die kort na hun geboorte zullen sterven ondanks alle beschikbare behandelingen. Er worden kinderen geboren met een zeer slechte prognose, die afhankelijk zijn van intensieve zorg. Zij kunnen overleven na intensieve behandeling, maar zij hebben een korte levensverwachting en een slechte kwaliteit van leven. Bij hen rijst de vraag of de levensverlengende behandeling niet beter kan worden gestaakt en alleen symptomen bestreden moeten worden. Daarnaast zijn er kinderen met een uitzichtloze prognose die lijden op een manier die ouders en behandelaars als ondraaglijk beoordelen, maar die niet afhankelijk zijn van intensieve zorg. Voor hen betekent het staken van de behandeling niet automatisch het einde van hun leven. Actieve levensbeëindiging kan voor hen overwogen worden[5]. Het moeilijke van beslissingen rond het levenseinde van pasgeborenen is dat zij niet in staat zijn zelf om actieve levensbeëindiging
te vragen. Ook kunnen zij geen (subjectieve) gevoelens van uitzichtloos en ondraaglijk lijden uiten, hoewel hun gedrag en bepaalde fysieke metingen wel als zodanig zijn te interpreteren[5]. Ouders hebben, hoe onlogisch dat misschien mag klinken, wettelijk gezien niet het recht hierover voor hun kind te beslissen. Artsen zijn daarmee de enige aangewezenen voor beslissingen rondom levensbeëindiging[1]. Hoe vaak, wanneer en om welke redenen levenseindebeslissingen worden gemaakt, was het onderwerp van verschillende studies. Besluitvorming Vrakking et al[2] herhaalden in 2001 het onderzoek van Van der Heide uit 1995, gepubliceerd in 1997[3], naar de frequentie van levenseindebeslissingen en de achterliggende motivatie van betrokken artsen. Zij gebruikten daarvoor gegevens uit overlijdensakten en geanonimiseerde vragenlijsten van de artsen. Zij analyseerden de sterfgevallen van de laatste vier maanden van 2001 (n=233). De onderzoekers wilden weten of het besluitvormingsproces in de loop van de tijd veranderde onder invloed van technologische vooruitgang en maatschappelijk debat. Het aantal beslissingen blijft
redelijk stabiel op 68% van het totale sterftecijfer. Een lichte stijging van 6% was niet significant. In verreweg de meeste gevallen werd besloten tot het staken of niet starten van een mogelijk levensverlengende behandeling. Vaak gaf men de kinderen daarbij medicatie om pijn en/of symptomen te verlichten, die mogelijk een levensverkortend effect hadden (29% van het totaal). Soms kregen zij naast het onthouden of staken van de behandeling medicijnen met de expliciete intentie de dood te bespoedigen (8% van het totaal). Bij 4% van het totaal aantal sterfgevallen werd de dood vooraf gegaan door een levenseindebeslissing bij baby's die ernstig ziek, maar niet afhankelijk waren van behandeling om in leven te blijven. Een kwart van hen (1%) kreeg medicatie met de expliciete intentie het overlijden te bespoedigen. De onderzoekers vroegen de artsen ook een inschatting te maken van de tijd dat het leven uiteindelijk bekort was. In de meeste gevallen was dat minder dan een maand, net als in 1995. De belangrijkste reden om het leven van een kind niet te verlengen of met opzet te verkorten, was in driekwart van de gevallen dat het kind sowieso geen overlevingskansen had. Voor 23% was dat een zeer slechte prognose voor het latere leven. Ook dit was niet wezenlijk anders dan in 1995. Het besluitvormingsproces rondom het levenseinde van pasgeborenen is in de loop van de tijd dus weinig veranderd. Wel werd er significant vaker met de ouders en met andere artsen overlegd over de beslissing (resp 97% en 91%). Een expliciet
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
Actieve levensbeëindiging
200495 - TvV mei
39
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 40
WETENSCHAP Het Groningen protocol voor euthanasie bij pasgeborenen[4] Voorwaarden waaraan moet worden voldaan Zekerheid over diagnose en prognose. Aanwezigheid van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Bevestiging van diagnose, prognose en ondraaglijk lijden door ten minste 1 onafhankelijke arts. Informed consent van beide ouders. Uitvoering van de procedures overeenkomstig met algemeen geaccepteerde medische standaard. Benodigde informatie ter ondersteuning en verheldering van de euthanasiebeslissing Diagnose en prognose • Beschrijf alle relevante medische data en de resultaten van diagnostische onderzoeken, gebruikt om de diagnose te stellen. • Beschrijf alle participanten in het beslissingsproces, alle geuite meningen en de uiteindelijke consensus.
verzoek van ouders voor levensbeëindiging of niet-behandelen bleef stabiel op ongeveer 29%. Vlaams onderzoek Provoost et al[4] onderzochten alle sterfgevallen binnen 1 jaar in Vlaanderen (n=298) en gebruikten de zelfde methode als Vrakking (overlijdensakten en zelfde vragenlijst). Ook zij keken naar de frequentie en achtergronden van beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen. De respons bedroeg 87% (n=253). De resultaten waren vergelijkbaar met die van Van der Heide ea. uit '97. Interessant in deze studie is echter dat onderzoekers een onderscheid maakten 40
• Beschrijf de manier waarop de lange termijnprognose werd bepaald. • Beschrijf de manier waarop de mate van lijden en de levensverwachting werden bepaald. • Beschrijf de beschikbaarheid van alternatieve methoden voor behandeling en lijdensvermindering. • Beschrijf de behandeling en zijn resultaten voorafgaande aan de euthanasiebeslissing Euthanasiebeslissing • Wie initieerde de discussie rondom mogelijke euthanasie en op welk moment? • Beschrijf de afwegingen die de beslissing teweeg hebben gebracht. • Beschrijf alle participanten in het beslissingsproces, alle geuite meningen en de uiteindelijke consensus. • Beschrijf hoe de ouders zijn geïnformeerd en wat hun meningen zijn.
tussen de vroege neonatale sterfte (<7 dagen) en de sterfte tussen de 7 dagen en een jaar. 48% van de kinderen stierf in de eerste week. Voor de meerderheid (78%) van hen werd een beslissing rond het levenseinde gemaakt. Dit gold voor 68% van de latere sterfgevallen. Dit komt onder andere door de hogere prevalentie van plotselinge sterfte (wiegendood of sudden infant death) in die groep. In de beslissing rond het levenseinde van vroege neonaten koos men vijf keer vaker voor actieve levensbeëindiging met medicatie dan bij de latere sterfgevallen (totaal 6,7%). Dit betrof zeer vroege prematuren, kinderen met ernstige
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
Consultatie • Beschrijf de arts(en) die een second opinion gaf (gaven) (naam en kwalificaties). • Beschrijf de resultaten van onderzoek en de adviezen van de geconsulteerde arts(en). Implementatie • Beschrijf de daadwerkelijke euthanasieprocedure (tijd, plaats, aanwezigen, toegediende medicatie). • Beschrijf de redenen voor de gekozen euthanasiemethode. Stappen ondernomen na de dood • Beschrijf de bevindingen van de patholoog anatoom/lijkschouwer. • Beschrijf de rapportage van de euthanasie aan de openbare aanklager. • Beschrijf de manier van ondersteuning en counseling van de ouders. • Beschrijf de follow-up: casusbespreking, autopsieonderzoek en genetische counseling
congenitale afwijkingen of een combinatie van beiden; zij maakten geen onderscheid tussen kinderen die wel of niet afhankelijk waren van behandeling. De auteurs zoeken de reden voor het grote verschil dan ook in het feit dat de meest ernstige aandoeningen direct herkenbaar zijn bij de geboorte of kort daarna, er snel een levensverwachting kan worden opgemaakt en eerder een beslissing over levensbeëindiging wordt genomen. Kinderen met een slechte prognose die na een week nog in leven zijn, krijgen weer veel vaker medicatie ter verlichting van pijn en/of symptomen.
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 41
WETENSCHAP
Melding en toetsing Beide studies laten zien dat artsen een substantieel aantal pasgeborenen medicatie toedient met de expliciete intentie het leven te bekorten. Officieel behoort actieve levensbeëindiging te worden gemeld en aan het Openbaar Ministerie ter toetsing te worden voorgelegd. Toch blijkt uit een publicatie van Verhagen et al in het NTvG[1] dat per jaar gemiddeld slechts drie gevallen van actieve levensbeëindiging worden gemeld bij juridische autoriteiten in Nederland. Alle 22 meldingen tussen 1997 en 2004 betreffen bovendien de levensbeëindiging van een specifieke groep pasgeborenen, te weten ernstige gevallen van spina bifida, meestal gecompliceerd met hydrocefalis of chromosomale afwijkingen. De reden voor deze eenzijdige meldingen is volgens de auteurs een geval van euthanasie bij spina bifida, waarbij de arts in kwestie voor de rechter moest verschijnen en werd vrijgesproken[*]. Angst voor vervolging, gecombineerd met een onduidelijke procedure zijn waarschijnlijk de oorzaak van de terughoudendheid in meldingen in andere gevallen. Er zijn namelijk wel zorgvuldigheidscriteria opge-
steld, maar het ontbreekt in Nederland nog aan eenduidige richtlijnen voor melding en toetsing. Artsen vinden toetsing van actieve levensbeëindiging echter wel belangrijk. Groninger protocol Verhagen et al stelden om die reden het zogenaamde Groninger protocol op, dat duidelijke handvatten geeft voor melding en toetsing[5] (zie kader). Dat kwam hen internationaal op grote hoeveelheden kritiek te staan, die gebruikelijk is voor euthanasiekwesties in zijn algemeenheid. Bij pasgeborenen lijkt het nog gevoeliger te liggen[6]. Maar wie denkt dat het een typisch Nederlands standpunt is, heeft het niet bij het rechte eind, Nederland niet het enige land waar de problematiek speelt. In Frankrijk is het aantal levenseindebeslissingen tweemaal zo groot[2] en uit de studie van Provoost blijkt dat drie van de vier artsen in Vlaanderen die geconfronteerd worden met zeer ernstig zieke pasgeborenen bereid zijn bepaalde vormen van levensbeëindiging toe te passen. Voornamelijk in die gevallen waarbij de overlevingskansen nihil zijn of waarbij de verwachting van
kwaliteit van leven erg laag zijn. Ook in Verenigde Staten gelden dergelijke cijfers[2]. Toch voorziet de wet nog in geen enkel land in mogelijkheden voor levensbeëindiging van pasgeborenen. Het Groninger protocol kan wellicht een aanzet zijn voor Nederland. ■ *In Nederland zijn maar twee gevallen van actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen voor de rechter verschenen en in beide gevallen volgde vrijspraak. Literatuur [1] Verhagen, AAE et al. Actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen in Nederland; analyse van alle 22 meldingen uit 1997-2004. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2005;149(4):183-188. [2] Vrakking, AM et al. Medical end-oflife decisions made for neonates and infants in the Netherlands, 1995-2001. The Lancet 2005(365):1329-1331. [3] Provoost, V et al. Medical end-of-life decisions in neonates and infants in Flanders. The Lancet 2005(365):1315-1320. [4] Verhagen, AAE en PJ Sauer. The Groningen protocol - Euthanasia in severely ill newborns New England Journal of Medicine 2005;352(10):959962. [5] Sheldon, T. Killing or caring? British Medical Journal 2005;330:560.
Ouders hebben, hoe onlogisch dat misschien mag klinken, wettelijk gezien niet het recht hierover voor hun kind te beslissen. Artsen zijn daarmee de enige aangewezenen voor beslissingen rondom levensbeëindiging.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
41
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:41
Pagina 42
Dag verpleging? Hoeveel handen zijn er aan het bed. Of aan de rolstoel. Het is niet te
Inspecteur Perinatale Zorg m/v
(Den Haag, vac.nr. IGZ 05.08) Sector
accepteren als oudere cliënten zichzelf maar moeten zien te redden.
Curatieve en Somatische Gezondheidszorg. Houdt zich bezig met
De Inspectie voor de Gezondheidszorg is er om scherp toezicht te
algemeen, thematisch en crisis- of interventietoezicht inzake verloskun-
houden. En eventueel, in de meest schrijnende situaties, de tuchtrechter
dige zorg. Overlegt met ministeries, instellingen en beroepsbeoefenaren.
of justitie in te schakelen. We waken over een goede en veilige zorg in
Inspecteert, rapporteert en adviseert. Verloskundige met ervaring in de
ziekenhuizen, instellingen, particuliere klinieken, de tandheelkundige
perinatale zorg. Affiniteit met organisatie en kwaliteit van de zorg. Kent
zorg en de farmacie. Controleren geneesmiddelen en nieuwe
de politieke en ambtelijke verhoudingen. Communicator, teamworker,
technologieën. En geven, gevraagd en ongevraagd, adviezen aan de
planner. Ervaring met projectmatig werken is een pre. 18 Uur p/wk.
minister. Dat doen we met zo’n 350 collega’s van wie de helft inspecteur.
Salaris max. € 4.483 bruto per maand bij een 36-urige werkweek.
En die constateren of er sprake is van Ja Zuster of Nee Zuster.
Werkgebied: landelijk. Kijk voor meer informatie op www.igz.nl
Inspectie voor de Gezondheidszorg.
IGZ_708_50224_Verlos_A4 1
4/20/05 12:45:15 PM
17-05-2005
14:42
Pagina 43
BEVALLEN
ONDERWIJS
IN NEDERLAND MOET
GEZELLIG
Heeft u het ook zo gehad met het geklaag van verloskundigen? Geklaag over de werkdruk, de tarieven, het nieuwe zorgstelsel, de KNOV? Geklaag van cliënten over het gebrek aan pijnbestrijding, echo’s en prenataal onderzoek? Geklaag in de media over de vroedvrouwenmaffia die cliënten dwingt thuis te bevallen zonder ruggenprik? Ga dan naar een Internationaal Verloskundigen Congres! Praat met buitenlandse vroedvrouwen en er gaat een wereld voor u open…
Ilona van Putten
n.
t
g.
:45:15 PM
Op 7 en 8 april jl. was het International Midwifery Congress met als titel; “Midwifery in the Netherlands. A prospect for future development in Europe”. Verloskundigen uit allerlei landen die urenlang ademloos luisteren naar sprekers die vertellen over het Nederlands systeem. Zelfs de voordracht van Maarten Boon van AGIS over het verzekeringgssysteem in Nederland bleek onze buitenlandse collega’s uitermate te boeien. Hoewel de meeste voordrachten voor de Nederlandse verloskundigen uiteraard gesneden koek waren, zat er ook voor hen een aantal aardige presentaties bij. Zo vertelde Raymond de Vries over zijn studie naar het overleven van de thuispartus in Nederland. De Vries is socioloog en komt uit Minneapolis-USA. Zijn voorouders kwamen uit Friesland, vandaar zijn interesse voor Nederland. De Vries is een briljant spreker en zijn dia’s zijn doorspekt met Nederlandse termen als “je kop boven het maaiveld uitsteken” en “gezellig”. Een duidelijke reden waarom Nederland de thuisbevalling heeft weten te behouden kan ook hij niet geven. Gezelligheid schijnt een belangrijke rol te spelen. Zoals vaker betreft het een combinatie van factoren. Het boek dat hij hierover geschreven heeft zou eigenlijk verplichte kost moeten zijn voor iedere
verloskundige. “A pleasing birth” heet dit uiterst leesbare boek dat ook te bestellen is in Nederland.[2] Otto Bleker, gynaecoloog in het AMC, hield een mooie voordracht over de geschiedenis van de Nederlandse verloskunde. Een anekdote wil ik u niet onthouden. In de 18e eeuw schreven Amsterdamse verloskundigen in hun administratie dat zij “uyt roeyen” gingen als zij een partus gingen doen. Aan de overkant van de Aemstel lag de Volewijck. Het was een onguur stuk weiland, een executieplaats waar criminelen aan de hoogste bomen werden opgehangen om weg te rotten. In de Volewijck stond echter ook de geboorteboom waaraan baby’s groeien. De vroedvrouw moest de rivier over roeien om de baby uit de boom te kunnen plukken. Dat is dus weer eens iets anders dan de eeuwige ooievaar of de boerenkool… De tweede dag werden drie studies gepresenteerd die in het AMC, waar het congres gehouden werd, lopen of gelopen hebben. De drie studies zijn uitgevoerd door verloskundigen. Zo loopt er momenteel een studie van Jannet Bakker, die onderzoekt of de partus soepeler verloopt als de inleiding ’s avonds in plaats van ’s ochtends gepland wordt. Frits Schouten bekeek of het nieuwe protocol over koorts tijdens de partus leidde tot minder antibiotica gebruik en minder
ZIJN Midwifery in the Netherlands. A prospect for future development in Europe
Congresverslag
200495 - TvV mei
Deze internationale tweedaagse verloskunde conferentie is gericht op verloskundigen, gynaecologen en studentverloskundigen uit Europa. De voertaal is Engels. De Nederlandse verloskunde blijft intrigerend voor buitenlandse verloskundige zorgverleners. Men komt graag in onze keuken kijken. Vele buitenlandse studenten willen om deze reden in Nederland stage lopen. Voor Europa heeft Nederland behalve een rijke verloskundige traditie, ook evidence based verloskunde te bieden. Het congres hoopt een bijdrage te leveren aan de Europese studenten en de Europees gerichte verloskundige hulpverleners op weg naar de ontwikkeling van een verantwoorde verloskundige zorg in Europa.[1]
kinderen met infecties. De relatie tussen persoonlijkheid en pijnbestrijding tijdens de partus werd bestudeerd door Hanneke Termeer. We horen vast meer van deze studies. Bijzondere ontmoetingen Het meest interessante aan een internationaal congres zijn echter de contacten met collega verloskundigen die vaak werken in compleet andere omstandigheden.
Ilona van Putten is eerstelijns verloskundige en studeert aan de Masters Verloskunde in Amsterdam
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
43
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:42
Pagina 44
ONDERWIJS
Het zijn soms bijzondere ontmoetingen. Zo sprak ik met Dina Ceple, verloskundige in Letland. Zij bedacht acht jaar geleden dat een bevalling anders moest kunnen dan in het ziekenhuis met alle medicalisatie die daar gebruikelijk is. Met gevaar voor haar vrijheid startte zij thuisbevallingen. Dat gebeurde nog wel eens, maar altijd in het grootste geheim. Zij was de eerste die opschreef dat het betreffende kind thuis was geboren. Een revolutie! Een eerste aanklacht volgde snel. De advocaat die zij in de arm nam om haar zaak te verdedigen kon in het wetboek geen enkel artikel vinden dat het doen van thuisbevallingen strafbaar stelde en zodoende werd zij vrijgesproken. Sinds twee jaar heeft zij, samen met twee collega’s, een ver-
loskundige praktijk die vrouwen begeleid die thuis willen bevallen. Inmiddels hebben zij 58 thuisbevallingen gedaan waarbij gelukkig geen complicaties zijn opgetreden. Mocht zij alsnog naar het ziekenhuis moeten met een cliënt dan zijn de gynaecologen op zijn zachts gezegd niet blij. Binnenkort verwacht zij nog twee collega’s om haar praktijk te versterken. Het bezoek aan dit Nederlandse congres was voor haar een extra stimulans om door te gaan op de ingeslagen weg. Ook andere buitenlandse collega’s vertelden over hun zorgsystemen. Dat de verloskundige in Nederland een medicus is, dat is heel bijzonder. Dat cliënten eerst langs de verloskundige moeten, voordat zij een
Docentenopleiding HGZO U bent verloskundige en u wilt docent worden? Per september 2005 start de twee jaar durende eerstegraads Docentenopleiding HGZO, voor didactische en beroepsinhoudelijke scholing. Voor informatie en brochure: Vrije Universiteit Faculteit Bewegingswetenschappen Docentenopleiding HGZO Van der Boechorststraat 9 1081 BT Amsterdam tel: 020-5988600
http://docentenopleiding.fbw.vu.nl 44
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
gynaecoloog kunnen bezoeken, is in veel landen volstrekt ondenkbaar. Er is ook verbazing over aspecten van ons zorgsysteem. “Laten jullie een barende vrouw alleen? Maar weten jullie dan niet dat de baring dan langer duurt en de kans op complicaties toeneemt?” “Bij overdracht naar het ziekenhuis gaat de eigen verloskundige niet mee? Dat is vreemd, want zij kent toch niemand in het ziekenhuis. In ons land bestaat het recht op een verloskundige bij je bevalling. De wens van de cliënt staat centraal in onze zorg.” Er branden flinke discussies los. Discussies over pijnbestrijding en kansbepalingstesten in de zwangerschap? Daar zijn buitenlandse verloskundigen vaak ook niet zomaar voor, maar de discussies is daar een gepasseerd station. Conclusie: het is mogelijk dus doen we het. Immers, de keuzevrijheid van de cliënt staat voorop. De wens van de vrouw centraal Zie daar het grote verschil tussen Nederland en de andere landen. In veel landen draait alles om de wens van de zwangere en haar partner. Zolang dat past in het schema van de arts kan er veel. Ruggenprik? Graag, want dat scheelt een hoop begeleiding. Sectio? Graag, want dat kunnen we plannen en het betaalt beter. Nederland blijft toch vooral paternalistisch. Wij bepalen voor de cliënt dat zij een fijnere bevallingservaring heeft als zij de baringspijn doorstaat zonder pijnbestrijding. Wij vinden dat je gezonde vrouwen zonder verhoogd risico niet moet opzadelen met kansbepalingstesten waarbij de kans dat je een foutpositieve uitslag krijgt levensgroot is. Wij denken dat onze cliënten de kennis ontberen om hierover zelf beslissingen te nemen.
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:42
Pagina 45
ONDERWIJS
Anders, maar beter? Ons verloskundig systeem is anders, maar is het ook beter? Veel van de aanwezige verloskundigen leek het heerlijk om hier te werken. Maar de tarieven voor de verloskundige zorg vielen hen wat tegen. Dat overdragen tijdens de partus is ook geen goed plan. De thuisbevalling, dat leek iedereen geweldig. De manier van het aankijken tegen zwangerschap en geboorte is vaak precies tegenovergesteld in hun eigen land. Die van ons spreekt aan. Zoals Kloosterman het beschreef: wij moeten zijn als slapende tijgers in het hoekje van de verloskamer, met een oog half open. Klaar om toe te slaan als iets verkeerd gaat. Gaat alles goed, dan slapen wij lekker verder en hebben de ouders het trotse gevoel het zelf gedaan te hebben. In Amerika zien de gynae-
cologen zichzelf graag als helden, zo zei De Vries. Zij grijpen dus vooral graag in om te laten zien dat het zonder hun aanwezigheid vast niet goed was gegaan. Veel verschillen tussen de landen. De verloskundigen verschillen echter weinig. Stuk voor stuk zijn ze bereid te vechten voor hun vak. En vaak ook voor het recht van vrouwen te bevallen zoals zij dat willen. Dat dit per land nogal kan verschillen blijkt uit het verhaal van Raymond De Vries. Toen hij een aantal jaar geleden naar Nederland vertrok om te werken aan zijn boek, woedde er in Amerika een hevige strijd tussen feministen en obstetrici. De feministen wilden het recht op een niet-gemedicaliseerde bevalling zonder ruggenprik. Zij wilden hun bevallingservaring niet af laten
pakken door de heren gynaecologen. Aangekomen in Nederland zag hij een artikel staan in Opzij: “Is al dat lijden tijdens de bevalling nog wel nodig?” waarin werd gepleit voor de mogelijkheid van epiduraal op verzoek.[3] Zou het misschien net zo zijn als met kleine kinderen? Als je iets niet mag, dan wil je het extra graag. Of het nou voor je eigen bestwil is of niet. ■ [1] Tijdschrift voor Verloskundigen, februari 2005, rubriek congres en cursus, pag. 40. [2] R. A, Midwives and Maternity Care in the Netherlands. Temple University Press 2004. Paperback: _ 24,70 [3] Anneke Manschot. Is al dat lijden tijdens de bevalling nog wel nodig? Voor- en nadelen van de ruggeprik voor een pijnloze bevalling. Opzij, december 1993.
Ruggenprik? Graag, want dat scheelt een hoop begeleiding. Sectio? Graag, want dat kunnen we plannen en het betaalt beter.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
45
Cursus
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:42
Pagina 46
Doelstelling Na deze opleiding kun je zelfstandig echoscopieën verrichten en de gegevens interpreteren. Doelgroep De opleiding is bedoeld voor verloskundigen die zijn opgenomen in het BIG-register. Inhoud Echoscopie speelt een belangrijke rol als diagnostisch onderzoek tijdens de zwangerschap. De cursus bestaat uit een theoriedeel (7 dagdelen) en een praktijkdeel (1 dag stage per week gedurende 15 weken) waarin minimaal 150 echoscopieën onder leiding moeten worden uitgevoerd. De opleiding wordt georganiseerd door het Opleidingscentrum UMC Utrecht, onder auspiciën van de Werkgroep Foetale Echoscopie van de NVOG en de Onderwijscommissie KNOV. Cursisten die de opleiding met voldoende resultaat afronden krijgen een certificaat, en worden na betaling van registratiekosten opgenomen in het Register Verlos-
46
ECHOSCOPIE
ONDERWIJS
kundige-Echoscopist van de KNOV. Onderdelen van het programma zijn: • termijnbepaling (meten van crl, DBP, HC, AC en femurlengte); • vitaliteit intra-uteriene, jonge zwangerschap; • uitsluiten/bevestigen meerlingzwangerschap; • liggingsbepaling; • placenta localisatie; • spiraalcontrole. Duur: 7 dagdelen van 13.00-17.00 uur, plus 15 weken (1 dag per week stage) Prijs: € 1.395.-, inclusief boek en praktische stage Data: 9, 16, 23 en 30 september, 7, 14 en 21 oktober 2005 Aanmelding Uitsluitend schriftelijk voor 13 juni 2005 via het aanmeldingsformulier, u kunt dit formulier downloaden via www.Opleidingscentrum. UMCUtrecht.nl of aanvragen bij de
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
opleidingsadministratie van het Opleidingscentrum UMC Utrecht, 030-252 82 11. Bij deze aanmelding moet een kopie van het getuigschrift van verloskundige en nummer BIGregistratie worden meegestuurd. Als u zich voor het eerst voor deze cursus inschrijft, moet u er rekening mee houden dat u dit jaar niet wordt geplaatst. Het aantal deelnemers is maximaal 55. Bij voorinschrijving (alleen open voor kandidaten die zich twee of meer keren hebben ingeschreven, en niet zijn geplaatst), is dit aantal overtekend. Indien er minder kandidaten uit de voorinschrijving overblijven dan het maximale aantal deelnemers van 55, wordt er onder de overige inschrijvingen geloot voor de resterende plaatsen. Iedereen die wordt geplaatst krijgt vóór 22 juni bericht. Geplaatste kandidaten ontvangen ook een machtigingsformulier voor het betalen van het cursusgeld. ■
17-05-2005
14:42
Pagina 47
EFFECTIEF ZAKEN DOEN
ONDERWIJS
IN DE EERSTELIJNS VERLOSKUNDIGE ZORG Meer marktwerking De trend naar meer marktwerking en concurrentie in de gezondheidszorg zet door. De overheid zet hier op in om de kosten in de zorg beter te kunnen beheersen. Meer marktwerking betekent dat er meer moet worden onderhandeld. Zorgverzekeraars hebben hun antwoord klaar in de vorm van fusies en schaalvergroting. De samenwerking tussen zorgaanbieders onderling is aan regels gebonden en de rol die de beroepsorganisaties daarin kunnen spelen ook. Hoe kun je als verloskundige omgaan met deze veranderingen en hoe kun je onderhandelen met de zorgverzekeraar over het tarief en overige voorwaarden waaronder de zorg verleend moet worden ? Wat komt er allemaal bij kijken als men aan tafel zit met vertegenwoordigers van de zorgverzekeraar? Training KNOV De KNOV biedt een training aan om verloskundigen handvatten te geven om bewust en open te onderhandelen met de zorgverzekeraar. De training behandelt de economische en juridische grondbeginselen die direct van belang zijn voor verloskundigen: goed geïnformeerd zijn is een voorwaarde voor goed kunnen onderhandelen. Daarnaast geeft de training inzicht in het onderhandelproces en worden concrete onderhandelingssituaties beoefend. De training is interactief van aard en afwisselend komen theorie en oefeningen aan bod.
Doel Doel van de training is inzicht geven in effectief onderhandelen, zodat een optimaal resultaat samen gaat met behoud van de onderlinge samenwerking. Aan het eind van de training heeft de verloskundige: • Kennis van en inzicht in het nieuwe zorgstelsel, de hoofdlijnen van de Mededingingswet en de Wet Tarieven Gezondheidszorg. • Inzicht in de opbouw van het verloskundige tarief en de totstandkoming van het tarief. • Inzicht in de achtergronden van het KNOV adviescontract en de wijze waarop het kan worden gebruikt. • Inzicht in de voor- en nadelen van de verschillende onderhandelingsstijlen, • Inzicht in alle aspecten van effectief onderhandelen, zoals: - het belang van scheiden van relatie en inhoud; - het verschil tussen belang en standpunt; - de meerwaarde van het voeren van onderhandelingen op basis van belangen; - het zoeken naar meerdere oplossingen, een win-win situatie creëren. • Inzicht in het belang van het voorbereiden van een onderhandeling. • Geoefend in het voeren van onderhandelingsgesprekken met de zorgverzekeraar. De training wordt gegeven door Erna Ponds en Sander van Mourik
Training
200495 - TvV mei
Organisatie Duur training: 1 dag van 10.00-17.00 uur Aantal deelnemers: maximaal 12, minimaal 8 Kosten: € 160,00 p.p. inclusief lunch Data: dinsdag 27 september, donderdag 27 oktober, woensdag 23 november. Plaats: KNOV, Rembrandtlaan 46 te Bilthoven. Aanmelding: Via het aanmeldingsformulier op de KNOV ledensite. Annulering: Bij verhindering dient u zich vroegtijdig af te melden. Uitsluitend bij schriftelijke annulering tot 10 dagen voor aanvang van de cursus vindt restitutie van het cursusgeld plaats. Voor meer informatie over de training kunt u contact opnemen met Carolien Kijzer. Maatwerk De training is ontwikkeld voor verloskundigen werkzaam in de eerste lijn. Het is ook mogelijk om een training op maat in uw regio te organiseren. Een kring, een maatschap of een delegatie verloskundigen die deelneemt aan een commissie van overleg kunnen ook hiervoor contact opnemen met Carolien Kijzer. ■
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
47
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:42
Pagina 48
De Verloskundige Stadspraktijk is een nieuwe, dynamische eerstelijns verloskundepraktijk aan de rand van het terrein van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Naast het instandhouden van de thuisbevalling, wordt aandacht besteed aan onderwijs en onderzoek en aan de samenwerking met andere disciplines. Voor onze praktijk zijn wij op zoek naar een
Verloskundige (70–100%) Wat bieden wij? Je komt in dienst van de Stichting Verloskundige Stadspraktijk. Het betreft een werkplek in een organisatie die volop in beweging is. Zo hebben we in de praktijk verloskundigen-echoscopisten die de eerste-termijnecho’s verrichten en zijn we bezig met de opzet van een borstvoedingspreekuur. Wij hechten veel waarde aan de ontwikkeling van onze verloskundigen. Wij werken voor een gemêleerde stadspopulatie, waarvan 50% thuis bevalt. De verloskundigen worden ondersteund door twee assistenten. Een prettige onderlinge samenwerking vinden we erg belangrijk. In de Stadspraktijk worden 24-uursdiensten gedraaid. De arbeidsvoorwaarden zijn conform de CAO-AZ en de functie is ingeschaald in schaal 10 (max. € 3.506 bruto, excl. onregelmatigheids- en bereikbaarheidstoeslag) op basis van een 36-urige werkweek. Sollicitatie Je schriftelijke sollicitatie kun je tot 7 juni 2005 zenden aan de Verloskundige Stadspraktijk, t.a.v. Ine Berkelmans, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen, onder vermelding van DBS5110. Voor meer informatie over de Verloskundige Stadspraktijk kunt u contact opnemen met Ine Berkelmans, coördinator, (050) 361 05 02. De sollicitatiegesprekken vinden plaats in juni.
ZICHT OP RISICO’S GESPECIALISEERD FINANCIEEL ADVIES VOOR VERLOSKUNDIGEN
Samenwerking met de nadruk op vertrouwen -
praktijkverzekeringen; maatschapcontracten; praktijkfinanciering; beoordelen van Goodwillsommen; opstartadvies ondernemerschap; financiële planning; privé verzekeringen; pensioenen; hypotheken.
Wij helpen u bij het maken van de juiste keuzes W.B.D. Lippmann Groep b.v. Generaal v.d. Heydenlaan 2 Postbus 434 7300 AK Apeldoorn tel: (055) 521 95 54 fax: (055) 521 55 99
E-mail
[email protected] Telefonisch Jan Haaijer: (06) 22 71 07 19 Mark van Herk: (06) 22 52 89 43
17-05-2005
14:42
Pagina 49
KWALITEIT
KWALITEITSREGISTER VERLOSKUNDE In december 2005 verscheen een eerste artikel in dit tijdschrift[1] over de stand van zaken rond de invoering van het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde per 2006. In dit artikel willen we de nadruk leggen op de brede betrokkenheid van de verloskundige beroepsgroep bij de totstandkoming van het register. Ook wil het artikel laten zien wat in de komende jaren de vloed kan zijn van het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde voor de individuele beroepsbeoefenaar.
Wil van Veen
In het vorige artikel werd gesteld dat bij herinschrijving in het BIG register vanaf 1 januari 2006, zo wordt verwacht, ook eisen zullen worden gesteld aan werkervaring. Het gaat dan om een kwantitatieve eis, uitgedrukt in uren. Het is een verantwoordelijkheid van de beroepsvereniging KNOV om aanvullende kwaliteitseisen te formuleren. Die eisen leiden tot de inrichting van een individueel kwaliteitsregister. In ieders belang Voor cliënten geldt dat een register duidelijkheid en zekerheid verschaft over de kwaliteit van de verloskundige zorg doordat een verloskundige aantoonbaar haar deskundigheid op peil heeft gehouden. Dit zal het gevoel van veiligheid en vertrouwen bevorderen. Een duidelijke klachtenregeling draagt daar ook aan bij en is tevens een must waar dit het Individueel Kwaliteitsregister betreft. Zorgverzekeraars blijken een sterke behoefte te hebben aan de introductie van een kwaliteitsregister. De rol van de zorgverzekeraar verschuift van ‘inkoper van volume’ naar ‘inkoper van kwaliteit van zorg’. De belangrijkste vraag, die telkens weer opduikt bij de ontwikkeling en modernisering van het zorgstelsel, is hoe de
zorgverzekeraar in staat is of kan worden gesteld om die inkoop van kwaliteit te realiseren? De KNOV vindt het belangrijk om bij de beantwoording van die vraag het initiatief te nemen. Met een kwaliteitsregister kunnen verloskundigen duidelijk maken dat zij staan voor professionaliteit en kwaliteit van zorg. De introductie van een kwaliteitsregister bevordert het imago van de beroepsgroep. Aan de buitenwereld wordt getoond dat de beroepsgroep actief werkt aan het bewaken en bevorderen van kwaliteit. Voor verloskundigen zélf geldt dat een kwaliteitsregister bespreekbaar maakt en duidelijkheid verschaft over wat er wordt verwacht van een verloskundige met betrekking tot het bijhouden van het vak. Voor registratie in het Kwaliteitsregister Verloskunde is het lidmaatschap van de KNOV niet vereist. Projectorganisatie en planning Gerrit-Jan Jansen, Yvette Estourgie en Maudy Dettingmeijer vormen gedrieën de projectgroep. De taak van de projectgroep is het doen van onderzoek, het vergaren van informatie en het vormgeven van het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde (research en design). Die vormgeving krijgt gestalte in een reeks producten die worden voorgelegd aan discussiegroepen van eerste- en tweedelijns verlos-
Gerrit-Jan Jansen en Yvette Estourgie zijn consultant bij Deloitte. Hij is bedrijfskundige en maakt deel uit van de groep kwaliteit en procesverbetering en is sterk gericht op kwaliteitsmanagement; zij houdt zich als psycholoog vooral bezig met verandertrajecten in de publieke sector en bemoeit zich dan met de communicatie binnen en buiten het traject. Samen ondersteunen zij de KNOV bij het opstellen van het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde.[2, 3] Maudy Dettingmeijer is andragoog en intern projectleider Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde en beleidsmedewerker bij- en nascholing van de KNOV.
kundigen. Gehoord hebbende deze discussiegroepen wordt het product zo nodig aangepast en voorgelegd aan de Klankbordgroep. De Klankbordgroep bestaat uit deelnemers van buiten de verloskundige organisatie waaronder vertegenwoordigers uit de eerste- en tweedelijn, uit de opleidingen, andere beroepsverenigingen enzovoort. Tenslotte, als alle commentaar is verwerkt, wordt het pakket aan producten ter vaststelling voorgelegd aan de directie van de KNOV en vervolgens aan het bestuur. Het bestuur van de KNOV besluit uiteindelijk de regeling van het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde voor te leggen aan de leden. Het voorstel van uitgangspunten en de doelstelling van het Kwaliteitsregister Verloskunde staat op de agenda van de Algemene Ledenvergadering van juni a.s. Implementatie van het Individueel Kwaliteitsregister
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
Individueel kwaliteitsregister in 2006, deel II
200495 - TvV mei
49
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:42
Pagina 50
KWALITEIT
Verloskunde is dan voorzien per 1 januari 2006. Geen wiel uitvinden Maudy stelt dat de KNOV niet het wiel hoeft uit te vinden. “De ontwikkeling van het Individueel Kwaliteitsregister steunt op externe bronnen. We zijn te rade gegaan bij andere kwaliteitsregisters en dan meer specifiek bij kwaliteitregisters van andere beroepsgroepen in de zorg. Zo kregen we een vrij compleet beeld wat elders wordt geëist en konden we een vertaalslag worden gemaakt naar de eigen situatie. Een andere belangrijke bijdrage werd geleverd door mevrouw Mieke Aitink die in het kader van haar Masteropleiding het nascholingsgedrag van verloskundigen in kaart bracht[4]. Daarmee kwam een helder zicht op het professionaliseringsgedrag van de beroepsgroep. Door vergelijking met andere beroepsgroepen kunnen hier normen uit worden geformuleerd die als toekomstige criteria kunnen dienen. Het aardige is dat die criteria niet sterk afwijken bij wat er nu al, gemiddeld genomen,
50
gebeurt. Ook de Monitor Verloskundige Zorgverlening van NIVEL[5] bevestigt het beeld. In principe voor iedereen Alle verloskundige beroepsbeoefenaren, ongeacht of de eerste of tweedelijns hun werkgebied is, horen straks in het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde te worden opgenomen. De meetpunten waaraan zij voor registratie moeten voldoen, kunnen echter niet gelijk zijn. Er zijn nu eenmaal tal van verschillen benoembaar. Yvette Estourgie draagt wat voorbeelden van verschillen tussen de eerste en de tweede lijn aan. “Een voorbeeld van zo’n verschil waarover de Klankbordgroep zich buigt, is bijvoorbeeld de vraag naar de inhoudelijke eisen die gesteld moeten gaan worden aan verloskundigen, bijvoorbeeld op het gebied van spoedeisende handelingen. Zijn handelingen relevant voor de eerstelijns verloskundigen, zijn ze het dan ook voor de verloskundigen in de tweedelijn? Hiermee wordt geraakt aan de
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
doelstelling van het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde, namelijk dat het toegankelijk moet zijn voor eerste- en tweedelijns verloskundigen. Het register moet voor beide groepen een duidelijke meerwaarde krijgen.” “Deelname aan intercollegiale toetsing of ITV is ook zo’n onderwerp waarbij verschillen tussen eersteen tweedelijn moeten worden omschreven. Geconstateerd is dat de tweedelijns verloskundigen minder frequent deelnemen aan ITV. Vaak, omdat de besproken problematiek expliciet eerstelijns is. Dat wil niet zeggen dat er in de tweedelijn minder intercollegiale toetsingsmomenten zouden zijn. Het idee is dat die toetsingsmomenten zich in een andere overlegsituaties bevinden. Door opname van die alternatieve mogelijkheden in het register kan een dergelijke toetsing ook gehonoreerd worden”. Eigen verantwoordelijkheid “Een ander belangrijk uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid bij
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:42
Pagina 51
KWALITEIT
de verloskundige zelf ligt. Het is in haar eigen belang om zich te ontwikkelen, niet alleen om ontwikkelingen te kunnen blijven volgen, maar ook om de eigen beroepsinhoud en vakbekwaamheid te verbreden en te verdiepen” zegt Gert-Jan die het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde dan ook graag ziet als een toetssteen. De lat niet te hoog Het begrip ‘toekomstige criteria’ viel. Hoe wordt dat bedoeld? “Centraal staat de ontwikkeling van de hele beroepsgroep. Dat betekent dat de lat eerst laag zal worden gelegd en dan geleidelijk aan in de tijd telkens wordt verhoogd. Zo ontwikkelen we ons samen. Draai je het proces om en leg je de lat hoog, dan is maar een beperkt deel van de beroepsgroep in staat aan die norm te voldoen en diskwalificeer je daarmee de groep als geheel. En dat is niet de bedoeling. Dit is een duidelijke strategie, denk ik”, aldus Gert-Jan. Maudy vult aan: “Het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde is
V.l.n.r.: Gert-Jan Jansen, Maudy Dettingmeijer en Yvette Estourgie.
dus niet bedoeld om een soort verloskundige elite te creëren die aan de hoogste standaard voldoet. Vandaar ook de slagzin ‘wie stopt met beter worden, houdt op met goed zijn. Het gaat ons dus om constante ontwikkeling.” Doe je dan met een dergelijke ontwikkeling de snel evoluerende bovenlaag niet te kort? “Verloskundigen die nu slechts een minimale inspanningsverplichting ten aanzien van hun eigen ontwikkeling plegen, maken een redelijke kans straks niet in het register opgenomen te worden. De eerste keer natuurlijk wel, want dan zijn de eigen verklaringen de toegangspoort. Bij herregistratie wordt dat al anders”, aldus Maudy. Gert-Jan komt met cijfers: “Grosso-modo is er een 20-60-20-verdeling te maken. Twintig procent doet het verbazend goed, zestig procent vormt de feitelijke beroepsgroep en tien, twintig procent vormt de ondergrens. Het register richt zich op de eerste tachtig procent. Bij herregistratie is het dus alleszins denkbaar dat een deel van het huidige bestand aan verloskundigen de toets niet haalt.”
Proefondervindelijk Zoals bekend zal het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde bij de opening toegankelijk zijn voor alle BIG-geregisteerde verloskundigen. De maximale termijn van registratie bedraagt vijf jaar. In die periode dient herregistratie plaats te vinden. In de periode tot feitelijke herregistratie zal de mogelijkheid geboden worden om deel te nemen aan proef-herregistratie. Hierin schuilt een leereffect voor alle partijen. Verloskundigen kunnen ervaren hoe toetsingsinstrumenten worden gehanteerd, toetsers kunnen ervaren hoe hun instrumentarium functioneert in de praktijk en zelfs moet het mogelijk zijn om in die periode de beroepsprocedures te testen op hun degelijkheid. Feitelijk wordt hiermee de totale validiteit van het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde getoetst. Verloskundigen die in die periode de toets doorstaan zijn vervolgens voor vijf jaar opnieuw geregistreerd en werken vanaf dat moment aan hun ontwikkeling naar de volgende registratieperiode.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
51
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:42
Pagina 52
KWALITEIT
Niet vrijblijvend Er zijn op termijn twee ondergrenzen zichtbaar. De eerste wordt bepaald door de Algemene Ledenvergadering van de KNOV die stelt dat de beroepsgroep aan zekere eisen moet voldoen die in aanvulling zijn op de BIG-registratie en anderzijds streven de zorgverzekeraars naar het inkopen van zorg op basis van bepaalde kwaliteitsnormen. Het kan in de toekomst voorkomen dat een zorgverzekeraar geen zorg zal inkopen bij verloskundigen die niet zijn opgenomen in het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde. Dat maakt dat het register geen vrijblijvende zaak is.
In de laatste Ledenvergadering in november 2004 werden door leden bij de eerste presentatie van het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde wat kritische vragen gesteld, maar was de algemene tendens die van instemming over het ingeslagen pad van ontwikkeling. Het was voor de leden van de projectgroep helder dat zij verder konden op de ingeslagen weg en dat de beroepsgroep, vertegenwoordigd in de Algemene Ledenvergadering, zich bewust is van het nut en de noodzaak van het Individueel Kwaliteitsregister Verloskunde. ■
Bronnen [1] Individueel Kwaliteitsregister in 2006. Wil van Veen en Maudy Dettingmeijer. Tijdschrift voor Verloskundigen 2005; 11:43-46. [2]Uitkomsten fase 1: Onderzoek naar mogelijkheden van het individueel kwaliteitsregister KNOV; 30 juni 2004; S. Korthorst, M. Dettingmeijer [3]. Uitkomsten fase 2: Voorstel voor procedure en eisen t.b.v. het kwaliteitsregister verloskundigen KNOV; 18 november 2004; M. Dettingmeijer, G-J.Jansen; Y. Estourgie. [4] Bij- en nascholing. Noodzaak voor continue professionele ontwikkeling van verloskundigen. Kennis, kunde, attitude. Mieke Aitink. Borne, december 2004. [5]. Overzicht tijdsbesteding verloskundigen volgens NIVEL, Monitor verloskundige zorgverlening, rapportage derde meting, najaar 2003.
Verloskundigen Maatschap Tiel
In verband met het zwangerschapsverlof van Ellis, zijn wij op zoek naar Wij zoeken i.v.m. zwangerschapsverlof full-time waarneming vanaf begin oktober 2005 tot tenminste half februari 2006. Onze praktijk: • werkgebied Amsterdam Nieuw-West en Badhoevedorp • 480 volledige zorggevallen per jaar • we werken met 5 vroedvrouwen • full-time is bij ons 7 diensten en 5 spreekuur dagen per 4 weken • 30% allochtoon en 70% autochtoon • geautomatiseerd met Orfeus • praktijk assistente • veel thuisbevallingen • goede achterwacht regeling • prettige samenwerking met de tweede lijn Heb je interesse? Bel ons dan.
52
Dienst telefoon
06-53169871
Judit Keulen José Manshanden Sandra Hoetmer Charlotte van de Meerendonk
020-4702142 020-4712030 020-4898764 020-3881294
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
WAARNEMING Voor de maanden juni, juli, augustus en september 2005. Hoe ziet onze praktijk er uit: • Ongeveer 330 zorgeenheden per jaar • Geautimatiseerd met MicroNatal II • Ons verzorgingsgebied is de stad Tiel en de omliggende dorpen • 2 spreekuurlokaties met elk Aloka echo apparatuur (echo’s maken is geen must maar wel handig) • Gemiddeld 3 dagen per week werken Hopelijk hebben we je interesse gewekt en ontmoeten we elkaar binnenkort! Meno Tomatala Cornel Kirpestein Ellis Praamstra Irene Plancius Praktijkadres:
0344 - 627257 06 - 51914913 Mozartstraat 54, 4003 LD Tiel
17-05-2005
14:42
Pagina 53
PARTNERS
INTERNATIONAAL
IN DE VERLOSKUNDIGE ZORG IN
NIEUW ZEELAND De verloskundige en de vrouw zijn partners, die samen de verantwoordelijkheid hebben voor een goede uitkomst van de zwangerschap. Dat vormt de kern van het nieuwe verloskundige systeem in Nieuw Zeeland dat ‘partnership’ of partnerschap heet. Het is door lobbyen van cliënten tot stand gekomen. Nieuw onderzoek laat zien dat niet zo zeer de gelijkwaardigheid in macht, maar het samen streven naar een gemeenschappelijk doel de echte kracht vormt in dit partnerschap.
Franka Cadee
Er is in Nieuw Zeeland onderzoek[1] gedaan en veel discussie geweest in verloskundige kringen en de samenleving in zijn geheel over wat de essentie is van het partnerschap. Er overheersen twee meningen. Sommige onderzoekers, afkomstig uit de wereld van business en management, beweren dat gelijkwaardigheid fundamenteel is in een partnerschap. Anderen zeggen dat gelijkwaardigheid in partnerschap niet centraal kan staan omdat dit de verschillen in expertise en individuele perspectieven niet erkent. Is gelijkwaardigheid van de macht van de vrouw en de verloskundige essentieel voor deze relatie? Uit eerder onderzoek bleek dit van belang. Nieuw onderzoek[2] laat echter zien dat de verloskundige noch de vrouw nadruk leggen op het belang van gelijkwaardigheid van macht in het maken van hun beslissingen. Desondanks hebben beiden het gevoel dat hun partnerschap een succes is Geschiedenis Het begrip ‘partnership’ is een basisbegrip in het Midwives Handbook for practise.[3] In hun partnerschap delen de vrouw en de verloskundige wederzijds vertrouwen, controle, verantwoordelijkheid en onderling begrip. De inbreng van de verloskundige is: haar intuïtie, weten-
schappelijke kennis, kunde en ervaring en die van de vrouw: haar intuïtie, vertrouwen, lichamelijke kracht, en de gedeelde verantwoordelijkheid voor de genomen beslissingen. De relatie tussen de verloskundige en de vrouw kan gezien worden als een aan een tijdslimiet gebonden vriendschap, ook wel genoemd een ‘professionele vriendschap’.[4] Het grote bezwaar tegen het partnerschap model van zorg is, dat de gelijkwaardigheid in ‘macht’[5] tussen de vrouw en de verloskundige niet impliciet is. De ongelijkwaardigheid in kennis tussen de vrouw en de verloskundige kan effect hebben op hun relatie.[6] De relatie tussen de vrouw en de verloskundige wordt als bijzonder gezien omdat in tegenstelling tot verpleegkundigen en artsen, de verloskundige samen met de vrouw is gedurende een normale fysiologische gebeurtenis. Toch is het dan juist belangrijk voor de verloskundige om de ongelijkwaardigheid in kennis en ervaring te erkennen om de dynamiek van de relatie te kunnen begrijpen.[7] Gebleken is, dat de verloskundige soms moeite heeft om informatie te geven zonder op een subtiele manier haar eigen normen en waarden door te laten schemeren. Het is van belang dat de verloskundige bewust is van haar gezag, de macht van haar disciplinaire vakkennis.[8] Deze machtsvorm
Het begrip ‘macht’ wordt bij partnerschap een belangrijke rol toegedicht. De Engelse tekst spreekt van ‘power’, wat meer is dan het Nederlandse woord macht. Power is kracht zowel als macht, gezag, vermogen, energie en sterkte. In dit artikel worden de meerdere betekenissen van het woord ‘power’ door elkaar gebruikt, zodat het meer aansluit bij het Nederlandse gevoel.
Partnerschap
200495 - TvV mei
wordt ook wel disciplinaire macht genoemd[9]. Disciplinaire macht wordt gedefinieerd als ‘normaal gesproken niet aantoonbaar’ tot dat men tegen weerstand aan loopt. Een praktisch voorbeeld van disciplinaire macht zou zijn dat een vrouw en de verloskundige een gelijkwaardige relatie hebben tot aan het punt dat de vrouw graag een andere positie wil aannemen gedurende de uitdrijving, zeg op een baarkruk, maar de verloskundige wil dit niet De verloskundige laat dit ook blijken, er is weinig discussie mogelijk, de vrouw bevalt op bed. In dit geval gebruikte de verloskundige haar disciplinaire macht, die pas tot uiting kwam op het moment dat er door de vrouw een andere keuze zou worden genomen dan die van de verloskundige. In het partnerschap model wordt verondersteld dat ‘informed consent’ (het geven van toestemming na dat voldoende informatie is gegeven) altijd mogelijk is, dat disciplinaire macht geen rol speelt, en dat alle Franka Cadee is eerstelijns verloskundige, penningmeester van ICM en redactielid van dit tijdschrift
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
53
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:43
Pagina 54
INTERNATIONAAL
vrouwen altijd partner willen zijn met de verloskundige. Het partnerschap kan gezien worden als het ideale model om na te streven.[10] In een klein onderzoek (n=10) naar de stelling van Guilliland en Pairman[11] dat binnen een partnerschap beiden partners gelijkwaardig zijn, bleek dat de vrouw en de verloskundige zich niet bezig hielden met ieders gelijkwaardigheid. In plaats daarvan vroeg de vrouw om een relatie waarin de verloskundige haar steunde, instructies gaf en beslissingen voor haar nam.[12] Nieuw onderzoek Na alle vergelijking leek het gepast om te onderzoeken of gelijkwaardigheid in ‘macht’ essentieel is in een verloskundig partnerschap. Zou dit niet het geval zijn dan zou in een alternatief model worden aangegeven hoe deze macht het best verdeeld kan worden tussen de vrouw en de verloskundige.[13] Opzet Het onderzoek werd uitgevoerd in twee ziekenhuizen en in de thuissituatie in Aukland, de grootste 54
stad in Nieuw Zeeland. Het onderzoek heeft een dwarsdoorsnede opzet. Er werd gebruik gemaakt van interviews, questionnaires en opnames op dictafoon , waarop de verloskundige waren geïnstrueerd om hard op te denken. De onderzoeksgroep bestond uit 41 verloskundige en 37 vrouwen (allen nullipara), deze werd in twee groepen gedeeld. In groep I (11 verloskundige en vrouwen) werd gebruik gemaakt van een dictafoon waarop de verloskundige op haar gedachtegang liet horen gedurende het maken van beslissingen bij het baringsproces. De vrouwen kregen een postnatale questionnaire en een interview binnen een week van de bevalling. In groep II (30 verloskundige en vrouwen) kregen beiden een questionnaire. De verloskundige kreeg daarbij nog een interview binnen 72 uur na de bevalling. De data werden geanalyseerd met gebruik van een methode waarin de manier van problemen oplossen bekeken werd.[14]
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
Bevindingen Het grootste gedeelte (n=11) van de verloskundige definieerden het partnerschap als: samen met de vrouw streven naar een gemeenschappelijk doel. Acht verloskundigen waren van mening dat partnerschap het delen is van informatie en het nemen van gezamenlijke beslissingen. Zes anderen vonden dat gelijkwaardigheid in het partnerschap niet haalbaar was in de praktijk. Twee hiervan vonden dat ze te veel invloed hadden over welke informatie gegeven werd aan de vrouw, en dat dit kon leiden tot misbruik binnen de relatie. “Ze krijgen alleen maar wat wij ze geven”. Op de vraag ‘geloof je dat je een partner was van de verloskundige, en wat houdt partnerschap voor jou in’ was het antwoord van de vrouwen dat zij dit als een relatie zagen (n=4), dat het teamwork was (n=3), samen beslissingen nemen (n=2), informatie delen (n=2). “het (partnerschap) betekent dat je samen communiceert. Je praat over alles dat er gebeurt”(mw. 112) “…. Ze helpt me en stelt me gerust en dat soort dingen” (mw. 107) Van de 41 verloskundigen vonden 31 dat zij hun idee van partnerschap hadden bereikt. Deze verloskundige vertelde: “We namen de beslissingen samen.... Als de vrouw iets anders wilde dan voelde zij zich vrij om dat te zeggen ‘kom laten wij dat eens proberen’. Het komt van twee kanten. Vrouwen hebben hun eigen stem, deze kunnen ze gebruiken.”(mw. 218) Tien verloskundigen vonden dat zij het partnerschap niet hadden bereikt.
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:43
Pagina 55
INTERNATIONAAL
“Nee er was geen partnerschap. Ten eerste komt zij op mijn terrein. Ik ben hier bekend mee, zij niet. Ik ben 25 jaar ouder. Ik heb kinderen gekregen, zij niet...Ik heb meer dan 10 jaar ervaring als verloskundige en neem deze ervaring mee terwijl zij niet eens wist dat de baby binnen de vliezen in vruchtwater zat. (mw. 213) “ Tot op zekere hoogte is een partnerschap mogelijk tussen twee mensen met verschillende verwachtingen en achtergronden. Ik ben een verloskundige met 20 jaar ervaring, zij krijgt haar eerst kind. Zij haalt haar informatie van haar familie, vrienden, boeken en het Internet”(mw. 222)
delijkheden. Op deze basis kunnen zij samen beslissingen maken. Als de verloskundige en de vrouw bewust zijn van hun verschillen in ervaring en kennis kunnen zij hier gebruik van maken. Hierdoor ontstaat kracht. Dit kan gunstig zijn voor een succesvol partnerschap en uitkomst van de bevalling. ■
Literatuur [1] (o.a. Guilliland K, Pairman S 1995) [2] (Freeman M.,Timperley H.,Adair V. 2002) [3] [New Zealand College of Midwives Inc.(1993)]. [4] [Pairman S. (2000)] [5] De Engelse tekst spreekt van ‘power’. Het woord kent meerdere betekenissen en geeft uitdrukking aan meerdere
[mw xxx] in de tekst staat voor de vrouw of verloskundige uit het onderzoek.
gevoelens: kracht, macht, gezag, vermogen, sterkte; energie, stroom, elektrisch (licht); bevoegdheid, volmacht (ook: full powers), mogendheid. [6] Skinner J .(1999)]. [7] Leap N. 2000 [8] Fleming V.(1998)] en [Harding D.(2000)]. [9] (Foucault) [10] .[Benn C.(1999)]. [11] Guilliland K. Pairman S (1995)]
Van de 37 vrouwen antwoorden 33 ‘ja’ op de vraag of ze een partnerschap hadden met de verloskundige gedurende de baring.
[12] [Guilliland K. Pairman S (1995)] [13] [Freeman M. Timperly H. Adair V. ( 2002)] [14] [Freeman M. Timperly H. Adair V. ( 2002)]
Opmerkelijk was dat bij de verloskundigen en de vrouwen het concept gelijkwaardigheid haast geen rol speelde in het bereiken van een partnerschap. In het maken van laag risico beslissingen zoals wel of niet eten en positie gedurende de baring namen 85% van de vrouwen de beslissingen. In het maken van hoog risico beslissingen zoals bij niet vorderen van de ontsluiting of uitdrijving nam de verloskundige meestal de beslissing (85%). Blijkbaar is het succes van een partnerschap niet afhankelijk van gelijkwaardigheid, maar van het samen streven naar het zelfde doel. Conclusie De macht in het partnerschap kan gedeeld worden, al is er geen gelijkwaardigheid tussen de vrouw en de verloskundige. De verloskundige en de vrouw kunnen ieder hun eigen grenzen aangeven in hun eigen en gedeelde verantwoorTIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
55
Column
200495 - TvV mei
17-05-2005
PRAKTIJK
14:43
Pagina 56
ZELF
Ik kan het bijna niet geloven, maar het is waar! Eindelijk ga ik zelf beleven wat het allemaal inhoudt. Eerlijk gezegd niet helemaal gepland, want de Mirena was er blijkbaar met de gedachten even niet bij, maar dit kindje moest blijkbaar komen. Ons superkindje; meneer Nyx is helemaal trots dat zijn zaadjes om het spiraal heen zijn gezwommen, alle hormonale barrières hebben getrotseerd en één van mijn eitjes hebben gekraakt. Kortom: ik ben zwanger! Na de aanvankelijke schrik neemt trots de overhand. We kunnen het maar mooi en volgens de echo gaat het goed. Superkindje groeit en trekt zich niets aan van het spiraaltje. Hij heeft het zelfs mee naar boven genomen, zodat de draadjes niet meer bereikbaar zijn en de Mirena als speelgoed voor hem in mijn baarmoeder moet blijven hangen. Er volgt een hoop herkenning. Aha, dus dít is bandenpijn! Het lijkt alsof er iemand op mijn banden zit te tokkelen als op de strakgespannen snaren van een akoestische gitaar. En dít zijn dus de gespannen borsten. Het is zó erg dat ik alleen op mijn rug kan slapen en meneer Nyx een voorlopig kijkverbod krijgt, want zelfs dat doet al pijn. Ik blijk zelfs al melk te kunnen produceren, een geheel zinloze speling der natuur. En er moet heel veel geregeld worden: kleertjes, zoogkompressen, waarneming, luiers, verzekering, buggy, namen, oppas... “Wat is er toch met jou aan de hand?” vraagt collega aan me. “Je zit helemaal te stralen.”
56
Ik ben er nog niet aan toe om het te vertellen – superkindje is nog maar zo klein -, maar stralen doe ik des te meer. Ik word een beetje misselijk van mezelf, met mijn blozende wangetjes. Zwangerschapstechnisch slaat de misselijkheid me gelukkig over. En ik word helemaal high van de hormonen, schaats als nooit tevoren. Lekker zo. Wel gaat het groeien van mijn buik angstwekkend snel. Daar maak ik me best zorgen over. Een cupmaat meer vind ik niet zo erg, maar dat na tien weken mijn strakke broeken érg strakke broeken worden, komt op het lijstje met minpunten. Op dat lijstje staan ook vergeetachtigheid, stemmingswisselingen en onvoorspelbaarheid van reacties.
Want als meneer Nyx heel lief vraagt of ik last heb van mijn hormonen krijgt hij de volle laag, meteen gevolgd door schuldtranen. Ja, dat HCG is een heftig goedje! Spreekuur krijgt ook een heel andere kleur. Cliënten worden plots zusters, verenigd in de bandenpijn en lekkende borsten. “Jij bent zwanger hè!” zegt een Turkse tegen me. En ik kan er niets aan doen, maar de glimlach op mijn gezicht is dan zó groot dat de tranen bijna in mijn ogen springen. Glunderend ziet de Turkse haar vermoeden bevestigd. Twee dagen later komt opeens de buikpijn. En het bloed. Heel veel bloed. Ik verlies ons superkindje van tien weken. Op de echo is niets meer te zien dan een leeg zakje. “De Mirena heeft waarschijnlijk tóch zijn werk gedaan”, zegt de gynaecoloog nuchter, “alleen een beetje laat…” Dag heel klein kindje. Ik heb toch erg van je genoten. ■ Nyx
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
TijdsV
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:44
Pagina 57
Misschien wel haar belangrijkste instrument. Zelfstandig ondernemers weten als geen ander hoe belangrijk bereikbaarheid is. Vandaar dat Zakelijk Abonnee Compleet ondernemers bij verlies, diefstal of defect binnen 4 uur een leentoestel bezorgt. Bovendien belt u altijd voor het zeer gunstige tarief van € 0,10 per minuut. Kijk op www.t-mobile.nl of bel 0800-8102.
Verloskundige Irene Hendriks is altijd bereikbaar met Zakelijk Abonnee Compleet.
TijdsVerlosk_C_210x297.indd 1
05-04-2005 12:50:36
Nieuwsblad
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:44
Pagina 58
BERICHTEN
Veilig slapen voor allochtone baby’s Turkse en Marokkaanse baby’s slapen te zacht. Hun moeders leggen hen letterlijk in de watten met dekbedjes, hoofdbeschermers, kussens en slappe matrassen. Ook leggen zij ze vaker op de zij te slapen dan Nederlandse moeders. Uit onderzoek blijkt dan ook dat bijna driekwart van de Turkse en Marokkaanse moeders de risicofactoren voor wiegendood niet kent. Stichting Consument en Veiligheid vindt het daarom hoog tijd om de voorlichting aan allochtone ouders over veilig slapen te intensiveren. In aanvulling op de meertalig folders heeft Consument en Veiligheid een voorlichtingspakket voor groepen gemaakt. Dit is vooral bedoeld voor Turkse en Marokkaanse ouders, maar ook geschikt voor andere allochtonen. In een bijeenkomst van anderhalf uur komt aan de orde waarom veilig slapen belangrijk is en hoe ouders de slaapplek veilig kunnen maken. Ter toetsing van de kennis spelen de ouders een Veilig Slapenspel en vullen zij een checklist in. Voor aanmelding en informatie:
[email protected] Foliumzuurbeleid ineffectief? De eerste aanbevelingen voor het gebruik van foliumzuur rond de conceptie dateren van 1992. Ondanks alle preventiemaatregelen en publiekscampagnes zou het aantal kinderen met neuralebuisdefecten (NBD) in Europa niet zijn afgenomen. Een internationaal team onder leiding van de Amerikaan Lorenzo Botto beveelt daarom toevoeging van foliumzuur in de voeding aan. Jaarlijks worden wereldwijd 300.000 baby’s met een open ruggetje of andere NBD’s geboren. Zo’n tachtig procent zou voorkomen kunnen worden door
58
foliumzuursuppletie. In landen als Canada, de Verenigde Staten, Chili en Zuid-Afrika wordt foliumzuur aan voedingsmiddelen toegevoegd en krijgt de bevolking voorlichting over de preventieve werking van foliumzuur. Volgens Botto is deze gecombineerde strategie effectief. Botto’s studie kent echter een aantal zwakheden. Registratie van NBD’s was tussen 1988 en 1998 niet consistent in alle onderzochte landen ( Noorwegen, Finland, Noord-Nederland, Engeland, Wales, Ierland, Israël, Frankrijk, Hongarije, Italië, Portugal), evenmin als het aantal abortus. In gebieden als Nederland en Ierland waar extensieve foliumzuurcampagnes zijn gehouden zouden volgens Botto naar de aard van de data en de kleine aantallen weinig zicht geven op een afname. Ten slotte zijn alleen Europese landen onderzocht, wat wereldwijde conclusies verhindert. Als laatste ontbreken cijfers over de implementatie van de aanbevelingen. De stelligheid waarmee Botto ea kunstmatige toevoeging aan de voeding als effectieve maatregel poneren, lijkt door alle lacunes misplaatst. (British Medical Journal) Syndroom van Down soms laat herkend Uit de registratie van Eurocat Noord-Nederland tussen 1981 en 2000 blijkt dat het Downsyndroom in een kleine tien procent van de gevallen pas laat wordt ontdekt. Bij 18% wordt het syndroom al voor de geboorte ontdekt, bij 70,8% op de dag van de geboorte, 8,7% komt na een maand aan het licht en 1,7% pas na een jaar. Bij thuisbevallingen is het percentage diagnoses binnen een maand lager dan bij bevallingen in het ziekenhuis, respectievelijk 81,3% en 96,4%. Kinderen met trisomie 21 zijn
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
gemakkelijker te detecteren dan kinderen met een mozaïekchromosomenpatroon, omdat bij de laatste groep de symptomen onduidelijker zijn. Eenderde van de kinderen met een mozaïek wordt direct na de geboorte gediagnosticeerd, eenderde na een maand en de overigen na een jaar. (Community Genetics, 2004;7:55-59) De toon maakt de muziek Het geven en ontvangen van de diagnose van het Syndroom van Down hoeft geen negatieve ervaring te zijn. Dit wijst een onderzoek uit onder 141 moeders die na de diagnose besloten hun zwangerschap met een kind met het Downsyndroom uit te dragen. Wat deze moeders het meest waarderen, is dat zij in staat gesteld worden tot hun eigen beslissingen te komen. Objectieve voorlichting van de zorgverlener is daarbij essentieel. Het prettigst vinden vrouwen het als informatie op een rustige manier wordt gebracht, zonder haast te maken met verdere onderzoeken of een beslissing te forceren over het al dan niet voortzetten van de zwangerschap. Een aantal suggesties van deze moeders: • resultaten van een tripletest moeten duidelijk gepresenteerd worden als een risicoschatting, niet als positief of negatief resultaat; • het DS en de impact van een definitieve diagnose dienen al voor de vlokkentest of amnionpunctie ter sprake te komen; • voor ouders is het prettig persoonlijk, met de partner erbij, informatie te ontvangen; • voorzichtig en neutraal taalgebruik; • accurate informatie; • aanvullende patiëntenfolders of informatie via internet kunnen verhelderend zijn;
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:44
Pagina 59
BERICHTEN
• contactadressen van andere ouders met DS kinderen of lokale groepen moeten voorhanden zijn (American Journal of Obstetrics and Gynecology 2005; 192: 670-677) JGZ en borstvoeding Borstgevoede baby’s groeien anders dan flesgevoede baby’s. Lang niet alle medewerkers van consultatiebureaus (CB) zijn van de verschillen op de hoogte. Toch zijn zij overtuigd van het nut van borstvoeding. Magda Boere-Boonekamp, arts aan de Universiteit Twente, trekt deze conclusie naar aanleiding van een onderzoek dat zij samen met collega’s deed onder ruim honderdzestig CB-artsen en even zoveel CBverpleegkundigen. Van de respondenten van het onderzoek was 98% vrouw en had 81% zelf ooit borstvoeding gegeven. Vrouwen die zelf langer dan drie maanden borstvoeding hadden gegeven, waren vaker ‘zeer positief’ over borstvoeding dan degenen die korter of geen borstvoeding hadden gegeven. Slechts 70% van de respondenten adviseert zes maanden volledige borstvoeding. Volgens de onderzoekers krijgen ouders te vaak het advies om bij te voeden of te stoppen met borstvoeding, doordat CB-medewerkers onvoldoende op de hoogte zijn van de groeiverschillen tussen fles- en borstgevoede kinderen. Dat borstvoeding de eerste maanden leidt tot snellere gewichtstoename, wist 60% van de ondervraagden. Dat de groeisnelheid afbuigt in maand drie en vier, wist 70%. Bijna de helft was niet op de hoogte van de minder snelle gewichtstoename bij borstvoeding. Dit kan worden geïnterpreteerd als afbuiging van de groeicurve. Een speciale groeicurve voor borstgevoede kinderen is in de maak bij de WHO. Het gaat echter nog enige jaren duren
voordat het onderzoek naar de gemiddelden wereldwijd is afgerond. (JGZ) EU stopt financiering embryonaal stamcelonderzoek De EU draait de geldkraan voor embryonaal stamcelonderzoek dicht. Voortaan zal dit type onderzoek uit nationale budgetten betaald moeten worden, aldus het besluit van het europarlement van april 2005. De onderzoeksgelden moeten naar alternatieve methoden gaan, vinden de europarlementariërs. Bijvoorbeeld naar onderzoek met somatische stamcellen of cellen uit het navelstrengbloed. Deze onderzoeken worden door alle EUlidstaten geaccepteerd. (Medisch Contact)
tot crimineel handelen ( British Medical Journal 2005;330:499) en huilen baby’s meer als zij blootgesteld worden aan tabaksrook (Acta Paediatrica 2005; 94:217-221) Of dat nog niet genoeg is, ontdekte een groep Spaanse onderzoekers bij rokende moeders chromosomale instabiliteit in de amniocyten van foetussen. Wat wellicht verband houdt met het ontstaan van jeugdkanker (Jama,2005; 293:1212-1221). ■ (Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 9 april,149 (15))
Zonder pardon Taiwanese autoriteiten maken korte metten met zwangere vrouwen die roken. In het kader van de ’Tobacco Hazard Act’ leggen zij aanstaande moeders die zich met een brandende sigaret durven vertonen een boete van 10.000 Taiwanese dollars op (=250 euro). Winkeliers die aan zwangere vrouwen sigaretten verkopen, gaan de boot in met 1000 euro boete. In Taiwan neemt het aantal jonge vrouwen dat rookt toe. Nu is dat - een voor ons heilige - vijf procent. Maar ook in Taiwan stoppen veel vrouwen niet met roken als zij zwanger worden. Dat roken ongezond is hoeft niet meer gezegd, maar onlangs kwam een nieuw rijtje belastende feiten aan het licht. Zo zouden IVF behandelingen minder succesvol zijn bij rokende vrouwen (Human Reproduction april 2005;20:991996), bestaat er een dosis-respons relatie tussen het aantal sigaretten dat de moeder rookt en de hoogte van het IQ van het kind, compleet met gedragsproblemen en neiging TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
59
Congres en Cursus
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:44
Pagina 60
BERICHTEN
3 juni 2005 Voorkomen: kans of disbalans Crowne Plaza is vandaag het toneel voor het symposium ‘Preventie in de verloskunde’ Met dit symposium wil het verloskundig Kenniscentrum Vroedvrouwenschool u op de hoogte brengen van de huidige stand van zaken en u de gelegenheid geven van gedachte te wisselen met vakgenoten en experts. Oude onderwerpen, zoals het verloop van de ontsluitingsfase in nieuw perspectief dank zij nieuwe onderzoeksresultaten. De concrete betekenis en vormgeving in de verloskundige praktijk van de preconceptionele zorg is een nieuw onderwerp dat de aandacht verdient. Toekomstige onderwerpen, zoals anticonceptionele zorg door verloskundigen en tal van andere onderwerpen zoals signalering van kindermishandeling krijgen de aandacht. Meer informatie: www.scem.nl;
[email protected]; www.scem.nl 0345-576642; www.vroedvrouwenschool.nl 3 juni 2005 Referatendag De studenten van de Verloskunde Academie Amsterdam verzorgen vandaag voordrachten over de afstudeeropdrachten die zij in het afgelopen jaar hebben verricht. Dit jaar zijn er, naast interessante literatuurstudies ook weer onderzoeken gedaan naar eerstelijns verloskundige onderwerpen. Meer informatie: Lenny van Nieuwenhuizen, 020 5124231;
[email protected] 9 juni 2005 Klachten van patiënten in de zorgsector KSG Gezondheidsrecht organiseert in samenwerking met de SOKG de cursus Klachten van patiënten/ cliënten in de zorgsector.
60
De cursus vindt op verschillende data voor verschillende beroepsgroepen plaats, en kan bovendien als in-company cursus worden gevolgd, bijvoorbeeld door een multidisciplinair team. Op 9 juni 2005 wordt de cursus speciaal voor verloskundigen georganiseerd. Het betreft een gecombineerde cursus; er komen zowel juridische aspecten van een klacht (de klacht- en tuchtprocedure) aan de orde als communicatieve onderwerpen. De cursus is erop gericht handvatten te bieden om een klacht te voorkomen, maar ook om effectief om te kunnen gaan met een (ingediende) klacht. De cursus is geaccrediteerd door de KNOV. Meer informatie: www.sokg.nl. Voor de cursus op locatie kan een offerte bij KSG Gezondheidsrecht of de SOKG worden aangevraagd via de website. 9 en 16 juni 2005 Interculturele aspecten van de zorg Wat vraagt en verwacht een multiculturele cliëntenpopulatie van de zorg en hoe kan de zorg beter aansluiten op deze populatie? Deze module is onderdeel van het modulentraject Beleid en Management voor verloskundigen en paramedici. Meer informatie: NSPOH Amsterdam; www.nspoh.nl; 020 5664949;
[email protected]. 16 juni 2005 Invloedrijk Communiceren Deze cursusdag wordt gehouden in Breda. De kosten bedragen € 160,-. U kunt zich aanmelden tot 26 mei 2005 Meer informatie: KNOV, 030 2748836; www.knov.nl.
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
24-28 juli 2005 27th Congress of the International Confederation of Midwives in Brisbane, Australië History. Day One aims to celebrate the achievements and the legacy we have inherited from the past. Our convergent histories will tell us how we have come to be the way we are. Professionalisation. Day Two; the convergence or contradictions between the interests of midwifery as a profession and the needs of women and families should be explored to ensure we are indeed ‘with women'. Current Ways of Knowing. Day Three is a critical look at how well midwifery works for and with childbearing women will give us a starting point from which to plan a future. Future Pathways. Day Four we will look towards a future where midwifery is responsive, responsible, and adaptable to the contexts of womens' needs wherever these may be. 27 september, 27 oktober, 23 november. Effectief zaken doen in de eerstelijns verloskundige zorg De trend naar meer marktwerking en concurrentie in de gezondheidszorg zet door. De overheid zet hier op in om de kosten in de zorg beter te kunnen beheersen. Meer marktwerking betekent dat er meer moet worden onderhandeld. Zorgverzekeraars hebben hun antwoord klaar in de vorm van fusies en schaalvergroting. De samenwerking tussen zorgaanbieders onderling is aan regels gebonden en de rol die de beroepsorganisaties daarin kunnen spelen ook. Hoe kun je als verloskundige omgaan met deze veranderingen en hoe kun je onderhandelen met de
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:44
Pagina 61
BERICHTEN
zorgverzekeraar over het tarief en overige voorwaarden waaronder de zorg verleend moet worden? Wat komt er allemaal bij kijken als men aan tafel zit met vertegenwoordigers van de zorgverzekeraar? De KNOV biedt een training aan om verloskundigen handvatten te geven om bewust en open te onderhandelen met de zorgverzekeraar. De training behandelt de economische en juridische grondbeginselen die direct van belang zijn voor verloskundigen: goed geïnformeerd zijn is een voorwaarde voor goed kunnen onderhandelen. Daarnaast geeft de training inzicht in het onderhandelproces en worden concrete onderhandelingssituaties beoefend. De training is interactief van aard en afwisselend komen theorie en oefeningen aan bod. Meer informatie: zie elders in dit tijdschrift of Carolien Kijzer, KNOV Bilthoven; Aanmelden via aanmeldingsformulier op de KNOV ledensite; Kosten: € 160,00 p.p. inclusief lunch; Plaats: KNOV, Rembrandtlaan 46 te Bilthoven. 30 september 2005 Francine Gooris Prijs 2006 De selectiecommissie van de Francine Gooris Prijs verzoekt u kandidaten voor te dragen voor de Francine Gooris prijs 2006. De Francine Gooris prijs is ondergebracht in de Internationale Leerstoel Francine Gooris van de opleiding vroedkunde van de Arteveldehogeschool Gent, België. Het is een tweejaarlijkse geldprijs die voor 2006 vastgelegd is op 500 Euro. De prijs is bedoeld om vroedvrouwen of andere personen te honoreren die zich op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor de professionalisering van het beroep van vroedvrouw en dit in de volgende domeinen:
• opleiding • permanente vorming • profilering van het beroep • de praktijk • publicatie • wetenschappelijk onderzoek De uiterste inzenddatum is vastgelegd op vrijdag 30 september 2005, 24.00 uur. De voorzitter van de selectiecommissie moet in het bezit zijn van de aanmelding vóór zaterdag 1 oktober 2005. De beslissing van de selectiecommissie is niet vatbaar voor discussie. Kandidaten kunnen uitsluitend door derden worden voorgedragen via het daarvoor bestemd formulier. Het aanmeldingsformulier en de daarbij horende bepalingen zijn te bekomen op het secretariaat van de Francine Gooris prijs. Meer informatie: Arteveldehogeschool, Mieke Embo, Brusselsepoortstraat 93, 9000 Gent, België, tel. +3292659836, e-mail:
[email protected]; www.arteveldehs.be 14 oktober 2005 In Gesprek Toekomstige ouders komen in toenemende mate met vragen over prenatale diagnostiek. Deelnemers aan de 31e Noord Nederlandse Nascholingsdag leren hoe zij hiermee om kunnen gaan. Nieuwe ontwikkelingen worden belicht en ook ethische en juridische aspecten komen aan de orde. Tevens oefent de deelnemer in kleine groepjes gespreksvaardigheden bij emotioneel beladen onderwerpen. Meer informatie:
[email protected] of.
[email protected]; 050 3613558 www.wenckebachinstituut.nl; kosten: € 125,- p.p.
25 november 2005 'De OPZI wetenschapsdag' Het AMC organiseert een symposium rond de uitkomsten van het landelijke onderzoek naar opsporing en preventie van zwangerschapsimmunisatie (OPZI). Het symposium is bedoeld voor verloskundigen, gynacologen, hematologen, kinderartsen, huisartsen, klinisch chemici en overige geïnteresseerden. Meer informatie: AMC/Nicolaes Tulp Instituut, T 020 5668585, E
[email protected] 9 en 10 maart 2006 Caring for birth De Internationale Leerstoel Francine Gooris organiseert studiedagen op met als thema ‘Caring for birth’. De Francine Gooris prijs (zie 30 september 2005) wordt uitgereikt tijdens de studiedagen. Meer informatie: Arteveldehogeschool, Mieke Embo, Brusselsepoortstraat 93, 9000 Gent, België, tel. +3292659836, e-mail:
[email protected]; www.arteveldehs.be ■
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
61
Personalia
200495 - TvV mei
62
17-05-2005
14:44
Pagina 62
BERICHTEN
Geboren Hubert Jacob Louis, zoon van Monique van Heumen en Jules Lavalaye, Ijselstraat 36-2, 1078 CJ Amsterdam Floor, dochter van Lisette en Raymond Kuijken-Walk, Orgelmakersgracht 21, 1544 CZ Zaandijk Berend Christiaan, zoon van Anne-Marie en Erwin LeveringElzen, Van Limburg Stirumlaan 9, 3752 GN Bunschoten-Spakenburg Daniël Jonathan, zoon van Liesbeth en Peter Potters, Hoge Rijndijk 49, 2313 KG Leiden Jaap Hans, zoon van Chantal en Hans Quaink, Wethouder Potstraat 1, 7671 HK Vriezenveen Maarten Lasse Sebastiaan, zoon van Barbara Rademaker en Jan Kouwenberg, Preangerstraat 4, 2022 RT Haarlem Thijn Johan Hendrik, zoon van Judith Schrouff en Marc Wichers, Averbodestraat 54, 5921 ES Venlo Nora Willemijn, dochter van Wendy en Marc TheunissenRoosemalen, Marinapark 16, 1785 DA Den Helder Gwen, dochter van Anouk en Kenneth Timmers-Spruit, Beetslaan 226, 2281 TS Rijswijk Anna Grietje, dochter van Marjanna Veenstra en Jaap Leijenaar, F. van Heemstrasingel 4, 9101 AG Dokkum Jonathan Albertus Cornelis, zoon van Anne-Marie en Jan Verhoevenvan Grootel, Fleminglaan 30, 5644 DH Eindhoven Nina, dochter van Laila en Marco Visser, Weideweg 7, 3612 BX Tienhoven Teun, zoon van Mylène Wissenburg en Martin Bos, Suze Groeneweglanden 75, 7542 NR Enschede Tijmen Joost, zoon van Janneke de Zoete en Erik Roeten, Beiaardiershoeve 417, 7326 TD Apeldoorn
Gehuwd Marjolien Muller en Tjaard Broersma, Veldheimlaan 5, 3702 TA Zeist Overleden Mevrouw J. de Poot, Plevierstraat 48, 4901 AG Oosterhout – leeftijd 66 jaar Regio I Nieuw lid (m.i.v. 01-04-2005) Mevrouw C. Baas, Tuinbouwstraat 23a, 9717 JA Groningen – Asp Nieuw lid (m.i.v. 01-07-2005) Mevrouw I. Vermeulen, Helperwestsingel 14a, 9721 BD Groningen – Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-04-2005) Mevrouw J.M.A. van Gils, Julianastraat 11, 8019 AS Zwolle – VID-zhs Regio II Nieuw lid (m.i.v. 01-07-2005) Mevrouw A. Klein Gunnewiek, Leunkweg 6a, 7156 RX Beltrum - Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-04-2005) Mevrouw A. van der Laan, Rembrandtlaan 24, 3362 AH Sliedrecht – Asp Regio III Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2005) Mevrouw H. Waeles, Voskenslaan 28, 9000 Gent, België – VID-zhs Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2006) Mevrouw S. Beekhuijzen, Leidijk 109, 6681 TN Bemmel – VID-zhs Regio IV Nieuw lid (m.i.v. 01-04-2005) Mevrouw A. Javadi, Roermondstraat 8, 1324 MV Almere – VID-g Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2005) Mevrouw E.A.A. Kavelaars, Markstraat 2b, 3582 JL Utrecht – VV-m
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
Mevrouw E. van Os-Bulsink, Louise de Colignyplein 14, 3708 CR Zeist - BL Regio V Nieuw lid (m.i.v. 01-04-2005) Mevrouw M. Spigt, Doorzwin 4203 1788 NS Den Helder – Asp Regio VI Nieuw lid (m.i.v. 01-04-2005) Mevrouw L.C.C. Buijtels, Oosterpark 85-3, 1092 AW Amsterdam – Asp Nieuw lid (m.i.v. 01-07-2005) Mevrouw T. van Schaik, Stavangerweg 497, 1013 AX Amsterdam - Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2005) Mevrouw S.A. Demenint, C. Anthoniszstraat 40 3hg, 1071 VW Amsterdam – VID-zhs Regio VIII Nieuwe leden (m.i.v. 01-04-05) Mevrouw E. Continho, Paltroklaan 17, 3052 HG Rotterdam – Asp Mevrouw P. van der Veer, Sourystraat 30a, 3039 ST Rotterdam – Asp Nieuw lid (m.i.v. 01-07-2005) Mevrouw G.A. Israël, Polderdijk 69, 3299 LM Maasdam – Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2005) Mevrouw H. Ben Abdeslam, Werkhuizenstraat 9, 1800 Vilvoorde, België - BTL Regio X Nieuwe leden (m.i.v. 01-04-2005) Mevrouw V. Huseynova, Stevinstraat 3, 5621 GH Eindhoven - Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-05-2005) De heer F. van de Crommenacker, Ganseboom 43, 5662 VA Geldrop – VID-zhs Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2005) Mevrouw H. Habraken, Goudsbloemhof 5, 5482 PH Schijndel - BL Mevrouw N. Peeters,
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:44
Pagina 63
BERICHTEN
Werftsesteenweg 20/01, 2220 Heist op den Berg, België – BTL Mevrouw M. Verschuuren-Segers, Ericastraat 1, 4702 BL Roosendaal – VID-zhs Regio XI Nieuw lid (m.i.v. 01-07-2005) Mevrouw S. van den Berg, Heugemerstraat 106, 6229 AT Maastricht - Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2005) Mevrouw T. Caelers, Looimolenstraat 7, 6001 VM Weert - Asp Mevrouw R. Schweitzer, Lage Kanaaldijk 26c, 6212 AG Maastricht - Asp Art. 1 Leden, die bezwaar hebben tegen de toelating van een kandidaat (aspirant-)lid, moeten hun bezwaar met redenen omkleed schriftelijk binnen één maand na het verschijnen van het officiële verenigingsorgaan bij het Bestuur kenbaar maken. Afkortingen VID verloskundige in dienstverband VID-ep verloskundige in dienstverband in eigen praktijk VID-g verloskundige in dienstverband in gezondheidscentrum VID-zhs verloskundige in dienstverband in ziekenhuis VV vrijgevestigde verloskundige VV-m vrijgevestigde verloskundige in maatschap WN waarneemster Asp Aspirant lid BL buitengewoon lid BTL buitenlands lid SL senior lid EL erelid
MPHIL/PHD BEURS De School of Nursing & Midwivery, verbonden aan het Kings College te Londen stelt een volledige beurs beschikbaar voor onderzoeken, die bijdragen aan kennis over verpleegkunde en/of verloskunde en die aansluiten bij de onderzoeksprogramma’s die door de verschillende onderzoeksgroepen worden uitgevoerd. Om in aanmerking te komen voor deze beurs moet men als verloskundige of verpleegkundige geregistreerd staan en een masteropleiding in een relevante discipline hebben afgerond De beurs geldt voor drie jaar en bestaat uit het volledige schoolgeld en een jaarlijkse toelage van € 11.500. Daarnaast worden kosten voor het bijwonen van conferenties en verdere onkosten vergoed. U wordt in eerste instantie ingeschreven voor de graad Mphil en er
wordt van u verwacht dat u binnen het eerste jaar overgaat naar de graad PhD. Uw onderzoek moet zich richten op een van onderstaande onderwerpen: • Colonising futures: an ethnographic study of scientific innovation in pre-implantation genetic diagnosis - Dr Clare Williams • Maternity care case studies (industrialised or developing countries) of different forms of healthcare governance and the effects on organisational outcomes - Dr Susan Murray • An analysis of the emergence of midwife-led birth centres in England and the implications for the maternity workforce and for childbearing women - Prof Jane Sandall
Meer informatie kunt u vinden op de website: http://www.kcl.ac.uk/nursing/phd/index.html U kunt uw beursaanvraag zenden aan: Jane Sandall Professor of Midwifery and Women's Health Women & Family Health Research Group, Health and Social Care Research Division King's College, Waterloo Bridge Wing, 150 Stamford Street, London, SE1 9NH Tel: 020 7848 3605 Fax: 020 7848 3764 e-mail:
[email protected] http://www.kcl.ac.uk/nursing/research/women.html
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN • MEI 2005
63
200495 - TvV mei
17-05-2005
14:44
Pagina 64