200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 1
TIJDSCHRIFT VOOR
VERLOSKUNDIGEN F E B R UA R I 2 0 0 6
31E JAARGANG NUMMER 2
GEEN HERZIENING STANDPUNT OPSLAG STAMCELLEN
PROMOTIE IS VOORAL OOK TEAMWORK LOVIO CARMENTIS
U I T G A V E V A N D E KO N I N K L I J K E N E D E R L A N D S E O R G A N I S A T I E V A N V E R L O S K U N D I G E N
200503 - februari.pdf 1
17-02-2006 11:56:37
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 2
S i b b i n g & Wa t e l e r : financieel adviseurs voor verloskundigen
Sibbing & Wateler is een onafhankelijk financieel
• Praktijkvestigingen
adviesbureau, gespecialiseerd in de praktijkbegeleiding • Maatschapscontracten
van vrije medische beroepsbeoefenaren, waaronder verloskundigen. Wij bieden u een gevarieerd diensten-
• Praktijkfinancieringen
pakket voor al uw financiële zaken, nu en in de • Financiële planning
toekomst.
• Verzekeringen
• Pensioenen
• Hypotheken
&
S I B B I N G W AT E L E R C . S . Storkstraat 33 • 3905 KX Veenendaal • Postbus 915 • 3900 AX Veenendaal Telefoon: (0318) 544 044 • Fax: (0318) 543 843 • E-mail:
[email protected] • Internet: www.sibbing.nl
Zwart Mul Groep adviseurs medische praktijk
Accountancy op uw lijf geschreven Tel: 035 528 01 60 Fax: 035 528 01 61
Eemnesserweg 24 3741 GA BAARN www. zmgroep.nl
200503 - februari.pdf 2
17-02-2006 11:56:37
17-02-2006
11:13
Pagina 3
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN
Het Tijdschrift voor Verloskundigen wordt uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), opgericht op 22 september 1975. De vereniging is tot stand gekomen uit een fusie van de Bond van Nederlandse vroedvrouwen (opgericht 8 juni 1926) en de Nederlandse R.K. Vereniging van Vroedvrouwen (opgericht 8 juli 1921). De KNOV stelt zich ten doel de bevordering van de verloskundige zorg in zijn geheel in Nederland, de versterking van de positie die de verloskundige daarin inneemt, alsmede de belangenbehartiging van alle verloskundigen in Nederland. Een van de manieren om dit doel te bereiken, is het uitgeven van het Tijdschrift voor Verloskundigen. Het Tijdschrift voor Verloskundigen is in de eerste plaats een vakblad op het gebied van de verloskunde en verwante wetenschappen. Het beoogt verloskundigen op de hoogte te stellen van relevante feiten en ontwikkelingen. Daarnaast is het een forum voor discussie over de verloskunde en verwante disciplines. In het redactionele beleid wordt ernaar gestreefd een zo ruim mogelijke reeks aan onderwerpen te behandelen. In de tweede plaats is het Tijdschrift voor Verloskundigen een verenigingsorgaan en als zodanig een middel voor het hoofdbestuur van de KNOV om in contact te treden met de leden. In dit kader dient het Tijdschrift voor bestuur en leden als forum om van gedachten te wisselen.
FOTO
OMSLAG In de verloskundige praktijk van Veldhoven aan de Kapelstraat-Zuid van o.a. Hennie Wijnen (zie pag 25 e.v.) staat dit beeld ‘Moeder en kind’. Het is in opdracht van de verloskundige praktijk gemaakt door Ramaz Gojati. Het beeld is 40 cm hoog.
Colofon
200503 - februari
Redactie Elisabeth Beels (secretaresse) Franka Cadee, Truus Doeleman, Brigitte Tebbe, Wil van Veen (hoofd- en eindredactie), Kristel Zeeman Medewerkers februari 2006 Jeannette Broeders, Ton van de Coevering, Bionda Heeringa, Els Kiekens, Sannemarije Ridder, Sjaak Toet, Gerda Zeeman, Jolanda Zocchi Redactieadres Tijdschrift voor Verloskundigen Postbus 18 3720 AA Bilthoven E
[email protected] Abonnementen en personeelsannonces Personeelsannonces, adreswijzigingen en abonnementen opgeven aan het secretariaat van de KNOV, Jolanda Zocchi Postbus 18 3720 AA Bilthoven T 030 229 4299 F 030 229 4162 E
[email protected] Personeelsannonces KNOV, Elisabeth Beels
[email protected] Advertentie-exploitatie Ovimex bv, Frank Dijkman T 0570 674240 E
[email protected] Ontwerp en vormgeving Annemiek Voogd, Ovimex bv Druk Ovimex bv, Deventer Abonnementsprijzen Abonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV: € 114,- per jaar (11 nummers), buiten Nederland € 127,-. Voor studenten aan buitenlandse opleidingen: € 90,-. Los nummer € 15,-, aan te vragen bij de KNOV. Alle prijzen zijn incl. btw en verzendkosten. © 2006 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Rembrandtlaan 46 3723 BK Bilthoven T 030 229 4299 Voorzitter KNOV Sjaak Toet Foto omslag Henny van Nieuwpoort, Den Haag Foto’s binnenwerk Arno Massee, Rijnsaterwoude Henny van Nieuwpoort, Den Haag Hans Oostrum, Den Haag Oplage: 3450 ISSN 0378-1925
Inzenden kopij en advertenties De redactie nodigt de lezers uit om reacties, artikelen en opiniebijdragen in te zenden. Bij voorkeur speciaal voor het Tijdschrift voor Verloskundigen geschreven kopij, maar ook elders aangeboden of gepubliceerde bijdragen zijn welkom; onder vermelding van bladtitel, jaargang en nummer. Kopij aanleveren als platte tekst, dus zonder speciale bekopping, voetnoten, paginacijfers, tabs, tabellen en ontdaan van hyperlinks, in Word via e-mail:
[email protected]. Van tabellen of grafieken daarom alleen de onderzoeksgegevens aanleveren; deze worden door de
vormgever opgemaakt. Referenties in de tekst tussen vierkante haakjes (geen superscript). Beeld apart aanleveren, bij voorkeur digitaal en in hoge resolutie. Bij tekstwijziging pleegt de redactie overleg. Ingezonden brieven worden zo nodig bekort. De KNOV en de redactie zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van geplaatste reacties en opiniebijdragen. Het auteursrecht van artikelen berust bij de individuele auteur. Citeren met bronvermelding is toegestaan, mits binnen de wettelijke regels. Overname van (langere delen van) artikelen is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie en de auteur.
Personeelsadvertenties voor het volgende nummer kunnen worden ingezonden tot 8 maart 2006. Gelieve bij de plaatsingsopdracht het gewenste formaat en het factuuradres te vermelden. Voor commerciële advertenties: zie colofon. Het maartnummer verschijnt op 24 maart 2006.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 3
17-02-2006 11:56:37
3
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 4
Take Good Care is onder andere voor de regio Leiden op zoek naar enthousiaste en flexibele collega’s in de functie van:
Verloskundigen Wij bieden: • • • • •
prettige werksfeer aantrekkelijk salaris scholing, training en begeleiding diverse contractmogelijkheden lease auto
Ben je geïnteresseerd, bel dan om een afspraak te maken om de mogelijkheden te bespreken. Stuur of mail in elk geval van te voren je sollicitatiebrief met CV naar: Wybren van Haga, Herensingel 73, 2032 RT Haarlem, tel.: 023 - 751 16 00, e-mail naar
[email protected]
Take Good Care heeft een samenwerkingsovereenkomst met Stichting ZorgBalans
200503 - februari.pdf 4
17-02-2006 11:56:37
17-02-2006
11:13
Pagina 5
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN
■
Tijdschrift voor Verloskundigen Ontwikkeling centra prenatale screening op koers
7
Redactioneel Wil van Veen
■
KNOV
8 9
Websitenieuws voor leden Eigen beleid zelf onderbouwen Column van de voorzitter Sjaak Toet
11
Snelle start kwaliteitsregister Wil van Veen
■
Wetenschap De pathofysiologie van het brein bij (pre)eclampsie Gerda Zeeman
De toekomst in met de eerstelijns verloskundige zorg Jeannette Broeders
Geen herziening van het standpunt over de commerciële opslag van stamcellen Promotie is vooral ook teamwork Kristel Zeeman
Onderwijs Tweede cohort Masters Verloskunde afgestudeerd Verloskunde opleidingen zoeken toenadering tot wetenschap Ik begin nu waar ik vroeger ophield Wil van Veen
Later is allang begonnen Wil van Veen
Carmentis Sannemarije Ridder
■
Praktijk Professionals over hun advieservaringen over dragen Rachel Verweij
Kerst bij de Rhamsarangsinghetjes Nyx
Dat doet-ie anders nooit hoor! Bionda Heeringa
■
Forum
28 29 31 35 36 37 40 41 45 46 48
Geachte redactie Arjenne J. Hoeksema
Opgeleid in België: helemaal zo gek nog niet Groep O&G Bakerpraatjes
Gezocht: beademingsballonnen Aafke Bruinsma
■
15 19 23 25
Kristel Zeeman
■
Berichten
49 51 54 55
Nieuwblad Congres en Cursus In memoriam Aleid Veling-Beks Personalia
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 5
Inhoud
200503 - februari
17-02-2006 11:56:38
5
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 6
Ons ziekenhuis heeft een goede naam als aanbieder van kwaliteitszorg. Daar werken we hard aan. We gaan er nu eenmaal van uit dat goed altijd beter kan en zetten die mentaliteit om in realiteit. Door open te staan voor ideeën en kritiek die de kwaliteit van ons werk ten goede kunnen komen. Door ruimte te geven voor persoonlijke ontplooiing. Door de ontwikkelingen op ons werkgebied nauwlettend te volgen. Zo blijven we constant alert, in denken en doen. Een stimulerende omgeving dus. Ook voor de
verloskundige m/v (van 32-36 uur per week) die wij zoeken ter vervanging van een bijzonder verlof en een zwangerschapsverlof per medio april 2006 voor ons Verloskundig Centrum Waterland. De duur van de vervanging bedraagt ongeveer vijf maanden. Het Verloskundig Centrum Waterland omvat de eerstelijns verloskundige praktijk, de afdeling obstetrie/gynaecologie, de polikliniek obstetrie/gynaecologie en het geboortehotel. Als verloskundige bent u werkzaam in de eerste- en de tweedelijns verloskundige zorg. U bent inzetbaar voor eerstelijns-bevallingen, zowel hotel- als thuispartus, en tevens begeleidt u tweedelijnsbevallingen, onder eindverantwoordelijkheid van de gynaecoloog. U deelt graag uw kennis en ervaring met anderen en u vindt het ook leuk om van hen te leren. Collega’s aanspreken en zelf aangesproken worden vindt u vanzelfsprekend. Dat vraagt van u het diploma voor verloskundige en een BIG-registratie. Daar staat veel tegenover. Werken in een mooi ziekenhuis met een goede kwaliteitsreputatie. Het maximaal haalbaar bruto jaarsalaris bij een volledig dienstverband bedraagt € 49.426,–. Gunstige arbeidsvoorwaarden, waaronder een prima pensioenregeling (PGGM), een meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden en een regeling kinderopvang. Heeft u interesse? Bel dan voor meer informatie met mevrouw L. Dijkman-Geers, teamleider, telefoon (0299) 45 73 55. Of kijk op onze website www.waterlandziekenhuis.nl. Uw sollicitatie stuurt u vóór 15 maart a.s. per e-mail naar
[email protected] of naar het Waterlandziekenhuis, t.a.v. mevrouw C. Stadt, recruiter, Postbus 250, 1440 AG Purmerend.
Opleiding tot Klinisch Verloskundige in het Verloskundig Kenniscentrum Vroedvrouwenschool Maastricht in samenwerking met de Universiteit Maastricht, het Academisch Ziekenhuis Maastricht en het Atrium Medisch Centrum in Heerlen.
De Opleiding tot Klinisch Verloskundige kan gezien worden als een specialistische vervolgopleiding. De opleiding is een duaal traject. Het onderwijsconcept is gebaseerd op leren binnen uw eigen werkorganisatie en het inbrengen van klinisch werkmateriaal. In de vorm van beroepsspecifieke taken en opdrachten wordt de praktijk betrokken bij de inrichting van het onderwijs. De opleiding kent een modulaire opzet en bestaat uit 4 modules. Elke module duurt 3 maanden waarin 5 contactdagen zijn gepland. Per module ontvangt u een deelcertificaat. Succesvolle afsluiting van de modules samen met een eindopdracht leidt tot een diploma.
200503 - februari.pdf 6
Start september 2006 Inschrijving via inschrijfformulier in brochure of op de website www.vroedvrouwenschool.nl De opleiding start bij minimaal 10 tot maximaal 20 deelnemers. Toelating - u hebt een afgeronde opleiding tot verloskundige; - u bent BIG-geregistreerd - u hebt tenminste een dienstverband van 0,6 fte als verloskundige in een ziekenhuis; - u hebt de toezegging dat u tijdens uw leerproces in de praktijk op niveau wordt begeleid. Voor vragen staan wij u graag per telefoon of e-mail te woord. Verder informatie vindt u ook op onze website.
Postbus 1256 • 6201 BG Maastricht T 043 - 388 54 07 E
[email protected] I www.vroedvrouwenschool.nl
17-02-2006 11:56:39
17-02-2006
11:13
Pagina 7
ONTWIKKELING CENTRA PRENATALE SCREENING
OP KOERS Op 15 september 2005 zond staatssecretaris Ross een brief over de organisatie van de prenatale screening naar de Tweede Kamer. Op 28 oktober 2005 zond minister Hoogervorst zijn antwoorden op vragen van de Kamerleden Buijs en Vietsch (CDA) over toevoeging van
KNOV
AGENDA ■
14 maart 2006 KNOV Themabijeenkomst Roermond
■
22 maart 2006 KNOV Themabijeenkomst Zuidoostbeemster
■
27 maart 2006 KNOV Themabijeenkomst De Meern
■
28 maart 2006 KNOV Themabijeenkomst Breda
■
28 maart 2006 Dag 1 van training toetsgroepbegeleiders Groningen of Assen
■
6 april 2006 Terugkomdag ITV
■
6 april 2006 KNOV Themabijeenkomst Haren Gn
■
10 april 2006 KNOV Themabijeenkomst Deventer
■
26 april 2006 Dag 2 van training toetsgroepbegeleiders Groningen of Assen Kijk voor meer informatie in de rubriek Congres en Cursus achter in dit tijdschrift of op www.knov.nl/leden
prenatale screening in het pakket zorgverzekering naar de Tweede Kamer. De brief ging over de wijze van financiering van prenatale screening. Het lijkt wel of die twee momenten de juiste prikkel vormden om eerstelijns verloskundig Nederland in actie te doen komen. Tot die tijd werd er wel veel gepraat over prenatale screening in de eerstelijn, maar de ‘actie’ beperkte zich tot een aantal plekken in Nederland. Frans Annot van de STBN reist door het land om verloskundige kringen en geïnteresseerde groepen te informeren over de inhoud en de mogelijke organisatie van eerstelijns verloskundige screening. “Het besef is nu echt bij bijna alle eerstelijns verloskundigen aanwezig dat prenatale screening hun job is.” De twijfel is dus verdwenen en het zich verschuilen achter het ‘ingewikkelde kunstje’ dat prenatale screening zou zijn, heeft plaatsgemaakt voor een zich in de volle breedte ontwikkelen van een nieuw werkveld. “Eerlijkheid gebiedt wel dat er regionale verschillen zijn in tempo, daadkracht en lef, kortom in ondernemerszin”, zo zwakt de directeur van STBN mijn enthousiasme enigszins af. Het idee dat het ‘misschien toch beter’ zou gaan in de tweedelijn, ‘want die is beter geëquipeerd’, is totaal omgeslagen in de gedachte dat prenatale screening in de eerstelijn een klantenwens invult waarbij de klant graag alles wil weten’, en 80 tot 90 % van de cliënten gebruik maakt van prenatale screening als het wordt aangeboden. Maar door positionering in de eerste lijn maakt prenatale screening deel uit van het totaal aan preventie, en voorkomt zo medicalisering van de zorg. Immers, ons adagio luidt: in de
eerstelijn wat kan, in de tweedelijn wat moet. De twijfel die nu nog bestaat, is het gevolg van de nuchtere constatering dat ‘we het nog niet kunnen’. Dat klopt, want de bestaande expertise zit duidelijk nog grotendeels op de verkeerde plek. Alhoewel daar heel voorzichtig wel een kentering ontstaat. Soms zijn verloskundigen in het verleden in de klinische setting verzeild geraakt omdat dit de enige plek was waar zij zich echoscopisch konden ontwikkelen. Nu dat ook in de eerstelijn kan, worden er hier en daar al pogingen gedaan hen te verleiden weer in de eerste lijn aan de slag te gaan. De cursus echoscopie/prenatale screening van STBN, KNOV en Fontys start op 1 april 2006 met 27 verloskundigen. Kort daarvoor, op 10 maart vindt de diplomering van de eerste 27 plaats. Het gaat dus wel hard, maar niet hard genoeg. Want nog eens ruim honderd verloskundigen zouden graag deelnemen. Helaas ontbreekt daartoe de capaciteit, omdat alle stage binnen de eerstelijn georganiseerd moet worden want ziekenhuizen kunnen of willen geen stageplaatsen beschikbaar stellen. Frans Annot citeert wat cijfers. De twintig weken echo voldoet duidelijk aan de behoefte van een zwangere; dat is anders dan de NTmeting waarvan het gebruik lager wordt ingeschat in combinatie met goede counseling. Annot formuleert: “De twintig wekenecho zal binnen afzienbare tijd een landelijke dekking kennen en behoort ook tot de standaard eerstelijns verloskundige zorg.” Van dit soort informatie kan ik vrolijk worden. Wil van Veen
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 7
Redactioneel
200503 - februari
17-02-2006 11:56:39
7
Website KNOV
200503 - februari
8
17-02-2006
KNOV
11:13
Pagina 8
NIEUWS VOOR LEDEN
• Aangeklaagde verloskundigen kunnen een vertrouwenspersoon consulteren (31 januari 2006) • VWS publiceert rapport over terugdringen administratieve lasten in de zorg (30 januari 2006) • Tweede incompany-cursus KNOV-STBN i.s.m. Fontys Hogeschool gaat begin april van start (26 januari 2006) • Terug van weggeweest: trainingen Minimale Interventiestrategie Stoppen met roken, voor verloskundigen (24 januari 2006) • Stichting Samenwerkende Opleidingen Verloskunde opent digitaal kenniscentrum (24 januari 2006) • Zorgverzekeraars Nederland werkt aan een nieuwe regeling voor declaraties verloskundige zorg in overgangsperiode (24 januari 2006) • Deur open naar kennis- en vaardighedentoets voor in het buitenland gediplomeerden (23 januari 2006) • Univé Paludanusprijs 2006 van start (18 januari 2006) • Ook verloskundigen mogen onder voorwaarden samen onderhandelen met zorgverzekeraars (16 januari 2006) • Aanbod VVAA per post vertraagd (13 januari 2006) • Eindelijk specifiek op zorgverleners gerichte informatie op www.denieuwezorgverzekering.nl (12 januari 2006) • Draaiboek pre- en postnatale screening nu wel op www.gezondebaby.nl (12 januari 2006) • LVG organiseert bijeenkomst over juridische samenwerkingsvormen in de eerste lijn en bouwen van een eerstelijnscentrum (9 januari 2006) • Gynaecoloog werkt aan ontwikkeling 'Episiotoom' (2 januari 2006)
• NIVEL werkplan 2006: onderzoek naar onder meer zorgstelsel en mening zorggebruikers over de zorg (2 januari 2006) Nieuw op de site in januari • Voorlopige vuistregel reistijd naar de tweedelijn (27 januari 2006) • Voorbeeldbrief aan cliënten over aandachtspunten bij veranderen van zorgverzekeraar aangepast (27 januari 2006) • Position statements van ICM, congres Brisbane 2005 (24 januari 2006) • Vergoeding voor verleende zorg aan illegalen via koppelingsfonds (20 januari 2006) • Kilometervergoeding verloskundigen en praktijkassistentes in loondienst 2006 (18 januari 2006) • Verslag PLAZA-vergadering 20 oktober 2005 (18 januari 2006) • Salarisberekening 2006 verloskundige in (tijdelijke) loondienst eerste lijn (17 januari 2006) • Handleiding opzetten Verloskundig Samenwerkings Verband (16 januari 2006) • Individueel Kwaliteitsregister Verloskundigen geopend voor aanmelding (11 januari 2006) • NVOG-kwaliteitsnorm en modelprotocollen Prenatale screening (9 januari 2006)
• Brief van VWS aan CTG over hielprik: declareren bij thuiszorginstellingen (3 januari 2006) • Verslag vergadering Verloskundigen in Dienstverband (VID) 13 september 2005 (3 januari 2006) • Declareren bij de KNOV in 2006 (2 januari 2006) • GroeiGids Ouder- en kindcentra Amsterdam in gebruik genomen (2 januari 2006) • Online doorgeven veranderingen in uw gegevens (2 januari 2006) • Financiering Regionale ondersteuning 2006 (2 januari 2006)
Tips van de maand De site bevat bijna dagelijks nieuwe informatie. Bijvoorbeeld in de vorm van openbare nieuwsberichten (óók voor leden) en nieuwsberichten (uitsluitend) voor leden, die u attenderen op gebeurtenissen die in mindere of meerdere mate te maken hebben met verloskunde. Of in de vorm van de rubriek ‘Nieuw op de site’ die u attendeert op recent opgenomen informatie op een van de vele openbare of ledenpagina’s.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 8
17-02-2006 11:56:39
17-02-2006
11:13
Pagina 9
EIGEN BELEID ZELF ONDERBOUWEN Hebt u ook het gevoel dat het jaar alweer half om is, terwijl er slechts twee maanden zijn verstreken? Wat verandert er veel, wat gebeurt er veel en wat wordt een mens bestookt met bergen informatie over steeds meer nieuwigheden. De beroepsgroep is inmiddels twaalf nieuwe masters rijker en als vrijgevestigde verloskundige bent u, denk ik, zo’n twintig zorgverlenercontracten verder. Op 1 februari jl. studeerden elf verloskundigen af als master aan de Universiteit van Amsterdam, één was hen reeds voorgegaan. Vandaar die twaalf! Deze masters zijn verloskundigen die vaak naast hun werkkring en gezin ook nog eens een pittige studie volgden. Het is een topprestatie, waar we als beroepsgroep trots op zijn. Het gaat hier om verloskundigen, die de beroepsgroep hard nodig heeft om zich verder te professionaliseren en om wetenschappelijk onderzoek te doen in onze eigen eerste lijn. Sinds december 2005 zijn we nog een wetenschapper rijker: Hennie Wijnen promoveerde als eerste eerstelijns verloskundige.* Ook zij is een voorbeeld van hoe je met een duidelijke verloskundige visie, hard werken en veel enthousiasme veel kan bereiken. We moeten zelf onderzoek initiëren en doen; op termijn moeten we af van al die tweedelijns onderzoeken waarmee we ons eerstelijns beleid veelal onderbouwen. Zelf onderzoek doen is belangrijk! We moeten ons handelen en onze richtlijnen kunnen baseren op eigen onderzoek. Zeker nu steeds meer partijen niet meer om ons heen kunnen als gelijkwaardige gesprekspartner is het belangrijk dat ook wij binnen onze beroepsgroep steeds meer verloskundigen krijgen die
KNOV
wat te vertellen hebben en het ook kunnen vertellen. Naast die handige, vriendelijke, kundige, lieve en tactvolle verloskundige die gaat voor het werk rondom zwangere en barende heeft onze beroepsgroep ook die wetenschapper bikkelhard hard nodig. Bent u als verloskundige toe aan een nieuwe uitdaging of weet u als student nog niet wat u straks wilt gaan doen? Doe een master studie! Het is hard werken, maar zeker de moeite waard. Nu we het toch over hard werken hebben, wil ik het ook nog even hebben over al die nieuwe contracten met addenda die u de afgelopen tijd heeft zien passeren. Veelal goede contracten waar we mee uit de voeten kunnen. Misschien denkt u dat al deze ‘goede contracten’ door de verzekeraars zijn bedacht en gemaakt. Niets is minder waar! Deze contracten waren nooit tot stand gekomen zonder de inspanning van uw collega’s die actief zijn in PLAZA en de Commissies Van Overleg met de zorgverzekeraars (CVO's). Hoewel er niet meer collectief onderhandeld mag worden, is het contact met de zorgverzekeraars belangrijker dan ooit. De verloskundige CVO-leden hebben de afgelopen maanden veel energie en tijd gestoken in het overleg met de zorgverzekeraars over de inhoud van de contracten. Door allerlei aanbevelingen en praktische vragen werden er zinvolle aanpassingen gedaan en een aantal overgangsproblemen is zo zeker voorkomen. De inzet van al deze verloskundigen vraagt om onze waardering, want zij hebben veel werk verzet. De CVO's en de inzet van de CVO-leden blijft belangrijk, evenals een goede communicatie tussen CVO-leden
en achterban. Vanuit het team ‘Belangenbehartiging’ wordt PLAZA georganiseerd en is er ter ondersteuning een handreiking CVO gemaakt.* * U ziet het, er verandert en gebeurt niet alleen veel, er is ook een hoop werk verzet door en voor leden binnen en buiten de organisatie. Nog een laatste tip voor leden die nu nog steeds roepen dat de KNOV niets voor hen doet: maak uw brillenglazen eens goed schoon, zeem uw ruiten, kijk goed naar buiten en wordt zelf actief. Mocht dit allemaal niet helpen dan is het echt tijd voor een consult bij mij! ■ Sjaak Toet, Voorzitter
* zie het interview in de rubriek wetenschap van dit tijdschrift ** te downloaden vanaf de ledensite.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 9
De voorzitter
200503 - februari
17-02-2006 11:56:40
9
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 10
De Verloskundige Stadspraktijk te Groningen is een dynamische eerstelijnsverloskundigenpraktijk aan de rand van het terrein van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Naast het instandhouden van de thuisbevalling, wordt aandacht besteed aan onderwijs en onderzoek en aan de samenwerking met andere disciplines. In verband met zwangerschap van twee verloskundigen, zijn wij op zoek naar twee waarnemende verloskundigen, liefst met ervaring in echoscopisch onderzoek, in de periode begin juni t/m eind oktober 2006.
Verloskundigen (80–100%) Vacturenummer: DBS 6035 Wat bieden wij? Je komt in tijdelijke dienst van de Stichting Verloskundige Stadspraktijk. Het betreft een werkplek in een organisatie die volop in beweging is. Wij werken voor een gemêleerde stadspopulatie, waarvan 50% thuis bevalt. Echografisch onderzoek doen we zelf in onze praktijk. Wij worden ondersteund door twee assistentes en vinden een prettige onderlinge samenwerking erg belangrijk. In onze praktijk worden 24-uursdiensten gedraaid. De arbeidsvoorwaarden zijn conform de CAO-AZ en de functie is ingeschaald in schaal 10 (max. € 3.506,- bruto, excl. onregelmatigheids- en bereikbaarheidstoeslag) op basis van een 36-urige werkweek. Informatie Wil je meer weten over waarneming in de Verloskundige Stadspraktijk? Dan kun je contact opnemen met de coördinator Ine Berkelmans via het UMCG, Mireille Vogelesang, telefoon (050) 361 49 29. Sollicitatie Je schriftelijke sollicitatie kun je tot dinsdag 7 maart 2006 zenden aan de Verloskundige Stadspraktijk, t.a.v. mevrouw P.G.J. Berkelmans, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.
”Wij kijken voor u in de toekomst” Kunt u bij ziekte een waarneemster betalen? Wij bieden u een inkomensbegroting aan, zo bent u altijd op maat verzekerd. Wij onderhandelen bij het opstellen van uw praktijkassociatie. Wij bieden 12,5% korting op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Vraag ook naar onze speciale auto- en ziektekosten premies. Voor uw gemak: ál uw particuliere verzekeringen in een overzichtelijk pakket. Wij voorzien in uw financiering of hypotheek. Wij regelen uw ”oude dag”.
[email protected]
200503 - februari.pdf 10
www.maartensikking.nl
tel 0346 56 76 41
fax 0346 57 22 38
postbus 79
3738 ZM Maartensdijk
17-02-2006 11:56:40
17-02-2006
11:13
Pagina 11
SNELLE START
KNOV
KWALITEITSREGISTER In juni 2005 besloot de Algemene Ledenvergadering tot invoering van het Kwaliteitsregister Verloskundigen. Voorafgaand aan de stemming informeerde projectleider Maudy Dettingmeijer de vergadering over de registratiecriteria en -procedure. Ook werd inzicht gegeven in de wijze waarop de KNOV verloskundigen wil faciliteren om aan de eisen van het kwaliteitsregister te kunnen voldoen. Tenslotte werd een globale inschatting gemaakt van de kosten. Inmiddels staat het register open voor inschrijving, nog niet voor raadpleging, want dat is eerst dan zinvol als een grotere groep verloskundigen zich heeft ingeschreven. De eerste 240 verloskundigen schreven zich in de eerste twee weken in, waaronder Daphne van Os de Man. Zij was nummer 1. Twee telefoongesprekken, naar Sneek en Bilthoven, leidden tot onderstaand artikel.
Wil van Veen
Eerlijk is eerlijk: bij aanvang van het project, in februari 2004, was nog niet iedereen overtuigd van het belang van een kwaliteitsregister. Maudy: “De projectorganisatie, waarin ook adviseurs van Deloitte participeerden, werd gevoed door discussiebijeenkomsten van verloskundigen in het land door het voorleggen van tal van tussenDaphne (39) is verloskundige in Sneek, werkzaam in een vijfvrouwspraktijk. “Ik heb heel veel zien veranderen in de afgelopen jaren, maar ben nog steeds heel happy met en in mijn vak”.
producten. Na de discussiebijeenkomsten werden de bevindingen voorgelegd aan een klankbordgroep en vervolgens aan het bestuur. De intentie daarbij was om een breed gedragen kwaliteitsproduct te ontwikkelen. Gaandeweg het project nam de overtuiging toe dat het kwaliteitsregister een goede ontwikkeling is. Het draagvlak groeide en uiteindelijk stemde op 1 stem na een hele Op de vraag naar haar ‘haast’ om zich in te schrijven, lacht ze: “Joh, ik was heel toevallig op de website – ik kom daar eigenlijk nog te weinig, vind ik – en toen zag ik die aankondiging. Ik was benieuwd naar de ‘puntjes’ die ik zou moeten halen. Voldoe ik daar wel aan, kan ik dat wel? Ik vind mezelf redelijk actief als ik mijn bijbaantjes tel, maar toch… Waarschijnlijk had ik voorheen niet helemaal goed opgelet, want iedereen start op nul, dus mijn goede gedrag in de vorm van die bijbaantjes, dat telt nog niet mee… Nou ja, omdat ik toch op de site zat, dacht ik, ik vul het meteen maar even in. Later mailde Maudy met de mededeling dat ik de eerste was, bleek dat registratiedeel net actief te zijn geworden, toen ik inlogde. Dus, mijn ‘haast’: louter toeval.”
Algemene Ledenvergadering in met de invoering. Die ene nee-stem wilde nog meer, vond dat de lat voor registratie-eisen te laag werd gelegd.” Bewijslast verzamelen Alle leden kregen in de eerste week van januari 2006 een brief waarin hun gebruikersnaam en een persoonlijk wachtwoord stonden vermeld. Beiden zijn nodig om een online verzoek tot registratie mogelijk te maken. Hierbij vinkt men ook een verklaring aan. Daarmee verklaart de verloskundige dat zij voldoet aan de kwaliteitscriteria zoals de KNOV deze heeft opgesteld en daar ook in de toekomst aan zal blijven voldoen. Het verzoek tot registratie wordt administratief verwerkt in Bilthoven. Nadat de aanvraag tot registratie is goedgekeurd, krijgt de geregistreerde verloskundige een informatiepakket met daarin een werkmap, een reglement en een gebruiksaanwijzing voor de werkmap. De map is bedoeld als verzamelmap van de bewijslast dat betrokkene voldoet aan de criteria van het register.
Kwaliteitsregister verloskundigen
200503 - februari
Ook in het geautomatiseerde systeem kunnen verloskundigen hun ‘score’ bijhouden. Elke geregistreerde beschikt daartoe over een digitaal dossier. Het online kwaliteitsregister bevat alle opleidingen, cursussen en bijeenkomsten die door de KNOV zijn geaccrediteerd. De accreditatiecommissie bestaat uit Rita Idema, Esteriek de Miranda, Noortje van den Elzen en Aafke Bruinsma. Maudy Dettingmeijer is ambtelijk secretaris. Wil van Veen is hoofd- en eindredacteur
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 11
17-02-2006 11:56:40
11
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 12
KNOV
deelnameformulieren aan cursussen en opleidingen etcetera, kortom alles wat gedurende vijf jaar verzameld is in de map en/of is aangevinkt in het persoonlijk digitaal dossier.
Na een periode van vijf jaar zal de geregistreerde verloskundigen worden gevraagd of zij in aanmerking willen komen voor herregistratie. Aan twintig procent van hen zal tevens gevraagd worden om de bewijslast (de map) in te sturen, zodat gecontroleerd kan worden of men inderdaad voldoet aan de overeengekomen normen en beschikt over certificaten en diploma’s. Ook zaken als publicaties, Daphne: “Ik wist wel dat het kwaliteitsregister er aan zat te komen. Niet alleen had ik er over gelezen, maar ik was ook op de ALV. Bovendien was ik tot voor kort Kringvoorzitter en heb het vanuit die positie ook ‘uitgedragen’. Ik vind het belangrijk dat het kwaliteitsregister zich ontwikkelt, want ik constateer een redelijk kwaliteitsverschil tussen verloskundigen. Dat komt tot uitdrukking in de verschillen in inzet in werk, kring, bij nascholing en noem maar op. Stiekem hoop ik dat het hier en daar zal werken als een kleine stok achter de deur. Dat duurt natuurlijk nog even, maar tussen nu en een paar jaar – denk ik – zullen de effecten wel merkbaar worden.”
12
Maudy: “Ja, die andere tachtig procent controleren we niet. Het lijkt daarmee een beetje op het systeem van de belastingdienst. Anders dan bij die belastingdienst vindt een eventuele controle slechts eenmaal in de vijf jaar plaats. De controle wordt uitgevoerd door een medewerker van de KNOV. Het kan zijn dat iemand het niet eens is met de conclusies die deze commissie verbindt aan de controle van de ingestuurde gegevens. Men kan daartoe bezwaar aantekenen bij de KNOV. Mocht de behandeling van het bezwaar niet tot het gewenste resultaat leiden, dan kan beroep worden aangetekend bij de hiervoor ingestelde beroepscommissie.” Zorgverzekeraar geïnteresseerd Het register is straks openbaar en voor iedereen toegankelijk. De cliënt die op zoek is naar een verloskundige of daarmee kennis heeft gemaakt, kan in het register kijken of de verloskundige geregistreerd staat. Voor het zover is, zijn we nog een aantal maanden verder, want nu het register openbaar maken, is niet zinvol, omdat nog niet voldoende verloskundigen zich hebben geregistreerd. Ook de zorgverzekeraar kan het register straks inzien als hij bijvoorbeeld een contract af wil sluiten. De eerste zorgverzekeraars die registratie in het register als criterium voor contractering hebben opgenomen,
Daphne: “Verloskundigen hebben veel te bieden en moeten dat ook laten zien. Het kwaliteitsregister kan in die zin ook bijdragen aan een versterking van de profilering van de verloskundige omdat zij nadrukkelijk gewogen kan/zal worden op haar vermogen tot ontwikkeling van haar kennis en deskundigheid als basis voor verloskundige kwaliteit. Ik zei al: er veranderde in de laatste jaren veel en we moeten bijblijven in ons vak. Wat het voor mijzelf betekent? O, ik ga door op dezelfde voet. Ik heb gezien dat ik daarmee ruimschoots aan de eisen zal voldoen te meer daar mijn ‘bijbaantjes’ mee gaan tellen, natuurlijk met inachtneming van mijn andere activiteiten op het gebied van bijscholing enzovoort.”
hebben zich al gemeld! Zoekt u een nieuwe deelnemer voor uw maatschap dan kunt u in het register controleren of uw kandidaat geregistreerd staat in het register. Dat is belangrijk, omdat in de volgende stap – de praktijkcertificering – alle verloskundigen die werkzaam zijn binnen de praktijk individueel geregistreerd moeten zijn om de praktijk zelf te kunnen registreren. Kritische geluiden In de eerste twee weken schreven 240 verloskundigen zich in in het register. Het kritische geluid dat Bilthoven bereikt, is te omschrijven als ‘waarom zou ik me nu inschrijven?’, ‘wat levert het me op?’ ‘het is wel een beetje duur’. Honderd euro per jaar is niet misselijk. In vijf jaar betekent het dat je registratie vijfhonderd euro kost. De vraag is dan terecht: wat krijg je er voor terug?
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 12
17-02-2006 11:56:41
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 13
KNOV
Naast de werkmap, toegang tot praktijkcertificering, kun je voor dat bedrag laten zien dat je werkt aan kwaliteit volgens normen die door de beroepsgroep worden gesteld en onderhouden. Bovendien wordt registratie binnen afzienbare tijd een contracteis van de zorgverzekeraars. De kostprijs voor registratie is gebaseerd op een aantal aannames. Aan de inkomstenkant betekent dat: hoeveel verloskundigen schrijven zich in – 65% aan het einde van het eerste jaar, oplopend tot 80% - een ambitieuze doelstelling. Ook de opleidingen, cursussen en symposia die geaccrediteerd willen worden, dragen bij aan de inkomstenkant. Aan de kostenkant liggen de investeringen op het gebied van de ontwikkeling van het register, het automatiseringsdeel en het onderhoud. De kosten per deelnemer Daphne: ‘Het op peil houden van vaardigheden is essentieel en wordt in het kwaliteitsregister bijgeschreven en vijfjaarlijks getoetst. Dat is noodzaak, maar ook zorgwekkend. Er circuleren op dit moment brieven van pas-afgestudeerden die zich gratis aanbieden voor waarneming om hun vaardigheid op peil te houden. Als beroepsorganisatie moeten we daar wat mee, want dit heeft te maken met het veilig stellen van de toekomst van de beroepsgroep!”
zijn iets hoger dan voor beroepsgroepen als huisartsen (8.000 leden) en fysiotherapeuten (18.000). Logisch, want de cijfers zeggen het al: die zijn met meer leden en dus met meer deelnemers. Dat drukt de kosten. Let wel: het gaat om aannames, er is immers geen ervaring. Concreet betekent het dat, wanneer de kosten veel lager uitvallen, het tarief voor registratie verlaagd zou kunnen worden. Zo is het ook tijdens de ALV gesteld. Een ander punt van kritiek betreft het electronisch dossier en de informatie over de verschillende activiteiten die kunnen gelden voor het kwaliteitsregister. De KNOV is momenteel druk bezig hier de onvolkomenheden uit te halen en de handleiding voor verloskundigen wat aan te passen. Informatie over de registratie-eisen zijn te vinden op de website van de KNOV. Hier staat oom een rubriek “veelgestelde vragen”, die regelmatig zal worden aangevuld. Wegstrepen van posten Verloskundigen moeten zich ook realiseren dat hun registratiekosten en ook hun nascholingskosten aftrekbaar zijn van de belasting. Ook in het tarief is een bedrag opgenomen onder de noemer: oriëntering ter waarde van € 532,-. Nascholing valt hieronder. In het kostendeel van het tarief zit ook een aantal dagen voor waarneming ten behoeve van nascholing.
Als je dat allemaal tegen elkaar wegstreept, dus het kostendeel tegen het inkomsten deel (direct in tarifering, indirect via de belastingdienst), dan is de ‘financiering van kwaliteit’ niet echt slecht geregeld. Klinisch verloskundigen die zich willen registeren, kunnen de kosten verhalen op hun werkgever, aldus hun CAO Ziekenhuiswezen. Voor academische ziekenhuizen geldt deze regeling niet en is de klinisch verloskundige afhankelijk van lokaal beleid op dit punt. Niet-KNOV-leden die zich willen registreren in het register betalen het dubbele. Uitgangspunt is altijd geweest, ook onderschreven door de ALV, dat de invoering van het register kostenneutraal voor de KNOV moet worden uitgevoerd. Straks praktijkcertificering Er zijn op dit moment een aantal pilots waarbij praktijken worden gecertificeerd. Daar zijn de praktijkanalyse en de cliëntenenquête uitgevoerd. Daarop zijn verbeterplannen opgesteld en uitgevoerd.. Het is de bedoeling dat de praktijk certificering in de ALV van juni a.s. wordt gepresenteerd. Op dit moment zit de eindrapportage pilot kwaliteitssysteem in de bestuurlijk besluitvormende fase. In de volgende uitgave van Tijdschrift voor Verloskundigen zal hier aandacht aan worden besteed.
RECTIFICATIE In Tijdschrift voor Verloskundigen van december 2005 stond op pagina 8 een overzicht van
tarieven voor zorgverlening per 1 januari 2006. Daarin is een foutief echotarief vermeld: € 32,30.
Dat moet echter € 33,50 zijn! Voor meer informatie zie: www.ctg.nl.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 13
17-02-2006 11:56:41
13
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 14
KNOV
BETEKENIS VAN HET KEURMERK De KNOV heeft een keurmerk laten ontwikkelen voor de communicatie over het Kwaliteitsregister Verloskundigen. Maar wat is eigenlijk de betekenis van het keurmerk, waarom ziet het er zo uit?
Aankondiging
Het logo roept de associatie op van een keurmerk. Het lettertype is een rond en niet te zakelijk lettertype, dat past bij de gewenste uitstraling: professioneel, ‘zacht’ beroep, vriendelijk. De vorm van het logo heeft meerdere betekenissen. Het verbeeldt kwaliteit: dat is een continue proces (cirkels). Het verbeeldt ook moeder en kindzorg (groot en klein rondje). Daarnaast heeft het logo de vorm van een stempel. Een stempel voor iets dat goedgekeurd is. Het keurmerk bevat het woord “verloskun-
14
dige” omdat het om de kwaliteit van de individuele verloskundige gaat.
Gebruik het keurmerk in uw eigen communicatie! Als u in het Kwaliteitregister Verloskundigen ingeschreven staat, mag u als verloskundige het keurmerk gebruiken voor uw eigen communicatie naar buiten: naar collega’s, cliënten, zorgverzekeraars en anderen. Wanneer alle verloskundigen in een praktijk ingeschreven staan in het kwaliteitsregister, mag u als praktijk een versie van het keurmerk gebruiken zoals hier staat afgebeeld. Als u aan deze voorwaarde voldoet, kunt u hiermee uw praktijkwebsite, folder of andere communicatie-
middelen voorzien van dit logo met bijbehorende tekst. U kunt het keurmerk in diverse bestandsformaten (jpg, eps, tif bestanden) aanvragen bij de KNOV via
[email protected] Vermeldt er duidelijk bij of u het logo zonder tekst of met tekst wilt ontvangen. Alvorens dit toe te sturen, controleert de KNOV of u of uw collega’s ingeschreven zijn in het in het register. Met andere woorden: Onderscheid met kwaliteit!
KNOV STANDAARD NIET VORDERENDE ONTSLUITING Eind januari 2006 is de derde KNOV-standaard ‘Niet Vorderende Ontsluiting’ afgerond. In deze standaard hebben de auteurs en de werkgroep een visie ontwikkeld op het verloop van het ontsluitingsproces en de begeleiding daarbij door eerstelijns verloskundigen. Deze visie is gebaseerd op de bestudeerde wetenschappelijke
literatuur. De aanbevelingen zijn zowel gericht op een goede voorbereiding tijdens de zwangerschap als op het geven van een goede begeleiding vanaf het begin van de baring. Het natuurlijke verloop van het baringsproces staat hierbij voorop. Naar verwachting zal de standaard in februari of maart 2006 worden
uitgebracht. In het komende maartnummer van het Tijdschrift voor Verloskundigen zal aandacht aan deze nieuwe standaard worden besteed. ■ Meer informatie: KNOV, I: www.knov.nl; Pien Offerhaus, E:
[email protected]; T: 030 2294299
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 14
17-02-2006 11:56:41
17-02-2006
11:13
Pagina 15
DE
WETENSCHAP
PATHOFYSIOLOGIE VAN HET BREIN BIJ (PRE)ECLAMPSIE Hypertensieve aandoeningen vormen de belangrijkste oorzaak van moedersterfte in Nederland. Vaak is hierbij sprake van onvoldoende behandeling van hypertensie en eclampsie[2]. Beter inzicht in de pathofysiologie van deze aandoeningen kan leiden tot effectievere zorg. Gerda Zeeman deed tijdens haar opleiding in de Verenigde Staten veel ervaring op met de behandeling van eclampsie. In haar promotieonderzoek bracht zij als eerste de blijvende veranderingen in de hersenen na eclampsie in beeld en constateerde onder meer dat er wel degelijk blijvende schade kan zijn.
Gerda Zeeman
Bij 5-18 % van de nulliparae ontstaat zwangerschapshypertensie en bij 1-7 % pre-eclampsie[1]. In Nederland treedt eclampsie op in circa 1 op de 1250 zwangerschappen, ongeveer 160 vrouwen per jaar. Hiervan krijgt bijna de helft een aanval in de eerste 24 uur na de geboorte. In Nederland bedraagt de moedersterfte ten gevolge van hypertensieve aandoeningen tijdens de zwangerschap ongeveer 4,3 per 100.000 levend geborenen[2]; deze vrouwen sterven veelal aan de gevolgen van cerebrale complicaties zoals hersenbloedingen of hersenoedeem. Een hersenbloeding kan optreden in samenhang met een eclamptisch insult. Vooral als een patiënt niet binnen korte tijd na een insult aanspreekbaar is of als asymmetrische reflexen of uitvalsverschijnselen bestaan moet aan deze mogelijkheid worden gedacht. Eclampsie Zwangerschap lokt grote fysiologische hemodynamische veranderingen uit. Welk gevolg deze hebben op de autoregulatie van de hersenen en de mogelijke aanpassingen hiervan voor de normale of de hypertensieve zwangerschap is nagenoeg onbekend. Dit komt omdat hersenonderzoek bij de mens door het invasieve
karakter moeilijk uitvoerbaar is. Moderne neurologische beeldvormende technieken zoals MRI zorgen echter voor nieuwe mogelijkheden op het gebied van wetenschappelijk hersenonderzoek[4]. Medische handboeken onderwijzen dat een vrouw geheel herstelt na stuipen en dat hersenbloedingen zeldzaam zijn. Daarom start men in Nederland nog vaak laat met bloeddrukverlagende medicatie. Maar een groot deel van de vrouwen lijkt jarenlang verschijnselen over te houden aan de stuipen, zoals geheugenverlies en gebrek aan concentratievermogen. De laatste jaren wordt steeds duidelijker dat met name bij preeclampsie dysfunctie optreedt van de endotheelcellen die de vaatwand bekleden. Factoren die dit in de hand werken zijn vooralsnog onbekend. Men gaat ervan uit dat dit vaatspasme een hypertensie tot gevolg heeft. Tevens leidt toegenomen vaatwandlekkage tot oedeem en eiwitlekkage en in sommige gevallen tot orgaanbeschadiging. Een aantal maternale organen zoals nieren, lever en hersenen kunnen worden aangedaan door deze verminderde perfusie, secundair aan vaatwandspasme en endotheel dysfunctie activatie. Dit is afhankelijk van de gevoeligheid hiervoor per orgaan en per persoon. Het gevolg is dat iedere patiënt met
pre-eclampsie een andere klinische manifestatie kan hebben. Beschadiging van de hersenen kan zich manifesteren in de vorm van corticale blindheid en eclampsie. Wat gebeurt er nu precies bij eclampsie? Autoregulatie mechanismen in de hersenen in de gezonde toestand zorgen dat de hersendoorbloeding te allen tijde constant blijft. De hersenvaten reageren bij toenemende bloeddruk met vaatwandvernauwing en bij dalende bloeddruk met vaatwandverwijding. Er bestaan historisch twee theorieën over de autoregulatie in de hersenbloedvaten en de ontwikkeling van eclamptische insulten. De eerste theorie stelt dat insulten ontstaan ten gevolge van extreme vaatspasme. Deze theorie is eigenlijk tot nu toe altijd aangenomen. De alternatieve theorie benadrukt juist het falen van de cerebrale autoregulatie mechanismen, wat resulteert in passieve vaatwandverwijding. Je kunt dit als het ware vergelijken met de zwakke plek die ontstaat in een tuinslang waar teveel druk op gestaan heeft. Door toegenomen hersendoorbloeding en vaatwandlekkage van ontstekingscellen en vocht ontstaat uiteindelijk Gerda Zeeman is gynaecoloogperinatoloog in het Universitair Medisch Centrum Groningen.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 15
Promotieonderzoek
200503 - februari
17-02-2006 11:56:41
15
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 16
WETENSCHAP
hersenoedeem. Dit geeft aanleiding tot insulten. De huidige opvatting en behandeling van zwangerschapsgerelateerde hypertensieve aandoeningen zijn gebaseerd op het paradigma dat het beeld evolueert van mild tot ernstig en, uiteindelijk, eclampsie. Hiermee wordt aangenomen dat de kans op een eclamptisch insult afhankelijk is van de ernst van de symptomen. Het is echter de vraag of dit een juiste interpretatie is. Sommige insulten laten zich niet goed voorspellen door de voorafgaande symptomen. Het is bekend dat zelfs tot een derde van de vrouwen met eclampsie een maximale diastolische bloeddruk van minder dan 100 mmHg had. Een eclamptisch insult wordt meestal voorafgegaan door een periode met pre-eclamptische klachten: hoofdpijn, bovenbuikpijn, onrust, verwardheid, misselijkheid en visusklachten. Deze periode kan soms kort zijn. De hoogte van de bloeddruk en hyperreflexie zijn geen betrouw16
bare parameters om de kans op eclampsie in the schatten. Bij reeds aanwezige endotheelschade is slechts een geringe bloeddrukstijging nodig om eclampsie te veroorzaken. Eclampsie komt dus ook voor bij klinisch milde pre-eclampsie. De drempelwaarde voor het ontstaan van een eclamptisch insult is mogelijk de normale bloeddruk in combinatie met een acute, snelle stijging van de bloeddruk. De meeste gevallen van postpartum eclampsie ontstaan binnen de eerste 48 uur na de geboorte, maar ook later in het kraambed kunnen nog convulsies optreden. Visusstoornissen kunnen ontstaan door hersenoedeem. De visusklachten zijn nagenoeg altijd reversibel binnen enkele dagen, hoewel in de literatuur toch enkele gevallen te vinden zijn waar blindheid permanent bleef. Bloeddoorstroming van de hersenen CT en MRI studies demonstreren tijdelijke laesies in overeenstem-
ming met oedeem in de hersenschors, vooral van de achterste hersenkwabben (zie foto). Soms is er ook oedeem van de basale kernen en/of de hersenstam. Zoals genoemd wordt dit hersenoedeem gedacht het gevolg te zijn van het falen van de cerebrale autoregulatie waardoor een toename van de doorbloeding optreedt. Onder welke omstandigheden dit gebeurt, is nagenoeg onbekend. Ernstige hypertensie lijkt zoals gezegd geen voorwaarde te zijn want tenminste 16% van de eclampsie patiënten heeft nooit een hogere bloeddruk dan 140/90 mmHg gehad voor een insult. In de hoop meer antwoorden te vinden onderzocht ik de hersendoorbloeding gedurende de gezonde zwangerschap en postpartum met MRI technieken. Cumulatief lijkt de hersendoorbloeding tijdens de zwangerschap 20% af te nemen vergeleken met de niet-zwangere conditie. Dit kwam specifiek door een vermindering van de bloedstroomsnelheid en
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 16
17-02-2006 11:56:43
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 17
WETENSCHAP
niet door een verandering van de diameter van de grote cerebrale vaten. Een verklaring voor de afname van de cerebrale doorbloeding is niet eenvoudig te geven. Mogelijk zijn locale veranderingen in de regulatie van de cerebrale circulatie het gevolg van een veranderde reactie van de vaatwand op de hormonale veranderingen van de zwangerschap. Wanneer vrouwen met pre-eclampsie deze MRI ondergingen bleken zij juist een significant toegenomen hersendoorbloeding te hebben vergeleken met gezonde zwangeren. Deze toename was niet gerelateerd aan vaatwandverwijding van de grote hersenarteriën. Factoren betreffende de locale autoregulatie van het centrale zenuwstelsel spelen hierin wellicht een rol. De resultaten van deze studie versterken de theorie dat eclampsie ontstaat door een toegenomen hersendoorbloeding en passieve vaatwandverwijding en lekkage waardoor gemakkelijk vocht in het hersenparenchym terecht kan komen. MRI studies met magnesiumsulfaat Magnesiumsulfaat is het middel van eerste keuze voor de preventie en behandeling van eclampsie. Toediening dient volgens een vast omschreven protocol te gebeuren. Waar dit middel precies aangrijpt is onbekend. Er wordt gedacht dat het vaatspasme opheft en zo eclampsie zou voorkomen. Daarom werd onderzocht wat het effect van magnesiumsulfaat is op de doorbloeding van de grote hersenarteriën bij vrouwen met pre-eclampsie. Deze MRI studie werd ook zes weken postpartum herhaald ter bepaling van de hersendoorbloeding in de nietzwangere conditie. Er werd geen significant verschil gevonden in
de diameter noch de hersendoorbloeding van de onderzochte hersenarteriën voor of na de magnesiumsulfaattherapie. In de nietzwangere situatie werd eveneens geen verschil gevonden in de vaatdiameter en de hersendoorbloeding. Deze studie lijkt aan te tonen dat magnesiumsulfaat niet werkt als vaatverwijder van de grote hersenvaten en moet er op andere niveaus worden gezocht. Vervolgens werden 27 opeenvolgende nullipara eclamptische vrouwen met MRI scans onderzocht binnen de eerste 36 uur na het insult. Op twee na werd bij alle vrouwen voorbijgaand hersenoedeem aangetoond. Zes vrouwen vertoonden gebieden met ernstig oedeem wat werd geduid als teken van mogelijke cerebrale ischemie. Vijf van deze zes vrouwen had persisterende gebieden van infarcering bij de follow-up MRI, zes weken postpartum, hoewel de vrouwen hier geen blijvende neurologische uitval bij leken te hebben. De conclusie is dat in bijna 25% van de vrouwen met eclampsie zes weken na de bevalling permanente kleine herseninfarcten bestaan. Een belangrijk punt van dit onderzoek is het feit dat tweederde van de beschreven vrouwen een maximale bloeddruk van minder dan 160/110 mmHg had voor het insult. Dit benadrukt weer het feit dat in de aanwezigheid van endotheelcelschade de bloeddruk maar weinig hoeft te stijgen om hersenoedeem te veroorzaken. Langetermijngevolgen van eclampsie Na het doormaken van eclampsie gaan vrouwen niet per definitie ongeschonden het moederschap in. Uit de praktijk blijkt dat veel vrouwen klachten als vermoeidheid, duizeligheid en geheugen- en concentratiestoornissen hebben.
Deze worden vaak niet serieus genomen maar hebben wel degelijk grote invloed op het leven van de vrouw en haar gezin. De medische literatuur schenkt hieraan nog nauwelijks aandacht. Slechts onlangs verscheen het eerste bericht dat vrouwen na het doormaken van pre-eclampsie en HELLP syndroom het risico lopen op posttraumatische stress stoornis[5]. Wat de gevolgen van zijn van de blijvende hersenlaesies na eclampsie is nog onduidelijk. Het blijkt dat ook bij patiënten met migraine, vooral migraine met aura, een verhoogd risico op permanente hersenlaesies bestaat[6]. Bij onderzoek naar vasculaire oorzaken van dementie wordt eveneens gevonden dat dergelijke hersenlaesies zorgen voor een groter risico op dementie en zorgen voor een snellere daling van de cognitieve functies dan bij mensen zonder deze laesies[7]. Inmiddels is er ook een onderzoek gestart naar hersenschade op lange termijn, waarbij vrouwen die 1 tot 15 jaar geleden eclampsie hebben doorgemaakt een MRI van de hersenen ondergaan. Specifieke urgente vragen over de toekomstige gezondheidstoestand van deze vrouwen worden onderzocht in meerjarige cohortstudies waarin enkele honderden vrouwen met eclampsie worden gevolgd. Conclusie Pre-eclampsie is gerelateerd aan een toegenomen doorbloeding in de hersenvaten. Wanneer er een abrupte maar soms relatief kleine bloeddrukstijging plaatsheeft, kan in geval van endotheelschade vaatwandlekkage optreden en eclampsie ontstaan. Waarom specifiek het cerebrum bij sommige vrouwen met pre-eclampsie is betrokken en bij anderen niet is onduidelijk en is een van de belangrijkste vragen in pre-eclampsie onderzoek in de
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 17
17-02-2006 11:56:43
17
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 18
WETENSCHAP
komende jaren. Het is de verwachting dat toekomstige vooruitgang in neurologische beeldvormende technieken zoals gespecialiseerde MRI ons begrip van de neurologische verschijnselen in preeclampsie zullen bevorderen. Aanbevelingen voor de praktijk Verloskundigen worden doorgaans als eerste met obstetrische calamiteiten geconfronteerd en moeten adequaat kunnen handelen om de kans op perinatale en maternale morbiditeit en mortaliteit te verminderen. Het optreden van een eclamptisch insult is niet goed voorspelbaar aan de hand van traditionele klinische factoren zoals de hoogte van de bloeddruk. In de praktijk blijkt dat hersenoedeem al kan ontstaan bij milde hypertensie als er ook sprake is van een endotheeldysfunctie. Het is daarom erg belangrijk dat verloskundigen zorgvuldig aandacht besteden aan die vrouwen die zich melden met klachten van pre-eclampsie, ook al hebben zij slechts een milde bloeddrukstijging. Zij dienen zich bewust te zijn van de mogelijk ernstige complicaties en laagdrempelig doorverwijzen voor de bepaling van nier- en leverfunctie en trombocytenaantal. Daarnaast wil ik pleiten voor betere patiëntenvoorlichting. Klachten van pre-eclampsie, zoals hoofdpijn, lichtflitsen zien en pijn in de bovenbuik, worden vaak niet goed
18
geïnterpreteerd door de patiënt. Zorgverleners moeten aan de patiënt goed uitleggen wat de waarschuwingssignalen zijn en de patiënt altijd contact laten opnemen om de bloeddruk, urine en eventueel het bloed te laten controleren. Het gevolg zal zijn dat meer cliënten zich melden met klachten, waardoor er relatief vaker sprake zal zijn van ‘loos alarm’. Daar staat tegenover dat meer eclampsie en hersenbloedingen, en daardoor onnodige sterfte, kunnen worden voorkomen. Ook van belang voor een goede diagnose is het gebruik van de juiste bloeddrukmeter. Automatische bloeddrukmeters zijn niet geschikt voor het stellen van de diagnose zwangerschapshypertensie of voor het bepalen van de noodzaak tot beginnen of wijzigen van antihypertensieve behandeling. De fouten van automatische bloeddrukmeters in geval van pre-eclampsie zijn goed beschreven. Bij vrouwen met preeclampsie kan bij automatisch meting een onderschatting tot 30 mmHg systolisch plaatshebben. Deze verminderde accuratesse wordt veroorzaakt door hemodynamische veranderingen in pre-eclampsie zoals toegenomen stijfheid van de bloedvaten en afname van het intravasculaire volume. Deze factoren kunnen de polsdruktransmissie naar de cuff beïnvloeden en/of de betrouwbaarheid van de berekening van de bloeddruk verminderen. ■
Referenties [1] NVOG richtlijn 6 Hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap. www.nvog.nl [2] Schuitemaker N, van Roosmalen J, Dekker G, van Dongen P, van Geijn H, Bennebroek Gravenhorst J. Confidential enquiry into maternal deaths in the Netherlands 1983-1992. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol 1998;79:57-62 [3] CEMD. Why Mothers Die 2000 –2002 . The Sixth Report of Confidential Enquiries into 542 Maternal Deaths in the United Kingdom. RCOG Press, London, 2004. www.rcog.org.uk [4] Zeeman GG. Magnetic Resonance Imaging and cerebrovascular hemodynamics in (pre)eclampsia. Proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen, September 2005. [5] van Pampus MG, Wolf H, Weijmar Schultz WCM, Neeleman J, Aarnoudse JG. Posttraumatic stress disorder following preeclampsia and HELLP syndrome. J Psychosom Obstet Gynecol 2004;25:183-7 [6] Kruit MC, van Buchem MA, Hofman PA, Bakkers JT, Terwindt GM, Ferrari MD, Launer LJ. Migraine as a risk factor for subclinical brain lesions. JAMA 2004; 291:427-34 [7] Vermeer SE, Prins ND, Den Heijer T et al. Silent brain infarcts and the risk of dementia and cognitive decline. N Engl J Med 2003.348:1215-1222 [8] NVOG-richtlijn hypertensieve aandoeningen, herziene versie mei 2005 www.nvog.nl/files/rl_06_hypertensieve_ aandoeningen_in_de_zwangerschap_ herzien.pdf
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 18
17-02-2006 11:56:43
17-02-2006
11:13
Pagina 19
DE TOEKOMST IN
WETENSCHAP
MET EERSTELIJNS VERLOSKUNDIGE ZORG Een crisis in de Kring Groot Kennemerland deed de verloskundigen uit de elf praktijken in en rond Haarlem niet bij de pakken neerzitten. Verloskundige Jeanette Broeders ontwikkelde in het kader van haar masteropleiding een innovatieplan voor deze regio, in nauwe samenwerking met haar collega’s. Dit plan is toepasbaar voor alle kringen in Nederland die de eerstelijns verloskunde willen versterken.
Jeannette Broeders
Inleiding Een aantal jaar geleden bestond er in de regio Groot Kennemerland, net als op veel andere plekken in Nederland, veel onzekerheid over de toekomst van de eerstelijns verloskundige zorg. Het regiokantoor Noord Holland moest sluiten en de verloskundigen zouden afhankelijk worden van de zorgverzekeraar voor ondersteuning. Ook daagde de pers de Kring uit om te reageren op de resultaten van het Peristatonderzoek. Bovendien wilde één van de ziekenhuizen een verloskundige praktijk overnemen, wat als bedreigend werd ervaren. Naast alle gevoelens van bedreiging waren we er in Groot Kennemerland sterk van overtuigd dat de cliënt blij was met de eerstelijns verloskunde.
Omdat we dat ook zo wilden houden, vroegen we ons af wat die cliënt nu eigenlijk verwacht van onze zorg. Het idee ontstond om een innovatieplan te schrijven voor de verloskundige zorg dat toekomstbestendig is. De basis voor dit plan ligt in een onderzoek naar de ideeën en wensen voor veranderingen van alle betrokkenen. De vraagstelling voor het onderzoek luidt: Welke veranderingen zijn nodig in de organisatie van de eerstelijns verloskundige zorgverlening in de regio Groot Kennemerland om deze in de toekomst te kunnen behouden? Methode van onderzoek Ik koos voor een kwalitatieve onderzoeksmethode. Daarbij wordt gevraagd naar ideeën en meningen
van personen. In een casestudie deed ik prospectief exploratief onderzoek. Relevante personen werd gevraagd hoe zij tegen de huidige situatie aankeken en wat voor veranderingen zij zouden willen. Er werd gebruik gemaakt van triangulatie. Dat wil zeggen dat er voor elke specifieke groep een andere onderzoeksmethode werd gebruikt die het beste aansloot bij die groep. Vervolgens werden de resultaten van de verschillende onderzoeken gecombineerd. De volgende technieken zijn toegepast:
Een regionaal innovatieplan
200503 - februari
Interviews met partners in de zorg Interviews werden gehouden met representatieve personen van de volgende instellingen: Het ministerie van VWS, het regionale patiënten en consumentenplatform (RPCP), vier relevante zorgverzekeraars, kraamzorginstellingen, tweedelijns zorgverleners, STBN, Selza (Service Eerstelijns ZorgAanbieders voorheen Districts Huisartsen Vereniging Haarlem) en Stichting Huisartsenposten Kennemerland (SHAP). Brainstormsessie met verloskundigen Hierbij waren de elf verloskundige praktijken uit de regio uitgenodigd. Tijdens de sessie werden knelpunten geïnventariseerd en is een lijst opgesteld met gewenste veranderingen. Een verslag van de avond is naar alle praktijken gestuurd. Vragenlijsten bij de cliënten 110 vragenlijsten met twintig Jeannette Broeders MSc is verloskundige in Haarlem en projectleider van een ondersteuningsorganisatie; contactadres: Zijlweg 212 te 2015 CK Haarlem; E:
[email protected]
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 19
17-02-2006 11:56:44
19
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 20
WETENSCHAP
vragen zijn verspreid onder de elf praktijken van de kring. Het ging om een steekproef. De respons was vijftig procent. Naast de resultaten van het empirisch onderzoek werd de theoretische context onderzocht van waaruit het innovatieplan is ontstaan. De theoretische context is opgebouwd uit innovatietheorieën, actuele beleidsstukken, literatuuronderzoek van vergelijkbare Nederlandse en internationale initiatieven. Het theoretische kader wordt in dit artikel niet besproken. De theoretische context en de resultaten van het empirisch onderzoek leidden samen tot de ontwikkeling van het innovatieplan. Dit plan vormt de conclusie van het onderzoek en vormt het antwoord op de onderzoeksvraag. Het gaat de verbinding vormen tussen de oorspronkelijke situatie en de wenselijke situatie voor de cliënten, de verloskundigen en de andere partners in zorg.
Resultaten van empirisch onderzoek Partners in de zorg Alle geïnterviewden delen de mening dat de eerstelijns verloskundige zorgverlening in de huidige situatie onder druk staat. Zij geven aan een noodzaak tot verandering te zien op het gebied van samenwerking en ondersteuning. De tweede lijn geeft aan dat ze bereid zijn tot alle vormen van samenwerking, wanneer dat niet ten koste gaat van hun aandeel in de zorg. De ondersteuningsorganisaties, zoals STBN en Selza wachten op vragen om ondersteuning. En de zorgverzekeraars weten precies wat de randvoorwaarden voor een verandering moeten zijn Zij formuleren deze als volgt: 1. Er moet voldoende draagvlak zijn binnen de eerstelijns verloskundige zorgverlening. 2. De verandering moet cliëntgericht zijn. 3. De verandering moet doelmatig, effectief, efficiënt, toekomst-
bestendig en regionaal gericht zijn. Verloskundigen Verloskundigen ervaren in de huidige situatie een aantal knelpunten. Zij hebben problemen met de balans tussen werk en privé. Ook zien ze een gebrek aan samenhang tussen de praktijken. Daarnaast ervaren ze een toenemende kwetsbaarheid, enerzijds ten opzichte van de cliënt die steeds meer eisen stelt aan de zorg, anderzijds ten opzichte van de medisch-technische ontwikkelingen. Tenslotte zijn zij onzeker onder de stroom van veranderingen vanuit VWS. Om deze problemen het hoofd te bieden verwoordden de verloskundigen welke veranderingen zij wensen. Er zou een organisatievorm moeten komen om status te geven aan de samenwerking tussen verschillende praktijken onderling. Insteek daarbij is dat de kleine praktijken behouden blijven op het
A: Ondersteuning van de praktijken De praktijken blijven zelfstandige maatschappen, maar formaliseren de onderlinge samenwerking in de vorm van een coöperatie of een stichting. Deze wordt nu even ‘De Organisatie’ genoemd. ‘De Organisatie’ gaat de facilitaire ondersteuning regelen voor de praktijken, de informatievoorziening voor de verloskundigen en de cliënten, en de externe communicatie vormgeven van de praktijken. Dit kan het beste vanuit een fysiek verloskundig centrum of vanuit een website. De praktijkmanager wordt de contactpersoon tussen ‘De Organisatie’ en de praktijken. De kring Groot Kennemerland blijft als onderafdeling van de KNOV bestaan, los van ‘De Organisatie’, om de belangen van de eerstelijns verloskundigen te behartigen.
20
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 20
17-02-2006 11:56:44
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 21
WETENSCHAP
niveau van de zorgverlening maar dat zij samenkomen in een stichting of een coöperatie. Door de krachten te bundelen krijgt de eerste lijn een krachtiger uitstraling, kunnen de afzonderlijke praktijken worden ontlast in ondersteunende taken en zijn zij minder kwetsbaar in geval van ziekte of vakantie van individuele verloskundigen. Graag zien verloskundigen daarbij één aanspreekpersoon per praktijk Verloskundigen zagen niet veel meerwaarde in een geboortecentrum waar ook bevallingen zouden kunnen plaatsvinden. Het zou fijn zijn in tijden van drukte om mensen niet naar een ziekenhuis te hoeven sturen, maar men is toch bang dat het ten koste gaat van de thuisbevalling. En dat is wat zij persé niet willen: de thuisbevalling verliezen en onnodig medicaliseren. Cliënten Uit de resultaten van de vragenlijsten blijkt dat cliënten over het algemeen tevreden zijn met de
huidige organisatie van de eerstelijns verloskundige zorgverlening. Het aantal controles mag meer en vroeger in de zwangerschap, maar het is goed zoals het is. Er wordt veel waarde gehecht aan de keuzevrijheid voor de plaats van de bevalling en aan een persoonlijke benadering. Cliënten willen liever geen grotere groepspraktijken of door verschillende praktijken gecombineerde bevallingsdiensten en kraambedbezoeken. Een zogenaamd ‘bevallingsmaatje’ vond de helft een goed idee, vooral primigravidae. 75% vond een geboortecentrum een goed alternatief voor de poliklinische bevalling, waarvan 20% dan wel bepaalde voorwaarden stelden zoals pijnbestrijding en medisch-technische voorzieningen. De 25% die het een slecht alternatief vond was vooral bang dat het ten koste zou gaan van de thuisbevalling of dat de afstand naar de plaats van bevallen te groot zou zijn.
Conclusie: de ontwikkeling van een innovatieplan De eerstelijns verloskundigen en hun partners in de zorg zijn het er over eens dat de organisatie van de zorg moet veranderen wil de eerstelijns verloskundige zorg toekomstbestendig zijn. De zorg moet gericht zijn op de wensen en behoeften van cliënten. Op basis van het cliëntonderzoek kan gesteld worden dat in een vernieuwde zorgorganisatie geen plaats is voor een geboortecentrum voor bevallingen. Er is op basis van deze resultaten van het onderzoek genoeg grond voor de ontwikkeling van een innovatieplan. Voorwaarden voor het welslagen van een dergelijk plan zijn de bereidheid van alle partijen om met zo min mogelijk vooroordelen te willen werken aan de realisatie van het plan, de beschikbaarheid van financiering en het vinden van een geschikte locatie. Het plan gaat uit van het principe “Big is powerful, small is beautiful”,
B: Directe cliëntenzorg De samenwerking tussen de ziekenhuizen kan ook tot uiting komen binnen een verloskundig centrum en op een website. Samenwerking op het gebied van informatievoorziening, voorlichting, ICT, consulten, vergaderingen, protocollering en al wat denkbaar is. Er is in grote lijnen een verdeling van praktijken over de drie regionale ziekenhuizen. In de huidige praktijk zie je dat bepaalde praktijken meer met één bepaald ziekenhuis samenwerken. In verband met de afstanden is het denkbaar om drie kleinere eerstelijns verloskundige centra te hebben verspreid over de regio Groot Kennemerland. Deze centra hebben dan hun basis in hét verloskundig centrum voor wat betreft de ondersteuning.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 21
17-02-2006 11:56:45
21
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 22
WETENSCHAP
waarbij de verloskundige zorg in handen blijft van de afzonderlijke praktijken, maar de krachten gebundeld worden voor andere zaken. Het innovatieplan bestaat uit de realisatie van de volgende vier zaken: 1 Het formaliseren van de samenwerking van de verloskundige praktijken in een stichting of coöperatie, hierna genoemd ‘De Organisatie’, en deze specifieke taken toebedelen. ‘De Organisatie’ is • adviserend naar de praktijken (bijvoorbeeld over de veranderingen binnen de zorgverzekering en de financiering van verloskundigen). • adviserend en informerend naar cliënten (bijvoorbeeld preconceptie advies, counseling prenatale screening). • ondersteunend voor de bedrijfsvoering van de praktijken (bijvoorbeeld gezamenlijke inkoop en sterilisatie) • bemiddelend tussen de praktijken en hun partners in de zorg, cliënten en de media. 2. Een centrale rol creëren voor een praktijkmanager. Per praktijk is er één verloskundige die vrijgesteld wordt voor alle taken die niet cliëntgebonden zijn maar wel noodzakelijk zijn voor een goed functioneren van de praktijk. Deze manager wordt tevens het aanspreekpunt van de praktijk. 3. Een verloskundig centrum realiseren. In dit verloskundig centrum is het kantoor gevestigd van ‘De Organisatie’ en wordt de ondersteuning geregeld zoals hierboven genoemd. Voor verloskundigen biedt het centrum een thuis, een ontmoetingsplek in de breedste zin van het woord, de coördinatie van de personele bezetting en waarneming, 22
vergaderruimte en behuizing voor de Kring en een informatieen documentatiecentrum voor wetenschappelijk onderzoek. Voor cliënten biedt het centrum informatie voor aanstaande ouders (waaronder preconceptie adviezen), cursussen (zwangerschapsgym, yoga, babymassage, etc.), een prenataal diagnostisch centrum (counseling, combinatietest), een eerstelijns echocentrum, een versiecentrum, een gynaecologenspreekuur, kraamzorg en een meldpunt voor klachten van cliënten. 4. Een Website maken. Hierop staat informatie over de organisatie van de verloskundige zorgverlening in de regio, het verloskundig centrum, algemene informatie ten behoeve van aanstaande ouders, zwangeren en kraamvrouwen, kraamzorg, etc. Plan in praktijk De Kring Groot Kennemerland was nauw betrokken bij het innovatieplan en is er actief mee aan de slag gegaan. Zij heeft er een aantal onderwerpen uitgetild waarmee verschillende praktijken een aantal veranderingen in gang hebben gezet. Zo werken momenteel vier praktijken samen met een mobiel echocentrum en gaan zes praktijken samen voorlichtingsavonden organiseren. Er zijn concrete plannen om een eerstelijns screeningcentrum te gaan starten in beheer van de verloskundigen, waar op een geformaliseerde manier samengewerkt gaat worden. Er wordt ook gewerkt aan een plan om preconceptiezorg in de regio binnen de eerste lijn aan te gaan bieden. Selza (Service Eerstelijns Zorgaanbieders) fungeert nu als ondersteuningsorganisatie voor vragen om ondersteuning vanuit de verloskundige praktijken (zoals
een mailing verzorgen of een financieringsverzoek schrijven). De Kring Groot Kennemerland vergadert tegenwoordig in een eerstelijns setting in een gebouw waarin ook het huisartsenlaboratorium, Selza en Klict (een ICT ondersteuningsorganisatie voor de eerste lijn) gehuisvest zijn. Binnen de verloskundige samenwerkingsverbanden wordt aan kwalitatief hoogstaande ketenzorg gewerkt. Dit is zeer belangrijk bij een sterker wordende eerstelijns verloskundige zorg. Voor een regionale website bleek niet voldoende draagvlak te zijn. Door deelname aan het onderzoek en de conclusie daarvan in de vorm van het innovatieplan zijn de verloskundigen in de regio zich bewuster geworden van hun positie in de gezondheidszorg. Veranderingen zoals in het plan beschreven zijn hebben geen autoritair karakter en zullen alleen plaatsvinden vanuit de praktijken zelf wanneer men het nut daarvan ervaart. Persoonlijk denk ik dat de eerstelijns verloskundige zorg zal blijven bestaan als men zich sterker maakt door samen te gaan werken, veel aan PR doet, dicht bij huis of thuis de zorg blijft geven en goed blijft kijken naar wat de cliënt vraagt. Het innovatieplan is regionaal van opzet, maar is zeker niet alleen van belang voor Groot Kennemerland. Het is naar mijn mening toepasbaar voor alle kringen in Nederland die bereid zijn de eerstelijns verloskunde te versterken. Ik wil iedereen daarom aanmoedigen initiatieven in die richting te ontwikkelen. De KNOV, STBN en de ondersteuningsorganisaties in het land (de ROSsen) zijn naar mijn idee allemaal op de goede weg. ■
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 22
17-02-2006 11:56:45
17-02-2006
11:13
Pagina 23
GEEN HERZIENING WETENSCHAP VAN HET STANDPUNT OVER DE COMMERCIËLE OPSLAG VAN STAMCELLEN Met regelmaat worden verloskundigen benaderd door bedrijven zoals Cells4health, Cryo-Save en Stamcelbank Nederland, die tegen betaling navelstrengbloed opslaan van particulieren, al dan niet met de expliciete vraag medewerking te verlenen aan de opslag van stamcellen uit navelstrengbloed. Ook verzochten zij onlangs de KNOV om een welwillender standpunt in te nemen inzake de commerciële opslag van stamcellen. Nieuwe ontwikkelingen, met name op het gebied van de cardiologie, zouden daartoe aanleiding geven.
Kristel Zeeman
Eind 2002 verwoordde de KNOV het standpunt dat de beroepsgroep geen verantwoordelijkheid wil dragen voor het (correct) verzamelen van stamcellen via de commerciële weg[1]. De KNOV adviseerde verloskundigen informatie te verstrekken aan cliënten over de zin en toepassing van commerciële stamcel opslag. Cliënten die alsnog uitdrukkelijk om medewerking vragen kunnen voor bloedafname het best verwezen worden naar de desbetreffende firma. De KNOV heeft besloten, de volgende overwegingen in acht genomen, om het standpunt van 2002 niet te herzien: Stamcelonderzoek is volop in ontwikkeling. Er zijn de afgelopen jaren echter geen nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen die wijzen op het nut van particuliere opslag van stamcellen uit navelstrengbloed zonder medische (familie) indicatie. De ‘nieuwe ontwikkelingen’ waar bloedbanken voor particuliere opslag ons op wijzen, betreft de mogelijkheid om beschadigd weefsel (bijvoorbeeld na een hartinfarct) te genezen door
stamceltransplantatie. Dit gebeurt met autologe stamcellen (van de patiënt zelf), afkomstig uit bloed of beenmerg. Navelstrengbloed is hiervoor niet nodig. Een aantal ziekten, zoals aangeboren stoornissen van het immunologische apparaat, hereditaire anemieën, bepaalde stofwisselingsziekten en hematologische maligniteiten, met name leukemieën, zijn momenteel te behandelen door transplantatie van hematopoïetische stamcellen (bloedvormende stamcellen) uit beenmerg, bloed of navelstrengbloed. Meestal worden hiervoor allogene stamcellen (cellen van een ander) gebruikt, omdat het eigen beenmerg afwijkingen vertoont[2]. De kans dat de stamcellen uit navelstrengbloed voor autologe transplantatie gebruikt zullen worden is, met de huidige stand van wetenschap, zeer klein (1:10.0001:200.000). Het vermoeden bestaat dat de toepassingsgebieden in de toekomst uitgebreid kunnen worden naar o.a. de behandeling van de ziekte van Parkinson en MS, door gunstige resultaten in experimenteel onderzoek. De vraag blijft daarbij of het dan nodig is (eigen) navelstrengbloed te gebruiken, of dat stamcellen uit
(gemobiliseerd) bloed of beenmerg volstaan. Navelstrengbloed is momenteel overigens alleen te gebruiken voor kinderen tot 50 kg, omdat het relatief weinig stamcellen bevat. Hoewel de toepassingsmogelijkheden op dit moment beperkt en in de toekomst nog onduidelijk zijn, is particuliere opslag bij bovengenoemde bedrijven zeer kostbaar. Om het bloed 20 jaar te laten opslaan, betaalt de cliënt 1.500 tot 2.300 euro, afhankelijk van het bedrijf. De informatie op de verschillende websites en in de brieven die verloskundigen krijgen toegestuurd is incompleet en soms misleidend. Zo suggereren bedrijven dat voor de behandelingen die mogelijk zijn met stamcellen, stamcellen uit navelstrengbloed nodig zijn. Dit is dus lang niet altijd het geval. Ook overdrijven zij de (eventueel toekomstige) toepassingsmogelijkheden. Cruciale informatie, zoals het feit dat een groot deel van de afgenomen bloedmonsters niet voor opslag geschikt is, ontbreekt veelal. Hoewel bedrijven mogelijk het tegendeel beweren, hebben verloskundigen het recht te weigeren om navelstrengbloed af te nemen, ondanks de uitdrukkelijke wens van cliënten. De bloedafname heeft namelijk niets te maken met de verloskundige begeleiding van de cliënt. De handeling komt voort uit de overeenkomst tussen het bedrijf Kristel Zeeman is verloskundige, medisch antropoloog, beleidsmedewerker van de KNOV en lid van de redactie
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 23
Standpunt stamcellen
200503 - februari
17-02-2006 11:56:45
23
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 24
WETENSCHAP
en de cliënt. Ook is het niet de plicht van verloskundigen informatie te verstrekken over de mogelijkheden van particuliere stamcelopslag. Het is onduidelijk hoe de kwaliteit van de bloedafname en de stamcelopslag door de navelstrengbloedbanken voor particuliere opslag is gewaarborgd. Navelstrengbloed dat is opgeslagen in een bloedbank voor anonieme donoren (Stichting EuroCord Nederland, met bloedbanken in Leiden en Nijmegen) is van gegarandeerde kwaliteit en heeft veel meer kans om geschikt te zijn voor iemand in de wereld dan privaat opgeslagen bloed, waarvan het meeste nooit gebruikt zal worden. Wanneer er sprake is van een medische indicatie, bestaat ook bij deze navelstrengbloedbanken de mogelijkheid stamcellen op te slaan voor eigen gebruik. Gezien het bovenstaande staat de KNOV nog steeds op het standpunt dat de opslag in navelstrengbloedbanken voor anonieme donoren de voorkeur geniet. Dit is overigens beperkt mogelijk en alleen in de regio’s Leiden, Nijmegen, Amsterdam en Groningen. De KNOV raadt verlos-
kundigen ten zeerste aan zichzelf en cliënten zorgvuldig te informeren mochten zij in zee willen gaan met bedrijven voor particuliere opslag van stamcellen. Uitgebreide informatie, die nog steeds voldoet, kunt u vinden in eerder verschenen publicaties in het TvV en KNOVbulletin[3]. Deze kunt u downloaden via de website van de KNOV. Verloskundigen die er voor kiezen wel mee te werken zijn een aantal zaken van belang. Medewerking betekent dat de verloskundige bloed moet afnemen en het bloed moet veilig stellen. Bloed afnemen voor stamcelopslag is een handeling die in essentie niet afwijkt van andere vormen van bloedafname die de verloskundige beheerst. Daarvoor is de verloskundige bevoegd en in principe bekwaam. Om het bloed veilig te stellen moet zij van het betreffende bedrijf een duidelijke instructie krijgen en voorzien worden van materialen die hiervoor nodig zijn. Als deze niet beschikbaar zijn, zou de verloskundige moeten weigeren. Het bloed kan onbruikbaar blijken te zijn omdat het verkeerd is afgenomen of veiliggesteld. In dat geval heeft de verloskundige
BELANGRIJKE KNOV en STBN willen verloskundigen, kringen en samenwerkingsverbanden oproepen initiatieven op het terrein van prenatale screening te melden. Deze informatie is van belang voor zorgverzekeraars die voor iedere regio de afweging moeten maken of zij de prenatale screening ofwel in de eerste lijn ofwel - al dan niet tijdelijk - in de tweede lijn zullen 'inkopen'.
24
een fout gemaakt. Deze fout kan geen schadeclaim tot gevolg hebben, omdat de cliënt niet kan aantonen welke schade geleden is. Het bloed is immers bedoeld voor gebruik bij mogelijke situaties of ziekten in de toekomst. Dit is geen grond voor toekenning. Wanneer zich ontwikkelingen voordoen die aanleiding geven voor de herziening van dit standpunt, informeren wij u daarover. ■ Referenties [1] Zie: KNOVbulletin december 2002 [2] Lim, F.T.H. Hematopoietic potential and alloreactive capacity of human umbilical cord blood and fetal hematopietic tissue. Proefschrift 8 november 2005, Rijksuniversiteit Leiden. [3] Tebbe, B. Stamcellen bizz. Tijdschrift voor verloskundigen 2005;30(1):43 en 51; [4] Scherjon,S en Kanhai,H. Verloskundige beroepsbeoefenaren behoren geen commercieel belang te dienen. Tijdschrift voor verloskundigen 2001;26(12):951-3; [5] Huis, M. van. EMA, de opleiding in Groningen en CryoCell. Tijdschrift voor Verloskundigen 2001;26(11):902-3; [6] KNOVbulletins december 2002, april 2001, oktober 2000
OPROEP
Daarnaast willen wij graag komend jaar landelijk volgen hoe de prenatale screening zich in de eerste lijn zich ontwikkelt. We zullen het overzicht ook via onze websites publiceren, zodat men desgewenst onderling contact kan worden opnemen. Melden kan via
[email protected] en
[email protected] Graag daarbij aangeven of het aangemelde initiatief zich al wel of (nog) niet leent voor externe informatievoorziening.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 24
17-02-2006 11:56:45
17-02-2006
11:13
Pagina 25
PROMOTIE IS VOORAL OOK TEAMWORK
WETENSCHAP
Juiste aanpak leidt tot succes
Promotieonderzoek combineren met een eerstelijns verloskundige praktijk? Dat dit goed kan bewijst Hennie Wijnen, verloskundige in Veldhoven. Ze heeft een duidelijke eerstelijns visie en met hard werken, een groot netwerk en veel enthousiasme kwam haar zeer relevante proefschrift in vijf jaar van de grond. Ze is vooralsnog enig in haar soort. Een interview met een bevlogen vrouw.
Hennie Wijnen (1950) is verpleegkundige en verloskundige. Ze studeerde enkele jaren filosofie in Groningen. Sinds 1982 werkt Wijnen als eerstelijns verloskundige in Veldhoven. Zij is vanaf 1988 betrokken geweest bij de Kempenstudies.
Kristel Zeeman
Hoe ben je betrokken geraakt bij het onderzoek? Ik loop al sinds 1988 mee als praktijk in het onderzoek naar schildklierfunctie en depressies. In de Kempen hebben we heel veel expertise op het gebied van schildklierfunctie in de zwangerschap. Maar terwijl je denkt dat onderzoek doen antwoord geeft op je vragen, krijg je twee keer zoveel vragen terug. Zo word je geprikkeld en rol je er een beetje in. Intussen was ik ook betrokken bij het opzetten van de WOS cursus en volgde ik WOS I en II. Voor dit onderzoek heb ik toen een team gezocht aan de universiteiten van Tilburg en Maastricht en in het plaatselijk ziekenhuis (Máxima Medisch Centrum te Veldhoven) om mee te brainstormen. We spraken over aanpak, onderzoeksprotocol, haalbaarheid, wanneer genoeg power. Van literatuurstudie, het schrijven van een onderzoeksvoorstel, het wachten op de ethische commissie tot het schrijven van het proefschrift duurde totaal ongeveer vijf jaar. Ik ben op dit onderwerp gekomen door het onderzoek van psychologe dr. Evelien Brouwers die heeft gekeken naar maternale schildklierKristel Zeeman is verloskundige en medisch antropoloog, beleidsmedewerker bij de KNOV en
Hennie Wijnen promoveerde op 6 december 2005. Zij onderzocht duizend vrouwen tijdens hun zwangerschap en kraambed; hun kinderen worden de komende tien jaar gevolgd. Wijnen keek naar het welbevinden van de moeder tijdens zwangerschap en kraambed, het functioneren van de schildklier en de ontwikkeling van het kind. Haar studie toont aan dat een laag vrij circulerend schildklierhormoon het risico vergroot op niet fysiologische hoofdliggingen tijdens de baring. Mogelijk kan dit verklaard worden door een verminderde spiertonus bij de foetus die daardoor niet kan zorgen voor een adequate flexie en deflexie van het hoofd. Tevens toont haar studie aan dat psychologische factoren het welbevinden van de zwangere vrouw bepalen. Wijnen pleit ervoor om bij de risicoselectie naast medische en verloskundige criteria ook psychologische factoren te betrekken. Zo blijkt uit haar onderzoek dat de ernst van misselijkheid en braken tijdens de zwangerschap voornamelijk afhangt van psychologische factoren. Ernstige symptomen kunnen een teken zijn van psychopathologie, wat op zijn beurt de kans op angst en depressie verhoogt. Deze verhogen het
Wetenschap in eerstelijn
200503 - februari
risico op verloskundige, foetale en neonatale complicaties en op een verstoorde ontwikkeling van het kind. Het is van belang vrouwen op te sporen met hoge intensiteit van symptomen van misselijkheid en braken. Hoewel dit 'normaal' wordt geacht, kan het duiden op psychoneuroticisme. Ook dienen vrouwen met grote angsten, vooral in de laatste drie maanden van zwangerschap te worden opgespoord, evenals vrouwen met ernstige depressieve symptomen tijdens diverse momenten in de zwangerschap.
lid van de redactie
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 25
17-02-2006 11:56:45
25
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 26
WETENSCHAP
functie in de zwangerschap en motorische en neurologische ontwikkeling van de pasgeborene. Zij heeft duidelijk aangetoond dat er een verband is tussen lage schildklierhormonen bij de moeder en achterstanden bij het kind op eenjarige en tweejarige leeftijd. Ik heb teruggeredeneerd: dan zit dat verband er waarschijnlijk ook al in de baarmoeder. De hypothese daarbij is dat het draaien van stuit naar hoofdligging actief gebeurt door het kind. Als het kind een motorische achterstand heeft, kan het mogelijk ook minder goed draaien. Tevens zou het effect kunnen hebben op hoofdliggingen. Hypothyreoïdie veroorzaakt een slechte spiertonus bij volwassenen. Als dit ook bij het kind in de baarmoeder het geval is kan het de spildraai beïnvloeden, zo veronderstelde ik. Wat was de rol van de promotoren? Promotoren wijzen je de weg in het promotiecircuit. Je moet het zelf doen, maar zonder hulp red je het niet. Ik heb heel veel enthousiaste hulp gehad. In de eerste tijd kwamen we elke zes weken bij elkaar en bespraken we de resultaten. Dat was ook een stok achter de deur. Ik sprak het meest met de professoren G.M. Essed en V.J. Pop, vooral het laatste jaar: Welke data gebruiken we wel, welke niet, wat is de insteek van de analyse? Ik heb heel veel geluk gehad met mijn promotoren. Maar ik denk ook dat je als eerstelijns verloskundige het bijna niet kunt doen zonder intensieve, praktische begeleiding. Je weet niet welke wegen je moet bewandelen. Ik kon mijn promotoren bij wijze van spreken op elk moment van de dag bellen met vragen. Het is trouwens niet alleen een kwestie van geluk hebben, het is ook zoeken totdat je de goede mensen vindt. Voor je 26
een team hebt gevonden dat je onderwerp leuk vindt en dat bereid is mee te werken, dat zie ik bij heel veel onderzoekers, dat kost heel veel tijd. Het hebben van een netwerk is daarbij heel belangrijk. Hoe heb je onderzoek en eerstelijns praktijk kunnen combineren? Doordat we met z’n drieën in de praktijk zijn blijft er voor mij genoeg tijd over om met onderzoek bezig te zijn. Het is veel werk. Ik zag de meeste mensen zelf: bij de intake, bij 24 weken en 36 weken. Zelf bloed prikken en echo’s maken. Maar doordat een deel van de onderzoeksgroep uit mijn eigen praktijk kwam, kon ik het ook combineren met mijn gewone werk. 85% van onze eigen cliënten deed mee. Het was fijn dat ik een goed onderling contact had met mijn collega’s, want door het onderzoek was er meer overleg nodig over de planning. Een goed contact met collega’s uit andere praktijken was ook heel belangrijk. Zij hebben zich erg ingespannen om genoeg eerstelijns zwangeren bij het onderzoek te betrekken. Maar de collega’s hoefden in principe niets van mijn werk te doen tijdens de zwangerschap. Sterker nog, je neemt soms een deel van ze over. Ik overlegde altijd met ze: ik zie deze mevrouw met 24 weken voor het onderzoek. Wil je dat ik gelijk een prenatale controle doe, of een Hb tegelijk met het bloedonderzoek? Voor het verzamelen van data tijdens de bevalling hebben mijn collega’s wel veel werk verricht. Een eerstelijns verloskundige praktijk is uitermate geschikt voor het doen van onderzoek. Je hebt makkelijk toegang tot een grote populatie ‘gezonde’ zwangeren. Dat is uniek. Mijn ervaring is dat zwangere vrouwen graag mee willen wer-
ken, zeker omdat het in dit geval direct hun eigen gezondheid ten goede kwam. In het totaal van de deelneemsters hebben we bij 13 zwangeren een schildklierafwijking gediagnosticeerd, waar we anders niet zomaar achter waren gekomen. Bovendien kregen alle mensen een liggingsecho, waarbij ik toch vaak ook wat langer keek dan nodig was voor het onderzoek. Dat sprak aan. De belangrijkste reden voor mensen om niet mee te werken was een fobie voor bloed prikken. Verder waren de vrouwen erg bereid om hun tijd te geven, voor lichamelijk onderzoek, voor het invullen van vragenlijsten, noem maar op. Die medewerking heeft me enorm gemotiveerd. Wat was het grootste obstakel bij het doen van onderzoek? Ik was al eens eerder begonnen met een onderzoek, maar dat had ik niet helemaal goed aangepakt. Ik had zelf al een hele studie gedaan, er lagen allemaal ingevulde vragenlijsten en toen ging ik er professoren bij zoeken. Maar zo werkt dat dus niet. Mensen hadden het allemaal veel te druk. Voor dit promotieonderzoek ben ik anders te werk gegaan. Eerst een team bij elkaar gezocht en vervolgens met hen een strategie bepaald. Dit is ook een tip die ik andere eerstelijns verloskundige onderzoekers wil meegeven. Wat vind je zelf de belangrijkste uitkomst van je onderzoek? Het meest interessante vind ik dat we aanwijzingen hebben dat maternale schildklierfunctie invloed kan hebben op de ligging van het kind. Hypothyroxinaemie binnen de nu normale grenswaarden, te weten een fT4 kleiner dan 30e percentiel met normale TSH waardes, vergroot het risico op een niet fysiologische hoofdligging, wat weer
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 26
17-02-2006 11:56:45
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 27
WETENSCHAP
Screening van hypothyroxinaemie is niet kosteneffectief gebleken. Wat is volgens jou een belangrijk motief om dat wel te doen? Die liggingsafwijkingen, daar zou het belangrijk voor zijn, maar ook de aanwijzingen uit europees onderzoek, dat maternale schildklierfunctie en ADHD gerelateerd zijn. Maar screening is vooralsnog alleen mogelijk in onderzoekssetting. Onze Nederlandse resultaten komen uit observationeel onderzoek. Eerst moeten we er door interventiestudies achter komen of er oorzakelijk verband is tussen schildklierhormoon en liggingsafwijkingen.
tisch ervaren, dat ondersteunt mijn punt. Maar het zou nog beter zijn een fase eerder te beginnen: al in de zwangerschap angst en depressie opsporen en deze vrouwen extra begeleiden. Zij hebben meer voorbereiding nodig. Ik zou graag zien dat er een discussie wordt gevoerd over mijn advies: screen elke zwangere twee of drie keer in de zwangerschap met de EDS (voor depressie) en SCL (voor angst). Dat zijn vrij makkelijk in te vullen vragenlijsten met een duidelijke, getalsmatige score. Die vrouwen die als risicovol uit de bus komen moet je extra begeleiden, door meer en langere controles. En zo nodig doorverwijzen. Kijk, we zijn geen psychologen, we zijn niet geschoold in het afnemen van een psychologische anamnese en dat is ook niet onze taak. Daarom moeten we zoeken naar makkelijk hanteerbare instrumenten, die eenvoudig te interpreteren zijn. Ik zeg niet dat EDS, het geven van een cijfertje, de ideale methode is. Maar het is voor de verloskundige praktijk heel goed bruikbaar. Ook moeten verloskundigen alert zijn op vrouwen met een hoge intensiteit van misselijkheidklachten. Dit kan een teken zijn van psychopathologie, dat op zijn beurt het risico op angst en depressie verhoogt.
Je hebt ook het effect van welbevinden op de partus onderzocht, kun je daar iets over vertellen? Ik heb gevonden dat depressie en angst tijdens de zwangerschap weinig relatie hebben met schildklierhormoon, maar dat angst wel de duur van het ontsluitingstijdperk kan verlengen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat deze vrouwen extra begeleid worden tijdens de bevalling. Dr. Eelco Olde vond in zijn pas gepubliceerde promotieonderzoek dat vrouwen de bevalling regelmatig als trauma-
Heeft niet elke zwangere een uitgebreidere partusvoorbereiding nodig? Het is waarschijnlijk niet nodig dat iedereen meer aandacht krijgt, de meeste vrouwen zijn tevreden met de aandacht die er nu is. Screening met vragenlijsten geeft verloskundigen een extra werktuig. De meest urgente gevallen pik je er uit en die geef je extra begeleiding. Dit houdt in dat je duidelijke uitleg geeft over wat er gaat of kan gaan gebeuren. Maar ook dat je concreet zegt: Je bent bang, maar je hoeft
een het risico vergroot op complicaties tijdens de baring. Dat is voor de eerste lijn een geweldige uitkomst. Zo praktisch en tastbaar. Het lijkt veel makkelijker aan te pakken dan angst en depressie. Als in een interventiestudie kan worden aangetoond dat het geven van thyrax invloed heeft op de ligging van de baby, dan is er een mogelijkheid dat sommige obstetrische complicaties eenvoudigweg worden teruggedrongen. Opvallend is ook dat in dit onderzoek bij een fT4 boven de p90 er geen enkel kind meer in stuit ligt bij 36 weken zwangerschap.
het niet alleen te doen. Hoe zullen we dat regelen? Zo steek je mensen een hart onder de riem. Ik denk dat we er heel veel winst op kunnen halen als angstige vrouwen één op één begeleiding krijgen al vroeg in het ontsluitingstijdperk. Dit is naar mijn mening het werk van verloskundigen, maar door de drukte van de huidige normpraktijk komt die er niet altijd aan toe om zo vroeg al bij de barende te blijven. Onderhandelingen met zorgverzekeraars zijn nodig om dit te veranderen, maar daarvoor heb je wel wetenschappelijke bewijzen nodig. Wat levert het op als je er tien uur een betaalde doula naast zet? Deze bewijzen zijn er (nog) niet voor de Nederlandse situatie. Maar als je streeft naar optimale verloskundige zorg, dan hoort continue begeleiding daar gewoon bij. Hoe ga je verder na deze promotie? Je hebt zo lang data verzameld, het is heel leuk om daarmee verder aan de slag te gaan. Het proefschrift is niet het eind van het onderzoek, eerder een begin van wat nieuws. Het onderzoek naar stuiten in relatie tot schildklierafwijkingen is nog lang niet afgerond. Er is nu zo’n grote groep kinderen waarvan je gegevens hebt van de zwangerschap, de bevalling en de uitslagen van de hielprik. Niet alleen ik ga er mee verder, maar ook anderen kunnen de data gebruiken om hun eigen analyses mee uit te voeren. ■
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 27
17-02-2006 11:56:46
27
Afgestudeerd
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 28
TWEEDE COHORT
ONDERWIJS
MASTERS VERLOSKUNDE AFGESTUDEERD Op 1 februari 2006 heeft een tweede lichting verloskundigen de master of science titel verworven. In de Lutherse kerk te Amsterdam kregen elf studenten hun diploma van de tweejarige kopstudie uitgereikt. De universitaire studie voor verloskundigen startte in 2002. De verloskundige beroepsgroep legt met academisering de basis om zelf wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren, onderwijs te ontwikkelen en sturing te geven aan organisatie en management van de verloskundige zorg.
Op 22 maart a.s. presenteren deze Masters of Science Verloskundigen hun scripties tijdens een symposium in het AMC te Amsterdam. Op deze dag wordt opnieuw de 'Huidekoper'
van Hogerop? Volg dan de Universitaire Masterstudie Verloskunde Geen korte cursus, maar een volwaardige en intensieve universitaire masterstudie.
Interesse?
Onderwijsbureau Masterstudies Bel (020) 566 6944 of mail:
[email protected]
KIJK ook op www.amc.nl/
masterverloskunde 28
onderzoeksprijs uitgereikt voor de beste afstudeerscriptie. De Stichting Frederik Ruysch stelt de prijs ter beschikking. Het symposium wordt door de KNOV geaccrediteerd. ■
Masters of Science Verloskunde De Masters of Science Verloskunde presenteren op 22 maart 2006 de volgende onderwerpen*: Mw. S. Verschuren, RM MSc: “Screeningsecho bij 20 weken. Nut en noodzaak?” Mw. S. Jans, RM MSc: ”Anaemie in immigrant pregnant women according to the KNOV clinical guideline ‘Anaemia in Primary-care Midwifery?’” Mw. Y. Smit, RM MSc: ”Which intervention is the most effective therapeutic or preventive treatment of sore- of cracked nipples? A systematic review.” Mw. I. Bastiaans, RM MSc: ”Toetsing tijdens de stage: de dagelijkse praktijk.” Mw. M.C. van der Meijde, RM, MBA: “De verloskundige opleiding: maximaal rendement binnen de BaMa.” Mw. A. Seefat-van Teeffelen, RM MSc: ”Psychosociale begeleiding tijdens de zwangerschap.” Mw. W. van Dijk, RM Msc: “Alles wat groot is, begon ooit klein.” Vroegsignalering. Mw. L. Beers, RM MSc: ”Bespreken huiselijk geweld.” Mw. J. van der Ven, RM MSc: “En de echo rolt zich voort.” Implementatie prenatale screening Mw. L. Martijn, RM MSc: “Zuid West – thuis best.” Regionale organisatie van verloskundige zorg. Mw. M. Bartels, RM MSc: “Komt ooit, ooit.” Regionale zorgvernieuwing. * meer informatie: zie de rubriek congres en cursus, achterin dit tijdschrift.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 28
17-02-2006 11:56:46
17-02-2006
11:13
Pagina 29
VERLOSKUNDE
ONDERWIJS
OPLEIDINGEN ZOEKEN TOENADERING WETENSCHAP Hoe kan de relatie worden versterkt tussen de verloskundige opleidingen en het medisch-wetenschappelijk onderwijs en onderzoek? Dat was de centrale vraag op 19 januari tijdens de Invitational Conference ‘Onderwijs en Onderzoek in de Verloskunde’. De vraag naar verdere samenwerking werd besproken door een bijzondere mix van hoogleraren, medisch specialisten en andere relevante opleiders en onderzoekers op het gebied van de verloskunde in Nederland. De conferentie was een initiatief van de Stichting Samenwerkende Opleidingen tot Verloskundige (SSOV).
Met de conferentie wil de SSOV reageren op enkele ingrijpende veranderingen die de opleidingen raken: ondermeer de visitatie van de verloskundige opleidingen in 2003, de invoering van het Bachelor-Master stelsel, het project “De Verloskundige As” en de vernieuwing van de verloskundige beroepsprofielen. Meer ruimte voor samenwerking Na een halve dag van intensief debat bleek er duidelijk ruimte te bestaan voor nauwere samenwerking. In de zorgketen komen verloskundigen, huisartsen en specialisten elkaar doorlopend tegen. Zij, en natuurlijk de cliënt, zijn gebaat bij een soepele onderlinge samenwerking. Door veelvuldig contact, ook tijdens de verschillende opleidingen, ontstaat begrip voor elkaars kennis, kunde en cultuur.
Tegelijkertijd concludeerden de circa dertig deelnemers dat samenwerking nog lang geen automatisme is. Om dit proces op gang te brengen is het noodzakelijk om heel specifiek te bepalen op welke gemeenschappelijke gebieden er over en weer meerwaarde gerealiseerd kan worden. Daarmee ontstaat er een basis om het structureel op te pakken. De mogelijkheden voor samenwerking zijn tijdens de conferentie toegespitst op vier concrete thema’s. Ieder thema was inhoudelijk voorbereid door een hoogleraar Verloskunde in samenwerking met
TOT
een medewerker van de verloskundige opleidingen. Thema 1 De vormgeving van de Bachelor/ Master opleidingen voor verloskundigen door prof.dr. E.A.P. (Eric) Steegers en mevrouw C.A. (Cilia) Born Geconcludeerd werd dat de doorstroming van de verloskunde opleidingen naar de wetenschappelijke opleidingen laagdrempeliger moet worden. Zo wordt beter geborgd dat er voldoende studenten uitstromen met voeling voor de issues van de verloskundigen en die mede als aanjagers van wetenschappelijk onderzoek op dit terrein kunnen fungeren. Tegelijkertijd werd geconstateerd dat het onnodig is om massaal verloskundigen wetenschappelijk onderwijs aan te bieden. Zo blijken de huidige verloskunde opleidingen bijvoorbeeld heel goed te voorzien in hoogstaand Evidence Based onderwijs.
Onderwijs en onderzoek
200503 - februari
Vlnr: mevrouw M. Harn (MT-lid SROV), Dr. L. Peeters (gynaecoloog AzM), mevrouw B. Berden-Van Lier (directeur Vroedvrouwenschool Maastricht), Prof. Dr. Heineman (hoogleraar Verloskunde AZM/UM).
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 29
17-02-2006 11:56:47
29
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 30
ONDERWIJS
Thema 2 Het opzetten van verloskundig onderzoek door verloskundigen door prof.dr. G.G.M. (Gerard) Essed en mevrouw M. (Marianne) Nieuwenhuijze De discussie spitste zich toe op het belang van wetenschappelijk verloskundig onderzoek. Er werd helder uiteen gezet dat het verloskundige domein haar toekomst te grabbel gooit, als ze niet zelf het initiatief neemt op het gebied van onderzoek. De Tandheelkunde biedt wat dat betreft interessant vergelijkingsmateriaal. Vanaf het moment dat Tandheelkunde meer aandacht besteedde aan de wetenschappelijke onderbouwing van haar vak, heeft het vak een enorme groei doorgemaakt. Dat heeft weer geleid tot een veel betere aanpak van een aantal belangrijke aandoeningen, zoals cariës. Thema 3 Het inzetten van verloskundigen bij het medisch onderwijs door prof.dr. F. (Fedde) Scheele en mevrouw J.M. (Joyce) Kors Het thema betrof de inzet van verloskundigen bij medisch praktijkonderwijs. Belangrijkste
motivatie hiervoor is versterking van de relatie tussen twee samenwerkende beroepsgroepen. De verloskunde en geneeskunde hebben overlappende competenties en verantwoordelijkheden. Daardoor is samenwerking onontkoombaar en gedeeld onderwijs kansrijk. Bovendien beschikken verloskundigen over specifieke kwaliteiten, zoals de fysiologische expertise en de nadruk op risicoselectie, die een waardevolle aanvulling vormen voor het geneeskundige curriculum. De aanwezigen concludeerden dat angst voor inmenging over en weer het belangrijkste obstakel lijkt te zijn voor een volgende stap op dit gebied. Thema 4 De mogelijkheden tot samenwerking tussen verloskunde opleidingen en geneeskunde faculteiten door prof.dr. M.J. (Maas Jan) Heineman en mevrouw L.A.J.M. (Lucienne) Spliet. Tot slot van de conferentie bogen de deelnemers zich over de samenwerkingsmogelijkheden tussen de verloskunde opleidingen en de geneeskunde faculteiten. Wie de beroepsprofielen van de
verschillende disciplines vergelijkt (verloskundige, arts, gynaecoloog, etc.) constateert op diverse terreinen overlap, zoals op het terrein van de prenatale diagnostiek. Daarnaast leidt samenwerking tot betere ketenzorg. Kortom, de opleidingen hebben diverse gemeenschappelijke doelen. Vorm geven aan eigen wetenschapsdomein De conferentie was voor de initiatiefnemers een spannende primeur, die in de praktijk bijzonder goed heeft uitgepakt. De sfeer tijdens de discussies was uitstekend en zeer constructief. Belangrijker nog, de wil tot samenwerking is door vrijwel alle deelnemers heel duidelijk uitgesproken. Voor de verloskundigen ligt de weg open om het eigen wetenschapsdomein vorm te gaan geven. Inmiddels heeft de SSOV besloten tot een publieke vervolgconferentie over dit thema, in het najaar van 2006. Meer informatie: een uitgebreid verslag van deze conferentie, evenals de originele presentaties, is te vinden op www.kennispoortverloskunde.nl Lees verder op pagina 34.
Vlnr en met de klok mee: Dr. F. Baarveld (hoofd Opleiding Huisartsengeneeskunde – RUG), Prof. Dr. F. Scheele (hoogleraar Onderwijs en Obstetrie – VUMC), Prof. Dr. F. Lotgering (hoogleraar Verloskunde – UMC St. Radboud), Mevrouw J. Spittje (directeur SROV) , mevrouw G. Rijninks-van Driel (vice-voorzitter KNOV), mevrouw M. Nieuwenhuijze (adjunctdirecteur Vrouwenvroedschool Maastricht) en mevrouw M. Rijnders (docent Verloskunde Academie Amsterdam).
30
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 30
17-02-2006 11:56:47
17-02-2006
11:13
Pagina 31
ONDERWIJS BEGIN NU WAAR IK VROEGER OPHIELD
IK
In dit artikel vertellen drie klinisch verloskundigen, Wilma van Keijsteren, Marloes van Schaik en Monique Honings over de opleiding tot klinisch verloskundige in Utrecht. Toen het gesprek plaatsvond, maakten zij de laatste weken van hun opleiding af. Inmiddels zijn zij gediplomeerd klinisch verloskundige. Deze opleiding in Utrecht wordt door de beroepsverenigingen NVOG en KNOV beschouwd als een specialistische opleiding waarvoor, naast het diploma van eerstelijns verloskunde, ook (klinisch) verloskundige ervaring gewenst is, maar niet vereist. De opleiding leverde in december 2005 de eerste gediplomeerden af. Half januari 2006 startte de tweede lichting. Marloes van Schaik leverde de kop voor dit artikel met de uitspraak die de scheiding tussen eerste en tweedelijn duidelijk weergeeft: “Ik begin nu waar ik vroeger ophield.”
Wil van Veen
Alledrie zijn ze het er wel over eens: klinische verloskunde heeft toch veel van het leren van een nieuw vak. Inwerken kostte een jaar. “Zolang duurde het voordat ik het gevoel had dat ik volwaardig meedraaide in het team”, zegt Wilma. Doorvragend naar die verschillen draait het vooral om de andere verantwoordelijkheid die wordt ervaren, mede gebaseerd op de pathologie die een ‘andersdenken’ tot gevolg heeft. Zaken als hypertensie, diabetes, sectio in de anamnese, opstarten van bevallingen, kennis hebben van het CTG en gebruikmaken van die kennis tijdens bijstimulatie enzovoort. “Voor eerstelijns verloskundigen is dat vaak nog moeilijk te begrijpen: wat mag/kan jij meer dan ik? Zelf heb ik daar nu een duidelijk beeld van: als eerstelijns verloskundige had ik hier allemaal wel weet van, wist ik wel wat er met mijn cliënt in de tweedelijn gebeurde. Maar het verschil is: toen had ik er ‘weet’ van, nu ‘doe’ ik het ook”, verklaart Loes van Schaik. Prettig samenwerken Gedrieën ervaren zij de samen werking met de eerstelijn als prettig.
“Eerstelijns verloskundigen zijn blij als ik de cliënt overneem. ‘Fijn dat jij het bent’, wordt er gezegd.” Wilma zegt dat eerstelijns verloskundigen die zij in het LUMC meemaakt, haar rol vooral waarderen. “Dat is niet zo verwonderlijk. Onze taak is al tientallen jaren duidelijk, want zolang zijn er in het LUMC al klinisch verloskundigen actief.” Dat ‘fijn dat jij er bent’ heeft minder van doen met de persoon die je bent, maar meer met je functie van tweedelijns verloskundige. Het accent ligt op ‘verloskundige’ dat het idee impliceert dat in onze handen de fysiologie ‘geborgen’ is. Wilma: “Wij zijn toch min of meer de bewakers ervan, alhoewel je dat niet zo moet vertalen als dat onze andere collega’s in de tweedelijn dat per definitie niet zouden doen. Een medische indicatie betekent immers niet het einde van de totale fysiologie.”
Wilma van Keijsteren is sinds twee jaar werkzaam als klinisch verloskundige in LUMC. Daarvoor was zij tien jaar actief als eerstelijns verloskundige in een eigen maatschap en als zelfstandig waarneemster. Zij koos voor de klinische verloskunde na haar verhuizing uit Amsterdam. “Met de zorg voor twee kleine kinderen wilde ik mij niet vestigen binnen een maatschap in een voor mij onbekende regio.” Het werken als waarneemster ervoer zij ook als passé. Er diende zich een vacature aan in het LUMC en dat werd de logische en praktische weg. Wilma had in Amsterdam vanuit de eerstelijn al ervaring opgebouwd in samenwerking met een academische setting (AMC). “Al die vormen van samenwerken met klinische verloskundigen, assistenten in opleiding, praktikanten in de thuissituatie enzovoort, ik kon er wel mijn weg in vinden.” Wilma dacht bij haar aanstelling: “Ik ga nu weer heel veel nieuwe dingen leren.” En die gedachte werd realiteit…
De eerstelijn is beperkt in haar handelen en draagt zo nodig over naar de tweedelijn. “Die beperking wordt bij ons opgeheven. We leren dus eerst ‘andersdenken’ om vervolgens wèl te handelen en vooral ook: hoe te handelen. Dat wordt bedoeld”, zo verduidelijkt Monique, “met die nieuwe dynamiek, de nieuwe uitdagingen.” Er wordt T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 31
Opleiding klinische verloskunde
200503 - februari
17-02-2006 11:56:48
31
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 32
ONDERWIJS
een voorbeeld aangehaald: “Stel, in de eerstelijn heb je een cliënt die een epiduraal nodig heeft, of bijstimulatie. Die cliënt ben je dan dus kwijt. In de tweedelijn is dat niet zo: je bent en blijft erbij. Overleg met collegae en andere disciplines is belangrijk. Je moet goed van elkaar weten waar wat wanneer gebeurt, maar je blijft betrokken gedurende het proces.”
Marloes van Schaik werkt sinds april 2003 als klinisch verloskundige in het IJssellandziekenhuis in Capelle a/d IJssel en was daarvoor een aantal jaar als eerstelijns verloskundige in loondienst actief. “Ik koos voor de klinische verloskunde om mijzelf verder te ontwikkelen. Ik krijg als klinisch verloskundige tal van nieuwe kansen om mij te ontplooien. Natuurlijk, in de eerstelijn had ik ook eigen aandachtsgebieden, maar in de klinische setting is dat toch heel anders, liggen er voor mij meer uitdagingen. Laat ik het zo stellen: ik begin nu waar ik vroeger ophield.”
32
Praktische opleiding De opleiding tot klinische verloskundige in Utrecht duurt tien maanden en wordt ervaren als heel praktijkgericht. Je hebt een werkplek in een ziekenhuis nodig als klinisch verloskundige en een gynaecoloog die bereid is je te begeleiden. De opleidingskosten zijn voor rekening van het ziekenhuis. Ziekenhuizen schrijven klinisch verloskundigen in voor deze opleiding. “De opleiding was nieuw, dus was er geen wachtlijst. Maar in ons ziekenhuis waren er wel meer die graag wilden, ook nu voor de tweede sessie in 2006”, zo klinkt het. De opleiding versterkt vooral je bekwaamheid, want bevoegdheid als klinisch verloskundige is natuurlijk niet genoeg. Deze opleiding vult snel en effectief leemten in kennis en in het goed beheersen van handelingen. Dat is prettig. Wilma vult aan: “We hadden het over ‘andersdenken’; je kunt stellen dat je tijdens deze opleiding ook ‘medisch leert denken’ in de zin dat je niet louter nieuwe kunstjes leert zoals bijstimulatie, maar ook aanvullende informatie ontvangt tijdens colleges en er zo veel meer oog voor krijgt. Wat bovenal waardevol is: de cursisten komen overal vandaan. Je leert veel van elkaars ervaringen en van de verschillende werkwijzen.” Monique zegt: “Het is een enorme verrijking en verbreding van onze kennis. Je wist veel zaken al uit de praktijk. Nu worden lacunes in je kennis over achtergronden enzovoort ingevuld. Je blikveld wordt breder, mede omdat je inzicht krijgt in alternatieven. Je leert je argumenten onderbouwen, zodat je echt deel kunt nemen aan een discussie, een echte partner in overleg kunt zijn.” Marloes weet dat dit “voor de praktisch werkende klinisch verloskun-
dige een dijk van een opleiding is”. Gedrieën zijn ze van mening dat de opleiding niet alleen profijtelijk is voor henzelf, maar ook voor de patiënten, gynaecologen, kortom voor het ziekenhuis: het draagt bij aan de kwaliteit van de verloskundige zorg. Dat de ziekenhuizen er net zo over denken blijkt wel uit het feit dat zij in 2006 opnieuw klinisch verloskundigen naar de opleiding hebben gestuurd. “En niemand ziet het als een straf”, zo wordt er gegrapt. De studie is intensief, zeker met de onregelmatige diensten die veel studenten hebben. Slechts een deel van de studie kan in werktijd worden gedaan en dat is dan nog afhankelijk van de drukte op de afdeling op het moment. Gezien de privé-situatie betekent dat vaak ’s avonds studeren. De drie ervaren de belasting als hoger dan in de brochure wordt aangegeven, maar wel wisselend van persoon tot persoon en ook afhankelijk van de werkdruk. “Terugkeren in een studieritme is echt wennen en de mate van voorkennis en ervaring speelt een rol.” Verschillen in functie Uit de onderlinge contacten blijkt er nogal wat verschil te zitten in de inhoud van de functie van klinisch verloskundigen. In het ene ziekenhuis speelt de taak zich vooral in de verloskamers af, elders wordt ook een zelfstandig spreekuur gehouden, waaronder ook echospreekuur. Het lopen van visite is een nieuwe ontwikkeling, zij het nog schoorvoetend. Dat hangt nauw samen met het feit dat het merendeel van de klinisch verloskundigen slechts (“nu nog” wordt gezegd) sporadisch op de afdeling komt. “Het is echt heel wisselend, het verschilt per ziekenhuis. Kijk naar een academisch ziekenhuis.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 32
17-02-2006 11:56:48
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 33
ONDERWIJS
Allereerst is daar veel meer pathologie en ook zijn er veel meer assistenten in opleiding. Bovendien zie je specialisaties ontstaan, voortkomend uit belangstelling of specifieke deskundigheid of gewoon, omdat het organisatorisch zo is ingericht. Zo is de een in staat om meerdere verloskamers te ‘draaien’ en wordt een ander daar ‘knettergek’ van.” Het drietal is van mening dat het belangrijker is dat je de volle breedte van het klinische vak verstaat, dus dat je een spreekuur kunt houden, op de kraam staat en in de verloskamer, maar dat je dat niet altijd allemaal ook nog eens hoeft te doen. Afhankelijk van de eigen situatie -
Monique Hoonings is sinds juli 2004 werkzaam als klinisch verloskundige in het Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam. Daarvoor was zij zeven jaar actief in de eerstelijn in Amsterdam. “De keuze voor de tweedelijn was voor mij het gevolg van het zoeken naar nieuwe uitdagingen. Deze nieuwe uitdaging zag ik niet meer voldoende in de eerstelijnszorg’.
bestaande uit belangstelling en mogelijkheden - ontstaat een werkpatroon.” Doorpratend komt de prenatale zorg aan de orde. De mening is dat ook klinisch verloskundigen op dit gebied een goede functie kunnen vervullen en op veel plekken al vervullen. Het adagio van de KNOV luidt: wat in de eerstelijn kan, in de eerstelijn moet! Er blinkt herkenning in de ogen, maar “neem nu het geavanceerde echo-onderzoek rond de 20 weken echo. Naarmate de lat voor de onderzoeksresultaten steeds hoger wordt gelegd, wordt het toch een moeilijke zaak voor de eerstelijn. De mate van behoefte aan wetenschappelijk onderzoek zal mede bepalen of echo’s door de eerste, dan wel door de tweedelijn worden gerealiseerd.” Als aanvulling op de discussie zegt Monique dat het gaat om de kwaliteit van zorg in relatie tot de cliënt of patiënt en de aard van de vraagstelling. “Bij een ongestoorde, probleemloze zwangerschap is het logisch dat onderzoek in de eerstelijn plaatsvindt. Naarmate echter de complexiteit van de vraagstelling voor de screening toeneemt, zal de plaats van screening verschuiven naar de tweedelijn of zelfs de academische setting.” Neemt niet weg dat de ontwikkeling van screeningscentra in de eerstelijn een waardevolle ontwikkeling zijn, want “de bulk aan screening die in de toekomst ontstaat, kan nooit door de ziekenhuizen worden verwerkt. Heel veel screening valt onder het fysiologische proces, dus eerstelijn. Klinisch verloskundige toekomst Voor de ontwikkeling van de eigen klinische beroepsgroep zien ze een rooskleurige toekomst. Op dit moment staat het merendeel van
de cursisten op de verloskamers en een aantal doen ook een polikliniek. “De klinisch verloskundige zal steeds meer een spil worden in de verloskundige zorg op kraamkamer, verloskamer en echokamer, zeker in de perifere ziekenhuizen. Zo zullen er ook werkplekken ontstaan in ziekenhuizen waar nu nog geen klinisch verloskundigen actief zijn. We voorzien dat de rol van de gynaecoloog zich steeds meer zal toespitsen op de echte pathologie en dat hij zich in de toekomst meer en meer uit de verloskamer zal terugtrekken.” Duidelijk wordt wel dat je over een bepaalde gedrevenheid moet beschikken om in de tweedelijn te werken. “Alleen maar bevallingen doen” stemt hen niet gelukkig. Het beeld dat hier en daar leeft dat “de tweede lijn het gemakkelijker heeft dan de eerste” is niet correct. Het is gewoon anders, niet vergelijkbaar. “Dank zij het achtuur systeem is privé wat gemakkelijker te plannen dan in de eerstelijn, maar het blijft onregelmatig werk. In de academische setting heb je de hele dag een coassistent naast je staan. Je hebt een constante opleidingsverantwoordelijkheid en in een academische setting zijn meer onderzoeksmogelijkheden. Het vak ontwikkelt zich nog steeds in de breedte en in de diepte. Als je ze vraagt hoe ze zich zelf zien over tien jaar, breekt er eerst een luid gelach los. Daarna wordt het ernstig. Wilma zegt: “ik ben over tien jaar nog steeds verloskundige, want ik heb een ontzettend mooi en boeiend vak. Bovendien: al die ontwikkelingen in het klinische veld geven meer verdieping aan het vak.” Aan het eind voegt ze er aan toe dat ze soms wel een thuisbevalling mist: dat intieme, knusse, het contact. “Dat is nu toch wel anders.” Marloes staat over tien jaar nog
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 33
17-02-2006 11:56:48
33
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 34
ONDERWIJS
even enthousiast als nu in het vak. “Ik denk dat ik een heleboel op z’n kop ga zetten: er liggen zoveel mogelijkheden en kansen; en ik wil ook nog zoveel. En er is nog zo ontzettend veel te doen.” En Monique? “Wel, over tien jaar hoop ik nog steeds werkzaam te zijn als klinisch verloskundige. Maar ook hoop ik meer organisatorische taken te hebben en betrokken te zijn bij het management van de afdeling Verloskunde. Daarin zie ik ook nog een uitdaging liggen voor de komende jaren.” ■
Hebben tweedelijns verloskundigen wat aan de KNOV? Ook die vraag was meegenomen. Het antwoord varieert van “ja, absoluut” tot “ik merk er weinig van”. Een aantal gemaakte opmerkingen: • Er kwam iemand langs op de afdeling om te inventariseren wat we van de KNOV vonden. Maar dat was op het moment dat veel klinisch verloskundigen hun lidmaatschap opzegden. Nadien: niets meer van vernomen. Jammer!...” • De KNOV zou voor ons een belangrijke tegenhanger voor de NVOG kunnen zijn. Gynaecologen hebben het regelmatig over: ‘de NVOG dit of dat’, al dan niet positief. Klinisch verloskundigen zeggen zoiets nooit over hun KNOV… • Laatst was er een gynaecoloog
die zijn waardering uitsprak over de wijze waarop de eerstelijns verloskundige zorg geautomatiseerd is. Hij was daarbij vol lof over de KNOV. Zo hadden wij er nog niet naar gekeken… • We staan te springen om een beroepsprofiel. Er werken al jaren klinisch verloskundigen. Dat ding had er toch al lang moeten zijn… • In Tijdschrift voor Verloskundigen staan veel zaken die ook lezenswaardig zijn voor de tweedelijn. Een eigen rubriek of tijdschrift zou in de toekomst leuk zijn. De klinisch verloskundigen zouden zich zelf ook meer moeten profileren. We wachten ook maar een beetje af. Het tijdschrift zou daarin ook wat kunnen betekenen…
Vervolg van pagina 30.
SSOV lanceert Kennispoort Verloskunde Op 19 januari 2006, bij de afsluiting van de Invitational Conference, opende de Stichting Samenwerkende Opleidingen tot Verloskundige (SSOV) de Kennispoort Verloskunde. Dit internetplatform beoogt uit te groeien tot hét digitale kennisplatform voor verloskundig onderzoek in Nederland. Kennispoort Verloskunde is speciaal ontwikkeld voor de circa 4.000 personen, die in Nederland autonoom professioneel actief zijn in het verloskunde domein: verloskundigen (i.o.), gynaecologen (i.o.), verloskundig actieve huisartsen (i.o.), docenten en onderzoekers aan onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Het doel van de digitale kennispoort is om actuele en relevante verloskundige onderzoeken samen te brengen en ter beschikking te
34
stellen. Daarnaast hoopt de SSOV met deze besloten site de kennisdeling en samenwerking tussen de diverse kennisinstellingen te stimuleren. Voor alle essentiële onderdelen van deze website, kunnen de gebruikers zelf de inhoud aandragen. De redactie is als facilitator van de informatie- en
kennisuitwisseling actief op de achtergrond. Het team screent de aangeboden onderzoeken, nieuwsfeiten, activiteiten e.d. op relevantie en geschiktheid voor publicatie. Daarnaast vergaart de redactie zelf actief bijdragen voor de Kennispoort, ondermeer ten behoeve van de driemaandelijkse nieuwsbrief.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 34
17-02-2006 11:56:49
17-02-2006
11:13
Pagina 35
LATER IS ALLANG BEGONNEN Wil van Veen
Audrey de Vries is voorzitter van LOVIO, het landelijk overleg voor verloskundigen in opleiding. Het LOVIO is de overkoepelende studentenraad van het verloskundig onderwijs. Per jaar en per academie zou daar een leerling in vertegenwoordigd moeten zijn: Maastricht, Rotterdam, Amsterdam en Groningen, vier leerjaren: zestien LOVIO-leden. “Was dat maar waar”, verzucht Audrey, “de betrokkenheid is niet zo groot.” Vervolgens volgt een opsomming van de werkelijke betrokkenheid. Als ik student was, ging ik mij nu stil in een hoekje staan schamen, want de betrokkenheid blijkt minimaal: eigenlijk komt de hele organisatie van LOVIO op de schouders van wel heel weinig mensen. Dat is jammer. Als ik Audrey dan confronteer met het enthousiaste verhaal van Studievereniging Carmentis uit Rotterdam, dan is de Maastrichtse studente Audrey blij met de manier waarop Carmentis fris en frank acte de présence geeft in verloskundig studieland. “Op het moment is het een beetje tam: Rotterdam heeft een studievereniging, Amsterdam en Groningen zijn bezig zo’n vereniging op te zetten en Maastricht: Tja, jammer om te zeggen, maar de belangstelling is nihil en dus is de boel opgeheven. Audrey vertelt dat LOVIO kampt met bloedarmoede, omdat met name eerstejaars moeilijk te bewegen zijn tot betrokkenheid bij het studentengebeuren. Speelt ook mee dat elke academie een opleidingscommissie heeft en daarmee heeft de oorspronkelijke functie van het LOVIO aan kracht ingeboet. “LOVIO hoorde van studenten
wat zij niet goed vonden aan de opleiding en LOVIO verzamelde niet alleen die informatie, maar voerde ook overleg met de schooldirecties om die kritiek zo mogelijk om te zetten in veranderingen. Nu is dat de rol geworden van de opleidingscommissie en de betrokkenheid van studenten is daarmee feitelijk uitgehold. Het LOVIO regelde het principe van de buitenland stages, maar nu doen de opleidingscommissies (OC’s) dat soort zaken. Studenten die actief zijn in een studievereniging zijn vrijwilligers, studenten die actief zijn in een OC worden daarvoor betaald. “Ze worden betaald om bij vergaderingen en overlegvormen te zitten waar besluiten worden genomen voor en over de opleiding. Als je kijkt naar Carmentis: zij regelen leuke dingen als communicatie, contacten en plezier, maar ook stagekleding, boekenfonds, vergederen met MT of OC over de inhoud en kwaliteit van het onderwijs. "En dat zijn dan initiatieven vanuit de studentenzelf", zegt Audrey. Ieder jaar krijgen alle eerstejaars de gelegenheid zich kandidaat te stellen voor het LOVIO. Tweedejaars moeten eerstejaars enthousiast maken, maar er ontbreken er nogal wat… Rotterdam is vanuit Carmentis compleet: alle jaren zijn vertegenwoordigd. Maar van de andere opleidingen: van de zestien posities zijn er tien ingevuld, waarvan vijf door Rotterdam en drie door Maastricht... Op 30 maart a.s. organiseert LOVIO een dag waarop studenten van de verschillende opleidingen worden uitgenodigd om zich niet alleen te laten zien, maar ook bij te dragen aan de ontwikkeling van dat waar
ONDERWIJS
LOVIO voor staat: betrokkenheid, saamhorigheid, kwaliteit van onderwijs, toekomstperspectief. Dat laatste is belangrijk, want LOVIO is één van de gesprekspartners van de KNOV en heeft jaarlijks een tweetal vergaderingen met het bestuur van de KNOV waarin ondermeer gesproken wordt over de toekomst van de verloskundige zorg in al haar aspecten. Ook een reden om het congres de titel mee te geven van ‘Later is allang begonnen; verloskunde in de breedte”. Zonder het te weten kopieerden de organisatie de titel van een song van ‘Het Klein Orkest’ uit de jaren tachtig van de vorige eeuw: “Later is allang begonnen en vandaag komt nooit meer terug”.[1] LOVIO is dus belangrijk, verdient betrokkenheid door deelnemerschap. “Dat is niet alleen een verantwoordelijkheid van studenten, maar ook van de opleidingen zelf, die zich daarvoor sterk moeten maken en facilitair moeten zijn. De liefde kan niet allemaal van één kant komen…” De subtitel van het congres: “verloskunde in de breedte” heeft betrekking op de idee van het LOVIO dat men die dag wil praten over de inhoud van het verloskundig beroep. Audrey: “Het beroepsprofiel is aangepast voor de eerstelijn en voor de tweedelijn volop in ontwikkeling. Wat kan je allemaal doen als je afstudeert als verloskundige? Met een krapper wordende arbeidsmarkt is het belangrijk hier een perspectief te schetsen.” Enthousiast somt Audrey de mogelijkheden op. ■ [1] Harrie Jekkers, Later is allang begonnen; Klein Orkest 1984.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 35
LOVIO
200503 - februari
17-02-2006 11:56:49
35
Studievereniging Verloskunde Rotterdam
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 36
ONDERWIJS CARMENTIS Sannemarije Ridder
In maart 2006 viert de studievereniging van de SROV haar eenjarig bestaan. Een mooie gelegenheid om heel verloskundig Nederland kennis te laten maken met SV Carmentis. Carmentis was, volgens de Romeinse mythologie, de hoogste van de Camenea (bosof bronnimfen) en is vroedvrouw en zieneres. Zij was een genezende godin, die vooral vrouwen bij het baren bijstond en tevens het levenslot der kinderen, die zij ter wereld hielp komen, bepaalde en voorspelde. Carmentalia heet het aan haar gewijde feest dat vrouwen vierden van 11 tot en met 15 januari. Voordat de studievereniging Carmentis tot stand kwam, kende de SROV een onderwijs commissie en een studentenraad. Vanuit de directie kwam in mei 2004 het verzoek om deze twee samen te voegen. Hier zijn studenten over na gaan denken en zo ontstond het idee voor een studievereniging. Met alleen een idee was er nog
geen vereniging. We wilden met de nieuwe vereniging een nieuwe start maken. Er moest een naam worden bedacht, een logo ontworpen, statuten gemaakt en we hebben de vereniging ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Onontbeerlijk zijn leden… Voorheen waren de onderwijscommissie en de studentenraad er ‘ongemerkt’ voor de studenten. Nu kunnen studenten lid worden van de studievereniging Carmentis. Om tot oprichting te komen moest er al met al ontzettend veel geregeld worden. In januari 2005 was het dan eindelijk zo ver: feest om de ‘geboorte’ van Carmentis. De ‘dies natalis’, was een groot succes. Het was erg gezellig en als bestuur waren we erg trots dat we in zo een korte tijd dit allemaal voor elkaar hadden gekregen. Na het opzetten van de vereniging, waar de meeste tijd in was gaan zitten, was het tijd om invulling te geven aan onze plannen met de studievereniging. We zijn een jaar verder. Alles loopt op rolletjes. Binnen Carmentis bestaan verschillende (tijdelijke)
Het bestuur van Carmentis wordt gevormd door: Myrthe Dingemans, Joyce Vaandrager, Eefje Willekes, Linda van de Berg, Rianne Dekker, Mieke Oostveen, Wendie Verhallen, Leontien Heiligers, Sannemarije Ridder, Sanne Teeuwisse, Rianne Laurman, Nazette Smit, Margriet van der Stoel, Annewil van ’t Zelfde, Pascalle de Beer en Ciska Zomerdijk.
commissies die elk hun eigen taken hebben. Zoals een commissie voor onderwijszaken, die op dit moment vooral erg druk is met zaken rondom de invoering van het nieuwe curriculum. Ook zijn er commissies voor zaken als het kerstdiner, het jubileumfeest en het introkamp. Verder zijn er ook veel taken zonder speciale commissies. Zoals de open dagen, voorlichtingsavonden, partuscadeautjes, korting op boeken, bijstellen boekenlijsten, stagekleding, ouderdagen en de nieuwsbrief. Natuurlijk hebben we een voorzitter, secretaris en een penningmeester die specifieke eigen taken hebben. Er zijn grote verschillen tussen Carmentis en de vroegere onderwijscommissie en studentenraad. We zijn met meer studenten, er is een betere samenwerking en afstemming. Hierdoor kunnen we meer dingen beter organiseren. Een ander belangrijk verschil is dat we nu leden hebben. Die betalen contributie waar we weer leuke dingen van kunnen organiseren. Het bijzondere van Carmentis is dat we de enige studievereniging zijn voor studenten verloskunde. Carmentis is dus uniek. Door onze studentenraad en onderwijscommissie te binden hebben we een sterker en veelzijdiger studentenorgaan ontwikkeld. Door de vereniging bovendien een naam te geven kunnen we ons ook in Rotterdam-studentenstad als vereniging profileren, vergelijkbaar met een faculteitsvereniging. Voor organen binnen en buiten de school zijn wij het aanspreekpunt namens de studenten. En andersom ook. Met andere woorden: Carmentis, voor en door studenten! ■
De dames staan evenwel niet in deze volgorde op de foto.
36
Sannemarije Ridder is student aan de SROV en bestuurslid van Carmentis
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 36
17-02-2006 11:56:49
17-02-2006
11:13
Pagina 37
PROFESSIONALS
PRAKTIJK
OVER HUN ADVIESERVARINGEN OVER
DRAGEN
Het dragen van baby’s biedt veel voordelen. In het Tijdschrift voor Verloskundigen van november 2005 werden situaties beschreven waarin een verloskundige het dragen van baby’s kan adviseren. In dit nummer vertellen twee vroedvrouwen en een lactatiekundige over dragen in hun praktijk. “Ik geniet als ik zie hoe rustig zo’n baby in de draagdoek ligt.”
Rachel Verweij
In Nederland is het niet zo gebruikelijk dat een verloskundige zich bezighoudt met dragen. Maar in België ligt dat anders. Daar is het heel gewoon dat verloskundigen dragen adviseren en vrouwen erbij helpen. Dus vertrek ik op een winderige namiddag naar vroedvrouwenpraktijk ‘Bolle Buik’ in Leuven. Een lichte bovenverdieping midden in de oude stad, een rijtje vrolijk gekleurde kinderhandjes op de muur, acht moeders met baby’s en een verloskundige. We zijn bij de moedergroep van ‘Bolle Buik’. Bijna alle pas bevallen vrouwen uit de praktijk draaien een tijd mee in de moedergroep, die wekelijks bij elkaar komt. Ze helpen elkaar bij het wennen aan hun nieuwe rol. De meer ervaren moeders steunen
de jongere. Om de beurt vertellen de moeders hoe het de afgelopen week is gegaan en stellen vragen aan de verloskundige.“In mijn omgeving ben ik een vreemde eend in de bijt,” vertelt één van hen. “Hier in de moedergroep vind ik de steun van andere moeders die ook thuis zijn bevallen, borstvoeding geven en hun kindje in een doek dragen.” Vanzelfsprekend Als de moeders weg zijn, vertelt Alexandra Denys, de verloskundige die de moedergroepen begeleidt, over haar ervaringen met het adviseren van dragen. “Wij zien het eigenlijk gewoon als een deel van ons pakket: de begeleiding bij geboorte en ouderschap. We merken dat dragen ouders helpt om te leren omgaan met hun baby. Vooral het huilen van baby’s is vaak heel
moeilijk voor ouders en met dragen hebben ze iets in handen dat werkt. Ze kunnen hun baby helpen en dat geeft ze zelfvertrouwen.” Bij ‘Bolle Buik’ hebben veel ouders interesse in het dragen van baby’s. Alexandra denkt dat dit ook komt door de situatie in België. “In heel België bevallen per jaar 750 vrouwen thuis. En dat is dan nog een record van dit jaar, we hebben jarenlang op 500 gezeten. Bij ons komen alleen ouders die hier heel bewust voor kiezen. Ze zijn vaak ook zelf al geïnteresseerd in dragen.” Bij Bolle Buik werken vier verloskundigen die samen zo’n 150 gezinnen per jaar begeleiden, waarvan er 110 ook bij hen bevallen. Twee verloskundigen verdienen hun inkomen vooral met cursussen en andere activiteiten. Ze zijn ook achterwacht en assisteren hun collega’s bij bevallingen, want kraamhulpen doen dat niet in België. De andere twee verloskundigen doen de bevallingen; controles worden verdeeld. De tijd die ze aan een cliënt besteden is veel groter dan wij gewend zijn: prenatale controles duren drie kwartier, kraambezoeken zomaar een uur. “In de prenatale cursus – waar ook de meeste ouders aan mee doen – komt dragen eigenlijk altijd aan bod,” vertelt Alexandra. “Bij het onderwerp ‘wenen, krampjes en troosten’, of als we het hebben over de eerste week en eenzaamheid.”
Draagdoeken
200503 - februari
Rachel Verweij is draagconsulent Aan dit artikel werkten mee Alexandra Denys, verloskundige (www.bollebuik.be), Elisabeth Polak, verloskundige, en Bartina van Schie, lactactiekundige IBCLC
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 37
17-02-2006 11:56:50
37
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 38
PRAKTIJK
Later, in de moedergroep, komt dragen weer terug. “We willen niemand overtuigen, maar een beetje prikkelen is wel goed, hè! Sinds we de moedergroepen in deze ruimte hebben, werkt dat ook heel goed. Ze kunnen de koets, mooi Vlaams voor kinderwagen, niet beneden parkeren. Daarom komen bijna alle moeders met een draagdoek naar boven en ontstaan er als vanzelf gesprekjes over. Ze helpen elkaar met praktische vragen en kijken de kunst af. Ik merk echt dat het stimuleert om de doek meer te gebruiken.” Ook tijdens de nacontroles komt dragen soms aan bod. Alexandra: “Als ik denk dat een gezin er baat bij heeft, haal ik een doek uit de auto en doe hem om bij de papa. Die is immers op dat moment het meest fit.” Alexandra doet dat bijvoorbeeld als baby’s reflux hebben. Rechtop dragen helpt tegen de pijnklachten. In de praktijk hebben we een paar doeken liggen.” “Mijn mooiste ervaring met dragen?” lacht Alexandra. “Heel mooi vond ik het toen het een moeder lukte haar tweeling te dragen. Dat zag er zo leuk uit! En verder tijdens onze gezinswandelingen. Dat zullen Nederlandse verloskundigen misschien gek vinden, maar wij organiseren iedere maand een wandeling. En dan gaan we niet langs de grote wegen, hè. Het is zo mooi om dan al die mama’s en papa’s te zien en hoe handig ze zijn met hun baby in de draagdoek. De baby’s zijn heel rustig, zelden huilt er één. Ik geniet daar dan gewoon van!” Nederland De Belgische situatie is heel anders dan de Nederlandse, met veel meer tijd per cliënt en een vrij selecte doelgroep. Past het adviseren van dragen dan wel in de Nederlandse praktijk? Elisabeth Polak, 38
verloskundige in AmsterdamNoord, reageert: “ik vind het juist wel inspirerend, wat besteden de Belgische vroedvrouwen veel zorg aan hun cliënten! Wij hebben inderdaad minder tijd, maar je kunt er tijd voor máken. Eigenlijk vind ik het wel een beetje te vergelijken met borstvoeding. We hebben jarenlang gewaakt om ons teveel te bemoeien met zo’n persoonlijke keuze, maar tegenwoordig durven we hardop te adviseren om zes maanden borstvoeding te geven. Zo zou dragen ook een beetje uit de alternatieve hoek gehaald kunnen worden. We zouden gewoon moeten durven zeggen dat het het beste is als je je kind draagt. En trouwens ook voor de moeders; ze voelen zich vaak zo zwak de eerste tijd en van dragen worden ze juist sterk, de rug wordt rechter.
Aan de andere kant vind ik dat het ook een taak is voor de kraamzorg, die heeft er veel meer tijd voor. Maar als je er een vast onderwerp van maakt, bijvoorbeeld tijdens één van de laatste consulten, of tijdens een voorlichtingsavond, dan kan het best. Of zoals ze het bij een andere praktijk hier in Amsterdam doen: ouders kunnen kiezen om contact te houden met hun vroedvrouw. Iedere maand hebben ze een afspraak, tot de baby een jaar oud is. Daar betalen ze dan wel zelf voor. Prolactine Niet alleen vroedvrouwen, maar ook lactatiekundigen benutten in hun praktijk de voordelen van dragen. Bartina van Schie, die samen met een collega een praktijk runt in Leiden, raadt haar cliënten
De keuze van een drager Soms willen ouders weten welke drager ze moeten aanschaffen. De simpele knoopdoeken uit niet-westerse culturen voldoen prima en zijn goedkoop, maar niet alle ouders kunnen er mee overweg. Er zijn ook veel voorgevormde dragers op de markt. Het belangrijkste is dat de drager de baby van knietjes tot hoofd helemaal ondersteunt in een ronde houding (kyphosis) met gebogen gewrichten. In een onderzoek naar 192 kinderen die vanaf de geboorte gedragen werden in de verticale houding met beentjes om de moeder heen en gebogen knietjes, bleken bij deze kinderen niet meer rugafwijkingen voor te komen dan gemiddeld. Deze houding beschermt zelfs tegen heupdysplasie1. Een aantal dragers in de handel houdt de baby in een verticale houding met afhangende beentjes. Het ruggetje is dan hol in plaats van bol, waardoor er veel druk op de wervelkolom komt. Dit wordt wel geassocieerd met een risico op spondylolisthesis2, hoewel hiernaar nog weinig onderzoek is verricht. Verder moet de drager comfortabel zijn voor de ouder: niet knellen en het gewicht verdelen over een groot oppervlak van de rug, schouders en/of heupen. Ouders hebben soms het idee dat een drager een heupband moet hebben, zoals een rugzak. Zij zijn vaak verbaasd als ze voelen hoeveel comfort een breed uitgespreide doek geeft. [1] Kirkilionis 1989, Der menschliche Saugling als Tragling unter besonderer berucksichtigung der Prophylaxe gegen Huftdysplasie. Dissertation, Freiburg. Een samenvatting is te vinden op het internet: www.Didymos.de/english/html/kirk99.htm. [2] www.nursingbaby.com/catalog/sling_spinal_stress.php Artikel van Casses, R.L, chiropractor.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 38
17-02-2006 11:56:50
200503 - februari
17-02-2006
11:13
Pagina 39
PRAKTIJK
regelmatig aan hun baby in een draagdoek te dragen. “Door het dragen heeft de borstvoeding meer kans van slagen,” legt Bartina uit. “Tegenwoordig hebben veel vrouwen een carrière. Ze moeten vaak enorm omschakelen van job naar moederschap: na de geboorte vallen ze echt in een gat. Ik zeg wel eens: ‘ze zitten teveel in hun hoofd’. De draagdoek helpt ze om meer ‘zoogdier’, meer lijfelijk te durven zijn. Als de baby dicht bij de moeder is, wordt prolactine aangemaakt. Prolactine beïnvloedt de melkproductie positief, maar ook de moedergevoelens. Zelfs een haan gaat moederen van een spuitje prolactine! De moeder wordt alerter op hongersignalen van haar baby en legt vaker aan. Bovendien maakt het huidcontact en de geur van de moeder het ook voor de baby gemakkelijker om te drinken.” Daarnaast, benadrukt
Bartina, heeft dragen nog veel andere voordelen. Het bevredigt de grote behoefte van baby’s aan beweging, lichaamscontact en geborgenheid en het stimuleert de ontwikkeling van het zenuwstelsel. Het kind, niet de klok “De draagdoek hoort in ons verhaal van ‘kijk naar je kind, niet naar de klok’. We krijgen hier moeders met baby’s van tien dagen oud die niet in gewicht zijn aangekomen. Ze zijn er trots op dat de baby om de vier uur voor een voeding komt. We proberen hen bewust te maken van de hongersignalen die hun baby uitzendt. We geven ze vertrouwen en stellen gerust. We vertellen dat veel baby’s wel om de anderhalf uur aan de borst willen. Dan noemen we vaak ook kort de draagdoek en kijken of dat een reactie oproept. Zo ja, dan gaan we erop in, maar anders niet. Soms
vragen moeders er zelf naar, als hun baby bijvoorbeeld veel huilt. En verder maken veel moeders kennis met de draagdoek tijdens onze inloopochtenden. Ze leren dan nog het meeste van elkaar.” “Als lactatiekundige ben je eigenlijk enorm veel aan het counselen. Je maakt vrouwen mee tijdens misschien wel het kwetsbaarste moment van hun leven. Dat vraagt heel veel tact en inlevingsvermogen. Ik heb bijvoorbeeld wel eens een cliënte gehad met een incestverleden. Zo iemand heeft zo’n nare associatie met haar borsten, daar moet je heel voorzichtig mee zijn. Zij heeft hier toen een draagdoek aangedaan en dat hielp haar, dat schattige gezicht van dat baby’tje bij de borst. Als dan eenmaal de prolactine zijn werk gaat doen, weet je dat de negatieve spiraal is doorbroken. Dat zijn ontroerende momenten.” ■
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 39
17-02-2006 11:56:52
39
Column
200503 - februari
17-02-2006
PRAKTIJK
11:13
Pagina 40
KERST
BIJ DE RHAMSARANGSINGHETJES Kerstnacht, 5.30 uur: “Hallo, met mevrouw Rhamsarangsingh. Ik wil even zeggen dat de vliezen van mijn dochter Raina zijn gebroken. Wat moeten we nu doen?” Na zes jaar als verloskundige is het mij wel duidelijk. Je kunt nóg zoveel uitleggen op spreekuur, informatieboekjes met uitgebreide schema’s meegeven - “Als je vliezen ’s nachts breken en het vruchtwater is helder hoef je NIET meteen te bellen”-, posters in de wachtkamer hangen…, mensen bellen gewoon vrijwel standaard als hun vliezen breken. En vliezen bij onze cliënten breken meestal in mijn dienst en rond 5.30 uur. Ik vroeg het bekende riedeltje uit… Caput zat vast, voorbij 37 weken, het water was helder… en zei dat ik in de loop van de ochtend even langs zou komen en dat er op korte termijn ook weeën verwacht konden worden. Ik meldde er meteen maar even bij dat daar niet speciaal voor teruggebeld hoefde te worden. Mevrouw Rhamsarangsingh had mijn verhaal aangehoord en op de juiste momenten ‘ja’ gezegd. “Maar wat moeten we nu dóen?” vroeg ze nog maar een keer. Het kon er bij haar niet in dat haar enige dochter nu met gebroken vliezen rondliep en er geen actie ondernomen werd. “Moeten we niet naar het ziekenhuis?” Ik legde uit dat dit geen enkele zin had en verzekerde haar dat ik de familie met een bezoekje zou vereren.
40
Een uur later: “Hallo, met mevrouw Rhamsarangsingh, de vliezen zijn nog steeds gebroken hoor.” Ik was net in Turijn bezig een Olympisch record op de 500 meter neer te zetten. Het gejuich van de Oranje supporters op de achtergrond verstomde, terwijl ik deze opmerking probeerde te begrijpen. “Er blijft water komen.” Zucht. Een paar uur later bevond ik me in de rijkelijk versierde Kersthuiskamer van de Rhamsarangsinghetjes. Nog nooit zo’n hoge blingbling-dichtheid gezien! Een familie kleine mensen met grote bruine ogen keek me verwachtingsvol aan. Meneer Rhamsarangsingh zette zijn leesbril op, mevrouw Rhamsarangsingh deed zenuwachtig haar pantoffeltjes aan en uit, het broertje van Raina at een zakje colaflesjes en Raina zelf zat naast haar man op de witte bank. Ik voelde of het caput goed vast zat en luisterde cortonen. Alles prima. Ik veegde mijn doptone schoon met een kerstservetje. Ik legde uit over steriele zakjes waaruit mevrouw Rhamsarangsingh meteen opmaakte dat ze een kleinzoon
zou krijgen -, over infectiegevaar, het badverbod, de inleiding en hartfilmpjes. Ik maakte alvast een afspraak voor een ctg, de volgende ochtend, en sloot af met het bekende: “Hebben jullie nog vragen?” Dat heb ik geweten. Er volgde een uur (!) vragen waarvan ik het bestaan nooit had vermoed, om de beurt gesteld door de familieleden. Buiten werd het donker, terwijl ik me afvroeg hoe ik een passend antwoord kon geven op vragen als “Als de baarmoeder nog niet rijp is, hoe kan de baby dan zijn zakje breken?” – Raina - en “Kan ze wel ingeleid worden als het slijmpropje nog niet naar buiten is geschoten” - mevrouw Rhamsarangsingh. De grootste verwarring ontstond over het wanneer bellen als de weeën begonnen. Ik: “Als de weeën een uur lang regelmatig komen, elke vier minuten en meer dan een minuut duren per stuk”. Meneer Rhamsarangsingh: “Dus als ze elke kwartier een wee heeft, die vier minuten duurt…” Ik tekende een schema en schreef
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 40
17-02-2006 11:56:53
17-02-2006
11:13
Pagina 41
PRAKTIJK “DAT DOET-IE ANDERS NOOIT HOOR!” Iedere verloskundige heeft het wel eens meegemaakt: je staat voor de deur van een cliënt die heeft gebeld voor verloskundige hulp. Bij het aanbellen hoor je angstaanjagend gegrom en geblaf. Zo meteen gaat de deur open en wat dan? Jij hebt geen kwaad in de zin, maar hoe maak je dat die viervoeter duidelijk? En als de baby er eenmaal is: is het nou inderdaad een goed idee om de hond de placenta te voeren? En mag je verwachten dat een hond de baby meteen accepteert?
Bionda Heeringa
Goed, ik zat zelf met veel vragen en dacht: ik vraag het Martin Gaus. Hij is immers hondenexpert bij uitstek. Martin stemde meteen in met mijn vraag om een interview te geven. Ooit heb ik met mijn hond Luna cursus gehad op zijn honden-
het woordelijk uit in mijn mooiste handschrift en herhaalde de zin een keer of vier, als een mantra. Meneer Rhamsarangsingh zette zijn leesbril maar weer op, knikte en bedacht toen ik eindelijk op kon staan om te vertrekken: “O, nog even een foto!” Ik werd op de witte bank gepositioneerd tussen de familie. Meneer Rhamsarangsingh probeerde met een digitale camera een foto van ons te maken, wat eindeloos duurde, omdat hij de werking van het toestel niet begreep. Ik wilde alleen nog maar weg. De nieuwe nacht werd ik nog gebeld om 3.30 uur, “Raina heeft nu elke tien minuten buikpijn”, en om 8.00 uur: “We gaan nu naar het ziekenhuis voor een hartfilmpje.” Ik had een onrustige nacht, gevuld met nachtmerries over buitensporige, kitscherige kerstbomen en rondschietende slijmpropjes. Lang leve de overname na 24 uur! ■ Nyx
school en ik was direct onder de indruk van zijn kennis en expertise. Ik weet dat er mensen zijn die een hekel aan hem hebben en hij is nou niet de aardigste persoon die ik ken, maar hij weet wel waar hij het over heeft en draait nooit ergens omheen. Je krijgt altijd een eerlijk antwoord. Wat me opvalt tijdens het interview is dat Gaus zich goed in kan leven in de situaties die ik hem voorleg. Ik krijg geen half-half-adviezen, maar tips waar ik in het dagelijkse leven écht wat mee kan. Hij is zeer stellig in zijn antwoorden, gebaseerd op jarenlange ervaring als hondeneigenaar en –trainer. Maar: de belangen van de mens staan altijd bovenaan. 55% van de Nederlanders heeft een huisdier. De hond is goed vertegenwoordigd met een aantal van 1,5 miljoen. Eén op de acht gezinnen heeft een hond, dus je kunt er niet omheen. En zelfs het meest betrouwbare exemplaar kan in de war raken door de buitengewone situatie rond de bevalling. Ik leg Gaus bovenstaand voorbeeld voor. Wat doe je dan, als je daar staat te bibberen en de deur zwaait open? Gaus: “Heel simpel: stilstaan en géén contact maken met de hond. Dus niet aankijken, niet aaien, niet tegen praten en ook niet aan je uitgestoken hand laten snuffelen. Je moet goed begrijpen dat je je nu op zijn territorium bevindt en dat
de hond bang is. Blaffen en grommen zijn uitingen van angst, net als bijten.” Dat wist ik niet, ik dacht dat een hond eigenlijk altijd uit agressie beet en niet uit angst. “En als hij bijt zal de hond altijd bijten in het dichtbijzijnde lichaamsdeel”, zegt Gaus. “Jullie verloskundigen hebben toch altijd een mooi tasje bij je? Zorg dat die tas buffert tussen jou en de scherpe tanden. De hond weet toch het verschil niet.” Dat klinkt logisch. Liever die scherpe tanden in het leer van mijn visitetas dan in mijn been! “Maar als je hem niet aankijkt zal hij je niet als bedreiging zien en dus ook niet bijten.” En dergelijke waakzame alertheid die bij honden optreedt als een vreemde ‘hun’ territorium binnendringt duurt altijd maar kort, mits niet gevoed door attentie. Gaus legt me uit dat de hormoonhuishouding bij een hond anders werkt dan bij mensen. Agressie is maar zeer kortdurend. Adrenaline wordt vrij snel geneutraliseerd door endorfinen, een kwestie van seconden. Als er geen nieuwe impulsen volgen wordt de hond binnen seconden weer rustig. “Als jij laat merken dat je geen bedreiging voor hem vormt, door hem te negeren, zal de hond snel zijn verdedigende houding laten varen.” Als die eerste drempel genomen is zal de hond zich meestel terugtrekken op zijn vaste plek, zoals een mand of een kleed. Als hij dat doet heb je tijdens de rest van je aanwezigheid niets meer te vrezen. De hond heeft vastgesteld dat je geen bedreiging bent en is daar tevreden mee. Oppassen is het wanneer de hond je in de gaten blijft houden door je met zijn ogen Bionda Heeringa is eerstelijns verloskundige in Delft
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 41
Huisdieren
200503 - februari
17-02-2006 11:56:53
41
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 42
PRAKTIJK
te volgen. Dat betekent dat hij je nog steeds niet vertrouwt, nog steeds bang is en bij een trigger weer zal ontvlammen met een bijtrisico. Zo’n trigger kan alles zijn wat de hond als bedreigend ervaart, zelfs aanhalen of te dichtbij komen tijdens het langslopen. Dat zijn de momenten waarop zo’n schijnbaar rustige hond uithaalt. Wanneer je zeker ook op je tellen moet passen is als de hond tijdens je aanwezigheid onder bed of tafel gaat liggen. Gaus: “Dan trekt hij zich uit angst terug in zijn hol en als je dan binnen een bepaalde kritische afstand komt zal hij ook bijten.” Gaus is verbaasd over mijn vraag of het af te raden is de hond aan-
Wat doe je dan, als je daar staat te bibberen en de deur zwaait open?
wezig te laten zijn bij de bevalling: “Zijn er écht mensen die dat willen?” Het lijkt hem ook geen
goed idee, maar hij vindt dat dat initiatief eigenlijk van de eigenaren zelf moet komen.
ZICHT OP RISICO’S GESPECIALISEERD FINANCIEEL ADVIES VOOR VERLOSKUNDIGEN
Samenwerking met de nadruk op vertrouwen -
praktijkverzekeringen; maatschapcontracten; praktijkfinanciering; beoordelen van Goodwillsommen; opstartadvies ondernemerschap; financiële planning; privé verzekeringen; pensioenen; hypotheken.
Wij helpen u bij het maken van de juiste keuzes W.B.D. Lippmann Groep b.v. Generaal v.d. Heydenlaan 2 Postbus 434 7300 AK Apeldoorn tel: (055) 521 95 54 fax: (055) 521 55 99
200503 - februari.pdf 42
E-mail
[email protected] Telefonisch Jan Haaijer: (06) 22 71 07 19 Jeroen v. Leeuwen: (06) 20 01 55 49
17-02-2006 11:56:55
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 43
PRAKTIJK
Beter is om stil te staan, ook niet je rug naar de hond toekeren en op geen enkele manier contact maken.
En is het niet handig altijd wat lekkere brokjes bij je te hebbenvoor het geval een hond agressief is? Daar moet hij even om lachen: “Ja, hoor eens, een rookworst leidt wel af, maar je leert een hond zo wel heel verkeerd gedrag aan. Je beloont de agressie namelijk. Voor het moment is het prettig, maar de volgende die langskomt wordt waarschijnlijk nóg aggressiever begroet.” Beter is om stil te staan, ook niet je rug naar de hond toekeren en op geen enkele manier contact maken. “Je moet hem wel zien, maar niet aankijken, net zoals een vrouw soms naar een man kan kijken….” Dus samengevat: Bij de eerste kennismaking met de hond iedere vorm van contact vermijden. Daarna opletten of de hond jou nog in de gaten houdt. En een onbekende hond die op zijn eigen terrein is liever niet aanhalen, uit voorzorg. En als je dan toch gebeten wordt? De wond goed schoonmaken, liefst met chloorhexidine 2% en zo snel mogelijk naar de SEH voor een tetanusinjectie. Deze bestaat altijd uit een startdosis en twee herhalingsinjecties na vijf en 11 maanden. Dan ben je voor vijftien jaar
beschermd tegen tetanus. Als je in de tussentijd wordt gebeten hoef je je niet opnieuw te laten vaccineren. De hond en de baby De nieuwe baby, wat is wijsheid? Ik vraag over die placenta. Gaus kent het verschijnsel, maar is er niet voor: “Bij een hondenbevalling eet de hond de placenta op, omdat daarin aanwezige hormonen de lactatie stimuleren en de binding tussen ouder en pup bevordert. Het is niet verstandig om een hond met mensenhormonen op te zadelen. Bovendien zal hij daardoor echt geen binding krijgen met de baby.” Als je de hond kennis laat maken met de nieuwe baby is het heel belangrijk om goed op het gedrag van de hond te letten. De hond kan grofweg op twee manieren reageren: goed of fout. Goed gedrag is zonder verstarren naar de baby lopen, rustig kwispelen met halfhoge staart en nieuwsgierig kijken. Volgens Gaus is het ook geen bezwaar als de hond de baby een likje over zijn gezicht geeft, “tenzij de spoelwormen uit zijn bek wandelen natuurlijk. Maar in principe heeft de baby antistoffen via moeder.”
Fout gedrag bij de kennismaking is dominantie, dat zich uit in spanning bij de hond, lopen met stijve, stramme poten naar de baby, een hoge, stilstaande staart en naar voren gerichte oren. Bemerk je dit, weg dan die hond, want dan kun je problemen verwachten. Gaus is hier heel stellig in, “omdat het belangrijk is.” En wat dan? Eventueel een goede gedragstherapeut inschakelen en de hond niet binnen 3 meter afstand van de baby laten komen en zeker niet alleen met de baby laten. “Dat moet je trouwens nooit doen, zelfs niet met de meest betrouwbare hond.” Er schiet Gaus nog wat te binnen: “Dit wil ik eigenlijk tegen alle aanstaande ouders zeggen: De babykamer is verboden terrein voor de hond. Dat moet hij in de laatste maanden van de zwangerschap al leren. En eigenlijk moet een hond binnen in de bench, mede voor de veiligheid van de baby. Laat de hond nooit in de babykamer komen als de baby er eenmaal is.” En is de hond jaloers, wat zich kan uiten door wat opdringerig gedrag, zoals bijvoorbeeld op schoot springen tijdens de borstvoeding, dan moet je hem niet straffen, maar wel wegduwen en op zijn plaats zetten. “Als je de hond daarvoor straft, zal hij de baby gaan associeren met iets heel naars.” Het kan dan ook helemaal geen kwaad om de hond wat lekkers te geven bij die eerste kennismaking, dat maakt positieve associaties. Want bij honden gaat de liefde altijd door de maag. ■
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 43
17-02-2006 11:56:56
43
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 44
Verloskundigenpraktijk Johannes Verhulst zoekt voor 2 zwangere maten
In verband met het zwangerschapsverlof van één van de echoscopistes en vanwege aanhoudende groei van ons
waarneming vanaf 1 juni 2006 tot in ieder geval 1 november 2006 Onze praktijk: • 4 verloskundigen werkend volgens de Evidence Based Midwifery. • Volledig geautomatiseerd (Orfeus). • Praktijkgebied voornamelijk in Amsterdam Zuid. • Hoogopgeleide populatie waarvan ± 10% Engels spreekt. • Prettige samenwerking met de 1e en 2e lijn. • Onze praktijkassistente is er 3 ochtenden in de week. • Gemiddeld hebben we 33 à termen in de maand. Jij/Jullie: • Enthousiast en bevlogen. • Modern en flexibel. • Goede beheersing van de Engelse taal. • Fulltimer of parttimer. Het betreft 2 fulltime banen (totaal per maand ongeveer 16 24-uurs diensten en 8 spreekuren). Meer dagen per maand werken is bespreekbaar. We zien vol/in verwachting je reactie (mail/brief/fax) tegemoet!
Olijf Gaasbeek, Frédérique van den Maagdenberg, Nadine Mansvelt Beck en Mirte Venema Verloskundigenpraktijk Johannes Verhulst Johannes Verhulststraat 101 1071 MX Amsterdam T: 020 – 47 000 67 F: 020 – 47 084 22 I: www.verloskundigen101.nl E-mail:
[email protected] met Cc:
[email protected]
komen wij graag in contact met
Enthousiaste Echoscopistes Voor meer informatie over onze praktijk in Baarn en de prenatale screening die wij verzorgen, kun je onze website bezoeken: www.prenataalscreeningscentrum.nl Voor meer informatie over de werkzaamheden en de arbeidsvoorwaarden kun je bellen met Pita Cosijnse-Hulshof op nummer 035-6037403 (privé) of op nummer 06-38644595 (praktijk).
Ter overname aangeboden:
Solopraktijk in Weert Ook vierdejaars studenten worden uitgenodigd om te reageren. Heb je interesse of wil je meer informatie? Neem dan contact op.
200503 - februari.pdf 44
17-02-2006 11:56:56
17-02-2006
11:14
Pagina 45
GEACHTE REDACTIE, Met belangstelling heb ik het artikel ‘Preventie van moedersterfte wereldwijd door een actief nageboortetijdperk’ in Tijdschrift voor Verloskundigen van januari 2006, p.25 gelezen. In het stuk, middelste kolom, 4e regel, noemt de auteur de verklaring van ICM en FIGO, waarin staat dat het actief leiden van het nageboortetijdperk aangeboden (toegepast?) zou moeten worden aan (bij) alle vrouwen. Later spreekt zij het vermoeden uit dat de verklaring misschien iets te stellig is. Als ervaren eerstelijner wil ik dat graag bevestigen, sterker nog, de hoop uitspreken dat het standaard actief leiden bij onze Nederlandse (gezonde) populatie geen gemeengoed gaat worden. Als ik het goed begrijp, ‘redt’ het invoeren van bovengenoemde
maatregel één vrouw per jaar in Nederland. Maar omdat we streven naar een daling van moedersterfte wereldwijd, zouden we daar in Nederland ons steentje aan kunnen bijdragen door bij 200.000 vrouwen per jaar, het nageboortetijdperk actief te leiden. Afgezien van het feit dat ik dat niet zo goed begrijp, want wat draagt een sterfte minder, mee aan het totaal aan wenselijke daling, ben ik daar ook sterk tegen. Het gebruik van oxytocine is niet zonder gevaar. Je moet daaraan jaarlijks 200.000 vrouwen blootstellen. Het is een sterk doch effectief middel met bijwerkingen dat mijns inziens alleen op indicatie dient te worden toegediend. Het nageboortetijdperk; de eerste uren met je kind, het kan door de heftige(r) naweeën die oxytocine nu eenmaal veroorzaakt, een zeer pijnlijke aangelegenheid worden!
Reactie van de redactie Dank voor je reactie op het artikel over ‘Preventie van moedersterfte en actief leiden’. Je verwoordt een standpunt van veel Nederlandse verloskundigen, inclusief dat van mijzelf overigens. Het artikel verwoordt het internationale standpunt van verloskundige organisaties, dat niet specifiek ingaat op de Nederlandse situatie. ICM en FIGO hebben dit standpunt ingenomen, maar dat wil niet zeggen dat het een verplichting is voor alle verloskundigen ter wereld. Je moet het zien ter ondersteuning van veel verloskundigen in landen waar geen oxytocine beschikbaar is of zelfs maar professionele verloskundige zorg. Voor hen is het zeer belangrijk dat er internationaal een overeenkomst bestaat die stelt dat iedere vrouw toegang moet hebben tot middelen die bloedverlies postpartum kunnen voorkomen of
stelpen. Zoals gezegd kan voor ondervoede vrouwen een paar honderd milliliter het verschil betekenen tussen leven of dood. De overeenkomst geeft die vroedvrouwen iets in handen waarmee ze in hun land eisen kunnen stellen wat betreft bijvoorbeeld beschikbaarheid van medicatie. In Nederland heeft iedere barende in principe indien nodig 'toegang' tot een actief geleid derde tijdperk en daarom heeft dit standpunt voor het Nederlandse beleid niet veel consequenties. De KNOV heeft de overeenkomst vanuit het internationale perspectief gesteund, maar niet onderschreven, omdat herziening van de hedendaagse dagelijkse praktijk geen prioriteit heeft. Het gaat immers ‘maar’ om 1 vrouw per jaar en het is zeer de vraag of dit voorkomen kan worden door standaard actief te leiden.
FORUM
Als laatste wil ik opmerken dat er na ‘het grote stuitenonderzoek’ weer een advies wordt uitgebracht voor de Nederlandse situatie, waarbij gegevens worden gebruikt uit landen waar bijvoorbeeld bekwame assistentie bij de baring simpelweg ontbreekt. Ik kan mij vergissen, maar vijf jaar na dato (lees: na vijf jaar primaire sectio's bij stuitligging) komt obstetrisch Nederland daar meer en meer van terug. Ik schaar mij dus onder de verloskundigen die "beredeneerd afwijken van de norm" (laatste alinea) en ik hoop velen met mij! Arjenne J. Hoeksema, verloskundige te Delft Laan van Kans 36 2496 VA Den Haag
Jouw reactie heeft me wel opnieuw naar het artikel doen kijken en ik denk dat bovenstaande daarin niet voldoende duidelijk naar voren komt. ■ Namens de redactie, Kristel Zeeman
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 45
Preventie van Moedersterfte
200503 - februari
17-02-2006 11:56:56
45
Ingezonden brief
200503 - februari
17-02-2006
FORUM
11:14
Pagina 46
OPGELEID IN BELGIË:
HELEMAAL ZO GEK NOG NIET Onlangs is mij het septembernummer 2005 van het Tijdschrift voor Verloskundigen onder ogen gekomen. Daarin staat een lijst met geslaagden aan de diverse opleidingen tot verloskundige. Hoopvol heb ik de lijst doorgekeken… helaas! Hij bestaat echt alleen uit in Nederland opgeleide verloskundigen. Omdat dit toch wel steekt, stuur ik hierbij een lijst met Nederlandse verloskundigen die op een andere manier aan hun titel zijn gekomen. Deze lijst bestaat uit louter ervaren Obstetrie- en Gynaecologieverpleegkundigen, die na (jarenlange) ervaring in de verpleegkunde te hebben opgedaan, uiteindelijk hun droom werkelijkheid hebben zien worden. Na twee jaar hard studeren en diverse stages te hebben gelopen, mogen zij zich verloskundige noemen. Via de MSNgroep “Bakerpraatjes” houden zij contact met elkaar over allerlei zaken: hoe gaat het met iedereen, de banenjacht voor degenen die nog niet zijn voorzien, de perikelen op het werk, privé-zaken, ontwikkelingen, noem maar op. Een veel gehoorde kritiek over deze verloskundigen is: “Twee jaar opleiding en dan al verloskundige, dat kan niet goed zijn, dat is te kort”. Maar is dat wel zo? Kan iemand na twee jaar studie verloskundige zijn op het niveau van zelfstandig functioneren? Onderstaand volgt een beschouwing. Ik kan kort zijn over de vraag of iemand na twee jaar studie een volwaardig verloskundige kan zijn: dat kan niet, als daarmee wordt bedoeld dat na een reguliere middelbare schoolopleiding twee jaar wordt gestudeerd. De groep verloskundigen zoals verenigd in
46
Bakerpraatjes, is echter een groep die al veel ervaring binnen de verloskunde heeft. Weliswaar als verpleegkundige, dus vrijwel alleen “kijkervaring”, maar juist deze ervaring maakt dat de communicatie met de zwangere en hun omgeving niet meer geleerd hoeft te worden. Juist het communicatieve aspect van ons vak is heel lastig; want het is alleen te leren door het zelf in de praktijk te doen, diverse simulatiespellen ten spijt. Kennis van diverse zaken zoals de fysiologie van de zwangerschap en de baring én het kraambed, belangrijke pijlers van de verloskunde, zijn deels dagelijks werk en moeten deels worden geleerd. Veel O&G-verpleegkundigen-inopleiding-tot-verloskundige ervaren dat veel verloskundigen geen idee hebben wat dat nou eigenlijk inhoudt, O&G-verpleegkundige zijn. Daarom volgt hier een korte uitleg. Verpleegkundige worden in Nederland kan middels een vierjarige MBO- of HBO-opleiding; de huidige generatie O&G-ers is met name HBO-opgeleid of heeft de oude inservice-A opleiding gevolgd (op MBO+ niveau). Na enige praktijkervaring als verpleegkundige te hebben opgedaan, kan gestart worden met het voorwerken op een afdeling verloskunde en gynaecologie in een ziekenhuis, meestal een jaar. Na de voorwerkperiode begint een specialistische vervolgopleiding op post-HBOniveau, waarbij de student een deels theoretische, deels praktische opleiding krijgt in het verplegen van zorgvragers binnen de verloskunde en gynaecologie, dus het verplegen van zwangeren met complicaties, van vrouwen in partu, van baby’s en van vrouwen in het kraambed. Het observeren van cliënten speelt een belangrijke rol, evenals het handelen naar deze
observaties, zoals: het overleggen met de dienstdoende verloskundige of arts, het aanleggen en beoordelen van een CTG, het aanvragen van laboratoriumonderzoeken, het toedienen van medicatie (na opdracht of volgens protocol). Veel taken van de verloskundige in de eerste lijn worden in het ziekenhuis door een O&G-verpleegkundige uitgevoerd. O&G-verpleegkundigen zijn professionele hulpverleners met zeer veel kennis en ervaring! O&G-verpleegkundigen zijn echter geen verloskundigen: ze zijn niet bevoegd tot het verrichten van verloskundige handelingen en zijn niet zelfstandig bevoegd volgens de wet BIG; de verloskundige is dit wel (binnen haar vakgebied en binnen bepaalde grenzen). Juist de omschakeling van niet-zelfstandig bevoegd naar wel-zelfstandig bevoegd is een belangrijk aspect van de opleiding tot verloskundige. Praktische vaardigheden zijn hierbij niet het belangrijkst voor de verloskundige, maar wél het meest in het oog springend: uitwendig onderzoek, inwendig onderzoek, begeleiden van een partus, hechten. Deze vaardigheden zijn te leren en zijn in twee jaar te leren. Een ieder weet dat het echte leren pas begint bij het zelf doen zonder direct toezicht, dus pas als het diploma gehaald is. Dit is voor een verloskundige die de verkorte opleiding heeft gedaan, niet anders. De praktijkvaardigheid wordt opgedaan door het lopen van stages, net als de Nederlandse opleidingen voor een deel in de tweede lijn en voor een deel in de eerste lijn. Deze groep in België opgeleide Nederlandse verloskundigen heeft voor het grootste gedeelte stage gelopen in Nederland; slechts enkelen hebben hun keuzestage in het buitenland gelopen, bijvoorbeeld in Zuid-Afrika, Zweden of Thailand.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 46
17-02-2006 11:56:56
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 47
FORUM
Het opdoen van verloskundige praktijkervaring kan pas na diplomering plaatsvinden, net als bij een regulier opgeleide verloskundige. De omschakeling van niet naar wél zelfstandig bevoegd zijn, wordt gaandeweg de opleiding al ingezet en voltooid zich gedurende de tijd na het behalen van het diploma: zodra er zelfstandig gewerkt gaat worden. Misschien is de tijd gekomen dat de Nederlandse opleidingen eens achter hun oren gaan krabben? Moet er niet een verkort programma komen voor mensen met “eerder verworven competenties”, zoals bij diverse opleidingen gebruikelijk is? Zolang er mensen zijn die eerst een deel van hun professionele carrière op een andere wijze vormgeven, zullen er mensen
zijn die via een andere weg worden opgeleid. Dat deze mensen nu noodgedwongen hun toevlucht zoeken in het buitenland, geeft te denken. Net als het feit dat een student-verloskundige aan een buitenlandse opleiding geen student-lid kan worden van de KNOV; juist deze groep studenten heeft behoefte aan het krijgen en houden van feeling met de Nederlandse verloskundigen, ook buiten de stages om. De tijden veranderen! KNOV, doe mee! Namens de groep O&G “Bakerpraatjes”, Arda van Wee Bianca Bosman Verloskundigen, opgeleid aan de Katholieke Hogeschool Kempen te Turnhout, België
REACTIE
De gediplomeerde O&G-ers aan deze opleiding zijn: Bernadette Atteveld Bianca Bosman Marlou Jacobs Anita Kleyngeld-Kusters Marleen Korsten- Braak Anke Langerak-Verhoef Ilonka de Lezenne-Coulander Lidy Luccassen-Bisselink Carola Mosmuller-Bevers Mariëlle de Munnik Esther van Nieuwkoop Dely Leinweber-te Raa Marrianne te Loo-te Raa Annemarie Rietveld Linda Kroek-Rouweler Astrid Schelvis Gabriëlle van de Steegvan de Brugge Monique Veenenbos-Hendrix Lilian Verschure Mirjam Vrencken-Grootveld Arda van Wee Cora van Wijngaarden Mia Cremers-Op het Veld Lize Verbaas
Beste Arda, Bianca en andere ‘buitenlands gediplomeerden’, Mede namens de overige leden van de redactie: gefeliciteerd met jullie diplomering. In het ‘Tijdschrift voor Vroedvrouwen’ van de Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen staan nooit de namen van in Nederland gediplomeerden. Dat lijkt ons logisch, net zo logisch als dat Tijdschrift voor Verloskundigen niet de namen afdrukt van nieuw-gediplomeerde Vlaamse/Belgische vroedvrouwen, zelfs al hebben deze de Nederlandse nationaliteit. Voor deze ene keer maakt de redactie een uitzondering, omdat wij begrijpen dat jullie allemaal deel uitmaken van ‘Bakerpraatjes’ en als
zodanig mede ondertekenaars zijn van de brief. De redactie heeft geen oordeel over de kwaliteit van de Belgische verloskundige opleidingen. We kunnen ons voorstellen dat de lijn van O&G-verpleegkunde naar de verloskunde een begaanbare weg is die in twee jaar kan worden afgelegd. Met de O&G-achtergrond lijkt die dan vooral toegespitst te zijn op de klinische setting naar Belgische normen, die – zoveel weten we er wel van – een andere klinische praktijk laten zien dan in Nederland gebruikelijk. In Nederland richten de verloskundige opleidingen zich primair op de eerstelijns verloskunde.
Verloskunde is in onze context een medisch beroep, en daarmee heeft Nederland wereldwijd een min of meer unieke situatie gecreëerd waar we trots op zijn. In dat kader is het niet zo logisch om verkorte opleidingsvormen ten behoeve van andere doelgroepen te creëren, zeker nu niet in relatie tot de spanningen die geleidelijk aan op de verloskundige arbeidsmarkt in Nederland ontstaan en die eerst een oplossing vinden in de realisatie van de uitbreiding van het eerstelijns verloskundige takenpakket (w.o. prenatale screening en counseling) en de invulling van de groeiende behoefte aan verloskundige expertise in de tweedelijn. Instroom vanuit Europa, dus ook
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 47
17-02-2006 11:56:56
47
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 48
FORUM
vanuit België, is mogelijk mits diploma’s erkend en gelijkgesteld zijn/kunnen worden. De redactie is geen woordvoerder van de KNOV en/of van de Nederlandse opleidingen. Mogelijk dat er van hen nog een antwoord komt na het lezen van jullie brief.
Het mag echter duidelijk zijn dat de eerste verantwoordelijkheid van de KNOV ligt bij de eigen leden mede in relatie tot bovengenoemde problematiek. De redactie begrijpt dat deze korte reactie geen volledig antwoord biedt op jullie vraagstelling. De redactie zal hier in een later stadi-
um nog eens uitgebreid op terugkomen. Een eerste aanzet daartoe is gegeven door contact te leggen met onze collega’s van het Vlaamse Tijdschrift voor Vroedvrouwen. ■ Wil van Veen
Oproep
GEZOCHT: BEADEMINGSBALLONNEN Vorig jaar ben ik in het kader van het keuzeblok van het 4e jaar op stage geweest in Ghana. Ik zag dat veel verloskundigen geen beademingsballon hebben om een pasgeborene te kunnen beademen. Ze gebruiken hiervoor de bovenste helft van een 0,5L frisdrankflesje.
In het nieuwe KNOV standpunt “Reanimatie van de pasgeborene in de thuissituatie of vergelijkbare omstandigheden” van juni 2005[1] kwam naar voren dat een beademingsballon een volume van 450-500 ml. moet hebben om de benodigde inflatiedruk te kunnen bereiken. Waarschijnlijk hebben
Maternity home met vroedvrouw Joyce
veel verloskundigen een nieuwe beademingsballon aangeschaft of gaan dit nog doen. In mei 2006 ga ik terug naar Ghana en zou ik graag jóuw oude babyballon van 250 ml meenemen en aanbieden aan de Ghanese Registered Midwives Association. Tenslotte is dat beter dan wat ze nu hebben… Vermeulen Medische Instrumenten steunt dit project. Zij gaven 15 ballonnen! Help jij ook mee? Mail of bel me, dan bekijken we hoe de ballon bij mij komt! ■ Aafke Bruinsma, E: aafkebruinsma@ hotmail.com; T: 06-10128116
Bron Beademingsapparatuur in de eerstelijns verloskunde. Stouwe, Rvd., Groene, C. Tijdschrift voor Verloskundigen. 30ste jrg, juli-augustus 2005.
48
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 48
17-02-2006 11:56:58
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 49
NIEUWSBLAD LEMMON onderzoekt moedersterfte De kans op moedersterfte is in ons land heel klein. Allochtone vrouwen hebben echter een grotere kans om in het kraambed te sterven dan autochtone Nederlandse vrouwen. Vooral Surinaamse en Antilliaanse vrouwen hebben een verhoogd risico. De Landelijke studie naar Etnische determinanten van Maternale MOrbiditeit in Nederland (LEMMON) moet de oorzaken van de sterfteverschillen in kaart brengen. Aan de studie werken alle 99 Nederlandse ziekenhuizen mee. Ongeveer 2500 vrouwen zullen aan het onderzoek deelnemen. De studie loopt tot augustus 2006. Bij een tussentijdse evaluatie kwam naar voren dat in tachtig procent van de maternale sterfgevallen sprake was van een suboptimale behandeling. In twee situaties zou met name de zorg verbeterd kunnen worden: bij de behandeling van hypertensie/pre-eclampsie en fluxus postpartum. Joost Zwart, coördinator van het LEMMON-onderzoek, denkt dat Nederlandse artsen te terughoudend zijn met het behandelen van extreem hoge bloeddruk. Ook zou bij een fluxus de behandeling vaak te laat worden ingezet. Hij wil in dit kader ook de thuisbevalling tegen het licht houden. Zwart vermoedt dat de verschillen in sterfte terug te voeren zijn op culturele determinanten. Hiervoor wil hij een medisch-antropologisch vervolgonderzoek starten. Bij wijze van proef heeft hij een aantal vrouwen geïnterviewd. Hieruit blijkt dat allochtone vrouwen minder goed de weg weten in de gezondheidszorg. Zij kunnen hun klachten minder goed verwoorden en hebben een andere houding tegenover hun gezondheid, waarbij ze denken dat klachten erbij horen. Verder is het de vraag of artsen zich soms minder
goed kunnen inleven in vrouwen met een andere etnische afkomst of dat de kennis en competentie om met hen om te gaan onvoldoende aanwezig is. LUMC Praktijkfolders Voedingscentrum Een breed scala aan onderwerpen over verstandige voeding is door het Voedingscentrum gegoten in downloadfolders, brochures en boeken. Wellicht ook voor uw praktijk een welkome aanvulling op de voorlichting die u reeds geeft. Een greep uit het aanbod gratis downloadfolders: • Weten jullie wat foliumzuur is? Speciaal voor jonge vrouwen van buitenlandse afkomst geschreven, met een basistekst in het Nederlands • Borstvoeding en vermeende voedselallergie • Preventie van allergie • Voedselallergie Verder kunt u via de website tegen betaling bestellen: • Landelijke standaard voedselallergie • Vaders fotograferen borstvoeding • Goed eten voor baby en peuter (brochure) www.voedingscentrum.nl Gifstoffen ’De navelstreng is meer dan een prenatale reddingslijn, ze is ook de connectie van de ongeborene met de gifbelt van onze planeet,’ schrijft milieuorganisatie Greenpeace. Samen met het Wereld Natuurfonds (WNF) voerde Greenpeace een studie uit in het Groningse academisch ziekenhuis, neergelegd in het rapport A present for life. Zij toonden gevaarlijke stoffen aan in het navelstrengbloed en in het bloed van jonge moeders. De gevonden stoffen worden gebruikt bij de productie van
BERICHTEN
mobiele telefoons, computers, parfums, scheerschuim, kleding, reinigingsmiddelen en coatings. In de meeste bloedmonsters kon één van de geteste stoffen aangetoond worden, in sommige monsters zelfs 17 stoffen. Vanwege de mogelijke langetermijneffecten willen het WNF en Greenpeace dat de EU de wetgeving aanpast tot een totale ban van deze stoffen uit alledaagse producten. De EU heeft zich tot nu toe beperkt tot het aansporen van de industrie om veilige vervangers voor de stoffen te zoeken. www.greenpeace.nl Hoesten en piepen Moeders, die één of meer luchtweginfecties doormaken in de zwangerschap, krijgen baby’s met een minder goede longfunctie. De kwaliteit van de longfunctie van de moeder bepaalt de conditie van de longen van de pasgeborene. Verder blijken pasgeborenen met een hogere luchtweerstand van het ademhalingssysteem meer te hoesten en te piepen tijdens het eerste levensjaar, met name de eerste zes maanden na de geboorte. Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het proefschrift van kinderarts in opleiding Nienke Katier. Zij promoveerde op dit onderwerp aan de universiteit van Utrecht. Gedurende het onderzoek kwam de single occlusion test (SOT) uit de bus als een betrouwbare en goed toepasbare meettechniek. De SOT is een niet-invasieve test, die de elasticiteit/volgzaamheid of compliantie, de luchtweerstand en de tijdsconstante van het ademhalingssysteem meet. Katier ontwikkelde met behulp van de SOT referentiewaarden voor de longfunctie van de neonaat. Het onderzoek van Katier maakt deel uit van het Wheezing Illnesses Study Leidsche Rijn (WHISTLER), een grootschalige prospectieve
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 49
17-02-2006 11:56:58
49
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 50
BERICHTEN
cohortstudie naar luchtwegklachten bij kinderen. Katier N. Lung function in early life: origins and consequences. Proefschrift Universiteit Utrecht, 2006 Betere seks postsectio? Een honeymoon-fresh vagina biedt geen garantie voor een florerend seksleven. Dat blijkt uit een Engelse studie onder 796 primiparae. Sectio caesarea voorkomt schade aan het perineum. In sommige (buitenlandse) gynaecologische kringen leeft de opvatting dat dit voordelen oplevert voor het seksuele leven na de partus. Deze studie laat echter zien dat dit voordeel beperkt blijft tot de eerste drie maanden na de zwangerschap. Vrouwen die vaginaal waren bevallen, klaagden in deze periode vaker over minder zin en pijn bij het vrijen. Na zes maanden werden geen relevante verschillen meer gevonden in het seksuele functioneren tussen vrouwen die vaginaal of per sectio waren bevallen. Birth 2005;32:306 Waarom continue zorg? Continuïteit van zorg kan de ervaring van vrouwen met de verloskundige hulpverlening positief beïnvloeden. Maar niet alleen een minimum aantal verloskundige hulpverleners telt. Vrouwen willen bovenal quality-time en persoonlijk contact tijdens het spreekuur. Een Australisch onderzoek onder 1616 vrouwen wijst uit dat contact met zo min mogelijk verschillende verloskundige hulpverleners tijdens het spreekuur in principe voor tevreden cliënten zorgt. Gecorrigeerd door sociodemografische factoren, leeftijd, pariteit, risicostatus en specifieke aspecten van de prenatale zorg, is een vrouw eerder geneigd de zorg met een dikke voldoende te beoordelen, 50
als zij het gevoel heeft dat haar verloskundige of gynaecoloog haar kent en zich haar herinnert. Birth 2005;32:262 Zoek de verschillen “Tandartsen krijgen van alle kanten concurrentie. Als ze die slag niet willen verliezen, zullen ze onderscheidend moeten zijn”, luidt het advies van Gerben Dreijer. Hij is al jaren werkzaam in de farmaceutische industrie en is ooit zelf afgestudeerd als tandarts. Volgens Dreijer is de patiënt snel aan het veranderen. “Hij weet wat hij wil en ziet zijn wensen het liefst vandaag nog gerealiseerd. Daar spelen ondernemers op in. Wil hij witte tanden? Hij hoeft maar een whitening kliniek binnen te stappen en een uur later zijn de gele tanden stralend wit. Wil hij een compleet gereviseerd gebit? Hij kan zich melden bij een privékliniek en het wordt binnen een paar weken geregeld. Als de tandarts niet oppast, is hij straks zijn klanten kwijt. Dan houdt hij alleen nog de jaarlijkse controles en de noodvullingen over.” “Ik zou elke medische professional willen aanraden om eens naar de boekhandel te stappen en een goed marketingboek te kopen. (…) Service is belangrijk, dat kan elke ondernemer je uitleggen. Als ik tegenwoordig mijn auto naar de garage breng, dan staat daar een goede koffiemachine en er ligt een stapel recente tijdschriften voor me klaar. Maar dat niet alleen, er is ook een internetaansluiting, zodat ik mijn tijd nuttig kan besteden. Mijn afspraak heb ik via de computer kunnen maken en er is volop parkeerruimte. Kom daar allemaal maar eens om bij een tandarts.” Medisch Ondernemen, februari 2006
Risicofactoren voor trauma Vrouwen met depressieve klachten tijdens de zwangerschap hebben meer kans op posttraumatische klachten na de bevalling (PTSS). Verhoogde angst en dissociatie tijdens de bevalling vormen eveneens een risico daarop. Sterke negatieve emotionele reacties na een bevalling zijn sterk voorspellend voor posttraumatische stress. Dit zijn conclusies uit het proefschrift van psycholoog Eelco Olde, die hierop promoveerde aan de Universiteit van Utrecht. Uit Oldes prospectieve onderzoek blijkt dat twintig procent van alle vrouwen de bevalling als traumatisch ervaart. Bij drie maanden heeft 1% van de vrouwen last van het PTSS. Dit aantal neemt mettertijd af. Na tien maanden is dit aantal 0,4%. Olde vindt het opvallend dat tien procent rond dit tijdstip nog lijdt aan subsyndromale PTSS, waarbij de klachten nog steeds aandacht behoeven. Olde E. A prospective longitudinal study on risk factors. Bevallingsgerelateerde posttraumatische stress: een prospectieve longitudinale studie naar risicofactoren. Proefschrift Universiteit Utrecht, 2006. ■
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 50
17-02-2006 11:56:58
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 51
CONGRES EN CURSUS
BERICHTEN
KNOV THEMABIJEENKOMSTEN Van maatschap naar personenvennootschap en praktijkoverstijgende samenwerking in een juridische jas In 2006 gaan de regels van de organisatie op praktijkniveau veranderen. De maatschap wordt namelijk een personenvennootschap. Alle verloskundigen met een eigen praktijk krijgen met deze verandering te maken. Diverse leden hebben over deze juridische veranderingen in de organisatie van de verloskundige zorg reeds vragen gesteld aan de KNOV. Daarnaast waren er juridische vragen over de praktijkoverstijgende organisatie voor samenwerking, onder andere in het kader van prenatale screening. Beide onderwerpen zijn actueel en gaan u direct aan. Een tweetal deskundigen is gevraagd voor beide onderwerpen
2 en 17 maart 2006 Prenatale Screening Meer informatie: www.srov.nl; twee dagen van 09.00 – 17.00 uur in Rotterdam; kosten: € 375,-. Stagebiedende verloskundigen en alumni: € 335,-. Bij gelijktijdige inschrijving voor de cursus Prenatale Screening en Preconceptiezorg zijn de totale kosten € 700,respectievelijk € 630,-. 6 maart 2006 Van stress naar flow-experience Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomsten in Amsterdam; kosten: € 195,inclusief bewijs van deelname (voor stagebiedende verloskundigen en alumni €175,-).
een korte inleiding te verzorgen waarin ook concreet op de voor u mogelijke (financiële) gevolgen wordt ingegaan. In de discussie met deze deskundigen, het bestuur en bureau zal worden geprobeerd op al uw vragen antwoord te geven. Het bestuur van de KNOV nodigt u van harte uit om één van de hieronder aangegeven themabijeenkomsten bij te wonen. De themabijeenkomsten vinden plaats op onderstaande data en locaties. U bent welkom vanaf 19.00 uur. De bijeenkomst begint om 19.30 uur. Dinsdag 14 maart 2006: TheaterHotel De Oranjerie, Kloosterwandplein 12/16, Roermond, T: 0475 391491
9 en 10 maart 2006 Caring for birth Meer informatie: Arteveldehogeschool, Mieke Embo, Brusselsepoortstraat 93, 9000 Gent, België, T: +3292659836, E:
[email protected]; I: www.arteveldehs.be 9 maart 2006 Uitreiking Francine Goorisprijs 2006 De prijs wordt uitgereikt aan Marianne Mead, PhD midwife University of Hertfordshire UK, op donderdag om 17.00 uur. Meer informatie: Arteveldehogeschool, Mieke Embo, Brusselsepoortstraat 93, 9000 Gent, België,
Woensdag 22 maart 2006: Hotel Purmerend, Purmerenderweg 232, Zuidoostbeemster, T: 0299 436858 Maandag 27 maart 2006: AC Restaurant De Meern, Meerndijk 59, De Meern, T: 030 6661444 Dinsdag 28 maart 2006: Hotel Campanile Breda, Minervum 7090, Breda, T: 076 5787700 Donderdag 6 april 2006: Mercure Hotel Haren-Groningen, Emmalaan 33, Haren Gn, T: 050 5341400 Maandag 10 april 2006: Mercure Hotel Deventer, Deventerweg 121, Deventer, T: 0570 624017
Uitgebreide informatie over de in dit overzicht opgenomen cursussen, congressen en symposia vindt u op de website van de KNOV: www.knov.nl of op de in de tekst aangegeven websites.
T: +3292659836, E:
[email protected]; I: www.arteveldehs.be 9 en 30 maart 2006 Preconceptiezorg Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; tweedaagse van 9.3017.00 uur in Amsterdam; kosten: € 375,-. In combinatie met de cursus prenatale screening ontvangt u een reductie op de cursusprijs van € 50,(samen kosten de cursussen € 700,-).
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 51
17-02-2006 11:56:58
51
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 52
BERICHTEN
9 maart 2006 Reanimatie volgens nieuwe richtlijn Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten € 179,- (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,- ). 13 maart 2006 Van stress naar flow-experience Meer informatie: Meer informatie: www.verloskunde-academie.nl; drie bijeenkomsten in Amsterdam; kosten: € 195,- inclusief bewijs van deelname (voor stagebiedende verloskundigen en alumni € 175,-). 14 maart 2006 Kennismaking met Haptonomie Meer informatie: www.opti-mum.nl: bijeenkomst van 10.00 - 16.00 in ’t Harde. Kosten: onbekend; ook op 14 juni 2006. 15 maart 2006 Voorlichtingsbijeenkomsten Masterstudie Verloskunde Meer informatie: AMC; bijeenkomst van 16.00 - 18.00 uur in het AMC 16 maart, 30 maart, 13 april, 11 mei 2006 Stage-/werkbegeleiding van leerling verloskundigen Meer informatie: www.verloskundigeopleidingen.nl; bijeenkomst van 9.30-17.00 uur in Groningen. 17 maart 2006 Alumnidag vroedvrouwenschool Maastricht Eerste alumnidag start met 4 jaargroepen: afstudeerjaar 2001 t/m 2004 Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomst van 12.00 - 17.30 uur in Maastricht; kosten: € 55,-.
52
17 maart 2006 Symposium “Vetzuren rondom de zwangerschap” Meer informatie: Iduna Healthcare; www.idunahc.com; bijeenkomst van 14.30 uur tot 18.30 uur in Hilversum. 20 maart 2006 Van stress naar flow-experience Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; drie bijeenkomsten van 15.00 -17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 195,- inclusief bewijs van deelname (voor stagebiedende verloskundigen en alumni € 175,-. 21 maart 2006 Reanimatie volgens nieuwe richtlijn Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 22 maart 2006 Verloskundigen en nieuwe wetenschap 2 Symposium ter gelegenheid van het afstuderen van de masterstudie verloskunde. Uitnodigingen worden aan alle verloskundigen toegestuurd, tevens kan via de website van het AMC ingeschreven worden. 22 en 29 maart en 19 april 2006 Geïntegreerde zorg Meer informatie: www.nspoh.nl/bm, tel. 020-5664949,
[email protected]; bijeenkomsten van 17.00 tot 22.00 uur; kosten: € 885,-; cursusplaats: AMC Amsterdam.
23 maart 2006 Vaardigheidtraining fluxus, schouderdystocie en stuit Meer informatie: www.verloskundigeopleidingen.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en bewijs van deelname (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,- ). 23 maart 2006 Vaardigheidstraining 1: Reanimatie & Schouderdystocie Meer informatie: www.srov.nl; Bijeenkomst van 14.00 – 19.00 uur in Rotterdam; kosten: € 125,-. Stagebiedende verloskundigen betalen € 110,-. Dit is inclusief reader, koffie/thee en een broodmaaltijd. 24 maart en 7 april 2006 Prenatale Screening Meer informatie: www.srov.nl; twee dagen van 09.00 – 17.00 uur in Rotterdam; kosten: € 375, -. Stagebiedende verloskundigen en alumni: € 335,-. Bij gelijktijdige inschrijving voor de cursus Prenatale Screening en Preconceptiezorg zijn de totale kosten € 700,respectievelijk € 630,-. 24 maart 2006 3de Alumnidag SROV: afstudeerperiode 1990-2005 Thema: “Klagen en claimen; wie zorgt er voor de verloskundige”. Meer informatie: www.srov.nl of Monique Sinay 010-4617466; bijeenkomst van 10.00-16.00 uur in Rotterdam (SROV); kosten € 45,-
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 52
17-02-2006 11:56:58
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 53
BERICHTEN
25 maart 2006 Studiedag Vereniging Samen Bevallen Meer informatie: Jet de Roode, T: 033-4616432; Astrid Reichardt, T: 033-2450343; E:
[email protected]; bijeenkomst vindt plaats in het conferentiecentrum “Onze Lieve Vrouwe ter Eem”, Daam Fockemalaan 22 te Amersfoort ; graag opgeven voor 10 maart a.s. 27 maart, 3 april en 10 april 2006 Informatiemanagement Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomsten van 15.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 195,- voor drie bijeenkomsten (voor stagebiedende verloskundigen en alumni € 175,-. 28 maart, 26 april, 23 mei 2006 Driedaagse voor toetsgroepbegeleiders Deze driedaagse training voor toetsgroepbegeleiders wordt gehouden in het Noorden van het land, Wolvega. Heeft u zin om toetsgroepbegeleider te worden? Schrijf u dan in voor deze training. Meer informatie: Barbera Blokland, 030-2294299; aanmelden bij Carolien Kijzer,
[email protected] 28 maart 2006 Vaardigheidtraining fluxus, schouderdystocie en stuit Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 28 maart 2006 Reanimatie neonaat en stuit (basis) Meer informatie: www.vroedvrouwenschool; bijeenkomst van 9.30 15.15 uur in Eindhoven; kosten: € 125,-.
28 maart 2006 Achtergronden van de haptonomie en mogelijkheden in de dagelijkse praktijk 7-daagse cursus in twee weken [cursief] Meer informatie: www.opti-mum.nl; bijeenkomsten van 10.00 - 16.00 uur, ’t Harde; overig data: 28/3, 11/4, 25/4, 9/5, 23/5, 6/6, 20/6; kosten: onbekend. 30 maart 2006 Programma LOVIO-dag Dagvoorzitter Mieke Beentjes • Wat ben je nu, wat kan je worden? • Verloskunde in ontwikkelingslanden • Preconceptiezorg • Lactatiekunde • Onderzoek en echoscopie Lunchpauze en informatiemarkt In de middag volgt het debat over het ochtendprogramma, geleid door Mieke Beentjes. KNOV voorzitter, Sjaak Toet, en Laury de Bie vormen de jury. Meer informatie: www.lovio.nl 30 maart 2006 Reanimatie volgens nieuwe richtlijn Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 31 maart en 21 april 2006 Cursus Preconceptiezorg Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomsten van 10.00 - 17.00 uur te Maastricht; kosten: € 375,- inclusief 2 x een lunch.
31 maart 2006 ABCD-congres Amsterdam Born Children and their Development met speciale aandacht naar het verklaren van de etnische verschillen die worden gezien in de gezondheid van de geboren kinderen. [cursief] Meer informatie: www.abcd-study.nl; T: 020 555 5036; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Akantes, Amsterdam;
[email protected] 4 april 2006 Addendum Medicum Nascholing voor praktijkassistenten Meer informatie: www.medischenascholing.nl; kosten € 225,-, bijeenkomst in Groningen, Golden Tulip Paterswolde. 6 april 2006 Vaardigheidtraining fluxus, schouderdystocie en stuit Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en bewijs van deelname (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 6 april 2006 Addendum Medicum Nascholing voor praktijkassistenten Meer informatie: www.medischenascholing.nl; kosten € 225,-, bijeenkomst in Amsterdam, Mercure a/d Amstel en in Zwolle, Mercure. 6 april 2006 Schouderdystocie en Infuus (herhaling) Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomst van 10.00 12.30 in Maastricht; kosten: € 75,-.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 53
17-02-2006 11:56:59
53
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 54
BERICHTEN
6 april 2006 Cursus Intracutaan hechten Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomst van 14.00 - 16.00 uur in Maastricht; kosten: € 75,-. 6 april 2006 Vaardigheidstraining 2: Infuus prikken & Stuitligging Meer informatie: www.srov.nl; Bijeenkomst van 14.00 – 19.00 uur in Rotterdam; kosten: € 125,-. Stagebiedende verloskundigen betalen € 110,-. 6 april 2006 Terugkomdag voor toetsgroepbegeleiders Meer informatie: Barbera Blokland of Erna Ponds; T: 030-2294299 of kijk op: www.knov.nl.
11 april 2006, Vaardigheidtraining fluxus, schouderdystocie en stuit Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.0017.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 11 april 2006 Reanimatie neonaat en stuit (basis) Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomst van 9.30 - 15.15 uur in Maastricht; kosten € 125,- inclusief lunch. 12 april 2006 Samenwerken met een (veel) eisende cliënt(e) Meer informatie: www.opti-mum.nl; bijeenkomst van 10.00 - 16.00 uur in ’t Harde; Herhaling: 13 juni 2006
13 april 2006 Prenatale diagnostiek VIII Meer informatie: www.scem.nl; bijeenkomst van 10.30 tot 17.15 uur in MECC Maastricht. 14 april en 12 mei 2006 Cursus Preconceptiezorg Tweedaagse cursus Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomsten van 10.00 - 17.00 uur in Maastricht kosten: € 375. 19 april, 9 mei, 15 juni 2006 Training toetsgroepbegeleiders Intercollegiale toetsing Deze driedaagse training geeft u voldoende handvatten om toetsgroepbegeleider te worden. Meer informatie: www.knov.nl; Barbera Blokland, T: 030 2294299
THEODORA ALEIDA VELING-BEKS – ALEID – Weesp - * 16 oktober 1956
Woerden - ✝ 28 januari 2006
“Bescherm je hart boven alles, want uit je hart komt alles voort wat je doet” Veel te jong en onverwacht is op 28 januari 2006 na een korte ziekte overleden Aleid VelingBeks. Op 16 oktober a.s. zou zij 50 jaar zijn geworden. Zij heeft twee kinderen, Joep en Lisanne en haar man Bert Veling in grote verwarring achtergelaten. Aleid was een bevlogen verloskundige. Samen met Annemiek Cuppen startte zij begin tachtiger jaren een thuispraktijk op de Breedstraat in Utrecht. Voor de stad betekende dit het begin van een nieuw tijdperk waarbij het thuisbevallen een nieuwe stimulans kreeg. Bovenstaande spreuk, overgeno54
men van de rouwkaart, typeert Aleid als persoon, maar ook als verloskundige. Zij werkte vanuit haar hart, professioneel maar met een zeer persoonlijke benadering en oprechte aandacht en respect voor de keuze van de zwangere. Aan haar professioneel en kundig handelen heeft mijn dochter Karlijn haar leven te danken na een geslaagde reanimatie. Na haar huwelijk met haar geliefde Bert heeft zij na verschillende waarnemingen de onderwijsopleiding gedaan en vervolgens enige jaren als docent gewerkt op de Verloskunde Academie te Amsterdam.
Vrijdag 3 februari jl. is zij na een indrukwekkende kerkdienst in de Petruskerk te Woerden onder grote belangstelling begraven op de Algemene Begraafplaats in Woerden. Wij zullen haar zeer missen. Jannet Bakker
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 54
17-02-2006 11:56:59
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 55
PERSONALIA Geboren Lobke, dochter van Rixt Bekkema en Martin de Boer, Maaskanterf 3, 3822 WH Amersfoort Babette, dochter van Linda en Ronnie de Jong-van Beek, Postbus 199, 5110 AD Baarle-Nassau Lucas, zoon van Merlijn de Boer en Peter Winters, Koestraat 97, 4931 CR Geertruidenberg Minke, dochter van Marjolijn en Robert van Kasteel, Simonshoeve 5, 2941 EN Lekkerkerk Annelot, dochter van Irma Stegeman en Jean-Paul van Basten, Hartog Stibbestraat 4, 8017 DG Zwolle Jacco, zoon van Engelina en Sjaak Toet, Overlaat 4, 3362 JD Sliedrecht Doortje, dochter van Moniek Tuenter en Jeroen van Uum, Kuyperstraat 11, 7071 AR Ulft Jasmijn, dochter van Alexandra Wijering en Mathijs Wolfs, Pastoor Creusenplantsoen 25, 6231 EV Meerssen Emma Ariët, dochter van Ard-Jan en Arma Kaan-van Arendonk, Koningin Wilhelminastraat 6, 4145 KJ Scoonrewoerd Timoteüs Christiaan Michaël, zoon van Erick en Susan Noorloos, Heemskerkstraat 3, 2665 AJ Bleijswijk Sector NoordOost Nederland Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2006) Mevrouw I.G.C. Bilterijst, Gruttostraat 6, 7523 WX Enschede – VID-zhs Mevrouw J. Pellikaan, Nieuwe kijk in ’t Jatstraat 2, 9712 SH Groningen – BL Mevrouw D.M. van Proosdij, Woestduinlaan 52, 3941 XE Doorn - Asp Nieuwe leden (m.i.v. 01-04-2006) Mevrouw C. de Bruijn, Ruiterpad 51, 3911 SK Achterberg –Asp Mevrouw E. van Dijk, Spelt-Oord 4, 3991 XH Houten - Asp Mevrouw D. Krijnders, Orion 14a, 3813 VC Amersfoort – Asp Mevrouw B.M.B. Putters, Diana 84, 6681 PM Bemmel – Asp Voortzetting lidmaatschap (m.i.v. 01-01-2006) Mevrouw M. Jansen, Kamperfoelie 21, 7443 MA Nijverdal – VID-ep Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2006) Mevrouw Y. Kox, Oude Doetinchemseweg 16, 7038 BH Zeddam – VID-zhs Mevrouw F. Verbrugge, Landdrostlaan 122, 7327 GN Apeldoorn – VID-zhs
Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2006) Mevrouw S. Eising, Brinkstraat 37, 3741 AM Baarn – Asp Sector NoordWest Nederland Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2006) Mevrouw F.M. van Amersfoort, Hogewoerd 87f, 2311 HH Leiden – VID Mevrouw A.M.A. Leijs-Thierry, Ereprijsstraat 52, 3765 AL Soest – VV-m Mevrouw A. Verdoes-Krijgsman, Burg. Trooststraat 60, 2741 TT Waddinxveen – Asp Mevrouw M. de Vroomen, Stratenmakershof 5, 1825 CX Alkmaar – VV-m Nieuw lid (m.i.v. 01-04-2006) Mevrouw J.K.R. Reijngoudt, Oosthaven 21, 2801 PC Gouda – Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2006) Mevrouw A. Verstegen, Lingedijk 54, 4151 EG Acquoy Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2006) Mevrouw H.W.A. Baker Omar-Kurvers, Schepen 43, 2671 HN Naaldwijk – VV-m Mevrouw Y. Beuger, Groot Hertoginnelaan 224, 2517 EX ’s-Gravenhage – VID Mevrouw M. Croon, Vossiusstraat 26b, 1071 AE Amsterdam – BL Mevrouw L. Naberhuis, Kinheim 70, 1161 DC Zwanenburg – Asp Mevrouw E. Thijsse, Rigolettostraat 22, 2555 VS ’s-Gravenhage – VID-zhs Sector Zuid Nederland Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2006) Mevrouw M.A. Louter, Rijnsingel 157, 2987 SH Ridderkerk – Asp Mevrouw I. Masman, Goudsewagenstraat 14b, 3011 RJ Rotterdam – Asp Mevrouw M. Schaberg, Lampreistraat 102, 3192 EJ Hoogvliet – Asp Mevrouw I. Verdonk-Muringen, Kastanjelaan 116, 4661 VL Halsteren, - WN Mevrouw E. Willekes, Gaete 22, 4926 RN Lage Zwaluwe – Asp Nieuwe leden (m.i.v. 01-04-2006) Mevrouw L.M.P. van den Broek, Kapelstraat 111, 4817 NX Breda – Asp Mevrouw L. de Heer, Schoutstraat 13, 3264 SC Nieuw Beijerland – VV-s Mevrouw A.M. Oudijk, Zuidoordseweg 10, 3267 LW Goudswaard – Asp Mevrouw L. Sinke, Molenmeet 35a, 4416 BX Kruiningen – Asp
BERICHTEN
Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2006) Mevrouw T. Orsini, Orionstraat 20, 5632 DD Eindhoven – Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2006) Mevrouw A.C. van Eijken-Mulderij, Wilgenlei 6, 2665 KN Bleiswijk – BL Mevrouw N. Kalavrytinou, Hermannstrasse 2, 52062 Aken, Duitsland – BTL Mevrouw P. Dupont, P. Slagerstraat 16, 5213 XN ’S-Hertogenbosch – VID-zhs Art. 1 Leden, die bezwaar hebben tegen de toelating van een kandidaat (aspirant)lid, moeten hun bezwaar met redenen omkleed schriftelijk binnen één maand na het verschijnen van het officiële verenigingsorgaan bij het Bestuur kenbaar maken. Afkortingen VID verloskundige in dienstverband VID-ep verloskundige in dienstverband in eigen praktijk VID-g verloskundige in dienstverband in gezondheidscentrum VID-zhs verloskundige in dienstverband in ziekenhuis VV vrijgevestigde verloskundige VV-m vrijgevestigde verloskundige in maatschap WN waarneemster Asp Aspirant lid BL buitengewoon lid BTL buitenlands lid SL senior lid EL erelid Geslaagd aan de Vroedvrouwenschool Maastricht Sydney Sopacu Marloes van der Waal Geslaagd aan de Verloskunde Academie Amsterdam Astrid van de Weerd Geslaagd aan de Stichting Rotterdamse Opleiding tot Verloskundige Henriette Boon Marieke Verrijk Farideh Mostafai Alai
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • F E B R UA R I 2 0 0 6
200503 - februari.pdf 55
17-02-2006 11:56:59
55
200503 - februari
17-02-2006
11:14
Pagina 56
Dagelijks stilstaan Dagelijks bij anticonceptie? anticonceptie? Dat hoeft toch niet meer! meer! hoeft niet
Mirena gemak ®
staat voor en comfort
• modern intra-uterien anticonceptivum • werkt lokaal • uiterst betrouwbaar1
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Zorgeloze
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Zorgeloze anticonceptie O O O O
1) Product Monograph, Schering AG. 2) Scholten PC, Eykeren MA van, Christiaens GCML, Haspels AA et al. Menstrual blood loss with levonorgestrel Nova-T and Multiload Cu 250 intrauterine devices. In: Scholten PC. The Levonorgestrel IUD: clinical performance and impact on menstruation. Thesis. Rijksuniversiteit Utrecht, 1989:35-45.
O
O
O
O
Mirena® Samenstelling Mirena is een hormonaal intra-uterien systeem met een depot van 52 mg levonorgestrel. Gedurende een periode van vijf jaar wordt hieruit per 24 uur circa 20 microgram levonorgestrel afgegeven. Indicaties Anticonceptie; behandeling van versterkt menstrueel bloedverlies of menorragie (bij deze indicaties vervangen na 5 jaar); progestageen adjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (na 3 jaar vervangen). Contra-indicaties Zwangerschap of het vermoeden ervan; acute, subacute of chronische ontstekingen in het kleine bekken, ook in de anamnese; genitale infecties; soa; in de afgelopen 3 maanden: een abortus gecompliceerd door een infectie; endometritis post partum; cervicitis; cervixdysplasie; bevestigde maligniteit van het corpus uteri of van de cervix, of het vermoeden daarvan; abnormale vaginale bloeding waarvan de diagnose (nog) niet is vastgesteld; congenitale of verworven anatomische afwijkingen van de uterus indien het cavum uteri hierdoor wordt vervormd; uterusfibromyomen; aandoeningen die chronisch met een verminderde weerstand gepaard gaan of die als gevolg van bacteriëmie kunnen verergeren (klepafwijkingen, aangeboren hartafwijkingen); acute aandoeningen van de lever of levertumoren; actieve tromboflebitis of trombo-embolische processen; overgevoeligheid voor een van de bestanddelen. Bijwerkingen In de eerste maanden na het inbrengen kan het IUD buik- of rugklachten veroorzaken. In zeer zeldzame gevallen kan tijdens het inbrengen resp. verwijderen van het IUD gedurende korte tijd verlies van bewustzijn of een verminderde polsfrequentie optreden. Uterusperforatie, infecties van de geslachtsorganen, menstruele klachten (amenorroe, spotting, onregelmatig bloedverlies), acne of andere huidproblemen, zweten, haaruitval, hoofdpijn, toegenomen vaginale secretie, depressie, oedeem, misselijkheid, gewichtsveranderingen, pijnlijke borsten,hypertensie. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Zie de IB1-tekst. Handelsvorm Verpakking met 1 IUD. Registratienummer RVG 16681. Naam en adres van de vergunninghouder Schering Nederland B.V., Postbus 116, 1380 AC Weesp - tel. (0294) 46 24 24. Datum van goedkeuring/ herziening van deze tekst 4 maart 2002. Afleveringsstatus UR. Verstrekkingsstatus Mirena wordt volledig vergoed voor alle indicaties met uitzondering van anticonceptie. Stand van informatie Mei 2005. – Uitgebreide informatie (deel IB1=SmPC) is op aanvraag beschikbaar.
Voor patiëntenbrochures - Tel.: 0294-462 440 200503 - februari.pdf 56
17-02-2006 11:57:00
U-685-NL 11.2002
• minder (pijnlijke) bloedingen2