Verdiepend tevredenheidsonderzoek onder de doelgroepen van prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo in Rijswijk
Verdiepend tevredenheidsonderzoek onder de doelgroepen van prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo in Rijswijk
Augustus 2012
COLOFON Samenstelling Lieke Salomé Ingrid Dooms Elly Burgering Vormgeving binnenwerk BMC groep Druk BMC groep SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag SGBO _2065 Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO.
Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
INHOUDSOPGAVE
1
Inleiding en werkwijze
1
1.1
Inleiding
1
1.2
Onderzoeksopzet
3
1.2.1
Benaderen respondenten
4
2
Resultaten gesprek met cliënten van RIBW Fonteynenburg
5
2.1
Algemeen
5
2.1.1
Intramurale voorziening RIBW
7
2.2
Achtergrond respondenten
8
2.3
De hulpverleningsroute
8
2.4
Dagbesteding
9
2.5
Ondersteuning
9
2.6
Toekomst
11
2.7
Gemeentelijk beleid toegang en zorg centraal in de samenleving
12
2.8
Aanbevelingen vanuit de cliënten van RIBW
13
3
Resultaten gesprek met cliënten van LIMOR
14
3.1
Algemeen
14
3.1.1
LIMOR
14
3.2
Achtergrond
16
3.3
Hulpverleningsroute
16
3.4
Ondersteuning
18
3.5
Dagbesteding
21
3.6
Toekomst
22
3.7
Gemeentelijk beleid toegang en zorg centraal in de samenleving
23
3.8
Aanbevelingen vanuit de cliënten van LIMOR
24
4
Conclusie
25
5
Aanbevelingen
28
6
Bijlage 1: Topiclijst
31
7
Bijlage 2: Toelichting op de prestatievelden 7, 8 en 9
33
1 1.1
Inleiding en werkwijze Inleiding
In het kader van de horizontale verantwoording, waarbij gemeenten zich voor hun beleid moeten verantwoorden aan hun eigen burgers en cliënten, is de gemeente verplicht om elk jaar een tevredenheidsonderzoek uit te voeren onder een doelgroep van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De gemeente Rijswijk heeft ervoor gekozen om dit tevredenheidsonderzoek uit te voeren onder de verschillende doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9. De prestatievelden zijn gedefinieerd als: • Prestatieveld 7: het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. • Prestatieveld 8: het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. • Prestatieveld 9: het bevorderen van verslavingsbeleid. Een nadere toelichting op deze prestatievelden is te vinden in bijlage 2. Gemeenten moeten een goed beeld hebben van deze doelgroepen voor het ontwikkelen van een effectief integraal beleid op het terrein van maatschappelijke opvang. Om begrip te krijgen voor deze doelgroepen is het van belang om de complexiteit en de meervoudigheid van de problematiek in kaart te hebben. Meervoudige problematiek op terreinen als lichamelijke gezondheid (verslaving), geestelijke gezondheid, maatschappelijke redzaamheid en sociaal economische positie. De reden om voor gesprekken met deze doelgroepen te kiezen is dat zij bij uitstek degene zijn die uit eigen ervaring kunnen vertellen waar hun wensen en behoeften liggen met betrekking tot de Wmo. De doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 zijn zeer divers en in dit tevredenheidsonderzoek is gekozen om de volgende doelgroepen te benaderen: mensen die vanuit preventie of nazorg thuisbegeleiding ontvangen en mensen die intramuraal worden opgevangen vanuit RIBW met verslavings- en ggz-problematiek. Taken van de gemeenten ten aanzien van de doelgroepen 7, 8 en 9 richten zich op de onderstaande aspecten: • •
preventie: voorkomen dat mensen op termijn tot de doelgroep gaan behoren of voorkomen dat mensen op termijn gebruik moeten maken van de voorzieningen; (vroegtijdige) signalering: vroegtijdig onderkennen van mensen die in de problemen komen maar hiervoor zelf geen hulp inschakelen;
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
1
•
•
opvang, behandeling en begeleiding: als mensen gebruik moeten maken van de voorzieningen, ervoor zorgdragen dat er voldoende en gevarieerd aanbod aanwezig is; uitstroom, maatschappelijk herstel: ervoor zorgen dat mensen die zijn opgevangen weer uitstromen en zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij.
Het onderdeel opvang, behandeling en begeleiding wordt voornamelijk door de centrumgemeente Den Haag, opgepakt. De regiogemeente Rijswijk is zelf verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van preventie en nazorg betreffende deze doelgroepen.
preventie
signalering
opvang, behandeling en begeleiding
nazorg
Uitstroom
Met dit onderzoek wil de gemeente inzicht krijgen hoe ze goede randvoorwaarden kan creëren voor mensen om uit de opvang, behandeling en begeleiding te stromen. Tevens wil zij het voorportaal tot de ondersteuning, de preventie en signalering goed op orde hebben. Zij wil met dit onderzoek de volgende vraag beantwoorden:
Op welke wijze kan de ondersteuning aan de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 worden ingevuld en/of worden verbeterd? Teneinde de doelgroep beter van dienst te zijn bij het terugnemen van de regie over het eigen leven. Bovenstaande vraagstelling leidt tot de volgende deelvragen: 1) Hoe zijn de verschillende doelgroepen in de maatschappelijke opvang of in een begeleidingssituatie terechtgekomen? 2) Hoe is de dagelijkse invulling?
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
2
3) Hoe beoordelen zij de ondersteuning? • Informatie over ondersteuning. • Gebruik van de ondersteuning. • Beoordeling aanbod. • Tevredenheid ondersteuning. • Verbeterpunten in ondersteuning. • Aanbevelingen voor de gemeente. 4) Wat zijn de behoeften op de verschillende leefgebieden? • Huisvesting. •
Arbeid en inkomen.
•
Financiën.
•
Zorg.
• Dagbesteding. 5) Hoe is de doorstroom en nazorg geregeld? 6) Hoe kunnen deze doelgroepen vroegtijdig worden gesignaleerd? 7) Willen deze doelgroepen activiteiten binnen de lokale gemeenschap ontplooien? 8) Wat voor effect kan de toekomstige decentralisatie van de begeleiding AWBZ naar de Wmo hebben? 1.2
Onderzoeksopzet
De vraagstelling en deelvragen zijn van dien aard dat een kwalitatieve onderzoeksmethode het meest passend is. Met kwalitatief onderzoek kunnen de betekenissen achterhaald worden die betrokkenen zelf aan hun situatie geven, dus de praktijktheorieën die betrokkenen zelf hebben ontwikkeld. De gemeente Rijswijk wil dit onder de doelgroep van maatschappelijke opvang nu juist doen. Bij kwalitatief onderzoek is de informatieverzameling vaak open en flexibel, zodat er ruimte is voor onvoorziene gebeurtenissen. Dit betekent dat er geen sterke voorstructurering is, zoals in een enquête, waarbij kwantitatieve analyses gedaan worden op de verkregen data. Dit betekent echter niet dat je met kwalitatief onderzoek niet zou kunnen kwantificeren: hoe vaak zich iets voordoet, hoeveel mensen specifiek gedrag vertonen, et cetera. Kwalitatief onderzoek is vooral handig voor explorerend, dat wil zeggen verkennend of verdiepend onderzoek. Het is goed om te realiseren dat in dit rapport uitspraken gedaan kunnen worden door respondenten die niet aansluiten bij de werkelijkheid. Het gaat er in dit onderzoek echter niet om wat waar is of niet, maar hoe de doelgroep bepaalde gebeurtenissen ervaart. Generaliseren De gegevens uit kwalitatieve onderzoeken zijn lastig generaliseerbaar naar de gehele groep of andere groepen, door de geringe steekproef. Wel kan er sprake zijn van theoretische of
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
3
inhoudelijke generalisatie, wat iets anders is dan statistische generaliseerbaarheid. De resultaten van dit onderzoek kunnen dus niet worden doorgetrokken naar de gehele doelgroep! In dit onderzoek maken we gebruik van open groepsinterviews. Bij open interviews wordt gebruikgemaakt van een topiclijst. Dit is een semi-gestructureerde vragenlijst, waarbij een aantal onderwerpen aan bod moeten komen, maar de precieze vraagstelling en de volgorde van de vragen is niet belangrijk. Deze open groepsinterviews zijn door middel van een huiskamer- en/of locatiegesprek gehouden. Deze vorm heeft als doel om uitwisseling tussen de deelnemers te bewerkstelligen en om door te vragen zodat duidelijk wordt of bepaalde ervaringen door meer deelnemers gedeeld worden. De agenda die bij de huiskamer- en locatiegesprekken is gebruikt, is in bijlage 1 terug te vinden. 1.2.1
Benaderen respondenten
De deelnemers aan de huiskamer- en locatiegesprekken zijn op de volgende wijze benaderd. De contactpersoon (beleidsmedewerker) van de gemeente heeft een adressenlijst opgesteld met organisaties die werken met de doelgroepen. Deze organisaties zijn door de gemeente per e-mail geïnformeerd met het verzoek mee te willen werken in de werving van cliënten voor huiskamer- of locatiegesprekken. SGBO heeft vervolgens de contactpersonen telefonisch, per e-mail of door het afleggen van een bezoek benaderd. Er zijn uiteindelijk twee gesprekken gevoerd met de gekozen doelgroep. Via LIMOR met mensen die thuisbegeleiding krijgen en via RIBW Fonteynenburg met mensen die intramurale begeleiding krijgen voor verslavings- en geestelijke gezondheidsproblemen.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
4
2 2.1
Resultaten gesprek met cliënten van RIBW Fonteynenburg Algemeen
Er is voor dit gesprek gesproken met cliënten van RIBW Fonteynenburg die naast psychische problematiek ook kampen met verslaving. Geestelijke gezondheidszorg Iedereen kan met de geestelijke gezondheidszorg (ggz) te maken krijgen. Binnen de ggz kan een patiënt geholpen worden door een ggz-instelling of een vrijgevestigde psychiater of psychotherapeut1. Ggz richt zich op vier zaken: • Het voorkomen van psychische aandoeningen. • Het behandelen en genezen van psychische aandoeningen. • Het zo goed mogelijk laten deelnemen van mensen met een chronische psychische aandoening aan de samenleving. • Het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of verslaafd zijn en die uit zichzelf geen hulp zoeken. Binnen de ggz is er een verschil tussen gemakkelijk toegankelijke zorg, gespecialiseerde zorg en crisisopvang. Gemakkelijk toegankelijke zorg is de zorg die verleend wordt door de eerstelijnspsychologen. Gespecialiseerde zorg is de tweede lijn. Dit wordt door ggzinstellingen aangeboden. Dit kan gaan om ambulante begeleiding. Dat betekent dat de patiënt tijdens de behandeling thuis blijft wonen en aan het werk blijft. Is er meer zorg nodig, dan kan iemand voor kortere of langere tijd deeltijdbehandeling krijgen. Een klein deel van de gespecialiseerde zorg is residentiële zorg, waarbij het gaat om een klinische behandeling of wonen in een beschermde woonomgeving. Tenslotte is er nog crisisopvang. Dit is acute of spoedeisende hulp. Dit kan vrijwillig of met een gedwongen opname. Gemeenten hebben een (wettelijke) verantwoordelijkheid om de geestelijke gezondheidszorg te bewaken en te bevorderen, zowel vanuit het oogpunt van het bevorderen van maatschappelijke participatie (Wmo, Wwb), als vanuit lokaal gezondheidsbeleid (WPG). Gemeenten hebben binnen de Wmo de volgende taken: preventie, signaleren, opvang, ondersteuning en/of begeleiding en nazorg. Het idee is dat ook mensen met psychische aandoeningen mee moeten kunnen doen in de maatschappij. Ggz- instellingen en gemeenten moeten deze ondersteuning organiseren: - begrip en acceptatie, informatie en ontmoetingsmogelijkheden; - toegang tot wonen, werken, onderwijs en welzijn; - toeleiding en ondersteuning in het geval van multiproblemen.
1
GGZ Nederland
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
5
Verslavingszorg Gemeenten hebben in het kader van de Wmo op twee manieren verantwoordelijkheid om mensen met verslavingsproblematiek op te vangen. Ten eerste door (tijdelijke) activiteiten te bieden zoals onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Dit valt onder prestatieveld 7: maatschappelijke opvang. Ten tweede via prestatieveld 9 van de Wmo, de ambulante verslavingszorg. Ambulante verslavingszorg doelt op activiteiten bestaande uit ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van overlastbestrijding van overlast door verslaving. De uitvoering van de maatschappelijke opvang en het verslavingsbeleid is sinds 1994 een verantwoordelijkheid van de gemeenten. De belangrijkste taak van de maatschappelijke opvang in Nederland is het aanbieden van onderdak en begeleiding aan mensen die zich in sociaal kwetsbare situaties bevinden. Het verslavingsbeleid bestaat uit ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van de bestrijding van overlast door verslaving. De gemeenten gaan over het uitvoerend werk in de maatschappelijke opvang en het verslavingsbeleid. In 1994 werden 48 centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang aangewezen en 25 voor de verslavingszorg. Deze gemeenten kregen hiervoor financiële middelen van de overheid. Sinds 2001 zijn er 43 centrumgemeenten die zowel voor de maatschappelijke opvang als de verslavingszorg financieel verantwoordelijk zijn voor hun regio. Maatschappelijke opvang is een vangnet voor mensen die tijdelijk onderdak, begeleiding, informatie en advies nodig hebben. Het vangnet bestaat tenminste uit een laagdrempelige basisvoorziening, waarop in geval van nood onmiddellijk een beroep kan worden gedaan. Maatschappelijke opvang gaat niet alleen over asiel (bed, bad en brood), maar ook over: - Preventie: voorkomen dat kwetsbare mensen maatschappelijk uit de boot vallen of herhaling daarvan. - Handhaven: verschillende mate van begeleiden, ondersteunen en hulpverlenen. - Herstel: alle activiteiten die de zelfredzaamheid bevorderen en mensen terugbrengen tot enig niveau van zelfstandig maatschappelijk functioneren2. Er is voor dit onderzoek gesproken met cliënten van RIBW Fonteynenburg. Dit gesprek heeft in mei 2012 plaatsgevonden op de locatie Beukenhof. Hierbij waren twee cliënten aanwezig en twee begeleiders. Ook was er een teamleider vanuit RIBW aanwezig. Naar aanleiding van dit groepsgesprek wilde één van de respondenten nog verder praten. Twee weken later heeft er nog een gesprek plaatsgevonden tussen de respondent en een onderzoeker.
2
www.zorgatlas.nl
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
6
2.1.1
Intramurale voorziening RIBW
RIBW Fonteynenburg3 steunt mensen met psychiatrische of psychosociale problematiek bij hun streven een normaal leven te leiden. Zij zorgen voor professionele, flexibele woonbegeleiding. Fonteynenburg biedt zowel extra- als intramurale woonbegeleiding aan mensen met een psychiatrische stoornis of ernstige psychosociale problemen. Deze begeleiding kunnen mensen krijgen indien zij een indicatie hebben van de AWBZ, de Wmo of een justitiële maatregel. Cliënten kunnen bij RIBW Fonteynenburg begeleiding krijgen op het gebied van: • dagelijkse routine en structuur; • oriëntatie; • sociale redzaamheid; • deelname aan het maatschappelijk leven; • vrijetijdsbesteding en/of werk; • persoonlijke verzorging en algemene dagelijkse levensverrichtingen; • gedragsproblematiek; • cognitieve stoornissen; • voortbewegen/mobiliteit. RIBW biedt cliënten de mogelijkheid om beschermd te wonen in kleinschalige woongroepen en daar krijgen ze ondersteuning op maat. Elke cliënt heeft een eigen individueel begeleider. Samen stellen ze een begeleidingsplan op met begeleidingsdoelen. In het dagelijks leven krijgen de cliënten ondersteuning van woonbegeleiders, in nauwe samenwerking met de individueel begeleiders. De woonbegeleiders staan voor de continuïteit van zorg en begeleiden de cliënten bij het realiseren van de begeleidingsdoelen. Eén van de intramurale voorzieningen is de Beukenhof. Deze voorziening is speciaal voor mensen die naast hun psychische problemen kampen met verslavingsproblematiek. Beukenhof De Beukenhof is een prachtig huis op een mooie locatie aan een doorgaande weg en aan het water in Rijswijk. Het is een woongroep met 14 plaatsen, speciaal voor mensen met een verslaving. Iedereen heeft een eigen kamer met een wastafel en een aansluiting voor radio, tv en internet. De woongroep heeft een gezamenlijke woonkamer, rookkamer, keuken, badkamer, toiletten, wasmachine en droger. Altijd zijn er woonbegeleiders aanwezig, die de bewoners veiligheid en structuur bieden. Elke bewoner krijgt de zorg en begeleiding die hij nodig heeft. De begeleiders kunnen helpen met persoonlijke verzorging, het huishouden en het vinden van dagbesteding. Voor het eten wordt gezorgd, maar wie dat wil kan (samen met de begeleiding) koken.
3
http://www.fonteynenburg.nl/
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
7
2.2
Achtergrond respondenten
De twee respondenten hebben, hoewel ze erg verschillend zijn, ook een gedeelde achtergrond. Verschillen tussen de respondenten zien we in leeftijd, opleidingsniveau en (etnische) achtergrond. Beide hebben ze echter een dierbare verloren en zijn daardoor erg in de war geraakt. Ze geven aan het hier (nog steeds) heel moeilijk mee te hebben. Zo’n groot verlies heeft bij hen geleid tot verschillende problemen, van verslavingsproblematiek voor de ene respondent en verslavingsproblematiek in combinatie met detentie voor de ander. De tijd tussen de start van de ggz en verslavingsproblemen en het uiteindelijk wonen in de beschermd wonen locatie was lang. Beide respondenten hebben goed contact met hun familie en zien hun familie wekelijks. Dit is niet geheel vanzelfsprekend bij mensen met verslavingsproblematiek, maar voor hen is dat wel zo. 2.3
De hulpverleningsroute
De respondenten hebben niet zelf het initiatief genomen om hulp te zoeken. Hulpverlening komt vaker in beeld doordat de situatie uit de hand loopt en professionele hulpverlening ingeschakeld wordt of omdat het netwerk rondom de ‘verslaafde’ iemands ogen kan openen. Zo vertelt de één: ‘Dat is een beetje de kern van verslaafd zijn, je vraagt niet om hulp. Maar dan komt op een gegeven moment iemand je om de oren slaan. Dat waren bij mij een heleboel mensen: vrienden en kennissen die mij zeiden dat het niet goed ging met mij’. Zo is hij op aandringen van familie en uiteindelijk de huisarts bij Brijder verslavingszorg terechtgekomen. Hij vertelt dat zijn zwager, die zoals hij het noemt werkzaam is als psychiater bij Parmaffia, hem met ongeveer de volgende woorden aansprak: ‘joh, eikel, het gaat niet goed met je’. De ander kwam uiteindelijk via een crisissituatie met hulpverlening in aanraking. Hij deed illegale dingen door zijn verdriet en verslaving en kwam uiteindelijk in detentie. Hierdoor kwam hij in aanraking met Palier, forensische en intensieve zorg. Hier heeft hij ondersteuning gekregen voor zijn problemen. Ambulante zorg voor verslavings- en geestelijke gezondheidsproblemen bleek voor de respondenten niet voldoende om hun leven op orde te krijgen. Eén van de respondenten heeft eerst thuis begeleiding ontvangen. Hij geeft aan dat het eigenlijk gewoon niet goed ging, hoewel hij toch twee jaar op zichzelf heeft gewoond. Door zijn alcoholverslaving ging het uiteindelijk echt fout. Onder invloed van alcohol deed hij iets raars waardoor er brand ontstond in zijn woning. Zodoende heeft zijn persoonlijk begeleider van RIBW hem doorverwezen naar het beschermd wonen van RIBW.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
8
Voor de andere respondent was de ambulante zorg ook niet genoeg om zelfstandig te blijven wonen en via zijn begeleiders is hij doorverwezen naar beschermd wonen van RIBW op de locatie Beukenhof. Er was voor één van de respondenten keuzevrijheid om zich te vestigen in een beschermd wonen locatie. Hij geeft aan dat de andere mogelijkheid in Zoetermeer was, maar dat vond hij drie keer niks. Hier bevalt het hem goed. De ander geeft aan dat hij nergens anders heeft gekeken. Zijn begeleider voor ambulante zorg werkt hier ook en daarom is hij bij de Beukenhof terechtgekomen. De begeleiders geven aan dat er niet voor iedereen een keuze is. In dit huis mag bijvoorbeeld nog gebruikt worden (alcohol en softdrugs) en dat is niet overal zo. De begeleiding is hier op toegespitst en dat is bij andere locaties niet het geval. 2.4
Dagbesteding
De begeleiders geven aan dat er altijd eerst een wenperiode is. Zodra mensen bij de Beukenhof komen moeten ze eerst aan het huis, de routine, de huisgenoten en de begeleiding wennen. Na een periode van om en nabij een half jaar wordt er gekeken wat de bewoners kunnen doen aan dagbesteding. Eén van de respondenten gaat vier dagen per week naar Schroeder waar hij radio’s en computers demonteert. Dit is in Den Haag. De ander zou net gaan beginnen met (vrijwilligers)werk toen dit door een flinke val veranderde. Hij loopt nu slecht en moet weer geopereerd worden. Zijn dagbesteding bestaat momenteel uit opstaan, het nieuws luisteren en een beetje rond strompelen. Daarnaast hebben de bewoners corveediensten, zoals koken en schoonmaken. Beiden hebben ze de wens om weer te gaan werken. Eén van de respondenten geeft aan dat er meer mensen in de Beukenhof zijn die willen werken. Hij vraagt om hulp om hiervoor te zorgen. Op de vraag hoe hij weet dat ze willen werken, geeft hij aan dat hij het ze gevraagd heeft. Hun antwoord was: ‘als er werk is, waarom niet?’ Nu zitten ze hier gewoon niets te doen en te wachten, volgens hem. 2.5
Ondersteuning
De respondenten ontvangen ondersteuning van hun individuele begeleider, de begeleiders die werkzaam zijn bij de Beukenhof en vanuit Palier of Brijder. Er is frequent contact met begeleiders vanuit Palier of Brijder. De ene respondent krijgt vanuit Palier ondersteuning in de vorm van budgetbeheer. Hij vertelt: ‘Samen zetten we de inkomsten en uitgaven op een rijtje en kijken we wat er betaald moet worden’. Ook hebben ze gesprekken met
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
9
hulpverleners over hun psychische gesteldheid en hun verslaving. Voor de een is dat wekelijks, voor de ander iets minder vaak. Vanuit RIBW hebben de respondenten een individueel begeleider (Ib’er) aangewezen gekregen. Met deze begeleider hebben ze een plan opgesteld voor zowel de korte als de lange termijn. De tevredenheid over de Ib’er is niet onverdeeld goed. Eén van de respondenten geeft aan dat hij heel tevreden is over zijn Ib’er. Maar de ander is minder enthousiast. De frequentie van het contact met hun Ib’er verschilt ook. Eén van hen geeft aan wekelijks contact te hebben en elke drie maanden de doelen uit het behandelplan te evalueren. De ander ziet zijn Ib’er minder vaak, hooguit één keer in de paar weken. Ook geeft hij aan dat de doelen in zijn behandelplan weinig besproken worden. Voor hem is het bovendien heel belangrijk dat zijn Ib’er ook eens op zijn kamer komt en vraagt of hij ergens mee geholpen kan worden. Dat gebeurt volgens hem nu onvoldoende. Hij verwoordt zijn ervaringen met zijn Ib’er als volgt: ‘Ik ervaar verdomd weinig ondersteuning’. Er is een overduidelijk verschil in de ervaring over de ontvangen ondersteuning van de Ib’er tussen beide respondenten. Over de begeleiders in de Beukenhof zijn beide respondenten tevreden. Zij geven beide aan dat je goed geholpen worden wanneer je het vraagt of nodig hebt. Eén van hen noemt de Beukenhof ‘goed leefbaar’. De ander geeft aan dat ze alle steun krijgen, dat ze bij alles worden geholpen. Ook de samenhang van de zorg is goed volgens hem. ‘Mijn begeleiders hebben contact met elkaar en daar ben ik tevreden over’. Daarnaast ontvangen de respondenten ook nog ondersteuning van derden. Zo zien zij hun familie wekelijks en zij zorgen voor emotionele en soms praktische ondersteuning. Eén van de respondenten geeft ook aan contact te hebben met iemand op zijn werk. Zij praten over of hij het werk leuk vindt en de rol van werk in zijn leven. Minpunten: In de Beukenhof mag je nog steeds drank of softdrugs gebruiken. Eén van de respondenten geeft aan dat hij dit heel lastig vindt. Hij is hier mede dankzij een alcoholverslaving en krijgt hiervoor Refusal. Zo vertelt hij: ‘Het helpt wel een beetje, maar het neemt de lust niet weg. Het is gewoon afblijven van de alcohol’. Hij geeft aan dat hij er mee moet leren omgaan, dat er geen andere keuze is, maar het blijft wel lastig. De Beukenhof ligt aan een doorgaande weg en aan het kanaal, maar het is toch redelijk geïsoleerd. Hierdoor kan familie lastig langskomen en is er bijvoorbeeld geen internettoegang. Zo geeft één van de respondenten aan dat hij zich best wel geïsoleerd voelt hier. Wensen: Eén van de respondenten geeft aan dat hij liever dichterbij zou willen werken. Hij werkt nu in Den Haag en daar kan hij niet zelf naar toe, dat is te ver. Hij zou graag in Rijswijk
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
10
willen werken, zodat hij er zelf heen kan. Het is belangrijk voor hem om zelfstandig dingen te kunnen ondernemen en organiseren. Het maakt hem niet uit wat voor werk het is. ‘Ik vind alles leuk, wat werk betreft. Ik heb ook bij van Gansewinkel gewerkt, betaald, via een uitzendbureau.’ Hij wil ook graag weer een betaalde baan. 2.6
Toekomst
De respondenten zijn in dit beschermd wonen traject gekomen voor een korte periode. Zij willen beiden in de toekomst weer zelfstandig wonen. Ze geven aan te willen wat iedereen in het leven wil: huisje, boompje, beestje: alles op de rails hebben staan. Zo geeft één van de respondenten aan de wens te hebben om weer zijn gewone leven op te pakken. De ander geeft aan naast een betaalde baan, graag een vriendin te willen die hem steunt. Ook wil hij graag zijn rijbewijs halen, dit vergroot zijn kansen op een baan, denkt hij. Om de wens van dit zelfstandige ‘normale leven’ te vervullen hebben zij een aantal zaken nodig. Het onder controle hebben van hun verslaving is hierbij een belangrijke voorwaarde. De ene respondent geeft aan eerst betaald werk te willen om daarna weer zelfstandig te kunnen wonen en te streven naar een ‘normaal’ leven. Hij heeft altijd in de automatisering gewerkt en heeft ook al aanbiedingen gehad, maar op dit moment is dat nog niet verstandig, geeft hij aan. De ander geeft aan dat hij eerst van zijn schulden af wil. Hij heeft nu budgetbeheer en denkt binnen vier jaar via ‘Den Haag op Maat’ schuldenvrij te kunnen zijn. Ook als een begeleider aangeeft dat er meer ruimte komt wanneer zijn afbetaling stabiel is, blijft hij onvermurwbaar: ‘eerst alles afbetalen, dan pas een andere woonvorm’. De begeleiding geeft daarnaast aan dat een goed dag- en nachtritme opbouwen ook nodig is als je (weer) zelfstandig wilt gaan wonen. Ook geven zij aan dat nazorg een belangrijke rol speelt bij het zelfstandig wonen. Eén van de respondenten vertelt dat hij het idee heeft dat er wel nazorg is vanuit RIBW. Zijn Ib’er heeft al zoveel voor hem gedaan. ‘Hij heeft alles voor mij in orde gemaakt.’ Hij denkt dat hij ook nog een rol heeft in de nazorg. Eén van de respondenten moet daarnaast ook zijn verblijfsvergunning verlengen. Hij is bang dat daar problemen mee zijn, maar zijn begeleider helpt hem hierbij. Hij wil eigenlijk de Nederlandse nationaliteit aanvragen. Hij is opgevoed met het idee dat alleen de Nederlandse nationaliteit zekerheid biedt. Hij geeft aan dit al een aantal keer te hebben geprobeerd maar dat er steeds iets mis was. Het contact met de gemeente Rijswijk hierover is minder goed verlopen. Zij spiegelden hem een beeld voor dat het wel goed zou komen, wat niet het geval was.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
11
2.7
Gemeentelijk beleid toegang en zorg centraal in de samenleving
De gemeente Rijswijk is vanuit de Wmo verantwoordelijk voor de preventie en nazorg van mensen met psychische en/of verslavingsproblemen. De gemeente Rijswijk heeft hiervoor samen met andere regiogemeenten en centrumgemeente Den Haag opvangvoorzieningen en preventie en nazorgactiviteiten ingekocht en opgezet. Ook zijn zij verantwoordelijk voor het signaleren en toeleiden van mensen naar zorg. Aan de respondenten is de vraag gesteld hoe je mensen bereikt die zelf (nog) geen hulp vragen. Zij geven allebei aan dat dit heel lastig is. Vaak moeten mensen eerst de bodem bereiken voordat er iets gebeurt. Enerzijds omdat ze zelf nog niet ervaren dat er iets mis is, anderzijds omdat ook de hulpverlening pas in actie komt als je over de rand valt. De begeleiding heeft wel ideeën om beter en eerder te signaleren. Er moet volgens hen meer geïnvesteerd worden in het bereiken van mensen achter de voordeur en de opvolging hiervan. Bijvoorbeeld bij schulden op het gebied van huur, gas en licht, standaard aanbellen. Woningcorporaties lopen ook aan tegen verwaarlozing en wanbetaling, die zouden instellingen als het RIBW langs kunnen sturen. Ook kunnen ze huisartsen inschakelen. De teamleider van RIBW vertelt dat het systeem van vroeger beter werkte voor bemoeizorg. Vroeger waren er regionale indicatieorganen (RIO’s) in plaats van het centraal indicatieorgaan (CIZ). In die werkwijze was er ruimte voor een soort tussenfase waarbij het mogelijk was om al eerder in te grijpen. Woonbegeleiding sturen naar mensen in plaats van meteen een sociaal psychologisch verpleegkundige (SPV-er). Door deze tussenfase konden mensen eerder geholpen worden en hoeft er niet maanden gewacht te worden op een indicatie. Zijn idee is dat er nu gedacht wordt: ‘Als iemand aangeeft dat het niet goed gaat en je kan dat nog zeggen, dan gaat het nog te goed met je’. Eén van de begeleiders denkt dat een soort buurtcentrum in de wijk een idee kan zijn om sneller en beter te signaleren. Hij verwacht dat als alle diensten op wonen, zorg en welzijnsgebied dicht bij elkaar zitten, professionals elkaar beter weten te vinden. Hiervoor is het wel belangrijk dat de huisarts een centrale rol speelt. Die verwijst volgens de aanwezigen veel te weinig door. De respondenten denken echter niet dat burgers hier heen gaan. Eén van de respondenten geeft aan: ‘ik ben een zorgmijder en ik ben niet de enige. Ik zou er niet naar toe gaan’. Maar de aanwezigen hebben wel het idee dat zo’n buurtcentrum een signalerende rol kan spelen als buurtgenoten en familie het gevoel hebben dat ze hier problemen van anderen kunnen melden. De verwachting is dat de functie extramurale begeleiding individueel en groep binnenkort overgeheveld wordt naar de Wmo. Hierdoor worden gemeenten nog directer verantwoordelijk voor deze en andere groepen mensen. Zij krijgen hier echter ook minder geld voor en moeten dus slimme constructies maken en waarschijnlijk bezuinigen. Voor de respondenten in dit onderzoek heeft dit (nog) geen consequenties, omdat zij momenteel intramurale begeleiding ontvangen. De respondenten geven aan hier wel iets
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
12
van te hebben gehoord, maar op dit moment geldt het niet voor hen. In een eventueel nazorgtraject waarbij zij zelfstandig wonen, zou het ook voor hen gelden. De gemeente heeft vanuit deze gedachte expliciet de vraag gesteld in hoeverre de respondenten hun dagbesteding (begeleiding groep) ook midden in de samenleving willen besteden, bijvoorbeeld in een buurt of wijk. De aanwezige respondenten willen beide zo snel mogelijk een betaalde baan en willen weer volledig meedraaien in de samenleving en weer een ‘normaal’ leven hebben. Eén van de respondenten geeft aan dat hij ook graag vrijwilligerswerk zou willen doen, bijvoorbeeld bejaarde mensen helpen. En als hij weer in een buurt zou wonen, zou hij graag een buurthuis of buurtcentrum willen, waar je terecht kan met je problemen en waar anderen, zoals de buren ook terecht kunnen met problemen. 2.8
Aanbevelingen vanuit de cliënten van RIBW
Eén van de respondenten geeft op de vraag wat de gemeente kan doen, het antwoord dat hij graag dagbesteding in de buurt wil zodat hij daar zelfstandig naar toe kan. De ander geeft aan dat de toegankelijkheid rond de Beukenhof een stuk beter kan. Het is voor mensen die slecht ter been zijn heel lastig om daar te komen. Eén van de respondenten kwam met het idee dat de gemeente de mogelijkheid moet verkennen om in haar subsidie contracten, met zorgaanbieders of andere instellingen, voorwaarden te stellen zodat mensen als zij daar een (sociale) werkplek kunnen krijgen. De begeleiders geven nog een tweetal verbeterpunten aan: 1) sociale dienst: mensen in voorzieningen als de onze (beschermd wonen) zijn vaak vergeetachtig. Ze krijgen allerlei brieven en reageren daar niet altijd op tijd. Dan worden er vaak meteen maatregelen genomen, worden ze gekort op hun uitkering en ontstaan er schulden. Hierdoor verergert de problematiek. Als ze nu eerst zouden bellen als ze zien dat mensen op de Beukenhof wonen, dan kunnen we dat allemaal voorkomen. 2) doorstromen naar woningen: als mensen eenmaal klaar zijn om weer zelfstandig te wonen is het vaak maar de vraag hoe vlot het gaat dat iemand voor een woning in aanmerking komt. Het aantal woningen dat beschikbaar wordt gesteld voor doorstroom is te weinig. Het zit hier vol. We hebben nu een persoon die al een half jaar probeert om weg te komen, maar dat is nog niet gelukt. De woningcorporatie houdt zich het recht voor om mensen (met bijvoorbeeld verslavingsproblematiek) te weigeren.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
13
3 3.1
Resultaten gesprek met cliënten van LIMOR Algemeen
Prestatieveld 7 van de Wmo geeft aan dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor ‘het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang’. Doel van dit prestatieveld: Bieden van de dag- en nachtopvang bij dak- en thuisloosheid, crisisopvang, opvang voor slachtoffers van huislijke geweld, begeleiding bij zelfstandig wonen en het melden van en advies geven bij geweld achter de voordeur. De maatschappelijke opvang betreft de opvang van dak- en thuislozen. Veel gevallen van dak- en thuislozen hebben een achtergrond met een combinatie van allerlei persoonlijke en sociale problemen. Veel voorkomende problemen bij deze groep zijn: een problematisch opvoedingsverleden, relatie- en huwelijksproblemen, drank- en drugsgebruik, criminaliteit, verwaarlozing en gestoord ouderlijk milieu. Vaak is er ook sprake van een hulpverleningsverleden. Zoals psychiatrie, verslavingszorg en dergelijke. De psychische en psychosociale problematiek van thuisloze personen is voor deze groep vaak enorm divers. Deze doelgroep bestaat uit een grote verzameling van zeer verschillende personen. De opvangvoorzieningen zijn een laatste vangnet voor dak- en thuislozen. Het gaat vaak om mensen die nergens anders meer kunnen of willen worden opgevangen. In dit onderzoek is gesproken met mensen die vanuit LIMOR thuisbegeleiding ontvangen. Voor sommigen is dit ter voorkoming van huisuitzetting, voor anderen is dit nazorg na verblijf in een woonvorm of opvangvoorziening. 3.1.1
LIMOR
LIMOR4 helpt mensen weer een eigen plek in de samenleving te krijgen met thuisbegeleiding, woonvoorzieningen en crisisopvang. Soms kunnen mensen door gebeurtenissen in het leven in een situatie terechtkomen waardoor ze het gevoel hebben dat alles hen boven het hoofd groeit. Relatieproblemen, overlijden van partner, schulden, verslaving, werkloosheid. Het kan zijn dat zij daardoor de grip op het leven (tijdelijk) kwijtraken. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld vereenzaming, moeite hebben met het huishouden en/of administratie op orde houden, psychische problemen, huurachterstand of zelfs (dreigende) huisuitzetting. Het gaat om mensen die door allerlei omstandigheden zich (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen redden. Uitgangspunt bij de ondersteuning en begeleiding is het hervinden van eigen kracht en mogelijkheden. Er wordt gestreefd naar een zekere mate van zelfredzaamheid, naar rehabilitatie. Dit wordt gerealiseerd door cliënten weer zo zelfstandig mogelijk te laten of te leren functioneren op verschillende (leef)gebieden, hen te helpen de regie over hun leven uiteindelijk zelf ter hand te nemen. Dat kan als men eerst zelf nieuwe ambities formuleert, 4
http://www.limor.nl/
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
14
succeservaringen kent en zo langzamerhand de greep op het eigen leven weer terugkrijgt. LIMOR: • biedt opvang en begeleiding aan dak- en thuisloze mensen of mensen die hun onderkomen kwijt zijn of dreigen kwijt te raken. • biedt woonondersteuning in de vorm van thuisbegeleiding om woonproblemen de baas te worden. De drie hoofdproducten van LIMOR doorstroomvoorzieningen en thuisbegeleiding;
zijn:
crisisopvang,
woon-
en
LIMOR heeft de volgende diensten: • Crisisopvang • Woonvoorzieningen • Thuisbegeleiding • Logeerhuis • Intensieve Maatschappelijke Ondersteuning • Proefwonen • Financiële begeleiding • Vangnetwerk • Forensische begeleiding Er is voor dit onderzoek gesproken met cliënten met thuisbegeleiding. Er zijn negen mensen uitgenodigd die wilden meedoen. Tijdens de bijeenkomst in juni waren er maar twee cliënten aanwezig. Toen is in overleg met LIMOR en de gemeente Rijswijk besloten nog een drietal telefonische interviews af te nemen. Thuisbegeleiding Thuisbegeleiding is begeleiding voor mensen met woonproblemen in hun eigen woonsituatie. Dat kunnen problemen zijn als: je huis op orde houden, uitkomen met je huishoudgeld, met instanties omgaan en dergelijke. Stapsgewijs krijgen mensen weer greep op zaken als het huishouden, geld, sociale contacten en structuur in de dag aanbrengen. Thuisbegeleiding kan preventief worden ingezet (ter voorkoming van huisuitzetting) of als vorm van nazorg voor mensen die eerder in een woonvorm of opvangvoorziening verbleven. De begeleiding kan bestaan uit: • woonondersteuning, bedoeld om mensen uit de ergste problemen te helpen; • woonbegeleiding, om mensen inzicht te laten krijgen in wat er bij zelfstandig wonen zo al komt kijken; • woontraining, gericht op het aanleren van nieuwe vaardigheden.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
15
3.2
Achtergrond
De vijf respondenten zijn allemaal mannen van middelbare leeftijd. De achtergrond van deze mannen is heel divers, bijvoorbeeld qua opleidingsniveau en hulpverleningsroute. Maar bijna allemaal zijn ze hun huis kwijtgeraakt en zo zijn ze of voor een heel korte tijd (1 week) of voor een lange tijd (6 jaar) op straat beland. Zij zijn allen door schulden hun huis kwijtgeraakt. Voor een aantal ligt hier verslavingsproblematiek aan ten grondslag, gecombineerd met detentie voor één van de respondenten. De respondent uit detentie heeft in het buitenland vastgezeten en heeft tijdens zijn detentie geen voorbereiding gehad op terugkomen in de maatschappij. Bij terugkomst was hij zijn huis kwijt en had hij diverse schulden. Voor anderen was het vooral het gebrek aan overzicht op hun financiën en administratie dat problemen veroorzaakte, bijvoorbeeld door ADD, ADHD of andere stoornissen. De thuisbegeleiding van LIMOR is voor hen dus een vorm van nazorg. Voor één van de respondenten is de thuisbegeleiding juist ingezet als preventie. Hij had wel schulden en hij miste het overzicht op zijn financiën, maar hij is nooit zijn huis uitgezet. Het netwerk rondom de respondenten verschilt enorm en zo ook de steun die zij van hen ontvangen. Zo geeft één van de respondenten aan dat hij zijn kinderen en familie al 15 jaar niet gezien heeft. Een ander heeft zijn ouders binnen zeven maanden tijd verloren en vertelt dat hij het hier heel moeilijk mee heeft: ‘Ik ben het nu aan het verwerken, ik hou nu mijn kop boven water’. Voor anderen geldt dat zij nog wel contact hebben, bijvoorbeeld met hun kinderen of broers. Zo vertelt één van de respondenten dat hij twee broers heeft waar hij veel contact mee heeft. Zij ondersteunen hem soms financieel of met praktische zaken. 3.3
Hulpverleningsroute
Het merendeel van de respondenten nam zelf geen initiatief om hulp te zoeken. Vier van de vijf respondenten werden hun huis uitgezet en kwamen op straat terecht. Drie van hen verbleven voor een korte of iets langere periode bij de opvang van de Kessler Stichting. Het passantenverblijf van de Kessler Stichting, voor de nachtopvang, is toegankelijk voor maximaal acht weken per jaar. Hier verbleven de respondenten voor korte tijd. ‘In deze periode wordt er samen met de cliënt gezocht naar een passende woonsituatie. Er wordt opvang en begeleiding geboden. Medewerkers van het Haags Straat Team en het Topteam van Parnassia zijn bijna dagelijks aanwezig voor vragen en verdere hulpverlening.’5 5
http://www.kesslerstichting.nl/locaties/passantenverblijf
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
16
De locatie aan de Zamenhof van de Kessler Stichting is voor kort verblijf, voor een half jaar. ‘Daar wordt opvang en begeleiding geboden aan de hand van een opgesteld trajectplan. De cliënt, die een zekere motivatie nodig heeft, wordt aangespoord gebruik te maken van de vaardigheden die hem/haar verder helpen. Deze voorziening - Zamenhof biedt een eigen kamer, een gedeeld toilet en douche, gemeenschappelijke woon/eetkamers en persoonlijke begeleiding. Tevens wordt de schuldeninventarisatie en budgetbeheer opgestart als voorloper op een mogelijk vervolgtraject bij Den Haag Op Maat.’6 Twee van de respondenten woonden hier voor een korte periode. Eén van de respondenten vertelt dat hij zes jaar op straat heeft gewoond en al die tijd bleef drinken. Na die zes jaar ging pas de knop om. Hij vertelt hier het volgende over: ‘toen kwam het moment dat ik dacht ik wil eruit’. Hij is bij de politie binnengelopen en die verwezen hem door naar de nachtopvang van de Kessler Stichting. Anderen zijn via wegloophuis de Vluchthaven of op eigen initiatief bij de Kessler Stichting terechtgekomen. De respondenten zijn redelijk tevreden over de ondersteuning vanuit de Kessler Stichting. Ze hebben allemaal met een begeleider gesproken over de mogelijkheden om door te stromen naar andere huisvesting. Eén van hen geeft aan dat hij met een maatschappelijk werker heeft gesproken en dat ze allerlei papieren hebben ingevuld en dat hij daarna bij het Leger des Heils terecht is gekomen. Een ander vertelt dat hij samen met een begeleider alles op een rij heeft gezet: ‘wat zijn mijn schulden, hoe kom ik aan geld en waar wil ik gaan wonen met wat voor soort ondersteuning’? Ze hebben samen besproken dat hij weer zelfstandig wilde wonen met ambulante begeleiding. Tenslotte is één van de respondenten ambivalent over de Kessler Stichting. Hij heeft zowel goede als slechte ervaringen met de Kessler Stichting. Met één van de begeleiders had hij een goede klik, die gaf echt om hem en heeft hem geholpen aan een meer zelfstandige woonvorm door hem te verwijzen naar LIMOR. Tegelijkertijd vindt hij dat hij slecht geholpen is met het contact met de gemeente Rijswijk over zijn inschrijving bij de gemeente. En heeft hij zelf contact moeten zoeken met Palier, forensische en intensieve zorg. Dat deden ze niet voor hem. Twee van de respondenten verhuisden direct van de Kessler Stichting naar een woonvorm van LIMOR. Een ander woonde eerst twee jaar bij het Leger des Heils. Na een tijd kwam de vraag vanuit het Leger des Heils hoe lang hij daar wilde wonen. Hij gaf aan dit niet voor altijd te willen. Toen zijn ze samen gaan kijken naar andere opties en kwamen ze bij LIMOR uit. De overige twee zijn via andere hulpverleners, zoals maatschappelijk werk en schuldhulpverlening, naar LIMOR verwezen. Eén van de respondenten heeft toch redelijk snel weer zelfstandige woonruimte gevonden via een bevriende makelaar die zijn huis heeft verkocht. Hij kon in een ietwat 6
http://www.kesslerstichting.nl/locaties/zamenhof
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
17
verwaarloosd en oud huis wonen. Hij is in de tussentijd bij Parnassia opgenomen omdat hij helemaal in de war was door zijn slaapstoornis. Dit werd echter slecht herkend en hij kwam in een alcoholkliniek terecht, omdat alleen daar plek was. Een andere respondent is eerst bij PsyQ7 geweest. Daar hebben ze hem geholpen met zijn ADD stoornis. Negatieve ervaringen hulpverlening De respondenten hebben naast veel goede ervaringen met de ondersteuning/zorg en de hulpverleners ook een aantal vervelende ervaringen gehad. Wat een aantal respondenten zeer verbaast, is het grote verschil tussen de gemeente Rijswijk en Den Haag. Een deel van de respondenten heeft zowel zelfstandig als in de opvang in Den Haag gewoond en het valt hen op dat de mogelijkheden als het gaat om ondersteuning binnen Rijswijk en Den Haag anders zijn. Zo wordt het CAV in Den Haag vergoed door de sociale dienst en in Rijswijk niet. Overigens is één van de respondenten überhaupt ontevreden over het CAV. Hij vertelt: ‘Je betaalt 90 euro per maand, maar denk maar niet dat de klant koning is’. Eén van de respondenten, die van hot naar her is gestuurd omdat men weinig afwist van zijn stoornissen en afging op zijn (onterechte) verblijf in een alcoholkliniek, vertelt het volgende over zijn ervaringen met het hulpverlenercircuit: ‘Het is soms niet leven maar overleven’. Hij ervaart de communicatie tussen de verschillende hulpverleners en instanties als slecht en vaak ontbreekt deze volledig. 3.4
Ondersteuning
De respondenten krijgen niet alleen ondersteuning via de thuisbegeleiding van LIMOR. Sommigen hebben voordat ze bij LIMOR kwamen al ondersteuning gehad van andere zorgaanbieders, anderen hebben dat nog steeds. Zo hebben drie van de vijf respondenten ondersteuning van ggz-organisatie Parnassia (gehad). Eén van hen is onder begeleiding van Parnassia gestopt met drinken. Een ander verbleef tijdelijk in een woonvoorziening van Parnassia. Tenslotte heeft één van de respondenten momenteel wekelijks individuele en groepstherapie bij Parnassia. De respondenten ontvangen of ontvingen daarnaast ondersteuning van Palier, PsyQ, maatschappelijk werk en van de gemeente door middel van schuldhulpverlening. Zij geven aan tevreden te zijn over deze ondersteuning.
7
PsyQ biedt specialistische en toegankelijke hulp voor mensen met psychische problemen.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
18
LIMOR De respondenten geven aan dat ze bij de volgende zaken geholpen worden: - hulp bij organiseren en onderhouden van administratie en financiën; - hulp bij het wegwerken van schulden; - hulp met contact met instanties; - hulp bij het wegwijs worden met de sociale kaart van de gemeente; - hulp bij zelfvertrouwen; - hulp bij het plannen van activiteiten, stap voor stap; - inzicht geven in de consequenties van het (niet) ondernemen van stappen. De respondenten krijgen vooral hulp bij hun administratie en financiën. De begeleiders maken schema’s en lijstjes van de inkomsten en uitgaven en de mogelijkheden om te reserveren voor toekomstige uitgaven. Eén van de respondenten vertelt: ‘Mijn begeleidster maakt schema’s voor mij voor het bijhouden van mijn financiën, dat vind ik zo fijn’. Een ander vertelt dat twee stagiaires al zijn papieren ordenden binnen drie uur. Dat heeft hem enorm geholpen. De begeleiders moeten maatwerk leveren voor elke cliënt. De respondenten hebben allemaal een verschillende achtergrond, met of zonder een ziektebeeld, en hebben ook diverse problemen. Een gedeeld probleem van de respondenten is de problematiek rondom administratie en financiën. Eén van de respondenten geeft aan dat LIMOR hem ook helpt bij zijn zelfvertrouwen. Hij vertelt dat hij daardoor anders in zijn werkloosheid staat en ook gegroeid is. Hij vat het als volgt samen: ‘LIMOR is er voor me, maar ze nemen het niet over. Ze geven me handvatten’. LIMOR helpt cliënten (soms) ook met hun schulden. Zo heeft één van de begeleiders geholpen met de schuldsanering. De respondent kon in een keer van zijn schuld afkomen als hij nu 5.000 euro zou betalen. Zijn begeleider heeft toen fondsen aangeschreven en samen met wat eigen geld loste hij de schuld in één keer af. De respondenten zijn uiterst tevreden over de begeleiders van LIMOR. Een aantal bewoordingen voor hen zijn: ‘Het zijn goede begeleiders, ze doen het goed en het contact is goed afgestemd op mijn ziekte’. Eén van hen geeft aan dat hij het persoonlijke contact als heel positief ervaart. Een ander vertelt dat als hij belt naar LIMOR, hij altijd heel goed geholpen wordt. Ook als zijn vaste begeleider er niet is.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
19
De respondenten geven aan dat zij bij LIMOR leren om weer zelfstandig te leven. Het bevalt hen prima. Begeleiders van LIMOR maken samen met de cliënt een begeleidingsplan. De respondenten vertellen dat hierin de doelen worden vastgelegd voor de korte en lange termijn en dat deze periodiek worden besproken. De respondenten geven aan dat ze zelf veel inspraak hebben bij het opstellen van dit plan en dat duidelijk wordt aangegeven wat LIMOR voor ze kan betekenen hierbij. Samenvattend zijn alle respondenten uiterst tevreden over LIMOR. Een aantal uitingen hiervan zijn: ‘LIMOR is menselijk, zakelijk en praktisch.’ ‘Ze doen goed hun best, het gaat heel goed.’ ‘Ze doen hartstikke hun best voor je.’ Minpunten LIMOR Er zijn een tweetal minder goede ervaringen aan de orde gekomen. Ten eerste is dat de doorstroom van begeleiders. Bijna alle respondenten hebben meerdere begeleiders gehad. Eén van de respondenten geeft aan wat pech te hebben met de begeleiders bij LIMOR, hij begint nu al aan zijn vierde begeleider. Hij geeft aan dat toen zijn eerste begeleidster wegging, er geen moment is geweest om afscheid te nemen en dat vond hij niet prettig. Een ander geeft aan ook vaak wisseling van begeleiders te hebben meegemaakt, maar hij geeft aan dat het begeleidingsplan een goede manier is om dit te ondervangen. Een tweede punt is dat één van de respondenten niet wist dat zijn zelfstandige woning van LIMOR tijdelijk was. Hij wist niet dat hij in een doorstroomwoning verbleef. Hij kan er nu nog wel ongeveer 2 jaar blijven maar zal dan toch weer naar een ander huis moeten. Samenhang zorg De respondenten hebben in het verleden of momenteel te maken met verschillende instellingen waar zij ondersteuning van ontvangen. Het contact tussen LIMOR en de verschillende instellingen is volgens de respondenten goed. Eén van hen vertelt dat het contact tussen Parnassia en LIMOR heel goed is. En ook tussen LIMOR en de gemeente is het contact goed. Het contact tussen de instellingen voordat ze bij LIMOR kwamen, was minder goed. Zo vertelt één van de respondenten dat de Kessler Stichting niet blij was dat hij ook bij Palier was voor ondersteuning. Zij vonden dat er nu twee partijen waren die zijn belangen behartigden, dat vonden ze niet handig. Een ander vertelt dat het contact tussen de verschillende instellingen, bijvoorbeeld Parnassia, de huisarts, maatschappelijk werk en de woningcorporatie erg slecht is. Hij was omgeven door hulpverleners maar toch kon een SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
20
rekening van 115 euro een schuld worden van 2.800 euro. Aangezien hij in een woonvorm van Parnassia verbleef, werd de rekening niet betaald en niemand van de hulpverlening greep in! Hij stelt voor dat iemand dan de verantwoordelijkheid neemt, bijvoorbeeld een casemanager. Onafhankelijkheid De respondenten vinden het belangrijk om een mate van onafhankelijkheid te hebben. Dit krijgen ze bijvoorbeeld door een auto, door niet steeds hun hand op te houden bij familie of vrienden en door de ondersteuning van LIMOR. Eén van de respondenten geeft aan dat de ondersteuning het doel moet hebben om mensen weer zelfstandig te laten leven. Om mensen handvatten te geven en niet bij het handje houden. ‘Ik heb nu nog even ondersteuning nodig, maar als ik mijn doelen heb gehaald, wil ik afscheid nemen’. Terugval De respondenten hebben soms nog wel eens een terugval. Voor sommigen betekent dit dat ze toch weer in de schulden terechtkomen en weer opnieuw naar al hun financiën moeten kijken. Dit kan naast praktische problemen ook (weer) psychische problemen veroorzaken. Zo geeft één van de respondenten aan dat hij het allemaal goed op orde had toen hij een WW-uitkering had, maar dat hij bij de overgang naar de bijstand opeens twee maanden geen bijstand kreeg en al zijn reserves weg waren. Dat vond hij zo vervelend dat het echt weer even helemaal mis ging. Bij anderen gaat het vooral om een emotionele en psychische terugval. Soms zorgt een stabiele situatie ervoor dat lang opgekropte emoties opeens naar boven komen. Zo vertelt één van de respondenten: ‘Toen ik eenmaal zelfstandig ging wonen, kwam al het verdriet en de angst naar boven van toen ik nog op straat woonde. Toen dronk ik dit weg, nu niet en nu komt het hard binnen.’ 3.5
Dagbesteding
De respondenten hebben geen van allen betaald werk. Eén van hen doet momenteel vrijwilligerswerk voor drie dagen in de week. Hij bezorgt maaltijden bij ouderen. Hij geeft aan dat hij het momenteel bij vrijwilligerswerk houdt. ‘Dat is toch luchtiger. Ik heb natuurlijk ook wel bepaalde verantwoordelijkheden maar het geeft toch minder druk.’ Een ander geeft hem groot gelijk. Hij geeft aan dat het verstandig is om eerst vrijwilligerswerk te doen en dan pas betaald werk. ‘Je moet het niet onderschatten: je huis kwijt raken, schulden, psychische problemen, je moet allerlei instanties langs, het hele circus, dit alles is soms net een werkweek’. SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
21
Volgens hem moet je eerst je problemen hebben opgelost voordat je echt weer gaat werken, anders ben je snel weer terug bij af. Dat zien we bij meer mensen terug. Twee respondenten willen in de nabije toekomst wel graag vrijwilligerswerk doen, ook als opstap naar eventueel betaald werk maar willen eerst een stap verder zijn in hun behandelplan. Zij zetten momenteel stappen om aan het werk te gaan als vrijwilliger. Eén van hen wil werken bij Ipse de Brugge gehandicaptenzorg, of bij de bibliotheek. De ander gaat in het najaar een cursus volgen, via de VVE, vereniging voor ervaringsdeskundigen om voor LIMOR als ervaringsdeskundige te gaan werken. Weer een ander geeft aan dat hij graag scholing wil om weer aan een baan te komen. Daar zou hij graag hulp bij krijgen. De meeste vormen van dagbesteding van de respondenten zijn individueel gericht. Zo sporten een aantal mensen graag, ze doen aan fitness. Ook besteden twee mensen veel tijd achter de computer. Weer een ander fietst en wandelt graag in het park. Hij geeft aan dat hij het moeilijk vindt om met andere mensen in contact te komen. Naar een buurthuis gaan is een stap te ver. Dat is misschien voor later. Tenslotte ontvangt één van de respondenten dagbesteding van Palier. Hier ontmoet hij andere mensen en kan hij sporten. 3.6
Toekomst
De respondenten zijn allen bezig met hun idee voor de toekomst. Ze willen in de toekomst graag weer zelfstandig wonen zonder begeleiding. Voor de één is dit al iets dichterbij dan voor de ander. Om de wens van dit zelfstandige ‘normale leven’ te vervullen, hebben zij een aantal zaken nodig. Vier van de vijf respondenten geeft aan dat eerst hun schulden weggewerkt moeten worden voordat zij gaan zoeken naar een eigen woning. Ook een betaalde baan lijkt voor hen af te hangen van het wegwerken van de schuld. Eén van de respondenten hoopt binnen drie of vier jaar een eigen woning te hebben. Hij denkt dat zijn schuldhulpverlening dan over is. Schulden, een eigen huis en een betaalde baan lijken voor de respondenten onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn. Pas na het wegwerken van de schulden komt het zoeken naar een eigen huis en naar een betaalde baan. Voor twee van de respondenten is hun psychische gesteldheid ook een belangrijke factor voor het zelfstandige ‘normale’ leven wat zij ambiëren. ‘Ik moet eerst wat stabieler zijn voordat ik weer zelfstandig kan wonen.’ De ander vertelt dat het huis van LIMOR voor een periode van drie jaar is en dat dit voor hem betekent dat hij hier nog een jaar kan blijven. Hij is al wel rustig aan het kijken voor een andere woning via de sociale woningbouw. Maar hij moet eerst de therapie afwachten/afmaken en kan dan pas een ander huis gaan zoeken. Als hij een ander huis
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
22
krijgt, verwacht hij dat nog steeds ambulante woonbegeleiding voor zolang dat nodig is van LIMOR krijgt. Eén van de respondenten verwoordt zijn toekomstbeeld als volgt: ‘Ik wil gelukkig worden en op den duur LIMOR niet meer nodig hebben.’ 3.7
Gemeentelijk beleid toegang en zorg centraal in de samenleving
De gemeente Rijswijk is vanuit de Wmo verantwoordelijk voor de preventie en nazorg van mensen met psychische en/of verslavingsproblemen. De gemeente Rijswijk heeft hiervoor samen met andere regiogemeenten en centrumgemeente Den Haag opvangvoorzieningen, preventie- en nazorgactiviteiten ingekocht. Ook zijn zij verantwoordelijk voor het signaleren en toeleiden van mensen naar zorg. Aan de respondenten is de vraag gesteld hoe je mensen bereikt die zelf nog niet door hebben dat ze hulp nodig hebben. Zij geven aan dat dit heel lastig is, mensen willen geen hulp vragen en als ze dit doen, is het vaak te laat. ‘Je moet eerst je huis uitgezet worden voordat je door hebt dat je echte problemen hebt.’ ‘Hulp vragen is moeilijk, pas als het echt fout gaat, trek je aan de bel en dan is al te laat.’ Een tweetal respondenten geeft aan dat het toeleiden van mensen, wanneer ze eenmaal hulp willen, naar de juiste zorg en ondersteuning wel verbeterd kan worden. De communicatie tussen zorgverleners, bijvoorbeeld tussen huisarts, maatschappelijk werk, ggz-instellingen, de gemeenten en de woningbouwvereniging kan veel beter. Eén van de respondenten ervoer zelf dat hij omgeven was door hulpverleners maar dat niemand de verantwoordelijkheid nam en hij uiteindelijk dieper in de problemen kwam. Meer zeggenschap voor de hulpverleners en een verantwoordelijke partij kunnen hierin een groot verschil maken. De gemeente heeft expliciet de vraag gesteld in hoeverre de respondenten hun dagbesteding ook midden in de samenleving willen besteden, bijvoorbeeld in een buurt of wijk. De aanwezige respondenten willen allemaal in de toekomst zelfstandig wonen en hopen op een betaalde baan of vrijwilligerswerk. Zij staan momenteel echter niet midden in de lokale gemeenschap en zien dit ook nog niet heel snel gebeuren. Zo geeft één van de respondenten aan dat hij na zijn therapie hoopt weer naar een buurthuis te gaan. Hij heeft moeite met contact leggen en doet dit daarom niet. Anderen geven aan nu druk bezig te zijn met hun doelen en willen eerst hun schulden wegwerken en alles op orde hebben voordat ze naar een andere woning en dagbesteding in de gemeenschap gaan zoeken.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
23
3.8
Aanbevelingen vanuit de cliënten van LIMOR
Meerdere respondenten geven aan dat zij de werkwijze bij de gemeente, voor het aanvragen van een uitkering bijvoorbeeld, onhandig en vreemd vinden. Dit kan alleen via internet. Persoonlijk contact is volgens één van hen erg belangrijk en niet pas na drie maanden, dat duurt volgens hem te lang. Op die manier worden zij voor de medewerkers ook meer dan een nummer. Daarnaast is een computer of een internetaansluiting voor een deel van de inwoners, waaronder zijzelf, niet vanzelfsprekend. Ook computervaardigheden ontbreken bij sommige mensen, geeft één van hen aan. Zo heeft hij in een week dat hij zelf elke dag bij de gemeente moest zijn, gezien dat een oudere mevrouw dagelijks naar de computer gestuurd werd zonder enige vorm van hulp of ondersteuning om een aanvraag te doen. Eén van de respondenten had na zijn detentie in het buitenland grote opstartproblemen. Hij was zijn huis kwijt, hij moest weer aan mensen en normale relaties wennen en hij had meteen een hoge schuld en dan moet je ook nog eens drie maanden wachten op een uitkering. Dan worden de schulden alleen maar hoger. Kan dat niet sneller? De subsidie voor de bibliotheek is verminderd waardoor één van de respondenten zijn baan kwijt raakte. Hij vindt het raar dat er wel geld is voor kerktorens en niet voor een bibliotheek. Op die manier kom ik ook zo snel weer in de problemen. Hij wil dat de gemeente goed kijkt naar de maatschappelijke functie van de bezuinigingen die ze doet. De sociale dienst van de gemeente Rijswijk reikt volgens één van de respondenten maar een beperkt aanbod aan mogelijkheden aan waar je gebruik van kan maken. Volgens hem moet je heel assertief zijn om de andere opties te weten en te verkennen. Hij hoopt dat dit anders wordt zodat minder assertieve mensen ook gebruik kunnen maken van alle opties die er zijn.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
24
4
Conclusie Opzet onderzoek De gemeente Rijswijk heeft met de opdracht van dit tevredenheidsonderzoek een ambitieus doel gesteld. Dit toont een belangstelling in de vaak vergeten doelgroepen van de Wmo die zeer te waarderen is. Het zijn echter heel moeilijk in beeld te brengen doelgroepen. Desalniettemin verdienen deze doelgroepen de aandacht van beleidsmedewerkers van gemeenten, omdat de gemeente het vangnet is voor deze kwetsbare groepen. Om tot huiskamer- en locatiegesprekken te komen met de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo zijn diverse stappen ondernomen. Ten eerste heeft de gemeente Rijswijk een lijst gemaakt met adressen en telefoonnummers van organisaties die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de genoemde doelgroepen. De contactpersonen van deze organisaties hebben daarna een introductiemail ontvangen waarin het doel en de opzet van deze gesprekken nader is toegelicht. Hierbij werd aangegeven dat zij binnenkort benaderd konden worden door SGBO. Ten slotte heeft SGBO de contactpersonen van LIMOR en RIBW Fonteynenburg gesproken met de vraag om medewerking te verlenen voor het organiseren van huiskamer- en locatiegesprekken. We hebben voor dit onderzoek in totaal twee huiskamer- en locatiegesprekken gevoerd en drie telefonische interviews afgenomen. RIBW Fonteynenburg De twee respondenten hebben een verschillende achtergrond, maar ze hebben hetzelfde trauma en ook dezelfde verslavingsproblematiek. Ze krijgen ook diverse vormen van begeleiding, zowel vanuit RIBW als vanuit Brijder en Palier. Eén van hen heeft momenteel dagbesteding bij Palier, de ander niet vanwege een recente val en de revalidatie. Ze willen beiden in de toekomst betaald werk en één van hen zou hier graag wat meer hulp bij willen. De respondenten zijn tevreden over de begeleiders op locatie maar ze zijn niet onverdeeld tevreden over hun individueel begeleider. Hun toekomstperspectief is huisje, boompje, beestje met een betaalde baan. Ze willen beiden weer een ‘normaal’ leven leiden. Ze hebben beiden een andere aanpak om daar te komen, maar een voorwaarde voor hen beide is dat ze hun verslaving onder controle hebben. De sleutel tot succes blijkt voor één van hen de Ib’er te zijn en de vaste rol die hij speelt in het leven van de respondent. De respondenten willen in de toekomst graag hun dagbesteding midden in de samenleving besteden, bijvoorbeeld in een buurt of wijk. Bij betaald werk en een eigen woning past dan ook deelname aan de buurt of wijk via een buurthuis. Om door te stromen naar een meer zelfstandige woonvorm wil één van hen eerst al zijn schulden kwijt zijn. De begeleiders geven daarnaast aan dat het nog best lastig is om een geschikte
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
25
woonvorm voor hun cliënten vinden. Een cliënt wacht nu al meer dan een half jaar op een geschikte woning. De respondenten ontvangen momenteel intramurale begeleiding en hebben weinig te maken met de komende veranderingen van de AWBZ-begeleiding. Ze zijn hier wel van op de hoogte. LIMOR De respondenten hebben een verschillende achtergrond, maar ze hebben bijna allemaal hun huis verloren. Hierna volgde een lang traject met voor de één iets meer tussenstations dan voor de ander, maar ze zijn allemaal bij LIMOR terechtgekomen. De thuisbegeleiding helpt hen vooral met de financiën en de administratie, maar ook om contact met organisaties te leggen en natuurlijk om weer zelfstandig te leren wonen. Een aantal respondenten ontvangt hiernaast nog ondersteuning van schuldhulpverlening of van Parnassia. Eén van de vijf respondenten heeft momenteel vrijwilligerswerk. De anderen hebben wel een wens om vrijwilligerswerk te doen, maar betaald werk is nog een stap te ver voor de meesten. Ze willen eerste hun leven meer op orde hebben voordat ze gaan werken. Hun toekomstbeeld bestaat uit een leven zonder schulden, een zelfstandige woning en geen ondersteuning meer vanuit LIMOR. Schulden, een eigen huis en een betaalde baan lijken voor de respondenten onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn. Pas na het wegwerken van de schulden komt het zoeken naar een eigen huis en naar een betaalde baan. Voor twee van de respondenten is hun psychische gesteldheid ook een belangrijke factor voor het zelfstandige ‘normale’ leven wat zij ambiëren. De respondenten zijn allemaal erg tevreden over LIMOR en de begeleiders. Soms is het jammer dat er zo veel wisselingen van begeleider zijn, maar dat wordt vaak goed opgelost door het begeleidingsplan. De respondenten ontvangen momenteel extramurale begeleiding en vallen straks dus onder de komende veranderingen van de AWBZ-begeleiding naar de Wmo. Ze zijn hier echter nauwelijks van op de hoogte. Hoofdvraag Samenvattend kunnen we de hoofdvraag: ‘Op welke wijze kan de ondersteuning aan de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 worden ingevuld en/of worden verbeterd? Teneinde de doelgroep beter van dienst te zijn bij het terugnemen van de regie over het eigen leven?’ als volgt beantwoorden: De ondersteuning aan de doelgroepen wordt momenteel goed ingezet. Van belang blijkt een persoonlijke relatie tussen begeleider en cliënt en goede afspraken rondom het begeleidings- of behandelplan. Dagbesteding neemt een belangrijke plaats in om naar een meer zelfstandig leven te gaan waarbij men zelf weer de regie heeft. Hier kan nog het een
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
26
en ander worden verbeterd. Jobcoaching voor deze specifieke doelgroep kan hierbij een rol spelen. Het belang van een integrale aanpak van problematiek wordt door dit onderzoek bevestigd.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
27
5
Aanbevelingen Hieronder doen wij een aantal aanbevelingen. Signaleren Hoewel de respondenten aangeven dat het bereiken van mensen die (nog) geen hulp zoeken erg lastig is en dat het vaak wachten is totdat iemand ‘rock bottum’ bereikt, zijn er wel andere opties om mensen beter en/of eerder te signaleren. Er kan (nog) meer geïnvesteerd worden in het bereiken van mensen achter de voordeur en de opvolging hiervan. Zodra er een huurschuld is van twee maanden zou de woningcorporatie meteen langs kunnen gaan of een instantie vragen dit te doen. Ook bij schulden op het gebied van gas en licht. Dat betekent dat er afspraken gemaakt moeten worden met de woningcorporaties en de energiemaatschappijen. Het moet niet alleen bij eenmalig contact blijven, het is belangrijk om dit op te volgen door later nog eens langs te gaan. Woningcorporaties lopen ook aan tegen verwaarlozing en wanbetaling, ook dan kan een instelling als RIBW of LIMOR ingeschakeld worden. Daarnaast speelt de huisarts een belangrijke rol. Die krijgt vaak de eerste signalen dat er iets aan de hand is. Toch verwijst een huisarts vaak laat of niet door. Enerzijds kan dit zijn omdat ze niet genoeg kennis hebben van de problematiek, anderzijds omdat ze niet weten waar ze mensen voor welke problemen naar toe moeten sturen. Zorg als gemeente dat huisartsen een centrale rol krijgen in, noem het maar even, de binnenste zorgkring van burgers. Hiervoor kunt u periodiek een sociaal café organiseren voor professionals in dit veld waar zij ook bij zijn of u betrekt ze bij het signaleringsoverleg. Zij of hun praktijkondersteuners moeten op de hoogte zijn van de sociale kaart en de mogelijkheden die zij hebben om iemand door te verwijzen. Wetende dat mensen niet meteen om hulp vragen als je ze benadert, ligt hier wel een kans om de ingang tot zorg en hulpverlening, wanneer men er wel aan toe is, te vergemakkelijken. Samenwerking diverse partijen Cliënten hebben het gevoel dat de hulpverlening pas in actie komt wanneer je al over de rand bent gevallen. Vanuit het perspectief van zelfredzaamheid en regie over je leven en de kostenbeheersing van de zorg is het niet wenselijk om zorg (te) laat in te schakelen. Voor een deel zijn hulpverleners afhankelijk van de cliënt, zolang deze geen hulp wil, is het moeilijk om iets te doen. Maar zodra de eerste signalen voor acceptatie van de hulp er zijn, moet er meteen actie ondernomen worden. Een verbeterde signalering kan hierbij een eerste stap zijn. Ook kan u (of de centrumgemeente) als regisseur het belang van verdere samenwerking onderstrepen en afspraken maken over verantwoordelijkheid en casemanagers. Integraliteit binnen interne organisatie gemeente De doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 hebben vaak te maken met meervoudige problematiek die elkaar onbedoeld en soms onbewust kan versterken. Het is daarom niet alleen van belang dat instanties en hulpverleners goed met elkaar samenwerken en communiceren maar dat dit ook bij de gemeente gebeurt. Ontsluit daarom zoveel
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
28
mogelijk de cliëntbestanden in het sociale domein. Wie heeft er zowel een uitkering als een Wmo-voorziening en maakt ook gebruik van schuldhulpverlening? Zodra beter in beeld is wanneer er sprake is van multiproblematiek worden de gevolgen van stopzetten uitkering of een wachttijd voor schuldhulpverlening beter overzien. Voor een deel van deze cliënten betekent uitstel van bijvoorbeeld een uitkering, nog grotere problemen. Dit kan een financiële terugval betekenen, maar soms ook een emotionele en psychische terugval, waardoor cliënten nog verder in de problemen raken. Een andere prangende reden om meer integraal te werken en bestanden te ontsluiten is de naderende decentralisatie. Vanaf 2013 (nieuwe cliënten) en 2014 (bestaande cliënten) wordt de AWBZ begeleiding gedecentraliseerd naar de Wmo. Hiermee komen nieuwe klantgroepen op de gemeente af. Met een deel van deze mensen bent u al bekend via het sociale domein van de gemeente, bijvoorbeeld via de Wwb of schuldhulpverlening. Anderen maken ook al gebruik van huidige Wmo-voorzieningen. Deze vormen van ondersteuning kunnen elkaar versterken, maar dat hoeft niet. Vanuit de Wmo, anders dan de AWBZ, moeten burgers met een ondersteuningsvraag gecompenseerd worden. Om deze nieuwe klantgroepen, waarvan een deel al bekend is in het sociale domein, goed te bedienen is een integrale aanpak de meest logische. Werkplein8 Het verdient de aanbeveling om, zeker voor kwetsbare mensen, de aanvraag voor een uitkering meer gebruiksvriendelijk te maken. Dit kan enerzijds door goed getrainde baliemedewerkers die soms een helpende hand bieden aan mensen die het niet alleen kunnen. Anderzijds door bij deze groepen sneller9 een persoonlijk gesprek in te plannen zodat al snel duidelijk is wat de problematiek is en wat de handigste en efficiëntste manier is om iemand te helpen. Bedenk dat een deel van de mensen in uw Wwb-bestand een psychische achtergrond heeft. Dagbesteding Uit gesprekken met beide doelgroepen blijkt dat werk, betaald of vrijwillig, een onderdeel is van de toekomstvisie van het ‘normale’ leven. Voor sommigen is dit niet eenvoudig te bereiken, zij zouden graag ondersteuning willen bij het zoeken naar een baan of een opleiding om de kans hierop te vergroten. Er lijkt ook een potentiële groep van werkzoekenden (vrijwilligerswerk) te zijn die momenteel (nog) geen dagbesteding heeft. Als gemeente kunt u een intensievere samenwerking tussen het werkplein en LIMOR en RIBW waarborgen, teneinde deze mensen aan een meer zelfstandig ‘normaal’ leven te helpen. Uitstroom
8 9
De gemeente wil benadrukken dat het werkplein van het UWV is en het Rijswijks Werkcentrum van de gemeente is. De gemeente wil benadrukken dat de werkwijze gemiddeld genomen sneller is dan de cliënten aangeven, uitzonderingen daargelaten. Als voorbeeld noemt de gemeente de periode die zit tussen aanmelding voor een uitkering en de datum van uitbetaling. De normale procedure is dat hier max. 3 weken tussen zit. Het kan zijn dat dit langer moet worden omdat de cliënt bepaalde gegevens niet aanlevert. Hij krijgt dan een hersteltermijn. Echter, als er 4 weken verlopen zijn na aanmelding wordt er al een 90%-uitkering toegekend.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
29
Om uitstroom van mensen in een beschermd wonen locatie naar een zelfstandige woning te bevorderen, kunt u afspraken maken met woningcorporaties over beschikbare plaatsen voor de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9. Het idee is dat er zo altijd ruimte is om mensen vanuit woonvoorzieningen, zoals de maatschappelijke opvang of beschermd wonen, in een woning te plaatsen. Dit is niet alleen goed voor de cliënten, maar ook voor de doorstroom van de woonvoorzieningen. Transitie AWBZ-begeleiding De naderende decentralisatie van de functie extramurale begeleiding geeft naast een aantal moeilijke beslissingen, omdat er tegelijk bezuinigd moet worden, ook een aantal kansen. Gemeenten gaan de komende tijd op zoek naar slimme constructies, zoals diverse vormen van begeleiding onder één noemer scharen door middel van één organisatie met één begeleider. Of een deel begeleiding individueel naar begeleiding groep omzetten. Gemeenten zullen ook kijken of ze in samenwerking begeleiding kunnen inkopen bij minder verschillende zorgaanbieders. De gemeente Rijswijk kan kijken of woonbegeleiding eerder ingezet kan worden zodra er duidelijk is dat er problemen zijn bij mensen, voordat allerlei problemen zich opstapelen en er veel meer zorg ingezet moet worden. Nu moet er vaak nog lang gewacht worden op een indicatie. Als de gemeente zelf verantwoordelijk is, kan zij ook het proces van indicatiestelling onder de loep nemen. Ook kan er gekeken worden of dagbesteding in een buurthuis gecombineerd kan worden met een wijkcentrum waar verschillende organisaties op het terrein van wonen, zorg en welzijn gehuisvest zijn. Er zijn al voorbeelden in het land, zoals een wijkwinkel of wijkcentrum. Binnen zo’n wijkcentrum signaleren de professionals en door goede samenwerking met de diverse partijen leiden ze zo ook mensen makkelijker toe naar zorg. Continuïteit van begeleiders en een goede klik tussen cliënt en begeleider blijken succesfactoren voor het succes van de hulpverlening. Het is van groot belang om te kijken voor welke groepen welk soort begeleiding het beste individueel kan blijven bestaan en door dezelfde organisatie en zelfs dezelfde begeleider kan worden gecontinueerd. Kijk of er slimme combinaties gemaakt kunnen worden tussen de verschillende vormen van begeleiding. Bijvoorbeeld dat de thuisbegeleiding ook jobcoaching kan doen, et cetera.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
30
6
Bijlage 1: Topiclijst Topiclijst Donderdag 31 mei: gesprek cliënten RIBW Fonteynenburg Maandag 18 juni: gesprek cliënten LIMOR Achtergrond/situatie •
Leeftijd
•
Gezinssamenstelling
•
Werk en vrijwilligerswerk
•
Opleiding
•
Voorgeschiedenis en achtergrond
Instroom •
Hoe heeft men uiteindelijk hulp gekregen?
•
Hoe bent u erachter gekomen dat u ondersteuning kon krijgen? Was de informatie hierover makkelijk toegankelijk?
•
Hoe lang al in hulpverleningstraject/ondersteuningstraject?
•
Had u keuzevrijheid waar u zich wilde vestigen in de opvangvoorziening?
Invulling dagelijkse bezigheden •
Huidige leefsituatie?
•
Welke behoeften op de leefgebieden financiën, huisvesting, arbeid en inkomen, zorg en dagbesteding? Sluit het aanbod aan dagbestedingsactiviteiten aan bij de behoefte en bij de problemen?
Invulling ondersteuning •
Gebruik van (verschillende vormen van) ondersteuning
•
Soort ondersteuning: informatief? En/of emotioneel?
•
Beoordeling ondersteuning en aanbod ondersteuning, verbeterpunten
•
Heeft u een casemanager die alles overziet en contact heeft met de verschillende hulpverleners in de keten? (indien van toepassing)
Doorstroming en nazorg •
Welke zaken regelen om op zelfstandige voet verder te leven? Hoe is de uitstroom geregeld en wat is daarvoor nodig? Wat wilt u in de toekomst? Wat is er nodig om succesvol door te kunnen stromen naar (meer) zelfstandige woonvormen?
•
Is er sprake van nazorg? Heeft u daar al eens mee te maken gehad? Wat voor nazorg is er volgens u nodig?
•
Zou men bezigheden binnen de lokale gemeenschap willen, zo ja wat, zo nee waarom niet? Het gaat om zowel vrije tijd als dagbesteding. Wat is er mogelijk vanuit de doelgroep gezien? Zouden ze vrijwilligerswerk willen doen samen met andere
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
31
groepen in de samenleving, zouden ze het accepteren als dagbesteding in de wijk wordt geplaatst, wellicht in samenhang met andere activiteiten? Benaderen andere mensen die nog niet in zicht zijn •
Wat betreft de mensen die nog niet zover zijn. Dit zijn de mensen die we nog moeten bereiken, ze zijn juist nog afwerend naar hulpverlening. Of hebben nog niet door dat ze hulp nodig hebben. Hoe bereik je die? Hebben ze vanuit zichzelf tips en trucs? Wat was bij hun de reden om uiteindelijk hulp te accepteren?
Overig •
Veranderingen van AWBZ-begeleiding. Wat zijn verwachtingen? Weten ze er wat van af? Zijn ze bang dat ze begeleiding kwijtraken en wat zijn hier de gevolgen van? Levert dit een belemmering op? Bijvoorbeeld voor de doorstroming naar een andere voorziening of woning?
•
Welke verwachtingen heeft u van de gemeente?
•
Heeft u nog tips of verbeterpunten voor de gemeente?
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
32
7
Bijlage 2: Toelichting op de prestatievelden 7, 8 en 9 Prestatieveld 7: het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. • Maatschappelijke opvang: Maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door één of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. • Vrouwenopvang: Onder vrouwenopvang wordt begrepen het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld en het beleid ter bestrijding van huiselijk geweld. Dit beleid richt zich niet alleen op vrouwen, maar dient ook op ouderen, mannen en kinderen gericht te zijn. Prestatieveld 8: het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. • OGGZ: Onder het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) wordt verstaan: het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Prestatieveld 9: het bevorderen van verslavingsbeleid. • Ambulante verslavingszorg: Ambulante verslavingszorg doelt op activiteiten bestaande uit ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen, en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van overlastbestrijding van overlast door verslaving.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
33